Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
31 MEI 2017. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van Titel X/1 betreffende het herstel van de schade veroorzaakt door landbouwrampen van het Waalse Landbouwwetboek(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-07-2017 en tekstbijwerking tot 19-07-2021)
Titre
31 MAI 2017. - Arrêté du Gouvernement wallon exécutant le Titre X/1 relatif à la réparation des dommages causés par des calamités agricoles du Code wallon de l'Agriculture(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 07-07-2017 et mise à jour au 19-07-2021)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (38)
Texte (38)
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen
CHAPITRE Ier. - Définitions
Artikel 1. Dit besluit waarborgt de naleving van de bepalingen van de hoofdstukken I en III, en meer bepaald de artikelen 25, 26 en 30 van Verordening (EG) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën tegemoetkoming in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L.193, 1 juli 2014, blz.1-75) en van de latere bepalingen tot aanvulling of wijziging van bedoelde Verordening.
Article 1er. Le présent arrêté s'inscrit dans le respect des dispositions du chapitre Ier et III, et plus particulièrement les articles 25, 26 et 30, du Règlement (UE) n° 702/2014 de la Commission du 25 juin 2014 déclarant certaines catégories d'aides, dans les secteurs agricole et forestier et dans les zones rurales, compatibles avec le marché intérieur, en application des articles 107 et 108 du traité sur le fonctionnement de l'Union européenne, publié au Journal officiel de l'Union européenne le 1er juillet 2014 sous la référence "JO L 193 du 1.7.2014, p. 1-75", et des dispositions ultérieures complétant ou modifiant ledit Règlement.
Art.2. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de administratie : de administratie in de zin van artikel D.3, 3°, van het Wetboek;
  2° de gemeentelijke commissie: de gemeentelijke commissie voor de vaststelling van schade bedoeld in artikel D.260/4, § 2, van het Wetboek;
  3° het Wetboek : het Waalse landbouwwetboek;
  4° de interne specialist: de deskundige van de administratie, die tijdelijk wordt aangesteld voor het onderzoek en de beoordeling van de schade [1 of voor de totstandkoming van de beslissing tot toekenning van de hersteltegemoetkoming bedoeld]1 in dit besluit;
  5° de externe specialist: de onafhankelijke specialist, natuurlijke of rechtspersoon, aangewezen door de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde, belast met het onderzoek en de beoordeling van de schade en [1 voor de totstandkoming van de beslissing tot toekenning van de hersteltegemoetkoming bedoeld]1 in dit besluit;
  6° het Instituut: het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België bedoeld in het koninklijk besluit van 31 juli 1913 houdende oprichting als wetenschappelijke instelling van het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België.
  
Art.2. Au sens du présent arrêté, on entend par :
  1° l'administration : l'administration au sens de l'article D. 3, 3°, du Code;
  2° la commission communale : la commission communale de constat des dégâts visée à l'article D.260/4, § 2, du Code;
  3° le Code : le Code wallon de l'Agriculture;
  4° l'expert interne : le spécialiste de l'administration, affecté temporairement à l'examen et l'évaluation du dommage [1 ou à l'élaboration de la décision relative à l'octroi de l'aide à la réparation visée ]1 par le présent arrêté;
  5° l'expert externe : le spécialiste indépendant, personne physique ou morale, désigné par le directeur général de l'administration ou son délégué, chargé de l'examen et de l'évaluation du dommage ou [1 l'élaboration de la décision relative à l'octroi de l'aide à la réparation visée]1 par le présent arrêté;
  6° l'Institut : l'Institut royal météorologique de Belgique, visé par l'arrêté royal du 31 juillet 1913 portant constitution en établissement scientifique de l'Institut royal météorologique de Belgique.
  
HOOFDSTUK II. - Procedure voor de erkenning van de landbouwramp
CHAPITRE II. - Procédure de reconnaissance de la calamité agricole
Art.3. Om erkend te worden, moet de landbouwramp aan de volgende criteria voldoen:
  1° in geval van natuurverschijnsel met een uitzonderlijk karakter of een uitzonderlijke hevigheid bedoeld in artikel D.260/1, 2°, a), van het Wetboek, behoort het verschijnsel tot de in bijlage 1 vermelde lijst;
  2° in geval van massieve en onvoorzienbare werking van schadelijke organismen bedoeld in artikel D.260/1, 2°, b) van het Wetboek of van ziekte of vergiftiging met een uitzonderlijk karakter bedoeld in artikel D.260/1, 2°, c) van het Wetboek, wordt ze opgespoord op het grondgebied van het Gewest over een voorafgaandelijke periode van tien jaar;
  3° het totaalbedrag van de landbouwschade per landbouwramp is hoger dan 1.500.000 euro;
  4° het gemiddelde bedrag van de landbouwschade per begunstigde is hoger dan 7.500 euro.
  De geëvalueerde schade vertegenwoordigt minstens 30 % van de gemiddelde jaarlijkse productie van de begunstigde gebaseerd op de drie voorafgaande jaren of van een driejaarlijks gemiddelde gebaseerd op de vijf voorafgaande jaren, de jaren met het hoogste en het laagste inkomen niet meegerekend.
Art.3. Pour être reconnue, la calamité agricole répond aux critères suivants :
  1° en cas de phénomène naturel de caractère ou d'intensité exceptionnels visé à l'article D.260/1, 2°, a), du Code, le phénomène appartient à la liste établie à l'annexe 1;
  2° en cas d'action massive et imprévisible d'organismes nuisibles visée à l'article D.260/1, 2°, b), du Code ou de maladie ou d'intoxication de caractère exceptionnel visée à l'article D.260/1, 2°, c), du Code celle-ci est détectée sur le territoire de la Région sur une période de dix ans qui précède;
  3° le montant total des dégâts agricoles par calamité agricole est supérieur à 1.500.000 euros;
  4° le montant moyen des dégâts agricoles par bénéficiaire est supérieur à 7.500 euros.
  Les dommages évalués sont d'au moins trente pour cent de la moyenne de la production annuelle du bénéficiaire calculée sur la base des trois années précédentes ou d'une moyenne triennale basée sur les cinq années précédentes et excluant la valeur la plus élevée et la valeur la plus faible.
Art.4. § 1er. De burgemeester van een gemeente getroffen door een landbouwramp roept de gemeentelijke commissie bijeen binnen tien dagen na een schriftelijke aanvraag van een potentiële begunstigde, met uitzondering van de gevallen bedoeld in § 4.
  Indien de burgemeester de gemeentelijke commissie niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn bijeenroept, kan de burgemeester van de provincie waartoe de bij een landbouwramp getroffen gemeente behoort, de gemeentelijke commissie bijeenroepen binnen vijftien dagen na de schriftelijke aanvraag van een begunstigde, met uitzondering van de gevallen bedoeld in § 4.
  De aan de burgemeester gerichte aanvraagt of, bij gebreke daarvan aan de provinciegouverneur, vermeldt de datum, de aard van het verschijnsel en de betrokken goederen, met inbegrip van de identificatiegegevens van deze goederen.
  Een informatiebericht wordt minstens tien dagen voor het houden van de vergadering van de gemeentelijke commissie op de gebruikelijke aanplakplaatsen aangeplakt. Het bericht kan op de internetsite van betrokken gemeente bekendgemaakt worden. De betrokken begunstigden melden zich bij elk middel waarbij een vaststaande datum wordt verleend, en uiterlijk vóór het houden van de vergadering van de gemeentelijke commissie, waarbij de betrokken goederen, met inbegrip van de identificatiegegevens van deze goederen worden vermeld.
  De burgemeester van de gemeente stelt de administratie in kennis van de datum van het houden van de vergadering van de gemeentelijke commissie.
  § 2. Het in artikel D.260/4, § 2, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde lid is een ambtenaar van een buitendienst van de administratie.
  Het in artikel D.260/4, § 2, tweede lid, 3°, van het Wetboek bedoelde lid wordt opgenomen in een lijst die binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit na een openbare oproep door het gemeentecollege opgemaakt wordt en die hernieuwd wordt binnen drie maanden na de installatie van het gemeentecollege. Deze lijst wordt overgemaakt aan de gemeentecollege en aan de administratie binnen één maan na de opmaking ervan.
  Het in artikel D.260/4, § 2, tweede lid, 4°, van het Wetboek bedoelde lid wordt opgenomen in een lijst die voor een periode van vijf jaar na een openbare oproep opgemaakt wordt door de administratie, en wordt door de directeur-generaal of diens afgevaardigde aangewezen.
  § 3. De gemeentelijke commissie vergadert op geldige wijze alleen indien de volgende voorwaarden worden vervuld:
  1° elk lid wordt officieel opgeroepen; en
  2° minstens drie leden zijn aanwezig.
  De leden van de gemeentelijke commissie beraadslagen niet over de dossiers waarvoor ze een rechtstreeks of onrechtstreeks, patrimoniaal of persoonlijk belang hebben. De in § 2, tweede en derde lid, bedoelde leden die een belang hebben in een dossier tot vaststelling van de landbouwschade mogen niet deelnemen aan de beraadslaging. Wanneer geen van de personen opgenomen in de in § 2, tweede en derde lid, bedoelde lijsten beraadslaagt, kan het gemeentecollege of de administratie een deskundige buiten de lijst aanwijzen voor zover hij zelf geen belang in een dossier heeft.
  § 4. De gemeentelijke commissie vergadert niet wanneer de burgemeester of de provinciegouverneur bij de administratie vaststelt dat:
  1° de in § 1 bedoelde aanvraag op speculatieve motieven rust;
  2° de omvang van de schade het gevolg is van een fout, een nalatigheid of een onvoorzichtigheid van de begunstigde;
  3° de schade krachtens artikel D.260/5 van het Wetboek uitgesloten is of wanneer het risico in de zin van bijlage 2 als redelijkerwijs verzekerbaar wordt beschouwd;
  4° de noodmaatregelen in de gevallen bedoeld in artikel D.260/1, 2°, c) van het Wetboek getroffen zijn, waarbij de bijeenroeping van de commissie onmogelijk of onnuttig is gemaakt en wanneer de bewijselementen om de in § 5, derde lid, 1° tot 6°, bedoelde elementen te bepalen, ten genoegen van de administratie worden geleverd.
  § 5. De gemeentelijke commissie vergadert en maakt een proces-verbaal tot vaststelling van de schade op volgens het door de Minister voorziene model. Een afschrift van het proces-verbaal tot vaststelling van de schade wordt ter informatie gezonden aan de ambtenaar van de directe belastingen bedoeld in artikel D.260/4, § 2, vijfde lid, van het Wetboek.
  De directeur-generaal van de administratie bepaalt de termijn waarin de in het eerste lid bedoelde proces-verbalen tot vaststelling van de schade hem worden overgemaakt.. Deze termijn duurt één maand te rekenen vanaf de mededeling ervan via het internetportaal van de administratie. Na afloop van deze termijn worden de proces-verbalen, behalve in behoorlijk met redenen omklede omstandigheden erkend door de administratie, niet in aanmerking genomen, wat de niet-ontvankelijkheid van de erkenningsaanvragen van de betrokken gemeenten tot gevolg heeft.
  Het proces-verbaal tot vaststelling van de schade vermeldt:
  1° de datum en het uur van de vaststelling;
  2° de aard van het verschijnsel;
  3° de datum van het schadelijk feit, of indien het meerdere dagen duurt, de betrokken periode;
  4° de identificatie van de begunstigden alsook de identificatie van de betrokken goederen;
  5° het rendementverlies van het betrokken goed, en voor de goederen bedoeld in artikel D.260/5, eerste lid, 1° tot 3°, van het Wetboek, het rendementverlies uitgedrukt in oppervlakte of in percentage;
  6° voor de goederen bedoeld in artikel D.260/5, eerste lid, 1° tot 3°, van het Wetboek, de oppervlakten van de percelen zoals vermeld in de oppervlakte-aangiften alsook de getroffen oppervlakte van de betrokken percelen.
  Wat het derde lid, 5°, betreft, wordt het definitieve rendementverlies met betrekking tot de teelten bepaald op het moment van de oogst en wordt het proces-verbaal tot vaststelling van de schade volgens § 7 ingevuld.
  Wat het derde lid, 6°, betreft, wordt het proces-verbaal ongewijzigd overgemaakt indien de gemeentelijke commissie deze elementen niet heeft ontvangen binnen de maand na de bijeenroeping ervan.
  Elk proces-verbaal wordt op erewoord ondertekend door de aanwezige leden van de gemeentelijke commissie.
  § 6. Op straffe van niet-ontvankelijkheid dient de gemeente, behalve in behoorlijk gemotiveerde omstandigheden erkend door de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde, een officiële aanvraag tot erkenning van de landbouwramp in, waarbij ze het [1 door de Ministe]1 voorziene formulier samen met een afschrift van het proces-verbaal tot vaststelling van de schade binnen tien dagen na de opmaking ervan aan de administratie overmaakt. De gemeente behoudt het originele document.
  Zodra het geheel van de betrokken gemeenten bekend zijn, grondt de administratie zich op de bij het Koninklijk Meteorologisch Instituut beschikbare gegevens om het verschijnsel als uitzonderlijk vanuit klimatisch oogpunt aan te merken.
  In geval van toepassing van § 5, vijfde lid, worden de in § 5, derde lid, 6°, bedoelde elementen aan de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde meegedeeld binnen de maand na de zending van het afschrift van het proces-verbaal tot vaststelling van de schade. Na afloop van deze termijn worden de proces-verbalen, behalve in behoorlijk gemotiveerde omstandigheden erkend door de administratie, niet in aanmerking genomen, wat de niet-ontvankelijkheid van de erkenningsaanvragen van de betrokken gemeenten tot gevolg heeft.
  § 7. Wat de teelten betreft, vult de gemeentelijke commissie aan het einde van een tweede vaststelling op het begin van de teelt het in § 5 bedoelde proces-verbaal tot vaststelling van de schade in met:
  1° de datum en het uur van de tweede vaststelling;
  2° het rendementverlies van het perceel, uitgedrukt in hectare of in percentage.
  Als de beschadigde teelten op verschillende data geoogst worden, kan de tweede vaststelling plaatsvinden op verschillende data naar gelang van de getroffen teelten. In dit geval vermeldt het proces-verbaal tot vaststelling van de schade deze verschillende data.
  Aan het einde van de tweede vaststelling stuurt de gemeente op straffe van niet-ontvankelijkheid een afschrift van het proces-verbaal tot vaststelling van de schade, behalve in behoorlijk gemotiveerde omstandigheden erkend door de administratie, binnen tien dagen na het opmaken ervan aan de administratie. De gemeente behoudt het originele document.
  De directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde bepaalt de aanvangsdatum van de termijn waarin de in het eerste lid bedoelde aanvullende elementen aan de proces-verbalen tot vaststelling van de schade hem worden overgemaakt. Deze termijn duurt één maand te rekenen vanaf de mededeling ervan via het internetportaal van de administratie. Na afloop van deze termijn worden de proces-verbalen, behalve in behoorlijk gemotiveerde omstandigheden erkend door de administratie, niet in aanmerking genomen, wat de niet-ontvankelijkheid van de erkenningsaanvragen van de betrokken gemeenten tot gevolg heeft.
  
Art.4. § 1er. Le bourgmestre d'une commune touchée par une calamité agricole convoque la commission communale dans les dix jours d'une demande écrite d'un bénéficiaire potentiel, à l'exception des cas visés au paragraphe 4.
  A défaut pour le bourgmestre de convoquer la commission communale dans le délai visé à l'alinéa 1er, le gouverneur de la province à laquelle appartient la commune touchée par une calamité agricole peut convoquer la commission communale dans les quinze jours de la demande écrite d'un bénéficiaire qui lui est faite, à l'exception des cas visés au paragraphe 4.
  La demande faite au bourgmestre, ou à défaut au gouverneur de province, mentionne la date, la nature du phénomène et les biens concernés, en ce compris les données d'identification de ces biens.
  Un avis d'information est publié aux endroits habituels d'affichage au moins dix jours avant la tenue de la réunion de la commission communale. L'avis peut être publié sur le site Internet de la commune concernée. Les bénéficiaires concernés se manifestent par tout moyen donnant date certaine, et au plus tard avant la tenue de la réunion de la commission communale, en mentionnant les biens concernés, en ce compris les données d'identification de ces biens.
  Le bourgmestre de la commune informe l'administration de la date de la tenue de la réunion de la commission communale.
  § 2. Le membre visé à l'article D.260/4, § 2, alinéa 2, 2°, est un agent de l'administration, service extérieur.
  Le membre visé à l'article D 260/4, § 2, alinéa 2, 3°, du Code figure dans une liste établie, après un appel public, par le collège communal dans les trois mois de l'entrée en vigueur du présent arrêté et renouvelée dans les trois mois de l'installation du collège communal. Cette liste est transmise au conseil communal et à l'administration dans le mois de son établissement.
  Le membre visé à l'article D.260/4, paragraphe 2, alinéa 2, 4°, du Code, figure dans une liste établie, après un appel public, par l'administration pour une période de cinq ans et est désigné par le directeur général de l'administration ou son délégué.
  § 3. La commission communale siège valablement uniquement si :
  1° chaque membre est convoqué officiellement; et
  2° trois membres au moins sont présents.
  Les membres de la commission communale ne délibèrent pas sur les dossiers pour lesquels ils ont un intérêt direct ou indirect, patrimonial ou personne. Les membres visés au paragraphe 2, alinéa 2 et 3, qui ont un intérêt dans un dossier de constat des dégâts agricoles, ne peuvent prendre part à la délibération. Lorsqu'aucune des personnes reprises sur les listes visées au paragraphe 2, alinéa 2 et 3, ne délibère, le Collège communal ou l'administration peut désigner un expert en dehors de la liste pour autant qu'il ne présente pas lui-même un intérêt dans un dossier.
  § 4. La commission communale ne se réunit pas lorsque le bourgmestre ou le gouverneur de province relève, après avis auprès de l'administration, que :
  1° la demande visée au paragraphe 1er est fondée sur des motifs spéculatifs;
  2° l'ampleur du dommage est la conséquence d'une faute, d'une négligence ou d'une imprudence du bénéficiaire;
  3° le dommage est exclu en vertu de l'article D.260/5 du Code ou lorsque le risque est reconnu comme raisonnablement assurable au sens de l'annexe 2;
  4° dans les cas visés à l'article D.260/1, 2°, sous c), du Code, les mesures d'urgence ont été prises rendant impossible ou inutile la convocation de la commission et lorsque les éléments de preuve pour déterminer les éléments visés au paragraphe 5, alinéa 3, 1° à 6°, sont apportés à la satisfaction de l'administration.
  § 5. La commission communale se réunit et dresse un procès-verbal de constat des dégâts, suivant le modèle prévu par le Ministre. Une copie du procès-verbal de constat des dégâts est envoyée, pour information, à l'agent des contributions directes visé à l'article D.260/4, paragraphe 2, alinéa 5, du Code.
  Le directeur général de l'administration fixe le délai dans lequel les procès-verbaux de constat des dégâts visés à l'alinéa 1er lui parviennent pour être réceptionnés.. Ce délai est d'un mois à dater de la communication qui en est faite via le portail internet de l'administration. Passé ce délai, sauf circonstances dûment motivées et reconnues par l'administration, les procès-verbaux ne sont pas pris en compte entraînant l'irrecevabilité des demandes de reconnaissance des communes concernées.
  Le procès-verbal de constat des dégâts contient :
  1° la date et l'heure du constat;
  2° la nature du phénomène;
  3° la date du fait dommageable ou, s'il dure plusieurs jours, la période concernée;
  4° l'identification des bénéficiaires, ainsi que l'identification des biens concernés;
  5° la perte de rendement du bien concerné et, pour les biens visés à l'article D.260/5, alinéa 1er, 1° à 3° du Code, la perte de rendement exprimée en surface ou en pourcentage;
  6° pour les biens visés à l'article D.260/5, alinéa 1er, 1° à 3°, du Code, les superficies des parcelles telles que mentionnées dans les déclarations de superficie, ainsi que les superficies touchées des parcelles concernées.
  Concernant l'alinéa 3, 5°, en ce qui concerne les cultures, la perte de rendement définitive de la parcelle est déterminée au moment de la récolte et le procès-verbal de constat des dégâts est complété suivant le paragraphe 7.
  Concernant l'alinéa 3, 6°, si ces éléments ne sont pas en possession de la commission communale endéans le mois de sa convocation, le procès-verbal est transmis en l'état.
  Tout procès-verbal est signé sur l'honneur par les membres présents de la commission communale.
  § 6. Sous peine d'irrecevabilité, sauf circonstances dûment motivées et reconnues par le directeur général de l'administration ou son délégué, la commune introduit une demande officielle de reconnaissance de la calamité agricole en transmettant à l'administration le formulaire prévu [1 par le Ministre]1, accompagné d'une copie du procès-verbal de constat des dégâts, dans les dix jours de son établissement. La commune en conserve l'original.
  Dès la connaissance de l'ensemble des communes concernées, l'administration se fonde sur des données disponibles auprès de l'Institut royal de météorologie pour qualifier le caractère exceptionnel du phénomène d'un point de vue climatique.
  En cas d'application du paragraphe 5, alinéa 5, les éléments visées au paragraphe 5, alinéa 3, 6°, sont communiqués au directeur général de l'administration ou son délégué au plus tard dans le mois suivant l'envoi de la copie du procès-verbal de constat des dégâts. Passé ce délai, sauf circonstances dûment motivées et reconnues par l'administration, les procès-verbaux ne sont pas pris en compte entraînant l'irrecevabilité des demandes de reconnaissance des communes concernées.
  § 7. En ce qui concerne les cultures, la commission communale complète, à l'issue d'un second constat au moment du début de la récolte, le procès-verbal de constat des dégâts visé au paragraphe 5 par :
  1° la date et l'heure du second constat;
  2° la perte de rendement de la parcelle, exprimée en hectare ou en pourcentage.
  Si les cultures endommagées sont récoltées à des dates différentes, le second constat peut avoir lieu à des dates différentes selon les cultures touchées. Dans ce cas, le procès-verbal de constat des dégâts mentionne ces différentes dates.
  A l'issue du second constat, la commune envoie, sous peine d'irrecevabilité, sauf circonstances dûment motivées et reconnues par l'administration, une copie du procès-verbal de constat des dégâts à l'administration dans les dix jours de son établissement. La commune en conserve l'original.
  Le directeur général de l'administration ou son délégué fixe le point de départ du délai dans lequel les éléments complémentaires visés à l'alinéa 1er aux procès-verbaux de constat des dégâts lui parviennent pour être réceptionnés.. Ce délai est d'un mois à dater de la communication qui en est faite via le portail internet de l'administration. Passé ce délai et sauf circonstances dûment motivées et reconnues par l'administration, les procès-verbaux ne sont pas pris en compte entraînant l'irrecevabilité des demandes de reconnaissance des communes concernées.
  
Art.5. De administratie evalueert het totaalbedrag en het gemiddelde bedrag van de schade, waarbij ze zich baseert op de door de gemeentelijke commissies opgestelde proces-verbalen.
  De administratie gebruikt alle documenten die ze nodig acht om de in het eerste lid bedoelde evaluatie te verrichten en kan een beroep doen op interne of externe deskundigen die ze aanwijst.
  De administratie stuurt een verslag en een met redenen omkleed beslissingsvoorstel aan de Minister binnen drie maanden na ontvangst van het laatste proces-verbaal van de gemeentelijke commissie.
Art.5. L'administration évalue le montant total et le montant moyen des dégâts, en se basant sur les procès-verbaux dressés par les commissions communales.
  L'administration se sert de tous les documents qu'elle juge utile pour réaliser l'évaluation visée à l'alinéa 1er et peut faire appel à des experts internes ou à des experts externes qu'elle désigne.
  L'administration envoie un rapport et une proposition motivée de décision au Ministre dans les trois mois de la réception du dernier procès-verbal de la commission communale.
Art.6. Binnen een termijn van één maand na ontvangst van het eindelijke beslissingsvoorstel van de administratie beslist de Regering op voorstel van de Minister, in voorkomend geval, over de erkenning van de landbouwramp en bepaalt ze in een besluit van de Regering met name:
  1° de aard van het verschijnsel;
  2° de datum of de periode van de gebeurtenis;
  3° het bestaan van de in artikel 2 bedoelde erkenningscriteria;
  4° het (de) betrokken geografische gebied(en)
  5° het type betrokken goederen en, meer bepaald voor de teelten, het type teelten.
  Het besluit van de Waalse Regering tot erkenning van de landbouwramp wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  De Minister kan de administratie belasten met de mededeling van de beslissing van de Regering over de erkenning van een landbouwramp aan de gemeenten die een aanvraag hebben ingediend.
  De Minister bepaalt de bijzondere modaliteiten voor de indiening van de tegemoetkomingaanvragen gekoppeld aan het besluit van de Waalse Regering tot erkenning van de landbouwramp, met inbegrip van het aanvraagformulier en de vereiste bewijsstukken.
Art.6. Dans un délai d'un mois à dater de la réception de la proposition finale de décision de l'administration, le Gouvernement, sur proposition du Ministre, décide, s'il y a lieu, de la reconnaissance de la calamité agricole et fixe, dans un arrêté du Gouvernement, notamment :
  1° la nature du phénomène;
  2° la date ou la période de survenance;
  3° l'existence des critères de reconnaissance visés à l'article 2;
  4° la ou les zones géographiques concernées;
  5° le type de biens concernés, et spécifiquement pour les cultures, le type de cultures.
  L'arrêté du Gouvernement wallon de reconnaissance de la calamité agricole est publié au Moniteur belge.
  Le Ministre peut charger l'administration de notifier la décision du Gouvernement quant à la reconnaissance d'une calamité agricole aux communes qui ont introduit une demande.
  Le Ministre établit les modalités particulières d'introduction des demandes d'aides, liées à l'arrêté du Gouvernement wallon de reconnaissance de la calamité agricole, en ce compris le formulaire de demande et les pièces justificatives requises.
HOOFDSTUK III. - Begunstigden
CHAPITRE III. - Bénéficiaires
Art.7. Om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming heeft de begunstigde op het moment van de landbouwramp een landbouwactiviteit op het grondgebied van het Waalse Gewest die rechtstreeks of onrechtstreeks de productie beoogt van gewassen of dieren of van producten van gewassen of dieren in de zin van artikel D.3, 1°, van het Wetboek.
  Wanneer het goed het voorwerp uitmaakt van een verzamelaanvraag bedoeld in artikel D.3, 13°, van het Wetboek, wordt de aanvrager op het moment van de ramp geacht begunstigde te zijn.
Art.7. Pour pouvoir bénéficier de l'aide, le bénéficiaire a, au moment de la calamité agricole, une activité agricole sur le territoire de la Région wallonne visant directement ou indirectement la production de végétaux ou d'animaux ou de produits végétaux ou animaux au sens de l'article D.3, 1° du Code.
  Lorsque le bien fait l'objet d'une demande unique visée à l'article D.3, 13°, du Code, le demandeur au moment de la calamité est réputé être le bénéficiaire.
HOOFDSTUK IV. - Procedure voor de aanvraag van een tegemoetkoming voor het herstel
CHAPITRE IV. - Procédure d'aide à la réparation
Afdeling 1. - Expertise
Section 1re. - Expertise
Art.8. § 1er. De administratie gaat over tot elke vaststelling, expertise, verificatie, verhoor van derden en, in het algemeen, tot elk onderzoek en nasporing die ze nodig acht voor de vastlegging van [1 de beslissing tot toekenning van de hersteltegemoetkoming]1.
  § 2. De administratie doet een beroep op interne of externe deskundigen om over te gaan tot de vaststelling en de schatting van de schade. De administratie doet een beroep op externe deskundigen alleen wanneer ze interne deskundigen niet tijdelijk kan aanstellen.
  De deskundigen maken een verslag van hun opdracht aan de administratie over.
  
Art.8. § 1er. L'administration procède à toute constatation, expertise, vérification, audition de tiers et, en général, à toute recherche et investigation qui lui semblent nécessaires à l'établissement de la [1 décision relative à l'octroi de l'aide à la réparation ]1.
  § 2. L'administration recourt à des experts internes ou externes afin de procéder à la constatation et à l'estimation des dommages. L'administration fait appel à des experts externes uniquement lorsqu'elle est dans l'impossibilité d'affecter temporairement des experts internes.
  Les experts fournissent un rapport de leur mission à l'administration.
  
Afdeling 2. - Vaststelling van de tegemoetkoming voor herstel
Section 2. - Fixation de l'aide à la réparation.
Art.9. De tegemoetkoming wordt berekend voor het geheel van de schade geleden door eenzelfde begunstigde op grond van het totaalbedrag van die schade en volgens de in artikel 11 bedoelde percentages.
  Het bedrag van de tegemoetkoming overschrijdt de herstelkosten of de door de landbouwramp veroorzaakte vermindering van de handelswaarde niet.
  De vermindering van de handelswaarde bedoeld in het tweede lid is het verschil tussen de waarde van het goed onmiddellijk voor en onmiddellijk na het tijdstip waarop de ramp heeft plaatsgevonden.
Art.9. L'aide est calculée pour l'ensemble des dommages subis par un même bénéficiaire, sur la base du montant total de ces dommages et suivant les taux visés à l'article 11.
  Le montant de l'aide ne dépasse pas les coûts de réparation ou la diminution de la valeur marchande causée par la calamité agricole.
  La diminution de la valeur marchande visée à l'alinéa 2 est la différence entre la valeur du bien immédiatement avant et immédiatement après la survenance de la calamité agricole.
Art.10. § 1er. De schade wordt geëvalueerd:
  1° op grond van het werkelijke verlies berekend volgens de marktberichten op de dag van de schade voor de teelten, oogsten en dieren nuttig voor de landbouw;
  2° op grond van de wedersamenstelling volgens de normale staat van vruchtbaarheid voor de gronden bestemd voor landbouw en tuinbouw.
  § 2. De schade wordt per begunstigde berekend. Eenzelfde schade mag niet twee keer door het fonds vergoed worden.
Art.10. § 1er. Le dommage est évalué :
  1° sur base de la perte réelle calculée suivant les mercuriales au jour du dommage, pour les cultures, récoltes et animaux utiles à l'agriculture;
  2° sur la base de la reconstitution à l'état normal de fertilité pour les terres à destination agricole ou horticole.
  § 2. Le dommage est calculé par bénéficiaire. Un même dommage ne peut être indemnisé deux fois par le fonds.
Art. 11. § 1er. Voor elke aanvraag wordt een bedrag van 249,99 euro als abattement op de tegemoetkoming ingehouden.
  § 2. De tegemoetkoming wordt berekend per schijven van het totaal nettobedrag van de schade, waarbij op elke schijf een percentage toegepast wordt volgens volgende tabel:
Art. 11. § 1er. Pour chaque demande, un montant de 249,99 euros est retenu sur l'aide à titre d'abattement.
  § 2. L'aide est calculée par tranches du montant du dommage affectées d'un taux suivant le tableau ci-après :
Schijven van het bedrag
  van de schade die in aanmerking
  komt voor de vergoeding
Percentage Gecumuleerd bedrag
  van de vorige schijven
250 tot 2999,99€ 80 % 0 €
3.000 € tot 19.999, 99 € 100 % 2.199, 99 €
20.000 € tot 29.999, 99 € 80 % 19.199, 98 €
30.000 € tot 49.999, 99 € 60 % 27.199, 97 €
50.000 € tot 299.999, 99€ 40 % 39.199, 96 €
Boven 300.000 € 0 % 139.199,95 €
Schijven van het bedrag
  van de schade die in aanmerking
  komt voor de vergoeding Percentage Gecumuleerd bedrag
  van de vorige schijven250 tot 2999,99€ 80 % 0 €3.000 € tot 19.999, 99 € 100 % 2.199, 99 €20.000 € tot 29.999, 99 € 80 % 19.199, 98 €30.000 € tot 49.999, 99 € 60 % 27.199, 97 €50.000 € tot 299.999, 99€ 40 % 39.199, 96 €Boven 300.000 € 0 % 139.199,95 €
§ 3. De directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde kan het in § 2 bedoelde bedrag van de tegemoetkoming vermeerderen met de kosten van de bewarende maatregelen en werken met voorlopig karakter, uitgevoerd op kosten van de begunstigde en als nuttig erkend voor het beperken van de schade.
  De directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde kan het in § 2 bedoelde bedrag van de tegemoetkoming met de leveringen of werken verschuldigd door derden of verkregen ten laste van derden om de begunstigde gedeeltelijk of geheel te vergoeden.
Tranches du montant
  du dommage indemnisable
Taux Montant cumulé
  des tranches précédentes
250 à 2999,99€ 80 % 0 €
3.000 € à 19.999, 99 € 100 % 2.199, 99 €
20.000 € à 29.999, 99 € 80 % 19.199, 98 €
30.000 € à 49.999, 99 € 60 % 27.199, 97 €
50.000 € à 299.999, 99€ 40 % 39.199, 96 €
Au-delà de 300.000 € 0 % 139.199,95 €
Tranches du montant
  du dommage indemnisable Taux Montant cumulé
  des tranches précédentes250 à 2999,99€ 80 % 0 €3.000 € à 19.999, 99 € 100 % 2.199, 99 €20.000 € à 29.999, 99 € 80 % 19.199, 98 €30.000 € à 49.999, 99 € 60 % 27.199, 97 €50.000 € à 299.999, 99€ 40 % 39.199, 96 €Au-delà de 300.000 € 0 % 139.199,95 €
§ 3. Le directeur général de l'administration ou son délégué peut majorer le montant de l'aide visé au paragraphe 2 du coût justifié des mesures et travaux conservatoires à caractère provisoire, réalisés aux frais du bénéficiaire et reconnus utiles à la limitation de son dommage.
  Le directeur général de l'administration ou son délégué peut diminuer le montant de l'aide visé au paragraphe 2 des fournitures ou prestations de travaux dues par des tiers ou obtenues à charge de tiers en vue de dédommager partiellement ou totalement le bénéficiaire.
Afdeling 3. [1 Kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de hersteltegemoetkoming ]1
Section 3. [1 Notification de la décision relative à l'octroi de l'aide à la réparation]1
Art.12. § 1er. [1 § 1. De directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde stelt, bij elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent, de aanvrager in kennis van de beslissing tot toekenning van de hersteltegemoetkoming.
   In de beslissing wordt het bedrag van de hersteltegemoetkoming die in voorkomend geval aan de aanvrager toegekend is, vermeld.
   Een afschrift van het verslag tot vaststelling van de schade wordt bij de beslissing gevoegd]1
.
  § 2. De directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde [1 wijst de aanvraag tot hersteltegemoetkoming af]1 wanneer:
  1° de voorwaarden van het erkenningsbesluit niet vervuld zijn;
  2° de begunstigde aan de voorwaarden van artikel D.260/1, 1°, van het Wetboek en van artikel 7 van dit besluit niet voldoet;
  3° de gevallen bedoeld in artikel 4, § 1°, 2° of 3° aanwezig zijn.
  
Art.12. § 1er. [1 § 1er. Le directeur général de l'administration ou son délégué notifie la décision relative à l'octroi de l'aide à la réparation au demandeur par tout moyen donnant date certaine à l'envoi.
   La décision reprend le montant de l'aide à la réparation octroyée le cas échéant au demandeur.
   Une copie du rapport de constatation des dommages est jointe à la décision]1
.
  § 2. Le directeur général de l'administration ou son délégué [1 rejette la demande]1 d'aide à la réparation lorsque :
  1° les conditions de l'arrêté de reconnaissance ne sont pas remplies;
  2° le bénéficiaire ne répond pas aux conditions de l'article D.260/1, 1° du Code, et de l'article 7 du présent arrêté;
  3° les cas visés à l'article 4, paragraphe 4, 1°, 2° ou 3° sont présents.
  
Afdeling 4. [1 Terugvordering van de onrechtmatige betalingen ]1
Section 4. [1 Recouvrement des paiements indus ]1
Art.15. Wanneer de schade betrekking heeft op oogsten of op dieren, verbindt de begunstigde er zich toe, behalve in behoorlijk gemotiveerde omstandigheden erkend door de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde, om de landbouwactiviteit tijdens een periode van drie jaar voort te zetten op straffe van terugbetaling van de ontvangen tegemoetkoming.
Art.15. Lorsque le dommage porte sur des récoltes ou des animaux, le bénéficiaire s'engage, sauf circonstances dûment motivées et reconnues par le directeur général de l'administration ou son délégué, à poursuivre l'activité agricole durant une période de trois ans, sous peine de rembourser l'aide perçue.
Onderafdeling 5. - Beroepsmiddelen
Section 5. - Voies de recours.
Art.16. [1 De steunaanvrager beschikt over vijfenveertig dagen om een beroep in te dienen bij de Minister tegen elke beslissing genomen krachtens dit besluit, te rekenen van de kennisgeving van de beslissing]1.
  De Minister roept het regionaal comité inzake landbouwbedrijf bijeen, dat ermee belast is een beslissingsvoorstel over te maken binnen de maand waarin de zaak bij hem aanhangig wordt gemaakt.
  De in artikel D.260/7, lid 3, 2°, bedoelde leden zijn:
  1° een ambtenaar van de buitendienst van de administratie, die deelgenomen heeft aan de gemeentelijke commissie tot vaststelling van de schade;
  2° een ambtenaar van het Departement Ontwikkeling van de administratie.
  Het in artikel D.260/7, derde lid, 3°, van het Wetboek wordt aangewezen door de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  Op verzoek van de Minister verstrekt de begunstigde alle bijkomende informatie, document, bewijs of attest binnen de in [1 gestelde]1de aanvraag bepaalde termijn. Indien het beroep niet binnen de voorgeschreven termijn wordt ontvangen, wordt het onontvankelijk verklaard.
  De Minister beslist binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het beslissingsvoorstel van het comité. De administratie geeft kennis van haar beslissing aan de kandidaat binnen tien dagen van de ontvangst van het beroep.
  De Minister bepaalt de werkingsmodaliteiten van het comité en de bijzondere modaliteiten gebonden aan de behandeling van de beroepen.
  
Art.16. [1 Le demandeur dispose d'un délai de quarante-cinq jours pour introduire un recours auprès du Ministre contre toute décision prise en vertu du présent arrêté, à compter de la notification de ladite décision]1.
  Le Ministre convoque le comité régional en matière de calamité agricole chargé de lui remettre une proposition de décision dans le mois de sa saisine.
  Les membres visés à l'article D.260/7, alinéa 3, 2°, sont :
  1° un agent de l'administration, service extérieur, ayant participé à la commission communale de constat des dégâts;
  2° un agent du Département du Développement de l'administration;
  Le membre visé à l'article D.260/7, alinéa 3, 3°, du Code est désigné par le directeur général de l'administration ou son délégué.
  A la demande du Ministre, le bénéficiaire fournit toute information, document, certificat, ou attestation complémentaire dans le délai fixé dans la demande. A défaut de réception de celui-ci dans le délai imparti, le recours est déclaré irrecevable.
  Le Ministre statue dans un délai de trente jours de la réception de la proposition de décision du comité [1 qui lui est formulée]1. L'administration notifie la décision de recours dans les dix jours de sa réception.
  Le Ministre fixe les modalités de fonctionnement du comité et les modalités particulières liées à l'instruction des recours.
  
Art.17. De directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde kan zonder te wachten dat over het beroep uitspraak is gedaan en zonder nadelige erkenning van de rechten van de partijen overgaan tot de uitvoering van het onbetwistbaar verschuldigde bedrag.
Art.17. Le directeur général de l'administration ou son délégué peut, sans attendre qu'il ait été statué en recours et, sans reconnaissance préjudiciable des droits des parties, procéder à l'exécution de l'incontestablement dû.
HOOFDSTUK V. - Financiering
CHAPITRE V. - Financement
Art.18. De uitgaven betreffende de uitvoering van dit besluit worden overeenkomstig artikel 3 van het programma-decreet van 12 december 2014 houdende verschillende maatregelen betreffende de begroting inzake natuurrampen, verkeersveiligheid, openbare werken, energie, huisvesting, leefmilieu, ruimtelijke ordening, dierenwelzijn, landbouw en fiscaliteit gedekt door het "Fonds wallon des calamités naturelles" (Waals natuurrampenfonds), afdeling "Fonds wallon des calamités agricoles" (Waals landbouwrampenfonds).
Art.18. Les dépenses afférentes à l'exécution du présent arrêté sont, conformément à l'article 3 du décret-programme du 12 décembre 2014 portant des mesures diverses liées au budget en matière de calamité naturelle, de sécurité routière, de travaux publics, d'énergie, de logement, d'environnement, d'aménagement du territoire, de bien-être animal, d'agriculture et de fiscalité, couvertes par le Fonds wallon des calamités naturelles, division Fonds wallon des calamités agricoles.
Art.19. Degene die door bedrog probeert een hogere vergoeding dan welke waarop hij recht heeft, te verkrijgen kan door de Minister geheel of gedeeltelijk vervallen zijn van het recht op de tegemoetkoming. De ten onrechte ontvangen sommen worden teruggegeven. Alle terugbetaalde of teruggevorderde sommen worden aan het "Fonds wallon des calamités naturelles" gestort.
Art.19. Celui qui, par fraude, tente d'obtenir une indemnisation supérieure à celle à laquelle il a droit peut être déchu par le Ministre, en totalité ou en partie, du droit à l'aide. Les sommes perçues indûment sont restituées. Toutes les sommes remboursées ou recouvrées sont versées au Fonds wallon des calamités naturelles.
HOOFDSTUK VI. - Diverse en slotbepalingen
CHAPITRE VI. - Dispositions diverses et finales
Art.20. Het "Fonds wallon des calamités naturelles" wordt ten belope van het bedrag van de toegekende vergoedingen in de rechten en handelingen van de in dit besluit bedoelde begunstigden gesteld t.o.v. elke natuurlijke of rechtspersoon alsook van elke Belgische, buitenlandse of internationale publiekrechtelijke persoon die ertoe verplicht is de vergoede schade geheel of gedeeltelijk te dekken of te herstellen.
  De begunstigden zijn ertoe verplicht alle documenten en stukken te verstrekken die vereist worden voor de uitoefening van die rechten en handelingen, op straffe van terugbetaling van de sommen waarvan het "Fonds wallon des calamités naturelles", uit dien hoofde, de invordering niet zou hebben kunnen voortzetten.
Art.20. Le Fonds wallon des calamités naturelles est subrogé, à concurrence du montant des indemnités allouées, aux droits et actions des bénéficiaires du présent arrêté, à l'égard de toute personne physique ou morale ainsi que de toute personne de droit public belge, étrangère ou internationale, tenue de couvrir ou de réparer en tout ou en partie les dommages indemnisés.
  Les bénéficiaires fournissent tous documents et pièces qui leur sont réclamés pour l'exercice de ces droits et actions, sous peine de rembourser les sommes dont le Fonds wallon des calamités naturelles n'aurait pu, de ce chef, poursuivre le recouvrement.
Art.21. § 1er. Bij een landbouwramp moet elk verzekeringsbedrijf binnen tien dagen, met ingang op de datum van ontvangst van de aanvraag, gratis een afschrift van de verzekeringsovereenkomsten die de in de door de ramp getroffen regio gelegen goederen dekken, verschaffen aan het slachtoffer dat hem daarom verzoekt.
  § 2. Een afschrift van elk betalingsvoorstel dat aan een slachtoffer wordt gedaan ter uitvoering van een verzekeringsovereenkomst en ter vergoeding van schade veroorzaakt door de ramp bedoeld in § 1, moet door de verzekeraar of diens gemachtigde aan de Administratie gericht worden binnen vijf dagen na de datum waarop het voorstel aan betrokkene is gezonden.
Art.21. § 1er. Lors d'une calamité agricole, toute entreprise d'assurances fournit, sans frais, au sinistré qui lui en fait la demande, une copie des contrats d'assurance qui couvrent les biens du sinistré situés dans la région affectée par la calamité, dans les dix jours à compter de la date de la réception de la demande.
  § 2. Une copie de toute proposition de paiement faite à un sinistré, en exécution d'un contrat d'assurance et au titre d'indemnisation de dommages causés par la calamité visée au paragraphe 1er, est notifiée par l'assureur ou son mandataire à l'administration dans les cinq jours de l'envoi de la proposition à l'intéressé.
Art.22. Dit besluit is van toepassing op de natuurlijke landbouwrampen die zich hebben voorgedaan na de datum van inwerkingtreding ervan.
Art.22. Le présent arrêté s'applique aux calamités naturelles agricoles survenues après la date de son entrée en vigueur.
Art.23. Opgeheven worden :
  1° het koninklijk besluit van 18 augustus 1976 tot vaststelling van de vorm en de termijn van indiening der aanvragen tot financiële tegemoetkoming wegens schade aan private goederen veroorzaakt door natuurrampen (algemene rampen of landbouwrampen), gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 februari 1995 en bij het decreet van 26 mei 2016;
  2° het koninklijk besluit van 23 februari 1977 tot bepaling van de voorwaarden en de wijzen van opening van de herstelkredieten inzake natuurrampen, en van het rentevoetgedeelte en de kosten waarvan de Staat de last op zich neemt, gewijzigd bij het decreet van 26 mei 2016;
  3° het koninklijk besluit van 14 juli 1977 tot vaststelling van de beplantingen, teelten en oogsten te velde die, voor toepassing van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, normaal door een verzekeringscontract tegen hagel kunnen gedekt worden, gewijzigd bij het decreet van 26 mei 2016;
  4° het koninklijk besluit van 7 april 1978 tot vaststelling van de percentages, veranderlijk per gedeelten van het nettototaal bedrag van de geleden schade, evenals van het bedrag van de vrijstelling en van het abattement voor de berekening van de herstelvergoeding van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door landbouwrampen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 november 2007;
  5° het koninklijk besluit van 21 oktober 1982 tot vaststelling in toepassing van artikel 49, § 1, van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen van de wijzen waarop beroep kan gedaan worden op niet tot de administratie behorende deskundigen, de verplichtingen die zij hebben evenals de schalen van de hen toegekende vergoedingen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2003 en bij het decreet van 26 mei 2016.
Art.23. Sont abrogés:
  1° l'arrêté royal du 18 août 1976 fixant les conditions de forme et de délai d'introduction des demandes d'intervention financière du chef des dommages causés à des biens privés par des calamités naturelles (calamités publiques ou calamités agricoles), modifié par l'arrêté royal du 20 février 1995 et par le décret du 26 mai 2016;
  2° l'arrêté royal du 23 février 1977 fixant les conditions et les modalités d'ouverture des crédits de restauration en matière de calamités naturelles, ainsi que la quotité et les taux d'intérêts et les frais dont l'Etat assume la charge, modifié par le décret du 26 mai 2016;
  3° l'arrêté royal du 14 juillet 1977 fixant les plantations, cultures et récoltes sur pied qui, en application, de la loi du 12 juillet 1976 relative à la réparation de certains dommages causés à des biens privés par des calamités naturelles, peuvent normalement être couverts par des contrats d'assurance contre la grêle, modifié par le décret du 26 mai 2016;
  4° l'arrêté royal du 7 avril 1978 fixant les taux variables par tranche du montant total net des dommages subis, de même que le montant de la franchise et de l'abattement pour le calcul de l'indemnité de réparation de certains dommages causés à des biens privés par des calamités agricoles, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 8 novembre 2007;
  5° l'arrêté royal du 21 octobre 1982 fixant, en application de l'article 49, § 1er, de la loi du 12 juillet 1976 relative à la réparation de certains dommages causés à des biens privés par des calamités naturelles, les modalités de recours à des experts étrangers à l'administration, les obligations qui leur incombent, ainsi que les barèmes des rémunérations qui leur sont allouées, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 18 février 2003 et par le décret du 26 mai 2016.
Art.24. De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.24. Le Ministre de l'Agriculture est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage 1. - Lijst van de weerfenomenen die als landbouwrampen kunnen worden beschouwd
  De natuurlijke weerfenomenen die als landbouwrampen kunnen worden beschouwd, zijn:
  1. Vorst
  Er is vorst wanneer de luchttemperatuur lager is dan 0°C (vriespunt van het water). Een "vorstdag" is een dag waarin de minimale temperatuur lager is dan 0°C (vorst tijdens een deel van de dag). Een "winterdag" is een dag waarin de maximale temperatuur lager is dan 0°C (voortdurend vorst tijdens de dag). Een vorstperiode over een gegeven gebied duidt een periode aan waarin de opeenvolgende minimale temperaturen negatief zijn.
  De administratie baseert zich op de bij het KMI beschikbare gegevens om het verschijnsel vanuit klimatisch oogpunt over een terugkeerperiode van 20 jaar als uitzonderlijk aan te merken. Dit verschijnsel kan gekenmerkt worden door het plotseling optreden van vorst, vorstdagen of winterdagen die abnormaal vroegtijdig of laattijd zijn, een belangrijk aantal vorst- of winterdagen over een vorstperiode of minimale en maximale temperaturen over de vorstperiode.
  De methodes voor de evaluatie van het uitzonderlijk karakter van het verschijnsel en van het belang van de impact van het verschijnsel op de landbouw worden gegrond op de volgende informatie:
  a) algemene meteorologische toestand vastgesteld door het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI);
  b) de waarnemingen van het Belgisch klimaatnet die door het KMI worden gevalideerd;
  c) de waarnemingen van een net beheerd door een instelling gespecialiseerd in de landbouw en erkend of gesubsidieerd door het Waalse Gewest;
  d) de terreinwaarnemingen, de proces-verbalen tot vaststelling van de schade, de persartikelen gevalideerd door de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  e) in voorkomend geval, de lijst van de interventies van de hulpdiensten, de waarschuwingsberichten,de doorlopende registers van de interveniërende partijen, meegedeeld door het Gewestelijk crisiscentrum aan de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  2. Grootschalige storm
  Een grootschalige storm is een atmosferische storing die gekenmerkt wordt door hevige wind, en die eventueel gepaard gaat met overvloedige neerslag en onweders.
  Een grootschalige storm waarvan de waargenomen wind een piekwaarde van 130 km per uur in het meest nabije windmeetstation overschrijdt kan op een bepaalde plaats als uitzonderlijk verschijnsel aangemerkt worden.
  De methodes voor de evaluatie van de waarde van de in aanmerking genomen parameter en van het belang van de impact van het verschijnsel op de landbouw worden gegrond op de volgende informatie:
  a) de algemene meteorologische toestand vastgesteld door het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI);
  b) de waarnemingen geregistreerd door het Belgisch grootschalig meetnet, gevalideerd door het KMI;
  c) de waarnemingen geregistreerd door het waarnemingsnet van een instelling gespecialiseerd in de landbouw en erkend of gesubsidieerd door het Waalse Gewest;
  d) de terreinwaarnemingen en proces-verbalen tot vaststelling van de landbouwschade gevalideerd door de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  e) de terreinwaarnemingen, de persartikelen, de lijst van de interventies van de hulpdiensten, waarschuwingsberichten, de doorlopende registers van de interveniërende partijen, meegedeeld door het Gewestelijk crisiscentrum aan de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  3. Tornado's en downbursts
  In instabiele weersomstandigheden kan zeer hevige wind, die vaak zeer plaatselijk beperkt is, bij de oppervlakte optreden. Deze wind is meestal bij onweders waargenomen en gaat over het algemeen gepaard met tornado's of downbursts.
  Rekening houdende met het plaatselijke karakter van die verschijnsels en de moeilijkheid om de windsnelheid met zekerheid te meten om dit soort verschijnsel te kenmerken, wordt de schade aan de teelten gebruikt om het uitzonderlijk karakter van het verschijnsel op een gegeven plaats te bepalen.
  De methodes voor de evaluatie van het belang van de impact van het verschijnsel op de landbouw worden gegrond op de volgende informatie:
  a) de algemene meteorologische toestand vastgesteld door het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI);
  b) de waarnemingen geregistreerd door het Belgisch grootschalig meetnet, gevalideerd door het KMI;
  c) de waarnemingen geregistreerd door het waarnemingsnet van een instelling gespecialiseerd in de landbouw en erkend of gesubsidieerd door het Waalse Gewest;
  d) de terreinwaarnemingen en proces-verbalen tot vaststelling van de landbouwschade gevalideerd door de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde;
  e) de terreinwaarnemingen, de persartikelen, de lijst van de interventies van de hulpdiensten, de waarschuwingsberichten, de doorlopende registers van de interveniërende partijen, meegedeeld door het Gewestelijk crisiscentrum aan de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  4. Hevige regens
  De hevige regens zijn neerslag die meestal intens en zeer lokaal zijn. In de lente en in de zomer worden ze vooraal gekoppeld aan onweerachtige verschijnsels. Hun belang kan beïnvloed worden door een onvoldoende insijpelingscapaciteit van de bodem.
  De administratie baseert zich op de bij het KMI beschikbare gegevens om het verschijnsel als uitzonderlijk vanuit klimatisch oogpunt over een terugkeerperiode van 20 jaar aan te merken.
  De methodes voor de evaluatie van het uitzonderlijk karakter van het verschijnsel en van het belang van de impact van het verschijnsel op de landbouw worden gegrond op de volgende informatie:
  a) de algemene meteorologische toestand vastgesteld door het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI);
  b) de regenwaarnemingen van het Belgisch klimaatnet die door het KMI worden gevalideerd;
  c) de regenwaarnemingen van een waarnemingsnet beheerd door een instelling gespecialiseerd in de landbouw en erkend of gesubsidieerd door het Waalse Gewest;
  d) de radargegevens van het KMI gecombineerd met de regenmetingen op de oppervlakte van het Belgische klimaatnet, waarbij de plaatsen waarin de neerslag het meest hevig is, plaatselijk kunnen worden geschat;
  e) het Safir-net van het KMI dat informatie kan verstrekken over de verplaatsing van eventuele onweerachtige cellen en over de intensiviteit van de elektrische activiteit van deze cellen;
  d) de terreinwaarnemingen en proces-verbalen tot vaststelling van de landbouwschade gevalideerd door de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde;
  e) de terreinwaarnemingen, de persartikelen, de lijst van de interventies van de hulpdiensten, de waarschuwingsberichten, de doorlopende registers van de interveniërende partijen, meegedeeld door het Gewestelijk crisiscentrum aan de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  5. Aanhoudende regens
  Een periode van aanhoudende regens is een opeenvolging van regendagen over een bepaalde periode. Haar belang kan beïnvloed worden door een onvoldoende insijpelingscapaciteit van de bodem.
  De administratie baseert zich op de bij het KMI beschikbare gegevens om het verschijnsel vanuit klimatisch oogpunt over een terugkeerperiode van 20 jaar als uitzonderlijk aan te merken, waarbij ze met name rekening houdt met de cumulatie van de neerslag over de periode van de aanhoudende regens of het aantal opeenvolgende regendagen over de periode van de aanhoudende regens.
  De methodes voor de evaluatie van de waarde van de in aanmerking genomen parameters en van het belang van de impact van het verschijnsel op de landbouw worden gegrond op de volgende informatie:
  a) de algemene meteorologische toestand vastgesteld door het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI);
  b) de waarnemingen van het Belgisch klimaatnet die door het KMI worden gevalideerd;
  c) de regenwaarnemingen van een net beheerd door een instelling gespecialiseerd in de landbouw en erkend of gesubsidieerd door het Waalse Gewest;
  d) de terreinwaarnemingen, de proces-verbalen tot vaststelling van de schade, de persartikelen gevalideerd door de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  e) in voorkomend geval, de lijst van de interventies van de hulpdiensten, de waarschuwingsberichten, de doorlopende registers van de interveniërende partijen, meegedeeld door het Gewestelijk crisiscentrum aan de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  6. Sneeuwophopingen
  Sneeuw is een neerslagvorm bestaande uit, lucht bevattende en tot vlokken samengeklonterde, vertakte ijskristallen met een zeer variabele structuur en aspect. Ophopingen van meerdere dagen kunnen door de afwisseling van vorst en dooi het gewicht van de sneeuw aanzienlijk verzwaren hoewel zonnestraling dit verschijnsel kan temperen door sneeuwsublimatie te veroorzaken. Het doorwegen van een sneeuwlaag hangt van de dikte en de dichtheid ervan af.
  Als uitzonderlijk kunnen worden aangemerkt, de sneeuwophogingen die een dichtheid van 1,5 kS/m2 bereiken. Onder deze norm kunnen ze ook als uitzonderlijk erkend worden indien er na analyse van het KMI blijkt dat het aantal dagen van opgehoopte sneeuw abnormaal lang is, indien de sneeuwophoging abnormaal vroegtijdig of laattijdig is of indien de sneeuwdikte belangrijk is.
  De methodes voor de evaluatie van de waarde van de in aanmerking genomen parameters en van het belang van de impact van het verschijnsel op de landbouw worden gegrond op de volgende informatie:
  a) de algemene meteorologische toestand vastgesteld door het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI);
  b) de waarnemingen van de dikte van de sneeuwlaag in het Belgisch klimaatnet, die door het KMI worden gevalideerd;
  c) de waarnemingen van de dikte van de sneeuwlaag in een waarnemingsnet beheerd door een instelling gespecialiseerd in de landbouw en erkend of gesubsidieerd door het Waalse Gewest;
  d) de terreinwaarnemingen en proces-verbalen tot vaststelling van de landbouwschade gevalideerd door de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde;
  e) de terreinwaarnemingen, de persartikelen, de lijst van de interventies van de hulpdiensten, de waarschuwingsberichten, de doorlopende registers van de interveniërende partijen, meegedeeld door het Gewestelijk crisiscentrum aan de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  7. Droogte
  Vanuit landbouwoogpunt spreekt men van droogte wanneer de hoeveelheid neerslag en de frequentie ervan, de bodemwaterreserves en de vochtigheidsverliezen door evapotranspiratie, door het samengaan van deze factoren, een aanzienlijke vermindering van het rendement van de oogsten of van het vee veroorzaken.
  De administratie baseert zich op de bij het KMI beschikbare gegevens om het verschijnsel vanuit klimatisch oogpunt over een terugkeerperiode van 20 jaar als uitzonderlijk aan te merken, waarbij ze met name rekening houdt met het aantal "droge dagen" (het aantal dagen waarin de hoeveelheid neerslag op de oppervlakte laag is), de cumulatie van de lage neerslag over de overwogen droogteperiode of nog het indexcijfer van de bodemvochtigheid over de overwogen droogteperiode.
  De methodes voor de evaluatie van de waarde van de in aanmerking genomen parameters en van het belang van de impact van het verschijnsel op de landbouw worden gegrond op de volgende informatie:
  a) de algemene meteorologische toestand vastgesteld door het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI);
  b) de regenwaarnemingen van het Belgisch klimaatnet die door het KMI worden gevalideerd;
  c) de regenwaarnemingen van een waarnemingsnet beheerd door een instelling gespecialiseerd in de landbouw en erkend of gesubsidieerd door het Waalse Gewest;
  d) de indexwaarden van de bodemvochtigheid, voortvloeiend uit bij voorbeeld numerieke modellen aangepast aan het onderzoek van de droogteperiodes;
  e) de terreinwaarnemingen, de proces-verbalen tot vaststelling van de schade, de persartikelen gevalideerd door de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde;
  f) in voorkomend geval, de lijst van de interventies van de hulpdiensten, de waarschuwingsberichten, de doorlopende registers van de interveniërende partijen, meegedeeld door het Gewestelijk crisiscentrum aan de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  8. Aardverzakkingen en -verschuivingen
  Een aardverschuiving of -verzakking is een plotse beweging te wijten aan een natuurlijk fenomeen, met uitzondering van de aardbeving, van een belangrijke massa van de bodemlaag die goederen vernielt of beschadigt, vaak op een zeer lokale schaal.
  Als uitzonderlijk kan worden aangemerkt, de aardverschuiving of-verzakking te wijten aan een ware natuurverschijnsel.
  De methodes voor de evaluatie van het criterium en van het belang van de impact van het verschijnsel op de landbouw worden gegrond op de volgende informatie:
  a) de karakterisering van de natuurlijke oorsprong van het verschijnsel door de "Cellule d'Avis et de Conseils Effondrements") (CACEff) van de Waalse Overheidsdienst;
  c) de terreinwaarnemingen en proces-verbalen tot vaststelling van de landbouwschade gevalideerd door de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  e) de terreinwaarnemingen, de persartikelen, de lijst van de interventies van de hulpdiensten, de waarschuwingsberichten, de doorlopende registers van de interveniërende partijen, meegedeeld door het Gewestelijk crisiscentrum aan de directeur-generaal van de administratie of diens afgevaardigde.
  Indien een verschijnsel niet opgenomen worden in de hierboven vermelde lijst of een opgelijst verschijnsel dat niet voldoet aan de hierboven bepaalde criteria van het uitzonderlijk verschijnsel kan als natuurverschijnsel dat een landbouwramp vormt, ten opzichte van de voorwaarden voorzien in het Wetboek en in dit besluit beschouwd worden voor zover een beslissing in die zin door de Regering wordt genomen.
Art. N1. Annexe 1. - Liste des phénomènes météorologiques pouvant être considérés comme calamités agricoles
  Les phénomènes météorologiques naturels pouvant être considérés comme calamités agricoles sont :
  1. Le gel
  Il y a gel lorsque la température de l'air est inférieure à 0 °C (point de congélation de l'eau). Un " jour de gel " est une journée au cours de laquelle la température minimale est inférieure à 0 °C (gel pendant une partie de la journée).Un " jour d'hiver " est une journée au cours de laquelle la température maximale est inférieure à 0 °C (gel permanent au cours de la journée). Une période de gel sur une région donnée désigne une période au cours de laquelle les températures minimales successives sont négatives.
  L'administration se fonde sur les données disponibles auprès de l'IRM pour qualifier le caractère exceptionnel du phénomène d'un point de vue climatique sur une période de retour de 20 ans. Ce phénomène peut se caractériser par une arrivée brutale du gel, des jours de gel ou d'hiver anormalement précoces ou tardifs, un nombre de jours de gel ou de jours d'hiver importants sur une période de gel, ou des températures minimales et maximales sur la période de gel.
  Les méthodes d'évaluation du caractère exceptionnel du phénomène et de l'importance de l'impact du phénomène sur l'activité agricole sont basées sur les informations suivantes :
  a) la situation météorologique générale établie par l'IRM;
  b) les observations du réseau climatologique belge validées par l'IRM
  c) les observations d'un réseau géré par un organisme spécialisé dans les matières agricoles, reconnu ou subventionné par la Région wallonne;
  d) les observations de terrain, les procès-verbaux de constat de dégâts, les articles de presse validés par le directeur général de l'administration ou son délégué.
  e) le cas échéant, l'information d'interventions des services de secours, les messages d'avertissement, la main courante des acteurs de crises communiqués par le Centre régional de crise (CRC) au directeur général de l'administration ou son délégué.
  2. La tempête synoptique
  Une tempête synoptique est une perturbation atmosphérique caractérisée par des vents violents pouvant être accompagnée de précipitations abondantes et d'orages.
  En un endroit donné, peut être qualifiée du caractère exceptionnel une tempête synoptique dont les pointes de vents observées dépassent une valeur de 130 km/h à la station anémométrique la plus proche.
  Les méthodes d'évaluation de la valeur du paramètre considéré et de l'importance de l'impact du phénomène sur l'activité agricole sont basées sur les informations suivantes :
  a) la situation météorologique générale établie par l'IRM;
  b) les observations enregistrées par le réseau anémométrique officiel, validées par l'IRM;
  c) les observations enregistrées par le réseau d'observations d'un organisme spécialisé dans les matières agricoles, reconnu ou subventionné par la Région wallonne;
  d) les observations de terrain et les procès-verbaux de constat de dégâts agricoles validés par le directeur général de l'administration ou son délégué.;
  e) les observations de terrains, les articles de presse, l'information d'interventions des services de secours, les messages d'avertissement, la main courante des acteurs de crises, communiqués par le Centre régional de crise (CRC) au directeur général de l'administration ou son délégué.
  3. La tornade et les rafales descendantes
  Dans des situations atmosphériques instables, des vents violents, souvent très localisés, peuvent se produire près de la surface. Ces vents sont le plus souvent observés par temps d'orages et accompagnent généralement des tornades ou des rafales de vent descendantes.
  Compte tenu du caractère local de ces phénomènes et de la difficulté d'obtenir des mesures de la vitesse du vent pour caractériser ce type de phénomène, les dommages observés aux cultures sont utilisés pour juger de l'exceptionnalité du phénomène en un endroit donné.
  Les méthodes d'évaluation de l'importance de l'impact du phénomène sur l'activité agricole sont basées sur les informations suivantes :
  a) la situation météorologique générale établie par l'IRM;
  b) les observations enregistrées par le réseau anémométrique officiel, validées par l'IRM;
  c) les observations enregistrées par le réseau d'observations d'un organisme spécialisé dans les matières agricoles, reconnu ou subventionné par la Région wallonne;
  d) les observations de terrain et les procès-verbaux de constat de dégâts agricoles validés par l'administration le directeur général de l'administration ou son délégué.;
  e) les observations de terrains, les articles de presse, l'information d'interventions des services de secours, les messages d'avertissement, la main courante des acteurs de crises, communiqués par le Centre régional de crise (CRC) au directeur général de l'administration ou son délégué.
  4. Les pluies abondantes
  Les pluies abondantes sont des précipitations qui se produisent généralement sous une forme intense et très localisée. Au printemps et en été, elles sont surtout associées à des phénomènes orageux. Leur importance peut être influencée par une capacité d'infiltration du sol insuffisante.
  L'administration se fonde sur les données disponibles auprès de l'IRM pour qualifier le caractère exceptionnel du phénomène d'un point de vue climatique sur une période de retour de 20 ans.
  Les méthodes d'évaluation du caractère exceptionnel du phénomène et de l'importance de l'impact du phénomène sur l'activité agricole sont basées sur les informations suivantes :
  a) la situation météorologique générale établie par l'IRM;
  b) les observations pluviométriques du réseau climatologique belge, validées par l'IRM;
  c) les observations pluviométriques d'un réseau d'observations géré par un organisme spécialisé dans les matières agricoles, reconnu ou subventionné par la Région wallonne;
  d) les données radar de l'IRM combinées aux mesures pluviométriques en surface du réseau climatologique belge, permettant d'estimer localement les endroits où les précipitations sont les plus abondantes;
  e) le réseau Safir de l'IRM permettant de fournir des indications sur le déplacement des cellules orageuses éventuelles et sur l'intensité de l'activité électrique de ces cellules;
  f) les observations de terrain et les procès-verbaux de constat de dégâts agricoles validés par le directeur général de l'administration ou son délégué;
  g) les observations de terrains, les articles de presse, l'information d'interventions des services de secours, les messages d'avertissement, la main courante des acteurs de crises, communiqués par le Centre régional de crise (CRC) au directeur général de l'administration ou son délégué.
  5. Les pluies persistantes
  Une période de pluies persistantes est une succession de jours de pluie sur une période déterminée. Son importance peut être influencée par une capacité d'infiltration du sol insuffisante.
  L'administration se fonde sur les données disponibles auprès de l'IRM pour qualifier le caractère exceptionnel du phénomène d'un point de vue climatique sur une période de retour de 20 ans, en prenant en compte notamment le cumul des précipitations sur la période des pluies persistantes ou le nombre de jours de pluie consécutifs sur la période des pluies persistantes.
  Les méthodes d'évaluation de la valeur des paramètres considérés et de l'importance de l'impact du phénomène sur l'activité agricole sont basées sur les informations suivantes :
  a) la situation météorologique générale établie par l'IRM;
  b) les observations du réseau climatologique belge, validées par l'IRM;
  c) les observations pluviométriques d'un réseau géré par un organisme spécialisé dans les matières agricoles, reconnu ou subventionné par la Région wallonne;
  d) les observations de terrain, les procès-verbaux de constat de dégâts, les articles de presse validés par le directeur général de l'administration ou son délégué;
  e) le cas échéant, l'information d'interventions des services de secours, les messages d'avertissement, la main courante des acteurs de crises communiqués par le Centre régional de crise (CRC) au directeur général de l'administration ou son délégué.
  6. L'accumulation de neige
  La neige est une forme de précipitation constituée de particules de glace ramifiées contenant de l'air qui sont la plupart du temps cristallisées et agglomérées en flocons, de structures et d'aspects variables. L'accumulation de neige pendant plusieurs jours peut donner lieu à une augmentation importante du poids de celle-ci par le phénomène de dégel et de regel, réduit cependant par la sublimation de la neige en cas d'ensoleillement. La charge d'une couche de neige est fonction de son épaisseur et de sa densité.
  Peuvent être qualifiées du caractère exceptionnel les accumulations de neige qui atteignent une densité de 1,5kN/m2. En deçà de cette norme, elles peuvent également être reconnues comme exceptionnelles si, après analyse de l'IRM, il s'avère que le nombre de jours de neige accumulée en surface est anormalement long, si l'accumulation de neige en surface est anormalement précoce ou tardive ou si l'épaisseur de neige atteinte est importante.
  Les méthodes d'évaluation de la valeur des paramètres considérés et de l'importance de l'impact du phénomène sur l'activité agricole sont basées sur les informations suivantes :
  a) la situation météorologique générale établie par l'IRM;
  b) les observations de l'épaisseur de la couche de neige dans le réseau climatologique belge, validées par l'IRM;
  c) les observations de l'épaisseur de la couche de neige dans un réseau d'observations géré par un organisme spécialisé dans les matières agricoles, reconnu ou subventionné par la Région wallonne;
  d) les observations de terrain et les procès-verbaux de constat de dégâts agricoles validés par directeur général de l'administration ou son délégué;
  e) les observations de terrain, les articles de presse, l'information d'interventions des services de secours, les messages d'avertissement, la main courante des acteurs de crises communiqués par le Centre régional de crise (CRC)au directeur général de l'administration ou son délégué.
  7. La sécheresse
  Du point de vue agricole, on parle de sécheresse notamment lorsque la quantité et la fréquence des précipitations, les réserves en eau du sol et les pertes d'humidité par évapotranspiration provoquent, en conjuguant leurs effets, une baisse sensible du rendement des récoltes, ou du bétail.
  L'administration se fonde sur les données disponibles auprès de l'IRM pour qualifier le caractère exceptionnel du phénomène d'un point de vue climatique sur une période de retour de 20 ans, en tenant compte du nombre de " jours secs " (le nombre de jours pendant laquelle la quantité de précipitations en surface est faible), le cumul des faibles précipitations sur la période de sécheresse considérée ou encore l'indice d'humidité du sol sur la période de sécheresse considérée.
  Les méthodes d'évaluation de la valeur des paramètres considérés et de l'importance de l'impact du phénomène sur l'activité agricole sont basées sur les informations suivantes :
  a) la situation météorologique générale établie par l'IRM;
  b) les observations pluviométriques du réseau climatologique belge, validées par l'IRM;
  c) les observations pluviométriques d'un réseau d'observations géré par un organisme spécialisé dans les matières agricoles, reconnu ou subventionné par la Région wallonne;
  d) les valeurs d'indice d'humidité du sol, issues par exemple de modèles numériques adaptés à l'étude des périodes de sécheresse;
  e) les observations de terrain, les procès-verbaux de constat de dégâts, les articles de presse validés par le directeur général de l'administration ou son délégué;
  f) le cas échéant, l'information d'interventions des services de secours, les messages d'avertissement, la main courante des acteurs de crises communiqués par le Centre régional de crise (CRC) au directeur général de l'administration ou son délégué.
  8. L'affaissement ou le glissement de terrain
  Un glissement ou un affaissement de terrain est un mouvement soudain dû à un phénomène naturel, d'une masse importante de terrain qui détruit ou endommage des biens souvent à une échelle très locale.
  Peut être qualifié du caractère exceptionnel le glissement ou l'affaissement de terrain dû à un phénomène d'origine naturelle avérée.
  Les méthodes d'évaluation du critère et de l'importance de l'impact du phénomène sur l'activité agricole sont basées sur les informations suivantes :
  a) la caractérisation de l'origine naturelle du phénomène par la Cellule d'Avis et de Conseils d'Effondrements (CACEff) du SPW;
  c) les observations de terrain et les procès-verbaux de constat de dégâts agricoles, validés par le directeur général de l'administration ou son délégué;
  d) les observations de terrain, les articles de presse, l'information d'interventions des services de secours, les messages d'avertissement, la main courante des acteurs de crises communiqués par le Centre régional de crise (CRC) au directeur général de l'administration ou son délégué.
  Un phénomène non répertorié dans la liste ci-dessus ou un phénomène répertorié mais ne répondant pas aux critères du caractère exceptionnel décrits ci-dessus, peut être considéré comme un phénomène naturel constitutif d'une calamité agricole au regard des conditions prévues dans le Code et le présent arrêté, pour autant qu'une décision soit prise en ce sens par le Gouvernement.
Art. N2. Bijlage 2. - Lijst van de risico's die redelijkerwijs gedekt kunnen worden door verzekeringscontracten
Art. N2. Annexe 2. - Liste des risques qui peuvent raisonnablement être couverts par des contrats d'assurance
Risico's die als redelijkerwijs
  verzekerbaar worden beschouwd
Betrokken goederen
De hagel Elk soort teelten, met inbegrip van de weiden
Risico's die als redelijkerwijs
  verzekerbaar worden beschouwd Betrokken goederenDe hagel Elk soort teelten, met inbegrip van de weiden
Risques raisonnablement assurables Biens concernés
La grêle Tout type de culture, en ce compris les prairies
Risques raisonnablement assurables Biens concernésLa grêle Tout type de culture, en ce compris les prairies