Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet : het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven;
2° Minister : de Minister bevoegd voor Sociale Economie;
3° administratie : de Directie Sociale Economie van het Departement Economische Ontwikkeling van het Operationele directoraat-generaal Economie, Tewerkstelling en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst;
4° gemachtigd ambtenaar: één van de ambtenaren bedoeld in artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2009 betreffende de overdrachten van bevoegdheden aan de statutaire personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst;
5° Inspectie : het Departement Inspectie van het Operationele Directoraat-generaal Economie, Tewerkstelling en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst;
6° loonkost : het totaalbedrag dat effectief ten laste valt van het erkende bedrijf, zoals opgenomen in de individuele rekeningen gevalideerd door een erkend sociaal secretariaat of van een interne dienst voor sociaal secretariaat die de garanties geeft dat hij in staat is om de nodige bewijskrachtige gegevens te verstrekken voor het behoud en het betalen van de toelagen.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
24 MEI 2017. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven
Titre
24 MAI 2017. - Arrêté du Gouvernement wallon portant exécution du décret du 20 octobre 2016 relatif à l'agrément des initiatives d'économie sociale et à l'agrément et au subventionnement des entreprises d'insertion
Informations sur le document
Numac: 2017203329
Datum: 2017-05-24
Info du document
Numac: 2017203329
Date: 2017-05-24
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
HOOFDSTUK. - Procedures tot. erkenning en herni...
Afdeling 1. - Initiatieven van sociale economie
Afdeling 2. - Inschakelingsbedrijven
HOOFDSTUK III. - Subsidies van de inschakelings...
Afdeling 1. - Subsidie werknemer
Afdeling 2. - Subsidie bestemd voor een opdrach...
Afdeling 3. - De subsidie voor de uitvoering va...
HOOFDSTUK IV. - Controle, toezicht en terugvord...
HOOFDSTUK V. - Opheffings- en slotbepalingen
Table des matières
CHAPITRE Ier. - Des généralités
CHAPITRE II. - Des procédures d'agrément et de ...
Section première. - Des initiatives d'économie ...
Section 2. - Des entreprises d'insertion
CHAPITRE III. - Des subventions des entreprises...
Section 1. - La subvention travailleur
Section 2. - La subvention destinée à une missi...
Section 3. - La subvention pour la mise en oeuv...
CHAPITRE IV. - Contrôle, surveillance et récupé...
CHAPITRE V. - Dispositions abrogatoires et finales
Tekst (43)
Texte (43)
HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
CHAPITRE Ier. - Des généralités
Article 1er. Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
1° décret : le décret du 20 octobre 2016 relatif à l'agrément des initiatives d'économie sociale et à l'agrément et au subventionnement des entreprises d'insertion;
2° Ministre : le Ministre qui a l'Economie sociale dans ses attributions;
3° administration : la Direction de l'Economie sociale du Département du Développement économique de la Direction générale opérationnelle Economie, Emploi et Recherche du Service public de Wallonie;
4° fonctionnaire délégué : l'un des fonctionnaires visés à l'article 3 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 8 octobre 2009 relatif aux délégations de pouvoirs aux agents statutaires du Service public de Wallonie;
5° Inspection : le Département de l'Inspection de la Direction générale opérationnelle Economie, Emploi et Recherche du Service public de Wallonie;
6° coût salarial : le montant total effectivement à la charge de l'entreprise agréée, tel que repris dans les comptes individuels validés par un secrétariat social agréé ou d'un service de secrétariat social interne qui apporte les garanties qu'il est en mesure de fournir les données probantes nécessaires au maintien et à la liquidation des subventions.
1° décret : le décret du 20 octobre 2016 relatif à l'agrément des initiatives d'économie sociale et à l'agrément et au subventionnement des entreprises d'insertion;
2° Ministre : le Ministre qui a l'Economie sociale dans ses attributions;
3° administration : la Direction de l'Economie sociale du Département du Développement économique de la Direction générale opérationnelle Economie, Emploi et Recherche du Service public de Wallonie;
4° fonctionnaire délégué : l'un des fonctionnaires visés à l'article 3 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 8 octobre 2009 relatif aux délégations de pouvoirs aux agents statutaires du Service public de Wallonie;
5° Inspection : le Département de l'Inspection de la Direction générale opérationnelle Economie, Emploi et Recherche du Service public de Wallonie;
6° coût salarial : le montant total effectivement à la charge de l'entreprise agréée, tel que repris dans les comptes individuels validés par un secrétariat social agréé ou d'un service de secrétariat social interne qui apporte les garanties qu'il est en mesure de fournir les données probantes nécessaires au maintien et à la liquidation des subventions.
Art.2. Overeenkomstig artikel 2, 2°, wordt gelijkgesteld met de personen die "in het bezit zijn van een beslissing van het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" (Waals Agentschap voor de integratie van gehandicapte personen) tot toekenning van een steun voor vorming of tewerkstelling, genomen krachtens de bepalingen van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid of krachtens een gelijksoortige beslissing inzake steun voor vorming of tewerkstelling van de gehandicapte personen door de "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung" opgericht bij het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 2 juni 2° houdende oprichting van een " Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung " (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap)", elke persoon die, hetzij :
1° geniet van een beslissing tot toekenning van een steun voor vorming of tewerkstelling, genomen door :
a) de "Service bruxellois pour l'intégration des Personnes handicapées" (Phare) (de Franstalige Brusselse Dienst voor de sociale integratie van de gehandicapten)
b) de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB);
2° slachtoffer geworden is van een arbeidsongeval en een attest voorlegt afgeleverd door het Fonds voor Arbeidsongevallen of door het Bestuur van de Medische Expertise waarmee een permanente ongeschiktheid van minstens 30 % aangetoond wordt;
3° slachtoffer geworden is van een beroepsziekte en een attest voorlegt afgeleverd door het Fonds voor Arbeidsongevallen of door het Bestuur van de Medische Expertise waarmee een permanente ongeschiktheid van minstens 30 % aangetoond wordt;
4° slachtoffer geworden is van een ongeval van gemeen recht en een afschrift van het vonnis of van het arrest voorlegt afgeleverd door de griffie van de rechtbank of van het hof waarmee aangetoond wordt dat de handicap of de permanente ongeschiktheid minstens 30 % bereikt;
5° slachtoffer geworden is van een huishoudelijk ongeval en een afschrift van de beslissing van de verzekeringsinstelling voorlegt waarmee aangetoond wordt dat de permanente ongeschiktheid minstens 30 % bereikt;
6° de medische voorwaarden vervult om een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietoelage op grond van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten te genieten en een attest van de Federale Overheidsdienst Sociale zekerheid voorlegt;
7° definitief ongeschikt is verklaard voor de uitoefening van zijn gewoonlijke activiteiten maar geschikt voor bepaalde specifieke functies door de interne dienst preventie en bescherming, ingesteld overeenkomstig de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, of door de externe dienst preventie en bescherming waarbij het inschakelingsbedrijf aangesloten is, overeenkomstig de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
1° geniet van een beslissing tot toekenning van een steun voor vorming of tewerkstelling, genomen door :
a) de "Service bruxellois pour l'intégration des Personnes handicapées" (Phare) (de Franstalige Brusselse Dienst voor de sociale integratie van de gehandicapten)
b) de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB);
2° slachtoffer geworden is van een arbeidsongeval en een attest voorlegt afgeleverd door het Fonds voor Arbeidsongevallen of door het Bestuur van de Medische Expertise waarmee een permanente ongeschiktheid van minstens 30 % aangetoond wordt;
3° slachtoffer geworden is van een beroepsziekte en een attest voorlegt afgeleverd door het Fonds voor Arbeidsongevallen of door het Bestuur van de Medische Expertise waarmee een permanente ongeschiktheid van minstens 30 % aangetoond wordt;
4° slachtoffer geworden is van een ongeval van gemeen recht en een afschrift van het vonnis of van het arrest voorlegt afgeleverd door de griffie van de rechtbank of van het hof waarmee aangetoond wordt dat de handicap of de permanente ongeschiktheid minstens 30 % bereikt;
5° slachtoffer geworden is van een huishoudelijk ongeval en een afschrift van de beslissing van de verzekeringsinstelling voorlegt waarmee aangetoond wordt dat de permanente ongeschiktheid minstens 30 % bereikt;
6° de medische voorwaarden vervult om een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietoelage op grond van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten te genieten en een attest van de Federale Overheidsdienst Sociale zekerheid voorlegt;
7° definitief ongeschikt is verklaard voor de uitoefening van zijn gewoonlijke activiteiten maar geschikt voor bepaalde specifieke functies door de interne dienst preventie en bescherming, ingesteld overeenkomstig de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, of door de externe dienst preventie en bescherming waarbij het inschakelingsbedrijf aangesloten is, overeenkomstig de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Art.2. En application de l'article 2, 2°, du décret, est assimilée aux personnes " en possession d'une décision d'octroi de l'Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées d'une aide à la formation ou à l'emploi, prise en vertu des dispositions du Code wallon de l'Action sociale et de la Santé ou d'une décision similaire prise en matière d'aide à la formation ou à l'emploi des personnes handicapées par le " Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung ", créé par le décret de la Communauté germanophone du 19 juin 1990 portant création d'un Office de la Communauté germanophone pour les Personnes handicapées ", toute personne qui, soit :
1° bénéficie d'une décision d'octroi d'une aide à la formation ou à l'emploi prise par :
a) le Service bruxellois pour l'intégration des Personnes handicapées (Phare);
b) le " Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) ";
2° a été victime d'un accident du travail et fourni une attestation délivrée par le Fonds des accidents du travail ou par l'administration de l'expertise médicale certifiant une incapacité permanente d'au moins trente pour cent;
3° a été victime d'une maladie professionnelle et fourni une attestation délivrée par le Fonds des maladies professionnelles ou par l'administration de l'expertise médicale certifiant une incapacité permanente d'au moins trente pour cent;
4° a été victime d'un accident de droit commun et fourni une copie du jugement ou de l'arrêt délivré par le greffe du tribunal ou de la Cour certifiant que le handicap ou l'incapacité permanente est d'au moins trente pour cent;
5° a été victime d'un accident domestique et fourni une copie de la décision de l'organe assureur certifiant que l'incapacité permanente est d'au moins trente pour cent;
6° est dans les conditions médicales pour bénéficier, ou bénéficient effectivement d'une allocation de remplacement de revenu ou d'intégration en vertu de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handicapées et fourni une attestation du Service public fédéral Sécurité sociale;
7° a été déclarée définitivement inapte à l'exercice de ses activités habituelles mais apte à certaines fonctions spécifiques par le service interne de prévention et de protection, mis en place conformément à la loi du 4 août 1996 relative au bien être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail, ou par le service externe de prévention et de protection auquel l'entreprise d'insertion est affiliée conformément à la loi du 4 août 1996 relative au bien être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail.
1° bénéficie d'une décision d'octroi d'une aide à la formation ou à l'emploi prise par :
a) le Service bruxellois pour l'intégration des Personnes handicapées (Phare);
b) le " Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) ";
2° a été victime d'un accident du travail et fourni une attestation délivrée par le Fonds des accidents du travail ou par l'administration de l'expertise médicale certifiant une incapacité permanente d'au moins trente pour cent;
3° a été victime d'une maladie professionnelle et fourni une attestation délivrée par le Fonds des maladies professionnelles ou par l'administration de l'expertise médicale certifiant une incapacité permanente d'au moins trente pour cent;
4° a été victime d'un accident de droit commun et fourni une copie du jugement ou de l'arrêt délivré par le greffe du tribunal ou de la Cour certifiant que le handicap ou l'incapacité permanente est d'au moins trente pour cent;
5° a été victime d'un accident domestique et fourni une copie de la décision de l'organe assureur certifiant que l'incapacité permanente est d'au moins trente pour cent;
6° est dans les conditions médicales pour bénéficier, ou bénéficient effectivement d'une allocation de remplacement de revenu ou d'intégration en vertu de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handicapées et fourni une attestation du Service public fédéral Sécurité sociale;
7° a été déclarée définitivement inapte à l'exercice de ses activités habituelles mais apte à certaines fonctions spécifiques par le service interne de prévention et de protection, mis en place conformément à la loi du 4 août 1996 relative au bien être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail, ou par le service externe de prévention et de protection auquel l'entreprise d'insertion est affiliée conformément à la loi du 4 août 1996 relative au bien être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail.
Art.3. De opdrachten toevertrouwd, krachtens artikel 1, 7°, van het decreet, aan de sociale begeleiders heeft voornamelijk betrekking op wat volgt :
1° individuele en collectieve gesprekken regelmatig voeren, minstens halfjaarlijks, met de kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers, zoals bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet, met het oog op, enerzijds, de bevordering van de inschakeling van de bedoelde werknemers in duurzame en kwaliteitsvolle banen binnen het inschakelingsbedrijf of elk ander bedrijf en, anderzijds, hun autonomie op de arbeidsmarkt en hen helpen, in het kader van een psychosociale begeleiding, om de moeilijkheden en de obstakels te overwinnen die zij tegenkomen tijdens hun inschaling in de tewerkstelling of die hun kansen om hun baan te behouden in het gedrang zouden kunnen brengen;
2° zorgen voor de opvolging en de uitvoering, in voorkomend geval, van de overeenkomst voor sociale begeleiding afgesloten tussen het erkende inschakelingsbedrijf en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn waaronder de werknemers bedoeld in artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ressorteren en die actief zijn in het erkend inschakelingsbedrijf;
3° de persoonlijke beroepsbalans van de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet opmaken en hun beroepsdoelen op korte, middellange en lange termijn bepalen;
4° met de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet en in nauwe samenwerking met de "FOREm", een plan voor beroepsopleiding ontwerpen
5° zorgen voor de bemiddeling tussen de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet en de bedrijven waarin deze werknemers een andere betrekking zouden willen bekomen, en de werknemers in hun stappen begeleiden;
6° de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet informeren en begeleiden in hun persoonlijke stappen met het oog op de erkenning of de validering van hun beroepsvaardigheden;
7° voor elk van de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet een individueel opvolgingsdossier opmaken en actualiseren, bestaande uit de kenmerkende gegevens van de rechthebbende, de met hem opgestelde individuele balans, de synthese van de gevoerde acties, de stappen ondernomen door of met elk van de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet en de opvolgingsgesprekken;
8° de persoonsgegevens die nuttig zijn voor het zoeken naar werk meedelen aan de "FOREm" in het geval van het zoeken naar werk voor de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet, die niet-tewerkgestelde werkzoekenden geworden zijn, en dit met de toestemming van laatstgenoemden;
9° de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet sensibiliseren voor de ontwikkelingsdoelstellingen en strategieën van het erkend inschakelingsbedrijf en, in voorkomend geval, ze betrekken bij het beheer van het erkend inschakelingsbedrijf;
10° aan het bedrijfshoofd, in overleg met de interne of externe preventieadviseur, aanpassingen van de werktoestanden voorstellen die aan de behoeften van de gehandicapte werknemers voldoen;
11° de werknemers sensibiliseren voor de principes bedoeld in artikel 1 van het decreet van 20 november 2008 betreffende de sociale economie.
De sociale begeleider zorgt, minstens in het kader van een tewerkstelling met een halftijdse arbeidsovereenkomst, voor de sociale begeleiding en voert de opdrachten uit bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van elke activiteit die de productie van goederen of diensten beoogt en elke activiteit die onder de administratie en het personeelsbeheer ressorteert en in ruimere zin, onder het inschakelingsbedrijf.
De sociale begeleider beschikt minstens over één van de volgende kwalificaties:
1° houder zijn van een diploma van het sociaal, psychologisch of pedagogisch hoger onderwijs;
2° minstens drie jaar beroepservaring hebben in een begeleidingsfunctie in de sector van de socio-professionele inschakeling of in een functie van psychosociale begeleiding.
1° individuele en collectieve gesprekken regelmatig voeren, minstens halfjaarlijks, met de kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers, zoals bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet, met het oog op, enerzijds, de bevordering van de inschakeling van de bedoelde werknemers in duurzame en kwaliteitsvolle banen binnen het inschakelingsbedrijf of elk ander bedrijf en, anderzijds, hun autonomie op de arbeidsmarkt en hen helpen, in het kader van een psychosociale begeleiding, om de moeilijkheden en de obstakels te overwinnen die zij tegenkomen tijdens hun inschaling in de tewerkstelling of die hun kansen om hun baan te behouden in het gedrang zouden kunnen brengen;
2° zorgen voor de opvolging en de uitvoering, in voorkomend geval, van de overeenkomst voor sociale begeleiding afgesloten tussen het erkende inschakelingsbedrijf en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn waaronder de werknemers bedoeld in artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ressorteren en die actief zijn in het erkend inschakelingsbedrijf;
3° de persoonlijke beroepsbalans van de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet opmaken en hun beroepsdoelen op korte, middellange en lange termijn bepalen;
4° met de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet en in nauwe samenwerking met de "FOREm", een plan voor beroepsopleiding ontwerpen
5° zorgen voor de bemiddeling tussen de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet en de bedrijven waarin deze werknemers een andere betrekking zouden willen bekomen, en de werknemers in hun stappen begeleiden;
6° de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet informeren en begeleiden in hun persoonlijke stappen met het oog op de erkenning of de validering van hun beroepsvaardigheden;
7° voor elk van de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet een individueel opvolgingsdossier opmaken en actualiseren, bestaande uit de kenmerkende gegevens van de rechthebbende, de met hem opgestelde individuele balans, de synthese van de gevoerde acties, de stappen ondernomen door of met elk van de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet en de opvolgingsgesprekken;
8° de persoonsgegevens die nuttig zijn voor het zoeken naar werk meedelen aan de "FOREm" in het geval van het zoeken naar werk voor de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet, die niet-tewerkgestelde werkzoekenden geworden zijn, en dit met de toestemming van laatstgenoemden;
9° de werknemers bedoeld in artikel 1, 4° en 5°, van het decreet sensibiliseren voor de ontwikkelingsdoelstellingen en strategieën van het erkend inschakelingsbedrijf en, in voorkomend geval, ze betrekken bij het beheer van het erkend inschakelingsbedrijf;
10° aan het bedrijfshoofd, in overleg met de interne of externe preventieadviseur, aanpassingen van de werktoestanden voorstellen die aan de behoeften van de gehandicapte werknemers voldoen;
11° de werknemers sensibiliseren voor de principes bedoeld in artikel 1 van het decreet van 20 november 2008 betreffende de sociale economie.
De sociale begeleider zorgt, minstens in het kader van een tewerkstelling met een halftijdse arbeidsovereenkomst, voor de sociale begeleiding en voert de opdrachten uit bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van elke activiteit die de productie van goederen of diensten beoogt en elke activiteit die onder de administratie en het personeelsbeheer ressorteert en in ruimere zin, onder het inschakelingsbedrijf.
De sociale begeleider beschikt minstens over één van de volgende kwalificaties:
1° houder zijn van een diploma van het sociaal, psychologisch of pedagogisch hoger onderwijs;
2° minstens drie jaar beroepservaring hebben in een begeleidingsfunctie in de sector van de socio-professionele inschakeling of in een functie van psychosociale begeleiding.
Art.3. Les missions confiées, en vertu de l'article 1er, 7°, du décret, aux accompagnateurs sociaux portent principalement sur ce qui suit :
1° avoir des entretiens, individuels et collectifs, réguliers, à savoir au minimum de manière semestrielle, avec les travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés, tels que visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret, dans la perspective de favoriser, d'une part, l'insertion des travailleurs ciblés dans des emplois durables et de qualité au sein de l'entreprise d'insertion ou de toute autre entreprise et, d'autre part, leur autonomie sur le marché du travail et les aider dans le cadre d'un accompagnement psycho-social à surmonter les difficultés ou les freins qu'ils rencontrent dans leur insertion dans l'emploi ou qui pourraient obérer leurs chances de maintien dans l'emploi;
2° assurer le suivi et la mise en oeuvre, le cas échéant, de la convention d'accompagnement social conclue entre l'entreprise d'insertion agréée et les centres publics d'action sociale dont dépendent les travailleurs visés par l'article 60, § 7, de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d'action sociale, actifs au sein de l'entreprise d'insertion agréée;
3° réaliser avec les travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret leur bilan personnel et professionnel et définir leurs objectifs professionnels à court, moyen et long termes;
4° concevoir, avec les travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret et en étroite collaboration avec Le FOREm, un plan de formation professionnelle;
5° assurer le rôle d'intermédiation entre les travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret et les entreprises dans lesquelles ces travailleurs souhaiteraient obtenir un autre emploi et accompagner les travailleurs dans leurs démarches;
6° informer et accompagner les travailleurs, visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret, dans leurs démarches personnelles visant à faire reconnaître ou valider leurs compétences professionnelles;
7° établir et actualiser pour chacun des travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret un dossier de suivi individuel, comportant les données signalétiques du bénéficiaire, le bilan individuel réalisé avec lui, la synthèse des actions menées, les démarches entreprises par ou avec chacun des travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret et les entretiens de suivi;
8° communiquer au FOREm, en cas de recherche d'emploi des travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret devenus demandeurs d'emploi inoccupés, et avec l'accord de ces derniers, les données à caractère personnel utiles pour une recherche d'emploi;
9° sensibiliser les travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret aux objectifs et stratégies de développement de l'entreprise d'insertion agréée et, le cas échéant, les impliquer dans la gestion de l'entreprise d'insertion agréée;
10° proposer au chef d'entreprise, en concertation avec le conseiller en prévention interne ou externe, des aménagements des situations de travail répondant aux besoins des travailleurs handicapés;
11° sensibiliser les travailleurs aux principes énoncés à l'article 1er du décret du 20 novembre 2008 relatif à l'économie sociale.
L'accompagnateur social assure, au minimum dans le cadre d'une occupation sous contrat de travail à mi-temps, l'accompagnement social et effectue les missions visées à l'alinéa 1er, à l'exclusion de toute activité de production de biens ou de services et de toute activité relevant de l'administration et de la gestion du personnel et, plus largement, de l'entreprise d'insertion.
L'accompagnateur social dispose d'au moins une des qualifications suivantes :
1° être titulaire d'un diplôme de l'enseignement supérieur à orientation sociale, psychologique ou pédagogique;
2° avoir une expérience professionnelle d'au moins trois ans dans un poste d'encadrement dans le secteur de l'insertion socioprofessionnelle ou dans une fonction d'accompagnement psychosocial.
1° avoir des entretiens, individuels et collectifs, réguliers, à savoir au minimum de manière semestrielle, avec les travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés, tels que visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret, dans la perspective de favoriser, d'une part, l'insertion des travailleurs ciblés dans des emplois durables et de qualité au sein de l'entreprise d'insertion ou de toute autre entreprise et, d'autre part, leur autonomie sur le marché du travail et les aider dans le cadre d'un accompagnement psycho-social à surmonter les difficultés ou les freins qu'ils rencontrent dans leur insertion dans l'emploi ou qui pourraient obérer leurs chances de maintien dans l'emploi;
2° assurer le suivi et la mise en oeuvre, le cas échéant, de la convention d'accompagnement social conclue entre l'entreprise d'insertion agréée et les centres publics d'action sociale dont dépendent les travailleurs visés par l'article 60, § 7, de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d'action sociale, actifs au sein de l'entreprise d'insertion agréée;
3° réaliser avec les travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret leur bilan personnel et professionnel et définir leurs objectifs professionnels à court, moyen et long termes;
4° concevoir, avec les travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret et en étroite collaboration avec Le FOREm, un plan de formation professionnelle;
5° assurer le rôle d'intermédiation entre les travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret et les entreprises dans lesquelles ces travailleurs souhaiteraient obtenir un autre emploi et accompagner les travailleurs dans leurs démarches;
6° informer et accompagner les travailleurs, visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret, dans leurs démarches personnelles visant à faire reconnaître ou valider leurs compétences professionnelles;
7° établir et actualiser pour chacun des travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret un dossier de suivi individuel, comportant les données signalétiques du bénéficiaire, le bilan individuel réalisé avec lui, la synthèse des actions menées, les démarches entreprises par ou avec chacun des travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret et les entretiens de suivi;
8° communiquer au FOREm, en cas de recherche d'emploi des travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret devenus demandeurs d'emploi inoccupés, et avec l'accord de ces derniers, les données à caractère personnel utiles pour une recherche d'emploi;
9° sensibiliser les travailleurs visés à l'article 1er, 4° et 5°, du décret aux objectifs et stratégies de développement de l'entreprise d'insertion agréée et, le cas échéant, les impliquer dans la gestion de l'entreprise d'insertion agréée;
10° proposer au chef d'entreprise, en concertation avec le conseiller en prévention interne ou externe, des aménagements des situations de travail répondant aux besoins des travailleurs handicapés;
11° sensibiliser les travailleurs aux principes énoncés à l'article 1er du décret du 20 novembre 2008 relatif à l'économie sociale.
L'accompagnateur social assure, au minimum dans le cadre d'une occupation sous contrat de travail à mi-temps, l'accompagnement social et effectue les missions visées à l'alinéa 1er, à l'exclusion de toute activité de production de biens ou de services et de toute activité relevant de l'administration et de la gestion du personnel et, plus largement, de l'entreprise d'insertion.
L'accompagnateur social dispose d'au moins une des qualifications suivantes :
1° être titulaire d'un diplôme de l'enseignement supérieur à orientation sociale, psychologique ou pédagogique;
2° avoir une expérience professionnelle d'au moins trois ans dans un poste d'encadrement dans le secteur de l'insertion socioprofessionnelle ou dans une fonction d'accompagnement psychosocial.
Art.4. Overeenkomstig artikel 11 van het decreet, worden gelijkgesteld met periodes van voordeel van werkloosheidsuitkeringen, inschakelingsuitkeringen, of met inschrijvingsperiodes als werkzoekende om de hoedanigheid van kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers te verkrijgen:
1° de periodes die, in de loop van een periode van volledige werkloosheid die recht geeft op een uitkering, aanleiding gegeven hebben tot de betaling van een toelage met toepassing van de wettelijke of reglementaire bepalingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering of inzake zwangerschapsverzekering;
2° de periodes van volledige werkloosheid die gedekt worden door vakantiegeld;
3° de periodes van hechtenis, opsluiting of internering in de loop van een periode van volledige werkloosheid die recht geeft op een uitkering of van instapstage;
4° de periodes van instapstage in de zin van artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
5° voor het statuut van uiterst kwetsbare werknemer uitsluitend, de periodes waarin de uiterst kwetsbare werknemer door een arbeidsovereenkomst verbonden is, met maximum dertig arbeidsdagen per periode van zes kalendermaanden tijdens de vierentwintig kalendermaanden die voorafgaan aan de datum van indienstneming door het erkend inschakelingsbedrijf
6° voor het statuut van de kwetsbare werknemer uitsluitend, de periodes waarin de kwetsbare werknemer door een arbeidsovereenkomst verbonden is, met maximum twintig arbeidsdagen binnen de zes kalendermaanden die voorafgaan aan de datum van indienstneming door het erkend inschakelingsbedrijf
1° de periodes die, in de loop van een periode van volledige werkloosheid die recht geeft op een uitkering, aanleiding gegeven hebben tot de betaling van een toelage met toepassing van de wettelijke of reglementaire bepalingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering of inzake zwangerschapsverzekering;
2° de periodes van volledige werkloosheid die gedekt worden door vakantiegeld;
3° de periodes van hechtenis, opsluiting of internering in de loop van een periode van volledige werkloosheid die recht geeft op een uitkering of van instapstage;
4° de periodes van instapstage in de zin van artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
5° voor het statuut van uiterst kwetsbare werknemer uitsluitend, de periodes waarin de uiterst kwetsbare werknemer door een arbeidsovereenkomst verbonden is, met maximum dertig arbeidsdagen per periode van zes kalendermaanden tijdens de vierentwintig kalendermaanden die voorafgaan aan de datum van indienstneming door het erkend inschakelingsbedrijf
6° voor het statuut van de kwetsbare werknemer uitsluitend, de periodes waarin de kwetsbare werknemer door een arbeidsovereenkomst verbonden is, met maximum twintig arbeidsdagen binnen de zes kalendermaanden die voorafgaan aan de datum van indienstneming door het erkend inschakelingsbedrijf
Art.4. En application de l'article 11 du décret, sont assimilées à des périodes de bénéfice d'allocations de chômage, d'allocations d'insertion ou d'inscription comme demandeur d'emploi pour l'obtention de la qualité de travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés :
1° les périodes qui, au cours d'une période de chômage complet indemnisée, ont donné lieu au paiement d'une allocation par application des dispositions légales ou réglementaires en matière d'assurance obligatoire contre la maladie ou l'invalidité ou en matière d'assurance-maternité;
2° les périodes de chômage complet couvertes par un pécule de vacances;
3° les périodes de détention, d'emprisonnement ou d'internement au cours d'une période de chômage complet indemnisée ou de stage d'insertion;
4° les périodes de stage d'insertion au sens de l'article 36 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage;
5° pour le statut de travailleur gravement défavorisé exclusivement, les périodes au cours desquelles le travailleur gravement défavorisé est lié par un contrat de travail, totalisant au maximum trente jours de travail par période de six mois calendrier durant les vingt-quatre mois calendrier qui précèdent la date d'engagement par l'entreprise d'insertion agréée;
6° pour le statut de travailleur défavorisé exclusivement, les périodes au cours desquelles le travailleur défavorisé est lié par un contrat de travail, totalisant au maximum vingt jours de travail dans les six mois calendrier qui précèdent la date d'engagement par l'entreprise d'insertion agréée.
1° les périodes qui, au cours d'une période de chômage complet indemnisée, ont donné lieu au paiement d'une allocation par application des dispositions légales ou réglementaires en matière d'assurance obligatoire contre la maladie ou l'invalidité ou en matière d'assurance-maternité;
2° les périodes de chômage complet couvertes par un pécule de vacances;
3° les périodes de détention, d'emprisonnement ou d'internement au cours d'une période de chômage complet indemnisée ou de stage d'insertion;
4° les périodes de stage d'insertion au sens de l'article 36 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage;
5° pour le statut de travailleur gravement défavorisé exclusivement, les périodes au cours desquelles le travailleur gravement défavorisé est lié par un contrat de travail, totalisant au maximum trente jours de travail par période de six mois calendrier durant les vingt-quatre mois calendrier qui précèdent la date d'engagement par l'entreprise d'insertion agréée;
6° pour le statut de travailleur défavorisé exclusivement, les périodes au cours desquelles le travailleur défavorisé est lié par un contrat de travail, totalisant au maximum vingt jours de travail dans les six mois calendrier qui précèdent la date d'engagement par l'entreprise d'insertion agréée.
HOOFDSTUK. - Procedures tot. erkenning en hernieuwing van de erkenning
CHAPITRE II. - Des procédures d'agrément et de renouvellement d'agrément
Afdeling 1. - Initiatieven van sociale economie
Section première. - Des initiatives d'économie sociale
Art.5. Het verzoek tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning, waarvan het model door de Minister wordt bepaald, wordt bij e-mail ingediend bij de administratie.
Het verzoek wordt ondertekend door minstens één persoon die gemachtigd is om één van de structuren bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, van het decreet, juridisch te binden en gaat vergezeld van een dossier dat de volgende documenten bevat :
1° de statuten van de aanvraagster;
2° een beschrijving van het project;
3° bij het eerste verzoek om erkenning, het bewijs van de registratie bij de Kruispuntbank van de Ondernemingen of, desgevallend, het bewijs van de voorafgaande melding bedoeld in artikel 139 van de programmawet (I) van 27 december 2006;
4° de samenstelling van de beheersorganen;
5° de jaarrekeningen, bekendgemaakt bij de Nationale Bank van België, met betrekking tot het jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag;
6° het bewijs van afwezigheid van schulden bij de RSZ, de BTW en, in voorkomend geval, bij het fonds voor bestaanszekerheid
7° het aantal reeds tewerkgestelde werknemers en het aantal werknemers voorzien voor het project, hun arbeidsregeling en hun statuut;
8° een overzicht van het personeel dat voor de begeleiding van de weinig gekwalificeerde werknemers zal zorgen;
9° in voorkomend geval, de bewijzen van erkenning door een andere overheid.
In afwijking van het eerste lid, voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn in de zin van hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt het verzoek om erkenning of om hernieuwing van de erkenning, waarvan het model door de Minister wordt bepaald, bij de administratie ingediend bij e-mail en gaat ze vergezeld van een dossier dat de volgende documenten bevat :
1° een beschrijving van het project;
2° het bewijs van de registratie bij de Kruispuntbank van de Ondernemingen of, bij gebrek, het bewijs van de voorafgaande melding bedoeld in artikel 139 van de programmawet (I) van 27 december 2006;
3° het aantal reeds tewerkgestelde werknemers en het aantal werknemers voorzien voor het project, hun arbeidsregeling en hun statuut;
4° een overzicht van het personeel dat voor de begeleiding van de weinig gekwalificeerde werknemers zal zorgen;
5° het overzicht van de boekhoudkundige functie i.v.m. het project van het jaar dat voorafgaat aan de aanvraag;
6° in voorkomend geval, de bewijzen van erkenning door een andere overheid.
De Minister kan de aanvraagster vrijstellen van het verstrekken van de documenten bedoeld de leden 2 en 3, als de informatie die ze bevatten in het bezit kunnen zijn van de Administratie of de Inspectie via de toegang tot het rijksregister, de Kruispuntbank van Ondernemingen en de Kruispuntbank van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Het verzoek wordt ondertekend door minstens één persoon die gemachtigd is om één van de structuren bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, van het decreet, juridisch te binden en gaat vergezeld van een dossier dat de volgende documenten bevat :
1° de statuten van de aanvraagster;
2° een beschrijving van het project;
3° bij het eerste verzoek om erkenning, het bewijs van de registratie bij de Kruispuntbank van de Ondernemingen of, desgevallend, het bewijs van de voorafgaande melding bedoeld in artikel 139 van de programmawet (I) van 27 december 2006;
4° de samenstelling van de beheersorganen;
5° de jaarrekeningen, bekendgemaakt bij de Nationale Bank van België, met betrekking tot het jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag;
6° het bewijs van afwezigheid van schulden bij de RSZ, de BTW en, in voorkomend geval, bij het fonds voor bestaanszekerheid
7° het aantal reeds tewerkgestelde werknemers en het aantal werknemers voorzien voor het project, hun arbeidsregeling en hun statuut;
8° een overzicht van het personeel dat voor de begeleiding van de weinig gekwalificeerde werknemers zal zorgen;
9° in voorkomend geval, de bewijzen van erkenning door een andere overheid.
In afwijking van het eerste lid, voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn in de zin van hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt het verzoek om erkenning of om hernieuwing van de erkenning, waarvan het model door de Minister wordt bepaald, bij de administratie ingediend bij e-mail en gaat ze vergezeld van een dossier dat de volgende documenten bevat :
1° een beschrijving van het project;
2° het bewijs van de registratie bij de Kruispuntbank van de Ondernemingen of, bij gebrek, het bewijs van de voorafgaande melding bedoeld in artikel 139 van de programmawet (I) van 27 december 2006;
3° het aantal reeds tewerkgestelde werknemers en het aantal werknemers voorzien voor het project, hun arbeidsregeling en hun statuut;
4° een overzicht van het personeel dat voor de begeleiding van de weinig gekwalificeerde werknemers zal zorgen;
5° het overzicht van de boekhoudkundige functie i.v.m. het project van het jaar dat voorafgaat aan de aanvraag;
6° in voorkomend geval, de bewijzen van erkenning door een andere overheid.
De Minister kan de aanvraagster vrijstellen van het verstrekken van de documenten bedoeld de leden 2 en 3, als de informatie die ze bevatten in het bezit kunnen zijn van de Administratie of de Inspectie via de toegang tot het rijksregister, de Kruispuntbank van Ondernemingen en de Kruispuntbank van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art.5. La demande d'agrément ou de renouvellement d'agrément, dont le modèle est déterminé par le Ministre, est introduite par voie électronique auprès de l'administration.
La demande est signée par au moins une personne habilitée à engager juridiquement une des structures visées à l'article 3, § 1er, 1°, du décret, et est accompagnée d'un dossier
comprenant :
1° les statuts de la demanderesse;
2° une description du projet;
3° lors de la première demande d'agrément, la preuve de l'enregistrement à la Banque-carrefour des Entreprises ou, le cas échéant, la preuve de la déclaration préalable, visée à l'article 139 de la loi-programme (I) du 27 décembre 2006;
4° la composition des organes de gestion;
5° les comptes annuels, publiés à la Banque nationale de Belgique, portant sur l'année précédant le dépôt de la demande;
6° la preuve d'absence de dette auprès, de l'ONSS, de la TVA et, le cas échéant, du fond de sécurité d'existence;
7° le nombre de travailleurs déjà occupés et le nombre de travailleurs prévus pour le projet, leur régime de travail et leur statut;
8° un relevé du personnel qui assurera l'encadrement des travailleurs peu qualifiés;
9° le cas échéant, les preuves de reconnaissance par un autre pouvoir public.
Par dérogation à l'alinéa 1er, pour les centres publics d'action sociale ou les associations de centres publics d'action sociale au sens du chapitre XII de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'action sociale, la demande d'agrément ou de renouvellement d'agrément, dont le modèle est déterminé par le Ministre, est introduite auprès de l'administration par voie électronique et est accompagnée d'un dossier reprenant :
1° une description du projet;
2° la preuve de l'enregistrement à la Banque-carrefour des Entreprises ou, à défaut, la preuve de la déclaration préalable, visée à l'article 139 de la loi-programme (I) du 27 décembre 2006;
3° le nombre de travailleurs déjà occupés et le nombre de travailleurs prévus pour le projet, leur régime de travail et leur statut;
4° un relevé du personnel qui assurera l'encadrement des travailleurs peu qualifiés;
5° le relevé de la fonction comptable liée au projet de l'année précédant la demande;
6° le cas échéant, les preuves de reconnaissance par un autre pouvoir public.
Le Ministre peut dispenser la demanderesse de fournir les documents visés aux alinéas 2 et 3, si les informations qu'ils contiennent peuvent être en possession de l'administration ou de l'Inspection par le biais de l'accès au registre national, de la Banque carrefour des entreprises ou de la Banque carrefour de l'Office national de la Sécurité sociale.
La demande est signée par au moins une personne habilitée à engager juridiquement une des structures visées à l'article 3, § 1er, 1°, du décret, et est accompagnée d'un dossier
comprenant :
1° les statuts de la demanderesse;
2° une description du projet;
3° lors de la première demande d'agrément, la preuve de l'enregistrement à la Banque-carrefour des Entreprises ou, le cas échéant, la preuve de la déclaration préalable, visée à l'article 139 de la loi-programme (I) du 27 décembre 2006;
4° la composition des organes de gestion;
5° les comptes annuels, publiés à la Banque nationale de Belgique, portant sur l'année précédant le dépôt de la demande;
6° la preuve d'absence de dette auprès, de l'ONSS, de la TVA et, le cas échéant, du fond de sécurité d'existence;
7° le nombre de travailleurs déjà occupés et le nombre de travailleurs prévus pour le projet, leur régime de travail et leur statut;
8° un relevé du personnel qui assurera l'encadrement des travailleurs peu qualifiés;
9° le cas échéant, les preuves de reconnaissance par un autre pouvoir public.
Par dérogation à l'alinéa 1er, pour les centres publics d'action sociale ou les associations de centres publics d'action sociale au sens du chapitre XII de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'action sociale, la demande d'agrément ou de renouvellement d'agrément, dont le modèle est déterminé par le Ministre, est introduite auprès de l'administration par voie électronique et est accompagnée d'un dossier reprenant :
1° une description du projet;
2° la preuve de l'enregistrement à la Banque-carrefour des Entreprises ou, à défaut, la preuve de la déclaration préalable, visée à l'article 139 de la loi-programme (I) du 27 décembre 2006;
3° le nombre de travailleurs déjà occupés et le nombre de travailleurs prévus pour le projet, leur régime de travail et leur statut;
4° un relevé du personnel qui assurera l'encadrement des travailleurs peu qualifiés;
5° le relevé de la fonction comptable liée au projet de l'année précédant la demande;
6° le cas échéant, les preuves de reconnaissance par un autre pouvoir public.
Le Ministre peut dispenser la demanderesse de fournir les documents visés aux alinéas 2 et 3, si les informations qu'ils contiennent peuvent être en possession de l'administration ou de l'Inspection par le biais de l'accès au registre national, de la Banque carrefour des entreprises ou de la Banque carrefour de l'Office national de la Sécurité sociale.
Art.6. Binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag tot toekenning of hernieuwing van de erkenning, stuurt de Administratie naar de aanvraagster hetzij:
1° een bericht van ontvangst met de melding dat het dossier volledig is;
2° een bericht waarbij ze verzocht wordt het dossier aan te vullen binnen vijftien dagen na ontvangst van dit bericht.
De termijn bedoeld in het eerste lid, 2°, kan maximaal met dertig dagen één enkele keer worden verlengd, mits een met redenen omklede aanvraag van de aanvraagster die door de Administratie moet worden aanvaard. Na afloop van die termijn of als het dossier onvolledig blijft, wordt er geen gevolg gegeven aan het dossier.
1° een bericht van ontvangst met de melding dat het dossier volledig is;
2° een bericht waarbij ze verzocht wordt het dossier aan te vullen binnen vijftien dagen na ontvangst van dit bericht.
De termijn bedoeld in het eerste lid, 2°, kan maximaal met dertig dagen één enkele keer worden verlengd, mits een met redenen omklede aanvraag van de aanvraagster die door de Administratie moet worden aanvaard. Na afloop van die termijn of als het dossier onvolledig blijft, wordt er geen gevolg gegeven aan het dossier.
Art.6. Dans les quinze jours à dater de la réception de la demande d'octroi ou de renouvellement d'agrément, l'administration envoie à la demanderesse soit :
1° un accusé de réception mentionnant que le dossier est complet;
2° un avis l'invitant à compléter le dossier dans les quinze jours de la réception de cet avis.
Le délai visé à l'alinéa 1er, 2°, peut être prolongé de maximum trente jours une seule fois à la demande motivée de la demanderesse et acceptée par l'administration. Passé ces délais ou si le dossier demeure incomplet, le dossier est classé sans suite.
1° un accusé de réception mentionnant que le dossier est complet;
2° un avis l'invitant à compléter le dossier dans les quinze jours de la réception de cet avis.
Le délai visé à l'alinéa 1er, 2°, peut être prolongé de maximum trente jours une seule fois à la demande motivée de la demanderesse et acceptée par l'administration. Passé ces délais ou si le dossier demeure incomplet, le dossier est classé sans suite.
Art.7. De administratie maakt de Minister, binnen dertig dagen te rekenen van de dag na ontvangst van het volledig dossier, een analyse van de verkiesbaarheid over.
De Minister spreekt zich uit over de aanvraag om erkenning of verlenging van de erkenning binnen de dertig dagen die volgen op de ontvangst van de analyse van de verkiesbaarheid overgemaakt door de administratie.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van deze beslissing door de Administratie deelt de Administratie de beslissing van de Minister bij aangetekend schrijven aan de aanvraagster mee.
De Minister spreekt zich uit over de aanvraag om erkenning of verlenging van de erkenning binnen de dertig dagen die volgen op de ontvangst van de analyse van de verkiesbaarheid overgemaakt door de administratie.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van deze beslissing door de Administratie deelt de Administratie de beslissing van de Minister bij aangetekend schrijven aan de aanvraagster mee.
Art.7. L'administration transmet au Ministre, dans les trente jours à dater du jour qui suit la réception du dossier complet, une analyse d'éligibilité.
Le Ministre se prononce sur la demande d'agrément ou de renouvellement d'agrément dans les trente jours qui suivent la réception de l'analyse d'éligibilité transmise par l'administration.
L'administration notifie, par courrier recommandé, à la demanderesse la décision du Ministre, dans les quinze jours qui suivent la réception par l'administration de cette décision.
Le Ministre se prononce sur la demande d'agrément ou de renouvellement d'agrément dans les trente jours qui suivent la réception de l'analyse d'éligibilité transmise par l'administration.
L'administration notifie, par courrier recommandé, à la demanderesse la décision du Ministre, dans les quinze jours qui suivent la réception par l'administration de cette décision.
Art.8. De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning, waarvan het model door de Minister wordt bepaald, wordt bij de administratie ingediend, op zijn vroegst tweehonderd veertig dagen en uiterlijk honderd tachtig dagen voor de verstrijkdatum van de lopende erkenning.
Art.8. La demande de renouvellement de l'agrément, dont le modèle est déterminé par le Ministre, est introduite auprès de l'administration au plus tôt deux cent quarante jours et au plus tard cent quatre-vingts jours avant l'expiration de l'agrément en cours.
Art.9. Een nieuwe aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning mag niet worden ingediend door een aanvraagster van wie de erkenning als initiatief van sociale economie het voorwerp heeft uitgemaakt van een beslissing tot intrekking binnen de drie jaar na de beslissing. In geval van een beslissing van schorsing van de erkenning, mag een nieuwe aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning niet worden ingediend tijdens de duur van de schorsing, behalve als de vervaldatum van de erkenning plaatsvindt tijdens de schorsingsperiode
Art.9. Une nouvelle demande d'agrément ou de renouvellement d'agrément ne peut pas être introduite par une demanderesse dont l'agrément en tant qu'initiative d'économie sociale a fait l'objet d'une décision de retrait dans les trois ans qui suivent ladite décision. En cas de décision de suspension de l'agrément, une nouvelle demande d'agrément ou de renouvellement d'agrément ne peut pas être introduite pendant la durée de la suspension, sauf si l'échéance de l'agrément intervient pendant la période de suspension.
Afdeling 2. - Inschakelingsbedrijven
Section 2. - Des entreprises d'insertion
Art.10. De aanvraagster dient de aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning, waarvan het model door de Minister wordt bepaald, bij de administratie in per e-mail.
De aanvraag wordt ondertekend door het bedrijfshoofd en gaat vergezeld van een dossier dat de volgende documenten bevat :
1° een beschrijving van het project van duurzame en kwaliteitsvolle inschakeling van de kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers tot bevordering van de uitvoering van de principes bedoeld in artikel 1, eerste lid van het decreet van 20 november 2008 betreffende de sociale economie, en meer bepaald het werk boven het kapitaal bij de verdeling van de inkomsten, dat de aanvraagster leidt of gaat leiden, met inbegrip van de materiële en menselijke middelen, en meer bepaald de middelen die voorzien zijn voor de sociale begeleiding van de bedoelde werknemers, aangewend voor de uitvoering van dit inschakelingsproject;
2° een voorstelling van de bevoegdheden en de ervaring van het bedrijfshoofd en, desgevallend, van de afgevaardigd bestuurder, zowel op het economische vlak als op het vlak van de human resources;
3° een overzicht van het begeleidingspersoneel met, voor elk van de leden, de vermelding van zijn kwalificaties;
4° het voorontwerp om de relevantie van de activiteit en de economische levensvatbaarheid van het inschakelingsbedrijf te evalueren op basis van een omschrijving van de activiteiten alsook van de goederen en diensten die worden verleend of gepresteerd. Het voorontwerp bevat :
a) de algemene voorstelling van het project;
b) de gedetailleerde ontvangsten en vooruitgeplande lasten voor het lopende jaar en de volgende drie boekjaren;
5° een bericht van ontvangst, afgeleverd door de "FOREm" of het "Arbeitsamt der D.G.",waarbij de indiening van een overeenkomstaanvraag wordt bevestigd, zoals bedoeld in artikel 7, § 1, 10°, van het decreet.
De Minister kan de aanvraagster vrijstellen van het verstrekken van de documenten bedoeld in het tweede lid als deze documenten in het bezit zijn van de Administratie of de Inspectie via de toegang tot het rijksregister, de Kruispuntbank van Ondernemingen en de Kruispuntbank van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
De aanvraag wordt ondertekend door het bedrijfshoofd en gaat vergezeld van een dossier dat de volgende documenten bevat :
1° een beschrijving van het project van duurzame en kwaliteitsvolle inschakeling van de kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers tot bevordering van de uitvoering van de principes bedoeld in artikel 1, eerste lid van het decreet van 20 november 2008 betreffende de sociale economie, en meer bepaald het werk boven het kapitaal bij de verdeling van de inkomsten, dat de aanvraagster leidt of gaat leiden, met inbegrip van de materiële en menselijke middelen, en meer bepaald de middelen die voorzien zijn voor de sociale begeleiding van de bedoelde werknemers, aangewend voor de uitvoering van dit inschakelingsproject;
2° een voorstelling van de bevoegdheden en de ervaring van het bedrijfshoofd en, desgevallend, van de afgevaardigd bestuurder, zowel op het economische vlak als op het vlak van de human resources;
3° een overzicht van het begeleidingspersoneel met, voor elk van de leden, de vermelding van zijn kwalificaties;
4° het voorontwerp om de relevantie van de activiteit en de economische levensvatbaarheid van het inschakelingsbedrijf te evalueren op basis van een omschrijving van de activiteiten alsook van de goederen en diensten die worden verleend of gepresteerd. Het voorontwerp bevat :
a) de algemene voorstelling van het project;
b) de gedetailleerde ontvangsten en vooruitgeplande lasten voor het lopende jaar en de volgende drie boekjaren;
5° een bericht van ontvangst, afgeleverd door de "FOREm" of het "Arbeitsamt der D.G.",waarbij de indiening van een overeenkomstaanvraag wordt bevestigd, zoals bedoeld in artikel 7, § 1, 10°, van het decreet.
De Minister kan de aanvraagster vrijstellen van het verstrekken van de documenten bedoeld in het tweede lid als deze documenten in het bezit zijn van de Administratie of de Inspectie via de toegang tot het rijksregister, de Kruispuntbank van Ondernemingen en de Kruispuntbank van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art.10. La demanderesse introduit, par voie électronique, la demande d'agrément ou de renouvellement d'agrément, dont le modèle est déterminé par le Ministre, auprès de l'administration.
La demande est signée par le chef d'entreprise et est accompagnée d'un dossier
comprenant :
1° un descriptif du projet d'insertion durable et de qualité des travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés visant à favoriser la mise en oeuvre des principes visés à l'article 1er, alinéa 1er, du décret du 20 novembre 2008 relatif à l'économie sociale et notamment le principe de primauté du travail sur le capital dans la répartition des revenus, que la demanderesse mène ou entend mener, en ce compris les moyens matériels et humains, et notamment ceux prévus pour l'accompagnement social des travailleurs ciblés, mis en oeuvre pour la réalisation de ce projet d'insertion;
2° une présentation des compétences et de l'expérience du chef d'entreprise et, le cas échéant, de l'administrateur délégué dans les domaines économique et des ressources humaines;
3° un relevé du personnel d'encadrement avec, pour chacun des membres, l'indication de ses qualifications;
4° le projet prévisionnel permettant d'évaluer la pertinence de l'activité et la viabilité économique de l'entreprise d'insertion sur base d'une description des activités ainsi que des biens ou services qui sont fournis ou prestés. Le projet prévisionnel contient :
a) la présentation générale du projet;
b) le détail des recettes et des charges prévisionnelles pour l'année en cours et les trois exercices comptables suivants;
5° un accusé de réception, délivré par le FOREm ou par l'Arbeitsamt der D.G., attestant de l'introduction d'une demande de convention, telle que celle visée à l'article 7, § 1er, 10°, du décret.
Le Ministre peut dispenser la demanderesse de fournir les documents visés à l'alinéa 2, dès lors qu'ils sont en possession de l'administration ou de l'Inspection par le biais de l'accès au registre national, de la Banque carrefour des entreprises ou de la Banque carrefour de l'Office national de la Sécurité sociale.
La demande est signée par le chef d'entreprise et est accompagnée d'un dossier
comprenant :
1° un descriptif du projet d'insertion durable et de qualité des travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés visant à favoriser la mise en oeuvre des principes visés à l'article 1er, alinéa 1er, du décret du 20 novembre 2008 relatif à l'économie sociale et notamment le principe de primauté du travail sur le capital dans la répartition des revenus, que la demanderesse mène ou entend mener, en ce compris les moyens matériels et humains, et notamment ceux prévus pour l'accompagnement social des travailleurs ciblés, mis en oeuvre pour la réalisation de ce projet d'insertion;
2° une présentation des compétences et de l'expérience du chef d'entreprise et, le cas échéant, de l'administrateur délégué dans les domaines économique et des ressources humaines;
3° un relevé du personnel d'encadrement avec, pour chacun des membres, l'indication de ses qualifications;
4° le projet prévisionnel permettant d'évaluer la pertinence de l'activité et la viabilité économique de l'entreprise d'insertion sur base d'une description des activités ainsi que des biens ou services qui sont fournis ou prestés. Le projet prévisionnel contient :
a) la présentation générale du projet;
b) le détail des recettes et des charges prévisionnelles pour l'année en cours et les trois exercices comptables suivants;
5° un accusé de réception, délivré par le FOREm ou par l'Arbeitsamt der D.G., attestant de l'introduction d'une demande de convention, telle que celle visée à l'article 7, § 1er, 10°, du décret.
Le Ministre peut dispenser la demanderesse de fournir les documents visés à l'alinéa 2, dès lors qu'ils sont en possession de l'administration ou de l'Inspection par le biais de l'accès au registre national, de la Banque carrefour des entreprises ou de la Banque carrefour de l'Office national de la Sécurité sociale.
Art.11. De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning, waarvan het model door de Minister wordt bepaald, wordt bij de administratie per e-mail ingediend, op zijn vroegst tweehonderd veertig dagen en uiterlijk honderd tachtig dagen voor de verstrijkdatum van de lopende erkenning.
Art.11. La demande de renouvellement d'agrément, dont le modèle est déterminé par le Ministre, est introduite, par voie électronique, auprès de l'administration au plus tôt deux cent quarante jours et au plus tard cent quatre-vingts jours avant l'expiration de l'agrément en cours.
Art.12. Een nieuwe aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning mag niet worden ingediend door een aanvraagster van wie de erkenning als inschakelingsbedrijf het voorwerp heeft uitgemaakt van een beslissing tot intrekking binnen de drie jaar na de beslissing. In geval van een beslissing van schorsing van de erkenning, mag een nieuwe aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning niet worden ingediend tijdens de duur van de schorsing, behalve als de vervaldatum van de erkenning plaatsvindt tijdens de schorsingsperiode.
Art.12. Une demande d'agrément ou de renouvellement d'agrément ne peut être introduite par une demanderesse dont l'agrément en tant qu'entreprise d'insertion a fait l'objet d'une décision de retrait dans les trois ans qui suivent ladite décision. En cas de décision de suspension de l'agrément, une nouvelle demande d'agrément ou de renouvellement d'agrément ne peut pas être introduite pendant la durée de la suspension, sauf si l'échéance de l'agrément intervient pendant la période de suspension.
Art.13. § 1. Binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag tot toekenning of hernieuwing van de erkenning, stuurt de Administratie naar de aanvraagster hetzij:
1° een bericht van ontvangst met de melding dat het dossier volledig is;
2° een bericht waarbij de aanvraagster verzocht wordt het dossier aan te vullen binnen vijftien dagen na ontvangst van dit bericht
De termijn bedoeld in het eerste lid, 2°, kan maximaal met dertig dagen één keer worden verlengd, mits een met redenen omklede aanvraag van de aanvraagster die door de Administratie moet worden aanvaard. Na afloop van die termijn of als het dossier onvolledig blijft, wordt er geen gevolg gegeven aan het dossier.
§ 2. De administratie stuurt het volledig dossier naar de advies- en erkenningscommissie van de sociale economiebedrijven, zoals ingesteld bij het artikel 6 van het decreet van 20 november 2008 betreffende de sociale economie en hierna "de commissie" benoemd, binnen zestig dagen te rekenen van de ontvangst van het volledig dossier. De Commissie kan bijkomende inlichtingen vragen aan de aanvraagster en/of aan de Administratie.
De aanvraagster kan de Commissie verzoeken om gehoord te worden.
De Commissie kan vorderen dat de aanvraagster wordt gehoord. In dit geval zal de aanvraagster binnen vijftien dagen vóór de hoorzitting een oproeping ontvangen waarin de punten worden vermeld waarover ze gehoord zal worden alsook de desbetreffende stukken.
1° een bericht van ontvangst met de melding dat het dossier volledig is;
2° een bericht waarbij de aanvraagster verzocht wordt het dossier aan te vullen binnen vijftien dagen na ontvangst van dit bericht
De termijn bedoeld in het eerste lid, 2°, kan maximaal met dertig dagen één keer worden verlengd, mits een met redenen omklede aanvraag van de aanvraagster die door de Administratie moet worden aanvaard. Na afloop van die termijn of als het dossier onvolledig blijft, wordt er geen gevolg gegeven aan het dossier.
§ 2. De administratie stuurt het volledig dossier naar de advies- en erkenningscommissie van de sociale economiebedrijven, zoals ingesteld bij het artikel 6 van het decreet van 20 november 2008 betreffende de sociale economie en hierna "de commissie" benoemd, binnen zestig dagen te rekenen van de ontvangst van het volledig dossier. De Commissie kan bijkomende inlichtingen vragen aan de aanvraagster en/of aan de Administratie.
De aanvraagster kan de Commissie verzoeken om gehoord te worden.
De Commissie kan vorderen dat de aanvraagster wordt gehoord. In dit geval zal de aanvraagster binnen vijftien dagen vóór de hoorzitting een oproeping ontvangen waarin de punten worden vermeld waarover ze gehoord zal worden alsook de desbetreffende stukken.
Art.13. § 1er. Dans les quinze jours à dater de la réception de la demande d'octroi ou de renouvellement d'agrément, l'administration envoie à la demanderesse soit :
1° un accusé de réception mentionnant que le dossier est complet;
2° un avis invitant la demanderesse à compléter le dossier dans les quinze jours de la réception de cet avis
Le délai visé à l'alinéa 1er, 2°, peut être prolongé une fois de maximum trente jours à la demande motivée de la demanderesse et acceptée par l'administration. Passé ces délais ou si le dossier demeure incomplet, le dossier est classé sans suite.
§ 2. L'administration envoie le dossier complet à la commission consultative et d'agrément des entreprises d'économie sociale, telle qu'instituée par l'article 6 du décret du 20 novembre 2008 relatif à l'économie sociale et dénommée ci-après " la commission ", dans les soixante jours à dater de la réception du dossier complet. La commission peut demander des compléments d'informations à la demanderesse et/ou à l'administration.
La demanderesse peut solliciter une audition par la commission.
La commission peut requérir l'audition de la demanderesse. Dans ce cas, la demanderesse reçoit dans les quinze jours qui précèdent la date de son audition une convocation qui précise les points sur lesquels elle est entendue ainsi que les pièces y afférentes.
1° un accusé de réception mentionnant que le dossier est complet;
2° un avis invitant la demanderesse à compléter le dossier dans les quinze jours de la réception de cet avis
Le délai visé à l'alinéa 1er, 2°, peut être prolongé une fois de maximum trente jours à la demande motivée de la demanderesse et acceptée par l'administration. Passé ces délais ou si le dossier demeure incomplet, le dossier est classé sans suite.
§ 2. L'administration envoie le dossier complet à la commission consultative et d'agrément des entreprises d'économie sociale, telle qu'instituée par l'article 6 du décret du 20 novembre 2008 relatif à l'économie sociale et dénommée ci-après " la commission ", dans les soixante jours à dater de la réception du dossier complet. La commission peut demander des compléments d'informations à la demanderesse et/ou à l'administration.
La demanderesse peut solliciter une audition par la commission.
La commission peut requérir l'audition de la demanderesse. Dans ce cas, la demanderesse reçoit dans les quinze jours qui précèdent la date de son audition une convocation qui précise les points sur lesquels elle est entendue ainsi que les pièces y afférentes.
Art.14. De Commissie brengt haar advies uit aan de Minister binnen dertig dagen na de overmaking van het volledig dossier door de Administratie. Deze termijn kan evenwel op zestig dagen worden gebracht in geval van een hoorzitting zoals bedoeld in artikel 13, § 2, tweede lid.
De Minister kan, op gemotiveerd verzoek van de commissie, een verlenging van de termijn toestaan waarin de commissie advies zal uitbrengen.
De Minister kan, op gemotiveerd verzoek van de commissie, een verlenging van de termijn toestaan waarin de commissie advies zal uitbrengen.
Art.14. La commission remet son avis au Ministre dans les trente jours de la transmission du dossier complet par l'administration. Ce délai peut être porté à soixante jours en cas d'audition visée à l'article 13, § 2, alinéa 2.
A la demande motivée de la commission, le Ministre peut autoriser la prolongation du délai pour la remise d'avis de la commission.
A la demande motivée de la commission, le Ministre peut autoriser la prolongation du délai pour la remise d'avis de la commission.
Art.15. De Minister spreekt zich uit over de aanvraag om erkenning of hernieuwing van de erkenning binnen de dertig dagen die volgen op de ontvangst van het volledig dossier.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van deze beslissing door de Administratie deelt de Administratie de beslissing van de Minister bij aangetekend schrijven aan de aanvraagster mee.
De administratie geeft de Commissie kennis, ter informatie, van de beslissing van de Minister bij gewone post of per e-mail.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van deze beslissing door de Administratie deelt de Administratie de beslissing van de Minister bij aangetekend schrijven aan de aanvraagster mee.
De administratie geeft de Commissie kennis, ter informatie, van de beslissing van de Minister bij gewone post of per e-mail.
Art.15. Le Ministre se prononce sur la demande d'agrément ou de renouvellement d'agrément dans les trente jours qui suivent la réception du dossier complet.
L'administration notifie, par courrier recommandé, à la demanderesse la décision du Ministre, dans les quinze jours qui suivent la réception par l'administration de cette décision.
L'administration envoie, pour information, la décision du Ministre à la commission par courrier simple ou par voie électronique.
L'administration notifie, par courrier recommandé, à la demanderesse la décision du Ministre, dans les quinze jours qui suivent la réception par l'administration de cette décision.
L'administration envoie, pour information, la décision du Ministre à la commission par courrier simple ou par voie électronique.
HOOFDSTUK III. - Subsidies van de inschakelingsbedrijven
CHAPITRE III. - Des subventions des entreprises d'insertion
Afdeling 1. - Subsidie werknemer
Section 1. - La subvention travailleur
Art.16. Overeenkomstig artikel 18 van het decreet, maakt het erkend inschakelingsbedrijf dat om een subsidie bedoeld in artikel 19 van decreet verzoekt, per e-mail en op basis van een voorgedrukt formulier waarvan het model door de Minister wordt bepaald, een afschrift van de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer over alsook het attest bedoeld in artikel 13 van het decreet, waarvan de Minister het model bepaald, dat de bewijsstukken van zijn statuut van kwetsbare werknemer of van uiterst kwetsbare werknemer bevat.
Art.16. Conformément à l'article 18 du décret, l'entreprise d'insertion agréée qui sollicite une subvention prévue à l'article 19 du décret transmet, par voie électronique et sur base d'un formulaire préétabli dont le modèle est déterminé par le Ministre, une copie du contrat de travail du travailleur concerné ainsi que l'attestation prévue à l'article 13 du décret, dont le Ministre détermine le modèle, contenant les pièces justificatives de son statut de travailleur défavorisé ou de travailleur gravement défavorisé.
Art.17. Het maximumbedrag van de subsidie bedoeld in artikel 19 van het decreet wordt, per kwetsbare werknemer, vastgesteld als volgt :
1° als het gaat om een inschakelingsbedrijf bepaald in artikel 7, § 1, 6°, a) en b) van het decreet :
a) 18.000 euro, als de werknemer is tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor voltijdse arbeid en dat hij ressorteert onder één van de paritaire comités nummers 121, 124, 145 of 302;
a) 15.000 euro, als de werknemer is tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor voltijdse arbeid en dat hij ressorteert onder een ander paritaire comité dan die met de nummers 121, 124, 145 of 302;
2° als het gaat om een inschakelingsbedrijf bepaald in artikel 7, § 1, 6°, c) van het decreet :
a) 10.800 euro, als de werknemer is tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor voltijdse arbeid en dat hij ressorteert onder één van de paritaire comités nummers 121, 124, 145 of 302;
b) 9.000 euro, als de werknemer is tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor voltijdse arbeid en dat hij ressorteert onder een ander paritaire comité dan die met de nummers 121, 124, 145 of 302.
De bedragen bepaald in het eerste lid moeten worden vermenigvuldigd door twee als de aangeworven werknemer geacht wordt als uiterst kwetsbaar
1° als het gaat om een inschakelingsbedrijf bepaald in artikel 7, § 1, 6°, a) en b) van het decreet :
a) 18.000 euro, als de werknemer is tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor voltijdse arbeid en dat hij ressorteert onder één van de paritaire comités nummers 121, 124, 145 of 302;
a) 15.000 euro, als de werknemer is tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor voltijdse arbeid en dat hij ressorteert onder een ander paritaire comité dan die met de nummers 121, 124, 145 of 302;
2° als het gaat om een inschakelingsbedrijf bepaald in artikel 7, § 1, 6°, c) van het decreet :
a) 10.800 euro, als de werknemer is tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor voltijdse arbeid en dat hij ressorteert onder één van de paritaire comités nummers 121, 124, 145 of 302;
b) 9.000 euro, als de werknemer is tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor voltijdse arbeid en dat hij ressorteert onder een ander paritaire comité dan die met de nummers 121, 124, 145 of 302.
De bedragen bepaald in het eerste lid moeten worden vermenigvuldigd door twee als de aangeworven werknemer geacht wordt als uiterst kwetsbaar
Art.17. Le montant maximum de la subvention visée à l'article 19 du décret est fixé, par travailleur défavorisé, comme suit :
1° s'il s'agit d'une entreprise d'insertion définie à l'article 7, § 1er, 6°, a) et b) du décret :
a) 18.000 euros, si le travailleur est engagé dans les liens d'un contrat de travail à temps plein et qu'il ressort d'une des commissions paritaires numéros 121, 124, 145 ou 302;
b) 15.000 euros, si le travailleur est engagé dans les liens d'un contrat de travail à temps plein et qu'il ressort de toute commission paritaire autre que celles numérotées 121, 124, 145 ou 302;
2° s'il s'agit d'une entreprise d'insertion définie à l'article 7, § 1er, 6°, c) du décret :
a) 10.800 euros, si le travailleur est engagé dans les liens d'un contrat de travail à temps plein et qu'il ressort d'une des commissions paritaires numéros 121, 124, 145 ou 302;
b) 9.000 euros, si le travailleur est engagé dans les liens d'un contrat de travail à temps plein et qu'il ressort de toute commission paritaire autre que celles numérotées 121, 124, 145 ou 302.
Les montants fixés à l'alinéa 1er doivent être multipliés par deux lorsque le travailleur engagé est réputé gravement défavorisé.
1° s'il s'agit d'une entreprise d'insertion définie à l'article 7, § 1er, 6°, a) et b) du décret :
a) 18.000 euros, si le travailleur est engagé dans les liens d'un contrat de travail à temps plein et qu'il ressort d'une des commissions paritaires numéros 121, 124, 145 ou 302;
b) 15.000 euros, si le travailleur est engagé dans les liens d'un contrat de travail à temps plein et qu'il ressort de toute commission paritaire autre que celles numérotées 121, 124, 145 ou 302;
2° s'il s'agit d'une entreprise d'insertion définie à l'article 7, § 1er, 6°, c) du décret :
a) 10.800 euros, si le travailleur est engagé dans les liens d'un contrat de travail à temps plein et qu'il ressort d'une des commissions paritaires numéros 121, 124, 145 ou 302;
b) 9.000 euros, si le travailleur est engagé dans les liens d'un contrat de travail à temps plein et qu'il ressort de toute commission paritaire autre que celles numérotées 121, 124, 145 ou 302.
Les montants fixés à l'alinéa 1er doivent être multipliés par deux lorsque le travailleur engagé est réputé gravement défavorisé.
Art.18. § 1. Vanaf de ontvangst en de validering van het volledig elektronisch aanvraagformulier, betaalt de administratie een voorschot van vijftig percent van het bedrag van de subsidie. Deze vijftig percent komen overeen met de helft van de subsidie bedoeld in artikel 17.
Na vierentwintig maanden te rekenen van de aanwerving van de werknemer, gaat de administratie over tot de berekening van de effectieve subsidie van de werknemer op basis van zijn individuele rekening en betaalt ze daarna het saldo van de subsidie.
Het bedrag van de effectieve subsidie mag niet vijftig percent van de loonkosten overschrijden over een maximale periode van twaalf maanden te rekenen van de aanwerving van de kwetsbare werknemer of over een maximale periode van vierentwintig maanden te rekenen van de aanwerving van de uiterst kwetsbare werknemer.
§ 2. De bewijzen van de besteding van honderd percent van de subsidie komt overeen met de betaling van de loonkost over een periode van een jaar te rekenen van de aanwervingsdatum voor een kwetsbare werknemer en over een periode van twee jaar voor een uiterst kwetsbare werknemer.
§ 3. De subsidie wordt toegekend als de werknemer wordt aangeworven in het kader van een overeenkomst dat minstens halftijds wordt afgesloten en naar rato van de arbeidstijd dat contractueel wordt bepaald voor de aanwerving van de werknemer in het inschakelingsbedrijf.
§ 4. De subsidie wordt één enkele keer toegekend per werkgever voor éénzelfde werknemer.
Na vierentwintig maanden te rekenen van de aanwerving van de werknemer, gaat de administratie over tot de berekening van de effectieve subsidie van de werknemer op basis van zijn individuele rekening en betaalt ze daarna het saldo van de subsidie.
Het bedrag van de effectieve subsidie mag niet vijftig percent van de loonkosten overschrijden over een maximale periode van twaalf maanden te rekenen van de aanwerving van de kwetsbare werknemer of over een maximale periode van vierentwintig maanden te rekenen van de aanwerving van de uiterst kwetsbare werknemer.
§ 2. De bewijzen van de besteding van honderd percent van de subsidie komt overeen met de betaling van de loonkost over een periode van een jaar te rekenen van de aanwervingsdatum voor een kwetsbare werknemer en over een periode van twee jaar voor een uiterst kwetsbare werknemer.
§ 3. De subsidie wordt toegekend als de werknemer wordt aangeworven in het kader van een overeenkomst dat minstens halftijds wordt afgesloten en naar rato van de arbeidstijd dat contractueel wordt bepaald voor de aanwerving van de werknemer in het inschakelingsbedrijf.
§ 4. De subsidie wordt één enkele keer toegekend per werkgever voor éénzelfde werknemer.
Art.18. § 1er. Dès réception et validation du formulaire de demande électronique complet, l'administration liquide une avance de cinquante pour cent du montant de la subvention. Ces cinquante pour cent correspondent à la moitié de la subvention visée à l'article 17.
Au terme de vingt-quatre mois à compter de l'engagement du travailleur, l'administration procède au calcul de la subvention effective du travailleur sur base de son compte individuel et liquide ensuite le solde de la subvention.
Le montant de la subvention effective n'excède pas cinquante pour cent des coûts salariaux sur une période maximale de douze mois à compter de l'embauche d'un travailleur défavorisé ou sur une période maximale de vingt-quatre mois à compter de l'embauche d'un travailleur gravement défavorisé.
§ 2. Les preuves de l'affectation de cent pour cent de la subvention correspondent au paiement du coût salarial sur une période d'un an à dater de la date d'engagement pour un travailleur défavorisé et sur une période de deux ans pour un travailleur gravement défavorisé.
§ 3. La subvention est octroyée si le travailleur est engagé dans le cadre d'un contrat conclu au minimum à mi-temps et au prorata du temps de travail fixé contractuellement à l'engagement du travailleur au sein de l'entreprise d'insertion.
§ 4. La subvention est octroyée une seule fois par employeur pour un même travailleur.
Au terme de vingt-quatre mois à compter de l'engagement du travailleur, l'administration procède au calcul de la subvention effective du travailleur sur base de son compte individuel et liquide ensuite le solde de la subvention.
Le montant de la subvention effective n'excède pas cinquante pour cent des coûts salariaux sur une période maximale de douze mois à compter de l'embauche d'un travailleur défavorisé ou sur une période maximale de vingt-quatre mois à compter de l'embauche d'un travailleur gravement défavorisé.
§ 2. Les preuves de l'affectation de cent pour cent de la subvention correspondent au paiement du coût salarial sur une période d'un an à dater de la date d'engagement pour un travailleur défavorisé et sur une période de deux ans pour un travailleur gravement défavorisé.
§ 3. La subvention est octroyée si le travailleur est engagé dans le cadre d'un contrat conclu au minimum à mi-temps et au prorata du temps de travail fixé contractuellement à l'engagement du travailleur au sein de l'entreprise d'insertion.
§ 4. La subvention est octroyée une seule fois par employeur pour un même travailleur.
Art.19. Bij overplaatsing van een werknemer van een inschakelingsbedrijf naar een ander inschakelingsbedrijf, wordt de subsidie verdeeld tussen de inschalingsbedrijven in functie van de arbeidsperiodes die de werknemer heeft gepresteerd in elk inschakelingsbedrijf.
Art.19. En cas de transfert d'un travailleur d'une entreprise d'insertion vers une autre entreprise d'insertion, la subvention est répartie entre les entreprises d'insertion en fonction des périodes de travail que le travailleur a presté dans chaque entreprise d'insertion.
Afdeling 2. - Subsidie bestemd voor een opdracht van sociale begeleiding
Section 2. - La subvention destinée à une mission d'accompagnement social
Art.20. Het jaarlijks maximum bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 21 van het decreet wordt vastgesteld als volgt :
1° 100.000 euro als het inschakelingsbedrijf minstens zestig werknemers telt die bij hun indienstneming door het erkend inschakelingsbedrijf het statuut van kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers hadden, en voor zover het bedrijf kan bewijzen dat er personen worden aangeworven om uitsluitend sociale begeleidingsopdrachten uit te voeren in de zin van artikel 3, ten belope van minimum een halftijdse arbeid per sociale begeleider;
2° 75.000 euro als het inschakelingsbedrijf minstens vijfenveertig werknemers telt die bij hun indienstneming door het erkend inschakelingsbedrijf het statuut van kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers hadden, en voor zover het bedrijf kan bewijzen dat er personen worden aangeworven om uitsluitend sociale begeleidingsopdrachten uit te voeren in de zin van artikel 3, ten belope van minimum een halftijdse arbeid per sociale begeleider;
3° 50.000 euro als het inschakelingsbedrijf minstens zesentwintig werknemers telt die bij hun indienstneming door het erkend inschakelingsbedrijf het statuut van kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers hadden, en voor zover het bedrijf kan bewijzen dat er personen worden aangeworven om uitsluitend sociale begeleidingsopdrachten uit te voeren in de zin van artikel 3, ten belope van minimum een halftijdse arbeid per sociale begeleider;
4° 25.000 euro als het inschakelingsbedrijf minstens acht werknemers telt die bij hun indienstneming door het erkend inschakelingsbedrijf het statuut van kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers hadden, en voor zover het bedrijf kan bewijzen dat er personen worden aangeworven om uitsluitend sociale begeleidingsopdrachten uit te voeren in de zin van artikel 3.
De subsidie bedoeld in het eerste lid is bestemd om de loonkost van de sociale begeleider(s) te dekken, met inbegrip van hun verplaatsingskosten, alsook hun werkingskosten ten belope van maximum vijftien percent van de loonkost.
1° 100.000 euro als het inschakelingsbedrijf minstens zestig werknemers telt die bij hun indienstneming door het erkend inschakelingsbedrijf het statuut van kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers hadden, en voor zover het bedrijf kan bewijzen dat er personen worden aangeworven om uitsluitend sociale begeleidingsopdrachten uit te voeren in de zin van artikel 3, ten belope van minimum een halftijdse arbeid per sociale begeleider;
2° 75.000 euro als het inschakelingsbedrijf minstens vijfenveertig werknemers telt die bij hun indienstneming door het erkend inschakelingsbedrijf het statuut van kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers hadden, en voor zover het bedrijf kan bewijzen dat er personen worden aangeworven om uitsluitend sociale begeleidingsopdrachten uit te voeren in de zin van artikel 3, ten belope van minimum een halftijdse arbeid per sociale begeleider;
3° 50.000 euro als het inschakelingsbedrijf minstens zesentwintig werknemers telt die bij hun indienstneming door het erkend inschakelingsbedrijf het statuut van kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers hadden, en voor zover het bedrijf kan bewijzen dat er personen worden aangeworven om uitsluitend sociale begeleidingsopdrachten uit te voeren in de zin van artikel 3, ten belope van minimum een halftijdse arbeid per sociale begeleider;
4° 25.000 euro als het inschakelingsbedrijf minstens acht werknemers telt die bij hun indienstneming door het erkend inschakelingsbedrijf het statuut van kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers hadden, en voor zover het bedrijf kan bewijzen dat er personen worden aangeworven om uitsluitend sociale begeleidingsopdrachten uit te voeren in de zin van artikel 3.
De subsidie bedoeld in het eerste lid is bestemd om de loonkost van de sociale begeleider(s) te dekken, met inbegrip van hun verplaatsingskosten, alsook hun werkingskosten ten belope van maximum vijftien percent van de loonkost.
Art.20. Le montant annuel maximum de la subvention visée à l'article 21 du décret est fixé comme suit :
1° 100.000 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum soixante travailleurs qui, au moment de leur engagement dans l'entreprise d'insertion, avaient le statut de travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés et pour autant qu'elle justifie de personnes engagées pour réaliser exclusivement des missions d'accompagnement social au sens de l'article 3, à concurrence de minimum un mi-temps par accompagnateur social;
2° 75.000 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum quarante-cinq travailleurs qui, au moment de leur engagement dans l'entreprise d'insertion, avaient le statut de travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés et pour autant qu'elle justifie de personnes engagées pour réaliser exclusivement des missions d'accompagnement social au sens de l'article 3, à concurrence de minimum un mi-temps par accompagnateur social;
3° 50.000 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum vingt-six travailleurs qui, au moment de leur engagement dans l'entreprise d'insertion, avaient le statut de travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés et pour autant qu'elle justifie de personnes engagées pour réaliser exclusivement des missions d'accompagnement social au sens de l'article 3, à concurrence de minimum un mi-temps par accompagnateur social;
4° 25.000 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum huit travailleurs qui, au moment de leur engagement dans l'entreprise d'insertion, avaient le statut de travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés et pour autant qu'elle justifie de personnes engagées pour réaliser exclusivement des missions d'accompagnement social au sens de l'article 3.
La subvention visée à l'alinéa 1er, est destinée à couvrir le coût salarial du ou des accompagnateurs sociaux, en ce compris leurs frais de déplacement ainsi que leurs frais de fonctionnement à concurrence de quinze pour cent maximum du coût salarial.
1° 100.000 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum soixante travailleurs qui, au moment de leur engagement dans l'entreprise d'insertion, avaient le statut de travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés et pour autant qu'elle justifie de personnes engagées pour réaliser exclusivement des missions d'accompagnement social au sens de l'article 3, à concurrence de minimum un mi-temps par accompagnateur social;
2° 75.000 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum quarante-cinq travailleurs qui, au moment de leur engagement dans l'entreprise d'insertion, avaient le statut de travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés et pour autant qu'elle justifie de personnes engagées pour réaliser exclusivement des missions d'accompagnement social au sens de l'article 3, à concurrence de minimum un mi-temps par accompagnateur social;
3° 50.000 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum vingt-six travailleurs qui, au moment de leur engagement dans l'entreprise d'insertion, avaient le statut de travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés et pour autant qu'elle justifie de personnes engagées pour réaliser exclusivement des missions d'accompagnement social au sens de l'article 3, à concurrence de minimum un mi-temps par accompagnateur social;
4° 25.000 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum huit travailleurs qui, au moment de leur engagement dans l'entreprise d'insertion, avaient le statut de travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés et pour autant qu'elle justifie de personnes engagées pour réaliser exclusivement des missions d'accompagnement social au sens de l'article 3.
La subvention visée à l'alinéa 1er, est destinée à couvrir le coût salarial du ou des accompagnateurs sociaux, en ce compris leurs frais de déplacement ainsi que leurs frais de fonctionnement à concurrence de quinze pour cent maximum du coût salarial.
Art.21. De uitbetaling van de subsidie bedoeld in artikel 21 van het decreet gebeurt als volgt :
1° vanaf de ontvangst van de arbeidsovereenkomst van de sociale begeleider wordt een voorschot van tachtig percent van het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 21 van het decreet uitbetaald aan het inschakelingsbedrijf;
2° na twaalf maanden te rekenen van het begin het lopende erkenningsjaar, maakt het inschakelingsbedrijf, per e-mail, de bewijsstukken bepaald door de Minister overeenkomstig artikel 3, § 1, van Verordening (EU) nr. 360/2012, betreffende de sociale begeleiders, waarbij de bestemming van de volledige jaarlijkse subsidie kan worden bewezen, namelijk voorschot en saldo.
Het saldo van de subsidie wordt uitbetaald alsook, in voorkomend geval, het voorschot van het volgend jaar.
1° vanaf de ontvangst van de arbeidsovereenkomst van de sociale begeleider wordt een voorschot van tachtig percent van het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 21 van het decreet uitbetaald aan het inschakelingsbedrijf;
2° na twaalf maanden te rekenen van het begin het lopende erkenningsjaar, maakt het inschakelingsbedrijf, per e-mail, de bewijsstukken bepaald door de Minister overeenkomstig artikel 3, § 1, van Verordening (EU) nr. 360/2012, betreffende de sociale begeleiders, waarbij de bestemming van de volledige jaarlijkse subsidie kan worden bewezen, namelijk voorschot en saldo.
Het saldo van de subsidie wordt uitbetaald alsook, in voorkomend geval, het voorschot van het volgend jaar.
Art.21. La liquidation de la subvention visée à l'article 21 du décret s'effectue comme suit :
1° dès réception du contrat de travail de l'accompagnateur social, une avance de quatre-vingt pour cent du montant de la subvention visée à l'article 21 du décret est liquidée à l'entreprise d'insertion;
2° au terme de douze mois à dater du début de l'année d'agrément en cours, l'entreprise d'insertion transmet, par voie électronique, les pièces justificatives déterminées par le Ministre conformément à l'article 3, § 1er, du règlement (UE) n° 360/2012, relatif aux accompagnateurs sociaux, permettant de prouver l'affectation de l'intégralité de la subvention annuelle, à savoir avance et solde.
Le solde de la subvention est liquidé ainsi que, le cas échéant, l'avance de l'année suivante.
1° dès réception du contrat de travail de l'accompagnateur social, une avance de quatre-vingt pour cent du montant de la subvention visée à l'article 21 du décret est liquidée à l'entreprise d'insertion;
2° au terme de douze mois à dater du début de l'année d'agrément en cours, l'entreprise d'insertion transmet, par voie électronique, les pièces justificatives déterminées par le Ministre conformément à l'article 3, § 1er, du règlement (UE) n° 360/2012, relatif aux accompagnateurs sociaux, permettant de prouver l'affectation de l'intégralité de la subvention annuelle, à savoir avance et solde.
Le solde de la subvention est liquidé ainsi que, le cas échéant, l'avance de l'année suivante.
Afdeling 3. - De subsidie voor de uitvoering van de principes van de sociale economie
Section 3. - La subvention pour la mise en oeuvre des principes de l'économie sociale
Art.22. § 1. De jaarlijkse subsidie bedoeld in artikel 22 van het decreet wordt samengesteld, in functie van de criteria die erin zijn voorzien, als volgt :
1° wat betreft de evolutie van het bestand, met dien verstande dat het gaat om het gemiddelde aantal loonarbeiders berekend in voltijdse equivalenten, die binnen het erkende inschakelingsbedrijf gewerkt hebben, op grond van de vier kwartalen van het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd door het erkend inschakelingsbedrijf:
a) 2.500 euro als het inschakelingsbedrijf minstens een kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemer telt;
b) 5.000 euro als het inschakelingsbedrijf minstens elf kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers telt;
c) 7.500 euro als het inschakelingsbedrijf minstens zesentwintig kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers telt;
2° wat de invoering van een participatief proces binnen het erkend inschakelingsbedrijf betreft, bedraagt het bedrag van de daarvoor bestemde subsidie 15.000 euro voor zover het inschakelingsbedrijf ten minste aan drie van de vijf volgende criteria voldoet :
a) een categorie van aandelen hebben, van maximum vijftig euro, die toegankelijk is voor de werknermers
b) minstens twee keer per jaar, een vergadering van minstens zestig minuten organiseren waarop alle werknemers worden uitgenodigd in het kader van hun verrichte arbeid en tijdens dewelke de projecten van het bedrijf worden besproken en waarvan minstens één de voorstelling van de rekeningen en de begroting betreft;
c) minstens zes keer per jaar, specifieke commissies organiseren i.v.m bijzondere thematieken en die, in het kader van hun verrichte arbeid, minstens tien percent van de kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers verenigen;
d) zorgen voor de aanwezigheid binnen de beslissingsorganen van het inschakelingsbedrijf van minstens een lid afkomstig uit het doelpubliek;
e) opleidingen organiseren i.v.m. het bedrijfsbeheer van minimum zes uur per jaar en per werknemer en betreffende minstens vijf percent van de kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers.
3° wat betreft het beleid inzake besteding van de opbrengsten dat zo dicht mogelijk aanleunt bij het sociaal oogmerk van het bedrijf, bedraagt het bedrag van de daarvoor bestemde subsidie 15.000 euro voor zover het inschakelingsbedrijf ten minste aan twee van de vier volgende criteria voldoet:
a) als het bedrijf winst maakt, zullen minstens vijfenzeventig percent van de opbrengsten hetzij in de reserves worden opgenomen, hetzij geplaatst in voorzieningen bestemd voor een investering i.v.m. de verbetering van de arbeidsomstandigheden;
b) geen dividenden uitkeren;
c) na advies van de commissie, significante voordelen toekennen t.o.v. de voorwaarden bedoeld in de verschillende collectieve overeenkomsten van het ad hoc Paritair comité, zoals onder meer een betere bezoldiging, de toekenning van maaltijdcheques niet voorzien in de ad hoc collectieve arbeidsovereenkomst, een betere terugbetaling van de verplaatsingskosten of nog de toekenning van bijkomende verlofdagen;
d) een aantal opleidingsuren organiseren per VTE dat het aantal uren voorzien in de ad hoc collectieve arbeidsovereenkomsten vertegenwoordigt, vermenigvuldigd door 1.5.
§ 2. De subsidie bedoeld in paragraaf 1, 1°, wordt toegekend aan het erkend inschakelingsbedrijf voor zover het bedrijf zijn bestand met één percent verhoogd t.o.v. het bestand van het vorige jaar. Ze wordt verdubbeld voor zover het erkend inschakelingsbedrijf zijn bestand met twee percent verhoogd t.o.v. het bestand van het vorige jaar.
1° wat betreft de evolutie van het bestand, met dien verstande dat het gaat om het gemiddelde aantal loonarbeiders berekend in voltijdse equivalenten, die binnen het erkende inschakelingsbedrijf gewerkt hebben, op grond van de vier kwartalen van het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd door het erkend inschakelingsbedrijf:
a) 2.500 euro als het inschakelingsbedrijf minstens een kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemer telt;
b) 5.000 euro als het inschakelingsbedrijf minstens elf kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers telt;
c) 7.500 euro als het inschakelingsbedrijf minstens zesentwintig kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers telt;
2° wat de invoering van een participatief proces binnen het erkend inschakelingsbedrijf betreft, bedraagt het bedrag van de daarvoor bestemde subsidie 15.000 euro voor zover het inschakelingsbedrijf ten minste aan drie van de vijf volgende criteria voldoet :
a) een categorie van aandelen hebben, van maximum vijftig euro, die toegankelijk is voor de werknermers
b) minstens twee keer per jaar, een vergadering van minstens zestig minuten organiseren waarop alle werknemers worden uitgenodigd in het kader van hun verrichte arbeid en tijdens dewelke de projecten van het bedrijf worden besproken en waarvan minstens één de voorstelling van de rekeningen en de begroting betreft;
c) minstens zes keer per jaar, specifieke commissies organiseren i.v.m bijzondere thematieken en die, in het kader van hun verrichte arbeid, minstens tien percent van de kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers verenigen;
d) zorgen voor de aanwezigheid binnen de beslissingsorganen van het inschakelingsbedrijf van minstens een lid afkomstig uit het doelpubliek;
e) opleidingen organiseren i.v.m. het bedrijfsbeheer van minimum zes uur per jaar en per werknemer en betreffende minstens vijf percent van de kwetsbare of uiterst kwetsbare werknemers.
3° wat betreft het beleid inzake besteding van de opbrengsten dat zo dicht mogelijk aanleunt bij het sociaal oogmerk van het bedrijf, bedraagt het bedrag van de daarvoor bestemde subsidie 15.000 euro voor zover het inschakelingsbedrijf ten minste aan twee van de vier volgende criteria voldoet:
a) als het bedrijf winst maakt, zullen minstens vijfenzeventig percent van de opbrengsten hetzij in de reserves worden opgenomen, hetzij geplaatst in voorzieningen bestemd voor een investering i.v.m. de verbetering van de arbeidsomstandigheden;
b) geen dividenden uitkeren;
c) na advies van de commissie, significante voordelen toekennen t.o.v. de voorwaarden bedoeld in de verschillende collectieve overeenkomsten van het ad hoc Paritair comité, zoals onder meer een betere bezoldiging, de toekenning van maaltijdcheques niet voorzien in de ad hoc collectieve arbeidsovereenkomst, een betere terugbetaling van de verplaatsingskosten of nog de toekenning van bijkomende verlofdagen;
d) een aantal opleidingsuren organiseren per VTE dat het aantal uren voorzien in de ad hoc collectieve arbeidsovereenkomsten vertegenwoordigt, vermenigvuldigd door 1.5.
§ 2. De subsidie bedoeld in paragraaf 1, 1°, wordt toegekend aan het erkend inschakelingsbedrijf voor zover het bedrijf zijn bestand met één percent verhoogd t.o.v. het bestand van het vorige jaar. Ze wordt verdubbeld voor zover het erkend inschakelingsbedrijf zijn bestand met twee percent verhoogd t.o.v. het bestand van het vorige jaar.
Art.22. § 1er. La subvention annuelle visée à l'article 22 du décret est composée, en fonctions des critères qui y sont prévus, comme suit :
1° en ce qui concerne l'évolution de l'effectif, étant entendu qu'il s'agit du nombre moyen de travailleurs salariés, calculé en équivalents temps plein, ayant travaillé au sein de l'entreprise d'insertion agréée, sur base des quatre trimestres de l'année pour laquelle la subvention est demandée par l'entreprise d'insertion agréée :
a) 2.500 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum un travailleur défavorisé ou gravement défavorisé;
b) 5.000 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum onze travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés;
c) 7.500 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum vingt-six travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés.
2° en ce qui concerne la mise en place d'un processus participatif au sein de l'entreprise d'insertion agréée, le montant de la subvention qui y est affectée s'élève à 15.000 euros pour autant que l'entreprise d'insertion réponde à au moins trois des cinq critères suivants :
a) avoir une catégorie de parts accessibles, d'au maximum cinquante euros, pour les travailleurs;
b) organiser, au minimum deux fois par an, une réunion d'au moins soixante minutes à laquelle tous les travailleurs sont invités dans le cadre de leurs prestations de travail et au cours de laquelle sont abordés les projets d'entreprise et dont au moins une concerne la présentation des comptes et du budget;
c) organiser, au minimum six fois par an, des commissions spécifiques liées à des thématiques particulières et réunissant, dans le cadre de leurs prestations de travail, au moins dix pour cent des travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés;
d) assurer une présence au sein des organes de décision de l'entreprise d'insertion d'au moins un membre issu du public cible;
e) organiser des formations liées à la gestion d'entreprise d'au minimum six heures par an et par travailleur et concernant au minimum cinq pour cent des travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés.
3° en ce qui concerne la politique d'affectation des bénéfices qui tend à se rapprocher le plus possible du but social de l'entreprise, le montant de la subvention qui y est affectée s'élève à 15.000 euros pour autant que l'entreprise d'insertion réponde à au moins deux des quatre critères suivants :
a) si l'entreprise est en bénéfice, au minimum septante-cinq pour cent des bénéfices seront soit incorporés aux réserves, soit placés en provision dédicacée à un investissement lié à l'amélioration des conditions de travail;
b) ne pas distribuer de dividendes;
c) accorder, après avis de la commission, des avantages significatifs par rapport aux conditions prévues par les différentes conventions collectives de la Commission paritaire ad hoc, tels que notamment une meilleure rémunération, l'octroi de chèques-repas non prévus par la convention collective de travail ad hoc, un meilleur remboursement des frais de déplacement ou encore l'octroi de jours de congés supplémentaires;
d) organiser un nombre d'heures de formation par ETP représentant le nombre d'heures prévues par les conventions collectives de travail ad hoc multiplié par 1.5.
§ 2. La subvention visée au paragraphe 1er, 1°, est octroyée à l'entreprise d'insertion agréée pour autant qu'elle augmente son effectif d'un pour cent par rapport à l'effectif de l'année précédente. Elle est doublée pour autant que l'entreprise d'insertion agréée augmente son effectif de deux pour cent par rapport à l'effectif de l'année précédente.
1° en ce qui concerne l'évolution de l'effectif, étant entendu qu'il s'agit du nombre moyen de travailleurs salariés, calculé en équivalents temps plein, ayant travaillé au sein de l'entreprise d'insertion agréée, sur base des quatre trimestres de l'année pour laquelle la subvention est demandée par l'entreprise d'insertion agréée :
a) 2.500 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum un travailleur défavorisé ou gravement défavorisé;
b) 5.000 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum onze travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés;
c) 7.500 euros si l'entreprise d'insertion compte au minimum vingt-six travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés.
2° en ce qui concerne la mise en place d'un processus participatif au sein de l'entreprise d'insertion agréée, le montant de la subvention qui y est affectée s'élève à 15.000 euros pour autant que l'entreprise d'insertion réponde à au moins trois des cinq critères suivants :
a) avoir une catégorie de parts accessibles, d'au maximum cinquante euros, pour les travailleurs;
b) organiser, au minimum deux fois par an, une réunion d'au moins soixante minutes à laquelle tous les travailleurs sont invités dans le cadre de leurs prestations de travail et au cours de laquelle sont abordés les projets d'entreprise et dont au moins une concerne la présentation des comptes et du budget;
c) organiser, au minimum six fois par an, des commissions spécifiques liées à des thématiques particulières et réunissant, dans le cadre de leurs prestations de travail, au moins dix pour cent des travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés;
d) assurer une présence au sein des organes de décision de l'entreprise d'insertion d'au moins un membre issu du public cible;
e) organiser des formations liées à la gestion d'entreprise d'au minimum six heures par an et par travailleur et concernant au minimum cinq pour cent des travailleurs défavorisés ou gravement défavorisés.
3° en ce qui concerne la politique d'affectation des bénéfices qui tend à se rapprocher le plus possible du but social de l'entreprise, le montant de la subvention qui y est affectée s'élève à 15.000 euros pour autant que l'entreprise d'insertion réponde à au moins deux des quatre critères suivants :
a) si l'entreprise est en bénéfice, au minimum septante-cinq pour cent des bénéfices seront soit incorporés aux réserves, soit placés en provision dédicacée à un investissement lié à l'amélioration des conditions de travail;
b) ne pas distribuer de dividendes;
c) accorder, après avis de la commission, des avantages significatifs par rapport aux conditions prévues par les différentes conventions collectives de la Commission paritaire ad hoc, tels que notamment une meilleure rémunération, l'octroi de chèques-repas non prévus par la convention collective de travail ad hoc, un meilleur remboursement des frais de déplacement ou encore l'octroi de jours de congés supplémentaires;
d) organiser un nombre d'heures de formation par ETP représentant le nombre d'heures prévues par les conventions collectives de travail ad hoc multiplié par 1.5.
§ 2. La subvention visée au paragraphe 1er, 1°, est octroyée à l'entreprise d'insertion agréée pour autant qu'elle augmente son effectif d'un pour cent par rapport à l'effectif de l'année précédente. Elle est doublée pour autant que l'entreprise d'insertion agréée augmente son effectif de deux pour cent par rapport à l'effectif de l'année précédente.
Art.23. De uitbetaling van de subsidie bedoeld in artikel 22 van het decreet wordt jaarlijks uitgevoerd door de de gemachtigd ambtenaar toegekend aan de openbaarmaking van de jaarrekeningen het erkende inschakelingsbedrijf en na goedkeuring van de bewijsstukken overgemaakt per e-mail, volgens de modaliteiten bepaald door de Minister.
Art.23. La liquidation de la subvention visée à l'article 22 du décret est effectuée, annuellement, par le fonctionnaire délégué à la publication des comptes annuels de l'entreprise d'insertion agréée et après approbation des pièces justificatives transmises par voie électronique, selon les modalités déterminées par le Ministre.
HOOFDSTUK IV. - Controle, toezicht en terugvordering
CHAPITRE IV. - Contrôle, surveillance et récupération
Art.24. De modaliteiten en de modellen van de activiteitenverslagen, zoals bedoeld in de artikelen 6 en 14 van het decreet, worden bepaald door de Minister.
Art.24. Les modalités et modèles des rapports d'activité, tels que visés aux articles 6 et 14 du décret, sont déterminés par le Ministre.
Art.25. § 1. De erkenning kan door de Minister worden geschorst of ingetrokken, overeenkomstig de artikelen 5 en 9, derde lid, van het decreet.
De Minister mag de erkenning niet langer dan zes maanden opschorten. Na afloop van die termijn wordt de erkenning ingetrokken als het initiatief van sociale economie of het inschakelingsbedrijf de in de schorsingsbeslissing bedoelde voorwaarden niet vervult.
De Administratie verzoekt de Commissie om advies vooraleer het dossier in verband met de opschorting of intrekking van de erkenning van een initiatief van sociale economie of een inschakelingsbedrijf naar de Minister te sturen.
De Commissie brengt haar advies uit binnen zestig dagen na de aanvraag bedoeld in het derde lid, nadat ze de vertegenwoordigers van het initiatief van sociale economie of het inschakelingsbedrijf gehoord heeft.
Het bedrijfshoofd en de voorzitter van het beheersorgaan of hun behoorlijk gemandateerde vertegenwoordigers worden tenminste dertig dagen vóór hun verhoor op de hoogte gebracht van:
1° de verhoordatum en de redenen die dit verhoor motiveren;
2° de mogelijkheid voor het bedrijfshoofd en de voorzitter van het beheersorgaan om zich te laten vertegenwoordigen door een mandataris;
3° het feit dat het dossier betreffende de hoorzitting ter inzage ligt.
Binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissingen tot schorsing en intrekking bedoeld in het eerste lid, worden deze beslissingen door de Administratie aan het initiatief van sociale economie of aan het inschakelingsbedrijf bij aangetekend schrijven meegedeeld.
De administratie stuurt de beslissing van de Minister naar de commissie.
§ 2. Als de commissie de niet-naleving van de gematigde loondruk in een verhouding van 1 tot en met 4 vaststelt, met dien verstande dat voor de berekening alle soorten bezoldigingen en allerhande voordelen worden bedoeld, kan ze aan de Minister de intrekking van de erkenning van het inschakelingsbedrijf voorstellen.
De Minister mag de erkenning niet langer dan zes maanden opschorten. Na afloop van die termijn wordt de erkenning ingetrokken als het initiatief van sociale economie of het inschakelingsbedrijf de in de schorsingsbeslissing bedoelde voorwaarden niet vervult.
De Administratie verzoekt de Commissie om advies vooraleer het dossier in verband met de opschorting of intrekking van de erkenning van een initiatief van sociale economie of een inschakelingsbedrijf naar de Minister te sturen.
De Commissie brengt haar advies uit binnen zestig dagen na de aanvraag bedoeld in het derde lid, nadat ze de vertegenwoordigers van het initiatief van sociale economie of het inschakelingsbedrijf gehoord heeft.
Het bedrijfshoofd en de voorzitter van het beheersorgaan of hun behoorlijk gemandateerde vertegenwoordigers worden tenminste dertig dagen vóór hun verhoor op de hoogte gebracht van:
1° de verhoordatum en de redenen die dit verhoor motiveren;
2° de mogelijkheid voor het bedrijfshoofd en de voorzitter van het beheersorgaan om zich te laten vertegenwoordigen door een mandataris;
3° het feit dat het dossier betreffende de hoorzitting ter inzage ligt.
Binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissingen tot schorsing en intrekking bedoeld in het eerste lid, worden deze beslissingen door de Administratie aan het initiatief van sociale economie of aan het inschakelingsbedrijf bij aangetekend schrijven meegedeeld.
De administratie stuurt de beslissing van de Minister naar de commissie.
§ 2. Als de commissie de niet-naleving van de gematigde loondruk in een verhouding van 1 tot en met 4 vaststelt, met dien verstande dat voor de berekening alle soorten bezoldigingen en allerhande voordelen worden bedoeld, kan ze aan de Minister de intrekking van de erkenning van het inschakelingsbedrijf voorstellen.
Art.25. § 1er. L'agrément peut être suspendu ou retiré par le Ministre, conformément aux articles 5 et 9, alinéa 3, du décret.
Le Ministre ne peut pas suspendre l'agrément pour une durée qui excède six mois. Passé ce délai, l'agrément est retiré si l'initiative d'économie sociale ou l'entreprise d'insertion n'a pas satisfait aux conditions visées dans la décision de suspension.
Préalablement à l'envoi au Ministre du dossier de suspension ou de retrait de l'agrément d'une initiative d'économie sociale ou d'une entreprise d'insertion, l'administration demande l'avis de la commission.
La commission remet son avis, dans les soixante jours de la demande visée à l'alinéa 3, après avoir entendu les représentants de l'initiative d'économie sociale ou de l'entreprise d'insertion.
Le chef d'entreprise et le président de l'organe de gestion ou leurs représentants dûment mandatés sont informés au moins trente jours avant leur audition de :
1° la date de l'audition et des raisons qui la motivent;
2° la possibilité que le chef d'entreprise et le président de l'organe de gestion soient représentés par un mandataire;
3° la possibilité d'avoir accès au dossier relatif à cette audition.
Dans les trente jours de la réception des décisions de suspension et de retrait visées à l'alinéa 1er, l'administration notifie les décisions, par courrier recommandé, à l'initiative d'économie sociale ou à l'entreprise d'insertion.
L'administration envoie la décision du Ministre à la commission.
§ 2. Si la commission constate un non-respect de tension salariale modérée comprise dans un rapport de 1 à 4, étant entendu que pour le calcul sont visés tous types de rémunérations et d'avantages quelconques, elle peut proposer au Ministre le retrait d'agrément de l'entreprise d'insertion.
Le Ministre ne peut pas suspendre l'agrément pour une durée qui excède six mois. Passé ce délai, l'agrément est retiré si l'initiative d'économie sociale ou l'entreprise d'insertion n'a pas satisfait aux conditions visées dans la décision de suspension.
Préalablement à l'envoi au Ministre du dossier de suspension ou de retrait de l'agrément d'une initiative d'économie sociale ou d'une entreprise d'insertion, l'administration demande l'avis de la commission.
La commission remet son avis, dans les soixante jours de la demande visée à l'alinéa 3, après avoir entendu les représentants de l'initiative d'économie sociale ou de l'entreprise d'insertion.
Le chef d'entreprise et le président de l'organe de gestion ou leurs représentants dûment mandatés sont informés au moins trente jours avant leur audition de :
1° la date de l'audition et des raisons qui la motivent;
2° la possibilité que le chef d'entreprise et le président de l'organe de gestion soient représentés par un mandataire;
3° la possibilité d'avoir accès au dossier relatif à cette audition.
Dans les trente jours de la réception des décisions de suspension et de retrait visées à l'alinéa 1er, l'administration notifie les décisions, par courrier recommandé, à l'initiative d'économie sociale ou à l'entreprise d'insertion.
L'administration envoie la décision du Ministre à la commission.
§ 2. Si la commission constate un non-respect de tension salariale modérée comprise dans un rapport de 1 à 4, étant entendu que pour le calcul sont visés tous types de rémunérations et d'avantages quelconques, elle peut proposer au Ministre le retrait d'agrément de l'entreprise d'insertion.
Art.26. De subsidies kunnen door de Minister worden geschorst of ingetrokken.
Het bedrijfshoofd en de voorzitter van het beheersorgaan of hun behoorlijk gemandateerde vertegenwoordigers worden eerst gehoord door de Commissie.
Minstens dertig dagen voor hun verhoor worden zij op de hoogte gebracht van:
1° de verhoordatum en de redenen die dit verhoor motiveren;
2° de mogelijkheid voor het bedrijfshoofd en de voorzitter van het beheersorgaan om zich te laten vertegenwoordigen door een mandataris;
3° het feit dat het dossier betreffende de hoorzitting ter inzage ligt.
De Minister beslist, op voorstel van de commissie, over één van de maatregelen bedoeld in artikel 23, § 1, van het decreet binnen een termijn van honderd twintig dagen te rekenen van de hoorzitting.
De beslissing wordt meegedeeld aan het inschakelingsbedrijf binnen een termijn van tien dagen te rekenen van de ontvangst van de beslissing door de administratie.
Het bedrijfshoofd en de voorzitter van het beheersorgaan of hun behoorlijk gemandateerde vertegenwoordigers worden eerst gehoord door de Commissie.
Minstens dertig dagen voor hun verhoor worden zij op de hoogte gebracht van:
1° de verhoordatum en de redenen die dit verhoor motiveren;
2° de mogelijkheid voor het bedrijfshoofd en de voorzitter van het beheersorgaan om zich te laten vertegenwoordigen door een mandataris;
3° het feit dat het dossier betreffende de hoorzitting ter inzage ligt.
De Minister beslist, op voorstel van de commissie, over één van de maatregelen bedoeld in artikel 23, § 1, van het decreet binnen een termijn van honderd twintig dagen te rekenen van de hoorzitting.
De beslissing wordt meegedeeld aan het inschakelingsbedrijf binnen een termijn van tien dagen te rekenen van de ontvangst van de beslissing door de administratie.
Art.26. Les subventions peuvent être suspendues ou retirées par le Ministre.
Au préalable, le chef d'entreprise et le président de l'organe de gestion ou leurs représentants dûment mandatés sont auditionnés par la commission.
Ils sont informés au moins trente jours avant leur audition de :
1° la date de l'audition et des raisons qui la motivent;
2° la possibilité que le chef d'entreprise et le président de l'organe de gestion soient représentés par un mandataire;
3° la possibilité d'avoir accès au dossier relatif à cette audition.
Le Ministre décide, sur proposition de la commission, d'une des mesures visées à l'article 23, § 1er, du décret dans un délai de cent vingt jours à compter de l'audition.
La décision est notifiée, dans un délai de dix jours à compter de la réception de la décision par l'administration, à l'entreprise d'insertion.
Au préalable, le chef d'entreprise et le président de l'organe de gestion ou leurs représentants dûment mandatés sont auditionnés par la commission.
Ils sont informés au moins trente jours avant leur audition de :
1° la date de l'audition et des raisons qui la motivent;
2° la possibilité que le chef d'entreprise et le président de l'organe de gestion soient représentés par un mandataire;
3° la possibilité d'avoir accès au dossier relatif à cette audition.
Le Ministre décide, sur proposition de la commission, d'une des mesures visées à l'article 23, § 1er, du décret dans un délai de cent vingt jours à compter de l'audition.
La décision est notifiée, dans un délai de dix jours à compter de la réception de la décision par l'administration, à l'entreprise d'insertion.
Art.27. Overeenkomstig de artikelen 61 en 62 van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting en van de boekhouding van de diensten van de Waalse Regering worden de onterecht gestorte toelagen bij elk rechtsmiddel teruggevorderd, bij schuldvergelijking inbegrepen.
Art.27. Conformément aux articles 61 et 62 du décret du 15 décembre 2011 portant organisation du budget et de la comptabilité des Services du Gouvernement wallon, les subventions indûment liquidées sont récupérées par toutes voies de droit en ce compris par compensation.
Art.28. De Inspectie is belast met het toezicht op en de controle van het decreet en van dit besluit.
Art.28. L'Inspection est chargée d'exercer la surveillance et le contrôle du décret et du présent arrêté.
HOOFDSTUK V. - Opheffings- en slotbepalingen
CHAPITRE V. - Dispositions abrogatoires et finales
Art.29. Uiterlijk op 31 maart van elk jaar dient de Minister bij de "Conseil wallon de l'économie sociale" (Waalse Raad voor Sociale Economie) en het Waals Parlement een verslag in over de uitvoering van het decreet en van dit besluit. Dit verslag wordt eerst door de Regering goedgekeurd.
Overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. 651/2014, dient hij ook een jaarlijks verslag in bij de Europese Commissie over de toepassingsvoorwaarden van Verordening (EU) nr. 651/2014 in de uitvoering van het decreet en van dit besluit.
Overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. 651/2014, dient hij ook een jaarlijks verslag in bij de Europese Commissie over de toepassingsvoorwaarden van Verordening (EU) nr. 651/2014 in de uitvoering van het decreet en van dit besluit.
Art.29. Le Ministre remet, au plus tard le 31 mars de chaque année, au Conseil wallon de l'Economie sociale et au Parlement wallon, un rapport sur l'exécution du décret et du présent arrêté. Ce rapport est approuvé préalablement par le Gouvernement.
Conformément à l'article 11 du Règlement (UE) n° 651/2014, il remet également à la Commission européenne un rapport annuel sur les conditions d'application du Règlement (UE) n° 651/2014 dans la mise en oeuvre du décret et du présent arrêté.
Conformément à l'article 11 du Règlement (UE) n° 651/2014, il remet également à la Commission européenne un rapport annuel sur les conditions d'application du Règlement (UE) n° 651/2014 dans la mise en oeuvre du décret et du présent arrêté.
Art.30. In het kader van dit besluit worden de termijnen in dagen berekend. De dag van de akte waarop de termijn ingaat, wordt niet meegerekend. De vervaldag wordt meegerekend in de termijn. Wanneer die dag evenwel een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag naar de eerstkomende werkdag verschoven.
De maanden juli en augustus worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de termijnen.
De maanden juli en augustus worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de termijnen.
Art.30. Les délais, dans le cadre du présent arrêté, sont calculés en jours. Le jour de l'acte qui est le point de départ du délai n'y est pas compris. Le jour de l'échéance est compté dans le délai. Toutefois, lorsque ce jour est un samedi, un dimanche ou un jour férié légal, le jour de l'échéance est reporté au jour ouvrable le plus proche.
Les mois de juillet et août ne sont pas pris en compte dans le calcul des délais.
Les mois de juillet et août ne sont pas pris en compte dans le calcul des délais.
Art.31. Het besluit van de Waalse Regering van 31 mei 2013, zoals gewijzigd op 8 mei 2014, tot uitvoering van het decreet van 19 december 2012 betreffende de voorwaarden waaronder de inschakelingsbedrijven erkend en gesubsidieerd worden, wordt opgeheven.
Art.31. L'arrêté du Gouvernement wallon du 31 janvier 2013, tel que modifié le 8 mai 2014, portant exécution du décret du 19 décembre 2012 relatif aux conditions auxquelles les entreprises d'insertion sont agréées et subventionnées est abrogé.
Art.32. Het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven alsook dit besluit treden in werking op 30 juni 2017.
Art.32. Le décret du 20 octobre 2016 relatif à l'agrément des initiatives d'économie sociale et à l'agrément et au subventionnement des entreprises d'insertion ainsi que le présent arrêté entrent en vigueur le 30 juin 2017.
Art. 33. De Minister bevoegd voor Sociale Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 33. Le Ministre qui a l'Economie sociale dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.