Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
12 MEI 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-08-2017 en tekstbijwerking tot 08-10-2025)
Titre
12 MAI 2017. - Arrêté du Gouvernement flamand relatif à la méthode de calcul des subventions pour frais de personnel(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 16-08-2017 et mise à jour au 08-10-2025)
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
Table des matières
Tekst (36)
Texte (36)
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  2° besluit van 15 december 1993: het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector;
  [3 2° /0: besluit van 26 februari 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;]3
  [2 2° /1 besluit van 24 juni 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruik maken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten;]2
  3° dienst Ondersteuningsplan: een dienst Ondersteuningsplan als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan en een mentororganisatie voor het voortraject van personen met een handicap;
  4° FAM: een flexibel aanbodcentrum als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap;
  5° koninklijk besluit van 30 maart 1973: het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen;
  6° MFC: een multifunctioneel centrum als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;
  7° ministerieel besluit van 18 juni 1975: het ministerieel besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van het semi-internaat werken;
  8° persoonsvolgende convenant: een persoonsvolgende convenant als vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 houdende maatregelen om tegemoet te komen aan de noodzaak tot leniging van dringende behoeften van personen met een handicap;
  9° rechtstreeks toegankelijke dienst: een voorziening die al door het agentschap is erkend en wordt gesubsidieerd, en erkend en gesubsidieerd wordt voor de uitbouw van rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap;
  10° subsidie-eenheid: de vrij samen te stellen groep van FAM's, MFC's [1 , vergunde zorgaanbieders, voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, units voor geïnterneerden, observatie-, diagnose- en behandelingsunits,]1 thuisbegeleidingsdiensten [4 , units voor time-outplaatsen, units voor personen met een handicap met een bijkomende ernstige psychische problematiek]4 en rechtstreeks toegankelijke diensten die ressorteren onder dezelfde inrichtende macht of een dienst Ondersteuningsplan;
  11° thuisbegeleidingsdienst: een thuisbegeleidingsdienst als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap.
  [3 11° /1 variabele prestaties: prestaties tijdens de avond en nacht, en op een zaterdag, zondag of een feestdag waarvoor de werkgever extra salarissupplementen moet betalen;]3
  [1 12° vergunde zorgaanbieder: een zorgaanbieder als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap";
   13° voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis: de voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden;
  [2 13° /1 voucher: een voucher als vermeld in artikel 2, 11°, van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap;]2
   14° units voor geïnterneerden: de units voor geïnterneerden, vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden;
  [4 14° /1 units voor personen met een handicap met een bijkomende ernstige psychische problematiek: de units voor personen met een handicap met een bijkomende ernstige psychische problematiek, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2024 over de erkenning en subsidiëring van units voor personen met een handicap met een bijkomende ernstige psychische problematiek;
   14° /2 units voor time-outplaatsen: de units die plaatsen voor time-out aanbieden, vermeld in artikel 15/2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning en subsidiëring van observatie-, diagnose- en behandelingsunits;]4

   15° observatie-, diagnose- en behandelingsunits: de observatie-, diagnose- en behandelingsunits, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning van observatie-, diagnose- en behandelingsunits.]1
Article 1er. Aux fins du présent arrêté, on entend par :
  1° agence : l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique Agence flamande pour les Personnes handicapées, créée par le décret du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique Agence flamande pour les Personnes handicapées ;
  2° arrêté du 15 décembre 1993 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 1993 portant le subventionnement des frais de personnel de certaines structures du secteur de l'aide sociale ;
  [3 2° /0 : arrêté du 26 février 2016 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 février 2016 portant agrément et subventionnement de centres multifonctionnels pour personnes handicapées mineures ;]3
  [2 2° /1 arrêté du 21 février 2016 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin portant la transition de personnes handicapées qui font usage d'un budget d'assistance personnelle ou d'un budget personnalisé ou qui sont soutenues par un centre d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures ou un service d'aide à domicile vers un financement personnalisé et portant la transition des centres d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures et des services d'aide à domicile ;]2
  3° service Plan de Soutien : un service Plan de Soutien tel que visé à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 30 septembre 2011 portant agrément et subventionnement des services Plan de Soutien et d'une organisation tutrice pour le parcours préalable des personnes handicapées ;
  4° FAM : un centre offrant des services flexibles, tel que visé à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 février 2016 portant agrément et subventionnement des centres offrant des services flexibles aux personnes handicapées majeures ;
  5° arrêté royal du 30 mars 1973 : l'arrêté royal du 30 mars 1973 déterminant les règles communes à suivre pour fixer les subventions journalières allouées pour l'entretien, l'éducation et le traitement des mineurs d'âge et des personnes handicapées, placées à charge des pouvoirs publics ;
  6° MFC : un centre multifonctionnel, tel que visé à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 février 2016 portant agrément et subventionnement de centres multifonctionnels pour personnes handicapées mineures ;
  7° arrêté ministériel du 18 juin 1975 : l'arrêté ministériel du 18 juin 1975 déterminant les règles à suivre pour fixer le montant de l'intervention du Fonds de soins médico-socio-pédagogiques pour personnes handicapées dans les frais d'entretien, de traitement et d'éducation des personnes handicapées placées dans des institutions fonctionnant sous le régime du semi-internat ;
  8° convention personnalisée : une convention personnalisée telle que visée à l'article 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2002 portant des mesures visant à rencontrer les besoins urgents des personnes handicapées ;
  9° service en accès direct : un service déjà agréé et subventionné par l'agence, qui est agréé et subventionné pour développer l'aide en accès direct, visée à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 février 2013 relatif à l'aide en accès direct pour les personnes handicapées ;
  10° unité de subvention : le groupe à composer librement parmi les FAM, les MFC, [1 des prestataires de soins autorisés, des structures offrant du soutien aux personnes handicapées en prison, d'unités pour internés, d'unités d'observation, de diagnostic et de traitement,]1 les services d'aide à domicile [4 , les unités pour places de time-out, les unités pour personnes handicapées souffrant d'un problème psychique grave supplémentaire ]4 et les services en accès direct relevant du même pouvoir organisateur ou d'un service Plan de Soutien ;
  11° service d'aide à domicile : un service d'aide à domicile, tel que visé à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 décembre 1996 relatif à l'agrément et au subventionnement des services d'aide à domicile pour personnes handicapées;
  [3 11° /1 prestations variables : prestations effectuées le soir et la nuit, ainsi que le samedi, le dimanche et les jours fériés, pour lesquelles l'employeur doit payer des suppléments de salaire additionnels ; ]3
  [1 12° prestataire de soins autorisé : un prestataire de soins tel que visé à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 portant autorisation des offreurs de soins et de soutien non directement accessibles pour personnes handicapées " ;
   13° structures offrant du soutien aux personnes handicapées en prison : les structures offrant du soutien aux personnes handicapées en prison, visées à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 novembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement de structures offrant du soutien aux personnes handicapées en prison, et d'unités pour internés ;
  [2 13° /1 voucher : un voucher, tel que visé à l'article 2, 11°, du décret du 25 avril 2014 portant le financement qui suit la personne pour des personnes handicapées et portant réforme du mode de financement des soins et du soutien pour des personnes handicapées ;]2
   14° unités pour internés : les unités pour internés visées à l'article 10 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 novembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement de structures offrant du soutien aux personnes handicapées en prison, et d'unités pour internés ;
  [4 14° /1 unités pour personnes handicapées souffrant d'un problème psychique grave supplémentaire : les unités pour personnes handicapées souffrant d'un problème psychique grave supplémentaire, visées à l'article 2, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2024 sur l'agrément et le subventionnement d'unités pour les personnes handicapées souffrant d'un problème psychique grave supplémentaire ;
   14° /2 unités pour places de time-out : les unités qui offrent des places destinées au time-out, visées à l'article 15/2, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 décembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement d'unités d'observation, de diagnostic et de traitement ;]4

   15° unités d'observation, de diagnostic et de traitement : les unités d'observation, de diagnostic et de traitement, visées à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 décembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement d'unités d'observation, de diagnostic et de traitement.]1
Art.2. Het agentschap berekent de subsidies voor personeelskosten van een FAM, een MFC, [1 een vergunde zorgaanbieder, een voorziening die ondersteuning biedt aan personen met een handicap in de gevangenis, een unit voor geïnterneerden, een observatie-, diagnose- en behandelingsunit,]1 een thuisbegeleidingsdienst, een dienst Ondersteuningsplan [3 , units voor time-outplaatsen, units voor personen met een handicap met een bijkomende ernstige psychische problematiek]3 en een rechtstreeks toegankelijke dienst, met inbegrip van de personeelskosten uit persoonsvolgende convenanten, op de wijze, vermeld in dit besluit.
  [2 ]2In afwijking van het eerste lid berekent het agentschap de subsidies voor de personeelskosten voor organisaties die conform artikel 15/1 tot en met artikel 15/3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap, tijdelijk erkend zijn om rechtstreeks toegankelijke hulp te bieden die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 15/2 van het voormelde besluit, waarop het paritair comité 319.01 niet van toepassing is, op basis van een forfaitair bedrag van 1.027,74 euro per personeelspunt. Om het aantal personeelspunten vast te stellen, wordt rekening gehouden met het aantal personeelspunten dat overeenstemt met de ondersteuning die effectief geboden is door de organisatie in het kader van de tijdelijke erkenning om rechtstreeks toegankelijke hulp te bieden waarbij het aantal personeelspunten waarvoor de organisatie tijdelijk is erkend voor het bieden van rechtstreeks toegankelijke hulp, als maximum geldt.
   De organisatie, vermeld in het eerste lid, vermeldt in het financiële verslag, vermeld in artikel 10, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap, de personeelsleden die tijdens het werkingsjaar zijn ingezet voor de rechtstreeks toegankelijke hulp in het kader van de tijdelijke erkenning, vermeld in het eerste lid, samen met de personeelskosten voor de voormelde personeelsleden.
   Het agentschap betaalt het subsidiebedrag dat is berekend conform het tweede lid, naar rato van de personeelskosten die zijn aangetoond.
  
Art.2. L'agence calcule les subventions pour frais de personnel des FAM, des MFC, [1 des prestataires de soins autorisés, des structures offrant du soutien aux personnes handicapées en prison, d'unités pour internés, d'unités d'observation, de diagnostic et de traitement,]1 des services d'aide à domicile, des services Plan de Soutien [3 , des unités pour places de time-out, des unités pour personnes handicapées souffrant d'un problème psychique grave supplémentaire]3 et des services en accès direct, y compris les frais de personnel découlant des conventions personnalisées, de la manière indiquée au présent arrêté.
  [2 Par dérogation à l'alinéa 1er, l'agence calcule les subventions pour frais de personnel pour les organisations qui, conformément aux articles 15/1 à 15/3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 février 2013 relatif à l'aide directement accessible pour les personnes handicapées, sont temporairement agréées pour fournir une aide directement accessible qui répond aux conditions visées à l'article 15/2 de l'arrêté précité, ne relevant pas du comité paritaire 319.01, sur la base d'un montant forfaitaire de 1 027,74 euros par point de personnel. Pour déterminer le nombre de points de personnel, il est tenu compte du nombre de points de personnel correspondant au soutien effectivement fourni par l'organisation dans le cadre de l'agrément temporaire de fournir une aide directement accessible. A cet effet, le nombre de points de personnel pour lequel l'organisation est temporairement agréée de fournir une aide directement accessible vaut comme maximum.
   L'organisation visée à l'alinéa 1er mentionne dans le rapport financier visé à l'article 10, alinéa 3, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 février 2013 relatif à l'aide directement accessible pour les personnes handicapées, les membres du personnel déployés au cours de l'année d'activité pour l'aide directement accessible dans le cadre de l'agrément temporaire visé à l'alinéa 1er, conjointement avec les frais de personnel pour les membres du personnel précités.
   L'agence paie le montant de subvention calculé conformément à l'alinéa 2, au prorata des frais de personnel démontrés.]2

  
Art.3. Het agentschap subsidieert de personeelskosten conform de voorwaarden, vermeld in de volgende besluiten:
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap [1 , zoals van kracht op 31 december 2016]1;
  2° [4 het besluit van 26 februari 2016;]4
  3° het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap;
  4° het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan en een mentororganisatie voor het voortraject van personen met een handicap;
  5° het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap;
  6° het besluit van 15 december 1993;
  7° [3 ...]3;
  8° [3 ...]3;
  [1 9° het ministerieel besluit van 18 juni 1975;
   10° het koninklijk besluit van 30 maart 1973, zoals van kracht op 30 december 2016;
   11° het koninklijk besluit van 12 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de centra voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten evenals van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud, de opvoeding en de behandeling van de gehandicapten die er geplaatst zijn ten laste van de openbare besturen, zoals van kracht op 30 december 2016;
   12° het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, zoals van kracht op 30 december 2016.]1

  [2 [3 In afwijking van het eerste lid, 9° en 12°, gelden er geen kwalificaties voor de functiecodes, vermeld in artikel 7, tweede lid, 4°. ]3]2
  [3 Om de geldelijke anciënniteit te bepalen, worden de volgende arbeidsdagen gelijkgesteld met de arbeidsdagen, vermeld in de regelgeving, vermeld in het eerste lid, 9° en 10° :
   1° voor het directie- en het administratief personeel:
   a) de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen, in welke sector ook, ter uitvoering van een overeenkomst als bediende;
   b) de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen in een administratieve functie in openbare besturen;
   c) de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen in een administratieve functie in de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen;
   d) de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen ter uitvoering van een overeenkomst als arbeider of bediende in een voorziening als vermeld in artikel 2, eerste lid, een maatwerkbedrijf of in een voorziening in de jeugdhulp;
   2° voor het logistiek personeel:
   a) de gepresteerde arbeidsdagen, in welke sector ook, ongeacht het statuut;
   b) prestaties als zelfstandige worden aanvaard op voorwaarde van bewijs van aansluiting bij de kas voor sociale zekerheid voor zelfstandigen;
   3° voor alle functies in het ondersteunend en begeleidend personeel en bijzondere functies, inclusief het opvoedkundig, paramedisch en verpleegkundig personeel:
   a) de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen ter uitvoering van een overeenkomst als arbeider of bediende in een voorziening als vermeld in artikel 2, eerste lid, een voorziening in de jeugdhulp of een maatwerkbedrijf;
   b) de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen in elke functie in openbare besturen, zonder dat de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen in totaal een maximum van vijftien jaar kunnen overschrijden;
   c) de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen ter uitvoering van een overeenkomst als arbeider of bediende in diensten en voorzieningen die behoren tot de sectoren van de culturele en de personeelsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zonder dat de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen in totaal een maximum van vijftien jaar kunnen overschrijden als het een overeenkomst als arbeider betreft;
   d) de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen als lid van het bestuurs-, het onderwijzend of opvoedend personeel van de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen;
   e) de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen als lid van het onderhoudspersoneel, logistiek of technisch personeel van de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen, zonder dat de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen in totaal een maximum van vijftien jaar kunnen overschrijden;
   f) de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen, in welke sector ook, als maatschappelijk assistent, psycholoog, pedagoog, orthopedagoog, gegradueerde in de orthopedagogie, criminologie, agoog, opvoeder of lid van het begeleidend personeel, paramedicus of verpleger. Prestaties kunnen geleverd zijn als zelfstandige, uitgezonderd voor de functies geneesheer en geneesheer-specialist, op voorwaarde van bewijs van aansluiting bij de kas voor sociale zekerheid voor zelfstandigen, of op contractuele basis;
   g) de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen in elke sector, met uitzondering van de sectoren, vermeld in a) tot en met g), ter uitvoering van een overeenkomst als bediende of arbeider, zonder dat de gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen in totaal een maximum van vijftien jaar kunnen overschrijden.
   In het derde lid wordt verstaan onder voorziening in de jeugdhulp: een erkende voorziening als vermeld in artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp.
   In afwijking van het derde lid behoudt de werknemer die door het behalen van een diploma dat toegang geeft tot een hogere functie en barema, bij de aanvang van tewerkstelling conform het hogere barema, de geldelijke anciënniteit die is verworven in het lagere barema.]3

  
Art.3. L'agence subventionne les frais de personnel conformément aux conditions énoncées aux arrêtés suivants :
  1° l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 février 2016 portant agrément et subventionnement des centres offrant des services flexibles aux personnes handicapées majeures [1 , tel qu'en vigueur le 31 décembre 2016]1;
  2° [4 l'arrêté du 26 février 2016]4 ;
  3° l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 février 2013 relatif à l'aide en accès direct pour personnes handicapées ;
  4° l'arrêté du Gouvernement flamand du 30 septembre 2011 portant agrément et subventionnement des services Plan de Soutien et d'une organisation tutrice pour le parcours préalable des personnes handicapées ;
  5° l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 décembre 1996 relatif à l'agrément et au subventionnement des services d'aide à domicile pour personnes handicapées ;
  6° l'arrêté du 15 décembre 1993 ;
  7° [3 ...]3 ;
  8° [3 ...]3;
  [1 9° l'arrêté ministériel du 18 juin 1975 ;
   10° l'arrêté royal du 30 mars 1973, tel qu'en vigueur le 30 décembre 2016 ;
   11° l'arrêté royal du 12 décembre 1975 fixant les conditions d'agréation de centres d'observation, d'orientation et de traitement médico-psycho-pédagogiques pour handicapés ainsi que les règles particulières à suivre pour déterminer les subventions journalières allouées pour l'entretien, l'éducation et le traitement des handicapés qui y sont placés à charge des pouvoirs publics, tel qu'en vigueur le 30 décembre 2016 ;
   12° l'arrêté ministériel du 24 avril 1973 déterminant, en ce qui concerne le Ministère de la Santé publique et de la Famille, les règles particulières à suivre pour fixer les subventions journalières allouées pour l'entretien et le traitement des handicapés placés à charge des pouvoirs publics, tel qu'en vigueur le 30 décembre 2016.]1

  [2 [3 Par dérogation à l'alinéa 1er, 9° et 12°, aucune qualification ne s'applique aux codes de fonction mentionnés à l'article 7, alinéa 2, 4°.]3]2
  [3 Pour la détermination de l'ancienneté pécuniaire, les jours de travail suivants sont assimilés aux jours de travail mentionnés dans la réglementation visée à l'alinéa 1er, 9° et 10° :
   1° pour le personnel de direction et administratif :
   a) les jours de travail effectués et assimilés, quel que soit le secteur, dans le cadre de l'exécution d'un contrat d'employé ;
   b) les jours de travail effectués et assimilés dans une fonction administrative dans les administrations publiques ;
   c) les jours de travail effectués et assimilés dans une fonction administrative au sein d'établissements d'enseignement créés, subventionnés ou agréés par l'autorité publique ;
   d) les jours de travail effectués et assimilés en exécution d'un contrat d'ouvrier ou d'employé dans une structure telle que visée à l'article 2, alinéa 1er, dans une entreprise de travail adapté ou dans une structure de l'aide à la jeunesse ;
   2° pour le personnel logistique :
   a) les jours de travail effectués, dans tous les secteurs, quel que soit le statut ;
   b) les prestations en tant que travailleur indépendant sont acceptées à condition de prouver l'affiliation à la caisse d'assurances sociales pour les travailleurs indépendants ;
   3° pour toutes les fonctions du personnel d'appui et d'encadrement et des fonctions spéciales, y compris le personnel éducatif, paramédical et infirmier :
   a) les jours de travail effectués et assimilés en exécution d'un contrat d'ouvrier ou d'employé dans une structure telle que visée à l'article 2, alinéa 1er, dans une structure de l'aide à la jeunesse ou une entreprise de travail adapté ;
   b) les jours de travail effectués et assimilés dans chaque fonction dans les administrations publiques, sans que le total des jours de travail effectués et assimilés puisse dépasser un maximum de 15 ans ;
   c) les jours de travail effectués et assimilés en exécution d'un contrat de travailleur ou d'employé dans les services et structures appartenant aux secteurs des matières culturelles et personnalisables, visés aux articles 4 et 5 de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, sans que les jours de travail effectués et assimilés puissent au total dépasser un maximum de 15 ans lorsqu'il s'agit d'un contrat de travailleur ;
   d) les jours de travail effectués et assimilés en tant que membre du personnel administratif, enseignant ou éducatif des établissements d'enseignement créés, subventionnés ou agréés par les autorités publiques ;
   e) les jours de travail effectués et assimilés en tant que membre du personnel d'entretien, logistique ou technique des établissements d'enseignement créés, subventionnés ou agréés par les autorités publiques, sans que le total des jours de travail effectués et assimilés n'excède un maximum de 15 ans ;
   f) les jours de travail effectués et assimilés, quel que soit le secteur, en tant qu'assistant social, psychologue, pédagogue, orthopédagogue, gradué en orthopédagogie, criminologie, animateur, éducateur ou membre du personnel d'appui, auxiliaire médical ou infirmier. Les prestations peuvent être fournies à titre indépendant, à l'exception des fonctions de médecin et de médecin spécialiste, à condition de prouver l'affiliation à la caisse d'assurances sociales pour les travailleurs indépendants, ou à titre contractuel ;
   g) les jours de travail effectués et assimilés quel que soit le secteur, à l'exception de ceux mentionnés aux points a) à g), en exécution d'un contrat d'employé ou de travailleur, sans que le total des jours de travail effectués et assimilés puisse dépasser un maximum de 15 ans.
   A l'alinéa 3, on entend par structure de l'aide à la jeunesse : une structure agréée telle que visée à l'article 2, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 avril 2019 relatif aux conditions d'agrément et aux normes de subventionnement des structures d'aide à la jeunesse.
   Par dérogation à l'alinéa 3, le travailleur qui, par l'obtention d'un diplôme donnant accès à une fonction et à une échelle supérieures, conserve l'ancienneté monétaire acquise dans l'échelle inférieure au début de l'emploi en fonction de l'échelle supérieure.]3

  
Art.4. Het agentschap berekent de subsidies voor de personeelskosten van een werkingsjaar op het niveau van een subsidie-eenheid.
Art.4. L'agence calcule les subventions pour frais de personnel d'un exercice au niveau de l'unité de subvention.
Art.5. De subsidie-eenheid bezorgt jaarlijks, uiterlijk op 30 juni, het subsidiedossier voor de afrekening van de personeelssubsidies van het voorafgaande werkingsjaar.
  [1 In het subsidiedossier geeft de subsidie-eenheid een overzicht van het volledige personeelsbestand dat gesubsidieerd werd met overheidsmiddelen, inclusief de personeelsleden die niet gesubsidieerd werden met toepassing van dit besluit, en dat gedurende het werkingsjaar werd ingezet. Daarbij wordt ook een overzicht gegeven van elke vorm van subsidiëring door de federale of de Vlaamse overheid of door de Europese Unie die de subsidie-eenheid voor het personeelsbestand ontvangen heeft.
   Het agentschap bepaalt de vorm van het overzicht, vermeld in het tweede lid.]1
Art.5. L'unité de subvention transmet annuellement au plus tard le 30 juin le dossier de subvention en vue du calcul des subventions de personnel de l'exercice écoulé.
  [1 Dans le dossier de subvention, l'unité de subvention fournit un aperçu de l'ensemble du personnel subventionné sur fonds publics, y compris les personnels non subventionnés en application du présent arrêté, et affecté au cours de l'exercice. Elle donne également un aperçu de toute forme de subvention par les autorités fédérales ou flamandes ou par l'Union européenne que l'unité de subvention a reçue pour l'effectif du personnel.
   L'agence détermine la forme de l'aperçu visé à l'alinéa deux.]1
Art.6. Het agentschap bepaalt het maximale aantal personeelspunten van een subsidie-eenheid die op jaarbasis subsidieerbaar zijn, op basis van de volgende elementen:
  1° het aantal personeelspunten waarvoor een FAM is erkend;
  2° het aantal personeelspunten waarvoor een MFC is erkend;
  3° het aantal begeleidingen waarvoor een thuisbegeleidingsdienst is erkend, omgezet in personeelspunten;
  4° het aantal personeelspunten dat overeenstemt met de ondersteuning die effectief geboden is door een rechtstreeks toegankelijke dienst, waarbij het aantal personeelspunten waarvoor een rechtstreeks toegankelijke dienst is erkend als maximum geldt. Bij de vaststelling van het aantal personeelspunten wordt rekening gehouden met artikel 6, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap. Het aantal personeelspunten dat de subsidie-eenheid heeft verkregen van een andere rechtstreeks toegankelijke dienst, wordt daaraan toegevoegd;
  5° het aantal begeleidingen waarvoor een dienst Ondersteuningsplan is erkend, omgezet in personeelspunten;
  6° het aantal personeelspunten dat in het kader van een samenwerkingsovereenkomst is overgedragen door of ontvangen van een andere subsidie-eenheid;
  7° de bedragen, vermeld in de persoonsvolgende convenanten, die worden omgezet in personeelspunten. Voor de omzetting worden de bedragen gedeeld door 925 euro. De gesloten convenanten worden aangepast om te voldoen aan de bepalingen van dit besluit;
  [1 8° het totale aantal zorggebonden personeelspunten dat bij de vergunde zorgaanbieder wordt ingezet in de vorm van een voucher als vermeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders, en het aantal extra personeelspunten, bepaald conform artikel 3, § 5, van het voormelde besluit;
   9° de personeelspunten, vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden;
   10° de personeelspunten, vermeld in artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden;
   11° de personeelspunten, vermeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning van observatie-, diagnose- en behandelingsunits;]1

  [2 12° de personeelspunten, die conform artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders, gesubsidieerd kunnen worden.]2
  [3 [6 13°]6 de personeelspunten, die conform artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders, gesubsidieerd kunnen worden.]3
  [6 14° [7 ...]7]6
  [8 15° de personeelspunten, vermeld in artikel 15/8, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning en subsidiëring van observatie-, diagnose- en behandelingsunits;
   16° de personeelspunten, vermeld in artikel 11, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2024 over de erkenning en subsidiëring van units voor personen met een handicap met een bijkomende ernstige psychische problematiek.]8

  [4 Het totale aantal zorggebonden personeelspunten, vermeld in het eerste lid, 8°, wordt per vergunde zorgaanbieder verminderd met een aantal zorggebonden personeelspunten. De tabel 4, opgenomen in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd, bepaalt per vergunde zorgaanbieder het aantal zorggebonden personeelspunten dat in mindering gebracht wordt.
   Voor het jaar 2018 wordt de helft van het aantal zorggebonden personeelspunten, vermeld in de voormelde tabel 4, in mindering gebracht.
   Het verminderde aantal zorggebonden personeelspunten, vermeld in het tweede en het derde lid, vormt de basis voor de berekening van het aantal extra personeelspunten, vermeld in het eerste lid, 8°.]4

  [5 Het totale aantal personeelspunten dat een subsidie-eenheid in het subsidiedossier, vermeld in artikel 5 van dit besluit, wil omzetten in werkingsmiddelen, wordt op volgende wijze bepaald:
   1° het agentschap bepaalt voor de subsidie-eenheid het aantal personeelspunten dat per element, vermeld in het eerste lid, maximaal kan worden omgezet en maakt daarvan het totaal. Voor die berekening zijn het tweede tot en met het vierde lid niet van toepassing;
   2° van het totale aantal personeelspunten dat een subsidie-eenheid in het subsidiedossier, vermeld in artikel 5 van dit besluit, wil omzetten in werkingsmiddelen, zet het agentschap 40% van het maximale aantal personeelspunten van de subsidie-eenheid dat kan worden omgezet met toepassing van artikel 3, § 3, tweede lid, en § 5, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders, om in werkingsmiddelen;
   3° het agentschap verdeelt het totale aantal personeelspunten dat een subsidie-eenheid in het subsidiedossier, vermeld in artikel 5 van dit besluit, wil omzetten in werkingsmiddelen, verminderd met het aantal omgezette personeelspunten conform punt 2°, over de elementen, vermeld in het eerste lid, naar rato van het aandeel van elk element in het totaal, vermeld in punt 1°.]5

  
Art.6. L'agence fixe le nombre maximum de points personnel d'une unité de subvention éligibles pour l'année, sur la base des éléments suivants :
  1° le nombre de points personnel pour lequel le FAM est agréé ;
  2° le nombre de points personnel pour lequel le MFC est agréé ;
  3° le nombre d'accompagnements pour lequel le service d'aide à domicile est agréé, converti en points personnel ;
  4° le nombre de points personnel correspondant au soutien effectivement offert par le service en accès direct, ne dépassant pas le nombre de points personnel pour lequel le service en accès direct est agréé. Dans le calcul du nombre de points personnel il est tenu compte de l'article 6, alinéa 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 février 2013 relatif à l'aide en accès direct pour les personnes handicapées. Le nombre de points personnel que l'unité de subvention a obtenus d'un autre service en accès direct y est ajouté ;
  5° le nombre d'accompagnements pour lequel le service Plan de Soutien est agréé, converti en points personnel ;
  6° le nombre de points personnel transféré par ou obtenu d'une autre unité de subvention dans le cadre d'un accord de coopération ;
  7° les montants indiqués dans les conventions personnalisées, convertis en points personnel. Pour la conversion les montants sont divisés par 925 euros. Les conventions conclues sont mises en conformité avec les dispositions du présent arrêté ;
  [1 8° le nombre total de points de prestataires de soins utilisé auprès du prestataire de soins autorisé en tant que voucher tel que visé à l'article 13 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 relatif à l'affectation du budget pour les soins et le soutien non directement accessibles pour personnes handicapées majeures ainsi qu'aux frais liés à l'organisation pour les offreurs de soins autorisés, et le nombre de points de personnel supplémentaires, fixés conformément à l'article 3, § 5, de l'arrêté précité ;
   9° les points de personnel, visés à l'article 7 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 novembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement de structures offrant du soutien aux personnes handicapées en prison, et d'unités pour internés ;
   10° les points de personnel, visés à l'article 16 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 novembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement de structures offrant du soutien aux personnes handicapées en prison, et d'unités pour internés ;
   11° les points de personnel, visés à l'article 8 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 décembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement d'unités d'observation, de diagnostic et de traitement;]1

  [2 12° les points personnel, visés à l'article 10, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 septembre 2018 relatif aux soins et au soutien pour les personnes atteintes d'une lésion cérébrale non congénitale ou de tétraplégie suite à une paraplégie haute, ayant le besoin de soins et de soutien le plus élevé.]2
  [3 [6 13°]6 les points personnel qui peuvent être subventionnés conformément à l'article 12 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018 relatif aux soins et au soutien pour les personnes handicapées internées par des offreurs de soins autorisés;]3
  [6 14° [7 ...]7]6
  [8 15° les points de personnel visés à l'article 15/8, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 décembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement d'unités d'observation, de diagnostic et de traitement ;
   16° les points de personnel visés à l'article 11, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2024 sur l'agrément et le subventionnement d'unités pour les personnes handicapées souffrant d'un problème psychique grave supplémentaire.]8

  [4 Le nombre total de points de prestataires de soins visé au premier alinéa, 8°, par prestataire de soins autorisé est réduit d'un certain nombre de points de prestataires de soins. Le tableau 4, figurant en annexe au présent arrêté, détermine le nombre de points de prestataires de soins à déduire pour chaque prestataire de soins autorisé.
   Pour l'année 2018, il est déduit la moitié du nombre de points de prestataires de soins figurant dans le tableau 4 précité.
   Le nombre réduit de points de prestataires de soins visé aux alinéas deux et trois sert de base au calcul du nombre de points de personnel supplémentaires visé à l'alinéa premier, point 8°.]4

  [5 Le nombre total de points de personnel qu'une unité de subvention souhaite convertir en moyens de fonctionnement dans le dossier de subvention visé à l'article 5 du présent arrêté est déterminé comme suit :
   1° l'agence détermine et agrège pour l'unité de subvention le nombre maximal de points de personnel qui peuvent être convertis par élément visé au premier alinéa. Aux fins de ce calcul, les alinéas deux à quatre ne s'appliquent pas ;
   2° sur le nombre total de points de personnel qu'une unité de subvention souhaite convertir en moyens de fonctionnement dans le dossier de subvention visé à l'article 5 du présent arrêté, l'agence convertit en moyens de fonctionnement 40 % du nombre maximum de points de personnel de l'unité de subvention pouvant être convertis en application de l'article 3, § 3, deuxième alinéa, et § 5, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 relatif à l'affectation du budget pour les soins et le soutien non directement accessibles pour personnes handicapées majeures ainsi qu'aux frais liés à l'organisation pour les offreurs de soins autorisés ;
   3° l'agence répartit le nombre total de points de personnel qu'une unité de subvention souhaite convertir en moyens de fonctionnement dans le dossier de subvention, visé à l'article 5 du présent arrêté, diminué du nombre de points de personnel convertis conformément au point 2°, entre les éléments visés au premier alinéa, au prorata de la part de chaque élément dans le total, visé au point 1°.]5

  
Art.6/1. [1 De subsidie-eenheden die op 31 augustus 2019 personeelsleden vergoedden conform barema A3, en die vanaf 1 september 2019 vergoed worden conform barema A2, krijgen boven op het aantal personeelspunten, vermeld in artikel 6, eerste lid, per voltijdse omgezette functie van barema A3 in barema A2, jaarlijks 5 personeelspunten bijkomend gesubsidieerd.
   Het aantal personeelsleden, vermeld in het eerste lid, wordt bepaald door het gemiddelde aantal personeelsleden dat vergoed is conform barema A3 tussen 1 januari 2019 en 30 juni 2019.
   De subsidie-eenheden die op 31 augustus 2019 personeelsleden vergoedden conform barema B3, en die vanaf 1 september 2019 vergoed worden conform barema B2b, krijgen boven op het aantal personeelspunten, vermeld in artikel 6, eerste lid, per voltijdse omgezette functie van barema B3 in barema B2b, jaarlijks 3,5 personeelspunten bijkomend gesubsidieerd.
   Het aantal personeelsleden, vermeld in het derde lid, wordt bepaald door het gemiddelde aantal personeelsleden dat vergoed is conform barema B3 tussen 1 januari 2019 en 30 juni 2019.
   De subsidie-eenheden die op 31 augustus 2019 personeelsleden vergoedden conform barema B1A, en die vanaf 1 september 2019 vergoed worden conform barema B1ABis, krijgen boven op het aantal personeelspunten, vermeld in artikel 6, eerste lid, per voltijdse omgezette functie van barema B1A in B1ABis, jaarlijks 3 personeelspunten bijkomend gesubsidieerd.]1

  
Art.6/1. [1 Les unités de subvention qui rémunéraient jusqu'au 31 août 2019 selon le barème A3 des personnels qu'ils rémunèrent selon le barème A2 à partir du 1 septembre 2019, reçoivent par fonction à temps plein convertie du barème A3 au barème A2 5 points de personnel supplémentaires en subvention annuelle, en plus du nombre de points de personnel visé à l'article 6, alinéa premier.
   Le nombre de personnels visé au premier alinéa est déterminé par le nombre moyen de personnels rémunérés selon le barème A3 entre le 1 janvier 2019 et le 30 juin 2019.
   Les unités de subvention qui rémunéraient jusqu'au 31 août 2019 selon le barème B3 des personnels qu'ils rémunèrent selon le barème B2b à partir du 1 septembre 2019, reçoivent par fonction à temps plein convertie du barème B3 au barème B2b 3,5 points de personnel supplémentaires en subvention annuelle, en plus du nombre de points de personnel visé à l'article 6, alinéa premier.
   Le nombre de personnels visé au troisième alinéa est déterminé par le nombre moyen de personnels rémunérés selon le barème B3 entre le 1 janvier 2019 et le 30 juin 2019.
   Les unités de subvention qui rémunéraient jusqu'au 31 août 2019 selon le barème B1A des personnels qu'ils rémunèrent selon le barème B1ABis à partir du 1 septembre 2019, reçoivent par fonction à temps plein convertie du barème B1A en B1ABis 3 points de personnel supplémentaires en subvention annuelle, en plus du nombre de points de personnel visé à l'article 6, alinéa premier.]1

  
Art.7. In dit artikel wordt verstaan onder:
  1° prestatie-eenheid: de verhouding tussen de werkelijk gepresteerde uren en een theoretisch aantal uren voor een voltijdse prestatie in een bepaalde maand;
  2° gemiddelde prestatie-eenheid: de som van de prestatie-eenheden, gedeeld door twaalf.
  De subsidie-eenheid bezorgt jaarlijks in het subsidiedossier de volgende informatie over al haar personeelsleden aan het agentschap:
  1° voor- en achternaam van het personeelslid;
  2° rijksregisternummer van het personeelslid;
  3° anciënniteit van het personeelslid op 1 januari van het werkingsjaar waarop het subsidiedossier betrekking heeft, of op de datum van indiensttreding als het personeelslid in het werkingsjaar waarop het subsidiedossier betrekking heeft, in dienst is getreden;
  4° de functiecodes, vermeld in tabel 1, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd;
  5° de gemiddelde prestatie-eenheid van het betreffende werkingsjaar;
  6° de gemiddelde prestatie-eenheid voor periodes van gelijkgestelde afwezigheid als vermeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, van het betreffende werkingsjaar.
Art.7. Dans le présent article, on entend par :
  1° unité de prestation : le rapport entre les heures de travail réellement prestées et un nombre théorique d'heures pour une prestation à temps plein dans un mois donné ;
  2° unité de prestation moyenne : la somme des unités de prestation, divisée par 12.
  L'unité de subvention fournit annuellement à l'agence dans son dossier de subvention les informations suivantes sur chacun de ses membres du personnel :
  1° prénom et nom ;
  2° numéro de registre national ;
  3° ancienneté au 1er janvier de l'exercice auquel se rapporte le dossier de subvention, ou la date d'entrée en service si le membre du personnel est entré en service au cours de l'exercice auquel se rapporte le dossier de subvention ;
  4° les codes de fonction, repris au tableau 1 dans l'annexe au présent arrêté ;
  5° l'unité de prestation moyenne de l'exercice en question ;
  6° l'unité de prestation moyenne pour les périodes d'absence assimilée, telles que visées à l'article 16 de l'arrêté royal du 30 mars 1967 déterminant les modalités générales d'exécution des lois relatives aux vacances annuelles, de l'exercice en question.
Art.8. Het agentschap berekent op basis van de gegevens, vermeld in artikel 7, voor elk personeelslid, per functiecode, het jaarlijkse brutoloon, eventueel met inbegrip van de haardtoelage.
Art.8. Sur la base des données énoncées à l'article 7, l'agence calcule par code de fonction le salaire annuel brut de chaque membre du personnel, y compris éventuellement l'allocation de foyer.
Art.9. [1 Het agentschap subsidieert voor de werknemers die het volledige kalenderjaar tewerkgesteld zijn, de eindejaarspremie die bestaat uit het geïndexeerde brutomaandloon van de maand oktober van het kalenderjaar, met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, maar met uitsluiting van andere toeslagen.
   Voor de werknemers, vermeld in het eerste lid, die niet het volledige kalenderjaar tewerkgesteld zijn, wordt de eindejaarspremie, vermeld in het eerste lid, toegekend naar rato van het aantal maanden tewerkstelling in het kalenderjaar.]1

  
Art.9. [1 L'agence subventionne pour les travailleurs employés pendant l'année civile entière la prime de fin d'année constituée par le salaire mensuel brut indexé du mois d'octobre de l'année civile, y compris l'allocation de foyer ou de résidence, mais à l'exclusion des autres allocations.
   Pour les travailleurs visés au premier alinéa qui ne sont pas employés pendant l'année civile entière, la prime de fin d'année visée au premier alinéa est accordée au prorata du nombre de mois d'emploi dans l'année civile.]1

  
Art.10. Het agentschap berekent voor elk personeelslid de socialezekerheidsbijdragen van de werkgever op het jaarlijkse brutoloon, vermeld in artikel 8, en de eindejaarspremie, vermeld in artikel 9, aan de hand van een percentage dat wordt berekend door het gemiddelde te maken van de verschillende percentages voor socialezekerheidsbijdragen voor werkgevers die door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor het betreffende werkingsjaar worden vastgesteld voor de sector paritair comité 319/01,met uitzondering van de percentages voor de tweede pensioenpijler.
Art.10. L'agence calcule pour chaque membre du personnel les cotisations de sécurité sociale de l'employeur sur le salaire brut annuel, visé à l'article 8, et la prime de fin d'année, visée à l'article 9, à l'aide d'un pourcentage égal à la moyenne des différents pourcentages de cotisations de sécurité sociale de l'employeur, tels que fixés par l'Office national de Sécurité sociale pour l'exercice en question pour le secteur comité paritaire 319/01, à l'exception des pourcentages du second pilier de pension.
Art.11. Het agentschap berekent voor elk personeelslid het vakantiegeld met de volgende formule: voltijds brutoloon voor de maand juli van het betreffende werkingsjaar X 92%.
Art.11. L'agence calcule pour chaque membre du personnel le pécule de vacances selon la formule suivante : salaire brut à temps plein pour le mois de juillet de l'exercice en question X 92%.
Art.12. Voor alle personeelsleden van een subsidie-eenheid wordt het totaal van de bedragen, vermeld in artikel 8, 9, 10 en 11, per functiecode vermenigvuldigd met de gemiddelde prestatie-eenheid, vermeld in artikel 7, tweede lid, 5°, en het totaal van de bedragen, vermeld in artikel 9, 10 en 11, met de gemiddelde prestatie-eenheid, vermeld in artikel 7, tweede lid, 6°.
Art.12. Pour tous les membres du personnel de l'unité de subvention le total des montants, visés aux articles 8, 9, 10 et 11, par code de fonction est multiplié par l'unité de prestation moyenne, visée à l'article 7, alinéa 2, 5°, et le total des montants, visés aux articles 9, 10 et 11, est multiplié par l'unité de prestation moyenne, visée à l'article 7, alinéa 2, 6°.
Art.13. Voor de subsidiëring van de extra salarissupplementen voor prestaties op zaterdagen, zon- en feestdagen, alsook voor avond- en nachtwerk, vermeld in artikel 4, eerste lid, 6°, van het besluit van 15 december 1993, bezorgt de subsidie-eenheid in het subsidiedossier, de volgende informatie over het [3 ...]3 personeel aan het agentschap:
  1° het totale aantal gepresteerde uren, [3 ...]3 opgesplitst per type prestatie, namelijk avonduren, zaterdaguren, zondaguren, aantal uren prestaties op feestdagen, aantal uren avondwerk en aantal uren nachtwerk;
  2° het totaalbedrag van de brutolonen voor de prestaties, vermeld in punt 1°, per type;
  3° het totaalbedrag van het enkelvoudige vakantiegeld op de lonen voor de prestaties, vermeld in punt 2° ;
  4° het totaalbedrag van het dubbele vakantiegeld op de lonen voor de prestaties, vermeld in punt 2° ;
  5° het totaalbedrag van gewaarborgd loon dat betrekking heeft op prestaties die geleverd zijn op zaterdagen, zon- en feestdagen, alsook op prestaties voor avond- en nachtwerk.
  [1 In afwijking van artikel 4bis, § 8, van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 wordt een salarissupplement van 20 % op basis van het subsidieerbare uurloon toegekend voor de prestaties die verstrekt zijn op zaterdag en tijdens een aangesloten blok van vier uur tussen 18 uur en 22 uur.]1
  [1 Het salarissupplement, vermeld in het tweede lid, [3 ...]3 [2 wordt niet toegekend aan de personeelsleden van een subsidie-eenheid die is opgericht door een ondergeschikt bestuur zoals een provincie, een gemeente, een intercommunale van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging als vermeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of door een publiekrechtelijke rechtspersoon of een instelling van openbaar nut]2.]1
  
Art.13. Pour la subvention des suppléments de salaire additionnels pour les prestations de samedi, dimanche et jours fériés, ainsi que pour le travail de soir et de nuit, visés à l'article 4, alinéa 1er, 6°, de l'arrêté du 15 décembre 1993, l'unité de subvention fournit à l'agence dans son dossier de subvention les informations suivantes sur le personnel [3 ...]3 :
  1° le nombre total d'heures prestées, [3 ...]3 ventilé par type de prestation, à savoir heures prestées le samedi, le dimanche, les jours fériés, le soir et la nuit ;
  2° le montant total des salaires brut pour les prestations énumérées au 1°, par type ;
  3° le montant total du pécule de vacances simple sur les salaires pour les prestations, visées au 2° ;
  4° le montant total du pécule de vacances double sur les salaires pour les prestations, visées au 2° ;
  5° le montant total du salaire garanti portant sur les prestations de samedi, dimanche et jours fériés, ainsi que les prestations de soir et de nuit.
  [1 Par dérogation à l'article 4bis, § 8 de l'arrêté royal du 30 mars 1973, un supplément de salaire de 20 % du salaire horaire subventionnable est accordé pour les prestations fournies le samedi et pendant un seul bloc de quatre heures entre 18 et 22 heures.]1
  [1 Le supplément de salaire visé au deuxième alinéa [3 ...]3 [2 n'est pas accordé aux membre du personnel d'une unité de subvention établie par une administration subordonnée telle qu'une province, une commune, une intercommunale de communes, un centre public d'action sociale ou une association telle que visée à l'article 118 de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'action sociale, ou par une personne morale de droit public, ou un organisme d'intérêt public]2.]1
  
Art.13/1. [1 § 1. Het agentschap subsidieert de extra salarissupplementen, vermeld in artikel 4, eerste lid, 6°, van het besluit van 15 december 1993, conform paragraaf 2 tot en met 4.
   § 2. Per subsidie-eenheid wordt het maximumaantal subsidieerbare uren variabele prestaties van een werkingsjaar op de volgende wijze vastgelegd op basis van het jaar 2023:
   1° voor een MFC wordt er voor de ondersteuningsfunctie verblijf, vermeld in artikel 10, § 1, 1°, van het besluit van 26 februari 2016, die is opgenomen in de geregistreerde begeleidingsovereenkomst, vermeld in artikel 35, eerste lid, van het voormelde besluit, een aantal uur variabele prestaties bepaald per vork die is vastgelegd in tabel 2, die is opgenomen in de bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd. Het aantal uur variabele prestaties per vork is bepaald in tabel 1, die is opgenomen in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd;
   2° voor een vergunde zorgaanbieder worden er uren variabele prestaties in aanmerking genomen, aan de hand van de vouchers die zijn geregistreerd conform artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders. Het aantal uren variabele prestaties wordt bepaald in tabel 2, die is opgenomen in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd en hangt af van de bij het agentschap geregistreerde vormen van ondersteuning, als vermeld in artikel 4, 1° en de frequentie daarvan;
   3° voor een vergunde zorgaanbieder die een individuele dienstverleningsovereenkomst bij het agentschap heeft geregistreerd als vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 over de zorg en ondersteuning voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie met de hoogste zorg- en ondersteuningsnood, wordt er per gesubsidieerd personeelspunt, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, van het voormelde besluit, 12,67 uren variabele prestaties in aanmerking genomen;
   4° voor een vergunde zorgaanbieder die een individuele dienstverleningsovereenkomst bij het agentschap heeft geregistreerd als vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders, wordt er per gesubsidieerd personeelspunt, vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, van het voormelde besluit, 12,67 uren variabele prestaties in aanmerking genomen;
   5° voor de observatie-, diagnose- en behandelingsunits wordt er per erkend personeelspunt, vermeld in artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning en subsidiëring van observatie-, diagnose- en behandelingsunits, 12,67 variabele prestaties in aanmerking genomen;
   6° voor de units voor geïnterneerden wordt er per personeelspunt voor alle plaatsen waarvoor de unit voor geïnterneerden erkend is, vermeld in artikel 16, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden, 12,67 variabele prestaties in aanmerking genomen;
   7° voor de rechtstreeks toegankelijke diensten wordt per erkend personeelspunt, vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap, 0,10 uren variabele prestaties in aanmerking genomen.
   De aantallen uren variabele prestaties per subsidie-eenheid die worden verkregen conform het eerste lid, 1° tot en met 7°, worden samengeteld.
   In afwijking van het eerste lid, worden bij een subsidie-eenheid, die is gestart in 2023 of 2024, de maximumaantal subsidieerbare uren variabele prestaties berekend aan de hand van de gegevens van het eerste volledige werkingsjaar. Als het eerste werkingsjaar geen volledig kalenderjaar omvat, dan worden de maximumaantal subsidieerbare uren variabele prestaties voor dat werkingsjaar berekend aan de hand van de gegevens van het eerste werkingsjaar.
   § 3. De gepresteerde uren variabele prestaties, die door de subsidie-eenheid voor het werkingsjaar worden doorgegeven aan het agentschap conform artikel 13, eerste lid, 1°, worden omgezet aan de hand van tabel 3 die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd. Het totale aantal uren variabele prestaties dat wordt verkregen na de voormelde omzetting, wordt vergeleken met het maximumaantal subsidieerbare uren variabele prestaties, vastgelegd conform paragraaf 2.
   § 4. Het agentschap subsidieert de uren variabele prestaties van een werkingsjaar op basis van de uren variabele prestaties die door de subsidie-eenheid voor het werkingsjaar zijn doorgegeven aan het agentschap conform artikel 13, eerste lid, 1°, en na de omzetting, vermeld in paragraaf 3, rekening houdend met de gegevens, vermeld in artikel 13, eerste lid, 2° tot en met 5°.
   Als het aantal door de subsidie-eenheid gepresteerde uren variabele prestaties voor een werkingsjaar dat is doorgegeven aan het agentschap conform artikel 13, eerste lid, 1°, na de omzetting van die uren, vermeld in paragraaf 3, hoger is dan het aantal uren dat wordt berekend conform paragraaf 2, wordt van het totale bedrag van de subsidieerbare kostprijs van de gepresteerde uren variabele prestaties, na de omzetting van die uren, vermeld in paragraaf 3, een bedrag in mindering gebracht dat overeenkomt met het verschil tussen die uren en het maximumaantal subsidieerbare uren variabele prestaties die worden berekend conform paragraaf 2, vermenigvuldigd met het gemiddelde subsidiebedrag per variabel uur van die subsidie-eenheid.]1

  
Art.13/1. [1 § 1er. L'agence subventionne les suppléments de salaire additionnels, visés à l'article 4, alinéa 1er, 6°, de l'arrêté du 15 décembre 1993, conformément aux paragraphes 2 à 4.
   § 2. Pour chaque unité de subvention, le nombre maximum d'heures subventionnables de prestations variables d'une année d'activité est fixé de la manière suivante sur la base de l'année 2023 :
   1° pour un MFC, en ce qui concerne la fonction d'assistance de séjour, visée à l'article 10, § 1er, 1°, de l'arrêté du 26 février 2016, qui est reprise dans le contrat d'accompagnement enregistré, visé à l'article 35, alinéa 1er, de l'arrêté précité, un nombre d'heures de prestations variables est déterminé par fourchette qui est fixée dans le tableau 2, qui figure à l'annexe 3, jointe au présent arrêté. le nombre d'heures de prestations variables par fourchette est déterminé dans le tableau 1, qui figure à l'annexe 3, jointe au présent arrêté ;
   2° pour un offreur de soins autorisé, des heures de prestations variables sont prises en compte sur la base des vouchers qui sont enregistrés conformément à l'article 13 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 relatif à l'affectation du budget pour les soins et le soutien non directement accessibles pour personnes handicapées majeures ainsi qu'aux frais liés à l'organisation pour les offreurs de soins autorisés. Le nombre d'heures de prestations variables est déterminé dans le tableau 2, qui figure à l'annexe 3, jointe au présent arrêté, et dépend des formes d'assistance enregistrées auprès de l'agence, telles que visées à l'article 4, 1°, et de leur fréquence ;
   3° pour un offreur de soins autorisé qui a enregistré une convention individuelle de prestation de services auprès de l'agence, telle que visée à l'article 10, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 septembre 2018 relatif aux soins et au soutien pour les personnes atteintes d'une lésion cérébrale non congénitale ou de tétraplégie suite à une paraplégie haute, ayant le besoin de soins et de soutien le plus élevé, 12,67 heures de prestations variables sont prises en compte par point de personnel subventionné, visé à l'article 10, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté précité ;
   4° pour un offreur de soins autorisé qui a enregistré une convention individuelle de prestation de services auprès de l'agence, telle que visée à l'article 12, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018 relatif aux soins et au soutien pour les personnes handicapées internées par des offreurs de soins autorisés, 12,67 heures de prestations variables sont prises en compte par point de personnel subventionné, visé à l'article 12, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté précité ;
   5° pour les unités d'observation de diagnostic et de traitement, 12,67 heures de prestations variables sont prises en compte par point de personnel agréé, visé à l'article 14 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 décembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement d'unités d'observation, de diagnostic et de traitement ;
   6° pour les unités pour internés, 12,67 heures de prestations variables sont prises en compte par point de personnel pour toutes les places pour lesquelles l'unité pour internés est agréée, telle que visée à l'article 16, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 novembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement de structures offrant du soutien aux personnes handicapées en prison, et d'unités pour internés ;
   7° pour les services directement accessibles, 0,10 heure de prestations variables est prise en compte par point de personnel agréé, visé à l'article 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 février 2013 relatif à l'aide directement accessible pour les personnes handicapées.
   Les nombres d'heures de prestations variables par unité de subvention obtenue conformément à l'alinéa 1er, 1° à 7°, sont additionnés.
   Contrairement à l'alinéa 1er, dans le cas d'une unité de subvention qui a démarré en 2023 ou 2024, le nombre maximum d'heures subventionnables de prestations variables est calculé sur la base des données de la première année complète d'activité. Si la première année d'activité ne comprend pas une année calendaire complète, le nombre maximum d'heures subventionnables de prestations variables pour cette année d'activité est calculé sur la base des données de la première année d'activité.
   § 3. Les heures de prestations variables effectuées, qui ont été transmises par l'unité de subvention à l'agence pour l'année d'activité, conformément à l'article 13, alinéa 1er, 1°, sont converties sur la base du tableau 3 figurant à l'annexe 4, jointe au présent arrêté. Le nombre total d'heures de prestations variables obtenu après la conversion susmentionnée est comparé au nombre maximum d'heures subventionnables de prestations variables, qui est fixé conformément au paragraphe 2.
   § 4. L'agence subventionne les heures de prestations variables d'une année d'activité sur la base des heures de prestations variables qui ont été transmises par l'unité de subvention à l'agence pour l'année d'activité, conformément à l'article 13, alinéa 1er, 1°, et après la conversion visée au paragraphe 3, compte tenu des données visées à l'article 13, alinéa 1er, 2° à 5°.
   Si le nombre d'heures de prestations variables effectuées par l'unité de subvention pour une année d'activité qui a été transmis à l'agence conformément à l'article 13, alinéa 1er, 1°, après la conversion de ces heures visée au paragraphe 3, dépasse le nombre d'heures calculé conformément au paragraphe 2, un montant correspondant à la différence entre ces heures et le nombre maximum d'heures subventionnables de prestations variables calculé conformément au paragraphe 2, multiplié par le montant moyen de la subvention par heure variable de cette unité de subvention, est déduit du montant total du prix de revient subventionnable des heures de prestations variables effectuées, après la conversion de ces heures visée au paragraphe 3.]1

  
Art.13/2. [1 § 1. Voor het werkingsjaar 2024, 2025, 2026 en 2027 is de overgangsmaatregel voorzien in paragraaf 2 en 3 van toepassing in het geval dat de maximumaantal subsidieerbare uren variabele prestaties voor het werkingsjaar 2022, berekend conform artikel 13/1, § 2, eerste en tweede lid, voor het werkingsjaar 2022 lager is dan het huidige maximumaantal subsidieerbare uren variabele prestaties voor het werkingsjaar 2022 omgezet conform artikel 13/1, § 3.
   Als de werkelijk gesubsidieerde uren variabele prestaties voor het werkingsjaar 2022, omgezet conform artikel 13/1, § 3, lager is dan het huidige maximumaantal te subsidiëren uren variabele prestaties voor het werkingsjaar 2022 omgezet conform artikel 13/1, § 3, dan is de overgangsmaatregel, vermeld in paragraaf 2 en 3, van toepassing als de maximumaantal subsidieerbare uren variabele prestaties voor het werkingsjaar 2022, berekend conform artikel 13/1, § 2, eerste en tweede lid, lager is dan de werkelijk gesubsidieerde uren variabele prestaties voor het werkingsjaar 2022, omgezet conform artikel 13/1, § 3.
   § 2. Voor subsidie-eenheden waarvoor de overgangsmaatregel van toepassing is, wordt het maximumaantal subsidieerbare uren variabele prestaties op de volgende wijze bepaald: het verschil in kostprijs tussen het huidige maximumaantal te subsidiëren uren variabele prestaties voor het werkingsjaar 2022, dat is omgezet conform artikel 13/1, § 3, in het geval paragraaf 1, eerste lid van toepassing is, of de werkelijk gepresteerde uren variabele prestaties voor het werkingsjaar 2022, dat is omgezet conform artikel 13/1, § 3, in het geval paragraaf 1, tweede lid van toepassing is, en het maximumaantal te subsidiëren uren variabele prestaties voor werkingsjaar 2022 dat is berekend conform artikel 13/1, § 2, eerste en tweede lid, wordt omgezet in een aantal uren variabele prestaties door dat verschil in kostprijs te delen door de gemiddelde kostprijs van een variabel uur voor het werkingsjaar 2022 van de subsidie-eenheid.
   Het aantal uren variabele prestaties dat wordt verkregen na toepassing van de berekening in het eerste lid, wordt bijgeteld bij het maximumaantal subsidieerbare uren variabele prestaties voor het werkingsjaar 2022, berekend conform artikel 13/1, § 2, eerste en tweede lid.
   Voor het werkingsjaar waarin de overgangsmaatregel, van toepassing is, wordt in afwijking van 13/1, § 4, het totale aantal uren variabele prestaties, vermeld in het tweede lid, gesubsidieerd door het agentschap, onder voorbehoud van paragraaf 3.
   § 3. Het bedrag dat overeenstemt met het totaal van de bedragen dat in werkingsjaar 2022 van de subsidies van de subsidie-eenheid in mindering is gebracht met toepassing van de volgende bepalingen, opgesomd onder punt 1° tot en met 3°, zoals van kracht op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering van [2 5 juli]2 2024 tot wijziging van verschillende besluiten,[2 over]2 de subsidiëring van variabele prestaties, wordt gedeeld door de gemiddelde kosten van een variabel uur per subsidie-eenheid in 2022:
   1° artikel 27 en artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten;
   2° artikel 26/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden;
   3° artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning en subsidiëring van observatie-, diagnose- en behandelingsunits.
   Het aantal uren dat verkregen wordt conform het eerste lid, wordt in mindering gebracht van het aantal uren variabele prestaties dat wordt verkregen door toepassing van paragraaf 2, eerste lid.
   Het eventuele saldo van uren dat overblijft na toepassing van het eerste en tweede lid, wordt voor de toepassing van paragraaf 2, tweede lid, bijgeteld bij het maximumaantal subsidieerbare uren variabele prestaties van werkingsjaar 2022, berekend conform artikel 13/1, § 2, eerste en tweede lid.
   § 4. Als er na toepassing van paragraaf 3, eerste en tweede lid, geen saldo van uren variabele prestaties dat wordt berekend conform paragraaf 2, eerste lid, meer overblijft, is de overgangsmaatregel, vermeld in paragraaf 2 en 3, niet van toepassing.".
   Als het maximumaantal subsidieerbare uren variabele prestaties voor het werkingsjaar 2023, berekend conform artikel 13/1, § 2, eerste en tweede lid, hoger is dan het totaal aantal uren bekomen overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid of indien van toepassing, paragraaf 3, derde lid, dan is de overgangsmaatregel eveneens niet van toepassing.]1

  
Art.13/2. [1 § 1er. Pour les années d'activité 2024, 2025, 2026 et 2027, la mesure transitoire prévue aux paragraphes 2 et 3 s'applique dans le cas où le nombre maximum d'heures subventionnables de prestations variables pour l'année d'activité 2022, calculé conformément à l'article 13/1, § 2, alinéas 1er et 2, est inférieur au nombre maximum actuel d'heures subventionnables de prestations variables pour l'année d'activité 2022 converti conformément à l'article 13/1, § 3.
   Si le nombre réel d'heures subventionnées de prestations variables pour l'année d'activité 2022, converti conformément à l'article 13/1, § 3, est inférieur au nombre maximum actuel d'heures subventionnables de prestations variables pour l'année d'activité 2022, converti conformément à l'article 13/1, § 3, alors la mesure transitoire, visée aux paragraphes 2 et 3, s'applique si le nombre maximum d'heures subventionnables de prestations variables pour l'année d'activité 2022, calculé conformément à l'article 13/1, § 2, alinéas 1er et 2, est inférieur au nombre réel d'heures subventionnables de prestations variables pour l'année d'activité 2022, converti conformément à l'article 13/1, § 3.
   § 2. Pour les unités de subvention auxquelles la mesure transitoire s'applique, le nombre maximum d'heures subventionnables de prestations variables est déterminé de la manière suivante : la différence de prix de revient entre le nombre maximum actuel d'heures subventionnables de prestations variables pour l'année d'activité 2022, converti conformément à l'article 13/1, § 3, en cas d'application du paragraphe 1er, alinéa 1er, ou le nombre réel d'heures de prestations variables pour l'année d'activité 2022, converti conformément à l'article 13/1, § 3, en cas d'application du paragraphe 1er, alinéa 2, et le nombre maximum d'heures de prestations variables à subventionner pour l'année d'activité 2022, calculé conformément à l'article 13/1, § 2, alinéas 1er et 2, est converti en un nombre d'heures de prestations variables en divisant cette différence de prix de revient par le prix de revient moyen d'une heure variable pour l'année d'activité 2022 de l'unité de subvention.
   Le nombre d'heures de prestations variables obtenu après l'application du calcul visé à l'alinéa 1er est ajouté au nombre maximum d'heures subventionnables de prestations variables pour l'année d'activité 2022, calculé conformément à l'article 13/1, § 2, alinéas 1er et 2.
   Pour l'année d'activité au cours de laquelle la mesure transitoire s'applique, contrairement à l'article 13/1, § 4, le nombre total d'heures de prestations variables, visé à l'alinéa 2, est subventionné par l'agence, sous réserve du paragraphe 3.
   § 3. Le montant correspondant au total des montants déduits des subventions de l'unité de subvention au cours de l'année d'activité 2022 en application des dispositions suivantes, énumérées aux points 1° à 3°, telles qu'en vigueur le jour précédant la date d'entrée en vigueur de l'arrêté du Gouvernement flamand du [2 5 juillet]2 2024 modifiant divers arrêtés, [2 à propos du]2 subventionnement de prestations variables, est divisé par les coûts moyens d'une heure variable par unité de subvention en 2022 :
   1° les articles 27 et 28 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées qui font usage d'un budget d'assistance personnelle ou d'un budget personnalisé ou qui sont soutenues par un centre d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures ou un service d'aide à domicile vers un financement qui suit la personne et portant la transition des centres d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures et des services d'aide à domicile ;
   2° l'article 26/1 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 novembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement de structures offrant du soutien aux personnes handicapées en prison, et d'unités pour internés ;
   3° l'article 15 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 décembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement d'unités d'observation, de diagnostic et de traitement.
   Le nombre d'heures obtenu conformément à l'alinéa 1er est déduit du nombre d'heures de prestations variables obtenu en application du paragraphe 2, alinéa 1er.
   Le solde éventuel d'heures restant après l'application des alinéas 1er et 2 est, pour l'application du paragraphe 2, ajouté au nombre maximum d'heures subventionnables de prestations variables de l'année d'activité 2022, calculé conformément à l'article 13/1, § 2, alinéas 1er et 2.
   § 4. Si, après l'application du paragraphe 3, alinéas 1er et 2, il ne reste plus aucun solde d'heures de prestations variables calculé conformément au paragraphe 2, alinéa 1er, la mesure transitoire visée aux paragraphes 2 et 3 ne s'applique pas. ".
   Si le nombre maximum d'heures subventionnables de prestations variables pour l'année d'activité 2023, calculé conformément à l'article 13/1, § 2, alinéas 1er et 2, est supérieur au nombre total d'heures obtenu conformément au paragraphe 2, alinéa 2, ou, le cas échéant, au paragraphe 3, alinéa 3, la mesure transitoire ne s'applique pas non plus.]1

  
Art.14. Voor de subsidiëring van de aanvullende vergoeding ter uitvoering van het stelsel werkloosheid met toeslag conform artikel 4ter van het ministerieel besluit van 18 juni 1975 en artikel 4ter van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 bezorgt de subsidie-eenheid of de dienst Ondersteuningsplan de volgende informatie aan het agentschap:
  1° het rijksregisternummer van de personeelsleden die vallen onder het stelsel werkloosheid met toeslag;
  2° de voor- en achternaam van de personeelsleden die vallen onder het stelsel werkloosheid met toeslag;
  3° het bedrag van de aanvullende vergoeding;
  4° het bedrag van de sociale zekerheidsbijdragen van de werknemer op de aanvullende vergoeding.
Art.14. Pour le subventionnement de l'indemnité supplémentaire en exécution du régime de chômage avec complément conformément à l'article 4ter de l'arrêté ministériel du 18 juin 1975 et à l'article 4ter de l'arrêté ministériel du 30 mars 1973, l'unité de subvention ou le service Plan de Soutien fournissent les informations suivantes à l'agence :
  1° numéro de registre national des membres du personnel relevant du régime de chômage avec complément ;
  2° prénom et nom des membres du personnel relevant du régime de chômage avec complément ;
  3° montant de l'indemnité supplémentaire ;
  4° montant des cotisations de sécurité sociale de l'employé sur l'indemnité supplémentaire.
Art.15. De totale te subsidiëren loonmassa van een subsidie-eenheid is gelijk aan de opstelsom van:
  1° de gesubsidieerde loonkosten, vermeld in artikel 12;
  2° het totaalbedrag van de personeelskosten voor de prestaties, vermeld in artikel 13;
  3° het bedrag van de aanvullende vergoeding, vermeld in artikel 14.
Art.15. La masse salariale totale à subventionner d'une unité de subvention est égale à la somme des éléments suivants :
  1° les coûts salariaux subventionnés, visés à l'article 12 ;
  2° le montant total des frais de personnel pour les prestations visées à l'article 13 ;
  3° le montant de l'indemnité supplémentaire, visée à l'article 14.
Art.16. [1 § 1. Voor het jaar 2016 subsidieert het agentschap aanvullend op de totale te subsidiëren loonmassa van een subsidie-eenheid, vermeld in artikel 15 van dit besluit, met uitzondering van de loonmassa die betrekking heeft op de vergunde zorgaanbieder, de forfaitaire percentages, vermeld in artikel 23 van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 en artikel 11 van het ministerieel besluit van 18 juni 1975.
   Voor de berekening van de forfaitaire percentages, vermeld in het eerste lid, wordt gebruikgemaakt van een percentage dat een gewogen gemiddelde is van de percentages die conform tabel 2, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, van toepassing zijn voor een subsidie-eenheid, en dat wordt berekend aan de hand van het aantal personeelspunten van de verschillende samenstellende delen van de subsidie-eenheid, vermeld in de voormelde tabel 2.
   Het gewogen gemiddelde percentage, vermeld in het tweede lid, wordt vermenigvuldigd met de totale te subsidiëren loonmassa, vermeld in artikel 15.
   In afwijking van het tweede en derde lid subsidieert het agentschap voor een dienst Ondersteuningsplan aanvullend op de totale te subsidiëren loonmassa, vermeld in artikel 15, een forfaitair percentage van 3,325 % van die loonmassa.
   § 2. Voor het jaar 2017 subsidieert het agentschap aanvullend op de totale te subsidiëren loonmassa van een subsidie-eenheid, vermeld in artikel 15, met uitzondering van de loonmassa die betrekking heeft op de vergunde zorgaanbieder, en voor een dienst Ondersteuningsplan, een forfaitair percentage van 3,325 % van die loonmassa.
   Vanaf het jaar 2018 subsidieert het agentschap aanvullend op de totale te subsidiëren loonmassa van een subsidie-eenheid, vermeld in artikel 15, een forfaitair percentage van 3,325 % van die loonmassa.]1

  
Art.16. [1 § 1er. Pour l'année 2016, l'agence subventionne, outre la masse salariale totale à subventionner d'une unité de subvention, visée à l'article 15 du présent arrêté, à l'exception de la masse salariale concernant le prestataire de soins autorisé, les pourcentages forfaitaires visés à l'article 23 de l'arrêté royal du 30 mars 1973 et à l'article 11 de l'arrêté ministériel du 18 juin 1975.
   Les pourcentages forfaitaires visés à l'alinéa 1er sont calculés à l'aide d'un pourcentage qui est égal à la moyenne pondérée des pourcentages applicables à une unité de subvention conformément au tableau 2 de l'annexe au présent arrêté, et qui est calculé à l'aide du nombre de points personnel des différentes composantes de l'unité de subvention, reprises au tableau 2 précité.
   Le pourcentage moyen pondéré, visé à l'alinéa 2, est multiplié par la masse salariale totale à subventionner, visée à l'article 15.
   Par dérogation aux alinéas 2 et 3, l'agence subventionne, outre la masse salariale à subventionner, visée à l'article 15, un pourcentage forfaitaire de 3,325 % de cette masse salariale pour un service Plan de Soutien.
   § 2. Pour l'année 2017, l'agence subventionne, outre la masse salariale à subventionner d'une unité de subvention, visée à l'article 15, à l'exception de la masse salariale concernant le prestataire de soins autorisé, un pourcentage forfaitaire de 3,325 % de cette masse salariale pour un service Plan de Soutien.
   A partir de l'année 2018, l'agence subventionne, en complément de la masse salariale totale à subventionner d'une unité de subvention, visée à l'article 15, un pourcentage forfaitaire de 3,325 % de cette masse salariale.]1

  
Art.17. Het agentschap subsidieert aanvullend op de totale te subsidiëren loonmassa van een subsidie-eenheid, vermeld in artikel 15 van dit besluit, een forfait voor zware beroepen als vermeld in artikel 2, tweede lid, en artikel 3, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2001 houdende verscheidene bepalingen tot regeling en subsidiëring van arbeid en vakantie van personeel tewerkgesteld door voorzieningen gesubsidieerd door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap of door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.
  De loonmassa van de subsidie-eenheid waarop de percentages, vermeld in artikel 2, tweede lid, en artikel 3, tweede lid, van het voormelde besluit, worden toegepast, is gelijk aan het percentage dat voor elke subsidie-eenheid is vastgesteld in tabel 3, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, van de totale te subsidiëren loonmassa van een subsidie-eenheid, vermeld in artikel 15 van dit besluit.
Art.17. Outre la masse salariale totale à subventionner d'une unité de subvention, visée à l'article 15 du présent arrêté, l'agence subventionne un forfait pour métiers lourds tels que visés aux articles 2, alinéa 2, et 3, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 30 mars 2001 portant des dispositions diverses de réglementation et de subventionnement du travail et des vacances du personnel employé par des structures subventionnées par le Fonds flamand pour l'intégration sociale des personnes handicapées ou l'Office flamand de l'Emploi et de la Formation professionnelle.
  La masse salariale de l'unité de subvention, à laquelle sont appliqués les pourcentages, visés aux articles 2, alinéa 2, et 3, alinéa 2, de l'arrêté précité, est égale au pourcentage fixé pour chaque unité de subvention au tableau 3 repris en annexe au présent arrêté, de la masse salariale totale à subventionner d'une unité de subvention, visée à l'article 15 du présent arrêté.
Art.18. Het agentschap subsidieert aanvullend op de gesubsidieerde loonkosten van een subsidie-eenheid, vermeld in artikel 12, tweede lid, van dit besluit, een forfait voor conventioneel verlof, conform artikel 4, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2001 houdende verscheidene bepalingen tot regeling en subsidiëring van arbeid en vakantie van personeel tewerkgesteld door voorzieningen gesubsidieerd door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap of door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.
  Het forfait voor conventioneel verlof, vermeld in het eerste lid, wordt berekend op basis van de totale te subsidiëren loonkosten van de subsidie-eenheid, vermeld in artikel 15 van dit besluit.
Art.18. Outre les coûts salariaux subventionnés d'une unité de subvention, visés à l'article 12, alinéa 2, du présent arrêté, l'agence subventionne un forfait pour congé conventionnel conformément à l'article 4, § 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 30 mars 2001 portant des dispositions diverses de réglementation et de subventionnement du travail et des vacances du personnel employé par des structures subventionnées par le Fonds flamand pour l'intégration sociale des personnes handicapées ou l'Office flamand de l'Emploi et de la Formation professionnelle.
  Le forfait pour congé conventionnel, visé à l'article 1er, est calculé sur la base des coûts salariaux totaux à subventionner de l'unité de subvention, visés à l'article 15 du présent arrêté.
Art.19. Het agentschap berekent de aanvullende subsidiëring, vermeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2006 houdende de subsidiëring van bepaalde personeelskosten, van management en kwaliteitsondersteunende maatregelen voor voorzieningen en diensten, gesubsidieerd door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, op basis van de totale te subsidiëren loonkosten van een subsidie-eenheid, vermeld in artikel 15 van dit besluit.
Art.19. L'agence calcule la subvention complémentaire, visée à l'article 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 septembre 2006 portant subventionnement de certains frais de personnel, de l'aide à la gestion et de mesures appuyant la qualité pour des structures et services subventionnés par l'Agence flamande pour les Personnes handicapées, sur la base des coûts salariaux totaux à subventionner d'une unité de subvention, visés à l'article 15 du présent arrêté.
Art.20. Het agentschap berekent de volgende aanvullende subsidies op basis van het aantal voltijdsequivalenten tewerkgesteld personeel, vermeld in het subsidiedossier van de subsidie-eenheid:
  1° de subsidie voor managementondersteuning, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2001 tot subsidiëring van management en vorming ten bate van voorzieningen gesubsidieerd door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;
  2° de toelage voor managementondersteuning, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende toekenning voor managementondersteuning aan voorzieningen voor personen met een handicap;
  3° de aanvullende subsidie voor vorming, vermeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2001 tot subsidiëring van management en vorming ten bate van voorzieningen gesubsidieerd door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap of door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.
Art.20. L'agence calcule les suivantes subventions complémentaires sur la base du nombre d'équivalents temps plein employés, mentionné dans le dossier de subvention de l'unité de subvention :
  1° la subvention de soutien à la gestion, visée à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juillet 2001 réglant l'octroi de subventions à la gestion et à la formation au bénéfice des structures subventionnées par le Fonds flamand pour l'Intégration sociale des Personnes handicapées ;
  2° l'allocation de soutien à la gestion, visée à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 novembre 2013 octroyant une allocation de soutien à la gestion aux structures pour personnes handicapées ;
  3° la subvention complémentaire de formation, visée à l'article 4 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juillet 2001 réglant l'octroi de subventions à la gestion et à la formation au bénéfice des structures subventionnées par le Fonds flamand pour l'Intégration sociale des Personnes handicapées ou par l'Office flamand de l'Emploi et de la Formation professionnelle.
Art.20/0. [1 De subsidies die voor een subsidie-eenheid [2 , met uitzondering van de subsidie-eenheid die is opgericht door een ondergeschikt bestuur zoals een provincie, een gemeente, een intercommunale van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging als vermeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of door een publiekrechtelijke rechtspersoon of een instelling van openbaar nut,]2 zijn berekend conform artikel 3 tot en met 20, worden vanaf het jaar 2018 verminderd met 100 euro per voltijds equivalent.]1
  
Art.20/0. [1 Les subventions calculées pour une unité de subvention [2 , à l'exception de l'unité de subvention établie par une administration subordonnée telle qu'une province, une commune, une intercommunale de communes, un centre public d'action sociale ou une association telle que visée à l'article 118 de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'action sociale ou par une personne morale de droit public ou un organisme d'intérêt public,]2 conformément aux articles 3 à 20 sont réduites de 100 EUR par équivalent temps plein à partir de l'année 2018.]1
  
Art.20/1. [1 De voorschotten op de subsidies voor de vergunde zorgaanbieders, voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, units voor geïnterneerden [3 , units voor time-outplaatsen, units voor personen met een handicap met een bijkomende ernstige psychische problematiek]3 en observatie-, diagnose- en behandelingsunits worden per maand betaald voor een bedrag van 8 % van de totale subsidie op jaarbasis. De personeelssubsidies worden geraamd op basis van de aan het agentschap bekendgemaakte personeelsgegevens.
  [2 In afwijking van het eerste lid wordt voor de maand december een bedrag van 12% van de totale subsidie op jaarbasis als voorschot betaald.]2
   Het saldo van de subsidies wordt verrekend na de goedkeuring van het subsidiedossier, vermeld in artikel 5, binnen achttien maanden die volgen op de datum, vermeld in artikel 5.]1

  
Art.20/1. [1 Les acomptes sur les subventions pour les prestataires de soins autorisés, structures offrant du soutien aux personnes handicapées en prison, d'unités pour internés [3 , les unités pour places de time-out, les unités pour personnes handicapées souffrant d'un problème psychique grave supplémentaire]3 et d'unités d'observation, de diagnostic et de traitement, sont versés mensuellement à raison de 8 % de la subvention totale annuelle. Les subventions de personnel sont estimées sur la base des données de personnel transmises à l'agence.
  [2 Par dérogation à l'alinéa 1er, un montant de 12 % de la subvention totale sur une base annuelle est payée comme acompte pour le mois de décembre.]2
   Le solde des subventions est comptabilisé après l'approbation du dossier de subvention, visé à l'article 5, dans les dix-huit mois de la date, visée à l'article 5.]1

  
Art.20/2. [1 § 1. In afwijking van artikel 6, 2°, van dit besluit worden de personeelspunten die betrekking hebben op de statutaire personeelsleden van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin die met toepassing van deel X, titel VII, hoofdstuk I, van het besluit Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 tijdelijk tewerkgesteld zijn bij het MFC, vzw Wagenschot, als gevolg van de vernieuwde taakstelling van de provincies, vermeld in artikel 2 van het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies, niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van het aantal personeelspunten dat op jaarbasis subsidieerbaar is.
   Als een personeelslid als vermeld in het eerste lid, afwezig is door ziekte of als gevolg van een arbeidsongeval en er in vervangende tewerkstelling wordt voorzien, komen de personeelspunten die betrekking hebben op het afwezige personeelslid, in afwijking van het eerste lid in aanmerking voor de vaststelling van het aantal personeelspunten dat op jaarbasis gesubsidieerd kan worden, vanaf de eerste dag na een periode van dertig dagen, die begint op de eerste dag van de afwezigheid van het personeelslid, vermeld in het eerste lid.
   Als een personeelslid als vermeld in het eerste lid, afwezig is door een andere vorm van gewettigde afwezigheid dan de vorm van gewettigde afwezigheid, vermeld in het tweede lid, en er in vervangende tewerkstelling wordt voorzien, komen de personeelspunten van het afwezige personeelslid in aanmerking voor de vaststelling van het aantal personeelspunten dat op jaarbasis gesubsidieerd kan worden, vanaf de eerste dag van de afwezigheid van het personeelslid, vermeld in het eerste lid.
   § 2. Voor de subsidiëring van de personeelspunten die betrekking hebben op de contractuele personeelsleden die de provincie Oost-Vlaanderen heeft overgeheveld naar het MFC, vzw Wagenschot, als gevolg van de vernieuwde taakstelling van de provincies, vermeld in artikel 2 van het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies, wordt in voorkomend geval rekening gehouden met de afspraken die zijn vastgelegd in het protocol over de overname van MFC Heynsdaele door vzw Wagenschot - personeelsaspecten Bepalingen waarover het overleg en de onderhandeling werden beëindigd op de vergadering van het Hoog Overlegcomité en het Bijzonder Onderhandelingscomité van 18 april 2017.
   § 3. Het agentschap draagt aan het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, dat instaat voor de betaling van de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, de middelen over die nodig zijn voor de betaling van de werkelijke loonkosten van de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, conform het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.]1

  
Art.20/2. [1 § 1er. Par dérogation à l'article 6, 2° du présent arrêté, les points personnel relatifs au personnel statutaire du Département du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille qui, en application de la partie X, titre VII, chapitre Ier de l'arrêté sur le statut du personnel flamand du 13 janvier 2006, sont employés à titre temporaire au MFC, asbl Wagenschot, à la suite des tâches rénovées des provinces, visées à l'article 2 du décret du 18 novembre 2016 portant attribution de tâches rénovées et financement modifié des provinces, n'entrent pas en considération pour le calcul du nombre de points personnel éligibles sur une base annuelle.
   Par dérogation au premier alinéa, si un membre du personnel tel que visé au premier alinéa est absent pour cause de maladie ou d'accident du travail et qu'un remplacement est prévu, les points personnel relatifs au membre du personnel absent entrent en considération pour le calcul du nombre de points personnel éligibles sur une base annuelle, à partir du premier jour suivant une période de trente jours qui commence le premier jour de l'absence du membre du personnel visé au premier alinéa.
   Si un membre du personnel tel que visé au premier alinéa est absent en raison d'un type d'absence légitime autre que celle visée au deuxième alinéa et qu'un remplacement est prévu, les points personnel du membre du personnel absent entrent en considération pour le calcul du nombre de points personnel éligibles sur une base annuelle, à partir du premier jour de l'absence du membre du personnel visé au premier alinéa.
   § 2. Pour la subvention des points personnel relatifs aux personnels contractuels transférés de la province de Flandre orientale au MFC, Wagenschot asbl, à la suite des tâches rénovées des provinces, visées à l'article 2 du décret du 18 novembre 2016 portant attribution de tâches rénovées et financement modifié des provinces, il sera tenu compte, le cas échéant, des accords prévus dans le protocole sur la reprise de MFC Heynsdaele par l'asbl Wagenschot - aspects relatifs au personnel et dispositions sur lesquelles la concertation et la négociation ont été conclues lors de la réunion du Comité supérieur de concertation et du Comité spécial de négociation du 18 avril 2017.
   § 3. L'agence transfère au Département du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, chargé du paiement des personnels visés au paragraphe 1er, alinéa premier, les ressources nécessaires au paiement des coûts salariaux réels des personnels visés au paragraphe 1er, alinéa 1er, conformément au statut du personnel flamand du 13 janvier 2006.]1

  
Art.20/3. [1 Het gedeelte van de toegekende subsidies, vermeld in artikel 20/1, dat de verantwoorde kosten overschrijdt, mag worden aangewend voor de aanleg van reserves tot maximaal 20 % van het subsidiebedrag, met uitzondering van het sociaal passief.
   De totale gecumuleerde reserves, met uitzondering van het sociaal passief, kunnen maximaal 50 % van het subsidiebedrag van het laatst gesubsidieerde werkingsjaar bedragen.
   Het sociaal passief, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt beperkt tot 25 % van de jaarlijkse personeelskosten.
   Als het maximum, vermeld in het eerste en tweede lid, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij het agentschap na motivering beslist dat er van de maximumpercentages kan worden afgeweken.
   Als een subsidie-eenheid niet verder wordt gesubsidieerd, wordt het gecumuleerde bedrag van de reserves aan het agentschap teruggestort.
   In afwijking van het vijfde lid hoeven de reserves die aangelegd zijn voor het sociaal passief, na expliciete goedkeuring door het agentschap, niet aan het agentschap te worden teruggestort.]1

  
Art.20/3. [1 La partie des subventions octroyées, visées à l'article 20/1, qui dépasse les frais justifiés, peut être affectée à la constitution de réserves à concurrence d'au maximum 20 % du montant de subvention, à l'exception du passif social.
   Les réserves totales cumulées, à l'exception du passif social, peuvent s'élever à au maximum 50 % du montant de subvention de la dernière année d'activité subventionnée.
   Le passif social, visé aux alinéas premier et deux, est limité à 25 % des frais de personnel annuels.
   En cas de dépassement du maximum, visé aux alinéas premier et deux, le montant dépassé est remboursé à l'agence, sauf si l'agence décide, moyennant une motivation, qu'il peut être dérogé aux pourcentages maximaux.
   Lorsqu'une unité de subvention n'est plus subventionnée, le montant cumulé des réserves sera remboursé à l'agence.
   Par dérogation à l'alinéa cinq les réserves constituées pour le passif social ne doivent pas être restituées à l'agence, après approbation explicite de l'agence.]1

  
Art.20/4. [1 Voor de vaststelling van het maximale aantal personeelspunten van een subsidie-eenheid die voor het jaar 2017 subsidieerbaar zijn, wordt aanvullend op de elementen, vermeld in artikel 6 van dit besluit, rekening gehouden met het aantal personeelspunten dat overeenstemt met het aantal personeelspunten dat nodig is om de ondersteuning binnen rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 1, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap, te continueren van de personen die op basis van de vertaling conform artikel 14 van het besluit van 24 juni 2016 van de ondersteuning die is geboden op 31 december 2016 met toepassing van artikel 17, tweede lid, van het besluit van 24 juni 2016, worden toegeleid naar rechtstreeks toegankelijke hulpverlening, maar niet op basis van de vertaling conform artikel 14 van het besluit van 24 juni 2016 van de ondersteuning die is geboden op 31 maart 2016.
   De personeelspunten, vermeld in het eerste lid, geven recht op een werkingstoelage als vermeld in artikel 9 van het voormelde besluit van 22 februari 2013.]1

  
Art.20/4. [1 Le nombre maximum de points de personnel d'une unité de subvention pour l'année 2017 est déterminé sur la base des éléments mentionnés à l'article 6 du présent arrêté. Il est parallèlement tenu compte du nombre de points de personnel requis pour poursuivre le soutien de certaines personnes dans le cadre de l'aide directement accessible, telle que visée à l'article 1er, 8°, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 février 2013 relatif à l'aide directement accessible pour les personnes handicapées. Le soutien est poursuivi pour les personnes qui, conformément à l'article 14 de l'arrêté du 24 juin 2016, bénéficient sur la base de la transposition, en vertu de l'article 14 de l'arrêté du 24 juin 2016 du soutien offert au 31 décembre 2016 et non au 31 mars 2016, en application de l'article 17, deuxième alinéa, de l'arrêté du 24 juin 2016, sont orientées vers l'aide directement accessible.
   Les points de personnel visés à l'alinéa premier donnent droit à une subvention de fonctionnement telle que visée à l'article 9 de l'arrêté du 22 février 2013 précité.]1

  
Art.20/5. [1 In dit artikel wordt verstaan onder cashbudget: een cashbudget als vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap.
   Voor de vaststelling van het maximale aantal personeelspunten van een subsidie-eenheid die voor het jaar 2017 subsidieerbaar zijn, wordt voor de berekening van het aantal zorggebonden personeelspunten, vermeld in artikel 6, 8°, van dit besluit, dat in het jaar 2017 is ingezet door personen met een handicap aan wie conform artikel 13 tot en met 23 van het besluit van 24 juni 2016 een aantal zorggebonden punten is toegekend dat kan worden ingezet als een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, uitgegaan van het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld op basis van de vertaling conform artikel 14 van het besluit van 24 juni 2016 van de ondersteuning die is geboden op 31 december 2016.
   Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 13 tot en met 23 van het besluit van 24 juni 2016 is vastgesteld op basis van de vertaling conform artikel 14 van het voormelde besluit van de ondersteuning die is geboden op 31 maart 2016, in het jaar 2017 niet volledig is ingezet in vouchers, maar gedeeltelijk is ingezet in de vorm van een cashbudget, wordt het aantal personeelspunten dat overeenstemt met het deel dat in de vorm van een cashbudget is besteed, afgetrokken van het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld op basis van de vertaling conform artikel 14 van het voormelde besluit van de ondersteuning die is geboden op 31 december 2016.
   Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 13 tot en met 23 van het besluit van 24 juni 2016 is vastgesteld op basis van de vertaling conform artikel 14 van het voormelde besluit van de ondersteuning die is geboden op 31 maart 2016, in het jaar 2017 niet volledig is ingezet noch in vouchers noch in cashbudget en lager is dan het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld op basis van de vertaling conform artikel 14 van het besluit van 24 juni 2016 van de ondersteuning die is geboden op 31 december 2016, wordt voor de vaststelling van het aantal zorggebonden personeelspunten, vermeld in artikel 6, 8°, van dit besluit, dat in het jaar 2017 is ingezet door personen met een handicap aan wie conform artikel 13 tot en met 23 van het besluit van 24 juni 2016 zorggebonden punten zijn toegekend, rekening gehouden met het aantal punten dat is ingezet in vouchers in 2017 en wordt dat aantal proportioneel vermeerderd op basis van de verhouding tussen de punten die zijn vastgesteld op basis van de ondersteuning die is geboden op 31 december 2016, en de punten die zijn vastgesteld op basis van de ondersteuning die is geboden op 31 maart 2016.
   Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 13 tot en met 23 van het besluit van 24 juni 2016 is vastgesteld op basis van de vertaling conform artikel 14 van hetzelfde besluit van de ondersteuning die is geboden op 31 maart 2016, in het jaar 2017 niet volledig is ingezet noch in vouchers noch in cashbudget en hoger is dan het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld op basis van de vertaling conform artikel 14 van het besluit van 24 juni 2016 van de ondersteuning die is geboden op 31 december 2016, wordt het aantal zorggebonden punten dat in de vorm van een voucher is ingezet in het jaar 2017, in aanmerking genomen als dat aantal zorggebonden punten het aantal zorggebonden punten dat vastgesteld is op basis van de ondersteuning die is geboden op 31 december 2016, niet overschrijdt.]1

  
Art.20/5. [1 Dans le présent article, on entend par " budget de trésorerie " : un budget de trésorerie tel que visé à l'article 2, 3°, du décret du 25 avril 2014 portant le financement qui suit la personne pour des personnes handicapées et portant réforme du mode de financement des soins et du soutien pour des personnes handicapées.
   Pour la détermination du nombre maximum de points de personnel d'une unité de subvention subsidiables pour l'année 2017, on se base, pour le calcul du nombre de points de personnel liés aux soins visés à l'article 6, 8° du présent arrêté qui ont été mis en oeuvre durant l'année 2017 par des personnes handicapées à qui, conformément aux articles 13 à 23 de l'arrêté du 24 juin 2016, une série de points liés aux soins ont été octroyés pouvant être mis en oeuvre au titre de budget pour soins et soutien non directement accessibles, sur le nombre de points liés aux soins déterminé sur la base de la transposition, en vertu de l'article 14 de l'arrêté du 24 juin 2016, du soutien offert au 31 décembre 2016.
   Si le nombre de points liés aux soins déterminé en vertu des articles 13 à 23 de l'arrêté du 24 juin 2016 a été fixé sur la base de la transposition, en vertu de l'article 14 de l'arrêté précité du soutien offert au 31 mars 2016 n'a pas été intégralement mis en oeuvre en 2017 sous la forme de vouchers mais l'a été partiellement sous la forme d'un budget de trésorerie, le nombre de points de personnel correspondant à la partie octroyée sous la forme d'un budget de trésorerie est déduit du nombre de points liés aux soins fixé sur la base de la transposition, en vertu de l'article 14 de l'arrêté précité, du soutien offert au 31 décembre 2016.
   Si le nombre de points liés aux soins déterminé conformément aux articles 13 à 23 de l'arrêté du 24 juin 2016 a été déterminé sur la base de la transposition, en vertu de l'article 14 de l'arrêté précité, du soutien offert au 31 mars 2016, n'a pas été intégralement mis en oeuvre durant l'année 2017, ni sous la forme de vouchers ni sous la forme d'un budget de trésorerie, et est inférieur au nombre de points liés aux soins fixé sur la base de la transposition, en vertu de l'article 14 de l'arrêté du 24 juin 2016, du soutien offert au 31 décembre 2016, il est tenu compte pour la détermination du nombre de points liés aux soins, visés à l'article 6, 8° du présent arrêté, mis en oeuvre durant l'année 2017 par des personnes handicapées à qui, en vertu des articles 13 à 23 de l'arrêté du 24 juin 2016, des points liés aux soins ont été accordés, du nombre de points mis en oeuvre sous la forme de vouchers en 2017 et ce nombre est majoré proportionnellement sur la base du rapport entre les points déterminés sur la base du soutien offert au 31 décembre 2016 et les points déterminés sur la base du soutien offert au 31 mars 2016.
   Si le nombre de points liés aux soins déterminé conformément aux articles 13 à 23 de l'arrêté du 24 juin 2016 a été déterminé sur la base de la transposition, en vertu de l'article 14 du même arrêté, du soutien offert au 31 mars 2016, n'a pas été intégralement mis en oeuvre durant l'année 2017, ni sous la forme de vouchers ni sous la forme d'un budget de trésorerie, et excède le nombre de points liés aux soins déterminé sur la base de la transposition, en vertu de l'article 14 de l'arrêté du 24 juin 2016, du soutien offert au 31 décembre 2016, le nombre de points liés aux soins mis en oeuvre sous la forme d'un voucher durant l'année 2017 est pris en compte si ce nombre de points liés aux soins n'excède pas le nombre de points liés aux soins déterminé sur la base du soutien offert au 31 décembre 2016.]1

  
Art.20/6. [1 Als in het jaar 2019, met toepassing van artikel 6/1 en artikel 13, het budget dat daarvoor vastgelegd was in het vijfde Vlaams Intersectoraal Akkoord van 8 juni 2018 voor de social-/non-profitsectoren voor de periode 2018 - 2020, overschreden wordt, wordt, in afwijking van artikel 6/1, per subsidie-eenheid de subsidiëring van de respectieve bijkomende personeelspunten pro rata verminderd tot binnen de perken van de vastgelegde budgetten, en wordt, in afwijking van artikel 13, derde lid, het salarissupplement van 20%, vermeld in artikel 13, derde lid, per subsidie-eenheid pro rata verminderd tot binnen de perken van de voormelde vastgelegde budgetten.
   Als vanaf het jaar 2020, met toepassing van artikel 6/1, artikel 9 en artikel 13, derde lid, de budgetten die daarvoor vastgelegd waren in het vijfde Vlaams Intersectoraal Akkoord van 8 juni 2018 voor de social-/non-profitsectoren voor de periode 2018 - 2020 overschreden worden, wordt, in afwijking van artikel 6/1, artikel 9 en artikel 13, derde lid, per subsidie-eenheid de subsidiëring van de respectieve bijkomende personeelspunten, eindejaarspremie of salarissupplement pro rata verminderd tot binnen de perken van de vastgelegde budgetten.]1

  
Art.20/6. [1 Si, en 2019, par application des articles 6/1 et 13, le budget qui était fixé à cet effet dans le cinquième Accord intersectoriel flamand du 8 juin 2018 pour les secteurs à profit social et non marchand pour la période 2018-2020 est dépassé, le subventionnement des points de personnel supplémentaires respectifs par unité de subvention est ramené proportionnellement dans les limites des budgets fixés, par dérogation à l'article 6/1, et le supplément de salaire de 20 % visé à l'article 13, troisième alinéa, par unité de subvention est ramené proportionnellement dans les limites des budgets fixés précités, par dérogation à l'article 13, troisième alinéa.
   Si, à partir de 2020, par application des articles 6/1, 9 et 13, alinéa trois, les budgets qui étaient fixés à cet effet dans le cinquième Accord intersectoriel flamand du 8 juin 2018 pour les secteurs à profit social et non marchand pour la période 2018-2020 sont dépassés, le subventionnement des points de personnel supplémentaires respectifs, de la prime de fin d'année ou du supplément de salaire par unité de subvention est ramené proportionnellement dans les limites des budgets fixés, par dérogation aux articles 6/1, 9 et 13, alinéa trois.]1

  
Art.21. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016.
  Het besluit is van toepassingen op de afrekeningen van personeelssubsidies van subsidie-eenheden vanaf het werkingsjaar 2016.
Art.21. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2016.
  Il s'applique au calcul des subventions de personnel des unités de subvention à partir de l'exercice 2016.
Art.22. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.22. Le Ministre flamand ayant l'assistance aux personnes dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. Tabellen als vermeld in artikel, tweede lid, 4°, artikel 16, tweede lid, en artikel 17, tweede lid.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-08-2017, p. 80023)
  Gewijzigd door:
  
  
  
  
Art. N. Les tableaux, visés aux articles 7, alinéa 2, 4°, article 16, alinéa 2, et article 17, alinéa 2
  (Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 16-08-2017, p. 80048)
  Modifié par:
  
  
  
  
Art. N3. [1 Bijlage 3. Tabellen als vermeld in artikel 13/1
   Tabel 1
Art. N3. [1 Annexe 3. Tableaux visés à l'article 13/1
   Tableau 1
ondersteuningsfunctie frequentie uren per week
verblijf vork 2/3 nachten 3,07
verblijf vork 4/5 nachten deeltijds 2,56
verblijf vork 4/5 nachten 5,11
verblijf vork 6/7 nachten 34,98
ondersteuningsfunctie frequentie uren per week verblijf vork 2/3 nachten 3,07 verblijf vork 4/5 nachten deeltijds 2,56 verblijf vork 4/5 nachten 5,11 verblijf vork 6/7 nachten 34,98
Tabel 2
Fonction d'assistance Fréquence Heures par semaine
Séjour Fourchette de 2/3 nuits 3,07
Séjour Fourchette de 4/5 nuits à temps partiel 2,56
Séjour Fourchette de 4/5 nuits 5,11
Séjour Fourchette de 6/7 nuits 34,98
Fonction d'assistance Fréquence Heures par semaine Séjour Fourchette de 2/3 nuits 3,07 Séjour Fourchette de 4/5 nuits à temps partiel 2,56 Séjour Fourchette de 4/5 nuits 5,11 Séjour Fourchette de 6/7 nuits 34,98
Tableau 2
ondersteuningsfunctie frequentie uren per voucherpunt
dagondersteuning meer dan 5 dagen 0,68
dagondersteuning meer dan 6 dagen 4,05
woonondersteuning tot 5 dagen 3,20
woonondersteuning meer dan 5 dagen 0,68
woonondersteuning meer dan 6 dagen 4,05
psychosociale begeleiding zonder woon- en dagondersteuning  2,51
ondersteuningsfunctie frequentie uren per voucherpunt dagondersteuning meer dan 5 dagen 0,68 dagondersteuning meer dan 6 dagen 4,05 woonondersteuning tot 5 dagen 3,20 woonondersteuning meer dan 5 dagen 0,68 woonondersteuning meer dan 6 dagen 4,05 psychosociale begeleiding zonder woon- en dagondersteuning 2,51
Tabel 3
Fonction d'assistance Fréquence Heures par point voucher
Assistance de jour Plus de 5 jours 0,68
Assistance de jour Plus de 6 jours 4,05
Assistance au logement Jusqu'à 5 jours 3,20
Assistance au logement Plus de 5 jours 0,68
Assistance au logement Plus de 6 jours 4,05
Accompagnement psychosocial sans assistance au logement et de jour  2,51
Fonction d'assistance Fréquence Heures par point voucher Assistance de jour Plus de 5 jours 0,68 Assistance de jour Plus de 6 jours 4,05 Assistance au logement Jusqu'à 5 jours 3,20 Assistance au logement Plus de 5 jours 0,68 Assistance au logement Plus de 6 jours 4,05 Accompagnement psychosocial sans assistance au logement et de jour 2,51
Tableau 3
variabel uur variabel uur na omzetting
één zaterdaguur 1,00
één zondaguur 5,00
één avonduur 1,00
één nachtuur 1,00
één feestdaguur 2,50
variabel uur variabel uur na omzetting één zaterdaguur 1,00 één zondaguur 5,00 één avonduur 1,00 één nachtuur 1,00 één feestdaguur 2,50
]1
  
Heure variable Heure variable après la conversion
Une heure le samedi 1,00
Une heure le dimanche 5,00
Une heure le soir 1,00
Une heure la nuit 1,00
Une heure un jour férié 2,50
Heure variable Heure variable après la conversion Une heure le samedi 1,00 Une heure le dimanche 5,00 Une heure le soir 1,00 Une heure la nuit 1,00 Une heure un jour férié 2,50
]1