Artikel 1. § 1. In artikel 7.06 van bijlage II bij het koninklijk besluit van 19 maart 2009 betreffende de technische voorschriften voor binnenschepen, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, wordt punt 3 vervangen door wat volgt:
"3. De Inland AIS-apparatuur moet van een type zijn dat voor de Rijn is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van een van de Oeverstaten of van België op grond van de teststandaard voor de Rijnvaart, editie 2.0 (zie de besluiten van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) 2007-I-15 en 2013-I-15).
Aan de voorschriften, vermeld in aanhangsel VIII, deel I, over de inbouw en de controle van het functioneren van Inland AIS-apparatuur moet worden voldaan.
De teststandaard en de lijsten van de overeenkomstig aanhangsel VIII of op grond van als gelijkwaardig erkende typegoedkeuringen toegelaten AIS-apparatuur worden door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart gepubliceerd.".
§ 2. In de tabel bij artikel 24.02, tweede lid, wordt toegevoegd:
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
17 NOVEMBER 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 september 2006 houdende vaststelling van het algemeen politiereglement voor de scheepvaart op de binnenwateren van het Koninkrijk en van het koninklijk besluit van 19 maart 2009 betreffende de technische voorschriften voor binnenschepen
Titre
17 NOVEMBRE 2017. - Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l'arrêté royal du 24 septembre 2006 portant fixation du règlement général de police pour la navigation sur les eaux intérieures du Royaume et de l'Arrêté royal du 19 mars 2009 relatif aux prescriptions techniques des bateaux de la navigation intérieure
Informations sur le document
Numac: 2017032100
Datum: 2017-11-17
Info du document
Numac: 2017032100
Date: 2017-11-17
Table des matières
Table des matières
Tekst (9)
Texte (9)
Article 1er. § 1er. Dans l'article 7.06 de l'annexe II à l'arrêté royal du 19 mars 2009 relatif aux prescriptions techniques des bateaux de la navigation intérieure, remplacé par l'arrêté royal du 26 décembre 2013, le point 3 est remplacé par ce qui suit :
" 3. Les appareils AIS Intérieur doivent être d'un type autorisé pour le Rhin par l'autorité compétente d'un Etat Riverain ou de la Belgique sur la base du standard d'essai pour la navigation du Rhin, édition 2.0 (voir les résolutions de la Commission Centrale pour la Navigation du Rhin (CCNR) 2007-I-15 et 2013-I-15).
Les prescriptions de l'appendice VIII, partie I, relatives au montage et au contrôle du fonctionnement des appareils AIS Intérieur doivent être observées.
Le Standard d'essai ainsi que les listes des appareils AIS autorisés conformément à l'appendice VIII ou sur la base d'autorisations type dont l'équivalence est reconnue, sont publiées par la Commission Centrale pour la Navigation du Rhin. "
§ 2. Dans le tableau à l'article 24.02, alinéa deux, le texte suivant est ajouté :
" 3. Les appareils AIS Intérieur doivent être d'un type autorisé pour le Rhin par l'autorité compétente d'un Etat Riverain ou de la Belgique sur la base du standard d'essai pour la navigation du Rhin, édition 2.0 (voir les résolutions de la Commission Centrale pour la Navigation du Rhin (CCNR) 2007-I-15 et 2013-I-15).
Les prescriptions de l'appendice VIII, partie I, relatives au montage et au contrôle du fonctionnement des appareils AIS Intérieur doivent être observées.
Le Standard d'essai ainsi que les listes des appareils AIS autorisés conformément à l'appendice VIII ou sur la base d'autorisations type dont l'équivalence est reconnue, sont publiées par la Commission Centrale pour la Navigation du Rhin. "
§ 2. Dans le tableau à l'article 24.02, alinéa deux, le texte suivant est ajouté :
| "7.06, lid 3 | Inland AIS-apparatuur | Een Inland AIS-apparaat, waarvan de typegoedkeuring op editie 1.0 en 1.01 van de teststandaard is gebaseerd, mag nog worden gebruikt voor zover dit apparaat voor 30 november 2015 werd ingebouwd." |
§ 3. In de tabel bij artikel 24.06, vijfde lid, wordt toegevoegd:
| " 7.06, alinéa 3 | Appareils AIS Intérieur | L'utilisation d'un appareil AIS Intérieur dont l'autorisation type est basée sur l'édition 1.0 et 1.01 du standard d'essai demeure autorisée pour autant que l'appareil ait été monté avant le 30 novembre 2015. " |
§ 3. Dans le tableau à l'article 24.06, alinéa cinq, le texte suivant est ajouté :
| "7.06, lid 3 | Inland AIS-apparatuur | Een Inland AIS-apparaat, waarvan de typegoedkeuring op editie 1.0 en 1.01 van de teststandaard is gebaseerd, mag nog worden gebruikt voor zover dit apparaat werd ingebouwd voor 30 november 2015. |
§ 4. In de tabel bij artikel 24a.02, tweede lid, wordt toegevoegd:
| " 7.06, alinéa 3 | Appareils AIS Intérieur | L'utilisation d'un appareil AIS Intérieur dont l'autorisation type est basée sur l'édition 1.0 et 1.01 du standard d'essai demeure autorisée pour autant que l'appareil ait été monté avant le 30 novembre 2015. |
§ 4. Dans le tableau à l'article 24a.02, alinéa deux, le texte suivant est ajouté :
| "7.06, lid 3 | Inland AIS-apparatuur | Een Inland AIS-apparaat, waarvan de typegoedkeuring op editie 1.0 en 1.01 van de teststandaard is gebaseerd, mag nog worden gebruikt voor zover dit apparaat werd ingebouwd voor 30 november 2015." |
| " 7.06, alinéa 3 | Appareils AIS Intérieur | L'utilisation d'un appareil AIS Intérieur dont l'autorisation type est basée sur l'édition 1.0 et 1.01 du standard d'essai demeure autorisée pour autant que l'appareil ait été monté avant le 30 novembre 2015. " |
Art.3. In de bijlage bij het koninklijk besluit van 24 september 2006 houdende vaststelling van het algemeen politiereglement voor de scheepvaart op de binnenwateren van het Koninkrijk, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 april 2014, wordt een artikel 4.07 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Artikel 4.07 - Inland AIS en Inland ECDIS
1. Een schip moet zijn uitgerust met een Inland AIS-apparaat als vermeld in artikel 7.06, derde lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn of artikel 7.06, derde lid, van bijlage II bij het koninklijk besluit van 19 maart 2009. Het Inland AIS-apparaat moet goed functioneren.
De eerste volzin geldt niet voor de volgende schepen:
a) schepen van duwstellen en gekoppelde samenstellen, met uitzondering van het schip dat hoofdzakelijk voor het voortbewegen zorgt;
b) kleine schepen, met uitzondering van:
- schepen van de politie die met een radarapparaat zijn uitgerust;
- schepen die van een certificaat overeenkomstig het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn of van een krachtens dit reglement als gelijkwaardig erkend certificaat zijn voorzien;
c) duwbakken zonder eigen mechanische middelen tot voortbeweging;
d) drijvende werktuigen en pontons zonder eigen mechanische middelen tot voortbeweging;
e) stadsrondvaartboten als vermeld in het koninklijk besluit over technische voorschriften voor binnenschepen, als ze zich alleen op de routes van de rondvaart begeven.
2. Het Inland AIS-apparaat moet permanent ingeschakeld zijn en de ingevoerde gegevens moeten op ieder moment met de werkelijke gegevens van het schip of samenstel overeenkomen.
De eerste volzin geldt niet voor:
a) vaartuigen die aan de kade liggen en hun motor hebben stilgelegd;
b) als de schepen zich bevinden in een overnachtingshaven als vermeld in artikel 14.11, eerste lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn;
c) als de bevoegde autoriteit een uitzondering voor vaarwateren die bouwkundig van de vaargeul zijn gescheiden, heeft toegestaan;
d) overheidsvaartuigen die een controleopdracht uitvoeren, in het bijzonder vaartuigen van de politie als het verzenden van AIS-gegevens het uitvoeren van politietaken kan beïnvloeden .
Schepen als vermeld in het eerste lid, derde volzin, onderdeel a, moeten Inland AIS-apparatuur die aanwezig is aan boord, uitschakelen, zolang die schepen deel zijn van het samenstel.
3. Schepen die aanvullend zijn uitgerust met een Inland ECDIS-apparaat in de informatiemodus of een daarmee vergelijkbaar visualiseringssysteem dat met het Inland AIS-apparaat is verbonden moeten aan de minimumeisen van Inland ECDIS-apparatuur in de informatiemodus en daarmee vergelijkbare visualiseringssystemen bij het gebruik van Inland AIS-gegevens aan boord van schepen van het Rijnvaartpolitiereglement (besluit CCR 2014-I-12) voldoen.
4. Minstens de volgende gegevens moeten worden uitgezonden overeenkomstig hoofdstuk 2 van de Standaard Tracking & Tracing van schepen in de binnenvaart:
a) gebruikersidentificatie (Maritime Mobile Service Identity, MMSI);
c) naam van het schip;
d) scheeps- of samensteltype;
e) uniek Europees scheepsidentificatienummer (ENI) of, voor zeeschepen als geen ENI is toegekend, het IMO-nummer;
f) lengte over alles van het schip of het samenstel met de nauwkeurigheid van 0,1 meter;
g) breedte over alles van het schip of het samenstel met de nauwkeurigheid van 0,1 meter;
h) positie (WGS 84);
i) snelheid over de grond (SOG);
j) koers over de grond (COG);
k) tijd van de elektronische positiebepaling;
l) vaarstatus overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
m) referentiepunt voor de positie-informatie op het schip met de nauwkeurigheid van 1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
5. De schipper moet de volgende gegevens bij wijzigingen onmiddellijk actualiseren:
a) lengte over alles met de nauwkeurigheid van 0,1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
b) breedte over alles met de nauwkeurigheid van 0,1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
c) samensteltype;
d) vaarstatus overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
e) referentiepunt voor de positie-informatie op het schip met de nauwkeurigheid van 1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16).
6. Een klein schip dat AIS gebruikt, mag uitsluitend een Inland AIS-apparaat als vermeld in artikel 7.06, derde lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn of bijlage II van het koninklijk besluit van 19 maart 2009, een krachtens de IMO-voorschriften typegoedgekeurd AIS-apparaat van klasse A of een AIS-apparaat van klasse B gebruiken. Het AIS-apparaat moet goed functioneren en de in het AIS-apparaat ingevoerde gegevens moeten op ieder moment met de werkelijke gegevens van het schip of samenstel overeenkomen.
7. Een klein schip waaraan geen uniek Europees scheepsidentificatienummer (ENI) is toegekend, hoeft de gegevens, vermeld in het vierde lid, onderdeeld, niet over te dragen.
8. Een klein schip dat AIS gebruikt, moet bovendien zijn uitgerust met een marifooninstallatie voor het schip-schipverkeer, die goed functioneert en voor ontvangst is ingeschakeld.
"Artikel 4.07 - Inland AIS en Inland ECDIS
1. Een schip moet zijn uitgerust met een Inland AIS-apparaat als vermeld in artikel 7.06, derde lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn of artikel 7.06, derde lid, van bijlage II bij het koninklijk besluit van 19 maart 2009. Het Inland AIS-apparaat moet goed functioneren.
De eerste volzin geldt niet voor de volgende schepen:
a) schepen van duwstellen en gekoppelde samenstellen, met uitzondering van het schip dat hoofdzakelijk voor het voortbewegen zorgt;
b) kleine schepen, met uitzondering van:
- schepen van de politie die met een radarapparaat zijn uitgerust;
- schepen die van een certificaat overeenkomstig het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn of van een krachtens dit reglement als gelijkwaardig erkend certificaat zijn voorzien;
c) duwbakken zonder eigen mechanische middelen tot voortbeweging;
d) drijvende werktuigen en pontons zonder eigen mechanische middelen tot voortbeweging;
e) stadsrondvaartboten als vermeld in het koninklijk besluit over technische voorschriften voor binnenschepen, als ze zich alleen op de routes van de rondvaart begeven.
2. Het Inland AIS-apparaat moet permanent ingeschakeld zijn en de ingevoerde gegevens moeten op ieder moment met de werkelijke gegevens van het schip of samenstel overeenkomen.
De eerste volzin geldt niet voor:
a) vaartuigen die aan de kade liggen en hun motor hebben stilgelegd;
b) als de schepen zich bevinden in een overnachtingshaven als vermeld in artikel 14.11, eerste lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn;
c) als de bevoegde autoriteit een uitzondering voor vaarwateren die bouwkundig van de vaargeul zijn gescheiden, heeft toegestaan;
d) overheidsvaartuigen die een controleopdracht uitvoeren, in het bijzonder vaartuigen van de politie als het verzenden van AIS-gegevens het uitvoeren van politietaken kan beïnvloeden .
Schepen als vermeld in het eerste lid, derde volzin, onderdeel a, moeten Inland AIS-apparatuur die aanwezig is aan boord, uitschakelen, zolang die schepen deel zijn van het samenstel.
3. Schepen die aanvullend zijn uitgerust met een Inland ECDIS-apparaat in de informatiemodus of een daarmee vergelijkbaar visualiseringssysteem dat met het Inland AIS-apparaat is verbonden moeten aan de minimumeisen van Inland ECDIS-apparatuur in de informatiemodus en daarmee vergelijkbare visualiseringssystemen bij het gebruik van Inland AIS-gegevens aan boord van schepen van het Rijnvaartpolitiereglement (besluit CCR 2014-I-12) voldoen.
4. Minstens de volgende gegevens moeten worden uitgezonden overeenkomstig hoofdstuk 2 van de Standaard Tracking & Tracing van schepen in de binnenvaart:
a) gebruikersidentificatie (Maritime Mobile Service Identity, MMSI);
c) naam van het schip;
d) scheeps- of samensteltype;
e) uniek Europees scheepsidentificatienummer (ENI) of, voor zeeschepen als geen ENI is toegekend, het IMO-nummer;
f) lengte over alles van het schip of het samenstel met de nauwkeurigheid van 0,1 meter;
g) breedte over alles van het schip of het samenstel met de nauwkeurigheid van 0,1 meter;
h) positie (WGS 84);
i) snelheid over de grond (SOG);
j) koers over de grond (COG);
k) tijd van de elektronische positiebepaling;
l) vaarstatus overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
m) referentiepunt voor de positie-informatie op het schip met de nauwkeurigheid van 1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
5. De schipper moet de volgende gegevens bij wijzigingen onmiddellijk actualiseren:
a) lengte over alles met de nauwkeurigheid van 0,1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
b) breedte over alles met de nauwkeurigheid van 0,1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
c) samensteltype;
d) vaarstatus overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
e) referentiepunt voor de positie-informatie op het schip met de nauwkeurigheid van 1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16).
6. Een klein schip dat AIS gebruikt, mag uitsluitend een Inland AIS-apparaat als vermeld in artikel 7.06, derde lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn of bijlage II van het koninklijk besluit van 19 maart 2009, een krachtens de IMO-voorschriften typegoedgekeurd AIS-apparaat van klasse A of een AIS-apparaat van klasse B gebruiken. Het AIS-apparaat moet goed functioneren en de in het AIS-apparaat ingevoerde gegevens moeten op ieder moment met de werkelijke gegevens van het schip of samenstel overeenkomen.
7. Een klein schip waaraan geen uniek Europees scheepsidentificatienummer (ENI) is toegekend, hoeft de gegevens, vermeld in het vierde lid, onderdeeld, niet over te dragen.
8. Een klein schip dat AIS gebruikt, moet bovendien zijn uitgerust met een marifooninstallatie voor het schip-schipverkeer, die goed functioneert en voor ontvangst is ingeschakeld.
Art.3. Dans l'annexe à l'arrêté royal du 24 septembre 2006 portant fixation du règlement général de police pour la navigation sur les eaux intérieures du Royaume, remplacé par l'arrêté royal du 4 avril 2014, il est inséré un article 4.07, rédigé comme suit :
" Article 4.07 - AIS Intérieur et ECDIS Intérieur
1. Les bâtiments doivent être équipés d'un appareil AIS Intérieur conforme à l'article 7.06, alinéa trois, du Règlement de visite des bateaux du Rhin ou à l'article 7.06, alinéa trois, de l'annexe II à l'arrêté royal du 19 mars 2009. L'appareil AIS Intérieur doit être en bon état de fonctionnement.
La première phrase ci-dessus ne s'applique pas aux bâtiments suivants :
a) bâtiments de convois poussés et de formations à couple, à l'exception du bâtiment qui assure la propulsion principale ;
b) menues embarcations, à l'exception des :
- bâtiments de police équipés d'un appareil radar ;
- bâtiments possédant un certificat conformément au Règlement de visite des bateaux du Rhin ou un certificat réputé équivalent conformément à ce règlement ;
c) barges de poussage sans système de propulsion mécanique propre ;
d) engins flottants et pontons dépourvus de moyens mécaniques de propulsion ;
e) bateaux de promenade urbaine tels que visés dans l'arrêté royal relatif aux prescriptions techniques des bateaux de la navigation intérieure, lorsqu'ils se déplacent uniquement sur les parcours de la promenade.
2. L'appareil AIS Intérieur doit fonctionner en permanence et les données saisies doivent correspondre à tout moment aux données effectives du bâtiment ou du convoi.
La première phrase ci-dessus ne s'applique pas aux :
a) bâtiments se trouvant à quai et ayant arrêté leur moteur ;
b) si les bâtiments se trouvent dans un port de stationnement nocturne visé à l'article 14.11, alinéa premier, du Règlement de visite des bateaux du Rhin ;
c) si l'autorité compétente a accordé une dérogation pour les plans d'eau séparés du chenal navigable par une infrastructure ;
d) bateaux publics qui exécutent une mission de contrôle, en particulier les bâtiments de police lorsque la transmission de données AIS est susceptible de compromettre la réalisation de tâches de police.
Les bâtiments visés à l'alinéa premier, 3ème phrase, section a), doivent éteindre les appareils AIS Intérieur présents à bord tant que ces bâtiments font partie du convoi.
3. Les bâtiments qui doivent en outre être équipés d'un appareil ECDIS Intérieur en mode information ou d'un appareil comparable pour la visualisation de cartes, relié à l'appareil AIS Intérieur, sont tenus de satisfaire aux exigences minimales des équipements ECDIS Intérieur en mode information et des appareils comparables pour la visualisation de cartes lors de l'utilisation de données AIS Intérieur à bord de bâtiments relevant du Règlement de police pour la navigation du Rhin (résolution CCNR 2014-I-12).
4. Au moins les données suivantes doivent être transmises conformément au chapitre 2 du Standard suivi et repérage des bateaux en navigation intérieure :
a) identifiant utilisateur (Maritime Mobile Service Identity, MMSI) ;
c) nom du bateau ;
d) type de bateau ou de convoi ;
e) numéro européen unique d'identification des bateaux (ENI) ou, pour les navires de mer auxquels n'a pas été attribué d'ENI, le numéro IMO ;
f) longueur hors tout du bâtiment ou du convoi avec une précision de 0,1 mètres ;
g) largeur hors tout du bâtiment ou du convoi avec une précision de 0,1 mètres ;
h) position (WGS 84) ;
i) vitesse sur route (SOG) ;
j) route (COG) ;
k) heure de l'appareil électronique de localisation ;
l) statut navigationnel conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
m) point de référence de l'information relative à la position à bord du bâtiment avec une précision de 1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
5. Le conducteur doit immédiatement actualiser les données suivantes après tout changement :
a) longueur hors tout avec une précision de 0,1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
b) largeur hors tout avec une précision de 0,1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
c) type de convoi ;
d) statut navigationnel conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
e) point de référence de l'information relative à la position à bord du bâtiment avec une précision de 1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16).
6. Les menues embarcations qui utilisent l'AIS ne peuvent utiliser qu'un appareil AIS Intérieur conforme à l'article 7.06, alinéa 3, du Règlement de visite des bateaux du Rhin ou à l'annexe II de l'arrêté royal du 19 mars 2009, un appareil AIS de classe A ou un appareil AIS de classe B, possédant une autorisation type conformément aux prescriptions de l'IMO. L'appareil AIS doit être en bon état de fonctionnement et les données saisies dans l'appareil AIS doivent correspondre en permanence aux données effectives du bateau ou du convoi.
7. Les menues embarcations auxquelles n'a pas été attribué un numéro européen unique d'identification des bateaux (ENI) ne sont pas tenues de transmettre les données visées à l'alinéa quatre.
8. Les menues embarcations qui utilisent l'AIS doivent en outre posséder une installation de radiotéléphonie en bon état de fonctionnement et commutée sur écoute pour le réseau bateau-bateau.
" Article 4.07 - AIS Intérieur et ECDIS Intérieur
1. Les bâtiments doivent être équipés d'un appareil AIS Intérieur conforme à l'article 7.06, alinéa trois, du Règlement de visite des bateaux du Rhin ou à l'article 7.06, alinéa trois, de l'annexe II à l'arrêté royal du 19 mars 2009. L'appareil AIS Intérieur doit être en bon état de fonctionnement.
La première phrase ci-dessus ne s'applique pas aux bâtiments suivants :
a) bâtiments de convois poussés et de formations à couple, à l'exception du bâtiment qui assure la propulsion principale ;
b) menues embarcations, à l'exception des :
- bâtiments de police équipés d'un appareil radar ;
- bâtiments possédant un certificat conformément au Règlement de visite des bateaux du Rhin ou un certificat réputé équivalent conformément à ce règlement ;
c) barges de poussage sans système de propulsion mécanique propre ;
d) engins flottants et pontons dépourvus de moyens mécaniques de propulsion ;
e) bateaux de promenade urbaine tels que visés dans l'arrêté royal relatif aux prescriptions techniques des bateaux de la navigation intérieure, lorsqu'ils se déplacent uniquement sur les parcours de la promenade.
2. L'appareil AIS Intérieur doit fonctionner en permanence et les données saisies doivent correspondre à tout moment aux données effectives du bâtiment ou du convoi.
La première phrase ci-dessus ne s'applique pas aux :
a) bâtiments se trouvant à quai et ayant arrêté leur moteur ;
b) si les bâtiments se trouvent dans un port de stationnement nocturne visé à l'article 14.11, alinéa premier, du Règlement de visite des bateaux du Rhin ;
c) si l'autorité compétente a accordé une dérogation pour les plans d'eau séparés du chenal navigable par une infrastructure ;
d) bateaux publics qui exécutent une mission de contrôle, en particulier les bâtiments de police lorsque la transmission de données AIS est susceptible de compromettre la réalisation de tâches de police.
Les bâtiments visés à l'alinéa premier, 3ème phrase, section a), doivent éteindre les appareils AIS Intérieur présents à bord tant que ces bâtiments font partie du convoi.
3. Les bâtiments qui doivent en outre être équipés d'un appareil ECDIS Intérieur en mode information ou d'un appareil comparable pour la visualisation de cartes, relié à l'appareil AIS Intérieur, sont tenus de satisfaire aux exigences minimales des équipements ECDIS Intérieur en mode information et des appareils comparables pour la visualisation de cartes lors de l'utilisation de données AIS Intérieur à bord de bâtiments relevant du Règlement de police pour la navigation du Rhin (résolution CCNR 2014-I-12).
4. Au moins les données suivantes doivent être transmises conformément au chapitre 2 du Standard suivi et repérage des bateaux en navigation intérieure :
a) identifiant utilisateur (Maritime Mobile Service Identity, MMSI) ;
c) nom du bateau ;
d) type de bateau ou de convoi ;
e) numéro européen unique d'identification des bateaux (ENI) ou, pour les navires de mer auxquels n'a pas été attribué d'ENI, le numéro IMO ;
f) longueur hors tout du bâtiment ou du convoi avec une précision de 0,1 mètres ;
g) largeur hors tout du bâtiment ou du convoi avec une précision de 0,1 mètres ;
h) position (WGS 84) ;
i) vitesse sur route (SOG) ;
j) route (COG) ;
k) heure de l'appareil électronique de localisation ;
l) statut navigationnel conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
m) point de référence de l'information relative à la position à bord du bâtiment avec une précision de 1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
5. Le conducteur doit immédiatement actualiser les données suivantes après tout changement :
a) longueur hors tout avec une précision de 0,1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
b) largeur hors tout avec une précision de 0,1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
c) type de convoi ;
d) statut navigationnel conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
e) point de référence de l'information relative à la position à bord du bâtiment avec une précision de 1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16).
6. Les menues embarcations qui utilisent l'AIS ne peuvent utiliser qu'un appareil AIS Intérieur conforme à l'article 7.06, alinéa 3, du Règlement de visite des bateaux du Rhin ou à l'annexe II de l'arrêté royal du 19 mars 2009, un appareil AIS de classe A ou un appareil AIS de classe B, possédant une autorisation type conformément aux prescriptions de l'IMO. L'appareil AIS doit être en bon état de fonctionnement et les données saisies dans l'appareil AIS doivent correspondre en permanence aux données effectives du bateau ou du convoi.
7. Les menues embarcations auxquelles n'a pas été attribué un numéro européen unique d'identification des bateaux (ENI) ne sont pas tenues de transmettre les données visées à l'alinéa quatre.
8. Les menues embarcations qui utilisent l'AIS doivent en outre posséder une installation de radiotéléphonie en bon état de fonctionnement et commutée sur écoute pour le réseau bateau-bateau.
Art. 3. In de bijlage bij het koninklijk besluit van 24 september 2006 houdende vaststelling van het algemeen politiereglement voor de scheepvaart op de binnenwateren van het Koninkrijk, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 april 2014, wordt een artikel 4.07 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Artikel 4.07 - Inland AIS en Inland ECDIS
1. Een schip moet zijn uitgerust met een Inland AIS-apparaat als vermeld in artikel 7.06, derde lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn of artikel 7.06, derde lid, van bijlage II bij het koninklijk besluit van 19 maart 2009. Het Inland AIS-apparaat moet goed functioneren.
De eerste volzin geldt niet voor de volgende schepen:
a) schepen van duwstellen en gekoppelde samenstellen, met uitzondering van het schip dat hoofdzakelijk voor het voortbewegen zorgt;
b) kleine schepen, met uitzondering van:
- schepen van de politie die met een radarapparaat zijn uitgerust;
- schepen die van een certificaat overeenkomstig het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn of van een krachtens dit reglement als gelijkwaardig erkend certificaat zijn voorzien;
c) duwbakken zonder eigen mechanische middelen tot voortbeweging;
d) drijvende werktuigen en pontons zonder eigen mechanische middelen tot voortbeweging;
e) stadsrondvaartboten als vermeld in het koninklijk besluit over technische voorschriften voor binnenschepen, als ze zich alleen op de routes van de rondvaart begeven.
2. Het Inland AIS-apparaat moet permanent ingeschakeld zijn en de ingevoerde gegevens moeten op ieder moment met de werkelijke gegevens van het schip of samenstel overeenkomen.
De eerste volzin geldt niet voor:
a) vaartuigen die aan de kade liggen en hun motor hebben stilgelegd;
b) als de schepen zich bevinden in een overnachtingshaven als vermeld in artikel 14.11, eerste lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn;
c) als de bevoegde autoriteit een uitzondering voor vaarwateren die bouwkundig van de vaargeul zijn gescheiden, heeft toegestaan;
d) overheidsvaartuigen die een controleopdracht uitvoeren, in het bijzonder vaartuigen van de politie als het verzenden van AIS-gegevens het uitvoeren van politietaken kan beïnvloeden .
Schepen als vermeld in het eerste lid, derde volzin, onderdeel a, moeten Inland AIS-apparatuur die aanwezig is aan boord, uitschakelen, zolang die schepen deel zijn van het samenstel.
3. Schepen die aanvullend zijn uitgerust met een Inland ECDIS-apparaat in de informatiemodus of een daarmee vergelijkbaar visualiseringssysteem dat met het Inland AIS-apparaat is verbonden moeten aan de minimumeisen van Inland ECDIS-apparatuur in de informatiemodus en daarmee vergelijkbare visualiseringssystemen bij het gebruik van Inland AIS-gegevens aan boord van schepen van het Rijnvaartpolitiereglement (besluit CCR 2014-I-12) voldoen.
4. Minstens de volgende gegevens moeten worden uitgezonden overeenkomstig hoofdstuk 2 van de Standaard Tracking & Tracing van schepen in de binnenvaart:
a) gebruikersidentificatie (Maritime Mobile Service Identity, MMSI);
c) naam van het schip;
d) scheeps- of samensteltype;
e) uniek Europees scheepsidentificatienummer (ENI) of, voor zeeschepen als geen ENI is toegekend, het IMO-nummer;
f) lengte over alles van het schip of het samenstel met de nauwkeurigheid van 0,1 meter;
g) breedte over alles van het schip of het samenstel met de nauwkeurigheid van 0,1 meter;
h) positie (WGS 84);
i) snelheid over de grond (SOG);
j) koers over de grond (COG);
k) tijd van de elektronische positiebepaling;
l) vaarstatus overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
m) referentiepunt voor de positie-informatie op het schip met de nauwkeurigheid van 1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
5. De schipper moet de volgende gegevens bij wijzigingen onmiddellijk actualiseren:
a) lengte over alles met de nauwkeurigheid van 0,1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
b) breedte over alles met de nauwkeurigheid van 0,1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
c) samensteltype;
d) vaarstatus overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
e) referentiepunt voor de positie-informatie op het schip met de nauwkeurigheid van 1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16).
6. Een klein schip dat AIS gebruikt, mag uitsluitend een Inland AIS-apparaat als vermeld in artikel 7.06, derde lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn of bijlage II van het koninklijk besluit van 19 maart 2009, een krachtens de IMO-voorschriften typegoedgekeurd AIS-apparaat van klasse A of een AIS-apparaat van klasse B gebruiken. Het AIS-apparaat moet goed functioneren en de in het AIS-apparaat ingevoerde gegevens moeten op ieder moment met de werkelijke gegevens van het schip of samenstel overeenkomen.
7. Een klein schip waaraan geen uniek Europees scheepsidentificatienummer (ENI) is toegekend, hoeft de gegevens, vermeld in het vierde lid, onderdeeld, niet over te dragen.
8. Een klein schip dat AIS gebruikt, moet bovendien zijn uitgerust met een marifooninstallatie voor het schip-schipverkeer, die goed functioneert en voor ontvangst is ingeschakeld.
"Artikel 4.07 - Inland AIS en Inland ECDIS
1. Een schip moet zijn uitgerust met een Inland AIS-apparaat als vermeld in artikel 7.06, derde lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn of artikel 7.06, derde lid, van bijlage II bij het koninklijk besluit van 19 maart 2009. Het Inland AIS-apparaat moet goed functioneren.
De eerste volzin geldt niet voor de volgende schepen:
a) schepen van duwstellen en gekoppelde samenstellen, met uitzondering van het schip dat hoofdzakelijk voor het voortbewegen zorgt;
b) kleine schepen, met uitzondering van:
- schepen van de politie die met een radarapparaat zijn uitgerust;
- schepen die van een certificaat overeenkomstig het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn of van een krachtens dit reglement als gelijkwaardig erkend certificaat zijn voorzien;
c) duwbakken zonder eigen mechanische middelen tot voortbeweging;
d) drijvende werktuigen en pontons zonder eigen mechanische middelen tot voortbeweging;
e) stadsrondvaartboten als vermeld in het koninklijk besluit over technische voorschriften voor binnenschepen, als ze zich alleen op de routes van de rondvaart begeven.
2. Het Inland AIS-apparaat moet permanent ingeschakeld zijn en de ingevoerde gegevens moeten op ieder moment met de werkelijke gegevens van het schip of samenstel overeenkomen.
De eerste volzin geldt niet voor:
a) vaartuigen die aan de kade liggen en hun motor hebben stilgelegd;
b) als de schepen zich bevinden in een overnachtingshaven als vermeld in artikel 14.11, eerste lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn;
c) als de bevoegde autoriteit een uitzondering voor vaarwateren die bouwkundig van de vaargeul zijn gescheiden, heeft toegestaan;
d) overheidsvaartuigen die een controleopdracht uitvoeren, in het bijzonder vaartuigen van de politie als het verzenden van AIS-gegevens het uitvoeren van politietaken kan beïnvloeden .
Schepen als vermeld in het eerste lid, derde volzin, onderdeel a, moeten Inland AIS-apparatuur die aanwezig is aan boord, uitschakelen, zolang die schepen deel zijn van het samenstel.
3. Schepen die aanvullend zijn uitgerust met een Inland ECDIS-apparaat in de informatiemodus of een daarmee vergelijkbaar visualiseringssysteem dat met het Inland AIS-apparaat is verbonden moeten aan de minimumeisen van Inland ECDIS-apparatuur in de informatiemodus en daarmee vergelijkbare visualiseringssystemen bij het gebruik van Inland AIS-gegevens aan boord van schepen van het Rijnvaartpolitiereglement (besluit CCR 2014-I-12) voldoen.
4. Minstens de volgende gegevens moeten worden uitgezonden overeenkomstig hoofdstuk 2 van de Standaard Tracking & Tracing van schepen in de binnenvaart:
a) gebruikersidentificatie (Maritime Mobile Service Identity, MMSI);
c) naam van het schip;
d) scheeps- of samensteltype;
e) uniek Europees scheepsidentificatienummer (ENI) of, voor zeeschepen als geen ENI is toegekend, het IMO-nummer;
f) lengte over alles van het schip of het samenstel met de nauwkeurigheid van 0,1 meter;
g) breedte over alles van het schip of het samenstel met de nauwkeurigheid van 0,1 meter;
h) positie (WGS 84);
i) snelheid over de grond (SOG);
j) koers over de grond (COG);
k) tijd van de elektronische positiebepaling;
l) vaarstatus overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
m) referentiepunt voor de positie-informatie op het schip met de nauwkeurigheid van 1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
5. De schipper moet de volgende gegevens bij wijzigingen onmiddellijk actualiseren:
a) lengte over alles met de nauwkeurigheid van 0,1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
b) breedte over alles met de nauwkeurigheid van 0,1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
c) samensteltype;
d) vaarstatus overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16);
e) referentiepunt voor de positie-informatie op het schip met de nauwkeurigheid van 1 meter overeenkomstig aanhangsel 14 (Besluit CCR 2013-II-16).
6. Een klein schip dat AIS gebruikt, mag uitsluitend een Inland AIS-apparaat als vermeld in artikel 7.06, derde lid, van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn of bijlage II van het koninklijk besluit van 19 maart 2009, een krachtens de IMO-voorschriften typegoedgekeurd AIS-apparaat van klasse A of een AIS-apparaat van klasse B gebruiken. Het AIS-apparaat moet goed functioneren en de in het AIS-apparaat ingevoerde gegevens moeten op ieder moment met de werkelijke gegevens van het schip of samenstel overeenkomen.
7. Een klein schip waaraan geen uniek Europees scheepsidentificatienummer (ENI) is toegekend, hoeft de gegevens, vermeld in het vierde lid, onderdeeld, niet over te dragen.
8. Een klein schip dat AIS gebruikt, moet bovendien zijn uitgerust met een marifooninstallatie voor het schip-schipverkeer, die goed functioneert en voor ontvangst is ingeschakeld.
Art. 3. Dans l'annexe à l'arrêté royal du 24 septembre 2006 portant fixation du règlement général de police pour la navigation sur les eaux intérieures du Royaume, remplacé par l'arrêté royal du 4 avril 2014, il est inséré un article 4.07, rédigé comme suit :
" Article 4.07 - AIS Intérieur et ECDIS Intérieur
1. Les bâtiments doivent être équipés d'un appareil AIS Intérieur conforme à l'article 7.06, alinéa trois, du Règlement de visite des bateaux du Rhin ou à l'article 7.06, alinéa trois, de l'annexe II à l'arrêté royal du 19 mars 2009. L'appareil AIS Intérieur doit être en bon état de fonctionnement.
La première phrase ci-dessus ne s'applique pas aux bâtiments suivants :
a) bâtiments de convois poussés et de formations à couple, à l'exception du bâtiment qui assure la propulsion principale ;
b) menues embarcations, à l'exception des :
- bâtiments de police équipés d'un appareil radar ;
- bâtiments possédant un certificat conformément au Règlement de visite des bateaux du Rhin ou un certificat réputé équivalent conformément à ce règlement ;
c) barges de poussage sans système de propulsion mécanique propre ;
d) engins flottants et pontons dépourvus de moyens mécaniques de propulsion ;
e) bateaux de promenade urbaine tels que visés dans l'arrêté royal relatif aux prescriptions techniques des bateaux de la navigation intérieure, lorsqu'ils se déplacent uniquement sur les parcours de la promenade.
2. L'appareil AIS Intérieur doit fonctionner en permanence et les données saisies doivent correspondre à tout moment aux données effectives du bâtiment ou du convoi.
La première phrase ci-dessus ne s'applique pas aux :
a) bâtiments se trouvant à quai et ayant arrêté leur moteur ;
b) si les bâtiments se trouvent dans un port de stationnement nocturne visé à l'article 14.11, alinéa premier, du Règlement de visite des bateaux du Rhin ;
c) si l'autorité compétente a accordé une dérogation pour les plans d'eau séparés du chenal navigable par une infrastructure ;
d) bateaux publics qui exécutent une mission de contrôle, en particulier les bâtiments de police lorsque la transmission de données AIS est susceptible de compromettre la réalisation de tâches de police.
Les bâtiments visés à l'alinéa premier, 3ème phrase, section a), doivent éteindre les appareils AIS Intérieur présents à bord tant que ces bâtiments font partie du convoi.
3. Les bâtiments qui doivent en outre être équipés d'un appareil ECDIS Intérieur en mode information ou d'un appareil comparable pour la visualisation de cartes, relié à l'appareil AIS Intérieur, sont tenus de satisfaire aux exigences minimales des équipements ECDIS Intérieur en mode information et des appareils comparables pour la visualisation de cartes lors de l'utilisation de données AIS Intérieur à bord de bâtiments relevant du Règlement de police pour la navigation du Rhin (résolution CCNR 2014-I-12).
4. Au moins les données suivantes doivent être transmises conformément au chapitre 2 du Standard suivi et repérage des bateaux en navigation intérieure :
a) identifiant utilisateur (Maritime Mobile Service Identity, MMSI) ;
c) nom du bateau ;
d) type de bateau ou de convoi ;
e) numéro européen unique d'identification des bateaux (ENI) ou, pour les navires de mer auxquels n'a pas été attribué d'ENI, le numéro IMO ;
f) longueur hors tout du bâtiment ou du convoi avec une précision de 0,1 mètres ;
g) largeur hors tout du bâtiment ou du convoi avec une précision de 0,1 mètres ;
h) position (WGS 84) ;
i) vitesse sur route (SOG) ;
j) route (COG) ;
k) heure de l'appareil électronique de localisation ;
l) statut navigationnel conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
m) point de référence de l'information relative à la position à bord du bâtiment avec une précision de 1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
5. Le conducteur doit immédiatement actualiser les données suivantes après tout changement :
a) longueur hors tout avec une précision de 0,1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
b) largeur hors tout avec une précision de 0,1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
c) type de convoi ;
d) statut navigationnel conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
e) point de référence de l'information relative à la position à bord du bâtiment avec une précision de 1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16).
6. Les menues embarcations qui utilisent l'AIS ne peuvent utiliser qu'un appareil AIS Intérieur conforme à l'article 7.06, alinéa 3, du Règlement de visite des bateaux du Rhin ou à l'annexe II de l'arrêté royal du 19 mars 2009, un appareil AIS de classe A ou un appareil AIS de classe B, possédant une autorisation type conformément aux prescriptions de l'IMO. L'appareil AIS doit être en bon état de fonctionnement et les données saisies dans l'appareil AIS doivent correspondre en permanence aux données effectives du bateau ou du convoi.
7. Les menues embarcations auxquelles n'a pas été attribué un numéro européen unique d'identification des bateaux (ENI) ne sont pas tenues de transmettre les données visées à l'alinéa quatre.
8. Les menues embarcations qui utilisent l'AIS doivent en outre posséder une installation de radiotéléphonie en bon état de fonctionnement et commutée sur écoute pour le réseau bateau-bateau.
" Article 4.07 - AIS Intérieur et ECDIS Intérieur
1. Les bâtiments doivent être équipés d'un appareil AIS Intérieur conforme à l'article 7.06, alinéa trois, du Règlement de visite des bateaux du Rhin ou à l'article 7.06, alinéa trois, de l'annexe II à l'arrêté royal du 19 mars 2009. L'appareil AIS Intérieur doit être en bon état de fonctionnement.
La première phrase ci-dessus ne s'applique pas aux bâtiments suivants :
a) bâtiments de convois poussés et de formations à couple, à l'exception du bâtiment qui assure la propulsion principale ;
b) menues embarcations, à l'exception des :
- bâtiments de police équipés d'un appareil radar ;
- bâtiments possédant un certificat conformément au Règlement de visite des bateaux du Rhin ou un certificat réputé équivalent conformément à ce règlement ;
c) barges de poussage sans système de propulsion mécanique propre ;
d) engins flottants et pontons dépourvus de moyens mécaniques de propulsion ;
e) bateaux de promenade urbaine tels que visés dans l'arrêté royal relatif aux prescriptions techniques des bateaux de la navigation intérieure, lorsqu'ils se déplacent uniquement sur les parcours de la promenade.
2. L'appareil AIS Intérieur doit fonctionner en permanence et les données saisies doivent correspondre à tout moment aux données effectives du bâtiment ou du convoi.
La première phrase ci-dessus ne s'applique pas aux :
a) bâtiments se trouvant à quai et ayant arrêté leur moteur ;
b) si les bâtiments se trouvent dans un port de stationnement nocturne visé à l'article 14.11, alinéa premier, du Règlement de visite des bateaux du Rhin ;
c) si l'autorité compétente a accordé une dérogation pour les plans d'eau séparés du chenal navigable par une infrastructure ;
d) bateaux publics qui exécutent une mission de contrôle, en particulier les bâtiments de police lorsque la transmission de données AIS est susceptible de compromettre la réalisation de tâches de police.
Les bâtiments visés à l'alinéa premier, 3ème phrase, section a), doivent éteindre les appareils AIS Intérieur présents à bord tant que ces bâtiments font partie du convoi.
3. Les bâtiments qui doivent en outre être équipés d'un appareil ECDIS Intérieur en mode information ou d'un appareil comparable pour la visualisation de cartes, relié à l'appareil AIS Intérieur, sont tenus de satisfaire aux exigences minimales des équipements ECDIS Intérieur en mode information et des appareils comparables pour la visualisation de cartes lors de l'utilisation de données AIS Intérieur à bord de bâtiments relevant du Règlement de police pour la navigation du Rhin (résolution CCNR 2014-I-12).
4. Au moins les données suivantes doivent être transmises conformément au chapitre 2 du Standard suivi et repérage des bateaux en navigation intérieure :
a) identifiant utilisateur (Maritime Mobile Service Identity, MMSI) ;
c) nom du bateau ;
d) type de bateau ou de convoi ;
e) numéro européen unique d'identification des bateaux (ENI) ou, pour les navires de mer auxquels n'a pas été attribué d'ENI, le numéro IMO ;
f) longueur hors tout du bâtiment ou du convoi avec une précision de 0,1 mètres ;
g) largeur hors tout du bâtiment ou du convoi avec une précision de 0,1 mètres ;
h) position (WGS 84) ;
i) vitesse sur route (SOG) ;
j) route (COG) ;
k) heure de l'appareil électronique de localisation ;
l) statut navigationnel conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
m) point de référence de l'information relative à la position à bord du bâtiment avec une précision de 1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
5. Le conducteur doit immédiatement actualiser les données suivantes après tout changement :
a) longueur hors tout avec une précision de 0,1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
b) largeur hors tout avec une précision de 0,1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
c) type de convoi ;
d) statut navigationnel conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16) ;
e) point de référence de l'information relative à la position à bord du bâtiment avec une précision de 1 m, conformément à l'appendice 14 (Résolution CCNR 2013-II-16).
6. Les menues embarcations qui utilisent l'AIS ne peuvent utiliser qu'un appareil AIS Intérieur conforme à l'article 7.06, alinéa 3, du Règlement de visite des bateaux du Rhin ou à l'annexe II de l'arrêté royal du 19 mars 2009, un appareil AIS de classe A ou un appareil AIS de classe B, possédant une autorisation type conformément aux prescriptions de l'IMO. L'appareil AIS doit être en bon état de fonctionnement et les données saisies dans l'appareil AIS doivent correspondre en permanence aux données effectives du bateau ou du convoi.
7. Les menues embarcations auxquelles n'a pas été attribué un numéro européen unique d'identification des bateaux (ENI) ne sont pas tenues de transmettre les données visées à l'alinéa quatre.
8. Les menues embarcations qui utilisent l'AIS doivent en outre posséder une installation de radiotéléphonie en bon état de fonctionnement et commutée sur écoute pour le réseau bateau-bateau.
Art. 4. Aan de bijlage bij hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 april 2014, wordt een aanhangsel 14 toegevoegd, dat als bijlage 2 bij onderhavig besluit is gevoegd.
Art. 4. A l'annexe au même arrêté royal, remplacé par l'arrêté royal du 4 avril 2014, il est ajouté un appendice 14, qui est joint au présent arrêté comme annexe 2.
Art.6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.6. Le ministre flamand ayant la politique de la mobilité, les travaux publics et le transport dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 6. Le ministre flamand ayant la politique de la mobilité, les travaux publics et le transport dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Art. N1. Bijlage 1. - AANHANGSEL VIII
Art. N1. Annexe 1. - APPENDICE VIII
Art. N1. Bijlage 1. - AANHANGSEL VIII
Art. N1. Annexe 1. - APPENDICE VIII
DEEL I. - Vereisten voor Inland AIS-apparatuur en voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van Inland AIS-apparatuur aan boord
PARTIE I. - Exigences à remplir par les appareils AIS Intérieur et prescriptions relatives à l'installation et au contrôle de fonctionnement d'appareils AIS Intérieur à bord
A. Vereisten voor Inland AIS-apparatuur
De Inland AIS-apparatuur moet voldoen aan de in Besluit 2007-I-15 vermelde eisen van de teststandaard, editie 2.0. De conformiteit wordt aangetoond met een typegoedkeuringsonderzoek van een bevoegde autoriteit.
B. Controle van de inbouw en van het functioneren van Inland AIS-apparatuur aan boord
Bij de inbouw van Inland AIS-apparatuur aan boord moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
1. De inbouw van Inland AIS-apparatuur mag slechts worden uitgevoerd door een deskundig bedrijf dat door de bevoegde autoriteit is erkend.
2. Het Inland AIS-apparaat moet in het stuurhuis of op een andere goed toegankelijke plaats zijn geïnstalleerd.
3. De functionaliteit van een interne of externe MKD (minimum keyboard and display) moet voor de roerganger bereikbaar zijn. Alarmfuncties en statusinformatie van het Inland AIS-apparaat moeten zich in het directe gezichtsveld van de roerganger bevinden. Het is echter mogelijk dat direct zicht op andere apparaten die bij het varen gebruikt worden, een hogere prioriteit heeft. Alle waarschuwingslampjes moeten na de inbouw zichtbaar blijven.
4. Het moet zichtbaar zijn of het apparaat in bedrijf is. Het apparaat moet permanent van stroom worden voorzien door middel van een elektrische stroomkring die tegen uitvallen beschermd is en voorzien is van een eigen beveiliging door zekeringen, en het moet rechtstreeks aan de stroombron zijn aangesloten.
5. De antennen van de Inland AIS-apparatuur moeten zo zijn geïnstalleerd en aan de apparatuur zijn aangesloten dat deze onder alle normale bedrijfsomstandigheden veilig functioneren. Een ander apparaat mag slechts worden aangesloten indien de interfaces van beide apparaten compatibel zijn.
6. Uitsluitend typegoedgekeurde externe sensoren mogen met het Inland AIS-apparaat worden verbonden. De externe sensoren die met het Inland AIS-apparaat zijn verbonden, moeten een typegoedkeuring hebben conform de volgende overeenkomstige maritieme standaarden:
De Inland AIS-apparatuur moet voldoen aan de in Besluit 2007-I-15 vermelde eisen van de teststandaard, editie 2.0. De conformiteit wordt aangetoond met een typegoedkeuringsonderzoek van een bevoegde autoriteit.
B. Controle van de inbouw en van het functioneren van Inland AIS-apparatuur aan boord
Bij de inbouw van Inland AIS-apparatuur aan boord moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
1. De inbouw van Inland AIS-apparatuur mag slechts worden uitgevoerd door een deskundig bedrijf dat door de bevoegde autoriteit is erkend.
2. Het Inland AIS-apparaat moet in het stuurhuis of op een andere goed toegankelijke plaats zijn geïnstalleerd.
3. De functionaliteit van een interne of externe MKD (minimum keyboard and display) moet voor de roerganger bereikbaar zijn. Alarmfuncties en statusinformatie van het Inland AIS-apparaat moeten zich in het directe gezichtsveld van de roerganger bevinden. Het is echter mogelijk dat direct zicht op andere apparaten die bij het varen gebruikt worden, een hogere prioriteit heeft. Alle waarschuwingslampjes moeten na de inbouw zichtbaar blijven.
4. Het moet zichtbaar zijn of het apparaat in bedrijf is. Het apparaat moet permanent van stroom worden voorzien door middel van een elektrische stroomkring die tegen uitvallen beschermd is en voorzien is van een eigen beveiliging door zekeringen, en het moet rechtstreeks aan de stroombron zijn aangesloten.
5. De antennen van de Inland AIS-apparatuur moeten zo zijn geïnstalleerd en aan de apparatuur zijn aangesloten dat deze onder alle normale bedrijfsomstandigheden veilig functioneren. Een ander apparaat mag slechts worden aangesloten indien de interfaces van beide apparaten compatibel zijn.
6. Uitsluitend typegoedgekeurde externe sensoren mogen met het Inland AIS-apparaat worden verbonden. De externe sensoren die met het Inland AIS-apparaat zijn verbonden, moeten een typegoedkeuring hebben conform de volgende overeenkomstige maritieme standaarden:
A. Exigences à remplir par les appareils AIS Intérieur
Les appareils AIS Intérieur doivent être conformes aux exigences du Standard d'essai, édition 2.0 figurant dans la Résolution 2007-I-15. La conformité est attestée par un examen d'autorisation type d'une autorité compétente.
B. Contrôle du montage et du fonctionnement d'appareils AIS Intérieur à bord
Lors de l'installation d'appareils AIS Intérieur à bord, les conditions suivantes doivent être remplies :
1. L'installation d'appareils AIS Intérieur à bord ne peut être effectuée que par des sociétés spécialisées agréées par l'autorité compétente.
2. L'appareil AIS Intérieur doit être installé dans la timonerie ou à un autre endroit bien accessible.
3. La fonctionnalité d'un dispositif minimum d'affichage et de saisie (minimum keyboard and display - MKD) interne ou externe doit être accessible au conducteur. Les informations d'alarme et de statut de l'appareil AIS Intérieur doivent être situées dans le champ de vision direct de l'homme de barre. D'autres appareils utilisés pour la navigation peuvent toutefois être prioritaires en ce qui concerne leur visibilité directe. Tous les voyants d'alerte doivent demeurer visibles après le montage.
4. Il doit être possible de reconnaître visuellement si l'appareil est en service. L'appareil doit être alimenté en permanence au moyen d'un circuit électrique protégé contre les coupures, pourvu de sa propre protection par fusibles et connecté directement à la source d'énergie.
5. Les antennes des appareils AIS Intérieur doivent être installées et connectées aux appareils de manière à assurer le fonctionnement sûr de ceux-ci dans toutes les conditions normales d'utilisation. Un autre appareil ne peut être connecté que si les interfaces des deux appareils sont compatibles.
6. Ne peuvent être connectés à l'appareil AIS Intérieur que des capteurs externes possédant une autorisation type. Les capteurs externes connectés à l'appareil AIS Intérieur doivent posséder une autorisation type conformément aux standards maritimes correspondants ci-après.
Les appareils AIS Intérieur doivent être conformes aux exigences du Standard d'essai, édition 2.0 figurant dans la Résolution 2007-I-15. La conformité est attestée par un examen d'autorisation type d'une autorité compétente.
B. Contrôle du montage et du fonctionnement d'appareils AIS Intérieur à bord
Lors de l'installation d'appareils AIS Intérieur à bord, les conditions suivantes doivent être remplies :
1. L'installation d'appareils AIS Intérieur à bord ne peut être effectuée que par des sociétés spécialisées agréées par l'autorité compétente.
2. L'appareil AIS Intérieur doit être installé dans la timonerie ou à un autre endroit bien accessible.
3. La fonctionnalité d'un dispositif minimum d'affichage et de saisie (minimum keyboard and display - MKD) interne ou externe doit être accessible au conducteur. Les informations d'alarme et de statut de l'appareil AIS Intérieur doivent être situées dans le champ de vision direct de l'homme de barre. D'autres appareils utilisés pour la navigation peuvent toutefois être prioritaires en ce qui concerne leur visibilité directe. Tous les voyants d'alerte doivent demeurer visibles après le montage.
4. Il doit être possible de reconnaître visuellement si l'appareil est en service. L'appareil doit être alimenté en permanence au moyen d'un circuit électrique protégé contre les coupures, pourvu de sa propre protection par fusibles et connecté directement à la source d'énergie.
5. Les antennes des appareils AIS Intérieur doivent être installées et connectées aux appareils de manière à assurer le fonctionnement sûr de ceux-ci dans toutes les conditions normales d'utilisation. Un autre appareil ne peut être connecté que si les interfaces des deux appareils sont compatibles.
6. Ne peuvent être connectés à l'appareil AIS Intérieur que des capteurs externes possédant une autorisation type. Les capteurs externes connectés à l'appareil AIS Intérieur doivent posséder une autorisation type conformément aux standards maritimes correspondants ci-après.
Sensor | Minimum Performance Standard (IMO) | ISO/IEC Standard |
| GPS | MSC.112(73) | IEC 61108-1 : 2003 |
| DGPS/DGLONASS | MSC.114(73) | IEC 61108-4 : 2004 |
| Galileo | MSC.233(82) | IEC 61108-3 : 2010 |
Heading/GPS Compass | MSC.116(73) | ISO 22090-3 : 2004 Part 3 : GNSS principles |
Sensor Minimum Performance
Standard (IMO)
ISO/IEC StandardGPS MSC.112(73) IEC 61108-1 : 2003DGPS/DGLONASS MSC.114(73) IEC 61108-4 : 2004Galileo MSC.233(82) IEC 61108-3 : 2010
Heading/GPS Compass
MSC.116(73) ISO 22090-3 : 2004
Part 3 : GNSS principles
7. Vóór de eerste inbedrijfstelling na de inbouw, bij vernieuwing of verlenging van het certificaat van onderzoek (met uitzondering van artikel 2.09, tweede lid, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn), alsmede na elke verbouwing van het schip die de operationele toestand van deze installaties zou kunnen beïnvloeden, moet door de bevoegde autoriteit of door een erkend bedrijf een controle op de inbouw en het functioneren worden uitgevoerd.
8. Het gespecialiseerde bedrijf dat de inbouw en de goede werking van de installatie heeft gecontroleerd, geeft over de bijzondere kenmerken en de juiste functionering van het Inland AIS-apparaat, een verklaring overeenkomstig deel II af.
9. De verklaring moet blijvend aan boord worden bewaard.
10. Een gebruiksaanwijzing om aan boord te worden bewaard moet zijn afgegeven. Dit moet in de verklaring met betrekking tot de installatie worden vermeld.
| Sensor | Minimum Performance Standard (IMO) | ISO/IEC Standard |
| GPS | MSC.112(73) | IEC 61108-1 : 2003 |
| DGPS/DGLONASS | MSC.114(73) | IEC 61108-4 : 2004 |
| Galileo | MSC.233(82) | IEC 61108-3 : 2010 |
| Heading/GPS Compass | MSC.116(73) | ISO 22090-3 : 2004 Part 3: GNSS principles |
Standard (IMO) ISO/IEC StandardGPS MSC.112(73) IEC 61108-1 : 2003DGPS/DGLONASS MSC.114(73) IEC 61108-4 : 2004Galileo MSC.233(82) IEC 61108-3 : 2010Heading/GPS Compass MSC.116(73) ISO 22090-3 : 2004
Part 3: GNSS principles
7. Avant la première mise en service consécutive au montage, en cas de renouvellement ou de prolongation du certificat de visite (à l'exception des cas visés à l'article 2.09, alinéa 2, du Règlement de visite des bateaux du Rhin), ainsi qu'après toute transformation du bateau susceptible d'affecter les conditions de fonctionnement de ces installations, l'autorité compétente ou une société agréée doit procéder à un contrôle du montage et du fonctionnement.
8. La société spécialisée qui a effectué l'installation et l'essai de fonctionnement délivre une attestation conformément à la partie II, relative aux caractéristiques particulières et au fonctionnement correct de l'appareil AIS Intérieur.
9. L'attestation doit être conservée à bord en permanence.
10. Une notice d'emploi doit être remise pour être conservée à bord. Ceci doit être mentionné sur l'attestation relative à l'installation à bord.
DEEL II. - (Model) Verklaring over de inbouw en het functioneren van Inland AIS-apparatuur
PARTIE II. - (Modèle) Attestation relative au montage et au fonctionnement d'appareils AIS Intérieur
Soort/naam v.h. schip; . . . . .
Uniek Europees scheepsidentificatienummer of officieel scheepsnummer; . . . . .
Eigenaar van het schip
Naam: . . . . .
Adres . . . . .
Tel. . . . . . .
Inland AIS-apparaat
Type Fabrikant Goedkeuringsnummer Serienummer
Hiermee wordt verklaard dat het Inland AIS-apparaat van dit schip aan de voorschriften van de bijlage N, Deel I, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn - Vereisten voor Inland AIS-apparatuur en voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van Inland AIS-apparatuur aan boord - voldoet en dat een gebruiksaanwijzing om aan boord te worden bewaard is afgegeven.
Erkend bedrijfdeskundig
Naam: . . . . .
Adres . . . . .
Tel. .. . . . . .
Stempel Plaats . . . . . . Datum . . . . . .
Handtekening
Bevoegde autoriteit voor de erkenning van het gespecialiseerde bedrijf
Naam: . . . . .
Adres . . . . .
Tel. . . . . .
Uniek Europees scheepsidentificatienummer of officieel scheepsnummer; . . . . .
Eigenaar van het schip
Naam: . . . . .
Adres . . . . .
Tel. . . . . . .
Inland AIS-apparaat
Type Fabrikant Goedkeuringsnummer Serienummer
Hiermee wordt verklaard dat het Inland AIS-apparaat van dit schip aan de voorschriften van de bijlage N, Deel I, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn - Vereisten voor Inland AIS-apparatuur en voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van Inland AIS-apparatuur aan boord - voldoet en dat een gebruiksaanwijzing om aan boord te worden bewaard is afgegeven.
Erkend bedrijfdeskundig
Naam: . . . . .
Adres . . . . .
Tel. .. . . . . .
Stempel Plaats . . . . . . Datum . . . . . .
Handtekening
Bevoegde autoriteit voor de erkenning van het gespecialiseerde bedrijf
Naam: . . . . .
Adres . . . . .
Tel. . . . . .
Catégorie/nom du bateau : . . . . . .
Numéro européen unique d'identification des bateaux ou numéro officiel : . . . . . .
Propriétaire du bateau
Nom : . . . . . .
Adresse . . . . .
Tél. . . . . . .
Appareil AIS Intérieur
Type Fabricant Numéro d'agrément Numéro de série
Par la présente, il est attesté que l'appareil AIS Intérieur de ce bateau satisfait aux prescriptions de l'annexe N, partie I, au Règlement de visite des bateaux du Rhin - Exigences applicables aux appareils AIS Intérieur et prescriptions relatives au montage et au contrôle de fonctionnement des appareils AIS Intérieur - et qu'une notice d'utilisation à conserver à bord du bâtiment a été remise.
Société agrééespécialisée
Nom : . . . . .
Adresse . . . . .
Tél. . . . . .
Cachet Lieu . . . . . . Date . . . . . . .
Signature
Autorité compétente pour l'agrément de la société spécialisée
Nom : . . . . . ..
Adresse . . . . .
Tél. . . . . .
Numéro européen unique d'identification des bateaux ou numéro officiel : . . . . . .
Propriétaire du bateau
Nom : . . . . . .
Adresse . . . . .
Tél. . . . . . .
Appareil AIS Intérieur
Type Fabricant Numéro d'agrément Numéro de série
Par la présente, il est attesté que l'appareil AIS Intérieur de ce bateau satisfait aux prescriptions de l'annexe N, partie I, au Règlement de visite des bateaux du Rhin - Exigences applicables aux appareils AIS Intérieur et prescriptions relatives au montage et au contrôle de fonctionnement des appareils AIS Intérieur - et qu'une notice d'utilisation à conserver à bord du bâtiment a été remise.
Société agrééespécialisée
Nom : . . . . .
Adresse . . . . .
Tél. . . . . .
Cachet Lieu . . . . . . Date . . . . . . .
Signature
Autorité compétente pour l'agrément de la société spécialisée
Nom : . . . . . ..
Adresse . . . . .
Tél. . . . . .
Art. N2. Bijlage 2. - AANHANGSEL 14 (Besluit CCR 2013-II-16)
Art. N2. Annexe 2. - APPENDICE 14( Résolution CCNR 2013-II-16)
GEGEVENS DIE IN HET INLAND AIS-APPARAAT MOETEN WORDEN INGEVOERD:
VERKLARING VAN DE "NAVIGATIESTATUS" EN VAN HET "REFERENTIEPUNT VOOR DE POSITIE-INFORMATIE OP HET SCHIP"
1. De navigatiestatus wordt als volgt gecodeerd:
VERKLARING VAN DE "NAVIGATIESTATUS" EN VAN HET "REFERENTIEPUNT VOOR DE POSITIE-INFORMATIE OP HET SCHIP"
1. De navigatiestatus wordt als volgt gecodeerd:
DONNEES A SAISIR DANS L'APPAREIL AIS INTERIEUR :
INDICATIONS CONCERNANT LE " STATUT NAVIGATIONNEL " ET LE " POINT D'ACQUISITION DE L'INFORMATION RELATIVE A LA POSITION A BORD DU BATIMENT "
1. Le statut navigationnel est encodé comme suit :
INDICATIONS CONCERNANT LE " STATUT NAVIGATIONNEL " ET LE " POINT D'ACQUISITION DE L'INFORMATION RELATIVE A LA POSITION A BORD DU BATIMENT "
1. Le statut navigationnel est encodé comme suit :
| code | vaarstatus | |
| 0 | is onderweg op de motor | under way using engine |
| 1 | ligt voor anker | at anchor |
| 2 | is niet manoeuvreerbaar | not under command |
| 3 | is beperkt manoeuvreerbaar | restricted manoeuvrability |
| 4 | is beperkt door de diepgang | constrained by her draught |
| 5 | ligt afgemeerd | Moored |
| 6 | zit aan de grond | Aground |
| 7 | is bezig met vissen | engaged in fishing |
| 8 | vaart onder zeil | under way sailing |
| 9 tot en met 13 | gereserveerd voor toekomstig gebruik | reserved for future uses |
| 14 | AIS-SART (actief) | AIS-SART (active) |
| 15 | niet gedefinieerd | Not defined |
2. Referentiepunt van de positie-informatie van de antenne op het schip (of samenstel)
De schipper moet de aan de antenne gerelateerde waarden A, B, C en D met de nauwkeurigheid van 1 meter invoeren, zoals aangegeven in de afbeeldingen hieronder, naargelang het om een schip of een samenstel gaat. Waarde A wordt in de richting van de boeg gemeten.
Verklaring van de waarden W, L, A, B, C, D voor een schip:
| code | statut navigationnel | |
| 0 | en cours de voyage avec utilisation du moteur | under way using engine |
| 1 | à l'ancre | at anchor |
| 2 | non maître de sa manoeuvre | not under command |
| 3 | manoeuvrabilité restreinte | restricted manoeuvrability |
| 4 | restreint par son enfoncement | constrained by her draught |
| 5 | amarré | moored |
| 6 | échoué | aground |
| 7 | activité de pêche | engaged in fishing |
| 8 | navigation à voile | under way sailing |
| de 9 à 13 | réservé pour un usage ultérieur | reserved for future uses |
| 14 | AIS-SART (actif) | AIS-SART (actif) |
| 15 | non défini | Not defined |
2. Point d'acquisition de l'information de l'antenne à bord du bâtiment (ou du convoi)
Le conducteur doit saisir les valeurs A, B, C et D relatives à l'antenne avec une précision de 1 m, comme indiqué dans les illustrations ci-dessous, selon qu'il s'agit d'un bâtiment ou d'un convoi. La dimension A est orientée vers la proue.
Indications concernant les valeurs W, L, A, B, C, D d'un bâtiment :
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-01-2018, p. 3832)
Verklaring van de waarden W, L, A, B, C, D voor een samenstel:
Verklaring van de waarden W, L, A, B, C, D voor een samenstel:
(Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 19-01-2018, p. 3837)
Indications concernant les valeurs W, L, A, B, C, D d'un convoi :
Indications concernant les valeurs W, L, A, B, C, D d'un convoi :
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-01-2018, p. 3832)
(Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 19-01-2018, p. 3837)