Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
14 SEPTEMBER 2017. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de activeringsmaatregelen van de werkzoekenden(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-09-2017 en tekstbijwerking tot 15-05-2024)
Titre
14 SEPTEMBRE 2017. - Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale relatif aux mesures d'activation des demandeurs d'emploi(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 21-09-2017 et mise à jour au 15-05-2024)
Informations sur le document
Numac: 2017020652
Datum: 2017-09-14
Info du document
Numac: 2017020652
Date: 2017-09-14
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Definities
HOOFDSTUK II. - Activeringsmaatregel
Afdeling 1. - Activa
Afdeling 2. - Activa voor verminderde arbeidsge...
Afdeling 3. - Aanmoedigingssteun voor opleiding
Afdeling 4. - Aan de afdelingen 1, 2 en 3 gemee...
HOOFDSTUK III. - Procedures voor de afgifte van...
Afdeling 1. - Procedure voor de afgifte van de ...
Afdeling 2. - Betalingsprocedure
HOOFDSTUK IV. - Controle en terugvorderings- en...
Afdeling 1. - Controle
Afdeling 2. - Terugvorderings- en niet-vereffen...
Afdeling 3. - De nadere regels en procedures vo...
HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepalingen
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Table des matières
CHAPITRE Ier. - Définitions
CHAPITRE II. - Dispositif d'activation
Section 1re. - Activa
Section 2. - Activa aptitude réduite au travail
Section 3. - Incitant à la formation au travail
Section 4. - Dispositions communes aux sections...
CHAPITRE III. - Procédures de délivrance de la ...
Section 1re. - Procédure de délivrance de la ca...
Section 2. - Procédure de paiement
CHAPITRE IV. - Contrôle et procédure de recouvr...
Section 1re. - Contrôle
Section 2. - Procédure de recouvrement et de no...
Section 3. - Les modalités et les procédures po...
CHAPITRE V. - Dispositions abrogatoires
CHAPITRE VI. - Dispositions transitoires
CHAPITRE VII. - Dispositions finales
Tekst (66)
Texte (66)
HOOFDSTUK I. - Definities
CHAPITRE Ier. - Définitions
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en werknemers waarop de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders van toepassing is.
Article 1er. Le présent arrêté s'applique aux employeurs et travailleurs auxquels s'applique la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "de ordonnantie" : de ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2° "de ordonnantie van 30 april 2009" : de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen;
3° "de ordonnantie van 8 oktober 2015" : de ordonnantie van 8 oktober 2015 houdende algemene regels betreffende de inhouding, de terugvordering en de niet-vereffening van subsidies op het vlak van werkgelegenheid en economie;
4° "het koninklijk besluit van 25 november 1991" : het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
5° "het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016" : het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 houdende uitvoering van de ordonnantie van 8 oktober 2015 houdende algemene regels betreffende de inhouding, de terugvordering en de niet-vereffening van subsidies op het vlak van werkgelegenheid en economie;
6° "operator" : de instelling of de organisatie die een opleiding verstrekt die het recht opent op aanmoedigingssteun voor opleiding;
7° "subsidies" : de subsidies bedoeld in artikel 2 van de ordonnantie van 8 oktober 2015.
1° "de ordonnantie" : de ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2° "de ordonnantie van 30 april 2009" : de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze reglementeringen;
3° "de ordonnantie van 8 oktober 2015" : de ordonnantie van 8 oktober 2015 houdende algemene regels betreffende de inhouding, de terugvordering en de niet-vereffening van subsidies op het vlak van werkgelegenheid en economie;
4° "het koninklijk besluit van 25 november 1991" : het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
5° "het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016" : het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 houdende uitvoering van de ordonnantie van 8 oktober 2015 houdende algemene regels betreffende de inhouding, de terugvordering en de niet-vereffening van subsidies op het vlak van werkgelegenheid en economie;
6° "operator" : de instelling of de organisatie die een opleiding verstrekt die het recht opent op aanmoedigingssteun voor opleiding;
7° "subsidies" : de subsidies bedoeld in artikel 2 van de ordonnantie van 8 oktober 2015.
Art.2. Pour l'application du présent arrêté et de ses mesures d'exécution, l'on entend par :
1° " l'ordonnance " : l'ordonnance du 23 juin 2017 relative aux aides à l'emploi accessibles en Région de Bruxelles-Capitale;
2° " l'ordonnance du 30 avril 2009 " : l'ordonnance du 30 avril 2009 relative à la surveillance des réglementations en matière d'emploi qui relèvent de la compétence de la Région de Bruxelles-Capitale et à l'instauration d'amendes administratives applicables en cas d'infraction à ces réglementations;
3° " l'ordonnance du 8 octobre 2015 " : l'ordonnance du 8 octobre 2015 portant des règles générales relatives à la rétention, au recouvrement et à la non-liquidation des subventions en matière d'emploi et d'économie;
4° " l'arrêté royal du 25 novembre 1991 " : l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage;
5° " l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 14 avril 2016 " : l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 14 avril 2016 portant exécution de l'ordonnance du 8 octobre 2015 portant des règles générales relatives à la rétention, au recouvrement et à la non-liquidation des subventions en matière d'emploi et d'économie;
6° " opérateur " : l'établissement ou l'organisation dispensant une formation ouvrant le droit à l'incitant à la formation;
7° " subventions " : les subventions visées à l'article 2 de l'ordonnance du 8 octobre 2015.
1° " l'ordonnance " : l'ordonnance du 23 juin 2017 relative aux aides à l'emploi accessibles en Région de Bruxelles-Capitale;
2° " l'ordonnance du 30 avril 2009 " : l'ordonnance du 30 avril 2009 relative à la surveillance des réglementations en matière d'emploi qui relèvent de la compétence de la Région de Bruxelles-Capitale et à l'instauration d'amendes administratives applicables en cas d'infraction à ces réglementations;
3° " l'ordonnance du 8 octobre 2015 " : l'ordonnance du 8 octobre 2015 portant des règles générales relatives à la rétention, au recouvrement et à la non-liquidation des subventions en matière d'emploi et d'économie;
4° " l'arrêté royal du 25 novembre 1991 " : l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage;
5° " l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 14 avril 2016 " : l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 14 avril 2016 portant exécution de l'ordonnance du 8 octobre 2015 portant des règles générales relatives à la rétention, au recouvrement et à la non-liquidation des subventions en matière d'emploi et d'économie;
6° " opérateur " : l'établissement ou l'organisation dispensant une formation ouvrant le droit à l'incitant à la formation;
7° " subventions " : les subventions visées à l'article 2 de l'ordonnance du 8 octobre 2015.
HOOFDSTUK II. - Activeringsmaatregel
CHAPITRE II. - Dispositif d'activation
Afdeling 1. - Activa
Section 1re. - Activa
Art.3. § 1. De werknemer die op het ogenblik van de indiensttreding niet-werkende werkzoekende is, heeft recht op een werkuitkering gedurende een periode van dertig kalendermaanden in de mate dat hij gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° hij is, op het ogenblik van de aanvraag of de dag vóór de indiensttreding, ingeschreven als niet-werkende werkzoekende bij Actiris gedurende minstens 312 dagen van de achttien kalendermaanden die eraan voorafgaan;
2° hij is minstens halftijds in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst, voor onbepaalde duur of voor een duur van minstens zes maanden, behalve in het geval van een indienstneming als bedoeld in artikel 16 van de ordonnantie;
3° hij is niet meer voltijds of deeltijds leerplichtig en heeft de wettelijke pensioenleeftijd nog niet bereikt.
§ 2. De toekenning van de werkuitkering wordt stopgezet wanneer de werknemer de wettelijke pensioenleeftijd bereikt heeft.
1° hij is, op het ogenblik van de aanvraag of de dag vóór de indiensttreding, ingeschreven als niet-werkende werkzoekende bij Actiris gedurende minstens 312 dagen van de achttien kalendermaanden die eraan voorafgaan;
2° hij is minstens halftijds in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst, voor onbepaalde duur of voor een duur van minstens zes maanden, behalve in het geval van een indienstneming als bedoeld in artikel 16 van de ordonnantie;
3° hij is niet meer voltijds of deeltijds leerplichtig en heeft de wettelijke pensioenleeftijd nog niet bereikt.
§ 2. De toekenning van de werkuitkering wordt stopgezet wanneer de werknemer de wettelijke pensioenleeftijd bereikt heeft.
Art.3. § 1er. Le travailleur qui au moment de l'entrée en service est demandeur d'emploi inoccupé a droit à une allocation de travail durant une période de trente mois calendrier dans la mesure où il satisfait simultanément aux conditions suivantes :
1° il est, au moment de la demande ou la veille de l'entrée en service, inscrit auprès d'Actiris comme demandeur d'emploi inoccupé pendant au moins 312 jours sur les dix-huit mois calendrier qui précèdent;
2° il est engagé sous contrat de travail, au minimum à mi-temps, pour une durée indéterminée ou de six mois au moins, sauf dans le cas d'un engagement visé à l'article 16 de l'ordonnance;
3° il n'est plus soumis à l'obligation scolaire à temps plein ou à temps partiel et n'a pas encore atteint l'âge légal de la pension.
§ 2. L'octroi de l'allocation de travail cesse lorsque le travailleur a atteint l'âge légal de la pension.
1° il est, au moment de la demande ou la veille de l'entrée en service, inscrit auprès d'Actiris comme demandeur d'emploi inoccupé pendant au moins 312 jours sur les dix-huit mois calendrier qui précèdent;
2° il est engagé sous contrat de travail, au minimum à mi-temps, pour une durée indéterminée ou de six mois au moins, sauf dans le cas d'un engagement visé à l'article 16 de l'ordonnance;
3° il n'est plus soumis à l'obligation scolaire à temps plein ou à temps partiel et n'a pas encore atteint l'âge légal de la pension.
§ 2. L'octroi de l'allocation de travail cesse lorsque le travailleur a atteint l'âge légal de la pension.
Art.3/1. [1 De werknemer die op het ogenblik van zijn indiensttreding niet-werkende werkzoekende is, heeft recht op een werkuitkering voor een periode van zesendertig kalendermaanden, op voorwaarde dat hij tegelijkertijd aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° ofwel jonger zijn dan 30 jaar op de datum van de aanvraag van de Activa-kaart of op de dag voor de indiensttreding en niet in het bezit zijn van een diploma of getuigschrift hoger dan dat van het lager secundair onderwijs, ofwel ten minste 57 jaar oud zijn op de datum van de aanvraag van de Activa-kaart of op de dag voor de indiensttreding;
2° hij wordt tewerkgesteld op basis van een arbeidsovereenkomst, ten minste halftijds, voor onbepaalde duur of voor ten minste zes maanden, behalve in het geval van een aanwerving bedoeld in artikel 16 van de ordonnantie;
3° niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse of deeltijdse leerplicht, de wettelijke pensioenleeftijd nog niet hebben bereik of op pensioen is. ]1
1° ofwel jonger zijn dan 30 jaar op de datum van de aanvraag van de Activa-kaart of op de dag voor de indiensttreding en niet in het bezit zijn van een diploma of getuigschrift hoger dan dat van het lager secundair onderwijs, ofwel ten minste 57 jaar oud zijn op de datum van de aanvraag van de Activa-kaart of op de dag voor de indiensttreding;
2° hij wordt tewerkgesteld op basis van een arbeidsovereenkomst, ten minste halftijds, voor onbepaalde duur of voor ten minste zes maanden, behalve in het geval van een aanwerving bedoeld in artikel 16 van de ordonnantie;
3° niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse of deeltijdse leerplicht, de wettelijke pensioenleeftijd nog niet hebben bereik of op pensioen is. ]1
Art.3/1. [1 Le travailleur qui au moment de l'entrée en service est demandeur d'emploi inoccupé a droit à une allocation de travail durant une période de trente-six mois calendrier dans la mesure où il satisfait simultanément aux conditions suivantes :
1° il est soit âgé de moins de 30 ans à la date de la demande de la carte Activa ou la veille de l'entrée en service et ne dispose pas de diplôme ou de certificat supérieur à celui de l'enseignement secondaire inférieur ou soit âgé de 57 ans au moins à la date de la demande de la carte Activa ou la veille de l'entrée en service ;
2° il est engagé sous contrat de travail, au minimum à mi-temps, pour une durée indéterminée ou de six mois au moins, sauf dans le cas d'un engagement visé à l'article 16 de l'ordonnance ;
3° il n'est plus soumis à l'obligation scolaire à temps plein ou à temps partiel, n'a pas encore atteint l'âge légal de la pension ou n'est pas encore à la retraite . ]1
1° il est soit âgé de moins de 30 ans à la date de la demande de la carte Activa ou la veille de l'entrée en service et ne dispose pas de diplôme ou de certificat supérieur à celui de l'enseignement secondaire inférieur ou soit âgé de 57 ans au moins à la date de la demande de la carte Activa ou la veille de l'entrée en service ;
2° il est engagé sous contrat de travail, au minimum à mi-temps, pour une durée indéterminée ou de six mois au moins, sauf dans le cas d'un engagement visé à l'article 16 de l'ordonnance ;
3° il n'est plus soumis à l'obligation scolaire à temps plein ou à temps partiel, n'a pas encore atteint l'âge légal de la pension ou n'est pas encore à la retraite . ]1
Modifications
Art.4. De in artikel 3 bedoelde werkuitkering bedraagt 350 euro per kalendermaand gedurende de eerste zes maanden, 800 euro gedurende de 12 volgende maanden en 350 euro voor de 12 daarop volgende maanden. De maand van indiensttreding is inbegrepen in deze berekening.
[1 Het bedrag van de werkuitkeringen bedoeld in artikel 3/1 bedraagt 750 euro per kalendermaand voor de eerste 12 maanden en 600 euro voor de volgende 24 maanden. De maand van indiensttreding wordt meegenomen in deze berekening. ]1
[1 Het bedrag van de werkuitkeringen bedoeld in artikel 3/1 bedraagt 750 euro per kalendermaand voor de eerste 12 maanden en 600 euro voor de volgende 24 maanden. De maand van indiensttreding wordt meegenomen in deze berekening. ]1
Modifications
Art.4. Le montant de l'allocation de travail, visée à l'article 3, s'élève, par mois calendrier, à 350 euros durant les 6 premiers mois, à 800 euros durant les 12 mois suivants et à 350 euros les 12 mois suivants. Le mois de l'entrée en service est compris dans ce calcul.
[1 Le montant des allocations de travail, visée à l'article 3/1, s'élève, par mois calendrier, à 750 euros durant les 12 premiers mois et à 600 euros pour les 24 mois suivants. Le mois de l'entrée en service est compris dans ce calcul.]1
[1 Le montant des allocations de travail, visée à l'article 3/1, s'élève, par mois calendrier, à 750 euros durant les 12 premiers mois et à 600 euros pour les 24 mois suivants. Le mois de l'entrée en service est compris dans ce calcul.]1
Modifications
Art.5. § 1. De volgende werkzoekenden zijn vrijgesteld van de in artikel 3, 1° bedoelde inactiviteitsperiode :
1° de niet-werkende werkzoekende die, op de dag van de aanvraag van de Activakaart of de dag vóór de indiensttreding, jonger is dan dertig jaar en geen hoger diploma of getuigschrift heeft dan dat van het lager secundair onderwijs;
2° de niet-werkende werkzoekende die, op de dag van de aanvraag van de Activakaart of de dag vóór de indiensttreding, minstens 57 jaar oud is;
3° de niet-werkende werkzoekende die tewerkgesteld was tot aan het einde van de inschakelingsovereenkomst bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie, in artikel 7ter van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998 tot bepaling van de verdelingscriteria voor de subsidies toegekend aan lokale besturen die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen of in artikel 28bis, § 1, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen;
4° de niet-werkende werkzoekende die tewerkgesteld was tot aan het einde van de in het kader van de maatregel van artikel 60, § 7 of 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn gesloten arbeidsovereenkomst;
5° de niet-werkende werkzoekende die tewerkgesteld was tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van de sociale inschakelingseconomie bedoeld in artikel 5 van de ordonnantie of gesloten in het kader van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzake de doorstromingsprogramma's of van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;
6° de niet-werkende werkzoekende die gedurende minstens zes maanden tewerkgesteld was in het kader van een stage in uitvoering van de ordonnantie van 10 maart 2016 betreffende de stages voor werkzoekenden;
7° de niet-werkende werkzoekende die minstens zes maanden werkervaring heeft opgedaan in het kader van een individuele beroepsopleiding, zoals voorzien in de artikelen 33 tot 42 van het besluit 2016/1620 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 september 2016 tot uitvoering van het Decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 houdende oprichting van het "Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle" of in hoofdstuk III van titel III van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
8° [2 de niet-werkende werkzoekende die met succes het volgende heeft gevolgd:
a) een beroepsopleiding in de zin van artikel 3, § 2, 1°, a) van het decreet van de Frans Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 over de oprichting van het Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle (Brussels Franstalig Instituut voor de Beroepsopleiding);
b) een beroepsopleiding in de zin van artikel 61, 1°, a), b) en d) van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
c) een beroepsopleiding in de zin van artikel 3, § 1, 2°, a) van het Waalse decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi (Waalse Dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling);
d) cursussen sociaal en volwassenenonderwijs;
e) een gecertificeerde opleiding die wordt georganiseerd of gesubsidieerd door:
- de opleidingsdienst voor kleine en middelgrote ondernemingen, beoogd door het decreet van 17 juli 2003 van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het oprichten van een apart beheerde dienst belast met het beheer en de promotie van de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen te Brussel;
- het Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming - Syntra Vlaanderen opgericht door het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen";
- het Waals Instituut voor alternerende opleidingen en zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, opgericht bij het decreet van het Waals Gewest van 17 juli 2003 tot oprichting van een Waals Instituut voor alternerende opleidingen en zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;
- het Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in kleinen und mittleren Unternehmen, opgericht bij het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 16 december 1991 betreffende de opleiding en permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;
f) de niet-werkende werkzoekende die een kwalificatie heeft verworven via de validatie van competenties in het kader van het Samenwerkingsakkoord van 21 maart 2019 betreffende de erkenning van competenties gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, het Vlaams decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid of het Vlaams decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties]2;
9° de niet-werkende werkzoekende die met succes een alternerende opleiding gevolgd heeft zoals bepaald in het kaderakkoord van 24 oktober 2008 tot samenwerking betreffende de alternerende opleiding of de op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie en het Waals Gewest gesloten samenwerkingsovereenkomst betreffende de Permanente Vorming van de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en hun uitvoeringsbesluiten, evenals in het Vlaams decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen en het besluit van de Vlaamse regering van 6 december 2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3;
10° de niet-werkende werkzoekende die ontslagen werd naar aanleiding van het afschaffen van GESCO's bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 474 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen of in artikel 94 van de programmawet van 30 december 1988;
11° de niet-werkende werkzoekende die ontslagen werd in het kader van een herstructurering zoals bedoeld in artikel 31 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact of die ontslagen werd naar aanleiding van het faillissement, de sluiting of de vereffening van de onderneming.
12° De niet-werkende werkzoekende die in dienst was tot het einde van de arbeidsovereenkomst toegekend in het kader van het vormend tewerkstellingsinstrument voor jonge werkzoekenden bedoeld in artikel 11 van de ordonnantie.
[2 13° de niet-werkende werkzoekende die ten minstens zes maanden een beroepsinlevingsovereenkomst geniet zoals bedoeld in de artikelen 104 en volgende van de Programmawet van 2 augustus 2002 of een beroepsinlevingsstage als bedoeld in de artikelen 111/0/21 en volgende van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding. ]2
[2 14° de werkzoekende die deel uitmaakt van een huishouden dat op de dag van de indiening van de aanvraag voor de Activa-kaart bestaat uit ten hoogste één volwassen persoon die niet als kind wordt meegeteld en ten minste één kind.]2
[2 15° de niet-werkende werkzoekende die gedetineerd is in de zin van artikel 2, 4° van de wet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden of die het niet meer is sinds een periode van maximum 12 maanden.]2
De niet-werkende werkzoekende mag niet langer dan zes maanden bij een werkgever tewerkgesteld geweest zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst tussen het einde van de in 3° tot [2 15°]2 bedoelde tewerkstellingen en de aanvraag van de Activakaart.
§ 2. Wordt gelijkgesteld met een indienstneming voor de toepassing van dit besluit en de erin voorziene voordelen, de voortzetting van een tewerkstelling na het verstrijken van 'een periode zoals voorzien in paragraaf 1, eerste lid, 3° tot 12° van artikel 5.
1° de niet-werkende werkzoekende die, op de dag van de aanvraag van de Activakaart of de dag vóór de indiensttreding, jonger is dan dertig jaar en geen hoger diploma of getuigschrift heeft dan dat van het lager secundair onderwijs;
2° de niet-werkende werkzoekende die, op de dag van de aanvraag van de Activakaart of de dag vóór de indiensttreding, minstens 57 jaar oud is;
3° de niet-werkende werkzoekende die tewerkgesteld was tot aan het einde van de inschakelingsovereenkomst bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie, in artikel 7ter van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998 tot bepaling van de verdelingscriteria voor de subsidies toegekend aan lokale besturen die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen of in artikel 28bis, § 1, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen;
4° de niet-werkende werkzoekende die tewerkgesteld was tot aan het einde van de in het kader van de maatregel van artikel 60, § 7 of 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn gesloten arbeidsovereenkomst;
5° de niet-werkende werkzoekende die tewerkgesteld was tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van de sociale inschakelingseconomie bedoeld in artikel 5 van de ordonnantie of gesloten in het kader van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzake de doorstromingsprogramma's of van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;
6° de niet-werkende werkzoekende die gedurende minstens zes maanden tewerkgesteld was in het kader van een stage in uitvoering van de ordonnantie van 10 maart 2016 betreffende de stages voor werkzoekenden;
7° de niet-werkende werkzoekende die minstens zes maanden werkervaring heeft opgedaan in het kader van een individuele beroepsopleiding, zoals voorzien in de artikelen 33 tot 42 van het besluit 2016/1620 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 september 2016 tot uitvoering van het Decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 houdende oprichting van het "Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle" of in hoofdstuk III van titel III van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
8° [2 de niet-werkende werkzoekende die met succes het volgende heeft gevolgd:
a) een beroepsopleiding in de zin van artikel 3, § 2, 1°, a) van het decreet van de Frans Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 over de oprichting van het Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle (Brussels Franstalig Instituut voor de Beroepsopleiding);
b) een beroepsopleiding in de zin van artikel 61, 1°, a), b) en d) van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
c) een beroepsopleiding in de zin van artikel 3, § 1, 2°, a) van het Waalse decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi (Waalse Dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling);
d) cursussen sociaal en volwassenenonderwijs;
e) een gecertificeerde opleiding die wordt georganiseerd of gesubsidieerd door:
- de opleidingsdienst voor kleine en middelgrote ondernemingen, beoogd door het decreet van 17 juli 2003 van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het oprichten van een apart beheerde dienst belast met het beheer en de promotie van de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen te Brussel;
- het Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming - Syntra Vlaanderen opgericht door het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen";
- het Waals Instituut voor alternerende opleidingen en zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, opgericht bij het decreet van het Waals Gewest van 17 juli 2003 tot oprichting van een Waals Instituut voor alternerende opleidingen en zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;
- het Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in kleinen und mittleren Unternehmen, opgericht bij het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 16 december 1991 betreffende de opleiding en permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;
f) de niet-werkende werkzoekende die een kwalificatie heeft verworven via de validatie van competenties in het kader van het Samenwerkingsakkoord van 21 maart 2019 betreffende de erkenning van competenties gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, het Vlaams decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid of het Vlaams decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties]2;
9° de niet-werkende werkzoekende die met succes een alternerende opleiding gevolgd heeft zoals bepaald in het kaderakkoord van 24 oktober 2008 tot samenwerking betreffende de alternerende opleiding of de op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie en het Waals Gewest gesloten samenwerkingsovereenkomst betreffende de Permanente Vorming van de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en hun uitvoeringsbesluiten, evenals in het Vlaams decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen en het besluit van de Vlaamse regering van 6 december 2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3;
10° de niet-werkende werkzoekende die ontslagen werd naar aanleiding van het afschaffen van GESCO's bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 474 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen of in artikel 94 van de programmawet van 30 december 1988;
11° de niet-werkende werkzoekende die ontslagen werd in het kader van een herstructurering zoals bedoeld in artikel 31 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact of die ontslagen werd naar aanleiding van het faillissement, de sluiting of de vereffening van de onderneming.
12° De niet-werkende werkzoekende die in dienst was tot het einde van de arbeidsovereenkomst toegekend in het kader van het vormend tewerkstellingsinstrument voor jonge werkzoekenden bedoeld in artikel 11 van de ordonnantie.
[2 13° de niet-werkende werkzoekende die ten minstens zes maanden een beroepsinlevingsovereenkomst geniet zoals bedoeld in de artikelen 104 en volgende van de Programmawet van 2 augustus 2002 of een beroepsinlevingsstage als bedoeld in de artikelen 111/0/21 en volgende van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding. ]2
[2 14° de werkzoekende die deel uitmaakt van een huishouden dat op de dag van de indiening van de aanvraag voor de Activa-kaart bestaat uit ten hoogste één volwassen persoon die niet als kind wordt meegeteld en ten minste één kind.]2
[2 15° de niet-werkende werkzoekende die gedetineerd is in de zin van artikel 2, 4° van de wet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden of die het niet meer is sinds een periode van maximum 12 maanden.]2
De niet-werkende werkzoekende mag niet langer dan zes maanden bij een werkgever tewerkgesteld geweest zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst tussen het einde van de in 3° tot [2 15°]2 bedoelde tewerkstellingen en de aanvraag van de Activakaart.
§ 2. Wordt gelijkgesteld met een indienstneming voor de toepassing van dit besluit en de erin voorziene voordelen, de voortzetting van een tewerkstelling na het verstrijken van 'een periode zoals voorzien in paragraaf 1, eerste lid, 3° tot 12° van artikel 5.
Art.5. § 1er. Les demandeurs d'emploi suivants sont dispensés de la période d'inoccupation visée à l'article 3, 1° :
1° le demandeur d'emploi inoccupé qui, à la date de la demande de la carte Activa ou la veille de l'entrée en service, est âgé de moins de 30 ans et qui ne dispose pas de diplôme ou de certificat supérieur à celui de l'enseignement secondaire inférieur;
2° le demandeur d'emploi inoccupé âgé de 57 ans au moins à la date de la demande de la carte Activa ou la veille de l'entrée en service;
3° le demandeur d'emploi inoccupé ayant été occupé jusqu'au terme du contrat d'insertion visé à l'article 3 de l'ordonnance, à l'article 7ter, de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 5 février 1998 déterminant les critères de répartition des subventions accordées aux pouvoirs locaux occupant des agents contractuels subventionnés ou à l'article 28bis, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 28 novembre 2002 relatif au régime des contractuels subventionnés;
4° le demandeur d'emploi inoccupé ayant été occupé jusqu'au terme du contrat de travail octroyé dans le cadre du dispositif de l'article 60, § 7 ou 61, de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'aide sociale;
5° le demandeur d'emploi inoccupé ayant été occupé jusqu'au terme du contrat de travail octroyé dans le cadre du dispositif d'emploi d'insertion en économie sociale visé à l'article 5 de l'ordonnance ou octroyé dans le cadre du dispositif de l'arrêté royal du 9 juin 1997 d' exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, relatif aux programmes de transition professionnelle ou de l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer;
6° le demandeur d'emploi inoccupé ayant été occupé, pendant au moins six mois, dans le cadre d'un stage instauré en exécution de l'ordonnance du 10 mars 2016 relative aux stages pour demandeurs d'emploi;
7° le demandeur d'emploi inoccupé ayant acquis une expérience de travail dans le cadre d'une formation professionnelle individuelle, de six mois au moins, telle que prévue aux articles 33 à 42 de l'arrêté 2016/1620 du Collège de la Commission communautaire française du 29 septembre 2016 portant exécution du Décret de la Commission communautaire française du 17 mars 1994 portant création de l'Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle ou dans le chapitre III du titre III de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 portant organisation de l'emploi et de la formation professionnelle;
8° [2 le demandeur d'emploi inoccupé ayant suivi avec succès :
a) une formation professionnalisante au sens de l'article 3, § 2, 1°, a) du décret de la Commission communautaire française du 17 mars 1994 portant création de l'Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle ;
b) une formation professionnelle au sens de l'article 61, 1°, a), b) et d) de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 portant organisation de l'Emploi et de la Formation professionnelle ;
c) une formation professionnalisante au sens de l'article 3, § 1er, 2°, a) du décret wallon du 6 mai 1999 relatif à l'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi ;
d) des cours de l'enseignement de promotion sociale et de l'éducation des adultes ;
e) une formation certifiante organisée ou subventionné par :
- le Service formation petites et moyennes entreprises, visé par le décret du 17 juillet 2003 de la Commission communautaire française relatif à la création d'un service à gestion séparée chargé de la gestion et de la promotion de la formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises à Bruxelles ;
- la Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming - Syntra Vlaanderen créé par le Décret de la Communauté flamande du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée externe de droit public " Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen " ;
- l'Institut wallon de Formation en Alternance et des indépendants et Petites et Moyennes Entreprises créé par le Décret de la Région Wallonne du 17 juillet 2003 portant constitution d'un Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises ;
- l'Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in kleinen und mittleren Unternehmen créé par le Décret de la Communauté germanophone du 16 décembre 1991 relatif à la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les P.M.E. ;
f) le demandeur d'emploi inoccupé ayant obtenu un titre via la validation des compétences dans le cadre de l'Accord de coopération du 21 mars 2019 relatif à la validation des compétences conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française, du décret flamand du 30 avril 2004 relatif à l'obtention d'un titre de compétence professionnelle ou du décret flamand du 26 avril 2019 relatif à une politique intégrée pour la reconnaissance des compétences acquises ]2;
9° le demandeur d'emploi inoccupé ayant suivi avec succès une formation en alternance telle que prévue dans l'accord de coopération-cadre du 24 octobre 2008 relatif à la formation en alternance ou l'accord de coopération 20 février 1995 relatif à la Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises par la Commission communautaire française et la Région wallonne et leurs arrêtés d'exécution ainsi que dans le décret flamand du 10 juin 2016 réglant certains aspects des formations en alternance et l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 décembre 2002 relatif à l'organisation de l'enseignement secondaire spécial de la forme d'enseignement 3;
10° le demandeur d'emploi inoccupé qui a été licencié à la suite de la suppression d'un poste ACS visé à l'article 2 de l'arrêté royal n° 474 du 28 octobre 1986 portant création d'un régime de contractuels subventionnés par l'Etat auprès de certains pouvoirs locaux ou à l'article 94 de la loi-programme du 30 décembre 1988;
11° le demandeur d'emploi inoccupé licencié dans le cadre d'une restructuration telle que visée à l'article 31 de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations ou licencié suite à la faillite, la fermeture ou la liquidation de l'entreprise;
12° Le demandeur d'emploi inoccupé ayant été occupé jusqu'au terme du contrat de travail octroyé dans le cadre du dispositif d'emploi formatif pour jeunes demandeurs d'emploi visé à l'article 11 de l'ordonnance.
[2 13° le demandeur d'emploi inoccupé ayant bénéficié durant une durée de minimum six mois d'une convention d'immersion professionnelle telle que visée par les articles 104 et suivants de la Loi-programme du 2 août 2002 ou d'un stage d'immersion professionnelle telle que visé par les articles 111/0/21 et suivants de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 portant organisation de l'emploi et de la formation professionnelle]2
[2 14° le demandeur d'emploi membre d'un ménage composé, au jour de l'introduction de la demande la carte Activa, d'au maximum une seule personne majeure non reprise comme enfant et d'au moins un enfant ; ]2
[2 15° le demandeur d'emploi inoccupé qui est détenu au sens de l'article 2, 4°, de la loi du 12 janvier 2005 de principes concernant l'administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus, ou qui ne l'est plus depuis une période de maximum 12 mois. ]2
Le demandeur d'emploi inoccupé ne peut avoir été occupé durant plus de six mois auprès d'un employeur dans le cadre d'un contrat de travail entre la fin des occupations visées au 3° à [2 15°]2 et la demande de carte Activa.
§ 2. Est assimilée à un engagement pour l'application du présent arrêté et les avantages y prévus, la poursuite d'une occupation à l'expiration d'une période telle que prévue au paragraphe 1er, alinéa 1er, 3° à 12° de l'article 5.
1° le demandeur d'emploi inoccupé qui, à la date de la demande de la carte Activa ou la veille de l'entrée en service, est âgé de moins de 30 ans et qui ne dispose pas de diplôme ou de certificat supérieur à celui de l'enseignement secondaire inférieur;
2° le demandeur d'emploi inoccupé âgé de 57 ans au moins à la date de la demande de la carte Activa ou la veille de l'entrée en service;
3° le demandeur d'emploi inoccupé ayant été occupé jusqu'au terme du contrat d'insertion visé à l'article 3 de l'ordonnance, à l'article 7ter, de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 5 février 1998 déterminant les critères de répartition des subventions accordées aux pouvoirs locaux occupant des agents contractuels subventionnés ou à l'article 28bis, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 28 novembre 2002 relatif au régime des contractuels subventionnés;
4° le demandeur d'emploi inoccupé ayant été occupé jusqu'au terme du contrat de travail octroyé dans le cadre du dispositif de l'article 60, § 7 ou 61, de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'aide sociale;
5° le demandeur d'emploi inoccupé ayant été occupé jusqu'au terme du contrat de travail octroyé dans le cadre du dispositif d'emploi d'insertion en économie sociale visé à l'article 5 de l'ordonnance ou octroyé dans le cadre du dispositif de l'arrêté royal du 9 juin 1997 d' exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, relatif aux programmes de transition professionnelle ou de l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer;
6° le demandeur d'emploi inoccupé ayant été occupé, pendant au moins six mois, dans le cadre d'un stage instauré en exécution de l'ordonnance du 10 mars 2016 relative aux stages pour demandeurs d'emploi;
7° le demandeur d'emploi inoccupé ayant acquis une expérience de travail dans le cadre d'une formation professionnelle individuelle, de six mois au moins, telle que prévue aux articles 33 à 42 de l'arrêté 2016/1620 du Collège de la Commission communautaire française du 29 septembre 2016 portant exécution du Décret de la Commission communautaire française du 17 mars 1994 portant création de l'Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle ou dans le chapitre III du titre III de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 portant organisation de l'emploi et de la formation professionnelle;
8° [2 le demandeur d'emploi inoccupé ayant suivi avec succès :
a) une formation professionnalisante au sens de l'article 3, § 2, 1°, a) du décret de la Commission communautaire française du 17 mars 1994 portant création de l'Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle ;
b) une formation professionnelle au sens de l'article 61, 1°, a), b) et d) de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 portant organisation de l'Emploi et de la Formation professionnelle ;
c) une formation professionnalisante au sens de l'article 3, § 1er, 2°, a) du décret wallon du 6 mai 1999 relatif à l'Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi ;
d) des cours de l'enseignement de promotion sociale et de l'éducation des adultes ;
e) une formation certifiante organisée ou subventionné par :
- le Service formation petites et moyennes entreprises, visé par le décret du 17 juillet 2003 de la Commission communautaire française relatif à la création d'un service à gestion séparée chargé de la gestion et de la promotion de la formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises à Bruxelles ;
- la Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming - Syntra Vlaanderen créé par le Décret de la Communauté flamande du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée externe de droit public " Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen " ;
- l'Institut wallon de Formation en Alternance et des indépendants et Petites et Moyennes Entreprises créé par le Décret de la Région Wallonne du 17 juillet 2003 portant constitution d'un Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises ;
- l'Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in kleinen und mittleren Unternehmen créé par le Décret de la Communauté germanophone du 16 décembre 1991 relatif à la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les P.M.E. ;
f) le demandeur d'emploi inoccupé ayant obtenu un titre via la validation des compétences dans le cadre de l'Accord de coopération du 21 mars 2019 relatif à la validation des compétences conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française, du décret flamand du 30 avril 2004 relatif à l'obtention d'un titre de compétence professionnelle ou du décret flamand du 26 avril 2019 relatif à une politique intégrée pour la reconnaissance des compétences acquises ]2;
9° le demandeur d'emploi inoccupé ayant suivi avec succès une formation en alternance telle que prévue dans l'accord de coopération-cadre du 24 octobre 2008 relatif à la formation en alternance ou l'accord de coopération 20 février 1995 relatif à la Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises par la Commission communautaire française et la Région wallonne et leurs arrêtés d'exécution ainsi que dans le décret flamand du 10 juin 2016 réglant certains aspects des formations en alternance et l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 décembre 2002 relatif à l'organisation de l'enseignement secondaire spécial de la forme d'enseignement 3;
10° le demandeur d'emploi inoccupé qui a été licencié à la suite de la suppression d'un poste ACS visé à l'article 2 de l'arrêté royal n° 474 du 28 octobre 1986 portant création d'un régime de contractuels subventionnés par l'Etat auprès de certains pouvoirs locaux ou à l'article 94 de la loi-programme du 30 décembre 1988;
11° le demandeur d'emploi inoccupé licencié dans le cadre d'une restructuration telle que visée à l'article 31 de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations ou licencié suite à la faillite, la fermeture ou la liquidation de l'entreprise;
12° Le demandeur d'emploi inoccupé ayant été occupé jusqu'au terme du contrat de travail octroyé dans le cadre du dispositif d'emploi formatif pour jeunes demandeurs d'emploi visé à l'article 11 de l'ordonnance.
[2 13° le demandeur d'emploi inoccupé ayant bénéficié durant une durée de minimum six mois d'une convention d'immersion professionnelle telle que visée par les articles 104 et suivants de la Loi-programme du 2 août 2002 ou d'un stage d'immersion professionnelle telle que visé par les articles 111/0/21 et suivants de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 portant organisation de l'emploi et de la formation professionnelle]2
[2 14° le demandeur d'emploi membre d'un ménage composé, au jour de l'introduction de la demande la carte Activa, d'au maximum une seule personne majeure non reprise comme enfant et d'au moins un enfant ; ]2
[2 15° le demandeur d'emploi inoccupé qui est détenu au sens de l'article 2, 4°, de la loi du 12 janvier 2005 de principes concernant l'administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus, ou qui ne l'est plus depuis une période de maximum 12 mois. ]2
Le demandeur d'emploi inoccupé ne peut avoir été occupé durant plus de six mois auprès d'un employeur dans le cadre d'un contrat de travail entre la fin des occupations visées au 3° à [2 15°]2 et la demande de carte Activa.
§ 2. Est assimilée à un engagement pour l'application du présent arrêté et les avantages y prévus, la poursuite d'une occupation à l'expiration d'une période telle que prévue au paragraphe 1er, alinéa 1er, 3° à 12° de l'article 5.
Art.6. Worden gelijkgesteld met inschrijvingsperiodes als niet-werkende werkzoekende bedoeld in artikel 3, 1°, de volgende periodes :
1° de inschrijvingsperiodes als niet-werkende werkzoekende bij een gewestelijke arbeidsbemiddelingsdienst van een ander gewest;
2° [2 ...]2
3° de tewerkstellingsperiodes in het kader van de inschakelingsovereenkomst bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie, in artikel 7ter van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998 tot bepaling van de verdelingscriteria voor de subsidies toegekend aan lokale besturen die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen of in artikel 28bis, § 1, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen;
4° de periodes die in inschrijvingsperiodes als niet-werkende werkzoekende gelegen zijn en die aanleiding hebben gegeven tot de betaling van een toelage in toepassing van de wettelijke of regelgevende bepalingen inzake verplichte ziekte- of invaliditeitsverzekering of inzake moederschapsverzekering;
5° de periodes van gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en de periodes van toekenning van financiële maatschappelijke hulp aan personen van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het vreemdelingenregister, die omwille van hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op het recht op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 2 april 1965 betreffende de betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
6° de tewerkstellingsperiodes in het kader van de sociale inschakelingseconomie bedoeld in artikel 5 van de ordonnantie en de tewerkstellingsperiodes bij een werkgever bedoeld door het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, of door het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders inzake de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;
7° de tewerkstellingsperiodes overeenkomstig artikel 60, § 7 of 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
8° de onderwijsperiodes van de alternerende opleidingen zoals voorzien in het kadersamenwerkingsakkoord van 24 oktober 2008 met betrekking tot het alternerend onderwijs of het samenwerkingsakkoord van 20 februari 1995 met betrekking tot de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen door de Franse Gemeenschaps-commissie en het Waalse Gewest en hun uitvoeringsbesluiten alsook in het Vlaamse decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen en het besluit van de Vlaamse Regering van 6 december 2002 met betrekking tot de organisatie van het bijzonder secundair onderwijs van opleidingsvorm 3;
9° de tewerkstellingsperiodes in GESCO's zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen of in artikel 94 van de programmawet van 30 december 1988;
10° de tewerkstellingsperiodes in het kader van het vormend tewerkstellingsinstrument voor jonge werkzoekenden zoals bedoeld in artikel 11 van de ordonnantie;
[1 11° de tewerkstellingsperiodes in het kader van de maatregel van de relancepremie voor de aanwerving van een werkzoekende bedoeld in de artikelen 3 tot 5 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2020 tot invoering van een relancepremie voor de aanwerving van een werkzoekende.]1
1° de inschrijvingsperiodes als niet-werkende werkzoekende bij een gewestelijke arbeidsbemiddelingsdienst van een ander gewest;
2° [2 ...]2
3° de tewerkstellingsperiodes in het kader van de inschakelingsovereenkomst bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie, in artikel 7ter van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998 tot bepaling van de verdelingscriteria voor de subsidies toegekend aan lokale besturen die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen of in artikel 28bis, § 1, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen;
4° de periodes die in inschrijvingsperiodes als niet-werkende werkzoekende gelegen zijn en die aanleiding hebben gegeven tot de betaling van een toelage in toepassing van de wettelijke of regelgevende bepalingen inzake verplichte ziekte- of invaliditeitsverzekering of inzake moederschapsverzekering;
5° de periodes van gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en de periodes van toekenning van financiële maatschappelijke hulp aan personen van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het vreemdelingenregister, die omwille van hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op het recht op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 2 april 1965 betreffende de betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
6° de tewerkstellingsperiodes in het kader van de sociale inschakelingseconomie bedoeld in artikel 5 van de ordonnantie en de tewerkstellingsperiodes bij een werkgever bedoeld door het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's, of door het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders inzake de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;
7° de tewerkstellingsperiodes overeenkomstig artikel 60, § 7 of 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
8° de onderwijsperiodes van de alternerende opleidingen zoals voorzien in het kadersamenwerkingsakkoord van 24 oktober 2008 met betrekking tot het alternerend onderwijs of het samenwerkingsakkoord van 20 februari 1995 met betrekking tot de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen door de Franse Gemeenschaps-commissie en het Waalse Gewest en hun uitvoeringsbesluiten alsook in het Vlaamse decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen en het besluit van de Vlaamse Regering van 6 december 2002 met betrekking tot de organisatie van het bijzonder secundair onderwijs van opleidingsvorm 3;
9° de tewerkstellingsperiodes in GESCO's zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen of in artikel 94 van de programmawet van 30 december 1988;
10° de tewerkstellingsperiodes in het kader van het vormend tewerkstellingsinstrument voor jonge werkzoekenden zoals bedoeld in artikel 11 van de ordonnantie;
[1 11° de tewerkstellingsperiodes in het kader van de maatregel van de relancepremie voor de aanwerving van een werkzoekende bedoeld in de artikelen 3 tot 5 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 december 2020 tot invoering van een relancepremie voor de aanwerving van een werkzoekende.]1
Art.6. Sont assimilées à la période d'inscription comme demandeur d'emploi inoccupé visé à l'article 3, 1°, les périodes suivantes :
1° les périodes d'inscription comme demandeur d'emploi inoccupé auprès d'un service régional de l'emploi d'une autre Région;
2° [2 ...]2
3° les périodes d'occupation dans le cadre du contrat d'insertion, visé à l'article 3 de l'ordonnance, à l'article 7ter, de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 5 février 1998 déterminant les critères de répartition des subventions accordées aux pouvoirs locaux occupant des agents contractuels subventionnés ou à l'article 28bis, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 28 novembre 2002 relatif au régime des contractuels subventionnés;
4° les périodes situées au cours d'une période d'inscription comme demandeur d'emploi inoccupé et qui ont donné lieu au paiement d'une allocation en application des dispositions légales ou réglementaires en matière d'assurance obligatoire contre la maladie ou l'invalidité ou en matière d'assurance-maternité;
5° les périodes de bénéfice de l'intégration sociale en application de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale et les périodes d'octroi de l'aide sociale financière aux personnes de nationalité étrangère, inscrites au registre des étrangers, qui en raison de leur nationalité ne peuvent pas prétendre au droit à l'intégration sociale en application de la loi du 2 avril 1965 relative à la prise en charge des secours accordés par les centres publics d'aide sociale;
6° les périodes d'occupation dans le cadre du dispositif d'emploi d'insertion en économie sociale visé à l'article 5 de l'ordonnance et les périodes d'occupation auprès d'un employeur visé par l'arrêté royal du 9 juin 1997 d' exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, relatif aux programmes de transition professionnelle ou par l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer;
7° les périodes d'occupation en application de l'article 60, § 7 ou 61 de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'aide sociale;
8° les périodes d'enseignement des formations en alternance telle que prévue dans l'accord de coopération-cadre du 24 octobre 2008 relatif à la formation en alternance ou l'accord de coopération 20 février 1995 relatif à la Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises par la Commission communautaire française et la Région wallonne et leurs arrêtés d'exécution ainsi que dans le décret flamand du 10 juin 2016 réglant certains aspects des formations en alternance et l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 décembre 2002 relatif à l'organisation de l'enseignement secondaire spécial de la forme d'enseignement 3;
9° les périodes d'occupation dans un poste ACS visé à l'article 2 de l'arrêté royal n° 474 du 28 octobre 1986 portant création d'un régime de contractuels subventionnés par l'Etat auprès de certains pouvoirs locaux ou à l'article 94 de la loi-programme du 30 décembre 1988;
10° les périodes d'occupation dans le cadre du dispositif d'emploi formatif pour jeunes demandeurs d'emploi visé à l'article 11 de l'ordonnance;
[1 11° les périodes d'occupation dans le cadre du dispositif de la prime de relance pour l'engagement d'un demandeur d'emploi visées aux articles 3 à 5 de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 décembre 2020 instaurant une prime de relance pour l'engagement d'un demandeur d'emploi.]1
1° les périodes d'inscription comme demandeur d'emploi inoccupé auprès d'un service régional de l'emploi d'une autre Région;
2° [2 ...]2
3° les périodes d'occupation dans le cadre du contrat d'insertion, visé à l'article 3 de l'ordonnance, à l'article 7ter, de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 5 février 1998 déterminant les critères de répartition des subventions accordées aux pouvoirs locaux occupant des agents contractuels subventionnés ou à l'article 28bis, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 28 novembre 2002 relatif au régime des contractuels subventionnés;
4° les périodes situées au cours d'une période d'inscription comme demandeur d'emploi inoccupé et qui ont donné lieu au paiement d'une allocation en application des dispositions légales ou réglementaires en matière d'assurance obligatoire contre la maladie ou l'invalidité ou en matière d'assurance-maternité;
5° les périodes de bénéfice de l'intégration sociale en application de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale et les périodes d'octroi de l'aide sociale financière aux personnes de nationalité étrangère, inscrites au registre des étrangers, qui en raison de leur nationalité ne peuvent pas prétendre au droit à l'intégration sociale en application de la loi du 2 avril 1965 relative à la prise en charge des secours accordés par les centres publics d'aide sociale;
6° les périodes d'occupation dans le cadre du dispositif d'emploi d'insertion en économie sociale visé à l'article 5 de l'ordonnance et les périodes d'occupation auprès d'un employeur visé par l'arrêté royal du 9 juin 1997 d' exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, relatif aux programmes de transition professionnelle ou par l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer;
7° les périodes d'occupation en application de l'article 60, § 7 ou 61 de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'aide sociale;
8° les périodes d'enseignement des formations en alternance telle que prévue dans l'accord de coopération-cadre du 24 octobre 2008 relatif à la formation en alternance ou l'accord de coopération 20 février 1995 relatif à la Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises par la Commission communautaire française et la Région wallonne et leurs arrêtés d'exécution ainsi que dans le décret flamand du 10 juin 2016 réglant certains aspects des formations en alternance et l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 décembre 2002 relatif à l'organisation de l'enseignement secondaire spécial de la forme d'enseignement 3;
9° les périodes d'occupation dans un poste ACS visé à l'article 2 de l'arrêté royal n° 474 du 28 octobre 1986 portant création d'un régime de contractuels subventionnés par l'Etat auprès de certains pouvoirs locaux ou à l'article 94 de la loi-programme du 30 décembre 1988;
10° les périodes d'occupation dans le cadre du dispositif d'emploi formatif pour jeunes demandeurs d'emploi visé à l'article 11 de l'ordonnance;
[1 11° les périodes d'occupation dans le cadre du dispositif de la prime de relance pour l'engagement d'un demandeur d'emploi visées aux articles 3 à 5 de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 décembre 2020 instaurant une prime de relance pour l'engagement d'un demandeur d'emploi.]1
Afdeling 2. - Activa voor verminderde arbeidsgeschiktheid
Section 2. - Activa aptitude réduite au travail
Art.7. § 1. De werknemer die op het ogenblik van de indiensttreding niet-werkende werkzoekende was, heeft recht op een werkuitkering gedurende een periode van zesendertig kalendermaanden in de mate dat hij gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° hij is niet-werkende werkzoekende met een verminderde arbeidsgeschiktheid de dag van de aanvraag van de Activakaart of de dag vóór de indiensttreding;
2° hij is ingeschreven bij Actiris als niet-werkende werkzoekende;
3° hij is in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst;
4° hij is niet meer voltijds of deeltijds leerplichtig en heeft de wettelijke pensioenleeftijd nog niet bereikt;
§ 2. Voor de toepassing van paragraaf 1,1° wordt verstaan onder werkzoekende met een verminderde arbeidsgeschiktheid :
1° de niet-werkende werkzoekende die voldoet aan de medische voorwaarden om een inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming te genieten krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkoming aan personen met een handicap;
2° [1 de werkzoekende die in het bezit is van een vergunning om te werken in een bedrijf voor aangepast werk of een 'advies collectief maatwerk]1;
3° de niet-werkende werkzoekende persoon met een handicap die het recht op verhoogde kinderbijslag opent op basis van een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens zesenzestig procent;
4° de niet-werkende werkzoekende die in het bezit is van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen;
5° de niet-werkende werkzoekende die toegelaten wordt tot de Service Personnes Handicapées Autonomie Recherchée (PHARE) of die gebruikmaakt van de maatregelen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH).
6° de werkloze die een blijvende arbeidsongeschiktheid vertoont van minstens 33 %, vastgesteld door de erkende geneesheer van de RVA, in het kader van de uitoefening van zijn bevoegdheden, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 141 van het koninklijk besluit van 25 november 1991.
[1 7° de niet-werkende werkzoekende die minder dan één jaar een tegemoetkoming met betrekking tot handicap ontvangt van het "Agence wallonne pour une vie de qualité" (AVIQ);
8° de niet-werkende werkzoekende van wie de handicap minder dan één jaar erkend is door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB);
9° de niet-werkende werkzoekende die minder dan één jaar een tegemoetkoming krijgt van de Dienststelle für Selbstbestimmtes Leben (DSL) ]1
§ 3. De toekenning van de werkuitkering wordt stopgezet wanneer de werknemer de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt.
1° hij is niet-werkende werkzoekende met een verminderde arbeidsgeschiktheid de dag van de aanvraag van de Activakaart of de dag vóór de indiensttreding;
2° hij is ingeschreven bij Actiris als niet-werkende werkzoekende;
3° hij is in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst;
4° hij is niet meer voltijds of deeltijds leerplichtig en heeft de wettelijke pensioenleeftijd nog niet bereikt;
§ 2. Voor de toepassing van paragraaf 1,1° wordt verstaan onder werkzoekende met een verminderde arbeidsgeschiktheid :
1° de niet-werkende werkzoekende die voldoet aan de medische voorwaarden om een inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming te genieten krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkoming aan personen met een handicap;
2° [1 de werkzoekende die in het bezit is van een vergunning om te werken in een bedrijf voor aangepast werk of een 'advies collectief maatwerk]1;
3° de niet-werkende werkzoekende persoon met een handicap die het recht op verhoogde kinderbijslag opent op basis van een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens zesenzestig procent;
4° de niet-werkende werkzoekende die in het bezit is van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen;
5° de niet-werkende werkzoekende die toegelaten wordt tot de Service Personnes Handicapées Autonomie Recherchée (PHARE) of die gebruikmaakt van de maatregelen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH).
6° de werkloze die een blijvende arbeidsongeschiktheid vertoont van minstens 33 %, vastgesteld door de erkende geneesheer van de RVA, in het kader van de uitoefening van zijn bevoegdheden, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 141 van het koninklijk besluit van 25 november 1991.
[1 7° de niet-werkende werkzoekende die minder dan één jaar een tegemoetkoming met betrekking tot handicap ontvangt van het "Agence wallonne pour une vie de qualité" (AVIQ);
8° de niet-werkende werkzoekende van wie de handicap minder dan één jaar erkend is door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB);
9° de niet-werkende werkzoekende die minder dan één jaar een tegemoetkoming krijgt van de Dienststelle für Selbstbestimmtes Leben (DSL) ]1
§ 3. De toekenning van de werkuitkering wordt stopgezet wanneer de werknemer de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt.
Modifications
Art.7. § 1er. Le travailleur qui au moment de l'entrée en service était demandeur d'emploi inoccupé, a droit à une allocation de travail durant une période de trente-six mois calendrier dans la mesure où il satisfait simultanément aux conditions suivantes :
1° il est demandeur d'emploi inoccupé avec une aptitude au travail réduite à la date de la demande de la carte Activa ou la veille de l'entrée en service;
2° il est inscrit auprès d'Actiris comme demandeur d'emploi inoccupé;
3° il est engagé sous contrat de travail;
4° il n'est plus soumis à l'obligation scolaire à temps plein ou à temps partiel et n'a pas encore atteint l'âge légal de la pension.
§ 2 Pour l'application du paragraphe 1er,1°, l'on entend par demandeur d'emploi avec une aptitude réduite au travail :
1° le demandeur d'emploi inoccupé qui satisfait aux conditions médicales pour bénéficier d'une allocation de remplacement de revenu ou d'une allocation d'intégration en vertu de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handicapées;
2° [1 le demandeur d'emploi qui est en possession d'une autorisation pour un travail en entreprise de travail adapté ou d'une autorisation de 'advies collectief maatwerk]1;
3° le demandeur d'emploi inoccupé handicapé qui ouvre le droit aux allocations familiales majorées sur base d'une incapacité physique ou mentale de soixante-six pourcent au moins;
4° le demandeur d'emploi inoccupé qui est en possession d'une attestation délivrée par la Direction Générale Personnes handicapées du Service public fédéral Sécurité sociale pour l'octroi des avantages sociaux et fiscaux;
5° le demandeur d'emploi inoccupé qui est admis au Service Personnes Handicapées Autonomie Recherchée (PHARE) ou bénéficie des mesures de l'Agence Flamande pour les Personnes avec un Handicap (VAPH).
6° le chômeur qui justifie d'une inaptitude permanente au travail de 33 % au moins reconnue par le médecin agréé de l'ONEm, dans le cadre de l'exercice de ses compétences, conformément à la procédure prévue à l'article 141 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991.
[1 7° le demandeur d'emploi inoccupé qui bénéficie d'une intervention en matière de handicap de `l'Agence wallonne pour une vie de qualité' (AVIQ), depuis moins d'un an ;
8° le demandeur d'emploi inoccupé dont le handicap a été reconnu par le `Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding' (VDAB), depuis moins d'un an ;
9° le demandeur d'emploi inoccupé qui bénéficie d'une intervention du `Dienststelle für Selbstbestimmtes Leben' (DSL), depuis moins d'un an .]1
§ 3. L'octroi de l'allocation de travail cesse lorsque le travailleur a atteint l'âge légal de la pension.
1° il est demandeur d'emploi inoccupé avec une aptitude au travail réduite à la date de la demande de la carte Activa ou la veille de l'entrée en service;
2° il est inscrit auprès d'Actiris comme demandeur d'emploi inoccupé;
3° il est engagé sous contrat de travail;
4° il n'est plus soumis à l'obligation scolaire à temps plein ou à temps partiel et n'a pas encore atteint l'âge légal de la pension.
§ 2 Pour l'application du paragraphe 1er,1°, l'on entend par demandeur d'emploi avec une aptitude réduite au travail :
1° le demandeur d'emploi inoccupé qui satisfait aux conditions médicales pour bénéficier d'une allocation de remplacement de revenu ou d'une allocation d'intégration en vertu de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handicapées;
2° [1 le demandeur d'emploi qui est en possession d'une autorisation pour un travail en entreprise de travail adapté ou d'une autorisation de 'advies collectief maatwerk]1;
3° le demandeur d'emploi inoccupé handicapé qui ouvre le droit aux allocations familiales majorées sur base d'une incapacité physique ou mentale de soixante-six pourcent au moins;
4° le demandeur d'emploi inoccupé qui est en possession d'une attestation délivrée par la Direction Générale Personnes handicapées du Service public fédéral Sécurité sociale pour l'octroi des avantages sociaux et fiscaux;
5° le demandeur d'emploi inoccupé qui est admis au Service Personnes Handicapées Autonomie Recherchée (PHARE) ou bénéficie des mesures de l'Agence Flamande pour les Personnes avec un Handicap (VAPH).
6° le chômeur qui justifie d'une inaptitude permanente au travail de 33 % au moins reconnue par le médecin agréé de l'ONEm, dans le cadre de l'exercice de ses compétences, conformément à la procédure prévue à l'article 141 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991.
[1 7° le demandeur d'emploi inoccupé qui bénéficie d'une intervention en matière de handicap de `l'Agence wallonne pour une vie de qualité' (AVIQ), depuis moins d'un an ;
8° le demandeur d'emploi inoccupé dont le handicap a été reconnu par le `Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding' (VDAB), depuis moins d'un an ;
9° le demandeur d'emploi inoccupé qui bénéficie d'une intervention du `Dienststelle für Selbstbestimmtes Leben' (DSL), depuis moins d'un an .]1
§ 3. L'octroi de l'allocation de travail cesse lorsque le travailleur a atteint l'âge légal de la pension.
Modifications
Art.8. De in artikel 7, § 1, bedoelde werkuitkering bedraagt 750 euro per kalendermaand gedurende de eerste 12 maanden en 600 euro voor de volgende 24 maanden. De maand van indiensttreding is inbegrepen in deze berekening.
Art.8. Le montant de l'allocation de travail, visée à l'article 7, § 1er, s'élève, par mois calendrier, à 750 euros durant les 12 premiers mois et à 600 euros pour les 24 mois suivants. Le mois de l'entrée en service est compris dans ce calcul.
Afdeling 3. - Aanmoedigingssteun voor opleiding
Section 3. - Incitant à la formation au travail
Art.9. § 1. Elke werkgever kan een financiële tussenkomst genieten om de opleidingskosten te compenseren van de werknemer bedoeld [2 in de artikelen 3, 3/1 en 7]2 die aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° [1 ...]1
2° hij heeft geen hoger diploma of getuigschrift dan dat van het lager secundair onderwijs;
3° hij is voltijds in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
De financiële tussenkomst bedraagt maximaal 5.000 euro en is enkel toegankelijk voor de opleidingen die gevolgd worden tijdens de toekenningsperiode van [2 in de artikelen 3, 3/1 en 7]2 bedoelde uitkeringen.
§ 2. De keuze van de opleiding gebeurt in overleg tussen de werkgever en de werknemer op basis van de behoeften van de werknemer en is uitsluitend of voornamelijk gericht op de huidige of toekomstige functie van de werknemer in de onderneming, via welke hij competenties verwerft en zijn inzetbaarheid op de arbeidsmarkt verbetert.
1° [1 ...]1
2° hij heeft geen hoger diploma of getuigschrift dan dat van het lager secundair onderwijs;
3° hij is voltijds in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
De financiële tussenkomst bedraagt maximaal 5.000 euro en is enkel toegankelijk voor de opleidingen die gevolgd worden tijdens de toekenningsperiode van [2 in de artikelen 3, 3/1 en 7]2 bedoelde uitkeringen.
§ 2. De keuze van de opleiding gebeurt in overleg tussen de werkgever en de werknemer op basis van de behoeften van de werknemer en is uitsluitend of voornamelijk gericht op de huidige of toekomstige functie van de werknemer in de onderneming, via welke hij competenties verwerft en zijn inzetbaarheid op de arbeidsmarkt verbetert.
Art.9. § 1er. Tout employeur peut bénéficier d'une intervention financière, destinée à compenser les coûts de formation du travailleur, visé à l'article 3 ou 7, répondant aux conditions suivantes :
1° [1 ...]1
2° il ne dispose pas de diplôme, ou de certificat, supérieur à celui de l'enseignement secondaire inférieur;
3° il est engagé sous contrat de travail à temps-plein et pour une durée indéterminée.
L'intervention financière s'élève à un maximum de 5000 euros et n'est accessible que pour les formations suivies durant la période d'octroi des allocations visées [2 aux articles 3, 3/1 et 7.]2.
§ 2. Le choix de la formation est effectué en concertation entre l'employeur et le travailleur en fonction des besoins du travailleur et vise exclusivement ou principalement la fonction actuelle ou future du travailleur au sein de l'entreprise, formation par laquelle il acquiert des compétences et qui aboutit à une amélioration de son employabilité sur le marché du travail.
1° [1 ...]1
2° il ne dispose pas de diplôme, ou de certificat, supérieur à celui de l'enseignement secondaire inférieur;
3° il est engagé sous contrat de travail à temps-plein et pour une durée indéterminée.
L'intervention financière s'élève à un maximum de 5000 euros et n'est accessible que pour les formations suivies durant la période d'octroi des allocations visées [2 aux articles 3, 3/1 et 7.]2.
§ 2. Le choix de la formation est effectué en concertation entre l'employeur et le travailleur en fonction des besoins du travailleur et vise exclusivement ou principalement la fonction actuelle ou future du travailleur au sein de l'entreprise, formation par laquelle il acquiert des compétences et qui aboutit à une amélioration de son employabilité sur le marché du travail.
Art.10. [1 De opleidingen die worden verstrekt door een dienstverlener die erkend is door een overheid, die bevoegd is voor opleiding, beroepsopleiding of onderwijs, alsook de opleidingen die op niveau van de bedrijfstak worden georganiseerd of erkend door de sociale partners, openen het recht op de financiële tussenkomst bedoeld in artikel 9, § 1.]1
Modifications
Art.10. [1 Les formations dispensées par un prestataire reconnu ou agréé par une autorité compétente en matière de formation, formation professionnelle ou d'enseignement, ainsi que les formations organisées ou reconnues au niveau sectoriel par les partenaires sociaux ouvrent le droit à l'intervention financière visée à l'article 9, § 1er.]1
Modifications
Art.11. [1 . De werkgever dient de aanvraag tot uitbetaling van de financiële tegemoetkoming uiterlijk twee maanden na de datum van inschrijving van de door de werknemer gevolgde opleiding in bij Actiris die, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vergezeld is van :
1° het naar behoren ingevulde, door Actiris opgestelde aanvraagformulier;
2° een kopie van de arbeidsovereenkomst van de werknemer;
3° de bewijsstukken van de betaling van de inschrijvingskosten van de opleiding, met inbegrip van de door de operator opgemaakte factuur;
4° een verklaring op eer waaruit blijkt dat de werkgever zich ertoe verbindt dat de werknemer de opleiding zal volgen en waaruit blijkt dat de voorwaarden, vermeld in artikel 9, § 1, zijn nageleefd.
Het bedrag van de financiële tegemoetkoming wordt betaald, uiterlijk twee maanden nadat de volledige betalingsaanvraag is ingediend ]1.
1° het naar behoren ingevulde, door Actiris opgestelde aanvraagformulier;
2° een kopie van de arbeidsovereenkomst van de werknemer;
3° de bewijsstukken van de betaling van de inschrijvingskosten van de opleiding, met inbegrip van de door de operator opgemaakte factuur;
4° een verklaring op eer waaruit blijkt dat de werkgever zich ertoe verbindt dat de werknemer de opleiding zal volgen en waaruit blijkt dat de voorwaarden, vermeld in artikel 9, § 1, zijn nageleefd.
Het bedrag van de financiële tegemoetkoming wordt betaald, uiterlijk twee maanden nadat de volledige betalingsaanvraag is ingediend ]1.
Modifications
Art.11. [1 L'employeur introduit la demande de paiement de l'intervention financière auprès d'Actiris au plus tard deux mois après la date de l'inscription à la formation suivie par le travailleur et est sous peine d'irrecevabilité, accompagnée :
1° du formulaire de demande, dûment complété, établi par Actiris ;
2° d'une copie du contrat de travail du travailleur ;
3° des pièces justificatives du paiement des frais d'inscription de la formation, en ce compris la facture émise par l'opérateur ;
4° une déclaration sur l'honneur selon laquelle l'employeur s'engage à ce que le travailleur suive bien la formation et indiquant le respect des conditions énoncés à l'article 9, § 1.
Le montant de l'intervention financière est payé, au plus tard deux mois après l'introduction de la demande de paiement complète ]1.
1° du formulaire de demande, dûment complété, établi par Actiris ;
2° d'une copie du contrat de travail du travailleur ;
3° des pièces justificatives du paiement des frais d'inscription de la formation, en ce compris la facture émise par l'opérateur ;
4° une déclaration sur l'honneur selon laquelle l'employeur s'engage à ce que le travailleur suive bien la formation et indiquant le respect des conditions énoncés à l'article 9, § 1.
Le montant de l'intervention financière est payé, au plus tard deux mois après l'introduction de la demande de paiement complète ]1.
Modifications
Afdeling 4. - Aan de afdelingen 1, 2 en 3 gemeenschappelijke bepalingen
Section 4. - Dispositions communes aux sections 1, 2 et 3
Art.13. § 1. De [2 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9]2 bedoelde voordelen worden niet toegekend in het geval dat de werknemer door dezelfde werkgever opnieuw in dienst genomen wordt binnen een periode van twaalf maanden die volgt op het einde van de aanvankelijke arbeidsovereenkomst die het recht op voordelen heeft geopend.
Als de oorspronkelijke overeenkomst die het recht op de voordelen geopend heeft echter tegen dezelfde voorwaarden en zonder onderbreking verlengd wordt door een aanhangsel, worden de voordelen tegen dezelfde voorwaarden behouden, voor zover de toekenningsperiode van het recht niet uitgeput is.
Voor de toepassing van het vorige lid worden weekenden, feestdagen of inhaalrust niet als een onderbreking tussen twee tewerkstellingsperiodes beschouwd als ze buiten de duur van de arbeidsovereenkomst plaatsvinden.
Indien de aanvankelijke overeenkomst niet het recht op de voordelen heeft geopend, is er geen wachttijd nodig tussen het einde van de aanvankelijke overeenkomst en de nieuwe overeenkomst met recht op de voordelen voorzien [2 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9]2.
§ 2. De [2 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9 ]2 bedoelde voordelen worden niet toegekend aan de werknemer die door dezelfde werkgever opnieuw in dienst genomen wordt binnen een periode van twaalf maanden die volgt op het einde van de vorige arbeidsovereenkomst en die zijn recht op de voordelen vermeld op de Activakaart geheel of gedeeltelijk heeft uitgeput op basis van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden.
Als de oorspronkelijke overeenkomst die het recht op de voordelen geopend heeft echter tegen dezelfde voorwaarden en zonder onderbreking verlengd wordt door een aanhangsel, worden de voordelen tegen dezelfde voorwaarden tot uiterlijk 31 december 2018 behouden, voor zover de toekenningsperiode van het recht niet uitgeput is.
[1 § 3. De [2 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9]2 voorziene voordelen worden behouden voor de werknemer die zijn hoofdverblijfplaats vestigt buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.]1
Als de oorspronkelijke overeenkomst die het recht op de voordelen geopend heeft echter tegen dezelfde voorwaarden en zonder onderbreking verlengd wordt door een aanhangsel, worden de voordelen tegen dezelfde voorwaarden behouden, voor zover de toekenningsperiode van het recht niet uitgeput is.
Voor de toepassing van het vorige lid worden weekenden, feestdagen of inhaalrust niet als een onderbreking tussen twee tewerkstellingsperiodes beschouwd als ze buiten de duur van de arbeidsovereenkomst plaatsvinden.
Indien de aanvankelijke overeenkomst niet het recht op de voordelen heeft geopend, is er geen wachttijd nodig tussen het einde van de aanvankelijke overeenkomst en de nieuwe overeenkomst met recht op de voordelen voorzien [2 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9]2.
§ 2. De [2 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9 ]2 bedoelde voordelen worden niet toegekend aan de werknemer die door dezelfde werkgever opnieuw in dienst genomen wordt binnen een periode van twaalf maanden die volgt op het einde van de vorige arbeidsovereenkomst en die zijn recht op de voordelen vermeld op de Activakaart geheel of gedeeltelijk heeft uitgeput op basis van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden.
Als de oorspronkelijke overeenkomst die het recht op de voordelen geopend heeft echter tegen dezelfde voorwaarden en zonder onderbreking verlengd wordt door een aanhangsel, worden de voordelen tegen dezelfde voorwaarden tot uiterlijk 31 december 2018 behouden, voor zover de toekenningsperiode van het recht niet uitgeput is.
[1 § 3. De [2 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9]2 voorziene voordelen worden behouden voor de werknemer die zijn hoofdverblijfplaats vestigt buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.]1
Art.13. § 1er. Les avantages prévus [2 aux articles 3, 3/1 et 7.]2 ne sont pas octroyés dans le cas où le travailleur est réengagé par le même employeur dans une période de douze mois qui suit la fin du contrat de travail initial qui a ouvert le droit aux avantages.
Toutefois, si le contrat de travail initial qui a ouvert le droit aux avantages est prolongé aux mêmes conditions et sans interruption, par un avenant, le bénéfice des avantages est maintenu aux mêmes conditions pour autant que la période d'octroi du droit ne soit pas épuisée.
Pour l'application de l'alinéa précédent, ne sont pas considérés comme une interruption entre deux occupations, un week-end, un jour férié ou un congé compensatoire si ceux-ci se situent en dehors du contrat de travail.
Si le contrat initial n'a pas ouvert le droit aux avantages, aucune période d'attente n'est nécessaire entre la fin du contrat initial et le nouveau contrat bénéficiant des avantages prévus [2 aux articles 3, 3/1 et 7.]2.
§ 2. Les avantages prévus [2 aux articles 3, 3/1, 7 et 9. ]2 ne sont pas octroyés au travailleur qui est réengagé par le même employeur dans une période de douze mois qui suit la fin du contrat de travail précédent et qui a épuisé totalement ou partiellement son droit aux avantages mentionnés sur base de l'arrêté royal du 19 décembre 2001 de promotion de mise à l'emploi des demandeurs d'emploi de longue durée.
Toutefois, si le contrat de travail initial qui a ouvert le droit aux avantages est prolongé aux mêmes conditions, sans interruption, par un avenant, le bénéfice des avantages est maintenu aux mêmes conditions pour autant que la période d'octroi du droit ne soit pas épuisée et au plus tard jusqu'au 31 décembre 2018.
[1 § 3. Les avantages prévus [2 aux articles 3, 3/1 et 7.]2sont maintenus au bénéfice du travailleur qui établit sa résidence principale en dehors de la Région de Bruxelles-Capitale.]1
Toutefois, si le contrat de travail initial qui a ouvert le droit aux avantages est prolongé aux mêmes conditions et sans interruption, par un avenant, le bénéfice des avantages est maintenu aux mêmes conditions pour autant que la période d'octroi du droit ne soit pas épuisée.
Pour l'application de l'alinéa précédent, ne sont pas considérés comme une interruption entre deux occupations, un week-end, un jour férié ou un congé compensatoire si ceux-ci se situent en dehors du contrat de travail.
Si le contrat initial n'a pas ouvert le droit aux avantages, aucune période d'attente n'est nécessaire entre la fin du contrat initial et le nouveau contrat bénéficiant des avantages prévus [2 aux articles 3, 3/1 et 7.]2.
§ 2. Les avantages prévus [2 aux articles 3, 3/1, 7 et 9. ]2 ne sont pas octroyés au travailleur qui est réengagé par le même employeur dans une période de douze mois qui suit la fin du contrat de travail précédent et qui a épuisé totalement ou partiellement son droit aux avantages mentionnés sur base de l'arrêté royal du 19 décembre 2001 de promotion de mise à l'emploi des demandeurs d'emploi de longue durée.
Toutefois, si le contrat de travail initial qui a ouvert le droit aux avantages est prolongé aux mêmes conditions, sans interruption, par un avenant, le bénéfice des avantages est maintenu aux mêmes conditions pour autant que la période d'octroi du droit ne soit pas épuisée et au plus tard jusqu'au 31 décembre 2018.
[1 § 3. Les avantages prévus [2 aux articles 3, 3/1 et 7.]2sont maintenus au bénéfice du travailleur qui établit sa résidence principale en dehors de la Région de Bruxelles-Capitale.]1
Art.14. De steun ingevoerd door de artikelen [1 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9]1 zijn niet cumuleerbaar met :
1° de steun en premies ingevoerd door het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen;
2° de hulp toegekend krachtens Hoofdstuk II van de ordonnantie;
3° de hulp ingevoerd door het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromings-programma's;
4° de hulp ingevoerd door het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen.
1° de steun en premies ingevoerd door het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen;
2° de hulp toegekend krachtens Hoofdstuk II van de ordonnantie;
3° de hulp ingevoerd door het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromings-programma's;
4° de hulp ingevoerd door het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen.
Modifications
Art.14. Les aides instaurées par les [1 articles 3, 3/1 et 7.]1 ne sont pas cumulables avec :
1° les aides et primes instaurées par l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 28 novembre 2002 relatif au régime des contractuels subventionnés;
2° les aides octroyés en vertu du Chapitre II de l'ordonnance;
3° les aides instaurées par l'arrêté royal du 9 juin 1997 d'exécution de l'article 7, § 1, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif aux programmes de transition professionnelle;
4° les aides instaurées par l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer.
1° les aides et primes instaurées par l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 28 novembre 2002 relatif au régime des contractuels subventionnés;
2° les aides octroyés en vertu du Chapitre II de l'ordonnance;
3° les aides instaurées par l'arrêté royal du 9 juin 1997 d'exécution de l'article 7, § 1, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif aux programmes de transition professionnelle;
4° les aides instaurées par l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer.
Modifications
HOOFDSTUK III. - Procedures voor de afgifte van de Activakaart en voor de betaling
CHAPITRE III. - Procédures de délivrance de la carte Activa et de paiement
Afdeling 1. - Procedure voor de afgifte van de Activakaart
Section 1re. - Procédure de délivrance de la carte Activa
Art.15. § 1. Overeenkomstig artikel 24 van de ordonnantie kan een werkgever de [1 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9]1 bedoelde voordelen genieten wanneer hij een niet-werkende werkzoekende in dienst neemt tijdens de geldigheidsduur van de door Actiris afgegeven Activakaart.
Met deze kaart bevestigt Actiris dat de niet-werkende werkzoekende aan de [1 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9]1 bepaalde voorwaarden voldoet.
De niet-werkende werkzoekende vraagt de Activakaart aan.
§ 2. Om de [1 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9]1 bepaalde voordelen te kunnen genieten, moet de in paragraaf 1 bedoelde aanvraag uiterlijk de dertigste dag na de indiensttreding van de werknemer worden ingediend bij Actiris.
Wanneer de aanvraag van de Activakaart buiten voornoemde termijn ingediend wordt, wordt de periode waarin de voordelen toegekend kunnen worden, verminderd met de periode die aanvangt op de dag van de indiensttreding en die afloopt op de laatste dag van de maand waarin de datum valt van de laattijdige aanvraag van de Activakaart.
De datum van ontvangst van de aanvraag bij Actiris wordt beschouwd als de indieningsdatum.
Artikel 152quater, § 2, vierde lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 is niet van toepassing op deze procedure.
§ 3. De Activakaart heeft een geldigheidsduur van twaalf maanden en is geldig voor elke indienstneming die binnen haar geldigheidsduur valt.
Wanneer een nieuwe Activakaart aangevraagd wordt tijdens de geldigheidsperiode van een vorige kaart, wordt ze afgegeven met dezelfde geldigheidsperiode als de vorige kaart.
De Activakaart kan hernieuwd worden voor opeenvolgende periodes van twaalf maanden elk, voor zover de niet-werkende werkzoekende nog altijd voldoet aan de vereiste voorwaarden op het ogenblik van de indiening van de aanvraag tot hernieuwing of op het ogenblik van de indiensttreding.
De Activakaart heeft als geldigheidsdatum :
1° de datum waarop de aanvraag is ingediend wanneer de werkzoekende nog niet in dienst genomen is;
2° de datum van indiensttreding wanneer de werknemer al in dienst genomen is.
§ 4. De Activakaart vermeldt duidelijk de duur van de periode waarin de niet-werkende werkzoekende recht heeft op werkuitkeringen en de in de artikelen 4 en 8 bedoelde forfaitaire bedragen. Ze vermeldt ook de financiële steunmaatregelen die in uitvoering van de ordonnantie toegekend kunnen worden op basis van de kenmerken van de niet-werkende werkzoekende.
§ 5. Actiris kan ambtshalve een Activakaart afgeven aan een niet-werkende werkzoekende als de arbeidsbemiddelingsdienst over alle nodige gegevens beschikt om eenduidig vast te stellen dat die niet-werkende werkzoekende aan alle voorwaarden voldoet om aanspraak te maken op een kaart.
Met deze kaart bevestigt Actiris dat de niet-werkende werkzoekende aan de [1 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9]1 bepaalde voorwaarden voldoet.
De niet-werkende werkzoekende vraagt de Activakaart aan.
§ 2. Om de [1 in de artikelen 3, 3/1, 7 en 9]1 bepaalde voordelen te kunnen genieten, moet de in paragraaf 1 bedoelde aanvraag uiterlijk de dertigste dag na de indiensttreding van de werknemer worden ingediend bij Actiris.
Wanneer de aanvraag van de Activakaart buiten voornoemde termijn ingediend wordt, wordt de periode waarin de voordelen toegekend kunnen worden, verminderd met de periode die aanvangt op de dag van de indiensttreding en die afloopt op de laatste dag van de maand waarin de datum valt van de laattijdige aanvraag van de Activakaart.
De datum van ontvangst van de aanvraag bij Actiris wordt beschouwd als de indieningsdatum.
Artikel 152quater, § 2, vierde lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 is niet van toepassing op deze procedure.
§ 3. De Activakaart heeft een geldigheidsduur van twaalf maanden en is geldig voor elke indienstneming die binnen haar geldigheidsduur valt.
Wanneer een nieuwe Activakaart aangevraagd wordt tijdens de geldigheidsperiode van een vorige kaart, wordt ze afgegeven met dezelfde geldigheidsperiode als de vorige kaart.
De Activakaart kan hernieuwd worden voor opeenvolgende periodes van twaalf maanden elk, voor zover de niet-werkende werkzoekende nog altijd voldoet aan de vereiste voorwaarden op het ogenblik van de indiening van de aanvraag tot hernieuwing of op het ogenblik van de indiensttreding.
De Activakaart heeft als geldigheidsdatum :
1° de datum waarop de aanvraag is ingediend wanneer de werkzoekende nog niet in dienst genomen is;
2° de datum van indiensttreding wanneer de werknemer al in dienst genomen is.
§ 4. De Activakaart vermeldt duidelijk de duur van de periode waarin de niet-werkende werkzoekende recht heeft op werkuitkeringen en de in de artikelen 4 en 8 bedoelde forfaitaire bedragen. Ze vermeldt ook de financiële steunmaatregelen die in uitvoering van de ordonnantie toegekend kunnen worden op basis van de kenmerken van de niet-werkende werkzoekende.
§ 5. Actiris kan ambtshalve een Activakaart afgeven aan een niet-werkende werkzoekende als de arbeidsbemiddelingsdienst over alle nodige gegevens beschikt om eenduidig vast te stellen dat die niet-werkende werkzoekende aan alle voorwaarden voldoet om aanspraak te maken op een kaart.
Modifications
Art.15. § 1er. Conformément à l'article 24 de l'ordonnance, un employeur peut bénéficier des avantages prévus [1 aux articles 3, 3/1 et 7.]1, lorsqu'il engage un demandeur d'emploi inoccupé pendant la durée de validité de la carte Activa délivrée par Actiris.
Au moyen de cette carte, Actiris atteste que le demandeur d'emploi inoccupé remplit les conditions prévues [1 aux articles 3, 3/1, 7 et 9. ]1.
La carte Activa est demandée par le demandeur d'emploi inoccupé.
§ 2. Afin de pouvoir bénéficier des avantages prévus [1 aux articles 3, 3/1 et 7.1, la demande de la carte Activa visée au paragraphe 1er doit être introduite, auprès d'Actiris, au plus tard le 30ème jour suivant celui de l'entrée en service du travailleur.
Lorsque la demande de la carte Activa est introduite en dehors du délai précité, la période pendant laquelle les avantages peuvent être accordés, est diminuée de la période commençant le jour de l'entrée en service et se terminant le dernier jour du mois dans lequel se situe la date de l'introduction tardive de la demande de la carte Activa.
La date de la réception de la demande auprès d'Actiris est prise en compte comme date d'introduction.
L'article 152quater, § 2, alinéa 4, de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 ne s'applique pas à la présente procédure.
§ 3. La carte Activa a une durée de validité de douze mois et est valable pour tout engagement effectué pendant sa période de validité.
Lorsqu'une nouvelle carte Activa est demandée durant la période de validité d'une carte précédente, il est délivré une nouvelle carte Activa ayant la même période de validité que la carte précédente.
La carte Activa peut être renouvelée par période de douze mois chacune, pour autant que le demandeur d'emploi inoccupé démontre qu'il satisfait toujours aux conditions requises au moment de l'introduction de la demande de renouvellement ou au moment de l'entrée en service.
La carte Activa porte comme date de validité :
1° la date à laquelle la demande est introduite lorsque le demandeur d'emploi n'a pas encore été engagé;
2° la date de l'entrée en service lorsque le travailleur a déjà été engagé.
§ 4. La carte Activa indique clairement la durée de la période durant laquelle le demandeur d'emploi inoccupé a droit à des allocations de travail et les montants forfaitaires visés aux articles 4 et 8. Elle indique également les incitants qui peuvent être octroyés, sur base des caractéristiques du demandeur d'emploi inoccupé, en exécution de l'ordonnance.
§ 5. Actiris peut délivrer d'office une carte Activa à un demandeur d'emploi inoccupé s'il dispose de toutes les données nécessaires pour constater de manière univoque que ce demandeur d'emploi inoccupé satisfait à toutes les conditions pour prétendre à une carte de travail.
Au moyen de cette carte, Actiris atteste que le demandeur d'emploi inoccupé remplit les conditions prévues [1 aux articles 3, 3/1, 7 et 9. ]1.
La carte Activa est demandée par le demandeur d'emploi inoccupé.
§ 2. Afin de pouvoir bénéficier des avantages prévus [1 aux articles 3, 3/1 et 7.1, la demande de la carte Activa visée au paragraphe 1er doit être introduite, auprès d'Actiris, au plus tard le 30ème jour suivant celui de l'entrée en service du travailleur.
Lorsque la demande de la carte Activa est introduite en dehors du délai précité, la période pendant laquelle les avantages peuvent être accordés, est diminuée de la période commençant le jour de l'entrée en service et se terminant le dernier jour du mois dans lequel se situe la date de l'introduction tardive de la demande de la carte Activa.
La date de la réception de la demande auprès d'Actiris est prise en compte comme date d'introduction.
L'article 152quater, § 2, alinéa 4, de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 ne s'applique pas à la présente procédure.
§ 3. La carte Activa a une durée de validité de douze mois et est valable pour tout engagement effectué pendant sa période de validité.
Lorsqu'une nouvelle carte Activa est demandée durant la période de validité d'une carte précédente, il est délivré une nouvelle carte Activa ayant la même période de validité que la carte précédente.
La carte Activa peut être renouvelée par période de douze mois chacune, pour autant que le demandeur d'emploi inoccupé démontre qu'il satisfait toujours aux conditions requises au moment de l'introduction de la demande de renouvellement ou au moment de l'entrée en service.
La carte Activa porte comme date de validité :
1° la date à laquelle la demande est introduite lorsque le demandeur d'emploi n'a pas encore été engagé;
2° la date de l'entrée en service lorsque le travailleur a déjà été engagé.
§ 4. La carte Activa indique clairement la durée de la période durant laquelle le demandeur d'emploi inoccupé a droit à des allocations de travail et les montants forfaitaires visés aux articles 4 et 8. Elle indique également les incitants qui peuvent être octroyés, sur base des caractéristiques du demandeur d'emploi inoccupé, en exécution de l'ordonnance.
§ 5. Actiris peut délivrer d'office une carte Activa à un demandeur d'emploi inoccupé s'il dispose de toutes les données nécessaires pour constater de manière univoque que ce demandeur d'emploi inoccupé satisfait à toutes les conditions pour prétendre à une carte de travail.
Modifications
Afdeling 2. - Betalingsprocedure
Section 2. - Procédure de paiement
Art.16. § 1. De werkuitkering wordt slechts toegekend indien voldaan is aan artikel 15, en voor zover de volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn :
1° de werknemer dient bij de aanvang van zijn tewerkstelling een uitkeringsaanvraag in via zijn uitbetalingsinstelling, samen met een kopie van de arbeidsovereenkomst of van het aanhangsel bij de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst;
2° de arbeidsovereenkomst bedoeld bij 1° bevat bepalingen waaruit blijkt dat de werknemer overeenkomstig de Activakaart, afgeleverd door Actiris, in aanmerking komt voor de toekenning van een werkuitkering en dat het door de werkgever te betalen nettoloon verkregen wordt door de werkuitkering in mindering te brengen van het nettoloon voor de beschouwde maand;
3° de werkgever verbindt er zich toe
a) het werkloosheidsbureau van Brussel in kennis te stellen van een arbeidsongeval dat de werknemer overkomt;
b) in geval van terugbetaling door de arbeidsongevallenverzekeraar, aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een betaling te verrichten gelijk aan het resultaat van de formule :
A X B X C/D, waarbij :
A gelijk is aan 0,9;
B gelijk is aan de uitkering betaald voor de beschouwde maand;
C gelijk is aan het belastbaar bedrag van het loon voor de periode van arbeidsongeschiktheid in de beschouwde maand;
D gelijk is aan het belastbaar bedrag van het loon voor de beschouwde maand.
In afwijking van de bepalingen genomen krachtens artikel 138 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 moet het dossier dat de aanvraag om de werkuitkering bevat, toekomen op het werkloosheidsbureau binnen een termijn van vier maanden volgend op de maand waarin de tewerkstelling een aanvang neemt.
In geval van laattijdige ontvangst van het volledig dossier, mag de werkgever in afwijking van het eerst lid, 2°, voor de periode die voorafgaat aan de maand van de laattijdige ontvangst, de werkuitkering niet in mindering brengen van het door hem te betalen nettoloon.
§ 2. Om ervoor te zorgen dat de werkuitkering aan de werkzoekende wordt uitbetaald, vult de werkgever maandelijks een elektronische aangifte van het sociaal risico in, met als opschrift e-ASR-Werkloosheid : scenario 8.
De werknemer wordt gedurende de duur van het contract vrijgesteld van de toepassing van de bepalingen van Hoofdstuk III, afdelingen 1 tot 3 en van de artikelen 68 en 71 van het koninklijk besluit van 25 november 1991.
De vrijstelling bedoeld in het vorige lid doet evenwel geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit het statuut van deeltijdse werknemer, die eveneens een inkomensgarantie-uitkering geniet of uit het statuut van tijdelijk werkloze, indien de werknemer uitkeringen ontvangt voor de uren van tijdelijke werkloosheid.
1° de werknemer dient bij de aanvang van zijn tewerkstelling een uitkeringsaanvraag in via zijn uitbetalingsinstelling, samen met een kopie van de arbeidsovereenkomst of van het aanhangsel bij de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst;
2° de arbeidsovereenkomst bedoeld bij 1° bevat bepalingen waaruit blijkt dat de werknemer overeenkomstig de Activakaart, afgeleverd door Actiris, in aanmerking komt voor de toekenning van een werkuitkering en dat het door de werkgever te betalen nettoloon verkregen wordt door de werkuitkering in mindering te brengen van het nettoloon voor de beschouwde maand;
3° de werkgever verbindt er zich toe
a) het werkloosheidsbureau van Brussel in kennis te stellen van een arbeidsongeval dat de werknemer overkomt;
b) in geval van terugbetaling door de arbeidsongevallenverzekeraar, aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een betaling te verrichten gelijk aan het resultaat van de formule :
A X B X C/D, waarbij :
A gelijk is aan 0,9;
B gelijk is aan de uitkering betaald voor de beschouwde maand;
C gelijk is aan het belastbaar bedrag van het loon voor de periode van arbeidsongeschiktheid in de beschouwde maand;
D gelijk is aan het belastbaar bedrag van het loon voor de beschouwde maand.
In afwijking van de bepalingen genomen krachtens artikel 138 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 moet het dossier dat de aanvraag om de werkuitkering bevat, toekomen op het werkloosheidsbureau binnen een termijn van vier maanden volgend op de maand waarin de tewerkstelling een aanvang neemt.
In geval van laattijdige ontvangst van het volledig dossier, mag de werkgever in afwijking van het eerst lid, 2°, voor de periode die voorafgaat aan de maand van de laattijdige ontvangst, de werkuitkering niet in mindering brengen van het door hem te betalen nettoloon.
§ 2. Om ervoor te zorgen dat de werkuitkering aan de werkzoekende wordt uitbetaald, vult de werkgever maandelijks een elektronische aangifte van het sociaal risico in, met als opschrift e-ASR-Werkloosheid : scenario 8.
De werknemer wordt gedurende de duur van het contract vrijgesteld van de toepassing van de bepalingen van Hoofdstuk III, afdelingen 1 tot 3 en van de artikelen 68 en 71 van het koninklijk besluit van 25 november 1991.
De vrijstelling bedoeld in het vorige lid doet evenwel geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit het statuut van deeltijdse werknemer, die eveneens een inkomensgarantie-uitkering geniet of uit het statuut van tijdelijk werkloze, indien de werknemer uitkeringen ontvangt voor de uren van tijdelijke werkloosheid.
Art.16. § 1er. L'allocation de travail est accordée lorsqu'il est satisfait à la condition de l'article 15 et pour autant que les conditions suivantes soient simultanément remplies :
1° le travailleur introduit, au début de son occupation, une demande d'allocations par le biais de son organisme de paiement accompagnée d'une copie du contrat de travail ou de l'avenant au contrat de travail initial;
2° le contrat de travail visé au 1° prévoit des dispositions dont il ressort que le travailleur, conformément à la carte Activa délivrée par Actiris, entre en ligne de compte pour l'octroi d'une allocation de travail et que le salaire net à payer par l'employeur est obtenu en déduisant l'allocation de travail du salaire net pour le mois considéré;
3° l'employeur s'engage à :
a) avertir le bureau du chômage de Bruxelles d'un accident de travail subi par le travailleur;
b) en cas de remboursement par l'assurance des accidents de travail, effectuer à l'Office national de l'Emploi un paiement égal au résultat de la formule :
A X B X C/D, où :
A est égal à 0,9;
B est égal à l'allocation payée pour le mois considéré;
C est égal au montant imposable du salaire pour la période d'incapacité de travail dans le mois considéré;
D est égal au montant imposable du salaire pour le mois considéré.
Par dérogation aux dispositions prises en vertu de l'article 138 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991, le dossier qui contient la demande de l'allocation de travail, doit parvenir au bureau du chômage dans un délai de quatre mois qui suit le mois où l'occupation a débuté.
En cas d'une réception tardive du dossier complet, l'employeur ne peut, par dérogation à l'alinéa 1, 2°, pour la période qui précède le mois au cours duquel est située la réception tardive, déduire l'allocation de travail du salaire net qu'il doit payer.
§ 2. Pour que l'allocation de travail soit payée au demandeur d'emploi, l'employeur remplit mensuellement une déclaration électronique du risque social, intitulée e-DRS-Chômage : scénario 8.
Le travailleur est, pendant la durée du contrat, dispensé de l'application des dispositions du Chapitre III, sections 1 jusqu'à 3, et des articles 68 et 71 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991.
Toutefois, la dispense visée à l'alinéa précédent ne porte pas préjudice aux obligations qui découlent du statut de travailleur à temps partiel qui bénéficie également d'une allocation de garantie de revenus, ou du statut de chômeur temporaire, si le travailleur perçoit des allocations pour les heures de chômage temporaire.
1° le travailleur introduit, au début de son occupation, une demande d'allocations par le biais de son organisme de paiement accompagnée d'une copie du contrat de travail ou de l'avenant au contrat de travail initial;
2° le contrat de travail visé au 1° prévoit des dispositions dont il ressort que le travailleur, conformément à la carte Activa délivrée par Actiris, entre en ligne de compte pour l'octroi d'une allocation de travail et que le salaire net à payer par l'employeur est obtenu en déduisant l'allocation de travail du salaire net pour le mois considéré;
3° l'employeur s'engage à :
a) avertir le bureau du chômage de Bruxelles d'un accident de travail subi par le travailleur;
b) en cas de remboursement par l'assurance des accidents de travail, effectuer à l'Office national de l'Emploi un paiement égal au résultat de la formule :
A X B X C/D, où :
A est égal à 0,9;
B est égal à l'allocation payée pour le mois considéré;
C est égal au montant imposable du salaire pour la période d'incapacité de travail dans le mois considéré;
D est égal au montant imposable du salaire pour le mois considéré.
Par dérogation aux dispositions prises en vertu de l'article 138 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991, le dossier qui contient la demande de l'allocation de travail, doit parvenir au bureau du chômage dans un délai de quatre mois qui suit le mois où l'occupation a débuté.
En cas d'une réception tardive du dossier complet, l'employeur ne peut, par dérogation à l'alinéa 1, 2°, pour la période qui précède le mois au cours duquel est située la réception tardive, déduire l'allocation de travail du salaire net qu'il doit payer.
§ 2. Pour que l'allocation de travail soit payée au demandeur d'emploi, l'employeur remplit mensuellement une déclaration électronique du risque social, intitulée e-DRS-Chômage : scénario 8.
Le travailleur est, pendant la durée du contrat, dispensé de l'application des dispositions du Chapitre III, sections 1 jusqu'à 3, et des articles 68 et 71 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991.
Toutefois, la dispense visée à l'alinéa précédent ne porte pas préjudice aux obligations qui découlent du statut de travailleur à temps partiel qui bénéficie également d'une allocation de garantie de revenus, ou du statut de chômeur temporaire, si le travailleur perçoit des allocations pour les heures de chômage temporaire.
Art.17. Voor de werknemer bedoeld [1 in de artikelen 3, 3/1 en 7]1 wordt het bedrag van de werkuitkering voor een beschouwde kalendermaand verkregen door respectievelijk 350, 600, 750 of 800 euro te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal uren waarvoor loon verschuldigd is tijdens de periode gedekt door die arbeidsovereenkomst gelegen in deze beschouwde kalendermaand, en de noemer gelijk is aan 4 maal de gemiddelde wekelijkse werkduur van de referentiepersoon vermeerderd met de bezoldigde uren inhaalrust naar aanleiding van een stelsel van arbeidsduurvermindering.
Indien het resultaat van de formule bedoeld in het vorige lid in een beschouwde kalendermaand meer dan respectievelijk 350, 600, 750 of 800 euro bedraagt, is het bedrag van de werkuitkering dat kan worden toegekend voor die beschouwde kalendermaand, gelijk aan respectievelijk 350, 600, 750 of 800 euro.
Indien het resultaat van de formule bedoeld in het vorige lid in een beschouwde kalendermaand meer dan respectievelijk 350, 600, 750 of 800 euro bedraagt, is het bedrag van de werkuitkering dat kan worden toegekend voor die beschouwde kalendermaand, gelijk aan respectievelijk 350, 600, 750 of 800 euro.
Modifications
Art.17. Pour le travailleur visé [1 aux articles 3, 3/1 et 7.]1, le montant de l'allocation de travail perçue pour un mois calendrier déterminé est obtenu en multipliant respectivement 350, 600, 750 ou 800 euros par une fraction dont le numérateur est égal au nombre d'heures pour lesquelles une rémunération est due durant la période couverte par ce contrat de travail qui se situe dans ce mois calendrier déterminé et le dénominateur est égal à 4 fois la durée hebdomadaire moyenne de travail de la personne de référence augmentée des heures de repos compensatoire rémunérées suite à un régime de réduction de la durée de travail.
Si au cours d'un mois calendrier déterminé, le résultat de la formule visée à l'alinéa précédent dépasse respectivement 350, 600, 750 ou 800 euros, le montant de l'allocation de travail qui peut être octroyée pour ce mois calendrier déterminé est égal à respectivement 350, 600, 750 ou 800 euros.
Si au cours d'un mois calendrier déterminé, le résultat de la formule visée à l'alinéa précédent dépasse respectivement 350, 600, 750 ou 800 euros, le montant de l'allocation de travail qui peut être octroyée pour ce mois calendrier déterminé est égal à respectivement 350, 600, 750 ou 800 euros.
Modifications
HOOFDSTUK IV. - Controle en terugvorderings- en niet-vereffeningsprocedure
CHAPITRE IV. - Contrôle et procédure de recouvrement et de non-liquidation
Afdeling 1. - Controle
Section 1re. - Contrôle
Art.18. In titel V van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 juni 2016 houdende bepaling van de met het toezicht en de controle belaste overheden in werkgelegenheidsaangelegenheden en houdende nadere regels met betrekking tot de werking van deze overheden, wordt een hoofdstuk XVII ingevoegd dat een artikel 34/1 bevat, luidend :
"HOOFDSTUK XVII. - Tewerkstellingssteun
Art. 34/1. Onverminderd de bepalingen van artikel 2, eerste paragraaf, vierde lid van de ordonnantie, worden de controleurs van Actiris en van het Bestuur belast met de controle op de toepassing van de ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en haar uitvoeringsmaatregelen."
"HOOFDSTUK XVII. - Tewerkstellingssteun
Art. 34/1. Onverminderd de bepalingen van artikel 2, eerste paragraaf, vierde lid van de ordonnantie, worden de controleurs van Actiris en van het Bestuur belast met de controle op de toepassing van de ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en haar uitvoeringsmaatregelen."
Art.18. Dans le titre V de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 9 juin 2016 déterminant les autorités chargées de la surveillance et du contrôle en matière d'emploi et portant des modalités relatives au fonctionnement de ces autorités, il est inséré un chapitre XVII, comportant l'article 34/1, rédigée comme suit :
"CHAPITRE XVII. - Aides à l'emploi
Art. 34/1. Sans préjudice des dispositions de l'article 2, paragraphe premier, quatrième alinéa de l'ordonnance, les contrôleurs d'Actiris et de l'Administration sont chargés du contrôle de l'application de l'ordonnance du 23 juin 2017 relative aux aides à l'emploi accessibles en Région de Bruxelles-Capitale et de ses mesures d'exécution."
"CHAPITRE XVII. - Aides à l'emploi
Art. 34/1. Sans préjudice des dispositions de l'article 2, paragraphe premier, quatrième alinéa de l'ordonnance, les contrôleurs d'Actiris et de l'Administration sont chargés du contrôle de l'application de l'ordonnance du 23 juin 2017 relative aux aides à l'emploi accessibles en Région de Bruxelles-Capitale et de ses mesures d'exécution."
Afdeling 2. - Terugvorderings- en niet-vereffeningsprocedure
Section 2. - Procédure de recouvrement et de non-liquidation
Art.19. In afwijking van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 wordt de verantwoordelijke van de dienst Tewerkstellingsprogramma's bij Actiris belast met de terugvordering bedoeld in artikel 5 van de ordonnantie van 8 oktober 2015.
Art.19. Par dérogation à l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 14 avril 2016, le responsable du service Programmes d'emploi au sein d'Actiris est chargé du recouvrement visé à l'article 5 de l'ordonnance du 8 octobre 2015.
Art.20. In afwijking van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 is de directeur die verantwoordelijk is voor het departement tewerkstellingsprogramma's bij Actiris of de ambtenaar die hij aanduidt, bevoegd voor het nemen van de beslissingen betreffende de inhouding, de terugvordering en de niet-vereffening van toelagen.
Art.20. Par dérogation à l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 14 avril 2016, le directeur responsable du département programmes d'emploi au sein d'Actiris ou le fonctionnaire qu'il désigne est compétent pour prendre la décisions relative à la rétention, au recouvrement et à la non-liquidation de subventions.
Art.21. In afwijking van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 is de directeur-generaal of de adjunct-generaal-directeur van Actiris bevoegd voor de behandeling van de bezwaren als bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie van 8 oktober 2015.
Art.21. Par dérogation à l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 14 avril 2016, le directeur général ou le directeur général adjoint d'Actiris est compétent pour traiter des requêtes visées à l'article 4 de l'ordonnance du 8 octobre 2015.
Art.22. Overeenkomstig artikel 6 van de ordonnantie van 30 maart 1995 betreffende de openbaarheid van bestuur, vermeldt de beslissing van inhouding, terugvordering of niet-vereffening van subsidies, onverminderd het bepaalde van artikel 4, vierde lid, van de ordonnantie van 8 oktober 2015, de instanties bij wie het bezwaar moet worden ingediend, en de vormen en termijnen die moeten worden geëerbiedigd.
De beslissing wordt aan de begunstigde betekend bij ter post aangetekend schrijven.
De beslissing wordt aan de begunstigde betekend bij ter post aangetekend schrijven.
Art.22. Conformément à l'article 6 de l'ordonnance du 30 mars 1995 relative à la publicité de l'administration, la décision relative à la rétention, au recouvrement ou à la non-liquidation de subventions, indique les instances compétentes pour connaître de la requête, ainsi que les formes et délais à respecter, et ce, sans préjudice aux dispositions de l'article 4, quatrième alinéa de l'ordonnance du 8 octobre 2015.
La décision est notifiée au bénéficiaire sous pli recommandé à la poste.
La décision est notifiée au bénéficiaire sous pli recommandé à la poste.
Afdeling 3. - De nadere regels en procedures voor het indienen van een bezwaarschrift.
Section 3. - Les modalités et les procédures pour l'introduction d'une requête
Art.23. De begunstigde kan binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de beslissing van inhouding, terugvordering of niet-vereffening van subsidies een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 20.
Het bezwaarschrift is gedagtekend en ondertekend en wordt neergelegd op een van de wijzen als bedoeld in artikel 24.
Het bezwaarschrift is in voorkomend geval vergezeld van rechtvaardigingstukken.
Het recht van bezwaar geldt eenmalig per beslissing van inhouding, terugvordering of niet-vereffening van subsidies. Een beslissing die wordt gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 kan geen aanleiding geven tot een nieuw bezwaar.
Het bezwaarschrift is gedagtekend en ondertekend en wordt neergelegd op een van de wijzen als bedoeld in artikel 24.
Het bezwaarschrift is in voorkomend geval vergezeld van rechtvaardigingstukken.
Het recht van bezwaar geldt eenmalig per beslissing van inhouding, terugvordering of niet-vereffening van subsidies. Een beslissing die wordt gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 kan geen aanleiding geven tot een nieuw bezwaar.
Art.23. Dans les trente jours de la réception de la décision relative à la rétention, au recouvrement ou à la non-liquidation de subventions, le bénéficiaire peut introduire une requête motivée auprès du fonctionnaire visé à l'article 20.
La requête est datée, signée et est adressée selon l'une des méthodes de dépôt visée à l'article 24.
Le cas échéant, la requête est accompagnée de pièces justificatives.
Le droit de requête ne s'exerce qu'une seule fois par décision relative à la rétention, au recouvrement ou à la non-liquidation de subventions. Une décision modifiée conformément aux dispositions de l'article 30 ne peut pas faire l'objet d'une nouvelle requête.
La requête est datée, signée et est adressée selon l'une des méthodes de dépôt visée à l'article 24.
Le cas échéant, la requête est accompagnée de pièces justificatives.
Le droit de requête ne s'exerce qu'une seule fois par décision relative à la rétention, au recouvrement ou à la non-liquidation de subventions. Une décision modifiée conformément aux dispositions de l'article 30 ne peut pas faire l'objet d'une nouvelle requête.
Art.24. De verzending van het bezwaarschrift als bedoeld in artikel 23 neemt een van de volgende vormen aan :
1° een ter post aangetekend schrijven;
2° een zending via private ondernemingen tegen ontvangstbewijs;
3° door afgifte van het bezwaar tegen ontvangstbewijs.
1° een ter post aangetekend schrijven;
2° een zending via private ondernemingen tegen ontvangstbewijs;
3° door afgifte van het bezwaar tegen ontvangstbewijs.
Art.24. L'envoi de la requête visée à l'article 23 est effectué selon l'une des méthodes suivantes :
1° la lettre recommandée à la poste;
2° l'envoi par des sociétés privées contre accusé de réception;
3° le dépôt de la requête contre récépissé.
1° la lettre recommandée à la poste;
2° l'envoi par des sociétés privées contre accusé de réception;
3° le dépôt de la requête contre récépissé.
Art.25. § 1. De termijn als bedoeld in artikel 23 gaat in daags na ontvangst van de per aangetekend schrijven verstuurde beslissing.
Behoudens bewijs van het tegendeel door de bestemmeling, wordt het aangetekend schrijven geacht te zijn ontvangen de derde werkdag na de datum van verzending.
§ 2. De vervaldag wordt in de termijn meegerekend. Indien deze dag echter op een zaterdag, een zondag of een feestdag valt, wordt hij naar de eerstvolgende werkdag verschoven.
Behoudens bewijs van het tegendeel door de bestemmeling, wordt het aangetekend schrijven geacht te zijn ontvangen de derde werkdag na de datum van verzending.
§ 2. De vervaldag wordt in de termijn meegerekend. Indien deze dag echter op een zaterdag, een zondag of een feestdag valt, wordt hij naar de eerstvolgende werkdag verschoven.
Art.25. § 1er. Le délai visé à l'article 23 prend cours le lendemain de la réception de la décision envoyée par pli recommandé.
Sauf preuve du contraire du destinataire, l'envoi sous pli recommandé est considéré comme étant reçu le troisième jour ouvrable suivant la date de son expédition.
§ 2. La date d'échéance est comprise dans le délai. Toutefois, lorsque ce jour est un samedi, un dimanche ou un jour férié, la date d'échéance est reportée au jour ouvrable suivant.
Sauf preuve du contraire du destinataire, l'envoi sous pli recommandé est considéré comme étant reçu le troisième jour ouvrable suivant la date de son expédition.
§ 2. La date d'échéance est comprise dans le délai. Toutefois, lorsque ce jour est un samedi, un dimanche ou un jour férié, la date d'échéance est reportée au jour ouvrable suivant.
Art.26. Indien de begunstigde wenst gehoord te worden, vooraleer definitief uitspraak wordt gedaan, verzoekt hij daar om in het bezwaarschrift als bedoeld in artikel 23.
Hij kan persoonlijk worden gehoord, desgevallend bijgestaan door een persoon van zijn keuze, dan wel door tussenkomst van een daartoe naar behoren gevolmachtigde vertegenwoordiger.
Indien de begunstigde zonder geldige, vooraf meegedeelde reden niet opdaagt op de plaats en het tijdstip van oproep, spreekt de in artikel 20 bedoelde ambtenaar zich uit over het bezwaarschrift zonder dat de begunstigde werd gehoord.
Hij kan persoonlijk worden gehoord, desgevallend bijgestaan door een persoon van zijn keuze, dan wel door tussenkomst van een daartoe naar behoren gevolmachtigde vertegenwoordiger.
Indien de begunstigde zonder geldige, vooraf meegedeelde reden niet opdaagt op de plaats en het tijdstip van oproep, spreekt de in artikel 20 bedoelde ambtenaar zich uit over het bezwaarschrift zonder dat de begunstigde werd gehoord.
Art.26. Le bénéficiaire qui souhaite être entendu avant qu'il ne soit statué définitivement en fait la demande dans la requête visée à l'article 23.
Il peut être entendu en personne, le cas échéant assisté par la personne de son choix, ou par l'intermédiaire de son représentant dûment mandaté à cet effet.
Lorsque le bénéficiaire ne se présente pas au lieu et à l'heure auxquels il a été convoqué, et ce, sans motif valable communiqué préalablement, le fonctionnaire visé à l'article 20 statue sur la requête sans entendre préalablement le bénéficiaire.
Il peut être entendu en personne, le cas échéant assisté par la personne de son choix, ou par l'intermédiaire de son représentant dûment mandaté à cet effet.
Lorsque le bénéficiaire ne se présente pas au lieu et à l'heure auxquels il a été convoqué, et ce, sans motif valable communiqué préalablement, le fonctionnaire visé à l'article 20 statue sur la requête sans entendre préalablement le bénéficiaire.
Art.27. Elk bezwaarschrift dat in een andere vorm of buiten de bepaalde termijn wordt ingediend, of niet beantwoordt aan de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 23 tot en met 26, of niet de gegevens bevat als bedoeld in artikel 4, tweede lid van de ordonnantie van 8 oktober 2015, is niet-ontvankelijk.
Art.27. Est irrecevable, toute requête introduite sans respect des formes et délais prévus, ou qui ne répond pas aux conditions prévues par les articles 23 à 26 inclus, ou qui omet de reprendre les éléments visés à l'article 4, deuxième alinéa de l'ordonnance du 8 octobre 2015.
Art.28. De in artikel 20 bedoelde ambtenaar bezorgt binnen de tien werkdagen na ontvangst een ontvangstmelding aan de begunstigde.
Hij licht de begunstigde in over het al dan niet ontvankelijke karakter van het bezwaar.
Bij verzoek om gehoord te worden overeenkomstig artikel 26, wordt de plaats en het uur van de hoorzitting bij dezelfde gelegenheid meegedeeld.
Hij licht de begunstigde in over het al dan niet ontvankelijke karakter van het bezwaar.
Bij verzoek om gehoord te worden overeenkomstig artikel 26, wordt de plaats en het uur van de hoorzitting bij dezelfde gelegenheid meegedeeld.
Art.28. Dans les dix jours ouvrables de la réception, le fonctionnaire visé à l'article 20 remet un accusé de réception au bénéficiaire.
Il informe le bénéficiaire de la recevabilité ou de l'irrecevabilité de la réclamation.
Lorsqu'une demande d'audition a été sollicitée conformément à l'article 26, le lieu et l'heure de l'audition lui sont communiqués par la même occasion.
Il informe le bénéficiaire de la recevabilité ou de l'irrecevabilité de la réclamation.
Lorsqu'une demande d'audition a été sollicitée conformément à l'article 26, le lieu et l'heure de l'audition lui sont communiqués par la même occasion.
Art.29. Indien het bezwaarschrift ontvankelijk is, wordt de tenuitvoerlegging van de beslissing opgeschort tot op het ogenblik van de kennisgeving van de uitspraak als bedoeld in artikel 28.
Art.29. Lorsque la requête est recevable, l'exécution de la décision qui en fait l'objet est suspendue jusqu'au moment de la notification de la décision visée à l'article 28.
Art.30. Binnen de zestig dagen die ingaan daags na ontvangst van het bezwaar, beslist de in artikel 20 bedoelde ambtenaar om de eerdere beslissing te bevestigen dan wel te wijzigen, en geeft hij de belanghebbende hier kennis van. In geval van verzoek om hoorzitting wordt deze termijn met dertig dagen verlengd.
De termijnen als bedoeld in het eerste lid worden verlengd met twintig dagen wanneer het bezwaarschrift wordt ontvangen tussen 15 juni en 15 augustus.
De beslissing die het voorwerp vormt van het bezwaar wordt van rechtswege bevestigd wanneer de in artikel 20 bedoelde ambtenaar geen uitspraak doet binnen de termijnen als bedoeld in het eerste lid.
De termijnen als bedoeld in het eerste lid worden verlengd met twintig dagen wanneer het bezwaarschrift wordt ontvangen tussen 15 juni en 15 augustus.
De beslissing die het voorwerp vormt van het bezwaar wordt van rechtswege bevestigd wanneer de in artikel 20 bedoelde ambtenaar geen uitspraak doet binnen de termijnen als bedoeld in het eerste lid.
Art.30. Dans les soixante jours à dater du lendemain de la réception de la requête, le fonctionnaire visé à l'article 20 statue en maintenant ou en modifiant la décision antérieure et notifie sa décision à l'intéressé. Lorsqu'une audition a été sollicitée, ce délai est prolongé de trente jours.
Les délais prévus par l'alinéa premier sont prolongés de vingt jours lorsque la requête est réceptionnée entre le 15 juin et le 15 août.
Lorsque le fonctionnaire visé à l'article 20 ne se prononce pas dans les délais visés à l'alinéa premier, la décision faisant l'objet de la requête est confirmée de plein droit.
Les délais prévus par l'alinéa premier sont prolongés de vingt jours lorsque la requête est réceptionnée entre le 15 juin et le 15 août.
Lorsque le fonctionnaire visé à l'article 20 ne se prononce pas dans les délais visés à l'alinéa premier, la décision faisant l'objet de la requête est confirmée de plein droit.
HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepalingen
CHAPITRE V. - Dispositions abrogatoires
Art.31. In het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden worden de volgende artikelen opgeheven :
1° artikel 7, vervangen door het koninklijk besluit van 16 mei 2003 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 januari 2014;
2° artikel 10, vervangen door het koninklijk besluit van 16 mei 2003 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 september 2012;
3° artikel 11quater, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2003;
4° artikel 11sexies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2003 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2010;
5° artikel 11septies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2003 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2010;
6° artikel 11octies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2003 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2010;
1° artikel 7, vervangen door het koninklijk besluit van 16 mei 2003 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 januari 2014;
2° artikel 10, vervangen door het koninklijk besluit van 16 mei 2003 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 september 2012;
3° artikel 11quater, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2003;
4° artikel 11sexies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2003 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2010;
5° artikel 11septies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2003 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2010;
6° artikel 11octies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2003 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2010;
Art.31. Dans l'arrêté royal du 19 décembre 2001 de promotion de mise à l'emploi des demandeurs d'emploi de longue durée, les articles suivants sont abrogés :
1° l'article 7, remplacé par l'arrêté royal du 16 mai 2003 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 26 janvier 2014;
2° l'article 10, remplacé par l'arrêté royal du 16 mai 2003 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 30 septembre 2012.
3° l'article 11quater, inséré par l'arrêté royal du 19 mars 2003;
4° l'article 11sexies, inséré par l'arrêté royal du 19 mars 2003 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 1er février 2010;
5° l'article 11septies, inséré par l'arrêté royal du 19 mars 2003 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 1er février 2010;
6° l'article 11octies, inséré par l'arrêté royal du 19 mars 2003 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 1er février 2010;
1° l'article 7, remplacé par l'arrêté royal du 16 mai 2003 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 26 janvier 2014;
2° l'article 10, remplacé par l'arrêté royal du 16 mai 2003 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 30 septembre 2012.
3° l'article 11quater, inséré par l'arrêté royal du 19 mars 2003;
4° l'article 11sexies, inséré par l'arrêté royal du 19 mars 2003 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 1er février 2010;
5° l'article 11septies, inséré par l'arrêté royal du 19 mars 2003 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 1er février 2010;
6° l'article 11octies, inséré par l'arrêté royal du 19 mars 2003 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 1er février 2010;
Art.32. In het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen worden de volgende artikelen opgeheven :
1° het artikel 9;
2° de artikelen 9bis, 10 en 11;
3° de artikelen 18 tot 20;
4° de artikelen 28/1 tot 28/1ter.
1° het artikel 9;
2° de artikelen 9bis, 10 en 11;
3° de artikelen 18 tot 20;
4° de artikelen 28/1 tot 28/1ter.
Art.32. Dans l'arrêté royal du 16 mai 2003 pris en exécution du Chapitre 7 du Titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I), visant à harmoniser et à simplifier les régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale, les articles suivants sont abrogés :
1° l' article 9;
2° les articles 9bis, 10 et 11;
3° les articles 18 à 20;
4° les articles 28/1 à 28/1ter.
1° l' article 9;
2° les articles 9bis, 10 et 11;
3° les articles 18 à 20;
4° les articles 28/1 à 28/1ter.
Art.33. In het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering worden de volgende artikelen opgeheven :
1° de artikelen 129bis tot 129quater, ingevoegd bij de koninklijke besluiten van 11 juni 2002, 9 maart 2006 en 15 juni 2009;
2° artikel 131, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 juli 2012;
3° artikel 131septies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 juli 2000 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2011;
4° artikel 131octies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 januari 2002;
5° artikel 131nonies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 april 2010.
1° de artikelen 129bis tot 129quater, ingevoegd bij de koninklijke besluiten van 11 juni 2002, 9 maart 2006 en 15 juni 2009;
2° artikel 131, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 juli 2012;
3° artikel 131septies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 juli 2000 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2011;
4° artikel 131octies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 januari 2002;
5° artikel 131nonies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 april 2010.
Art.33. Dans l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage, les articles suivants sont abrogés :
1 ° les articles 129bis à 129quater, insérés par les arrêtés royaux des 11 juin 2002, 9 mars 2006 et 15 juin 2009;
2° l'article 131, inséré par l'arrêté royal du 13 juillet 2001 et modifié par l'arrêté royal du 23 juillet 2012;
3° l'article 131septies, inséré par l'arrêté royal du 9 juillet 2000 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 28 décembre 2011;
4° 131octies, inséré par l'arrêté royal du 25 janvier 2002;
5° l'article 131nonies, inséré par l'arrêté royal du 19 avril 2010.
1 ° les articles 129bis à 129quater, insérés par les arrêtés royaux des 11 juin 2002, 9 mars 2006 et 15 juin 2009;
2° l'article 131, inséré par l'arrêté royal du 13 juillet 2001 et modifié par l'arrêté royal du 23 juillet 2012;
3° l'article 131septies, inséré par l'arrêté royal du 9 juillet 2000 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 28 décembre 2011;
4° 131octies, inséré par l'arrêté royal du 25 janvier 2002;
5° l'article 131nonies, inséré par l'arrêté royal du 19 avril 2010.
Art.34. In het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid worden de artikelen 53 tot 55 en 57 en 58 opgeheven;
Art.34. Dans l'arrêté royal du 20 décembre 1963 relatif à l'emploi et au chômage, les articles 53 à 55 et 57 à 58 sont abrogés.
Art.35. De volgende koninklijke besluiten worden opgeheven :
1° het koninklijk besluit van 29 maart 2006 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ter bevordering van de tewerkstelling van laaggeschoolde of erg laag geschoolde jongeren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2006 en 2 mei 2007;
2° het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende de algemene uitvoeringsbepalingen van de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling van jongeren in de social profitsector voortspruitend uit de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 oktober 2008 en 31 mei 2009;
3° het koninklijk besluit van 30 april 2007 houdende vaststelling van de enveloppen bestemd voor de tewerkstelling van jongeren in de social profitsector en de verdeling ervan;
4° het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die in dienst genomen wordt in het kader van het Activaplan;
5° het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in het kader van de invoeginterim;
6° het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in het kader van het Activaplan;
7° het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn voor een rechthebbende op financiële maatschappelijke steun in het kader van de invoeginterim;
1° het koninklijk besluit van 29 maart 2006 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ter bevordering van de tewerkstelling van laaggeschoolde of erg laag geschoolde jongeren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2006 en 2 mei 2007;
2° het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende de algemene uitvoeringsbepalingen van de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling van jongeren in de social profitsector voortspruitend uit de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 oktober 2008 en 31 mei 2009;
3° het koninklijk besluit van 30 april 2007 houdende vaststelling van de enveloppen bestemd voor de tewerkstelling van jongeren in de social profitsector en de verdeling ervan;
4° het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die in dienst genomen wordt in het kader van het Activaplan;
5° het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in het kader van de invoeginterim;
6° het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in het kader van het Activaplan;
7° het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn voor een rechthebbende op financiële maatschappelijke steun in het kader van de invoeginterim;
Art.35. Les arrêtés royaux suivants sont abrogées :
1° l'arrêté royal du 29 mars 2006 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 relatif à la sécurité sociale des travailleurs pour la promotion de mise à l'emploi des jeunes moins qualifiés ou très peu qualifiés, modifié par les arrêtés royaux des 20 juillet 2006 et 2 mai 2007;
2° l'arrêté royal du 27 avril 2007 portant les dispositions générales d'exécution des mesures en faveur de l'emploi des jeunes dans le secteur non marchand résultant de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations, modifié par les arrêtés royaux des 28 octobre 2008 et 31 mai 2009;
3° l'arrêté royal du 30 avril 2007 portant fixation des enveloppes pour l'emploi des jeunes dans le secteur non-marchand et sa répartition;
4° l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à l'intégration sociale qui est engagé dans le cadre du plan Activa;
5° l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le cadre de l'intérim d'insertion;
6° l'arrêté royal du 14 novembre 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à une aide sociale financière qui est engagé dans le cadre du plan Activa;
7° l'arrêté royal du 14 novembre 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale pour un ayant droit à une aide sociale financière dans le cadre de l'intérim d'insertion.
1° l'arrêté royal du 29 mars 2006 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 relatif à la sécurité sociale des travailleurs pour la promotion de mise à l'emploi des jeunes moins qualifiés ou très peu qualifiés, modifié par les arrêtés royaux des 20 juillet 2006 et 2 mai 2007;
2° l'arrêté royal du 27 avril 2007 portant les dispositions générales d'exécution des mesures en faveur de l'emploi des jeunes dans le secteur non marchand résultant de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations, modifié par les arrêtés royaux des 28 octobre 2008 et 31 mai 2009;
3° l'arrêté royal du 30 avril 2007 portant fixation des enveloppes pour l'emploi des jeunes dans le secteur non-marchand et sa répartition;
4° l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à l'intégration sociale qui est engagé dans le cadre du plan Activa;
5° l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le cadre de l'intérim d'insertion;
6° l'arrêté royal du 14 novembre 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à une aide sociale financière qui est engagé dans le cadre du plan Activa;
7° l'arrêté royal du 14 novembre 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale pour un ayant droit à une aide sociale financière dans le cadre de l'intérim d'insertion.
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen
CHAPITRE VI. - Dispositions transitoires
Art.36. De werknemers die uiterlijk op 30 september 2017 in dienst getreden zijn, behouden hun werkuitkering tot uiterlijk 31 december 2018 overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in de onderstaande bepalingen en besluiten die golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit :
1° de artikelen 7 en 10 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden;
2° het koninklijk besluit van 29 maart 2006 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ter bevordering van de tewerkstelling van laaggeschoolde of erg laag geschoolde jongeren zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit besluit;
3° de artikelen 6, 7 en 8 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die in dienst genomen wordt in het kader van het Activaplan;
4° de artikelen 6, 7 en 8 van het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in het kader van het Activaplan.
1° de artikelen 7 en 10 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden;
2° het koninklijk besluit van 29 maart 2006 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ter bevordering van de tewerkstelling van laaggeschoolde of erg laag geschoolde jongeren zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit besluit;
3° de artikelen 6, 7 en 8 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die in dienst genomen wordt in het kader van het Activaplan;
4° de artikelen 6, 7 en 8 van het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in het kader van het Activaplan.
Art.36. Les travailleurs entrés en service au plus tard le 30 septembre 2017 conservent leur allocation de travail jusqu'au 31 décembre 2018 au plus tard conformément aux conditions visées dans les dispositions et arrêtés ci-après tels qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté :
1° les articles 7 et 10 de l'arrêté royal du 19 décembre 2001 de promotion de mise à l'emploi des demandeurs d'emploi de longue durée;
2° l'arrêté royal du 29 mars 2006 d'exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 relatif à la sécurité sociale des travailleurs pour la promotion de mise à l'emploi des jeunes moins qualifiés ou très peu qualifiés tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté;
3° les articles 6, 7 et 8 de l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à l'intégration sociale qui est engagé dans le cadre du plan Activa;
4° les articles 6, 7 et 8 de l'arrêté royal du 14 novembre 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à une aide sociale financière qui est engagé dans le cadre du plan Activa.
1° les articles 7 et 10 de l'arrêté royal du 19 décembre 2001 de promotion de mise à l'emploi des demandeurs d'emploi de longue durée;
2° l'arrêté royal du 29 mars 2006 d'exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 relatif à la sécurité sociale des travailleurs pour la promotion de mise à l'emploi des jeunes moins qualifiés ou très peu qualifiés tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté;
3° les articles 6, 7 et 8 de l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à l'intégration sociale qui est engagé dans le cadre du plan Activa;
4° les articles 6, 7 et 8 de l'arrêté royal du 14 novembre 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à une aide sociale financière qui est engagé dans le cadre du plan Activa.
Art.37. Voor de werknemers die uiterlijk op 30 september 2017 in dienst getreden zijn, behouden de werkgevers tot uiterlijk 31 december 2018 de vermindering van de werkgeversbijdragen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14bis, 18 en 20 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, zoals ze golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.37. Pour les travailleurs entrés en service au plus tard le 30 septembre 2017, les employeurs conservent jusqu'au 31 décembre 2018 au plus tard la réduction de cotisations patronales conformément aux conditions fixées en vertu des articles 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14bis, 18 et 20 de l'arrêté royal du 16 mai 2003 pris en exécution du Chapitre 7 du Titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I), visant à harmoniser et à simplifier les régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale, tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art.38. Voor de werknemers die ontslagen zijn in het kader van een herstructureringsplan en die uiterlijk op 30 september 2017 in dienst getreden zijn, behouden de werkgevers tot uiterlijk 31 december 2018 de doelgroepenvermindering overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 28/1, 28/1bis en 28/01ter van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, zoals ze golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit. Wanneer de werknemer op het moment van de indiensttreding echter minstens 30 jaar oud is, mag het referentiekwartaalloon van de ontslagen werknemer niet meer bedragen dan 13.942,47 euro.
Art.38. Pour les travailleurs licenciés dans le cadre d'une restructuration et entrés en service au plus tard le 30 septembre 2017, les employeurs conservent jusqu'au 31 décembre 2018 au plus tard la réduction groupe-cible conformément aux conditions fixées en vertu des articles 28/1, 28/1bis et 28/1ter de l'arrêté royal du 16 mai 2003 pris en exécution du Chapitre 7 du Titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I), visant à harmoniser et à simplifier les régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale, tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté. Toutefois, lorsque le travailleur a au moins 30 ans au moment de l'entrée en service, le salaire trimestriel de référence du travailleur licencié ne peut dépasser 13.942,47 euros.
Art.39. De werkzoekenden die niet in dienst getreden zijn op 30 september 2017 zullen, ter vervanging van de kaart waarvan ze houder zijn en voor de resterende geldigheidsperiode, een overgangskaart ontvangen van Actiris waarop de voordelen van dit besluit vermeld staan, indien ze gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° ze zijn in het bezit van een geldige werkkaart, afgegeven op basis van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden of op basis van artikel 15/1, §§ 2 en 3 van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen;
2° ze hebben, op 1 oktober 2017, een periode van 12 maanden achter de rug waarin ze ingeschreven zijn als niet-werkende werkzoekende over een referentieperiode van 18 maanden of ze kunnen zich beroepen op een van de vrijstellingen waarin artikel 5 van dit besluit voorziet of ze hebben een verminderde arbeidsgeschiktheid in de zin van artikel 7, § 2 van dit besluit.
1° ze zijn in het bezit van een geldige werkkaart, afgegeven op basis van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden of op basis van artikel 15/1, §§ 2 en 3 van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen;
2° ze hebben, op 1 oktober 2017, een periode van 12 maanden achter de rug waarin ze ingeschreven zijn als niet-werkende werkzoekende over een referentieperiode van 18 maanden of ze kunnen zich beroepen op een van de vrijstellingen waarin artikel 5 van dit besluit voorziet of ze hebben een verminderde arbeidsgeschiktheid in de zin van artikel 7, § 2 van dit besluit.
Art.39. Une carte transitoire, mentionnant les avantages du présent arrêté, sera octroyée, par Actiris, aux chercheurs d'emploi qui ne sont pas entrés en service au 30 septembre 2017, en remplacement de la carte dont ils sont détenteurs et pour la période de validité restante, s'ils satisfont simultanément aux conditions suivantes :
1° ils sont en possession d'une carte de travail valide, délivrée sur base de l'article 13 de l'arrêté royal du 19 décembre 2001 de promotion de mise à l'emploi des demandeurs d'emploi de longue durée ou sur base de l'article 15/1, § 2 et 3 de l'arrêté royal du 9 mars 2006 relatif à la gestion active des restructurations;
2° ils présentent, au 1er octobre 2017, une période de 12 mois d'inscription comme demandeur d'emploi inoccupé sur une période de référence de 18 mois, ou peuvent se prévaloir de l'une des dispenses prévues à l'article 5 du présent arrêté ou présentent une aptitude réduite au travail au sens de l'article 7, § 2 du présent arrêté.
1° ils sont en possession d'une carte de travail valide, délivrée sur base de l'article 13 de l'arrêté royal du 19 décembre 2001 de promotion de mise à l'emploi des demandeurs d'emploi de longue durée ou sur base de l'article 15/1, § 2 et 3 de l'arrêté royal du 9 mars 2006 relatif à la gestion active des restructurations;
2° ils présentent, au 1er octobre 2017, une période de 12 mois d'inscription comme demandeur d'emploi inoccupé sur une période de référence de 18 mois, ou peuvent se prévaloir de l'une des dispenses prévues à l'article 5 du présent arrêté ou présentent une aptitude réduite au travail au sens de l'article 7, § 2 du présent arrêté.
Art.40. Artikel 16, derde lid van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden is niet langer van toepassing op de overeenkomsten bedoeld in de artikelen 36 en 37.
Art.40. L'article 16, alinéa 3 de l'arrêté royal du 19 décembre 2001 de promotion de mise à l'emploi des demandeurs d'emploi de longue durée n'est plus applicable aux contrats visés aux articles 36 et 37.
Art.41. De werknemers die uiterlijk op 30 september 2017 in dienst getreden zijn, behouden hun werkhervattingstoeslag [1 ...]1 overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 129bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 en zoals ze golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Modifications
Art.41. Les travailleurs entrés en service au plus tard le 30 septembre 2017 conservent leur complément de reprise du travail [1 ...]1 conformément aux conditions visées à l'article 129bis de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 et tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Modifications
Art.42. De sociaal verzekerden die zich uiterlijk op 30 september 2017 als zelfstandige in hoofdberoep vestigen, behouden hun werkhervattingstoeslag [1 ...]1 overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 129ter van het koninklijk besluit van 25 november 1991 en zoals ze golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Modifications
Art.42. Les assurés sociaux qui s'installent comme indépendant à titre principal au plus tard le 30 septembre 2017 conservent leur complément de reprise du travail [1 ...]1 conformément aux conditions visées aux articles 129ter de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 et tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Modifications
Art.43. De sociaal verzekerden die zich uiterlijk op 30 september 2017 als zelfstandige in hoofdberoep vestigen, behouden hun werkhervattingstoeslag [1 ...]1overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 129quater van het koninklijk besluit van 25 november 1991 en zoals ze golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Modifications
Art.43. Les assurés sociaux qui s'installent comme indépendant à titre principal au plus tard le 30 septembre 2017 conservent leur complément de reprise du travail [1 ...]1 conformément aux conditions visées aux articles 129quater de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 et tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Modifications
Art.44. De werknemers die uiterlijk op 30 september 2017 in dienst getreden zijn, behouden hun werkhervattingstoeslag tot uiterlijk 31 december 2018 overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 131septies van het koninklijk besluit van 25 november 1991 en zoals ze golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.44. Les travailleurs entrés en service au plus tard le 30 septembre 2017 conservent leur complément jusqu'au 31 décembre 2018 au plus tard conformément aux conditions visées à l'article 131septies de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 et tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art.45. De werknemers die uiterlijk op 30 september 2017 in dienst getreden zijn, behouden hun premie tot uiterlijk 31 december 2018 overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 131nonies van het koninklijk besluit van 25 november 1991 en zoals ze golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.45. Les travailleurs entrés en service au plus tard le 30 septembre 2017 conservent leur prime jusqu'au 31 décembre 2018 au plus tard conformément aux conditions visées à l'article 131nonies de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 et tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art.46. Voor de werknemers die uiterlijk op 30 september 2017 in dienst getreden zijn, behouden de werkgevers tot en met uiterlijk 31 december 2018 de tussenkomst toegekend volgens de voorwaarden vastgesteld in het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende de algemene uitvoeringsbepalingen van de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling van jongeren in de social profitsector die voortvloeien uit de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.46. Pour les travailleurs entrés en service au plus tard le 30 septembre 2017, les employeurs conservent jusqu'au 31 décembre 2018 au plus tard l'intervention accordée aux conditions fixées dans l'arrêté royal du 27 avril 2007 portant les dispositions générales d'exécution des mesures en faveur de l'emploi des jeunes dans le secteur non marchand résultant de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations, tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art.47. Artikel 3 van de ordonnantie van 8 oktober 2015 is niet van toepassing op de beslissingen inzake inhouding, terugvordering of niet-vereffening van subsidies die betrekking hebben op subsidies die toegekend werden vóór de inwerkingtreding van de ordonnantie en van dit besluit.
Art.47. L'article 3 de l'ordonnance du 8 octobre 2015 ne s'applique pas aux décisions de rétention, de recouvrement et de non-liquidation relatives à des subventions octroyées préalablement à l'entrée en vigueur de l'ordonnance et du présent arrêté.
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
CHAPITRE VII. - Dispositions finales
Art.48. Treden in werking op 1 oktober :
1° de artikelen 1, 2, 7 tot 10, 14 tot 26, 30 tot 32, 34 tot 39 van de ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2° dit besluit, met uitzondering van artikelen 31, 3° tot 6° en 32, 2°, die in werking treden op 31 december 2017.
1° de artikelen 1, 2, 7 tot 10, 14 tot 26, 30 tot 32, 34 tot 39 van de ordonnantie van 23 juni 2017 betreffende de tewerkstellingssteun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2° dit besluit, met uitzondering van artikelen 31, 3° tot 6° en 32, 2°, die in werking treden op 31 december 2017.
Art.48. Entrent en vigueur le 1er octobre :
1° les articles 1, 2, 7 à 10, 14 à 26, 30 à 32, 34 à 39 de l'ordonnance du 23 juin 2017 relative aux aides à l'emploi accessibles en Région de Bruxelles-Capitale;
2° le présent arrêté, à l'exception des articles 31, 3° à 6° et 32, 2°, qui entrent en vigueur le 31 décembre 2017.
1° les articles 1, 2, 7 à 10, 14 à 26, 30 à 32, 34 à 39 de l'ordonnance du 23 juin 2017 relative aux aides à l'emploi accessibles en Région de Bruxelles-Capitale;
2° le présent arrêté, à l'exception des articles 31, 3° à 6° et 32, 2°, qui entrent en vigueur le 31 décembre 2017.
Art. 49. De minister bevoegd voor Tewerkstelling wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 49. Le Ministre qui a l'Emploi dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.