Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
16 DECEMBER 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu
Titre
16 DECEMBRE 2016. - Arrêté du Gouvernement flamand modifiant divers arrêtés relatifs à l'environnement
Informations sur le document
Info du document
Tekst (35)
Texte (35)
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de omzetting van richtlijn 2015/1480/EU van de Commissie van 28 augustus 2015 tot wijziging van diverse bijlagen bij de Richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit.
Article 1er. Le présent arrêté prévoit la transposition de la directive (UE) 2015/1480 de la Commission du 28 août 2015 modifiant plusieurs annexes des directives du Parlement européen et du Conseil 2004/107/CE et 2008/50/CE établissant les règles concernant les méthodes de référence, la validation des données et l'emplacement des points de prélèvement pour l'évaluation de la qualité de l'air ambiant.
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM
CHAPITRE 1er. - Modifications du titre II du VLAREM
Art.2. In artikel 1.1.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in "Definities geluid (hoofdstukken 2.2, 4.5, 5.32 en 6.7)" worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de definitie "belangrijke luchthaven" wordt de zinsnede ", en de vliegvelden ingedeeld in rubriek 57, klasse 1" vervangen door de zinsnede: "met uitsluiting van oefenvluchten met lichte vliegtuigen;";
  b) tussen de definitie "belangrijke luchthaven" en de definitie "geluidsbelastingkaart" wordt een definitie "licht vliegtuig" ingevoegd die luidt als volgt:
  " - "licht vliegtuig": vliegtuig ingedeeld in ICAO Wake Turbulence Category `Light'";
  c) in de definitie "geluidsbelastingkaart" wordt het woord "milieukwaliteitsnormen" vervangen door het woord "drempelwaarden";
  d) de definitie "geluidsactieprogramma's" wordt vervangen door wat volgt:
  ""geluidsactieplannen": plannen bedoeld voor de beheersing van lawaai-uitstoot en lawaai-effecten, waar nodig met inbegrip van lawaaivermindering;";
  e) de definitie "milieukwaliteitsnormen" wordt opgeheven;
  f) er wordt een definitie "drempelwaarde" toegevoegd die luidt als volgt:
  "-"drempelwaarde": waarde van Lden of Lnight, en waar passend Lday en Levening, als bepaald door de Vlaamse Regering, bij overschrijding waarvan de bevoegde instanties beperkingsmaatregelen in overweging nemen of opleggen; de drempelwaarden kunnen verschillend zijn voor verschillende typen lawaai (lawaai door weg-, spoorweg- of luchtverkeer, industrielawaai enz.), verschillende omgevingen en verschillende gevoeligheden van bevolkingsgroepen voor lawaai; zij kunnen ook verschillend zijn voor bestaande en nieuwe situaties (bij verandering van de situatie wat de geluidsbron of het omgevingsgebruik betreft);";
  2° de subtitel "Definities werkzaamheden aan bepaalde installaties met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen (hoofdstuk 4.4 (afdeling 4.4.8), hoofdstuk 5.2 (artikel 5.2.2.5.2, § 9), hoofdstuk 5.15 (artikel 5.15.0.8), hoofdstuk 5.16 (artikel 5.16.3.3, § 1bis), hoofdstuk 5bis.15.5 (artikel 5bis.15.5.2.3, § 1, artikel 5bis.15.5.4.5.4, § 1, en artikel 5bis.15.5.4.5.7, § 2), hoofdstuk 5bis.19.8 (artikel 5bis.19.8.4.8.4, § 1, en artikel 5bis.19.8.4.8.7, § 2) en hoofdstuk 6.8 (artikel 6.8.1.1 en afdeling 6.8.2 tot en met 6.8.5)" wordt vervangen door de subtitel "Definities werkzaamheden aan bepaalde installaties met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen (hoofdstuk 4.4 (afdeling 4.4.8), hoofdstuk 5.2 (artikel 5.2.2.5.2, § 9), hoofdstuk 5.15 (artikel 5.15.0.8), hoofdstuk 5.16 (artikel 5.16.3.3, § 1bis), hoofdstuk 5bis.15.5 (artikel 5bis.15.5.2.3, § 1, artikel 5bis.15.5.4.5.4, § 1, en artikel 5bis.15.5.4.5.7, § 2), hoofdstuk 5bis.19.8 (artikel 5bis.19.8.4.8.4, § 1, en artikel 5bis.19.8.4.8.7, § 2) en hoofdstuk 6.8 (artikel 6.8.1.1 en afdeling 6.8.2 tot en met 6.8.6)";
  3° aan definities werkzaamheden aan bepaalde installaties met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen (hoofdstuk 4.4 (afdeling 4.4.8), hoofdstuk 5.2 (artikel 5.2.2.5.2, § 9), hoofdstuk 5.15 (artikel 5.15.0.8), hoofdstuk 5.16 (artikel 5.16.3.3, § 1bis), hoofdstuk 5bis.15.5 (artikel 5bis.15.5.2.3, § 1, artikel 5bis.15.5.4.5.4, § 1, en artikel 5bis.15.5.4.5.7, § 2), hoofdstuk 5bis.19.8 (artikel 5bis.19.8.4.8.4, § 1, en artikel 5bis.19.8.4.8.7, § 2) en hoofdstuk 6.8 (artikel 6.8.1.1 en afdeling 6.8.2 tot en met 6.8.6)" worden een punt 9° en een punt 10° toegevoegd, die luiden als volgt:
  "9° koelwagen: een motorvoertuig met een gewicht van meer dan 3,5 ton dat primair bestemd en gebouwd is om goederen te vervoeren en dat met een koeleenheid is uitgerust;
  10° koelaanhangwagen: een voertuig dat bestemd en gebouwd is om door een vrachtwagen of een trekker te worden gesleept, primair om goederen te vervoeren en dat met een koeleenheid is uitgerust.".
Art.2. Dans l'article 1.1.2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 1er juin 1995 fixant les dispositions générales et sectorielles en matière d'hygiène de l'environnement, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 mars 2016, les modifications suivantes sont apportées :
  1° sous " Définitions bruit (chapitres 2.2, 4.5, 5 et 6.7) ", les modifications suivantes sont apportées :
  a) dans la définition " aéroport majeur " le membre de phrase " , et les aérodromes classés dans la rubrique 57, classe 1re " est remplacé par le membre de phrase : " à l'exception des vols d'entraînement avec des avions légers ; " ;
  b) entre la définition " aéroport majeur " et la définition " carte de bruit ", il est inséré une définition " avion léger ", rédigée comme suit :
  " - " avion léger ": avion classé dans la catégorie " ICAO Wake Turbulence Category `Light' " ;
  c) dans la définition " carte de bruit " les mots " normes de qualité environnementale " sont remplacés par les mots " valeurs seuil " ;
  d) la définition " programmes d'action acoustique " est remplacée par ce qui suit :
  " " plans d'action acoustique " : plans destinés à la gestion du bruit et des effets du bruit, si nécessaire y compris la réduction du bruit ; " ;
  e) la définition " normes de qualité environnementale " est abrogée ;
  f) il est ajouté une définition " valeur seuil ", ainsi rédigée :
  " - " valeur seuil " : Valeur de Lden ou Lnight, le cas échéant, de Lday et Levening, tel que prévu par le Gouvernement flamand, dont le dépassement amène les instances compétentes à envisager ou à faire appliquer des mesures de réduction du bruit ; les valeurs seuil peuvent varier en fonction du type de bruit, tel le bruit du trafic routier, ferroviaire, aérien ou industriel etc.), de l'environnement et de la sensibilité au bruit des populations ; elles peuvent également différer pour les situations existantes et pour les situations nouvelles (en cas de changement de situation dû à un élément nouveau concernant la source de bruit ou l'utilisation de l'environnement) ; " ;
  2° le sous-titre " Définitions des travaux à certaines installations aux gaz à effet de serre fluorés ou substances appauvrissant la couche d'ozone (chapitre 4.4 (section 4.4.8), chapitre 5.2 (l'article 5.2.2.5.2, § 9), chapitre 5.15 (l'article 5.15.0.8), chapitre 5.16 (l'article 5.16.3.3, § 1bis), chapitre 5bis.15.5 (l'article 5bis.15.5.2.3, § 1er, l'article 5bis.15.5.4.5.4, § 1er, et l'article 5bis.15.5.4.5.7, § 2), chapitre 5bis.19.8 (l'article 5bis.19.8.4.8.4, § 1er, et l'article 5bis.19.8.4.8.7, § 2) et chapitre 6.8 (l'article 6.8.1.1 en section 6.8.2 à 6.8.5 inclus) " est remplacé par le sous-titre " Définitions des travaux à certaines installations aux gaz à effet de serre fluorés ou substances appauvrissant la couche d'ozone (chapitre 4.4 (section 4.4.8), chapitre 5.2 (l'article 5.2.2.5.2, § 9), chapitre 5.15 (l'article 5.15.0.8), chapitre 5.16 (l'article 5.16.3.3, § 1bis), chapitre 5bis.15.5 (l'article 5bis.15.5.2.3, § 1er, l'article 5bis.15.5.4.5.4, § 1er, et l'article 5bis.15.5.4.5.7, § 2), chapitre 5bis.19.8 (l'article 5bis.19.8.4.8.4, § 1er, et l'article 5bis.19.8.4.8.7, § 2) et chapitre 6.8 (l'article 6.8.1.1 et sections 6.8.2 à 6.8.6 inclus) " ;
  3° aux définitions des travaux à certaines installations aux gaz à effet de serre fluorés ou substances appauvrissant la couche d'ozone (chapitre 4.4 (section 4.4.8), section 5.2 (l'article 5.2.2.5.2, § 9), chapitre 5.15 (l'article 5.15.0.8), chapitre 5.16 (l'article 5.16.3.3, § 1bis), chapitre 5bis.15.5 (l'article 5bis.15.5.2.3, § 1er, l'article 5bis.15.5.4.5.4, § 1er, et l'article 5bis.15.5.4.5.7, § 2), chapitre 5bis.19.8 (l'article 5bis.19.8.4.8.4, § 1er, et l'article 5bis.19.8.4.8.7, § 2) et chapitre 6.8 (l'article 6.8.1.1 et sections 6.8.2 à 6.8.6 inclus ) ", les points 9° et 10° sont ajoutés, rédigés comme suit :
  " 9° camion frigorifique : un véhicule à moteur de masse supérieure à 3,5 tonnes, conçu et construit principalement pour le transport de marchandises et qui est équipé d'une unité de réfrigération ;
  10° remorque frigorifique : un véhicule conçu et construit pour être remorqué par un camion ou tracteur, destiné principalement au transport de marchandises et qui est équipé d'une unité de réfrigération. ".
Art.3. In artikel 2.2.0.1 van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden "voor geluid" en de woorden "worden vastgesteld" de woorden "en beleidstaken ter zake" ingevoegd.
Art.3. Dans l'article 2.2.0.1 du même arrêté les mots " et des missions gestionnelles en la matière " sont insérés entre les mots " pour le bruit " et les mots " sont constatés ".
Art.4. Afdeling 2.2.3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.4. La section 2.2.3 du même arrêté est abrogée.
Art.5. In artikel 2.2.4.1.1, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden "een geluidsplanning en het opstellen van geluidsactieprogramma's" vervangen door het woord "geluidsactieplannen".
Art.5. Dans l'article 2.2.4.1.1, 2°, du même arrêté, les mots " une planification acoustique et l'élaboration de programmes d'action acoustique " sont remplacés par les mots " plans d'action acoustique ".
Art.6. In artikel 2.2.4.2.1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "geluidsplanning en geluidsactieprogramma's" worden telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen";
  2° punt 4° wordt vervangen door wat volgt:
  "4° het in overweging nemen van en desgevallend voorstellen van beperkingsmaatregelen aan de Vlaamse Regering in geval van overschrijding van de toepasselijke drempelwaarden voor omgevingslawaai;".
Art.6. Dans l'article 2.2.4.2.1 du même arrêté les modifications suivantes sont apportées :
  1° les mots " la planification et les programmes d'action acoustique " sont chaque fois remplacés par les mots " les plans d'action acoustique " ;
  2° le point 4° est remplacé par ce qui suit :
  " 4° prendre en considération et, le cas échéant, proposer des mesures de réduction au Gouvernement flamand dans le cas de dépassements des valeurs seuil applicables pour le bruit dans l'environnement ; ".
Art.7. In artikel 2.2.4.3.1, § 7, van hetzelfde besluit worden de woorden "en de daarmee samenhangende geluidsplanning" opgeheven.
Art.7. Dans l'article 2.2.4.3.1, § 7, du même arrêté, les mots " et la planification acoustique y afférente " sont abrogés.
Art.8. In het opschrift van subafdeling 2.2.4.4 van hetzelfde besluit wordt het woord "geluidsactieprogramma's" vervangen door het woord "geluidsactieplannen".
Art.8. Dans l'intitulé de la sous-section 2.2.4.4 du même arrêté, les mots " les programmes d'action acoustique " sont remplacés par les mots " les plans d'action acoustique ".
Art.9. In artikel 2.2.4.4.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, 2 en 3 worden de woorden "geluidsplanning en de geluidsactieprogramma's" telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen";
  2° in paragraaf 4, 6, 7 en 8, eerste zin, wordt het woord "geluidsactieprogramma's" telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen";
  3° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt:
  " § 5. De uitgewerkte maatregelen zijn gericht op het oplossen van prioritaire problemen die kunnen worden bepaald op grond van de overschrijding van toepasselijke drempelwaarden of andere criteria, die door de Vlaamse Regering zijn vastgesteld, en zijn in de eerste plaats van toepassing op de belangrijkste zones zoals vastgesteld in de strategische geluidsbelastingkaarten.";
  4° in paragraaf 8, 1°, 3° en 4°, worden de woorden "geluidsplanning en geluidsactieprogramma's" telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen".
Art.9. Dans l'article 2.2.4.4.1 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 novembre 2009, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans les paragraphes 1er, 2 et 3, les mots " la planification acoustique et les programmes d'action acoustique " sont chaque fois remplacés par les mots " les plans d'action acoustique " ;
  2° dans les paragraphes 4, 6, 7 et 8, phrase première, les mots " les programmes d'action acoustique " sont chaque fois remplacés par les mots " les plans d'action acoustique " ;
  3° le paragraphe 5 est remplacé par ce qui suit :
  " § 5. Les mesures élaborées visent à résoudre les problèmes prioritaires découlant du dépassement des valeurs seuil applicables ou d'autres critères, fixés par le Gouvernement flamand, et s'appliquent en premier lieu aux zones importantes telles que prévues par les cartes de bruit stratégiques. " ;
  4° dans le paragraphe 8, 1°, 3° et 4°, les mots " la planification acoustique et les programmes d'action acoustique " sont chaque fois remplacés par les mots " les plans d'action acoustique ".
Art.10. In artikel 2.2.4.5.1 van hetzelfde besluit worden de woorden ", de geluidsplanning en geluidsactieprogramma's" vervangen door de woorden "en geluidsactieplannen".
Art.10. Dans l'article 2.2.4.5.1 du même arrêté, les mots " la planification acoustique et les programmes d'action acoustique " sont chaque fois remplacés par les mots " et les plans d'action acoustique ".
Art.11. In artikel 2.2.4.6.1, 4°, van hetzelfde besluit, wordt het woord "milieukwaliteitsnormen" vervangen door het woord "drempelwaarden".
Art.11. Dans l'article 2.2.4.6.1, 4°, du même arrêté, les mots " normes de qualité environnementale " sont remplacés par les mots " valeurs seuil ".
Art.12. Aan afdeling 4.4.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, wordt een artikel 4.4.8.4 toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 4.4.8.4. De volgende werkzaamheden aan koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, mogen alleen uitgevoerd worden door een erkende koeltechnicus als vermeld in artikel 6, 2°, e), van het VLAREL, die in het bezit is van een certificaat van de overeenkomstige categorie:
  1° installatie, onderhoud, reparatie en buitendienststelling;
  2° controles op lekkage van koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens als vermeld in artikel 4 van verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006;
  3° terugwinning van gefluoreerde broeikasgassen.
  Het eerste lid is niet van toepassing op een persoon die in het bezit is van een inschrijvingsbewijs voor een opleiding om het certificaat te behalen voor de betreffende categorie, vermeld in artikel 17/1, 2°, van het VLAREL, op voorwaarde dat hij de werkzaamheden uitvoert onder toezicht van een erkende koeltechnicus die houder is van een certificaat van de betreffende categorie en die de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de correcte uitvoering van de werkzaamheden. Deze vrijstelling van erkenningsverplichting is gedurende maximaal twee jaar, te rekenen vanaf de datum van inschrijving voor de opleiding, toegestaan en vervalt indien de persoon een erkenning als koeltechnicus voor de desbetreffende categorie als vermeld in artikel 6, 2°, e), van het VLAREL behaalt. De betrokkene legt op verzoek van de bevoegde toezichthouder een bewijs van inschrijving voor.
  Het eerste lid is niet van toepassing op een persoon die voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 3, lid 3, van de uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat.
  Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op fabricage- en reparatieactiviteiten op vestigingsplaatsen van de fabrikant voor koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten.".
Art.12. A la section 4.4.8 du même arrêté, insérée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 mars 2016, il est ajouté un article 4.4.8.4, rédigé comme suit :
  " Art. 4.4.8.4. Les travaux suivants aux unités de réfrigération des camions et remorques frigorifiques contenant des gaz à effet de serre fluorés ne peuvent être exercés que par un technicien en froid agréé tel que visé à l'article 6, 2°, e), du VLAREL, qui est en possession d'un certificat de la catégorie correspondante :
  1° l'installation, l'entretien, la réparation et la mise hors service ;
  2° les contrôles d'étanchéité des unités de réfrigération des camions et remorques frigorifiques tels que visés à l'article 4 du Règlement (CE) n° 517/2014 du Parlement européen et du Conseil du 16 avril 2014 relatif aux gaz à effet de serre fluorés et abrogeant le Règlement (CE) n ° 842/2006 ;
  3° la récupération de gaz à effet de serre fluorés.
  L'alinéa premier ne s'applique pas à une personne en possession d'une attestation d'inscription pour une formation pour obtenir le certificat pour la catégorie en question, visé l'article 17/1, 2°, du VLAREL, à condition qu'il exerce les travaux sous le contrôle d'un technicien en froid agréé qui est titulaire d'un certificat de la catégorie concernée et qui assume l'entière responsabilité pour l'exécution correcte des travaux. Cette exemption d'obligation d'agrément est autorisée pendant deux ans au maximum, à compter de la date d'inscription pour la formation, et échoit lorsque la personne obtient une reconnaissance en tant que technicien en froid pour la catégorie telle que visée à l'article 6, 2°, e), du VLAREL. La personne concernée présente une attestation d'inscription sur demande du contrôleur compétent.
  L'alinéa premier ne s'applique pas à une personne qui répond à la condition, visée à l'article 3, alinéa 3 du règlement d'exécution (UE) 2015/2067 de la Commission du 17 novembre 2015 établissant, conformément au règlement (UE) n° 517/2014 du Parlement européen et du Conseil, des prescriptions minimales et les conditions applicables à la reconnaissance mutuelle de la certification des personnes physiques en ce qui concerne les équipements fixes de réfrigération, de climatisation et de pompes à chaleur, et les unités de réfrigération de camions et remorques frigorifiques contenant des gaz à effet de serre fluorés, ainsi qu'à la certification des entreprises en ce qui concerne les équipements fixes de réfrigération, de climatisation et de pompes à chaleur contenant des gaz à effet de serre fluorés.
  L'alinéa premier ne s'applique pas non plus aux activités d'usinage et de réparation aux implantations du constructeur pour unités de réfrigération des camions et remorques frigorifiques contenant des gaz à effet de serre fluorés. ".
Art.13. Aan hoofdstuk 6.8 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, wordt een afdeling 6.8.6 die bestaat uit artikel 6.8.6.1 toegevoegd, die luidt als volgt:
  "Afdeling 6.8.6. - Niet-ingedeelde koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens
Art.13. Le chapitre 6.8 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 mars 2016, est complété par une section 6.8.6, comprenant l'article 6.8.6.1, rédigé comme suit :
  " Section 6.8.6. - Unités de réfrigération non classées des camions et remorques frigorifiques
Art. 6.8.6.1. De volgende werkzaamheden aan koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten mogen alleen uitgevoerd worden door een erkende koeltechnicus als vermeld in artikel 6, 2°, e), van het VLAREL, die in het bezit is van een certificaat van de overeenkomstige categorie:
  1° installatie, onderhoud, reparatie en buitendienststelling;
  2° controles op lekkage van koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens als vermeld in artikel 4 van verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006;
  3° terugwinning van gefluoreerde broeikasgassen.
  Het eerste lid is niet van toepassing op een persoon die in het bezit is van een inschrijvingsbewijs voor een opleiding om het certificaat te behalen voor de betreffende categorie, vermeld in artikel 17/1, 2°, van het VLAREL, op voorwaarde dat hij de werkzaamheden uitvoert onder toezicht van een erkende koeltechnicus die houder is van een certificaat van de betreffende categorie en die de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de correcte uitvoering van de werkzaamheden. Deze vrijstelling van erkenningsverplichting is gedurende maximaal twee jaar, te rekenen vanaf de datum van inschrijving voor de opleiding, toegestaan en vervalt indien de persoon een erkenning als koeltechnicus voor de desbetreffende categorie als vermeld in artikel 6, 2°, e), van het VLAREL behaalt. De betrokkene legt op verzoek van de bevoegde toezichthouder een bewijs van inschrijving voor.
  Het eerste lid is niet van toepassing op een persoon die voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 3, lid 3, van de uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat.
  Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op fabricage- en reparatieactiviteiten op vestigingsplaatsen van de fabrikant voor koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten.".
Art. 6.8.6.1. Les travaux suivants aux unités de réfrigération des camions et remorques frigorifiques contenant des gaz à effet de serre fluorés ne peuvent être exercés que par un technicien en froid agréé tel que visé à l'article 6, 2°, e), du VLAREL, qui est en possession d'un certificat de la catégorie correspondante :
  1° l'installation, l'entretien, la réparation et la mise hors service ;
  2° les contrôles d'étanchéité des unités de réfrigération des camions et remorques frigorifiques tels que visés à l'article 4 du Règlement (CE) n° 517/2014 du Parlement européen et du Conseil du 16 avril 2014 relatif aux gaz à effet de serre fluorés et abrogeant le règlement (CE) n ° 842/2006 ;
  3° la récupération de gaz à effet de serre fluorés.
  L'alinéa premier ne s'applique pas à une personne en possession d'une attestation d'inscription pour une formation pour obtenir le certificat pour la catégorie en question, visé l'article 17/1, 2°, du VLAREL, à condition qu'il exerce les travaux sous le contrôle d'un technicien en froid agréé qui est titulaire d'un certificat de la catégorie concernée et qui assume l'entière responsabilité pour l'exécution correcte des travaux. Cette exemption d'obligation d'agrément est autorisée pendant deux ans au maximum, à compter de la date d'inscription pour la formation, et échoit lorsque la personne obtient un agrément en tant que technicien en froid pour la catégorie telle que visée à l'article 6, 2°, e), du VLAREL. La personne concernée présente une attestation d'inscription sur demande du contrôleur compétent.
  L'alinéa premier ne s'applique pas à une personne qui répond à la condition, visée à l'article 3, alinéa 3 du règlement d'exécution (UE) 2015/2067 de la Commission du 17 novembre 2015 établissant, conformément au règlement (UE) n° 517/2014 du Parlement européen et du Conseil, des prescriptions minimales et les conditions applicables à la reconnaissance mutuelle de la certification des personnes physiques en ce qui concerne les équipements fixes de réfrigération, de climatisation et de pompes à chaleur, et les unités de réfrigération de camions et remorques frigorifiques contenant des gaz à effet de serre fluorés, ainsi qu'à la certification des entreprises en ce qui concerne les équipements fixes de réfrigération, de climatisation et de pompes à chaleur contenant des gaz à effet de serre fluorés.
  L'alinéa premier ne s'applique pas non plus aux activités d'usinage et de réparation aux implantations du constructeur pour unités de réfrigération des camions et remorques frigorifiques contenant des gaz à effet de serre fluorés. ".
Art.14. In bijlage 2.2.4.1 van hetzelfde besluit wordt het woord "milieukwaliteitsnormen" vervangen door het woord "drempelwaarden".
Art.14. Dans l'annexe 2.2.4.1 du même arrêté, les mots " normes de qualité environnementale " sont remplacés par les mots " valeurs seuil ".
Art.15. In bijlage 2.2.4.4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het woord "geluidsactieprogramma's" wordt telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen";
  2° het woord "milieukwaliteitsnorm" wordt vervangen door het woord "drempelwaarde".
Art.15. Dans l'annexe 2.2.4.4 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° les mots " les programmes d'action acoustique " sont chaque fois remplacés par les mots " les plans d'action acoustique " ;
  2° les mots " norme de qualité environnementale " sont remplacés par les mots " valeur seuil ".
Art.16. In bijlage 2.2.4.5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het woord "geluidsactieprogramma's" wordt telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen";
  2° de woorden "de toepasselijke milieukwaliteitsnormen" worden vervangen door de woorden "eventuele drempelwaarden overeenkomstig artikel 2.2.4.6.1, 4° ;";
  3° het woord "geluidsactieprogramma" wordt vervangen door het woord "geluidsactieplan".
Art.16. Dans l'annexe 2.2.4.5 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° les mots " les programmes d'action acoustique " sont chaque fois remplacés par les mots " les plans d'action acoustique " ;
  2° les mots " les norme de qualité environnementale applicables " sont remplacés par les mots " valeurs seuil éventuelles conformément à l'article 2.2.4.6.1, 4° " ;
  3° les mots " programme d'action acoustique " sont remplacés par les mots " plan d'action acoustique " ;
Art.17. In bijlage 2.2.4.6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het woord "geluidsactieprogramma's" wordt telkens vervangen door het woord "geluidsactieplannen";
  2° het woord "geluidsactieprogramma" wordt telkens vervangen door het woord "geluidsactieplan".
Art.17. Dans l'annexe 2.2.4.6 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° les mots " programmes d'action acoustique " sont chaque fois remplacés par les mots " plans d'action acoustique " ;
  2° les mots " programme d'action acoustique " sont chaque fois remplacés par les mots " plan d'action acoustique " ;
Art.18. In bijlage 2.5.3.1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011, wordt punt 1 van deel C vervangen door wat volgt:
  "1. Om de nauwkeurigheid van de metingen en de naleving van de gegevenskwaliteitsdoelstellingen vastgesteld in deel A, te garanderen, zien de krachtens artikel 2.5.2.1.3 aangewezen bevoegde instanties en organen erop toe dat:
  - alle metingen die worden uitgevoerd in samenhang met de beoordeling van de luchtkwaliteit overeenkomstig artikel 2.5.2.2.2 en 2.5.2.2.5, traceerbaar zijn overeenkomstig de voorschriften van de geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria;
  - de instellingen die netwerken en individuele stations beheren, beschikken over een functionerend kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontrolesysteem dat voorziet in geregeld onderhoud om de voortdurende nauwkeurigheid van de meetapparaten te garanderen. Het kwaliteitssysteem wordt wanneer dat nodig is, maar ten minste om de vijf jaar, geëvalueerd door het betrokken referentielaboratorium;
  - er een kwaliteitsborgings- of kwaliteitscontroleproces wordt ingevoerd voor de gegevensvergaring en -rapportage en dat de instellingen die met die taak belast zijn actief deelnemen aan de desbetreffende EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's;
  - de referentielaboratoria worden aangewezen door de krachtens artikel 2.5.2.1.3 aangewezen bevoegde instanties of organen en geaccrediteerd zijn voor de referentiemethoden, vermeld in bijlage 2.5.3.6, ten minste voor die verontreinigende stoffen waarvoor de concentraties boven de onderste beoordelingsdrempel liggen, overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van Verordening (EG) nr. 765/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht. Deze laboratoria zijn ook verantwoordelijk voor de coördinatie op gewestelijk niveau van de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie zullen worden georganiseerd, en zij zijn tevens verantwoordelijk voor de coördinatie op gewestelijk niveau van de correcte toepassing van referentiemethoden en het bewijs van de gelijkwaardigheid van niet-referentiemethoden. Referentielaboratoria die gewestelijk ringonderzoek organiseren, moeten ook geaccrediteerd zijn overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor bekwaamheidstests;
  - de referentielaboratoria ten minste om de drie jaar deelnemen aan de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie worden georganiseerd. Als deze deelname onbevredigende resultaten oplevert, moet het laboratorium bij zijn volgende deelname aan een ringonderzoek aantonen dat het bevredigende herstelmaatregelen heeft genomen en hierover aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek rapporteren;
  - de referentielaboratoria de werkzaamheden van het door de Commissie opgerichte Europese netwerk van nationale referentielaboratoria ondersteunen.".
Art.18. Dans l'annexe 2.5.3.1 au même arrêté, insérée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 janvier 2011, le point 1er de la partie C est remplacé par ce qui suit :
  " 1. Pour garantir l'exactitude des mesures et le respect des objectifs de qualité des données fixés à la partie A, les autorités et organismes compétents désignés en vertu de l'article 2.5.2.1.3 veillent à ce que :
  - toutes les mesures effectuées aux fins de l'évaluation de la qualité de l'air conformément aux articles 2.5.2.2.2 et 2.5.2.2.5 soient vérifiables conformément aux règlements de la norme harmonisée pour les laboratoires d'essai et de calibrage ;
  - les institutions qui gèrent des réseaux et des stations individuelles disposent d'un système fonctionnant d'assurance de la qualité et de contrôle de la qualité, prévoyant l'entretien régulier afin de garantir l'exactitude des appareils de mesure. Si nécessaire, mais au moins tous les cinq ans, le système de qualité est évalué par le laboratoire de référence concerné ;
  - un processus d'assurance de la qualité et de contrôle de la qualité soit établi pour la collecte et le rapportage de données, et à ce que les institutions affectées à cette tâche participent activement aux programmes concernés d'assurance de la qualité à l'échelle de l'UE ;
  - les laboratoires de référence soient désignés par les instances et organes compétents désignés en vertu de l'article 2.5.2.1.3 et soient accrédités pour les méthodes de références, visées à l'annexe 2.5.3.6, au moins pour ces substances polluantes pour lesquelles les concentrations dépassent le seuil d'évaluation inférieur, conformément à la norme harmonisée pour les laboratoires d'essai et de calibrage, dont la référence a été publiée au Journal officiel de l'Union européenne, conformément à l'article 2, alinéa 9, du Règlement (CE) n° 765/2008 fixant les prescriptions relatives à l'accréditation et à la surveillance du marché. Ces laboratoires sont également responsables pour la coordination au niveau régional des programmes d'assurance de la qualité à l'échelle de l'UE qui seront organisés par le Centre commun de recherche de la Commission, et ils sont également responsables pour la coordination, au niveau régional, de l'application correcte des méthodes de référence ainsi que la démonstration de l'équivalence des méthodes autres que les méthodes de référence. Les laboratoire de référence qui organisent des comparaisons au niveau régional, doivent aussi être accrédités conformément à la norme harmonisée pertinente pour les essais d'aptitude ;
  - les laboratoires de référence participent au moins tous les trois ans aux programmes d'assurance de la qualité à l'échelle de l'UE qui sont organisés par le Centre commun de recherche de la Commission. Si cette participation donne des résultats non satisfaisants, le laboratoire national doit faire état de mesures correctives satisfaisantes lors de sa prochaine participation à la comparaison interlaboratoire, et présenter un rapport relatif à ces mesures au Centre commun de recherche ;
  - les laboratoires de référence soutiennent les travaux du réseau européen de laboratoires de référence nationaux établi par la Commission. ".
Art.19. In bijlage 2.5.3.3 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011, worden de volgende wijzigingen aan gebracht:
  1° deel C wordt vervangen door wat volgt:
  "C. Situering van de bemonsteringspunten op microschaal
  Voor zover ze uitvoerbaar zijn, zijn de volgende overwegingen van toepassing:
  - de luchtstroom rond de inlaat van de bemonsteringsbuis is onbelemmerd (in het algemeen binnen een hoek van ten minste 270° of 180° voor monsternemingspunten aan de rooilijn), zonder enige verstoring van de luchtstroom in de omgeving van de inlaat (normaal wordt enkele meters afstand gehouden van gebouwen, balkons, bomen en andere obstakels en monsternemingspunten die representatief zijn voor de luchtkwaliteit aan de rooilijn bevinden zich minstens op een afstand van 0,5 meter van het dichtstbijzijnde gebouw);
  - de hoogte van de inlaat boven de grond ligt in het algemeen tussen 1,5 meter (ademhalingshoogte) en 4 meter. Een grotere hoogte kan ook nuttig zijn als het station representatief moet zijn voor een groot gebied en elke afwijking wordt volledig gedocumenteerd;
  - de inlaat bevindt zich niet in de directe nabijheid van bronnen om te voorkomen dat de uitstoot daarvan rechtstreeks en zonder menging met de buitenlucht in de inlaatbuis terechtkomt;
  - de uitlaat van het bemonsteringsapparaat bevindt zich op een zodanige plaats dat de lucht daaruit niet opnieuw in de inlaatbuis terecht kan komen;
  - voor alle verontreinigende stoffen zijn de verkeersgerichte bemonsteringsbuizen ten minste 25 meter van de rand van grote kruispunten en niet meer dan 10 meter van de wegrand verwijderd. Een groot kruispunt is een kruispunt waardoor de verkeersstroom wordt onderbroken en de uitstoot verschilt (stop-and-goverkeer) ten opzichte van het overige gedeelte van de weg.
  Ook met de volgende factoren kan rekening worden gehouden:
  - storende bronnen;
  - beveiliging;
  - toegankelijkheid;
  - beschikbaarheid van elektriciteit en telefoonlijnen;
  - zichtbaarheid ten opzichte van de omgeving;
  - veiligheid van publiek en bedieners;
  - de wenselijkheid om de bemonsteringspunten voor verschillende verontreinigde stoffen op dezelfde plaats onder te brengen;
  - eisen in verband met ruimtelijke ordening."
  Elke afwijking van de criteria, genoemd in dit deel, wordt volledig gedocumenteerd overeenkomstig de procedures, vermeld in deel D.";
  2° deel D wordt vervangen door wat volgt:
  "D. Documentatie en toetsing van de gekozen locaties
  De krachtens artikel 2.5.2.1.3 aangewezen instanties documenteren voor alle zones en agglomeraties de procedures voor de keuze van de locaties volledig en registreren informatie om het ontwerp van het netwerk en de keuze van de locaties voor alle meetpunten te ondersteunen. De documentatie omvat foto's in verschillende windrichtingen van de omgeving van de meetlocaties en gedetailleerde kaarten. Als aanvullende methoden worden toegepast in een zone of agglomeratie, omvat de documentatie bijzonderheden van deze methoden en informatie over hoe aan de criteria, vermeld in artikel 2.5.2.2.3, § 3, wordt voldaan. De documentatie wordt bijgewerkt wanneer dat nodig is en ten minste om de vijf jaar geëvalueerd om te garanderen dat de selectiecriteria, het ontwerp van het netwerk en de locaties van de meetpunten te allen tijde geldig en optimaal blijven. Als de Commissie documentatie opvraagt, moet deze binnen drie maanden na indiening van het verzoek worden verstrekt.".
Art.19. Dans l'annexe 2.5.3.3 du même arrêté, insérée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 janvier 2011, les modifications suivantes sont apportées :
  1° la partie C est remplacée par ce qui suit :
  " C. Micro-implantation des points de prélèvement
  Dans la mesure du possible, les considérations suivantes s'appliquent :
  - l'orifice d'entrée de la sonde de prélèvement est dégagé (en général sur un angle d'au moins 270° ou 180° pour les points de prélèvement à l'alignement), aucun obstacle gênant le flux d'air ne doit se trouver au voisinage de l'échantillonneur (qui doit normalement être éloigné de bâtiments, de balcons, d'arbres et d'autres obstacles de quelques mètres et être situé à au moins 0,5 m du bâtiment le plus proche dans le cas de points de prélèvement représentatifs de la qualité de l'air à la ligne de construction) ;
  - en règle générale, le point d'admission d'air doit est situé entre 1,5 m (zone de respiration) et 4 m au-dessus du sol. Une implantation plus élevée peut également être indiquée lorsque la station est représentative d'une zone étendue et chaque dérogation est entièrement documentée ;
  - la sonde d'entrée n'est pas placée à proximité immédiate de sources d'émission, afin d'éviter le prélèvement direct d'émissions non mélangées à l'air ambiant ;
  - l'orifice de sortie de l'échantillonneur est positionné de façon à éviter que l'air sortant ne recircule en direction de l'entrée de l'appareil ;
  - pour tous les polluants, les points de prélèvement liés à la circulation sont distants d'au moins 25 m de la limite de grands carrefours et ne sont pas distants d'à plus de 10 m de la bordure du trottoir. Un grand carrefour est un carrefour qui entraîne une interruption du débit de circulation et une émission qui est différente par rapport à la circulation sur l'autre partie de la route (circulation en accordéon).
  Les facteurs suivants peuvent également être pris en considération :
  - des sources susceptibles d'interférer ;
  - la sécurité ;
  - l'accessibilité ;
  - les possibilités de raccordement électrique et de communications téléphoniques ;
  - la visibilité par rapport aux alentours ;
  - la sécurité du public et des techniciens ;
  - l'intérêt d'une implantation commune des points de prélèvement pour différentes substances polluées ;
  - les exigences en matière d'aménagement du territoire. "
  Toute dérogation aux critères, prévus à la présente partie, est entièrement documentée conformément à la procédure, visée à la partie D. " ;
  2° la partie D est remplacée par ce qui suit :
  " D. Documentation et examen du choix des sites
  Les procédures de choix du site sont exhaustivement étayées par les instances désignées en vertu de l'article 2.5.2.1.3 pour toutes les zones et agglomérations et les informations sont enregistrées pour soutenir le plan du réseau et le choix des sites pour tous les points de mesure. La documentation comporte des photos avec relevé au compas des environs, et des cartes détaillées. Lorsque des méthodes complémentaires sont appliquées dans une zone ou agglomération, la documentation comprend des particularités et des informations sur la façon dont il est répondu aux critères visés à l'article 2.5.2.2.3, § 3. La documentation est mise à jour lorsque cela s'avère nécessaire et elle est évaluée au moins tous les cinq ans pour garantir que les critères de sélection, le plan du réseau et les sites des points de mesure restent valables et optimaux à tout moment. Lorsque la Commission demande une documentation, celle-ci doit est fournie dans les trois mois suivant l'introduction de la demande. ".
Art.20. In bijlage 2.5.3.6 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° deel A wordt vervangen door wat volgt:
  "A. REFERENTIEMETHODEN
  1. Referentiemethode voor het meten van zwaveldioxide
  De referentiemethode voor het meten van zwaveldioxide wordt beschreven in EN 14212:2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of sulphur dioxide by ultraviolet fluorescence".
  2. Referentiemethode voor het meten van stikstofdioxide en stikstofoxiden
  De referentiemethode voor het meten van stikstofdioxide en stikstofoxiden wordt beschreven in EN 14211:2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of nitrogen dioxide and nitrogen monoxide by chemiluminescence".
  3. Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van lood
  De referentiemethode voor het bemonsteren van lood wordt beschreven in deel A, punt 4. De referentiemethode voor het meten van lood wordt beschreven in EN 14902:2005 "Standard method for the measurement of Pb, Cd, As and Ni in the PM10 fraction of suspended particulate matter".
  4. Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van PM10
  De referentiemethode voor het bemonsteren en het meten van PM10 wordt beschreven in EN 12341:2014 "Ambient Air - standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter".
  5. Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van PM2,5
  De referentiemethode voor het bemonsteren en het meten van PM2,5 wordt beschreven in EN 12341:2014 "Ambient Air - standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter".
  6. Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van benzeen
  De referentiemethode voor het meten van benzeen wordt beschreven in EN 14662:2005, delen 1, 2 en 3 "Ambient air quality - Standard method for the measurement of benzene concentrations".
  7. Referentiemethode voor het meten van koolmonoxide
  De referentiemethode voor het meten van koolmonoxide wordt beschreven in EN 14626:2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of carbon monoxide by non- dispersive infrared spectroscopy".
  8. Referentiemethode voor het meten van ozon
  De referentiemethode voor het meten van ozon wordt beschreven in EN 14625:2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of ozone by ultraviolet photometry".";
  2° deel D wordt opgeheven;
  3° deel E wordt vervangen door wat volgt:
  "E. Om aan te tonen dat de uitrusting aan de prestatievereisten van de referentiemethoden, vermeld in deel A van deze bijlage, voldoet, moeten de krachtens artikel 2.5.2.1.3 aangewezen bevoegde instanties en organen de testverslagen aanvaarden die in andere lidstaten zijn opgesteld mits de beproevingslaboratoria overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria zijn geaccrediteerd.
  De gedetailleerde testverslagen en alle testresultaten worden ter beschikking gesteld van de andere bevoegde instanties of de aangewezen organen daarvan. Uit de testverslagen moet blijken dat de uitrusting aan alle prestatievereisten voldoet, ook als bepaalde milieu- of plaatselijke omstandigheden specifiek zijn voor een lidstaat en niet overeenstemmen met de omstandigheden waarin de uitrusting reeds is getest en waarin reeds een typetest is uitgevoerd in een andere lidstaat.".
Art.20. Dans l'annexe 2.5.3.6 du même arrêté, insérée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 janvier 2011, les modifications suivantes sont apportées :
  1° la partie A est remplacée par ce qui suit :
  " A. METHODES DE REFERENCE
  1. Méthode de référence pour la mesure de dioxyde de soufre
  La méthode de référence utilisée pour la mesure de dioxyde de soufre est celle décrite dans la norme EN 14212:2012, " Air ambiant - Méthode normalisée pour le mesurage de la concentration en dioxyde de soufre par fluorescence UV ".
  2. Méthode de référence pour la mesure du dioxyde d'azote et des oxydes d'azote
  La méthode de référence utilisée pour la mesure du dioxyde d'azote et des oxydes d'azote est celle décrite dans la norme EN 14211:2012, " Air ambiant - Méthode normalisée pour le mesurage de la concentration en dioxyde d'azote et en monoxyde d'azote par chimiluminescence ".
  3. Méthode de référence pour l'échantillonnage et la mesure du plomb
  La méthode de référence utilisée pour l'échantillonnage du plomb est celle décrite à la partie A, point 4. La méthode de référence utilisée pour la mesure du plomb est celle décrite dans la norme EN 14902:2005, " Méthode normalisée pour la mesure du plomb, du cadmium, de l'arsenic et du nickel dans la fraction PM10 de la matière particulaire en suspension ".
  4. Méthode de référence pour l'échantillonnage et la mesure des PM10
  La méthode de référence utilisée pour l'échantillonnage et la mesure des PM10 est celle décrite dans la norme EN 12341:2014, " Air ambiant - Méthode de mesurage gravimétrique normalisée pour la détermination de la concentration massique PM10 de matière particulaire en suspension ".
  5. Méthode de référence pour l'échantillonnage et la mesure des PM2,5
  La méthode de référence utilisée pour l'échantillonnage et la mesure des PM2,5 est celle décrite dans la norme EN 12341:2014, " Air ambiant - Méthode de mesurage gravimétrique normalisée pour la détermination de la concentration massique PM10 de matière particulaire en suspension ".
  6. Méthode de référence pour l'échantillonnage et la mesure du benzène
  La méthode de référence utilisée pour la mesure du benzène est celle décrite dans la norme EN 14662:2005, parties 1, 2 et 3, " Qualité de l'air ambiant - Méthode normalisée pour le mesurage des concentrations en benzène ".
  7. Méthode de référence pour la mesure du monoxyde de carbone
  La méthode de référence utilisée pour la mesure du monoxyde de carbone est celle décrite dans la norme EN 14626:2012, " Air ambiant - Méthode normalisée de mesurage de la concentration en monoxyde de carbone par la méthode à rayonnement infrarouge non dispersif ".
  8. Méthode de référence pour la mesure de l'ozone
  La méthode de référence utilisée pour la mesure de l'ozone est celle décrite dans la norme EN 14625:2012, " Air ambiant - Méthode normalisée de mesurage de la concentration d'ozone par photométrie UV ". " :
  2° la partie D est abrogée ;
  3° la partie E est remplacée par ce qui suit :
  " E. Afin de démontrer que les appareils satisfont aux exigences de la performance des méthodes de référence, visées dans la section A de la présente annexe, les instances et organes désignés en vertu de l'article 2.5.2.1.3 doivent accepter les rapports d'essais délivrés dans d'autres Etats membres à condition que les laboratoires d'essai soient accrédités selon la norme harmonisée concernée pour les laboratoires d'essai et de calibrage.
  Les rapports d'essais détaillés et tous les résultats des essais sont mis à disposition des autres instances compétentes ou de leurs organes désignés. Il doit ressortir des rapports d'essais que les appareils satisfont à toutes les exigences de la performance, même lorsque certaines circonstances environnementales ou locales sont spécifiques pour un Etat membre et ne correspondent pas aux circonstances dans lesquelles les appareils ont déjà été contrôlés et un contrôle de type est effectué dans un autre Etat membre. ".
Art. 21. In bijlage 2.5.3.9 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011, wordt deel A vervangen door wat volgt:
  "A. MINIMUMAANTAL BEMONSTERINGSPUNTEN VOOR VASTE METINGEN VAN DE OZONCONCENTRATIES
  Minimumaantal bemonsteringspunten voor continue vaste metingen om op plaatsen waar dergelijke metingen de enige bron van gegevens zijn, te beoordelen of de streefwaarden, langetermijndoelstellingen en informatie- en alarmdrempels worden nageleefd.
Art. 21. Dans l'annexe 2.5.3.9 du même arrêté, insérée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 janvier 2011, la partie A est remplacée par ce qui suit :
  " A. NOMBRE MINIMAL DE POINTS DE PRELEVEMENT POUR LES MESURES FIXES DES CONCENTRATIONS D'OZONE
  Nombre minimal de points de prélèvement pour les mesures fixes en continu en vue d'évaluer le respect des valeurs cibles, des objectifs à long terme et des seuils d'information et d'alerte lorsque ces mesures sont la seule source d'information.
Bevolking (x 1 000) Agglomeratie (1) Andere zones (1) Plattelandsachtergrond
< 250  1 Voor alle zones van het land (2) gemiddeld 1 station/50 000 km2
< 500 1 2
  
< 1 000 2 2
  
< 1 500 3 3
  
< 2 000 3 4
  
< 2 750 4 5
  
< 3 750 5 6
  
> 3 750 1 extra station per 2 miljoen inwoners 1 extra station per 2 miljoen inwoners
(1) Ten minste 1 station in gebieden waar de bevolking vermoedelijk aan de hoogste ozonconcentraties wordt blootgesteld. In agglomeraties moet ten minste 50% van de stations zich in voorstedelijke gebied bevinden.
  (2) Voor gebieden met complexe topografie wordt 1 station per 25 000 km2 aanbevolen.
Bevolking (x 1 000) Agglomeratie (1) Andere zones (1) Plattelandsachtergrond< 250 1 Voor alle zones van het land (2) gemiddeld 1 station/50 000 km2< 500 1 2
< 1 000 2 2
< 1 500 3 3
< 2 000 3 4
< 2 750 4 5
< 3 750 5 6
> 3 750 1 extra station per 2 miljoen inwoners 1 extra station per 2 miljoen inwoners (1) Ten minste 1 station in gebieden waar de bevolking vermoedelijk aan de hoogste ozonconcentraties wordt blootgesteld. In agglomeraties moet ten minste 50% van de stations zich in voorstedelijke gebied bevinden.
  (2) Voor gebieden met complexe topografie wordt 1 station per 25 000 km2 aanbevolen.
".
Population (x 1.000) Agglomération (1) Autres zones (1) Zone rural de fond
< 250  1 Pour toutes les zones du pays (2) une densité moyenne d'une station/50 000 km2
< 500 1 2
  
< 1 000 2 2
  
< 1 500 3 3
  
< 2 000 3 4
  
< 2 750 4 5
  
< 3 750 5 6
  
> 3 750 1 station supplémentaire par 2 millions d'habitants 1 station supplémentaire par 2 millions d'habitants
(1) Au moins 1 station dans les zones où l'exposition de la population aux concentrations d'ozone est susceptible d'être la plus élevée. Dans les agglomérations, au moins 50 % des stations doivent être implantées dans des zones périurbaines.
  (2) Il est recommandé d'implanter 1 station par 25 000 km2 pour les zones à topographie complexe.
Population (x 1.000) Agglomération (1) Autres zones (1) Zone rural de fond< 250 1 Pour toutes les zones du pays (2) une densité moyenne d'une station/50 000 km2< 500 1 2
< 1 000 2 2
< 1 500 3 3
< 2 000 3 4
< 2 750 4 5
< 3 750 5 6
> 3 750 1 station supplémentaire par 2 millions d'habitants 1 station supplémentaire par 2 millions d'habitants (1) Au moins 1 station dans les zones où l'exposition de la population aux concentrations d'ozone est susceptible d'être la plus élevée. Dans les agglomérations, au moins 50 % des stations doivent être implantées dans des zones périurbaines.
  (2) Il est recommandé d'implanter 1 station par 25 000 km2 pour les zones à topographie complexe.
".
Art. 22. In deel I van bijlage 2.5.8.4 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de tabel wordt vervangen door wat volgt:
  "
Art. 22. Dans la partie Ire de l'annexe 2.5.8.4 du même arrêté, insérée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 décembre 2006, les modifications suivantes sont apportées :
  1° le tableau est remplacé par ce qui suit :
  "
 Benzo(a) pyreen Arseen,
  cadmium en nikkel
Andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen, totaal gasvormig kwik Totale
  depositie
- Onzekerheid     
Vaste en indicatieve metingen 50% 40% 50% 70%
Modellen 60% 60% 60% 60%
- Minimale gegevensvastlegging 90% 90% 90% 90%
- Minimaal verstreken tijd     
Vaste metingen (1) 33% 50%   
Indicatieve metingen (1)(2) 14% 14% 14% 33%
(1) Gespreid over het jaar met het oog op de representativiteit voor de diverse klimaatomstandigheden en antropogene activiteiten.
  (2) Indicatieve metingen zijn metingen die met een beperkte regelmaat worden uitgevoerd, maar wel aan de andere doelstellingen voor de kwaliteit van de gegevens voldoen.
Benzo(a) pyreen Arseen,
  cadmium en nikkel Andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen, totaal gasvormig kwik Totale
  depositie- Onzekerheid Vaste en indicatieve metingen 50% 40% 50% 70%Modellen 60% 60% 60% 60%- Minimale gegevensvastlegging 90% 90% 90% 90%- Minimaal verstreken tijd Vaste metingen (1) 33% 50% Indicatieve metingen (1)(2) 14% 14% 14% 33% (1) Gespreid over het jaar met het oog op de representativiteit voor de diverse klimaatomstandigheden en antropogene activiteiten.
  (2) Indicatieve metingen zijn metingen die met een beperkte regelmaat worden uitgevoerd, maar wel aan de andere doelstellingen voor de kwaliteit van de gegevens voldoen.
";
  2° in het derde lid wordt de zin "Bemonstering gedurende 24 uur is eveneens aan te bevelen voor het meten van arseen-, cadmium- en nikkelconcentraties." opgeheven;
  3° tussen het derde en het vierde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "De bepalingen inzake individuele monsters, vermeld in het derde lid, gelden ook voor arseen, cadmium, nikkel en totaal gasvormig kwik. Bovendien is het toegestaan deelmonsters te nemen met behulp van PM10-filters voor de bemonstering en analyse van metalen, mits bewijs wordt geleverd dat het deelmonster representatief is voor het geheel en dat de detectiegevoeligheid in overeenstemming is met de relevante doelstellingen voor de kwaliteit van de gegevens. PM10-bemonstering mag per week in plaats van per dag plaatsvinden op voorwaarde dat de karakteristieken van het monster hierdoor niet worden aangetast.".
 Benzo(a) pyrène Arsenic, cadmium et nickel Hydrocarbures aromatiques polycycliques autres que benzo(a)pyrène, mercure total gazeux Dépôt total
- Incertitude     
Mesurages fixes et indicatifs 50 % 40 % 50 % 70 %
Modèles 60 % 60 % 60 % 60 %
- Saisie minimale de données 90 % 90 % 90 % 90 %
- Période minimale prise en compte     
Mesurages fixes (1) 33 % 50 %   
Mesurages indicatifs (1)(2) 14 % 14 % 14 % 33 %
(1) Réparti sur l'année pour être représentatif des diverses conditions de climat et d'activités anthropogènes.
  (2) Les mesurages indicatifs sont des mesurages effectués avec une régularité réduite mais qui correspondent aux autres objectifs en matière de qualité des données.
Benzo(a) pyrène Arsenic, cadmium et nickel Hydrocarbures aromatiques polycycliques autres que benzo(a)pyrène, mercure total gazeux Dépôt total- Incertitude Mesurages fixes et indicatifs 50 % 40 % 50 % 70 %Modèles 60 % 60 % 60 % 60 %- Saisie minimale de données 90 % 90 % 90 % 90 %- Période minimale prise en compte Mesurages fixes (1) 33 % 50 % Mesurages indicatifs (1)(2) 14 % 14 % 14 % 33 % (1) Réparti sur l'année pour être représentatif des diverses conditions de climat et d'activités anthropogènes.
  (2) Les mesurages indicatifs sont des mesurages effectués avec une régularité réduite mais qui correspondent aux autres objectifs en matière de qualité des données.
" ;
  2° dans l'alinéa trois, la phrase " Un échantillonnage sur 24 heures est également conseillé pour mesurer les concentrations d'arsenic, de cadmium et de nickel. " est abrogée ;
  3° entre les troisième et quatrième alinéas, il est inséré un alinéa, rédigé comme suit :
  " Les dispositions relatives aux échantillons individuels, visés à l'alinéa trois, s'appliquent également à l'arsenic, au cadmium, au nickel et mercure total gazeux. En outre, il est autorisé de prendre des sous-échantillons à l'aide de filtres PM10 pour l'échantillonnage et l'analyse de métaux, sous réserve qu'il soit prouvé que l'échantillon partiel est représentatif pour l'ensemble et que la sensibilité de détection est conforme aux objectifs pertinents pour la qualité des données. L'échantillonnage du PM10 peut se faire par mois au lieu de par jour à condition qu'il ne soit porté atteinte aux caractéristiques de l'échantillon. ".
Art.23. In bijlage 2.5.8.5 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2006, worden de delen I tot en met IV vervangen door wat volgt:
  "I. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van arseen, cadmium en nikkel in de lucht
  De referentiemethode voor de bemonstering van arseen, cadmium en nikkel in de lucht wordt beschreven in EN 12341:2014. De referentiemethode voor het meten van arseen, cadmium en nikkel in de lucht wordt beschreven in EN 14902:2005 "Ambient air quality - Standard method for the measurement of Pb, Cd, As and Ni in the PM10 fraction of suspended particulate matter".
  Er mogen ook andere methoden toegepast worden op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van de bovengenoemde methode.
  II. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht
  De referentiemethode voor de bemonstering van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht wordt beschreven in EN 12341:2014. De referentiemethode voor de meting van benzo(a)pyreen in de lucht wordt beschreven in EN 15549:2008 "Air quality - Standard method for the measurement of concentration of benzo[a]pyrene in ambient air". Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is voor de andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen, vermeld in artikel 2.5.7.2, § 8, kunnen nationale standaardmethoden of ISO-methoden, zoals ISO-norm 12884, gebruikt worden.
  Er mogen ook andere methoden toegepast worden op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van de bovengenoemde methode.
  III. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van kwik in de lucht
  De referentiemethode voor het meten van concentraties van totaal gasvormig kwik in de lucht wordt beschreven in EN 15852:2010 "Ambient air quality - Standard method for the determination of total gaseous mercury".
  Er mogen ook andere methoden toegepast worden op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van de bovengenoemde methode.
  IV. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van de depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen
  De referentiemethode voor de bepaling van de depositie van arseen, cadmium en nikkel wordt beschreven in EN 15841:2009 "Ambient air quality - Standard method for determination of arsenic, cadmium, lead and nickel in atmospheric deposition".
  De referentiemethode voor de bepaling van de depositie van kwik wordt beschreven in EN 15853:2010 "Ambient air quality - Standard method for determination of mercury deposition".
  De referentiemethode voor de bepaling van de depositie van benzo(a)pyreen en de andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen, vermeld in artikel 2.5.7.2., § 8, wordt beschreven in EN 15980:2011 "Air quality- Determination of the deposition of benz(a)anthracene, benzo(b)fluoranthene, benzo[j]fluoranthene, benzo(k)fluoranthene, benzo(a)pyrene, dibenz(a,h)anthracene and indeno(1,2,3-cd)pyrene".".
Art.23. Dans l'annexe 2.5.8.5 du même arrêté, insérée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 décembre 2006, les parties Ire à IV incluses sont remplacées par ce qui suit :
  " I. Méthode de référence pour l'échantillonnage et l'analyse de l'arsenic, du cadmium et du nickel dans l'air ambiant
  La méthode de référence pour l'échantillonnage de l'arsenic, du cadmium et du nickel dans l'air ambiant est celle décrite dans la norme EN 12341:2014. La méthode de référence utilisée pour la mesure de l'arsenic, du cadmium et du nickel est celle décrite dans la norme EN 14902:2005, " Qualité de l'air ambiant - Méthode normalisée pour la mesure du plomb, du cadmium, de l'arsenic et du nickel dans la fraction PM10 de la matière particulaire en suspension ".
  D'autres méthodes peuvent également être utilisées à condition qu'il puisse être démontré qu'elles produisent des résultats équivalents à ceux de la méthode susmentionnée.
  II. Méthode de référence pour l'échantillonnage et l'analyse des hydrocarbures aromatiques polycycliques dans l'air ambiant
  La méthode de référence pour l'échantillonnage des hydrocarbures aromatiques polycycliques dans l'air ambiant est celle décrite dans la norme EN 12341:2014. La méthode de référence pour le mesurage de benzo(a)pyrène dans l'air ambiant est décrite dans la norme EN 15549:2008 " Qualité de l'air ambiant - Méthode normalisée pour la mesure de la concentration de benzo(a)pyrène dans l'air ambiant ". A défaut de méthode normalisée du CEN pour les autres hydrocarbures aromatiques polycycliques visés à l'article 2.5.7.2, § 8, les méthodes normalisées nationales ou de l'ISO, telle que la norme ISO 12884 peuvent être utilisées.
  D'autres méthodes peuvent également être utilisées à condition qu'il puisse être démontré qu'elles produisent des résultats équivalents à ceux de la méthode susmentionnée.
  III. Méthode de référence pour l'échantillonnage et l'analyse de mercure dans l'air ambiant
  La méthode de référence pour le mesurage de concentrations de mercure total gazeux dans l'air ambiant est décrite dans la norme EN 15852:2010 " Qualité de l'air ambiant - Méthode normalisée pour la détermination de mercure total gazeux ".
  D'autres méthodes peuvent également être utilisées à condition qu'il puisse être démontré qu'elles produisent des résultats équivalents à ceux de la méthode susmentionnée.
  IV. Méthode de référence pour l'échantillonnage et l'analyse du dépôt d'arsenic, de cadmium, de mercure, de nickel et d'hydrocarbures aromatiques polycycliques
  La méthode de référence pour la détermination du dépôt d'arsenic, de cadmium et de nickel est décrite dans la norme EN 15841:2009 " Qualité de l'air ambiant - Méthode normalisée pour la détermination d'arsenic, de cadmium, de plomb et de nickel dans la déposition atmosphérique ".
  La méthode de référence utilisée pour la détermination du dépôt d'arsenic est décrite dans la norme EN 15853:2010 " Qualité de l'air ambiant - Méthode normalisée pour la détermination du dépôt de mercure ".
  La méthode de référence pour la détermination du dépôt de benzo(a)pyrène et d'autres hydrocarbures aromatiques polycycliques, visée à l'article 2.5.7.2, § 8, est décrite dans EN 15980:2011 " Qualité de l'air ambiant. Détermination du dépôt de benz(a)anthracène, benzo(b)fluoranthène, benzo(j)fluoranthène, benzo(k)fluoranthène, benzo(a)pyrène, dibenzo(a,h)anthracène et indeno((1,2,3-cd)pyrène ". ".
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid
CHAPITRE 2. - Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 décembre 2008 portant exécution du titre XVI du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement
Art. 24. In bijlage XXIII van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, worden in het punt "Bijzondere gebruikseisen voor technici" na de rij
  "
Art. 24. Dans l'annexe XXIII de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 décembre 2008 portant exécution du titre XVI du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, remplacée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 mars 2016, dans le point " Conditions particulières d'usage pour techniciens,
  "
40/1, 7° De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e):
  7° beschikt over een vertaling van zijn certificaat van categorie I, II, III of IV naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven;
40/1, 7° De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e):
  7° beschikt over een vertaling van zijn certificaat van categorie I, II, III of IV naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven;
"
  de volgende rijen ingevoegd:
  "
40/1, 7° Le technicien frigoriste agréé, visé à l'article 6, 2°, e) :
  7° dispose d'une traduction de son certificat de catégorie I, II, III ou IV en néerlandais, français, allemand ou anglais, si ledit certificat a été délivré dans une autre langue que celles-ci ;
40/1, 7° Le technicien frigoriste agréé, visé à l'article 6, 2°, e) :
  7° dispose d'une traduction de son certificat de catégorie I, II, III ou IV en néerlandais, français, allemand ou anglais, si ledit certificat a été délivré dans une autre langue que celles-ci ;
".
  les rangées suivants sont insérées :
  "
40/1, 8° De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e):
  8° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de koelwagen of koelaanhangwagen die een koeleenheid met gefluoreerde broeikasgassen bevat:
  a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de koeleenheid waardoor de nominale koelmiddelinhoud of het type koelmiddel wijzigt:
  1) de nominale koelmiddelinhoud, uitgedrukt in metrische eenheid en eveneens in ton CO2-equivalent;
  2) het type koelmiddel;
  3) indien bij de koeleenheid gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden: de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf;
  4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de initiële installatie of de aanpassing van de koeleenheid uitgevoerd heeft;
  b) als gefluoreerde broeikasgassen werden bijgevuld of afgetapt:
  1) het type koelmiddel;
  2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid;
  3) de datum van bijvulling of aftapping;
  4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft;
  c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 uitgevoerd worden:
  1) de datum van de lekkagecontrole;
  2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles;
  3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft;
  d) de nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie, uitgedrukt in metrische eenheid, en eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is;
  e) bij een buitendienststelling:
  1) de datum van de buitendienststelling;
  2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen terug te winnen en te verwijderen;
  3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de installatie buiten dienst gesteld heeft;
40/1, 9° De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e):
  9° houdt de registraties als vermeld in punt 8° ten minste vijf jaar bij.
40/1, 8° De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e):
  8° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de koelwagen of koelaanhangwagen die een koeleenheid met gefluoreerde broeikasgassen bevat:
  a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de koeleenheid waardoor de nominale koelmiddelinhoud of het type koelmiddel wijzigt:
  1) de nominale koelmiddelinhoud, uitgedrukt in metrische eenheid en eveneens in ton CO2-equivalent;
  2) het type koelmiddel;
  3) indien bij de koeleenheid gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden: de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf;
  4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de initiële installatie of de aanpassing van de koeleenheid uitgevoerd heeft;
  b) als gefluoreerde broeikasgassen werden bijgevuld of afgetapt:
  1) het type koelmiddel;
  2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid;
  3) de datum van bijvulling of aftapping;
  4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft;
  c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 uitgevoerd worden:
  1) de datum van de lekkagecontrole;
  2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles;
  3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft;
  d) de nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie, uitgedrukt in metrische eenheid, en eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is;
  e) bij een buitendienststelling:
  1) de datum van de buitendienststelling;
  2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen terug te winnen en te verwijderen;
  3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de installatie buiten dienst gesteld heeft;40/1, 9° De erkende koeltechnicus, vermeld in artikel 6, 2°, e):
  9° houdt de registraties als vermeld in punt 8° ten minste vijf jaar bij.
".
40/1, 8° Le technicien frigoriste agréé, visé à l'article 6, 2°, e) :
  8° remet une copie des enregistrements suivants au propriétaire ou au gestionnaire du camion frigorifique ou de la remorque frigorifique contenant une unité de réfrigération aux gaz à effet de serre fluorés :
  a) lors de l'installation initiale ou d'une modification de l'unité de réfrigération qui change la capacité nominale d'agent réfrigérant ou le type d'agent réfrigérant :
  1) la capacité nominale d'agent réfrigérant, exprimée en unités métriques, et également en tonnes d'équivalent CO2 ;
  2) le type d'agent réfrigérant ;
  3) si des gaz à effet de serre fluorés recyclés ou régénérés sont utilisés lors de l'installation : la mention de cette utilisation ainsi que du nom et de l'adresse de l'entreprise de recyclage ou de régénération ;
  4) les nom et prénom et le numéro d'agrément du technicien frigoriste qui a effectué l'installation initiale ou l'adaptation de l'unité de réfrigération ;
  b) si les gaz à effet de serre fluorés ou des substances appauvrissant la couche d'ozone ont été remplis ou vidangés :
  1) le type d'agent réfrigérant ;
  2) la quantité, exprimée en unités métriques ;
  3) la date de remplissage ou de vidange ;
  4) les nom et prénom et le numéro d'agrément du technicien frigoriste qui a effectué le remplissage ou le vidange ;
  c) si des contrôles d'étanchéité tels que visés à l'article 4 du Règlement no 517/2014 sont effectués :
  1) la date du contrôle d'étanchéité ;
  2) une description et les résultats des contrôles effectués ;
  3) les nom et prénom et le numéro d'agrément du technicien frigoriste ayant effectué le contrôle d'étanchéité ;
  d) la capacité nominale d'agent réfrigérant de l'installation frigorifique, exprimée en unités métriques et également en tonnes d'équivalent CO2, si elle n'est pas connue ;
  e) en cas de mise hors service :
  1) la date de la mise hors service ;
  2) les mesures prises pour récupérer et éliminer les gaz à effet de serre fluorés ;
  3) les nom et prénom et le numéro d'agrément du technicien frigoriste qui a mis l'installation hors service ;
40/1, 9° Le technicien frigoriste agréé, visé à l'article 6, 2°, e) :
  9° tient les enregistrements tels que visés au point 8° pendant au moins cinq ans.
40/1, 8° Le technicien frigoriste agréé, visé à l'article 6, 2°, e) :
  8° remet une copie des enregistrements suivants au propriétaire ou au gestionnaire du camion frigorifique ou de la remorque frigorifique contenant une unité de réfrigération aux gaz à effet de serre fluorés :
  a) lors de l'installation initiale ou d'une modification de l'unité de réfrigération qui change la capacité nominale d'agent réfrigérant ou le type d'agent réfrigérant :
  1) la capacité nominale d'agent réfrigérant, exprimée en unités métriques, et également en tonnes d'équivalent CO2 ;
  2) le type d'agent réfrigérant ;
  3) si des gaz à effet de serre fluorés recyclés ou régénérés sont utilisés lors de l'installation : la mention de cette utilisation ainsi que du nom et de l'adresse de l'entreprise de recyclage ou de régénération ;
  4) les nom et prénom et le numéro d'agrément du technicien frigoriste qui a effectué l'installation initiale ou l'adaptation de l'unité de réfrigération ;
  b) si les gaz à effet de serre fluorés ou des substances appauvrissant la couche d'ozone ont été remplis ou vidangés :
  1) le type d'agent réfrigérant ;
  2) la quantité, exprimée en unités métriques ;
  3) la date de remplissage ou de vidange ;
  4) les nom et prénom et le numéro d'agrément du technicien frigoriste qui a effectué le remplissage ou le vidange ;
  c) si des contrôles d'étanchéité tels que visés à l'article 4 du Règlement no 517/2014 sont effectués :
  1) la date du contrôle d'étanchéité ;
  2) une description et les résultats des contrôles effectués ;
  3) les nom et prénom et le numéro d'agrément du technicien frigoriste ayant effectué le contrôle d'étanchéité ;
  d) la capacité nominale d'agent réfrigérant de l'installation frigorifique, exprimée en unités métriques et également en tonnes d'équivalent CO2, si elle n'est pas connue ;
  e) en cas de mise hors service :
  1) la date de la mise hors service ;
  2) les mesures prises pour récupérer et éliminer les gaz à effet de serre fluorés ;
  3) les nom et prénom et le numéro d'agrément du technicien frigoriste qui a mis l'installation hors service ;40/1, 9° Le technicien frigoriste agréé, visé à l'article 6, 2°, e) :
  9° tient les enregistrements tels que visés au point 8° pendant au moins cinq ans.
".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het VLAREL
CHAPITRE 3. - Modifications du VLAREL
Art.25. Aan artikel 4, § 1, van het VLAREL, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, 16 mei 2014 en 18 maart 2016, worden een punt 67° en een punt 68° toegevoegd, die luiden als volgt:
  "67° koelwagen: een motorvoertuig met een gewicht van meer dan 3,5 ton dat primair bestemd en gebouwd is om goederen te vervoeren en dat met een koeleenheid is uitgerust;
  68° koelaanhangwagen: een voertuig dat bestemd en gebouwd is om door een vrachtwagen of een trekker te worden gesleept, primair om goederen te vervoeren en dat met een koeleenheid is uitgerust.".
Art.25. A l'article 4, § 1er, du VLAREL, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 1er mars 2013, 16 mai 2014 et 18 mars 2016, il est ajouté un point 67° et un point 68°, rédigés comme suit :
  " 67° camion frigorifique : un véhicule à moteur de masse supérieure à 3,5 tonnes, conçu et construit principalement pour le transport de marchandises et qui est équipé d'une unité de réfrigération ;
  68° remorque frigorifique : un véhicule conçu et construit pour être remorqué par un camion ou tracteur, destiné principalement au transport de marchandises et qui est équipé d'une unité de réfrigération. ".
Art.26. In artikel 6, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, 16 mei 2014 en 18 maart 2016, wordt punt e) vervangen door wat volgt:
  "e) koeltechnicus van categorie I, II, III of IV als vermeld in artikel 4.4.8.4, artikel 5.2.2.5.2, § 9, artikel 5.16.3.3, § 1bis, artikel 5bis.15.5.4.5.4, § 1, artikel 5bis.19.8.4.8.4, § 1, artikel 6.8.1.1 of artikel 6.8.6.1 van titel II van het VLAREM;".
Art.26. Dans l'article 6, 2°, du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 1er mars 2013, 16 mai 2014 et 18 mars 2016, le point e) est remplacé par ce qui suit :
  " e) technicien frigoriste des catégories I, II, III, ou IV tel que visé à l'article 4.4.8.4, l'article 5.2.2.5.2, § 9, l'article 5.16.3.3, § 1bis, l'article 5bis.15.5.4.5.4, § 1er, l'article 5bis.19.8.4.8.4, § 1er, l'article 6.8.1.1 ou l'article 6.8.6.1 du titre II du VLAREM ; ".
Art.27. In artikel 40/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in punt 1° worden na de woorden "aan stationaire koelinstallaties met zowel gefluoreerde broeikasgassen als ozonlaagafbrekende stoffen" de woorden "of aan koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten" toegevoegd;
  2° er worden een punt 8° en een punt 9° toegevoegd, die luiden als volgt:
  "8° bezorgt een afschrift van de volgende registraties aan de eigenaar of beheerder van de koelwagen of koelaanhangwagen die een koeleenheid met gefluoreerde broeikasgassen bevat:
  a) bij de initiële installatie of een aanpassing van de koeleenheid waardoor de nominale koelmiddelinhoud of het type koelmiddel wijzigt:
  1) de nominale koelmiddelinhoud, uitgedrukt in metrische eenheid en eveneens in ton CO2-equivalent;
  2) het type koelmiddel;
  3) indien bij de koeleenheid gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden: de vermelding hiervan en de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf;
  4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de initiële installatie of de aanpassing van de koeleenheid uitgevoerd heeft;
  b) als gefluoreerde broeikasgassen werden bijgevuld of afgetapt:
  1) het type koelmiddel;
  2) de hoeveelheid, uitgedrukt in metrische eenheid;
  3) de datum van bijvulling of aftapping;
  4) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de bijvulling of aftapping uitgevoerd heeft;
  c) als lekkagecontroles als vermeld in artikel 4 van verordening nr. 517/2014 uitgevoerd worden:
  1) de datum van de lekkagecontrole;
  2) een beschrijving en de resultaten van de uitgevoerde controles;
  3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de lekkagecontrole uitgevoerd heeft;
  d) de nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie, uitgedrukt in metrische eenheid, en eveneens in ton CO2-equivalent, als die niet gekend is;
  e) bij een buitendienststelling:
  1) de datum van de buitendienststelling;
  2) de maatregelen die genomen zijn om de gefluoreerde broeikasgassen terug te winnen en te verwijderen;
  3) de voor- en achternaam en het erkenningsnummer van de koeltechnicus die de installatie buiten dienst gesteld heeft;
  9° houdt de registraties als vermeld in punt 8° ten minste vijf jaar bij.".
Art.27. Dans l'article 40/1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 mars 2016, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans le point 1°, les mots " ou aux installations frigorifiques aux camions frigorifiques et remorques frigorifiques contenant des gaz à effet de serre fluorés " sont insérés après les mots " ou aux installations frigorifiques stationnaires contenant des gaz à effet de serre fluorés et des substances appauvrissant la couche d'ozone " ;
  2° les points 8° et 9° sont ajoutés, rédigés comme suit :
  " 8° remet une copie des enregistrements suivants au propriétaire ou au gestionnaire du camion frigorifique ou de la remorque frigorifique contenant une unité de réfrigération aux gaz à effet de serre fluorés :
  a) lors de l'installation initiale ou d'une modification de l'unité de réfrigération qui change la capacité nominale d'agent réfrigérant ou le type d'agent réfrigérant :
  1) la capacité nominale d'agent réfrigérant, exprimée en unités métriques, et également en tonnes d'équivalent CO2 ;
  2) le type d'agent réfrigérant ;
  3) si des gaz à effet de serre fluorés recyclés ou régénérés sont utilisés lors de l'installation : la mention de cette utilisation ainsi que du nom et de l'adresse de l'entreprise de recyclage ou de régénération ;
  4) les nom et prénom et le numéro d'agrément du technicien frigoriste qui a effectué l'installation initiale ou l'adaptation de l'unité de réfrigération ;
  b) si les gaz à effet de serre fluorés ou des substances appauvrissant la couche d'ozone ont été remplis ou vidangés :
  1) le type d'agent réfrigérant ;
  2) la quantité, exprimée en unités métriques ;
  3) la date de remplissage ou de vidange ;
  4) les nom et prénom et le numéro d'agrément du technicien frigoriste qui a effectué le remplissage ou le vidange ;
  c) si des contrôles d'étanchéité tels que visés à l'article 4 du Règlement no 517/2014 sont effectués :
  1) la date du contrôle d'étanchéité ;
  2) une description et les résultats des contrôles effectués ;
  3) les nom et prénom et le numéro d'agrément du technicien frigoriste ayant effectué le contrôle d'étanchéité ;
  d) la capacité nominale d'agent réfrigérant de l'installation frigorifique, exprimée en unités métriques et également en tonnes d'équivalent CO2, si elle n'est pas connue ;
  e) en cas de mise hors service :
  1) la date de la mise hors service ;
  2) les mesures prises pour récupérer et éliminer les gaz à effet de serre fluorés ;
  3) les nom et prénom et le numéro d'agrément du technicien frigoriste qui a mis l'installation hors service ;
  9° tient les enregistrements tels que visés au point 8° pendant au moins cinq ans. ".
Art.28. In artikel 58/1, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° tussen de woorden "een koelinstallatie" en de woorden "die door een erkende koeltechnicus" worden de woorden "of een koeleenheid op koelwagens en koelaanhangwagens" ingevoegd;
  2° de zinsnede "artikel 5.2.2.5.2, § 9, artikel 5.16.3.3, § 1bis, artikel 5bis.15.5.4.5.4, § 1, artikel 5bis.19.8.4.8.4, § 1, of artikel 6.8.1.1" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 4.4.8.4, artikel 5.2.2.5.2, § 9, artikel 5.16.3.3, § 1bis, artikel 5bis.15.5.4.5.4, § 1, artikel 5bis.19.8.4.8.4, § 1, artikel 6.8.1.1 of artikel 6.8.6.1 van titel II van het VLAREM".
Art.28. Dans l'article 58/1, § 4, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 mars 2016, les modifications suivantes sont apportées :
  1° les mots " ou une unité frigorifique aux camions et remorques frigorifiques " sont insérés entre les mots " une installation frigorifique " et les mots " qui sont installées par un technicien frigoriste agréé " ;
  2° le membre de phrase " l'article 5.2.2.5.2, § 9, l'article 5.16.3.3, § 1bis, l'article 5bis.15.5.4.5.4, § 1er, l'article 5bis.19.8.4.8.4, § 1er, ou l'article 6.8.1.1 " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4.4.8.4, l'article 5.2.2.5.2, § 9, l'article 5.16.3.3, § 1bis, l'article 5bis.15.5.4.5.4, § 1er, l'article 5bis.19.8.4.8.4, § 1er, l'article 6.8.1.1 ou l'article 6.8.6.1 du titre II du VLAREM ".
HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en Slotbepalingen
CHAPITRE 4. - Dispositions transitoires et finales
Art.29. Artikel 2, 2° en 3°, artikel 12, artikel 13 en artikel 24 tot en met artikel 28 van dit besluit treden in werking op 1 juli 2017.
Art.29. L'article 2, 2° et 3°, les articles 12, 13, 24 à 28 inclus du présent arrêté entrent en vigueur le 1er juillet 2017.
Art. 30. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 30. Le Ministre flamand ayant l'Environnement et la Politique de l'eau dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.