Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
1 JUNI 2017. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de specifieke reglementaire uitrusting van sommige ambtenaren van de bosdienst van het Brussels Instituut voor Milieubeheer
Titre
1 JUIN 2017. - Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale déterminant l'équipement réglementaire spécifique de certains agents du service forestier de l'Institut bruxellois pour la gestion de l'environnement
Informations sur le document
Info du document
Tekst (10)
Texte (10)
Artikel 1. Definities
  Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° 'Instituut' : Brussels Instituut voor Milieubeheer, opgericht bij het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer;
  2° 'bosdienst' : de dienst(en) van het Instituut belast met het beheer van en het toezicht op de bossen en wouden onderworpen aan het bosregime op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  3° 'verantwoordelijk ingenieur van de bosdienst' : de ingenieur afdelingschef Bos van het Instituut;
  4° 'ingenieur' : iedere ingenieur van Water en Bos van de bosdienst van het Instituut;
  5° 'adjunct' : iedere boswachter zoals bedoeld in de artikelen 9 en 16 van het Wetboek van strafvordering, van de bosdienst van het Instituut;
  6° 'wapenkamer' : beveiligde opslagruimte waar de bewapening van de adjuncten en ingenieurs opgeborgen is;
  7° 'wapens' : alle individuele wapens waarmee de ingenieurs en adjuncten uitgerust zijn, alsmede hun munitie;
  8° "munitie" : alle soorten munitie waarvan het gebruik wettelijk toegelaten is;
  9° `toezichts- en politieopdrachten' : opdrachten omschreven door hoofdstuk III van het Wetboek van Strafvordering alsook de politieopdrachten die aan de ingenieurs en adjuncten van het Instituut door andere milieubepalingen toevertrouwd zouden worden.
Article 1er. Définitions
  Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
  1° " Institut " : l'Institut bruxellois pour la gestion de l'environnement, institué par l'arrêté royal du 8 mars 1989 créant l'Institut bruxellois pour la gestion de l'environnement ;
  2° " service forestier " : le ou les services de l'Institut chargé(s) de la gestion et de la surveillance des bois et forêts soumis au régime forestier sur le territoire de la Région de Bruxelles-Capitale ;
  3° " ingénieur responsable du service forestier " : l'Ingénieur Chef du département Forêt de l'Institut ;
  4° " ingénieur " : tout ingénieur des Eaux et Forêts du service forestier de l'Institut ;
  5° " adjoint " : tout garde-forestier, tel que visé aux articles 9 et 16 du Code d'instruction criminelle, du service forestier de l'Institut ;
  6° " armurerie " : dispositif de stockage sécurisé où est entreposé l'armement des adjoints et des ingénieurs ;
  7° " armement " : toutes les armes individuelles dont les ingénieurs et les adjoints sont équipés ainsi que leurs munitions ;
  8° " munition " : tous les types de munitions dont l'emploi est légalement autorisé;
  9° " missions de surveillance et de police " : missions définies par le chapitre III du Code de l'instruction criminelle ainsi que les missions de police qui seraient confiées aux ingénieurs et adjoints de l'Institut par d'autres dispositions environnementales.
Art.2. Ontwerp
  Onderhavig besluit strekt ertoe de reglementaire uitrusting van de ingenieurs en adjuncten die individuele wapens en munitie omvat, alsook de speciale voorwaarden betreffende het voorhanden hebben, het bewaren en het dragen van wapens te bepalen.
Art. 2..   Le présent arrêté vise à déterminer l'équipement réglementaire des ingénieurs et adjoints, lequel comprend des armes individuelles et des munitions ainsi que des dispositions spéciales concernant la détention, la garde et le port d'armes.
Art.3. Soorten wapens
  De reglementaire uitrusting van de ingenieurs en adjuncten omvat de volgende individuele wapens :
  a) een semi-automatisch pistool, kaliber 9 mm Parabellum;
  b) een geweer met een gladde loop met een kaliber van minimum 20 en maximum 12;
  c) een aërosol of een verstuiver met een kleine traangascapaciteit of elk ander uitschakelend product.
Art.3. Types d'armes
  L'équipement réglementaire des ingénieurs et adjoints comprend les armes individuelles suivantes :
  a) un pistolet semi-automatique, calibre 9 mm Parabellum ;
  b) un fusil à canon(s) lisse(s) de calibre 20 au minimum et de calibre 12 au maximum ;
  c) un aérosol ou vaporisateur de petite capacité à gaz lacrymogène ou tout autre produit incapacitant.
Art.4. Bezit, bewaking, dragen en transport
  § 1. Het wapentuig wordt door de leidende ambtenaren van het Instituut aan de ingenieurs en adjuncten die de voorwaarden vastgesteld in artikel 8 van dit besluit vervullen toegewezen.
  De toewijzing van de wapens brengt de toelating met zich om ze volgens de door dit besluit vastgestelde voorwaarden en binnen de perken van de toezichts- en politieopdrachten te gebruiken.
  § 2. De ingenieurs en adjuncten bewaken permanent de wapens die zij in bezit hebben en ze mogen ze, zelfs niet tijdelijk, aan derden toevertrouwen.
  § 3. Het is verboden om de wapens buiten het dienstkader te dragen, te vervoeren of te gebruiken.
  § 4. De ingenieurs bewaren hun wapens wanneer ze die niet dragen noch vervoeren, buiten bereik van derden, in de wapenkamer die speciaal op de centrale zetel van het Instituut ingericht is. De wapens die niet aan een personeelslid toegewezen zijn, zijn eveneens in deze wapenkamer opgeborgen. De ingenieurs zorgen voor het regelmatige onderhoud van deze wapens en nemen alle maatregelen om er de goede staat en de goede werking van te garanderen.
  De adjuncten bewaren hun wapens wanneer ze die niet dragen noch vervoeren, buiten het bereik van derden in de wapenkast die speciaal hiervoor voorzien en geleverd is door de bosdienst. De adjuncten zorgen voor het regelmatige onderhoud van hun wapens en nemen alle maatregelen om er de goede staat en de goede werking van te garanderen.
  § 5. Elke drie maanden moeten de individuele wapens door de verantwoordelijke ingenieur van de bosdienst of zijn gemachtigde gecontroleerd worden.
  De ingenieurs en adjuncten zijn ertoe gehouden om het wapen op vraag van de verantwoordelijke ingenieur van de bosdienst onmiddellijk te tonen.
  § 6. Elk schietincident, alsook elke diefstal, elk verlies van of elke schade aan de wapens moet het voorwerp uitmaken van een omstandig schriftelijk verslag dat, door bemiddeling van de verantwoordelijke ingenieur van de bosdienst, aan de leidende ambtenaar en aan de adjunct-leidend ambtenaar van het Instituut overgemaakt wordt.
  § 7. De ingenieurs en adjuncten zijn eveneens ertoe gehouden de wapens onmiddellijk terug te geven bij iedere behoorlijk gemotiveerde vraag hiertoe van de leidende ambtenaar of van de adjunct-leidend ambtenaar van het Instituut of van hun gemachtigde, onverminderd de toepassing van artikel 8.
Art.4. Détention, garde, port et transport
  § 1. L'armement est attribué par les fonctionnaires dirigeants de l'Institut aux ingénieurs et adjoints qui remplissent les conditions fixées à l'article 8 du présent arrêté.
  L'attribution de l'armement emporte autorisation de les utiliser, aux conditions fixées par le présent arrêté et dans les limites des missions de surveillance et de police.
  § 2. Les ingénieurs et adjoints ont la garde permanente de l'armement qu'ils détiennent et ne peuvent le confier à des tiers, même temporairement.
  § 3. Il est interdit de porter, de transporter ou d'utiliser l'armement en dehors du service.
  § 4. Les ingénieurs conservent leur armement, lorsqu'ils ne le portent ni le transportent, dans l'armurerie spécialement aménagée au siège central de l'Institut, hors de portée des tiers. L'armement qui n'est pas attribué à un membre du personnel est également entreposé dans cette armurerie. Les ingénieurs assurent l'entretien régulier de cet armement et prennent toute mesure destinée à en garantir la bonne conservation et le bon fonctionnement.
  Les adjoints conservent leur armement, lorsqu'ils ne le portent ni le transportent, dans l'armoire forte prévue à cet effet et fournie par le service forestier, hors de portée des tiers. Les adjoints assurent l'entretien régulier de leur armement et prennent toute mesure destinée à en garantir la bonne conservation et le bon fonctionnement.
  § 5. Tous les trois mois, les armes individuelles doivent être contrôlées par l'ingénieur responsable du service forestier ou son délégué.
  Les ingénieurs et adjoints sont tenus de montrer immédiatement l'arme pour inspection sur demande de l'ingénieur responsable du service forestier.
  § 6. Tout incident de tir, ainsi que tout vol, toute perte ou toute détérioration de l'armement doivent faire l'objet d'un rapport écrit circonstancié qui est transmis, par l'entremise de l'ingénieur responsable du service forestier, au fonctionnaire dirigeant et au fonctionnaire dirigeant adjoint de l'Institut.
  § 7. Les ingénieurs et adjoints sont également tenus de restituer immédiatement l'armement à toute demande dûment motivée du fonctionnaire dirigeant ou du fonctionnaire dirigeant adjoint de l'Institut ou de leur délégué, sans préjudice de l'application de l'article 8.
Art.5. Gebruik
  § 1. De ingenieurs en adjuncten dragen, vervoeren en gebruiken een semi-automatisch pistool als bedoeld in artikel 3, a), en een aërosol of verstuiver, als bedoeld in artikel 3, c), bij de uitoefening van hun functies, enkel in een of meerdere van de volgende omstandigheden en doelstellingen als bedoeld in artikel 1, 9° van dit besluit :
  a) bij de toezichtsopdrachten in de bossen, wouden en natuurreservaten (met inbegrip van de doortocht van de ene naar de andere site);
  b) bij politieopdrachten;
  c) wanneer ze door de politie opgevorderd worden om hen bij interventies bij te staan.
  § 2. De ingenieurs en adjuncten dragen, vervoeren en gebruiken enkel een semi-automatisch geweer met gladde loop als bedoeld in artikel 3, b), bij de uitoefening van hun functies, in een van de volgende omstandigheden :
  1° voor het ter dood brengen van gewonde wilde dieren die in een doodstrijd verwikkeld zijn of onomkeerbare pijnen ondergaan waardoor een onmiddellijke interventie noodzakelijk is om aan het leed een einde te stellen;
  2° voor de volgende bijzondere opdrachten georganiseerd door de verantwoordelijke ingenieur van de bosdienst :
  a) het ter dood brengen van gevaarlijke dieren of die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor andere dieren ;
  b) in voorkomend geval, de vernietiging van invasieve diersoorten in de zin van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud.
  § 3. De ingenieurs en adjuncten dragen, vervoeren en gebruiken de wapens als bedoeld in artikel 3, in het kader van training sessies die door of voor rekening van de bosdienst georganiseerd worden.
Art.5. Utilisation
  § 1. Les ingénieurs et adjoints portent, transportent et utilisent un pistolet semi-automatique tel que visé à l'article 3, a), et un aérosol ou vaporisateur, tel que visé à l'article 3, c), dans l'exercice de leurs fonctions, uniquement dans l'une ou plusieurs des circonstances et finalités suivantes visées à l'article 1, 9° du présent arrêté :
  a) lors des missions de surveillance dans les bois, forêt et réserves naturelles (inclus le passage d'un site à l'autre) ;
  b) lors des missions de police ;
  c) lorsqu'ils sont réquisitionnés par la police pour les assister lors d'interventions.
  § 2. Les ingénieurs et adjoints portent, transportent et utilisent un fusil à canon lisse semi-automatique tel que visé à l'article 3, b), dans l'exercice de leurs fonctions, uniquement dans l'une des circonstances suivantes :
  1° pour la mise à mort d'animaux sauvages blessés se trouvant dans un état d'agonie ou de douleurs irréversibles tel qu'une intervention immédiate est nécessaire afin d'en abréger les souffrances ;
  2° pour les missions particulières organisées par l'ingénieur responsable du service forestier suivantes :
  a) la mise à mort d'animaux dangereux ou susceptibles d'être dangereux pour l'homme ou les autres animaux ;
  b) le cas échéant, la destruction d'espèces animales invasives au sens de l'ordonnance du 1er mars 2012 relative à la conservation de la nature.
  § 3. Les ingénieurs et adjoints portent, transportent et utilisent les armes visées à l'article 3, dans le cadre de séances d'entrainement organisées par ou pour le compte du service forestier.
Art.6. Uitzonderlijk gebruik tegen personen
  § 1. Zowel bij de uitoefening van hun functies als in het geval van betrapping op heterdaad van een misdrijf van gemeen recht, mogen de ingenieurs en adjuncten slechts gebruikmaken van hun wapens tegen personen in een situatie van wettige verdediging van zichzelf of van anderen, in de zin van artikelen 416 en 417 van het Strafwetboek.
  § 2. De ingenieurs en adjuncten van het Instituut kunnen bovendien, onder dezelfde proportionaliteitsvereiste die door de omstandigheden van wettige verdediging ingegeven zijn, in geval van absolute noodzaak van hun wapen gebruikmaken wanneer ze de personen en goederen op geen andere wijze kunnen verdedigen.
  Het gebruik van wapens tegen personen gebeurt enkel na waarschuwing gegeven met verheven stem of door middel van elk ander beschikbaar middel, met inbegrip van een waarschuwingsschot, tenzij dit het gebruik ondoeltreffend maakt.
  § 3. Ieder in verweer komen tegen een persoon met behulp van een wapen of het gebruik tegen een persoon van een of meerdere individuele wapens als bedoeld in de artikelen 3 maakt het voorwerp uit van onmiddellijke informatieverstrekking aan de procureur des konings, bekrachtigd door het verzenden binnen de tien werkdagen vanaf het evenement van een proces-verbaal dat een relaas van de feiten geeft.
  § 4. Ieder niet in § 3 beoogd gebruik, voltrokken buiten de training sessies, maakt het voorwerp uit van een omstandig schriftelijk verslag dat, door bemiddeling van de verantwoordelijke ingenieur van de bosdienst, aan de leidende ambtenaar en aan de adjunct-leidend ambtenaar van het Instituut overgemaakt wordt.
  § 5. Ieder niet conform gebruik maakt, in voorkomend geval, het voorwerp uit van disciplinaire sancties voorgeschreven in Titel X van Boek I van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, volgens de procedure in dezelfde titel bepaald.
Art.6. Utilisation exceptionnelle contre des personnes
  § 1er. Tant dans l'exercice de leurs fonctions qu'en cas de flagrant délit de droit commun, les ingénieurs et adjoints de l'Institut ne peuvent faire usage de leurs armes contre des personnes qu'en situation de légitime défense d'eux-mêmes ou d'autrui, au sens des articles 416 et 417 du Code pénal.
  § 2. Les ingénieurs et adjoints de l'Institut peuvent en outre, sous la même condition de proportionnalité induite par les circonstances de légitime défense, faire usage de leur arme en cas d'absolue nécessité, lorsqu'ils ne peuvent défendre autrement les personnes et les biens.
  Le recours aux armes contre des personnes ne s'effectue qu'après avertissement donné à haute voix ou par tout autre moyen disponible, y compris par un coup de semonce, à moins que cela ne rende ce recours inopérant.
  § 3. Toute mise en joue d'une personne à l'aide d'une arme, ou l'usage à l'encontre d'une personne, d'une ou plusieurs armes individuelles visées à l'articles 3 fait l'objet d'une information immédiate au Procureur du Roi, confirmée par l'envoi d'un procès-verbal relatant les faits, dans les dix jours ouvrables de l'évènement.
  § 4. Toute utilisation non visée au § 3, effectuée en dehors des séances d'entrainement, fait l'objet d'un rapport circonstancié qui est transmis, par l'entremise de l'ingénieur responsable du service forestier, au fonctionnaire dirigeant et au fonctionnaire dirigeant adjoint de l'Institut.
  § 5. Toute utilisation non conforme fera l'objet, le cas échéant, des peines disciplinaires prescrites au Titre X du Livre Ier de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 27 mars 2014 portant le statut administratif et pécuniaire des agents des organismes d'intérêt public de la Région de Bruxelles-Capitale, selon la procédure prévue au même Titre.
Art.7. Munitie
  § 1. De verantwoordelijke ingenieur van de bosdienst of zijn gemachtigde voert het bevel over de verdeling van de voorgeschreven munitie die noodzakelijk is voor de voltooiing van de toezichts- en politieopdrachten van de ingenieurs en adjuncten alsook die noodzakelijk voor de volbrenging van de schietoefeningen is.
  § 2. De individuele wapens mogen enkel, met uitsluiting van iedere andere munitie, met de munitie geladen worden die door de verantwoordelijke ingenieur van de bosdienst geleverd is. Deze behoort tot de twee volgende types :
  a) pistool : volmantel- en halfgemantelde patronen, patronen met een holle punt ;
  b) geweer met gladde loop: hagelpatronen en scherpe patronen.
Art.7. Munitions
  § 1er. L'ingénieur responsable du service forestier ou son délégué est chargé de commander la distribution des munitions prescrites nécessaires à l'accomplissement des missions de surveillance et de police des ingénieurs et adjoints ainsi que celles nécessaires à l'accomplissement des exercices de tir.
  § 2. Les armes individuelles ne peuvent être chargées, à l'exclusion de toute autre munition, qu'avec les munitions fournies par l'ingénieur responsable du service forestier. Celles-ci appartiennent aux types suivants :
  a) pistolet : cartouches à tête blindée, semi blindées, creuses ;
  b) fusil à canon(s) lisse(s) : cartouches à plombs et à balle.
Art.8. Voorwaarden voor bezit
  De wapens mogen slechts voorhanden zijn, gedragen, vervoerd en gebruikt worden door de ingenieurs en adjuncten die :
  a) met vrucht een voorafgaandelijke en voortgezette opleiding voor het hanteren van de toevertrouwde wapens hebben gevolgd, met inbegrip van schietoefeningen die door of voor rekening van de bosdienst georganiseerd zijn zoals bepaald in artikel 9 ;
  b) over voldoende praktische kennis beschikken over de richtlijnen met betrekking tot het gebruik van een wapen voor dienstredenen, met name op het gebied van wettige verdediging ;
  c) door de verantwoordelijke ingenieur van de bosdienst geschikt verklaard zijn om een dergelijk wapen voorhanden te hebben, het te dragen en het in voorkomend geval te gebruiken ;
  d) voorafgaandelijk en permanent fysisch en psychologisch door de arbeidsgeneeskunde geschikt verklaard zijn om op adequate en proportionele wijze wapens te dragen en ervan gebruik te maken na het jaarlijks medisch onderzoek in het kader van het toezicht op de gezondheid van de werknemers.
Art.8. Conditions de détention
  L'armement ne peut être détenu, porté, transporté et utilisé que par les ingénieurs et les adjoints qui :
  a) ont suivi avec fruit une formation préalable et continue au maniement des armes confiées, y compris des exercices de tirs, organisés par ou pour le compte du service forestier comme prévu à l'article 9 ;
  b) possèdent des connaissances pratiques suffisantes des directives relatives à l'usage d'une arme pour des raisons de service, notamment les règles en matière de légitime défense ;
  c) sont déclarés aptes par l'ingénieur responsable du service forestier à détenir un tel armement, à le porter et à l'utiliser le cas échéant ;
  d) sont, de manière préalable et continue, physiquement et psychiquement déclarés aptes au port et à l'usage adéquat et proportionné, compte tenu des circonstances, d'armes par la médecine du travail suite à l'examen médical annuel réalisé dans le cadre de la surveillance de la santé des travailleurs.
Art.9. Opleiding
  § 1. Het Instituut organiseert regelmatig theoretische en praktische opleidingen betreffende het schieten en de toezichts- en politieopdrachten.
  § 2. De theorieopleiding omvat minstens voldoende en geschikte informatie over de bevoegdheden van de adjuncten inzake toezichts- en politieopdrachten alsook over de misdrijven van gemeen recht.
Art.9. Formation
  § 1er. L'Institut organise régulièrement des formations théoriques et pratiques relatives aux tirs et aux missions de surveillance et de police.
  § 2. La formation théorique comporte au minimum une information suffisante et adéquate sur les compétences des adjoints en matière de missions de surveillance et de police ainsi que sur les délits de droit commun.
Art. 10. Eigendom en telling
  § 1. De wapens als bedoeld in artikel 3 blijven de eigendom van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  § 2. Ze zijn ingeschreven in een register dat vermeldt:
  a) de aard, het merk, het model, het type, het kaliber en het serienummer van elk wapen;
  b) de identiteit van de houder.
  § 3. Het register wordt opgesteld en bijgehouden door de verantwoordelijke ingenieur van de bosdienst. Hij houdt ook een register bij dat de inkomende, uitgaande en verbruikte munitie optekent.
  Elke actualisering van deze registers wordt ter informatie meegedeeld aan de minister bevoegd voor Leefmilieu.
  § 4. De gedegradeerde wapens worden ter vernietiging naar de Proefbank voor vuurwapens gestuurd.
Art. 10. Propriété et recensement
  § 1er. Les armes visées à l'article 3 demeurent la propriété de la Région de Bruxelles-Capitale.
  § 2. Elles sont inscrites dans un registre qui mentionne :
  a) la nature, la marque, le modèle, le type, le calibre et le numéro de série de chaque arme ;
  b) l'identité du détenteur.
  § 3. Le registre est établi et tenu à jour par l'ingénieur responsable du service forestier. Celui-ci tient également à jour un registre indiquant les munitions entrées, sorties et consommées.
  Toute mise à jour de l'un ou l'autre de ces registres est communiquée pour information au ministre ayant l'Environnement dans ses attributions.
  § 4. Les armes déclassées sont envoyées au Banc d'épreuves des armes à feu pour destruction.