Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
9 MAART 2017. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties, het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar, het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten, het koninklijk besluit van 5 juni 2004 tot vaststelling van het stelsel van de rechten tot inzage en verbetering van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de identiteitskaart en van de informatiegegevens die zijn opgenomen in de bevolkingsregisters of in het Rijksregister van de natuurlijke personen, het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes, verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en tot opheffing van het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten en van het koninklijk besluit van 29 juli 1985 waarbij de naamloze vennootschap IDOC wordt aangewezen als onderneming belast met de aanmaak en het drukken van de identiteitskaarten en waarbij machtiging wordt verleend tot mededeling aan die vennootschap van sommige informaties die bij het Rijksregister worden bewaard
Titre
9 MARS 2017. - Arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 3 avril 1984 relatif à l'accès de certaines autorités publiques au Registre national des personnes physiques, ainsi qu'à la tenue à jour et au contrôle des informations, l'arrêté royal du 16 juillet 1992 relatif aux registres de la population et au registre des étrangers, l'arrêté royal du 10 décembre 1996 relatif aux différents documents d'identité pour les enfants de moins de douze ans, l'arrêté royal du 25 mars 2003 relatif aux cartes d'identité, l'arrêté royal du 5 juin 2004 déterminant le régime des droits de consultation et de rectification des données électroniques inscrites sur la carte d'identité et des informations reprises dans les registres de population ou au Registre national des personnes physiques, l'arrêté royal du 8 janvier 2006 déterminant les types d'information associés aux informations visées à l'article 3, alinéa 1er, de la loi du 8 août 1983 organisant un Registre national des personnes physiques, et abrogeant l'arrêté royal du 29 juillet 1985 relatif aux cartes d'identité et l'arrêté royal du 29 juillet 1985 désignant la société anonyme IDOC comme entreprise chargée de la fabrication et de l'impression des cartes d'identité et autorisant la communication à ladite société de certaines informations conservées au Registre national
Informations sur le document
Info du document
Tekst (35)
Texte (35)
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties
CHAPITRE 1er. - Modification de l'arrêté royal du 3 avril 1984 relatif à l'accès de certaines autorités publiques au Registre national des personnes physiques, ainsi qu'à la tenue à jour et au contrôle des informations
Artikel 1. In het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties, wordt een artikel 3/1 ingevoegd luidende:
  " Art. 3/1. In het kader van het beheer van het Rijksregister van de natuurlijke personen hebben de diensten van het Rijksregister toegang tot de informatiegegevens opgenomen in dit register. ".
Article 1er. Dans l'arrêté royal du 3 avril 1984 relatif à l'accès de certaines autorités publiques au Registre national des personnes physiques, ainsi qu'à la tenue à jour et au contrôle des informations, il est inséré un article 3/1 rédigé comme suit :
  " Art. 3/1. Dans le cadre de la gestion du Registre national des personnes physiques, les services de ce dernier ont accès aux informations contenues audit registre. ".
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister
CHAPITRE 2. - Modification de l'arrêté royal du 16 juillet 1992 relatif aux registres de la population et au registre des étrangers
Art.2. In artikel 7 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 5, worden de woorden "of, in voorkomend geval, van de realiteit van het effectieve vertrek naar het buitenland," ingevoegd tussen de woorden "of die in België van verblijfplaats verandert" en de woorden "wordt uitgevoerd door de lokale overheid", worden de woorden "binnen acht werkdagen" vervangen door de woorden "binnen de vijftien werkdagen" en worden de woorden "binnen twintig dagen" vervangen door de woorden "binnen de maand";
  2° paragraaf 5 wordt aangevuld met drie leden 3, 4 en 5 luidende:
  " In het kader van dit artikel wordt verstaan onder " werkdagen " alle dagen, behalve de zaterdag, de zondag en de wettelijke feestdagen.
  De datum van inschrijving stemt overeen met de datum waarop de aangifte van verandering van hoofdverblijfplaats of van vestiging op het grondgebied van het Koninkrijk uitgevoerd werd. Indien de aangifte per brief gebeurt, stemt de datum van inschrijving overeen met de datum van ontvangst van de aangifte door het gemeentebestuur.
  Indien het in het eerste lid bedoelde onderzoek betreffende de effectieve hoofdverblijfplaats duidelijk aantoont dat de betrokkene op het moment van de aangifte van verandering van verblijfplaats of van vestiging op het grondgebied van het Koninkrijk, nog niet zijn hoofdverblijfplaats had op het adres waarvan sprake, zal de inschrijving evenwel op een latere datum kunnen gebeuren, maar nooit later dan de datum van de positieve vaststelling van hoofdverblijfplaats.";
  3° paragraaf 8 wordt vervangen door de volgende paragraaf:
  " § 8. Wanneer de in § 1 bedoelde aangifte betrekking heeft op niet-ontvoogde minderjarige kinderen van wie de ouders niet meer samenleven en deze aangifte gedaan wordt door één van de twee ouders, verwittigt de gemeente de andere ouder van het feit van deze aangifte binnen de tien werkdagen.
  De inschrijving van de niet-ontvoogde minderjarigen van wie de ouders niet meer samenleven gebeurt op het adres van de hoofdverblijfplaats van de ouder bij wie, overeenkomstig § 5, vastgesteld werd dat deze minderjarigen voor het grootste deel van de tijd verblijven, ook al bestaat er een gerechtelijke beslissing of een akkoord tussen de ouders waarbij de inschrijving van de niet-ontvoogde minderjarigen op een ander adres voorgeschreven wordt.
  Wanneer, overeenkomstig § 5, vastgesteld wordt dat de niet-ontvoogde minderjarigen van wie de ouders niet meer samenleven, op gelijkmatige basis bij elk van de twee ouders verblijven, gebeurt de inschrijving van deze minderjarigen hetzij op basis van het wederzijds akkoord van de ouders, hetzij op basis van de laatste gerechtelijke beslissing tot gelijkmatig gedeelde huisvesting, hetzij op basis van de laatste notariële akte tot gelijkmatig gedeelde huisvesting, hetzij, bij gebrek aan een akkoord, een gerechtelijke beslissing of een notariële akte, op het adres van de laatste hoofdverblijfplaats van de minderjarigen. Zolang de inschrijving niet kan gebeuren volgens één van de in de eerste zin aangehaalde modaliteiten, gebeurt zij op het adres van de hoofdverblijfplaats van de ouder die de kinderbijslag ontvangt, tenzij de hoven en rechtbanken er anders over beslissen.".
Art.2. A l'article 7 de l'arrêté royal du 16 juillet 1992 relatif aux registres de la population et au registre des étrangers, les modifications suivantes sont apportées:
  1° au paragraphe 5, les mots " ou, le cas échéant, de la réalité du départ effectif pour l'étranger, " sont insérés entre les mots " ou changeant de résidence en Belgique " et les mots " fait l'objet d'une enquête ", les mots " dans les huit jours ouvrables " sont remplacés par les mots " dans les quinze jours ouvrables " et les mots " dans les vingt jours qui suivent " sont remplacés par les mots " dans le mois qui suit ";
  2° le paragraphe 5 est complété par trois alinéas 3, 4 et 5, rédigés comme suit:
  " Par " jours ouvrables ", l'on entend dans le cadre du présent article tous les jours autres que le samedi, le dimanche et les jours fériés légaux.
  La date d'inscription correspond à la date à laquelle la déclaration de changement de résidence principale ou d'installation sur le territoire du Royaume a été effectuée. Si la déclaration est faite par courrier, la date d'inscription correspond à celle de la réception de la déclaration par l'administration communale.
  Si l'enquête relative à la résidence principale effective visée à l'alinéa 1er montre clairement qu'au moment de la déclaration de changement de résidence ou d'installation sur le territoire du Royaume, l'intéressé n'avait pas encore sa résidence principale à l'adresse concernée, l'inscription pourra se faire à une date ultérieure mais jamais plus tard que la date de la constatation positive de résidence principale. ";
  3° le paragraphe 8 est remplacé par le paragraphe suivant:
  " § 8. Lorsque la déclaration visée au § 1er concerne des enfants mineurs non émancipés dont les parents ne vivent plus ensemble et qu'elle est réalisée par l'un des deux parents, la commune avertit l'autre parent du fait de cette déclaration dans les 10 jours ouvrables.
  L'inscription des mineurs non émancipés dont les parents ne vivent plus ensemble s'effectue à l'adresse de la résidence principale du parent auprès duquel il est constaté, conformément au § 5, que lesdits mineurs résident la majeure partie du temps et ce, même s'il existe une décision judiciaire ou un accord entre les parents prescrivant l'inscription des mineurs non émancipés à une autre adresse.
  Lorsqu'il est constaté, conformément au § 5, que des mineurs non émancipés dont les parents ne vivent plus ensemble résident de manière égalitaire chez chacun des deux parents, l'inscription de ces mineurs s'effectue, soit sur la base de l'accord mutuel des parents, soit sur la base de la dernière décision judiciaire fixant l'hébergement égalitaire, soit sur la base du dernier acte notarial fixant l'hébergement égalitaire, soit, à défaut d'accord, de décision judicaire ou d'acte notarial, à l'adresse de la dernière résidence principale des mineurs. Aussi longtemps que l'inscription ne peut s'effectuer selon une des modalités indiquées dans la première phrase, elle se fait à l'adresse de la résidence principale du parent qui perçoit les allocations familiales, à moins que les cours et tribunaux en décident autrement. ".
Art.3. In artikel 8 van hetzelfde besluit, wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin:
  "De afvoering van ambtswege wordt automatisch gelast door het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege, wanneer er vastgesteld wordt, op basis van het verslag van het onderzoek van de ambtenaar van de burgerlijke stand, dat de opgespoorde persoon sinds minstens zes maanden onvindbaar is.".
Art.3. Dans l'article 8 du même arrêté, l'alinéa 2 est complété par la phrase suivante:
  " La radiation d'office est automatiquement ordonnée par le collège des bourgmestre et échevins ou le collège communal, lorsqu'il est constaté, sur la base du rapport d'enquête de l'officier de l'état civil, que la personne recherchée est introuvable depuis au moins six mois. ".
Art.4. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het vierde lid wordt vervangen als volgt:
  "Wanneer de voormelde personen geen gevolg geven aan de oproep, schrijft het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege hen van ambtswege in op de datum waarop hun aanwezigheid in de gemeente vastgesteld werd op basis van een verslag van de ambtenaar van de burgerlijke stand.";
  2° het artikel wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende:
  "Het gemeentebestuur spoort ook de niet in artikel 7, § 3 bedoelde niet-ontvoogde minderjarigen op, die hun hoofdverblijfplaats vestigen op een andere plaats dan de ouderlijke verblijfplaats, maar voor wie de in dat artikel 7, § 3, bedoelde aangifte niet gebeurde. Het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege gelast hun inschrijving van ambtswege op de datum waarop hun aanwezigheid in de gemeente vastgesteld werd op basis van een verslag van de ambtenaar van de burgerlijke stand, ook al verblijft de niet-ontvoogde minderjarige bij een ouder die uit zijn ouderlijk gezag ontheven is of ten opzichte van wie het exclusieve toezicht aan de andere ouder toegewezen werd bij gerechtelijke beslissing. De personen die het gezag uitoefenen over deze minderjarigen worden op de hoogte gebracht van deze inschrijving van ambtswege.".
Art.4. A l'article 9 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées:
  1° l'alinéa 4 est remplacé par ce qui suit:
  " Lorsque les personnes précitées ne donnent pas suite à la convocation, le collège des bourgmestre et échevins ou le collège communal procède à leur inscription d'office à la date à laquelle leur présence dans la commune a été constatée sur la base d'un rapport présenté par l'officier de l'état civil. ";
  2° l'article est complété par un alinéa 5 rédigé comme suit:
  " L'administration communale recherche également les mineurs non émancipés, non visés par l'article 7, § 3, qui fixent leur résidence principale en un autre endroit que la résidence parentale, mais pour qui la déclaration prévue audit article 7, § 3, n'a pas été faite. Le collège des bourgmestre et échevins ou le collège communal ordonne leur inscription d'office à la date à laquelle leur présence dans la commune a été constatée sur la base d'un rapport présenté par l'officier de l'Etat civil et ce, même si le mineur non émancipé réside auprès d'un parent déchu de son autorité parentale ou à l'égard duquel une décision judiciaire a confié la garde exclusive à l'autre parent. Les personnes qui exercent l'autorité sur ces mineurs sont informées de cette inscription d'office. ".
Art.5. In artikel 11 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, 3°, worden de woorden " tweede en vierde lid " vervangen door de woorden "tweede, vierde en vijfde lid";
  2° het tweede lid wordt vervangen als volgt:
  "De inschrijvingsdatum is degene die vermeld wordt in de voormelde beslissingen en documenten of die bepaald wordt krachtens artikel 7, § 5.".
Art.5. A l'article 11 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées:
  1° à l'alinéa 1er, 3°, les mots " alinéas 2 et 4 " sont remplacés par les mots " alinéas 2, 4 et 5 ";
  2° l'alinéa 2 est remplacé par ce qui suit:
  " La date d'inscription est celle mentionnée dans les décisions et documents précités ou celle déterminée en application de l'article 7, § 5. ".
Art.6. Artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 13 februari 2001, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 15. De gemeenten werken de registers bij in de vorm van individuele fiches. De gemeenten zijn vrijgesteld van het materieel houden, met name op papier, van de fiches die de registers vormen, vanaf het moment dat zij informaticamiddelen gebruiken die de onmiddellijke raadpleging en bijwerking van de gegevens mogelijk maken, waarbij een voldoende veiligheid gewaarborgd wordt tegen elke vernietiging of beschadiging van de gegevens en waarbij een permanente werking van de bevolkingsdienst mogelijk is.".
Art.6. L'article 15 du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 13 février 2001, est remplacé par ce qui suit:
  " Art. 15. Les communes tiennent à jour les registres sous forme de fiches individuelles. Les communes sont dispensées de tenir matériellement, à savoir sous format papier, les fiches constituant les registres à partir du moment où elles utilisent des moyens informatiques permettant la consultation et la mise à jour immédiate des données, assurant une sécurité suffisante contre toute destruction ou dégradation des informations et permettant un fonctionnement continu du service de la population. ".
Art.7. In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 2 wordt opgeheven;
  2° in paragraaf 3, worden de woorden "Zo volstaat het ook niet dat iemand enkel de bedoeling uit om zijn hoofdverblijfplaats op een gegeven plaats te vestigen" vervangen door de woorden "Het volstaat niet dat iemand enkel de bedoeling uit om zijn hoofdverblijfplaats op een gegeven plaats te vestigen of een eigendomstitel, een huurcontract of elk ander bewijs van bewoning voorlegt".
Art.7. A l'article 16 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées:
  1° le paragraphe 2 est supprimé;
  2° au paragraphe 3, les mots " De même, la seule intention manifestée par une personne de fixer sa résidence principale dans un lieu donné n'est pas suffisante " sont remplacés par les mots " La seule intention manifestée par un personne de fixer sa résidence principale dans un lieu donné ou la présentation d'un titre de propriété ou d'un contrat de location ou de tout autre titre d'occupation ne sont pas suffisantes ".
Art.8. Artikel 18 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 2008, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 18. § 1. Met "tijdelijke afwezigheid" in de zin van artikel 17 bedoelt men het feit van niet effectief te verblijven op zijn hoofdverblijfplaats tijdens een bepaalde periode, waarbij er voldoende belangen behouden worden die aantonen dat de reïntegratie in de hoofdverblijfplaats op elk moment mogelijk is.
  Met "voldoende belangen" in de zin van het vorige lid bedoelt men het feit van over een huisvesting te kunnen beschikken, hetzij onbewoond, hetzij die bewoond blijft door minstens één gezinslid.
  § 2. Elke tijdelijke afwezigheid van meer dan drie maanden kan aangegeven worden aan het gemeentebestuur van de gemeente van de hoofdverblijfplaats, aan de hand van het ad hoc formulier. De minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken bepaalt het model van het aangifteformulier van tijdelijke afwezigheid, evenals de vermeldingen die erop moeten staan. Het in paragraaf 1 bedoelde adres van de hoofdverblijfplaats moet bij die informatiegegevens opgenomen worden.
  Een tijdelijke afwezigheid mag niet langer dan een jaar duren, te rekenen vanaf de datum van het begin van de afwezigheid.
  Een tijdelijke afwezigheid kan éénmaal verlengd worden op voorwaarde dat deze aangegeven werd overeenkomstig het eerste lid; de betrokkene moet de verlenging aangeven bij zijn gemeentebestuur, aan de hand van een formulier waarvan het model bepaald zal worden door de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken. Indien de verlenging van de tijdelijke afwezigheid niet aangegeven wordt, gaat de gemeente over tot de afvoering van ambtswege.
  Elke persoon die tijdelijk afwezig is, kan op elk moment zijn inschrijving vragen in de gemeente waar hij effectief verblijft of vragen om afgevoerd te worden voor het buitenland.
  § 3. In afwijking van de in paragraaf 2, tweede en derde lid, opgesomde voorwaarden betreffende de duur en de verlenging van de tijdelijke afwezigheid, worden eveneens als tijdelijk afwezig beschouwd als zij daarvan aangifte doen bij hun gemeentebestuur overeenkomstig § 2:
  1° de personen die op het Belgisch grondgebied verblijven in verpleeginrichtingen en andere openbare en private instellingen die zieken opvangen, rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuizen of gedeelten van ziekenhuizen gelijkgesteld met rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische instellingen, evenals de personen die geplaatst werden bij particulieren, voor de duur van hun verblijf met therapeutische en/of medische hulpverleningsdoeleinden;
  2° de personen die opgesloten zijn in strafinrichtingen en inrichtingen voor sociaal verweer, voor de duur van hun opsluiting;
  3° de minderjarigen geplaatst in een instelling in toepassing van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming of de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, voor de duur van hun plaatsing;
  4° het militair personeel en burgerpersoneel van de Belgische strijdkrachten dat in het buitenland gestationeerd is, de militairen die in het buitenland gedetacheerd zijn, hetzij bij internationale of supranationale organismen, hetzij bij een militaire basis in het buitenland, alsook de leden van hun gezin, voor de duur van hun stationering of detachering;
  5° de personeelsleden van de federale politie die afwezig zijn uit het Koninkrijk, alsook de leden van hun gezin, die ofwel het militaire personeel en burgerpersoneel van de Belgische strijdkrachten in het buitenland begeleiden, ofwel een specifieke opdracht vervullen in het buitenland, voor de duur van hun begeleiding of opdracht;
  6° de dienstplichtigen onder de wapens en de gewetensbezwaarden voor de duur van hun dienst, de dienstplichtigen die vrijstelling van militaire dienst genieten krachtens artikel 16 van de op 30 april 1962 gecoördineerde dienstplichtwetten, voor de duur van hun dienst of hun coöperatieopdracht;
  7° de federale, gewestelijke en gemeenschapsambtenaren die een functie opnemen op een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland, alsook de leden van hun gezin, op voorwaarde dat zij een hiërarchische band hebben met het posthoofd en dat zij ingeschreven worden op de diplomatieke lijst van de voornoemde vertegenwoordiging, voor de duur van hun opdracht;
  8° de personen die op coöperatieopdracht gestuurd worden door verenigingen die erkend zijn krachtens de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische ontwikkelingssamenwerking, alsook de leden van hun gezin, voor de duur van hun coöperatieopdracht;
  9° de personen van wie de verdwijning sinds zes maanden of langer gesignaleerd werd aan de lokale of federale politie en dit zonder afbreuk te doen aan de bepalingen met betrekking tot de afwezigen bedoeld in Boek I van Titel IV van het Burgerlijk Wetboek. De tijdelijke afwezigheid eindigt met de terugkeer van de verdwenen persoon of met de vaststelling van zijn overlijden;
  10° de personen die, in het kader van hun beroep, een specifiek werk of een bepaalde opdracht uitvoeren in een andere gemeente van het Koninkrijk of in het buitenland, alsook de leden van hun gezin, voor de duur van hun werk of opdracht;
  11° de leerlingen en studenten ouder dan zestien jaar die financieel nog ten laste zijn van hun ouders en ergens anders verblijven dan op de verblijfplaats van het gezin waartoe zij behoren, voor de duur van hun studies.
  De redenen van de tijdelijke afwezigheid die de toepassing van deze paragraaf rechtvaardigen, maken het voorwerp uit van een specifieke vermelding op het in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde formulier en moeten voldoende gestaafd worden met bewijsstukken.
Art.8. L'article 18 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 14 novembre 2008, est remplacé par l'article suivant:
  " Art. 18. § 1er. Par " absence temporaire " au sens de l'article 17, l'on entend le fait de ne pas résider de manière effective au lieu de sa résidence principale durant une période déterminée tout en y conservant des intérêts suffisants démontrant que la réintégration dans la résidence principale est possible à tous moments.
  Par " intérêts suffisants " au sens de l'alinéa précédent, l'on entend le fait de pouvoir disposer d'un logement, soit inoccupé, soit qui continue d'être occupé par au moins un membre du ménage.
  § 2. Toute absence temporaire de plus de trois mois peut être déclarée à l'administration communale de la commune de la résidence principale, au moyen du formulaire ad hoc. Le ministre ayant l'Intérieur dans ses attributions détermine le modèle du formulaire de déclaration de l'absence temporaire ainsi que les mentions qui doivent y figurer. Parmi ces mentions doit notamment figurer l'adresse de la résidence principale visée au paragraphe 1er.
  Une absence temporaire ne peut excéder une année à compter de la date du début de l'absence.
  Une absence temporaire peut être renouvelée une fois à la condition qu'elle ait été déclarée conformément à l'alinéa 1er; le renouvellement doit être déclaré par l'intéressé auprès de son administration communale au moyen d'un formulaire, dont le modèle sera fixé par le ministre ayant l'Intérieur dans ses attributions. Si le renouvellement de l'absence temporaire n'est pas déclaré, la commune procède à la radiation d'office.
  Toute personne en absence temporaire peut demander à tous moments son inscription dans la commune où elle réside effectivement ou demander à être radiée pour l'étranger.
  § 3. Par dérogation aux conditions relatives à la durée et au renouvellement de l'absence temporaire énumérées au paragraphe 2, alinéas 2 et 3, sont également considérés comme temporairement absents, s'ils en font la déclaration auprès de leur administration communale conformément au § 2 :
  1° les personnes séjournant sur le territoire belge dans les hôpitaux et autres établissements publics et privés destinés à recevoir des malades, les maisons de repos, maisons de repos et de soins, hôpitaux ou parties d'hôpitaux assimilés à des maisons de repos et de soins, les établissements psychiatriques ainsi que les personnes placées chez des particuliers et ce, pendant la durée de leur séjour à des fins thérapeutiques et/ ou d'assistance médicale;
  2° les personnes détenues dans les établissements pénitentiaires et les établissements de défense sociale et ce, pendant la durée de leur détention;
  3° les mineurs placés en institutions en application de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse ou de la loi du 1er mars 2002 relative au placement provisoire de mineurs ayant commis un fait qualifié d'infraction et ce, pendant la durée de leur placement;
  4° le personnel militaire et civil des Forces belges stationnées à l'étranger, les militaires détachés à l'étranger soit auprès d'organismes internationaux ou supranationaux, soit auprès d'une base militaire en pays étranger ainsi que les membres de leur ménage et ce, pendant la durée de leur stationnement ou détachement;
  5° les membres du personnel de la police fédérale absents du Royaume qui soit accompagnent le personnel militaire et civil des Forces belges stationnées à l'étranger, soit accomplissent une mission spécifique à l'étranger ainsi que les membres de leur ménage et ce, pendant la durée de leur accompagnement ou mission;
  6° les miliciens sous les drapeaux et les objecteurs de conscience pendant la durée de leur service, les miliciens bénéficiant de l'exemption du service militaire en vertu de l'article 16 des lois sur la milice coordonnées le 30 avril 1962 et ce, pendant la durée de leur service ou de leur mission de coopération;
  7° les agents fédéraux, régionaux et communautaires exerçant une fonction dans une représentation diplomatique ou consulaire belge à l'étranger ainsi que les membres de leur ménage, à condition qu'ils aient un lien hiérarchique avec le chef de poste et qu'ils soient inscrits sur la liste diplomatique de la représentation susmentionnée et ce, pendant la durée de leur mission;
  8° les personnes envoyées en mission de coopération par des associations agréées conformément à la loi du 19 mars 2013 relative à la coopération belge au développement ainsi que les membres de leur ménage, et ce, pendant la durée de leur mission de coopération;
  9° les personnes dont la disparition a été signalée à la police locale ou fédérale depuis six mois ou plus et ce, sans préjudice des dispositions relatives aux absents visées au Livre Ier du titre IV du Code civil. L'absence temporaire prend fin avec le retour de la personne disparue ou lorsque son décès est constaté;
  10° les personnes qui, dans le cadre de leur profession, effectuent un travail spécifique ou une mission déterminée dans une autre commune du Royaume ou à l'étranger ainsi que les membres de leur ménage, et ce, pour la durée de leur travail ou mission;
  11° les élèves et étudiants âgés de plus de seize ans, encore à charge financièrement de leurs parents, qui séjournent en dehors du lieu de résidence du ménage auquel ils appartiennent et ce, pour le temps de leurs études.
  Les motifs de l'absence temporaire justifiant l'application du présent paragraphe font l'objet d'une mention spécifique sur le formulaire visé au paragraphe 2, alinéa, 1er et doivent être étayés à suffisance par des documents justificatifs.
Art.9. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden het tweede en het derde lid vervangen door het volgende lid:
  "De Belgische studenten die nooit ingeschreven werden in het Koninkrijk of het Koninkrijk meer dan vijf jaar geleden verlaten hebben en die enkel tijdelijk op het Belgisch grondgebied verblijven om te studeren:
  1° worden niet ingeschreven in de bevolkingsregisters als zij financieel nog ten laste zijn van hun ouders;
  2° worden op hun verzoek ingeschreven in de bevolkingsregisters als zij enerzijds kunnen bewijzen dat zij niet langer ten laste zijn van hun ouders en als zij anderzijds niet ingeschreven zijn in de consulaire registers. ".
Art.9. Dans l'article 19 du même arrêté, les alinéas 2 et 3 sont remplacés par l'alinéa suivant:
  " Les étudiants belges qui n'ont jamais été inscrits dans le Royaume ou qui l'ont quitté depuis plus de cinq ans et qui séjournent temporairement sur le territoire belge dans le seul but d'effectuer des études:
  1° ne sont pas inscrits dans les registres de la population s'ils sont encore financièrement à charge de leurs parents;
  2° sont, à leur demande, inscrits dans les registres de la population si, d'une part, ils peuvent prouver qu'ils ne sont plus financièrement à charge de leurs parents et si, d'autre part, ils ne sont pas inscrits dans les registres consulaires. ".
Art.10. In artikel 20 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 juni 2008, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt:
  " § 2. De personen die, om beroepsredenen, geen hoofdverblijfplaats (meer) hebben, worden op hun verzoek ingeschreven op een referentieadres voor een maximale duur van één jaar.
  De in het eerste lid voorgeschreven voorwaarde van maximale duur is niet van toepassing op de volgende personen :
  1° het militair personeel en burgerpersoneel van de Belgische strijdkrachten dat in het buitenland gestationeerd is, de militairen die in het buitenland gedetacheerd zijn, hetzij bij internationale of supranationale organismen, hetzij bij een militaire basis in het buitenland, voor de duur van hun stationering of detachering;
  2° de personeelsleden van de federale politie die afwezig zijn uit het Koninkrijk, die ofwel het militaire personeel en burgerpersoneel van de Belgische strijdkrachten in het buitenland begeleiden, ofwel een specifieke opdracht vervullen in het buitenland, voor de duur van hun begeleiding of opdracht;
  3° de dienstplichtigen onder de wapens en de gewetensbezwaarden voor de duur van hun dienst, de dienstplichtigen die vrijstelling van militaire dienst genieten krachtens artikel 16 van de op 30 april 1962 gecoördineerde dienstplichtwetten, voor de duur van hun dienst of hun coöperatieopdracht;
  4° de federale, gewestelijke en gemeenschapsambtenaren die een functie opnemen op een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland, op voorwaarde dat zij een hiërarchische band hebben met het posthoofd en dat zij ingeschreven worden op de diplomatieke lijst van de voornoemde vertegenwoordiging, voor de duur van hun opdracht;
  5° de personen die op coöperatieopdracht gestuurd worden door verenigingen die erkend zijn krachtens de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische ontwikkelingssamenwerking, voor de duur van hun coöperatieopdracht. ".
Art.10. A l'article 20 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 23 juin 2008, le paragraphe 2 est remplacé par ce qui suit:
  " § 2. Les personnes qui, pour des raisons professionnelles, n'ont pas ou plus de résidence principale, sont inscrites à leur demande à une adresse de référence pour une durée maximale d'un an.
  La condition de durée maximale prescrite par l'alinéa 1er ne s'applique pas aux personnes suivantes :
  1° les membres du personnel militaire et civil des Forces belges stationnées à l'étranger, les militaires détachés à l'étranger soit auprès d'organismes internationaux ou supranationaux, soit auprès d'une base militaire en pays étranger et ce pendant la durée de leur stationnement ou détachement;
  2° les membres du personnel de la police fédérale absents du Royaume qui soit accompagnent le personnel militaire et civil des Forces belges stationnées à l'étranger, soit accomplissent une mission spécifique à l'étranger et ce, pendant la durée de leur accompagnement ou mission;
  3° les miliciens sous les drapeaux et les objecteurs de conscience pendant la durée de leur service, les miliciens bénéficiant de l'exemption du service militaire en vertu de l'article 16 des lois sur la milice coordonnées le 30 avril 1962 et ce, pendant la durée de leur service ou de leur mission de coopération;
  4° les agents fédéraux, régionaux et communautaires exerçant une fonction dans une représentation diplomatique ou consulaire belge à l'étranger, à condition qu'ils aient un lien hiérarchique avec le chef de poste et qu'ils soient inscrits sur la liste diplomatique de la représentation susmentionnée et ce, pendant la durée de leur mission;
  5° les personnes envoyées en mission de coopération par des associations agréées conformément à la loi du 19 mars 2013 relative à la coopération belge au développement et ce, pendant la durée de leur mission de coopération. " .
Art.11. Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  "Art. 22. De minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken, vaardigt ambtenaren van zijn departement af om de registers van elke gemeente regelmatig te inspecteren en om de instructies betreffende de veranderingen van verblijfplaats mondeling aan te vullen. Deze ambtenaren, die gemachtigd zijn toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, controleren tijdens hun inspecties of de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en van de registers overeenstemmen.
  De opmerkingen die de in het eerste lid bedoelde ambtenaren formuleren na hun inspecties, zullen door de afgevaardigde van de minister in een officieel verslag bezorgd worden aan de betrokken gemeenten. ".
Art.11. L'article 22 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 22. Le ministre qui a l'Intérieur dans ses attributions veille à déléguer des fonctionnaires de son département pour inspecter les registres de chaque commune de manière régulière et pour compléter, par des explications orales, les instructions relatives aux changements de résidence. Ces fonctionnaires, autorisés à accéder au Registre national des personnes physiques, vérifient lors de leurs inspections la concordance des informations du Registre national des personnes physiques et des registres.
  Les observations émises par les fonctionnaires visés à l'alinéa 1er à l'issue de leurs inspections seront transmises aux communes concernées par le délégué du ministre dans un rapport officiel. ".
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar
CHAPITRE 3. - Modification de l'arrêté royal du 10 décembre 1996 relatif aux différents documents d'identité pour les enfants de moins de douze ans
Art.12. Paragraaf 2 van artikel 16 sexies van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar, ingevoegd bij koninklijk besluit van 18 oktober 2006, wordt vervangen als volgt:
  " § 2. Bij melding aan de gemeente of aan de helpdesk van verlies, vernietiging of diefstal van een elektronisch identiteitsdocument door de persoon of de personen die het ouderlijke gezag over een Belgisch kind onder de twaalf jaar uitoefenen, wordt de elektronische functie van het identiteitsdocument onmiddellijk ingetrokken en wordt het identiteitsdocument geannuleerd.".
Art.12. Le paragraphe 2, de l'article 16 sexies de l'arrêté royal du 10 décembre 1996 relatif aux différents documents d'identité pour les enfants de moins de douze ans, inséré par l'arrêté du 18 octobre 2006, est remplacé par ce qui suit:
  " § 2. En cas de communication à la commune ou au helpdesk de la perte, de la destruction ou du vol d'un document d'identité électronique par la ou les personnes exerçant l'autorité parentale sur un enfant belge de moins de douze ans, la fonction électronique du document d'identité est immédiatement retirée et le document d'identité est annulé. ".
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten
CHAPITRE 4. - Modification de l'arrêté royal du 25 mars 2003 relatif aux cartes d'identité
Art.13. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten, wordt het tweede lid vervangen als volgt:
  "De gemeentebesturen reiken eveneens een identiteitskaart uit aan de Belgische kinderen die de volle twaalf jaar en minder dan vijftien jaar oud zijn. Als een Belgisch kind houder is van een elektronisch identiteitsdocument bedoeld in artikel 16 bis van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar, reiken de gemeentebesturen hem een identiteitskaart uit op de vervaldatum van dat document. ".
Art.13. Dans l'article 2 de l'arrêté royal du 25 mars 2003 relatif aux cartes d'identité, l'alinéa 2 est remplacé par ce qui suit:
  " Les administrations communales délivrent également une carte d'identité aux enfants belges de 12 ans accomplis à moins de 15 ans. Si un enfant belge est titulaire d'un document d'identité électronique visé à l'article 16 bis de l'arrêté royal du 10 décembre 1996 relatif aux différents documents d'identité pour les enfants de moins de douze ans valable, les administrations communales lui délivrent une carte d'identité à la date d'échéance dudit document. ".
Art.14. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "en alle kenmerken" ingevoegd tussen de woorden "alle waarborgen" en de woorden "die vereist worden door de heersende Europese normen en standaarden";
  2° in paragraaf 3 wordt het vijfde lid vervangen door de volgende leden, luidende:
  " De houder zet zijn handtekening op het basisdocument, tenzij hij niet kan tekenen omwille van zijn analfabetisme, een fysieke of mentale handicap of een ziekte; in dat geval wordt de handtekening vervangen door de vermelding "vrijgesteld".
  Het bewijs van de onmogelijkheid om te tekenen omwille van een fysieke of mentale handicap of een ziekte, moet geleverd worden door middel van een recent attest, behalve als het duidelijk is dat de betrokken burger niet kan tekenen omwille van een fysieke of mentale handicap of een duidelijk zichtbare ziekte.
  Wanneer, enerzijds, de onmogelijkheid om zijn handtekening te zetten tijdelijk is, wat bevestigd moet worden door een medisch attest, en/of wanneer de houder opgesloten of geïnterneerd is in een penitentiaire instelling of een instelling tot bescherming van de maatschappij en wanneer, anderzijds, het elektronisch beeld van de handtekening van de burger reeds opgenomen is in het centraal bestand van de identiteitskaarten of het centraal bestand van de vreemdelingenkaarten, wordt dit elektronisch beeld op het basisdocument gezet.
  Zo wordt dit elektronisch beeld van de handtekening ook op het basisdocument gezet wanneer, op aanvraag van de burger, het basisdocument via elektronische weg naar de burger gestuurd wordt en het elektronisch beeld van de handtekening van de houder reeds opgenomen is in het centraal bestand van de identiteitskaarten of het centraal bestand van de vreemdelingenkaarten. Er wordt dan aan de burger gevraagd om in het basisdocument een scan te integreren van een foto van hemzelf, die beantwoordt aan de in § 1, tweede lid bedoelde waarborgen en kenmerken en aan het in het vierde lid bedoelde formaat, en om dit document via elektronische weg terug te sturen naar zijn gemeentebestuur.";
  3° paragraaf 3 wordt aangevuld met twee leden, luidende:
  "De in het vijfde lid bedoelde handtekening van de houder die op het basisdocument vermeld wordt, wordt gedigitaliseerd via elk gepast middel, zoals een elektronische tablet, opdat het beeld van deze handtekening opgenomen zou worden, enerzijds op de elektronische identiteitskaart, en anderzijds, in het centraal bestand van de identiteitskaarten of in het centraal bestand van de vreemdelingenkaarten bedoeld in artikel 6bis van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
  De integriteit, juistheid en volledigheid van de gegevens die op het basisdocument vermeld worden, vallen onder de bevoegdheid van de gemeentelijke overheid ten opzichte van de gegevens opgenomen in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister.".
Art.14. A l'article 3 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées:
  1° à l'alinéa 2 du paragraphe 1er, les mots " et caractéristiques " sont insérés entre les mots " toutes les garanties " et " exigées par les normes et standards européens en vigueur ";
  2° l'alinéa 5 du paragraphe 3 est remplacé par les alinéas 5 à 8, rédigés comme suit:
  " Le titulaire appose sa signature sur le document de base à moins qu'il ne puisse pas signer en raison de son analphabétisme, d'un handicap physique ou mental ou d'une maladie; dans ce cas, la signature est remplacée par la mention " dispensé ".
  La preuve de l'impossibilité de signer en raison d'un handicap physique ou mental ou d'une maladie doit être apportée au moyen d'un certificat récent sauf s'il est manifeste que le citoyen concerné n'est pas à même de signer de par un handicap physique ou mental ou d'une maladie clairement visible.
  Lorsque, d'une part, l'impossibilité d'apposer sa signature est temporaire, ce qui doit être confirmé par un certificat médical, et/ou lorsque le titulaire est détenu ou interné dans un établissement pénitentiaire ou de défense sociale et si, d'autre part, l'image électronique de la signature du titulaire est déjà enregistrée dans le fichier central des cartes d'identité ou le fichier central des cartes d'étranger, cette image électronique de la signature est apposée sur le document de base.
  De même, lorsqu'à la demande du citoyen, le document de base est envoyé à ce dernier par voie électronique et que l'image électronique de la signature du titulaire est déjà enregistrée dans le fichier central des cartes d'identité ou le fichier central des cartes d'étranger, cette image électronique de la signature est apposée sur le document de base. Il est alors demandé au citoyen d'intégrer dans le document de base le scan d'une photographie de lui-même répondant aux garanties, caractéristiques et format visés aux § 1er, alinéa 2, et à l'alinéa 4, et de renvoyer ce document par voie électronique à son administration communale. ";
  3° le paragraphe 3 est complété par deux alinéas 6 et 7, rédigés comme suit:
  " La signature du titulaire visée à l'alinéa 5 et figurant sur le document de base est numérisée par tout moyen adéquat, telle une tablette électronique, afin que l'image de cette signature soit, d'une part, apposée sur la carte d'identité électronique et, d'autre part, soit enregistrée dans le fichier central des cartes d'identité ou dans le fichier central des cartes d'étranger visés à l'article 6bis de la loi du 19 juillet 1991 relative aux registres de la population, aux cartes d'identité, aux cartes d'étranger et aux documents de séjour et modifiant la loi du 8 août 1983 organisant un Registre national des personnes physiques.
  L'intégrité, l'exactitude et l'exhaustivité des données figurant sur le document de base par rapport aux données enregistrées dans les registres de la population et le registre des étrangers relèvent de la compétence de l'autorité communale. ".
Art.15. Artikel 5, paragraaf 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Bij overlijden van de houder, wordt de identiteitskaart vernietigd en worden de elektronische functies van de identiteitskaart ingetrokken door de gemeente die de overlijdensakte opgesteld heeft, als bijkomende actie bij het opstellen van de overlijdensakte.".
Art.15. L'article 5, paragraphe 2, du même arrêté, est complété par la phrase suivante:
  " En cas de décès du titulaire, la carte d'identité est annulée et les fonctions électroniques de la carte d'identité sont révoquées par la commune qui a établi l'acte de décès concomitamment à l'établissement de l'acte de décès. ".
Art.16. In artikel 6 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de eerste paragraaf wordt de zin "De identiteitskaart wordt vernieuwd na een onderzoek naar de omstandigheden waarin de kaart verloren, gestolen of vernield is en tegen inlevering van het attest." vervangen door de zin "In geval van verdenking van identiteitsfraude zal de identiteitskaart enkel worden vernieuwd na een onderzoek te hebben gevoerd naar de omstandigheden van het verlies, diefstal of vernieling en tegen inlevering van het certificaat.";
  2° paragraaf 2 wordt vervangen door de volgende paragraaf:
  " § 2. Wanneer het verlies, de diefstal of de vernietiging van de identiteitskaart door de kaarthouder aangegeven wordt bij de gemeente, de politie of de helpdesk, wordt de elektronische functie van de identiteitskaart onmiddellijk ingetrokken.
  De gemeente annuleert vervolgens de verloren, gestolen of vernielde identiteitskaart en start de procedure voor de aanmaak van een nieuwe identiteitskaart ".
Art.16. A l'article 6 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le 1er paragraphe, la phrase " La carte d'identité est renouvelée après enquête sur les circonstances de la perte, du vol ou de la destruction et contre remise de l'attestation. " est remplacée par la phrase " En cas de suspicion de fraude à l'identité, la carte d'identité ne sera renouvelée qu'après avoir réalisé une enquête sur les circonstances de la perte, du vol ou de la destruction et contre remise de l'attestation. ";
  2° Le paragraphe 2 est remplacé par le paragraphe suivant:
  " § 2. Lorsque la perte, le vol ou la destruction de la carte d'identité est déclaré par le titulaire de la carte à la commune, à la police ou au helpdesk, la fonction électronique de la carte d'identité est immédiatement révoquée.
  La commune annule ensuite la carte d'identité perdue, volée ou détruite et initie la procédure de fabrication d'une nouvelle carte d'identité. " .
Art.17. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  " Art. 7. De helpdesk is vierentwintig uur per dag gedurende zeven dagen per week operationeel. Hij ontvangt de oproepen van de burgers, de gemeenten, de politie, de kaartproducent, de kaartpersonalisator, de kaartinitialisator of de certificatiedienstverleners.
  Wanneer de houder van de kaart kennis geeft van het verlies, de diefstal of de vernietiging van een identiteitskaart, verifieert de helpdesk of het wel degelijk de houder van de kaart is die de kennisgeving doet.
  Het verlies, de diefstal of de vernietiging van een identiteitskaart kan echter ook genotificeerd worden aan de helpdesk door de wettelijke vertegenwoordiger van de houder van een kaart wanneer deze laatste minderjarig of onbekwaam is; in dat geval stuurt de helpdesk een brief waarin de kennisgeving meegedeeld wordt, naar de houder van de kaart. Deze brief vermeldt met name de identiteit en de contactgegevens, zoals meegedeeld door de persoon die de kennisgeving gedaan heeft. ".
Art.17. L'article 7 du même arrêté est remplacé par ce qui suit:
  " Art. 7. Le helpdesk est opérationnel vingt-quatre heures sur vingt-quatre, sept jours sur sept. Il reçoit les appels des citoyens, des communes, de la police, du producteur de cartes, du personnalisateur de cartes, de l'initialisateur de cartes ou des prestataires de services de certification.
  Lorsque la perte, le vol ou la destruction d'une carte d'identité est notifiée par le titulaire de la carte, le helpdesk vérifie si c'est effectivement le titulaire de la carte qui procède à la notification.
  Cependant, la perte, le vol ou la destruction d'une carte d'identité peut également être notifié au helpdesk par le représentant légal du titulaire d'une carte lorsque ce dernier est un mineur ou une personne incapable; dans ce cas, le helpdesk envoie au titulaire de la carte un courrier l'avisant de la notification. Ce courrier mentionne notamment l'identité et les coordonnées telles que communiquées par la personne qui a procédé à la notification. ".
Art.18. In hetzelfde besluit, wordt de bijlage vervangen door de bijlage 1 bij dit besluit bijgevoegde.
Art.18. Dans le même arrêté, l'annexe est remplacée par l'annexe 1 jointe au présent arrêté.
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het koninklijk besluit van 5 juni 2004 tot vaststelling van het stelsel van de rechten tot inzage en verbetering van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de identiteitskaart en van de informatiegegevens die zijn opgenomen in de bevolkingsregisters of in het Rijksregister van de natuurlijke personen
CHAPITRE 5. - Modification l'arrêté royal du 5 juin 2004 déterminant le régime des droits de consultation et de rectification des données électroniques inscrites sur la carte d'identité et des informations reprises dans les registres de population ou au Registre national des personnes physiques
Art.19. In artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 5 juni 2004 tot vaststelling van het stelsel van de rechten tot inzage en verbetering van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de identiteitskaart en van de informatiegegevens die zijn opgenomen in de bevolkingsregisters of in het Rijksregister van de natuurlijke personen, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zinnen:
  "Elke houder kan op dezelfde manier gratis een attest verkrijgen, opgesteld volgens de gegevens opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen overeenkomstig de door de Minister van Binnenlandse Zaken bepaalde modellen, voor zover de informatiegegevens die erin opgenomen zijn op hem betrekking hebben. Dit attest draagt het elektronische zegel van het Rijksregister van de natuurlijke personen. De betrokken houder moet geen enkel bijzonder belang aantonen.";
  2° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zinnen:
  "Elke houder kan op dezelfde manier een attest verkrijgen, opgesteld volgens de gegevens opgenomen in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister, voor zover de informatiegegevens die erin opgenomen zijn op hem betrekking hebben. Dit attest draagt het elektronische zegel van de gemeente. De betrokken houder moet geen enkel bijzonder belang aantonen.".
Art.19. A l'article 3, § 1er, de l'arrêté royal du 5 juin 2004 déterminant le régime des droits de consultation et de rectification des données électroniques inscrites sur la carte d'identité et des informations reprises dans les registres de population ou au Registre national des personnes physiques, les modifications suivantes sont apportées:
  1° l'alinéa 1er est complété par les phrases suivantes:
  " Chaque titulaire peut de la même manière obtenir gratuitement un certificat, établi d'après les informations reprises au Registre national des personnes physiques, conformément aux modèles déterminés par le Ministre de l'Intérieur, pour autant que les informations qu'ils contiennent le concernent. Ce certificat est revêtu du cachet électronique du Registre national des personnes physiques. Le titulaire concerné ne doit justifier d'aucun intérêt particulier. ";
  2° l'alinéa 2 est complété par les phrases suivantes:
  " Chaque titulaire peut de la même manière obtenir un certificat, établi d'après les informations contenues dans les registres de la population et dans le registre des étrangers, pour autant que les informations qu'ils contiennent le concernent. Ce certificat est revêtu du cachet électronique de la commune. Le titulaire concerné ne doit justifier d'aucun intérêt particulier. ".
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes, verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen
CHAPITRE 6. - Modification de l'arrêté royal du 8 janvier 2006 déterminant les types d'information associés aux informations visées à l'article 3, alinéa 1er, de la loi du 8 août 1983 organisant un Registre national des personnes physiques
Art.20. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes, verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 mei 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° punt 5° wordt aangevuld met een 14de en een 15de streepje, luidende:
  "- de vermelding betreffende de gedeelde huisvesting, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, punt 31° en 32° van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister,
  - de voorlopige inschrijving, in toepassing van artikel 1, § 1, 1°, tweede lid, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.".
  2° het punt 7° wordt opgeheven;
  3° in punt 14°, derde streepje, wordt, na punt 8.2.0, een punt 9.9.9. ingevoegd, luidende:
  "9.9.9. Belpic - voorlopige code in afwachting van de vermelding van het verblijfsmotief van een vreemdeling.".
Art.20. A l'article 1er de l'arrêté royal du 8 janvier 2006 déterminant les types d'information associés aux informations visées à l'article 3, alinéa 1er, de la loi du 8 août 1983 organisant un Registre national des personnes physiques, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 4 mai 2015, les modifications suivantes sont apportées:
  1° le point 5° est complété par un 14ième et un 15ième tirets, rédigés comme suit:
  " - la mention relative à l'hébergement partagé, telle que visée aux points 31° et 32° de l'alinéa 1er, de l'article 1er de l'arrêté royal du 16 juillet 1992 déterminant les informations mentionnées dans les registres de la population et dans le registre des étrangers;
  - l'inscription provisoire, en application de l'article 1er, § 1er, 1°, alinéa 2, de la loi du 19 juillet 1991 relative aux registres de la population, aux cartes d'identité, aux cartes d'étranger et aux documents de séjour et modifiant la loi du 8 août 1983 organisant un Registre national des personnes physiques.";
  2° le point 7° est abrogé;
  3° dans le point 14°, troisième tiret, est inséré, après le point 8.2.0., le point 9.9.9., rédigé comme suit:
  " 9.9.9. Belpic - code provisoire en attendant la mention du motif de séjour d'un étranger. ".
HOOFDSTUK 7. - Opheffing van het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten.
CHAPITRE 7. - Abrogation de l'arrêté royal du 29 juillet 1985 relatif aux cartes d'identité
Art.21. Het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten, gewijzigd bij de besluiten van 23 april 1986, 18 juni 1996, 4 juli 2001 en 3 mei 2003, wordt opgeheven.
Art.21. L'arrêté royal du 29 juillet 1985 relatif aux cartes d'identité, modifié par les arrêtés royaux des 23 avril 1986, 18 juin 1996, 4 juillet 2001 et 3 mai 2003, est abrogé.
HOOFDSTUK 8. - Opheffing van het het koninklijk besluit van 29 juli 1985 waarbij de naamloze vennootschap IDOC wordt aangewezen als onderneming belast met de aanmaak en het drukken van de identiteitskaarten en waarbij machtiging wordt verleend tot mededeling aan die vennootschap van sommige informaties die bij het Rijksregister worden bewaard
CHAPITRE 8. - Abrogation de l'arrêté royal du 29 juillet 1985 désignant la société anonyme IDOC comme entreprise chargée de la fabrication et de l'impression des cartes d'identité et autorisant la communication à ladite société de certaines informations conservées au Registre national
Art.22. Het koninklijk besluit van 29 juli 1985 waarbij de naamloze vennootschap IDOC wordt aangewezen als onderneming belast met de aanmaak en het drukken van de identiteitskaarten en waarbij machtiging wordt verleend tot mededeling aan die vennootschap van sommige informaties die bij het Rijksregister worden bewaard, wordt opgeheven.
Art.22. L'arrêté royal du 29 juillet 1985 désignant la société anonyme IDOC comme entreprise chargée de la fabrication et de l'impression des cartes d'identité et autorisant la communication à ladite société de certaines informations conservées au Registre national est abrogé.
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen.
CHAPITRE 9. - Dispositions finales.
Art.23. De minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 12, 16, 2°, en 18 van dit besluit.
Art.23. Le ministre ayant l'Intérieur dans ses attributions fixe la date de l'entrée en vigueur des articles 12, 16, 2°, et 18 du présent arrêté.
(NOTE : Entrée en vigueur des articles 12; 16,2°; 18 fixée au 01-06-2018 par AM 2017-12-01/02, art. 1)
Art.24. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.24. Le ministre qui a l'Intérieur dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. Bewijs van vervanging of aangifte van verlies, diefstal of vernietiging van een identiteitskaart, een vreemdelingenkaart of elk ander verblijfsdocument.
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 28-04-2017, p. 53824)
Art. N. Attestation de remplacement ou de déclaration de perte, de vol ou de destruction d'une carte d'identité, d'une carte pour étrangers ou de tout autre document de séjour.
  (Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 28-04-2017, p. 53821)