Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
17 FEBRUARI 2017. - Decreet houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van een Vlaamse organisatie ter ondersteuning van welzijnsbevordering en samenlevingsopbouw(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-03-2017 en tekstbijwerking tot 29-05-2019)
Titre
17 FEVRIER 2017. - Décret réglant l'agrément et le subventionnement d'une organisation flamande de soutien à la promotion du bien-être et à l'animation socio-éducative(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 21-03-2017 et mise à jour au 29-05-2019)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (30)
Texte (30)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
CHAPITRE 1er. - Dispositions générales
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Article 1er. Le présent décret règle une matière communautaire.
Art.2. In dit decreet wordt verstaan onder de organisatie: de Vlaamse organisatie ter ondersteuning van welzijnsbevordering en samenlevingsopbouw.
Art.2. Dans le présent décret, il faut entendre par " l'organisation " : l'organisation flamande de soutien à la promotion du bien-être et à l'animation socio-éducative.
HOOFDSTUK 2. - Missie en kernopdrachten
CHAPITRE 2. - Mission et tâches principales
Art.3. De organisatie levert een bijdrage aan een sociaal rechtvaardige en duurzame samenleving die voor elke burger de grondrechten garandeert en een goede kwaliteit van leven nastreeft. Daarvoor ondersteunt ze de praktijk van actoren die, al dan niet beroepsmatig, een individueel, collectief en structureel antwoord bieden op welzijnsproblemen, sociale uitsluiting en maatschappelijke achterstelling om de levenskwaliteit te bevorderen van personen die zulke problemen hebben of die zich in een dergelijke situatie bevinden. De organisatie stimuleert de complementariteit en de synergie van die praktijken vanuit een nabije opstelling bij het werkveld. Vanuit een autonome positie verbindt ze die praktijk met onderzoek en opleiding, met organisaties en samenwerkingsverbanden, met de overheden en met de bredere samenleving.
Art.3. L'organisation contribue à une société socialement juste et durable, qui garantit à chaque citoyen les droits fondamentaux et tend à une bonne qualité de vie. A cet effet, elle soutient la pratique des acteurs qui, à titre professionnel ou non, offrent une réponse individuelle, collective et structurelle aux problèmes de bien-être, d'exclusion sociale et de marginalisation sociale afin de promouvoir la qualité de vie des personnes confrontées à de tels problèmes ou se trouvant dans une telle situation. L'organisation encourage la complémentarité et les synergies de ces pratiques dans un esprit de proximité avec le terrain. Elle relie, en toute autonomie, cette pratique avec la recherche et l'éducation, avec des organisations et structures de coopération, avec les pouvoirs publics et avec la société au sens large.
Art.4. De organisatie ontwikkelt haar aanbod in elk geval prioritair op het terrein van het algemeen welzijnswerk, de jeugdhulp, het maatschappelijk opbouwwerk, het straathoekwerk, de schuldhulpverlening en de ondersteuning van personen en organisaties die personen met een handicap ondersteunen buiten de jeugdhulp.
  In het eerste lid wordt verstaan onder:
  1° algemeen welzijnswerk: de psychosociale hulp- en dienstverlening die ter beschikking staat van alle personen van wie de welzijnskansen bedreigd of verminderd zijn door gebeurtenissen in de persoonlijke levenssfeer, door problemen ten gevolge van gebeurtenissen in een context van criminaliteit of door problemen van meervoudige kwetsbaarheid ten gevolge van een proces van sociale uitsluiting, met uitzondering van de hulp- en dienstverlening die onder de jeugdhulp valt;
  2° jeugdhulp: de vraaggestuurde hulp- en zorgverlening die zich richt tot minderjarigen, of tot minderjarigen en hun ouders, hun opvoedingsverantwoordelijken of personen uit hun leefomgeving en die wordt aangeboden met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, met inbegrip van de indicatiestelling en de jeugdhulpregie die worden verricht door de toegangspoort, vermeld in artikel 2, § 1, 52°, van het voormelde decreet, en de opdrachten die worden uitgevoerd door de gemandateerde voorzieningen, vermeld in artikel 2, § 1, 17°, van het voormelde decreet;
  3° maatschappelijk opbouwwerk: het op methodische en intentionele wijze met en door de bevolking bevorderen van het op het welzijn gerichte functioneren van de samenleving als zodanig door omstandigheden, structuren en relaties te scheppen die bijdragen tot een grotere participatie en integratie in het maatschappelijk leven;
  4° personen met een handicap: personen met een langdurig en belangrijk participatieprobleem dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren;
  5° schuldhulpverlening: de dienstverlening die wordt aangeboden met toepassing van het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling;
  6° straathoekwerk: op methodische en intentionele wijze contact leggen met sociaal uitgesloten mensen door in hun leefwereld te werken, gericht op de realisatie van een kwaliteitsvol bestaan en sociale grondrechten.
  De Vlaamse Regering kan bepalen dat de organisatie haar aanbod ook ontwikkelt op andere prioritaire terreinen binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin die ze aanwijst.
Art.4. L'organisation développe en tout cas son offre en priorité dans le domaine de l'aide sociale générale, de l'aide à la jeunesse, de l'animation sociale, du travail de rue, de l'aide en matière de surendettement et du soutien des personnes et organisations qui soutiennent les personnes handicapées en dehors de l'aide à la jeunesse.
  A l'alinéa 1er, il faut entendre par :
  1° aide sociale générale : l'aide psychosociale à la disposition de toutes les personnes dont les chances de bien-être sont menacées ou réduites par des événements de leur vie privée, des problèmes consécutifs à des événements dans un contexte de criminalité ou des problèmes de fragilité multiple consécutifs à un processus d'exclusion sociale, à l'exception de l'aide et des services relevant de l'aide à la jeunesse ;
  2° aide à la jeunesse : l'aide et les soins à la demande qui s'adressent à des mineurs, ou à des mineurs et à leurs parents, aux responsables de leur éducation ou à des personnes issues de leur entourage et qui sont proposés en application du décret du 12 juillet 2013 relatif à l'aide intégrale à la jeunesse, y compris l'indication et la régie de l'aide à la jeunesse qui sont accomplis par le portail d'accès, visé à l'article 2, § 1er, 52°, du décret précité, et les missions qui sont effectuées par les structures mandatées visées à l'article 2, § 1er, 17°, du décret précité ;
  3° animation sociale : la promotion méthodique et intentionnelle, par et avec la population, du fonctionnement de la société en tant que telle axé sur le bien-être par la création de conditions, de structures et de relations contribuant à intensifier la participation et l'intégration à la vie sociale ;
  4° personnes handicapées : personnes souffrant d'un problème important et de longue durée de participation dû à la conjonction de troubles de fonctionnement d'ordre mental, psychique, physique ou sensoriel, à des limitations dans l'exécution d'activités et à des facteurs personnels et externes ;
  5° aide en matière de surendettement : le service offert en application du décret du 24 juillet 1996 réglant l'agrément et le subventionnement des institutions de médiation de dettes ;
  6° travail de rue : l'établissement méthodique et intentionnel de contacts avec des personnes exclues de la société en travaillant dans leur environnement en vue de leur assurer une existence de qualité et de garantir leurs droits sociaux fondamentaux.
  Le Gouvernement flamand peut stipuler que l'organisation développe également son offre dans d'autres domaines prioritaires qu'il désigne dans le cadre de la politique du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille.
Art.5. De organisatie kan haar aanbod zowel op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap als op een bovenlokaal niveau organiseren.
  Bij de organisatie van haar aanbod vertrekt de organisatie zowel van het beleid van de Vlaamse overheid als van signalen vanuit het terrein, de samenleving of de wetenschap.
  De organisatie engageert zich in internationale netwerken.
Art.5. L'organisation peut organiser son offre tant au niveau de la Communauté flamande qu'à un niveau supralocal.
  L'organisation organise son offre en s'appuyant tant sur la politique de l'autorité flamande que sur les signaux émanant du terrain, de la société ou de la science.
  L'organisation s'engage dans des réseaux internationaux.
Art.6. De organisatie vervult, in samenwerking met de actoren op de terreinen, vermeld in artikel 4, eerste en derde lid, de volgende kernopdrachten:
  1° opbouw en borging van kennis en expertise: de organisatie verzamelt, ontwikkelt, onderbouwt en ontsluit relevante kennis, expertise en registratiegegevens op het vlak van praktijk, beleid en onderzoek;
  2° organisatie van contexten en processen die het leren bevorderen van personen en organisaties die werken op de terreinen, vermeld in artikel 4, eerste en derde lid, om hun deskundigheid te verhogen en de kwaliteit van hun hulp- en dienstverlening te verbeteren;
  3° praktijk- en methodiekontwikkeling: de organisatie ondersteunt de ontwikkeling van nieuwe praktijken en methodieken, de borging en opwaardering van bestaande praktijken en methodieken en de verspreiding en de implementatie ervan. De organisatie promoot de maatschappelijke relevantie van die praktijken;
  4° dienstverlening: de organisatie levert ondersteunende diensten aan personen en organisaties die werken op de terreinen, vermeld in artikel 4, eerste en derde lid;
  5° beleidsgerichte acties: de organisatie levert beleidswerk ten aanzien van overheden, organisaties en instanties. Beleidsgerichte acties zijn gebaseerd op behoeften en knelpunten in de praktijk op de terreinen, vermeld in artikel 4, eerste en derde lid;
  6° informatie en sensibilisering: de organisatie ontwikkelt en ondersteunt informerende en sensibiliserende acties, met inbegrip van preventieve acties, die gericht zijn op de brede bevolking of op een of meer specifieke doelgroepen, met specifieke aandacht voor de meest kwetsbaren, en ze draagt bij tot een genuanceerde beeldvorming over behoeften en problemen in de samenleving.
  De organisatie vervult de opdrachten, vermeld in het eerste lid, uit eigen beweging of op verzoek van de actoren op de terreinen, vermeld in artikel 4, eerste en derde lid, of van de Vlaamse overheid.
  De Vlaamse Regering kan de opdrachten, vermeld in het eerste lid, nader bepalen.
Art.6. L'organisation remplit, en collaboration avec les acteurs dans les domaines visés à l'article 4, alinéas 1er et 3, les tâches principales suivantes :
  1° acquisition et conservation de connaissances et d'expertise : l'organisation collecte, développe, étaie et partage les connaissances, l'expertise et les données d'enregistrement pertinentes sur le plan de la pratique, de la politique et de la recherche ;
  2° organisation de contextes et de processus favorisant l'apprentissage des personnes et organisations travaillant dans les domaines visés à l'article 4, alinéas 1er et 3, afin d'augmenter leurs compétences et d'améliorer la qualité de l'aide et des services qu'elles offrent ;
  3° développement des pratiques et méthodologies : l'organisation soutient le développement de nouvelles pratiques et méthodologies, la conservation et la valorisation des pratiques et méthodologies existantes ainsi que leur diffusion et leur mise en oeuvre. L'organisation promeut la pertinence sociale de ces pratiques ;
  4° prestation de services : l'organisation fournit des services d'appui aux personnes et organisations travaillant dans les domaines visés à l'article 4, alinéas 1er et 3 ;
  5° actions d'appui à la politique : l'organisation fournit un travail politique à l'égard d'autorités, d'organisations et d'instances. Les actions d'appui à la politique sont fondées sur les besoins et les problèmes identifiés dans la pratique dans les domaines visés à l'article 4, alinéas 1er et 3 ;
  6° information et sensibilisation : l'organisation développe et soutient des actions d'information et de sensibilisation, y compris des actions préventives, à l'intention de la population dans son ensemble ou d'un ou de plusieurs groupes-cibles spécifiques, en s'attachant en particulier aux plus vulnérables, et elle contribue à donner une image nuancée des besoins et des problèmes dans la société.
  L'organisation remplit les tâches visées à l'alinéa 1er, d'initiative ou à la demande des acteurs dans les domaines visés à l'article 4, alinéas 1er et 3, ou de l'autorité flamande.
  Le Gouvernement flamand peut préciser les tâches visées à l'alinéa 1er.
HOOFDSTUK 3. - Erkenning
CHAPITRE 3. - Agrément
Art.7. De Vlaamse Regering erkent de organisatie voor onbepaalde duur. Ze bepaalt de erkenningsprocedure, alsook de procedure voor het intrekken van de erkenning als de organisatie niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 8, of als de organisatie niet meewerkt aan het toezicht, vermeld in artikel 14.
Art.7. Le Gouvernement flamand agrée l'organisation pour une durée indéterminée. Il définit la procédure d'agrément ainsi que la procédure de retrait de l'agrément si l'organisation ne répond plus aux conditions d'agrément visées à l'article 8 ou si l'organisation ne prête pas son concours au contrôle visé à l'article 14.
Art.8. Met behoud van de toepassing van artikel 3 tot en met 6 voldoet de organisatie, om erkend te worden en te blijven, aan de volgende voorwaarden:
  1° opgericht zijn als een vereniging zonder winstoogmerk;
  2° een intern beleid voeren over kwaliteit en de beginselen van deugdelijk bestuur toepassen;
  3° geleid worden door een bestuurslichaam waarin ook het perspectief van de actoren en de gebruikers op de terreinen, vermeld in artikel 4, eerste en derde lid, aanwezig is;
  4° autonoom werken ten opzichte van de actoren en de gebruikers op de terreinen, vermeld in artikel 4, eerste en derde lid, de wetenschap, de overheid en de onderwijsinstellingen.
  In het eerste lid wordt verstaan onder:
  1° deugdelijk bestuur: de wijze waarop de organisatie de onderlinge samenhang waarborgt van het sturen, beheersen en toezicht houden van de organisatie, gericht op een efficiënte en effectieve realisatie van de doelstellingen, alsook de open communicatie daarover en het afleggen van verantwoording tegenover belanghebbenden;
  2° gebruiker: een natuurlijke persoon die al dan niet vrijwillig een beroep doet op dienst-, hulp- of zorgverlening die wordt verstrekt op de terreinen, vermeld in artikel 4, eerste en derde lid.
  De Vlaamse Regering kan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in het eerste lid, 2° tot en met 4°, nader bepalen en aanvullen met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk 2.
Art.8. Sans préjudice de l'application des articles 3 à 6, l'organisation remplit les conditions suivantes pour être et rester agréée :
  1° revêtir la forme d'une association sans but lucratif ;
  2° mener une politique interne en matière de qualité et appliquer les principes de bonne gouvernance ;
  3° être dirigée par un organe administratif au sein duquel la perspective des acteurs et des usagers dans les domaines visés à l'article 4, alinéas 1er et 3, est également présente ;
  4° agir de façon autonome vis-à-vis des acteurs et des usagers dans les domaines visés à l'article 4, alinéas 1er et 3, de la science, de l'autorité et des établissements d'enseignement.
  A l'alinéa 1er, il faut entendre par :
  1° bonne gouvernance : garantir la cohérence dans la façon de diriger, gérer et contrôler l'organisation, avec pour but la réalisation des objectifs de manière efficace et efficiente, accompagnée d'une communication ouverte tout en rendant compte de ses activités aux parties prenantes ;
  2° usager : la personne physique qui recourt, spontanément ou non, aux services, à l'aide et aux soins dispensés dans les domaines visés à l'article 4, alinéas 1er et 3.
  Le Gouvernement flamand peut préciser et compléter les conditions d'agrément visées à l'alinéa 1er, 2° à 4°, compte tenu des dispositions du chapitre 2.
HOOFDSTUK 4. - Subsidiëring
CHAPITRE 4. - Subventionnement
Art.9. Om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 10, moet de organisatie beschikken over een door de Vlaamse Regering goedgekeurd strategisch meerjarenplan voor een periode van vijf jaar, dat een opgave van de resultaatsgebieden en de te behalen resultaten bevat. Het meerjarenplan vertrekt van een omgevingsanalyse waarin een beeld wordt gegeven van de behoeften die zich aandienen in het kader van de missie en kernopdrachten van de organisatie. Vanuit die omgevingsanalyse legt de organisatie, rekening houdend met de beschikbare middelen, prioriteiten om haar missie en kernopdrachten te realiseren.
  In het eerste lid wordt verstaan onder strategisch meerjarenplan: een dynamisch instrument waarin de organisatie de integrale visie en strategische planning weergeeft voor haar opdrachten.
  De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het meerjarenplan.
Art.9. Pour pouvoir bénéficier de la subvention visée à l'article 10, l'organisation doit disposer d'un plan stratégique pluriannuel couvrant une période de cinq ans approuvé par le Gouvernement flamand, qui énonce les domaines de résultats et les résultats à atteindre. Le plan pluriannuel part d'une analyse contextuelle illustrant les besoins qui se présentent dans le cadre de la mission et des tâches principales de l'organisation. A partir de cette analyse contextuelle, l'organisation définit des priorités, compte tenu des moyens disponibles, afin de réaliser sa mission et ses tâches principales.
  A l'alinéa 1er, il faut entendre par plan stratégique pluriannuel : un instrument dynamique dans lequel l'organisation reproduit la vision globale et le planning stratégique de ses tâches.
  Le Gouvernement flamand arrête les modalités relatives au plan pluriannuel.
Art.10. Binnen de beschikbare begrotingskredieten kent de Vlaamse Regering aan de organisatie die ze heeft erkend, voor de duur van het meerjarenplan, vermeld in artikel 9, een jaarlijkse forfaitaire subsidie toe. De subsidie wordt verleend in het raam van een overeenkomst die tussen de organisatie en de Vlaamse Regering voor de voormelde duur wordt gesloten en waarvan het meerjarenplan deel uitmaakt. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de overeenkomst en de subsidie, met behoud van de toepassing van artikel 11 en 12.
Art.10. Le Gouvernement flamand octroie, dans les limites des crédits budgétaires disponibles, une subvention forfaitaire annuelle à l'organisation qu'il a agréée, pour la durée du plan pluriannuel visé à l'article 9. La subvention est accordée dans le cadre d'un accord conclu entre l'organisation et le Gouvernement flamand pour la durée précitée et dont le plan pluriannuel fait partie. Sans préjudice de l'application des articles 11 et 12, le Gouvernement flamand arrête les modalités de l'accord et de la subvention.
Art.11. De regels betreffende de aanwending van de subsidie, betreffende de verantwoording van die aanwending en betreffende de aanleg en de aanwending van reserves, die bepaald zijn ter uitvoering van [1 artikel 75 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019]1, zijn van toepassing op de subsidie, vermeld in artikel 10.
  
Art.11. Les règles concernant l'utilisation de la subvention, la justification de cette utilisation et la constitution et l'utilisation de réserves, fixées en exécution de [1 l'article 75 du Code flamand des Finances publiques du 29 mars 2019]1, s'appliquent à la subvention visée à l'article 10.
  
Art.12. De Vlaamse Regering kan de subsidie verminderen, schorsen of stopzetten als de organisatie:
  1° de bepalingen van dit decreet, van de uitvoeringsbesluiten ervan of van de overeenkomst, vermeld in artikel 10, eerste lid, niet naleeft;
  2° niet meewerkt aan het toezicht, vermeld in artikel 14.
  De Vlaamse Regering beslist tot terugvordering van de subsidie conform [1 artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof en de regels, bepaald ter uitvoering van artikel 57 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "artikel 75 en 76 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019]1.
  
Art.12. Le Gouvernement flamand peut diminuer, suspendre ou mettre un terme à la subvention si l'organisation :
  1° ne respecte pas les dispositions du présent décret, de ses arrêtés d'exécution ou de l'accord visé à l'article 10, alinéa 1er ;
  2° ne prête pas son concours au contrôle visé à l'article 14.
  Le Gouvernement flamand décide du recouvrement de la subvention conformément à [1 les articles 75 et 76 du Code flamand des Finances publiques du 29 mars 2019]1.
  
Art.13. Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering naast de subsidie, vermeld in artikel 10, aan de organisatie een subsidie verlenen om projecten uit te voeren. Ze bepaalt de nadere regels.
  Een project is een bijzonder initiatief met een tijdelijk, vernieuwend en experimenteel karakter met betrekking tot een problematiek die zich voordoet op een of meer terreinen binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Art.13. Outre la subvention visée à l'article 10, le Gouvernement flamand peut octroyer à l'organisation, dans les limites des crédits budgétaires disponibles, une subvention pour exécuter des projets. Il en fixe les modalités.
  Un projet est une initiative particulière temporaire, innovante et expérimentale concernant une problématique qui se présente dans un ou plusieurs domaines dans le cadre de la politique du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille.
HOOFDSTUK 5. - Toezicht
CHAPITRE 5. - Contrôle
Art.14. De Vlaamse Regering organiseert het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit decreet, van de uitvoeringsbesluiten ervan en van de overeenkomst, vermeld in artikel 10, door de organisatie.
  De personen die met het toezicht belast zijn, hebben het recht de organisatie te bezoeken. De organisatie stelt aan die personen alle gegevens ter beschikking die voor het toezicht noodzakelijk zijn. Ze staat die personen toe om ter plaatse de naleving van de bepalingen, vermeld in het eerste lid, te verifiëren en alle stappen te ondernemen die daarvoor nodig zijn.
  Van hun vaststellingen maken de personen, vermeld in het tweede lid, een verslag op. Het verslag heeft bewijswaarde tot het tegenbewijs. Van het verslag wordt een afschrift gestuurd naar de organisatie.
Art.14. Le Gouvernement flamand organise le contrôle du respect des dispositions du présent décret, de ses arrêtés d'exécution et de l'accord visé à l'article 10, alinéa 1er par l'organisation.
  Les personnes chargées du contrôle ont le droit de visiter l'organisation. L'organisation met à leur disposition tous les éléments nécessaires au contrôle. Elle autorise ces personnes à vérifier sur place le respect des dispositions visées à l'alinéa 1er et à prendre toutes les mesures nécessaires à cet effet.
  Les personnes visées à l'alinéa 1er dressent un rapport de leurs constatations. Le rapport revêt une valeur probante jusqu'à preuve du contraire. Une copie du rapport est envoyée à l'organisation.
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen
CHAPITRE 6. - Dispositions modificatives
Art.15. In artikel 2, 5°, van het decreet van 26 juni 1991 betreffende de erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk, vervangen bij het decreet van 10 juli 2008, worden de woorden "één Vlaams instituut ter bevordering en ondersteuning van het maatschappelijk opbouwwerk en" opgeheven.
Art.15. A l'article 2, 5°, du décret du 26 juin 1991 relatif à l'agrément des initiatives d'animation sociale et à l'octroi de subventions à ces initiatives, remplacé par le décret du 10 juillet 2008, les mots " Un Institut flamand pour la promotion et le soutien de l'animation sociale " sont abrogés.
Art.16. In het opschrift van het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling en tot subsidiëring van een Vlaams Centrum Schuldenlast, vervangen bij het decreet van 10 juli 2008, worden de woorden "en tot subsidiëring van een Vlaams Centrum Schuldenlast" opgeheven.
Art.16. Dans l'intitulé du décret du 24 juillet 1996 réglant l'agrément et le subventionnement des institutions de médiation de dettes et le subventionnement d'un " Vlaams Centrum Schuldenlast " (Centre flamand de l'Endettement), remplacé par le décret du 10 juillet 2008, les mots " et le subventionnement d'un " Vlaams Centrum Schuldenlast " (Centre flamand de l'Endettement) " sont abrogés.
Art.17. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 28 april 2006, 10 juli 2008 en 21 juni 2013, wordt hoofdstuk III, dat bestaat uit artikel 10ter, opgeheven.
Art.17. Dans le même décret, modifié par les décrets des 28 avril 2006, 10 juillet 2008 et 21 juin 2013, le chapitre III, composé de l'article 10ter, est abrogé.
Art.18. In artikel 19 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk wordt het tweede lid opgeheven.
Art.18. A l'article 19 du décret du 8 mai 2009 relatif à l'aide sociale générale, l'alinéa 2 est abrogé.
Art.19. Het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2002 betreffende de erkenning en subsidiëring van een steunpunt voor kennisbeheer en netwerkvorming met betrekking tot de hulp- en dienstverlening aan specifieke subdoelgroepen van personen met een handicap, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2007, 7 oktober 2011, 20 juni 2014 en 29 mei 2015, wordt opgeheven.
Art.19. L'arrêté du Gouvernement flamand du 13 décembre 2002 relatif à l'agrément et au subventionnement d'un point d'appui pour la gestion des connaissances et le réseautage en matière d'aide et de services en faveur des sous-groupes cibles de personnes handicapées, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 14 décembre 2007, 7 octobre 2011, 20 juin 2014 et 29 mai 2015, est abrogé.
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
CHAPITRE 7. - Dispositions finales
Art.20. Conform artikel 7 erkent de Vlaamse Regering de vereniging, opgericht door de vzw Samenlevingsopbouw Vlaanderen, de vzw Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, de vzw Steunpunt Expertisenetwerken, de vzw Steunpunt Jeugdhulp en de vzw Vlaams Centrum Schuldenlast, als de organisatie op voorwaarde dat de vereniging voldoet aan de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Art.20. Conformément à l'article 7, le Gouvernement flamand agrée l'association créée par la vzw Samenlevingsopbouw Vlaanderen, la vzw Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, la vzw Steunpunt Expertisenetwerken, la vzw Steunpunt Jeugdhulp et la vzw Vlaams Centrum Schuldenlast, comme organisation pour autant que l'association satisfasse aux dispositions du présent décret et de ses arrêtés d'exécution.
Art.21. De verenigingen, vermeld in artikel 20, dragen de financiële reserves waarover ze beschikken op de datum van inwerkingtreding van dit decreet, integraal over aan de organisatie.
Art.21. Les associations visées à l'article 20 transfèrent l'intégralité des réserves financières dont elles disposent à la date d'entrée en vigueur du présent décret à l'organisation.
Art.22. In afwijking van artikel 9 kan de Vlaamse Regering bepalen dat de organisatie tot en met het jaar 2020 wordt gesubsidieerd op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd plan dat is opgesteld voor een periode die korter is dan vijf jaar. Ze kan de nadere regels voor dat plan bepalen.
Art.22. Par dérogation à l'article 9, le Gouvernement flamand peut stipuler que l'organisation sera subventionnée jusqu'à 2020 inclus sur la base d'un plan approuvé par le Gouvernement flamand qui a été établi pour une période inférieure à cinq ans. Il peut arrêter les modalités de ce plan.
Art. 23. De Vlaamse Regering bepaalt voor iedere bepaling van dit decreet de datum van inwerkingtreding.
Art. 23. Le Gouvernement flamand fixe la date d'entrée en vigueur pour chaque disposition du présent décret.
(NOTE : Entrée en vigueur fixée au 15-05-2017 par AGF 2017-04-21/11, art. 41, à l'exception des articles 15 à 19 et de l'article 21, qui entrent en vigueur le 01-01-2018)