Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
3 AUGUSTUS 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse tuchtrechtelijke bepalingen betreffende het Rijkspersoneel
Titre
3 AOUT 2016. - Arrêté royal portant modification de diverses dispositions en matière disciplinaire relatives aux agents de l'Etat
Informations sur le document
Info du document
Tekst (34)
Texte (34)
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel
CHAPITRE 1er. - Modification de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat
Artikel 1. Artikel 77 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 77.
  De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken:
  1° de terechtwijzing;
  2° de inhouding van wedde;
  3° de verplaatsing bij tuchtmaatregel;
  4° het ontslag van ambtswege;
  5° de afzetting.
  De inhouding van wedde wordt toegepast gedurende ten minste één maand en ten hoogste zesendertig maanden en mag niet hoger liggen dan die welke bepaald is in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.
  De bij tuchtmaatregel verplaatste ambtenaar kan op zijn aanvraag geen nieuwe aanwijzing noch overplaatsing bekomen gedurende de termijn die voor de uitwissing van zijn tuchtstraf is bepaald.".
Article 1er. L'article 77 de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 4 août 2004, est remplacé comme suit:
  " Art. 77.
  Les peines disciplinaires suivantes peuvent être prononcées:
  1° le rappel à l'ordre;
  2° la retenue de traitement;
  3° le déplacement disciplinaire;
  4° la démission d'office;
  5° la révocation.
  La retenue de traitement s'applique pendant un mois au moins et trente-six mois au plus et ne peut être supérieure à celle prévue à l'article 23, alinéa 2, de la loi du 12 avril 1965 concernant la protection de la rémunération des travailleurs.
  L'agent déplacé par mesure disciplinaire, ne peut obtenir à sa demande ni une nouvelle affectation, ni un transfert, pendant le délai qui est fixé pour l'effacement de sa peine disciplinaire. ".
Art.2. Artikel 78 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt:
  " Art. 78.
  § 1. De tuchtstraf wordt uitgesproken door de tot benoeming bevoegde overheid wat de ambtenaren van de niveaus B, C en D betreft.
  Wat de ambtenaren van het niveau A aangaat, wordt zij uitgesproken door de minister, behalve het ontslag van ambtswege en de afzetting die door Ons worden opgelegd.
  § 2. De tuchtprocedure start door een oproeping gericht aan de ambtenaar door de bevoegde hiërarchische meerdere. In deze oproepingsbrief wordt de ambtenaar geïnformeerd over de feiten die hem ten laste worden gelegd en over het feit dat een tuchtprocedure tegen hem wordt opgestart.
  In afwijking van het eerste lid, wordt de oproepingsbrief aan de houder van een management- of staffunctie door de minister betekend.
  De oproepingsbrief vermeldt:
  1° de feiten die ten laste worden gelegd;
  2° het recht van de ambtenaar om zijn standpunt met alle passende middelen te doen kennen;
  3° de geschonden normen;
  4° de in artikel 77 bepaalde tuchtstraffen;
  5° dat er een dossier ter beschikking is gesteld betreffende de ten laste gelegde feiten;
  6° de mogelijkheid om zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;
  7° de mogelijkheid om bijkomende onderzoeksmaatregelen te vragen.
  De ambtenaar wordt op de hoogte gebracht op één van de volgende wijzen:
  1° hetzij door elektronische mededeling waarvan de ontvangst door de ambtenaar wordt bevestigd;
  2° hetzij door overhandiging van een schrijven aan de ambtenaren in ruil voor een door hen ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst vermeldt;
  3° hetzij door een aangetekend schrijven.
  § 3. De ambtenaar wordt gehoord tussen de veertiende en de dertigste dag die volgen op de ontvangst van de oproeping door de bevoegde hiërarchische meerdere over de feiten die hem ten laste worden gelegd. Tijdens het verhoor heeft de ambtenaar het recht de feiten die hem ten laste worden gelegd te weerleggen. Er kunnen getuigen worden opgeroepen.
  Er worden van het verhoor notulen opgesteld.
  § 4. De ambtenaar viseert de notulen en geeft ze binnen de tien dagen vanaf de datum van ontvangst terug. Indien hij bezwaren heeft tegen bepaalde vaststellingen in de notulen, geeft hij de notulen terug vergezeld van een schriftelijke nota.
  Het terugsturen gebeurt op één van de wijzen bepaald in § 2, vierde lid.
  § 5. De bevoegde hiërarchische meerdere stuurt het dossier naar het directiecomité binnen een termijn van tien dagen vanaf de datum van ontvangst.
  Het omstandig dossier bevat een verslag opgesteld door de bevoegde hiërarchische meerdere dat minstens de volgende elementen bevat:
  o de feiten die worden ten laste gelegd;
  o het verslag van de eventuele getuigenissen;
  o het proces-verbaal van de hoorzitting;
  o de bezwaren van de ambtenaar tegen het proces-verbaal.
  § 6. De minister of de voorzitter van het directiecomité wijst de bevoegde hiërarchische meerdere aan voor de toepassing van dit artikel.".
Art.2. L'article 78 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 4 août 2004, est remplacé comme suit:
  " Art. 78.
  § 1er. La peine disciplinaire est prononcée par l'autorité qui exerce le pouvoir de nomination en ce qui concerne les agents des niveaux B, C et D.
  Pour les agents du niveau A, la peine est prononcée par le ministre, à l'exception de la démission d'office et de la révocation qui sont prononcées par Nous.
  § 2. La procédure disciplinaire débute par une convocation adressée à l'agent par le supérieur hiérarchique compétent. L'agent est informé par cette convocation des faits qui lui sont reprochés et du fait qu'une procédure disciplinaire est entamée à son encontre.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, la convocation adressée au titulaire d'une fonction de management ou d'encadrement est notifiée par le ministre.
  La convocation mentionne :
  1° les faits reprochés;
  2° le droit de l'agent d'émettre son point de vue par tous les moyens utiles;
  3° les normes enfreintes;
  4° les peines disciplinaires définies à l'article 77;
  5° la mise à disposition d'un dossier concernant les faits reprochés;
  6° la possibilité de se faire assister par la personne de son choix;
  7° la possibilité de demander des mesures d'instruction complémentaires.
  La convocation est adressée à l'agent selon un des modes suivants:
  1° soit par courriel dont la réception par l'agent est confirmée;
  2° soit par remise d'un écrit de la main à la main en échange d'un récépissé portant la signature du requérant et la date à laquelle il est délivré;
  3° soit par lettre recommandée.
  § 3. L'agent est entendu, entre le quatorzième et le trentième jour qui suivent la réception de la convocation, par le supérieur hiérarchique compétent sur les faits qui lui sont reprochés. Lors de l'audition, l'agent a le droit à la contradiction à propos des faits qui lui sont reprochés. Des témoins peuvent être entendus.
  Il est établi un procès-verbal de l'audition.
  § 4. L'agent vise le procès-verbal et le restitue dans les dix jours à dater de sa réception. S'il a des objections à présenter contre certaines constatations reprises dans le procès-verbal, il restitue celui-ci accompagné d'une note écrite.
  La restitution se fait selon un des modes définis au § 2, alinéa 4.
  § 5. Le supérieur hiérarchique compétent transmet le dossier au comité de direction dans un délai de dix jours à dater de sa réception.
  Le dossier circonstancié comprend un rapport rédigé par le supérieur hiérarchique compétent qui comporte au moins les éléments suivants :
  o les faits reprochés ;
  o le rapport des éventuels témoignages;
  o le procès-verbal de l'audition ;
  o les objections de l'agent par rapport au procès-verbal.
  § 6. Le ministre ou le président du comité de direction désigne le supérieur hiérarchique compétent pour l'application du présent article. ".
Art.3. In artikel 79 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° Paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Binnen een termijn van tien dagen vanaf de dag waarop het dossier bij het directiecomité aanhangig is gemaakt, roept het directiecomité de ambtenaar op om voor hem te verschijnen.
  De oproep gebeurt volgens één van de wijzen bepaald in artikel 78, § 2, vierde lid.
  Het horen van de ambtenaar gebeurt tussen de twintigste en de dertigste dag volgend op het aanhangig maken bij het directiecomité.
  De oproeping vermeldt:
  1° de datum van aanhangigmaking bij het directiecomité;
  2° de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting;
  3° de plaats waar en de termijn waarbinnen het dossier kan worden ingekeken.
  De ambtenaar verschijnt persoonlijk. Hij mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze. De verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van het directiecomité.
  Indien de ambtenaar of zijn verdediger ondanks een regelmatige oproeping twee opeenvolgende keren niet verschijnt, en ongeacht of de ambtenaar of zijn verdediger een geldige reden aanvoert, doet het directiecomité na de tweede hoorzitting uitspraak op basis van de stukken van het dossier.";
  2° Paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
  " § 3. Binnen een termijn van ten hoogste twee maanden vanaf de dag dat de zaak bij het directiecomité is ingediend, doet deze een voorstel van tuchtstraf en betekent het voorstel aan de ambtenaar binnen de vijftien dagen.
  Bij ontstentenis van deze betekening binnen de termijn van vijftien dagen, wordt het directiecomité geacht af te zien van de procedure voor de feiten die de ambtenaar ten laste worden gelegd.";
  4° Paragraaf 4 wordt hersteld als volgt:
  " § 4. Binnen de twintig dagen die volgen op de betekening van het voorstel van tuchtstraf kan de ambtenaar tegen dit voorstel beroep aantekenen bij de bevoegde raad van beroep.";
  5° Paragraaf 5 wordt opgeheven.
Art.3. A l'article 79 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 5 septembre 2002, sont apportées les modifications suivantes :
  1° le paragraphe 1er est remplacé comme suit :
  " § 1er. Le comité de direction, dans un délai de dix jours prenant cours le jour où il a été saisi du dossier, convoque l'agent à se présenter devant lui.
  La convocation est envoyée selon un des modes visés à l'article 78, § 2, alinéa 4.
  L'audition de l'agent a lieu entre le vingtième et le trentième jour qui suivent la saisine du comité de direction.
  La convocation indique :
  1° la date de saisine du comité de direction ;
  2° le lieu, le jour et l'heure de l'audience ;
  3° le lieu et le délai endéans lequel le dossier disciplinaire peut être consulté.
  L'agent comparaît en personne. Il peut se faire assister par la personne de son choix. Le défenseur ne peut faire partie, à aucun titre, du comité de direction.
  Si, bien que régulièrement convoqué, l'agent ou son défenseur s'abstient de comparaître à deux reprises successives, à l'issue de la deuxième audience, le comité de direction se prononce sur base des pièces du dossier, et ce, que l'agent ou son défenseur se prévale ou non d'une excuse valable. " ;
  2° le paragraphe 3 est remplacé comme suit :
  " § 3. Dans un délai de deux mois au plus tard prenant cours le jour de la saisine du comité de direction, le comité de direction formule une proposition de peine disciplinaire et notifie sa proposition à l'agent dans les quinze jours.
  A défaut de cette notification dans le délai de quinze jours, le comité de direction est réputé renoncer à la procédure pour les faits mis à charge de l'agent. " ;
  4° le paragraphe 4 est rétabli comme suit:
  " § 4. Dans les vingt jours qui suivent la notification de la proposition de peine disciplinaire, l'agent peut introduire un recours contre cette proposition auprès de la chambre de recours compétente. " ;
  5° le paragraphe 5 est supprimé.
Art.4. Artikel 80, § 2, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt:
  " § 2. De uitwissing van de tuchtstraffen geschiedt van ambtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op:
  o negen maanden voor de terechtwijzing;
  o twaalf maanden voor de inhouding van wedde;
  o achttien maanden voor de verplaatsing bij tuchtmaatregel.
  De termijn voor de uitwissing van de terechtwijzing en de verplaatsing bij tuchtmaatregel loopt vanaf de datum waarop de straf is uitgesproken.
  De termijn voor de uitwissing van de inhouding van wedde loopt vanaf de dag die volgt op het einde van de laatste maand van de periode van de inhouding.".
Art.4. L'article 80, § 2, du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 4 août 2004, est remplacé comme suit :
  " § 2. L'effacement des peines disciplinaires se fait d'office après une période dont la durée est fixée à :
  o neuf mois pour le rappel à l'ordre;
  o douze mois pour la retenue de traitement;
  o dix-huit mois pour le déplacement disciplinaire.
  Le délai de l'effacement du rappel à l'ordre et du déplacement disciplinaire prend cours à la date à laquelle la peine a été prononcée.
  Le délai pour l'effacement de la retenue de traitement prend cours à partir du jour qui suit la fin du dernier mois de la période de retenue. ".
Art.5. Artikel 81 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt vervangen als volgt:
  " Art. 81.
  § 1. De bevoegde overheid kan geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan die welke voorgesteld is. Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode voor de uitspraak.
  § 2. Wanneer meer dan één feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één tuchtprocedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.
  Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste wordt gelegd kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure wordt onderbroken.
  § 3. De tuchtoverheid kan geen tuchtrechtelijke vervolging meer instellen na verloop van een termijn van zes maanden na de vaststelling of de kennisname door de tuchtoverheid van de daarvoor in aanmerking komende feiten. De tuchtvervolging wordt geacht te zijn ingesteld van zodra de tuchtoverheid de ambtenaar op de hoogte brengt van de tuchtprocedure zoals voorzien in artikel 78, § 2.
  § 4. Als in verband met dezelfde feiten de strafvordering werd ingesteld, wordt de termijn van § 3 gestuit tot op de dag dat de tuchtoverheid verneemt dat een beslissing werd uitgesproken en dat die beslissing in kracht van gewijsde is getreden. De tuchtoverheid is ertoe gehouden zich op de hoogte te stellen met betrekking tot de uitkomst van deze beslissing.
  § 5. De strafvordering doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de tuchtoverheid om een tuchtstraf uit te spreken. Indien een opgelegde tuchtstraf onverenigbaar blijkt te zijn met een latere in kracht van gewijsde getreden strafrechtelijke uitspraak, moet de tuchtoverheid de opgelegde tuchtsanctie intrekken en dit met terugwerkende kracht vanaf de datum dat de tuchtstraf is uitgesproken.".
Art.5. L'article 81 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 22 décembre 2000, est remplacé comme suit :
  " Art. 81.
  § 1er. L'autorité compétente ne peut prononcer une peine disciplinaire plus lourde que celle proposée. Aucune peine disciplinaire ne peut produire d'effet pour une période qui précède son prononcé.
  § 2. Lorsque plusieurs faits sont reprochés à l'agent, il n'est toutefois entamé qu'une seule procédure disciplinaire qui peut donner lieu au prononcé d'une seule peine disciplinaire.
  Si un nouveau fait est reproché pendant le déroulement d'une procédure disciplinaire, une nouvelle procédure peut être entamée sans que la procédure en cours soit interrompue pour autant.
  § 3. L'autorité disciplinaire ne peut plus entamer de poursuites disciplinaires après l'expiration d'un délai de six mois après la constatation ou la prise de connaissance par l'autorité disciplinaire des faits entrant en ligne de compte. Les poursuites disciplinaires sont réputées être entamées dès que l'agent est informé par l'autorité disciplinaire de la procédure disciplinaire telle que visée à l'article 78, § 2.
  § 4. Si l'action pénale a été intentée au sujet des mêmes faits, le délai visé au § 3 est interrompu jusqu'au jour où l'autorité disciplinaire a pris connaissance qu'une décision est intervenue et que cette décision est coulée en force de chose jugée. L'autorité disciplinaire est tenue de s'informer du résultat de cette décision.
  § 5. L'action pénale ne porte pas atteinte à la possibilité pour l'autorité disciplinaire de prononcer une peine disciplinaire. Si une peine disciplinaire infligée s'avère incompatible avec un prononcé pénal ultérieur qui est coulé en force de chose jugée, l'autorité disciplinaire doit retirer la sanction disciplinaire infligée et ce, avec un effet rétroactif à partir de la date du prononcé de la peine disciplinaire. ".
Art.6. Artikel 82 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt:
  " Art. 82.
  De volgende raden van beroep worden ingesteld:
  1° voor het geheel van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, een raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een management- of staffunctie;
  2° voor het geheel van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, een raad van beroep inzake tuchtzaken voor de ambtenaren die geen houder van een management- of staffunctie zijn, hierna de raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren genoemd.
  Elke raad van beroep bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling.
  De taalrol of het taalstelsel van de ambtenaar overeenkomstig artikel 15, § 1, van de bij koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
  De ambtenaar van het Duitstalig taalstelsel verschijnt voor de afdeling voorgezeten door de voorzitter die zijn kennis van het Duits bewijst overeenkomstig artikel 84, § 1.".
Art.6. L'article 82 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 5 septembre 2002, est remplacé comme suit :
  " Art. 82.
  Il est institué les chambres de recours suivantes :
  1° pour l'ensemble des services publics fédéraux et des services publics fédéraux de programmation, une chambre de recours en matière disciplinaire des titulaires d'une fonction de management ou d'encadrement ;
  2° pour l'ensemble des services publics fédéraux et des services publics fédéraux de programmation, une chambre de recours en matière disciplinaire des agents qui ne sont pas des titulaires d'une fonction de management ou d'encadrement, appelée ci-après la chambre de recours en matière disciplinaire des agents.
  Chaque chambre de recours se compose d'une section d'expression française et d'une section d'expression néerlandaise.
  Le rôle linguistique ou le régime linguistique de l'agent, conformément à l'article 15, § 1er, des lois coordonnées par l'arrêté royal du 18 juillet 1966 sur l'emploi des langues en matière administrative, détermine la section devant laquelle il comparaît.
  L'agent du régime linguistique germanophone comparaît devant la section présidée par le président justifiant de la connaissance de l'allemand conformément à l'article 84, § 1er. ".
Art.7. Artikel 83 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 83.
  De raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een management- of staffunctie neemt kennis van beroepen ingesteld door:
  1° de houder van een management- of staffunctie van een federale overheidsdienst;
  2° de secretaris-generaal van het ministerie van Defensie.
  De raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren neemt kennis van een beroep ingesteld door een ambtenaar die geen houder is van een management- of staffunctie van een federale overheidsdienst of een programmatorische federale overheidsdienst of van het ministerie van Defensie.".
Art.7. L'article 83 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 4 août 2004, est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 83.
  La chambre de recours en matière disciplinaire des titulaires d'une fonction de management ou d'encadrement connaît du recours introduit par:
  1° un titulaire d'une fonction de management ou d'encadrement d'un service public fédéral;
  2° le secrétaire général du ministère de la Défense.
  La chambre de recours en matière disciplinaire des agents connaît du recours introduit par un agent, qui n'est pas titulaire d'une fonction de management ou d'encadrement, d'un service public fédéral ou d'un service public fédéral de programmation ou du ministère de la Défense. ".
Art.8. In artikel 83bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 12 maart 1953 en laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° In het eerste lid worden de woorden "de raad van beroep voor opperambtenaren" vervangen door "de raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een mandaat- of staffunctie";
  2° In het vierde lid worden de woorden "van de interdepartementale raad van beroep" vervangen door de woorden "raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren";
  3° In het vijfde lid worden de woorden "de raad van beroep voor opperambtenaren" vervangen door "de raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een mandaat- of staffunctie";
  4° Het zesde lid wordt vervangen als volgt: "De voorzitter is stemgerechtigd.".
Art.8. A l'article 83bis du même arrêté, inséré par l'arrêté royal du 12 mars 1953 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 5 septembre 2002, sont apportées les modifications suivantes :
  1° dans l'alinéa 1er, les mots " La chambre de recours des fonctionnaires généraux " sont remplacés par " La chambre de recours en matière disciplinaire des titulaires d'une fonction de management ou d'encadrement " ;
  2° dans l'alinéa 4, les mots " de la chambre de recours interdépartementale " sont remplacés par les mots " chambre de recours en matière disciplinaire des agents " ;
  3° dans l'alinéa 5, les mots " la chambre de recours des fonctionnaires généraux " sont remplacés par " la chambre de recours en matière disciplinaire des titulaires d'une fonction de management ou d'encadrement " ;
  4° l'alinéa 6 est remplacé par ce qui suit : " Le président à voix délibérative. ".
Art.9. Artikel 84 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 84.
  § 1. De raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren is per afdeling samengesteld uit:
  1° een voorzitter, magistraat, aangesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort en gekozen uit een lijst door Ons vastgelegd;
  2° twaalf assessoren gekozen uit een lijst vastgelegd door de Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort, waaronder zes assessoren aangewezen door de overheid en zes aangewezen door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, naar rato van twee assessoren per vakorganisatie;
  3° een griffier-rapporteur.
  De voorzitter die zijn kennis van het Duits bewijst, zal het voorzitterschap waarnemen voor de dossiers van de ambtenaren behorend tot het Duitstalig taalstelsel, van de Franstalige afdeling of van de Nederlandstalige afdeling, naargelang hij de kennis van die taal bewijst.
  De assessoren die zitting hebben voor het onderzoek van een zaak, moeten tot hetzelfde of een hoger niveau behoren dan dat van de verzoeker.
  § 2. Per afdeling benoemt de Koning drie voorzitters, magistraten, opgenomen in een lijst.
  Bij gebrek aan magistraten kunnen eremagistraten of magistraten-emeritus door de Koning worden benoemd.
  Eén van de magistraten moet zijn kennis van het Duits bewijzen, alsook van het Frans of het Nederlands.
  § 3. De Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort wijst, per afdeling, achttien assessoren aan op voordracht van de voorzitters van de federale overheidsdiensten, de voorzitters van de programmatorische federale overheidsdiensten en de secretaris-generaal van het ministerie van Defensie. Hij wijst, per afdeling, een griffier-rapporteur aan en een plaatsvervangend griffier-rapporteur.
  De representatieve vakorganisaties wijzen, per afdeling, hun vertegenwoordigers, hetzij achttien assessoren aan. De Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort erkent de leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties.
  De assessoren aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort en door de representatieve vakorganisaties worden gekozen onder de ambtenaren van het niveau A of van het niveau B met zes jaar dienstanciënniteit en die behoren tot een dienst waarvoor de raad van beroep bevoegd is.
  De aangewezen assessoren worden opgenomen in een lijst.
  § 4. Voor elk tuchtdossier worden de leden aangeduid uit de personen bedoeld in §§ 2 en 3, om de afdeling overeenkomstig § 1 samen te stellen die de zaak zal behandelen.
  § 5. In elke zaak wordt door de betrokken minister of door de voorzitter van het directiecomité een ambtenaar van het niveau A aangeduid, alsook een vervanger, naargelang van het geval bepaald in artikel 89, om de betwiste tuchtmaatregel te verdedigen.
  § 6. De Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort bepaalt het presentiegeld dat per zaak aan de voorzitter word toegekend.".
Art.9. L'article 84 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 4 août 2004, est remplacé comme suit:
  " Art. 84.
  § 1er La chambre de recours en matière disciplinaire des agents se compose par section:
  1° d'un président, magistrat désigné par le Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions, et repris sur la liste fixée par Nous ;
  2° de douze assesseurs repris sur la liste fixée par le Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions dont six assesseurs désignés par l'autorité et six désignés par les organisations syndicales représentatives au sens de l'article 7 de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités, à raison de deux assesseurs par organisation;
  3° d'un greffier-rapporteur ;
  Le président qui justifie de la connaissance de l'allemand présidera, pour les dossiers des agents du régime linguistique germanophone, la section d'expression française ou la section d'expression néerlandaise selon qu'il a connaissance du français ou du néerlandais.
  Les assesseurs qui siègent pour l'examen d'une affaire, doivent appartenir à un niveau égal ou supérieur à celui du requérant.
  § 2. Par section, le Roi désigne, et reprend dans une liste, trois présidents, magistrats.
  A défaut de magistrats, des magistrats honoraires ou émérites peuvent être désignés par le Roi.
  Un des magistrats doit justifier de la connaissance de l'allemand ainsi du français ou du néerlandais.
  § 3. Le Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions désigne, par section, dix-huit assesseurs sur proposition des présidents des services publics fédéraux, des présidents des services publics fédéraux de programmation et du secrétaire général du ministère de la Défense réunis en collège. Il désigne, par section, un greffier-rapporteur effectif et un greffier-rapporteur suppléant.
  Les organisations syndicales représentatives désignent, par section, leurs représentants, soit dix-huit assesseurs. Le Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions agrée les membres désignés par les organisations syndicales représentatives.
  Les assesseurs désignés par le Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions et par les organisations syndicales représentatives sont choisis parmi les agents de niveau A ou de niveau B qui comptent six années d'ancienneté de service et appartiennent à un service ressortissant à la chambre de recours.
  Les assesseurs désignés sont repris dans une liste.
  § 4. Pour chaque dossier disciplinaire, il est puisé parmi les personnes visées aux §§ 2 et 3, pour composer la section appelée à connaître de l'affaire, conformément au § 1er.
  § 5. Dans chaque affaire, un agent de niveau A et un suppléant à celui-ci sont désignés par le ministre intéressé ou le président du comité de direction, selon le cas défini à l'article 89, pour défendre la mesure disciplinaire contestée.
  § 6. Le Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions fixe le jeton de présence qui est attribué, par affaire, au président. ".
Art.10. Artikel 84bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt opgeheven.
Art.10. L'article 84bis du même arrêté, inséré par l'arrêté royal du 31 mars 1995 et modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 4 août 2004, est abrogé.
Art.11. Artikel 85 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.11. L'article 85 du même arrêté est abrogé.
Art.12. In artikel 86 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° Het tweede lid wordt vervangen als volgt:
  "De raad van beroep bezorgt aan de verzoeker de lijst van de assessoren die zijn opgeroepen voor het onderzoek van de hem betreffende zaak.
  De lijst wordt ten minste meegedeeld op een van de volgende wijzen:
  1° hetzij door elektronische mededeling, waarvan de ontvangst door de verzoeker wordt bevestigd;
  2° hetzij door overhandiging van een schrijven in ruil voor een door de verzoeker ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst vermeldt;
  3° hetzij door een aangetekend schrijven.";
  2° Het derde lid wordt vervangen als volgt:
  "Binnen een termijn van acht dagen vanaf de bekendmaking van de lijst deelt de verzoeker aan de griffie de naam van de assessoren mee die hij wraakt. De wraking wordt gemotiveerd en wordt meegedeeld op één van de wijzen bepaald in het tweede lid.".
Art.12. A l'article 86 du même arrêté, sont apportées les modifications suivantes :
  1° L'alinéa 2 est remplacé par ce qui suit :
  " La chambre de recours transmet au requérant la liste des assesseurs convoqués pour l'examen de l'affaire le concernant.
  La liste est communiquée par un des modes suivants :
  1° soit par courriel dont la réception par le requérant est confirmée ;
  2° soit par remise d'un écrit de la main à la main en échange d'un récépissé portant la signature du requérant et la date à laquelle il est délivré ;
  3° soit par lettre recommandée. " ;
  2° l'alinéa 3 est remplacé par ce qui suit :
  " Dans un délai de huit jours à partir de la notification de la liste, le requérant communique au greffe le nom des assesseurs qu'il récuse. La récusation est motivée et est communiquée par un des trois modes définis dans l'alinéa 2. ".
Art.13. In artikel 89 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "De zaken betreffende de ambtenaren van de niveaus B, C, en D worden bij de raad van beroep aanhangig gemaakt op vraag van de voorzitter van het directiecomité en door de minister voor de zaken betreffende de ambtenaren van het niveau A of de houder van een management- of staffunctie. De minister of de voorzitter van het directiecomité bezorgt, naargelang van het geval, het volledige dossier van de zaak.".
Art.13. A l'article 89 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 31 mars 1995, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
  " La chambre de recours est saisie par les soins du Président du Comité de direction pour les affaires concernant un agent des niveaux B, C et D, et par les soins du Ministre pour les affaires concernant un agent du niveau A ou un titulaire d'une fonction de management ou d'encadrement. Le Ministre ou le Président du Comité de direction transmet, selon le cas, le dossier complet de l'affaire. ".
Art.14. In artikel 90, tweede lid van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de woorden "deelt de voorzitter aan de minister de reden van deze vertraging mede", vervangen door de woorden "de voorzitter deelt aan de minister of de voorzitter van het directiecomité, volgens het geval zoals bepaald in artikel 89, de reden van deze vertraging mee."
Art.14. A l'article 90, alinéa 2, du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 13 mai 1999, les mots " le président avise le ministre des motifs qui ont entraîné ce retard " sont remplacés par les mots " le président avise le ministre ou le président du comité de direction, selon le cas défini dans l'article 89, des motifs qui ont entraîné ce retard. ".
Art.15. In artikel 90bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1953 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° In het tweede lid worden de woorden "of van artikel 85, derde lid" opgeheven;
  2° Het artikel 90bis wordt aangevuld als volgt:
  "De voorzitter is stemgerechtigd. De griffier-rapporteur is niet stemgerechtigd.".
Art.15. A l'article 90bis, alinéa 2, du même arrêté, inséré par l'arrêté royal du 10 mars 1953 et modifié en dernier lieu par l'arrêté du 31 mars 1995, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans l'alinéa 2, les mots " ou de l'article 85, alinéa 3 " sont abrogés ;
  2° l'article 90bis est complété par ce qui suit :
  " Le président a voix délibérative. Le greffier-rapporteur n'a pas voix délibérative. ".
Art.16. In artikel 91, tweede lid van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° De woorden "het dossier aan de betrokken minister" worden vervangen door de woorden "het dossier aan de betrokken minister of aan de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89,";
  2° De woorden "deelt de voorzitter de reden van deze vertraging mede" worden vervangen door de woorden "de voorzitter deelt de minister of de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89, de reden van deze vertraging mee."
Art.16. A l'article 91, alinéa 2, du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 31 mars 1995, sont apportées les modifications suivantes :
  1° les mots " le dossier au ministre intéressé " sont remplacés par les mots " le dossier au ministre intéressé ou au président du comité de direction, selon le cas défini à l'article 89, " ;
  2° les mots " le président avise le ministre des motifs qui ont entraîné ce retard " sont remplacés par les mots " le président avise le ministre ou le président du comité de direction, selon le cas défini à l'article 89, des motifs qui ont entraîné ce retard. ".
Art.17. In artikel 92 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de woorden "drie dagen" vervangen door de woorden "vijf dagen".
Art.17. A l'article 92 du même arrêté, remplacé par l'arrêté royal du 31 mars 1995 et modifié par l'arrêté royal du 13 mai 1999, les mots " trois jours " sont remplacés par les mots " cinq jours ".
Art.18. In artikel 93, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 31 maart 1995, worden de woorden "aan de minister" vervangen door de woorden "aan de minister of de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89".
Art.18. A l'article 93, alinéa 1er, du même arrêté, remplacé par l'arrêté royal du 31 mars 1995, les mots " au ministre " sont remplacés par les mots " au ministre ou au président du comité de direction, selon le cas défini à l'article 89 ".
Art.19. Artikel 94 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt vervangen als volgt:
  " Art. 94.
  Is het advies van de raad van beroep gunstig, dan wordt de beslissing altijd definitief genomen of voorgesteld door de minister of de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89.
  De minister of de voorzitter van het directiecomité motiveert elke beslissing die niet in overeenstemming is met het advies van de raad van beroep. Ze kunnen geen andere feiten ter sprake brengen dan die welke het advies van de raad van beroep gemotiveerd hebben. De minister of de voorzitter van het directiecomité notificeert de beslissing aan de raad van beroep.
  De minister of de voorzitter van het directiecomité beslist binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de betekening van het advies van de raad van beroep; de minister of de voorzitter van het directiecomité deelt zijn beslissing zonder verwijl mee aan de ambtenaar en aan de raad van beroep.".
Art.19. L'article 94 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 22 décembre 2000, est remplacé par ce qui suit:
  " Art. 94.
  En cas d'avis favorable de la chambre de recours, la décision est toujours prise ou proposée définitivement par le ministre ou le président du comité de direction, selon le cas défini dans l'article 89.
  Le ministre ou le président du comité de direction motive toute décision non conforme à l'avis de la chambre de recours. Ils ne peuvent évoquer d'autres faits que ceux ayant motivé l'avis de la chambre de recours. Le ministre ou le président du comité de direction notifie la décision à la chambre de recours.
  Le ministre ou le président du comité de direction décide dans un délai de quinze jours à partir de la notification de l'avis de la chambre de recours ; le ministre ou le président du comité de direction communique sa décision sans délai à l'agent et à la chambre de recours. ".
Art.20. In artikel 95bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 10 maart 1953 worden de woorden "de raad van beroep voor opperambtenaren en de interdepartementale raad van beroep" vervangen door "de raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een management- of staffunctie en de raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren".
Art.20. A l'article 95bis, alinéa 1er, du même arrêté, inséré par l'arrêté royal du 10 mars 1953, les mots " La chambre de recours des fonctionnaires généraux et la chambre de recours interdépartementale " sont remplacés par " La chambre de recours en matière disciplinaire des titulaires d'une fonction de management ou d'encadrement et la chambre de recours en matière disciplinaire des agents ".
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut
CHAPITRE 2. - Modification de l'arrêté royal du 8 janvier 1973 fixant le statut du personnel de certains organismes d'intérêt public.
Art.21. Artikel 18 van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 november 2015, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 18.
  Artikel 82 moet als volgt worden gelezen:
  "Artikel 82. De volgende raden van beroep worden ingesteld:
  1° een raad van beroep inzake tuchtzaken voor het geheel van de openbare instellingen van sociale zekerheid;
  2° een raad van beroep inzake tuchtzaken voor het geheel van de instellingen van openbaar nut;
  3° een raad van beroep inzake tuchtzaken voor de leidende ambtenaren.
  Elke raad van beroep bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling.
  De taalrol of het taalstelsel van de ambtenaar overeenkomstig artikel 15, § 1, van de bij koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
  De ambtenaar van het Duitstalige taalstelsel verschijnt voor de afdeling voorgezeten door de voorzitter die zijn kennis van het Duits bewijst overeenkomstig artikel 84, § 1."".
Art.21. L'article 18 de l'arrêté royal du 8 janvier 1973 fixant le statut du personnel de certains organismes d'intérêt public, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 23 novembre 2015, est remplacé par ce qui suit:
  " Art. 18.
  L'article 82 doit se lire comme suit :
  " Article 82. Les chambres de recours suivantes sont instituées:
  1° une chambre de recours en matière disciplinaire pour l'ensemble des institutions publiques de sécurité sociale ;
  2° une chambre de recours en matière disciplinaire pour l'ensemble des organismes d'intérêt public ;
  3° une chambre de recours en matière disciplinaire pour les fonctionnaires dirigeants.
  Chaque chambre de recours se compose d'une section d'expression française et d'une section d'expression néerlandaise.
  Le rôle linguistique ou le régime linguistique de l'agent, conformément à l'article 15, § 1er, des lois coordonnées par l'arrêté royal du 18 juillet 1966 sur l'emploi des langues en matière administrative, détermine la section devant laquelle il comparaît.
  L'agent du régime linguistique germanophone comparaît devant la section présidée par le président suppléant justifiant de la connaissance de l'allemand conformément à l'article 84, § 1. " ".
Art.22. Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  " Art. 19.
  Artikel 83 moet als volgt worden gelezen:
  "Art. 83. De raad van beroep inzake tuchtzaken voor leidende ambtenaren neemt kennis van de beroepen van de houders van een management- of staffunctie.
  De raad van beroep inzake tuchtzaken voor het geheel van de openbare instellingen van sociale zekerheid neemt kennis van de beroepen van de ambtenaren van de openbare instellingen van sociale zekerheid.
  De raad van beroep inzake tuchtzaken voor het geheel van de instellingen van openbaar nut neemt kennis van de beroepen van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut."".
Art.22. L'article 19 est remplacé comme suit:
  " Art. 19
  L'article 83 doit se lire comme suit:
  " Art.83. La chambre de recours des fonctionnaires dirigeants en matière disciplinaire connaît des recours des titulaires d'une fonction de management ou d'encadrement.
  La chambre de recours en matière disciplinaire pour l'ensemble des institutions publiques de sécurité sociale connaît des recours des agents des institutions publiques de sécurité sociale.
  La chambre de recours en matière disciplinaire pour l'ensemble des organismes d'intérêt public connait des recours des agents des organismes d'intérêt public. " ".
Art.23. In artikel 83bis, sub 20, worden de woorden "de raad van beroep voor leidende ambtenaren" vervangen door de woorden "de raad van beroep voor leidende ambtenaren inzake tuchtzaken".
Art.23. A l'article 83bis, sub 20, les mots " la chambre de recours des fonctionnaires dirigeants " sont remplacés par les mots " la chambre de recours en matière disciplinaire des fonctionnaires dirigeants ".
Art.24. In artikel 84, § 6, sub 21, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  De woorden "raad van beroep voor de openbare instellingen van sociale zekerheid" worden vervangen door de woorden "raad van beroep inzake tuchtzaken voor de openbare instellingen van sociale zekerheid" en de woorden "raad van beroep voor de instellingen van openbaar nut" worden vervangen door de woorden "raad van beroep inzake tuchtzaken voor de instellingen van openbaar nut".
Art.24. A l'article 84, § 6, sub 21, sont apportées les modifications suivantes:
  les mots " chambre de recours pour les institutions de sécurité sociale " sont remplacés par les mots " chambre de recours en matière disciplinaire pour les institutions publiques de sécurité sociale " et les mots " chambre de recours pour les organismes d'intérêt public " sont remplacés par les mots " chambre de recours en matière disciplinaire pour les organismes d'intérêt public ".
Art.25. Artikel 21bis van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 april 1995, wordt opgeheven.
Art.25. L'article 21bis du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 22 avril 1995 est abrogé.
Art.26. Artikel 22 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 25 november 1993, wordt opgeheven.
Art.26. L'article 22 du même arrêté, remplacé en dernier lieu par l'arrêté royal du 25 novembre 1993 est abrogé.
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen.
CHAPITRE 3. - Modification de l'arrêté royal du 8 août 1983 relatif à l'exercice d'une fonction supérieure dans les administrations de l'Etat.
Art.27. In artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013, worden de woorden "geschorst of in graad teruggezet" geschrapt.
Art.27. A l'article 3, § 3 de l'arrêté royal du 8 août 1983 relatif à l'exercice d'une fonction supérieure dans les administrations de l'Etat, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 25 novembre 2013, les mots " suspendu ou rétrogradé " sont supprimés.
HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en slotbepalingen
CHAPITRE 4. - Dispositions transitoires et finales
Art.28. De procedures houdende tuchtsancties en de beroepsprocedures die op datum van inwerkingtreding van dit besluit lopende zijn blijven geregeld door de bepalingen die van kracht waren voor die datum.
Art.28. Les procédures portant des sanctions disciplinaires et les procédures de recours qui sont en cours à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté restent régies par les dispositions qui étaient en vigueur avant cette date.
Art.29. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art.29. Le présent arrêté entre en vigueur le premier jour du deuxième mois qui suit celui de sa publication au Moniteur belge.
Art. 30. De ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 30. Les Ministres sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.