Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
2 SEPTEMBER 2015. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 september 2015 houdende algemene regeling van de studies in het Volwassenenonderwijs op hoger niveau van het korte type en het lange type (Opschrift vervangen door BFG2025-07-18/42, art. 109, 003; Inwerkingtreding : 25-08-2025)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-09-2015 en tekstbijwerking tot 18-08-2025)
Titre
2 SEPTEMBRE 2015. - Arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 2 septembre 2015 portant règlement général des études de l'Enseignement pour Adultes de niveau supérieur de type court et de type long (Intitulé remplacé par ACF2025-07-18/42, art. 109, 003; En vigueur : 25-08-2025)(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 29-09-2015 et mise à jour au 18-08-2025)
Informations sur le document
Numac: 2015029434
Datum: 2015-09-02
Info du document
Numac: 2015029434
Date: 2015-09-02
Table des matières
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED
HOOFDSTUK II. - DEFINITIES
HOOFDSTUK III. - ONDERWIJSACTIVITEITEN VOLGENS ...
HOOFDSTUK IV. - DE STUDENTEN
HOOFDSTUK V. - VOORWAARDEN VOOR DE TOELATING TO...
HOOFDSTUK VI. - VOORWAARDEN VOOR DE DEELNEMING ...
HOOFDSTUK VII. - BEKRACHTIGING VAN EEN ANDERE O...
HOOFDSTUK VIII. - BEKRACHTIGING VAN DE ONDERWIJ...
HOOFDSTUK IX. - BEKRACHTIGING VAN EEN AFDELING
HOOFDSTUK X. - STUDIERAAD EN EXAMENCOMMISSIE VO...
HOOFDSTUK XI. - DE BERAADSLAGING
HOOFDSTUK XII. - DE EXAMENZITTIJDEN
HOOFDSTUK XIII. - DE GETUIGSCHRIFTEN
HOOFDSTUK XIV. - SLOTBEPALINGEN
Table des matières
CHAPITRE Ier. - CHAMP D'APPLICATION
CHAPITRE II. - DEFINITIONS
CHAPITRE III. - ACTIVITES D'ENSEIGNEMENT DE L'H...
CHAPITRE IV. - ETUDIANTS
CHAPITRE V. - CONDITIONS D'ADMISSION DANS UNE U...
CHAPITRE VI. - CONDITIONS DE PARTICIPATION A L'...
CHAPITRE VII. - SANCTION D'UNE UNITE D'ENSEIGNE...
CHAPITRE VIII. - SANCTION DE L'UNITE D'ENSEIGNE...
CHAPITRE IX. - SANCTION D'UNE SECTION
CHAPITRE X. - CONSEIL DES ETUDES ET JURY D'EPRE...
CHAPITRE XI. - DELIBERATIONS
CHAPITRE XII. - SESSIONS
CHAPITRE XIII. - DIPLOMES
CHAPITRE XIV. - DISPOSITIONS FINALES
Tekst (61)
Texte (61)
HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED
CHAPITRE Ier. - CHAMP D'APPLICATION
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op het [1 Volwassenenonderwijs op hoger niveau]1 van het korte type en het lange type.
Article 1er. Le présent arrêté s'applique à l'[1 Enseignement pour Adultes de niveau supérieur]1 de type court et de type long.
Modifications
HOOFDSTUK II. - DEFINITIES
CHAPITRE II. - DEFINITIONS
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet : het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het [1 Volwassenenonderwijs]1;
2° afdeling : een afdeling zoals bepaald in de artikelen 11 en 12 van het decreet;
3° studiepunt : eenheid die overeenstemt met de tijd die de student besteedt aan een leeractiviteit in een bepaald vak, zoals bedoeld in artikel 41, eerste en tweede lid, van het decreet.
Een studiepunt stemt forfaitair overeen met 30 uren leeractiviteiten. Deze opdrachtlast is slechts gedeeltelijk besteed aan het onderwijs dat rechtstreeks door de instelling georganiseerd wordt. Ze bevat ook andere geassocieerde activiteiten, zoals de werkzaamheden, de persoonlijke oefeningen, de voorbereidingen, studies, projecten, documentaire opzoekingen, proeven.
De activiteiten van opniveaustelling, remediëring, zelfopleiding en persoonlijke ontplooiing maken niet het voorwerp van een berekening in studiepunten in een studieprogramma uit;
4° zittijd : de periode in het jaar tijdens dewelke de eindevaluatie van een onderwijseenheid of van een afdeling plaatsvindt, alsook de beraadslaging en de mededeling van de uitslagen aan de studenten;
5° proef : de globale evaluatieverrichting die betrekking heeft op het geheel van de leerresultaten gebonden aan een onderwijseenheid die bij die verrichting zou moeten verworven zijn;
6° toets : de punctuele evaluatieverrichting gericht op welbepaalde leerresultaten;
7° niet-formele leeractiviteiten : geplande en gestructureerde activiteiten die niet uitdrukkelijk beschouwd worden als leeractiviteiten in termen van doelstellingen, tijd of middelen maar die ook belangrijke leerelementen bevatten. Ze hebben een opzettelijke aard vanwege de student;
8° informele leeractiviteiten : activiteiten van het dagelijks leven gebonden aan het werk, het gezin of de vrijetijdsbesteding, deze worden noch georganiseerd, noch gestructureerd in termen van doelstellingen, tijd of middelen. Ze hebben meestal een onopzettelijke aard vanwege de student;
9° doorlopende evaluatie : een evaluatie die plaatsvindt tijdens het verloop van de opleiding en die gericht is op één of meer leerresultaten (kennis, bekwaamheden, bevoegdheden) van het pedagogisch dossier. Ze kan vormend zijn door beoordelingen te geven over de leeractiviteiten en, in voorkomend geval, door tot remediëring te leiden. Ze kan bekrachtigd worden met een getuigschrift door de leerresultaten op het einde van een leersequentie te controleren. Enkel de elementen die tot de evaluatie behoren, worden in aanmerking genomen om de leerresultaten te evalueren;
10° slaagdrempel : de minimum beheersdrempel van alle leerresultaten van een onderwijseenheid om een slaagattest van een eenheid te behalen, dat overeenstemt met een percentage dat ten minste gelijk is aan 50;
11° beheersgraad : voor zover de slaagdrempel bereikt is, stemt de beheersgraad overeen met het beheersniveau van de leerresultaten gezien de bepaalde criteria van de beheersgraad. Hij stemt overeen met een percentage tussen 50 en 100;
12° eerste tiende : het ogenblik waarop de studenten die ingeschreven zijn in de onderwijseenheden die niet worden georganiseerd in e-learning geteld worden. Het eerste tiende wordt bepaald in functie van de openings- en sluitingsdatums van de betrokken onderwijseenheid;
13° pedagogische dossiers : de pedagogische dossiers, zoals bepaald in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 2014 betreffende de pedagogische dossiers van de onderwijsafdelingen en -eenheden van het [1 Volwassenenonderwijs]1;
14° eindstudiewerk of eindstudieproject : het eindstudiewerk of eindstudieproject, zoals bepaald in het dossier van de onderwijseenheid "Geïntegreerde proef";
15° onderneming : elke plaats waarin een student beschouwd wordt als werknemer of als stagedoend;
16° voogd : de referentiepersoon aangesteld door de onderneming waar een stage of een beroepsgerichte leeractiviteit plaatsvindt;
17° Minister : de Minister bevoegd voor het [1 Volwassenenonderwijs]1;
18° contactzitting : zitting aldus verklaard door de instelling overeenkomstig artikel 120, § 4, eerste lid, van het decreet;
19° Minister van sport : de Minister die bevoegd is voor sport;
20° Algemeen Bestuur Sport : het algemeen bestuur sport van de Franse Gemeenschap.
1° decreet : het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het [1 Volwassenenonderwijs]1;
2° afdeling : een afdeling zoals bepaald in de artikelen 11 en 12 van het decreet;
3° studiepunt : eenheid die overeenstemt met de tijd die de student besteedt aan een leeractiviteit in een bepaald vak, zoals bedoeld in artikel 41, eerste en tweede lid, van het decreet.
Een studiepunt stemt forfaitair overeen met 30 uren leeractiviteiten. Deze opdrachtlast is slechts gedeeltelijk besteed aan het onderwijs dat rechtstreeks door de instelling georganiseerd wordt. Ze bevat ook andere geassocieerde activiteiten, zoals de werkzaamheden, de persoonlijke oefeningen, de voorbereidingen, studies, projecten, documentaire opzoekingen, proeven.
De activiteiten van opniveaustelling, remediëring, zelfopleiding en persoonlijke ontplooiing maken niet het voorwerp van een berekening in studiepunten in een studieprogramma uit;
4° zittijd : de periode in het jaar tijdens dewelke de eindevaluatie van een onderwijseenheid of van een afdeling plaatsvindt, alsook de beraadslaging en de mededeling van de uitslagen aan de studenten;
5° proef : de globale evaluatieverrichting die betrekking heeft op het geheel van de leerresultaten gebonden aan een onderwijseenheid die bij die verrichting zou moeten verworven zijn;
6° toets : de punctuele evaluatieverrichting gericht op welbepaalde leerresultaten;
7° niet-formele leeractiviteiten : geplande en gestructureerde activiteiten die niet uitdrukkelijk beschouwd worden als leeractiviteiten in termen van doelstellingen, tijd of middelen maar die ook belangrijke leerelementen bevatten. Ze hebben een opzettelijke aard vanwege de student;
8° informele leeractiviteiten : activiteiten van het dagelijks leven gebonden aan het werk, het gezin of de vrijetijdsbesteding, deze worden noch georganiseerd, noch gestructureerd in termen van doelstellingen, tijd of middelen. Ze hebben meestal een onopzettelijke aard vanwege de student;
9° doorlopende evaluatie : een evaluatie die plaatsvindt tijdens het verloop van de opleiding en die gericht is op één of meer leerresultaten (kennis, bekwaamheden, bevoegdheden) van het pedagogisch dossier. Ze kan vormend zijn door beoordelingen te geven over de leeractiviteiten en, in voorkomend geval, door tot remediëring te leiden. Ze kan bekrachtigd worden met een getuigschrift door de leerresultaten op het einde van een leersequentie te controleren. Enkel de elementen die tot de evaluatie behoren, worden in aanmerking genomen om de leerresultaten te evalueren;
10° slaagdrempel : de minimum beheersdrempel van alle leerresultaten van een onderwijseenheid om een slaagattest van een eenheid te behalen, dat overeenstemt met een percentage dat ten minste gelijk is aan 50;
11° beheersgraad : voor zover de slaagdrempel bereikt is, stemt de beheersgraad overeen met het beheersniveau van de leerresultaten gezien de bepaalde criteria van de beheersgraad. Hij stemt overeen met een percentage tussen 50 en 100;
12° eerste tiende : het ogenblik waarop de studenten die ingeschreven zijn in de onderwijseenheden die niet worden georganiseerd in e-learning geteld worden. Het eerste tiende wordt bepaald in functie van de openings- en sluitingsdatums van de betrokken onderwijseenheid;
13° pedagogische dossiers : de pedagogische dossiers, zoals bepaald in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 2014 betreffende de pedagogische dossiers van de onderwijsafdelingen en -eenheden van het [1 Volwassenenonderwijs]1;
14° eindstudiewerk of eindstudieproject : het eindstudiewerk of eindstudieproject, zoals bepaald in het dossier van de onderwijseenheid "Geïntegreerde proef";
15° onderneming : elke plaats waarin een student beschouwd wordt als werknemer of als stagedoend;
16° voogd : de referentiepersoon aangesteld door de onderneming waar een stage of een beroepsgerichte leeractiviteit plaatsvindt;
17° Minister : de Minister bevoegd voor het [1 Volwassenenonderwijs]1;
18° contactzitting : zitting aldus verklaard door de instelling overeenkomstig artikel 120, § 4, eerste lid, van het decreet;
19° Minister van sport : de Minister die bevoegd is voor sport;
20° Algemeen Bestuur Sport : het algemeen bestuur sport van de Franse Gemeenschap.
Modifications
Art.2. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
1° décret : le décret du 16 avril 1991 organisant l'[1 Enseignement pour Adultes]1;
2° section : une section telle que définie aux articles 11 et 12 du décret;
3° crédit : unité correspondant au temps consacré, par l'étudiant, à une activité d'apprentissage dans une discipline déterminée, telle que définie à l'article 41, alinéas 1er et 2, du décret.
Un crédit correspond forfaitairement à 30 heures d'activités d'apprentissage. Cette charge horaire n'est que partiellement consacrée à des enseignements organisés directement par l'établissement. Elle comprend également d'autres activités associées, telles les travaux, exercices personnels, préparations, études, projets, recherches documentaires, épreuves.
Les activités de mise à niveau, de remédiation, d'autoformation et d'enrichissement personnel ne font pas l'objet d'une estimation en crédits dans un programme d'études;
4° session : période de l'année au cours de laquelle se déroulent l'évaluation finale d'une unité d'enseignement ou d'une section, la délibération et la communication des résultats aux étudiants;
5° épreuve : opération d'évaluation globale portant sur un ensemble d'acquis d'apprentissage, liés à une unité d'enseignement, qui devraient être acquis au moment de l'opération considérée;
6° test : une opération d'évaluation ponctuelle portant sur des acquis d'apprentissage bien délimités;
7° activités d'apprentissage non-formelles : des activités planifiées, structurées qui ne sont pas explicitement désignées comme des activités d'apprentissage en termes d'objectifs, de temps ou de ressources mais qui comprennent des éléments importants d'apprentissage. Elles possèdent un caractère intentionnel de la part de l'apprenant;
8° activités d'apprentissage informelles : des activités de la vie quotidienne liées au travail, à la famille ou aux loisirs, celles-ci ne sont ni organisées ni structurées en termes d'objectifs, de temps ou de ressources. Elles possèdent la plupart du temps un caractère non intentionnel de la part de l'apprenant;
9° évaluation continue : évaluation qui se déroule pendant tout le cheminement de la formation et qui porte sur un ou des acquis d'apprentissage (savoir, aptitudes, compétences) du dossier pédagogique. Elle est formative en donnant des appréciations sur les acquis d'apprentissage et en conduisant, s'il échet, à des remédiations. Elle est certificative en contrôlant les acquis à la fin d'une séquence d'apprentissage. Seuls les éléments relevant de l'évaluation certificative sont pris en considération pour évaluer les acquis d'apprentissage;
10° seuil de réussite : le seuil minimum de maîtrise de tous les acquis d'apprentissage d'une unité d'enseignement, pour l'obtention de l'attestation de réussite d'une unité, correspondant à un pourcentage au moins égal à 50;
11° degré de maîtrise : pour autant que le seuil de réussite soit atteint, le degré de maîtrise correspond au niveau de maîtrise des acquis d'apprentissage, au regard des critères déterminés du degré de maîtrise. Il correspond à un pourcentage compris entre 50 et 100;
12° premier dixième : moment auquel s'effectue la comptabilisation des étudiants inscrits dans des unités d'enseignement qui ne sont pas organisées en e-learning. Il est défini en fonction des dates d'ouverture et de fermeture de l'unité d'enseignement considérée;
13° dossiers pédagogiques : les dossiers pédagogiques tels que définis par l'arrêté de Gouvernement de la Communauté française du 15 mai 2014 relatif aux dossiers pédagogiques des sections et unités d'enseignement de l'[1 Enseignement pour Adultes]1;
14° travail ou projet de fin d'études : le travail ou le projet de fin d'études, tel que défini au dossier de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ";
15° entreprise : tout lieu dans lequel un étudiant est considéré, soit comme travailleur, soit comme stagiaire;
16° tuteur : la personne de référence désignée par l'entreprise où s'effectue un stage ou une activité professionnelle de formation;
17° Ministre : le Ministre ayant l'[1 Enseignement pour Adultes]1 dans ses attributions;
18° séance en présentiel : séance déclarée comme telle par l'établissement conformément à l'article 120, § 4, alinéa 1er, du décret;
19° Ministre du sport : le Ministre ayant le sport dans ses attributions;
20° Administration générale du sport : l'administration générale du sport de la Communauté française.
1° décret : le décret du 16 avril 1991 organisant l'[1 Enseignement pour Adultes]1;
2° section : une section telle que définie aux articles 11 et 12 du décret;
3° crédit : unité correspondant au temps consacré, par l'étudiant, à une activité d'apprentissage dans une discipline déterminée, telle que définie à l'article 41, alinéas 1er et 2, du décret.
Un crédit correspond forfaitairement à 30 heures d'activités d'apprentissage. Cette charge horaire n'est que partiellement consacrée à des enseignements organisés directement par l'établissement. Elle comprend également d'autres activités associées, telles les travaux, exercices personnels, préparations, études, projets, recherches documentaires, épreuves.
Les activités de mise à niveau, de remédiation, d'autoformation et d'enrichissement personnel ne font pas l'objet d'une estimation en crédits dans un programme d'études;
4° session : période de l'année au cours de laquelle se déroulent l'évaluation finale d'une unité d'enseignement ou d'une section, la délibération et la communication des résultats aux étudiants;
5° épreuve : opération d'évaluation globale portant sur un ensemble d'acquis d'apprentissage, liés à une unité d'enseignement, qui devraient être acquis au moment de l'opération considérée;
6° test : une opération d'évaluation ponctuelle portant sur des acquis d'apprentissage bien délimités;
7° activités d'apprentissage non-formelles : des activités planifiées, structurées qui ne sont pas explicitement désignées comme des activités d'apprentissage en termes d'objectifs, de temps ou de ressources mais qui comprennent des éléments importants d'apprentissage. Elles possèdent un caractère intentionnel de la part de l'apprenant;
8° activités d'apprentissage informelles : des activités de la vie quotidienne liées au travail, à la famille ou aux loisirs, celles-ci ne sont ni organisées ni structurées en termes d'objectifs, de temps ou de ressources. Elles possèdent la plupart du temps un caractère non intentionnel de la part de l'apprenant;
9° évaluation continue : évaluation qui se déroule pendant tout le cheminement de la formation et qui porte sur un ou des acquis d'apprentissage (savoir, aptitudes, compétences) du dossier pédagogique. Elle est formative en donnant des appréciations sur les acquis d'apprentissage et en conduisant, s'il échet, à des remédiations. Elle est certificative en contrôlant les acquis à la fin d'une séquence d'apprentissage. Seuls les éléments relevant de l'évaluation certificative sont pris en considération pour évaluer les acquis d'apprentissage;
10° seuil de réussite : le seuil minimum de maîtrise de tous les acquis d'apprentissage d'une unité d'enseignement, pour l'obtention de l'attestation de réussite d'une unité, correspondant à un pourcentage au moins égal à 50;
11° degré de maîtrise : pour autant que le seuil de réussite soit atteint, le degré de maîtrise correspond au niveau de maîtrise des acquis d'apprentissage, au regard des critères déterminés du degré de maîtrise. Il correspond à un pourcentage compris entre 50 et 100;
12° premier dixième : moment auquel s'effectue la comptabilisation des étudiants inscrits dans des unités d'enseignement qui ne sont pas organisées en e-learning. Il est défini en fonction des dates d'ouverture et de fermeture de l'unité d'enseignement considérée;
13° dossiers pédagogiques : les dossiers pédagogiques tels que définis par l'arrêté de Gouvernement de la Communauté française du 15 mai 2014 relatif aux dossiers pédagogiques des sections et unités d'enseignement de l'[1 Enseignement pour Adultes]1;
14° travail ou projet de fin d'études : le travail ou le projet de fin d'études, tel que défini au dossier de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ";
15° entreprise : tout lieu dans lequel un étudiant est considéré, soit comme travailleur, soit comme stagiaire;
16° tuteur : la personne de référence désignée par l'entreprise où s'effectue un stage ou une activité professionnelle de formation;
17° Ministre : le Ministre ayant l'[1 Enseignement pour Adultes]1 dans ses attributions;
18° séance en présentiel : séance déclarée comme telle par l'établissement conformément à l'article 120, § 4, alinéa 1er, du décret;
19° Ministre du sport : le Ministre ayant le sport dans ses attributions;
20° Administration générale du sport : l'administration générale du sport de la Communauté française.
Modifications
HOOFDSTUK III. - ONDERWIJSACTIVITEITEN VOLGENS HET MINIMUMROOSTER
CHAPITRE III. - ACTIVITES D'ENSEIGNEMENT DE L'HORAIRE MINIMUM
Art.3. In de pedagogische dossiers worden de onderwijsactiviteiten vermeld in aantal lestijden van 50 minuten.
Art.3. Dans les dossiers pédagogiques, les activités d'enseignement sont mentionnées en nombre de périodes de 50 minutes.
Art.4. De gezamenlijke onderwijsactiviteiten bedoeld in artikel 3 kunnen in leestijden per uur georganiseerd worden. Dit behelst ten minste 50 minuten en kan verlengd worden met een onbepaald aantal minuten.
Art.4. L'ensemble des activités d'enseignement visées à l'article 3, peut être organisé en tranches horaires. Une tranche horaire comporte au minimum 50 minutes et peut être prolongée d'un nombre quelconque de minutes.
HOOFDSTUK IV. - DE STUDENTEN
CHAPITRE IV. - ETUDIANTS
Art.5. In een onderwijseenheid kan als regelmatig leerling, zoals bedoeld in artikel 35 van het decreet, toegelaten worden, hij die bij het eerste tiende voldoet aan de voorwaarden bepaald in dit besluit en bij de andere wets- en reglementsbepalingen ter zake en die de onderwijsactiviteiten regelmatig volgt.
Art.5. Ne peut être admis dans une unité d'enseignement comme étudiant régulier au sens de l'article 35 du décret que l'étudiant qui répond, au premier dixième, aux conditions fixées par le présent arrêté et par les autres dispositions légales et réglementaires en la matière et qui participe de manière assidue aux activités d'enseignement.
Art.6. § 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 8 voldoet een student aan de vereiste qua regelmatige aanwezigheid bedoeld in artikel 5 als hij niet afwezig is, zonder geldige reden, gedurende meer dan vier tiende van de onderwijsactiviteiten waarvan hij niet vrijgesteld is.
[1 In afwijking van het vorige lid worden de studenten die zijn ingeschreven voor het gezamenlijke studieprogramma dat leidt tot een gezamenlijke diplomering waarbij ten minste één instelling voor hoger onderwijs met volledig leerplan in de Franse Gemeenschap en één instelling voor [2 Volwassenenonderwijs op hoger niveau]2 in de Franse Gemeenschap betrokken zijn, geacht ijverig deel te nemen aan de onderwijsactiviteiten die in het kader van deze studieprogramma worden georganiseerd.]1
§ 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 8 voldoet de leerling waarvan de hoedanigheid van topsporter, sportbelofte of trainingspartner erkend wordt overeenkomstig hoofdstuk III van het decreet van 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap, aan de vereiste qua regelmatige aanwezigheid bedoeld in artikel 5 als hij niet afwezig is, zonder geldige reden, gedurende meer dan zeven tiende van de onderwijsactiviteiten waarvan hij niet vrijgesteld is.
De student levert het bewijs van zijn erkenning als topsporter, sportbelofte of trainingspartner door aan de instelling ofwel een afschrift van de brief van de Minister van Sport te bezorgen waarin de erkenning bevestigd wordt, ofwel een afschrift van het voorlopige attest, uitgereikt door het Algemeen Bestuur Sport in verband met deze erkenning te bezorgen.
§ 3. Rekening houdend met het huishoudelijk reglement van de instelling oordeelt het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde over de geldigheid van de aangevoerde reden voor zijn afwezigheid.
[1 In afwijking van het vorige lid worden de studenten die zijn ingeschreven voor het gezamenlijke studieprogramma dat leidt tot een gezamenlijke diplomering waarbij ten minste één instelling voor hoger onderwijs met volledig leerplan in de Franse Gemeenschap en één instelling voor [2 Volwassenenonderwijs op hoger niveau]2 in de Franse Gemeenschap betrokken zijn, geacht ijverig deel te nemen aan de onderwijsactiviteiten die in het kader van deze studieprogramma worden georganiseerd.]1
§ 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 8 voldoet de leerling waarvan de hoedanigheid van topsporter, sportbelofte of trainingspartner erkend wordt overeenkomstig hoofdstuk III van het decreet van 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap, aan de vereiste qua regelmatige aanwezigheid bedoeld in artikel 5 als hij niet afwezig is, zonder geldige reden, gedurende meer dan zeven tiende van de onderwijsactiviteiten waarvan hij niet vrijgesteld is.
De student levert het bewijs van zijn erkenning als topsporter, sportbelofte of trainingspartner door aan de instelling ofwel een afschrift van de brief van de Minister van Sport te bezorgen waarin de erkenning bevestigd wordt, ofwel een afschrift van het voorlopige attest, uitgereikt door het Algemeen Bestuur Sport in verband met deze erkenning te bezorgen.
§ 3. Rekening houdend met het huishoudelijk reglement van de instelling oordeelt het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde over de geldigheid van de aangevoerde reden voor zijn afwezigheid.
Art.6. § 1er. Sous réserve des dispositions de l'article 8, un étudiant satisfait à la condition d'assiduité visée à l'article 5 s'il ne s'absente pas, sans motif valable, de plus de quatre dixièmes des activités d'enseignement dont il n'est pas dispensé.
[1 Par dérogation à l'alinéa qui précède, les étudiants inscrits au programme d'études conjoint menant à une codiplômation impliquant au moins un établissement d'enseignement supérieur de plein exercice en Communauté française et un établissement d'[2 Enseignement pour Adultes de niveau supérieur]2 en Communauté française, sont réputés participer de manière assidue aux activités d'enseignement organisées dans le cadre de ce programme d'études.]1
§ 2. Sous réserve des dispositions de l'article 8, l'étudiant dont la qualité de sportif de haut niveau, d'espoir sportif ou de partenaire d'entraînement est reconnue conformément au chapitre III, du décret du 8 décembre 2006 visant l'organisation et le subventionnement du sport en Communauté française, satisfait à la condition d'assiduité visée à l'article 5 s'il ne s'absente pas, sans motif valable, de plus de sept dixièmes des activités d'enseignement dont il n'est pas dispensé.
L'étudiant fait la preuve de la reconnaissance de sa qualité de sportif de haut niveau, d'espoir sportif ou de partenaire d'entraînement en transmettant à l'établissement soit une copie du courrier émanant du Ministre du sport lui annonçant ladite reconnaissance, soit une copie de l'attestation provisoire, émise par l'Administration générale du sport, relative à cette reconnaissance.
§ 3. En tenant compte du règlement d'ordre intérieur de l'établissement, le chef d'établissement, ou son délégué en cette matière, apprécie la validité du motif d'absence.
[1 Par dérogation à l'alinéa qui précède, les étudiants inscrits au programme d'études conjoint menant à une codiplômation impliquant au moins un établissement d'enseignement supérieur de plein exercice en Communauté française et un établissement d'[2 Enseignement pour Adultes de niveau supérieur]2 en Communauté française, sont réputés participer de manière assidue aux activités d'enseignement organisées dans le cadre de ce programme d'études.]1
§ 2. Sous réserve des dispositions de l'article 8, l'étudiant dont la qualité de sportif de haut niveau, d'espoir sportif ou de partenaire d'entraînement est reconnue conformément au chapitre III, du décret du 8 décembre 2006 visant l'organisation et le subventionnement du sport en Communauté française, satisfait à la condition d'assiduité visée à l'article 5 s'il ne s'absente pas, sans motif valable, de plus de sept dixièmes des activités d'enseignement dont il n'est pas dispensé.
L'étudiant fait la preuve de la reconnaissance de sa qualité de sportif de haut niveau, d'espoir sportif ou de partenaire d'entraînement en transmettant à l'établissement soit une copie du courrier émanant du Ministre du sport lui annonçant ladite reconnaissance, soit une copie de l'attestation provisoire, émise par l'Administration générale du sport, relative à cette reconnaissance.
§ 3. En tenant compte du règlement d'ordre intérieur de l'établissement, le chef d'établissement, ou son délégué en cette matière, apprécie la validité du motif d'absence.
Art.7. § 1. De Studieraad kan een student op diens verzoek vrijstellen van het geheel of een gedeelte van één of meer onderwijsactiviteiten van één of meer onderwijseenheden.
Daartoe levert de student het bewijs dat hij de minstens gelijkwaardige leerresultaten beheerst die behaald worden via de onderwijsactiviteiten of via de niet-formele of informele leeractiviteiten. Ingeval de Studieraad oordeelt dat zijn elementen weinig doorslaggevend zijn, moet hij de bovenvermelde leerresultaten per proef of toets controleren.
Het onderscheid met de bekrachtiging bedoeld in artikel 9 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 september 2011 tot vaststelling van de wijze van erkenning van de verworven bekwaamheid voor de toelating tot de studies, de cursus en de bekrachtiging ervan in het [1 Volwassenenonderwijs]1, is dat de student niet vrijgesteld kan worden van het geheel van de activiteiten bedoeld in de punten a), b), c), en e), van artikel 5bis, 2°, van het decreet, van de betrokken onderwijseenheid.
De vrijstelling wordt opgetekend in een proces-verbaal ondertekend door de leden van de Studieraad. Dit proces-verbaal en de bewijzen worden ten zetel van de instelling bewaard gedurende vier jaar en moeten op elk ogenblik kunnen voorgelegd worden aan de leden van de inspectie- en verificatiediensten voor het [1 Volwassenenonderwijs]1.
§ 2. Overeenkomstig artikel 46, derde lid, van het decreet kan de Studieraad de beroepsactiviteit van een werkstudent, op diens verzoek, erkennen als het geheel of het gedeelte van zijn stages of beroepsgerichte leeractiviteiten voor zover de student het bewijs levert dat zijn lopende beroepsactiviteit overeenstemt met de inhoud van het programma van de betrokken onderwijseenheid. Hij is nochtans niet vrijgesteld van de proeven, toetsen, en evaluaties bedoeld in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid.
§ 3. De student die in aanmerking komt voor één of meer vrijstellingen, wordt beschouwd als regelmatig ingeschreven student die voldoet aan de vereiste qua regelmatige aanwezigheid voor deze onderwijsactiviteiten van de onderwijseenheid.
Daartoe levert de student het bewijs dat hij de minstens gelijkwaardige leerresultaten beheerst die behaald worden via de onderwijsactiviteiten of via de niet-formele of informele leeractiviteiten. Ingeval de Studieraad oordeelt dat zijn elementen weinig doorslaggevend zijn, moet hij de bovenvermelde leerresultaten per proef of toets controleren.
Het onderscheid met de bekrachtiging bedoeld in artikel 9 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 september 2011 tot vaststelling van de wijze van erkenning van de verworven bekwaamheid voor de toelating tot de studies, de cursus en de bekrachtiging ervan in het [1 Volwassenenonderwijs]1, is dat de student niet vrijgesteld kan worden van het geheel van de activiteiten bedoeld in de punten a), b), c), en e), van artikel 5bis, 2°, van het decreet, van de betrokken onderwijseenheid.
De vrijstelling wordt opgetekend in een proces-verbaal ondertekend door de leden van de Studieraad. Dit proces-verbaal en de bewijzen worden ten zetel van de instelling bewaard gedurende vier jaar en moeten op elk ogenblik kunnen voorgelegd worden aan de leden van de inspectie- en verificatiediensten voor het [1 Volwassenenonderwijs]1.
§ 2. Overeenkomstig artikel 46, derde lid, van het decreet kan de Studieraad de beroepsactiviteit van een werkstudent, op diens verzoek, erkennen als het geheel of het gedeelte van zijn stages of beroepsgerichte leeractiviteiten voor zover de student het bewijs levert dat zijn lopende beroepsactiviteit overeenstemt met de inhoud van het programma van de betrokken onderwijseenheid. Hij is nochtans niet vrijgesteld van de proeven, toetsen, en evaluaties bedoeld in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid.
§ 3. De student die in aanmerking komt voor één of meer vrijstellingen, wordt beschouwd als regelmatig ingeschreven student die voldoet aan de vereiste qua regelmatige aanwezigheid voor deze onderwijsactiviteiten van de onderwijseenheid.
Modifications
Art.7. § 1er. Le Conseil des études peut dispenser un étudiant, à la demande de celui-ci, de tout ou partie d'une ou de plusieurs activités d'enseignement d'une ou de plusieurs unités d'enseignement.
Pour ce faire, l'étudiant fait la preuve qu'il maîtrise les acquis d'apprentissage au moins équivalents, obtenus par le biais d'activités d'enseignement ou par le biais d'activités d'apprentissage non formelles ou informelles. Dans le cas où le Conseil des études juge ces éléments peu probants, il procède à la vérification des dits acquis d'apprentissage par épreuve ou test.
Par distinction avec la valorisation visée à l'article 9, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 29 septembre 2011, fixant les modalités de reconnaissance des capacités acquises pour l'accès aux études, le cours et la sanction de celles-ci dans l'[1 Enseignement pour Adultes]1, l'étudiant ne peut être dispensé de l'ensemble des activités renseignées au point a), b), c) et e) de l'art 5bis, 2°, du décret de l'unité d'enseignement concernée.
Les décisions de dispense sont consignées dans un procès-verbal signé par les membres du Conseil des études. Ce procès-verbal et les preuves sont conservés au siège de l'établissement pendant quatre ans et doivent pouvoir être présentés à tout moment aux membres des Services d'inspection et de vérification de l'[1 Enseignement pour Adultes]1.
§ 2. Conformément à l'article 46, alinéa 3, du décret, le Conseil des études peut reconnaître l'activité professionnelle d'un étudiant travailleur, à la demande de celui-ci, comme tenant lieu de tout ou partie des stages ou activités professionnelles de formation dans la mesure où l'étudiant fait la preuve que cette activité professionnelle en cours correspond au contenu du programme de l'unité d'enseignement concernée. Il n'est toutefois pas dispensé des épreuves, tests et évaluations prévus au dossier pédagogique de celle-ci.
§ 3. L'étudiant qui bénéficie d'une ou plusieurs dispenses est considéré comme étudiant régulièrement inscrit et répondant à la condition d'assiduité pour ces activités d'enseignement de l'unité d'enseignement.
Pour ce faire, l'étudiant fait la preuve qu'il maîtrise les acquis d'apprentissage au moins équivalents, obtenus par le biais d'activités d'enseignement ou par le biais d'activités d'apprentissage non formelles ou informelles. Dans le cas où le Conseil des études juge ces éléments peu probants, il procède à la vérification des dits acquis d'apprentissage par épreuve ou test.
Par distinction avec la valorisation visée à l'article 9, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 29 septembre 2011, fixant les modalités de reconnaissance des capacités acquises pour l'accès aux études, le cours et la sanction de celles-ci dans l'[1 Enseignement pour Adultes]1, l'étudiant ne peut être dispensé de l'ensemble des activités renseignées au point a), b), c) et e) de l'art 5bis, 2°, du décret de l'unité d'enseignement concernée.
Les décisions de dispense sont consignées dans un procès-verbal signé par les membres du Conseil des études. Ce procès-verbal et les preuves sont conservés au siège de l'établissement pendant quatre ans et doivent pouvoir être présentés à tout moment aux membres des Services d'inspection et de vérification de l'[1 Enseignement pour Adultes]1.
§ 2. Conformément à l'article 46, alinéa 3, du décret, le Conseil des études peut reconnaître l'activité professionnelle d'un étudiant travailleur, à la demande de celui-ci, comme tenant lieu de tout ou partie des stages ou activités professionnelles de formation dans la mesure où l'étudiant fait la preuve que cette activité professionnelle en cours correspond au contenu du programme de l'unité d'enseignement concernée. Il n'est toutefois pas dispensé des épreuves, tests et évaluations prévus au dossier pédagogique de celle-ci.
§ 3. L'étudiant qui bénéficie d'une ou plusieurs dispenses est considéré comme étudiant régulièrement inscrit et répondant à la condition d'assiduité pour ces activités d'enseignement de l'unité d'enseignement.
Modifications
Art.8. Overeenkomstig artikel 120, § 4, eerste lid, van het decreet, wordt de student, wanneer hij georganiseerde onderwijseenheden in e-learning volgt, beschouwd als regelmatig ingeschreven als hij, behalve als hij afwezig is om geldige redenen, de contactzittingen bijwoont die georganiseerd worden door de instelling en als hij de proeven bedoeld in de eerste of tweede zittijd aflegt.
Wordt beschouwd als geldige reden van afwezigheid een ziekte verantwoord door een medisch getuigschrift, alsook elke reden aldus beschouwd door het inrichtingshoofd.
Wordt beschouwd als geldige reden van afwezigheid een ziekte verantwoord door een medisch getuigschrift, alsook elke reden aldus beschouwd door het inrichtingshoofd.
Art.8. Conformément à l'article 120, § 4, alinéa 1er, du décret, l'étudiant, lorsqu'il suit des unités d'enseignement organisées en e-learning, est considéré comme régulier s'il assiste, sauf absence pour motif valable, aux séances en présentiel organisées par l'établissement et s'il présente les épreuves prévues en première ou seconde session.
Est considéré comme un motif d'absence valable une maladie justifiée par un certificat médical, ainsi que tout motif considéré comme tel par le chef d'établissement.
Est considéré comme un motif d'absence valable une maladie justifiée par un certificat médical, ainsi que tout motif considéré comme tel par le chef d'établissement.
HOOFDSTUK V. - VOORWAARDEN VOOR DE TOELATING TOT EEN ONDERWIJSEENHEID
CHAPITRE V. - CONDITIONS D'ADMISSION DANS UNE UNITE D'ENSEIGNEMENT
Art.9. § 1. De aanvankelijke bekwaamheden vereist voor de toelating tot een onderwijseenheid van het [1 Volwassenenonderwijs]1 of de bekwaamheidsbewijzen die ervoor gelden, worden vermeld in de pedagogische dossiers van de onderwijseenheden, overeenkomstig artikel 6 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 2014 betreffende de pedagogische dossiers van de onderwijsafdelingen en -eenheden van het [1 Volwassenenonderwijs]1.
De Studieraad kan oordelen dat één of meer studiebewijzen, buiten die bedoeld in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid, het bewijs van de vereiste aanvankelijke bekwaamheden leveren.
De nadere regels voor de erkenning van de vereiste bekwaamheden voor de toelating tot een onderwijseenheid worden bepaald in het bovenvermelde besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 september 2011.
§ 2. De Studieraad gaat vóór het eerste tiende na of de toelatingsvoorwaarden vervuld zijn. Voor elke student die zich nadien inschrijft, wordt zulks bij de inschrijving nagegaan. In dit geval wordt de student niet beschouwd, bij het eerste tiende, als regelmatige student in de zin van artikel 35 van het decreet.
§ 3. Er moet geen toets of proef georganiseerd worden voor de toelating tot de onderwijseenheid " Geïntegreerde proef ".
§ 4. De Studieraad kan, bij met redenen omklede beslissing, een student, die houder is van het slaagattest voor een onderwijseenheid, toestaan hiervoor een nieuwe inschrijving te nemen.
§ 5. Met uitzondering van de onderwijseenheid " Geïntegreerde proef " kan de Studieraad, bij met redenen omklede beslissing, een student die erom vraagt, weigeren hiervoor een derde inschrijving in de betrokken onderwijseenheid te nemen.
De Studieraad kan oordelen dat één of meer studiebewijzen, buiten die bedoeld in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid, het bewijs van de vereiste aanvankelijke bekwaamheden leveren.
De nadere regels voor de erkenning van de vereiste bekwaamheden voor de toelating tot een onderwijseenheid worden bepaald in het bovenvermelde besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 september 2011.
§ 2. De Studieraad gaat vóór het eerste tiende na of de toelatingsvoorwaarden vervuld zijn. Voor elke student die zich nadien inschrijft, wordt zulks bij de inschrijving nagegaan. In dit geval wordt de student niet beschouwd, bij het eerste tiende, als regelmatige student in de zin van artikel 35 van het decreet.
§ 3. Er moet geen toets of proef georganiseerd worden voor de toelating tot de onderwijseenheid " Geïntegreerde proef ".
§ 4. De Studieraad kan, bij met redenen omklede beslissing, een student, die houder is van het slaagattest voor een onderwijseenheid, toestaan hiervoor een nieuwe inschrijving te nemen.
§ 5. Met uitzondering van de onderwijseenheid " Geïntegreerde proef " kan de Studieraad, bij met redenen omklede beslissing, een student die erom vraagt, weigeren hiervoor een derde inschrijving in de betrokken onderwijseenheid te nemen.
Modifications
Art.9. § 1er. Les capacités préalables requises pour l'admission dans une unité d'enseignement de l'[1 Enseignement pour Adultes]1, ou les titres qui peuvent en tenir lieu, sont précisés dans les dossiers pédagogiques des unités d'enseignement, conformément à l'article 6 de l'arrêté de Gouvernement de la Communauté française du 15 mai 2014 relatif aux dossiers pédagogiques des sections et unités d'enseignement de l'[1 Enseignement pour Adultes]1.
Le Conseil des études peut estimer qu'un ou plusieurs titres d'études, autres que ceux visés au dossier pédagogique de l'unité d'enseignement, tiennent lieu des capacités préalables requises.
Les modalités de reconnaissance des capacités acquises pour l'admission dans une unité d'enseignement sont précisées par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 29 septembre 2011 précité.
§ 2. Le Conseil des études vérifie avant le premier dixième si les conditions d'admission sont remplies. Pour tout étudiant qui s'inscrit au-delà de cette date, cette vérification s'effectue dès l'inscription. Dans ce cas, l'étudiant n'est pas considéré, au premier dixième, comme élève régulier au sens de l'article 35 du décret.
§ 3. Aucun test ni épreuve n'est prévu pour l'admission à l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ".
§ 4. Le Conseil des études peut, sur décision motivée, autoriser un étudiant qui possède l'attestation de réussite d'une unité d'enseignement à s'y réinscrire.
§ 5. A l'exception de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ", le Conseil des études peut refuser, sur décision motivée, à un étudiant qui en fait la demande, une troisième inscription dans une unité d'enseignement donnée.
Le Conseil des études peut estimer qu'un ou plusieurs titres d'études, autres que ceux visés au dossier pédagogique de l'unité d'enseignement, tiennent lieu des capacités préalables requises.
Les modalités de reconnaissance des capacités acquises pour l'admission dans une unité d'enseignement sont précisées par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 29 septembre 2011 précité.
§ 2. Le Conseil des études vérifie avant le premier dixième si les conditions d'admission sont remplies. Pour tout étudiant qui s'inscrit au-delà de cette date, cette vérification s'effectue dès l'inscription. Dans ce cas, l'étudiant n'est pas considéré, au premier dixième, comme élève régulier au sens de l'article 35 du décret.
§ 3. Aucun test ni épreuve n'est prévu pour l'admission à l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ".
§ 4. Le Conseil des études peut, sur décision motivée, autoriser un étudiant qui possède l'attestation de réussite d'une unité d'enseignement à s'y réinscrire.
§ 5. A l'exception de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ", le Conseil des études peut refuser, sur décision motivée, à un étudiant qui en fait la demande, une troisième inscription dans une unité d'enseignement donnée.
Modifications
Art.10. De beslissingen die door de Studieraad genomen werden overeenkomstig artikel 9, zijn definitief. Ze worden opgetekend in het proces-verbaal dat door ten minste twee derde van de leden van de Studieraad ondertekend wordt.
Het proces-verbaal wordt vier jaar bewaard ten zetel van de instelling en moet te allen tijde voorgelegd kunnen worden aan de leden van de inspectie- en verificatiediensten voor het [1 Volwassenenonderwijs]1.
Het proces-verbaal wordt vier jaar bewaard ten zetel van de instelling en moet te allen tijde voorgelegd kunnen worden aan de leden van de inspectie- en verificatiediensten voor het [1 Volwassenenonderwijs]1.
Modifications
Art.10. Les décisions prises par le Conseil des études en vertu de l'article 9 sont définitives. Elles sont consignées dans des procès-verbaux signés par au moins deux tiers des membres du Conseil des études.
Les procès-verbaux sont conservés pendant quatre ans au siège de l'établissement et doivent pouvoir être présentés à tout moment aux membres des services d'inspection et de vérification de l'[1 Enseignement pour Adultes]1.
Les procès-verbaux sont conservés pendant quatre ans au siège de l'établissement et doivent pouvoir être présentés à tout moment aux membres des services d'inspection et de vérification de l'[1 Enseignement pour Adultes]1.
Modifications
HOOFDSTUK VI. - VOORWAARDEN VOOR DE DEELNEMING AAN DE GEÏNTEGREERDE PROEF
CHAPITRE VI. - CONDITIONS DE PARTICIPATION A L'EPREUVE INTEGREE
Art.11. Om aan de geïntegreerde proef deel te nemen, met inachtneming van artikel 130 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, moet de student die regelmatig ingeschreven is voor de onderwijseenheid " Geïntegreerde proef ", houder zijn van attesten waaruit blijkt dat hij geslaagd is voor alle andere onderwijseenheden die deel uitmaken van de afdeling, ongeacht de instelling voor [1 Volwassenenonderwijs]1 die deze attesten uitgereikt heeft en die aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 48, 50 en 61 van het decreet voldoet.
De maximumtermijn tussen de datum vermeld op het laatste attest van een bepaalde onderwijseenheid en de inaanmerkingneming van dit attest voor de inschrijving van de student voor de geïntegreerde proef, wordt vermeld in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid " Geïntegreerde proef ".
De nadere regels en de termijn voor de inschrijving voor deze proef worden door de Studieraad bepaald en aan de studenten meegedeeld vóór het eerste tiende van de onderwijseenheid " Geïntegreerde proef ".
Bij gebrek aan vermelding in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid " Geïntegreerde proef " of in het pedagogisch dossier van de afdeling, is de maximumtermijn tussen de uitreiking van het laatste slaagattest van een bepalende onderwijseenheid aan de student, en de inaanmerkingneming ervan voor de inschrijving voor de proef, van drie jaar.
De maximumtermijn tussen de datum vermeld op het laatste attest van een bepaalde onderwijseenheid en de inaanmerkingneming van dit attest voor de inschrijving van de student voor de geïntegreerde proef, wordt vermeld in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid " Geïntegreerde proef ".
De nadere regels en de termijn voor de inschrijving voor deze proef worden door de Studieraad bepaald en aan de studenten meegedeeld vóór het eerste tiende van de onderwijseenheid " Geïntegreerde proef ".
Bij gebrek aan vermelding in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid " Geïntegreerde proef " of in het pedagogisch dossier van de afdeling, is de maximumtermijn tussen de uitreiking van het laatste slaagattest van een bepalende onderwijseenheid aan de student, en de inaanmerkingneming ervan voor de inschrijving voor de proef, van drie jaar.
Modifications
Art.11. Est autorisé à participer à l'épreuve intégrée, dans le respect de l'article 130 du décret du 7 novembre 2013 définissant le paysage de l'enseignement supérieur et l'organisation académique des études, l'étudiant régulièrement inscrit à l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ", titulaire des attestations de réussite de toutes les autres unités d'enseignement constitutives de la section, quel que soit l'établissement d'[1 Enseignement pour Adultes]1 qui a délivré ces attestations et qui répond aux conditions visées aux articles 48, 50 et 61 du décret.
Le délai maximum entre la date figurant sur la dernière attestation d'une unité d'enseignement déterminante et sa prise en compte pour l'inscription de l'étudiant à l'épreuve intégrée est précisé au dossier pédagogique de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ".
Les modalités et le délai d'inscription à cette épreuve sont fixés par le Conseil des études et communiqués aux étudiants avant le premier dixième de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ".
A défaut d'indication dans le dossier pédagogique de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " ou dans le dossier pédagogique de la section, le délai maximum entre la délivrance de la dernière attestation de réussite d'une unité déterminante délivrée à l'étudiant et sa prise en compte pour l'inscription à l'épreuve est de trois ans.
Le délai maximum entre la date figurant sur la dernière attestation d'une unité d'enseignement déterminante et sa prise en compte pour l'inscription de l'étudiant à l'épreuve intégrée est précisé au dossier pédagogique de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ".
Les modalités et le délai d'inscription à cette épreuve sont fixés par le Conseil des études et communiqués aux étudiants avant le premier dixième de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ".
A défaut d'indication dans le dossier pédagogique de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " ou dans le dossier pédagogique de la section, le délai maximum entre la délivrance de la dernière attestation de réussite d'une unité déterminante délivrée à l'étudiant et sa prise en compte pour l'inscription à l'épreuve est de trois ans.
Modifications
Art.12. De slaagattesten van de onderwijseenheden die uitgereikt worden overeenkomstig het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 september 2011 tot vaststelling van de wijze van erkenning van de verworven bekwaamheid voor de toelating tot de studies, de cursus en de bekrachtiging ervan in het [1 Volwassenenonderwijs]1, worden ook in aanmerking genomen voor de deelneming aan de geïntegreerde proef.
Modifications
Art.12. Les attestations de réussite d'unités d'enseignement délivrées sur la base de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 29 septembre 2011 fixant les modalités de reconnaissance des capacités acquises pour l'accès aux études, le cours et la sanction de celles-ci dans l'[1 Enseignement pour Adultes]1 sont également prises en considération pour la participation à l'épreuve intégrée.
Modifications
Art.13. De student die niet in aanmerking komt voor een afwijking van het leeftijdscriterium bedoeld in artikel 48, § 4, van het decreet, mag niet ingeschreven worden voor meer dan 36 studiepunten per academiejaar voordat hij de volle leeftijd van 20 jaar bereikt heeft.
Art.13. L'étudiant qui ne bénéficie pas d'une dérogation au critère d'âge visée à l'article 48, § 4, du décret, ne peut pas être inscrit à plus de 36 crédits par année académique avant l'âge de 20 ans accomplis.
Art.14. Om aan de geïntegreerde proef van een afdeling deel te nemen die een graad van specialisatie uitreikt, moet een kandidaat houder zijn van een graad van bachelor of van een graad die gelijk is aan de graad van bachelor overeenkomstig artikel 71 van het decreet.
Art.14. Pour être admis à l'épreuve intégrée d'une section délivrant un grade de spécialisation, un candidat doit être titulaire d'un grade de bachelier ou d'un grade équivalent au grade de bachelier, conformément à l'article 71 du décret.
HOOFDSTUK VII. - BEKRACHTIGING VAN EEN ANDERE ONDERWIJSEENHEID DAN DE "GEÏNTEGREERDE PROEF"
CHAPITRE VII. - SANCTION D'UNE UNITE D'ENSEIGNEMENT AUTRE QUE L' "EPREUVE INTEGREE"
Art.15. Bij de uitreiking van het slaagattest van een onderwijseenheid houdt de Studieraad enkel rekening met de minimumrooster, zoals bepaald in het pedagogisch dossier bedoeld in artikel 1, § 1, 2°, van het bovenvermelde besluit van 15 mei 2014.
Art.15. Lors de la délivrance de l'attestation de réussite d'une unité d'enseignement, le Conseil des études prend uniquement en considération l'horaire minimum y afférent, tel qu'il est précisé dans le dossier pédagogique visé à l'article 1er, § 1er, 2°, de l'arrêté du 15 mai 2014.
Art.16. § 1. Het slaagattest wordt door de Studieraad aan de student uitgereikt die bewijst dat hij de leerresultaten van de onderwijseenheid verworven heeft, zoals bedoeld in het pedagogisch dossier.
De Studieraad bepaalt de slaagcriteria die gebonden zijn aan de leerresultaten van bepalende onderwijseenheden. Deze criteria worden meegedeeld aan de studenten door de Studieraad en dit, schriftelijk ten hoogste voor het eerste tiende van elke onderwijseenheid.
De Studieraad kan de slaagcriteria bepalen die gebonden zijn aan de leerresultaten van de onderwijseenheden die niet bedoeld zijn in het tweede lid.
§ 2. Zoals bepaald in de artikelen 58 en 61 van het decreet beraadslaagt de Studieraad, om te beslissen over het slagen voor de onderwijseenheid, rekening houdend met, :
1° het resultaat of de resultaten van de proeven die bekrachtigd worden door een getuigschrift waarbij blijkt dat alle leerresultaten van de betrokken onderwijseenheid verworven worden;
2° in het kader van de erkenning van de verworven kennis bedoeld in artikel 7, alsook in het bovenvermelde besluit van 29 september 2011 :
- de resultaten van de proeven waarbij blijkt dat de leerresultaten verworven worden;
- de andere resultaten van de proeven;
- de resultaten of documenten uitgereikt door erkende opleidingscentra en -instellingen, ofwel de bekwaamheidsbewijzen, ofwel de attesten van de eenheden van de leerresultaten, ofwel de beroepsgerichte kennis of de informele elementen van de opleiding die behoorlijk worden nagekeken.
§ 3. De Studieraad evalueert of de slaagdrempel van elk leerresultaat bereikt wordt rekening houdend met het feit dat de evaluatie van verschillende leerresultaten bij een globale proef kan gebeuren.
§ 4. De beheersing van alle leerresultaten bedoeld in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid leidt tot het behalen van een percentage dat gelijk is aan 50.
De graad van beheersing van de leerresultaten bepaalt het percentage tussen 50 en 100.
Indien één of meer leerresultaten niet verworven worden, wordt het slaagattest aan de student niet uitgereikt. In dit geval bepaalt de Studieraad de motivering van het niet-slagen en geeft ze door aan de student.
§ 5. De beslissingen genomen door de Studieraad overeenkomstig artikel 16, zijn definitief. Ze worden opgetekend in het proces-verbaal ondertekend door ten minste twee derde van de leden van de Studieraad.
§ 6. Het slaagattest van de onderwijseenheid omvat :
1° de leerresultaten;
2° de lijst van de onderwijsactiviteiten van de betrokken onderwijseenheid;
3° in voorkomend geval, het aantal studiepunten, zoals bedoeld in het pedagogisch dossier overeenkomstig artikel 1, § 2, van het bovenvermelde besluit van 15 mei 2014;
4° in voorkomend geval, het niveau bereikt door de leerling in het Gemeenschappelijk europees referentiekader voor talen;
5° de handtekeningen van ten minste twee derde van de leden van de Studieraad;
6° het behaalde percentage;
7° het zegel van de inrichting.
De Studieraad bepaalt de slaagcriteria die gebonden zijn aan de leerresultaten van bepalende onderwijseenheden. Deze criteria worden meegedeeld aan de studenten door de Studieraad en dit, schriftelijk ten hoogste voor het eerste tiende van elke onderwijseenheid.
De Studieraad kan de slaagcriteria bepalen die gebonden zijn aan de leerresultaten van de onderwijseenheden die niet bedoeld zijn in het tweede lid.
§ 2. Zoals bepaald in de artikelen 58 en 61 van het decreet beraadslaagt de Studieraad, om te beslissen over het slagen voor de onderwijseenheid, rekening houdend met, :
1° het resultaat of de resultaten van de proeven die bekrachtigd worden door een getuigschrift waarbij blijkt dat alle leerresultaten van de betrokken onderwijseenheid verworven worden;
2° in het kader van de erkenning van de verworven kennis bedoeld in artikel 7, alsook in het bovenvermelde besluit van 29 september 2011 :
- de resultaten van de proeven waarbij blijkt dat de leerresultaten verworven worden;
- de andere resultaten van de proeven;
- de resultaten of documenten uitgereikt door erkende opleidingscentra en -instellingen, ofwel de bekwaamheidsbewijzen, ofwel de attesten van de eenheden van de leerresultaten, ofwel de beroepsgerichte kennis of de informele elementen van de opleiding die behoorlijk worden nagekeken.
§ 3. De Studieraad evalueert of de slaagdrempel van elk leerresultaat bereikt wordt rekening houdend met het feit dat de evaluatie van verschillende leerresultaten bij een globale proef kan gebeuren.
§ 4. De beheersing van alle leerresultaten bedoeld in het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid leidt tot het behalen van een percentage dat gelijk is aan 50.
De graad van beheersing van de leerresultaten bepaalt het percentage tussen 50 en 100.
Indien één of meer leerresultaten niet verworven worden, wordt het slaagattest aan de student niet uitgereikt. In dit geval bepaalt de Studieraad de motivering van het niet-slagen en geeft ze door aan de student.
§ 5. De beslissingen genomen door de Studieraad overeenkomstig artikel 16, zijn definitief. Ze worden opgetekend in het proces-verbaal ondertekend door ten minste twee derde van de leden van de Studieraad.
§ 6. Het slaagattest van de onderwijseenheid omvat :
1° de leerresultaten;
2° de lijst van de onderwijsactiviteiten van de betrokken onderwijseenheid;
3° in voorkomend geval, het aantal studiepunten, zoals bedoeld in het pedagogisch dossier overeenkomstig artikel 1, § 2, van het bovenvermelde besluit van 15 mei 2014;
4° in voorkomend geval, het niveau bereikt door de leerling in het Gemeenschappelijk europees referentiekader voor talen;
5° de handtekeningen van ten minste twee derde van de leden van de Studieraad;
6° het behaalde percentage;
7° het zegel van de inrichting.
Art.16. § 1er. L'attestation de réussite est délivrée, par le Conseil des études, à l'étudiant qui maîtrise tous les acquis d'apprentissage de l'unité d'enseignement tels que fixés dans le dossier pédagogique.
Le Conseil des études précise les critères de réussite liés aux acquis d'apprentissage des unités d'enseignement déterminantes. Ces critères sont transmis aux étudiants par le Conseil des études et par écrit au plus tard pour le premier dixième de chaque unité d'enseignement.
Le Conseil des études peut préciser les critères de réussite liés aux acquis d'apprentissage des unités d'enseignement non visées au deuxième alinéa.
§ 2. Comme stipulé aux articles 58 et 61 du décret, le Conseil des études, pour décider de la réussite de l'unité d'enseignement, délibère en tenant compte :
1° du ou des résultats des épreuves certificatives vérifiant la maîtrise de tous les acquis d'apprentissage de l'unité d'enseignement concernée;
2° dans le cadre de la reconnaissance des acquis visée à l'article 7, et dans l'arrêté du 29 septembre 2011 précité, le Conseil des études délibère en tenant compte :
- des résultats d'épreuves vérifiant les acquis d'apprentissage;
- d'autres résultats d'épreuves;
- des résultats ou des documents délivrés par des centres et organismes de formation reconnus, soit des titres de compétences, soit des attestations d'unités d'acquis d'apprentissage, soit des acquis professionnels ou des éléments de formation informels dûment vérifiés.
§ 3. Le Conseil des études évalue l'atteinte du seuil de réussite de chaque acquis d'apprentissage sachant que l'évaluation de plusieurs acquis peut se faire lors d'une épreuve qui a un caractère global.
§ 4. La maîtrise de tous les acquis d'apprentissage visés dans le dossier pédagogique de l'unité d'enseignement conduit à l'obtention d'un pourcentage égal à 50.
Le degré de maîtrise des acquis d'apprentissage détermine le pourcentage compris entre 50 et 100.
Si un ou plusieurs des acquis d'apprentissage ne sont pas acquis, l'attestation de réussite n'est pas délivrée à l'étudiant. Dans ce cas, le Conseil des études établit et remet à l'étudiant la motivation de la non-réussite.
§ 5. Les décisions prises par le Conseil des études en vertu de l'article 16 sont définitives. Elles sont consignées dans des procès-verbaux signés par au moins deux tiers des membres du Conseil des études.
§ 6. L'attestation de réussite de l'unité d'enseignement reprend :
1° les acquis d'apprentissage;
2° la liste des activités d'enseignement de l'unité d'enseignement concernée;
3° le cas échéant, le nombre de crédits tel que défini dans le dossier pédagogique conformément à l'article 1er, § 2, de l'arrêté du 15 mai 2014 précité;
4° le cas échéant, le niveau atteint par l'étudiant dans le Cadre européen commun de référence pour les langues;
5° les signatures d'au moins deux tiers des membres du Conseil des études;
6° le pourcentage obtenu;
7° le sceau de l'établissement.
Le Conseil des études précise les critères de réussite liés aux acquis d'apprentissage des unités d'enseignement déterminantes. Ces critères sont transmis aux étudiants par le Conseil des études et par écrit au plus tard pour le premier dixième de chaque unité d'enseignement.
Le Conseil des études peut préciser les critères de réussite liés aux acquis d'apprentissage des unités d'enseignement non visées au deuxième alinéa.
§ 2. Comme stipulé aux articles 58 et 61 du décret, le Conseil des études, pour décider de la réussite de l'unité d'enseignement, délibère en tenant compte :
1° du ou des résultats des épreuves certificatives vérifiant la maîtrise de tous les acquis d'apprentissage de l'unité d'enseignement concernée;
2° dans le cadre de la reconnaissance des acquis visée à l'article 7, et dans l'arrêté du 29 septembre 2011 précité, le Conseil des études délibère en tenant compte :
- des résultats d'épreuves vérifiant les acquis d'apprentissage;
- d'autres résultats d'épreuves;
- des résultats ou des documents délivrés par des centres et organismes de formation reconnus, soit des titres de compétences, soit des attestations d'unités d'acquis d'apprentissage, soit des acquis professionnels ou des éléments de formation informels dûment vérifiés.
§ 3. Le Conseil des études évalue l'atteinte du seuil de réussite de chaque acquis d'apprentissage sachant que l'évaluation de plusieurs acquis peut se faire lors d'une épreuve qui a un caractère global.
§ 4. La maîtrise de tous les acquis d'apprentissage visés dans le dossier pédagogique de l'unité d'enseignement conduit à l'obtention d'un pourcentage égal à 50.
Le degré de maîtrise des acquis d'apprentissage détermine le pourcentage compris entre 50 et 100.
Si un ou plusieurs des acquis d'apprentissage ne sont pas acquis, l'attestation de réussite n'est pas délivrée à l'étudiant. Dans ce cas, le Conseil des études établit et remet à l'étudiant la motivation de la non-réussite.
§ 5. Les décisions prises par le Conseil des études en vertu de l'article 16 sont définitives. Elles sont consignées dans des procès-verbaux signés par au moins deux tiers des membres du Conseil des études.
§ 6. L'attestation de réussite de l'unité d'enseignement reprend :
1° les acquis d'apprentissage;
2° la liste des activités d'enseignement de l'unité d'enseignement concernée;
3° le cas échéant, le nombre de crédits tel que défini dans le dossier pédagogique conformément à l'article 1er, § 2, de l'arrêté du 15 mai 2014 précité;
4° le cas échéant, le niveau atteint par l'étudiant dans le Cadre européen commun de référence pour les langues;
5° les signatures d'au moins deux tiers des membres du Conseil des études;
6° le pourcentage obtenu;
7° le sceau de l'établissement.
Art.17. In het geval van een onderwijseenheid " Stage " of " Beroepsgerichte leeractiviteiten ", baseert de stage of de beroepsgerichte leeractiviteit zich op een overeenkomst ondertekend door de onderneming of door de dienst die de student ontvangt, de schoolinstelling en de student. Ze bepaalt de doelstellingen, de vereisten, de nadere regels en de criteria voor de opvolging en de evaluatie van de prestaties in functie van de elementen opgenomen in het betrokken pedagogisch dossier.
Met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 7, § 2, stelt de onderneming een voogd aan voor elke student in stage of in beroepsgerichte leeractiviteit; de evaluatie gesteld door de voogd is één van de elementen die in aanmerking worden genomen door de Studieraad die de enige is om de studies te bekrachtigen.
Met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 7, § 2, stelt de onderneming een voogd aan voor elke student in stage of in beroepsgerichte leeractiviteit; de evaluatie gesteld door de voogd is één van de elementen die in aanmerking worden genomen door de Studieraad die de enige is om de studies te bekrachtigen.
Art.17. Dans le cas d'une unité d'enseignement " Stage " ou " Activité professionnelle de formation ", le stage ou l'activité professionnelle de formation repose sur une convention signée par l'entreprise ou le service qui reçoit l'étudiant, l'établissement scolaire et l'étudiant. Elle fixe les objectifs, les exigences, les modalités et les critères de suivi et d'évaluation des prestations en fonction des éléments repris dans le dossier pédagogique concerné.
A l'exception des cas prévus à l'article 7, § 2, l'entreprise désigne un tuteur pour chaque étudiant en stage ou en activités professionnelles de formation; l'évaluation posée par le tuteur constitue un des éléments pris en compte par le Conseil des études qui reste seul habilité à sanctionner les études.
A l'exception des cas prévus à l'article 7, § 2, l'entreprise désigne un tuteur pour chaque étudiant en stage ou en activités professionnelles de formation; l'évaluation posée par le tuteur constitue un des éléments pris en compte par le Conseil des études qui reste seul habilité à sanctionner les études.
Art.18. Ingeval één of meer leerresultaten niet bereikt worden, wijst de Studieraad de student voorlopig af in de eerste zittijd behalve in de gevallen bedoeld in de artikelen 29, § 4, achtste lid, en 32, § 1, tweede lid, of 34, of in het huishoudelijk reglement, of weigert hij de student in de tweede zittijd. De redenen waarom de Studieraad voor deze beslissing gekozen heeft met verwijzing naar de wets- en reglementsbepalingen of naar de slaagcriteria gebonden aan deze leerresultaten, moeten formeel worden vermeld.
Met het oog op de organisatie van de proef(ven) van de tweede zittijd bepaalt de Studieraad het (de) leerresultaat(en) waarvoor de slaagdrempel niet bereikt werd.
De Studieraad bepaalt ook de datum(s) van deze proeven.
Met het oog op de organisatie van de proef(ven) van de tweede zittijd bepaalt de Studieraad het (de) leerresultaat(en) waarvoor de slaagdrempel niet bereikt werd.
De Studieraad bepaalt ook de datum(s) van deze proeven.
Art.18. Dans le cas où un ou des acquis d'apprentissage ne sont pas atteints, le Conseil des études ajourne en première session sauf dans les cas prévus aux articles 29, § 4, alinéa 8 et 32, § 1er, alinéa 2, ou 34 ou dans le règlement d'ordre intérieur, ou refuse l'étudiant en seconde session. Il convient de mentionner formellement les motifs pour lesquels le Conseil des études a opté pour cette décision en référence aux dispositions légales, réglementaires ou aux critères de réussite associés aux acquis d'apprentissage.
En vue de l'organisation de ou des épreuves de deuxième session, le Conseil des études fixe le ou les acquis d'apprentissage pour lesquels le seuil de réussite n'a pas été atteint.
Le Conseil des études fixe également la ou les dates de ces épreuves.
En vue de l'organisation de ou des épreuves de deuxième session, le Conseil des études fixe le ou les acquis d'apprentissage pour lesquels le seuil de réussite n'a pas été atteint.
Le Conseil des études fixe également la ou les dates de ces épreuves.
HOOFDSTUK VIII. - BEKRACHTIGING VAN DE ONDERWIJSEENHEID " GEÏNTEGREERDE PROEF "
CHAPITRE VIII. - SANCTION DE L'UNITE D'ENSEIGNEMENT " EPREUVE INTEGREE "
Art.19. De onderwijseenheid "geïntegreerde proef" wordt bekrachtigd door de proef bedoeld bij artikel 5bis, 12°, van het decreet.
Ze omvat geen stelselmatige ondervraging over de kennis van de leerresultaten van de determinerende eenheden van de afdeling, maar wel over de integratie van de kennis, de vaardigheden en de competenties die overeenstemmen met de leerresultaten die voortvloeien uit de determinerende eenheden.
Wanneer sommige onderwijseenheden beroepspraktijk, laboratoriumwerk of technische vakken en beroepspraktijk omvatten, moet de ondervraging gedeeltelijk verplicht op de theoretische basis van deze activiteiten slaan.
§ 2. De geïntegreerde proef wordt voor de examencommissie voor de geïntegreerde proef afgelegd, zoals bepaald bij artikel 5bis, 8°, van het decreet.
Ze omvat geen stelselmatige ondervraging over de kennis van de leerresultaten van de determinerende eenheden van de afdeling, maar wel over de integratie van de kennis, de vaardigheden en de competenties die overeenstemmen met de leerresultaten die voortvloeien uit de determinerende eenheden.
Wanneer sommige onderwijseenheden beroepspraktijk, laboratoriumwerk of technische vakken en beroepspraktijk omvatten, moet de ondervraging gedeeltelijk verplicht op de theoretische basis van deze activiteiten slaan.
§ 2. De geïntegreerde proef wordt voor de examencommissie voor de geïntegreerde proef afgelegd, zoals bepaald bij artikel 5bis, 8°, van het decreet.
Art.19. § 1er. L'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " est sanctionnée par l'épreuve visée à l'article 5bis, 12°, du décret.
Elle ne comporte pas de questions systématiques sur les acquis d'apprentissage des unités déterminantes de la section. Toutefois, des questions portent sur l'intégration des savoirs, aptitudes et compétences correspondant aux acquis d'apprentissage couverts par les unités déterminantes.
Lorsque certaines de ces unités d'enseignement comprennent de la pratique professionnelle, du laboratoire ou des cours techniques et de pratique professionnelle, des questions portent obligatoirement sur les fondements théoriques de ces activités.
§ 2. L'épreuve intégrée est présentée devant le jury d'épreuve intégrée, conformément à l'article 5bis, 8°, du décret.
Elle ne comporte pas de questions systématiques sur les acquis d'apprentissage des unités déterminantes de la section. Toutefois, des questions portent sur l'intégration des savoirs, aptitudes et compétences correspondant aux acquis d'apprentissage couverts par les unités déterminantes.
Lorsque certaines de ces unités d'enseignement comprennent de la pratique professionnelle, du laboratoire ou des cours techniques et de pratique professionnelle, des questions portent obligatoirement sur les fondements théoriques de ces activités.
§ 2. L'épreuve intégrée est présentée devant le jury d'épreuve intégrée, conformément à l'article 5bis, 8°, du décret.
Art.20. De examencommissie voor de geïntegreerde proef bepaalt de nadere regels voor het afnemen en afleggen van de proef. Deze proef kan in één of meer fasen afgenomen worden.
De examencommissie voor de geïntegreerde proef baseert haar beoordeling op de leerresultaten bepaald in het pedagogisch dossier van de betrokken onderwijseenheid. De Studieraad bepaalt de leerresultaten door middel van bijzondere criteria. Deze worden aan de studenten overgezonden ten laatste bij het eerste tiende van de onderwijseenheid "geïntegreerde proef" en aan de leden van de examencommissie voor de geïntegreerde proef.
De slaagcriteria voor de leerresultaten van de onderwijseenheid " geïntegreerde proef " staan in rechtstreeks verband met de leerresultaten van de determinerende eenheden van de afdeling en, desgevallend, met referentie naar het beroepsprofiel.
De examencommissie voor de geïntegreerde proef baseert haar beoordeling op de leerresultaten bepaald in het pedagogisch dossier van de betrokken onderwijseenheid. De Studieraad bepaalt de leerresultaten door middel van bijzondere criteria. Deze worden aan de studenten overgezonden ten laatste bij het eerste tiende van de onderwijseenheid "geïntegreerde proef" en aan de leden van de examencommissie voor de geïntegreerde proef.
De slaagcriteria voor de leerresultaten van de onderwijseenheid " geïntegreerde proef " staan in rechtstreeks verband met de leerresultaten van de determinerende eenheden van de afdeling en, desgevallend, met referentie naar het beroepsprofiel.
Art.20. Le jury d'épreuve intégrée fixe les modalités de déroulement de l'épreuve, étant entendu que celle-ci peut se réaliser en une ou plusieurs phases.
Le jury d'épreuve intégrée fonde son appréciation sur la base des acquis d'apprentissage fixés dans le dossier pédagogique de l'unité d'enseignement concernée. Le Conseil des études précise les acquis d'apprentissage au moyen de critères particuliers. Ceux-ci sont transmis aux étudiants au plus tard au premier dixième de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " et sont communiqués aux membres du jury d'épreuve intégrée.
Les critères de réussite des acquis d'apprentissage de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " sont directement liés aux acquis d'apprentissage des unités déterminantes de la section et s'il échoit, en référence au profil professionnel.
Le jury d'épreuve intégrée fonde son appréciation sur la base des acquis d'apprentissage fixés dans le dossier pédagogique de l'unité d'enseignement concernée. Le Conseil des études précise les acquis d'apprentissage au moyen de critères particuliers. Ceux-ci sont transmis aux étudiants au plus tard au premier dixième de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " et sont communiqués aux membres du jury d'épreuve intégrée.
Les critères de réussite des acquis d'apprentissage de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " sont directement liés aux acquis d'apprentissage des unités déterminantes de la section et s'il échoit, en référence au profil professionnel.
Art.21. Het slaagattest van de onderwijseenheid " geïntegreerde proef " wordt uitgereikt aan de student die bewijst dat hij de leerresultaten van het pedagogisch dossier heeft verworven in coherentie met de integratie van de leerresultaten van de determinerende eenheden van de afdeling.
De Studieraad bepaalt de slaagcriteria in verband met de leerresultaten van deze onderwijseenheid. De beheersing van alle leerresultaten bedoeld in het pedagogisch dossier van deze onderwijseenheid leidt tot het verkrijgen van een percentage gelijk aan 50.
De graad van beheersing van de leerresultaten bepaalt het percentage bevat tussen 50 en 100.
In dat geval wordt geen rekening gehouden met de omkaderingsactiviteiten die de proef voorafgingen.
De Studieraad bepaalt de slaagcriteria in verband met de leerresultaten van deze onderwijseenheid. De beheersing van alle leerresultaten bedoeld in het pedagogisch dossier van deze onderwijseenheid leidt tot het verkrijgen van een percentage gelijk aan 50.
De graad van beheersing van de leerresultaten bepaalt het percentage bevat tussen 50 en 100.
In dat geval wordt geen rekening gehouden met de omkaderingsactiviteiten die de proef voorafgingen.
Art.21. L'attestation de réussite de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " est délivrée à l'étudiant qui a acquis tous les acquis d'apprentissage du dossier pédagogique en cohérence avec l'intégration des acquis d'apprentissage des unités déterminantes de la section.
Le Conseil des études précise les critères de réussite liés aux acquis d'apprentissage de cette unité d'enseignement. La maîtrise de tous les acquis d'apprentissage visés dans le dossier pédagogique de cette unité d'enseignement conduit à l'obtention d'un pourcentage égal à 50.
Le degré de maîtrise des acquis d'apprentissage détermine le pourcentage compris entre 50 et 100.
Dans ce cas, il n'est pas tenu compte des activités d'encadrement préalables à l'épreuve.
Le Conseil des études précise les critères de réussite liés aux acquis d'apprentissage de cette unité d'enseignement. La maîtrise de tous les acquis d'apprentissage visés dans le dossier pédagogique de cette unité d'enseignement conduit à l'obtention d'un pourcentage égal à 50.
Le degré de maîtrise des acquis d'apprentissage détermine le pourcentage compris entre 50 et 100.
Dans ce cas, il n'est pas tenu compte des activités d'encadrement préalables à l'épreuve.
Art.22. In geval van omvorming, sluiting van een afdeling of verlies van de machtiging, om voor de goede beëindiging van de studies te zorgen, en voor zover de student het aanvraagt, is de instelling betrokken bij de omvorming, de sluiting of het verlies van de machtiging ertoe gehouden, minimum gedurende drie opeenvolgende maanden na de sluiting van de laatste onderwijseenheid van de betrokken eenheid, de onderwijseenheid " geïntegreerde proef " te organiseren.
In het kader van de omvorming van een afdeling, indien het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid " geïntegreerde proef" of van de betrokken afdeling een maximumtermijn vermeldt tussen de datum opgenomen op het laatste attest van een determinerende onderwijseenheid en de inachtneming ervan voor de inschrijving van de student voor de geïntegreerde proef hoger dan drie jaar, wordt de instelling ertoe gehouden de betrokken studenten schriftelijk in te lichten over de vermindering van de maximumtermijn voor het afleggen van de geïntegreerde proef.
In het kader van de omvorming van een afdeling, indien het pedagogisch dossier van de onderwijseenheid " geïntegreerde proef" of van de betrokken afdeling een maximumtermijn vermeldt tussen de datum opgenomen op het laatste attest van een determinerende onderwijseenheid en de inachtneming ervan voor de inschrijving van de student voor de geïntegreerde proef hoger dan drie jaar, wordt de instelling ertoe gehouden de betrokken studenten schriftelijk in te lichten over de vermindering van de maximumtermijn voor het afleggen van de geïntegreerde proef.
Art.22. En cas de transformation, de fermeture de section ou de perte d'habilitation, afin d'assurer la bonne fin des études, et pour autant qu'un étudiant le demande, l'établissement concerné par la transformation, la fermeture ou la perte d'habilitation est tenu d'organiser, au minimum pendant trois années consécutives suivant la fermeture de la dernière unité d'enseignement de la section concernée, l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ".
Dans le cadre d'une transformation de section, au cas où le dossier pédagogique de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " ou de la section concernée mentionne un délai maximum entre la date figurant sur la dernière attestation d'une unité d'enseignement déterminante et sa prise en compte pour l'inscription de l'étudiant à l'épreuve intégrée supérieur à trois ans, l'établissement est tenu d'avertir par écrit les étudiants concernés de la réduction du délai maximal pour la présentation de l'épreuve intégrée.
Dans le cadre d'une transformation de section, au cas où le dossier pédagogique de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " ou de la section concernée mentionne un délai maximum entre la date figurant sur la dernière attestation d'une unité d'enseignement déterminante et sa prise en compte pour l'inscription de l'étudiant à l'épreuve intégrée supérieur à trois ans, l'établissement est tenu d'avertir par écrit les étudiants concernés de la réduction du délai maximal pour la présentation de l'épreuve intégrée.
HOOFDSTUK IX. - BEKRACHTIGING VAN EEN AFDELING
CHAPITRE IX. - SANCTION D'UNE SECTION
Art.23. Slaagt voor zijn studies de student die over de slaagattesten van alle samenstellende onderwijseenheden van de afdeling beschikt en die tevens minstens 50 % behaalt als eindpercentage bedoeld bij artikel 24, tweede lid.
Art.23. Réussit ses études l'étudiant qui possède les attestations de réussite de toutes les unités d'enseignement constitutives de la section et qui obtient au moins 50 % au pourcentage final visé à l'article 24, alinéa 2.
Art.24. De diploma's uitgereikt na afloop van de afdeling dragen één van de volgende vermeldingen: met goed gevolg, voldoening, onderscheiding, grote onderscheiding, de grootste onderscheiding, naargelang het eindpercentage ten minste respectief 50, 60, 70, 80 of 90 % bedraagt.
In de percentages bedoeld bij het eerste lid, komt de geïntegreerde proef voor één derde in aanmerking en de determinerende onderwijseenheden voor twee derde.
Voor deze berekening, komt elke determinerende onderwijseenheid proportioneel in aanmerking met het aantal lestijden dat ze in het minimumrooster in beslag neemt.
In afwijking van het vorige lid, kan het huishoudelijk reglement bedoeld bij de paragrafen 1 tot 3, van artikel 29, een afweging vaststellen die niet rechtstreeks proportioneel is met het aantal lestijden vermeld in het minimumrooster, voor de onderwijseenheden waarvan het minimumrooster samengesteld wordt uit stagelestijden of leerberoepsactiviteiten.
In de percentages bedoeld bij het eerste lid, komt de geïntegreerde proef voor één derde in aanmerking en de determinerende onderwijseenheden voor twee derde.
Voor deze berekening, komt elke determinerende onderwijseenheid proportioneel in aanmerking met het aantal lestijden dat ze in het minimumrooster in beslag neemt.
In afwijking van het vorige lid, kan het huishoudelijk reglement bedoeld bij de paragrafen 1 tot 3, van artikel 29, een afweging vaststellen die niet rechtstreeks proportioneel is met het aantal lestijden vermeld in het minimumrooster, voor de onderwijseenheden waarvan het minimumrooster samengesteld wordt uit stagelestijden of leerberoepsactiviteiten.
Art.24. Les diplômes délivrés à l'issue d'une section portent l'une des mentions suivantes : fruit, satisfaction, distinction, grande distinction, la plus grande distinction, selon que le pourcentage final atteint au moins respectivement 50, 60, 70, 80, 90 %.
Dans les pourcentages visés à l'alinéa 1, l'épreuve intégrée intervient pour 1/3 et les unités d'enseignement déterminantes pour 2/3.
Pour ce calcul, chaque unité d'enseignement déterminante intervient proportionnellement au nombre de périodes qui lui est attribué dans l'horaire minimum.
Par dérogation à l'alinéa précédent, le règlement d'ordre intérieur visé aux paragraphes 1er à 3 de l'article 29 peut prévoir pour les unités d'enseignement dont l'horaire minimum est constitué de périodes de stage ou d'activités professionnelles de formation, une pondération qui ne soit pas directement proportionnelle au nombre de périodes indiqué dans l'horaire minimum.
Dans les pourcentages visés à l'alinéa 1, l'épreuve intégrée intervient pour 1/3 et les unités d'enseignement déterminantes pour 2/3.
Pour ce calcul, chaque unité d'enseignement déterminante intervient proportionnellement au nombre de périodes qui lui est attribué dans l'horaire minimum.
Par dérogation à l'alinéa précédent, le règlement d'ordre intérieur visé aux paragraphes 1er à 3 de l'article 29 peut prévoir pour les unités d'enseignement dont l'horaire minimum est constitué de périodes de stage ou d'activités professionnelles de formation, une pondération qui ne soit pas directement proportionnelle au nombre de périodes indiqué dans l'horaire minimum.
HOOFDSTUK X. - STUDIERAAD EN EXAMENCOMMISSIE VOOR DE GEÏNTEGREERDE PROEF
CHAPITRE X. - CONSEIL DES ETUDES ET JURY D'EPREUVE INTEGREE
Art.25. Onverminderd artikel 52, tweede lid, van het decreet, voor elke andere onderwijseenheid dan de "geïntegreerde proef", bevat de Studieraad, overeenkomstig artikel 52, eerste lid, en artikel 63, eerste lid, van het decreet, een lid van het bestuurspersoneel van de instelling of zijn afgevaardigde en het (de) personeelslid (-eden) belast met lessen ter bestemming van de betrokken groep studenten.
Art.25. Sans préjudice de l'article 52, alinéa 2, du décret, pour chaque unité d'enseignement autre que l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée ", le Conseil des études comprend, conformément à l'article 52, alinéa 1er et l'article 63, alinéa 1er, du décret, un membre du personnel directeur de l'établissement ou son délégué et le ou les membres du personnel chargés de cours pour le groupe d'étudiants concerné.
Art.26. Voor de bekrachtiging van de onderwijseenheid "geïntegreerde proef" en de bekrachtiging van een afdeling, bevat de examencommissie voor de geïntegreerde proef:
1° één lid van het bestuurspersoneel of zijn afgevaardigde, waarbij deze laatste niet deel uitmaakt van de Studieraad van de betrokken onderwijseenheid of afdeling, hij zorgt voor het voorzitterschap ervan;
2° minstens één lid belast met lessen binnen de onderwijseenheid genoemd "geïntegreerde proef";
3° minstens drie leden belast met lessen binnen de afdeling waaronder minstens één lid belast met lessen binnen een determinerende onderwijseenheid van de afdeling. Indien de afdeling minder dan drie leden belast met lessen bevat, zijn al deze leden lid van de examencommissie voor de geïntegreerde proef;
4° van één tot drie personen die niet tot de instelling behoren. Deze laatste leden worden gekozen door de inrichtende macht of haar afgevaardigde, wegens hun bevoegdheid in verband met de doelstelling van de afdeling. Het aantal personen buiten de instelling mag niet hoger liggen dan het aantal leden die met lessen belast worden binnen de betrokken afdeling.
Al die leden zijn stemgerechtigd.
De Minister kan één afgevaardigde machtigen om de evaluatie bij te wonen. Die afgevaardigde ziet toe op het regelmatig verloop van de verrichtingen en heeft raadgevende stem.
1° één lid van het bestuurspersoneel of zijn afgevaardigde, waarbij deze laatste niet deel uitmaakt van de Studieraad van de betrokken onderwijseenheid of afdeling, hij zorgt voor het voorzitterschap ervan;
2° minstens één lid belast met lessen binnen de onderwijseenheid genoemd "geïntegreerde proef";
3° minstens drie leden belast met lessen binnen de afdeling waaronder minstens één lid belast met lessen binnen een determinerende onderwijseenheid van de afdeling. Indien de afdeling minder dan drie leden belast met lessen bevat, zijn al deze leden lid van de examencommissie voor de geïntegreerde proef;
4° van één tot drie personen die niet tot de instelling behoren. Deze laatste leden worden gekozen door de inrichtende macht of haar afgevaardigde, wegens hun bevoegdheid in verband met de doelstelling van de afdeling. Het aantal personen buiten de instelling mag niet hoger liggen dan het aantal leden die met lessen belast worden binnen de betrokken afdeling.
Al die leden zijn stemgerechtigd.
De Minister kan één afgevaardigde machtigen om de evaluatie bij te wonen. Die afgevaardigde ziet toe op het regelmatig verloop van de verrichtingen en heeft raadgevende stem.
Art.26. Pour la sanction de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " et la sanction d'une section, le jury d'épreuve intégrée comprend :
1° un membre du personnel directeur de l'établissement ou son délégué, ce dernier n'appartenant pas au Conseil des études de l'unité d'enseignement ou de la section concernée, celui-ci en assure la présidence;
2° au moins un chargé de cours de l'unité d'enseignement intitulée " Epreuve intégrée ";
3° au moins trois chargés de cours de la section dont au moins un chargé de cours d'une unité d'enseignement déterminante de la section. Si la section comporte moins de trois chargés de cours, tous les chargés de cours sont membres du jury d'épreuve intégrée;
4° de une à trois personnes étrangères à l'établissement. Ces dernières sont choisies par le pouvoir organisateur ou son délégué, en raison de leurs compétences par rapport aux finalités de la section. Le nombre de personnes étrangères à l'établissement ne pouvant être supérieur au nombre de chargés de cours.
Tous ces membres ont voix délibérative.
Le Ministre peut mandater un délégué pour assister aux opérations d'évaluation. Ce délégué veille au déroulement régulier des opérations. Il a voix consultative.
1° un membre du personnel directeur de l'établissement ou son délégué, ce dernier n'appartenant pas au Conseil des études de l'unité d'enseignement ou de la section concernée, celui-ci en assure la présidence;
2° au moins un chargé de cours de l'unité d'enseignement intitulée " Epreuve intégrée ";
3° au moins trois chargés de cours de la section dont au moins un chargé de cours d'une unité d'enseignement déterminante de la section. Si la section comporte moins de trois chargés de cours, tous les chargés de cours sont membres du jury d'épreuve intégrée;
4° de une à trois personnes étrangères à l'établissement. Ces dernières sont choisies par le pouvoir organisateur ou son délégué, en raison de leurs compétences par rapport aux finalités de la section. Le nombre de personnes étrangères à l'établissement ne pouvant être supérieur au nombre de chargés de cours.
Tous ces membres ont voix délibérative.
Le Ministre peut mandater un délégué pour assister aux opérations d'évaluation. Ce délégué veille au déroulement régulier des opérations. Il a voix consultative.
Art.27. Voor de bekrachtiging van de onderwijseenheid "geïntegreerde proef" en de bekrachtiging van een afdeling die het voorwerp is van een overeenkomst tussen meerdere onderwijsinstellingen, bevat de examencommissie voor de geïntegreerde proef:
1° één lid van het bestuurspersoneel dat de proef organiseert of zijn afgevaardigde, waarbij deze laatste niet deel uitmaakt van de Studieraad van de betrokken onderwijseenheid of afdeling, hij zorgt voor het voorzitterschap ervan;
2° minstens één lid belast met lessen binnen de onderwijseenheid genoemd "geïntegreerde proef";
3° minstens drie leden belast met lessen binnen de afdeling waaronder minstens één lid belast met lessen binnen een determinerende onderwijseenheid van de afdeling. Indien de afdeling minder dan drie leden belast met lessen bevat, zijn al deze leden belast met lessen, lid van de examencommissie voor de geïntegreerde proef. Elke partner die een determinerende eenheid organiseert wordt vertegenwoordigd;
4° van één tot drie personen die niet tot de instelling behoren. Deze laatste leden worden gekozen door de inrichtende macht(en) van de betrokken instellingen of hun afgevaardigde, wegens hun bevoegdheid in verband met de doelstelling van de afdeling. Het aantal personen buiten de instelling mag niet hoger liggen dan het aantal personeelsleden belast met lessen uit de betrokken afdeling.
Al die leden zijn stemgerechtigd.
De Minister kan één afgevaardigde machtigen om de evaluatieverrichtingen bij te wonen. Die afgevaardigde ziet toe op het regelmatig verloop van de verrichtingen en heeft raadgevende stem.
1° één lid van het bestuurspersoneel dat de proef organiseert of zijn afgevaardigde, waarbij deze laatste niet deel uitmaakt van de Studieraad van de betrokken onderwijseenheid of afdeling, hij zorgt voor het voorzitterschap ervan;
2° minstens één lid belast met lessen binnen de onderwijseenheid genoemd "geïntegreerde proef";
3° minstens drie leden belast met lessen binnen de afdeling waaronder minstens één lid belast met lessen binnen een determinerende onderwijseenheid van de afdeling. Indien de afdeling minder dan drie leden belast met lessen bevat, zijn al deze leden belast met lessen, lid van de examencommissie voor de geïntegreerde proef. Elke partner die een determinerende eenheid organiseert wordt vertegenwoordigd;
4° van één tot drie personen die niet tot de instelling behoren. Deze laatste leden worden gekozen door de inrichtende macht(en) van de betrokken instellingen of hun afgevaardigde, wegens hun bevoegdheid in verband met de doelstelling van de afdeling. Het aantal personen buiten de instelling mag niet hoger liggen dan het aantal personeelsleden belast met lessen uit de betrokken afdeling.
Al die leden zijn stemgerechtigd.
De Minister kan één afgevaardigde machtigen om de evaluatieverrichtingen bij te wonen. Die afgevaardigde ziet toe op het regelmatig verloop van de verrichtingen en heeft raadgevende stem.
Art.27. Pour la sanction de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " et la sanction d'une section faisant l'objet d'une convention entre plusieurs établissements d'enseignement, le jury d'épreuve intégrée comprend :
1° un membre du personnel directeur organisant l'épreuve ou son délégué n'appartenant pas au Conseil des études de l'unité d'enseignement ou de la section concernée, celui-ci en assure la présidence;
2° au moins un chargé de cours de l'unité d'enseignement intitulée " Epreuve intégrée ";
3° au moins trois chargés de cours de la section dont au moins un chargé de cours d'une unité d'enseignement déterminante de la section. Si la section comporte moins de trois chargés de cours, tous les chargés de cours sont membres du jury d'épreuve intégrée. Chaque partenaire organisant une unité déterminante est représenté;
4° une à trois personnes étrangères à l'établissement. Ces dernières sont choisies par le ou les pouvoirs organisateurs des établissements concernés ou leur délégué en raison de leurs compétences par rapport aux finalités de la section. Le nombre de personnes étrangères à l'établissement ne pouvant être supérieur au nombre de chargés de cours de la section.
Tous ces membres ont voix délibérative.
Le Ministre peut mandater un délégué pour assister aux opérations d'évaluation. Ce délégué veille au déroulement régulier des opérations. Il a voix consultative.
1° un membre du personnel directeur organisant l'épreuve ou son délégué n'appartenant pas au Conseil des études de l'unité d'enseignement ou de la section concernée, celui-ci en assure la présidence;
2° au moins un chargé de cours de l'unité d'enseignement intitulée " Epreuve intégrée ";
3° au moins trois chargés de cours de la section dont au moins un chargé de cours d'une unité d'enseignement déterminante de la section. Si la section comporte moins de trois chargés de cours, tous les chargés de cours sont membres du jury d'épreuve intégrée. Chaque partenaire organisant une unité déterminante est représenté;
4° une à trois personnes étrangères à l'établissement. Ces dernières sont choisies par le ou les pouvoirs organisateurs des établissements concernés ou leur délégué en raison de leurs compétences par rapport aux finalités de la section. Le nombre de personnes étrangères à l'établissement ne pouvant être supérieur au nombre de chargés de cours de la section.
Tous ces membres ont voix délibérative.
Le Ministre peut mandater un délégué pour assister aux opérations d'évaluation. Ce délégué veille au déroulement régulier des opérations. Il a voix consultative.
Art.28. De lijst met naam en hoedanigheid van de leden van de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef wordt gevoegd bij het proces-verbaal van de beraadslaging.
Art.28. La liste comportant les noms et qualités des membres du Conseil des études ou du jury d'épreuve intégrée est annexée au procès-verbal de délibération.
HOOFDSTUK XI. - DE BERAADSLAGING
CHAPITRE XI. - DELIBERATIONS
Art.29. § 1. De inrichtende macht of het instellingshoofd in het geval van het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs, stelt, binnen de perken bepaald in dit besluit, het huishoudelijk reglement van de instelling vast.
§ 2. Dit reglement bepaalt, o.m. :
1° de regeling van de beraadslaging;
2° indien nodig, met toepassing van artikel 24, vierde lid, een afweging die niet noodzakelijk in verhouding staat tot het aantal lestijden vermeld in het minimumrooster, voor de onderwijseenheden waarvan het minimumrooster samengesteld wordt uit stagelestijden of leerberoepsactiviteiten;
3° de regels voor de inzage door de student van de schriftelijke proeven of toetsen die hij afgelegd heeft;
4° de procedure voor het afleggen van mondelinge proeven;
5° de persoon of instelling die gevallen van overmacht of wettige redenen om afwezig te zijn bij de geïntegreerde proef moet beoordelen;
6° de procedure voor het instellen van een beroep zoals bedoeld bij artikel 123ter, van het decreet.
§ 3. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de studenten door aanplakking of door mededeling van de tekst aan de student die erom verzoekt.
Bovendien kan het huishoudelijk reglement ook aan de studenten medegedeeld worden bij de inschrijving door de bekendmaking van genoemd reglement op de website van de instelling.
De instellingen nemen de maatregelen aan die ze nodig achten om te bewijzen dat de studenten op de hoogte zijn of op de hoogte kunnen zijn van genoemd huishoudelijk reglement.
§ 4. Om geldig te beraadslagen, moet ten minste twee derde van de leden van de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef bedoeld bij de artikelen 25, 26 of 27 aanwezig zijn.
De Studieraad beraadslaagt collegiaal over de toelating of over de bekrachtiging van de afdeling.
De examencommissie voor de geïntegreerde proef beraadslaagt collegiaal over de bekrachtiging van de onderwijseenheid "geïntegreerde proef" of over de bekrachtiging van de afdeling.
Wanneer een beslissing collegiaal genomen wordt, wordt deze geacht per consensus aangenomen te zijn onder de leden van de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef.
Bij gebrek aan consensus, worden de beslissingen bij de volstrekte meerderheid der aanwezige stemgerechtigde leden genomen. Bij staking van stemmen is die van de voorzitter doorslaggevend.
Wanneer de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef een fraudegeval, een plagiaat of het niet-vermelden van bronnen in de eerste zittijd vaststelt, verdaagt hij (ze) de student voor de leerresultaten van de onderwijseenheid betrokken bij de proef waarbij het fraudegeval werd vastgesteld.
Wanneer de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef een fraudegeval, een plagiaat of het niet-vermelden van bronnen in de tweede zittijd vaststelt, wordt de student afgewezen.
In geval van herhaling kan de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef de student in de eerste zittijd afwijzen.
§ 2. Dit reglement bepaalt, o.m. :
1° de regeling van de beraadslaging;
2° indien nodig, met toepassing van artikel 24, vierde lid, een afweging die niet noodzakelijk in verhouding staat tot het aantal lestijden vermeld in het minimumrooster, voor de onderwijseenheden waarvan het minimumrooster samengesteld wordt uit stagelestijden of leerberoepsactiviteiten;
3° de regels voor de inzage door de student van de schriftelijke proeven of toetsen die hij afgelegd heeft;
4° de procedure voor het afleggen van mondelinge proeven;
5° de persoon of instelling die gevallen van overmacht of wettige redenen om afwezig te zijn bij de geïntegreerde proef moet beoordelen;
6° de procedure voor het instellen van een beroep zoals bedoeld bij artikel 123ter, van het decreet.
§ 3. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de studenten door aanplakking of door mededeling van de tekst aan de student die erom verzoekt.
Bovendien kan het huishoudelijk reglement ook aan de studenten medegedeeld worden bij de inschrijving door de bekendmaking van genoemd reglement op de website van de instelling.
De instellingen nemen de maatregelen aan die ze nodig achten om te bewijzen dat de studenten op de hoogte zijn of op de hoogte kunnen zijn van genoemd huishoudelijk reglement.
§ 4. Om geldig te beraadslagen, moet ten minste twee derde van de leden van de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef bedoeld bij de artikelen 25, 26 of 27 aanwezig zijn.
De Studieraad beraadslaagt collegiaal over de toelating of over de bekrachtiging van de afdeling.
De examencommissie voor de geïntegreerde proef beraadslaagt collegiaal over de bekrachtiging van de onderwijseenheid "geïntegreerde proef" of over de bekrachtiging van de afdeling.
Wanneer een beslissing collegiaal genomen wordt, wordt deze geacht per consensus aangenomen te zijn onder de leden van de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef.
Bij gebrek aan consensus, worden de beslissingen bij de volstrekte meerderheid der aanwezige stemgerechtigde leden genomen. Bij staking van stemmen is die van de voorzitter doorslaggevend.
Wanneer de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef een fraudegeval, een plagiaat of het niet-vermelden van bronnen in de eerste zittijd vaststelt, verdaagt hij (ze) de student voor de leerresultaten van de onderwijseenheid betrokken bij de proef waarbij het fraudegeval werd vastgesteld.
Wanneer de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef een fraudegeval, een plagiaat of het niet-vermelden van bronnen in de tweede zittijd vaststelt, wordt de student afgewezen.
In geval van herhaling kan de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef de student in de eerste zittijd afwijzen.
Art.29. § 1er. Le pouvoir organisateur ou le chef d'établissement dans le cas de l'enseignement organisé par la Communauté française fixe, dans les limites établies par le présent arrêté, le règlement d'ordre intérieur de l'établissement.
§ 2. Ce règlement comporte, notamment :
1° les règles de délibération;
2° s'il échet, en application de l'article 24, alinéa 4, pour les unités d'enseignement dont l'horaire minimum est constitué de périodes de stage ou d'activités professionnelles de formation, une pondération qui ne soit pas nécessairement proportionnelle au nombre de périodes indiqué dans l'horaire minimum;
3° les règles selon lesquelles un étudiant peut consulter les épreuves ou tests qu'il a présentés par écrit;
4° la procédure appliquée en matière de présentation d'épreuves orales;
5° la personne ou instance chargée d'apprécier les cas de force majeure ou les motifs légitimes d'absence aux épreuves d'évaluation;
6° la procédure de recours visée à l'article 123ter du décret.
§ 3. Ce règlement est porté à la connaissance des étudiants par voie d'affichage ou par communication du texte à l'étudiant qui en fait la demande.
En outre, le règlement d'ordre intérieur peut également être communiqué aux étudiants lors de l'inscription par la publication dudit règlement sur le site Internet de l'établissement.
Les établissements adoptent les mesures qu'ils jugent nécessaires afin de prouver que les étudiants ont pris ou ont pu prendre connaissance dudit règlement d'ordre intérieur.
§ 4. Pour délibérer valablement, deux tiers au moins des membres du Conseil des études ou du jury d'épreuve intégrée visé aux articles 25, 26 ou 27 doivent être présents.
Le Conseil des études délibère collégialement sur l'admission ou la sanction d'une unité d'enseignement.
Le jury d'épreuve intégrée délibère collégialement sur la sanction de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " et sur la sanction de la section.
Lorsqu'une décision est prise collégialement, celle-ci est présumée avoir été adoptée par consensus entre les membres du Conseil des études ou du jury d'épreuve intégrée.
A défaut de consensus, les décisions sont prises à la majorité absolue des membres présents ayant voix délibérative. En cas de parité de voix, la voix du président est prépondérante.
Lorsque le Conseil des études ou le jury d'épreuve intégrée constate une fraude, un plagiat ou la non-citation de sources en première session, il ajourne l'étudiant pour les acquis d'apprentissage de l'unité d'enseignement visés par l'épreuve au cours de laquelle la fraude a été constatée.
Lorsque le Conseil des études ou le jury d'épreuve intégrée constate une fraude, un plagiat ou la non-citation de sources en seconde session, il refuse l'étudiant.
En cas de récidive, le Conseil des études ou le jury d'épreuve intégrée peut refuser l'étudiant en première session.
§ 2. Ce règlement comporte, notamment :
1° les règles de délibération;
2° s'il échet, en application de l'article 24, alinéa 4, pour les unités d'enseignement dont l'horaire minimum est constitué de périodes de stage ou d'activités professionnelles de formation, une pondération qui ne soit pas nécessairement proportionnelle au nombre de périodes indiqué dans l'horaire minimum;
3° les règles selon lesquelles un étudiant peut consulter les épreuves ou tests qu'il a présentés par écrit;
4° la procédure appliquée en matière de présentation d'épreuves orales;
5° la personne ou instance chargée d'apprécier les cas de force majeure ou les motifs légitimes d'absence aux épreuves d'évaluation;
6° la procédure de recours visée à l'article 123ter du décret.
§ 3. Ce règlement est porté à la connaissance des étudiants par voie d'affichage ou par communication du texte à l'étudiant qui en fait la demande.
En outre, le règlement d'ordre intérieur peut également être communiqué aux étudiants lors de l'inscription par la publication dudit règlement sur le site Internet de l'établissement.
Les établissements adoptent les mesures qu'ils jugent nécessaires afin de prouver que les étudiants ont pris ou ont pu prendre connaissance dudit règlement d'ordre intérieur.
§ 4. Pour délibérer valablement, deux tiers au moins des membres du Conseil des études ou du jury d'épreuve intégrée visé aux articles 25, 26 ou 27 doivent être présents.
Le Conseil des études délibère collégialement sur l'admission ou la sanction d'une unité d'enseignement.
Le jury d'épreuve intégrée délibère collégialement sur la sanction de l'unité d'enseignement " Epreuve intégrée " et sur la sanction de la section.
Lorsqu'une décision est prise collégialement, celle-ci est présumée avoir été adoptée par consensus entre les membres du Conseil des études ou du jury d'épreuve intégrée.
A défaut de consensus, les décisions sont prises à la majorité absolue des membres présents ayant voix délibérative. En cas de parité de voix, la voix du président est prépondérante.
Lorsque le Conseil des études ou le jury d'épreuve intégrée constate une fraude, un plagiat ou la non-citation de sources en première session, il ajourne l'étudiant pour les acquis d'apprentissage de l'unité d'enseignement visés par l'épreuve au cours de laquelle la fraude a été constatée.
Lorsque le Conseil des études ou le jury d'épreuve intégrée constate une fraude, un plagiat ou la non-citation de sources en seconde session, il refuse l'étudiant.
En cas de récidive, le Conseil des études ou le jury d'épreuve intégrée peut refuser l'étudiant en première session.
Art.30. De voorzitter van de Studieraad of van de examencommissie voor de geïntegreerde proef sluit de beraadslaging wanneer voor alle studenten van de in acht genomen onderwijseenheid een beslissing genomen is. Zolang de beraadslaging niet afgesloten wordt, kunnen de beslissingen gewijzigd worden.
Art.30. Le président du Conseil des études ou du jury d'épreuve intégrée clôt la délibération lorsqu'une décision a été prise pour tous les étudiants de l'unité d'enseignement considérée. Les décisions sont susceptibles d'être modifiées aussi longtemps que la délibération n'est pas clôturée.
Art.31. De beraadslaging van de Studieraad of van de examencommissie voor de geïntegreerde proef gebeurt achter gesloten deuren en wordt in een proces-verbaal opgetekend waarin de datum van de aanplakking en de wijze waarop de uitslagen meegedeeld worden, vermeld worden.
De uitslagen van de beraadslaging worden binnen de twee werkdagen bekendgemaakt op het aanplakbord van de instelling of via elk ander mededelingsmiddel bepaald in het huishoudelijk reglement van de instelling.
Worden geacht als zijnde werkdagen, de weekdagen, met uitzondering van de zondag en de wettelijke feestdagen.
De uitslagen van de beraadslaging worden binnen de twee werkdagen bekendgemaakt op het aanplakbord van de instelling of via elk ander mededelingsmiddel bepaald in het huishoudelijk reglement van de instelling.
Worden geacht als zijnde werkdagen, de weekdagen, met uitzondering van de zondag en de wettelijke feestdagen.
Art.31. Les délibérations du Conseil des études ou du jury d'épreuve intégrée ont lieu à huis clos et sont actées dans un procès-verbal qui mentionne la date d'affichage et le mode de communication des résultats.
Les résultats de la délibération sont publiés dans les deux jours ouvrables au tableau d'affichage de l'établissement ou via tout autre mode de communication prévu dans le règlement d'ordre intérieur de l'établissement.
Sont considérés comme jours ouvrables tours les jours de la semaine, à l'exception du dimanche et des jours fériés légaux.
Les résultats de la délibération sont publiés dans les deux jours ouvrables au tableau d'affichage de l'établissement ou via tout autre mode de communication prévu dans le règlement d'ordre intérieur de l'établissement.
Sont considérés comme jours ouvrables tours les jours de la semaine, à l'exception du dimanche et des jours fériés légaux.
HOOFDSTUK XII. - DE EXAMENZITTIJDEN
CHAPITRE XII. - SESSIONS
Art.32. § 1. Elke instelling organiseert twee zittijden voor iedere andere onderwijseenheid dan de geïntegreerde proef.
In afwijking van het vorige lid, kan het huishoudelijk reglement van de instelling in de organisatie voorzien van één enkele zittijd voor de onderwijseenheden "Stage", "Leerberoepsactiviteiten" of die onderwijsactiviteiten bevatten die o.m. onder de cursus bijzondere methodologie, de cursus beroepspraktijk of laboratoriumwerk ressorteren.
De tweede zittijd vindt plaats na de sluiting van de eerste zittijd:
- voor de onderwijseenheden die voorafgaan aan de inschrijving voor andere eenheden, voor het eerste tiende van de onderwijseenheid waarvan de openingsdatum chronologisch het dichtstbijzijnd is;
- voor deze die niet voorafgaan aan de inschrijving voor andere eenheden, binnen een termijn vervat tussen één week en vier maanden.
De student die niet slaagt tijdens de tweede zittijd, wordt afgewezen.
§ 2. Elke instelling organiseert twee zittijden voor iedere onderwijseenheid "geïntegreerde proef".
De tweede zittijd vindt plaats na de sluiting van de eerste zittijd binnen een termijn vervat tussen één week en vier maanden.
De studenten die geldig voor de geïntegreerde proef waren ingeschreven en die niet aan de eerste zittijd konden deelnemen om redenen die door de in artikel 29, § 2, 5° bedoelde persoon of instelling wettig werden bevonden, mogen zich voor de tweede zittijd aanmelden zonder verlies van zittijd. Het huishoudelijk reglement van de instelling bepaalt de nadere regels voor de inschrijving voor deze tweede zittijd.
Als dezelfde geïntegreerde proef georganiseerd wordt voor een andere groep studenten binnen de bedoelde termijn, wordt de instelling niet ertoe gehouden een aparte proef voor de verdaagde studenten te organiseren. Deze en zij die in het vorige lid bedoeld worden en aan deze proef wensen deel te nemen, schrijven zich voor die zittijd in, één maand voor de aanvang ervan.
§ 3. De studenten die aan de tweede zittijd deelnemen, brengen voor de Schatkist geen lasten teweeg.
In afwijking van het vorige lid, kan het huishoudelijk reglement van de instelling in de organisatie voorzien van één enkele zittijd voor de onderwijseenheden "Stage", "Leerberoepsactiviteiten" of die onderwijsactiviteiten bevatten die o.m. onder de cursus bijzondere methodologie, de cursus beroepspraktijk of laboratoriumwerk ressorteren.
De tweede zittijd vindt plaats na de sluiting van de eerste zittijd:
- voor de onderwijseenheden die voorafgaan aan de inschrijving voor andere eenheden, voor het eerste tiende van de onderwijseenheid waarvan de openingsdatum chronologisch het dichtstbijzijnd is;
- voor deze die niet voorafgaan aan de inschrijving voor andere eenheden, binnen een termijn vervat tussen één week en vier maanden.
De student die niet slaagt tijdens de tweede zittijd, wordt afgewezen.
§ 2. Elke instelling organiseert twee zittijden voor iedere onderwijseenheid "geïntegreerde proef".
De tweede zittijd vindt plaats na de sluiting van de eerste zittijd binnen een termijn vervat tussen één week en vier maanden.
De studenten die geldig voor de geïntegreerde proef waren ingeschreven en die niet aan de eerste zittijd konden deelnemen om redenen die door de in artikel 29, § 2, 5° bedoelde persoon of instelling wettig werden bevonden, mogen zich voor de tweede zittijd aanmelden zonder verlies van zittijd. Het huishoudelijk reglement van de instelling bepaalt de nadere regels voor de inschrijving voor deze tweede zittijd.
Als dezelfde geïntegreerde proef georganiseerd wordt voor een andere groep studenten binnen de bedoelde termijn, wordt de instelling niet ertoe gehouden een aparte proef voor de verdaagde studenten te organiseren. Deze en zij die in het vorige lid bedoeld worden en aan deze proef wensen deel te nemen, schrijven zich voor die zittijd in, één maand voor de aanvang ervan.
§ 3. De studenten die aan de tweede zittijd deelnemen, brengen voor de Schatkist geen lasten teweeg.
Art.32. § 1er. Chaque établissement organise deux sessions pour toute unité d'enseignement autre que l'épreuve intégrée.
Par dérogation à l'alinéa précédent, le règlement d'ordre intérieur de l'établissement peut prévoir l'organisation d'une seule session pour des unités d'enseignement " Stage ", " Activités professionnelles de formation " ou contenant des activités d'enseignement relevant notamment de cours de méthodologie spéciale, de cours de pratique professionnelle ou de laboratoire.
La seconde session est organisée après la clôture de la première session :
- pour les unités d'enseignement qui sont préalables à l'inscription à d'autres unités, avant le premier dixième de l'unité d'enseignement dont la date d'ouverture est chronologiquement la plus proche;
- pour celles qui ne sont pas préalables à l'inscription d'autres unités, dans un délai compris entre une semaine et quatre mois.
L'étudiant qui échoue en seconde session est refusé.
§ 2. Chaque établissement organise deux sessions pour toute unité d'enseignement " Epreuve intégrée ".
La seconde session est organisée après la clôture de la première session dans un délai compris entre un et quatre mois.
Les étudiants, valablement inscrits à l'épreuve intégrée, qui n'ont pas pu présenter la première session pour des motifs jugés valables par la personne ou l'instance visée à l'article 29, § 2, 5°, sont autorisés à se présenter à la seconde session sans perte de session. Le règlement d'ordre intérieur de l'établissement fixe les modalités d'inscription à cette seconde session.
Si la même épreuve intégrée est organisée pour un autre groupe d'étudiants dans le délai visé, l'établissement n'est pas tenu d'organiser une épreuve particulière pour les étudiants ajournés. Les étudiants ajournés de même que les étudiants visés à l'alinéa précédent qui souhaitent participer à cette épreuve s'inscrivent à cette session un mois avant le début de celle-ci.
§ 3. Les étudiants qui se présentent à la seconde session n'entraînent aucune charge pour le Trésor.
Par dérogation à l'alinéa précédent, le règlement d'ordre intérieur de l'établissement peut prévoir l'organisation d'une seule session pour des unités d'enseignement " Stage ", " Activités professionnelles de formation " ou contenant des activités d'enseignement relevant notamment de cours de méthodologie spéciale, de cours de pratique professionnelle ou de laboratoire.
La seconde session est organisée après la clôture de la première session :
- pour les unités d'enseignement qui sont préalables à l'inscription à d'autres unités, avant le premier dixième de l'unité d'enseignement dont la date d'ouverture est chronologiquement la plus proche;
- pour celles qui ne sont pas préalables à l'inscription d'autres unités, dans un délai compris entre une semaine et quatre mois.
L'étudiant qui échoue en seconde session est refusé.
§ 2. Chaque établissement organise deux sessions pour toute unité d'enseignement " Epreuve intégrée ".
La seconde session est organisée après la clôture de la première session dans un délai compris entre un et quatre mois.
Les étudiants, valablement inscrits à l'épreuve intégrée, qui n'ont pas pu présenter la première session pour des motifs jugés valables par la personne ou l'instance visée à l'article 29, § 2, 5°, sont autorisés à se présenter à la seconde session sans perte de session. Le règlement d'ordre intérieur de l'établissement fixe les modalités d'inscription à cette seconde session.
Si la même épreuve intégrée est organisée pour un autre groupe d'étudiants dans le délai visé, l'établissement n'est pas tenu d'organiser une épreuve particulière pour les étudiants ajournés. Les étudiants ajournés de même que les étudiants visés à l'alinéa précédent qui souhaitent participer à cette épreuve s'inscrivent à cette session un mois avant le début de celle-ci.
§ 3. Les étudiants qui se présentent à la seconde session n'entraînent aucune charge pour le Trésor.
Art.33. Niemand kan dezelfde geïntegreerde proef meer dan viermaal afleggen behoudens als hij(zij) bewijst dat hij (zij) zich opnieuw inschreef, een of meer determinerende onderwijseenheden gevolgd heeft van de betrokken afdeling bepaald door de Studieraad en ervoor geslaagd is.
De instellingen gaan bij de instelling(en) die de slaagattesten aan bedoelde student heeft (hebben) uitgereikt na of hij (zij) niet al viermaal dezelfde geïntegreerde proef heeft afgelegd.
De instellingen gaan bij de instelling(en) die de slaagattesten aan bedoelde student heeft (hebben) uitgereikt na of hij (zij) niet al viermaal dezelfde geïntegreerde proef heeft afgelegd.
Art.33. Nul ne peut présenter plus de quatre fois l'épreuve intégrée de la même section sauf s'il fait la preuve qu'il s'est réinscrit, a suivi et a réussi une ou des unités d'enseignement déterminantes de la section concernée définies par le Conseil des études.
Les établissements vérifient auprès du ou des établissements ayant délivré les attestations de réussite détenues par l'étudiant que celui-ci n'a pas déjà présenté quatre fois la même épreuve intégrée.
Les établissements vérifient auprès du ou des établissements ayant délivré les attestations de réussite détenues par l'étudiant que celui-ci n'a pas déjà présenté quatre fois la même épreuve intégrée.
Art.34. De betrokken studenten worden op de hoogte gebracht van de datums en de nadere regels voor de inschrijving voor de geïntegreerde proef. Voor de eerste of de tweede zittijd van een geïntegreerde proef kan het instellingshoofd de inschrijving weigeren van een student die zich niet ten minsten één maand voor de aanvang van deze proef heeft ingeschreven.
Art.34. Les étudiants concernés sont avertis des dates et modalités d'inscription à l'épreuve intégrée. Lors de la première session ou de la deuxième session d'une épreuve intégrée, le chef d'établissement peut refuser la participation d'un étudiant qui ne s'y est pas inscrit au moins un mois avant le début de cette épreuve.
Art.35. Bij de bekrachtiging van een andere eenheid dan de geïntegreerde proef kan het instellingshoofd een verdaagde student toestaan, zich voor een tweede zittijd aan te melden bij de eerste zittijd van dezelfde eenheid, georganiseerd voor een andere studentengroep.
Art.35. Lors de la sanction d'une unité d'enseignement autre que l' " Epreuve intégrée ", le chef d'établissement peut autoriser un étudiant ajourné à présenter une seconde session lors de la première session de la même unité, organisée pour un autre groupe d'étudiants.
Art.36. Indien de Beroepscommissie bedoeld bij artikel 123quater, § 1, van het decreet, een instelling oplegt tot een nieuwe evaluatie over te gaan van een student, brengt deze geen lasten teweeg voor de Schatkist.
Art.36. Si la Commission de recours visée à l'article 123quater, § 1er, du décret impose à un établissement l'obligation de procéder à une nouvelle évaluation d'un étudiant, celle-ci n'entraine aucune charge pour le Trésor.
HOOFDSTUK XIII. - DE GETUIGSCHRIFTEN
CHAPITRE XIII. - DIPLOMES
Art.37. Het bekwaamheidsbewijs bedoeld bij het pedagogisch dossier van de afdeling wordt aan de student uitgereikt die zijn studies met goed gevolg beëindigt.
Het wordt ondertekend door de Voorzitter en minstens drie andere aanwezige leden van de examencommissie voor de geïntegreerde proef.
Als de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef minder dan vier leden telt, de Voorzitter inbegrepen, wordt het diploma door elk van de leden ondertekend. Het wordt aan de titularis overhandigd nadat het voorzien is van de stempel van het Ministerie, de handtekening van de Minister of diens afgevaardigde en de handtekening van de titularis.
Een voorlopig slaagattest wordt aan de student uitgereikt die erom verzoekt.
Het wordt ondertekend door de Voorzitter en minstens drie andere aanwezige leden van de examencommissie voor de geïntegreerde proef.
Als de Studieraad of de examencommissie voor de geïntegreerde proef minder dan vier leden telt, de Voorzitter inbegrepen, wordt het diploma door elk van de leden ondertekend. Het wordt aan de titularis overhandigd nadat het voorzien is van de stempel van het Ministerie, de handtekening van de Minister of diens afgevaardigde en de handtekening van de titularis.
Een voorlopig slaagattest wordt aan de student uitgereikt die erom verzoekt.
Art.37. Le titre prévu au dossier pédagogique de la section est délivré à l'étudiant qui termine ses études avec fruit.
Il est signé par le Président et au moins trois autres membres présents du jury d'épreuve intégrée.
Dans le cas où le Conseil des études ou le jury d'épreuve intégrée comporte moins de quatre membres, y compris le Président, le diplôme est signé par chacun des membres. Le diplôme ne peut être remis à son titulaire qu'après avoir été revêtu du sceau du Ministère, de la signature du Ministre ou de son délégué et de la signature du titulaire.
Une attestation provisoire de réussite est délivrée à l'étudiant qui en fait la demande.
Il est signé par le Président et au moins trois autres membres présents du jury d'épreuve intégrée.
Dans le cas où le Conseil des études ou le jury d'épreuve intégrée comporte moins de quatre membres, y compris le Président, le diplôme est signé par chacun des membres. Le diplôme ne peut être remis à son titulaire qu'après avoir été revêtu du sceau du Ministère, de la signature du Ministre ou de son délégué et de la signature du titulaire.
Une attestation provisoire de réussite est délivrée à l'étudiant qui en fait la demande.
Art.38. De diploma's en hun bijvoegsels worden opgesteld overeenkomstig het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 mei 2009 houdende bepaling van de modeldiploma's, de brevetten en hun supplement van het [1 Volwassenenonderwijs op hoger niveau]1 uitgereikt door de inrichtingen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
In het kader van de samenwerkingsovereenkomsten, worden de diploma's en hun bijvoegsels overeenkomstig het besluit van de Regering van 24 maart 2011 betreffende de samenwerkingsovereenkomsten gesloten tussen inrichtingen voor [2 Volwassenenonderwijs]2 die hoger onderwijs inrichten en instellingen die hoger onderwijs met volledig leerplan of voor sociale promotie in de Franse Gemeenschap en buiten haar grenzen inrichten opgesteld.
In het kader van de samenwerkingsovereenkomsten, worden de diploma's en hun bijvoegsels overeenkomstig het besluit van de Regering van 24 maart 2011 betreffende de samenwerkingsovereenkomsten gesloten tussen inrichtingen voor [2 Volwassenenonderwijs]2 die hoger onderwijs inrichten en instellingen die hoger onderwijs met volledig leerplan of voor sociale promotie in de Franse Gemeenschap en buiten haar grenzen inrichten opgesteld.
Art.38. Les diplômes et leur supplément sont établis conformément à l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 27 mai 2009 déterminant les modèles des diplômes des brevets et de leur supplément délivrés par les établissements d'[1 Enseignement pour Adultes de niveau supérieur]1 supérieur organisés ou subventionnés par la Communauté française.
Dans le cadre de conventions de coopération, les diplômes et leur supplément sont établis conformément à l'arrêté du gouvernement du 24 mars 2011 relatif aux conventions de coopération entre établissements de l'[2 Enseignement pour Adultes]2 organisant de l'enseignement supérieur et des institutions organisant de l'enseignement supérieur de plein exercice ou de promotion sociale en Communauté française et en dehors de ses frontières.
Dans le cadre de conventions de coopération, les diplômes et leur supplément sont établis conformément à l'arrêté du gouvernement du 24 mars 2011 relatif aux conventions de coopération entre établissements de l'[2 Enseignement pour Adultes]2 organisant de l'enseignement supérieur et des institutions organisant de l'enseignement supérieur de plein exercice ou de promotion sociale en Communauté française et en dehors de ses frontières.
Art.39. De Minister bepaalt de modellen voor de diploma's, de proces-verbalen van beraadslaging en de wijze waarop ze moeten worden ingevuld.
Art.39. Le Ministre est chargé de déterminer les modèles de diplômes, de procès-verbaux de délibération et de préciser la manière de les compléter.
HOOFDSTUK XIV. - SLOTBEPALINGEN
CHAPITRE XIV. - DISPOSITIONS FINALES
Art.40. De bepalingen van dit besluit doen geen afbreuk aan de wetgevings- en reglementaire bepalingen betreffende de uitreiking van bekwaamheidsbewijzen in verband met beroepen die het voorwerp zijn van een bijzondere regeling.
Art.40. Les dispositions du présent arrêté ne portent pas préjudice aux dispositions législatives et réglementaires concernant de la délivrance de titres relatifs à des professions faisant l'objet d'une réglementation particulière.
Art.41. § 1. Elke instelling houdt vier jaar lang ter beschikking van de inspectie van het [1 Volwassenenonderwijs]1:
a) de kopijen van de schriftelijke proeven die als grondslag dienden voor de toelating en de bekrachtiging van een onderwijseenheid met uitsluiting van de elementen voor de opleidingsevaluatie;
b) het proces-verbaal van de mondelinge vragen en de voornaamste antwoordelementen die als basis dienden voor de toelating en de bekrachtiging van een onderwijseenheid;
c) het proces-verbaal met de beschrijving en de voorwaarden voor de uitvoering van een werk dat als grondslag diende voor de toelating en de bekrachtiging van een onderwijseenheid.
Alle documenten bedoeld bij a), b) en c) vermelden het toegekende waardecijfer.
Alle documenten bedoeld bij b) en c) bevatten bovendien de handtekening van minstens één van de leden van de Studieraad, in naam van die raad.
§ 2. De proces-verbalen van beraadslaging worden dertig jaar bewaard.
a) de kopijen van de schriftelijke proeven die als grondslag dienden voor de toelating en de bekrachtiging van een onderwijseenheid met uitsluiting van de elementen voor de opleidingsevaluatie;
b) het proces-verbaal van de mondelinge vragen en de voornaamste antwoordelementen die als basis dienden voor de toelating en de bekrachtiging van een onderwijseenheid;
c) het proces-verbaal met de beschrijving en de voorwaarden voor de uitvoering van een werk dat als grondslag diende voor de toelating en de bekrachtiging van een onderwijseenheid.
Alle documenten bedoeld bij a), b) en c) vermelden het toegekende waardecijfer.
Alle documenten bedoeld bij b) en c) bevatten bovendien de handtekening van minstens één van de leden van de Studieraad, in naam van die raad.
§ 2. De proces-verbalen van beraadslaging worden dertig jaar bewaard.
Modifications
Art.41. § 1er. Chaque établissement tient pendant quatre ans à la disposition de l'inspection de l'[1 Enseignement pour Adultes]1 :
a) les travaux des épreuves écrites ayant servi de base à l'admission et la sanction d'une unité d'enseignement à l'exclusion des éléments d'évaluation formative;
b) le procès-verbal des questions orales et les principaux éléments de réponse ayant servi de base à l'admission ou à la sanction d'une unité d'enseignement;
c) le procès-verbal reprenant la description et les conditions de réalisation d'un travail ayant servi de base à l'admission ou à la sanction d'une unité d'enseignement.
Tous les documents visés sous a), b) et c) indiquent la note attribuée.
Tous les documents visés sous b) et c) comportent, en outre, la signature d'au moins un des membres du Conseil des études, au nom de celui-ci.
§ 2. Les procès-verbaux de la délibération sont conservés pendant trente ans.
a) les travaux des épreuves écrites ayant servi de base à l'admission et la sanction d'une unité d'enseignement à l'exclusion des éléments d'évaluation formative;
b) le procès-verbal des questions orales et les principaux éléments de réponse ayant servi de base à l'admission ou à la sanction d'une unité d'enseignement;
c) le procès-verbal reprenant la description et les conditions de réalisation d'un travail ayant servi de base à l'admission ou à la sanction d'une unité d'enseignement.
Tous les documents visés sous a), b) et c) indiquent la note attribuée.
Tous les documents visés sous b) et c) comportent, en outre, la signature d'au moins un des membres du Conseil des études, au nom de celui-ci.
§ 2. Les procès-verbaux de la délibération sont conservés pendant trente ans.
Modifications
Art.42. Krachtens de artikelen 3 en 4 van het decreet van 22 december 1994 betreffende de openbaarheid van het bestuur, kunnen de verdaagde of afgewezen studenten die het wensen inzage in hun examens hebben en er afschrift van krijgen. In het huishoudelijk reglement van de instellingen worden de nadere praktische regels bepaald voor het raadplegen van de afschriften van de examens.
Art.42. En vertu des articles 3 et 4 du décret du 22 décembre 1994 relatif à la publicité de l'administration, les étudiants ajournés ou refusés qui le souhaitent peuvent consulter leurs examens et en demander copie. Le règlement d'ordre intérieur des établissements fixera les modalités pratiques de consultation des copies des examens.
Art.43. In bijlage 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 mei 2009 houdende bepaling van de modeldiploma's, de brevetten en hun supplement van het [1 Volwassenenonderwijs op hoger niveau]1 uitgereikt door de inrichtingen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, worden de woorden "Lui avons conféré le brevet de l'enseignement supérieur en .....(13)" vervangen door de woorden "Lui avons conféré le brevet de l'enseignement supérieur de ou en ...(13)".
Modifications
Art.43. A l'annexe 1rede l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 27 mai 2009 déterminant les modèles des diplômes des brevets et de leur supplément délivrés par les établissements d'[1 Enseignement pour Adultes de niveau supérieur]1 supérieur organisés ou subventionnés par la Communauté française les termes " Lui avons conféré le brevet de l'enseignement supérieur en . . . . . (13) " sont remplacés par " Lui avons conféré le brevet de l'enseignement supérieur de ou en . . . (13) ".
Modifications
Art.44. In artikel 4 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 2014 betreffende de pedagogische dossiers van de onderwijsafdelingen en -eenheden van het [1 Volwassenenonderwijs]1, wordt een punt 10 toegevoegd, luidend als volgt:
"10° wanneer het om een onderwijseenheid "Geïntegreerde proef" gaat, desnoods, de maximumtermijn tussen de uitreiking van het laatste attest van een determinerende onderwijseenheid uitgereikt aan de student en de inaanmerkingneming ervan voor zijn inschrijving voor een geïntegreerde proef.".
"10° wanneer het om een onderwijseenheid "Geïntegreerde proef" gaat, desnoods, de maximumtermijn tussen de uitreiking van het laatste attest van een determinerende onderwijseenheid uitgereikt aan de student en de inaanmerkingneming ervan voor zijn inschrijving voor een geïntegreerde proef.".
Modifications
Art.44. A l'article 4 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 15 mai 2014 relatif aux dossiers pédagogiques des sections et unités d'enseignement de l'[1 Enseignement pour Adultes]1, un point 10 est ajouté, rédigé comme suit :
" 10° lorsqu'il s'agit d'une unité d'enseignement " Epreuve intégrée ", s'il échet, le délai maximum entre la délivrance de la dernière attestation d'une unité d'enseignement déterminante délivrée à l'étudiant et sa prise en compte pour son inscription à l'épreuve intégrée. ".
" 10° lorsqu'il s'agit d'une unité d'enseignement " Epreuve intégrée ", s'il échet, le délai maximum entre la délivrance de la dernière attestation d'une unité d'enseignement déterminante délivrée à l'étudiant et sa prise en compte pour son inscription à l'épreuve intégrée. ".
Modifications
Art.45. § 1. Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juli 1993 houdende algemene studieregeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type en van stelsel 1, wordt opgeheven.
Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juni 1999 houdende algemene studieregeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type en van stelsel 1, wordt opgeheven.
§ 2. In afwijking van § 1, blijven de voornoemde besluiten van 20 juli 1993 en van 22 juni 1999 van toepassing voor elke zittijd verbonden aan een onderwijseenheid waarvan de organisatie vóór 1 september 2015 een einde neemt.
Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juni 1999 houdende algemene studieregeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type en van stelsel 1, wordt opgeheven.
§ 2. In afwijking van § 1, blijven de voornoemde besluiten van 20 juli 1993 en van 22 juni 1999 van toepassing voor elke zittijd verbonden aan een onderwijseenheid waarvan de organisatie vóór 1 september 2015 een einde neemt.
Art.45. § 1er. L'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 20 juillet 1993 portant règlement général des études de l'enseignement supérieur de promotion sociale de type court et de régime 1 est abrogé.
L'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 22 juin 1999 portant règlement général des études de l'enseignement supérieur de promotion sociale de type long et de régime 1 est abrogé.
§ 2 Par dérogation au § 1er, l'arrêté du 20 juillet 1993 et l'arrêté du 22 juin 1999 précités restent d'application pour toute session reliée à une unité d'enseignement dont l'organisation se termine avant le 1er septembre 2015.
L'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 22 juin 1999 portant règlement général des études de l'enseignement supérieur de promotion sociale de type long et de régime 1 est abrogé.
§ 2 Par dérogation au § 1er, l'arrêté du 20 juillet 1993 et l'arrêté du 22 juin 1999 précités restent d'application pour toute session reliée à une unité d'enseignement dont l'organisation se termine avant le 1er septembre 2015.
Art.46. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2015.
Art.46. Le présent arrêté produit ses effets le 1er septembre 2015.
Art. 47. De Minister bevoegd voor het [1 Volwassenenonderwijs]1 is belast met de uitvoering van dit besluit.
Modifications
Art. 47. La Ministre ayant l'[1 Enseignement pour Adultes]1 dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.