Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
7 FEBRUARI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 27, 37, 71bis, 116 en 130 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, tot invoeging van een artikel 48bis en tot opheffing van artikel 74bis in hetzelfde besluit en tot wijziging van artikel 13 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel met bedrijfstoeslag
Titre
7 FEVRIER 2014. - Arrêté royal modifiant les articles 27, 37, 71bis, 116 et 130 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage, insérant un article 48bis et abrogeant un article 74bis dans le même arrêté et modifiant l'article 13 de l'arrêté royal du 3 mai 2007 fixant le régime de chômage avec complément d'entreprise
Informations sur le document
Info du document
Tekst (10)
Texte (10)
Artikel 1. Artikel 27, 10° van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2000, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "10° artistieke activiteit : de creatie en/of uitvoering of interpretatie van artistieke oeuvres in de audiovisuele en de beeldende kunsten, in de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater en de choreografie;".
Article 1er. L'article 27, 10° de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage, inséré par l'arrêté royal du 23 novembre 2000, est remplacé par la disposition suivante :
  " 10° activité artistique : la création et/ou l'exécution ou l'interprétation d'oeuvres artistiques dans le secteur de l'audiovisuel et des arts plastiques, de la musique, de la littérature, du spectacle, du théâtre et de la chorégraphie; ".
Art.2. In artikel 37, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 april 1999, 10 juni 2001, 1 maart 2007 en 23 juli 2012, wordt tussen het tweede en het derde lid, het volgende lid ingevoegd :
  Voor de werknemer die artistieke activiteiten heeft verricht tijdens de referteperiode die voor hem van toepassing is en wanneer deze activiteiten vergoed zijn met een taakloon, wordt :
  1° het taakloon dat werd toegekend voor een artistieke activiteit, geacht op gelijke wijze elke kalenderdag van de periode van de arbeidsrelatie overeenkomstig de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, te dekken;
  2° een berekening op kwartaalbasis gemaakt in functie van het taakloon dat overeenkomstig 1° gelegen is in elk kwartaal;
  3° slechts rekening gehouden met het gedeelte van het taakloon dat overeenkomstig 1° gelegen is in de referteperiode.".
Art.2. A l'article 37, § 1er, du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux des 30 avril 1999, 10 juin 2001, 1er mars 2007 et 23 juillet 2012, il est inséré l'alinéa suivant entre les alinéas 2 et 3 :
  " Pour le calcul du nombre de jours de travail du travailleur qui a effectué des activités artistiques dans la période de référence qui lui est applicable et lorsque ces activités ont été rémunérées par une rémunération à la tâche :
  1° la rémunération à la tâche qui rémunère l'activité artistique est considérée couvrir de manière égale chaque jour calendrier de toute la période de la relation de travail qui correspond à la déclaration immédiate de l'emploi;
  2° un calcul est effectué sur base trimestrielle en fonction de la rémunération à la tâche qui conformément au 1° est située dans chaque trimestre;
  3° il est uniquement tenu compte de la partie de la rémunération à la tâche qui conformément au 1° est située dans la période de référence. ".
Art.3. In hetzelfde besluit wordt een artikel 48bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 48bis. § 1. De uitoefening van een artistieke activiteit in de zin van artikel 27, 10°, die ingeschakeld is in het economisch ruilverkeer, en het ontvangen van een inkomen in de zin van artikel 130 uit de uitoefening van een artistieke activiteit, geven in afwijking van de artikelen 44 en 48, aanleiding tot de toepassing van de volgende bepalingen.
  De werkloze moet op het ogenblik van de uitkeringsaanvraag overeenkomstig artikel 133 aangifte doen van de uitoefening van de in het vorige lid bedoelde activiteit met het formulier voor de aangifte van de persoonlijke en familiale toestand, of later, overeenkomstig artikel 134, § 2, 3°, naar aanleiding van de eerste uitoefening van de activiteit in de loop van een maand waarvoor een werkloosheidsuitkering wordt gevraagd.
  De werkloze moet op het ogenblik van de uitkeringsaanvraag overeenkomstig artikel 133 eveneens aangifte doen van het feit dat hij inkomsten ontvangt uit een lopende of vroegere artistieke activiteit, met het formulier voor de aangifte van de persoonlijke en familiale toestand, of later, overeenkomstig artikel 134, § 2, 3°, naar aanleiding van de eerste ontvangst van een dergelijk inkomen.
  § 2. De werkloze die een artistieke activiteit verricht zoals bedoeld in § 1 of die inkomsten ontvangt in de zin van artikel 130 voor de uitoefening van een artistieke activiteit, kan uitkeringen genieten op voorwaarde dat de activiteit niet wordt uitgeoefend als zelfstandige in hoofdberoep.
  De in het eerste lid bedoelde activiteit wordt, in afwijking van artikel 71, niet op de controlekaart vermeld. Zij leidt niet tot het verlies van een uitkering voor de dagen van activiteit.
  Worden echter wel op de controlekaart vermeld :
  1° elke activiteit bedoeld in het eerste lid, indien het gaat om een artistieke uitvoering of interpretatie voor publiek;
  2° de aanwezigheid van de kunstenaar bij een publieke tentoonstelling van zijn artistieke creaties, indien deze aanwezigheid vereist is op grond van een overeenkomst met een derde die de creatie commercialiseert of indien het een tentoonstelling betreft in lokalen die bestemd zijn voor verkoop van dergelijke creaties en de kunstenaar zelf instaat voor de verkoop;
  3° de aanwezigheid van de kunstenaar bij de opname of de vertolking van audiovisuele werken en de dagen waarop hij prestaties verricht tegen betaling van een loon anders dan voorzien in 4°;
  4° de in het eerste lid bedoelde activiteit, indien zij wordt verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst of indien zij aanleiding geeft tot de onderwerping aan de sociale zekerheid van de loontrekkenden;
  5° de in het eerste lid bedoelde activiteit, indien zij wordt verricht in het kader van een statutaire tewerkstelling.
  Onverminderd de toepassing van artikel 130 leiden de activiteiten bedoeld in het derde lid, 1°, 2° en 3° tot het verlies van een uitkering voor de activiteitsdagen en voor de dagen bedoeld in de artikelen 55, 7°, of 109.
  Onverminderd de toepassing van artikel 131bis in geval van deeltijdse tewerkstelling met het statuut van deeltijds werknemer met behoud van rechten en van artikel 130, leidt de in het derde lid, 4°, bedoelde activiteit tot het verlies van een uitkering voor alle dagen die gelegen zijn in de periode gedekt door de arbeidsovereenkomst of door de activiteit onderworpen aan de sociale zekerheid van de loontrekkenden en voor de dagen bedoeld in de artikelen 55, 7°, of 109.
  Wanneer de in het derde lid, 4°, bedoelde activiteit vergoed wordt met een taakloon of onderworpen is aan de sociale zekerheid van de loontrekkenden, in toepassing van artikel 1bis van de wet van 27 juni 1969, moet de activiteit onverminderd de toepassing van § 1, tweede en derde lid, bovendien het voorwerp vormen van een bijkomende maandelijkse aangifte aan de uitbetalingsinstelling.
  De in het vorige lid bedoelde bijkomende aangifte, moet gebeuren op een formulier waarvan de inhoud en het model worden bepaald door het beheerscomité en volgens de regelen bepaald door de Rijksdienst en moet ten minste het brutobedrag vermelden dat het voorwerp heeft gevormd van de onderwerping en een verklaring op eer die preciseert welke vermeldingen aangebracht op de controlekaart overeenstemmen met de betreffende activiteit.
  De uitbetalingsinstelling dient het in het vorige lid bedoelde formulier binnen de maand na ontvangst in bij het werkloosheidsbureau.
  De werkloze moet een kopie van de arbeidsovereenkomsten of de bewijsstukken die verband houden met de onderwerping op basis van artikel 1bis van de voormelde wet van 27 juni 1969 ter beschikking houden van de Rijksdienst.
  Wanneer de in het derde lid, 4°, bedoelde activiteit vergoed wordt met een taakloon of onderworpen is aan de sociale zekerheid van de loontrekkenden, in toepassing van artikel 1bis van de wet van 27 juni 1969, wordt, onverminderd de toepassing van artikel 130 en van het vijfde lid, een aantal dagen waarvoor het recht op uitkeringen wordt ontzegd, vastgelegd door toepassing van de formule [YA - (C x Y ) ] /Y, waarbij :
  - YA overeenstemt met het brutoloon dat voortvloeit uit de in dit lid bedoelde activiteit die het voorwerp heeft gevormd van de onderwerping aan de sociale zekerheid van de loontrekkenden;
  - C overeenstemt met het aantal activiteitsdagen vermeld op de controlekaart overeenkomstig het derde lid, 4°, en die betrekking hebben op de activiteiten bedoeld in het zesde lid;
  - Y overeenstemt met 3/52e van het refertemaandloon bepaald door de Minister in uitvoering van artikel 28, § 2, van dit besluit.
  De berekening gebeurt door het werkloosheidsbureau op kwartaalbasis.
  Het resultaat bekomen op basis van het vorige lid, afgerond naar de lagere eenheid, vertegenwoordigt het aantal kalenderdagen, behalve de zondagen, van de niet vergoedbare kalenderperiode; deze kalenderperiode wordt gesitueerd vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving van de beslissing aan de uitbetalingsinstelling, indien deze kennisgeving zich situeert tijdens de laatste drie werkdagen die voorafgaan aan "de theoretische betaaldatum" bedoeld in artikel 161 of vanaf de eerste dag van de maand van de kennisgeving in de andere gevallen en in voorkomend geval aansluitend aan een andere periode die niet vergoedbaar is ingevolge de toepassing van deze bepaling.
  De in het vorige lid bedoelde niet vergoedbare periode dekt een maximale periode van 156 kalenderdagen, behalve de zondagen, die een aanvang neemt vanaf de datum waarop de in het vorige lid bedoelde beslissing uitwerking heeft.
  Onverminderd de toepassing van artikel 130, leidt de in het derde lid, 5°, bedoelde activiteit tot het verlies van een uitkering voor de dagen die gelegen zijn in de periode van aanwerving in het kader van de statutaire tewerkstelling en voor de dagen bedoeld in de artikelen 55, 7°, of 109.
  De directeur kan het recht op uitkeringen schorsen indien de werkloze geen gevolg heeft gegeven aan de vraag om indiening van het formulier bedoeld in het zevende lid. Deze schorsing heeft uitwerking de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving aan de uitbetalingsinstelling, indien deze kennisgeving zich situeert tijdens de laatste drie werkdagen die voorafgaan aan "de theoretische betaaldatum" bedoeld in artikel 70, § 2bis, tweede lid, of de eerste dag van de maand van de kennisgeving in de andere gevallen. De schorsing wordt met terugwerkende kracht ingetrokken van zodra het behoorlijk ingevulde formulier ontvangen wordt op het werkloosheidsbureau.
  § 3. Artikel 130 is van toepassing op het inkomen dat voortvloeit uit de artistieke activiteit bedoeld in § 1.
  Onverminderd de toepassing van artikel 153 wordt, in geval van afwezigheid van aangifte of van onjuiste, onvolledige of laattijdige aangifte, toepassing gemaakt van § 2 en van artikel 130, § 3.
  § 4. Het recht op uitkeringen mag worden ontzegd, zelfs voor de dagen waarop de werkloze geen activiteit verricht, indien de artistieke activiteit die niet uitgeoefend wordt als loontrekkende, ingevolge het bedrag van de inkomsten of het aantal arbeidsuren het karakter heeft van een hoofdberoep.
  De beslissing bedoeld in het eerste lid gaat in :
  1° vanaf de dag waarop de activiteit het karakter heeft van een hoofdberoep, indien er nog geen geldige uitkeringskaart werd afgeleverd die het recht op uitkeringen verleent voor de periode ingaand vanaf de aangifte, of in geval van ontbreken van aangifte of onjuiste of onvolledige aangifte;
  2° vanaf de maandag volgend op de afgifte ter post van de brief waarbij de beslissing ter kennis wordt gebracht van de werkloze, in de andere gevallen.
  § 5. De verklaringen die de werkloze aflegt betreffende zijn activiteit en zijn inkomsten, worden terzijde geschoven wanneer zij door ernstige, nauwkeurige en overeenstemmende vermoedens worden tegengesproken.".
Art.3. Au même arrêté, il est inséré un article 48bis, rédigé comme suit :
  "Art. 48bis. § 1er. L'exercice d'une activité artistique au sens de l'article 27, 10°, qui est intégrée dans le courant des échanges économiques, et la perception d'un revenu au sens de l'article 130 et tiré de l'exercice d'une activité artistique entraînent, par dérogation aux articles 44 et 48, l'application des dispositions suivantes.
  Le chômeur doit faire la déclaration de l'exercice de l'activité visée à l'alinéa précédent, sur le formulaire reprenant la déclaration de la situation personnelle et familiale, au moment de la demande d'allocations conformément à l'article 133 ou, conformément à l'article 134, § 2, 3°, ultérieurement à l'occasion du premier exercice de l'activité au cours d'un mois pour lequel une allocation de chômage est demandée.
  Le chômeur doit également faire la déclaration du fait qu'il perçoit des revenus tirés de l'exercice d'une activité artistique en cours ou antérieure, sur le formulaire reprenant la déclaration de la situation personnelle et familiale, au moment de la demande d'allocations conformément à l'article 133 ou, conformément à l'article 134, § 2, 3°, ultérieurement à l'occasion de la première perception d'un tel revenu.
  § 2. Le chômeur qui exerce une activité artistique visée au § 1er ou qui perçoit un revenu au sens de l'article 130 tiré de l'exercice d'une activité artistique peut bénéficier d'allocations pour autant que l'activité n'est pas exercée en tant que travailleur indépendant en profession principale.
  Par dérogation à l'article 71, l'activité visée à l'alinéa 1er n'est pas mentionnée sur la carte de contrôle. Elle n'entraîne pas la perte d'une allocation pour les jours d'activité.
  Par contre, sont mentionnées sur la carte de contrôle :
  1° toute activité visée à l'alinéa 1er, si elle consiste en une prestation artistique d'exécution ou d'interprétation publique;
  2° la présence de l'artiste à une exposition publique de ses créations artistiques, lorsque cette présence est requise sur la base d'un contrat avec un tiers qui commercialise les créations ou lorsqu'il s'agit d'une exposition dans des locaux destinés à la vente de telles créations dont l'artiste s'occupe lui-même;
  3° la présence de l'artiste à l'enregistrement ou à la représentation des oeuvres audiovisuelles et les jours où l'artiste effectue des prestations contre paiement d'une rémunération autre que celle visée au 4°;
  4° l'activité visée à l'alinéa 1er, si elle est exercée dans le cadre d'un contrat de travail ou si elle donne lieu à l'assujettissement à la sécurité sociale des travailleurs salariés;
  5° l'activité visée à l'alinéa 1er, si elle est exercée dans le cadre d'une occupation statutaire.
  Sans préjudice de l'application de l'article 130, les activités visées à l'alinéa 3, 1°, 2° et 3° entraînent la perte d'une allocation pour les jours d'activité et pour les jours visés aux articles 55, 7°, ou 109.
  Sans préjudice de l'application de l'article 131bis en cas d'occupation à temps partiel avec le statut de travailleur à temps partiel avec maintien des droits et de l'article 130, l'activité visée à l'alinéa 3, 4°, entraîne la perte d'une allocation pour tous les jours qui se situent dans la période couverte par le contrat de travail ou par l'activité assujettie à la sécurité sociale des travailleurs salariés et pour les jours visés aux articles 55, 7°, ou 109.
  Lorsque l'activité visée à l'alinéa 3, 4°, est rémunérée à la tâche ou est assujettie à la sécurité sociale des travailleurs salariés en application de l'article 1erbis de la loi du 27 juin 1969, l'activité doit nonobstant l'application du § 1er, alinéas 2 et 3, en outre faire l'objet d'une déclaration mensuelle supplémentaire à l'organisme de paiement.
  La déclaration supplémentaire visée à l'alinéa précédent doit s'effectuer sur un formulaire dont le contenu et le modèle sont fixés par le comité de gestion et selon les règles fixées par l'Office et doit comporter au moins le montant brut du salaire qui a fait l'objet de l'assujettissement et une déclaration sur l'honneur précisant les mentions apportées sur la carte de contrôle qui correspondent à l'activité.
  L'organisme de paiement introduit le formulaire visé à l'alinéa précédent auprès du bureau du chômage endéans le mois après réception.
  Le chômeur doit tenir à la disposition de l'Office la copie des contrats de travail ou les pièces justificatives qui se rapportent à l'assujettissement sur base de l'article 1erbis de la loi du 27 juin précitée.
  Lorsque l'activité visée à l'alinéa 3, 4°, est rémunérée à la tâche ou est assujettie à la sécurité sociale des travailleurs salariés en application de l'article 1erbis de la loi du 27 juin 1969, nonobstant l'application de l'article 130 et de l'alinéa 5, un nombre de jours pour lesquels le droit aux allocations est refusé, est déterminé par application de la formule [YA - (C x Y ) ] /Y, où :
  - YA correspond au salaire brut qui découle de l'activité visée au présent alinéa qui a fait l'objet de l'assujettissement à la sécurité sociale des travailleurs salariés;
  - C correspond au nombre de jours d'activité mentionnés sur la carte de contrôle conformément à l'alinéa 3, 4°, et qui concernent les activités visées à l'alinéa 6;
  - Y correspond à 3/52e du salaire mensuel de référence déterminé par le Ministre en exécution de l'article 28, § 2, du présent arrêté.
  Le calcul s'effectue par le bureau du chômage sur une base trimestrielle.
  Le résultat obtenu conformément à l'alinéa précédent, arrondi à l'unité inférieure, représente le nombre de jours calendriers, dimanches exceptés, de la période calendrier non indemnisable; cette période calendrier est située à partir du premier jour du mois qui suit la notification de la décision à l'organisme de paiement, si cette notification se situe dans les trois derniers jours ouvrables qui précèdent la " date théorique de paiement " visée à l'article 161 ou le premier jour du mois de la notification dans les autres cas et le cas échéant fait suite à une autre période qui n'est pas indemnisable suite à l'application de cette disposition.
  La période non indemnisable visée à l'alinéa précédent couvre une période maximale de 156 jours calendriers, dimanches exceptés, qui débute à la date à laquelle la décision visée à l'alinéa précédent produit ses effets.
  Sans préjudice de l'article 130, l'activité visée à l'alinéa 3, 5°, entraîne la perte d'une allocation pour tous les jours qui se situent dans la période d'engagement dans le cadre de l'occupation statutaire et pour les jours visés aux articles 55, 7°, ou 109.
  Le directeur peut suspendre le droit aux allocations si le chômeur ne donne pas suite à la demande d'introduction du formulaire visé à l'alinéa 7. Cette suspension produit ses effets le premier jour du mois qui suit la notification à l'organisme de paiement, si cette notification se situe dans les trois derniers jours ouvrables qui précèdent la " date théorique de paiement " visée à l'article 70, § 2bis, alinéa 2, ou le premier jour du mois de la notification dans les autres cas. La suspension est levée avec effet rétroactif dès la réception par le bureau du chômage du formulaire dûment complété.
  § 3. L'article 130 s'applique au revenu qui découle de l'activité artistique visée au § 1er..
  Sans préjudice de l'application de l'article 153, en cas d'absence de déclaration ou de déclaration inexacte, incomplète ou tardive, il est fait application du § 2, et de l'article 130, § 3.
  § 4. Le droit aux allocations est refusé, même pour les jours où le chômeur n'exerce aucune activité, si l'activité artistique, qui n'est pas exercée en tant que salarié, a le caractère d'une profession principale en raison du montant des revenus ou du nombre d'heures de travail.
  La décision visée à l'alinéa 1er produit ses effets :
  1° à partir du jour où l'activité présente le caractère d'une profession principale, s'il n'avait pas encore été délivré une carte d'allocations valable accordant le droit aux allocations pour la période prenant cours à partir de la déclaration, ou en cas d'absence de déclaration ou de déclaration incomplète ou inexacte;
  2° à partir du lundi qui suit la remise à la poste du pli par lequel la décision est notifiée au chômeur, dans les autres cas.
  § 5. Les déclarations faites par le chômeur en rapport avec son activité et ses revenus sont écartées lorsqu'elles sont contredites par des présomptions graves, précises et concordantes. ".
Art.4. In artikel 71bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 1. Artikel 71 is niet van toepassing op de volledig werkloze die de vrijstelling bedoeld in artikel 89, § 2, geniet.
  In afwijking van het eerste lid, blijft evenwel onderworpen aan artikel 71, eerste lid, 1° en 3° tot 6°, de werkloze die op bijkomstige wijze een activiteit uitoefent in de zin van artikel 45, voor zover hij deze procedure verkiest in plaats van de procedure vermeld in het eerste lid.
  In afwijking van het eerste lid blijft evenwel onderworpen aan artikel 71, eerste lid, 1° en 3° tot 6°, de werkloze die een artistieke activiteit uitoefent in de zin van artikel 27, 10°, die ingeschakeld is in het economische ruilverkeer, alsmede de werkloze die een inkomen ontvangt in de zin van artikel 130 uit de uitoefening van een artistieke activiteit.";
  2°) in § 2, eerste lid, worden in de eerste zin de woorden "of 74bis" geschrapt;
  3°) in § 2, laatste lid, worden in de laatste zin de woorden "of 74bis" geschrapt.
Art.4. A l'article 71bis du même arrêté, inséré par l'arrêté royal du 13 juillet 2007, sont apportées les modifications suivantes :
  1°) le § 1er est remplacé par la disposition suivante :
  " § 1. L'article 71 ne s'applique pas au chômeur complet qui bénéficie de la dispense visée à l'article 89, § 2.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, reste cependant soumis à l'article 71, alinéa 1er, 1° et 3° à 6°, le chômeur qui exerce, de façon accessoire, une activité au sens de l'article 45 pour autant qu'il choisisse cette procédure au lieu de la procédure mentionnée à l'alinéa 1er.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, reste cependant soumis à l'article 71, alinéa 1er, 1° et 3° à 6°, le chômeur qui exerce une activité artistique au sens de l'article 27, 10°, qui est intégrée dans le courant des échanges économiques, ainsi que le chômeur qui perçoit un revenu au sens de l'article 130 et tiré de l'exercice d'une activité artistique ";
  2°) au § 2, alinéa 1er, dans la 1re phrase les mots " ou 74bis " sont supprimés;
  3°) au § 2, dernier alinéa, les mots " ou 74bis " sont supprimés;
Art.5. Artikel 74bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2000, wordt opgeheven.
Art.5. L'article 74bis du même arrêté, inséré par l'arrêté royal du 23 novembre 2000, est abrogé.
Art.6. - In artikel 116 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) er wordt een § 1bis ingevoegd luidende :
  "Onverminderd de toepassing van § 1, wordt voor de werknemer die artistieke activiteiten heeft verricht, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering van de volledig werkloze opnieuw vastgelegd vanaf de eerste fase van de eerste vergoedingsperiode bedoeld in artikel 114, na een werkhervatting ten belope van 156 arbeidsdagen in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit ingevolge artistieke activiteiten, gedurende een referteperiode van 18 maanden.
  In afwijking van het vorige lid kan, om de 156 dagen bedoeld in het vorige lid te bewijzen, echter rekening gehouden worden met de arbeidsdagen in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit ingevolge niet-artistieke activiteiten ten belope van maximum 52 dagen.
  Het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering bedoeld in deze paragraaf wordt evenwel slechts op vraag van de werknemer opnieuw vastgelegd.";
  2°) er wordt een § 1ter ingevoegd, luidende :
  "Onverminderd de toepassing van § 1 wordt het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering van de volledig werkloze opnieuw vastgelegd vanaf de eerste fase van de eerste vergoedingsperiode bedoeld in artikel 114, na een werkhervatting ten belope van 156 arbeidsdagen in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit ingevolge technische activiteiten in de artistieke sector in het kader van overeenkomsten van zeer korte duur zoals bepaald in § 8, gedurende een referteperiode van 18 maanden.
  In afwijking van het vorige lid kan, om de 156 dagen bedoeld in het vorige lid te bewijzen, echter rekening gehouden worden met de arbeidsdagen in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit ingevolge activiteiten in een andere sector dan de artistieke sector, ten belope van maximum 52 dagen.
  Het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering bedoeld in deze paragraaf wordt evenwel slechts op vraag van de werknemer opnieuw vastgelegd.";
  3°) § 5 wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "Onverminderd de toepassing van de §§ 1 en 2, heeft de werknemer die artistieke activiteiten heeft uitgeoefend, op zijn vraag, bij het verstrijken van de derde fase van de eerste vergoedingsperiode voor een periode van twaalf maanden recht op de daguitkering voorzien voor deze derde fase, evenwel berekend in functie van het grensbedrag A bepaald in artikel 111, indien hij tijdens een referteperiode van achttien maanden voorafgaand aan het verstrijken van deze derde fase minstens 156 arbeidsdagen aantoont, in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit, ingevolge artistieke activiteiten.
  In afwijking van het vorige lid kan, om de 156 dagen bedoeld in het vorige lid te aan te tonen, echter rekening gehouden worden met de arbeidsdagen in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit ingevolge niet-artistieke activiteiten, ten belope van maximum 52 dagen.
  De referteperiode van achttien maanden bedoeld in het eerste lid wordt verlengd met de dagen gelegen in de periode van arbeidsongeschiktheid die aanleiding heeft gegeven tot de betaling van een vergoeding in toepassing van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, of van een vergoeding van de schade die voortvloeit uit arbeidsongevallen, ongevallen op de weg van en naar het werk en beroepsziekten, indien de ononderbroken duur ervan ten minste drie maanden bedraagt.
  Het voordeel van het eerste lid wordt op zijn vraag opnieuw toegekend voor twaalf maanden, indien de werknemer in een referteperiode van twaalf maanden, die het verstrijken van het voorheen toegekende voordeel voorafgaat, minstens 3 artistieke prestaties aantoont die overeenstemmen met minstens 3 arbeidsdagen in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit.
  De referteperiode van twaalf maanden bedoeld in het vorige lid wordt verlengd met de dagen gelegen in de periode van arbeidsongeschiktheid die aanleiding heeft gegeven tot de betaling van een vergoeding in toepassing van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, of van een vergoeding van de schade die voortvloeit uit arbeidsongevallen, ongevallen op de weg van en naar het werk en beroepsziekten, indien de ononderbroken duur ervan ten minste drie maanden bedraagt.
  De periode van twaalf maanden bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd overeenkomstig § 2 en met de dagen gelegen in de periode van arbeidsongeschiktheid die aanleiding heeft gegeven tot de betaling van een vergoeding in toepassing van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, of van een vergoeding van de schade die voortvloeit uit arbeidsongevallen, ongevallen op de weg van en naar het werk en beroepsziekten, indien de ononderbroken duur ervan ten minste drie maanden bedraagt.
  4°) een § 5bis wordt ingevoegd, luidende :
  "Onverminderd de toepassing van de §§ 1 en 2, heeft de werknemer die niet-artistieke activiteiten heeft uitgeoefend, op zijn vraag, bij het verstrijken van de derde fase van de eerste vergoedingsperiode voor een periode van twaalf maanden recht op de daguitkering voorzien voor deze derde fase, evenwel berekend in functie van het grensbedrag A bepaald in artikel 111, indien hij tijdens een referteperiode van achttien maanden voorafgaand aan het verstrijken van deze derde fase minstens 156 arbeidsdagen aantoont, in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit, ingevolge technische activiteiten in de artistieke sector in het kader van arbeidsovereenkomsten van zeer korte duur zoals bedoeld in § 8.
  In afwijking van het vorige lid kan, om de 156 dagen bedoeld in het vorige lid te bewijzen, echter rekening gehouden worden met de arbeidsdagen in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit ingevolge activiteiten in een andere sector dan de artistieke sector, ten belope van maximum 52 dagen.
  De referteperiode van achttien maanden bedoeld in het eerste lid wordt verlengd met de dagen gelegen in de periode van arbeidsongeschiktheid die aanleiding heeft gegeven tot de betaling van een vergoeding in toepassing van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, of van een vergoeding van de schade die voortvloeit uit arbeidsongevallen, ongevallen op de weg van en naar het werk en beroepsziekten, indien de ononderbroken duur ervan ten minste drie maanden bedraagt.
  Het voordeel van het eerste lid wordt op zijn vraag opnieuw toegekend voor twaalf maanden, indien de werknemer in een referteperiode van twaalf maanden, die het verstrijken van het voorheen toegekende voordeel voorafgaat, minstens 3 arbeidsovereenkomsten van zeer korte duur aantoont die overeenstemmen met minstens 3 arbeidsdagen in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit, ingevolge technische activiteiten in de artistieke sector.
  De referteperiode van achttien maanden bedoeld in het vorige lid wordt verlengd met de dagen gelegen in de periode van arbeidsongeschiktheid die aanleiding heeft gegeven tot de betaling van een vergoeding in toepassing van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, of van een vergoeding van de schade die voortvloeit uit arbeidsongevallen, ongevallen op de weg van en naar het werk en beroepsziekten, indien de ononderbroken duur ervan ten minste drie maanden bedraagt.
  De periode van twaalf maanden bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd overeenkomstig § 2 en met de dagen gelegen in de periode van arbeidsongeschiktheid die aanleiding heeft gegeven tot de betaling van een vergoeding in toepassing van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, of van een vergoeding van de schade die voortvloeit uit arbeidsongevallen, ongevallen op de weg van en naar het werk en beroepsziekten, indien de ononderbroken duur ervan ten minste drie maanden bedraagt.";
  5°) het wordt aangevuld met een § 8, luidende :
  " § 8 Voor de toepassing van de § § 1ter en 5bis, moet worden verstaan onder arbeidsovereenkomst van zeer korte duur, de arbeidsovereenkomst met een duur van minder dan 3 maanden.
  Voor de toepassing van de § § 1ter en 5bis, moet worden verstaan onder technische activiteiten in de artistieke sector, de activiteiten uitgeoefend als technicus of in een ondersteunende functie, die bestaan in :
  1° de medewerking aan de voorbereiding of aan de publieke vertoning van een intellectueel werk waaraan minstens één artiest van het spektakelbedrijf fysiek deelneemt of aan de opname van een dergelijk werk;
  2° de medewerking aan de voorbereiding of de vertoning van een cinematografisch werk;
  3° de medewerking aan de voorbereiding of de uitzending van een radio- of televisieprogramma van artistieke aard;
  4° de medewerking aan de voorbereiding of de realisatie van een publieke tentoonstelling van een kunstwerk in het domein van de plastische kunsten.".
Art.6. - A l'article 116 du même arrêté, remplacé par l'arrêté royal du 23 juillet 2012, sont apportées les modifications suivantes :
  1°) il est inséré un § 1erbis, rédigé comme suit :
  "Sans préjudice de l'application du § 1er, pour le travailleur qui a effectué des activités artistiques, le montant journalier de l'allocation de chômage du chômeur complet est déterminé à nouveau à partir de la première phase de la première période d'indemnisation visée à l'article 114, après une reprise du travail à concurrence de 156 journées de travail au sens de l'article 37 de l'arrêté royal suite à des activités artistiques pendant une période de référence de 18 mois.
  Par dérogation à l'alinéa précédent, il peut toutefois être tenu compte pour justifier des 156 journées visées à l'alinéa précédent de journées de travail au sens de l'article 37 de l'arrêté royal suite à des activités non artistiques à concurrence d'un maximum de 52 journées.
  Le montant journalier de l'allocation de chômage visée au présent paragraphe ne peut toutefois être à nouveau déterminé qu'à la demande du travailleur.";
  2°) il est inséré un § 1erter, rédigé comme suit :
  "Sans préjudice de l'application du § 1er, le montant journalier de l'allocation de chômage du chômeur complet est déterminé à nouveau à partir de la première phase de la première période d'indemnisation visée à l'article 114, après une reprise du travail à concurrence de 156 journées de travail au sens de l'article 37 de l'arrêté royal suite à des activités techniques dans le secteur artistique dans le cadre de contrats de travail de très courte durée tels que prévus au § 8, pendant une période de référence de 18 mois.
  Par dérogation à l'alinéa précédent, il peut toutefois être tenu compte pour justifier des 156 journées visées à l'alinéa précédent de journées de travail au sens de l'article 37 de l'arrêté royal suite à des activités dans un autre secteur que le secteur artistique à concurrence d'un maximum de 52 journées.
  Le montant journalier de l'allocation de chômage visée au présent paragraphe ne peut toutefois être à nouveau déterminé qu'à la demande du travailleur.";
  3°) le § 5 est remplacé par les dispositions suivantes :
  "Sans préjudice de l'application des §§ 1er et 2, a droit, à sa demande, à l'expiration de la troisième phase de la première période d'indemnisation pour une période de douze mois à l'allocation journalière prévue pour cette troisième phase calculée toutefois en fonction de la limite A visée à l'article 111, le travailleur qui a effectué des activités artistiques s'il apporte la preuve dans une période de référence de dix-huit mois précédent l'expiration de cette troisième phase, d'au moins 156 journées de travail au sens de l'article 37 de l'arrêté royal suite à des activités artistiques.
  Par dérogation à l'alinéa précédent, il peut toutefois être tenu compte pour justifier des 156 journées visées à l'alinéa précédent de journées de travail au sens de l'article 37 de l'arrêté royal suite à des activités non artistiques à concurrence d'un maximum de 52 journées.
  La période de référence de dix-huit mois visée à l'alinéa 1er est prolongée par les journées situées dans la période d'incapacité de travail qui a donné lieu au paiement d'une indemnité en application de la législation relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, ou d'une indemnité en réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents sur le chemin du travail et des maladies professionnelles, si la durée ininterrompue de cette période s'élève à au moins 3 mois.
  L'avantage visé à l'alinéa 1er est à sa demande à nouveau octroyé pour douze mois si le travailleur apporte la preuve dans une période de référence de douze mois qui précède l'expiration de l'avantage précédemment octroyé, d'au moins 3 prestations artistiques qui correspondent à au moins 3 journées de travail au sens de l'article 37 de l'arrêté royal.
  La période de référence de douze mois visée à l'alinéa précédent est prolongée par les journées situées dans la période d'incapacité de travail qui a donné lieu au paiement d'une indemnité en application de la législation relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, ou d'une indemnité en réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents sur le chemin du travail et des maladies professionnelles, si la durée ininterrompue de cette période s'élève à au moins trois mois.
  La période de 12 mois visée à l'alinéa 1er est prolongée conformément au § 2 et par les journées situées dans la période d'incapacité de travail qui a donné lieu au paiement d'une indemnité en application de la législation relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, ou d'une indemnité en réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents sur le chemin du travail et des maladies professionnelles, si la durée ininterrompue de cette période s'élève à au moins 3 mois.
  4°) il est inséré un § 5bis, rédigé comme suit :
  "Sans préjudice de l'application des §§ 1er et 2, a droit, à sa demande, à l'expiration de la troisième phase de la première période d'indemnisation pour une période de douze mois à l'allocation journalière prévue pour cette troisième phase calculée toutefois en fonction de la limite A visée à l'article 111, le travailleur qui a effectué des activités non artistiques s'il apporte la preuve dans une période de référence de dix-huit mois précédent l'expiration de cette troisième phase, d'au moins 156 journées de travail au sens de l'article 37 de l'arrêté royal suite à des activités techniques dans le secteur artistique dans le cadre de contrats de travail de très courte durée tels que prévus au § 8.
  Par dérogation à l'alinéa précédent, il peut toutefois être tenu compte pour justifier des 156 journées visées à l'alinéa précédent de journées de travail au sens de l'article 37 de l'arrêté royal suite à des activités dans un autre secteur que le secteur artistique à concurrence d'un maximum de 52 journées.
  La période de référence de dix-huit mois visée à l'alinéa 1er est prolongée par les journées situées dans la période d'incapacité de travail qui a donné lieu au paiement d'une indemnité en application de la législation relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, ou d'une indemnité en réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents sur le chemin du travail et des maladies professionnelles, si la durée ininterrompue de cette période s'élève à au moins trois mois.
  L'avantage visé à l'alinéa 1er est à nouveau octroyé pour douze mois si le travailleur apporte la preuve dans une période de référence de douze mois qui précède l'expiration de l'avantage précédemment octroyé, d'au moins 3 contrats de travail de très courte durée qui correspondent à au moins à 3 journées de travail au sens de l'article 37 de l'arrêté royal suite à des activités techniques dans le secteur artistique.
  La période de référence de douze mois visée à l'alinéa précédent est prolongée par les journées situées dans la période d'incapacité de travail qui a donné lieu au paiement d'une indemnité en application de la législation relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, ou d'une indemnité en réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents sur le chemin du travail et des maladies professionnelles, si la durée ininterrompue de cette période s'élève à au moins trois mois.
  La période de 12 mois visée à l'alinéa 1er est prolongée conformément au § 2 et par les journées situées dans la période d'incapacité de travail qui a donné lieu au paiement d'une indemnité en application de la législation relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, ou d'une indemnité en réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents sur le chemin du travail et des maladies professionnelles, si la durée ininterrompue de cette période s'élève à au moins trois mois.";
  5°) il est complété par un § 8, rédigé comme suit :
  " § 8 Pour l'application des §§ 1erter et 5bis, il faut entendre par contrat de travail de très courte durée, le contrat de travail qui a une durée inférieure à trois mois.
  Pour l'application des §§ 1erter et 5bis, il faut entendre par activités techniques dans le secteur artistique, les activités exercées en tant que technicien ou dans une fonction de soutien consistant en :
  1° la collaboration à la préparation ou à la représentation en public d'une oeuvre de l'esprit à laquelle participe physiquement au moins un artiste de spectacle ou à l'enregistrement d'une telle oeuvre;
  2° la collaboration à la préparation ou à la représentation d'une oeuvre cinématographique;
  3° la collaboration à la préparation ou à la diffusion d'un programme radiophonique ou de télévision d'ordre artistique;
  4° la collaboration à la préparation ou à la mise en oeuvre d'une exposition publique d'une oeuvre artistique dans le domaine des arts plastiques.".
Art.7. In artikel 130 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 november 2011 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) § 2, derde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "In het geval bedoeld in § 1, 6°, wordt rekening gehouden met alle inkomens die rechtstreeks of onrechtstreeks voortvloeien uit de uitoefening van een artistieke activiteit, met uitzondering van het inkomen uit een statutaire tewerkstelling of het inkomen of een gedeelte ervan uit een activiteit die onderworpen is aan de sociale zekerheid van de loontrekkenden, wanneer inhoudingen voor de sociale zekerheid, met inbegrip van de sector werkloosheid, werden verricht op dit inkomen of op een deel ervan.";
  2°) in § 3 wordt de verwijzing "artikel 74bis, § 2, vijfde lid" vervangen door de verwijzing "artikel 48bis, § 3, tweede lid".
Art.7. A l'article 130 du même arrêté, remplacé par l'arrêté royal du 23 novembre 2011 et modifié par l'arrêté royal du 24 janvier 2002, sont apportées les modifications suivantes :
  1°) le § 2, alinéa 3, est remplacé par la disposition suivante :
  " Dans le cas visé au § 1er, 6°, il est tenu compte de tous les revenus découlant directement ou indirectement de l'exercice de l'activité artistique à l'exception du revenu tiré de l'exercice d'une occupation statutaire ou du revenu ou de la partie de celui-ci tiré de l'exercice d'une activité assujettie à la sécurité sociale des travailleurs salariés lorsque des retenues pour la sécurité sociale ont été opérées sur ce revenu ou sur la partie de celui-ci. ";
  2°) au § 3, la référence "article 74bis, § 2, alinéa 5" est remplacée par la référence "article 48bis, § 3, alinéa 2".
Art.8. In artikel 13 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel met bedrijfstoeslag, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) in het tweede lid wordt de verwijzing ", 49 en 74bis" vervangen door de verwijzing "en 49";
  2°) tussen het tweede en het derde lid wordt het volgende lid ingevoegd :
  "In afwijking van het eerste lid blijft evenwel onderworpen aan artikel 71, eerste lid, 1° en 3° tot 6° van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, de werkloze die een artistieke activiteit uitoefent in de zin van artikel 27, 10° van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, die ingeschakeld is in het economische ruilverkeer, alsmede de werkloze die een inkomen ontvangt in de zin van artikel 130 uit de uitoefening van een artistieke activiteit.";
  3°) in het derde lid wordt de verwijzing ", 49 en 74bis" vervangen door de verwijzing "en 49".
Art.8. A l'article 13 de l'arrêté royal du 3 mai 2007 fixant le régime du chômage avec complément d'entreprise, sont apportées les modifications suivantes :
  1°) à l'alinéa 2, la référence " , 49 et 74bis " est remplacée par la référence " et 49 ";
  2°) l'alinéa suivant est inséré entre les alinéas 2 et 3 :
  " Par dérogation à l'alinéa 1er, reste cependant soumis à l'article 71, alinéa 1er, 1° et 3° à 6° de l'arrêté royal précité du 25 novembre 1991, le chômeur qui exerce une activité artistique au sens de l'article 27, 10° de l'arrêté royal précité du 25 novembre 1991, qui est intégrée dans le courant des échanges économiques, ainsi que le chômeur qui perçoit un revenu au sens de l'article 130 et tiré de l'exercice d'une activité artistique. ";
  3°) à l'alinéa 3, la référence " , 49 et 74bis " est remplacée par la référence " et 49 ".
Art.9. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2014
Art.9. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er avril 2014.
Art. 10. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 10. Le ministre qui a l'Emploi dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.