Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
16 MEI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-12-2014 en tekstbijwerking tot 28-08-2024)
Titre
16 MAI 2014. - Arrêté du Gouvernement flamand portant la procédure devant certaines juridictions administratives flamandes(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 03-12-2014 et mise à jour au 28-08-2024)
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
DEEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK 1. - Algemene en institutionele bepal... HOOFDSTUK 2. - Rechtspleging Afdeling 1. - Algemene bepalingen Onderafdeling 1. - Raadsman Onderafdeling 2. - Termijnen Onderafdeling 3. - Woonplaatskeuze Onderafdeling 4. Indiening en kennisname van ve... Onderafdeling 5. - Afstand van het ingediende b... Onderafdeling 6. - Samenvoegen van beroepen of ... Onderafdeling 7. - Het ambtshalve opvragen van ... Afdeling 2. - Procedureverloop Onderafdeling 1. - Het indienen van een verzoek... Onderafdeling 2. - Het registreren van het verz... Afdeling 3. - Kosten Onderafdeling 1. - Rolrechten Onderafdeling 1/1. [1 - Rechtsplegingsvergoeding]1 Onderafdeling 1/2. [1 - Kosten die voortvloeien... Onderafdeling 2. - Getuigengeld Onderafdeling 3. - Deskundigenonderzoek Onderafdeling 4. - Vergoeding voor afschriften ... Onderafdeling 5. - Indexatie DEEL 2. [1 Beroepen bij het Handhavingscollege ]1 HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied HOOFDSTUK 2. - Rechtspleging Afdeling 1. [1 . Het verzoekschrift ]1 Afdeling 1. [1 Verkorte procedures ]1 Onderafdeling 1. [1 Algemeen ]1 Onderafdeling 2. [1 - Vereenvoudigde procedure]1 Afdeling 1/2. [1 Tussenkomst ]1 Afdeling 1/3. [1 Schorsing ]1 Onderafdeling 1. [1 - Schorsing bij hoogdringen... Art. 26/7. [1 Een schriftelijke uiteenzetting o... Art. 26/8. [1 De kamervoorzitter bepaalt bij be... Onderafdeling 2. [1 Schorsing bij uiterst dring... Onderafdeling 3. [1 - Zitting ]1 Onderafdeling 4. [1 - Arrest waarbij uitspraak ... Onderafdeling 5. [1 Verzoek tot voortzetting ]1 Art. 26/17. [1 Als het College de vordering tot... Art. 26/18 [1 De griffier betekent het ingedien... Onderafdeling 6. [1 Versnelde rechtspleging ]1 Art. 26/19 [1 Als het College de vordering tot ... Art. 26/20 [1 § 1. Als het College de vordering... Onderafdeling 7. [1 Opheffing van de schorsing ... Art. 26/21 [1 . § 1. De vordering tot opheffing... Afdeling 2. - Vernietiging Onderafdeling 1. - Het vooronderzoek Sectie 1. De antwoordnota van de verweerder Sectie 1/1. [1 . De schriftelijke uiteenzetting... Sectie 2. De wederantwoordnota of toelichtende ... Sectie 3. [1 ...]1 Onderafdeling 2. - Getuigen Onderafdeling 3. - Deskundigen Onderafdeling 4. - Het doen van vaststellingen ... Onderafdeling 5. - Zitting Onderafdeling 6. - Beraadslaging en uitspraak Afdeling 3. - Tussengeschillen Onderafdeling 1. - Betichting van valsheid Onderafdeling 2. - Bestuurlijke lus Onderafdeling 3. [1 Hervatting van het geding ]1 Afdeling 3/1. [1 Geldboete wegens kennelijk onr... Afdeling 4. - Verzoek tot herziening of verbete... Onderafdeling 1. - Herziening Onderafdeling 2. - Verbetering in geval van een... DEEL 3. [1 Beroepen bij de Raad voor Vergunning... HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied HOOFDSTUK 2. - Rechtspleging Afdeling 1. [1 Het verzoekschrift ]1 Afdeling 2. [1 - Verkorte procedures]1 Onderafdeling 1. [1 - Algemeen]1 Onderafdeling 2. [1 - Vereenvoudigde procedure]1 Onderafdeling 3. [1 - Korte debatten]1 Afdeling 3. - Tussenkomst Afdeling 4. - Schorsing Onderafdeling 1. [1 - Schorsing bij hoogdringen... Onderafdeling 2. Onderafdeling 2. [1 - Schorsing bij uiterst dri... Onderafdeling 3. Onderafdeling 3. [1 - Zitting]1 Onderafdeling 4. [1 - Arrest waarbij uitspraak ... Onderafdeling 5. - Verzoek tot voortzetting Onderafdeling 6. - Versnelde rechtspleging Onderafdeling 7. [1 - Opheffing van de schorsin... Afdeling 5. - Vernietiging Onderafdeling 1. - Het vooronderzoek Sectie 1. De antwoordnota van de verweerder Sectie 2. De schriftelijke uiteenzetting van de... Sectie 3. De wederantwoordnota of toelichtende ... Sectie 4. Sectie 5. Onderafdeling 2. - Getuigen Onderafdeling 3. - Zitting Onderafdeling 4. - Beraadslaging en uitspraak Afdeling 6. - Tussengeschillen Onderafdeling 1. - Betichting van valsheid Onderafdeling 2. - Bestuurlijke lus Onderafdeling 3. - Bemiddeling Onderafdeling 4. - Hervatting van het geding Afdeling 7. - Geldboete wegens kennelijk onrech... Afdeling 8. - Verzoek tot herziening of verbete... Onderafdeling 1. - Herziening Onderafdeling 2. - Verbetering in geval van een... DEEL 4. VERKIEZINGSBETWISTINGEN EN MANDAATGESCH... HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied HOOFDSTUK 2. - Rechtspleging DEEL 4/1. [1 Betwistingen inzake studievoortgan... HOOFDSTUK 1. [1 Toepassingsgebied ]1 HOOFDSTUK 2. [1 Rechtspleging ]1 Afdeling 1 [1 . Het indienen van een verzoeksch... Afdeling 2 [1 . Verkorte procedure ]1 Onderafdeling 1. [1 Algemeen ]1 Art. 112/5 [1 lk beroep wordt, zodra het is ger... Onderafdeling 2. Vereenvoudigde procedure ]1 Art. 112/6 [1 . § 1. Een beroep kan worden beha... Afdeling 3 [1 Vernietiging ]1 Onderafdeling 1. [1 De procedurekalender ]1 Onderafdeling 2. [1 Het vooronderzoek ]1 Sectie 2 [1 De antwoordnota van de verweerder ]1 Sectie 2 [1 De wederantwoordnota of toelichtend... Onderafdeling 3. [1 Getuigen ]1 Onderafdeling 4. [1 Onderafdeling 4. Deskundige... Onderafdeling 5 [1 Zitting ]1 Onderafdeling 6 [1 Beraadslaging en uitspraak ]1 Onderafdeling 7 [1 Schorsing van de werkzaamhed... HOOFDSTUK 2 [1 . Rechtspleging ]1 DEEL 5. OPHEFFINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Table des matières
PARTIE 1re. DISPOSITIONS GENERALES CHAPITRE 1er. - Dispositions générales et insti... CHAPITRE 2. - Procédure Section 1re. - Dispositions générales Sous-section 1re. - Conseil Sous-section 2. - Délais Sous-section 3. - Choix de domicile Sous-section 4. - Introduction et prise de conn... Sous-section 5. - Renonciation au recours intro... Sous-section 6. - Jonction de recours ou de réc... Sous-section 7. - La demande d'office de pièces... Section 2. - Déroulement de la procédure Sous-section 1re. - L'introduction d'une requête Sous-section 2. - L'enregistrement de la requête Section 3. - Frais Sous-section 1re. - Droits de mise au rôle Sous-section 1/1. [1 - Indemnité de procédure]1 Sous-section 1/2. [1 - Frais résultant de la mé... Sous-section 2. - Indemnité de témoin Sous-section 3. - Expertise Sous-section 4. - Indemnité pour copies ou extr... Sous-section 5. - Indexation PARTIE 2. [1 Recours auprès du Collège de maint... CHAPITRE 1er. - Champ d'application CHAPITRE 2. - Procédure Section 1. [1 La requête ]1 Section 1. [1 Procédures abrégées ]1 Sous-section 1re. [1 Généralités ]1 Sous-section 2. [1 - Procédure simplifiée]1 Section 1/2. [1 Intervention]1 Section 1/3. [1 Suspension ]1 Sous-section 1RE. [1 Suspension d'urgence ]1 Sous-section 2. [1 - Suspension d'extrême urgen... Sous-section 3. [1 Séance ]1 Art. 26/12. [1 Le président de la chambre décla... Art. 26/13. [1 La partie qui rend plausible qu'... Sous-section 4. [1 Arrêt par lequel le prononcé... Sous-section 5. [1 Demande de poursuite ]1 Sous-section 6. [1 Procédure accélérée ]1 Sous-section 7. [1 Levée de la suspension ou de... Sous-section 1re. - La préenquête Section 1re. La note de réponse du défendeur Art.27.Le défendeur introduit une note de répon... Art.28.[1 Le greffier notifie une copie de la n... Art.30.[1 Le greffier notifie une copie de la n... Art.33.§ 1er. La partie qui souhaite qu'un témo... Art.35.§ 1er. Les parties peuvent, soit dans la... Art.40. Le président de la chambre, ou le juge ... Art.41.[1 § 1er. Le président de la chambre fix... Art.44.Dans un délai d'ordre de soixante jours ... Sous-section 1re. - Argument de faux Art.49. § 1er. Lorsqu'une partie argue de faux ... Art.50.[1 § 1er. Le greffier signifie sans déla... Section 4. - Requête en révision ou en rectific... Art.52.§ 1er. Un recours en révision conforméme... Art.53. Lorsque le Collège rend un arrêt rectif... PARTIE 3. [1 Recours auprès du Conseil du Conte... Art.54.[1 La présente partie s'applique aux rec... Section 1re. [1 La requête ]1 Art.55. Sans préjudice de l'application de l'ar... Art.59.[1 § 1er. Le président du Collège ou le ... Sous-section 2. [1 - Procédure simplifiée]1 Sous-section 2. [1 - Procédure simplifiée]1 Sous-section 3. [1 - Débats succincts]1 Art.62.[2 Le défendeur présente une note d'obse... Sous-section 2. [1 - Suspension d'extrême urgen... Sous-section 2. [1 - Suspension d'extrême urgen... Sous-section 4. [1 - Arrêt dans lequel il est r... Sous-section 4. [1 - Arrêt dans lequel il est r... Art.70.[1 Le greffier notifie la l'introduction... Art.72.§ 1er. Lorsque le Collège a rejeté la de... Sous-section 7. [1 - Abrogation de la suspensio... Subdivision 1re. La note de réponse du défendeur Art.74.[1 § 1er. [2 Le défendeur présente un no... Subdivision 2. L'exposé écrit de la partie inte... Subdivision 3. La note de réponse en retour ou ... Art.77.[1 Le requérant peut introduire une note... Subdivision 4. Subdivision 5. Art.84. Le greffier établit un procès-verbal du... Art.86. § 1er. Le président de la chambre décla... Art.88.L'arrêt est dûment motivé, conformément ... Art.92. § 1er. Lorsqu'une partie argue de faux ... Sous-section 2. - Boucle administrative Art.94.[1 § 1er. Le greffier signifie une copie... Art.96. Lors d'une séance, les parties peuvent ... Art.102.[1 § 1er. L'ayant cause d'une partie pe... Section 7. - Amende pour cause de recours manif... Art.104.§ 1er. Un recours en révision conformém... Sous-section 2. - Rectification en cas d'une er... Sous-section 2. - Rectification en cas d'une er... Art.106.La présente partie s'applique aux jugem... Art.107.Sans préjudice de l'application de l'ar... Art.109.[2 La partie qui souhaite qu'un témoin ... PARTIE 4/1 [1 . Différends en matière de décisi... Section 1ere [1 Art. . L'introduction d'une req... Sous-section 2. [1 Procédure simplifiée ]1 Sous-section 1re. [1 Le calendrier de procédure ]1 Sous-section 2. [1 La préenquête ]1 Section 1ere. [1 La note de réponse du défendeur]1 Section 2. [1 La note de réponse en retour ou n... Art. 112/10 [1 § 1er. La partie qui souhaite qu... Art. 112/11 [1 § 1er. Les parties peuvent, soit... Art. 112/12 [1 Dans les quinze jours qui suiv... Art. 112/13 [1 Les experts transmettent leur ... Art. 112/16 [1 . § 1er. Le président de la cham... Art. 112/25 [1 A l'égard des recours inscrits p... Sous-section 7 [1 Suspension des activités ]1 Art.114. Les recours introduits ou réclamations... Art.115. Le présent arrêté entre en vigueur le ...
Tekst (300)
Texte (300)
DEEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN
PARTIE 1re. DISPOSITIONS GENERALES
HOOFDSTUK 1. - Algemene en institutionele bepalingen
CHAPITRE 1er. - Dispositions générales et institutionnelles
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° advocaat: een persoon die als advocaat ingeschreven is op de lijst van de stagiairs, het tableau van de Orde der Advocaten of een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie die, volgens de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, gerechtigd is het beroep van advocaat uit te oefenen of een titel van advocaat te voeren;
  2° afschrift: een fotokopie of een digitale kopie;
  3° beschikking: de beslissing van de voorzitter van het College, van de kamervoorzitter of een bestuursrechter, die alleen betrekking heeft op procedurele aangelegenheden;
  4° bestreden beslissing [5 of besluit]5: een beslissing als vermeld in artikel 2, 7°, van het decreet;
  5° beveiligde zending: een van de betekeningswijzen als vermeld in artikel 2, 8°, van het decreet;
  6° College: een Vlaams Bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet;
  7° decreet: het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges;
  8° huishoudelijk reglement: het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 11 van het decreet;
  9° kamervoorzitter: het lid van het College dat een kamer als vermeld in artikel 12 van het decreet voorzit;
  [1 10° het digitaal loket: het loket van de Vlaamse bestuursrechtscolleges, vermeld in artikel 8/1, § 1;
   11° gebruiker: iedere natuurlijke persoon die zich na authenticatie toegang heeft verleend tot het digitaal loket;
   12° Verordening 2016/679: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG;]1

  [2 13° omgevingsloket: het digitale loket, vermeld in artikel 147, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.]2
  [3 14° Databank Hoger Onderwijs: de databank, vermeld in artikel IV.90 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013.]3
  [4 15° bestuurlijk sanctieregister: het register, vermeld in artikel 77, eerste lid, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023;
   16° maatregelenregister: het register, vermeld in artikel 81, eerste lid, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023."]4

  
Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
  1° avocat : une personne qui est inscrite comme avocat à la liste des stagiaires, au tableau de l'Ordre des Avocats ou un ressortissant d'un Etat membre de l'union européenne qui, selon les dispositions du Code judiciaire, est en droit d'exercer la profession d'avocat ou de porter un titre d'avocat ;
  2° copie : une photocopie ou une copie numérique ;
  3° disposition : la décision du président du Collège, du président de la chambre ou d'un juge administratif, qui a uniquement trait à des matières procédurales ;
  4° décision contestée [5 ou arrêté contesté ]5 : une décision telle que visée à l'article 2, 7°, du décret ;
  5° envoi sécurisé : un des modes de notification tels que visés à l'article 2, 8°, du décret ;
  6° Collège : une juridiction administrative flamande telle que visée à l'article 2, 1°, du décret ;
  7° décret : le décret du 4 avril 2014 relatif à l'organisation et la procédure de certaines juridictions administratives flamandes ;
  8° règlement d'ordre intérieur : le règlement d'ordre intérieur, visé à l'article 11 du décret ;
  9° président de la chambre : le membre du Collège qui préside une chambre telle que visée à l'article 12 du décret;
  [1 10° le guichet numérique : le guichet des juridictions administratives flamandes, visé à l'article 8/1, § 1 ;
   11° utilisateur : toute personne physique qui, après authentification, a accédé au guichet numérique ;
   12° Règlement 2016/679 : Règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE;]1

  [2 13° guichet environnement : le guichet numérique visé à l'article 147, troisième alinéa de l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015 portant exécution du décret du 25 avril 2014 relatif au permis d'environnement.]2
  [3 14° Databank Hoger Onderwijs (Base de données de l'Enseignement supérieur) : la base de données visée à l'article IV.90 du Code de l'Enseignement supérieur du 11 octobre 2013.]3
  [4 15° registre des sanctions administratives : le registre, mentionné à l'article 77, alinéa 1er, du décret-cadre Maintien flamand du 14 juillet 2023 ;
   16° registre des mesures : le registre, mentionné à l'article 81, alinéa 1er, du décret-cadre Maintien flamand du 14 juillet 2023. ]4

  
Art.2. De zetel van het College is gevestigd in [1 het Marie-Elisabeth Belpairegebouw, Simon Bolivarlaan 17, 1000 Brussel]1.
  Het College kan zijn zittingen evenwel organiseren in de provinciehoofdsteden, onder de voorwaarden, vermeld in zijn huishoudelijk reglement.
  
Art.2. Le siège du Collège est établi [1 au bâtiment Marie-Elisabeth Belpaire, boulevard Simon Bolivar 17, 1000 Bruxelles]1.
  Cependant, le Collège peut organiser ses séances aux capitales provinciales, aux conditions, visées à son règlement d'ordre intérieur.
  
HOOFDSTUK 2. - Rechtspleging
CHAPITRE 2. - Procédure
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Section 1re. - Dispositions générales
Onderafdeling 1. - Raadsman
Sous-section 1re. - Conseil
Art.3. Een raadsman die advocaat is, treedt voor het College op als gevolmachtigde van een partij zonder dat hij daarvoor een volmacht moet kunnen voorleggen. Behalve in geval van bewijs van het tegendeel, wordt de advocaat verondersteld gemandateerd te zijn door de handelingsbekwame persoon die hij beweert te verdedigen.
  Een raadsman die geen advocaat is, kan alleen voor het College optreden als gevolmachtigde van een partij, als hij een volmacht heeft. Hij bezorgt die schriftelijke volmacht aan het College op het ogenblik dat hij het verzoekschrift indient en voor de later ingediende processtukken of de bijstand ter zitting uiterlijk voor het sluiten van de debatten.
  Als een raadsman die geen advocaat is, niet over een schriftelijke volmacht beschikt, wordt de betrokken partij geacht niet bijgestaan of vertegenwoordigd te zijn en wordt het betrokken processtuk geacht niet te zijn ingediend.
Art.3. Un conseil qui est un avocat agit devant le Collège comme mandataire d'une partie sans qu'il doive présenter un mandat à cet effet. Sauf en cas de preuve du contraire, l'avocat est supposé être mandaté par la personne capable qu'il prétend défendre.
  Un conseil qui n'est pas un avocat peut uniquement agir devant le collège comme mandataire d'une partie lorsqu'il a un mandat. Il transmet ce mandat écrit au Collège au moment où il introduit la requête et, pour les pièces d'un procès introduites plus tard ou l'assistance séance tenante, au plus tard avant la clôture des débats.
  Lorsqu'un conseil qui n'est pas un avocat ne dispose pas d'un mandat écrit, la partie concernée est censée ne pas être assistée ou représentée et la pièce d'un procès concernée est censée ne pas être introduite.
Onderafdeling 2. - Termijnen
Sous-section 2. - Délais
Art.4. De verzoekschriften en processtukken moeten op straffe van [1 onontvankelijkheid]1 worden ingediend binnen de termijnen, vermeld in het decreet, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening [2 ...]2, [6 ...]6, het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, [4 [6 ...]6]4 [5 de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013,]5 [2 het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning,]2 [4 [6 ...]6]4 [7 het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten,]7 [3 , het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017]3 [6 , het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023]6 en dit besluit.
  
Art.4. Sous peine d'irrecevabilité, les requêtes et pièces d'un procès doivent être introduites dans les délais, visés au décret, au Code flamand de l'Aménagement du Territoire [2 ...]2, [6 ...]6 au décret électoral local et provincial du 8 juillet 2011, [4 [6 ...]6relatif au patrimoine immobilier,]4 [1 [5 le Code de l'Enseignement supérieur du 11 octobre 2013]5 au décret du 25 avril 2014 relatif au permis d'environnement,]2 [7 au décret du 25 avril 2014 relatif aux projets complexes,]7 [4 [6 ...]6,]4 [3 au Décret flamand sur les Expropriations]3 [6 , le décret-cadre Maintien flamand du 14 juillet 2023]6 et au présent arrêté.
  
Art.5. De dag van de akte of de gebeurtenis die de termijn doet ingaan, vermeld in dit besluit en in hoofdstuk 3 van het decreet, wordt niet in de termijn begrepen.
  De vervaldag wordt in de termijn begrepen. AIs de vervaldag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt die vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
Art.5. Le jour de l'acte ou l'événement qui fait produire les effets du délai, visé au présent arrêté et au chapitre 3 du présent décret, n'est pas compris dans le délai.
  L'échéance est comprise dans le délai. Lorsque l'échéance est un samedi, un dimanche ou un jour férié légal, cette échéance est reportée au premier jour ouvrable suivant.
Art.6. De betekening met een aangetekende brief wordt, behalve in geval van bewijs van het tegendeel door de geadresseerde, geacht plaats te vinden op de werkdag die valt na de datum van de poststempel van de aangetekende brief. De datum van aanbieding door de postdiensten geldt, niet de feitelijke kennisneming van de beveiligde zending op een later tijdstip. De datum van de poststempel heeft bewijskracht zowel voor de verzending als voor de ontvangst.
  De betekening door afgifte tegen ontvangstbewijs wordt geacht plaats te vinden op de datum van het ontvangstbewijs.
  De bij het decreet en dit besluit bedoelde termijnen lopen eveneens tegen de minderjarigen, de ontzette personen en andere onbekwamen. Het College kan de termijnen van hun verval ontheffen wanneer het vaststaat dat de vertegenwoordiging van die personen niet tijdig was verzekerd voor het verstrijken van de termijnen.
Art.6. Sauf en cas de preuve du contraire par le destinataire, la notification par lettre recommandée est censée avoir lieu le jour ouvrable qui tombe après la date du cachet de la poste de la lettre recommandée. La date de présentation par le service des postes s'applique, et non pas la prise de connaissance de fait de l'envoi sécurisé à un moment ultérieur. La date du cachet de la poste fait foi tant pour l'envoi que pour la réception.
  La notification par remise contre récépissé est censée avoir lieu à la date du récépissé.
  Les délais visés par le décret et le présent arrêté courent également pour les mineurs, les personnes déchues et d'autres personnes incapables. Le Collège peut relever la déchéance des délais lorsqu'il est certain que la représentation de ces personnes n'était pas assurée à temps avant l'échéance des délais.
Onderafdeling 3. - Woonplaatskeuze
Sous-section 3. - Choix de domicile
Art.7. § 1. Met uitzondering van de besturen kiest elke partij in haar eerste processtuk een woonplaats in België die geldt voor alle daaropvolgende proceshandelingen [1 van de zaak]1.
  [1 In dit artikel wordt verstaan onder zaak: de hoofdvordering en de eventuele aanvullende vorderingen.]1
  § 2. De griffier verricht alle betekeningen rechtsgeldig op de gekozen woonplaats.
  § 3. [1 Elke wijziging van de woonplaatskeuze wordt voor elke zaak afzonderlijk en met een beveiligde zending uitdrukkelijk ter kennis gebracht van de griffier, met vermelding van het rolnummer van de zaak waarop de wijziging betrekking heeft]1.
  
Art.7. § 1er. A l'exception des administrations, chaque partie choisit dans sa première pièce d'un procès un domicile en Belgique qui s'applique à tous les actes du procès suivants [1 de l'affaire]1.
  [1 Dans le présent article, on entend par affaire : la demande principale et les demandes complémentaires éventuelles.]1
  § 2. Le greffier effectue toutes les notifications valablement au domicile choisi.
  § 3. [1 Chaque modification du choix de domicile est explicitement portée à la connaissance du greffier, séparément avant chaque procédure et par envoi sécurisé, avec mention du numéro de rôle de l'affaire à laquelle a trait la modification]1.
  
Onderafdeling 4. Indiening en kennisname van verzoekschriften en processtukken, de overtuigingsstukken en het administratief dossier
Sous-section 4. - Introduction et prise de connaissance de requêtes et de pièces d'un procès, des pièces à conviction et du dossier administratif
Art.8. § 1. De partijen bezorgen aan het College alle verzoekschriften en processtukken met een beveiligde zending, op straffe van onontvankelijkheid.
  [1 In geval van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid, kan de verzoeker het verzoekschrift aan het College bezorgen door het te sturen naar het e-mailadres dat daarvoor vastgesteld is. De verzoeker bezorgt, op straffe van onontvankelijkheid, het verzoekschrift uiterlijk de eerstvolgende werkdag conform het eerste lid.]1
  De processtukken die aan het College gericht zijn, bevatten een inventaris van de overtuigingsstukken, die overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.
  [3 De overtuigingsstukken die deel uitmaken van het administratief dossier dat via het verlenen van toegang tot het omgevingsloket [5 , het bestuurlijk sanctieregister, het maatregelenregister]5 [4 of de Databank Hoger Onderwijs]4 is ingediend, worden ook in de inventaris van de overtuigingsstukken opgenomen. Met behoud van de toepassing van artikel 16, 1°, worden de voormelde overtuigingsstukken niet toegevoegd aan de processtukken.]3
  [2 Op het ogenblik dat een partij voor de eerste keer een inventaris overmaakt, geeft die partij in de inventaris aan welke delen van de overtuigingsstukken ze wil onttrekken aan de terinzagelegging op de griffie en de redenen daarvoor. De onttrekking kan slechts voor de volgende delen :
   1° de delen uit het project-MER of OVR die niet werden onderworpen aan het openbaar onderzoek;
   2° de delen die als vertrouwelijk moeten worden behandeld.]2

  § 2. De griffier kan de neerlegging van afschriften van het verzoekschrift, overtuigingsstukken of processtukken bevelen.
  § 3. Het administratief dossier bevat de bestreden beslissing [6 of het bestreden besluit]6, de [3 ...]3 stukken op grond waarvan die beslissing [6 of besluit]6 is genomen en in voorkomend geval een bewijs van de datum van de kennisgeving van de beslissing [6 of het besluit]6 door het bestuur aan de verzoeker.
  [3 Het administratief dossier dat aan het College gericht is, bevat een inventaris van de stukken, die conform die inventaris genummerd zijn.
  [5 Voor de beroepen, vermeld in artikel 25, wordt het verlenen van toegang tot het bestuurlijk sanctieregister en het maatregelenregister aan het College als de indiening van het administratief dossier beschouwd. In dat geval bevat het administratief dossier, in afwijking van het tweede lid, geen inventaris.]5
   Voor de beroepen, vermeld in artikel 54, 2°, wordt het verlenen van toegang tot het omgevingsloket aan het College als de indiening van het administratief dossier beschouwd en geldt de vermelding in het omgevingsloket van de datum van het verlenen van toegang als de datum van de indiening. In dat geval bevat het administratief dossier, in afwijking van het tweede lid, geen inventaris.]3

  § 4. De partijen en hun raadsmannen kunnen ter griffie kennis nemen van de verzoekschriften, het administratief dossier, de processtukken, de overtuigingsstukken en de uitspraken.
  
Art.8. § 1er. Les parties transmettent au Collège toutes les requêtes et pièces d'un procès par envoi sécurisé, sous peine d'irrecevabilité.
  [1 En cas d'une demande de suspension d'extrême urgence, le requérant peut transmettre la requête au Collège en l'envoyant à l'adresse e-mail établie à cet effet. Sous peine d'irrecevabilité, le requérant transmet la requête au plus tard le premier jour ouvrable suivant, conformément à l'alinéa 1er.]1
  Les pièces d'un procès qui sont adressées au Collège comprennent un inventaire des pièces à conviction, qui sont numérotées conformément à cet inventaire.
  [3 Les pièces à conviction qui font partie du dossier administratif soumis après octroi d'accès au guichet environnement [5 , le registre des sanctions administratives, le registre des mesures]5[4 ou à la Base de données de l'Enseignement supérieur " ]4 sont également inclus dans l'inventaire des pièces à conviction. Sans préjudice de l'application de l'article 16, 1°, les pièces à conviction précitées ne sont pas ajoutées aux actes de procédure.]3
  [2 Au moment où une partie transmet un inventaire pour la première fois, ladite partie indique dans l'inventaire les parties des pièces à conviction qu'elle désire soustraire à la consultation au greffe en en précisant les motifs. La soustraction n'est possible que pour les parties suivantes :
   1° les parties de l'EIE du projet ou du RSE qui n'ont pas été soumises à l'enquête publique;
   2° les parties qui doivent être traitées comme confidentielle.]2

  § 2. Le greffier peut ordonner le dépôt de copies de la requête, de pièces à conviction ou de pièces d'un procès.
  § 3. Le dossier administratif comprend la décision contestée [6 ou l'arrêté contesté ]6, les pièces [3 ...]3 sur la base desquelles cette décision est prise [6 ou cet arrêté est pris ]6 et le cas échéant une preuve de la date de la notification de la décision [6 de la décision]6 par l'administration au requérant.
  [3 Le dossier administratif adressé au Collège comprend un inventaire des pièces, qui sont numérotées conformément à cet inventaire.
  [5 Pour les recours visés à l'article 25, l'octroi au Collège de l'accès au registre des sanctions administratives et au registre des mesures est considéré comme l'introduction du dossier administratif. Dans ce cas, par dérogation à l'alinéa 2, le dossier administratif ne contient pas d'inventaire. ]5
   Pour les professions visées à l'article 54, 2°, l'octroi de l'accès au guichet environnement au Collège est considéré comme le dépôt du dossier administratif, la date d'octroi de l'accès mentionnée dans le guichet environnement étant assimilée à la date de dépôt. Dans ce cas, par dérogation au deuxième alinéa, le dossier administratif ne contient pas d'inventaire.]3

  § 4. Les parties et leurs conseils peuvent prendre connaissance au greffe des requêtes, du dossier administratif, des pièces d'un procès, des pièces à conviction et des jugements.
  
Art. 8/1. [1 § 1. De Dienst van de Bestuursrechtscolleges stelt een digitaal loket ter beschikking waarop documenten in het kader van de rechtspleging elektronisch kunnen worden neergelegd.
   De elektronische neerlegging wordt beschouwd als een beveiligde zending als vermeld in artikel 2, 8°, c van het decreet.
   Het digitaal loket is toegankelijk via een webpagina van de Dienst van de Bestuursrechtscolleges.
   Wie toegang tot het digitaal loket wil verkrijgen, authenticeert zich via:
   1° een elektronische identiteitskaart;
   2° een federaal token;
   3° een beveiligingscode via een mobiele app;
   4° een beveiligingscode via sms;
   5° een andere authenticatie die aanvaard is door de Vlaamse minister, bevoegd voor justitie en handhaving, zoals vastgelegd in een ministerieel besluit.
   De Dienst van de Bestuursrechtscolleges publiceert op zijn website een handleiding over de authenticatie en de elektronische neerlegging van de documenten.
   § 2. De Dienst van de Bestuursrechtscolleges kan richtlijnen vastleggen voor de toegelaten formaten, de maximale grootte en de andere technische vereisten die gesteld worden aan de neergelegde documenten. Die richtlijnen worden gepubliceerd op de website van de dienst.
   Alle documenten die in het kader van de elektronische neerlegging verzonden worden, voldoen aan de volgende voorwaarden:
   1° de documenten zijn virusvrij en kopieerbaar;
   2° de documenten kunnen worden geopend en gelezen door de Dienst van de Bestuursrechtscolleges.
   § 3. Als gebruikers documenten elektronisch neerleggen in het digitaal loket in het kader van de rechtspleging volgen ze de aanduidingen en vullen ze de daartoe bestemde velden in. Ze vermelden het rolnummer waaronder de vordering is ingeschreven als ze dat kennen.
   § 4. Als gebruikers documenten elektronisch neerleggen in het kader van de rechtspleging, leggen ze tegelijkertijd ook de bijbehorende overtuigingsstukken, vermeld in de inventaris, elektronisch neer.
   § 5. Verzoekschriften en processtukken, die worden neergelegd in het digitaal loket worden gehandtekend aan de hand van een "gekwalificeerde elektronische handtekening", zoals gedefinieerd in artikel 3, eerste lid, 12°, van de verordening (EU) Nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG.
   Als de handtekening van verschillende natuurlijke personen noodzakelijk is, worden die allemaal elektronisch aangebracht.
   § 6. Elk document in het kader van de rechtspleging dat in het digitaal loket wordt neergelegd, wordt geacht de originele versie van dat stuk te zijn.
   § 7. De betekening door elektronische neerlegging wordt geacht plaats te vinden op de datum van neerlegging die wordt vastgesteld door het digitaal loket.
   Het digitaal loket voorziet in de mogelijkheid dat een gebruiker een bewijs van de datum van de neerlegging kan printen.
   § 8. Als het digitaal loket als applicatie volledig onbeschikbaar is en het elektronisch neerleggen van documenten in het kader van de rechtspleging onmogelijk is, wordt een foutmelding getoond aan de gebruiker die kan worden geprint.
   Die foutmelding geldt als bewijs van de volledige onbeschikbaarheid en kan door een partij of een belanghebbende in voorkomend geval worden ingeroepen als begin van bewijs van overmacht als die onbeschikbaarheid plaatsvindt op de vervaldag van een termijn.
   § 9. De elektronische neerlegging leidt tot de verwerking van persoonsgegevens van de gebruiker, door de medewerkers van de Dienst van de Bestuursrechtscolleges.
   Die verwerking kadert in de plicht van de Vlaamse bestuursrechtscolleges om binnen hun bevoegdheden recht te spreken en de neergelegde documenten te behandelen binnen de toepasselijke rechtspleging.
   De volgende categorieën van persoonsgegevens worden in het kader van de elektronische neerlegging verwerkt:
   1° contactgegevens
   2° persoonlijke contactgegevens
   3° identificatiegegevens
   De gegevens kaderen in de plicht, vermeld in het tweede lid, en worden verwerkt op grond van artikel 6, eerste lid, c) en e), artikel 9, tweede lid, f) van de Verordening 2016/679.
   De Dienst van de Bestuursrechtscolleges geldt als verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7°, van de Verordening 2016/679.
   De gegevens die worden verwerkt om de gebruiker te authenticeren en om tot de eigenlijke neerlegging over te gaan, worden bewaard gedurende een termijn van vijf jaar.]1

  
Art. 8/1. [1 § 1. Le Service des Juridictions administratives met à disposition un guichet numérique sur lequel des documents peuvent être déposés par voie électronique dans le cadre d'une procédure judiciaire.
   Le dépôt électronique est considéré comme un envoi sécurisé au sens de l'article 2, 8°, c du décret.
   Le guichet numérique est accessible via une page Internet du Service des Juridictions administratives.
   Ceux qui souhaitent accéder au guichet numérique s'authentifient par les moyens suivants :
   1° une carte d'identité électronique ;
   2° un token fédéral ;
   3° un code de sécurité via une application mobile ;
   4° un code de sécurité par SMS ;
   5° une autre authentification acceptée par le ministre flamand compétent pour la justice et le maintien, comme prévu dans un arrêté ministériel.
   Le Service des Juridictions administratives publie sur son site Internet un manuel sur l'authentification et le dépôt électronique des documents.
   § 2. Le Service des Juridictions administratives peut établir des directives concernant les formats autorisés, la taille maximale et d'autres exigences techniques pour les documents déposés. Ces directives sont publiées sur le site Internet du service.
   Tous les documents envoyés dans le cadre du dépôt électronique respectent les conditions suivantes :
   1° les documents sont exempts de virus et peuvent être copiés ;
   2° les documents peuvent être ouverts et lus par le Service des Juridictions administratives.
   § 3. Lorsque les utilisateurs déposent des documents par voie électronique dans le guichet numérique dans le cadre de la procédure judiciaire, ils suivent les indications et remplissent les champs appropriés à cet effet. Ils mentionnent le numéro de rôle sous lequel la réquisition a été enregistrée, s'ils le connaissent.
   § 4. Lorsque les utilisateurs déposent des documents par voie électronique dans le cadre de la procédure judiciaire, ils déposent en même temps par voie électronique les pièces à conviction correspondantes, énumérées dans l'inventaire.
   § 5. Les requêtes et les pièces de procédure déposées dans le guichet numérique sont signées au moyen d'une signature électronique qualifiée telle que définie à l'article 3, paragraphe 1, 12° du règlement (UE) n° 910/2014 du Parlement européen et du Conseil du 23 juillet 2014 sur l'identification électronique et les services de confiance pour les transactions électroniques au sein du marché intérieur et abrogeant la directive 1999/93/CE.
   Si les signatures de plusieurs personnes physiques sont requises, elles sont toutes apposées électroniquement.
   § 6. Tout document déposé dans le guichet numérique dans le cadre de la procédure judiciaire est réputé être la version originale de ce document.
   § 7. La signification par dépôt électronique est réputée avoir lieu à la date de dépôt déterminée par le guichet numérique.
   Le guichet numérique prévoit la possibilité pour l'utilisateur d'imprimer une preuve de la date de dépôt.
   § 8. Lorsque le guichet numérique en tant qu'application est totalement indisponible et que le dépôt électronique de documents dans le cadre de la procédure judiciaire est impossible, un message d'erreur est affiché à l'utilisateur, qui peut l'imprimer.
   Ce message d'erreur constitue la preuve d'une indisponibilité totale et peut, le cas échéant, être invoqué par une partie ou un intéressé comme un commencement de preuve d'un cas de force majeure si cette indisponibilité intervient à la date d'échéance d'un délai.
   § 9. Le dépôt électronique entraîne le traitement des données à caractère personnel de l'utilisateur par les employés du Service des Juridictions administratives.
   Ce traitement fait partie de l'obligation des juridictions administratives flamandes de rendre la justice dans le cadre de leurs compétences et de traiter les documents déposés dans le cadre de la procédure judiciaire applicable.
   Les catégories suivantes de données à caractère personnel sont traitées dans le cadre du dépôt électronique :
   1° coordonnées
   2° données de contact personnelles
   3° données d'identification
   Les données sont traitées dans le cadre de l'obligation mentionnée au deuxième alinéa et en vertu de l'article 6, premier paragraphe, c) et e), et à l'article 9, deuxième paragraphe, f) du Règlement 2016/679.
   Le Service des Juridictions administratives est considéré comme le responsable du traitement visé à l'article 4, 7° du Règlement 2016/679.
   Les données traitées pour authentifier l'utilisateur et pour procéder au dépôt effectif sont conservées pendant une période de cinq ans.]1

  
Art.9. De griffier verricht alle betekeningen met een beveiligde zending.
  Als de betekening een termijn doet ingaan, maakt de griffier melding van de toepasselijke termijn.
  De verrichtingen mogen echter met een gewone brief, per fax of per e-mail worden gedaan als de ontvangst ervan geen termijn doet ingaan.
Art.9. Le greffier effectue toutes les notifications par envoi sécurisé.
  Lorsque la notification fait produire les effets d'un délai, le greffier fait mention du délai applicable.
  Cependant, les opérations peuvent être effectuées par une lettre ordinaire, par fax ou par e-mail lorsque leur réception ne fait pas produire les effets d'un délai.
Onderafdeling 5. - Afstand van het ingediende beroep of bezwaar
Sous-section 5. - Renonciation au recours introduit ou à la réclamation introduite
Art.10. Als de verzoeker uitdrukkelijk afstand doet van het door hem ingediende beroep of bezwaar, stelt de kamer de afstand van het beroep of bezwaar onmiddellijk bij arrest vast en beslist in voorkomend geval over de kosten.
  Stilzwijgende afstand mag alleen worden afgeleid uit akten of uit bepaalde, met elkaar overeenstemmende feiten waaruit met zekerheid blijkt dat de verzoeker afstand wil doen van zijn beroep. De kamer stelt de afstand van het beroep of bezwaar onmiddellijk bij arrest vast en beslist in voorkomend geval over de kosten.
Art.10. Lorsque le requérant renonce explicitement au recours introduit ou à la réclamation introduite par lui, la chambre fixe immédiatement la renonciation au recours ou à la réclamation par arrêt et décide le cas échéant des frais.
  La renonciation tacite peut uniquement être déduite d'actes ou de certains faits qui s'accordent, dont il ressort avec certitude que le requérant souhaite renoncer à son recours. La chambre fixe immédiatement la renonciation au recours ou à la réclamation par arrêt et décide le cas échéant des frais.
Onderafdeling 6. - Samenvoegen van beroepen of bezwaren
Sous-section 6. - Jonction de recours ou de réclamations
Art.11. Als de beroepen of bezwaren aanhangig zijn bij verschillende kamers, kan de voorzitter van het College [1 ...]1 de kamer aanwijzen die de samengevoegde beroepen of bezwaren zal behandelen.
  Als de beroepen of bezwaren aanhangig zijn bij dezelfde kamer, kan de kamervoorzitter beroepen of bezwaren samenvoegen.
  
Art.11. Lorsque les recours ou réclamations sont en instance auprès de différentes chambres, le président du Collège peut [1 ...]1 désigner la chambre qui traitera les recours joints ou réclamations jointes.
  Lorsque les recours ou réclamations sont en instance auprès de la même chambre, le président de la chambre peut joindre des recours ou des réclamations.
  
Onderafdeling 7. - Het ambtshalve opvragen van stukken of inlichtingen bij partijen en derden
Sous-section 7. - La demande d'office de pièces ou d'informations auprès de parties et de tiers
Art.12. Met het oog op de beoordeling van de zaak kan het College rechtstreeks briefwisseling voeren met alle partijen, besturen en derden en hen alle nuttige inlichtingen en stukken vragen.
Art.12. En vue du jugement de l'affaire, le Collège peut correspondre directement avec toutes les parties, administrations et tous les tiers et leur demander toutes les informations et pièces utiles.
Afdeling 2. - Procedureverloop
Section 2. - Déroulement de la procédure
Onderafdeling 1. - Het indienen van een verzoekschrift
Sous-section 1re. - L'introduction d'une requête
Art.13. Het beroep of bezwaar wordt bij verzoekschrift ingediend.
Art.13. Le recours ou la réclamation est introduite par requête.
Art.14. Het verzoekschrift wordt gedagtekend en door de verzoeker of zijn raadsman ondertekend.
Art.14. La requête est datée et signée par le requérant ou son conseil.
Art.15. Het verzoekschrift bevat, minstens de volgende gegevens:
  1° [1 de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de verzoeker, de gekozen woonplaats in België, en in voorkomend geval een telefoonnummer en een e-mailadres]1;
  2° in voorkomend geval, de naam en het adres van de verweerder;
  3° het voorwerp van het beroep of bezwaar;
  4° een uiteenzetting van de feiten en de ingeroepen middelen;
  5° een inventaris van de overtuigingsstukken.
  [2 In afwijking van het eerste lid, 4°, bevat het verzoekschrift voor de beroepen, vermeld in artikel 112/1, een feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren.]2
  
Art.15. La requête comprend au moins les données suivantes :
  1° [1 le nom, la qualité, le domicile ou le siège du requérant, le domicile choisi en Belgique, et le cas échéant un numéro de téléphone et une adresse e-mail]1 ;
  2° le cas échéant, le nom et l'adresse du défendeur ;
  3° l'objet du recours ou de la réclamation ;
  4° un exposé des faits et des moyens invoqués ;
  5° un inventaire des pièces à conviction.
  [2 Par dérogation à l'alinéa 1er, 4°, la requête pour les recours visés à l'article 112/1 comprend une description factuelle et une motivation des réclamations invoquées.]2
  
Art.16. De verzoeker voegt in voorkomend geval de volgende documenten bij het verzoekschrift:
  1° een afschrift van de bestreden beslissing of [1 het bestreden besluit,]1 een verklaring van de verzoeker dat hij niet in het bezit is van een dergelijk afschrift;
  2° als de verzoeker een rechtspersoon is en hij geen raadsman heeft die advocaat is, een afschrift van zijn geldende en gecoördineerde statuten en van de akte van aanstelling van zijn organen, alsook het bewijs dat het daarvoor bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden;
  3° de schriftelijke volmacht van zijn raadsman als hij geen advocaat is;
  4° de overtuigingsstukken die in de inventaris zijn vermeld en overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.
  
Art.16. Le cas échéant, le requérant joint les documents suivants à la requête :
  1° une copie de la décision contestée ou [1 de l'arrêté contesté, soi]1 une déclaration du requérant qu'il n'est pas en possession d'une telle copie ;
  2° lorsque le requérant est une personne morale et n'a pas de conseil qui est un avocat, une copie de ses statuts en vigueur et coordonnés et de l'acte de désignation de ses organes, ainsi que la preuve que l'organe compétent en la matière a décidé de soumettre l'affaire à la justice ;
  3° le mandat écrit de son conseil lorsqu'il n'est pas un avocat ;
  4° les pièces à conviction visées à l'inventaire et numérotées conformément à cet inventaire.
  
Onderafdeling 2. - Het registreren van het verzoekschrift
Sous-section 2. - L'enregistrement de la requête
Art.17. § 1. De griffier schrijft elk inkomend verzoekschrift in [1 op een voorlopig register]1 in de volgorde van ontvangst.
  § 2. De griffier schrijft het verzoekschrift niet [1 op het definitieve register]1 in als:
  1° de stukken, vermeld in artikel 16, 2°, niet gevoegd zijn bij het verzoekschrift dat uitgaat van een rechtspersoon;
  2° het verzoekschrift niet is ondertekend door de verzoeker of zijn raadsman;
  3° het verzoekschrift geen woonplaatskeuze [2 in België]2 bevat overeenkomstig artikel 7, § 1;
  4° er geen afschrift van de bestreden beslissing of [5 het bestreden besluit, dan wel]5 een verklaring van de verzoeker dat hij niet in het bezit is van een dergelijk afschrift, bij het verzoekschrift gevoegd is;
  5° de schriftelijke volmacht, vermeld in artikel 16, 3°, niet bij het verzoekschrift gevoegd is;
  6° de stukken, vermeld in artikel 16, 4°, niet bij het verzoekschrift gevoegd zijn;
  7° er geen inventaris bij het verzoekschrift gevoegd is van de overtuigingsstukken die allemaal overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.
  [2 De griffier schrijft een verzoekschrift houdende vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid onmiddellijk in op het definitieve register.]2
  Behalve in geval van verkiezings- of mandaatgeschillen [4 ...]4 stelt de griffier, in voorkomend geval, de verzoeker in staat om de vormvereisten, vermeld in het eerste lid, te regulariseren binnen een vervaltermijn van acht dagen die ingaat op [2 de dag na de betekening]2 van het verzoek tot regularisatie.
  De verzoeker die zijn verzoekschrift tijdig regulariseert, wordt geacht het te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending of neerlegging.
  Een verzoekschrift dat niet, onvolledig of laattijdig is geregulariseerd, wordt geacht niet te zijn ingediend.
  
Art.17. § 1er. Le greffier inscrit chaque requête reçue [1 dans un registre provisoire]1 par ordre de réception.
  § 2. Le greffier n'inscrit pas la requête [1 dans le registre définitif]1 lorsque :
  1° les pièces, visées à l'article 16, 2°, ne sont pas jointes à la requête qui émane d'une personne morale ;
  2° la requête n'est pas signée par le requérant ou son conseil ;
  3° la requête ne comprend pas de choix de domicile [2 en Belgique]2 conformément à l'article 7, § 1er ;
  4° une copie de la décision contestée ou [5 e l'arrêté contesté, soit]5 une déclaration du requérant qu'il n'est pas en possession d'une telle copie n'est pas jointe à la requête ;
  5° le mandat écrit, visé à l'article 16, 3°, n'est pas joint à la requête ;
  6° les pièces, visées à l'article 16, 4°, ne sont pas jointes à la requête ;
  7° un inventaire des pièces à conviction qui sont tous numérotées conformément à cet inventaire n'est pas joint à la requête.
  [2 Le greffier inscrit une requête portant demande de suspension d'extrême urgence immédiatement au registre définitif.]2
  Sauf en cas de différends électoraux ou de mandat [4 ...]4 , le greffier permet, le cas échéant, au requérant de régulariser les exigences de forme, visées à l'alinéa premier, dans un délai d'échéance de huit jours qui prend cours [2 le jour après la notification]2 de la requête en régularisation.
  Le requérant qui régularise sa requête à temps est censé l'avoir introduite à la date du premier envoi ou dépôt.
  Une requête qui n'est pas régularisée, qui n'est pas régularisée complètement ou qui est régularisée tardivement est censée ne pas être introduite.
  
Afdeling 3. - Kosten
Section 3. - Frais
Onderafdeling 1. - Rolrechten
Sous-section 1re. - Droits de mise au rôle
Art.20. Het verschuldigde rolrecht wordt gestort op de rekening van het Fonds Bestuursrechtscolleges. [2 Bij een storting voor de verzoekende partij wordt de naam van de verzoekende partij voor wie de betaling geldt, opgenomen als vrije mededeling.]2
  [2 Bij de betekening conform [3 artikel 26/3, eerste en tweede lid, en]3 artikel 59/3, eerste en tweede lid, van dit besluit, of conform artikel 21, § 5, tweede lid, en § 6, eerste lid, of artikel 31/1, § 4, tweede lid, van het decreet, brengt de griffier de partij op de hoogte van de gegevens van het fonds, vermeld in het eerste lid, met inbegrip van het rekeningnummer en een gestructureerde mededeling.]2
  
Art.20. Les droits de mise au rôle sont versés sur le compte du Fonds Juridictions administratives. [2 Dans le cas d'un versement pour la partie requérante, le nom de la partie requérante au titre de laquelle le versement est effectué, est repris en communication libre.]2
  [2 Lors de la notification conformément à [3 l'article 26/3, alinéas 1er et 2, et]3 l'article 59/3, premier et deuxième alinéas du présent arrêté, ou conformément à l'article 21, § 5, deuxième alinéa, et § 6, premier alinéa, ou à l'[3 article 31/1, § 4, alinéa 1er du décret ]3, le greffier communique à la partie les données du fonds visé au premier alinéa, y compris le numéro de compte et une communication structurée.]2
  
Onderafdeling 1/1. [1 - Rechtsplegingsvergoeding]1
Sous-section 1/1. [1 - Indemnité de procédure]1
Art. 20/1. [1 § 1. Het basisbedrag van de rechtsplegingsvergoeding, vermeld in artikel 21, § 7, [5 en artikel 31/1, § 5]5 van het decreet, bedraagt [3 [4 840 euro]4]3, het minimumbedrag [3 [4 168 euro]4]3 en het maximumbedrag [3 [4 1680 euro]4]3.
   § 2. [2 Als een vordering wordt afgehandeld via een verkorte procedure [2 Als een vordering wordt afgehandeld via een verkorte procedure als vermeld in artikel [5 artikel 26/2 of]5 59/2, , of als de vordering tot vernietiging met toepassing van [5 artikel 26/19 ]5 artikel 71 leidt tot een vernietiging, bedraagt de verschuldigde rechtsplegingsvergoeding voor die vordering maximaal het basisbedrag.]2]1

  [2 § 3. De basis-, minimum- en maximumbedragen zijn verbonden aan de consumptieprijsindex die overeenstemt met 109,53 punten (basis 2013). Elke wijziging naar boven of naar beneden van 10 punten vermeerdert of vermindert de bedragen, vermeld in paragraaf 1, met 10%. De nieuwe bedragen die voortvloeien uit die wijzigingen, zijn van toepassing op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de voormelde drempel van 10 punten bereikt wordt.
   De Vlaamse minister, bevoegd voor justitie en handhaving, past de bedragen, vermeld in paragraaf 1, aan conform de formule, vermeld in het eerste lid.]2

  
Art. 20/1. [1 § 1er. Le montant de base de l'indemnité de procédure, visée à l'article 21, § 7, [5 et l'article 31/1, § 5, ]5 du décret, s'élève à [4 840 euros]4]3, le montant minimal étant [3 [4 168 euros]4]3 et le montant maximal étant [3 [4 1680 euros]4]3.
   § 2. [2 Si une demande est traitée au moyen d'une procédure abrégée telle que visée à [5 l'article 26/2 ou ]5 l'article 59/2, ou si la demande en annulation en application de [5 l'article 26/19 ou ]5 l'article 71 aboutit à une annulation, l'indemnité de procédure due pour cette demande ne dépasse pas le montant de base.]2]1

  [2 § 3. Les montants de base et les montants minimum et maximum sont liés à l'indice des prix à la consommation, qui correspond à 109,53 points (base 2013). Chaque hausse ou baisse de 10 points augmente ou diminue de 10 % les montants mentionnés au paragraphe 1. Les nouveaux montants résultant de ces modifications sont applicables à partir du premier jour du mois suivant celui au cours duquel le seuil de 10 points précité est atteint.
   Le ministre flamand compétent pour la justice et le maintien ajuste les montants visés au paragraphe 1 conformément à la formule visée au premier alinéa.]2

  
Onderafdeling 1/2. [1 - Kosten die voortvloeien uit de bemiddeling]1
Sous-section 1/2. [1 - Frais résultant de la médiation]1
Art. 20/2. [1 § 1. De kosten, vermeld in artikel 42, § 5, van het decreet, worden forfaitair vastgesteld op 700 euro per uitgevoerde bemiddelingsopdracht.
   § 2. Bij een bemiddelingsopdracht, uitgevoerd door een interne bemiddelaar, wordt het verschuldigde bedrag gestort op de rekening van het Fonds Bestuursrechtscolleges.
   Bij een bemiddelingsopdracht, uitgevoerd door een externe bemiddelaar, wordt het verschuldigde bedrag gestort op de rekening van de betrokken bemiddelaar.]1

  
Art. 20/2. [1 § 1er. Les frais, visés à l'article 42, § 5, du décret, sont fixés forfaitairement à 700 euros par mission de médiation effectuée.
   § 2. En cas d'une mission de médiation, effectuée par un médiateur interne, le montant dû est versé sur le compte du Fonds des Juridictions administratives.
   En cas d'une mission de médiation, effectuée par un médiateur externe, le montant dû est versé sur le compte du médiateur concerné.]1

  
Onderafdeling 2. - Getuigengeld
Sous-section 2. - Indemnité de témoin
Art.21. Aan iedere getuige, ook al verschijnt hij vrijwillig, wordt gevraagd of hij getuigengeld wil.
  Het getuigengeld bedraagt maximaal 200 euro en wordt door de kamer begroot en toegekend.
  De kosten voor het vervoer, berekend op de voordeligste wijze, moeten in het getuigengeld begrepen zijn.
  [1 In afwijking van het tweede lid bedraagt het getuigengeld in de beroepen, vermeld in artikel 112/1, maximaal de kosten voor het vervoer, berekend op de voordeligste wijze.]1
  
Art.21. Il est demandé à chaque témoin, même s'il comparaît volontairement, s'il souhaite recevoir l'indemnité de témoin.
  L'indemnité de témoin s'élève à 200 euros au maximum et est évaluée et accordée par la chambre.
  Les frais de transport, calculés de la manière la plus avantageuse, doivent être compris dans l'indemnité de témoin.
  [1 " Par dérogation à l'alinéa 2, l'indemnité de témoin dans les recours visés à l'article 112/1 s'élève au maximum aux frais de transport, calculés de la manière la plus avantageuse.]1
  
Onderafdeling 3. - Deskundigenonderzoek
Sous-section 3. - Expertise
Art.22. Behalve in geval van een andersluidende beslissing van de kamer, schiet de partij die een deskundigenonderzoek heeft gevorderd de kosten en de erelonen voor die aan dat deskundigenonderzoek verbonden zijn.
  De kamervoorzitter keurt de staat van kosten en erelonen van de deskundigen bij beschikking al dan niet goed. Hij kan daarbij onder meer rekening houden met de omstandigheid of het verslag al dan niet tijdig werd ingediend.
Art.22. Sauf en cas d'une décision contraire de la chambre, la partie qui a requis une expertise avance les frais et les honoraires qui sont attachés à cette expertise.
  Le président de la chambre approuve ou non l'état de frais et honoraires des experts par disposition. Dans ce contexte, il peut entre autres tenir compte de la circonstance que le rapport a été introduit à temps ou non.
Onderafdeling 4. - Vergoeding voor afschriften of uittreksels
Sous-section 4. - Indemnité pour copies ou extraits
Art.23. § 1. De betekening door de griffier van afschriften van verzoekschriften, processtukken, overtuigingsstukken en uitspraken voorgeschreven bij of krachtens het decreet en dit besluit gebeurt kosteloos.
  Ongeacht hetgeen bepaald is in het eerste lid, kunnen de partijen en hun raadsmannen bijkomend aan de griffier een afschrift of uittreksel vragen van verzoekschriften, het administratief dossier, processtukken, overtuigingsstukken en uitspraken.
  Andere personen dan de personen, vermeld in het tweede lid, kunnen aan de griffier een afschrift of uittreksel vragen van de uitspraken van het College.
  De vergoeding voor de afgifte of zending van een afschrift of uittreksel bedraagt 50 eurocent per bladzijde, tenzij het eerste lid bepaalt dat die afgifte of zending kosteloos is. Als de griffier het afschrift of uittreksel per post opstuurt, is een aanvullende vergoeding verschuldigd die gelijk is aan de kosten van het frankeertarief aan het loket van een niet-aangetekende brief van genormaliseerd formaat.
  [3 De gewestelijke omgevingsambtenaren, of bij hun afwezigheid de personen die door hen gemachtigd zijn, zijn vrijgesteld van de betaling van de vergoedingen, vermeld in deze paragraaf.]3
  § 2. Het verschuldigde bedrag wordt gestort op de rekening van het Fonds Bestuursrechtscolleges, met de vermelding van het dossiernummer en de naam van de persoon die het afschrift of uittreksel aanvraagt. Pas na de storting reikt de griffier het afschrift of het uittreksel uit.
  
Art.23. § 1er. La notification par le greffier de copies de requêtes, de pièces d'un procès, de pièces à conviction et de jugements, prescrite par ou en vertu du décret et du présent arrêté, se fait à titre gratuit.
  En dépit de ce qui est prévu à l'alinéa premier, les parties et leurs conseils peuvent additionnellement demander au greffier une copie ou un extrait de requêtes, du dossier administratif, de pièces d'un procès, de pièces à conviction et de jugements.
  Des personnes autres que les personnes, visées à l'alinéa deux, peuvent demander au greffier une copie ou un extrait des jugements du Collège.
  L'indemnité pour la remise ou l'envoi d'une copie ou d'un extrait s'élève à 50 centimes d'euro par page, à moins que l'alinéa premier prévoie que la remise ou l'envoi se fait à titre gratuit. Lorsque le greffier envoie la copie ou l'extrait par la poste, une indemnité supplémentaire est due qui est égale au tarif d'affranchissement au guichet d'une lettre non recommandée de format normalisé.
  [3 Les fonctionnaires environnement régionaux, ou en leur absence les personnes mandatées par eux, sont exemptés du paiement des indemnités, visées au présent paragraphe.]3
  § 2. Le montant dû est versé sur le compte du Fonds Juridictions administratives, avec la mention du numéro de dossier et du nom de la personne qui demande la copie ou l'extrait. Ce n'est qu'après le versement que le greffier remet la copie ou l'extrait.
  
Onderafdeling 5. - Indexatie
Sous-section 5. - Indexation
Art.24. De bedragen die verschuldigd zijn overeenkomstig [1 de artikelen 21 en 23]1, worden vijfjaarlijks op 1 januari geïndexeerd op basis van de ABEX-index, met als basisindex die van januari 2014, en met een eerste indexatie op 1 januari 2019.
  De bedragen worden afgerond naar de dichtstbijzijnde euro, behalve het bedrag, vermeld in artikel 23, § 1, vierde lid, dat afgerond wordt naar het dichtstbijzijnde veelvoud van 10 cent.
  Als de afronding tot een bedrag leidt dat precies de helft van een euro of van tien cent is, wordt het bedrag naar boven afgerond.
Art.24. Les montants qui sont dus conformément [1 aux articles 21 et 23]1 sont indexés tous les cinq ans, au premier janvier, sur la base de l'indice ABEX, avec comme indice de base celui de janvier 2014, et avec une première indexation au 1er janvier 2019.
  Les montants sont arrondis à l'euro le plus proche, à l'exception du montant, visé à l'article 23, § 1er, alinéa quatre, qui est arrondi au multiple de 10 cents le plus proche.
  Lorsque l'arrondissement donne un montant qui est exactement la moitié d'un euro ou de dix cents, le montant est arrondi à l'unité supérieure.
DEEL 2. [1 Beroepen bij het Handhavingscollege ]1
PARTIE 2. [1 Recours auprès du Collège de maintien ]1
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
CHAPITRE 1er. - Champ d'application
Art.25. [1 Dit deel is van toepassing op de beroepen, vermeld in artikel 42, 46, 55, 68, 74 en 96, zesde lid, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 ]1.
  
Art.25. [1 Cette partie s'applique aux recours, mentionnés aux articles 42, 46, 55, 68, 74 et 96, alinéa 6, du décret-cadre Maintien flamand du 14 juillet 2023 ]1.
  
HOOFDSTUK 2. - Rechtspleging
CHAPITRE 2. - Procédure
Afdeling 1. [1 . Het verzoekschrift ]1
Section 1. [1 La requête ]1
Art. 25/1. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 15, bevat het verzoekschrift, naargelang van het geval, het opschrift:
   1° "verzoek tot vernietiging";
   2° "verzoek tot vernietiging met vordering tot schorsing";
   3° "verzoek tot vernietiging met vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid";
   4° "vordering tot schorsing";
   5° "vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid".
   In de gevallen 2° tot en met 5° wordt het opschrift in voorkomend geval aangevuld met "en een vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen. ]1

  
Art. 25/1. [1 Sans préjudice de l'application de l'article 15, la requête comprend, selon le cas, la mention :
   1° " requête en annulation " ;
   2° " requête en annulation avec demande de suspension " ;
   3° " requête en annulation avec demande de suspension d'extrême urgence " ;
   4° " demande de suspension " ;
   5° " demande de suspension d'extrême urgence ".
   Dans les cas 2° à 5°, la mention est le cas échéant complétée par " et une demande d'ordonnance de mesures provisoires ". ]1

  
Art. 25/2. [1 § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 15 bevat het verzoekschrift:
   1° een omschrijving van het belang van de verzoeker;
   2° in geval van een vordering tot schorsing bij hoogdringendheid, een uiteenzetting van de redenen die aantonen dat de schorsing hoogdringend is;
   3° in geval van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid, een uiteenzetting van de redenen die aantonen dat de schorsing uiterst dringend noodzakelijk is;
   4° als de verzoeker dat kent, het rolnummer waaronder het beroep is ingeschreven waarvan de vordering tot schorsing bij hoogdringendheid of de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid het accessorium vormt.
   § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 15 bevat het verzoekschrift, in geval van een vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen, ook:
   1° de beschrijving van de gevorderde voorlopige maatregelen;
   2° de uiteenzetting van de feiten die aantonen dat de voorlopige maatregelen noodzakelijk zijn om de belangen van de partij die ze vordert, veilig te stellen. ]1

  
Art. 25/2. [1 § 1er. Sans préjudice de l'application de l'article 15, la requête comprend :
   1° une description de l'intérêt du demandeur ;
   2° en cas de demande de suspension d'urgence, un exposé des raisons qui démontrent que la suspension est urgente ;
   3° en cas de demande de suspension d'extrême urgence, un exposé des raisons qui démontrent que la suspension est extrêmement urgente ;
   4° si le demandeur le connaît, le numéro de rôle sous lequel le recours est inscrit, dont la demande de suspension d'urgence ou la demande de suspension d'extrême urgence forme l'accessoire.
   § 2. Sans préjudice de l'application de l'article 15, la demande comprend aussi, en cas de requête en ordonnance de mesures provisoires :
   1° la description des mesures provisoires demandées ;
   2° l'exposé des faits établissant que les mesures provisoires sont nécessaires afin de sauvegarder les intérêts de la partie qui les sollicite . ]1

  
Art. 25/3. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 16 voegt de verzoeker, in voorkomend geval, bij het verzoekschrift de overtuigingsstukken die aantonen dat:
   1° de schorsing hoogdringend is;
   2° de schorsing uiterst dringend noodzakelijk is;
   3° het verzoekschrift tijdig werd ingediend. ]1

  
Art. 25/3. [1 Sans préjudice de l'application de l'article 16, le demandeur joint le cas échéant à la requête les pièces à conviction qui démontrent que :
   1° la suspension est urgente ;
   2° la suspension est extrêmement urgente ;
   3° la requête a été introduite dans les temps. ]1

  
Art. 25/4. Met behoud van de toepassing van artikel 19, betekent de griffier met een beveiligde zending een afschrift van het verzoekschrift aan de personen vermeld in artikel 31/0 van het decreet, als ze kunnen worden bepaald op basis van het verzoekschrift en de bijkomende overtuigingsstukken."[1 ]1
  
Art. 25/4. [1 Sans préjudice de l'application de l'article 19, le greffier signifie par un envoi sécurisé une copie de la requête aux personnes visées à l'article 31/0 du décret, si elles peuvent être définies sur la base de la requête et des pièces à conviction supplémentaires. ]1
  
Afdeling 1. [1 Verkorte procedures ]1
Section 1. [1 Procédures abrégées ]1
Onderafdeling 1. [1 Algemeen ]1
Sous-section 1re. [1 Généralités ]1
Art.26. [1 § 1. De voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter kan ambtshalve onderzoeken of het beroep volgens de vereenvoudigde procedure kan worden behandeld of alleen korte debatten vereist.
  [2 Wanneer een verzoekschrift een vordering tot schorsing, als vermeld in artikel 40, § 1, van het decreet, en een vordering tot vernietiging bevat, kan een verkorte procedure worden toegepast op deze vorderingen gezamenlijk of op een van de vorderingen afzonderlijk.]2
   § 2. In afwijking van artikel [2 artikel 26/6, eerste lid, en artikel 27, eerste lid,]2 kan de griffier de verweerder vragen om het administratief dossier in te dienen binnen een termijn van acht dagen.
   Als de verweerder het administratief dossier niet binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, indient, maant de griffier de verweerder aan om dat alsnog te doen binnen een door hem bepaalde termijn. Als de verweerder daaraan geen gevolg geeft, worden de door de verzoeker aangehaalde feiten als bewezen geacht, tenzij die feiten kennelijk onjuist zijn.]1

  
Art.26. [1 § 1er. Le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui peut examiner d'office si le recours selon la procédure simplifiée peut être traité ou requiert uniquement des débats succincts.
  [2 Lorsqu'une demande comprend une action en suspension, telle que visée à l'article 40, § 1er, du décret, et une demande d'annulation, une procédure abrégée peut être appliquée à ces demandes conjointement ou à l'une d'entre elles séparément. ]2
   § 2. Par dérogation à [2 l'article 26/6, alinéa 1er, et l'article 27, alinéa 1er ]2, le greffier peut demander au défendeur d'introduire le dossier administratif dans un délai de huit jours.
   Lorsque le défendeur n'introduit pas le dossier administratif dans le délai, visé à l'alinéa 1er, le greffier somme le défendeur d'y procéder tout de même dans un délai fixé par le greffier. Lorsque le défendeur n'y donne pas suite, les faits cités par le requérant sont censés être prouvés, à moins que ces faits soient manifestement injustes.]1

  
Onderafdeling 2. [1 - Vereenvoudigde procedure]1
Sous-section 2. [1 - Procédure simplifiée]1
Art. 26/1. [1 § 1. Een beroep kan worden behandeld volgens de vereenvoudigde procedure als:
   1° het beroep doelloos is;
   2° het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk is;
   3° het College klaarblijkelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen;
   4° het beroep klaarblijkelijk ongegrond is.
   § 2. De voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter stelt bij beschikking vast dat op het eerste gezicht het beroep doelloos is, het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk is, het College klaarblijkelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen of het beroep klaarblijkelijk ongegrond is.
   De griffier betekent de beschikking aan de verzoeker. De verzoeker kan een verantwoordingsnota en overtuigingsstukken, die beide beperkt zijn tot de in de beschikking gedane vaststellingen, indienen binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, die ingaat op de dag na de betekening van de beschikking.
  [2 Artikel 19 en artikel 25/4 zijn niet van toepassing op de behandeling volgens de vereenvoudigde procedure.]2
   § 3. Nadat de termijn voor het indienen van een verantwoordingsnota is verstreken, kan de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter de zaak zonder verdere rechtspleging in beraad nemen.
   Als de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter niet besluit dat het beroep doelloos is, dat het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk is, dat het College klaarblijkelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen of dat het beroep klaarblijkelijk ongegrond is, dan wordt de procedure voortgezet volgens de gewone rechtspleging, vermeld in dit besluit.]1

  
Art. 26/1. [1 § 1er. Un recours peut être traité selon la procédure simplifiée si :
   1° le recours est sans objet ;
   2° le recours est manifestement irrecevable ;
   3° le Collège est manifestement incompétent pour prendre connaissance du recours ;
   4° le recours est manifestement non fondé.
   § 2. Le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui établit par disposition que, à première vue, le recours est sans objet, le recours est manifestement irrecevable, le Collège est manifestement incompétent pour prendre connaissance du recours, ou que le recours est manifestement non fondé.
   Le greffier notifie la disposition au requérant. Le requérant peut introduire une note justificative et des pièces à conviction, qui sont toutes les deux limitées aux constations faites dans la disposition, dans un délai de quinze jours qui commence le jour après la notification de la disposition.
  [2 Les articles 19 et 25/4 ne s'appliquent pas au traitement selon la procédure simplifiée]2
   § 3. Après l'expiration du délai d'introduction d'une note justificative, le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui peut prendre l'affaire en considération sans procédure ultérieure.
   Si le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui ne décide pas que le recours est sans objet, que le recours est manifestement irrecevable, que le Collège est manifestement incompétent pour prendre connaissance du recours, ou que le recours est manifestement non fondé, la procédure est poursuivie selon la procédure ordinaire, visée au présent arrêté.]1

  
Art. 26/2. [1 § 1. De voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter stelt bij beschikking vast:
   1° dat het beroep op het eerste gezicht alleen korte debatten vereist;
   2° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de korte debatten zullen plaatsvinden;
   3° de termijn waarbinnen ter griffie inzage kan worden genomen van het administratief dossier en de overtuigingsstukken;
  [2 3/1° de namen van een of meer personen vermeld in artikel 31/0 van het decreet, als de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter heeft beslist een of meer van die personen op te roepen;]2
   4° de termijn waarbinnen partijen [2 en de personen vermeld in punt 3/1° ]2 een nota kunnen indienen.
   De griffier betekent de beschikking en een afschrift van het verzoekschrift aan de partijen [2 en de personen vermeld in het eerste lid, 3/1° ]2.
   [2 Gelijktijdig met het indienen van de nota, vermeld in het eerste lid, 4°, bezorgt elke partij en persoon vermeld in het eerste lid, 3/1°, een afschrift van die nota aan de overige partijen en de personen vermeld in het eerste lid, 3/1°]2.
   § 2. Na het horen van de partijen [2 en de personen vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3/1°, ]2 neemt de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter de zaak in beraad.
   Als de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter niet besluit dat korte debatten volstaan, dan wordt de procedure voortgezet volgens de gewone rechtspleging, vermeld in dit besluit.]1

  
Art. 26/2. [1 § 1er. Le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui établit par disposition :
   1° que le recours requiert, à première vue, uniquement des débats succincts ;
   2° le lieu, le jour et le moment de la séance où les débats succincts auront lieu ;
   3° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
  [2 3/1° les noms d'une ou de plusieurs personnes mentionnées à l'article 31/0 du décret, si le président du Collège ou le juge administratif désigné par celui-ci a décidé de convoquer une ou plusieurs de ces personnes]2
   4° le délai dans lequel les parties [2 et les personnes mentionnées au point 3/1° ]2 peuvent introduire une note.
   Le greffier notifie la disposition et une copie de la requête aux parties.
  [2 En même temps que l'introduction de la note, visée à l'alinéa 1er, 4°, chaque partie et personne mentionnées à l'alinéa 1er, 3/1°, remet une copie de cette note aux autres parties et aux personnes mentionnées à l'alinéa 1er, 3/1°]2.
   § 2. Après avoir entendu les parties, [2 et les personnes mentionnées au paragraphe 1er, alinéa 1er, 3/1° ]2 le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui, prend l'affaire en considération.
   Si le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui ne décide pas que des débats succincts suffisent, la procédure est poursuivie selon la procédure ordinaire, visée au présent arrêté.]1

  
Afdeling 1/2. [1 Tussenkomst ]1
Section 1/2. [1 Intervention]1
Art. 26/3. [1 De griffier stelt de personen vermeld in artikel 31/0 van het decreet, als ze kunnen worden bepaald, in de mogelijkheid om tussen te komen.
  De griffier deelt mee voor welke vordering het mogelijk is om een schriftelijke uiteenzetting in te dienen, rekening houdend met de stand van de zaak.
   Een persoon als vermeld in artikel 31/0 van het decreet, die niet de mogelijkheid heeft gekregen om tussen te komen, kan alsnog tussenkomen als dat de procedure niet vertraagt ]1

  
Art. 26/3. [1 Le greffier offre aux personnes visées à l'article 31/0 du décret, pour autant qu'elles puissent être déterminées, la possibilité d'intervenir.
   Le greffier communique pour quelle demande un exposé écrit peut être introduit, compte tenu de l'état de l'affaire.
   Une personne telle que mentionnée à l'article 31/0 du décret, qui n'a pas eu la possibilité d'intervenir, peut encore intervenir si cela ne retarde pas la procédure. ]1

  
Art. 26/4. [1 . De tussenkomende partij of haar raadsman dagtekent en ondertekent de schriftelijke uiteenzetting, vermeld in artikel 26/3, tweede lid.
   De schriftelijke uiteenzetting bevat minstens al de volgende gegevens:
   1° het opschrift "Schriftelijke uiteenzetting";
   2° de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de tussenkomende partij, de gekozen woonplaats in België, en in voorkomend geval een telefoonnummer en een e-mailadres;
   3° de vermelding van het rolnummer waaronder de vordering ingeschreven is, als dat gekend is;
   4° een omschrijving van het belang van de tussenkomende partij;
   5° een inventaris van de overtuigingsstukken.
   De tussenkomende partij voegt bij haar schriftelijke uiteenzetting:
   1° als ze een rechtspersoon is en geen raadsman heeft die advocaat is: een afschrift van haar geldende en gecoördineerde statuten en van de akte van aanstelling van haar organen, en ook het bewijs dat het orgaan dat daarvoor bevoegd is, beslist heeft in rechte te treden;
   2° de schriftelijke volmacht van haar raadsman als die geen advocaat is;
   3° de overtuigingsstukken die in de inventaris zijn vermeld en die conform die inventaris genummerd zijn. ]1

  
Art. 26/4. [1 La partie intervenante ou son conseil signe et date l'exposé écrit visé à l'article 26/3, alinéa 2.
   L'exposé écrit comprend au moins toutes les données suivantes :
   1° l'intitulé " Exposé écrit " ;
   2° le nom, la qualité, le domicile ou le siège de la partie intervenante, le domicile élu en Belgique, et le cas échéant un numéro de téléphone et une adresse e-mail ;
   3° s'il est connu, le numéro de rôle sous lequel la demande est inscrite ;
   4° une description de l'intérêt de la partie intervenante ;
   5° un inventaire des pièces à conviction.
   La partie intervenante joint à son exposé écrit :
   1° s'il s'agit d'une personne morale et qu'elle n'a pas de conseil qui soit un avocat : une copie de ses statuts coordonnés en vigueur et de l'acte de désignation de ses organes, ainsi que la preuve que l'organe compétent a décidé d'ester en justice ;
   2° la procuration écrite de son conseil, si ce dernier n'est pas un avocat ;
   3° les pièces à conviction mentionnées dans l'inventaire et numérotées conformément à cet inventaire. ]1

  
Art. 26/5. [1 In de volgende gevallen stelt de griffier de tussenkomende partij in staat om haar schriftelijke uiteenzetting te regulariseren:
   1° de stukken, vermeld in artikel 26/4, derde lid, 1°, zijn in voorkomend geval niet bij de schriftelijke uiteenzetting gevoegd;
   2° de schriftelijke uiteenzetting is niet ondertekend door de tussenkomende partij of haar raadsman;
   3° de schriftelijke uiteenzetting bevat geen woonplaatskeuze in België als vermeld in artikel 7, § 1;
   4° de schriftelijke uiteenzetting vermeldt het rolnummer van de vordering niet of bevat geen verklaring dat de tussenkomende partij het rolnummer niet kent;
   5° de schriftelijke volmacht, vermeld in artikel 26/4, derde lid, 2°, is niet bij de schriftelijke uiteenzetting gevoegd;
   6° de stukken, vermeld in artikel 26/4, derde lid, 3°, zijn niet bij de schriftelijke uiteenzetting gevoegd;
   7° de inventaris van de overtuigingsstukken, die conform die inventaris genummerd zijn, is niet bij de schriftelijke uiteenzetting gevoegd.
   De griffier stelt, in voorkomend geval, de tussenkomende partij in staat om de vormvereisten, vermeld in het eerste lid, te regulariseren binnen een vervaltermijn van acht dagen, die ingaat op de dag na de betekening van het verzoek tot regularisatie.
   De tussenkomende partij die haar schriftelijke uiteenzetting tijdig regulariseert, wordt geacht die te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending of neerlegging van de schriftelijke uiteenzetting.
   Een schriftelijke uiteenzetting die niet, onvolledig of laattijdig is geregulariseerd, wordt geacht niet te zijn ingediend. ]1

  
Art. 26/5. [1 Dans les cas suivants, le greffier donne à la partie intervenante la possibilité de régulariser son exposé écrit :
   1° les pièces visées à l'article 26/4, alinéa 3, 1° n'ont pas été jointes à l'exposé écrit, le cas échéant ;
   2° l'exposé écrit n'a pas été signé par la partie intervenante ou son conseil ;
   3° l'exposé écrit n'indique pas le domicile élu en Belgique, tel que visé à l'article 7, § 1er ;
   4° l'exposé écrit n'indique pas le numéro de rôle ou ne contient pas de déclaration indiquant que la partie intervenante ne connaît pas le numéro de rôle ;
   5° la procuration écrite, visée à l'article 26/4, alinéa 3, 2° n'a pas été jointe à l'exposé écrit ;
   6° les pièces visées à l'article 26/4, alinéa 3, 3° n'ont pas été jointes à l'exposé écrit ;
   7° l'inventaire des pièces à conviction, numérotées conformément à cet inventaire, n'a pas été joint à l'exposé écrit.
   Le greffier offre, le cas échéant, à la partie intervenante la possibilité de régulariser les exigences de forme, visées à l'alinéa 1er, dans un délai d'échéance de huit jours qui prend cours le lendemain de la notification de la demande en régularisation.
   La partie intervenante qui régularise son exposé écrit dans ce délai, est censée l'avoir introduit à la date du premier envoi ou dépôt de l'exposé écrit.
   Un exposé écrit qui n'est pas régularisé ou qui est régularisé de manière incomplète ou tardive, est censé ne pas avoir été introduit. ]1

  
Afdeling 1/3. [1 Schorsing ]1
Section 1/3. [1 Suspension ]1
Onderafdeling 1. [1 - Schorsing bij hoogdringendheid ]1
Sous-section 1RE. [1 Suspension d'urgence ]1
Art. 26/6. [1 De verweerder dient een nota met opmerkingen over de gevorderde schorsing in binnen een vervaltermijn van twintig dagen, die ingaat na de betekening van de brief waarin de griffier de verweerder in de mogelijkheid stelt een nota met opmerkingen over de gevorderde schorsing in te dienen.
   Binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, dient de verweerder het administratief dossier in, als het nog niet is ingediend.
   Als de verweerder niet binnen die termijn, vermeld in het eerste lid, het administratief dossier indient, maant de griffier de verweerder aan om daartoe vooralsnog over te gaan binnen een door de griffier bepaalde termijn. Als de verweerder hieraan geen gevolg geeft, worden de door de verzoeker aangehaalde feiten als bewezen geacht, tenzij deze feiten kennelijk onjuist zijn. ]1

  
Art. 26/6. [1 . Le défendeur présente une note d'observation sur la suspension requise dans un délai d'échéance de vingt jours, qui commence à courir après la signification de la lettre dans laquelle le greffier donne au défendeur la possibilité de présenter une note d'observation sur la suspension requise.
   Dans le délai mentionné à l'alinéa 1er, le défendeur présente le dossier administratif, si cela n'a pas encore été fait.
   Si le défendeur n'introduit pas le dossier administratif dans ce délai, mentionné à l'alinéa 1er, le greffier somme le défendeur de le faire dans un délai défini par le greffier. Si le défendeur n'y donne pas suite, les faits cités par le demandeur sont réputés avérés, sauf si lesdits faits sont manifestement faux.]1

  
Art. 26/7. [1 Een schriftelijke uiteenzetting over de vordering tot schorsing bij hoogdringendheid wordt ingediend binnen een vervaltermijn van twintig dagen, die ingaat op de dag na de betekening van de brief waarin de griffier, conform artikel 26/3, tweede lid, de mogelijkheid geeft om een schriftelijke uiteenzetting in te dienen.
Art. 26/7.[1 Un exposé écrit sur la demande en suspension d'urgence est présenté dans un délai d'échéance de vingt jours, qui commence à courir le lendemain de la signification de la lettre dans laquelle le greffier, conformément à l'article 26/3, alinéa 2, donne la possibilité de présenter un exposé écrit.
Art. 26/8. [1 De kamervoorzitter bepaalt bij beschikking:
Art. 26/8. [1 . Le président de la chambre fixe par disposition :
Onderafdeling 2. [1 Schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid ]1
Sous-section 2. [1 - Suspension d'extrême urgence ]1
Art. 26/9. [1 Artikel 17, § 2, derde tot en met vijfde lid, artikel 25/4, 26, 26/1, 26/2 en 26/5 zijn niet van toepassing op de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid. ]1
  
Art. 26/9. [1 L'article 17, § 2, alinéas 3 à 5, articles 25/4, 26, 26/1, 26/2 et 26/5 ne s'appliquent pas à la demande en suspension d'extrême urgence ]1
  
Art. 26/10. [1 . § 1. De kamervoorzitter bepaalt bij beschikking:
   1° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behandeld, eventueel te zijnen huize, zelfs op feestdagen en van dag tot dag of van uur tot uur;
   2° de termijn waarbinnen ter griffie inzage kan worden genomen van het administratief dossier en de overtuigingsstukken;
   3° de namen van een of meer personen vermeld in artikel 31/0 van het decreet, als de kamer heeft beslist een of meer van die personen op te roepen.
   De griffier betekent de beschikking en een afschrift van het verzoekschrift onmiddellijk aan de partijen en aan de personen vermeld in het eerste lid, 3°, en deelt hen de samenstelling van de bevoegde kamer mee.
   § 2. De verweerder dient onmiddellijk het administratief dossier in, als het nog niet werd ingediend. Als de verweerder het administratief dossier niet van tevoren heeft toegezonden, overhandigt hij het ter zitting aan de kamervoorzitter, die de zitting kan schorsen om aan de andere partijen de gelegenheid te geven er inzage van te nemen.
   § 3. De verweerder kan een nota met opmerkingen over de gevorderde schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid indienen vanaf de dag na de betekening van de beschikking, vermeld in paragraaf 1, en uiterlijk bij aanvang van de zitting waarop de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behandeld. De verweerder bezorgt de nota tegelijkertijd aan de partijen en aan de personen vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°.
   Een schriftelijke uiteenzetting over de gevorderde schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt ingediend vanaf de dag na de betekening van de beschikking, vermeld in paragraaf 1, en uiterlijk bij aanvang van de zitting waarop de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behandeld. De tussenkomende partij bezorgt de schriftelijke uiteenzetting tegelijkertijd aan de partijen en aan de personen vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°. ]1

  
Art. 26/10. [1 Le président de la chambre fixe par disposition :
   1° le lieu, le jour et l'heure de la séance lors de laquelle la demande en suspension d'extrême urgence sera traitée, éventuellement à son hôtel, y compris les jours fériés et de jour en jour ou d'heure à heure ;
   2° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   3° les noms d'une ou plusieurs personnes mentionnées à l'article 31/0 du décret, si la chambre a décidé de convoquer une ou plusieurs de ces personnes.
   Le greffier notifie la disposition et une copie de la requête immédiatement aux parties et aux personnes mentionnées à l'alinéa 1er, 3°, et leur communique la composition de la chambre compétente.
   § 2. Le défendeur introduit immédiatement le dossier administratif, s'il n'a pas encore été introduit. Si le défendeur n'a pas transmis le dossier administratif antérieurement, il le remet à la séance au président de la chambre, qui peut suspendre la séance pour permettre aux autres parties de le consulter.
   § 3. Le défendeur peut introduire une note avec des remarques sur la suspension requise d'extrême urgence à partir du lendemain de la signification de la disposition, visée au paragraphe 1er, et au plus tard au début de la séance lors de laquelle la requête en suspension d'extrême urgence est traitée. Le défendeur remet la note en même temps aux parties et aux personnes mentionnées au paragraphe 1er, alinéa 1er, 3°.
   Un exposé écrit sur la suspension requise d'extrême urgence est introduit à partir du lendemain de la signification de la disposition, visée au paragraphe 1er, et au plus tard au début de la séance lors de laquelle la demande en suspension d'extrême urgence est traitée. La partie intervenante transmet l'exposé écrit en même temps aux parties et aux personnes, visées au paragraphe 1er, alinéa 1er, 3°.]1

  
Art. 26/11. [1 § 1. Als de schorsing op verzoek bij wijze van voorlopige maatregel wordt bevolen zonder dat de partijen of sommige van hen zijn gehoord, bepaalt de kamer, in afwijking van artikel 26/10, in het arrest waarbij de voorlopige schorsing wordt bevolen:
   1° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de bevestiging van de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behandeld, eventueel te zijnen huize, zelfs op feestdagen en van dag tot dag of van uur tot uur;
   2° de termijn waarbinnen ter griffie inzage kan worden genomen van het administratief dossier en de overtuigingsstukken;
   3° de namen van een of meer personen vermeld in artikel 31/0 van het decreet, als de kamer heeft beslist een of meer van die personen op te roepen.
   De griffier betekent het arrest en een afschrift van het verzoekschrift onmiddellijk aan de partijen en aan de personen vermeld in het eerste lid, 3°, en deelt hen de samenstelling van de bevoegde kamer mee.
   § 2. De verweerder dient onmiddellijk het administratief dossier in, als het nog niet werd ingediend. Als de verweerder het administratief dossier niet van te voren heeft toegezonden, overhandigt hij het ter zitting aan de kamervoorzitter, die de zitting kan schorsen om aan de andere partijen de gelegenheid te geven er inzage van te nemen.
   § 3. De verweerder kan een nota met opmerkingen over de gevorderde schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid indienen vanaf de dag na de betekening van het arrest, vermeld in paragraaf 1, en uiterlijk bij aanvang van de zitting waarop de bevestiging van de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behandeld. De verweerder bezorgt tegelijkertijd de nota aan de partijen en aan de personen vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°.
   Een schriftelijke uiteenzetting over de gevorderde schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt ingediend vanaf de dag na de betekening van het arrest, vermeld in paragraaf 1, en uiterlijk bij aanvang van de zitting waarop de bevestiging van de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behandeld. De tussenkomende partij bezorgt de schriftelijke uiteenzetting tegelijkertijd aan de partijen en aan de personen vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°. ]1

  
Art. 26/11. [1 § 1er. Si la suspension est ordonnée sur demande par le biais d'une mesure provisoire sans que les parties ou certaines d'entre elles soient entendues, la chambre détermine, en dérogation à l'article 26/10, dans l'arrêt par lequel la suspension provisoire est ordonnée :
   1° le lieu, le jour et l'heure de la séance lors de laquelle la confirmation de la suspension d'extrême urgence sera traitée, éventuellement à son hôtel, y compris les jours fériés et de jour en jour ou d'heure à heure ;
   2° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   3° les noms d'une ou plusieurs personnes mentionnées à l'article 31/0 du décret, si la chambre a décidé de convoquer une ou plusieurs de ces personnes.
   Le greffier notifie l'arrêt et une copie de la requête immédiatement aux parties et aux personnes mentionnées à l'alinéa 1er, 3°, et leur communique la composition de la chambre compétente.
   § 2. Le défendeur introduit immédiatement le dossier administratif, s'il n'a pas encore été introduit. Si le défendeur n'a pas transmis le dossier administratif antérieurement, il le remet à la séance au président de la chambre, qui peut suspendre la séance pour permettre aux autres parties de le consulter.
   § 3. Le défendeur peut introduire une note avec des remarques sur la suspension requise d'extrême urgence à partir du lendemain de la signification de l'arrêt, visée au paragraphe 1er, et au plus tard au début de la séance lors de laquelle la confirmation de la suspension d'extrême urgence est traitée. Le défendeur remet en même temps la note aux parties et aux personnes mentionnées au paragraphe 1er, alinéa 1er, 3°.
   Un exposé écrit sur la suspension requise d'extrême urgence est introduit à partir du lendemain de la signification de l'arrêt, visé au paragraphe 1er, et au plus tard au début de la séance lors de laquelle la confirmation de la suspension d'extrême urgence est traitée. La partie intervenante transmet l'exposé écrit en même temps aux parties et aux personnes, visées au paragraphe 1er, alinéa 1er, 3°. ]1

  
Onderafdeling 3. [1 - Zitting ]1
Sous-section 3. [1 Séance ]1
Art. 26/12. [1 De kamervoorzitter verklaart de zitting voor geopend. Hij leidt de zitting. De griffier stelt een proces-verbaal van de zitting op, dat hij samen met de kamervoorzitter ondertekent.
Art. 26/12. [1 Le président de la chambre déclare la séance ouverte. Il préside la séance. Le greffier établit un procès-verbal de la séance, qu'il signe avec le président de la chambre.
Art. 26/13. [1 De partij die aannemelijk maakt dat ze de taal van de rechtspleging onvoldoende beheerst, kan zich ter zitting laten bijstaan door een vertaler-tolk. Daarvan maakt de griffier een proces-verbaal op.
Art. 26/13. [1 La partie qui rend plausible qu'elle maîtrise insuffisamment la langue de la procédure peut se faire assister lors de la séance par un traducteur-interprète. Le greffier en établit un procès-verbal.
Onderafdeling 4. [1 - Arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vordering tot schorsing bij hoogdringendheid of over de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid ]1
Sous-section 4. [1 Arrêt par lequel le prononcé est fait quant à la demande de suspension d'urgence ou la demande de suspension d'extrême urgence ]1
Art. 26/14. [1 Binnen een ordetermijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de sluiting van de debatten, spreekt de kamer waarbij een vordering tot schorsing bij hoogdringendheid aanhangig is, een arrest uit.
   Het arrest wordt met redenen omkleed, overeenkomstig artikel 32, tweede lid, van het decreet, en vermeldt de volgende gegevens:
   1° de namen van de partijen, de door hen gekozen woonplaats en, in voorkomend geval, de naam en de hoedanigheid van de persoon die de partijen bijstaat of vertegenwoordigt;
   2° de oproeping van partijen, van hun raadsmannen, alsook hun eventuele aanwezigheid op de zitting;
   3° de datum van de uitspraak en de namen van de bestuursrechters die erover hebben beraadslaagd.
   De kamer kan de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het arrest bevelen. ]1

  
Art. 26/14. [1 Dans un délai d'ordre de trente jours qui prend cours le lendemain de la clôture des débats, la chambre saisie de la requête en suspension d'extrême urgence rend un arrêt.
   L'arrêt est dûment motivé, conformément à l'article 32, alinéa 2, du décret, et mentionne les données suivantes :
   1° les noms des parties, le domicile qu'elles ont élu et, le cas échéant, le nom et la qualité de la personne qui assiste ou représente les parties ;
   2° la convocation des parties, de leurs conseils, ainsi que leur éventuelle présence lors de la séance ;
   3° la date du prononcé et les noms des juges administratifs qui en ont délibéré.
   La chambre peut ordonner l'exécution immédiate de l'arrêt. ]1

  
Art. 26/15. [1 De griffier brengt op de uitgifte, na het beschikkend gedeelte van het arrest, het volgende uitvoeringsformulier aan:
   "De ministers en de besturen, ieder wat hen betreft, zorgen voor de uitvoering van dit arrest. ]1

  
Art. 26/15. [1 Le greffier appose sur la publication, après la partie dispositive de l'arrêt, la formule exécutoire suivante :
   " Les ministres et les administrations, chacun en ce qui les concerne, assurent l'exécution du présent arrêt. ]1

  
Art. 26/16. [1 De griffier zendt onmiddellijk een afschrift van het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vordering tot schorsing met toepassing van deze afdeling, aan de partijen. ]1
  
Art. 26/16. [1 Le greffier envoie immédiatement aux parties une copie de l'arrêt qui statue sur la demande de suspension en application de la présente section. ]1
  
Onderafdeling 5. [1 Verzoek tot voortzetting ]1
Sous-section 5. [1 Demande de poursuite ]1
Art. 26/17. [1 Als het College de vordering tot schorsing heeft ingewilligd met toepassing van deze afdeling, kan de verweerder of tussenkomende partij een verzoek tot voortzetting van de rechtspleging indienen binnen een vervaltermijn van dertig dagen. Als er geen verzoek tot voortzetting wordt ingediend, kan het College volgens de versnelde rechtspleging, vermeld in onderafdeling 6, de bestreden beslissing vernietigen.
Art. 26/17.[1 . Si le Collège a accédé à la demande en suspension en application de cette section, le défendeur ou la partie intervenante peut introduire une demande en poursuite de la procédure dans un délai de trente jours. Si aucune demande de poursuite n'est introduite, le Collège peut, conformément à la procédure accélérée mentionnée à la sous-section 6, annuler la décision contestée.
Art. 26/18 [1 De griffier betekent het ingediende verzoek tot voortzetting van de rechtspleging aan de andere partijen.
Art. 26/18. [1 Le greffier signifie la demande de poursuite de la procédure introduite aux autres parties.
Onderafdeling 6. [1 Versnelde rechtspleging ]1
Sous-section 6. [1 Procédure accélérée ]1
Art. 26/19 [1 Als het College de vordering tot schorsing heeft ingewilligd met toepassing van deze afdeling en de verweerder of de tussenkomende partij binnen de vervaltermijn, vermeld in artikel 26/17, eerste lid, geen verzoek tot voortzetting van de rechtspleging heeft ingediend, deelt de griffier de partijen met een beveiligde zending mee dat de kamer uitspraak zal doen over de vordering tot vernietiging van de bestreden beslissing.
Art. 26/19. [1 . Si le Collège a accédé à la demande en suspension en application de la présente section et que le défendeur ou la partie intervenante n'a pas introduit de demande de poursuite de la procédure dans le délai, mentionné à l'article 26/17, alinéa 1er, le greffier informe les parties par le biais d'un envoi sécurisé que la chambre se prononcera sur la demande en annulation de la décision contestée.
Art. 26/20 [1 § 1. Als het College de vordering tot schorsing, met toepassing van deze afdeling, heeft verworpen en de verzoeker binnen de vervaltermijn, vermeld in artikel 26/17, tweede lid, geen verzoek tot voortzetting van de rechtspleging heeft ingediend, deelt de griffier de partijen met een beveiligde zending mee dat de kamer ten aanzien van de verzoeker de afstand van geding zal uitspreken, tenzij de verzoeker binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, die ingaat op de dag na de betekening vraagt te worden gehoord.
Art. 26/20. [1 § 1er. Si le Collège a rejeté la demande en suspension, en application de la présente section, et que le demandeur n'a pas introduit de demande de poursuite de la procédure dans le délai, mentionné à l'article 26/17, alinéa 2, le greffier informe les parties par le biais d'un envoi sécurisé que la chambre prononcera vis-à-vis du demandeur le désistement d'instance, à moins que le demandeur demande dans un délai de quinze jours, qui commence à courir le jour de la signification, à être entendu.
Onderafdeling 7. [1 Opheffing van de schorsing of van voorlopige maatregelen ]1
Sous-section 7. [1 Levée de la suspension ou des mesures provisoires ]1
Art. 26/21 [1 . § 1. De vordering tot opheffing wordt bij verzoekschrift ingediend. Het verzoekschrift wordt gedagtekend en door een partij of door de raadsman van die partij ondertekend.
Art. 26/21.[1 § 1er. La demande d'annulation est introduite par requête. La requête est datée et signée par une partie ou par le conseil de celle-ci.
Afdeling 2. - Vernietiging
Sous-section 1re. - La préenquête
Onderafdeling 1. - Het vooronderzoek
Section 1re. La note de réponse du défendeur
Sectie 1. De antwoordnota van de verweerder
Art.27.Le défendeur introduit une note de réponse, [1 un dossier administratif [2 ...]2, si celui-ci n'a pas encore été introduit,]1 et des pièces à conviction supplémentaires et inventoriées éventuelles, dans un délai d'échéance de quarante-cinq jours, qui prend cours [1 le jour après]1 la notification [3 du courrier dans lequel le greffier offre au défendeur l'occasion d'introduire une note de réponse ]3]1.
Art.27. De verweerder dient een antwoordnota, [1 een [2 ...]2 administratief dossier, als dat nog niet werd ingediend,]1 en eventuele aanvullende en geïnventariseerde overtuigingsstukken in binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen, die ingaat op [1 de dag na]1 de betekening van [3 de brief waarin de griffier de verweerder in de mogelijkheid stelt een antwoordnota in te dienen]3.
  Als de verweerder niet binnen die termijn, vermeld in het eerste lid, het administratief dossier indient, maant de griffier de verweerder aan om daartoe vooralsnog over te gaan binnen een door de griffier bepaalde termijn. Als de verweerder hieraan geen gevolg geeft, worden de door de verzoeker aangehaalde feiten als bewezen geacht, tenzij deze feiten kennelijk onjuist zijn.
  
Art. 27. Le défendeur introduit une note de réponse, [1 un dossier administratif [2 ...]2, si celui-ci n'a pas encore été introduit,]1 et des pièces à conviction supplémentaires et inventoriées éventuelles, dans un délai d'échéance de quarante-cinq jours, qui prend cours [1 le jour après]1 la notification [3 du courrier dans lequel le greffier offre au défendeur l'occasion d'introduire une note de réponse ]3]1.
  Lorsque le défendeur n'introduit pas de dossier administratif dans ce délai, visé à l'alinéa premier, le greffier somme le défendeur d'y procéder tout de même dans un délai fixé par le greffier. Lorsque le défendeur n'y donne pas suite, les faits cités par le requérant sont censés être prouvés, à moins que ces faits soient manifestement injustes.
  
Sectie 1/1. [1 . De schriftelijke uiteenzetting van de tussenkomende partij ]1
Art. 27/1. [1 Un exposé écrit et toute pièce justificative inventoriée sur la requête en annulation sont présentés dans un délai d'échéance de quarante-cinq jours, qui commence à courir le lendemain de la signification de la lettre dans laquelle le greffier, conformément à l'article 26/3, alinéa 2, donne la possibilité de présenter un exposé écrit ]1
Art. 27/1. [1 Een schriftelijke uiteenzetting en eventuele geïnventariseerde overtuigingsstukken over de vordering tot vernietiging worden ingediend binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen, die ingaat op de dag na de betekening van de brief waarin de griffier, conform artikel 26/3, tweede lid, de mogelijkheid geeft om een schriftelijke uiteenzetting in te dienen.]1
  
Art. 27/1. [1 Un exposé écrit et toute pièce justificative inventoriée sur la requête en annulation sont présentés dans un délai d'échéance de quarante-cinq jours, qui commence à courir le lendemain de la signification de la lettre dans laquelle le greffier, conformément à l'article 26/3, alinéa 2, donne la possibilité de présenter un exposé écrit ]1
  
Sectie 2. De wederantwoordnota of toelichtende nota van de verzoeker
Art.28.[1 Le greffier notifie une copie de la note de réponse au requérant, ou lui communique l'absence d'une note de réponse, et met le requérant également au courant du dépôt du dossier administratif.]1
Art.28. [1 De griffier betekent een afschrift van de antwoordnota aan de verzoeker of deelt hem mee dat de antwoordnota ontbreekt, en brengt de verzoeker ook op de hoogte van de neerlegging van het administratief dossier.]1
  [2 Tegelijkertijd bezorgt de griffier, in voorkomend geval, een afschrift van de schriftelijke uiteenzetting van de tussenkomende partij aan de verzoeke.]2
  
Art.29. Le requérant peut introduire une note de réponse en retour dans un délai d'échéance de trente jours, qui prend cours [1 le jour après]1 la notification de la copie de la note de réponse.
  [1 Lorsque le défendeur n'a pas introduit de note de réponse, le requérant peut introduire une note explicative dans un délai de trente jours, qui prend cours le jour après que le greffier a notifié la communication qu'aucune note de réponse n'a été introduite.]1
  Le requérant peut joindre des pièces à conviction inventoriées supplémentaires à la note de réponse en retour ou à la note explicative, pour autant qu'il ne pût pas encore disposer de ces pièces au moment où la requête a été introduite ou pour autant qu'elles soient nécessaires en réplique à la note de réponse du défendeur [2 ou, le cas échéant, dans l'exposé écrit de la partie intervenante.]2.
  
Art.29. De verzoeker kan een wederantwoordnota indienen binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op [1 de dag na]1 de betekening van het afschrift van de antwoordnota.
  [1 Als de verweerder geen antwoordnota heeft ingediend, mag de verzoeker een toelichtende nota indienen binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de betekening door de griffier van de mededeling dat er geen antwoordnota werd ingediend.]1
  De verzoeker kan aan de wederantwoordnota of toelichtende nota aanvullende, geïnventariseerde overtuigingsstukken toevoegen voor zover hij nog niet over die stukken kon beschikken op het ogenblik waarop het verzoekschrift werd ingediend of voor zover ze noodzakelijk zijn in repliek op de antwoordnota van de verweerder [2 of, in voorkomend geval, op de schriftelijke uiteenzetting van de tussenkomende partij." ]2.
  
Art. 29. Le requérant peut introduire une note de réponse en retour dans un délai d'échéance de trente jours, qui prend cours [1 le jour après]1 la notification de la copie de la note de réponse.
  [1 Lorsque le défendeur n'a pas introduit de note de réponse, le requérant peut introduire une note explicative dans un délai de trente jours, qui prend cours le jour après que le greffier a notifié la communication qu'aucune note de réponse n'a été introduite.]1
  Le requérant peut joindre des pièces à conviction inventoriées supplémentaires à la note de réponse en retour ou à la note explicative, pour autant qu'il ne pût pas encore disposer de ces pièces au moment où la requête a été introduite ou pour autant qu'elles soient nécessaires en réplique à la note de réponse du défendeur [2 ou, le cas échéant, dans l'exposé écrit de la partie intervenante.]2.
  
Sectie 3. [1 ...]1
Art.30.[1 Le greffier notifie une copie de la note de réponse en retour ou de la note explicative au défendeur [2 et à la partie intervenante]2.]1
Art.30. [1 De griffier betekent een afschrift van de wederantwoordnota of van de toelichtende nota aan de verweerder [2 en de tussenkomende partij]2.]1
  
Art. 30. [1 Le greffier notifie une copie de la note de réponse en retour ou de la note explicative au défendeur [2 et à la partie intervenante]2.]1
  
Onderafdeling 2. - Getuigen
Art.33.§ 1er. La partie qui souhaite qu'un témoin soit entendu, introduit lors de la préenquête une requête séparée, qui est motivée.
Art.33. § 1. De partij die wil dat een getuige wordt gehoord, dient tijdens het vooronderzoek een afzonderlijk verzoek in, dat gemotiveerd wordt.
  [1 De kamer beslist over de noodzaak en relevantie om een getuige te horen.]1
  [1 De kamer kan ook ambtshalve getuigen oproepen]1.
  § 2. In voorkomend geval hoort de kamer de getuigen.
  § 3. De griffier stelt een proces-verbaal op van het verhoor van de getuige, dat hij samen met de kamervoorzitter en de gehoorde getuige ondertekent. De griffier bezorgt het proces-verbaal van het getuigenverhoor aan de partijen.
  
Art. 33. § 1er. La partie qui souhaite qu'un témoin soit entendu, introduit lors de la préenquête une requête séparée, qui est motivée.
  [1 La chambre décide de la nécessité et de la pertinence d'entendre un témoin.]1
  [1 La chambre peut également convoquer des témoins d'office.]1
  § 2. Le cas échéant, la chambre entend les témoins.
  § 3. Le greffier établit un procès-verbal de l'audition du témoin, qu'il signe avec le président de la chambre et le témoin entendu. Le greffier transmet le procès-verbal de l'audition du témoin aux parties.
  
Art.34. De griffier stelt een proces-verbaal op van het feit dat de getuige niet verschijnt of weigert om te komen getuigen. De griffier bezorgt het proces-verbaal aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waar de getuige moest worden gehoord.
Art. 34. Le greffier établit un procès-verbal du fait que le témoin ne comparaît pas ou refuse de venir témoigner. Le greffier transmet le procès-verbal au procureur du Roi de l'arrondissement judiciaire où le témoin devait être entendu.
Onderafdeling 3. - Deskundigen
Art.35.§ 1er. Les parties peuvent, soit dans la requête par laquelle le recours est introduit, soit dans leurs notes qui y suivent, demander de manière motivée de désigner des experts. La chambre prend une décision en ce qui concerne la requête par arrêt. La chambre peut également ordonner d'office une expertise par arrêt.
Art.35. § 1. De partijen kunnen, hetzij in het verzoekschrift waarbij het beroep wordt ingediend, hetzij in hun daarop volgende nota's, op gemotiveerde wijze vragen om deskundigen aan te stellen. De kamer beslist bij arrest over het verzoek. De kamer kan ook ambtshalve bij arrest een deskundig onderzoek bevelen.
  Als een deskundig onderzoek wordt bevolen, vermeldt het arrest de opdracht van de deskundigen en de termijn waarbinnen het deskundig verslag bij de griffie wordt ingediend.
  De griffier betekent het arrest aan de partijen en in voorkomend geval aan de deskundigen die in het arrest zijn aangewezen.
  § 2. De deskundigen beschikken over een termijn van vijftien dagen, die ingaat op [1 de dag na]1 de betekening van het arrest, vermeld in paragraaf 1, om de griffier te laten weten of ze hun opdracht aanvaarden.
  Als de deskundigen de opdracht aanvaarden, bezorgt de griffier hun een afschrift van het administratief dossier.
  
Art. 35. § 1er. Les parties peuvent, soit dans la requête par laquelle le recours est introduit, soit dans leurs notes qui y suivent, demander de manière motivée de désigner des experts. La chambre prend une décision en ce qui concerne la requête par arrêt. La chambre peut également ordonner d'office une expertise par arrêt.
  Lorsqu'une expertise est ordonnée, l'arrêt mentionne la mission des experts et le délai dans lequel le rapport d'expertise est introduit auprès du greffe.
  Le greffier notifie l'arrêt aux parties et le cas échéant aux experts qui sont désignés dans l'arrêt.
  § 2. Les experts disposent d'un délai de quinze jours, qui prend cours [1 le jour après]1 la notification de l'arrêt, visé au paragraphe 1er, pour faire savoir au greffier s'ils acceptent leur mission.
  Lorsque les experts acceptent la mission, le greffier leur transmet une copie du dossier administratif.
  
Art.36. Binnen vijftien dagen na de dag waarop de deskundigen hun opdracht, vermeld in artikel 35, hebben aanvaard, delen ze aan de partijen met een beveiligde zending de plaats, de dag en het uur mee waar en waarop ze hun deskundige werkzaamheden zullen aanvangen.
  De griffier en in voorkomend geval de partijen bezorgen aan de deskundigen de stukken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun opdracht.
Art.37. Les experts transmettent leur pré-rapport aux parties avant qu'ils introduisent leur rapport d'expertise définitif auprès du greffe. Pendant un délai de trente jours au maximum, qui prend cours [1 le jour après]1 la remise du pré-rapport, les parties peuvent transmettre des remarques en ce qui concerne ce pré-rapport aux experts par une lettre ordinaire, un fax ou un e-mail. Les experts reprennent les remarques éventuelles ainsi que leurs points de vue à ce sujet dans leur rapport définitif. Ils évaluent leur état de frais et honoraires de manière circonstanciée et joignent cette évaluation en annexe à leur rapport.
  Les experts signent leur rapport.
  Les experts transmettent l'original du rapport d'expertise définitif au greffe et une copie aux parties.
  
Art.37. De deskundigen bezorgen hun voorverslag aan de partijen vóór ze hun definitief deskundig verslag bij de griffie indienen. Gedurende een termijn van hoogstens dertig dagen, die ingaat op [1 de dag na]1 de bezorging van het voorverslag, kunnen de partijen aan de deskundigen met een gewone brief, een fax of een e-mail, opmerkingen geven over dat voorverslag. De deskundigen nemen eventuele opmerkingen alsook hun standpunten daarover op in hun definitief verslag. Ze begroten hun staat van kosten en erelonen op omstandige wijze en voegen die begroting als bijlage bij hun verslag.
  De deskundigen ondertekenen hun verslag.
  De deskundigen bezorgen het origineel van het definitieve deskundig verslag aan de griffie en een kopie ervan aan de partijen.
  
Art. 37. Les experts transmettent leur pré-rapport aux parties avant qu'ils introduisent leur rapport d'expertise définitif auprès du greffe. Pendant un délai de trente jours au maximum, qui prend cours [1 le jour après]1 la remise du pré-rapport, les parties peuvent transmettre des remarques en ce qui concerne ce pré-rapport aux experts par une lettre ordinaire, un fax ou un e-mail. Les experts reprennent les remarques éventuelles ainsi que leurs points de vue à ce sujet dans leur rapport définitif. Ils évaluent leur état de frais et honoraires de manière circonstanciée et joignent cette évaluation en annexe à leur rapport.
  Les experts signent leur rapport.
  Les experts transmettent l'original du rapport d'expertise définitif au greffe et une copie aux parties.
  
Art.38. De kamer kan de deskundigen horen om toelichtingen en ophelderingen over hun verslag te krijgen.
  De griffier stelt een proces-verbaal van het verhoor op dat hij samen met de kamervoorzitter en de gehoorde deskundige ondertekent.
Art. 38. La chambre peut entendre les experts afin d'obtenir des explications et des clarifications en ce qui concerne leur rapport.
  Le greffier établit un procès-verbal de l'audition, qu'il signe avec le président de la chambre et l'expert entendu.
Art.39. De kamer kan, om gewichtige redenen en bij arrest, een einde maken aan de opdracht van de deskundigen en in hun vervanging voorzien na hen te hebben gehoord.
  De griffier betekent het arrest aan de deskundigen en aan de partijen.
Art. 39. La chambre peut, pour des motifs graves et par arrêt, mettre un terme à la mission des experts et assurer leur remplacement après les avoir entendus.
  Le greffier notifie l'arrêt aux experts et aux parties.
Onderafdeling 4. - Het doen van vaststellingen ter plaatse
Art.40. Le président de la chambre, ou le juge administratif que le président de la chambre désigne à cet effet, peut d'office procéder à toutes les constatations sur place.
Art.40. De kamervoorzitter, of de bestuursrechter die de kamervoorzitter daarvoor aanwijst, kan ambtshalve ter plaatse overgaan tot alle vaststellingen.
  De griffier roept de partijen op.
Art. 40. Le président de la chambre, ou le juge administratif que le président de la chambre désigne à cet effet, peut d'office procéder à toutes les constatations sur place.
  Le greffier convoque les parties.
Onderafdeling 5. - Zitting
Art.41.[1 § 1er. Le président de la chambre fixe par disposition :
Art.41. [1 § 1. De kamervoorzitter bepaalt bij beschikking:
   1° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de vordering tot vernietiging wordt behandeld;
   2° de termijn waarbinnen ter griffie inzage kan worden genomen van het administratief dossier en de overtuigingsstukken;
   3° de namen van de partijen die persoonlijk moeten verschijnen om toelichting te geven en de feiten waarover ze zullen worden gehoord, als de kamer heeft beslist om een partij te horen;
   4° de namen van de getuigen en de feiten waarover ze zullen worden gehoord, als de kamer heeft beslist een getuige te horen;
   5° in voorkomend geval, de namen van door de kamer opgeroepen deskundigen.
   § 2. Uiterlijk vijftien dagen voor de dag van de zitting brengt de griffier de partijen, en in voorkomend geval de getuigen of deskundigen, schriftelijk op de hoogte van de inhoud van de beschikking, vermeld in paragraaf 1, en deelt hen de samenstelling van de bevoegde kamer mee.
   § 3. In afwijking van paragraaf 1 en op het ogenblik dat de zaak in staat is, kan de kamer de zaak in beraad nemen als de partijen, met toepassing van artikel 16, zesde lid, van het decreet, in onderling overleg afzien van de behandeling van het beroep ter zitting.
  [2 ...]2]1

  
Art. 41. [1 § 1er. Le président de la chambre fixe par disposition :
   1° le lieu, le jour et le moment de la séance où la demande d'annulation est traitée ;
   2° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   3° les noms des parties qui doivent comparaître en personne pour donner des explications et les faits au sujet desquels elles seront entendues, lorsque la chambre a décidé d'entendre une partie ;
   4° les noms des témoins et les faits au sujet desquels ils seront entendus, lorsque la chambre a décidé d'entendre un témoin ;
   5° le cas échéant, les noms des experts convoqués par la chambre.
   § 2. Au plus tard quinze jours avant le jour de la séance, le greffier informe les parties, et le cas échéant les témoins ou experts, par écrit du contenu de la disposition, visée au paragraphe 1er, et leur communique la composition de la chambre compétente.
   § 3. Par dérogation au paragraphe 1er, et au moment où l'affaire est en état, la chambre peut prendre l'affaire en considération si les parties, en application de l'article 16, alinéa 6, du décret, renoncent de commun accord au traitement du recours en séance.
  [2 ...]2]1

  
Art.42. § 1. De kamervoorzitter verklaart de zitting voor geopend. Hij leidt de zitting.
  § 2. De partijen kunnen ter zitting geen aanvullende stukken neerleggen.
  § 3. De griffier stelt een proces-verbaal van de zitting op dat hij ondertekent, samen met de kamervoorzitter en in voorkomend geval de partijen die op verzoek van de kamervoorzitter persoonlijk zijn verschenen.
  De kamervoorzitter sluit de debatten en neemt de zaak in beraad.
Art.43. La partie qui rend plausible qu'elle maîtrise insuffisamment la langue de la procédure, peut se faire assister séance tenante par un traducteur-interprète. Le greffier en établit un procès-verbal.
  Le président de la chambre désigne le traducteur-interprète de la liste des traducteurs-interprètes assermentés qui est à disposition au greffe du tribunal de première instance à Bruxelles.
  Les frais du traducteur-interprète sont à charge du Collège.
Art.43. De partij die aannemelijk maakt dat ze de taal van de rechtspleging onvoldoende beheerst, kan zich ter zitting laten bijstaan door een vertaler-tolk. Daarvan maakt de griffier proces-verbaal op.
  De kamervoorzitter duidt de vertaler-tolk aan uit de lijst van de beëdigde vertalers-tolken die ter beschikking ligt op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel.
  De kosten van de vertaler-tolk zijn ten laste van het College.
Art. 43. La partie qui rend plausible qu'elle maîtrise insuffisamment la langue de la procédure, peut se faire assister séance tenante par un traducteur-interprète. Le greffier en établit un procès-verbal.
  Le président de la chambre désigne le traducteur-interprète de la liste des traducteurs-interprètes assermentés qui est à disposition au greffe du tribunal de première instance à Bruxelles.
  Les frais du traducteur-interprète sont à charge du Collège.
Onderafdeling 6. - Beraadslaging en uitspraak
Art.44.Dans un délai d'ordre de soixante jours qui prend cours [1 le jour après]1 la clôture des débats, la chambre, où l'affaire est en instance, rend un arrêt.
Art.44. Binnen een ordetermijn van zestig dagen die ingaat op [1 de dag na]1 de sluiting van de debatten, spreekt de kamer, waarbij de zaak aanhangig is, een arrest uit.
  
Art.45. L'arrêt est dûment motivé, conformément à l'article 32, alinéa deux, du décret, et mentionne les données suivantes :
  1° les noms [1 ...]1 des parties, le domicile choisi par eux et, le cas échéant, le nom et la qualité de la personne qui assiste ou représente les parties ;
  2° la convocation des parties, de leurs conseils, ainsi que leur éventuelle présence lors de la séance ;
  3° [2 la date du prononcé]2 de ce jugement et les noms des juges administratifs qui en ont délibéré.
  
Art.45. Het arrest wordt met redenen omkleed, overeenkomstig artikel 32, tweede lid, van het decreet, en vermeldt de volgende gegevens:
  1° de namen [1 ...]1 van de partijen, de door hen gekozen woonplaats en, in voorkomend geval, de naam en de hoedanigheid van de persoon die de partijen bijstaat of vertegenwoordigt;
  2° de oproeping van partijen, van hun raadsmannen, alsook hun eventuele aanwezigheid op de zitting;
  3° [2 de datum van de uitspraak]2 en de namen van de bestuursrechters die erover hebben beraadslaagd.
  
Art. 45. L'arrêt est dûment motivé, conformément à l'article 32, alinéa deux, du décret, et mentionne les données suivantes :
  1° les noms [1 ...]1 des parties, le domicile choisi par eux et, le cas échéant, le nom et la qualité de la personne qui assiste ou représente les parties ;
  2° la convocation des parties, de leurs conseils, ainsi que leur éventuelle présence lors de la séance ;
  3° [2 la date du prononcé]2 de ce jugement et les noms des juges administratifs qui en ont délibéré.
  
Art.46. Het College kan ambtshalve middelen inroepen die niet in het verzoekschrift zijn opgenomen, of ambtshalve excepties opwerpen, voor zover deze de openbare orde betreffen.
Art.47. Le greffier applique à la publication, après la partie dispositive de l'arrêt, le formulaire d'exécution suivant :
  " Les Ministres et les administrations, chacun en ce qui les concerne, assurent l'exécution du présent arrêt. ".
Art.47. De griffier brengt op de uitgifte, na het beschikkend gedeelte van het arrest, het volgende uitvoeringsformulier aan:
  "De ministers en de besturen, ieder wat hen betreft, zorgen voor de uitvoering van dit arrest.".
Art. 47. Le greffier applique à la publication, après la partie dispositive de l'arrêt, le formulaire d'exécution suivant :
  " Les Ministres et les administrations, chacun en ce qui les concerne, assurent l'exécution du présent arrêt. ".
Art.48. De griffier betekent een afschrift van het arrest aan de partijen
Art. 48. Le greffier notifie une copie de l'arrêt aux parties.
Afdeling 3. - Tussengeschillen
Sous-section 1re. - Argument de faux
Onderafdeling 1. - Betichting van valsheid
Art.49. § 1er. Lorsqu'une partie argue de faux une pièce qui a été présentée lors de la procédure, le président de la chambre oblige l'autre partie de confirmer si elle persiste dans son intention d'en faire usage.
Art.49. § 1. Als een partij een stuk dat in de procedure is overgelegd, van valsheid beticht, verplicht de kamervoorzitter de andere partij om te bevestigen of ze volhardt in haar bedoeling om er gebruik van te maken.
  Als de andere partij aan die vraag, vermeld in het eerste lid, geen gevolg geeft of verklaart dat ze van het stuk geen gebruik zal maken, verwerpt de kamervoorzitter de betichting.
  Als de andere partij verklaart dat ze het stuk verder in de procedure zal aanwenden, stelt de griffier daarvan proces-verbaal op.
  § 2. Als de kamer oordeelt dat het van valsheid betichte stuk geen invloed heeft op haar arrest, wordt er verder geen rekening mee gehouden.
  Als de kamer oordeelt dat het stuk van wezenlijk belang is voor de berechting van het beroep of bezwaar, schorst ze de rechtspleging tot wanneer de bevoegde strafrechter definitief uitspraak heeft gedaan over de valsheid.
Art. 49. § 1er. Lorsqu'une partie argue de faux une pièce qui a été présentée lors de la procédure, le président de la chambre oblige l'autre partie de confirmer si elle persiste dans son intention d'en faire usage.
  Lorsque l'autre partie ne donne pas suite à cette question, visée à l'alinéa premier, ou déclare qu'elle n'en fera pas usage, le président de la chambre rejette l'argument.
  Lorsque l'autre partie déclare qu'elle se servira de la pièce ultérieurement lors de la procédure, le greffier en établit un procès-verbal.
  § 2. Lorsque la chambre estime que la pièce arguée de faux n'a aucune influence sur son arrêt, il n'en est plus tenu compte ultérieurement.
  Lorsque la chambre estime que la pièce est d'une importance essentielle pour le jugement du recours ou de la réclamation, elle suspend la procédure jusqu'à ce que le juge pénal compétent ait rendu un jugement définitif concernant le faux.
Onderafdeling 2. - Bestuurlijke lus
Art.50.[1 § 1er. Le greffier signifie sans délai aux parties l'interlocutoire, visé à l'article 34, § 2, alinéa trois du décret.
Art.50. [1 § 1. De griffier betekent de tussenuitspraak, vermeld in artikel 34, § 2, derde lid, van het decreet, onmiddellijk aan de partijen.
   De partijen dienen hun standpunt over de toepassing van de bestuurlijke lus, met in voorkomend geval hun aanvullende en geïnventariseerde overtuigingsstukken, schriftelijk in binnen de termijn, vermeld in artikel 34, § 2, derde lid, van het decreet.
   De griffier betekent een afschrift van het standpunt van een partij aan de andere partijen, of deelt hen het ontbreken van een tijdig ingediend standpunt mee.
   § 2. De griffier betekent de tussenuitspraak, vermeld in artikel 34, § 3, tweede lid, van het decreet, en de tussenuitspraak over de termijnverlening, onmiddellijk aan de partijen.]1

  
Art.51. [1 § 1er. Le greffier signifie une copie de la décision de réparation, visée à l'article 34, § 4, alinéa premier du décret aux parties requérantes et intervenantes, ou leur communique l'absence d'une décision de réparation prise à temps.
   § 2. Les parties communiquent leur point de vue concernant la réparation et l'éventuelle application de l'article 36 du décret, avec le cas échéant des pièces à conviction complémentaires et inventoriées, par écrit dans un délai de forclusion de trente jours à compter [2 le jour après ]2 la date de signification de la décision de réparation aux parties.
   Le greffier signifie une copie du point de vue d'une partie aux autres parties, ou leur communique l'absence d'un point de vue soumis à temps.]1

  
Art.51. [1 § 1. De griffier betekent een afschrift van de herstelbeslissing, vermeld in artikel 34, § 4, eerste lid, van het decreet, aan de verzoekende en tussenkomende partijen, of deelt hen het ontbreken van een tijdige herstelbeslissing mee.
   § 2. De partijen delen hun standpunt over het herstel en de eventuele toepassing van artikel 36 van het decreet, met in voorkomend geval aanvullende en geïnventariseerde overtuigingsstukken, schriftelijk mee binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op [2 de dag na]2 de betekening van de herstelbeslissing aan de partijen.
   De griffier betekent een afschrift van het standpunt van een partij aan de andere partijen, of deelt hen het ontbreken van een tijdig ingediend standpunt mee.]1

  
Art. 51. [1 § 1er. Le greffier signifie une copie de la décision de réparation, visée à l'article 34, § 4, alinéa premier du décret aux parties requérantes et intervenantes, ou leur communique l'absence d'une décision de réparation prise à temps.
   § 2. Les parties communiquent leur point de vue concernant la réparation et l'éventuelle application de l'article 36 du décret, avec le cas échéant des pièces à conviction complémentaires et inventoriées, par écrit dans un délai de forclusion de trente jours à compter [2 le jour après ]2 la date de signification de la décision de réparation aux parties.
   Le greffier signifie une copie du point de vue d'une partie aux autres parties, ou leur communique l'absence d'un point de vue soumis à temps.]1

  
Onderafdeling 3. [1 Hervatting van het geding ]1
Art. 51/1. [1 Tant qu'aucune requête de reprise de l'instance n'est introduite conformément à l'article 51/2, le décès d'une partie, son changement d'état ou la modification de la qualité dans laquelle elle est intervenue, reste sans conséquence pour le traitement de l'affaire. ]1
Art. 51/1. [1 Zolang geen verzoek tot hervatting van het geding is ingediend conform artikel 51/2, blijft het overlijden van een partij, haar verandering van staat of de wijziging van de hoedanigheid waarin ze is opgetreden, zonder gevolg voor de behandeling van de zaak.]1
  
Art. 51/2. [1 . § 1er. Le successeur d'une partie peut, avant la clôture des débats, reprendre l'instance par une requête qui est signée par le successeur ou son conseil.
   La requête est datée et comprend :
   1° le nom, la qualité, le domicile ou le siège du demandeur, le domicile élu en Belgique, et le cas échéant un numéro de téléphone et une adresse e-mail ;
   2° les raisons pour lesquelles l'instance est reprise ;
   3° la mention du numéro de rôle sous lequel l'affaire est inscrite, s'il le connaît ;
   4° un inventaire des pièces à conviction, numérotées conformément à cet inventaire.
   Le demandeur de la reprise joint à la requête :
   1° s'il est une personne morale et qu'il n'a pas de conseil qui est avocat, une copie de ses statuts coordonnés en vigueur, ainsi que de l'acte de désignation de ses organes, et la preuve que l'organe compétent a décidé d'ester en justice ;
   2° la procuration écrite de son conseil, si ce dernier n'est pas un avocat ;
   3° les pièces à conviction qui sont mentionnées dans l'inventaire et attestant de la qualité du successeur.
   Le greffier remet aux parties une copie de la requête.
   § 2. Les actes de procédure déposés antérieurement sont réputés toujours valables. ]1

  
Art. 51/2. [1 . De rechtsopvolger van een partij kan, vóór de sluiting van de debatten, het geding hervatten bij een verzoekschrift dat ondertekend is door de rechtsopvolger of zijn raadsman.
   Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat:
   1° de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de verzoeker, de gekozen woonplaats in België, en in voorkomend geval een telefoonnummer en een e-mailadres;
   2° de redenen waarom het geding wordt hervat;
   3° de vermelding van het rolnummer waaronder de zaak is ingeschreven, als hij dat kent;
   4° een inventaris van de overtuigingsstukken, die overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.
   De verzoeker tot hervatting voegt bij het verzoekschrift:
   1° als hij een rechtspersoon is en geen raadsman heeft die advocaat is, een afschrift van zijn geldende en gecoördineerde statuten en van de akte van aanstelling van zijn organen, alsook het bewijs dat het daarvoor bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden;
   2° de schriftelijke volmacht van zijn raadsman als die geen advocaat is;
   3° de overtuigingsstukken die in de inventaris zijn vermeld en waaruit de hoedanigheid van de rechtsopvolger blijkt.
   De griffier bezorgt een afschrift van het verzoekschrift aan de partijen.
   § 2. De vroeger neergelegde processtukken worden geacht te blijven gelden. ]1

  
Art. 51/2. [1 . § 1er. Le successeur d'une partie peut, avant la clôture des débats, reprendre l'instance par une requête qui est signée par le successeur ou son conseil.
   La requête est datée et comprend :
   1° le nom, la qualité, le domicile ou le siège du demandeur, le domicile élu en Belgique, et le cas échéant un numéro de téléphone et une adresse e-mail ;
   2° les raisons pour lesquelles l'instance est reprise ;
   3° la mention du numéro de rôle sous lequel l'affaire est inscrite, s'il le connaît ;
   4° un inventaire des pièces à conviction, numérotées conformément à cet inventaire.
   Le demandeur de la reprise joint à la requête :
   1° s'il est une personne morale et qu'il n'a pas de conseil qui est avocat, une copie de ses statuts coordonnés en vigueur, ainsi que de l'acte de désignation de ses organes, et la preuve que l'organe compétent a décidé d'ester en justice ;
   2° la procuration écrite de son conseil, si ce dernier n'est pas un avocat ;
   3° les pièces à conviction qui sont mentionnées dans l'inventaire et attestant de la qualité du successeur.
   Le greffier remet aux parties une copie de la requête.
   § 2. Les actes de procédure déposés antérieurement sont réputés toujours valables. ]1

  
Afdeling 3/1. [1 Geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep ]1
Art. 51/3.[1 Si la chambre estime qu'une amende pour recours manifestement abusif peut être justifiée, l'arrêt statuant sur la demande d'annulation fixe à cet effet une séance à une date proche.
Art. 51/3. [1 Als de kamer vindt dat een geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep verantwoord kan zijn, bepaalt het arrest waarmee uitspraak wordt gedaan over de vordering tot vernietiging daarvoor een zitting op een nabije datum.
   Het arrest dat de geldboete oplegt, geldt in elk geval als op tegenspraak gewezen.
   De griffier zendt onmiddellijk een afschrift van het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep, aan de partijen. De bepalingen van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek die op het beslag en de tenuitvoerlegging betrekking hebben, zijn van overeenkomstige toepassing op de tenuitvoerlegging van het arrest waarbij een geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep is opgelegd.
   De bedragen die verschuldigd zijn overeenkomstig dit artikel, worden vijfjaarlijks op 1 januari geïndexeerd overeenkomstig de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. ]1

  
Art. 51/3. [1 Si la chambre estime qu'une amende pour recours manifestement abusif peut être justifiée, l'arrêt statuant sur la demande d'annulation fixe à cet effet une séance à une date proche.
   L'arrêt qui impose l'amende est en tout cas réputé contradictoire.
   Le greffier envoie immédiatement aux parties une copie de l'arrêt se prononçant sur l'amende pour recours manifestement abusif. Les dispositions de la cinquième partie du Code judiciaire qui ont trait à la saisie et à l'exécution, sont également applicables à l'exécution de l'arrêt imposant une amende pour recours manifestement abusif.
   Les montants dus conformément à cet article sont indexés tous les cinq ans le 1er janvier, conformément à l'évolution de l'indice des prix à la consommation. ]1

  
Afdeling 4. - Verzoek tot herziening of verbetering
Section 4. - Requête en révision ou en rectification
Onderafdeling 1. - Herziening
Art.52.§ 1er. Un recours en révision conformément à l'article 39, § 3, du décret, est uniquement recevable lorsque le recours est introduit dans un délai d'échéance de quarante-cinq jours, qui prend cours le jour après le jour où il est découvert qu'une pièce est fausse où qu'il existe une pièce retenue.
Art.52. § 1. Een beroep tot herziening overeenkomstig artikel 39, § 3, van het decreet is alleen ontvankelijk als het beroep ingediend wordt binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop ontdekt is dat een stuk vals is of dat een achtergehouden stuk bestaat.
  § 2. Een beroep tot herziening wordt ingediend door een verzoekschrift dat ondertekend is door een partij of door haar raadsman.
  Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat:
  1° [1 de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de partij, de gekozen woonplaats in België, en in voorkomend geval een telefoonnummer en een e-mailadres]1;
  2° de opgave van het arrest waarvan de herziening wordt gevorderd;
  3° een omschrijving van het belang van de verzoeker;
  4° de vermelding van de teruggevonden doorslaggevende stukken die door toedoen van de tegenpartij waren achtergehouden of van de als vals erkende of vals verklaarde stukken;
  5° een inventaris van de overtuigingsstukken.
  De verzoeker tot herziening voegt bij het verzoekschrift:
  1° als hij een rechtspersoon is, en geen raadsman heeft die advocaat is, een afschrift van zijn geldende en gecoördineerde statuten en van de akte van aanstelling van zijn organen, alsook het bewijs dat het daarvoor bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden;
  2° de schriftelijke volmacht van zijn raadsman als die geen advocaat is;
  3° de overtuigingsstukken die in de inventaris zijn vermeld en overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.
  De griffier betekent een afschrift van het verzoekschrift aan de andere [2 partijen]2 bij het bestreden arrest.
  Het beroep tot herziening wordt aanhangig gemaakt bij de kamer die het bestreden arrest heeft gewezen. De organisatie van de zitting verloopt overeenkomstig artikel 41 en 42.
  § 3. Als de verzoeker tot herziening noch verschijnt, noch vertegenwoordigd is op de zitting, wordt zijn vordering afgewezen.
  § 4. Artikel 44 inzake de termijn van uitspraak, en artikel 45 en 47, inzake het arrest, zijn van toepassing. De griffier betekent onmiddellijk een afschrift van het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vordering tot herziening aan de partijen.
  
Art. 52. § 1er. Un recours en révision conformément à l'article 39, § 3, du décret, est uniquement recevable lorsque le recours est introduit dans un délai d'échéance de quarante-cinq jours, qui prend cours le jour après le jour où il est découvert qu'une pièce est fausse où qu'il existe une pièce retenue.
  § 2. Un recours en révision est introduit par une requête qui est signée par une partie ou par son conseil.
  La requête est datée et comprend :
  1° [1 le nom, la qualité, le domicile ou le siège de la partie, le domicile choisi en Belgique, et le cas échéant un numéro de téléphone et une adresse e-mail]1 ;
  2° l'indication de l'arrêt dont la révision est requise ;
  3° une description de l'intérêt du requérant ;
  4° la mention des pièces décisives retrouvées qui étaient retenues par l'intervention de la partie adverse ou des pièces reconnues comme étant fausses ou déclarées fausses ;
  5° un inventaire des pièces à conviction.
  Le requérant en révision joint à la requête :
  1° lorsqu'il est une personne morale et n'a pas de conseil qui est un avocat, une copie de ses statuts en vigueur et coordonnés et de l'acte de désignation de ses organes, ainsi que la preuve que l'organe compétent en la matière a décidé de soumettre l'affaire à la justice ;
  2° le mandat écrit de son conseil lorsqu'il n'est pas un avocat ;
  3° les pièces à conviction visées à l'inventaire et numérotées conformément à cet inventaire.
  Le greffier notifie une copie de la requête à l'autre [2 parties]2 de l'arrêt contesté.
  Le recours en révision est formé auprès de la chambre qui a rendu l'arrêt contesté. L'organisation de la séance se déroule conformément aux articles 41 et 42.
  § 3. Lorsque le requérant en révision ne comparaît pas et n'est pas non plus représenté lors de la séance, sa demande est rejetée.
  § 4. L'article 44 concernant le délai de jugement, et les articles 45 et 47, concernant l'arrêt, s'appliquent. Le greffier notifie immédiatement une copie de l'arrêt par lequel il est rendu un jugement concernant la demande de révision aux parties.
  
Onderafdeling 2. - Verbetering in geval van een materiële vergissing
Art.53. Lorsque le Collège rend un arrêt rectifiant conformément à l'article 39, § 2, du décret, le greffier notifie une copie de l'arrêt rectifiant aux parties.
Art.53. Als het College een verbeterend arrest uitspreekt overeenkomstig artikel 39, § 2, van het decreet betekent de griffier een afschrift van het verbeterende arrest aan de partijen.
Art. 53. Lorsque le Collège rend un arrêt rectifiant conformément à l'article 39, § 2, du décret, le greffier notifie une copie de l'arrêt rectifiant aux parties.
DEEL 3. [1 Beroepen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen ]1
PARTIE 3. [1 Recours auprès du Conseil du Contentieux des Permis ]1
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
Art.54.[1 La présente partie s'applique aux recours introduits contre :
Art.54. [1 Dit deel is van toepassing op de beroepen die worden ingediend tegen :
   1° [3 ...]3 registratiebeslissingen, als vermeld in [4 artikel 4.8.2, 3°]4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
   2° vergunningsbeslissingen en aktenames of niet-aktenames van een melding, als vermeld in artikel 105 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.]1

  [2 3° definitieve onteigeningsbesluiten, conform artikel 43 en 44 van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017.]2
  [4 4° besluiten tot definitieve vaststelling van gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen als vermeld in artikel 4.8.2, 1°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
   5° besluiten tot definitieve vaststelling van gewestelijke, provinciale en gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen als vermeld in artikel 4.8.2, 2°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
   6° definitief vastgestelde voorkeursbesluiten en definitief vastgestelde projectbesluiten als vermeld in artikel 45 van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten.]4

  
Art. 54. [1 La présente partie s'applique aux recours introduits contre :
   1° des [3 ...]3 des décisions d'enregistrement, telles que visées à l'article [4 4.8.2, 3° ]4 du Code flamand de l'Aménagement du Territoire ;
   2° des décisions d'autorisation et des prises d'acte ou défauts de prise d'acte d'une notification tels que visés à l'article 105 du décret du 25 avril 2014 relatif au permis d'environnement.]1

  [2 3° des décisions d'expropriation définitives conformément aux articles 43 et 44 du Décret flamand sur les Expropriations du 24 février 2017.]2
  [4 4° des arrêtés portant la fixation définitive de plans d'exécution spatiale régionaux, provinciaux et communaux, tels que visés à l'article 4.8.2, 1°, du Code flamand de l'Aménagement du Territoire ;
   5° des arrêtés portant la fixation définitive de règlements d'urbanisme régionaux, provinciaux et communaux, tels que visés à l'article 4.8.2, 2°, du Code flamand de l'Aménagement du Territoire ;
   6° des arrêtés relatifs à la préférence fixés définitivement et des arrêtés relatifs au projet fixés définitivement, tels que visés à l'article 45 du décret du 25 avril 2014 relatif aux projets complexes.]4

  
HOOFDSTUK 2. - Rechtspleging
Section 1re. [1 La requête ]1
Afdeling 1. [1 Het verzoekschrift ]1
Art.55. Sans préjudice de l'application de l'article 15, la requête comprend, selon le cas, l'intitulé :
Art.55. Met behoud van de toepassing van artikel 15, bevat het verzoekschrift, naargelang van het geval, het opschrift:
  1° "verzoek tot vernietiging";
  2° "verzoek tot vernietiging met vordering tot schorsing";
  3° "verzoek tot vernietiging met vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid";
  4° "vordering tot schorsing";
  5° "vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid".
  In de gevallen 2° tot en met 5° word het opschrift in voorkomend geval aangevuld met "en een vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen".
Art.56. § 1er. [2 Sans préjudice de l'application de l'article 15, la requête comprend :
   1° une description de l'intérêt du requérant ;
   2° en cas d'une demande de suspension d'urgence, un exposé des motifs qui démontrent que la suspension est urgente ;
   3° en cas d'une demande de suspension d'extrême urgence, un exposé des motifs qui démontrent que la suspension est extrêmement urgente ;
   4° si le requérant le connaît, le numéro de rôle sous lequel le recours est inscrit dont la demande de suspension d'urgence ou la demande de suspension d'extrême urgence est l'accessoire.]2

  § 2. Sans préjudice de l'application de l'article 15, la requête comprend en cas d'une demande d'ordonner des mesures provisoires également :
  1° la description des mesures provisoires demandées ;
  2° l'exposé des faits qui démontrent que les mesures provisoires sont nécessaires à la sauvegarde des intérêts de la partie qui les demande.
  
Art.56. § 1. [2 Met behoud van de toepassing van artikel 15 bevat het verzoekschrift:
   1° een omschrijving van het belang van de verzoeker;
   2° in geval van een vordering tot schorsing bij hoogdringendheid, een uiteenzetting van de redenen die aantonen dat de schorsing hoogdringend is;
   3° in geval van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid, een uiteenzetting van de redenen die aantonen dat de schorsing uiterst dringend noodzakelijk is.
   4° als de verzoeker dat kent, het rolnummer waaronder het beroep is ingeschreven waarvan de vordering tot schorsing bij hoogdringendheid of de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid het accessorium vormt]2
.
  § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 15 bevat het verzoekschrift, in geval van een vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen, ook:
  1° de beschrijving van de gevorderde voorlopige maatregelen;
  2° de uiteenzetting van de feiten die aantonen dat de voorlopige maatregelen noodzakelijk zijn om de belangen van de partij die ze vordert, veilig te stellen.
  
Art. 56. § 1er. [2 Sans préjudice de l'application de l'article 15, la requête comprend :
   1° une description de l'intérêt du requérant ;
   2° en cas d'une demande de suspension d'urgence, un exposé des motifs qui démontrent que la suspension est urgente ;
   3° en cas d'une demande de suspension d'extrême urgence, un exposé des motifs qui démontrent que la suspension est extrêmement urgente ;
   4° si le requérant le connaît, le numéro de rôle sous lequel le recours est inscrit dont la demande de suspension d'urgence ou la demande de suspension d'extrême urgence est l'accessoire.]2

  § 2. Sans préjudice de l'application de l'article 15, la requête comprend en cas d'une demande d'ordonner des mesures provisoires également :
  1° la description des mesures provisoires demandées ;
  2° l'exposé des faits qui démontrent que les mesures provisoires sont nécessaires à la sauvegarde des intérêts de la partie qui les demande.
  
Art.57. Met behoud van de toepassing van artikel 16 voegt de verzoeker, in voorkomend geval, bij het verzoekschrift de overtuigingsstukken die aantonen dat:
  1° de schorsing hoogdringend is;
  2° de schorsing uiterst dringend noodzakelijk is;
  3° het verzoekschrift tijdig werd ingediend.
Art.58. En même temps que l'introduction de la requête, le requérant envoie une copie de la requête pour information au défendeur et le cas échéant au bénéficiaire de la décision contestée.
  L'envoi d'une copie de la requête, visé à l'alinéa premier, n'implique pas de désignation définitive du défendeur. Il ne fait pas produire les effets des délais que le défendeur ou le bénéficiaire de la décision contestée doit prendre en compte.
  

Modifications

[1]pas de version française Art. 58/1. [1 Le greffier notifie une copie de la requête, par envoi sécurisé :
1° au défendeur ;
2° aux intéressés de l'affaire, pour autant qu'ils puissent être déterminés sur la base de la requête et des pièces à conviction complémentaires ;
3° au titulaire de l'autorisation ou à la personne qui a fait la notification et qui est mentionnée dans la décision contestée ou dans la prise d'acte ou la non-prise d'acte contestée ;
4° aux personnes qui se sont manifestées comme intéressés de l'affaire, conformément aux alinéas 3 et 4.
Si la requête contient une demande de suspension d'urgence, le greffier notifie la copie dans un délai d'ordre de vingt jours, qui commence à courir le lendemain du jour où le greffe a reçu la requête. Ce délai d'ordre ne s'applique pas dans une procédure abrégée telle que visée à l'article 59/2.
Si une requête est introduite contre un arrêté tel que visé à l'article 54, 4° à 6°, le greffier fait publier au Moniteur belge un avis en néerlandais, comprenant toutes les données suivantes :
1° l'arrêté dont l'annulation ou la suspension est requis d'urgence ;
2° la date de publication de l'arrêté ;
3° le numéro de rôle sous lequel le recours est inscrit ;
4° le délai dans lequel des personnes peuvent se manifester comme intéressé de l'affaire.
Le délai visé à l'alinéa 3, 4°, est de vingt jours à partir du jour qui suit la publication du recours au Moniteur belge, visée à l'alinéa 3.
----------
Art.58. Gelijktijdig met de indiening van het verzoekschrift stuurt de verzoeker een afschrift van het verzoekschrift ter informatie aan de verweerder en in voorkomend geval aan de begunstigde van de bestreden beslissing.
  Het toesturen van een afschrift van het verzoekschrift, vermeld in het eerste lid, houdt geen definitieve aanwijzing van de verweerder in. Het stelt [1 ...]1 de termijnen [1 ...]1 die de verweerder of de begunstigde van de bestreden beslissing in acht moet nemen [1 niet in werking]1.
  
Art. 58. En même temps que l'introduction de la requête, le requérant envoie une copie de la requête pour information au défendeur et le cas échéant au bénéficiaire de la décision contestée.
  L'envoi d'une copie de la requête, visé à l'alinéa premier, n'implique pas de désignation définitive du défendeur. Il ne fait pas produire les effets des délais que le défendeur ou le bénéficiaire de la décision contestée doit prendre en compte.
  

Modifications

[1]pas de version française
Art.58/1. [1 . De griffier betekent met een beveiligde zending een afschrift van het verzoekschrift aan:
   1° de verweerder;
   2° de belanghebbenden bij de zaak, als ze kunnen worden bepaald op basis van het verzoekschrift en de bijkomende overtuigingsstukken;
   3° de vergunninghouder of de persoon die de melding heeft verricht en die wordt vermeld in de bestreden beslissing of in de bestreden aktename of niet-aktename;
   4° de personen die zich als belanghebbenden bij de zaak hebben aangemeld, conform het derde en het vierde lid.
   Als het verzoekschrift een vordering tot schorsing bij hoogdringendheid bevat, betekent de griffier het afschrift binnen een ordetermijn van twintig dagen, die ingaat de dag na de dag waarop de griffie het verzoekschrift heeft ontvangen. Die ordetermijn geldt niet in een verkorte procedure als vermeld in artikel 59/2.
   Als een verzoekschrift tegen een besluit als vermeld in artikel 54, 4° tot en met 6°, wordt ingediend, laat de griffier in het Belgisch Staatsblad een bericht in het Nederlands bekendmaken dat al de volgende gegevens bevat:
   1° het besluit waarvan de vernietiging of de schorsing bij hoogdringendheid wordt gevorderd;
   2° de datum van de bekendmaking van het besluit;
   3° het rolnummer waaronder het beroep is ingeschreven;
   4° de termijn waarin personen zich kunnen aanmelden als belanghebbende bij de zaak.
   De termijn, vermeld in het derde lid, 4°, bedraagt twintig dagen vanaf de dag die volgt op de bekendmaking van het beroep in het Belgisch Staatsblad, vermeld in het derde lid ]1
.
  
Art. 58/1. [1 Le greffier notifie une copie de la requête, par envoi sécurisé :
   1° au défendeur ;
   2° aux intéressés de l'affaire, pour autant qu'ils puissent être déterminés sur la base de la requête et des pièces à conviction complémentaires ;
   3° au titulaire de l'autorisation ou à la personne qui a fait la notification et qui est mentionnée dans la décision contestée ou dans la prise d'acte ou la non-prise d'acte contestée ;
   4° aux personnes qui se sont manifestées comme intéressés de l'affaire, conformément aux alinéas 3 et 4.
   Si la requête contient une demande de suspension d'urgence, le greffier notifie la copie dans un délai d'ordre de vingt jours, qui commence à courir le lendemain du jour où le greffe a reçu la requête. Ce délai d'ordre ne s'applique pas dans une procédure abrégée telle que visée à l'article 59/2.
   Si une requête est introduite contre un arrêté tel que visé à l'article 54, 4° à 6°, le greffier fait publier au Moniteur belge un avis en néerlandais, comprenant toutes les données suivantes :
   1° l'arrêté dont l'annulation ou la suspension est requis d'urgence ;
   2° la date de publication de l'arrêté ;
   3° le numéro de rôle sous lequel le recours est inscrit ;
   4° le délai dans lequel des personnes peuvent se manifester comme intéressé de l'affaire.
   Le délai visé à l'alinéa 3, 4°, est de vingt jours à partir du jour qui suit la publication du recours au Moniteur belge, visée à l'alinéa 3. ]1

  
Afdeling 2. [1 - Verkorte procedures]1
Art.59.[1 § 1er. Le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui peut examiner d'office si le recours selon la procédure simplifiée peut être traité ou requiert uniquement des débats succincts.
Onderafdeling 1. [1 - Algemeen]1
Sous-section 2. [1 - Procédure simplifiée]1
Art.59. [1 § 1. De voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter kan ambtshalve onderzoeken of het beroep volgens de vereenvoudigde procedure kan worden behandeld of alleen korte debatten vereist.
  [2 Wanneer een verzoekschrift een vordering tot schorsing, als vermeld in artikel 40, § 1, van het decreet, en een vordering tot vernietiging bevat, kan een verkorte procedure worden toegepast op deze vorderingen gezamenlijk of op een van de vorderingen afzonderlijk.]2
   § 2. In afwijking van artikel 62, eerste lid, en 74, § 1, eerste lid, kan de griffier de verweerder vragen om het administratief dossier in te dienen binnen een termijn van acht dagen.
   Als het administratief dossier niet in het bezit is van de verweerder, brengt de verweerder de griffie daarvan onmiddellijk en schriftelijk op de hoogte en geeft hij aan waar het administratief dossier zich bij zijn weten bevindt. De griffier vordert het administratief dossier op bij het bestuursorgaan dat het onder zich heeft. Dat bestuursorgaan zendt het gevorderde dossier onmiddellijk naar de griffie.
   Als de verweerder niet binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, het administratief dossier indient, maant de griffier de verweerder aan om dat alsnog te doen binnen een door hem bepaalde termijn. Als de verweerder daaraan geen gevolg geeft, worden de door de verzoeker aangehaalde feiten als bewezen geacht, tenzij die feiten kennelijk onjuist zijn.]1

  
Art. 59/1. [1 § 1er. Un recours peut être traité selon la procédure simplifiée si :
   1° le recours est sans objet ;
   2° le recours est manifestement irrecevable ;
   3° le Collège est manifestement incompétent pour prendre connaissance du recours ;
   4° le recours est manifestement non fondé.
   § 2. Le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui établit par disposition que, à première vue, le recours est sans objet, le recours est manifestement irrecevable, le Collège est manifestement incompétent pour prendre connaissance du recours, ou que le recours est manifestement non fondé.
   Le greffier notifie la disposition au requérant. Le requérant peut introduire une note justificative et des pièces à conviction, qui sont toutes les deux limitées aux constations faites dans la disposition, dans un délai de quinze jours qui commence le jour après la notification de la disposition.
  [2 Article 58/1, alinéas 1er et 2]2
   § 3. Après l'expiration du délai d'introduction d'une note justificative, le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui peut prendre l'affaire en considération sans procédure ultérieure.
   Si le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui ne décide pas que le recours est sans objet, que le recours est manifestement irrecevable, que le Collège est manifestement incompétent pour prendre connaissance du recours, ou que le recours est manifestement non fondé, la procédure est poursuivie selon la procédure ordinaire, visée au présent arrêté.]1

  
Onderafdeling 2. [1 - Vereenvoudigde procedure]1
Sous-section 2. [1 - Procédure simplifiée]1
Art. 59/1. [1 § 1. Een beroep kan worden behandeld volgens de vereenvoudigde procedure als:
   1° het beroep doelloos is;
   2° het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk is;
   3° het College klaarblijkelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen;
   4° het beroep klaarblijkelijk ongegrond is.
   § 2. De voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter stelt bij beschikking vast dat op het eerste gezicht het beroep doelloos is, het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk is, het College klaarblijkelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen of het beroep klaarblijkelijk ongegrond is.
   De griffier betekent de beschikking aan de verzoeker. De verzoeker kan een verantwoordingsnota en overtuigingsstukken, die beide beperkt zijn tot de in de beschikking gedane vaststellingen, indienen binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, die ingaat op de dag na de betekening van de beschikking.
  [2 Artikel 19 is niet van toepassing op de behandeling volgens de vereenvoudigde procedure.]2
   § 3. Nadat de termijn voor het indienen van een verantwoordingsnota is verstreken, kan de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter de zaak zonder verdere rechtspleging in beraad nemen.
   Als de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter niet besluit dat het beroep doelloos is, dat het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk is, dat het College klaarblijkelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen of dat het beroep klaarblijkelijk ongegrond is, dan wordt de procedure voortgezet volgens de gewone rechtspleging, vermeld in dit besluit.]1

  
Art. 59/1. [1 § 1er. Un recours peut être traité selon la procédure simplifiée si :
   1° le recours est sans objet ;
   2° le recours est manifestement irrecevable ;
   3° le Collège est manifestement incompétent pour prendre connaissance du recours ;
   4° le recours est manifestement non fondé.
   § 2. Le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui établit par disposition que, à première vue, le recours est sans objet, le recours est manifestement irrecevable, le Collège est manifestement incompétent pour prendre connaissance du recours, ou que le recours est manifestement non fondé.
   Le greffier notifie la disposition au requérant. Le requérant peut introduire une note justificative et des pièces à conviction, qui sont toutes les deux limitées aux constations faites dans la disposition, dans un délai de quinze jours qui commence le jour après la notification de la disposition.
  [2 Article 58/1, alinéas 1er et 2]2
   § 3. Après l'expiration du délai d'introduction d'une note justificative, le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui peut prendre l'affaire en considération sans procédure ultérieure.
   Si le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui ne décide pas que le recours est sans objet, que le recours est manifestement irrecevable, que le Collège est manifestement incompétent pour prendre connaissance du recours, ou que le recours est manifestement non fondé, la procédure est poursuivie selon la procédure ordinaire, visée au présent arrêté.]1

  
Onderafdeling 3. [1 - Korte debatten]1
Sous-section 3. [1 - Débats succincts]1
Art. 59/2. [1 § 1. De voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter stelt bij beschikking vast:
   1° dat het beroep op het eerste gezicht alleen korte debatten vereist;
   2° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de korte debatten zullen plaatsvinden;
   3° de termijn waarbinnen ter griffie inzage kan worden genomen van het administratief dossier en de overtuigingsstukken;
   4° de namen van een of meer van de belanghebbenden, vermeld in artikel 20, eerste en tweede lid, van het decreet, als de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter heeft beslist een of meer belanghebbenden op te roepen;
   5° de termijn waarbinnen de partijen en de belanghebbenden, vermeld in punt 4°, een nota kunnen indienen.
   De griffier betekent de beschikking en een afschrift van het verzoekschrift aan de partijen en de belanghebbenden, vermeld in het eerste lid, 4°.
   Gelijktijdig met het indienen van de nota, vermeld in het eerste lid, 5°, bezorgt elke partij en belanghebbende, vermeld in het eerste lid, 4°, een afschrift van die nota aan de overige partijen en de belanghebbenden, vermeld in het eerste lid, 4°.
   § 2. Na het horen van de partijen en de belanghebbenden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 4°, neemt de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter de zaak in beraad.
   Als de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter niet besluit dat korte debatten volstaan, dan wordt de procedure voortgezet volgens de gewone rechtspleging, vermeld in dit besluit.]1

  
Art. 59/2. [1 § 1er. Le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui établit par disposition :
   1° que le recours requiert, à première vue, uniquement des débats succincts ;
   2° le lieu, le jour et le moment de la séance où les débats succincts auront lieu ;
   3° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   4° les noms d'un ou de plusieurs intéressés, tels que visés à l'article 20, alinéas 1er et 2 du décret, lorsque le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui a décidé d'entendre un ou plusieurs intéressés ;
   5° le délai dans lequel les parties et les intéressés, visés au point 4°, peuvent introduire une note.
   Le greffier notifie la disposition et une copie de la requête aux parties et aux intéressés, visés à l'alinéa 1er, 4°.
   Simultanément avec l'introduction de la note, visée à l'alinéa 1er, 5°, chaque partie et intéressé, visés à l'alinéa 1er, 4°, transmet une copie de cette note aux autres parties et aux intéressés, visés à l'alinéa 1er, 4°.
   § 2. Après avoir entendu les parties et les intéressés, visés au paragraphe 1er, alinéa 1er, 4°, le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui, prend l'affaire en considération.
   Si le président du Collège ou le juge administratif désigné par lui ne décide pas que des débats succincts suffisent, la procédure est poursuivie selon la procédure ordinaire, visée au présent arrêté.]1

  
Afdeling 3. - Tussenkomst
Art. 59/4. [1 Le greffier offre au titulaire de l'autorisation mentionné dans la décision contestée, ou à la personne qui a fait la notification, mentionnée dans la prise d'acte ou la non-prise d'acte contestée, et qui est partie intervenante de plein droit en vertu de l'article 20, troisième alinéa du décret, la possibilité d'introduire un exposé écrit.
Art. 59/3. [1 De griffier stelt de belanghebbenden, vermeld in artikel 20, eerste en tweede lid, van het decreet, als ze kunnen worden bepaald, in de mogelijkheid om tussen te komen.
   De griffier deelt mee voor welke vordering het mogelijk is om een schriftelijke uiteenzetting in te dienen, rekening houdend met de stand van de zaak.
  [2 Bij ontstentenis van een betekening conform artikel 58/1, eerste lid, kan een latere tussenkomst alsnog worden toegelaten, als dat de procedure niet vertraagt]2.]1

  
Art.60. [1 La partie intervenante ou son conseil signe et date l'exposé écrit [2 visé aux articles 59/3 et 59/4 ]2 premier alinéa.
   L'exposé écrit [2 ...]2, contient au moins toutes les données suivantes :
   1° l'intitulé " Exposé écrit " ;
   2° le nom, la qualité, le domicile ou le siège de la partie intervenante, le domicile élu en Belgique, et le cas échéant un numéro de téléphone et une adresse e-mail ;
   3° s'il est connu, le numéro de rôle sous lequel la demande est inscrite ;
   4° une description de l'intérêt de la partie intervenante ;
   5° un inventaire des pièces à conviction.
   La partie intervenante joint à son exposé écrit :
   1° s'il s'agit d'une personne morale et qu'elle n'a pas de conseil qui soit un avocat : une copie de ses statuts coordonnés en vigueur et de l'acte de désignation de ses organes, ainsi que la preuve que l'organe compétent a décidé d'ester en justice ;
   2° la procuration écrite de son conseil, si ce dernier n'est pas un avocat ;
   3° les pièces à conviction mentionnées dans l'inventaire et numérotées conformément à cet inventaire.
   Le titulaire de l'autorisation mentionné dans la décision contestée, ou la personne qui a fait la notification, mentionnée dans la prise d'acte ou la non-prise d'acte contestée, et qui est partie intervenante de plein droit en vertu de l'article 20, troisième alinéa du décret, ne joint pas les pièces visées au troisième alinéa, 1°.]1

  
Art. 59/4. [1 De griffier stelt de vergunninghouder die wordt vermeld in de bestreden beslissing, of de persoon die de melding heeft verricht die wordt vermeld in de bestreden aktename of niet-aktename, en die conform artikel 20, derde lid, van het decreet, van rechtswege tussenkomende partij is, in de mogelijkheid een schriftelijke uiteenzetting in te dienen.
   De griffier deelt mee voor welke vordering het mogelijk is om een schriftelijke uiteenzetting in te dienen, rekening houdend met de stand van de zaak.]1

  
Art.61. [1 Dans les cas suivants, le greffier donne à la partie intervenante la possibilité de régulariser son exposé écrit :
   1° les pièces visées à l'article 60, troisième alinéa, 1° n'ont pas été jointes à l'exposé écrit, le cas échéant ;
   2° l'exposé écrit n'a pas été signé par la partie intervenante ou son conseil ;
   3° l'exposé écrit n'indique pas le domicile élu en Belgique, tel que visé à l'article 7, § 1 ;
   4° l'exposé écrit n'indique pas le numéro de rôle ou ne contient pas de déclaration indiquant que la partie intervenante ne connaît pas le numéro de rôle ;
   5° la procuration écrite, visée à l'article 60, troisième alinéa, 2° n'a pas été jointe à l'exposé écrit ;
   6° les pièces visées à l'article 60, troisième alinéa, 3° n'ont pas été jointes à l'exposé écrit ;
   7° l'inventaire des pièces à conviction, numérotées conformément à cet inventaire, n'a pas été joint à l'exposé écrit.
   Le greffier offre, le cas échéant, à la partie intervenante la possibilité de régulariser les exigences de forme, visées à l'alinéa premier, dans un délai d'échéance de huit jours qui prend cours le lendemain de la notification de la demande en régularisation.
   La partie intervenante qui régularise son exposé écrit dans ce délai, est censée l'avoir introduit à la date du premier envoi ou dépôt de l'exposé écrit.
   Un exposé écrit qui n'est pas régularisé ou qui est régularisé de manière incomplète ou tardive, est censé ne pas avoir été introduit.]1

  
Art.60. [1 De tussenkomende partij of haar raadsman dagtekent en ondertekent de schriftelijke uiteenzetting, [2 , vermeld in artikel 59/3 en 59/4]2.
   De schriftelijke uiteenzetting, [2 ...]2 bevat minstens al de volgende gegevens:
   1° het opschrift "Schriftelijke uiteenzetting";
   2° de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de tussenkomende partij, de gekozen woonplaats in België, en in voorkomend geval een telefoonnummer en een e-mailadres;
   3° de vermelding van het rolnummer waaronder de vordering ingeschreven is, als dat gekend is;
   4° een omschrijving van het belang van de tussenkomende partij;
   5° een inventaris van de overtuigingsstukken.
   De tussenkomende partij voegt bij haar schriftelijke uiteenzetting:
   1° als ze een rechtspersoon is en geen raadsman heeft die advocaat is: een afschrift van haar geldende en gecoördineerde statuten en van de akte van aanstelling van haar organen, en ook het bewijs dat het orgaan dat daarvoor bevoegd is, beslist heeft in rechte te treden;
   2° de schriftelijke volmacht van haar raadsman als die geen advocaat is;
   3° de overtuigingsstukken die in de inventaris zijn vermeld en die conform die inventaris genummerd zijn.
   De vergunninghouder die wordt vermeld in de bestreden beslissing, of de persoon die de melding heeft verricht die wordt vermeld in de bestreden aktename of niet-aktename, en die conform artikel 20, derde lid, van het decreet, van rechtswege tussenkomende partij is, voegt de stukken, vermeld in het derde lid, 1°, niet toe.]1

  
Art. 60. [1 La partie intervenante ou son conseil signe et date l'exposé écrit [2 visé aux articles 59/3 et 59/4 ]2 premier alinéa.
   L'exposé écrit [2 ...]2, contient au moins toutes les données suivantes :
   1° l'intitulé " Exposé écrit " ;
   2° le nom, la qualité, le domicile ou le siège de la partie intervenante, le domicile élu en Belgique, et le cas échéant un numéro de téléphone et une adresse e-mail ;
   3° s'il est connu, le numéro de rôle sous lequel la demande est inscrite ;
   4° une description de l'intérêt de la partie intervenante ;
   5° un inventaire des pièces à conviction.
   La partie intervenante joint à son exposé écrit :
   1° s'il s'agit d'une personne morale et qu'elle n'a pas de conseil qui soit un avocat : une copie de ses statuts coordonnés en vigueur et de l'acte de désignation de ses organes, ainsi que la preuve que l'organe compétent a décidé d'ester en justice ;
   2° la procuration écrite de son conseil, si ce dernier n'est pas un avocat ;
   3° les pièces à conviction mentionnées dans l'inventaire et numérotées conformément à cet inventaire.
   Le titulaire de l'autorisation mentionné dans la décision contestée, ou la personne qui a fait la notification, mentionnée dans la prise d'acte ou la non-prise d'acte contestée, et qui est partie intervenante de plein droit en vertu de l'article 20, troisième alinéa du décret, ne joint pas les pièces visées au troisième alinéa, 1°.]1

  
Art.61. [1 In de volgende gevallen stelt de griffier de tussenkomende partij in staat om haar schriftelijke uiteenzetting te regulariseren:
   1° de stukken, vermeld in artikel 60, derde lid, 1°, zijn in voorkomend geval niet bij de schriftelijke uiteenzetting gevoegd;
   2° de schriftelijke uiteenzetting is niet ondertekend door de tussenkomende partij of haar raadsman;
   3° de schriftelijke uiteenzetting bevat geen woonplaatskeuze in België als vermeld in artikel 7, § 1;
   4° de schriftelijke uiteenzetting vermeldt het rolnummer van de vordering niet of bevat geen verklaring dat de tussenkomende partij het rolnummer niet kent;
   5° de schriftelijke volmacht, vermeld in artikel 60, derde lid, 2°, is niet bij de schriftelijke uiteenzetting gevoegd;
   6° de stukken, vermeld in artikel 60, derde lid, 3°, zijn niet bij de schriftelijke uiteenzetting gevoegd;
   7° de inventaris van de overtuigingsstukken, die conform die inventaris genummerd zijn, is niet bij de schriftelijke uiteenzetting gevoegd.
   De griffier stelt, in voorkomend geval, de tussenkomende partij in staat om de vormvereisten, vermeld in het eerste lid, te regulariseren binnen een vervaltermijn van acht dagen, die ingaat op de dag na de betekening van het verzoek tot regularisatie.
   De tussenkomende partij die haar schriftelijke uiteenzetting tijdig regulariseert, wordt geacht die te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending of neerlegging van de schriftelijke uiteenzetting.
   Een schriftelijke uiteenzetting die niet, onvolledig of laattijdig is geregulariseerd, wordt geacht niet te zijn ingediend.]1

  
Art. 61. [1 Dans les cas suivants, le greffier donne à la partie intervenante la possibilité de régulariser son exposé écrit :
   1° les pièces visées à l'article 60, troisième alinéa, 1° n'ont pas été jointes à l'exposé écrit, le cas échéant ;
   2° l'exposé écrit n'a pas été signé par la partie intervenante ou son conseil ;
   3° l'exposé écrit n'indique pas le domicile élu en Belgique, tel que visé à l'article 7, § 1 ;
   4° l'exposé écrit n'indique pas le numéro de rôle ou ne contient pas de déclaration indiquant que la partie intervenante ne connaît pas le numéro de rôle ;
   5° la procuration écrite, visée à l'article 60, troisième alinéa, 2° n'a pas été jointe à l'exposé écrit ;
   6° les pièces visées à l'article 60, troisième alinéa, 3° n'ont pas été jointes à l'exposé écrit ;
   7° l'inventaire des pièces à conviction, numérotées conformément à cet inventaire, n'a pas été joint à l'exposé écrit.
   Le greffier offre, le cas échéant, à la partie intervenante la possibilité de régulariser les exigences de forme, visées à l'alinéa premier, dans un délai d'échéance de huit jours qui prend cours le lendemain de la notification de la demande en régularisation.
   La partie intervenante qui régularise son exposé écrit dans ce délai, est censée l'avoir introduit à la date du premier envoi ou dépôt de l'exposé écrit.
   Un exposé écrit qui n'est pas régularisé ou qui est régularisé de manière incomplète ou tardive, est censé ne pas avoir été introduit.]1

  
Afdeling 4. - Schorsing
Art.62.[2 Le défendeur présente une note d'observation sur la suspension requise dans un délai d'échéance de vingt jours, qui commence à courir après la signification de la lettre dans laquelle le greffier donne au défendeur la possibilité de présenter une note d'observation sur la suspension requise.
Onderafdeling 1. [1 - Schorsing bij hoogdringendheid]1
Art. 62/1. [1 Un exposé écrit sur la requête en suspension d'urgence est présenté dans un délai d'échéance de vingt jours, qui commence à courir le lendemain de la signification de la lettre dans laquelle le greffier, conformément à l'article 59/3, deuxième alinéa, et à l'article 59/4, premier alinéa, donne la possibilité de présenter un exposé écrit.
Art.62. [2 De verweerder dient een nota met opmerkingen over de gevorderde schorsing in binnen een vervaltermijn van twintig dagen, die ingaat na de betekening van de brief waarin de griffier de verweerder in de mogelijkheid stelt een nota met opmerkingen over de gevorderde schorsing in te dienen.
   Binnen de termijn, vermeld i n het eerste lid, dient de verweerder het administratief dossier in, als het nog niet is ingediend.]2

  Als het administratief dossier niet in het bezit is van de verweerder, brengt de verweerder de griffie daarvan onmiddellijk en schriftelijk op de hoogte en geeft hij aan waar het administratief dossier zich bij zijn weten bevindt. De griffier vordert de mededeling ervan aan het bestuursorgaan dat het administratief dossier onder zich heeft. Dat bestuursorgaan zendt het gevorderde dossier onmiddellijk naar de griffie.
  Als de verweerder niet binnen die termijn, vermeld in het eerste lid, het administratief dossier indient of aan het College meedeelt dat het administratief dossier niet in zijn bezit is, maant de griffier de verweerder aan om daartoe vooralsnog over te gaan binnen een door de griffier bepaalde termijn. Als de verweerder hieraan geen gevolg geeft, worden de door de verzoeker aangehaalde feiten als bewezen geacht, tenzij deze feiten kennelijk onjuist zijn.
  
Art. 62. [2 Le défendeur présente une note d'observation sur la suspension requise dans un délai d'échéance de vingt jours, qui commence à courir après la signification de la lettre dans laquelle le greffier donne au défendeur la possibilité de présenter une note d'observation sur la suspension requise.
   Dans le délai mentionné au premier alinéa, le défendeur présente le dossier administratif, si cela n'a pas encore été fait.]2

  Lorsque le défendeur ne possède pas le dossier administratif, le défendeur en met au courant le greffe, immédiatement et par écrit, et il indique où se trouve le dossier administratif à sa connaissance. Le greffier en requiert la communication à l'organe administratif qui détient le dossier administratif. Cet organe administratif envoie immédiatement le dossier requis au greffe.
  Lorsque le défendeur n'introduit pas de dossier administratif ou ne communique pas au Collège qu'il ne possède pas le dossier administratif dans ce délai, visé à l'alinéa premier, le greffier somme le défendeur d'y procéder tout de même dans un délai fixé par le greffier. Lorsque le défendeur n'y donne pas suite, les faits cités par le requérant sont censés être prouvés, à moins que ces faits soient manifestement injustes.
  
Art. 62/1. [1 Een schriftelijke uiteenzetting over de vordering tot schorsing bij hoogdringendheid wordt ingediend binnen een vervaltermijn van twintig dagen, die ingaat op de dag na de betekening van de brief waarin de griffier, conform artikel 59/3, tweede lid, en artikel 59/4, eerste lid, de mogelijkheid geeft om een schriftelijke uiteenzetting in te dienen.
   Als een verzoekschrift een vordering tot schorsing bij hoogdringendheid én een vordering tot vernietiging bevat, deelt de belanghebbende bij de zaak, binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, mee in welke vorderingen hij wil tussen te komen.]1

  
Art.63. [2 Le président de la chambre fixe par disposition :
   1° le lieu, le jour et le moment de la séance où la demande de suspension d'urgence est traitée. [3 Cette séance a lieu dans un délai d'ordre de vingt jours, qui commence à courir le lendemain de la mise en état du dossier]3 ;
   2° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe]2
.
  [2 Au plus tard sept jours avant le jour de la séance, le greffier informe les parties par écrit du contenu de la disposition, visée à l'alinéa 1er, et leur communique la composition de la chambre compétente]2.
  En même temps, le greffier transmet les pièces suivantes :
  1° la note avec des remarques concernant la suspension demandée au requérant et aux parties [3 ...]3 intervenantes ;
  2° le cas échéant, [3 l'exposé écrit sur la suspension requise]3 au requérant [1 , au défendeur et aux [3 ...]3 autres parties requérantes]1.
  
Onderafdeling 2.
Sous-section 2. [1 - Suspension d'extrême urgence]1
Art.63. [2 De kamervoorzitter bepaalt bij beschikking:
   1° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de vordering tot schorsing bij hoogdringendheid wordt behandeld. [3 Die zitting vindt plaats binnen een ordetermijn van twintig dagen, die ingaat op de dag nadat het dossier in staat is]3;
   2° de termijn waarbinnen ter griffie inzage kan worden genomen van het administratief dossier en de overtuigingsstukken.
   Uiterlijk zeven dagen voor de dag van de zitting brengt de griffier de partijen schriftelijk op de hoogte van de inhoud van de beschikking, vermeld in het eerste lid, en deelt de griffier hen de samenstelling van de bevoegde kamer mee]2
.
  Tegelijkertijd bezorgt de griffier de volgende stukken:
  1° de nota met opmerkingen over de gevorderde schorsing aan de verzoeker en aan de [3 ...]3 tussenkomende partijen;
  2° in voorkomend geval, [3 de schriftelijke uiteenzetting over de gevorderde schorsing]3 aan de verzoeker [1 , de verweerder en de [3 ...]3 andere tussenkomende partijen]1.
  
Art. 63. [2 Le président de la chambre fixe par disposition :
   1° le lieu, le jour et le moment de la séance où la demande de suspension d'urgence est traitée. [3 Cette séance a lieu dans un délai d'ordre de vingt jours, qui commence à courir le lendemain de la mise en état du dossier]3 ;
   2° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe]2
.
  [2 Au plus tard sept jours avant le jour de la séance, le greffier informe les parties par écrit du contenu de la disposition, visée à l'alinéa 1er, et leur communique la composition de la chambre compétente]2.
  En même temps, le greffier transmet les pièces suivantes :
  1° la note avec des remarques concernant la suspension demandée au requérant et aux parties [3 ...]3 intervenantes ;
  2° le cas échéant, [3 l'exposé écrit sur la suspension requise]3 au requérant [1 , au défendeur et aux [3 ...]3 autres parties requérantes]1.
  
Onderafdeling 2. [1 - Schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid]1
Sous-section 2. [1 - Suspension d'extrême urgence]1
Art.64. [1 Artikel 17, § 2, derde tot en met vijfde lid, [3 artikel 58/1]3, 59, 59/1, 59/2 [2 en 61]2 zijn niet van toepassing op de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid.]1
  
Art.65. [1 § 1er. Le président de la chambre fixe par disposition :
   1° le lieu, le jour et le moment de la séance où la demande de suspension d'extrême urgence est traitée, éventuellement à son domicile, même pendant les jours fériés et de jour en jour ou d'heure en heure ;
   2° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   3° les noms d'un ou de plusieurs intéressés, tels que visés à l'article 20, alinéas premier et deux, du décret, lorsque la chambre a décidé d'entendre un ou plusieurs intéressés.
   Le greffier notifie immédiatement la disposition [2 et une copie de la requête]2 aux parties et aux intéressés, visés à l'alinéa premier, 3° et leur communique la composition de la chambre compétente.
  [2 ...]2
   § 2. Le défendeur introduit le dossier administratif [2 ...]2 sans délai, s'il n'a pas encore été introduit. Lorsque le défendeur n'a pas envoyé le dossier administratif à l'avance, il le transmet séance tenante au président de la chambre, qui peut suspendre la séance pour permettre aux autres parties d'en prendre connaissance.
   § 3. Le défendeur peut introduire une note reprenant des remarques relatives à l'action en suspension d'extrême urgence à partir du jour de la notification de la disposition, visée au paragraphe 1er, jusqu'au début de la séance à laquelle l'action en suspension d'extrême urgence est traitée au plus tard. Le défendeur transmet la note en même temps [2 aux parties]2 et aux intéressés, visés au paragraphe 1er, alinéa premier, 3°.
  [2 Un exposé écrit sur la suspension requise d'extrême urgence est introduit à partir du lendemain de la signification de la disposition, visée au paragraphe 1, et au plus tard au début de la séance lors de laquelle la requête en suspension d'extrême urgence est traitée. La partie intervenante transmet l'exposé écrit en même temps aux parties et aux intéressés, visés au paragraphe 1, alinéa premier, 3°.]2]1

  
Onderafdeling 3.
Art. 65/1.[1 § 1er. Si la suspension est ordonnée sur demande à titre de mesure provisoire sans que les parties ou certaines d'entre elles aient été entendues, la chambre détermine, par dérogation à l'article 65, dans l'arrêt ordonnant la suspension provisoire :
Art.65. [1 § 1. De kamervoorzitter bepaalt bij beschikking:
   1° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behandeld, eventueel te zijnen huize, zelfs op feestdagen en van dag tot dag of van uur tot uur;
   2° de termijn waarbinnen ter griffie inzage kan worden genomen van het administratief dossier en de overtuigingsstukken;
   3° de namen van een of meer van de belanghebbenden, vermeld in artikel 20, eerste en tweede lid, van het decreet, als de kamer heeft beslist een of meer belanghebbenden op te roepen;
   De griffier betekent de beschikking [2 en een afschrift van het verzoekschrift]2 onmiddellijk aan de partijen en aan de belanghebbenden, vermeld in het eerste lid, 3°, en deelt hen de samenstelling van de bevoegde kamer mee.
  [2 ...]2
   § 2. De verweerder dient onmiddellijk het [2 ...]2 administratief dossier in, als het nog niet werd ingediend. Als de verweerder het administratief dossier niet van tevoren heeft toegezonden, overhandigt hij het ter zitting aan de kamervoorzitter, die de zitting kan schorsen om aan de andere partijen de gelegenheid te geven er inzage van te nemen.
   § 3. De verweerder kan een nota met opmerkingen over de gevorderde schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid indienen vanaf de dag na de betekening van de beschikking, vermeld in paragraaf 1, en uiterlijk bij aanvang van de zitting waarop de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behandeld. De verweerder bezorgt de nota tegelijkertijd aan de [2 partijen]2 en aan de belanghebbenden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°.
  [2 Een schriftelijke uiteenzetting over de gevorderde schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt ingediend vanaf de dag na de betekening van de beschikking, vermeld in paragraaf 1, en uiterlijk bij aanvang van de zitting waarop de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behandeld. De tussenkomende partij bezorgt de schriftelijke uiteenzetting tegelijkertijd aan de partijen en aan de belanghebbenden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°.]2]1

  
Art. 65. [1 § 1er. Le président de la chambre fixe par disposition :
   1° le lieu, le jour et le moment de la séance où la demande de suspension d'extrême urgence est traitée, éventuellement à son domicile, même pendant les jours fériés et de jour en jour ou d'heure en heure ;
   2° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   3° les noms d'un ou de plusieurs intéressés, tels que visés à l'article 20, alinéas premier et deux, du décret, lorsque la chambre a décidé d'entendre un ou plusieurs intéressés.
   Le greffier notifie immédiatement la disposition [2 et une copie de la requête]2 aux parties et aux intéressés, visés à l'alinéa premier, 3° et leur communique la composition de la chambre compétente.
  [2 ...]2
   § 2. Le défendeur introduit le dossier administratif [2 ...]2 sans délai, s'il n'a pas encore été introduit. Lorsque le défendeur n'a pas envoyé le dossier administratif à l'avance, il le transmet séance tenante au président de la chambre, qui peut suspendre la séance pour permettre aux autres parties d'en prendre connaissance.
   § 3. Le défendeur peut introduire une note reprenant des remarques relatives à l'action en suspension d'extrême urgence à partir du jour de la notification de la disposition, visée au paragraphe 1er, jusqu'au début de la séance à laquelle l'action en suspension d'extrême urgence est traitée au plus tard. Le défendeur transmet la note en même temps [2 aux parties]2 et aux intéressés, visés au paragraphe 1er, alinéa premier, 3°.
  [2 Un exposé écrit sur la suspension requise d'extrême urgence est introduit à partir du lendemain de la signification de la disposition, visée au paragraphe 1, et au plus tard au début de la séance lors de laquelle la requête en suspension d'extrême urgence est traitée. La partie intervenante transmet l'exposé écrit en même temps aux parties et aux intéressés, visés au paragraphe 1, alinéa premier, 3°.]2]1

  
Art. 65/1. [1 § 1. Als de schorsing op verzoek bij wijze van voorlopige maatregel wordt bevolen zonder dat de partijen of sommige van hen zijn gehoord, bepaalt de kamer, in afwijking van artikel 65, in het arrest waarbij de voorlopige schorsing wordt bevolen:
   1° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de bevestiging van de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behandeld, eventueel te zijnen huize, zelfs op feestdagen en van dag tot dag of van uur tot uur;
   2° de termijn waarbinnen ter griffie inzage kan worden genomen van het administratief dossier en de overtuigingsstukken;
   3° de namen van een of meer van de belanghebbenden, vermeld in artikel 20, eerste en tweede lid, van het decreet, als de kamer heeft beslist een of meer belanghebbenden op te roepen.
   De griffier betekent het arrest [2 en een afschrift van het verzoekschrift]2 onmiddellijk aan de partijen en aan de belanghebbenden, vermeld in het eerste lid, 3°, en deelt hen de samenstelling van de bevoegde kamer mee.
  [2 ...]2
   § 2. De verweerder dient onmiddellijk het [2 ...]2administratief dossier in, als het nog niet werd ingediend. Als de verweerder het administratief dossier niet van te voren heeft toegezonden, overhandigt hij het ter zitting aan de kamervoorzitter, die de zitting kan schorsen om aan de andere partijen de gelegenheid te geven er inzage van te nemen.
   § 3. De verweerder kan een nota met opmerkingen over de gevorderde schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid indienen vanaf de dag na de betekening van het arrest, vermeld in paragraaf 1, en uiterlijk bij aanvang van de zitting waarop de bevestiging van de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behandeld. De verweerder bezorgt tegelijkertijd de nota aan de [2 partijen]2 en aan de belanghebbenden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°.
  [2 Een schriftelijke uiteenzetting over de gevorderde schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt ingediend vanaf de dag na de betekening van het arrest, vermeld in paragraaf 1, en uiterlijk bij aanvang van de zitting waarop de bevestiging van de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt behandeld. De tussenkomende partij bezorgt de schriftelijke uiteenzetting tegelijkertijd aan de partijen en aan de belanghebbenden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°.]2]1

  
Art. 65/1. [1 § 1er. Si la suspension est ordonnée sur demande à titre de mesure provisoire sans que les parties ou certaines d'entre elles aient été entendues, la chambre détermine, par dérogation à l'article 65, dans l'arrêt ordonnant la suspension provisoire :
   1° le lieu, le jour et le moment de la séance à laquelle la confirmation de suspension d'extrême urgence est traitée, éventuellement à son domicile, même pendant les jours fériés et de jour en jour ou d'heure en heure ;
   2° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   3° les noms d'un ou de plusieurs intéressés, tels que visés à l'article 20, alinéas premier et deux du décret, lorsque la chambre a décidé d'entendre un ou plusieurs intéressés.
   Le greffier notifie immédiatement l'arrêt [2 et une copie de la requête]2 aux parties et aux intéressés, visés à l'alinéa premier, 3° et leur communique la composition de la chambre compétente.
  [2 ...]2
   § 2. Le défendeur introduit le dossier administratif [2 ...]2 sans délai, s'il n'a pas encore été introduit. Lorsque le défendeur n'a pas envoyé le dossier administratif à l'avance, il le transmet séance tenante au président de la chambre, qui peut suspendre la séance pour permettre aux autres parties d'en prendre connaissance.
   § 3. Le défendeur peut introduire une note reprenant des remarques relatives à l'action en suspension d'extrême urgence à partir du jour de la signification de l'arrêt, visé au paragraphe 1er, jusqu'au début de la séance à laquelle la confirmation de l'action en suspension d'extrême urgence est traitée au plus tard. Le défendeur transmet la note en même temps [2 aux parties]2 et aux intéressés, visés au paragraphe 1er, alinéa premier, 3°.
  [2 Un exposé écrit sur la suspension requise d'extrême urgence est introduit à partir du lendemain de la signification de l'arrêt, visé au paragraphe 1, et au plus tard au début de la séance lors de laquelle la confirmation de la suspension d'extrême urgence est traitée. La partie intervenante transmet l'exposé écrit en même temps aux parties et aux intéressés, visés au paragraphe 1, alinéa premier, 3°.]2]1

  
Onderafdeling 3. [1 - Zitting]1
Sous-section 4. [1 - Arrêt dans lequel il est rendu un jugement concernant la demande de suspension d'urgence ou concernant la demande de suspension d'extrême urgence.]1
Art. 65/2. [1 De kamervoorzitter verklaart de zitting voor geopend. Hij leidt de zitting. De griffier stelt een proces-verbaal van de zitting op, dat hij samen met de kamervoorzitter ondertekent.
   De kamervoorzitter verklaart de debatten voor gesloten en neemt de zaak in beraad.]1

  
Art.66. [2 Dans un délai d'ordre de trente jours qui prend cours le lendemain de la clôture des débats, la chambre saisie de la requête en suspension d'extrême urgence rend un arrêt.]2
  L'arrêt est dûment motivé, conformément à l'article 32, alinéa deux, du décret, et mentionne les données suivantes :
  1° les noms [1 ...]1 des parties, le domicile choisi par eux et, le cas échéant, le nom et la qualité de la personne qui assiste ou représente les parties ;
  2° la convocation des parties, de leurs conseils, ainsi que leur éventuelle présence lors de la séance ;
  3° [3 la date de ce jugement ]3 de ce jugement et les noms des juges administratifs qui en ont délibéré.
  [1 La chambre peut ordonner l'exécution immédiate de l'arrêt.]1
Onderafdeling 4. [1 - Arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vordering tot schorsing bij hoogdringendheid of over de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid]1
Sous-section 4. [1 - Arrêt dans lequel il est rendu un jugement concernant la demande de suspension d'urgence ou concernant la demande de suspension d'extrême urgence.]1
Art.66. [2 Binnen een ordetermijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de sluiting van de debatten, spreekt de kamer waarbij een vordering tot schorsing bij hoogdringendheid aanhangig is, een arrest uit.]2
  Het arrest wordt met redenen omkleed, overeenkomstig artikel 32, tweede lid, van het decreet, en vermeldt de volgende gegevens:
  1° de namen [1 ...]1 van de partijen, de door hen gekozen woonplaats en, in voorkomend geval, de naam en de hoedanigheid van de persoon die de partijen bijstaat of vertegenwoordigt;
  2° de oproeping van partijen, van hun raadsmannen, alsook hun eventuele aanwezigheid op de zitting;
  3° [3 de datum van de uitspraak]3 en de namen van de bestuursrechters die erover hebben beraadslaagd.
  [1 De kamer kan de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het arrest bevelen.]1
Art. 66. [2 Dans un délai d'ordre de trente jours qui prend cours le lendemain de la clôture des débats, la chambre saisie de la requête en suspension d'extrême urgence rend un arrêt.]2
  L'arrêt est dûment motivé, conformément à l'article 32, alinéa deux, du décret, et mentionne les données suivantes :
  1° les noms [1 ...]1 des parties, le domicile choisi par eux et, le cas échéant, le nom et la qualité de la personne qui assiste ou représente les parties ;
  2° la convocation des parties, de leurs conseils, ainsi que leur éventuelle présence lors de la séance ;
  3° [3 la date de ce jugement ]3 de ce jugement et les noms des juges administratifs qui en ont délibéré.
  [1 La chambre peut ordonner l'exécution immédiate de l'arrêt.]1
Art.67. De griffier brengt op de uitgifte, na het beschikkend gedeelte van het arrest, het volgende uitvoeringsformulier aan:
  "De ministers en de besturen, ieder wat hen betreft, zorgen voor de uitvoering van dit arrest ".
Art. 68/1. [1 En cas de suspension d'un arrêté tel que visé à l'article 54, 4° à 6°, le Collège ordonne que la suspension, la date du jugement et le numéro de rôle soient publiés sous la même forme que l'arrêté suspendu. Il en va de même pour l'arrêt qui abroge ou modifie la suspension.
   La publication visée à l'alinéa 1er est faite immédiatement par la partie défenderesse. ]1

  
Art.68. [1 De griffier zendt onmiddellijk een afschrift van het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vordering tot schorsing met toepassing van deze afdeling, aan de partijen en [2 , in voorkomend geval,]2 aan het college van burgemeester en schepenen op het ambtsgebied waarvan de vergunningsaanvraag betrekking heeft.]1
  
Art. 68. [1 Le greffier envoie immédiatement une copie de l'arrêt par lequel il est rendu un jugement concernant l'action en suspension, en application de la présente section, aux parties [2 , le cas échéant, ]2 et au collège des bourgmestre et échevins au ressort desquels la demande de permis s'applique.]1
  
Art.68/1. [1 In geval van de schorsing van een besluit als vermeld in artikel 54, 4° tot en met 6°, beveelt het College dat de schorsing, de datum van de uitspraak en het rolnummer worden bekendgemaakt in dezelfde vorm als het geschorste besluit. Hetzelfde geldt voor het arrest dat de schorsing opheft of wijzigt.
   De bekendmaking, vermeld in het eerste lid, gebeurt onmiddellijk door de verwerende partij. ]1

  
Art.69. Lorsque le Collège [2 a accepté l'action en suspension]2 en application de la présente section, le défendeur ou la partie intervenante peut introduire une requête en poursuite de la procédure dans un délai d'échéance de [1 trente jours]1. Lorsqu'aucune requête en poursuite n'est introduite, le Collège peut selon la procédure accélérée, visée à la sous-section 6, annuler la décision contestée [3 ou l'arrêté contesté]3.
  Lorsque le Collège [2 a rejeté l'action en suspension]2, le requérant peut introduire une requête en poursuite dans un délai d'échéance de [1 trente jours]1. Lorsque le requérant n'introduit pas de requête en poursuite, il s'applique à son égard une présomption [2 ...]2 de désistement d'instance.
  Le délai de [1 trente jours]1 prend cours le jour après la notification de l'arrêt dans lequel il est rendu un jugement concernant la suspension.
  
Onderafdeling 5. - Verzoek tot voortzetting
Art.70.[1 Le greffier notifie la l'introduction de la requête en poursuite de la procédure aux autres parties.
Art.69. Als het College [2 de vordering tot schorsing heeft ingewilligd]2 met toepassing van deze afdeling, kan de verweerder of tussenkomende partij een verzoek tot voortzetting van de rechtspleging indienen binnen een vervaltermijn van [1 dertig dagen]1. Als er geen verzoek tot voortzetting wordt ingediend, kan het College volgens de versnelde rechtspleging, vermeld in onderafdeling 6, de bestreden beslissing [3 of het bestreden besluit]3 vernietigen.
  Als het College [2 de vordering tot schorsing heeft verworpen]2, kan de verzoeker een verzoek tot voortzetting indienen binnen een vervaltermijn van [1 dertig dagen]1. Als de verzoeker geen verzoek tot voortzetting indient, geldt ten aanzien van hem een [2 ...]2 vermoeden van afstand van geding.
  De termijn van [1 dertig dagen]1 gaat in de dag na de betekening van het arrest waarin uitspraak wordt gedaan over de schorsing.
  
Art. 69. Lorsque le Collège [2 a accepté l'action en suspension]2 en application de la présente section, le défendeur ou la partie intervenante peut introduire une requête en poursuite de la procédure dans un délai d'échéance de [1 trente jours]1. Lorsqu'aucune requête en poursuite n'est introduite, le Collège peut selon la procédure accélérée, visée à la sous-section 6, annuler la décision contestée [3 ou l'arrêté contesté]3.
  Lorsque le Collège [2 a rejeté l'action en suspension]2, le requérant peut introduire une requête en poursuite dans un délai d'échéance de [1 trente jours]1. Lorsque le requérant n'introduit pas de requête en poursuite, il s'applique à son égard une présomption [2 ...]2 de désistement d'instance.
  Le délai de [1 trente jours]1 prend cours le jour après la notification de l'arrêt dans lequel il est rendu un jugement concernant la suspension.
  
Art.70. [1 De griffier betekent het ingediende verzoek tot voortzetting van de rechtspleging aan de andere partijen.
   Als een vervaltermijn voor het indienen van een nota in het kader van de vordering tot vernietiging werd gestuit conform artikel 40, § 10, van het decreet, deelt de griffier, gelijktijdig met de betekening van het verzoek tot voortzetting, aan de partijen van wie de vervaltermijn werd gestuit, mee dat de vervaltermijn opnieuw aanvang neemt vanaf de dag na de betekening van het verzoek tot voortzetting.]1

  
Art.71. Lorsque le Collège [1 a accepté l'action en suspension]1 en application de la présente section et le défendeur ou la partie intervenante n'a pas introduit de requête en poursuite de la procédure dans le délai d'échéance, visé à l'article 69, alinéa premier, le greffier communique aux parties par envoi sécurisé que la chambre rendra un jugement concernant la demande d'annulation de la décision contestée [2 ou l'arrêté contesté]2.
  Le défendeur ou la partie intervenante dispose d'un délai d'échéance de quinze jours, qui prend cours [1 le jour après]1 la communication par envoi sécurisé, visée à l'alinéa premier, pour demander d'être entendu(e).
  Lorsqu'aucune de ces parties ne demande d'être entendue, la chambre peut annuler la décision contestée [2 ou l'arrêté contesté]2 immédiatement.
  Lorsqu'une partie demande d'être entendue, le président de la chambre convoque les parties par disposition, telle que visée à l'article 85, § 1er, à comparaître rapidement.
  [1 Après que les parties ont été entendues, la chambre peut immédiatement annuler la décision contestée [2 ou l'arrêté contesté]2 ou décider que la procédure sera poursuivie]1.
  
Onderafdeling 6. - Versnelde rechtspleging
Art.72.§ 1er. Lorsque le Collège a rejeté la demande de suspension, en application de la présente section, et le requérant n'a pas introduit de requête en poursuite de la procédure dans le délai d'échéance, visé à l'article 69, alinéa deux, le greffier communique aux parties par envoi sécurisé que la chambre prononcera le désistement d'instance à l'égard du requérant, à moins que le requérant demande d'être entendu dans un délai d'échéance de quinze jours, qui prend cours [1 le jour après]1 la notification.
Art.71. Als het College [1 de vordering tot schorsing heeft ingewilligd]1 met toepassing van deze afdeling en de verweerder of de tussenkomende partij binnen de vervaltermijn, vermeld in artikel 69, eerste lid, geen verzoek tot voortzetting van de rechtspleging heeft ingediend, deelt de griffier de partijen met een beveiligde zending mee dat de kamer uitspraak zal doen over de vordering tot vernietiging van de bestreden beslissing [2 of het bestreden besluit]2.
  De verweerder of de tussenkomende partij beschikt over een vervaltermijn van vijftien dagen, die ingaat op [1 de dag na]1 de mededeling bij beveiligde zending, vermeld in het eerste lid, om te vragen te worden gehoord.
  Als geen van die partijen vraagt te worden gehoord, kan de kamer de bestreden beslissing [2 of het bestreden besluit]2 onmiddellijk vernietigen.
  Als een partij vraagt te worden gehoord, roept de kamervoorzitter de partijen bij beschikking, als vermeld in artikel 85, § 1, op om spoedig te verschijnen.
  [1 Nadat de partijen werden gehoord, kan de kamer de bestreden beslissing [2 of het bestreden besluit]2 onmiddellijk vernietigen of beslissen dat de rechtspleging wordt voortgezet.]1
  
Art. 71. Lorsque le Collège [1 a accepté l'action en suspension]1 en application de la présente section et le défendeur ou la partie intervenante n'a pas introduit de requête en poursuite de la procédure dans le délai d'échéance, visé à l'article 69, alinéa premier, le greffier communique aux parties par envoi sécurisé que la chambre rendra un jugement concernant la demande d'annulation de la décision contestée [2 ou l'arrêté contesté]2.
  Le défendeur ou la partie intervenante dispose d'un délai d'échéance de quinze jours, qui prend cours [1 le jour après]1 la communication par envoi sécurisé, visée à l'alinéa premier, pour demander d'être entendu(e).
  Lorsqu'aucune de ces parties ne demande d'être entendue, la chambre peut annuler la décision contestée [2 ou l'arrêté contesté]2 immédiatement.
  Lorsqu'une partie demande d'être entendue, le président de la chambre convoque les parties par disposition, telle que visée à l'article 85, § 1er, à comparaître rapidement.
  [1 Après que les parties ont été entendues, la chambre peut immédiatement annuler la décision contestée [2 ou l'arrêté contesté]2 ou décider que la procédure sera poursuivie]1.
  
Art.72. § 1. Als het College de vordering tot schorsing, met toepassing van deze afdeling, heeft verworpen en de verzoeker binnen de vervaltermijn, vermeld in artikel 69, tweede lid, geen verzoek tot voortzetting van de rechtspleging heeft ingediend, deelt de griffier de partijen met een beveiligde zending mee dat de kamer ten aanzien van de verzoeker de afstand van geding zal uitspreken, tenzij de verzoeker binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, die ingaat op [1 de dag na]1 de betekening vraagt te worden gehoord.
  § 2. Als de verzoeker niet vraagt te worden gehoord, spreekt de kamer de afstand van geding uit.
  Als de verzoeker vraagt te worden gehoord, roept de kamervoorzitter de partijen bij beschikking, als vermeld in artikel 85, § 1, op om spoedig te verschijnen.
  [1 Nadat de partijen werden gehoord, kan de kamer de afstand van geding uitspreken of beslissen dat de rechtspleging wordt voortgezet.]1
  § 3. Als verschillende verzoekers gemeenschappelijk een verzoekschrift tot schorsing, met toepassing van deze afdeling, hebben ingediend en een verzoek tot voortzetting van de rechtspleging maar door sommige van de verzoekers wordt ingediend, worden de overige verzoekers geacht afstand te doen van geding. De kamer doet uitspraak over de afstand van degenen die geen verzoek tot voortzetting van de procedure hebben ingediend in het arrest over de vordering tot vernietiging.
  
Art.73. [1 § 1er. La demande d'abrogation est introduite par requête. La requête est datée et signée par une partie ou par son conseil.
   La requête comprend :
   1° l'indication de l'arrêt dans lequel la suspension ou les mesures provisoires ont été ordonnées ;
   2° le nom, la qualité, le domicile ou le siège du requérant en abrogation, le domicile choisi en Belgique, et le cas échéant un numéro de téléphone et une adresse e-mail ;
   3° un exposé des nouveaux faits ou des circonstances changées dont il ressort que la suspension ou les mesures provisoires ne sont plus justifiées ;
   4° un inventaire des pièces à conviction.
   Le requérant en abrogation joint à la requête :
   1° lorsqu'il est une personne morale et n'a pas de conseil qui est avocat, une copie de ses statuts en vigueur et coordonnés et de l'acte de désignation de ses organes, ainsi que la preuve que l'organe compétent en la matière a décidé de soumettre l'affaire à la justice ;
   2° le mandat écrit de son conseil lorsque celui-ci n'est pas avocat ;
   3° les pièces à conviction visées à l'inventaire et numérotées conformément à cet inventaire.
   § 2. Le président de la chambre peut constater par disposition que de nouveaux faits se produisent ou que les circonstances ont tellement changé que la suspension ou les mesures provisoires ne semblent plus justifiées.
   § 3. Le président de la chambre fixe par disposition :
   1° le lieu, le jour et le moment de la séance pendant laquelle l'abrogation de la suspension ou des mesures provisoires est traitée ;
   2° le délai dans lequel les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   3° le délai endéans lequel les parties peuvent introduire une note portant sur la demande d'abrogation, visée au paragraphe 1er, ou sur les constats du président de la chambre, visés au paragraphe 2 ;
   Le greffier notifie la disposition aux parties et leur communique la composition de la chambre compétente. Si le paragraphe 1er s'applique, le greffier transmet une copie de la demande d'abrogation de la suspension ou des mesures provisoires aux autres parties.
   Simultanément avec l'introduction de la note, visée à l'alinéa premier, 3°, chaque partie transmet une copie de la note aux autres parties.
   § 4. Lorsque le requérant en abrogation ne comparaît pas et n'est pas non plus représenté lors de la séance, sa demande est rejetée.
   Les autres parties qui ne comparaissent pas ou qui ne sont pas représentées, sont censées être d'accord avec la demande d'abrogation, visée au paragraphe 1er.
   § 5. Les parties qui ne comparaissent pas ou qui ne sont pas représentées, sont censées être d'accord avec les constats du président de la chambre, visés au paragraphe 2.]1

  
Onderafdeling 7. [1 - Opheffing van de schorsing of van voorlopige maatregelen]1
Sous-section 7. [1 - Abrogation de la suspension ou des mesures provisoires]1
Art.73. [1 § 1. De vordering tot opheffing wordt bij verzoekschrift ingediend. Het verzoekschrift wordt gedagtekend en door een partij of door de raadsman van die partij ondertekend.
   Het verzoekschrift bevat:
   1° de opgave van het arrest waarin de schorsing of de voorlopige maatregelen werden bevolen;
   2° de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de verzoeker tot opheffing, de gekozen woonplaats in België, en in voorkomend geval een telefoonnummer en een e-mailadres;
   3° een uiteenzetting van de nieuwe feiten of de veranderde omstandigheden waaruit blijkt dat de schorsing of de voorlopige maatregelen niet langer gerechtvaardigd zijn;
   4° een inventaris van de overtuigingsstukken.
   De verzoeker tot opheffing voegt bij het verzoekschrift:
   1° als hij een rechtspersoon is en geen raadsman heeft die advocaat is, een afschrift van zijn geldende en gecoördineerde statuten en van de akte van aanstelling van zijn organen, alsook het bewijs dat het daarvoor bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden;
   2° de schriftelijke volmacht van zijn raadsman als die geen advocaat is;
   3° de overtuigingsstukken die in de inventaris zijn vermeld en die overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.
   § 2. De kamervoorzitter kan bij beschikking vaststellen dat er zich nieuwe feiten voordoen of dat de omstandigheden zodanig veranderd zijn dat de schorsing of de voorlopige maatregelen niet langer gerechtvaardigd lijken te zijn.
   § 3. De kamervoorzitter bepaalt bij beschikking:
   1° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de opheffing van de schorsing of van de voorlopige maatregelen wordt behandeld;
   2° de termijn waarbinnen ter griffie inzage kan worden genomen van de overtuigingsstukken;
   3° de termijn waarbinnen partijen een nota kunnen indienen over de vordering tot opheffing, vermeld in paragraaf 1, of over de vaststellingen van de kamervoorzitter, vermeld in paragraaf 2;
   De griffier betekent de beschikking aan de partijen en deelt hen de samenstelling van de bevoegde kamer mee. In geval van toepassing van paragraaf 1 bezorgt de griffier een afschrift van het verzoekschrift tot opheffing van de schorsing of voorlopige maatregelen aan de overige partijen.
   Gelijktijdig met het indienen van de nota, vermeld in het eerste lid, 3°, bezorgt elke partij een afschrift van de nota aan de overige partijen.
   § 4. Als de verzoeker tot opheffing niet verschijnt en evenmin vertegenwoordigd is op de zitting, wordt zijn vordering afgewezen.
   De andere partijen die niet verschijnen of niet vertegenwoordigd zijn, worden geacht in te stemmen met de vordering tot opheffing, vermeld in paragraaf 1.
   § 5. De partijen die niet verschijnen of niet vertegenwoordigd zijn, worden geacht in te stemmen met de vaststellingen van de kamervoorzitter, vermeld in paragraaf 2.]1

  
Art. 73. [1 § 1er. La demande d'abrogation est introduite par requête. La requête est datée et signée par une partie ou par son conseil.
   La requête comprend :
   1° l'indication de l'arrêt dans lequel la suspension ou les mesures provisoires ont été ordonnées ;
   2° le nom, la qualité, le domicile ou le siège du requérant en abrogation, le domicile choisi en Belgique, et le cas échéant un numéro de téléphone et une adresse e-mail ;
   3° un exposé des nouveaux faits ou des circonstances changées dont il ressort que la suspension ou les mesures provisoires ne sont plus justifiées ;
   4° un inventaire des pièces à conviction.
   Le requérant en abrogation joint à la requête :
   1° lorsqu'il est une personne morale et n'a pas de conseil qui est avocat, une copie de ses statuts en vigueur et coordonnés et de l'acte de désignation de ses organes, ainsi que la preuve que l'organe compétent en la matière a décidé de soumettre l'affaire à la justice ;
   2° le mandat écrit de son conseil lorsque celui-ci n'est pas avocat ;
   3° les pièces à conviction visées à l'inventaire et numérotées conformément à cet inventaire.
   § 2. Le président de la chambre peut constater par disposition que de nouveaux faits se produisent ou que les circonstances ont tellement changé que la suspension ou les mesures provisoires ne semblent plus justifiées.
   § 3. Le président de la chambre fixe par disposition :
   1° le lieu, le jour et le moment de la séance pendant laquelle l'abrogation de la suspension ou des mesures provisoires est traitée ;
   2° le délai dans lequel les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   3° le délai endéans lequel les parties peuvent introduire une note portant sur la demande d'abrogation, visée au paragraphe 1er, ou sur les constats du président de la chambre, visés au paragraphe 2 ;
   Le greffier notifie la disposition aux parties et leur communique la composition de la chambre compétente. Si le paragraphe 1er s'applique, le greffier transmet une copie de la demande d'abrogation de la suspension ou des mesures provisoires aux autres parties.
   Simultanément avec l'introduction de la note, visée à l'alinéa premier, 3°, chaque partie transmet une copie de la note aux autres parties.
   § 4. Lorsque le requérant en abrogation ne comparaît pas et n'est pas non plus représenté lors de la séance, sa demande est rejetée.
   Les autres parties qui ne comparaissent pas ou qui ne sont pas représentées, sont censées être d'accord avec la demande d'abrogation, visée au paragraphe 1er.
   § 5. Les parties qui ne comparaissent pas ou qui ne sont pas représentées, sont censées être d'accord avec les constats du président de la chambre, visés au paragraphe 2.]1

  
Afdeling 5. - Vernietiging
Subdivision 1re. La note de réponse du défendeur
Onderafdeling 1. - Het vooronderzoek
Art.74.[1 § 1er. [2 Le défendeur présente un note de réponse, un dossier administratif, si cela n'a pas encore été fait, et toute pièce justificative complémentaire et inventoriée, dans un délai d'échéance de quarante-cinq jours, qui commence à courir le lendemain de la signification de la lettre dans laquelle le greffier donne au défendeur la possibilité de présenter une note de réponse.]2
Sectie 1. De antwoordnota van de verweerder
Subdivision 2. L'exposé écrit de la partie intervenante
Art.74. [1 § 1. [2 De verweerder dient een antwoordnota, een administratief dossier, als dat nog niet is ingediend, en eventuele aanvullende en geïnventariseerde overtuigingsstukken in binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen, die ingaat op de dag na de betekening van de brief waarin de griffier de verweerder in de mogelijkheid stelt een antwoordnota in te dienen.]2
   § 2. Als het administratief dossier niet in het bezit is van de verweerder, brengt de verweerder de griffie daarvan onmiddellijk en schriftelijk op de hoogte en geeft hij aan waar het administratief dossier zich bij zijn weten bevindt. De griffier vordert de mededeling ervan aan het bestuursorgaan dat het administratief dossier onder zich heeft. Dat bestuursorgaan zendt het gevorderde dossier onmiddellijk naar de griffie.
   Als de verweerder niet binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, het administratief dossier indient of aan het College meedeelt dat het administratief dossier niet in zijn bezit is, maant de griffier de verweerder aan om dat alsnog te doen binnen een door hem bepaalde termijn. Als de verweerder daaraan geen gevolg geeft, worden de door de verzoeker aangehaalde feiten als bewezen geacht, tenzij die feiten kennelijk onjuist zijn.]1

  
Art. 74. [1 § 1er. [2 Le défendeur présente un note de réponse, un dossier administratif, si cela n'a pas encore été fait, et toute pièce justificative complémentaire et inventoriée, dans un délai d'échéance de quarante-cinq jours, qui commence à courir le lendemain de la signification de la lettre dans laquelle le greffier donne au défendeur la possibilité de présenter une note de réponse.]2
   § 2. Lorsque le défendeur ne possède pas le dossier administratif, le défendeur en met au courant le greffe, immédiatement et par écrit, et il indique où se trouve le dossier administratif à sa connaissance. Le greffier en requiert la communication à l'organe administratif qui détient le dossier administratif. Cet organe administratif envoie immédiatement le dossier requis au greffe.
   Lorsque le défendeur n'introduit pas le dossier administratif ou ne communique pas au Collège qu'il ne possède pas le dossier administratif dans le délai, visé au paragraphe 1er, le greffier somme le défendeur d'y procéder tout de même dans un délai qu'il fixe. Lorsque le défendeur n'y donne pas suite, les faits cités par le requérant sont censés être prouvés, à moins que ces faits soient manifestement injustes.]1

  
Sectie 2. De schriftelijke uiteenzetting van de tussenkomende partij
Subdivision 3. La note de réponse en retour ou note explicative du requérant
Art.75. [1 Een schriftelijke uiteenzetting en eventuele geïnventariseerde overtuigingsstukken over de vordering tot vernietiging worden ingediend binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen, die ingaat op de dag na de betekening van de brief waarin de griffier, conform artikel 59/3, tweede lid, en 59/4, eerste lid, de mogelijkheid geeft om een schriftelijke uiteenzetting in te dienen.]1
  
Art.76. Le greffier notifie une copie de la note de réponse au requérant, ou lui communique l'absence d'une note de réponse [1 ...]1, et met le requérant également au courant du dépôt du dossier administratif.
  [2 En même temps le greffier transmet, le cas échéant, une copie de l'exposé écrit de la partie intervenante au requérant.]2
  
Sectie 3. De wederantwoordnota of toelichtende nota van de verzoeker
Art.77.[1 Le requérant peut introduire une note de réponse en retour dans un délai d'échéance de trente jours, qui prend cours le jour après la notification de la copie de la note de réponse.
Art.76. De griffier betekent een afschrift van de antwoordnota aan de verzoeker, of deelt hem het ontbreken van een [1 ...]1 antwoordnota mee, en brengt de verzoeker ook op de hoogte van de neerlegging van het administratief dossier.
  [2 Tegelijkertijd bezorgt de griffier, in voorkomend geval, een afschrift van de schriftelijke uiteenzetting van de tussenkomende partij aan de verzoeker.]2
  
Art. 76. Le greffier notifie une copie de la note de réponse au requérant, ou lui communique l'absence d'une note de réponse [1 ...]1, et met le requérant également au courant du dépôt du dossier administratif.
  [2 En même temps le greffier transmet, le cas échéant, une copie de l'exposé écrit de la partie intervenante au requérant.]2
  
Art.77. [1 De verzoeker kan een wederantwoordnota indienen binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de betekening van het afschrift van de antwoordnota.
   Als de verweerder geen antwoordnota heeft ingediend, mag de verzoeker een toelichtende nota indienen binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de betekening door de griffier van de mededeling dat er geen antwoordnota werd ingediend.
   De verzoeker kan aan de wederantwoordnota of de toelichtende nota aanvullende, geïnventariseerde overtuigingsstukken toevoegen als hij nog niet over die stukken kon beschikken op het ogenblik waarop het verzoekschrift werd ingediend of als ze noodzakelijk zijn in de repliek op de antwoordnota van de verweerder of, in voorkomend geval, op de schriftelijke uiteenzetting van de tussenkomende partij.]1

  
Art. 77. [1 Le requérant peut introduire une note de réponse en retour dans un délai d'échéance de trente jours, qui prend cours le jour après la notification de la copie de la note de réponse.
   Lorsque le défendeur n'a pas introduit de note de réponse, le requérant peut introduire une note explicative dans un délai de trente jours, qui prend cours le jour après que le greffier a notifié la communication qu'aucune note de réponse n'a été introduite.
   Le requérant peut joindre des pièces à conviction inventoriées supplémentaires à la note de réponse en retour ou à la note explicative, pour autant qu'il ne disposait pas encore de ces pièces au moment où la requête a été introduite ou pour autant qu'elles sont nécessaires en réplique à la note de réponse du défendeur ou, le cas échéant, à l'exposé écrit de la partie intervenante.]1

  
Art.78. De griffier betekent een afschrift van de wederantwoordnota of de toelichtende nota aan de verweerder en [3 ...]3 de tussenkomende partij. [2 ...]2.
  
Art. 78. Le greffier notifie une copie de la note de réponse en retour ou de la note explicative au défendeur et [3 ...]3 à la partie intervenante. [2 ...]2.
  
Sectie 4.
Subdivision 4.
Sectie 5.
Subdivision 5.
Art.83. § 1er. La partie qui souhaite qu'un témoin soit entendu, introduit lors de la préenquête une requête séparée, qui est motivée.
  [1 La chambre décide de la nécessité et de la pertinence d'entendre un témoin]1.
  [1 La chambre peut également convoquer des témoins d'office]1.
  § 2. Le cas échéant, la chambre entend les témoins.
  § 3. Le greffier établit un procès-verbal de l'audition du témoin, qu'il signe avec le président de la chambre et le témoin entendu. Le greffier transmet le procès-verbal de l'audition du témoin aux parties.
  
Onderafdeling 2. - Getuigen
Art.84. Le greffier établit un procès-verbal du fait que le témoin ne comparaît pas ou refuse de venir témoigner. Le greffier transmet le procès-verbal au procureur du Roi de l'arrondissement judiciaire où le témoin devait être entendu.
Art.83. § 1. De partij die wil dat een getuige wordt gehoord, dient tijdens het vooronderzoek een afzonderlijk verzoek in, dat gemotiveerd wordt.
  [1 De kamer beslist over de noodzaak en relevantie om een getuige te horen.]1
  [1 De kamer kan ook ambtshalve getuigen oproepen.]1
  § 2. De kamer hoort in voorkomend geval de getuigen.
  § 3. De griffier stelt een proces-verbaal op van het verhoor van de getuige, dat hij samen met de kamervoorzitter en de gehoorde getuige ondertekent. De griffier bezorgt het proces-verbaal van het getuigenverhoor aan de partijen.
  
Art. 83. § 1er. La partie qui souhaite qu'un témoin soit entendu, introduit lors de la préenquête une requête séparée, qui est motivée.
  [1 La chambre décide de la nécessité et de la pertinence d'entendre un témoin]1.
  [1 La chambre peut également convoquer des témoins d'office]1.
  § 2. Le cas échéant, la chambre entend les témoins.
  § 3. Le greffier établit un procès-verbal de l'audition du témoin, qu'il signe avec le président de la chambre et le témoin entendu. Le greffier transmet le procès-verbal de l'audition du témoin aux parties.
  
Art.84. De griffier stelt een proces-verbaal op van het feit dat de getuige niet verschijnt of weigert om te komen getuigen. De griffier bezorgt het proces-verbaal aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waar de getuige moest worden gehoord.
Art.85. [1 § 1er. Le président de la chambre fixe par disposition :
   1° le lieu, le jour et le moment de la séance pendant laquelle la demande d'annulation est traitée ;
   2° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   3° les noms des parties qui doivent comparaître en personne pour donner des explications et les faits au sujet desquels elles seront entendues, lorsque la chambre a décidé d'entendre une partie ;
   4° les noms des témoins et les faits au sujet desquels ils seront entendus, lorsque la chambre a décidé d'entendre un témoin.
   § 2. Au plus tard quinze jours avant le jour de la séance, le greffier informe les parties, et le cas échéant les témoins, du contenu de la disposition, visée au paragraphe 1er, par écrit et leur communique la composition de la chambre compétente.
   § 3. Par dérogation au paragraphe 1er, et au moment où l'affaire est en état, la chambre peut prendre l'affaire en considération si les parties, en application de l'article 16, alinéa 6, du décret, renoncent de commun accord au traitement du recours en séance.
  [2 ...]2]1

  
Onderafdeling 3. - Zitting
Art.86. § 1er. Le président de la chambre déclare la séance ouverte. Il préside la séance.
Art.85. [1 § 1. De kamervoorzitter bepaalt bij beschikking:
   1° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de vordering tot vernietiging wordt behandeld;
   2° de termijn waarbinnen ter griffie inzage kan worden genomen van het administratief dossier en de overtuigingsstukken;
   3° de namen van de partijen die persoonlijk moeten verschijnen om toelichting te geven en de feiten waarover ze zullen worden gehoord, als de kamer heeft beslist een partij te horen;
   4° de namen van de getuigen en de feiten waarover ze zullen worden gehoord, als de kamer heeft beslist een getuige te horen.
   § 2. Uiterlijk vijftien dagen voor de dag van de zitting brengt de griffier de partijen, en in voorkomend geval de getuigen, schriftelijk op de hoogte van de inhoud van de beschikking, vermeld in paragraaf 1, en deelt de griffier hen de samenstelling van de bevoegde kamer mee.
   § 3. In afwijking van paragraaf 1 en op het ogenblik dat de zaak in staat is, kan de kamer de zaak in beraad nemen als de partijen met toepassing van artikel 16, zesde lid, van het decreet, in onderling overleg afzien van de behandeling van het beroep ter zitting.
  [2 ...]2]1

  
Art. 85. [1 § 1er. Le président de la chambre fixe par disposition :
   1° le lieu, le jour et le moment de la séance pendant laquelle la demande d'annulation est traitée ;
   2° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   3° les noms des parties qui doivent comparaître en personne pour donner des explications et les faits au sujet desquels elles seront entendues, lorsque la chambre a décidé d'entendre une partie ;
   4° les noms des témoins et les faits au sujet desquels ils seront entendus, lorsque la chambre a décidé d'entendre un témoin.
   § 2. Au plus tard quinze jours avant le jour de la séance, le greffier informe les parties, et le cas échéant les témoins, du contenu de la disposition, visée au paragraphe 1er, par écrit et leur communique la composition de la chambre compétente.
   § 3. Par dérogation au paragraphe 1er, et au moment où l'affaire est en état, la chambre peut prendre l'affaire en considération si les parties, en application de l'article 16, alinéa 6, du décret, renoncent de commun accord au traitement du recours en séance.
  [2 ...]2]1

  
Art.86. § 1. De kamervoorzitter verklaart de zitting voor geopend. Hij leidt de zitting.
  § 2. De partijen kunnen ter zitting geen aanvullende stukken neerleggen.
  § 3. De griffier stelt een proces-verbaal van de zitting op dat hij ondertekent, samen met de kamervoorzitter en in voorkomend geval de partijen die op verzoek van de kamervoorzitter persoonlijk zijn verschenen.
  De kamervoorzitter sluit de debatten en neemt de zaak in beraad.
Art. 86. § 1er. Le président de la chambre déclare la séance ouverte. Il préside la séance.
  § 2. Les parties ne peuvent pas déposer de pièces supplémentaires séance tenante.
  § 3. Le greffier établit un procès-verbal de la séance qu'il signe, avec le président de la chambre et, le cas échéant, les parties qui ont comparu en personne à la demande du président de la chambre.
  Le président de la chambre clôt les débats et prend l'affaire en considération.
Onderafdeling 4. - Beraadslaging en uitspraak
Art.88.L'arrêt est dûment motivé, conformément à l'article 32, alinéa deux, du décret, et mentionne les données suivantes :
Art.87. Binnen een ordetermijn van zestig dagen die ingaat op [1 de dag na]1 de sluiting van de debatten, spreekt de kamer, waarbij de zaak aanhangig is, een arrest uit.
  
Art.89. Le collège peut d'office invoquer des moyens qui ne sont pas repris dans la requête, ou d'office invoquer des exceptions, pour autant qu'elles concernent l'ordre public.
  L'absence de raison manifeste ou la négligence du contrôle, par l'administration, au bon aménagement du territoire est toujours censée être un moyen d'ordre public.
Art.88. Het arrest wordt met redenen omkleed, overeenkomstig artikel 32, tweede lid, van het decreet, en vermeldt de volgende gegevens:
  1° de namen [1 ...]1 van de partijen, de door hen gekozen woonplaats en, in voorkomend geval, de naam en de hoedanigheid van de persoon die de partijen bijstaat of vertegenwoordigt;
  2° de oproeping van de partijen, van hun raadsmannen, alsook hun eventuele aanwezigheid op de zitting;
  3° [2 de datum van de uitspraak]2 en de namen van de bestuursrechters die erover hebben beraadslaagd.
  
Art. 88. L'arrêt est dûment motivé, conformément à l'article 32, alinéa deux, du décret, et mentionne les données suivantes :
  1° les noms [1 ...]1 des parties, le domicile choisi par eux et, le cas échéant, le nom et la qualité de la personne qui assiste ou représente les parties ;
  2° la convocation des parties, de leurs conseils, ainsi que leur éventuelle présence lors de la séance ;
  3° [2 la date du jugement ]2 de ce jugement et les noms des juges administratifs qui en ont délibéré.
  
Art.89. Het College kan ambtshalve middelen inroepen die niet in het verzoekschrift zijn opgenomen, of ambtshalve excepties opwerpen, voor zover deze de openbare orde betreffen.
  De kennelijke onredelijkheid of onzorgvuldigheid van de toetsing, door het bestuur, aan de goede ruimtelijke ordening wordt altijd geacht een middel van openbare orde uit te maken.
Art. 89. Le collège peut d'office invoquer des moyens qui ne sont pas repris dans la requête, ou d'office invoquer des exceptions, pour autant qu'elles concernent l'ordre public.
  L'absence de raison manifeste ou la négligence du contrôle, par l'administration, au bon aménagement du territoire est toujours censée être un moyen d'ordre public.
Art.90. De griffier brengt op de uitgifte, na het beschikkend gedeelte van het arrest, het volgende uitvoeringsformulier aan:
  "De ministers en de besturen, ieder wat hen betreft, zorgen voor de uitvoering van dit arrest ".
Art. 91/1. [1 En cas d'annulation d'un arrêté tel que visé à l'article 54, 4° à 6°, le Collège ordonne que l'annulation, la date du jugement et le numéro de rôle soient publiés sous la même forme que l'arrêté annulé.
   La publication visée à l'alinéa 1er est faite immédiatement par la partie défenderesse. ]1

  
Art.91. [1 De griffier betekent een afschrift van het arrest aan de partijen en [2 , in voorkomend geval,]2 aan het college van burgemeester en schepenen op het ambtsgebied waarvan de vergunningsaanvraag betrekking heeft.]1
  
Art. 91. [1 Le greffier notifie une copie de l'arrêt aux parties et [2 , le cas échéant, ]2 au collège des bourgmestre et échevins de la commune au ressort desquels la demande de permis s'applique.]1
  
Art.91/1. [1 In geval van vernietiging van een besluit als vermeld in artikel 54, 4° tot en met 6°, beveelt het College dat de vernietiging, de datum van de uitspraak en het rolnummer worden bekendgemaakt in dezelfde vorm als het besluit dat is vernietigd.
   De bekendmaking, vermeld in het eerste lid, gebeurt onmiddellijk door de verwerende partij.]1

  
Art. 91/1. [1 En cas d'annulation d'un arrêté tel que visé à l'article 54, 4° à 6°, le Collège ordonne que l'annulation, la date du jugement et le numéro de rôle soient publiés sous la même forme que l'arrêté annulé.
   La publication visée à l'alinéa 1er est faite immédiatement par la partie défenderesse. ]1

  
Afdeling 6. - Tussengeschillen
Art.92. § 1er. Lorsqu'une partie argue de faux une pièce qui a été présentée lors de la procédure, le président de la chambre oblige l'autre partie de confirmer si elle persiste dans son intention d'en faire usage.
Onderafdeling 1. - Betichting van valsheid
Sous-section 2. - Boucle administrative
Art.92. § 1. Als een partij een stuk dat in de procedure is overgelegd, van valsheid beticht, verplicht de kamervoorzitter de andere partij om te bevestigen of ze volhardt in haar bedoeling om er gebruik van te maken.
  Als de andere partij aan die vraag, vermeld in het eerste lid, geen gevolg geeft of verklaart dat ze van het stuk geen gebruik zal maken, verwerpt de kamervoorzitter de betichting.
  Als de andere partij verklaart dat ze het stuk verder in de procedure zal aanwenden, stelt de griffier daarvan proces-verbaal op.
  § 2. Als de kamer oordeelt dat het van valsheid betichte stuk geen invloed heeft op haar arrest, wordt er verder geen rekening mee gehouden.
  Als de kamer oordeelt dat het stuk van wezenlijk belang is voor de berechting van het beroep, schorst ze de rechtspleging tot wanneer de bevoegde strafrechter definitief uitspraak heeft gedaan over de valsheid.
Art. 92. § 1er. Lorsqu'une partie argue de faux une pièce qui a été présentée lors de la procédure, le président de la chambre oblige l'autre partie de confirmer si elle persiste dans son intention d'en faire usage.
  Lorsque l'autre partie ne donne pas suite à cette question, visée à l'alinéa premier, ou déclare qu'elle n'en fera pas usage, le président de la chambre rejette l'argument.
  Lorsque l'autre partie déclare qu'elle se servira de la pièce ultérieurement lors de la procédure, le greffier en établit un procès-verbal.
  § 2. Lorsque la chambre estime que la pièce arguée de faux n'a aucune influence sur son arrêt, il n'en est plus tenu compte ultérieurement.
  Lorsque la chambre estime que la pièce est d'une importance essentielle pour le jugement du recours, elle suspend la procédure jusqu'à ce que le juge pénal compétent ait rendu un jugement définitif concernant le faux.
Onderafdeling 2. - Bestuurlijke lus
Art.94.[1 § 1er. Le greffier signifie une copie de la décision de réparation, visée à l'article 34, § 4, alinéa premier du décret aux parties requérantes et intervenantes, ou leur communique l'absence d'une décision de réparation prise à temps.
Art.93. [1 § 1. De griffier betekent de tussenuitspraak, vermeld in artikel 34, § 2, derde lid, van het decreet, onmiddellijk aan de partijen.
   De partijen dienen hun standpunt over de toepassing van de bestuurlijke lus, met in voorkomend geval hun aanvullende en geïnventariseerde overtuigingsstukken, schriftelijk in binnen de termijn, vermeld in artikel 34, § 2, derde lid, van het decreet.
   De griffier betekent een afschrift van het standpunt van een partij aan de andere partijen, of deelt hen het ontbreken van een tijdig ingediend standpunt mee.
   § 2. De griffier betekent de tussenuitspraak, vermeld in artikel 34, § 3, tweede lid, van het decreet, en de tussenuitspraak over de termijnverlening, onmiddellijk aan de partijen.]1

  
Art. 93. [1 § 1er. Le greffier signifie sans délai aux parties l'interlocutoire, visé à l'article 34, § 2, alinéa trois du décret.
   Les parties soumettent leur point de vue concernant l'application de la boucle administrative, avec le cas échéant leurs pièces à conviction complémentaires et inventoriées, par écrit dans le délai, visé à l'article 34, § 2, alinéa trois du décret.
   Le greffier signifie une copie du point de vue d'une partie aux autres parties, ou leur communique l'absence d'un point de vue soumis à temps.
   § 2. Le greffier signifie sans délai aux parties l'interlocutoire, visé à l'article 34, § 3, alinéa deux du décret, ainsi que l'interlocutoire sur la prolongation du délai.]1

  
Art.94. [1 § 1. De griffier betekent een afschrift van de herstelbeslissing, vermeld in artikel 34, § 4, eerste lid, van het decreet, aan de verzoekende en tussenkomende partijen, of deelt hen het ontbreken van een tijdige herstelbeslissing mee.
   § 2. De partijen delen hun standpunt over het herstel en de eventuele toepassing van artikel 36 van het decreet, met in voorkomend geval aanvullende en geïnventariseerde overtuigingsstukken, schriftelijk mee binnen een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op [2 de dag na]2 de betekening van de herstelbeslissing aan de partijen.
   De griffier betekent een afschrift van het standpunt van een partij aan de andere partijen, of deelt hen het ontbreken van een tijdig ingediend standpunt mee.]1

  
Art.95. § 1er. Lors de la préenquête, les parties peuvent demander une tentative de médiation au Collège [1 par une requête motivée distincte]1 en médiation, signée par toutes les parties ou leur conseil.
  § 2. La requête en médiation, visée au paragraphe 1er, comprend :
  1° [1 le nom, la qualité, le domicile ou le siège de la partie, le domicile choisi en Belgique, et le cas échéant un numéro de téléphone et une adresse e-mail]1 ;
  2° la mention de l'affaire dans laquelle la médiation est demandée, et le numéro de rôle sous lequel l'affaire est inscrite ;
  3° éventuellement l'identité de la personne qui est proposée comme médiateur externe.
  Les parties joignent à la demande de médiation les pièces à conviction dont il ressort qu'un médiateur externe proposé répond aux conditions, visées à l'article 42, § 2, alinéa trois, du décret.
  Les parties peuvent joindre à la demande toutes les pièces à conviction qu'elles estiment utiles.
  § 3. Lorsqu'il n'est pas répondu aux exigences de forme, visées aux paragraphes 1er et 2, le greffier permet aux parties de régulariser la requête en médiation, dans un délai d'échéance de quinze jours qui prend cours [1 le jour après]1 la notification de la requête en régularisation.
  [2 § 4. Le greffier établit un procès-verbal de la requête en médiation, qu'il signe avec le président de la chambre.]2
  
Onderafdeling 3. - Bemiddeling
Art.96. Lors d'une séance, les parties peuvent demander une tentative de médiation au Collège.
Art.95. § 1. De partijen kunnen tijdens het vooronderzoek het College om een bemiddelingspoging verzoeken [1 met een afzonderlijk gemotiveerd verzoek]1 tot bemiddeling, ondertekend door alle partijen of hun raadsman.
  § 2. Het verzoek tot bemiddeling, vermeld in paragraaf 1, bevat:
  1° [1 de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de partijen, de gekozen woonplaats in België, en in voorkomend geval een telefoonnummer en een e-mailadres]1;
  2° de vermelding van de zaak waarin om bemiddeling verzocht wordt, en het rolnummer waaronder de zaak ingeschreven is;
  3° eventueel de identiteit van de persoon die wordt voorgedragen als externe bemiddelaar.
  De partijen voegen bij het verzoek tot bemiddeling de overtuigingsstukken waaruit blijkt dat een voorgedragen externe bemiddelaar voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 42, § 2, derde lid, van het decreet.
  De partijen kunnen bij het verzoek alle overtuigingsstukken voegen die ze nuttig achten.
  § 3. Als niet voldaan is aan de vormvereisten, vermeld in paragraaf 1 en 2, stelt de griffier de partijen in staat om het verzoek tot bemiddeling te regulariseren binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, die ingaat op [1 de dag na]1 de betekening van het verzoek tot regularisatie.
  [2 § 4. De griffier stelt een proces-verbaal van het verzoek tot bemiddeling op, dat hij samen met de kamervoorzitter ondertekent.]2
  
Art. 95. § 1er. Lors de la préenquête, les parties peuvent demander une tentative de médiation au Collège [1 par une requête motivée distincte]1 en médiation, signée par toutes les parties ou leur conseil.
  § 2. La requête en médiation, visée au paragraphe 1er, comprend :
  1° [1 le nom, la qualité, le domicile ou le siège de la partie, le domicile choisi en Belgique, et le cas échéant un numéro de téléphone et une adresse e-mail]1 ;
  2° la mention de l'affaire dans laquelle la médiation est demandée, et le numéro de rôle sous lequel l'affaire est inscrite ;
  3° éventuellement l'identité de la personne qui est proposée comme médiateur externe.
  Les parties joignent à la demande de médiation les pièces à conviction dont il ressort qu'un médiateur externe proposé répond aux conditions, visées à l'article 42, § 2, alinéa trois, du décret.
  Les parties peuvent joindre à la demande toutes les pièces à conviction qu'elles estiment utiles.
  § 3. Lorsqu'il n'est pas répondu aux exigences de forme, visées aux paragraphes 1er et 2, le greffier permet aux parties de régulariser la requête en médiation, dans un délai d'échéance de quinze jours qui prend cours [1 le jour après]1 la notification de la requête en régularisation.
  [2 § 4. Le greffier établit un procès-verbal de la requête en médiation, qu'il signe avec le président de la chambre.]2
  
Art.96. De partijen kunnen tijdens een zitting het College om een bemiddelingspoging verzoeken.
  De griffier stelt een proces-verbaal van het gemotiveerde verzoek tot bemiddeling op, dat hij samen met de kamervoorzitter en alle partijen of hun raadsman ondertekent.
Art.98. Le médiateur dispose d'un délai de quinze jours, qui prend cours [1 le jour après]1 la notification [2 du procès-verbal]2, visé à l'article 97, pour faire savoir au greffier s'il accepte sa mission.
  Lorsque le médiateur externe désigné accepte la mission, le greffier lui transmet une copie du dossier administratif. [2 Pour les professions visées à l'article 54, 2°, l'octroi de l'accès au guichet environnement est assimilé à la remise d'une copie du dossier administratif.]2
  
Art.97. [2 ...]2
  Het [2 proces-verbaal als vermeld in artikel 42, § 1, van het decreet]2, vermeldt uitdrukkelijk:
  1° het akkoord van de partijen;
  2° de identiteit van de bemiddelaar;
  3° de inhoud van de opdracht van de bemiddelaar;
  4° de termijn van de opdracht, die maximaal zes maanden bedraagt en die ingaat op [1 de dag na]1 de betekening, vermeld in het vierde lid;
  5° de datum waarnaar de zaak is verdaagd, die de eerste nuttige datum na het verstrijken van de termijn, vermeld in punt 4°, is;
  [2 6° het bedrag van de verschuldigde bemiddelingsvergoeding.]2
  [2 ...]2
  De griffier betekent een afschrift van het [2 proces-verbaal]2, vermeld in het eerste lid, aan de partijen en [2 ...]2 aan de bemiddelaar.
  
Art. 97. [2 ...]2
  [2 Le procès-verbal visé à l'article 42, § 1 du décret]2, mentionne explicitement :
  1° l'accord des parties ;
  2° l'identité du médiateur ;
  3° le contenu de la mission du médiateur ;
  4° le délai de la mission, qui s'élève au maximum à six mois et qui prend cours [1 le jour après]1 la notification, visée à l'alinéa quatre ;
  5° la date à laquelle l'affaire est ajournée, qui est la première date utile après l'expiration du délai, visé au point 4°;
  [2 6° le montant de l'indemnité de médiation due.]2
  [2 ...]2
  Le greffier signifie une copie [2 du procès-verbal]2, visé à l'alinéa premier, aux parties et [2 ...]2 au médiateur.
  
Art.98. De bemiddelaar beschikt over een termijn van vijftien dagen, die ingaat op [1 de dag na]1 de betekening van het [2 proces-verbaal]2, vermeld in artikel 97, om de griffier te laten weten of hij zijn opdracht aanvaardt.
  Als de aangewezen externe bemiddelaar de opdracht aanvaardt, bezorgt de griffier hem een afschrift van het administratieve dossier. [2 Voor de beroepen, vermeld in artikel 54, 2°, wordt het verlenen van toegang tot het omgevingsloket als het bezorgen van een afschrift van het administratief dossier beschouwd.]2
  
Art.100. § 1er. Au plus tard lors de la séance, visée à l'article 97, [2 alinéa premier]2, 5°, les parties informent la chambre du résultat de la médiation.
  § 2. Conformément à l'article 42, § 3, du décret, la chambre peut valider l'accord de médiation ou non, ou ordonner la poursuite de la procédure juridictionnelle.
  § 3. [2 Lorsque les parties n'atteignent pas d'accord, ils peuvent demander un nouveau délai de médiation.
   La demande conjointe d'un nouveau délai de médiation est actée dans un procès-verbal signé par le greffier et le président de la chambre.
   Le procès-verbal par lequel la demande d'un nouveau délai de médiation est acceptée, mentionne explicitement toutes les informations suivantes :
   1° le contenu de la mission du médiateur ;
   2° la nouvelle durée de la mission, qui est de six mois maximum et commence à courir le lendemain de la signification du procès-verbal ;
   3° la date à laquelle l'affaire est ajournée, qui est la première date utile après la fin de la période visée au point 2°.
   Le greffier envoie immédiatement une copie du procès-verbal visé à l'alinéa deux, aux parties et au médiateur.
   En application du présent paragraphe, la durée de la mission peut être prolongée chaque fois de six mois maximum à la demande des parties.]2

  § 4. [2 Si la chambre ordonne la poursuite de la procédure juridictionnelle, ceci est consigné dans le procès-verbal. Le greffier envoie immédiatement une copie de ce procès-verbal aux parties et au médiateur.]2
  § 5. La chambre peut, sur la base des informations qu'elle reçoit lors de la séance, visée au paragraphe 1er, fixer par un [2 procès-verbal]2 que les conditions essentielles pour une médiation réussie ne sont pas ou plus remplies, et peut mettre un terme à la tentative de médiation.
  Dans tel cas, le greffier envoie immédiatement une copie [2 du procès-verbal]2, visé à l'alinéa premier, aux parties et au médiateur.
  
Art.99. Na de ontvangst van de bemiddelingsopdracht en het administratief dossier en zodra het nuttig is, nodigt de bemiddelaar de partijen uit binnen een termijn die hij bepaalt.
  Bij de uitnodiging voegt de bemiddelaar een inventaris van de stukken die al aan hem bezorgd zijn.
  De partijen kunnen de bemiddelaar aanvullende stukken bezorgen die ze nuttig achten.
Art. 99. Après la réception de la mission de médiation et du dossier administratif, et dès qu'il soit utile, le médiateur invite les parties dans un délai qu'il fixe.
  Le médiateur joint à l'invitation un inventaire des pièces qui lui sont déjà transmises.
  Les parties peuvent transmettre au médiateur des pièces supplémentaires qu'elles estiment utiles.
Art.100. § 1. Uiterlijk tijdens de zitting, vermeld in artikel 97, [2 eerste lid]2, 5°, informeren de partijen de kamer over het resultaat van de bemiddeling.
  § 2. De kamer kan overeenkomstig artikel 42, § 3, van het decreet het bemiddelingsakkoord al dan niet bekrachtigen, of de voortzetting van de jurisdictionele procedure bevelen.
  § 3. [2 Als de partijen niet tot een akkoord zijn gekomen, kunnen ze om een nieuwe bemiddelingstermijn verzoeken.
   Het gezamenlijk verzoek om een nieuwe bemiddelingstermijn wordt geakteerd in een proces-verbaal dat de griffier en de kamervoorzitter ondertekenen.
   Het proces-verbaal waarbij het verzoek om een nieuwe bemiddelingstermijn wordt ingewilligd, vermeldt uitdrukkelijk al de volgende gegevens:
   1° de inhoud van de opdracht van de bemiddelaar;
   2° de nieuwe termijn van de opdracht die maximaal zes maanden bedraagt en die ingaat op de dag na de betekening van het proces-verbaal;
   3° de datum waarnaar de zaak is verdaagd, die de eerste nuttige datum is nadat de termijn, vermeld in punt 2°, is verstreken.
   De griffier zendt onmiddellijk een afschrift van het proces-verbaal, vermeld in het tweede lid, aan de partijen en aan de bemiddelaar.
   Met toepassing van deze paragraaf kan de termijn van de opdracht op verzoek van de partijen telkens met maximaal zes maanden verlengd worden.]2

  § 4. [2 Als de kamer de voortzetting van de jurisdictionele procedure beveelt, wordt dat vastgesteld in een proces-verbaal. De griffier zendt onmiddellijk een afschrift van dat proces-verbaal aan de partijen en aan de bemiddelaar.]2
  § 5. De kamer kan, op basis van de informatie die ze ontvangt op de zitting, vermeld in paragraaf 1, met een [2 proces-verbaal]2 vaststellen dat de randvoorwaarden voor een geslaagde bemiddeling niet of niet langer zijn vervuld, en kan een einde stellen aan de bemiddelingspoging.
  In dat geval zendt de griffier onmiddellijk een afschrift van het [2 proces-verbaal]2, vermeld in het eerste lid, aan de partijen en aan de bemiddelaar.
  
Art. 100. § 1er. Au plus tard lors de la séance, visée à l'article 97, [2 alinéa premier]2, 5°, les parties informent la chambre du résultat de la médiation.
  § 2. Conformément à l'article 42, § 3, du décret, la chambre peut valider l'accord de médiation ou non, ou ordonner la poursuite de la procédure juridictionnelle.
  § 3. [2 Lorsque les parties n'atteignent pas d'accord, ils peuvent demander un nouveau délai de médiation.
   La demande conjointe d'un nouveau délai de médiation est actée dans un procès-verbal signé par le greffier et le président de la chambre.
   Le procès-verbal par lequel la demande d'un nouveau délai de médiation est acceptée, mentionne explicitement toutes les informations suivantes :
   1° le contenu de la mission du médiateur ;
   2° la nouvelle durée de la mission, qui est de six mois maximum et commence à courir le lendemain de la signification du procès-verbal ;
   3° la date à laquelle l'affaire est ajournée, qui est la première date utile après la fin de la période visée au point 2°.
   Le greffier envoie immédiatement une copie du procès-verbal visé à l'alinéa deux, aux parties et au médiateur.
   En application du présent paragraphe, la durée de la mission peut être prolongée chaque fois de six mois maximum à la demande des parties.]2

  § 4. [2 Si la chambre ordonne la poursuite de la procédure juridictionnelle, ceci est consigné dans le procès-verbal. Le greffier envoie immédiatement une copie de ce procès-verbal aux parties et au médiateur.]2
  § 5. La chambre peut, sur la base des informations qu'elle reçoit lors de la séance, visée au paragraphe 1er, fixer par un [2 procès-verbal]2 que les conditions essentielles pour une médiation réussie ne sont pas ou plus remplies, et peut mettre un terme à la tentative de médiation.
  Dans tel cas, le greffier envoie immédiatement une copie [2 du procès-verbal]2, visé à l'alinéa premier, aux parties et au médiateur.
  
Onderafdeling 4. - Hervatting van het geding
Art.102.[1 § 1er. L'ayant cause d'une partie peut, avant la clôture des débats, reprendre l'instance par une requête signée par l'ayant cause ou par son conseil.
Art.101. [1 Zolang geen verzoek tot hervatting van het geding is ingediend conform artikel 102, blijft het overlijden van een partij, haar verandering van staat of de wijziging van de hoedanigheid waarin ze is opgetreden, zonder gevolg voor de behandeling van de zaak.]1
  
Art. 101. [1 Tant qu'aucune demande de reprise d'instance n'a été introduite conformément à l'article 102, le décès d'une partie, le changement de son état ou la modification de la qualité dans laquelle elle a agi restent sans suite pour le traitement de l'affaire.]1
  
Art.102. [1 § 1. De rechtsopvolger van een partij kan, vóór de sluiting van de debatten, het geding hervatten bij een verzoekschrift dat ondertekend is door de rechtsopvolger of zijn raadsman.
   Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat:
   1° de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de verzoeker, de gekozen woonplaats in België, en in voorkomend geval een telefoonnummer en een e-mailadres;
   2° de redenen waarom het geding wordt hervat;
   3° de vermelding van het rolnummer waaronder de zaak is ingeschreven, als hij dat kent;
   4° een inventaris van de overtuigingsstukken, die overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.
   De verzoeker tot hervatting voegt bij het verzoekschrift:
   1° als hij een rechtspersoon is en geen raadsman heeft die advocaat is, een afschrift van zijn geldende en gecoördineerde statuten en van de akte van aanstelling van zijn organen, alsook het bewijs dat het daarvoor bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden;
   2° de schriftelijke volmacht van zijn raadsman als die geen advocaat is;
   3° de overtuigingsstukken die in de inventaris zijn vermeld en waaruit de hoedanigheid van de rechtsopvolger blijkt.
   De griffier bezorgt een afschrift van het verzoekschrift aan de partijen.
   § 2. De vroeger neergelegde processtukken worden geacht te blijven gelden.]1

  
Art. 102. [1 § 1er. L'ayant cause d'une partie peut, avant la clôture des débats, reprendre l'instance par une requête signée par l'ayant cause ou par son conseil.
   La requête est datée et comprend :
   1° le nom, la qualité, le domicile ou le siège du requérant, le domicile choisi en Belgique, et le cas échéant un numéro de téléphone et une adresse e-mail ;
   2° les raisons de la reprise d'instance ;
   3° la mention du numéro de rôle sous lequel l'affaire a été enregistré, s'il le connaît ;
   4° un inventaire des pièces à conviction, qui sont numérotées conformément à cet inventaire.
   Le requérant en reprise joint à la requête :
   1° lorsqu'il est une personne morale et n'a pas de conseil qui est avocat, une copie de ses statuts en vigueur et coordonnés et de l'acte de désignation de ses organes, ainsi que la preuve que l'organe compétent en la matière a décidé de soumettre l'affaire à la justice ;
   2° le mandat écrit de son conseil lorsque celui-ci n'est pas avocat ;
   3° les pièces à conviction mentionnées dans l'inventaire démontrant la qualité de l'ayant cause.
   Le greffier transmet une copie de la requête aux parties.
   § 2. Les pièces de procès antérieurement introduits sont censés conserver leur validité.]1

  
Afdeling 7. - Geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep
Section 7. - Amende pour cause de recours manifestement abusif
Art.103. Als de kamer vindt dat een geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep verantwoord kan zijn, bepaalt het arrest waarmee uitspraak wordt gedaan over de vordering tot vernietiging daarvoor een zitting op een nabije datum.
  Het arrest dat de geldboete oplegt, geldt in elk geval als op tegenspraak gewezen.
  De griffier zendt onmiddellijk een afschrift van het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep, aan de partijen.
  De bepalingen van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek die op het beslag en de tenuitvoerlegging betrekking hebben, zijn van overeenkomstige toepassing op de tenuitvoerlegging van het arrest waarbij een geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep is opgelegd.
  De bedragen die verschuldigd zijn overeenkomstig dit artikel, worden vijfjaarlijks op 1 januari geïndexeerd overeenkomstig de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Art. 103. Lorsque la chambre estime qu'une amende pour cause de recours manifestement abusif peut être justifiée, l'arrêt par lequel il est rendu un jugement concernant la demande d'annulation fixe à cet effet une séance à une date proche.
  L'arrêt qui impose l'amende est en tout cas réputé contradictoire.
  Le greffier envoie immédiatement une copie aux parties de l'arrêt par lequel il est rendu un jugement concernant l'amende pour cause de recours manifestement abusif.
  Les dispositions de la cinquième partie du Code judiciaire ayant trait à la saisie et à l'exécution s'appliquent de manière analogue à l'exécution de l'arrêt par lequel il est imposé une amende pour cause de recours manifestement abusif.
  Les montants dus conformément au présent article sont indexés tous les cinq ans, au 1er janvier, conformément à l'évolution de l'indice des prix à la consommation.
Afdeling 8. - Verzoek tot herziening of verbetering
Art.104.§ 1er. Un recours en révision conformément à l'article 39, § 3, du décret, est uniquement recevable lorsque le recours est introduit dans un délai d'échéance de quarante-cinq jours, qui prend cours le jour après le jour où il est découvert qu'une pièce est fausse où qu'il existe une pièce retenue.
Onderafdeling 1. - Herziening
Sous-section 2. - Rectification en cas d'une erreur matérielle
Art.104. § 1. Een beroep tot herziening overeenkomstig artikel 39, § 3, van het decreet is alleen ontvankelijk als het beroep ingediend wordt binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop ontdekt is dat een stuk vals is of dat een achtergehouden stuk bestaat.
  § 2. Een beroep tot herziening wordt ingediend door een verzoekschrift dat ondertekend is door een partij of door haar raadsman.
  Het verzoekschrift wordt gedagtekend en bevat:
  1° [1 de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de partijen, de gekozen woonplaats in België, en in voorkomend geval een telefoonnummer en een e-mailadres]1;
  2° de opgave van het arrest waarvan de herziening wordt gevorderd;
  3° een omschrijving van het belang van de verzoeker;
  4° de vermelding van de teruggevonden doorslaggevende stukken die door toedoen van de tegenpartij waren achtergehouden of van de als vals erkende of vals verklaarde stukken;
  5° een inventaris van de overtuigingsstukken [1 ...]1.
  De verzoeker tot herziening voegt bij het verzoekschrift:
  1° als hij een rechtspersoon is, en geen raadsman heeft die advocaat is, een afschrift van zijn geldende en gecoördineerde statuten en van de akte van aanstelling van zijn organen, alsook het bewijs dat het daarvoor bevoegde orgaan beslist heeft in rechte te treden;
  2° de schriftelijke volmacht van zijn raadsman als die geen advocaat is;
  3° de overtuigingsstukken die in de inventaris zijn vermeld en die overeenkomstig die inventaris genummerd zijn.
  De griffier betekent een afschrift van het verzoekschrift aan de andere partijen bij het bestreden arrest.
  Het beroep tot herziening wordt aanhangig gemaakt bij de kamer die het bestreden arrest heeft gewezen. De organisatie van de zitting verloopt overeenkomstig artikel 85 en 86.
  § 3. Als de verzoeker tot herziening niet verschijnt en evenmin vertegenwoordigd is op de zitting, wordt zijn vordering afgewezen.
  § 4. Artikel 87 inzake de termijn van uitspraak, en artikel 88 en 90, inzake het arrest, zijn van toepassing. De griffier betekent onmiddellijk een afschrift van het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de vordering tot herziening aan de partijen en [2 in voorkomend geval,]2 aan het college van burgemeester en schepenen [1 op het ambtsgebied waarvan de vergunningsaanvraag betrekking heeft]1.
  
Art. 104. § 1er. Un recours en révision conformément à l'article 39, § 3, du décret, est uniquement recevable lorsque le recours est introduit dans un délai d'échéance de quarante-cinq jours, qui prend cours le jour après le jour où il est découvert qu'une pièce est fausse où qu'il existe une pièce retenue.
  § 2. Un recours en révision est introduit par une requête qui est signée par une partie ou par son conseil.
  La requête est datée et comprend :
  1° [1 le nom, la qualité, le domicile ou le siège des parties, le domicile choisi en Belgique, et le cas échéant, un numéro de téléphone et une adresse e-mail]1 ;
  2° l'indication de l'arrêt dont la révision est requise ;
  3° une description de l'intérêt du requérant ;
  4° la mention des pièces décisives retrouvées qui étaient retenues par l'intervention de la partie adverse ou des pièces reconnues comme étant fausses ou déclarées fausses ;
  5° un inventaire des pièces à conviction, [1 ...]1.
  Le requérant en révision joint à la requête :
  1° lorsqu'il est une personne morale et n'a pas de conseil qui est un avocat, une copie de ses statuts en vigueur et coordonnés et de l'acte de désignation de ses organes, ainsi que la preuve que l'organe compétent en la matière a décidé de soumettre l'affaire à la justice ;
  2° le mandat écrit de son conseil lorsqu'il n'est pas un avocat ;
  3° les pièces à conviction visées à l'inventaire et numérotées conformément à cet inventaire.
  Le greffier notifie une copie de la requête aux autres parties de l'arrêt contesté.
  Le recours en révision est formé auprès de la chambre qui a rendu l'arrêt contesté. L'organisation de la séance se déroule conformément aux articles 85 et 86.
  § 3. Lorsque le requérant en révision ne comparaît pas et n'est pas non plus représenté lors de la séance, sa demande est rejetée.
  § 4. L'article 87 concernant le délai de jugement, et les articles 88 et 90, concernant l'arrêt, s'appliquent. Le greffier notifie immédiatement une copie de l'arrêt par lequel il est rendu un jugement concernant la demande de révision aux parties et [2 , le cas échéant,]2 au collège des bourgmestre et échevins [1 au ressort desquels la demande de permis s'applique]1.
  
Onderafdeling 2. - Verbetering in geval van een materiële vergissing
Sous-section 2. - Rectification en cas d'une erreur matérielle
Art.105. Als het College een verbeterend arrest uitspreekt overeenkomstig artikel 39, § 2, van het decreet betekent de griffier een afschrift van het verbeterende arrest aan de partijen en [2 , in voorkomend geval,]2 aan het college van burgemeester en schepenen [1 van het ambtsgebied waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft]1.
Art. 105. Lorsque le Collège rend un arrêt rectificatif conformément à l'article 39, § 2, du décret, le greffier notifie une copie de l'arrêt rectificatif aux parties et [2 , le cas échéant,]2 au collège des bourgmestre et échevins [1 au ressort desquels la demande de permis s'applique]1.
DEEL 4. VERKIEZINGSBETWISTINGEN EN MANDAATGESCHILLEN
Art.106.La présente partie s'applique aux jugements pour lesquels ou décisions d'office pour lesquelles le Conseil des Contestations électorales est compétent en application :
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
Art.107.Sans préjudice de l'application de l'article 15, 2°, la requête comprend, selon le cas, le nom de la commune concernée, du district concerné, de la province concernée ou du centre public d'aide sociale concerné.
Art.106. Dit deel is van toepassing op de uitspraken of ambtshalve beslissingen waarvoor de Raad voor Verkiezingsbetwistingen bevoegd is [1 ...]1 met toepassing van:
  1° het Gemeentedecreet van 15 juli 2005;
  2° het Provinciedecreet van 9 december 2005;
  3° het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  4° het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011.
  
Art.108. Chaque partie, chaque candidat dont l'élection ou la position électorale est contestée, chaque mandataire dont le mandat est contesté, ou toute autre personne intéressée peut introduire une note dans un délai d'échéance de quinze jours qui prend cours [1 le jour après]1 la notification de la requête. Le greffier notifie une copie de la note au requérant, et aux autres parties ou personnes concernées visées au présent alinéa.
  Chaque partie ou personne concernée visée à l'alinéa premier, sauf le requérant, peut introduire des pièces à conviction supplémentaires et inventoriées éventuelles dans un délai d'échéance de quinze jours qui prend cours [1 le jour après]1 la notification de la requête.
  
HOOFDSTUK 2. - Rechtspleging
Art.109.[2 La partie qui souhaite qu'un témoin soit entendu, introduit une requête séparée, qui est motivée, dans un délai d'échéance de quinze jours qui prend cours le jour après la notification de la requête par le greffier. La chambre décide de la nécessité et de la pertinence d'entendre un témoin.]2
Art.107. Met behoud van de toepassing van artikel 15, 2°, bevat het verzoekschrift, naargelang van het geval, de naam van de betrokken gemeente, het betrokken district, de betrokken provincie of het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
  In afwijking van artikel 17, § 2, kan de verzoeker de vormvereisten niet regulariseren na het verstrijken van de termijn om het verzoekschrift in te dienen.
  [2 De griffier bezorgt een afschrift van het verzoekschrift aan:
   1° de betrokken gemeente, het betrokken district, de betrokken provincie of het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en, in voorkomend geval, de kandidaten van wie de verkiezing of verkiezingsrang wordt betwist;
   2° de belanghebbenden bij de zaak, als ze kunnen worden bepaald op basis van het verzoekschrift en de bijkomende overtuigingsstukken."]2

  De verzoeker kan na het bezorgen van het verzoekschrift alleen aanvullende en geïnventariseerde overtuigingsstukken aan het dossier toevoegen voor zover hij nog niet over die stukken kon beschikken op het ogenblik waarop het verzoekschrift werd ingediend of voor zover ze noodzakelijk zijn in repliek op de antwoordnota van de verweerder. De verzoeker bezorgt in dat geval onmiddellijk een kopie van de aanvullende overtuigingsstukken aan het College en aan de betrokken gemeente, het betrokken district, de betrokken provincie of het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, en, in voorkomend geval, aan de kandidaten van wie de verkiezing of de verkiezingsrang wordt betwist.
  
Art. 107. Sans préjudice de l'application de l'article 15, 2°, la requête comprend, selon le cas, le nom de la commune concernée, du district concerné, de la province concernée ou du centre public d'aide sociale concerné.
  Par dérogation à l'article 17, § 2, le requérant ne peut pas régulariser les exigences de forme après l'expiration du délai pour introduire la requête.
  [2 Le greffier transmet une copie de la requête :
   1° à la commune concernée, au district concerné, à la province concernée ou au centre public d'action sociale concerné et, le cas échéant, aux candidats dont l'élection ou la position électorale est contestée ;
   2° aux intéressés de l'affaire, pour autant qu'ils puissent être déterminés sur la base de la requête et des pièces à conviction complémentaires.]2
.
  Après la transmission de la requête, le requérant peut uniquement joindre des pièces à conviction supplémentaires et inventoriées au dossier pour autant qu'il ne pût pas encore disposer de ces pièces au moment où la requête a été introduite ou pour autant qu'elles soient nécessaires en réplique à la note de réponse du défendeur. Dans tel cas, le requérant transmet immédiatement une copie des pièces à conviction supplémentaires au Collège et à la commune concernée, au district concerné, à la province concernée ou au centre public d'aide sociale concerné et, le cas échéant, aux candidats dont l'élection ou la position électorale est contestée.
  
Art.108. Elke partij, elke kandidaat van wie de verkiezing of de verkiezingsrang wordt betwist, elke mandataris van wie het mandaat wordt betwist, of elke andere belanghebbende kan een nota indienen binnen een vervaltermijn van vijftien dagen die ingaat op [1 de dag na]1 de kennisgeving van het verzoekschrift. De griffier betekent een afschrift van de nota aan de verzoeker, en aan de andere partijen of in dit lid vermelde betrokkenen.
  Iedere partij of in het eerste lid vermelde betrokkene, behalve de verzoeker, kan eventuele aanvullende en geïnventariseerde overtuigingsstukken indienen binnen een vervaltermijn van vijftien dagen die ingaat op [1 de dag na]1 de kennisgeving van het verzoekschrift.
  
Art.111. § 1er. Le président de la chambre fixe par disposition :
  1° le lieu, le jour et le moment de la séance où la réclamation est traitée ;
  2° [1 le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe]1 ;
  3° les noms des parties qui doivent comparaître en personne pour donner des explications et les faits au sujet desquels elles seront entendues, lorsque le président de la chambre a décidé d'entendre une partie ;
  4° les noms des témoins et les faits au sujet desquels ils seront entendus, lorsque le président de la chambre a décidé d'entendre un témoin.
  § 2. [1 Au plus tard sept jours avant le jour de la séance, le greffier informe les parties, les intéressés et les témoins du contenu de la disposition, visée au paragraphe 1er, par écrit et leur communique la composition de la chambre compétente.]1
  § 3. Le président de la chambre déclare la séance ouverte. Il préside la séance.
  § 4. Le traitement de chaque affaire est entamé par un rapport succinct par un juge administratif-rapporteur. Ensuite, le requérant et les autres parties ou personnes concernées et leurs conseils ont l'opportunité d'articuler leurs remarques orales.
  § 5. Les parties ne peuvent pas déposer de pièces supplémentaires séance tenante.
  § 6. Le greffier établit un procès-verbal de la séance qu'il signe, avec le président de la chambre et, le cas échéant, les parties et témoins qui ont été entendus à la demande du président de la chambre.
  Le président de la chambre clôt les débats et prend l'affaire en considération.
  
Art.109. [2 De partij die wil dat een getuige wordt gehoord, dient een afzonderlijk, gemotiveerd verzoek in binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van het verzoekschrift door de griffier. De kamer beslist over de noodzaak en relevantie van het horen van een getuige]2.
  [2 De kamer kan ook ambtshalve getuigen oproepen]2.
  De kamer hoort in voorkomend geval de getuigen.
  De griffier stelt een proces-verbaal op van het verhoor van de getuige, dat hij samen met de kamervoorzitter en de gehoorde getuige ondertekent. De griffier bezorgt het proces-verbaal van het getuigenverhoor aan alle partijen en alle betrokkenen, vermeld in artikel 108, eerste lid.
  
Art.112. § 1er. L'arrêt est dûment motivé, conformément à l'article 32, alinéa deux, du décret, et mentionne les données suivantes :
  1° le cas échéant, les noms du requérant, du réclamant, des candidats dont l'élection ou la position électorale est contestée, et de leurs conseils ;
  2° la commune concernée, le district concerné, la province concernée ou le centre public d'aide sociale concerné ;
  3° le nom du rapporteur et des juges administratifs qui ont rendu le jugement ;
  4° le jour auquel l'arrêt est prononcé [1 ...]1.
  Le greffier applique à la publication, après la partie dispositive de l'arrêt, le formulaire d'exécution suivant :
  " Les Ministres et les administrations, chacun en ce qui les concerne, assurent l'exécution du présent arrêt. ".
  § 2. Le greffier notifie une copie du jugement aux parties et aux personnes concernées, visées au paragraphe 1er, 1° et 2°, et :
  1° au conseiller sortant, visé à l'article 69 du Décret sur les Elections locales et provinciales du 8 juillet 2011, ou aux trois signataires, visés à l'article 70 du décret précité, lorsque l'élection est déclarée nulle en tout ou en partie ;
  2° le cas échéant, aux conseillers élus, qui perdent leur qualité d'élu, et aux suppléants élus qui perdent leur position de premier ou deuxième suppléant, lorsque la répartition des sièges entre les listes modifie l'ordre des positions des conseillers élus ou des suppléants.
  De la décision du Collège par laquelle les élections sont déclarées nulles, en tout ou en partie, ou la répartition des sièges est modifiée, une copie certifiée conforme du jugement, du dossier administratif et des pièces de la procédure sont envoyées en même temps au premier président du Conseil d'Etat.
  Dans les huit jours après la notification des décisions du Collège, les parties et les personnes concernées peuvent consulter le dossier au greffe.
  § 3. Lorsque le délai, dans lequel le Collège doit décider, a expiré, l'absence d'une décision dans le délai imparti est communiquée par le greffe aux parties et aux personnes concernées, visées au paragraphe 1er, 1° et 2°.
  
Art.110. De griffier stelt een proces-verbaal op van het feit dat de getuige niet verschijnt of weigert om te komen getuigen. De griffier bezorgt het proces-verbaal aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waar de getuige moest worden gehoord.
Art. 110. Le greffier établit un procès-verbal du fait que le témoin ne comparaît pas ou refuse de venir témoigner. Le greffier transmet le procès-verbal au procureur du Roi de l'arrondissement judiciaire où le témoin devait être entendu.
Art.111. § 1. De kamervoorzitter bepaalt bij beschikking:
  1° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop het bezwaar wordt behandeld;
  2° [1 de termijn waarbinnen ter griffie inzage kan worden genomen van het administratief dossier en de overtuigingsstukken]1;
  3° de namen van de partijen die persoonlijk moeten verschijnen om toelichting te geven en de feiten waarover ze zullen worden gehoord, als de kamervoorzitter heeft beslist een partij te horen;
  4° de namen van de getuigen en de feiten waarover ze zullen worden gehoord, als de kamervoorzitter heeft beslist een getuige te horen.
  § 2. [1 Uiterlijk zeven dagen voor de dag van de zitting brengt de griffier de partijen, de betrokkenen en de getuigen schriftelijk op de hoogte van de inhoud van de beschikking, vermeld in paragraaf 1, en deelt de griffier hen de samenstelling van de bevoegde kamer mee]1.
  § 3. De kamervoorzitter verklaart de zitting voor geopend. Hij leidt de zitting.
  § 4. De behandeling van elke zaak wordt aangevat met een beknopt verslag door een bestuursrechter-verslaggever. Daarna krijgen de verzoeker en de andere partijen of betrokkenen en hun raadsmannen de gelegenheid om hun mondelinge opmerkingen naar voren te brengen.
  § 5. De partijen kunnen ter zitting geen aanvullende stukken neerleggen.
  § 6. De griffier stelt een proces-verbaal van de zitting op dat hij ondertekent, samen met de kamervoorzitter en in voorkomend geval de partijen en getuigen die op verzoek van de kamervoorzitter gehoord zijn.
  De kamervoorzitter sluit de debatten en neemt de zaak in beraad.
  
Art. 111. § 1er. Le président de la chambre fixe par disposition :
  1° le lieu, le jour et le moment de la séance où la réclamation est traitée ;
  2° [1 le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe]1 ;
  3° les noms des parties qui doivent comparaître en personne pour donner des explications et les faits au sujet desquels elles seront entendues, lorsque le président de la chambre a décidé d'entendre une partie ;
  4° les noms des témoins et les faits au sujet desquels ils seront entendus, lorsque le président de la chambre a décidé d'entendre un témoin.
  § 2. [1 Au plus tard sept jours avant le jour de la séance, le greffier informe les parties, les intéressés et les témoins du contenu de la disposition, visée au paragraphe 1er, par écrit et leur communique la composition de la chambre compétente.]1
  § 3. Le président de la chambre déclare la séance ouverte. Il préside la séance.
  § 4. Le traitement de chaque affaire est entamé par un rapport succinct par un juge administratif-rapporteur. Ensuite, le requérant et les autres parties ou personnes concernées et leurs conseils ont l'opportunité d'articuler leurs remarques orales.
  § 5. Les parties ne peuvent pas déposer de pièces supplémentaires séance tenante.
  § 6. Le greffier établit un procès-verbal de la séance qu'il signe, avec le président de la chambre et, le cas échéant, les parties et témoins qui ont été entendus à la demande du président de la chambre.
  Le président de la chambre clôt les débats et prend l'affaire en considération.
  
Art.112. § 1. Het arrest wordt met redenen omkleed, overeenkomstig artikel 32, tweede lid, van het decreet, en vermeldt de volgende gegevens:
  1° in voorkomend geval, de namen van de verzoeker, van de bezwaarde, de kandidaten van wie de verkiezing of verkiezingsrang wordt betwist, en van hun raadsmannen;
  2° de betrokken gemeente, het betrokken district, de betrokken provincie of het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
  3° de naam van de verslaggever en van de bestuursrechters die het arrest hebben gewezen;
  4° de dag waarop het arrest [1 ...]1 is uitgesproken.
  De griffier brengt op de uitgifte, na het beschikkend gedeelte van het arrest, het volgende uitvoeringsformulier aan:
  "De ministers en de besturen, ieder wat hen betreft, zorgen voor de uitvoering van dit arrest".
  § 2. De griffier betekent een afschrift van de uitspraak aan de partijen en betrokkenen, vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°, alsook aan:
  1° het aftredende raadslid, vermeld in artikel 69 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, of de drie ondertekenaars, vermeld in artikel 70 van het voormelde decreet, als de verkiezing geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaard is;
  2° in voorkomend geval de gekozen raadsleden, die hun hoedanigheid van gekozene verliezen, en aan de gekozen opvolgers die hun rang van eerste of tweede opvolger verliezen, als de zetelverdeling tussen de lijsten, de rangorde van de gekozen raadsleden of die van de opvolgers wijzigt.
  Van de beslissing van het College waarbij de verkiezingen geheel of gedeeltelijk ongeldig worden verklaard of de zetelverdeling wordt gewijzigd, wordt tegelijkertijd naar de eerste voorzitter van de Raad van State een eensluidend verklaard afschrift van de uitspraak, van het administratief dossier en van de procedurestukken gestuurd.
  Binnen acht dagen na de kennisgeving van de beslissingen van het College, kunnen de partijen en betrokkenen op de griffie inzage nemen van het dossier.
  § 3. Als de termijn waarbinnen het College moet beslissen, is verstreken, wordt het uitblijven van een beslissing binnen de voorgeschreven termijn door de griffie meegedeeld aan de partijen en de betrokkenen, vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°.
  
Art. 112. § 1er. L'arrêt est dûment motivé, conformément à l'article 32, alinéa deux, du décret, et mentionne les données suivantes :
  1° le cas échéant, les noms du requérant, du réclamant, des candidats dont l'élection ou la position électorale est contestée, et de leurs conseils ;
  2° la commune concernée, le district concerné, la province concernée ou le centre public d'aide sociale concerné ;
  3° le nom du rapporteur et des juges administratifs qui ont rendu le jugement ;
  4° le jour auquel l'arrêt est prononcé [1 ...]1.
  Le greffier applique à la publication, après la partie dispositive de l'arrêt, le formulaire d'exécution suivant :
  " Les Ministres et les administrations, chacun en ce qui les concerne, assurent l'exécution du présent arrêt. ".
  § 2. Le greffier notifie une copie du jugement aux parties et aux personnes concernées, visées au paragraphe 1er, 1° et 2°, et :
  1° au conseiller sortant, visé à l'article 69 du Décret sur les Elections locales et provinciales du 8 juillet 2011, ou aux trois signataires, visés à l'article 70 du décret précité, lorsque l'élection est déclarée nulle en tout ou en partie ;
  2° le cas échéant, aux conseillers élus, qui perdent leur qualité d'élu, et aux suppléants élus qui perdent leur position de premier ou deuxième suppléant, lorsque la répartition des sièges entre les listes modifie l'ordre des positions des conseillers élus ou des suppléants.
  De la décision du Collège par laquelle les élections sont déclarées nulles, en tout ou en partie, ou la répartition des sièges est modifiée, une copie certifiée conforme du jugement, du dossier administratif et des pièces de la procédure sont envoyées en même temps au premier président du Conseil d'Etat.
  Dans les huit jours après la notification des décisions du Collège, les parties et les personnes concernées peuvent consulter le dossier au greffe.
  § 3. Lorsque le délai, dans lequel le Collège doit décider, a expiré, l'absence d'une décision dans le délai imparti est communiquée par le greffe aux parties et aux personnes concernées, visées au paragraphe 1er, 1° et 2°.
  
DEEL 4/1. [1 Betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen ]1
PARTIE 4/1 [1 . Différends en matière de décisions sur la progression des études ]1
HOOFDSTUK 1. [1 Toepassingsgebied ]1
Section 1ere [1 Art. . L'introduction d'une requête ]1
Art. 112/1. [1 . Dit deel is van toepassing op de beroepen waarvoor de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen bevoegd is met toepassing van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013. ]1
  
Art. 112/2. [1 En même temps que l'introduction de la requête, le requérant envoie une copie de la requête pour information au défendeur par envoi sécurisé.
   L'envoi de la copie visée à l'alinéa 1er n'implique pas de désignation définitive du défendeur et ne fait pas produire les effets des délais. ]1

  
HOOFDSTUK 2. [1 Rechtspleging ]1
Art. 112/3. [1 3. Une requête irrecevable peut être remplacée pendant le délai de recours par une nouvelle requête confirmant explicitement le retrait de la requête précédente. ]1
Afdeling 1 [1 . Het indienen van een verzoekschrift ]1
Art. 112/4. [1 Le requérant peut joindre à la requête les pièces justificatives qu'il estime nécessaires.
Art. 112/2. [1 Gelijktijdig met de indiening van het verzoekschrift bezorgt de verzoeker met een beveiligde zending ter informatie een afschrift van het verzoekschrift aan de verweerder.
   Het toesturen van het afschrift, vermeld in het eerste lid, houdt geen definitieve aanwijzing van de verweerder in en stelt geen termijnen in werking. ]1

  
Art. 112/2. [1 En même temps que l'introduction de la requête, le requérant envoie une copie de la requête pour information au défendeur par envoi sécurisé.
   L'envoi de la copie visée à l'alinéa 1er n'implique pas de désignation définitive du défendeur et ne fait pas produire les effets des délais. ]1

  
Art. 112/3. [1 . Een onontvankelijk verzoekschrift kan tijdens de beroepstermijn worden vervangen door een nieuw verzoekschrift, dat uitdrukkelijk de intrekking van het eerdere verzoekschrift bevestigt. ]1
  
Art. 112/3. [1 3. Une requête irrecevable peut être remplacée pendant le délai de recours par une nouvelle requête confirmant explicitement le retrait de la requête précédente. ]1
  
Art. 112/4. [1 De verzoeker kan aan het verzoekschrift de bewijsstukken toevoegen die hij nodig acht.
   De verzoeker kan na de indiening van het verzoekschrift alleen aanvullende, geïnventariseerde overtuigingsstukken aan het dossier toevoegen als hij nog niet over die stukken beschikte op het ogenblik waarop het verzoekschrift werd ingediend.
   De verzoeker bezorgt in voorkomend geval onmiddellijk een afschrift van de ingediende aanvullende, geïnventariseerde overtuigingsstukken aan de verweerder. ]1

  
Art. 112/4. [1 Le requérant peut joindre à la requête les pièces justificatives qu'il estime nécessaires.
   Après l'introduction de la requête, le requérant ne peut joindre au dossier des pièces à conviction inventoriées complémentaires que s'il ne disposait pas encore de ces pièces au moment où la requête a été introduite.
   Le cas échéant, le requérant fournit immédiatement au défendeur une copie des pièces à conviction inventoriées complémentaires qu'il a introduites. ]1

  
Afdeling 2 [1 . Verkorte procedure ]1
Sous-section 2. [1 Procédure simplifiée ]1
Onderafdeling 1. [1 Algemeen ]1
Art. 112/6. [1 § 1er. Un recours peut être examiné selon la procédure simplifiée si le Collège est manifestement incompétent ou sans pouvoir de juridiction pour prendre connaissance du recours.
Art. 112/5 [1 lk beroep wordt, zodra het is geregistreerd, aan de voorzitter van het College bezorgd.
Art. 112/5. [1 Dès qu'un recours est enregistré, il est transmis au président du Collège.
Onderafdeling 2. Vereenvoudigde procedure ]1
Sous-section 1re. [1 Le calendrier de procédure ]1
Art. 112/6 [1 . § 1. Een beroep kan worden behandeld volgens de vereenvoudigde procedure als het College klaarblijkelijk onbevoegd is of zonder rechtsmacht om van het beroep kennis te nemen.
Art. 112/7.[1 § 1er. Le greffier notifie le calendrier de procédure à toutes les parties. Le calendrier de procédure comprend au moins :
Afdeling 3 [1 Vernietiging ]1
Sous-section 2. [1 La préenquête ]1
Onderafdeling 1. [1 De procedurekalender ]1
Section 1ere. [1 La note de réponse du défendeur]1
Art. 112/7. [1 . § 1. De griffier betekent de procedurekalender aan alle partijen. De procedurekalender bevat ten minste:
   1° de vervaltermijnen voor de indiening van de procedurestukken, het administratieve dossier en de aanvullende overtuigingsstukken;
   2° de termijn waarin ter griffie inzage kan worden genomen van het administratieve dossier en de overtuigingsstukken;
   3° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de vordering tot vernietiging wordt behandeld;
   4° de samenstelling van de bevoegde kamer.
   De vervaltermijnen, vermeld in punt 1°, bedragen ten minste 96 uur.
   § 2. In afwijking van paragraaf 1 betekent de griffier een vereenvoudigde procedurekalender aan alle partijen bij het rechtstreekse beroep over de aanpassing van het leerkrediet, vermeld in artikel II.285, tweede lid, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013. De vereenvoudigde procedurekalender bevat ten minste:
   1° de vervaltermijnen voor de indiening van de procedurestukken, het administratieve dossier en de aanvullende overtuigingsstukken;
   2° de termijn waarin ter griffie inzage kan worden genomen van het administratieve dossier en de overtuigingsstukken;
   3° de samenstelling van de bevoegde kamer.
   De vervaltermijnen, vermeld in punt 1°, bedragen ten minste 96 uur.
   § 3.[2 § 3. Gelijktijdig met de betekening, vermeld in paragraaf 1 en 2, betekent de griffier met een beveiligde zending een afschrift van het verzoekschrift aan de verweerder]2. ]1

  
Art. 112/7. [1 § 1er. Le greffier notifie le calendrier de procédure à toutes les parties. Le calendrier de procédure comprend au moins :
   1° les délais d'introduction des pièces de la procédure, du dossier administratif et des pièces à conviction complémentaires ;
   2° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   3° le lieu, le jour et le moment de la séance durant laquelle la demande en annulation sera traitée ;
   4° la composition de la chambre compétente.
   Les délais visés au point 1° sont d'au moins 96 heures.
   § 2. Par dérogation au paragraphe 1er, le greffier notifie un calendrier de procédure simplifiée à toutes les parties en cas de recours direct concernant l'adaptation du crédit d'apprentissage visée à l'article II.285, alinéa 2 du Code de l'Enseignement supérieur du 11 octobre 2013. Le calendrier de procédure simplifiée comprend au moins :
   1° les délais d'introduction des pièces de la procédure, du dossier administratif et des pièces à conviction complémentaires ;
   2° le délai dans lequel le dossier administratif et les pièces à conviction peuvent être consultés au greffe ;
   3° la composition de la chambre compétente.
   Les délais visés au point 1° sont d'au moins 96 heures.
   § 3. [2 En même temps que la notification mentionnée aux paragraphes 1er et 2, le greffier notifie une copie de la requête au défendeur par envoi sécurisé]2 .]1

  
Onderafdeling 2. [1 Het vooronderzoek ]1
Section 2. [1 La note de réponse en retour ou note explicative du requérant ]1
Sectie 2 [1 De antwoordnota van de verweerder ]1
Art. 112/9. [1 Le requérant peut introduire une note de réponse en retour dans le délai d'échéance défini dans le calendrier de procédure visé à l'article 112/7.
Art. 112/8. [1 § 1. De verweerder dient een antwoordnota, een administratief dossier en eventuele aanvullende en geïnventariseerde overtuigingsstukken in binnen de vervaltermijn die vastgesteld is in de procedurekalender, vermeld in artikel 112/7.
   Binnen dezelfde termijn, vermeld in het eerste lid, bezorgt de verweerder een afschrift van de ingediende antwoordnota, het ingediende administratieve dossier en, in voorkomend geval, de ingediende overtuigingsstukken aan de verzoeker via het meest gerede communicatiemiddel. De termijn om het afschrift aan de verzoeker te bezorgen, geldt niet op straffe van verval.
   § 2. Het administratieve dossier, vermeld in paragraaf 1, bevat ten minste de volgende stukken:
   1° een afschrift van de bestreden studievoortgangsbeslissing;
   2° in voorkomend geval de examenkopieën of het stagerapport van de verzoeker of het verslag van het bekwaamheidsonderzoek met het oog op de verwerving van een bewijs van bekwaamheid;
   3° het dossier dat samengesteld is naar aanleiding van het interne beroep, vermeld in artikel II.283, eerste lid, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, met inbegrip van het verzoekschrift over het interne beroep;
   4° de reglementaire bepalingen die het bestuur heeft vastgelegd en die op de bestreden beslissing van toepassing waren, waaronder in elk geval het onderwijs- en examenreglement en, in voorkomend geval, andere teksten met reglementaire strekking, zoals de ECTS-fiche, het stagereglement, de studiegids en het vademecum. ]1

  
Art. 112/8. [1 § 1er. Le défendeur introduit une note de réponse, un dossier administratif et des pièces à conviction supplémentaires et inventoriées éventuelles dans le délai d'échéance défini dans le calendrier de procédure visé à l'article 112/7.
   Dans le même délai que celui mentionné à l'alinéa 1er, le défendeur fournit au requérant, par voie du moyen de communication le plus diligent, une copie de la note de réponse qu'il a introduite, du dossier administratif qu'il a introduit et, le cas échéant, des pièces à conviction qu'il a introduites. Le délai de remise de la copie au requérant ne s'applique pas sous peine de déchéance.
   § 2. Le dossier administratif visé au paragraphe 1er contient au moins les documents suivants :
   1° une copie de la décision contestée sur la progression des études ;
   2° le cas échéant, les copies d'examen ou le rapport de stage du requérant, ou le rapport sur l'examen d'aptitude en vue de l'obtention d'un certificat d'aptitude ;
   3° le dossier composé en raison du recours interne visé à l'article II.283, alinéa 1er, du Code de l'Enseignement supérieur du 11 octobre 2013, y compris la requête relative au recours interne ;
   4° les dispositions réglementaires fixées par la direction qui étaient d'application à la décision contestée, parmi lesquelles en tout cas le règlement des études et des examens et, le cas échéant, d'autres textes de nature réglementaire comme la fiche ECTS, le règlement du stage, le guide des études et le vadémécum. ]1

  
Sectie 2 [1 De wederantwoordnota of toelichtende nota van de verzoeker ]1
Art. 112/10 [1 § 1er. La partie qui souhaite qu'un témoin soit entendu introduit lors de la préenquête une requête séparée, qui est motivée.
Art. 112/9. [1 De verzoeker kan een wederantwoordnota indienen binnen de vervaltermijn die vastgesteld is in de procedurekalender, vermeld in artikel 112/7.
   Als de verweerder geen antwoordnota heeft ingediend, mag de verzoeker een toelichtende nota indienen binnen de vervaltermijn, vermeld in het eerste lid.
   Binnen dezelfde termijn, vermeld in het eerste lid, bezorgt de verzoeker een afschrift van de ingediende wederantwoordnota of de ingediende toelichtende nota aan de verweerder via het meest gerede communicatiemiddel. De termijn om het afschrift aan de verweerder te bezorgen, geldt niet op straffe van verval. ]1

  
Art. 112/9. [1 Le requérant peut introduire une note de réponse en retour dans le délai d'échéance défini dans le calendrier de procédure visé à l'article 112/7.
   Lorsque le défendeur n'a pas introduit de note de réponse, le requérant peut introduire une note explicative dans le délai d'échéance visé à l'alinéa 1er.
   Dans le même délai que celui mentionné à l'alinéa 1er, le requérant fournit au défendeur, par voie du moyen de communication le plus diligent, une copie de la note de réponse en retour ou de la note explicative qu'il a introduite. Le délai de remise de la copie au défendeur ne s'applique pas sous peine de déchéance. ]1

  
Onderafdeling 3. [1 Getuigen ]1
Art. 112/11 [1 § 1er. Les parties peuvent, soit dans la requête par laquelle le recours est introduit, soit dans leurs notes qui y suivent, demander de manière motivée de désigner des experts. La chambre prend une décision en ce qui concerne la requête par arrêt. La chambre peut également ordonner d'office une expertise par arrêt.
Art. 112/10.[1 § 1. De partij die wil dat een getuige wordt gehoord, dient tijdens het vooronderzoek een afzonderlijk verzoek in, dat gemotiveerd wordt.
Art. 112/12 [1 Dans les quinze jours qui suivent le jour auquel les experts ont accepté leur mission, visée à l'article 112/11, ils communiquent aux parties par envoi sécurisé le lieu, le jour et l'heure où et à laquelle ils commenceront leurs activités d'expert.
Onderafdeling 4. [1 Onderafdeling 4. Deskundigen ]1
Art. 112/13 [1 Les experts transmettent leur pré-rapport aux parties avant d'introduire leur rapport d'expertise définitif auprès du greffe. Pendant un délai de trente jours au maximum, qui prend cours le lendemain de la remise du pré-rapport, les parties peuvent transmettre des remarques en ce qui concerne ce pré-rapport aux experts par une lettre ordinaire, un fax ou un e-mail. Les experts reprennent les remarques éventuelles ainsi que leurs points de vue à ce sujet dans leur rapport définitif. Ils évaluent leur état de frais et honoraires de manière circonstanciée et joignent cette évaluation en annexe à leur rapport.
Art. 112/11. [1 § 1. De partijen kunnen, hetzij in het verzoekschrift waarbij het beroep wordt ingediend, hetzij in hun nota's die daarop volgen, op gemotiveerde wijze vragen om deskundigen aan te stellen. De kamer beslist bij arrest over het verzoek. De kamer kan ook ambtshalve bij arrest een deskundig onderzoek bevelen.
   Als een deskundig onderzoek wordt bevolen, vermeldt het arrest de opdracht van de deskundigen en de termijn waarin het deskundigenverslag bij de griffie wordt ingediend.
   De griffier betekent het arrest aan de partijen en, in voorkomend geval, aan de deskundigen die in het arrest zijn aangewezen.
   § 2. De deskundigen beschikken over een termijn van vijftien dagen, die ingaat op de dag na de betekening van het arrest, vermeld in paragraaf 1, om de griffier te laten weten of ze hun opdracht aanvaarden.
   Als de deskundigen de opdracht aanvaarden, bezorgt de griffier hun een afschrift van het administratieve dossier. ]1

  
Art. 112/11 [1 § 1er. Les parties peuvent, soit dans la requête par laquelle le recours est introduit, soit dans leurs notes qui y suivent, demander de manière motivée de désigner des experts. La chambre prend une décision en ce qui concerne la requête par arrêt. La chambre peut également ordonner d'office une expertise par arrêt.
   Lorsqu'une expertise est ordonnée, l'arrêt mentionne la mission des experts et le délai dans lequel le rapport d'expertise est introduit auprès du greffe.
   Le greffier notifie l'arrêt aux parties et, le cas échéant, aux experts qui sont désignés dans l'arrêt.
   § 2. Les experts disposent d'un délai de quinze jours, qui prend cours le lendemain de la notification de l'arrêt, visé au paragraphe 1er, pour faire savoir au greffier s'ils acceptent leur mission.
   Lorsque les experts acceptent la mission, le greffier leur transmet une copie du dossier administratif. ]1

  
Art. 112/12. [1 Art. 112/12. Binnen vijftien dagen na de dag waarop de deskundigen hun opdracht, vermeld in artikel 112/11, hebben aanvaard, delen ze aan de partijen met een beveiligde zending de plaats, de dag en het uur mee waar en waarop ze hun deskundige werkzaamheden zullen aanvangen.
   De griffier en, in voorkomend geval, de partijen bezorgen aan de deskundigen de stukken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun opdracht. ]1

  
Art. 112/12 [1 Dans les quinze jours qui suivent le jour auquel les experts ont accepté leur mission, visée à l'article 112/11, ils communiquent aux parties par envoi sécurisé le lieu, le jour et l'heure où et à laquelle ils commenceront leurs activités d'expert.
   Le greffier et, le cas échéant, les parties transmettent aux experts les pièces qui sont nécessaires à l'exécution de leur mission.]1

  
Art. 112/13. [1 De deskundigen bezorgen hun voorverslag aan de partijen vóór ze hun definitieve deskundigenverslag bij de griffie indienen. Gedurende een termijn van hoogstens dertig dagen, die ingaat op de dag na de bezorging van het voorverslag, kunnen de partijen aan de deskundigen met een gewone brief, een fax of een e-mail opmerkingen geven over dat voorverslag. De deskundigen nemen eventuele opmerkingen, alsook hun standpunten daarover, op in hun definitieve verslag. Ze begroten hun staat van kosten en erelonen op omstandige wijze en voegen die begroting als bijlage bij hun verslag.
   De deskundigen ondertekenen hun verslag.
   De deskundigen bezorgen het origineel van het definitieve deskundigenverslag aan de griffie en een kopie ervan aan de partijen. ]1

  
Art. 112/13 [1 Les experts transmettent leur pré-rapport aux parties avant d'introduire leur rapport d'expertise définitif auprès du greffe. Pendant un délai de trente jours au maximum, qui prend cours le lendemain de la remise du pré-rapport, les parties peuvent transmettre des remarques en ce qui concerne ce pré-rapport aux experts par une lettre ordinaire, un fax ou un e-mail. Les experts reprennent les remarques éventuelles ainsi que leurs points de vue à ce sujet dans leur rapport définitif. Ils évaluent leur état de frais et honoraires de manière circonstanciée et joignent cette évaluation en annexe à leur rapport.
   Les experts signent leur rapport.
   Les experts transmettent l'original du rapport d'expertise définitif au greffe et une copie aux parties. ]1

  
Art. 112/14. [1 De kamer kan de deskundigen horen om toelichtingen en ophelderingen over hun verslag te krijgen. ]1
Art. 112/16 [1 . § 1er. Le président de la chambre fixe, le cas échéant, par disposition :
Art. 112/15. [1 De kamer kan, om gewichtige redenen en bij arrest, een einde maken aan de opdracht van de deskundigen en in hun vervanging voorzien nadat hij hen heeft gehoord.
   De griffier betekent het arrest aan de deskundigen en aan de partijen. ]1

  
Art. 112/17. [1 Par dérogation au calendrier de procédure visé à l'article 112/7, la chambre peut prendre l'affaire en considération au moment où l'affaire est en état si les parties, en application de l'article 16, alinéa 6, du décret, renoncent d'un commun accord au traitement du recours en séance ]1
  
Onderafdeling 5 [1 Zitting ]1
Art. 112/18. [1 § 1er. Le président de la chambre déclare la séance ouverte. Il préside la séance.
Art. 112/16. [1 § 1. De kamervoorzitter bepaalt, in voorkomend geval, bij beschikking:
   1° de namen van de partijen die persoonlijk moeten verschijnen om toelichting te geven, en de feiten waarover ze zullen worden gehoord, als de kamer heeft beslist om een partij te horen;
   2° de namen van de getuigen en de feiten waarover ze zullen worden gehoord, als de kamer heeft beslist een getuige te horen;
   3° de namen van deskundigen die de kamer heeft opgeroepen;
   4° de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop het rechtstreekse beroep over de aanpassing van het leerkrediet, vermeld in artikel II.285, tweede lid, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, wordt behandeld.
   Het eerste lid, 4°, betreft het geval, vermeld in artikel 31/2 van het decreet, dat het College de behandeling ter zitting noodzakelijk acht voor de behandeling van de zaak of dat een van de partijen uitdrukkelijk en gemotiveerd verzoekt om gehoord te worden.
   § 2. De griffier brengt de partijen en, in voorkomend geval, de getuigen of deskundigen schriftelijk op de hoogte van de inhoud van de beschikking, vermeld in paragraaf 1. ]1

  
Art. 112/16 [1 . § 1er. Le président de la chambre fixe, le cas échéant, par disposition :
   1° les noms des parties qui doivent comparaître en personne pour donner des explications et les faits au sujet desquels elles seront entendues, lorsque la chambre a décidé d'entendre une partie ;
   2° les noms des témoins et les faits au sujet desquels ils seront entendus, lorsque la chambre a décidé d'entendre un témoin ;
   3° les noms des experts convoqués par la chambre ;
   4° le lieu, le jour et le moment de la séance où le recours direct concernant l'adaptation du crédit d'apprentissage visée à l'article II.285, alinéa 2, du Code de l'Enseignement supérieur du 11 octobre 2013 est traité ;
   L'alinéa 1er, 4°, concerne le cas, visé à l'article 31/2 du décret, où le Collège estime que le traitement en séance est nécessaire à l'examen de l'affaire ou que l'une des parties demande expressément et de manière motivée à être entendue.
   § 2. Le greffier informe les parties, et le cas échéant les témoins ou experts, par écrit du contenu de la disposition visée au paragraphe 1er. ]1

  
Art. 112/17. [1 . In afwijking van de procedurekalender, vermeld in artikel 112/7, kan de kamer de zaak in beraad nemen op het ogenblik dat de zaak in staat is als de partijen, overeenkomstig artikel 16, zesde lid, van het decreet, in onderling overleg afzien van de behandeling van het beroep ter zitting. ]1
  
Art. 112/17. [1 Par dérogation au calendrier de procédure visé à l'article 112/7, la chambre peut prendre l'affaire en considération au moment où l'affaire est en état si les parties, en application de l'article 16, alinéa 6, du décret, renoncent d'un commun accord au traitement du recours en séance ]1
  
Art. 112/18. [1 § 1. De kamervoorzitter verklaart de zitting voor geopend. Hij leidt de zitting.
   § 2. De griffier vermeldt op het zittingsblad de datum, het aanvangsuur en het einduur van de behandeling van de zaak, de verrichte proceshandelingen, de namen van de partijen en hun raadsman en hun aan- of afwezigheid, de samenstelling van de kamer en de naam van de griffier. De kamervoorzitter, de bijzitters en de griffier ondertekenen het zittingsblad.
   § 3. De kamervoorzitter sluit de debatten en neemt de zaak in beraad. ]1

  
Art. 112/20. [1 Art. 112/20. Dans un délai d'ordre de vingt jours qui prend cours le lendemain du jour de l'inscription du recours dans le registre définitif visé à l'article 17 § 2, la chambre où l'affaire est en instance rend un arrêt.
   Par dérogation à l'alinéa 1er, en cas de recours contre une décision visée à l'article I.3, 69°, h), du Code de l'Enseignement supérieur du 11 octobre 2013, la chambre où l'affaire est en instance rend un arrêt dans un délai d'ordre de trente jours calendrier, qui prend cours le lendemain du jour de l'inscription du recours dans le registre définitif visé à l'article 17, § 2. ]1

  
Art. 112/19. [1 De partij die aannemelijk maakt dat ze de taal van de rechtspleging onvoldoende beheerst, kan zich op de zitting laten bijstaan door een vertaler-tolk. Daarvan maakt de griffier proces-verbaal op.
   De kamervoorzitter wijst een vertaler-tolk aan uit de lijst van de beëdigde vertalers-tolken die ter beschikking ligt op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel.
   De kosten van de vertaler-tolk zijn ten laste van het College. ]1

  
Art. 112/21. [1 . L'arrêt est dûment motivé, conformément à l'article 32, alinéa 2, du décret, et mentionne les données suivantes :
   1° les noms des parties, le domicile qu'elles ont choisi et, le cas échéant, le nom et la qualité de la personne qui assiste ou représente les parties ;
   2° la convocation des parties et de leurs conseils, ainsi que leur éventuelle présence lors de la séance ;
   3° [2 la date du jugement]2 de ce jugement et les noms des juges administratifs qui en ont délibéré. ]1

  
Onderafdeling 6 [1 Beraadslaging en uitspraak ]1
Art. 112/22. [1 Le Collège peut d'office invoquer des moyens qui ne sont pas repris dans la requête, ou d'office invoquer des exceptions, pour autant qu'elles concernent l'ordre public. ]1
Art. 112/20. [1 Binnen een ordetermijn van twintig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop het beroep is ingeschreven in het definitieve register, vermeld in artikel 17, § 2, spreekt de kamer waarbij de zaak aanhangig is, een arrest uit.
   In afwijking van het eerste lid spreekt de kamer waarbij de zaak aanhangig is, in een beroep tegen een beslissing als vermeld in artikel I.3, 69°, h), van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, een arrest uit binnen een ordetermijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag na de dag waarop het beroep is ingeschreven in het definitieve register, vermeld in artikel 17, § 2. ]1

  
Art. 112/20. [1 Art. 112/20. Dans un délai d'ordre de vingt jours qui prend cours le lendemain du jour de l'inscription du recours dans le registre définitif visé à l'article 17 § 2, la chambre où l'affaire est en instance rend un arrêt.
   Par dérogation à l'alinéa 1er, en cas de recours contre une décision visée à l'article I.3, 69°, h), du Code de l'Enseignement supérieur du 11 octobre 2013, la chambre où l'affaire est en instance rend un arrêt dans un délai d'ordre de trente jours calendrier, qui prend cours le lendemain du jour de l'inscription du recours dans le registre définitif visé à l'article 17, § 2. ]1

  
Art. 112/21. [1 Het arrest wordt met redenen omkleed overeenkomstig artikel 32, tweede lid, van het decreet en vermeldt de volgende gegevens:
   1° de namen van de partijen, de woonplaats die ze gekozen hebben, en, in voorkomend geval, de naam en de hoedanigheid van de persoon die de partijen bijstaat of vertegenwoordigt;
   2° de oproeping van partijen en van hun raadsmannen, alsook hun eventuele aanwezigheid op de zitting;
   3° [2 de datum van de uitspraak]2en de namen van de bestuursrechters die erover hebben beraadslaagd. ]1

  
Art. 112/21. [1 . L'arrêt est dûment motivé, conformément à l'article 32, alinéa 2, du décret, et mentionne les données suivantes :
   1° les noms des parties, le domicile qu'elles ont choisi et, le cas échéant, le nom et la qualité de la personne qui assiste ou représente les parties ;
   2° la convocation des parties et de leurs conseils, ainsi que leur éventuelle présence lors de la séance ;
   3° [2 la date du jugement]2 de ce jugement et les noms des juges administratifs qui en ont délibéré. ]1

  
Art. 112/22. [1 Het College kan ambtshalve middelen inroepen die niet in het verzoekschrift zijn opgenomen, of ambtshalve excepties opwerpen, als die betrekking hebben op de openbare orde. ]1
  
Art. 112/22. [1 Le Collège peut d'office invoquer des moyens qui ne sont pas repris dans la requête, ou d'office invoquer des exceptions, pour autant qu'elles concernent l'ordre public. ]1
  
Art. 112/23. [1 De griffier brengt op de uitgifte, na het beschikkende gedeelte van het arrest, de volgende uitvoeringsformule aan: "De ministers en de besturen, ieder wat hen betreft, zorgen voor de uitvoering van dit arrest. ]1
Art. 112/25 [1 A l'égard des recours inscrits pendant le mois de juillet ou août dans le registre définitif visé à l'article 17, § 2, le défendeur peut demander au Collège de tenir compte d'un manque d'effectifs motivé dans l'établissement, à la suite des vacances annuelles du personnel.
Art. 112/24. [1 De griffier betekent een afschrift van het arrest aan de partijen.
   De griffier zendt onmiddellijk een afschrift aan de bevoegde dienst van de Vlaamse overheid, vermeld in artikel IV.91, § 1, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, van het arrest waarbij het rechtstreekse beroep tot aanpassing van het leerkrediet, vermeld in artikel II.285, tweede lid, van dezelfde codex, wordt ingewilligd. ]1

  
Art. 112/24 [1 .Le greffier notifie une copie de l'arrêt aux parties.
   Le greffier transmet immédiatement au service compétent de l'Autorité flamande, visé à l'article IV.91, § 1er, du Code de l'Enseignement supérieur du 11 octobre 2013, une copie de l'arrêt par lequel il est fait droit au recours direct en adaptation du crédit d'apprentissage visé à l'article II.285, alinéa 2, du même code. ]1

  
Onderafdeling 7 [1 Schorsing van de werkzaamheden ]1
Sous-section 7 [1 Suspension des activités ]1
Art. 112/25. [1 Ten aanzien van beroepen die in juli of augustus worden ingeschreven in het definitieve register, vermeld in artikel 17, § 2, kan de verweerder het College verzoeken rekening te houden met een gestaafde onderbezetting van de instelling ten gevolge van de jaarlijkse vakantie van het personeel.
   Als het College de onderbezetting gestaafd acht, treft het College een van de volgende maatregelen:
   1° de in artikel 112/20 bedoelde termijnen worden gedurende ten hoogste 21 kalenderdagen geschorst;
   2° de overeenkomstig artikel 44/2, § 1, eerste lid, 2°, a), van het decreet door het College te bepalen termijn verstrijkt niet eerder dan op de dag na de dag waarop voldoende personeelsleden aanwezig zijn om een examencommissie opnieuw op rechtmatige wijze samen te stellen. ]1

  
Art. 112/25 [1 A l'égard des recours inscrits pendant le mois de juillet ou août dans le registre définitif visé à l'article 17, § 2, le défendeur peut demander au Collège de tenir compte d'un manque d'effectifs motivé dans l'établissement, à la suite des vacances annuelles du personnel.
   Si le Collège juge le manque d'effectifs motivé, il prend l'une des mesures suivantes :
   1° il suspend pendant 21 jours calendrier au maximum les délais visés à l'article 112/20 ;
   2° le délai à fixer par le Collège conformément à l'article 44/2, § 1er, alinéa 1er, 2°, a) du décret n'expire pas plus tôt que le lendemain du jour où suffisamment de membres du personnel sont présents pour pouvoir reconstituer de manière régulière un jury. ]1

  
HOOFDSTUK 2 [1 . Rechtspleging ]1
Art.114. Les recours introduits ou réclamations introduites avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté sont traités selon les règles de procédure qui s'appliquaient au moment de l'introduction du recours ou de la réclamation.
DEEL 5. OPHEFFINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Art.115. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 2015, à l'exception des articles 50, 51, 93 et 94.
Art.113. De volgende regelingen worden opgeheven:
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 2011 houdende vaststelling van de rechtspleging voor het Milieuhandhavingscollege;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2012 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Art. 116. Le Ministre flamand ayant la politique générale en matière de personnel et de développement de l'organisation dans l'administration flamande dans ses attributions, [1 la ministre flamande qui a le contentieux administratif dans ses attributions, la ministre flamande qui a l'environnement et la nature dans ses attributions, et le ministre flamand qui a l'enseignement et la formation dans ses attributions]1, sont chargés, chacun en ce qui le ou la concerne, de l'exécution du présent arrêté.
  
Art.114. Beroepen of bezwaren die zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden behandeld volgens de procedureregels die golden op het ogenblik van het instellen van het beroep of bezwaar.
Art. 114. Les recours introduits ou réclamations introduites avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté sont traités selon les règles de procédure qui s'appliquaient au moment de l'introduction du recours ou de la réclamation.
Art.115. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015, met uitzondering van artikel 50, 51, 93 en 94.
Art. 115. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 2015, à l'exception des articles 50, 51, 93 et 94.
Art. 116. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling in de Vlaamse administratie, [1 de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuursrechtspraak, de Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, en de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming]1, zijn ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  
Art. 116. Le Ministre flamand ayant la politique générale en matière de personnel et de développement de l'organisation dans l'administration flamande dans ses attributions, [1 la ministre flamande qui a le contentieux administratif dans ses attributions, la ministre flamande qui a l'environnement et la nature dans ses attributions, et le ministre flamand qui a l'enseignement et la formation dans ses attributions]1, sont chargés, chacun en ce qui le ou la concerne, de l'exécution du présent arrêté.