Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
9 MEI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vastlegging van de regels voor de erkenning en de subsidiëring van partnerorganisaties ter uitvoering van artikel 68, § 1, van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-08-2014 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)
Titre
9 MAI 2014. - Arrêté du Gouvernement flamand établissant les règles pour l'agrément et le subventionnement d'organisations partenaires en exécution de l'article 68, § 1er, du Décret sur les Soins et le Logement du 13 mars 2009(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 06-08-2014 et mise à jour au 30-06-2023)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (45)
Texte (45)
HOOFDSTUK 1. - Definities
CHAPITRE 1er. - Définitions
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° [1 administratie: het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]1
  2° adviescommissie: de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers;
  3° [1 ...]1
  4° beheersinstantie: de persoon of de personen die een partnerorganisatie vertegenwoordigen en die de partnerorganisatie in kwestie juridisch kan of kunnen binden;
  5° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;
  6° partnerorganisatie: een rechtspersoon die deskundig is in een bepaald segment van de woonzorg.
  [1 7° secretaris-generaal: het hoofd van de administratie]1
  
Article 1er. Dans le présent arrêté, il convient d'entendre par :
  1° [1 le Département Soins, visé à l'article 2, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2023 relatif au Département Soins ]1 ;
  2° commission consultative : la Commission consultative pour les Structures de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille, visée à l'article 12 du décret du 7 décembre 2007 portant création du Conseil consultatif stratégique pour la Politique flamande de l'Aide sociale, de la Santé et de la Famille et d'une Commission consultative pour les Structures de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille et des (Candidats) accueillants ;
  3° [1 ...]1 ;
  4° instance de gestion : la personne ou les personnes qui représente(nt) une organisation partenaire et qui peut ou peuvent engager l'organisation partenaire en question d'un point de vue juridique ;
  5° ministre : le ministre flamand compétent pour l'aide aux personnes et le ministre flamand ayant la politique de la santé dans ses attributions ;
  6° organisation partenaire : une personne morale compétente dans un segment spécifique des services de soins et de logement.
  [1 7° secrétaire général : le chef de l'administration]1
  
HOOFDSTUK 2. - Programmatie
CHAPITRE 2. - Programmation
Art.2. De programmatie van de partnerorganisaties wordt per soort van partnerorganisatie opgenomen in bijlage 1 en 2, die bij dit besluit zijn gevoegd.
Art.2. La programmation des organisations partenaires est reprise par type d'organisation partenaire aux annexes 1 et 2 jointes au présent arrêté.
Art.3. De minister bepaalt de nadere regels voor de evaluatiecriteria per soort van partnerorganisatie.
Art.3. Le ministre arrête les modalités pour les critères d'évaluation par type d'organisation partenaire.
HOOFDSTUK 3. - Erkenningsvoorwaarden
CHAPITRE 3. - Conditions d'agrément
Art.4. Om erkend te worden, moet een partnerorganisatie passen in de programmatie die erop van toepassing is en moet de partnerorganisatie op het ogenblik dat de erkenningsaanvraag wordt ingediend of binnen een termijn van maximaal één jaar vanaf de datum van de erkenningsbeslissing, voldoen aan:
  1° de bepalingen van artikel 5 en 6;
  2° de specifieke erkenningsvoorwaarden per soort van partnerorganisatie, vermeld bijlage I en II bij dit besluit.
Art.4. Pour être agréée, une organisation partenaire doit s'inscrire dans la programmation qui s'applique à elle et, au moment où la demande d'agrément est introduite ou dans un délai de maximum un an à compter de la date de la décision d'agrément, l'organisation partenaire doit satisfaire :
  1° aux dispositions des articles 5 et 6 ;
  2° aux conditions spécifiques d'agrément par type d'organisation partenaire, visée aux annexes Ire et II du présent arrêté.
Art.5. De partnerorganisatie moet kunnen aantonen dat ze door haar deskundigheid of expertise een bijzondere meerwaarde kan bieden aan de professionaliteit en de kwaliteit van de woonzorg in Vlaanderen.
Art.5. L'organisation partenaire doit pouvoir démontrer que, grâce à son savoir-faire ou à son expertise, elle peut offrir une plus-value particulière au professionnalisme et à la qualité des services de soins et de logement en Flandre.
Art.6. De partnerorganisatie stelt daarvoor een actieplan op waarin ze haar werking en doelstellingen toelicht. Het actieplan kan betrekking hebben op onderzoek, coördinatie of organisatie van activiteiten of het verstrekken van advies met betrekking tot de beleidsdoelstellingen, gericht op thema's of doelgroepen binnen de geografische werkgebieden, vermeld in het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009.
Art.6. A cet effet, l'organisation partenaire établit un plan d'action dans lequel elle commente son fonctionnement et ses objectifs. Le plan d'action peut avoir trait à la recherche, à la coordination ou à l'organisation d'activités ou à la fourniture de conseils relatifs aux objectifs de politique axés sur des thèmes ou groupes-cibles au sein des zones géographiques d'activités, visées dans le Décret du 13 mars 2009 sur les Soins et le Logement.
HOOFDSTUK 4. - Erkenningsprocedure
CHAPITRE 4. - Procédure d'agrément
Art.7. Een partnerorganisatie kan worden erkend als de beheersinstantie aangetekend of tegen ontvangstbewijs bij [1 de administratie]1 een aanvraag tot erkenning indient.
  De erkenningsaanvraag bevat minstens de volgende gegevens:
  1° een aanvraagformulier dat door het agentschap ter beschikking gesteld wordt en de volgende gegevens bevat:
  a) de naam en het adres van de beheersinstantie en de contactgegevens;
  b) de naam en het adres van de partnerorganisatie;
  c) de beoogde soort erkenning van de partnerorganisatie, de doelgroep, de activiteiten en de resultaatsgebieden;
  d) als dat van toepassing is, de regio en het werkgebied van de partnerorganisatie;
  2° als de partnerorganisatie een rechtspersoon is, met uitzondering van openbare besturen: de statuten van de partnerorganisatie en de eventuele wijzigingen ervan;
  3° de rechtsgeldige beslissing van de bevoegde beheersinstantie om de erkenning aan te vragen;
  4° de missie of visie van de partnerorganisatie;
  5° de organisatiestructuur, een organogram met bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de partnerorganisatie;
  6° een nominatieve lijst van alle medewerkers, met vermelding van hun wekelijkse arbeidsduur en kwalificatie, geordend per functie.
  
Art.7. Une organisation partenaire peut être agréée si l'instance de gestion introduit une demande auprès de [1 l'administration]1 par lettre recommandée ou contre accusé de réception.
  La demande d'agrément comprend au moins les données suivantes :
  1° un formulaire de demande mis à disposition par [1 l'administration]1 et qui comprend les données suivantes :
  a) les nom et adresse de l'instance de gestion et les coordonnées de contact ;
  b) les nom et adresse de l'organisation partenaire ;
  c) le type d'agrément visé pour l'organisation partenaire, le groupe-cible, les activités et les domaines de résultats ;
  d) si d'application, la région et la zone d'activités de l'organisation partenaire ;
  2° si l'organisation partenaire est une personne morale, à l'exception d'administrations publiques : les statuts de l'organisation partenaire et leurs éventuelles modifications ;
  3° la décision valable de l'instance de gestion compétente pour demander l'agrément ;
  4° la mission ou la vision de l'organisation partenaire ;
  5° la structure d'organisation, un organigramme avec compétences et responsabilités de l'organisation partenaire ;
  6° une liste nominative de tous les collaborateurs, avec mention de leur durée de travail hebdomadaire et de leur qualification, triés par fonction.
  
Art.8. Een partnerorganisatie die in de programmatie past en die voldoet aan alle erkenningsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk 3, alsook aan de specifieke erkenningsvoorwaarden uit de desbetreffende bijlage bij dit besluit, wordt erkend voor onbepaalde duur.
Art.8. Une organisation partenaire qui s'inscrit dans la programmation et qui satisfait à toutes les conditions d'agrément, visées au chapitre 3, de même qu'aux conditions spécifiques d'agrément reprises dans l'annexe correspondante au présent arrêté est agréée pour une durée indéterminée.
Art.9. De beslissing van de [1 secretaris-generaal]1 waarin de erkenning wordt verleend aan de partnerorganisatie, wordt binnen een termijn van vier maanden na de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag aan de beheersinstantie bezorgd.
  De erkenningsbeslissing bevat minstens de volgende gegevens:
  1° de naam en het adres van de beheersinstantie;
  2° de naam en het adres van de partnerorganisatie;
  3° het erkenningsnummer;
  4° de ingangsdatum van de erkenning;
  5° de soort erkenning als partnerorganisatie;
  6° als dat van toepassing is, de regio en het werkgebied van de partnerorganisatie.
  
Art.9. La décision [1 du secrétaire général]1 accordant l'agrément à l'organisation partenaire est remise à l'instance de gestion dans un délai de quatre mois à compter de la réception de la demande initiale.
  La décision d'agrément comprend au moins les données suivantes :
  1° les nom et adresse de l'instance de gestion ;
  2° les nom et adresse de l'organisation partenaire ;
  3° le numéro d'agrément ;
  4° la date d'entrée en vigueur de l'agrément ;
  5° le type d'agrément en tant qu'organisation partenaire ;
  6° si d'application, la région et la zone d'activités de l'organisation partenaire.
  
Art.10. De beheersinstantie wordt binnen een termijn van vier maanden na de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag aangetekend met kennisgeving van ontvangst op de hoogte gebracht van het voornemen tot weigering van een erkenning.
  De mededeling van de beslissing, vermeld in het eerste lid, vermeldt ook de informatie over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij [1 de administratie]1. Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
  
Art.10. L'instance de gestion est, dans un délai de quatre mois à compter de la réception de la demande initiale, informée, par lettre recommandée avec accusé de réception, de l'intention de refus d'un agrément.
  La communication de la décision, visée à l'alinéa premier, mentionne également l'information concernant la possibilité, les conditions et la procédure pour introduire un recours motivé auprès de [1 l'administration ]1. Le recours est traité conformément aux règles fixées par ou en exécution du chapitre III du décret du 7 décembre 2007 portant création du Conseil consultatif stratégique pour la Politique flamande de l'Aide sociale, de la Santé et de la Famille et d'une Commission consultative pour les Structures de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille et des (Candidats) accueillants.
  
Art.11. Als de beheersinstantie geen bezwaarschrift indient binnen een maand na de ontvangst van de aangetekende zending, vermeld in artikel 10, wordt na het verstrijken van die termijn het voornemen van de [1 de administratie]1 van rechtswege geacht een weigeringsbeslissing te zijn. [1 De administratie]1 brengt de beheersinstantie daarvan aangetekend met kennisgeving van ontvangst op de hoogte binnen één maand na het verstrijken van die termijn.
  
Art.11. Si l'instance de gestion n'introduit aucun recours dans le mois suivant la réception de l'envoi recommandé, visé à l'article 10, passé ce délai, l'intention [1 du secrétaire général ]1 est de plein droit réputée être une décision de refus. [1 l'administration]1 en informe l'instance de gestion, par lettre recommandée avec accusé de réception, dans le mois suivant l'expiration de ce délai.
  
HOOFDSTUK 5. - Procedure voor de wijziging van de erkenning op verzoek van de partnerorganisatie
CHAPITRE 5. - Procédure pour la modification de l'agrément à la demande de l'organisation partenaire
Art.12. De beheersinstantie dient bij [1 de administratie]1 aangetekend of tegen ontvangstbewijs een aanvraag tot wijziging van de erkenning in als ze de volgende gegevens wil wijzigen:
  1° de naam en het adres van de beheersinstantie;
  2° de naam en het adres van de partnerorganisatie;
  3° als dat van toepassing is, de regio en het werkgebied van de partnerorganisatie;
  4° de statuten van de partnerorganisatie;
  5° een fundamentele herstructurering of herziening van de missie of visie van de organisatie.
  Een aanvraag tot wijziging van de erkenning is alleen ontvankelijk als ze alle nodige vermeldingen en stukken tot staving van de aangevraagde wijziging bevat.
  Over de aanvraag tot wijziging van de erkenning wordt beslist op de wijze, vermeld in artikel 9 tot en met 11.
  Als de aanvraag tot wijziging van de erkenning van een partnerorganisatie gevolgen heeft voor de subsidiëring van die partnerorganisatie, wordt die wijziging doorgevoerd met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de ontvankelijke aanvraag is ingediend. Die aanvraag moet voor 1 september ingediend worden.
  
Art.12. L'instance de gestion introduit auprès de [1 l'administration]1, par lettre recommandée ou contre récépissé, une demande de modification de l'agrément si elle souhaite modifier les données suivantes :
  1° les nom et adresse de l'instance de gestion ;
  2° les nom et adresse de l'organisation partenaire ;
  3° si d'application, la région et la zone d'activités de l'organisation partenaire ;
  4° les statuts de l'organisation partenaire ;
  5° une restructuration ou révision fondamentale de la mission ou de la vision de l'organisation.
  Une demande de modification de l'agrément est uniquement recevable si elle contient toutes les indications et pièces nécessaires pour étayer la modification demandée.
  Une décision est prise concernant la demande de modification de l'agrément de la façon visée aux articles 9 à 11 inclus.
  Si la demande de modification de l'agrément d'une organisation partenaire a des conséquences pour le subventionnement de cette organisation partenaire, la modification est appliquée à compter du 1er janvier de l'année qui suit l'année durant laquelle la demande initiale a été introduite. Cette demande doit être introduite avant le 1er septembre.
  
HOOFDSTUK 6. - Procedure voor de gedwongen wijziging, de schorsing en de intrekking van de erkenning
CHAPITRE 6. - Procédure de modification, de suspension et de retrait forcés de l'agrément
Art.13. De [1 secretaris-generaal]1 kan de erkenning wijzigen, schorsen of intrekken als de erkende partnerorganisatie de algemene of de specifieke erkenningsvoorwaarden die erop van toepassing zijn niet naleeft.
  De [1 secretaris-generaal]1 kan een voornemen tot wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning nemen als:
  1° de partnerorganisatie aangetekend met kennisgeving van ontvangst een aanmaning van [1 de administratie]1 heeft ontvangen om zich te schikken naar de erkenningsvoorwaarden, vermeld in de aanmaning;
  2° de partnerorganisatie in kwestie niet aantoont dat ze zich naar die erkenningsvoorwaarden heeft geschikt binnen de termijn die het agentschap in de aanmaning heeft bepaald.
  
Art.13. [1 Le secrétaire général]1l peut modifier, suspendre ou retirer l'agrément si l'organisation partenaire agréée ne respecte pas les conditions générales ou spécifiques d'agrément qui s'appliquent à elle.
  [1 Le secrétaire général]1 peut prendre une décision de modification, de suspension ou de retrait de l'agrément quand :
  1° l'organisation partenaire a reçu de [1 l'administration ]1 par lettre recommandée avec accusé de réception, une mise en demeure afin de se conformer aux conditions d'agrément mentionnées dans la mise en demeure ;
  2° l'organisation partenaire en question ne démontre pas qu'elle s'est conformée à ces conditions d'agrément dans le délai fixé par [1 l'administration]1 dans la mise en demeure.
  
Art.14. Het [1 de administratie1 brengt de beheersinstantie aangetekend met kennisgeving van ontvangst op de hoogte van het gemotiveerde voornemen van de [1 secretaris-generaal]1tot wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning.
  De aangetekende zending, vermeld in het eerste lid, bevat naast het voornemen ook de uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij [1 de administratie]1. Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
  
Art.14. [1 L'administration ]1 informe l'instance de gestion, par lettre recommandée avec accusé de réception, de l'intention motivée de [1 du secrétaire général ]1 de modifier, de suspendre ou de retirer l'agrément.
  L'envoi recommandé, visé à l'alinéa premier, reprend, outre l'intention, également des explications concernant la possibilité, les conditions et la procédure pour introduire un recours motivé auprès de [1 l'administration ]1. Le recours est traité conformément aux règles fixées par ou en exécution du chapitre III du décret du 7 décembre 2007 portant création du Conseil consultatif stratégique pour la Politique flamande de l'Aide sociale, de la Santé et de la Famille et d'une Commission consultative pour les Structures de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille et des (Candidats) accueillants.
  
Art.15. Als de beheersinstantie geen bezwaarschrift indient binnen een maand na de ontvangst van de aangetekende zending, vermeld in artikel 14, wordt na het verstrijken van die termijn een beslissing van de [1 secretaris-generaal]1 tot wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning aangetekend met kennisgeving van ontvangst aan de beheersinstantie bezorgd.
  
Art.15. Si l'instance de gestion n'introduit aucun recours dans le mois suivant la réception de l'envoi recommandé, visé à l'article 14, passé ce délai, une décision [1 du secrétaire général ]1 de modifier, de suspendre ou de retirer l'agrément est remise par lettre recommandée avec accusé de réception à l'instance de gestion.
  
Art.16. De beslissing tot schorsing van de erkenning vermeldt de begindatum, de termijn van de schorsing en de voorwaarden die vervuld moeten worden om de schorsing in te trekken.
  De [1 secretaris-generaal]1 bepaalt de termijn van de schorsing van de erkenning. Die termijn mag niet meer bedragen dan zes maanden. Op gemotiveerd verzoek van de beheersinstantie kan die termijn eenmaal voor maximaal dezelfde termijn worden verlengd. Die aanvraag wordt minstens dertig dagen voor de afloop van de initiële schorsingstermijn aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan [1 de administratie]1 bezorgd.
  Als bij de beëindiging van de schorsingstermijn nog niet aan alle erkenningsvoorwaarden is voldaan, wordt de procedure tot intrekking van de erkenning ingesteld conform artikel 13.
  
Art.16. La décision de suspension de l'agrément mentionne la date de début, la durée de la suspension et les conditions devant être remplies pour retirer la suspension.
  [1 Le secrétaire général ]1 fixe la durée de la suspension de l'agrément. Cette durée ne peut pas excéder six mois. Sur demande motivée de l'instance de gestion, ce délai peut être prolongé une seule fois de maximum la même durée. Cette demande doit être remise à [1 l'administration]1, par lettre recommandée avec accusé de réception, trente jours au moins avant l'expiration de la durée initiale de suspension.
  Si, à l'issue de la période de suspension, toutes les conditions d'agrément ne sont pas encore remplies, la procédure de retrait de l'agrément est lancée conformément à l'article 13.
  
Art.17. De beslissing tot intrekking van de erkenning heeft uitwerking op de datum, vermeld in de beslissing.
Art.17. La décision de retrait de l'agrément porte ses effets à compter de la date mentionnée dans la décision.
HOOFDSTUK 7. - Procedure voor de intrekking van de erkenning als partnerorganisatie op verzoek van de partnerorganisatie
CHAPITRE 7. - Procédure pour le retrait de l'agrément en tant qu'organisation partenaire à la demande de l'organisation partenaire
Art.18. De [1 secretaris-generaal]1 kan de erkenning ook intrekken als een partnerorganisatie daar aangetekend of tegen ontvangstbewijs rechtsgeldig om verzoekt. De beslissing van de [1 secretaris-generaal]1 wordt binnen een termijn van drie maanden na de indiening van het verzoek, aangetekend met kennisgeving van ontvangst, aan de partnerorganisatie bezorgd. De intrekking van de erkenning als partnerorganisatie heeft de onmiddellijke verdwijning uit de programmatie van de soort van partnerorganisatie tot gevolg.
  
Art.18. [1 Le secrétaire général ]1 peut également retirer l'agrément si une organisation partenaire le demande valablement par lettre recommandée ou contre récépissé. La décision [1 du secrétaire général]1 est remise à l'organisation partenaire dans un délai de trois mois à compter de l'introduction de la demande, par lettre recommandée avec accusé de réception. Le retrait de l'agrément en tant qu'organisation partenaire entraîne la disparition immédiate de la programmation du type d'organisation partenaire.
  
Art.19. Als de beheersinstantie van een partnerorganisatie tot de vrijwillige stopzetting van de activiteiten als partnerorganisatie beslist, moet [1 de administratie]1 daarvan drie maanden vooraf op de hoogte gebracht worden, met opgave van de datum waarop die beslissing uitwerking heeft. De vrijwillige stopzetting van de activiteiten als partnerorganisatie heeft de onmiddellijke verdwijning uit de programmatie van de soort van partnerorganisatie tot gevolg.
  
Art.19. Si l'instance de gestion d'une organisation partenaire décide de la cessation volontaire des activités en tant qu'organisation partenaire, [1 l'administration]1 doit en être informée trois mois au préalable, avec indication de la date à laquelle la décision porte ses effets. La cessation volontaire des activités en tant qu'organisation partenaire entraîne la disparition immédiate de la programmation du type d'organisation partenaire.
  
HOOFDSTUK 8. - Subsidiëring
CHAPITRE 8. - Subventionnement
Art.20. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring, moet de partnerorganisatie:
  1° de algemene en de specifieke erkenningsvoorwaarden naleven die op de soort van partnerorganisatie van toepassing zijn;
  2° een boekhouding voeren volgens de algemene boekhoudregels die van toepassing zijn op de rechtsvorm ervan als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het boekjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.
Art.20. Pour entrer en considération pour un subventionnement, l'organisation partenaire doit :
  1° respecter les conditions générales et spécifiques d'agrément qui s'appliquent au type d'organisation partenaire ;
  2° tenir une comptabilité conformément aux règles comptables générales qui s'applique à sa forme juridique telles que visées à l'arrêté du Gouvernement flamand du 13 janvier 2006 concernant la comptabilité et le rapport financier pour les structures dans certains secteurs du domaine politique Aide sociale, Santé publique et Famille. L'exercice comptable débute le 1er janvier et s'achève le 31 décembre.
Art.21. De Vlaamse Regering bepaalt het subsidiebedrag per partnerorganisatie, afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten.
Art.21. Le Gouvernement flamand fixe le montant de subventionnement par organisation partenaire en fonction des crédits budgétaires disponibles.
Art.22. Elk jaar bezorgt de partnerorganisatie een activiteitenverslag en een financieel verslag over het werkjaar in kwestie, en een jaarplanning met de activiteiten en doelstellingen voor het daarop volgende werkjaar aan [1 de administratie]1, uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarop de subsidies betrekking hebben.
  
Art.22. Chaque année, l'organisation partenaire remet à [1 l'administration]1 un rapport d'activités et un rapport financier concernant l'année de fonctionnement en question et un planning annuel des activités et objectifs pour l'année de fonctionnement suivante, au plus tard le 31 mars de l'année qui suit l'année à laquelle les subsides ont trait.
  
Art.23. Als het totaal van de kosten, die gemaakt zijn overeenkomstig de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 20, niet het volledige subsidiebedrag dekt, zal het overeenkomstige resterende bedrag niet worden uitbetaald of teruggevorderd van de partnerorganisatie.
Art.23. Si le total des frais engagés conformément aux conditions de subventionnement, visées à l'article 20, ne couvrent pas le montant total de subventionnement, le montant résiduel correspondant ne sera pas payé ou sera réclamé à l'organisation partenaire.
HOOFDSTUK 9. - Toezicht op de naleving van de erkennings- en subsidievoorwaarden
CHAPITRE 9. - Contrôle du respect des conditions d'agrément et de subventionnement
Art.24. [1 De administratie]1 is belast met de aansturing van de werking van de erkende partnerorganisaties en de naleving van de erkennings- en subsidievoorwaarden en kan terzake alle gegevens opvragen.
  
Art.24. [1 L'administration1 est chargée de diriger le fonctionnement des organisations partenaires agréées et du respect des conditions d'agrément et de subventionnement et peut demander toutes les données en la matière.
  
Art.25. [1 [2 Zorginspectie als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]2, is belast met het toezicht op de werking van de partnerorganisaties conform artikel 72 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009.]1
  
Art.25. [1 [2 L'Inspection des Soins, telle que visée à l'article 4, § 2, alinéa 3, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2023 relatif au Département Soins]2 est chargée du contrôle du fonctionnement des organisations partenaires conformément à l'article 72 du Décret sur les Soins et le Logement du 13 mars 2009.]1
  
HOOFDSTUK 10. - Procedure voor terugvordering van een subsidie
CHAPITRE 10. - Procédure de réclamation d'une subvention
Art.26. De [1 secretaris-generaal]1 kan het maximale subsidiebedrag niet volledig uitbetalen of het reeds uitbetaalde bedrag aan voorschotten gedeeltelijk of volledig terugvorderen voor een door hem te bepalen termijn, als de partnerorganisatie de subsidievoorwaarden niet naleeft of niet voldoende kosten kan aantonen die voldoen aan de overeenkomstige subsidievoorwaarden.
  
Art.26. [1 Le secrétaire général]1 peut ne pas payer entièrement le montant maximum de subvention ou réclamer, en tout ou en partie, le montant déjà payé en avances, pour une durée qu'il fixe, si l'organisation partenaire ne respecte pas les conditions de subventionnement ou ne peut pas démontrer des frais suffisants qui satisfont aux conditions de subventionnement correspondantes.
  
Art.27. [1 De administratie]1 brengt de beheersinstantie van de partnerorganisatie aangetekend met kennisgeving van ontvangst, op de hoogte van het gemotiveerde voornemen van [1 secretaris-generaal]1 tot terugvordering van de subsidie.
  
Art.27. [1 L'administration]1 informe l'instance de gestion de l'organisation partenaire, par lettre recommandée avec accusé de réception, de l'intention motivée [1 du secrétaire général]1 de réclamer la subvention.
  
Art.28. De aangetekende zending, vermeld in artikel 14, bevat naast het voornemen ook de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift bij [1 de administratie]1 in te dienen.
  
Art.28. L'envoi recommandé, visé à l'article 14, reprend, outre l'intention, également la possibilité, les conditions et la procédure pour introduire un recours motivé auprès de [1 l'administration ]1.
  
Art.29. Als de beheersinstantie van de partnerorganisatie geen bezwaarschrift indient binnen vijftien dagen na de ontvangst van de aangetekende zending, vermeld in artikel 27, wordt na het verstrijken van die termijn, de beslissing van de [1 secretaris-generaal]1 tot terugvordering van de subsidie, aangetekend met kennisgeving van ontvangst, aan de beheersinstantie bezorgd. Als de beheersinstantie wel tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend, kan de minister beslissen om het voornemen, vermeld in artikel 27, te bevestigen of in te trekken.
  
Art.29. Si l'instance de gestion de l'organisation partenaire n'introduit aucun recours dans les quinze jours suivant la réception de l'envoi recommandé, visé à l'article 27, passé ce délai, la décision [1 du secrétaire général]1 de réclamer la subvention est remise par lettre recommandée avec accusé de réception à l'instance de gestion. Si, en revanche, l'instance de gestion a introduit un recours en temps utile, le ministre peut décider de confirmer ou de retirer l'intention visée à l'article 27.
  
HOOFDSTUK 11. - Slotbepalingen
CHAPITRE 11. - Dispositions finales
Art.30. De volgende regelgevende teksten hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2014:
  1° artikel 52 van het decreet van 21 juni 2013 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
  2° dit besluit.
Art.30. Les textes réglementaires suivants portent leurs effets à compter du 1er janvier 2014 :
  1° l'article 52 du décret du 21 juin 2013 portant diverses dispositions relatives au domaine politique Aide sociale, Santé publique et Famille, article 10 ;
  2° le présent arrêté.
Art.31. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.31. Le ministre flamand, compétent pour l'aide aux personnes, et le ministre flamand ayant la politique de la santé dans ses attributions, sont, chacun pour ce qui le concerne, chargés de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage I. Het Vlaams expertisecentrum dementie
Art. N1. Annexe Ire. Le centre d'expertise de la démence en Flandre
  HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
  CHAPITRE 1er. - Dispositions générales
Artikel 1. De opdracht van het Vlaams expertisecentrum dementie als unieke partnerorganisatie van de Vlaamse Gemeenschap kadert in artikel 68 § 1 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, gewijzigd bij artikel 52 van het decreet van 21 juni 2013, om de professionaliteit en de kwaliteit van de woonzorg te stimuleren. Meer specifiek gaat het om de ondersteuning van de zorg voor en de begeleiding van personen met dementie en hun omgeving.
Article 1er. La mission du centre d'expertise de la démence en Flandre, en tant qu'organisation partenaire unique de la Communauté flamande, s'inscrit dans l'article 68 § 1er du Décret sur les Soins et le Logement du 13 mars 2009, modifié par l'article 52 du décret du 21 juin 2013 afin de stimuler le professionnalisme et la qualité des soins et du logement. Il s'agit plus spécifiquement du soutien des soins et de l'accompagnement de personnes atteintes de démence et de leur entourage.
Art. 2. In deze bijlage wordt verstaan onder:
  1° actieplan: een document, opgemaakt door het Vlaams expertisecentrum dementie, dat het beleidsplan concretiseert, rekening houdend met de specifieke overkoepelende opdracht van het centrum;
  2° beleidsplan: een document dat de missie en de doelstellingen van het Vlaams expertisecentrum dementie en de beoogde resultaten vastlegt;
  3° zorgactoren: alle zorg- en dienstverleners die in Vlaanderen in contact (kunnen) komen met personen met dementie en hun omgeving, zowel professioneel als vrijwillig, zowel formeel als informeel, zowel residentieel als niet-residentieel.
Art. 2. Dans cette annexe, il y a lieu d'entendre par :
  1° plan d'action : un document, établi par le centre d'expertise de la démence en Flandre, qui concrétise le plan de politique, compte tenu de la mission spécifique de coordinateur du centre ;
  2° plan de politique : un document qui fixe la mission et les objectifs du centre d'expertise de la démence en Flandre et les résultats visés ;
  3° acteurs de soins : tous les prestataires de soins et de services qui, en Flandre, sont (peuvent être) en contact avec des personnes atteintes de démence et leur entourage, tant des professionnels que des volontaires, tant sur le plan formel qu'informel, tant au niveau résidentiel que non résidentiel.
  HOOFDSTUK 2. - Specifieke erkenningsvoorwaarden
  CHAPITRE 2. - Conditions spécifiques d'agrément
Art. 3. Met behoud van de toepassing van artikel 68, § 1, van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009 en van artikels 4, 5 en 6 van dit besluit, gelden voor het Vlaams expertisecentrum dementie de onderstaande specifieke erkenningsvoorwaarden:
  1° voorwaarden voor de dienstverlening:
  a) het Vlaams expertisecentrum dementie verstrekt op een voor de gebruiker en de verwijzer begrijpbare wijze informatie over het zorgverleningsaanbod inzake dementie;
  b) het Vlaams expertisecentrum dementie formuleert zijn missie en visie, afgestemd met die van de regionale expertisecentra dementie, vertaalt ze in duidelijke doelstellingen en een actieplan en realiseert daarbij concrete afstemming tussen de regionale expertisecentra dementie;
  c) het Vlaams expertisecentrum dementie werkt samen en maakt afspraken met externe relevante actoren, zoals patiëntenorganisaties, voor de realisatie van zijn doelstellingen en opdracht;
  d) het Vlaams expertisecentrum dementie sensibiliseert tot een genuanceerde visie op dementie;
  e) het Vlaams expertisecentrum dementie bouwt wetenschappelijke expertise op en brengt die op een begrijpelijke wijze over aan alle belanghebbenden;
  f) het Vlaams expertisecentrum dementie volgt de internationale ontwikkelingen inzake dementie;
  g) het Vlaams expertisecentrum dementie informeert en adviseert de overheid en is voor de overheid het eerste aanspreekpunt inzake dementiebeleid;
  h) het Vlaams expertisecentrum dementie bouwt aan een beleid rond vorming, training en opleiding voor de Vlaamse zorgactoren;
  [1 i) het Vlaams expertisecentrum dementie ondersteunt de ontwikkeling van het zorgconcept `kleinschalig genormaliseerd wonen' en stimuleert de uitrol ervan in Vlaanderen. Het Vlaams expertisecentrum dementie sluit een convenant met het Woonzorghuis De Bijster, Huis Perrekes vzw en Woonzorghuis Ten Kerselaere, waarin de modaliteiten van de samenwerking worden vastgelegd en de verdeling van het extra subsidiebedrag onder die woonzorgcentra, dat daarvoor wordt toegekend aan het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen, vermeld in artikel 4, vierde lid;]1
  2° voorwaarden voor de omkadering:
  a) volgens de statuten beantwoordt het hoofddoel van het Vlaams expertisecentrum dementie aan artikel 68, § 1, van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;
  b) het Vlaams expertisecentrum dementie is minstens 32 uur per week bereikbaar tijdens de kantooruren, met een passende spreiding over alle werkdagen;
  c) gezien het belang van afstemming met de regionale expertisecentra dementie organiseert het Vlaams expertisecentrum dementie een periodiek overleg met een medewerkersvertegenwoordiging van de regionale expertisecentra dementie;
  d) het Vlaams expertisecentrum dementie zet in op empowerment van personen met dementie en hun omgeving;
  e) het Vlaams expertisecentrum dementie organiseert periodiek en op gestructureerde wijze intern overleg met het personeel;
  f) het Vlaams expertisecentrum dementie volgt het functioneren van het personeel;
  g) het Vlaams expertisecentrum dementie evalueert op regelmatige tijdstippen zijn werking, in het bijzonder het vormings-, trainings- en opleidingsbeleid, en gaat de tevredenheid van de gebruikers na;
  h) het Vlaams expertisecentrum dementie beschikt over een duidelijke organisatiestructuur met organogram en functiebeschrijvingen;
  i) de hiërarchisch leidinggevende van elk regionaal expertisecentrum dementie is automatisch lid van de raad van bestuur en de algemene vergadering van het Vlaams expertisecentrum dementie. Als een regionaal expertisecentrum zijn werking als partnerorganisatie stopt, wordt ook zijn plaats in de raad van bestuur en de algemene vergadering van het Vlaams expertisecentrum dementie vacant tot er in vervanging voorzien is;
  j) het Vlaams expertisecentrum dementie garandeert aan de regionale expertisecentra dementie en de zorgactoren een klachtrecht en zorgt voor een adequate en objectieve behandeling van de klachten.
Art. 3. Sans préjudice de l'application de l'article 68, § 1er, du Décret sur les Soins et le Logement du 13 mars 2009 et des articles 4, 5 et 6 du présent arrêté, les conditions spécifiques d'agrément ci-dessous s'appliquent au centre d'expertise de la démence en Flandre :
  1° conditions pour le service :
  a) le centre d'expertise de la démence en Flandre fournit, d'une manière compréhensible pour l'utilisateur et l'orienteur, des informations concernant son offre de soins en matière de démence ;
  b) le centre d'expertise de la démence en Flandre formule sa mission et sa vision, axées sur celles des centres d'expertise régionaux de la démence, les traduit en objectifs et en un plan d'action clairs et réalise à cet effet la coordination concrète entre les centres d'expertise régionaux de la démence ;
  c) le centre d'expertise de la démence en Flandre collabore et prend des accords avec des acteurs pertinents externes, par exemple des organisations de patients, pour la réalisation de ses objectifs et de sa mission ;
  d) le centre d'expertise de la démence en Flandre sensibilise à une vision nuancée sur la démence ;
  e) le centre d'expertise de la démence en Flandre développe un savoir-faire scientifique et le transmet de manière compréhensible à tous les intéressés ;
  f) le centre d'expertise de la démence en Flandre suit les développements internationaux en matière de démence ;
  g) le centre d'expertise de la démence en Flandre informe et conseille l'autorité et est le premier interlocuteur pour l'autorité en matière de politique de démence ;
  h) le centre d'expertise de la démence en Flandre oeuvre à une politique concernant la formation, l'entraînement et l'éducation pour les acteurs de soins flamands ;
  [1 i) Le Centre d'expertise de la démence en Flandre (" Expertisecentrum Dementie Vlaanderen ") soutient le développement du concept de soins " résidence inclusive en petites unités de logement "( kleinschalig genormaliseerd wonen ) et stimule son déploiement en Flandre. Le Centre d'expertise de la démence en Flandre conclut une convention avec " Woonzorghuis De Bijster ", " Huis Perrekes ASBL " et " Woonzorghuis Ten Kerselaere ", dans laquelle sont définies les modalités de la coopération et la répartition du montant de la subvention supplémentaire entre ces centres de soins résidentiels, qui est attribué à cette fin au Centre d'expertise de la démence en Flandre, visé à l'article 4, alinéa 4 ;]1
  2° conditions pour l'encadrement :
  a) conformément aux statuts, l'objet principal du centre d'expertise de la démence en Flandre correspond à l'article 68, § 1er, du Décret sur les Soins et le Logement du 13 mars 2009 ;
  b) le centre d'expertise de la démence en Flandre est disponible au moins 32 heures par semaine durant les heures de bureau, moyennant une répartition appropriée entre tous les jours ouvrables ;
  c) vu l'importance de la coordination avec les centres d'expertise régionaux de la démence, le centre d'expertise de la démence en Flandre organise une concertation périodique avec une représentation des collaborateurs des centres d'expertise régionaux de la démence ;
  d) le centre d'expertise de la démence en Flandre mise sur l'empowerment de personnes atteintes de démence et de leur entourage ;
  e) le centre d'expertise de la démence en Flandre organise, périodiquement et de manière structurée, une concertation interne avec le personnel ;
  f) le centre d'expertise de la démence en Flandre suit le fonctionnement du personnel ;
  g) le centre d'expertise de la démence en Flandre évalue à des moments réguliers son fonctionnement, plus particulièrement la politique de formation, d'entraînement et d'éducation et vérifie la satisfaction des utilisateurs ;
  h) le centre d'expertise de la démence en Flandre dispose d'une structure d'organisation, avec organigramme, et de descriptions de fonctions claires ;
  i) le supérieur hiérarchique de chaque centre d'expertise régional de la démence est automatiquement membre du conseil d'administration et de l'assemblée générale du centre d'expertise de la démence en Flandre. Si un centre d'expertise régional stoppe son fonctionnement en tant qu'organisation partenaire, sa place au sein du conseil d'administration et de l'assemblée générale du centre d'expertise de la démence en Flandre est également vacante jusqu'à ce qu'il soit pourvu à son remplacement ;
  j) le centre d'expertise de la démence en Flandre garantit aux centres d'expertise régionaux de la démence et aux acteurs de soins un droit de réclamation et veille à un traitement adéquat et objectif des réclamations.
  HOOFDSTUK 3. - Subsidiëring
  CHAPITRE 3. - Subventionnement
Art. 4. Binnen de beschikbare begrotingskredieten wordt vanaf 1 januari 2014 per kalenderjaar een jaarlijkse subsidie van 272.525,00 (tweehonderd tweeënzeventig duizend vijfhonderdvijfentwintig euro) vastgelegd voor het Vlaams expertisecentrum dementie.
  Binnen de beperking van de begrotingskredieten wordt dat bedrag jaarlijks geïndexeerd.
  Het subsidiebedrag aan het Vlaams expertisecentrum dementie wordt geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De basisindex is de index die van toepassing is op 1 januari 2014. De koppeling aan het prijsindexcijfer gebeurt op 1 januari van het jaar dat op de indexsprong volgt.
  [2 Aan het erkende Vlaams expertisecentrum dementie wordt jaarlijks een bedrag van 94.500 euro (vierennegentigduizend vijfhonderd euro) toegekend boven op het subsidiebedrag, vermeld in artikel 4, eerste lid, voor de uitrol van het zorgconcept `kleinschalig genormaliseerd wonen' en de uitvoering van het convenant dat gesloten is tussen het Vlaams expertisecentrum dementie, het Woonzorghuis De Bijster, het Huis Perrekes vzw en het Woonzorghuis Ten Kerselaere, vermeld in artikel 3, 1°, i). Dat bedrag wordt, binnen de beschikbare begrotingskredieten, jaarlijks geïndexeerd.]2
Art. 4. Dans le cadre des crédits budgétaires disponibles, une subvention annuelle de 272.525,00 (deux cent septante-deux mille cinq cent vingt-cinq euros) est fixée pour le centre d'expertise de la démence en Flandre à partir du 1er janvier 2014 et par année calendaire.
  Ce montant est indexé annuellement dans les limites des crédits budgétaires disponibles.
  Le montant de subventionnement au centre d'expertise de la démence en Flandre est indexé conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public. Cette liaison à l'indice est calculée et appliquée conformément à l'article 2 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays. L'indice de base est l'indice d'application le 1er janvier 2014. La liaison à l'indice des prix a lieu le 1er janvier de l'année qui suit le saut de l'index.
  [2 Au Centre agréé d'expertise de la démence en Flandre il est accordé un montant annuel de 94.500 euros (nonante-quatre mille cinq cents euros) en plus du montant de la subvention visé à l'article 4, alinéa 1er, pour le déploiement du concept de soins " résidence inclusive en petites unités de logement " et la mise en oeuvre de la convention conclue entre le Centre d'expertise de la démence en Flandre, " Woonzorghuis De Bijster ", " Huis Perrekes ASBL " et " Woonzorghuis Ten Kerselaere ", visée à l'article 3, 1°, i). Ce montant est indexé annuellement dans la limite des crédits budgétaires disponibles.]2
Art. 5. § 1. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, moet het Vlaams expertisecentrum dementie voldoen aan de volgende voorwaarden:
  1° erkend zijn gedurende het werkingsjaar of het gedeelte ervan waarvoor de subsidies worden toegekend;
  2° de activiteiten uit zijn actieplan uitvoeren en evalueren;
  3° een jaarplanning opstellen voor het volgende werkingsjaar.
  § 2. Aan [3 de administratie]3 worden door het Vlaams expertisecentrum dementie een jaarverslag en een financieel verslag van het werkingsjaar in kwestie en een jaarplanning van het daaropvolgende werkingsjaar bezorgd. In afwijking van artikel 22 van dit besluit moeten deze documenten uiterlijk op 31 mei van het jaar dat volgt op het werkingsjaar in kwestie aan [3 de administratie]3 worden bezorgd.
  De documenten worden elektronisch aan het agentschap bezorgt. Als dat niet mogelijk is, worden ze met de post of per fax verstuurd.
  § 3. Het activiteitenverslag bevat alle gegevens over de activiteiten en de evaluatie van de doelstellingen vastgelegd in het jaarplan van het werkingsjaar in kwestie, zodat [3 de administratie ]3de werking van het Vlaams expertisecentrum dementie kan evalueren.
  § 4. Het jaarplan moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
  1° het past in het Vlaamse beleid ten aanzien van personen met dementie en hun omgeving;
  2° het omvat de strategische en operationele doelstellingen van het Vlaams expertisecentrum dementie;
  3° de uitvoering is afgestemd op de ondersteuning en de onderlinge afstemming van de regionale expertisecentra dementie.
  § 5. Het financiële verslag omvat:
  1° de staat van ontvangsten en uitgaven, gegroepeerd per kosten- en inkomstensoort die betrekking heeft op de werking van het Vlaams expertisecentrum dementie in het werkjaar in kwestie;
  2° de oorsprong, de omvang en de besteding van de eventuele middelen die verkregen worden buiten de hier bepaalde subsidies en die aangewend worden om de activiteiten te realiseren;
  3° een genummerde lijst van de kosten die gemaakt zijn, met een verwijzing naar de begunstigde, het bedrag, de omschrijving van het voorwerp van de kost en de kostensoort. De originele bewijsstukken houdt de begunstigde bij;
  4° als dat van toepassing is, een afschrijvingstabel met de lopende en de nieuwe afschrijvingen;
  5° de besteding van de subsidie aan personeelskosten per medewerker, met vermelding van de functie, de tewerkstellingstijd en het brutoloon.
  De staat van ontvangsten en uitgaven of de resultatenrekening, vermeld in het eerste lid, geeft, onder meer, informatie over:
  1° de besteding van de subsidie per kostensoort en in het bijzonder over:
  de besteding van de subsidie aan personeelskosten per medewerker, met
  vermelding van de functie, de tewerkstellingstijd en het brutoloon;
  2° de besteding van de subsidie, verdeeld volgens de activiteiten, vermeld in de jaarplanning.
Art. 5. § 1er. Pour entrer en considération pour un subventionnement, le centre d'expertise de la démence en Flandre doit satisfaire aux conditions suivantes :
  1° avoir été agréé durant l'année de fonctionnement ou une partie de l'année pour laquelle les subventions sont accordées ;
  2° exécuter les activités reprises dans son plan d'action et les évaluer ;
  3° établir un planning annuel pour l'année de fonctionnement suivante.
  § 2. Le centre d'expertise de la démence en Flandre remet à l'agence un rapport annuel et un rapport financier de l'année de fonctionnement en question de même qu'un planning annuel de l'année de fonctionnement suivante. Par dérogation à l'article 22 du présent arrêté, ces documents doivent être remis à [3 l'administration]3 au plus tard le 31 mai de l'année qui suit l'année de fonctionnement en question.
  Ces documents sont remis à [3 l'administration]3 par la voie électronique. Si cela n'est pas possible, ils sont envoyés par la poste ou par fax.
  § 3. Le rapport d'activités reprend toutes les données concernant les activités et l'évaluation des objectifs fixés dans le plan annuel de l'année de fonctionnement en question de sorte que [3 l'administration]3 puisse évaluer le fonctionnement du centre d'expertise de la démence en Flandre.
  § 4. Le plan annuel doit répondre aux conditions suivantes :
  1° il s'inscrit dans la politique flamande à l'égard de personnes atteintes de démence et de leur entourage ;
  2° il englobe les objectifs stratégiques et opérationnels du centre d'expertise de la démence en Flandre ;
  3° l'exécution est axée sur le soutien et la coordination mutuelle des centres d'expertise régionaux de la démence.
  § 5. Le rapport financier englobe :
  1° l'état des recettes et des dépenses, regroupées par type de charges et de recettes, concernant le fonctionnement du centre d'expertise de la démence en Flandre durant l'année de fonctionnement en question ;
  2° l'origine, l'ampleur et l'affectation des éventuels moyens qui sont obtenus en dehors des subventions fixées ici et qui sont affectés à la réalisation des activités ;
  3° une liste numérotée des frais qui ont été encourus, avec référence au bénéficiaire, le montant, la description de l'objet des frais et le type de charges. Le bénéficiaire conserve les pièces justificatives originales ;
  4° si d'application, un tableau d'amortissement avec les amortissements en cours et les nouveaux ;
  5° l'affectation de la subvention aux charges de personnel par collaborateur, avec mention de la fonction, de la durée d'emploi et du salaire brut.
  L'état des recettes et des dépenses ou le compte de résultats, visé à l'alinéa premier, fournit, entre autres, des informations sur :
  1° l'affectation de la subvention par type de charges et, plus particulièrement, sur :
  l'affectation de la subvention aux charges de personnel par collaborateur, avec
  mention de la fonction, de la durée d'emploi et du salaire brut ;
  2° l'affectation de la subvention, répartie selon les activités, visées dans le planning annuel.
Art. 6. Alleen de kosten die betrekking hebben op de uitvoering van de activiteiten, vermeld in het goedgekeurde jaarplan, verminderd met de opbrengsten uit de activiteiten, vermeld in het goedgekeurde jaarplan, kunnen in rekening worden gebracht.
  Als het Vlaams expertisecentrum dementie uitzonderlijke en onvoorziene uitgaven doet voor activiteiten die niet in het jaarplan opgenomen zijn, moet [3 de administratie]3 daarvoor toestemming verlenen.
  De volgende uitgavencategorieën komen voor subsidie in aanmerking:
  1° werkingskosten
  a) beheers- en werkingskosten, rechtstreeks verbonden aan de opdracht:
  1. de huur van lokalen;
  2. energiekosten, telefoonkosten en kosten voor administratie;
  3. de huren of aankoop van computerapparatuur en software;
  4. verplaatsings- en verblijfskosten. Deze kosten mogen de bedragen die van kracht zijn voor het personeel van de Vlaamse overheid niet overschrijden;
  5. de huuren van personenwagens om acties uit te voeren die behoren tot actieplan maar niet de aankoop van wagens;
  6. reis- en verblijfskosten in het buitenland en reis- en verblijfskosten van buitenlandse experten als die reizen voorafgaand door [3 de administratie]3 zijn goedgekeurd;
  7. voor de aankoop van uitrustingsgoederen voor een totaalbedrag als dat hoger is 5% van het toegekende subsidiebedrag binnen het betreffende subsidiejaar, moet er op voorhand toestemming worden verleend door het agentschap;
  8. uitrustingsgoederen komen voor subsidiëring in aanmerking als de kosten ervan gespreid worden afgeschreven. De afschrijvingstermijn voor informatica-apparatuur, hard- en software, bedraagt ten minste drie jaar, voor meubilair en andere uitrustingsgoederen ten minste vijf jaar;
  b) werkingskosten die niet subsidiabel zijn:
  1. restaurantkosten;
  2. kosten die verbonden zijn aan leningen;
  2° personeelskosten
  a) de geïndexeerde brutosalarissen;
  b) de RSZ-werkgeversbijdrage;
  c) de wettelijke verzekeringen;
  d) alle andere wettelijke of reglementaire vergoedingen en toelagen bij het salaris.
  Als de resultatenrekening van een partnerorganisatie een bepaald jaar een batig saldo vertoont, bouwt de dienst reserves op. Die reserves worden aangewend om uitgaven te financieren die bijdragen tot de realisatie van de opdracht van de partnerorganisatie.
  [3 De administratie]3 gaat de concrete aanwending van de reserves na in het kader van hoofdstuk 4 van deze bijlage en hoofdstuk 10 van dit besluit.
  Reserves, ontstaan uit de activiteiten georganiseerd in het kader van het goedgekeurde jaarplan en dus subsidiabel zijn, en die op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer bedragen dan de jaarlijkse subsidie-enveloppe, vermeld in dit artikel, worden voor het bedrag dat de jaarlijkse subsidie-enveloppe overschrijdt, teruggestort aan de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 6. Seules les charges ayant trait à l'exécution des activités, visées dans le plan annuel approuvé, déduction faite des recettes provenant des activités mentionnées dans le plan annuel approuvé, peuvent entrer en considération pour un subventionnement.
  Si le centre d'expertise de la démence en Flandre consent des dépenses exceptionnelles et imprévues pour des activités qui ne sont pas reprises dans le plan annuel, [3 l'administration]3 doit accorder son autorisation à ce propos.
  Les catégories suivantes de dépenses entrent en considération pour un subventionnement :
  1° frais de fonctionnement :
  a) frais de gestion et de fonctionnement liés directement à la mission :
  1. la location de locaux ;
  2. les frais d'énergie, de téléphone et administratifs ;
  3. la location ou l'achat d'appareils informatiques et de logiciels ;
  4. les frais de déplacement et de séjour. Ces frais ne peuvent pas excéder les montants d'application pour le personnel de l'Autorité flamande ;
  5. la location de voitures privées pour exécuter des actions qui relèvent du plan d'action, mais pas l'achat de voitures ;
  6. les frais de déplacement et de séjour à l'étranger et les frais de déplacement et de séjour d'experts étrangers si ces déplacements ont été préalablement approuvés par [3 l'administration]3;
  7. pour l'achat de biens d'équipement pour un montant total qui est supérieur à 5 % du montant de subventionnement accordé durant l'année de subventionnement concernée, l'autorisation doit préalablement être accordée par [3 l'administration]3 ;
  8. les biens d'équipement entrent en considération pour un subventionnement si l'amortissement de ces frais est réparti. Le délai d'amortissement pour l'appareillage informatique, le matériel informatique et les logiciels s'élève à au moins trois ans, pour le mobilier et les autres biens d'équipement, il est au moins de cinq ans ;
  b) frais de fonctionnement qui ne sont pas subsidiables :
  1. frais de restaurant ;
  2. frais liés à des emprunts ;
  2° charges de personnel :
  a) les salaires bruts indexés ;
  b) les cotisations ONSS employeur ;
  c) les assurances légales ;
  d) toutes les autres indemnités et allocations légales et réglementaires afférentes au salaire.
  Si le compte de résultats d'une organisation partenaire affiche un solde bénéficiaire durant une année déterminée, le service constitue des réserves. Ces réserves sont affectées pour financer des dépenses qui contribuent à la réalisation de la mission de l'organisation partenaire.
  [3 L'administration]3 l'affectation concrète des réserves dans le cadre du chapitre 4 de la présente annexe et du chapitre 10 du présent arrêté.
  Les réserves résultant des activités organisées dans le cadre du plan annuel approuvé et qui, par conséquent, sont subsidiables et qui, au moment de la clôture de l'exercice, sont supérieures à l'enveloppe annuelle de subventionnement visée dans le présent article sont, pour le montant qui dépasse l'enveloppe annuelle de subventionnement, remboursées à la Communauté flamande.
Art. 7. De subsidie, vermeld in artikel 3, wordt vereffend door betaling van een voorschot van maximaal 45% van dat bedrag na de ondertekening van het subsidiebesluit van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft en van een voorschot van maximaal 45% van dat bedrag op het einde van het tweede trimester van dat jaar.
  Het saldo van maximaal 10% zal worden betaald nadat het agentschap het activiteitenverslag over het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, alsook het financiële verslag heeft goedgekeurd uiterlijk vóór 1 september van het daaropvolgende jaar. Daarvoor bezorgt het Vlaams expertisecentrum dementie het activiteitenverslag, de jaarplanning en het financiële verslag uiterlijk op 31 mei van het jaar dat volgt op het werkingsjaar in kwestie aan [3 de administratie]3.
  De bedragen van de voorschotten en de saldi worden overgeschreven naar het rekeningnummer dat het Vlaams expertisecentrum dementie aan [3 de administratie]3 heeft meegedeeld.
  Als het uitbetaalde bedrag aan voorschotten het uiteindelijk verantwoorde subsidiebedrag overschrijdt, zal het te veel betaalde subsidiebedrag worden teruggevorderd conform hoofdstuk 10 van dit besluit.
Art. 7. La subvention, visée à l'article 3, est liquidée par paiement d'une avance de maximum 45 % de ce montant après signature de la décision de subventionnement de l'année à laquelle la subvention a trait et d'une avance de maximum 45% de ce montant à la fin du deuxième trimestre de cette année-là.
  Le solde de maximum 10% n'est payé qu'après que [3 l'administration ]3 a approuvé, pour le 1er septembre au plus tard de l'année suivante, le rapport d'activités relatif à l'année à laquelle la subvention a trait, de même que le rapport financier. A cet effet, le centre flamand d'expertise remet le rapport d'activités, le planning annuel et le rapport financier à [3 l'administration]3 le 31 mai au plus tard de l'année qui suit l'année d'activité en question.
  Les montants des avances et des soldes sont versés sur le numéro de compte que le centre d'expertise de la démence en Flandre a communiqué à l'agence.
  Si le montant payé en avances excède le montant finalement justifié du subventionnement, le montant de subventionnement payé en trop sera réclamé conformément au chapitre 10 du présent arrêté.
  HOOFDSTUK 4. - Toezicht op de naleving van de erkennings- en subsidievoorwaarden
  CHAPITRE 4. - Contrôle du respect des conditions d'agrément et de subventionnement
Art. 8. [3 De administratie]3 is belast met de aansturing van de werking van het Vlaams expertisecentrum dementie.
Art. 8. [3 L'administration]3 est chargée du contrôle du fonctionnement du centre d'expertise de la démence en Flandre.
Art. 9. De subsidie van de Vlaamse Gemeenschap kan worden teruggevorderd ten aanzien van het Vlaams expertisecentrum dementie in één of meer van de volgende gevallen:
  1° als het Vlaams expertisecentrum dementie de verbintenissen voortvloeiend uit het erkenningsbesluit niet nakomt;
  2° als bij het Vlaams expertisecentrum dementie fraude wordt vastgesteld bij de aanwending van de subsidie;
  3° als het Vlaams expertisecentrum dementie de erkenning als partnerorganisatie van de Vlaamse Gemeenschap wil beëindigen.
Art. 9. La subvention de la Communauté flamande peut être réclamée vis-à-vis du centre d'expertise de la démence en Flandre dans un ou plusieurs des cas suivants :
  1° si le centre d'expertise de la démence en Flandre ne respecte pas les engagements découlant du présent arrêté d'agrément ;
  2° si une fraude est constatée au niveau du centre d'expertise de la démence en Flandre concernant l'affectation de la subvention ;
  3° si le centre d'expertise de la démence en Flandre souhaite mettre un terme à l'agrément en tant qu'organisation partenaire de la Communauté flamande.
  HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen
  CHAPITRE 5. - Dispositions transitoires
Art. 10. Het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen vzw dat in het werkingsjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit een convenant met de Vlaamse Gemeenschap heeft gesloten, wordt geacht van rechtswege in de programmatie te passen en erkend te zijn als Vlaams expertisecentrum dementie vanaf de inwerkingtreding van dit besluit op voorwaarde dat het voldoet aan artikel 4, 5 en 6 van dit besluit en aan artikel 3 van deze bijlage.
  
Art. 10. L'" Expertisecentrum Dementie Vlaanderen vzw " (centre d'expertise de la démence en Flandre) qui, durant l'année de fonctionnement précédant l'entrée en vigueur du présent arrêté, a conclu une convention avec la Communauté flamande, est réputé de plein droit s'inscrire dans la programmation et avoir été agréé en tant que centre d'expertise de la démence en Flandre à compter de l'entrée en vigueur du présent arrêté, à condition qu'il satisfasse aux articles 4, 5 et 6 du présent arrêté et à l'article 3 de la présente annexe.
  
Art. N2. Bijlage II. De regionale expertisecentra dementie
Art. N2. Annexe II. Les centres d'expertise régionaux de la démence
  HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
  CHAPITRE 1er. - Dispositions générales
Artikel 1. De organisatie van een regionaal expertisecentrum dementie als partnerorganisatie van de Vlaamse Gemeenschap past in de ondersteuning van de zorg voor en de begeleiding van personen met dementie en hun omgeving, die door artikel 68, § 1, van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009 geregeld wordt, hierna Woonzorgdecreet te noemen, zoals gewijzigd bij artikel 52 van het decreet van 21 juni 2013 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, hierna het Mozaïekdecreet te noemen.
Article 1er. L'organisation d'un centre d'expertise régional de la démence en tant qu'organisation partenaire de la Communauté flamande s'inscrit dans le soutien des soins et de l'accompagnement de personnes atteintes de démence et de leur entourage réglé par l'article 68, § 1er, du Décret sur les Soins et le Logement du 13 mars 2009, ci-après dénommé le Décret sur les Soins et le Logement, tel que modifié par l'article 52 du décret du 21 juin 2013 portant diverses dispositions relatives au domaine politique Aide sociale, Santé publique et Famille, ci-après dénommé le Décret Mosaïque.
Art. 2. In deze bijlage wordt verstaan onder:
  1° actieplan: een document, jaarlijks opgemaakt door het regionaal expertisecentrum, dat het beleidsplan concretiseert, rekening houdend met de specifieke erkenningsvoorwaarden van het regionale expertisecentrum dementie;
  2° beleidsplan: een document dat de missie en de doelstellingen van het regionaal expertisecentrum dementie en de beoogde resultaten vastlegt;
  3° zorgactoren: alle zorg- en dienstverleners die in Vlaanderen in contact (kunnen) komen met personen met dementie en hun omgeving, zowel professioneel als vrijwillig, zowel formeel als informeel, zowel residentieel als niet-residentieel.
Art. 2. Dans cette annexe, il y a lieu d'entendre par :
  1° plan d'action : un document, établi chaque année par le centre d'expertise régional, qui concrétise le plan de politique, compte tenu des conditions spécifiques d'agrément du centre d'expertise régional de la démence ;
  2° plan de politique : un document qui fixe la mission et les objectifs du centre d'expertise régional de la démence et les résultats visés ;
  3° acteurs de soins : tous les prestataires de soins et de services qui, en Flandre, sont (peuvent être) en contact avec des personnes atteintes de démence et leur entourage, tant des professionnels que des volontaires, tant sur le plan formel qu'informel, tant au niveau résidentiel que non résidentiel.
  HOOFDSTUK 2. - Programmatie
  CHAPITRE 2. - Programmation
Art. 3. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan het aantal regionale expertisecentra dementie, erkend als partnerorganisatie, maximaal negen bedragen.
  Het maximaal aantal regionale expertisecentra per provincie wordt als volgt bepaald:
  1° provincie Antwerpen: twee;
  2° provincie Limburg: één;
  3° provincie Oost-Vlaanderen: twee;
  4° provincie West-Vlaanderen: twee;
  5° provincie Vlaams-Brabant: één;
  6° het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: één.
  Het werkingsgebied van een regionaal expertisecentrum dementie moet passen in de programmatie en valt samen met een of meer zorgregio (`s) - niveau regionale stad.
  De werkgebieden van de negen regionale expertisecentra dementie moeten in hun totaliteit heel Vlaanderen bedekken.
Art. 3. Dans les limites des crédits budgétaires, le nombre de centres d'expertise régionaux de la démence agréés en tant qu'organisations partenaires peut être de maximum neuf.
  Le nombre maximum de centres d'expertise régionaux par province est fixé comme suit :
  1° province d'Anvers : deux ;
  2° province de Limbourg : un ;
  3° province de Flandre orientale : deux ;
  4° province de Flandre occidentale : deux ;
  5° province du Brabant flamand : un ;
  6° Région de Bruxelles-Capitale : un.
  La zone d'activité d'un centre d'expertise régional de la démence doit s'inscrire dans la programmation et coïncide avec une ou plusieurs régions de soins - niveau ville régionale.
  Les zones d'activité des neuf centres d'expertise régionaux de la démence doivent couvrir tout la Flandre dans leur totalité.
Art. 4. Het gemotiveerde verzoek om als eventueel vervangend regionaal expertisecentrum dementie en erkende partnerorganisatie toe te treden, wordt per aangetekende brief gericht aan [3 de administratie]3.
Art. 4. Il est possible d'adhérer en tant qu'éventuel centre d'expertise régional de la démence de remplacement et organisation partenaire agréée en adressant une demande motivée à [3 l'administration]3 par lettre recommandée.
Art. 5. De erkenning gebeurt door de [4 administrateur-generaal]4, die vooraf het advies van het Vlaams expertisecentrum dementie inwint.
Art. 5. L'agrément a lieu par [4 le secrétaire général ]4 qui prend préalablement l'avis du centre d'expertise de la démence en Flandre.
Art. 6. De criteria die worden gehanteerd om te beslissen over de erkenning van een lid hebben minstens betrekking op:
  1° de regionale spreiding;
  2° de aantoonbare kennis en ervaringsdeskundigheid op het vlak van de ondersteuning van acties inzake de zorg voor en de begeleiding van personen met dementie en hun omgeving;
  3° een door [5 de administratie]5 goedgekeurd actieplan.
Art. 6. Les critères qui sont appliqués pour décider de l'agrément d'un membre ont au moins trait :
  1° à la diffusion régionale ;
  2° à la connaissance et à l'expertise de l'expérience démontrables sur le plan du soutien d'actions relatives aux soins et à l'accompagnement de personnes atteintes de démence et leur entourage ;
  3° à un plan d'action approuvé par [5 l'administration]5.
  HOOFDSTUK 3. - Specifieke erkenningsvoorwaarden
  CHAPITRE 3. - Conditions spécifiques d'agrément
Art. 7. Met behoud van de toepassing van artikel 68, § 1, van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009 en artikel 4, 5 en 6 van dit besluit, gelden voor de regionale expertisecentra dementie de onderstaande specifieke erkenningsvoorwaarden:
  1° voorwaarden voor de dienstverlening:
  a) het regionaal expertisecentrum dementie verstrekt op een voor de gebruiker en verwijzer begrijpbare wijze informatie over zijn aanbod inzake dementie;
  b) het regionaal expertisecentrum dementie stemt zijn missie en visie af met die van de andere regionale expertisecentra dementie en van het Vlaams expertisecentrum dementie, vertaalt ze in duidelijke doelstellingen en een jaarplan en realiseert ze in concrete afstemming met het Vlaamse expertisecentrum dementie;
  c) het regionaal expertisecentrum dementie werkt samen en maakt afspraken met externe relevante actoren, zoals patiëntenorganisaties, voor de realisatie van zijn opdracht en doelstellingen;
  d) het regionaal expertisecentrum dementie zorgt voor een passende doorverwijzing als een hulpvraag buiten zijn wettelijke opdracht valt;
  e) het regionaal expertisecentrum dementie sensibiliseert tot een genuanceerde visie en positieve beeldvorming op dementie;
  f) het regionaal expertisecentrum dementie ontwikkelt een vormings-, trainings- en opleidingsbeleid in nauwe samenwerking en afstemming met het Vlaams expertisecentrum dementie;
  2° voorwaarden voor de omkadering:
  a) het regionaal expertisecentrum dementie stelt minstens twee voltijdsequivalenten personeelsleden te werk, van wie minimaal één voltijdsequivalent dementie-expert;
  b) de medewerkers volgen samen, gespreid over een periode van maximaal twee jaar, in totaal minstens zestig uur bijscholing over relevante onderwerpen;
  3° voorwaarden voor de werking:
  a) volgens de statuten beantwoordt het hoofddoel van het regionaal expertisecentrum dementie aan artikel 68, § 1, van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;
  b) het regionaal expertisecentrum dementie is minstens 32 uur per week bereikbaar tijdens de kantooruren, met een passende spreiding over alle werkdagen;
  c) het regionaal expertisecentrum dementie zet in op empowerment van personen met dementie en hun omgeving;
  d) het regionaal expertisecentrum dementie signaleert behoeften van de zorgactoren en formuleert zo nodig suggesties voor afstemming en bijsturing van het beleid aan lokale en regionale overheden;
  e) het regionaal expertisecentrum dementie evalueert op regelmatige tijdstippen zijn werking. Het evalueert regelmatig of de doelstellingen bereikt zijn en stuurt afhankelijk van de resultaten de doelstellingen bij;
  f) het regionaal expertisecentrum dementie gaat de tevredenheid van de zorgactoren en zijn gebruikers na en stuurt afhankelijk daarvan zijn werking bij;
  g) het regionaal expertisecentrum dementie beschikt over een duidelijke organisatiestructuur en functieomschrijvingen;
  h) het regionaal expertisecentrum dementie garandeert aan de zorgactoren en de gebruikers een klachtrecht en zorgt voor een adequate en objectieve behandeling van de klachten;
  i) de hiërarchisch leidinggevende van het regionaal expertisecentrum dementie is lid van de raad van bestuur en de algemene vergadering van het Vlaams expertisecentrum dementie.
Art. 7. Sans préjudice de l'application de l'article 68, § 1er, du Décret sur les Soins et le Logement du 13 mars 2009 et des articles 4, 5 et 6 du présent arrêté, les conditions spécifiques d'agrément ci-dessous s'appliquent aux centres d'expertise régionaux de la démence :
  1° conditions pour le service :
  a) le centre d'expertise régional de la démence fournit, d'une manière compréhensible pour l'utilisateur et l'orienteur, des informations concernant son offre en matière de démence ;
  b) le centre d'expertise régional de la démence coordonne sa mission et sa vision avec celles des autres centres d'expertise régionaux de la démence et du centre d'expertise de la démence en Flandre, les traduit en objectifs clairs et en un plan annuel et les réalise en coordination concrète avec le centre d'expertise de la démence en Flandre ;
  c) le centre d'expertise régional de la démence collabore et prend des accords avec des acteurs pertinents externes, par exemple des organisations de patients, pour la réalisation de sa mission et de ses objectifs ;
  d) le centre d'expertise régional de la démence assure une orientation appropriée si une demande d'aide ne relève pas de sa mission légale ;
  e) le centre d'expertise régional de la démence sensibilise à une vision nuancée et à une image positive de la démence ;
  f) le centre d'expertise régional de la démence développe une politique de formation, d'entraînement et d'éducation en étroite collaboration et en accord avec le centre d'expertise de la démence en Flandre ;
  2° conditions pour l'encadrement :
  a) le centre d'expertise régional de la démence emploie au moins deux membres du personnel équivalents temps plein, dont minimum un expert en démence équivalent temps plein ;
  b) les collaborateurs suivent au moins soixante heures en tout de recyclage concernant des sujets pertinents, réparties sur une période de maximum deux ans ;
  3° conditions pour le fonctionnement :
  a) conformément aux statuts, l'objet principal du centre d'expertise régional de la démence correspond à l'article 68, § 1er, du Décret sur les Soins et le Logement du 13 mars 2009 ;
  b) le centre d'expertise régional de la démence est disponible au moins 32 heures par semaine durant les heures de bureau, moyennant une répartition appropriée entre tous les jours ouvrables ;
  c) le centre d'expertise régional de la démence mise sur l'empowerment de personnes atteintes de démence et de leur entourage ;
  d) le centre d'expertise régional de la démence signale les besoins des acteurs de soins et formule, si nécessaire, des suggestions à des autorités locales et régionales en vue de la coordination et de l'ajustement de la politique ;
  e) le centre d'expertise régional de la démence évalue son fonctionnement à des moments réguliers. Il évalue régulièrement si les objectifs sont atteints et procède à un ajustement en fonction des résultats des objectifs ;
  f) le centre d'expertise régional de la démence vérifie la satisfaction des acteurs de soins et de ses utilisateurs et ajuste son fonctionnement en conséquence ;
  g) le centre d'expertise régional de la démence dispose d'une structure d'organisation et de descriptions de fonctions claires ;
  h) le centre d'expertise régional de la démence garantit aux acteurs de soins et aux utilisateurs un droit de réclamation et veille à un traitement adéquat et objectif des réclamations ;
  i) le supérieur hiérarchique du centre d'expertise régional de la démence est membre du conseil d'administration et de l'assemblée générale du centre d'expertise de la démence en Flandre.
  HOOFDSTUK 4. - Subsidiëring
  CHAPITRE 4. - Subventionnement
Art. 8. Binnen de beschikbare begrotingskredieten wordt aan een regionaal expertisecentrum dementie per werkingsjaar een subsidie-enveloppe van 122.275 euro (honderdtweeëntwintigduizend tweehonderdvijfenzeventig euro) toegekend.
  Binnen de beperking van de beschikbare begrotingskredieten wordt dat bedrag jaarlijks geïndexeerd.
  Het subsidiebedrag aan de regionale expertisecentra dementie wordt geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De basisindex is de index die van toepassing is op 1 januari 2014. De koppeling aan het prijsindexcijfer gebeurt op 1 januari van het jaar dat op de indexsprong volgt.
Art. 8. Dans le cadre des crédits budgétaires disponibles, une enveloppe de subventionnement de 122.275 euros (cent vingt-deux mille deux cent septante cinq euros) est accordée par année de fonctionnement à un centre d'expertise régional de la démence.
  Ce montant est indexé annuellement dans les limites des crédits budgétaires disponibles.
  Le montant de subventionnement accordé aux centres d'expertise de la démence est indexé conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation de certaines dépenses dans le secteur public. Cette liaison à l'indice est calculée et appliquée conformément à l'article 2 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays. L'indice de base est l'indice d'application le 1er janvier 2014. La liaison à l'indice des prix a lieu le 1er janvier de l'année qui suit le saut de l'index.
Art. 9. § 1. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, moet een regionaal expertisecentrum dementie als vermeld in artikel 1, voldoen aan de volgende voorwaarden:
  1° erkend zijn gedurende het werkingsjaar in kwestie of het gedeelte ervan waarvoor de subsidies worden toegekend;
  2° de activiteiten uit het actieplan uitvoeren en de resultaten ervan evalueren;
  3° een jaarplanning opstellen voor het volgende werkingsjaar.
  § 2. Elk regionaal expertisecentrum dementie bezorgt een jaarverslag van het werkingsjaar in kwestie en een jaarplanning van het daaropvolgende werkingsjaar aan het Vlaams expertisecentrum dementie dat het inhoudelijke werkingsverslag integreert binnen het eigen jaarverslag en aan het agentschap bezorgt. In afwijking van artikel 22 van dit besluit worden deze documenten aan het agentschap bezorgd uiterlijk op 31 mei van het jaar dat volgt op het werkingsjaar in kwestie.
  Deze documenten worden elektronisch aan [5 de administratie]5 bezorgd. Als dit niet mogelijk is, worden ze met de post of per fax verstuurd.
  Het financiële verslag wordt door elk regionaal expertisecentrum dementie afzonderlijk opgestuurd naar het agentschap tegen uiterlijk 31 mei van het jaar dat volgt op het werkingsjaar in kwestie.
  § 3. Het geïntegreerde jaarverslag bevat alle gegevens over de activiteiten en de evaluatie van de doelstellingen per werkingsjaar, zodat [5 de administratie]5 de werking van het regionaal expertisecentrum dementie kan evalueren.
  § 4. Het jaarplan moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
  1° het past in het Vlaamse beleidsplan ten aanzien van personen met dementie en hun omgeving;
  2° het omvat de strategische en operationele doelstellingen van het regionaal expertisecentrum dementie voor het volgende werkingsjaar;
  3° het is afgestemd met het jaarplan en de doelstellingen van het Vlaams expertisecentrum dementie.
  § 5. Het financiële verslag omvat:
  1° de staat van ontvangsten en uitgaven, gegroepeerd per kosten- en inkomstensoort, over de werking van het regionaal expertisecentrum dementie in het werkingsjaar in kwestie;
  2° de oorsprong, de omvang en de besteding van de eventuele middelen die verkregen worden buiten de hier bepaalde subsidies en die aangewend worden om de activiteiten te realiseren;
  3° een genummerde lijst van de kosten die gemaakt zijn, met een verwijzing naar de begunstigde, het bedrag, de omschrijving van het voorwerp van de kosten en de kostensoort. De begunstigde houdt de originele bewijsstukken bij;
  4° als van toepassing is, een afschrijvingstabel met de lopende en de nieuwe afschrijvingen;
  5° de besteding van de subsidie aan de personeelskosten per medewerker, met vermelding van de functie, de tewerkstellingstijd en het brutoloon.
  De staat van ontvangsten en uitgaven of de resultatenrekening, vermeld in het eerste lid, geeft, onder meer, informatie over de besteding van de subsidie per kostensoort en in het bijzonder over de besteding van de subsidie aan de personeelskosten per medewerker, met vermelding van de functie, de tewerkstellingstijd en het brutoloon.
Art. 9. § 1er. Pour entrer en considération pour un subventionnement, un centre d'expertise régional de la démence tel que visé à l'article 1er, doit satisfaire aux conditions suivantes :
  1° avoir été agréé durant l'année de fonctionnement en question ou une partie de l'année pour laquelle les subventions sont accordées ;
  2° exécuter les activités reprises dans le plan d'action et en évaluer les résultats ;
  3° établir un planning annuel pour l'année de fonctionnement suivante.
  § 2. Chaque centre d'expertise régional de la démence remet un rapport annuel de l'année de fonctionnement en question et un planning annuel de l'année de fonctionnement suivante au centre d'expertise de la démence en Flandre qui intègre le rapport de fonctionnement sur le plan du contenu dans son propre rapport annuel et le remet à l'agence. Par dérogation à l'article 22 du présent arrêté, ces documents sont remis à [4 l'administration]4 au plus tard le 31 mai de l'année qui suit l'année de fonctionnement en question.
  Ces documents sont remis à [5 l'administration]5 par la voie électronique. Si cela n'est pas possible, ils sont envoyés par la poste ou par fax.
  Le rapport financier est envoyé séparément par chaque centre d'expertise régional de la démence à [4 l'administration]4 pour le 31 mai au plus tard de l'année qui suit l'année de fonctionnement en question.
  § 3. Le rapport annuel intégré contient l'ensemble des données relatives aux activités et à l'évaluation des objectifs par année de fonctionnement afin que l'agence puisse évaluer le fonctionnement du centre d'expertise régional de la démence.
  § 4. Le plan annuel doit répondre aux conditions suivantes :
  1° il s'inscrit dans le plan de politique flamand à l'égard de personnes atteintes de démence et de leur entourage ;
  2° il inclut les objectifs stratégiques et opérationnels du centre d'expertise régional de la démence pour l'année de fonctionnement suivante ;
  3° il est axé sur le plan annuel et les objectifs du centre d'expertise de la démence en Flandre.
  § 5. Le rapport financier englobe :
  1° l'état des recettes et des dépenses, regroupées par type de charges et de recettes, concernant le fonctionnement du centre d'expertise régional de la démence durant l'année de fonctionnement en question ;
  2° l'origine, l'ampleur et l'affectation des éventuels moyens qui sont obtenus en dehors des subventions fixées ici et qui sont affectés à la réalisation des activités ;
  3° une liste numérotée des frais encourus, avec référence au bénéficiaire, le montant, la description de l'objet des frais et le type de charges. Le bénéficiaire conserve les pièces justificatives originales ;
  4° si d'application, un tableau d'amortissement avec les amortissements en cours et les nouveaux ;
  5° l'affectation de la subvention aux charges de personnel par collaborateur, avec mention de la fonction, de la durée d'emploi et du salaire brut.
  L'état des recettes et des dépenses ou le compte de résultats, visé à l'alinéa premier, fournit entre autres des informations concernant l'affectation de la subvention par type de charges et, plus particulièrement, concernant l'affectation de la subvention aux charges de personnel par collaborateur, avec mention de la fonction, de la durée d'emploi et du salaire brut.
Art. 10. Alleen de kosten die betrekking hebben op de uitvoering van de activiteiten, vermeld in het jaarplan, verminderd met de opbrengsten uit de activiteiten vermeld in het jaarplan, kunnen in aanmerking worden genomen voor subsidiëring.
  Als het regionaal expertisecentrum dementie uitzonderlijke en onvoorziene uitgaven doet voor activiteiten die niet in het jaarplan zijn opgenomen moet het agentschap daarvoor de toestemming verlenen.
  De volgende uitgavencategorieën komen voor subsidie in aanmerking:
  1° werkingskosten:
  a) beheers- en werkingskosten, rechtstreeks verbonden aan de opdracht:
  1. de huur van lokalen;
  2. energiekosten, telefoonkosten en kosten voor administratie;
  3. de huur of aankoop van computerapparatuur en software;
  4. verplaatsings- en verblijfskosten. Die kosten mogen de bedragen die van kracht zijn voor het personeel van de Vlaamse overheid, niet overschrijden;
  5. de huur van personenwagens om acties uit te voeren die behoren tot het jaarplan, maar niet de aankoop van wagens;
  6. reis- en verblijfskosten in het buitenland en reis- en verblijfskosten van buitenlandse experten als die reizen voorafgaand door het agentschap zijn goedgekeurd;
  7. voor de aankoop van uitrustingsgoederen voor een totaalbedrag dat hoger is dan 5% van het toegekende subsidiebedrag binnen het betreffende subsidiejaar, moet er op voorhand toestemming worden verleend door het agentschap;
  8. uitrustingsgoederen komen voor subsidiëring in aanmerking als de kosten ervan gespreid worden afgeschreven. De afschrijvingstermijn voor informatica-apparatuur, hard- en software, bedraagt ten minste drie jaar, voor meubilair en andere uitrustingsgoederen ten minste vijf jaar;
  b) werkingskosten die niet subsidiabel zijn:
  1. restaurantkosten;
  2. kosten die verbonden zijn aan leningen;
  2° personeelskosten:
  a) de geïndexeerde brutosalarissen;
  b) de RSZ-werkgeversbijdrage;
  c) de wettelijke verzekeringen;
  d) alle andere wettelijke of reglementaire vergoedingen en toelagen bij het salaris.
  Als de resultatenrekening van een regionaal expertisecentrum dementie een bepaald jaar een batig saldo vertoont, bouwt het centrum reserves op. Die reserves worden aangewend om uitgaven te financieren die bijdragen tot de realisatie van de opdracht van de partnerorganisatie.
  De organisator kan op de volgende wijze reserves opbouwen met de subsidies, vermeld in dit besluit:
  1° de reserves worden aangewend om de specifieke dienstverlening, vermeld in dit besluit, te kunnen realiseren;
  2° maximaal 20% van de jaarlijkse subsidiebedragen, vermeld in dit besluit, kan als reserve overgedragen worden naar het volgende kalenderjaar;
  3° de gecumuleerde reserve, opgebouwd uit de jaarlijkse subsidiebedragen, vermeld in punt 2°, is maximaal 50% van de jaarlijkse subsidiebedragen, vermeld in punt 2° ;
  4° als het maximum, vermeld in punt 2° en 3°, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij de organisator een aanwendingsplan of aanzuiveringsplan heeft dat voldoet aan een aantal criteria, waaronder de goedkeuring van de Inspectie van Financiën van de Vlaamse overheid.
  De minister bepaalt de nadere regels, onder meer de criteria waaraan het aanwendingsplan of aanzuiveringsplan moet voldoen.
  Het agentschap gaat de concrete aanwending van de reserves na in het kader van hoofdstuk 4 van deze bijlage en hoofdstuk 10 van dit besluit.
Art. 10. Seules les charges ayant trait à l'exécution des activités, visées dans le plan annuel, déduction faite des recettes provenant des activités mentionnées dans le plan annuel, peuvent entrer en considération pour un subventionnement.
  Si le centre d'expertise régional de la démence consent des dépenses exceptionnelles et imprévues pour des activités qui ne sont pas reprises dans le plan annuel, [5 l'administration]5 doit accorder son autorisation à ce propos.
  Les catégories suivantes de dépenses entrent en considération pour un subventionnement :
  1° frais de fonctionnement :
  a) frais de gestion et de fonctionnement liés directement à la mission :
  1. la location de locaux ;
  2. les frais d'énergie, de téléphone et administratifs ;
  3. la location ou l'achat d'appareils informatiques et de logiciels ;
  4. les frais de déplacement et de séjour. Ces frais ne peuvent pas excéder les montants d'application pour le personnel de l'Autorité flamande ;
  5. la location de voitures privées pour exécuter des actions qui relèvent du plan annuel, mais pas l'achat de voitures ;
  6. les frais de déplacement et de séjour à l'étranger et les frais de déplacement et de séjour d'experts étrangers si ces déplacements ont été préalablement approuvés par [5 l'administration]5 ;
  7. pour l'achat de biens d'équipement pour un montant total qui est supérieur à 5 % du montant de subventionnement accordé durant l'année de subventionnement concernée, l'autorisation doit préalablement être accordée par [5 l'administration]5 ;
  8. les biens d'équipement entrent en considération pour un subventionnement si l'amortissement de ces frais est réparti. Le délai d'amortissement pour l'appareillage informatique, le matériel informatique et les logiciels s'élève à au moins trois ans, pour le mobilier et les autres biens d'équipement, il est au moins de cinq ans ;
  b) frais de fonctionnement qui ne sont pas subsidiables :
  1. frais de restaurant ;
  2. frais liés à des emprunts ;
  2° charges de personnel :
  a) les salaires bruts indexés ;
  b) les cotisations ONSS employeur ;
  c) les assurances légales ;
  d) toutes les autres indemnités et allocations légales et réglementaires afférentes au salaire.
  Si le compte de résultats d'un centre d'expertise régional de la démence affiche un solde bénéficiaire durant une année déterminée, le centre constitue des réserves. Ces réserves sont affectées pour financer des dépenses qui contribuent à la réalisation de la mission de l'organisation partenaire.
  L'organisateur peut constituer des réserves de la façon suivante avec les subventions visées dans le présent arrêté :
  1° les réserves sont affectées afin de pouvoir réaliser le service spécifique mentionné dans le présent arrêté ;
  2° maximum 20% des montants annuels de subventionnement, visés dans le présent arrêté, peuvent être transférés en tant que réserve vers l'année calendaire suivante ;
  3° la réserve cumulée, constituée sur la base des montants annuels de subventionnement, visés au point 2°, équivaut à maximum 50% des montants annuels de subventionnement visés au point 2° ;
  4° en cas de dépassement du maximum visé aux points 2° et 3°, le montant en excès est remboursé à l'agence, à moins que l'organisateur n'ait un plan d'utilisation ou d'apurement qui réponde à un certain nombre de critères, dont l'approbation de l'Inspection des Finances de l'Autorité flamande.
  Le ministre arrête les modalités, entre autres les critères auxquels le plan d'affectation ou le plan d'apurement doit satisfaire.
  L'agence vérifie l'affectation concrète des réserves dans le cadre du chapitre 4 de la présente annexe et du chapitre 10 du présent arrêté.
Art. 11. De subsidie, vermeld in artikel 8, wordt vereffend door betaling van een voorschot van maximaal 45% van dat bedrag na de ondertekening van het subsidiebesluit van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, en van een voorschot van maximaal 45% van dat bedrag op het einde van het tweede trimester van dat jaar.
  Het saldo van maximaal 10% wordt pas betaald nadat het agentschap het activiteitenverslag over het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, alsook het financiële verslag heeft goedgekeurd, uiterlijk vóór 1 september van het daaropvolgende jaar. Daarvoor bezorgt het regionaal expertisecentrum het activiteitenverslag, de jaarplanning en het financiële verslag aan [5 de administratie]5 uiterlijk op 31 mei van het jaar dat volgt op het werkingsjaar in kwestie.
  De bedragen van de voorschotten en de saldi worden overgeschreven naar het rekeningnummer dat door het regionaal expertisecentrum dementie aan [5 de administratie]5 is meegedeeld.
  Als het uitbetaalde bedrag aan voorschotten het uiteindelijk verantwoorde subsidiebedrag overschrijdt, zal het te veel betaalde subsidiebedrag worden teruggevorderd conform hoofdstuk 10 van dit besluit.
Art. 11. La subvention, visée à l'article 8, est liquidée par paiement d'une avance de maximum 45% de ce montant après signature de la décision de subventionnement de l'année à laquelle la subvention a trait et d'une avance de maximum 45% de ce montant à la fin du deuxième trimestre de cette année-là.
  Le solde de maximum 10% n'est payé qu'après que l'agence a approuvé, pour le 1er septembre au plus tard de l'année suivante, le rapport d'activités relatif à l'année à laquelle la subvention a trait, de même que le rapport financier. A cet effet, le centre d'expertise régional remet le rapport d'activités, le planning annuel et le rapport financier à l'agence le 31 mai au plus tard de l'année qui suit l'année de fonctionnement en question.
  Les montants des avances et des soldes sont versés sur le numéro de compte que le centre d'expertise régional de la démence a communiqué à [5 l'administration]5.
  Si le montant payé en avances excède le montant finalement justifié du subventionnement, le montant de subventionnement payé en trop sera réclamé conformément au chapitre 10 du présent arrêté.
  HOOFDSTUK 5. - Toezicht op de naleving van de erkennings- en subsidievoorwaarden
  CHAPITRE 5. - Contrôle du respect des conditions d'agrément et de subventionnement
Art. 12. Met behoud van de toepassing van artikel 10 en 15 is [5 de administratie]5belast met de aansturing van de werking van het regionaal expertisecentrum dementie als partnerorganisatie van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 12. Sans préjudice de l'application des articles 10 et 15, [5 l'administration]5 est chargée du contrôle du fonctionnement du centre d'expertise régional de la démence en tant qu'organisation partenaire de la Communauté flamande.
Art. 13. De subsidie van de Vlaamse Gemeenschap kan worden teruggevorderd ten aanzien van de partnerorganisatie in één of meer van de volgende gevallen:
  1° als het regionaal expertisecentrum dementie de verbintenissen voortvloeiend uit dit erkenningsbesluit niet nakomt;
  2° als bij het regionaal expertisecentrum dementie fraude wordt vastgesteld bij de aanwending van de subsidie;
  3° als het regionaal expertisecentrum dementie de erkenning als partnerorganisatie van de Vlaamse Gemeenschap wenst te beëindigen.
Art. 13. La subvention de la Communauté flamande peut être réclamée vis-à-vis de l'organisation partenaire dans un ou plusieurs des cas suivants :
  1° si le centre d'expertise régional de la démence ne respecte pas les engagements découlant du présent arrêté d'agrément ;
  2° si une fraude est constatée au niveau du centre d'expertise régional de la démence concernant l'affectation de la subvention ;
  3° si le centre d'expertise régional de la démence souhaite mettre un terme à l'agrément en tant qu'organisation partenaire de la Communauté flamande.
Art. 14. De terugvordering van te veel of onterecht betaalde subsidiebedragen gebeurt volgens de modaliteiten bepaald in hoofdstuk 10 van dit besluit.
Art. 14. La réclamation des montants de subventionnement payés en trop ou indûment a lieu conformément aux modalités fixées au chapitre 10 du présent arrêté.
  HOOFDSTUK 6. [1 - Toekenning extra subsidiebedrag aan sommige expertisecentra dementie]1
  CHAPITRE 6. [1 - Octroi d'un montant de subvention supplémentaire à certains centres d'expertise de la démence]1
Art. 15. De expertisecentra dementie die in het werkingsjaar vóór de inwerkingtreding van dit besluit verbonden waren als partnerorganisatie door het convenant van 4 juni 2012 tussen de Vlaamse Gemeenschap en de leden van het samenwerkingsverband ter ondersteuning van de acties inzake de zorg voor personen met dementie en hun omgeving, en het addendum van 29 november 2013, worden van rechtswege geacht als regionaal expertisecentrum dementie erkend te zijn vanaf de inwerkingtreding van dit besluit op voorwaarde dat ze voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 4, 5 en 6 van dit besluit en artikel 7 van deze bijlage.
Art. 15. Les centres d'expertise de la démence qui, durant l'année de fonctionnement avant l'entrée en vigueur du présent arrêté, étaient liés en tant qu'organisations partenaires par la convention du 4 juin 2012 entre la Communauté flamande et les membres de l'accord de coopération en vue du soutien des actions relatives aux soins de personnes atteintes de démence et de leur entourage et par l'avenant du 29 novembre 2013 sont censés de plein droit avoir été agréés en tant que centres d'expertise régionaux de la démence à compter de l'entrée en vigueur du présent arrêté, à condition qu'ils satisfassent aux dispositions visées aux articles 4, 5 et 6 du présent arrêté et à l'article 7 de la présente annexe.
Art. 16. Het subsidiebedrag vermeld in artikel 8, wordt in het kader van de interne staatshervorming verhoogd met de volgende bedragen, die binnen de beschikbare begrotingskredieten jaarlijks geïndexeerd worden, voor de overeenstemmende regionale expertisecentra dementie:
  1° een bedrag van 64.374 euro (vierenzestigduizend driehonderdvierenzeventig euro) wordt uitbetaald aan de partnerorganisatie, actief in de zorgregio Mechelen, bovenop het subsidiebedrag vermeld in artikel 8, om de werking met betrekking tot dementie binnen het Psychogeriatrisch Netwerk (PGN) in Lier voort te zetten;
  2° een bedrag van 93.342,30 euro (drieënnegentigduizend driehonderdtweeënveertig euro dertig cent) wordt uitbetaald aan de partnerorganisatie, actief in de zorgregio Leuven bovenop het subsidiebedrag vermeld in artikel 8, om de werking van Memo 2, Steunpunt Halle-Vilvoorde, Molenhofstraat 31, 1670 Heikruis, actief in de regio Brussel, voort te zetten.
Art. 16. Le montant de subventionnement visé à l'article 8 est, dans le cadre de la réforme interne de l'Etat, majoré des montants suivants qui sont indexés chaque année conformément aux crédits budgétaires disponibles, pour les centres d'expertise régionaux de la démence correspondants :
  1° un montant de 64.374 euros (soixante-quatre mille trois cent septante-quatre euros) est payé à l'organisation partenaire active dans la région de soins de Malines en sus du montant de subventionnement mentionné à l'article 8 afin de poursuivre le fonctionnement relatif à la démence au sein du " Psychogeriatrisch Netwerk " (PGN - réseau psychogériatrique) de Lier ;
  2° un montant de 93.342,30 euros (nonante-trois mille trois cent quatre-deux euros et 30 centimes d'euro) est payé à l'organisation partenaire active dans la région de soins de Leuven en sus du montant de subventionnement visé à l'article 8 afin de poursuivre le fonctionnement de Memo 2, Steunpunt Halle-Vilvoorde, Molenhofstraat 31, 1670 Heikruis, actif dans la région de Bruxelles.
Art. 17. Aan de partnerorganisatie `Foton', actief in de zorgregio's Brugge en Oostende, wordt een bedrag van 125.000 euro (hondervijfentwintigduizend euro) boven op het subsidiebedrag, vermeld in artikel 8 van deze bijlage, toegekend voor de verderzetting en borging van de opgebouwde expertise en werking van thuisbegeleiding dementie met dementieconsulenten.
  Telkens als het bedrag, vermeld in artikel 8 wordt verhoogd met een substantieel subsidiebedrag, wordt het aanvullende subsidiebedrag toegekend aan de partnerorganisatie, actief in de zorgregio Brugge en Oostende, verminderd met dat bedrag tot de subsidiebedragen van alle regionale expertisecentra dementie gelijk zijn.
  [2 Art. 18. Het erkend regionaal expertisecentrum dementie Memo, actief in de zorgregio Leuven, wordt jaarlijks een bedrag van 65.000,00 euro (vijfenzestigduizend euro) toegekend boven het subsidiebedrag vermeld in artikel 8 van deze bijlage, voor de verderzetting van de ontwikkeling van de proeftuin `Zorgcirkels jongdementie' en de uitvoering van de voortrekkersrol ervan in Vlaanderen. Dit bedrag wordt, binnen de beschikbare begrotingskredieten jaarlijks geïndexeerd.]2
  
Art. 17. A l'organisation partenaire " Foton ", active dans la région de soins Bruges et Ostende, est accordé un montant de 125.000 euros (cent vingt-cinq mille euros) en sus du montant de subventionnement visé à l'article 8 de la présente annexe pour la poursuite et la garantie de l'expertise acquise et du fonctionnement de l'accompagnement à domicile en cas de démence, avec des consultants en démence.
  Chaque fois que le montant, visé à l'article 8, est majoré d'un montant de subventionnement substantiel, le montant de subventionnement complémentaire est accordé à l'organisation partenaire active dans la région de soins Bruges et Ostende, déduction faite de ce montant jusqu'à ce que les montants de subventionnement de tous les centres d'expertise régionaux de la démence soient identiques.
  [2 Art. 18. Au centre d'expertise régional agréé de la démence Memo, actif dans la région de soins de Louvain, il est octroyé annuellement un montant de 65.000,00 euros (soixante-cinq mille euros) en sus du montant de subvention visé à l'article 8 de la présente annexe, pour la continuation du développement du champ d'expérimentation " Zorgcirkels jongdementie " et l'exécution de son rôle pionnier en Flandre. Ce montant est indexé annuellement, dans les limites des crédits budgétaires disponibles.]2