Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de dierenbescherming behoort;
2° Konijn : een dier behorende tot de soort Oryctolagus cuniculus, gehouden voor de productie van vlees;
3° Fokker : elke natuurlijke persoon (of rechtspersoon) die permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor of belast is met de zorg voor de dieren;
4° Bedrijf : plaats waar konijnen gefokt worden;
5° Fokkonijnen : mannelijke volwassen konijnen vanaf de eerste dekking en vrouwelijke volwassen konijnen vanaf de eerste worp;
6° Vleeskonijnen : gespeende konijnen tijdens de groeiperiode, met inbegrip van vrouwelijke dieren bestemd voor de fok;
7° Inseminatie : natuurlijke inseminatie (dekking) of kunstmatige inseminatie;
8° Verrijkte kooi : kooi die is uitgerust met verrijkingsmaterialen waarbij elk fokkonijn over een minimale oppervlakte van 3 000 cm2 beschikt en een maximale bezetting van 16 vleeskonijnen per m2 wordt gewaarborgd;
9° Verrijkt park : huisvesting voor konijnen in groep met het oog op gedragsverrijking van de dieren. Het dak van een park is open en het park is uitgerust met plateaus, knaagmateriaal en tunnels. Indien het park is uitgerust met een draadgaasbodem is minimaal 80 % van de oppervlakte bedekt met voetmatjes of comfortzones of -matten. In het geval van vleeskonijnen zijn de groepen samengesteld uit minstens 20 dieren, met een maximale bezetting van 12,5 konijnen per m2 (800 cm2 per konijn). Eén van de zijden is minstens 1,80 m lang. De oppervlakte van het platform wordt in de berekening van de beschikbare oppervlakte opgenomen, voor zover ze maximum 40 % van het grondoppervlak bedraagt en de hoogte onder het platform minstens 25 cm is;
10° Verrijkingsmateriaal : houtblok, stro, hooi, wortels en andere adequate substraten.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
29 JUNI 2014. - Koninklijk besluit betreffende het welzijn van konijnen in fokkerijen (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij BVR2020-12-19/05, art. 28, 004; Inwerkingtreding : 07-02-2021)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-08-2014 en tekstbijwerking tot 19-02-2021)
Titre
29 JUIN 2014. - Arrêté royal relatif au bien-être des lapins dans les élevages (NOTE : abrogé pour la Région flamande par AGF2020-12-19/05, art. 28, 004; En vigueur : 07-02-2021)(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 19-08-2014 et mise à jour au 19-02-2021)
Informations sur le document
Numac: 2014024303
Datum: 2014-06-29
Info du document
Numac: 2014024303
Date: 2014-06-29
Table des matières
Tekst (39)
Texte (39)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales
Article 1er. Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
1° Ministre : le Ministre qui a la protection des animaux dans ses attributions;
2° Lapin : un animal de l'espèce Oryctolagus cuniculus, détenu pour la production de viande;
3° Eleveur : toute personne physique (ou morale), responsable ou qui a la charge des animaux à titre permanent ou temporaire;
4° Exploitation : lieu où sont élevés des lapins;
5° Lapins reproducteurs : lapins adultes, mâles à partir de la première saillie et femelles à partir de la première mise bas;
6° Lapins d'engraissement : lapins sevrés, durant la période de croissance, en ce inclus les lapines en attente de mise à la reproduction;
7° Insémination : insémination naturelle (saillie) ou artificielle;
8° Cage aménagée : cage qui est équipée de matériel d'enrichissement dans laquelle chaque lapin reproducteur dispose d'une surface minimale de 3 000 cm2 et qui garantit une densité maximale de 16 lapins d'engraissement par m2;
9° Parc enrichi : logement pour lapins en groupe permettant l'enrichissement du comportement des animaux. Le toit d'un parc est ouvert et le parc est pourvu de plateformes, matériel à ronger et tunnels. Si le parc est constitué d'un sol grillagé, 80 % de la surface doit être couverte de repose-pattes, de zones de confort ou tapis. Pour les lapins d'engraissement, les groupes sont constitués de minimum 20 animaux avec une densité maximale de 12,5 lapins par m2 (800 cm2 par lapin). Un des côtés mesure au moins 1,80 m. La surface de la plateforme est comptabilisée dans le calcul de la surface disponible, pour autant qu'elle ne dépasse pas 40 % de la surface au sol et que la hauteur sous la plateforme soit d'au moins 25 cm;
10° Matériel d'enrichissement : bloc de bois, paille, foin, carottes et autres substrats adéquats.
1° Ministre : le Ministre qui a la protection des animaux dans ses attributions;
2° Lapin : un animal de l'espèce Oryctolagus cuniculus, détenu pour la production de viande;
3° Eleveur : toute personne physique (ou morale), responsable ou qui a la charge des animaux à titre permanent ou temporaire;
4° Exploitation : lieu où sont élevés des lapins;
5° Lapins reproducteurs : lapins adultes, mâles à partir de la première saillie et femelles à partir de la première mise bas;
6° Lapins d'engraissement : lapins sevrés, durant la période de croissance, en ce inclus les lapines en attente de mise à la reproduction;
7° Insémination : insémination naturelle (saillie) ou artificielle;
8° Cage aménagée : cage qui est équipée de matériel d'enrichissement dans laquelle chaque lapin reproducteur dispose d'une surface minimale de 3 000 cm2 et qui garantit une densité maximale de 16 lapins d'engraissement par m2;
9° Parc enrichi : logement pour lapins en groupe permettant l'enrichissement du comportement des animaux. Le toit d'un parc est ouvert et le parc est pourvu de plateformes, matériel à ronger et tunnels. Si le parc est constitué d'un sol grillagé, 80 % de la surface doit être couverte de repose-pattes, de zones de confort ou tapis. Pour les lapins d'engraissement, les groupes sont constitués de minimum 20 animaux avec une densité maximale de 12,5 lapins par m2 (800 cm2 par lapin). Un des côtés mesure au moins 1,80 m. La surface de la plateforme est comptabilisée dans le calcul de la surface disponible, pour autant qu'elle ne dépasse pas 40 % de la surface au sol et que la hauteur sous la plateforme soit d'au moins 25 cm;
10° Matériel d'enrichissement : bloc de bois, paille, foin, carottes et autres substrats adéquats.
Art. 1_VLAAMS_GEWEST. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° Minister : [1 de Vlaamse minister bevoegd voor dierenwelzijn]1;
2° Konijn : een dier behorende tot de soort Oryctolagus cuniculus, gehouden voor de productie van vlees;
3° Fokker : elke natuurlijke persoon (of rechtspersoon) die permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor of belast is met de zorg voor de dieren;
4° Bedrijf : plaats waar konijnen gefokt worden;
5° Fokkonijnen : mannelijke volwassen konijnen vanaf de eerste dekking en vrouwelijke volwassen konijnen vanaf de eerste worp;
6° Vleeskonijnen : gespeende konijnen tijdens de groeiperiode, met inbegrip van vrouwelijke dieren bestemd voor de fok;
7° Inseminatie : natuurlijke inseminatie (dekking) of kunstmatige inseminatie;
8° Verrijkte kooi : kooi die is uitgerust met verrijkingsmaterialen waarbij elk fokkonijn over een minimale oppervlakte van 3 000 cm2 beschikt en een maximale bezetting van 16 vleeskonijnen per m2 wordt gewaarborgd;
9° Verrijkt park : huisvesting voor konijnen in groep met het oog op gedragsverrijking van de dieren. Het dak van een park is open en het park is uitgerust met plateaus, knaagmateriaal en tunnels. Indien het park is uitgerust met een draadgaasbodem is minimaal 80 % van de oppervlakte bedekt met voetmatjes of comfortzones of -matten. In het geval van vleeskonijnen zijn de groepen samengesteld uit minstens 20 dieren, met een maximale bezetting van 12,5 konijnen per m2 (800 cm2 per konijn). Eén van de zijden is minstens 1,80 m lang. De oppervlakte van het platform wordt in de berekening van de beschikbare oppervlakte opgenomen, voor zover ze maximum 40 % van het grondoppervlak bedraagt en de hoogte onder het platform minstens 25 cm is;
10° Verrijkingsmateriaal : houtblok, stro, hooi, wortels en andere adequate substraten.
1° Minister : [1 de Vlaamse minister bevoegd voor dierenwelzijn]1;
2° Konijn : een dier behorende tot de soort Oryctolagus cuniculus, gehouden voor de productie van vlees;
3° Fokker : elke natuurlijke persoon (of rechtspersoon) die permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor of belast is met de zorg voor de dieren;
4° Bedrijf : plaats waar konijnen gefokt worden;
5° Fokkonijnen : mannelijke volwassen konijnen vanaf de eerste dekking en vrouwelijke volwassen konijnen vanaf de eerste worp;
6° Vleeskonijnen : gespeende konijnen tijdens de groeiperiode, met inbegrip van vrouwelijke dieren bestemd voor de fok;
7° Inseminatie : natuurlijke inseminatie (dekking) of kunstmatige inseminatie;
8° Verrijkte kooi : kooi die is uitgerust met verrijkingsmaterialen waarbij elk fokkonijn over een minimale oppervlakte van 3 000 cm2 beschikt en een maximale bezetting van 16 vleeskonijnen per m2 wordt gewaarborgd;
9° Verrijkt park : huisvesting voor konijnen in groep met het oog op gedragsverrijking van de dieren. Het dak van een park is open en het park is uitgerust met plateaus, knaagmateriaal en tunnels. Indien het park is uitgerust met een draadgaasbodem is minimaal 80 % van de oppervlakte bedekt met voetmatjes of comfortzones of -matten. In het geval van vleeskonijnen zijn de groepen samengesteld uit minstens 20 dieren, met een maximale bezetting van 12,5 konijnen per m2 (800 cm2 per konijn). Eén van de zijden is minstens 1,80 m lang. De oppervlakte van het platform wordt in de berekening van de beschikbare oppervlakte opgenomen, voor zover ze maximum 40 % van het grondoppervlak bedraagt en de hoogte onder het platform minstens 25 cm is;
10° Verrijkingsmateriaal : houtblok, stro, hooi, wortels en andere adequate substraten.
Modifications
Art. 1 _REGION_FLAMANDE.
Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
1° Ministre : [1 le Ministre flamand ayant le bien-être des animaux dans ses attributions]1;
2° Lapin : un animal de l'espèce Oryctolagus cuniculus, détenu pour la production de viande;
3° Eleveur : toute personne physique (ou morale), responsable ou qui a la charge des animaux à titre permanent ou temporaire;
4° Exploitation : lieu où sont élevés des lapins;
5° Lapins reproducteurs : lapins adultes, mâles à partir de la première saillie et femelles à partir de la première mise bas;
6° Lapins d'engraissement : lapins sevrés, durant la période de croissance, en ce inclus les lapines en attente de mise à la reproduction;
7° Insémination : insémination naturelle (saillie) ou artificielle;
8° Cage aménagée : cage qui est équipée de matériel d'enrichissement dans laquelle chaque lapin reproducteur dispose d'une surface minimale de 3 000 cm2 et qui garantit une densité maximale de 16 lapins d'engraissement par m2;
9° Parc enrichi : logement pour lapins en groupe permettant l'enrichissement du comportement des animaux. Le toit d'un parc est ouvert et le parc est pourvu de plateformes, matériel à ronger et tunnels. Si le parc est constitué d'un sol grillagé, 80 % de la surface doit être couverte de repose-pattes, de zones de confort ou tapis. Pour les lapins d'engraissement, les groupes sont constitués de minimum 20 animaux avec une densité maximale de 12,5 lapins par m2 (800 cm2 par lapin). Un des côtés mesure au moins 1,80 m. La surface de la plateforme est comptabilisée dans le calcul de la surface disponible, pour autant qu'elle ne dépasse pas 40 % de la surface au sol et que la hauteur sous la plateforme soit d'au moins 25 cm;
10° Matériel d'enrichissement : bloc de bois, paille, foin, carottes et autres substrats adéquats.
Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
1° Ministre : [1 le Ministre flamand ayant le bien-être des animaux dans ses attributions]1;
2° Lapin : un animal de l'espèce Oryctolagus cuniculus, détenu pour la production de viande;
3° Eleveur : toute personne physique (ou morale), responsable ou qui a la charge des animaux à titre permanent ou temporaire;
4° Exploitation : lieu où sont élevés des lapins;
5° Lapins reproducteurs : lapins adultes, mâles à partir de la première saillie et femelles à partir de la première mise bas;
6° Lapins d'engraissement : lapins sevrés, durant la période de croissance, en ce inclus les lapines en attente de mise à la reproduction;
7° Insémination : insémination naturelle (saillie) ou artificielle;
8° Cage aménagée : cage qui est équipée de matériel d'enrichissement dans laquelle chaque lapin reproducteur dispose d'une surface minimale de 3 000 cm2 et qui garantit une densité maximale de 16 lapins d'engraissement par m2;
9° Parc enrichi : logement pour lapins en groupe permettant l'enrichissement du comportement des animaux. Le toit d'un parc est ouvert et le parc est pourvu de plateformes, matériel à ronger et tunnels. Si le parc est constitué d'un sol grillagé, 80 % de la surface doit être couverte de repose-pattes, de zones de confort ou tapis. Pour les lapins d'engraissement, les groupes sont constitués de minimum 20 animaux avec une densité maximale de 12,5 lapins par m2 (800 cm2 par lapin). Un des côtés mesure au moins 1,80 m. La surface de la plateforme est comptabilisée dans le calcul de la surface disponible, pour autant qu'elle ne dépasse pas 40 % de la surface au sol et que la hauteur sous la plateforme soit d'au moins 25 cm;
10° Matériel d'enrichissement : bloc de bois, paille, foin, carottes et autres substrats adéquats.
Modifications
Art.2. Geen enkel konijn gevangen in de natuur mag voor landbouwdoeleinden gehouden worden.
Art.2. Aucun lapin capturé dans la nature ne peut être détenu à des fins d'élevage.
HOOFDSTUK II. - Verzorging van de dieren
CHAPITRE II. - Soins aux animaux
Art.3. De konijnen worden minstens twee keer per dag gecontroleerd.
Art.3. Les lapins sont contrôlés au moins deux fois par jour.
Art.4. Konijnen die gewond zijn of duidelijk blijk geven van een gezondheidsstoornis en vermoedelijk lijden, worden onverwijld behandeld en zo nodig gescheiden van de rest van de groep of worden onmiddellijk gedood. Telkens als het nodig is, moet een dierenarts worden geconsulteerd.
Art.4. Les lapins qui sont blessés ou présentent des signes visibles de troubles de la santé et qui sont susceptibles de souffrir, sont traités sans délai et si nécessaire, séparés du reste du groupe ou sont immédiatement mis à mort. Un vétérinaire est consulté chaque fois que c'est nécessaire.
Art.5. § 1. Bij de omgang met de konijnen wordt onnodig lijden of stress vermeden. Ze worden nooit opgetild aan de oren of de ledematen.
§ 2. Als een identificatieteken wordt aangebracht, moet dat gebeuren met een minimum aan pijn of stress.
§ 2. Als een identificatieteken wordt aangebracht, moet dat gebeuren met een minimum aan pijn of stress.
Art.5. § 1er. Les lapins sont manipulés de telle sorte que des souffrances ou stress inutiles soient évités. Ils ne sont jamais soulevés par les oreilles ou les extrémités.
§ 2. Lorsque l'identification individuelle des animaux est pratiquée, elle doit se faire en veillant à engendrer un minimum de souffrance et de stress.
§ 2. Lorsque l'identification individuelle des animaux est pratiquée, elle doit se faire en veillant à engendrer un minimum de souffrance et de stress.
HOOFDSTUK III. - Uitrusting, hokken en beheer van de fokkerij
CHAPITRE III. - Equipements, enclos et conduite de l'élevage
Afdeling 1. - Algemene voorwaarden
Section 1re. - Conditions générales
Art.6. De lokalen waarin de konijnen gehuisvest worden, bieden hen bescherming tegen slechte weersomstandigheden.
Art.6. Les locaux dans lesquels sont logés les lapins leur fournissent une protection contre les mauvaises conditions météorologiques.
Art.7. Het verlichtingssysteem moet een 24-uurscyclus volgen met een ononderbroken lichtperiode van minstens acht uren waarbij de minimale verlichtingssterkte minstens twintig lux bedraagt, een ononderbroken donkerperiode van minstens acht uren en tussen beide een schemerperiode van minstens dertig minuten.
Art.7. Le régime d'éclairage doit suivre un rythme de vingt-quatre heures comprenant une période ininterrompue de minimum huit heures de clarté dont l'intensité minimale est de minimum [vingt lux et une période ininterrompue de minimum huit heures d'obscurité, avec une période crépusculaire de transition d'au moins trente minutes.
Art.8. De konijnen worden ondergebracht in installaties waarbij oog- en geurcontact tussen soortgenoten mogelijk is.
Art.8. Les lapins sont hébergés dans des installations qui permettent des contacts visuels et olfactifs entre congénères.
Art.9. Het geluidsniveau dient zo laag mogelijk te worden gehouden. Ultrasone trillingen en plotse geluiden moeten worden vermeden.
Art.9. Le niveau sonore doit être réduit au maximum. Les ultrasons et les bruits soudains doivent être évités.
Art.10. Het ontwerp van het voedersysteem en de drinkwatervoorziening moeten waarborgen dat ieder dier voldoende voedsel en drinkbaar water tot zich kan nemen, zelfs in aanwezigheid van concurrenten. Per 20 dieren moet er minstens één drinknippel aanwezig zijn.
Art.10. Les systèmes d'alimentation et d'abreuvement doivent être conçus de manière à assurer à chaque animal une quantité suffisante de nourriture et d'eau potable, même en présence de concurrents. Au moins un abreuvoir doit être présent par groupe de 20 lapins.
Art.11. Vanaf de speenleeftijd beschikken de konijnen in alle kooien over verrijkingsmateriaal.
Art.11. Dès le sevrage, les lapins disposent de matériel d'enrichissement dans toutes les cages.
Art.12. De gebouwen zijn ontworpen om aanvallen door predators te voorkomen en het binnendringen van ongewenste dieren tot een minimum te beperken.
Art.12. Les bâtiments sont conçus pour empêcher l'attaque par des prédateurs et limiter au maximum l'introduction d'animaux nuisibles.
Art.13. In elk bedrijf zijn aangepaste maatregelen en materiaal zoals voldoende brandblusapparatuur, een alarmsysteem en een evacuatieplan voorzien voor noodgevallen.
Art.13. Dans chaque exploitation, le matériel et les mesures adéquates tels que extincteurs en nombre suffisant, système d'alarme, plan d'évacuation, sont prévus pour les cas d'urgence.
Art.14. Het is verboden te roken in de lokalen waar konijnen zijn ondergebracht.
Art.14. Il est interdit de fumer dans les locaux qui hébergent des lapins.
Afdeling 2. - Beschrijving van de hokken
Section 2. - Description des enclos
Art.15. § 1. De vloeren van de hokken en de plateaus vormen een vlak, stevig, stabiel en niet glijdend oppervlak. Urine, uitwerpselen en water moeten goed afgevoerd kunnen worden zonder hygiënerisico voor de andere dieren.
§ 2. Wanneer fok-of vleeskonijnen gehuisvest worden op een gaasbodem, moet een comfortzone voorzien worden (voetmatje, stro of ander geschikt materiaal).
§ 2. Wanneer fok-of vleeskonijnen gehuisvest worden op een gaasbodem, moet een comfortzone voorzien worden (voetmatje, stro of ander geschikt materiaal).
Art.15. § 1er. Les sols des enclos et des plateformes forment une surface plane, rigide, stable et non glissante. Ils doivent permettre une bonne évacuation de l'urine, des déjections et des eaux sans risque hygiénique pour les autres animaux.
§ 2. Lorsque des lapins reproducteurs ou des lapins d'engraissement sont logés sur un sol grillagé, il doit être pourvu d'une zone de confort (repose pattes, paille litière ou tout matériau approprié).
§ 2. Lorsque des lapins reproducteurs ou des lapins d'engraissement sont logés sur un sol grillagé, il doit être pourvu d'une zone de confort (repose pattes, paille litière ou tout matériau approprié).
Art.16. § 1. Vleeskonijnen worden gehuisvest in groepen van minimum 4 dieren.
§ 2. De groepen van geschikte grootte worden gevormd met konijnen van dezelfde leeftijd die vanaf het spenen zoveel mogelijk samen in hetzelfde hok blijven.
§ 2. De groepen van geschikte grootte worden gevormd met konijnen van dezelfde leeftijd die vanaf het spenen zoveel mogelijk samen in hetzelfde hok blijven.
Art.16. § 1er. Les lapins d'engraissement sont logés en groupes de minimum 4 animaux.
§ 2. Les groupes de taille adéquate sont formés de lapins du même âge qui, autant que possible, restent ensemble dans le même enclos dès le sevrage.
§ 2. Les groupes de taille adéquate sont formés de lapins du même âge qui, autant que possible, restent ensemble dans le même enclos dès le sevrage.
Art.17. De maximale bezetting van de groep bedraagt 16 konijnen per m2 zodat elk konijn over een minimaal bruikbare oppervlakte van 625 cm2 beschikt.
Art.17. La densité maximale du groupe est de 16 lapins par m2 de sorte que chaque lapin dispose d'une surface minimale utilisable de 625 cm2.
Art.18. De hokken voor konijnen worden aangepast overeenkomstig de volgende tijdstippen :
1° Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit moet elk bedrijf dat voor het eerst in gebruik wordt genomen, verrijkte parken voorzien voor de huisvesting van vleeskonijnen, en verrijkte parken of verrijkte kooien voorzien voor de huisvesting van fokkonijnen.
2° Vanaf 1 januari 2016, voldoet de huisvesting van vleeskonijnen in alle bedrijven aan de voorwaarden van verrijkte parken vastgesteld door de Minister behalve :
- De bedrijven die een individueel dossier hebben ingediend waarin de stopzetting van de activiteit voorzien is vóór 1 januari 2020;
- De bedrijven die vóór 1 januari 2016 verrijkte kooien geïnstalleerd hebben. Deze mogen deze kooien gebruiken tot 31 december 2024;
- De bedrijven die reeds verrijkte parken geïnstalleerd hebben voordat de Minister de normen voor deze parken heeft bepaald, mogen deze parken onveranderd gebruiken tot 31 december 2024.
3° Vanaf 1 januari 2021 :
- Alle vrouwelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister, behalve op die bedrijven die vóór 1 januari 2016, verrijkte kooien hebben geïnstalleerd. Deze kooien mogen worden gebruikt tot 31 december 2024.
- Alle mannelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte kooien of verrijkte parken.
4° Vanaf 1 januari 2025 :
- Alle vleeskonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister.
- Alle vrouwelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister.
1° Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit moet elk bedrijf dat voor het eerst in gebruik wordt genomen, verrijkte parken voorzien voor de huisvesting van vleeskonijnen, en verrijkte parken of verrijkte kooien voorzien voor de huisvesting van fokkonijnen.
2° Vanaf 1 januari 2016, voldoet de huisvesting van vleeskonijnen in alle bedrijven aan de voorwaarden van verrijkte parken vastgesteld door de Minister behalve :
- De bedrijven die een individueel dossier hebben ingediend waarin de stopzetting van de activiteit voorzien is vóór 1 januari 2020;
- De bedrijven die vóór 1 januari 2016 verrijkte kooien geïnstalleerd hebben. Deze mogen deze kooien gebruiken tot 31 december 2024;
- De bedrijven die reeds verrijkte parken geïnstalleerd hebben voordat de Minister de normen voor deze parken heeft bepaald, mogen deze parken onveranderd gebruiken tot 31 december 2024.
3° Vanaf 1 januari 2021 :
- Alle vrouwelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister, behalve op die bedrijven die vóór 1 januari 2016, verrijkte kooien hebben geïnstalleerd. Deze kooien mogen worden gebruikt tot 31 december 2024.
- Alle mannelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte kooien of verrijkte parken.
4° Vanaf 1 januari 2025 :
- Alle vleeskonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister.
- Alle vrouwelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister.
Art.18. Les enclos pour les lapins doivent être adaptés selon les échéances suivantes :
1° Dès l'entrée en vigueur de cet arrêté, toute exploitation mise en service pour la première fois, héberge des lapins d'engraissement dans des parcs enrichis et les lapins reproducteurs dans des parcs enrichis ou des cages aménagées.
2° A partir du 1er janvier 2016, l'hébergement des lapins d'engraissement répond aux conditions des parcs enrichis fixées par le Ministre dans toutes les exploitations sauf :
- Les exploitations qui auront présenté un dossier individuel de cessation d'activité prévue avant le 1er janvier 2020;
- Les exploitations qui avant le 1er janvier 2016 ont déjà mis en place des cages aménagées sont autorisées à utiliser ces logements jusqu'au 31 décembre 2024;
- Les exploitations qui ont déjà mis en place des parcs enrichis avant que le Ministre aie fixé les conditions pour ces parcs, sont autorisés à utiliser ces logements jusqu'au 31 décembre 2024.
3° A partir du 1er janvier 2021 :
- Toutes les lapines reproductrices sont hébergées dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre sauf les exploitations qui ont mis en place des cages aménagées avant le 1er janvier 2016 et sont dès lors autorisés à utiliser ces logements jusqu'au 31 décembre 2024.
- Tous les lapins reproducteurs mâles sont hébergés dans des cages aménagées ou des parcs enrichis.
4° A partir du 1er janvier 2025 :
- Tous les lapins d'engraissement sont hébergés dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre.
- Toutes les lapines reproductrices sont hébergées dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre.
1° Dès l'entrée en vigueur de cet arrêté, toute exploitation mise en service pour la première fois, héberge des lapins d'engraissement dans des parcs enrichis et les lapins reproducteurs dans des parcs enrichis ou des cages aménagées.
2° A partir du 1er janvier 2016, l'hébergement des lapins d'engraissement répond aux conditions des parcs enrichis fixées par le Ministre dans toutes les exploitations sauf :
- Les exploitations qui auront présenté un dossier individuel de cessation d'activité prévue avant le 1er janvier 2020;
- Les exploitations qui avant le 1er janvier 2016 ont déjà mis en place des cages aménagées sont autorisées à utiliser ces logements jusqu'au 31 décembre 2024;
- Les exploitations qui ont déjà mis en place des parcs enrichis avant que le Ministre aie fixé les conditions pour ces parcs, sont autorisés à utiliser ces logements jusqu'au 31 décembre 2024.
3° A partir du 1er janvier 2021 :
- Toutes les lapines reproductrices sont hébergées dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre sauf les exploitations qui ont mis en place des cages aménagées avant le 1er janvier 2016 et sont dès lors autorisés à utiliser ces logements jusqu'au 31 décembre 2024.
- Tous les lapins reproducteurs mâles sont hébergés dans des cages aménagées ou des parcs enrichis.
4° A partir du 1er janvier 2025 :
- Tous les lapins d'engraissement sont hébergés dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre.
- Toutes les lapines reproductrices sont hébergées dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre.
Art. 18_VLAAMS_GEWEST. De hokken voor konijnen worden aangepast overeenkomstig de volgende tijdstippen :
1° Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit moet elk bedrijf dat voor het eerst in gebruik wordt genomen, verrijkte parken voorzien voor de huisvesting van vleeskonijnen, en verrijkte parken of verrijkte kooien voorzien voor de huisvesting van fokkonijnen.
2° Vanaf 1 januari 2016, voldoet de huisvesting van vleeskonijnen in alle bedrijven aan de voorwaarden van verrijkte parken [1 ...]1 behalve :
- De bedrijven die een individueel dossier hebben ingediend waarin de stopzetting van de activiteit voorzien is vóór 1 januari 2020;
- De bedrijven die vóór 1 januari 2016 verrijkte kooien geïnstalleerd hebben. Deze mogen deze kooien gebruiken tot 31 december 2024.
[1 ...]1
3° Vanaf 1 januari 2021 :
- Alle vrouwelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister, behalve op die bedrijven die vóór 1 januari 2016, verrijkte kooien hebben geïnstalleerd. Deze kooien mogen worden gebruikt tot 31 december 2024.
- Alle mannelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte kooien of verrijkte parken.
4° Vanaf 1 januari 2025 :
- Alle vleeskonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister.
- Alle vrouwelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister.
1° Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit moet elk bedrijf dat voor het eerst in gebruik wordt genomen, verrijkte parken voorzien voor de huisvesting van vleeskonijnen, en verrijkte parken of verrijkte kooien voorzien voor de huisvesting van fokkonijnen.
2° Vanaf 1 januari 2016, voldoet de huisvesting van vleeskonijnen in alle bedrijven aan de voorwaarden van verrijkte parken [1 ...]1 behalve :
- De bedrijven die een individueel dossier hebben ingediend waarin de stopzetting van de activiteit voorzien is vóór 1 januari 2020;
- De bedrijven die vóór 1 januari 2016 verrijkte kooien geïnstalleerd hebben. Deze mogen deze kooien gebruiken tot 31 december 2024.
[1 ...]1
3° Vanaf 1 januari 2021 :
- Alle vrouwelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister, behalve op die bedrijven die vóór 1 januari 2016, verrijkte kooien hebben geïnstalleerd. Deze kooien mogen worden gebruikt tot 31 december 2024.
- Alle mannelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte kooien of verrijkte parken.
4° Vanaf 1 januari 2025 :
- Alle vleeskonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister.
- Alle vrouwelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister.
Modifications
Art. 18 _REGION_FLAMANDE.
Les enclos pour les lapins doivent être adaptés selon les échéances suivantes :
1° Dès l'entrée en vigueur de cet arrêté, toute exploitation mise en service pour la première fois, héberge des lapins d'engraissement dans des parcs enrichis et les lapins reproducteurs dans des parcs enrichis ou des cages aménagées.
2° A partir du 1er janvier 2016, l'hébergement des lapins d'engraissement répond aux conditions des parcs enrichis [1 ...]1 dans toutes les exploitations sauf :
- Les exploitations qui auront présenté un dossier individuel de cessation d'activité prévue avant le 1er janvier 2020;
- Les exploitations qui avant le 1er janvier 2016 ont déjà mis en place des cages aménagées sont autorisées à utiliser ces logements jusqu'au 31 décembre 2024.
[1 ...]1
3° A partir du 1er janvier 2021 :
- Toutes les lapines reproductrices sont hébergées dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre sauf les exploitations qui ont mis en place des cages aménagées avant le 1er janvier 2016 et sont dès lors autorisés à utiliser ces logements jusqu'au 31 décembre 2024.
- Tous les lapins reproducteurs mâles sont hébergés dans des cages aménagées ou des parcs enrichis.
4° A partir du 1er janvier 2025 :
- Tous les lapins d'engraissement sont hébergés dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre.
- Toutes les lapines reproductrices sont hébergées dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre.
Les enclos pour les lapins doivent être adaptés selon les échéances suivantes :
1° Dès l'entrée en vigueur de cet arrêté, toute exploitation mise en service pour la première fois, héberge des lapins d'engraissement dans des parcs enrichis et les lapins reproducteurs dans des parcs enrichis ou des cages aménagées.
2° A partir du 1er janvier 2016, l'hébergement des lapins d'engraissement répond aux conditions des parcs enrichis [1 ...]1 dans toutes les exploitations sauf :
- Les exploitations qui auront présenté un dossier individuel de cessation d'activité prévue avant le 1er janvier 2020;
- Les exploitations qui avant le 1er janvier 2016 ont déjà mis en place des cages aménagées sont autorisées à utiliser ces logements jusqu'au 31 décembre 2024.
[1 ...]1
3° A partir du 1er janvier 2021 :
- Toutes les lapines reproductrices sont hébergées dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre sauf les exploitations qui ont mis en place des cages aménagées avant le 1er janvier 2016 et sont dès lors autorisés à utiliser ces logements jusqu'au 31 décembre 2024.
- Tous les lapins reproducteurs mâles sont hébergés dans des cages aménagées ou des parcs enrichis.
4° A partir du 1er janvier 2025 :
- Tous les lapins d'engraissement sont hébergés dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre.
- Toutes les lapines reproductrices sont hébergées dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre.
Modifications
Art. 18_WAALS_GEWEST. De hokken voor konijnen worden aangepast overeenkomstig de volgende tijdstippen :
1° Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit moet elk bedrijf dat voor het eerst in gebruik wordt genomen, verrijkte parken voorzien voor de huisvesting van vleeskonijnen, en verrijkte parken of verrijkte kooien voorzien voor de huisvesting van fokkonijnen.
2° [1 Vanaf 1 januari 2016 gebeurt de huisvesting van vleeskonijnen in alle bedrijven in verrijkte parken behalve :]1
- De bedrijven die een individueel dossier hebben ingediend waarin de stopzetting van de activiteit voorzien is vóór 1 januari 2020;
- De bedrijven die vóór 1 januari 2016 verrijkte kooien geïnstalleerd hebben. Deze mogen deze kooien gebruiken tot 31 december 2024;
- [1 ...]1.
3° Vanaf 1 januari 2021 :
- [2 ...]2
- Alle mannelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte kooien of verrijkte parken.
4° Vanaf 1 januari 2025 :
- Alle vleeskonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister.
- Alle vrouwelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister.
1° Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit moet elk bedrijf dat voor het eerst in gebruik wordt genomen, verrijkte parken voorzien voor de huisvesting van vleeskonijnen, en verrijkte parken of verrijkte kooien voorzien voor de huisvesting van fokkonijnen.
2° [1 Vanaf 1 januari 2016 gebeurt de huisvesting van vleeskonijnen in alle bedrijven in verrijkte parken behalve :]1
- De bedrijven die een individueel dossier hebben ingediend waarin de stopzetting van de activiteit voorzien is vóór 1 januari 2020;
- De bedrijven die vóór 1 januari 2016 verrijkte kooien geïnstalleerd hebben. Deze mogen deze kooien gebruiken tot 31 december 2024;
- [1 ...]1.
3° Vanaf 1 januari 2021 :
- [2 ...]2
- Alle mannelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte kooien of verrijkte parken.
4° Vanaf 1 januari 2025 :
- Alle vleeskonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister.
- Alle vrouwelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister.
Art. 18 _REGION_WALLONNE.
Les enclos pour les lapins doivent être adaptés selon les échéances suivantes :
1° Dès l'entrée en vigueur de cet arrêté, toute exploitation mise en service pour la première fois, héberge des lapins d'engraissement dans des parcs enrichis et les lapins reproducteurs dans des parcs enrichis ou des cages aménagées.
2° A partir du 1er janvier 2016, l'hébergement des lapins d'engraissement [1 se fait dans des parcs enrichis]1 dans toutes les exploitations sauf :
- Les exploitations qui auront présenté un dossier individuel de cessation d'activité prévue avant le 1er janvier 2020;
- Les exploitations qui avant le 1er janvier 2016 ont déjà mis en place des cages aménagées sont autorisées à utiliser ces logements jusqu'au 31 décembre 2024;
- [1 ...]1.
3° A partir du 1er janvier 2021 :
- [2 ...]2
- Tous les lapins reproducteurs mâles sont hébergés dans des cages aménagées ou des parcs enrichis.
4° A partir du 1er janvier 2025 :
- Tous les lapins d'engraissement sont hébergés dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre.
- Toutes les lapines reproductrices sont hébergées dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre.
Les enclos pour les lapins doivent être adaptés selon les échéances suivantes :
1° Dès l'entrée en vigueur de cet arrêté, toute exploitation mise en service pour la première fois, héberge des lapins d'engraissement dans des parcs enrichis et les lapins reproducteurs dans des parcs enrichis ou des cages aménagées.
2° A partir du 1er janvier 2016, l'hébergement des lapins d'engraissement [1 se fait dans des parcs enrichis]1 dans toutes les exploitations sauf :
- Les exploitations qui auront présenté un dossier individuel de cessation d'activité prévue avant le 1er janvier 2020;
- Les exploitations qui avant le 1er janvier 2016 ont déjà mis en place des cages aménagées sont autorisées à utiliser ces logements jusqu'au 31 décembre 2024;
- [1 ...]1.
3° A partir du 1er janvier 2021 :
- [2 ...]2
- Tous les lapins reproducteurs mâles sont hébergés dans des cages aménagées ou des parcs enrichis.
4° A partir du 1er janvier 2025 :
- Tous les lapins d'engraissement sont hébergés dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre.
- Toutes les lapines reproductrices sont hébergées dans des parcs enrichis répondant aux conditions fixées par le Ministre.
Afdeling 3. - Uitbating van de fokkerij
Section 3. - Conduite de l'élevage
Art.19. De inseminatie van de vrouwelijke konijnen mag slechts gebeuren vanaf de leeftijd van 15 weken.
Art.19. L'insémination des lapines ne peut se faire qu'à partir de l'âge de 15 semaines.
Art.20. § 1. Enkel voedsters die de dracht aankunnen en het nest kunnen grootbrengen zonder hun gezondheid in gevaar te brengen, worden geïnsemineerd.
§ 2. Toekomstige fokkonijnen kunnen pas afgezonderd worden vanaf de leeftijd van 12 weken.
§ 2. Toekomstige fokkonijnen kunnen pas afgezonderd worden vanaf de leeftijd van 12 weken.
Art.20. § 1er. Seules les lapines aptes à supporter la gestation et l'élevage de la portée sans compromettre leur santé sont inséminées.
§ 2. Les lapins destinés à devenir lapins reproducteurs ne peuvent être isolés avant l'âge de 12 semaines.
§ 2. Les lapins destinés à devenir lapins reproducteurs ne peuvent être isolés avant l'âge de 12 semaines.
Art.21. § 1. Minstens drie dagen voor het werpen beschikt elk drachtig konijn over een nestkast en nestmateriaal (stro, houtschaafsel of ander natuurlijk materiaal).
§ 2. Alle voedsters die zogen, hebben de mogelijkheid om zich af te zonderen van hun jongen.
§ 3. De nestkast moet zo ontworpen en geplaatst zijn dat de voedster niet op het dak kan springen en dat ze gemakkelijk binnen en buiten kan en haar jongen kan zogen zonder risico op verwondingen.
§ 4. De fokker heeft vlot toegang tot de jongen en kan ze gemakkelijk in het oog houden.
§ 5. De bodem van de nestkast bevindt zich op hetzelfde niveau of lager dan de bodem van de kooi.
§ 2. Alle voedsters die zogen, hebben de mogelijkheid om zich af te zonderen van hun jongen.
§ 3. De nestkast moet zo ontworpen en geplaatst zijn dat de voedster niet op het dak kan springen en dat ze gemakkelijk binnen en buiten kan en haar jongen kan zogen zonder risico op verwondingen.
§ 4. De fokker heeft vlot toegang tot de jongen en kan ze gemakkelijk in het oog houden.
§ 5. De bodem van de nestkast bevindt zich op hetzelfde niveau of lager dan de bodem van de kooi.
Art.21. § 1er. Au moins trois jours avant la mise bas, chaque lapine gestante dispose d'un nid et des matériaux de nidification (paille, copeaux de bois ou autre matériaux naturels).
§ 2. Toutes les lapines qui allaitent ont la possibilité de s'éloigner de leurs lapereaux.
§ 3. Le nid doit être conçu et placé de façon à éviter que la femelle saute sur le toit, et à permettre à la lapine d'entrer et de sortir et d'allaiter ses lapereaux facilement sans risque de blessures.
§ 4. L'éleveur a la possibilité d'accéder facilement aux lapereaux et de les surveiller aisément.
§ 5. Le sol du nid est au même niveau ou plus bas que le sol de la cage.
§ 2. Toutes les lapines qui allaitent ont la possibilité de s'éloigner de leurs lapereaux.
§ 3. Le nid doit être conçu et placé de façon à éviter que la femelle saute sur le toit, et à permettre à la lapine d'entrer et de sortir et d'allaiter ses lapereaux facilement sans risque de blessures.
§ 4. L'éleveur a la possibilité d'accéder facilement aux lapereaux et de les surveiller aisément.
§ 5. Le sol du nid est au même niveau ou plus bas que le sol de la cage.
Art.22. Jongen worden niet gespeend voor de leeftijd van achtentwintig dagen.
Art.22. Les lapereaux ne sont pas sevrés avant l'âge de vingt-huit jours.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
CHAPITRE IV. - Dispositions finales
Art.23. De bepalingen van artikel 7, artikel 13 en artikel 18 van dit besluit zijn niet van toepassing voor fokkerijen met minder dan 5 fokkonijnen.
Art.23. Les dispositions de l'article 7, de l'article 13 et de l'article 18 du présent arrêté, ne sont pas d'application pour les élevages de moins de 5 lapins reproducteurs.
Art.24. Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren.
Art.24. Les infractions aux dispositions du présent arrêté sont recherchées, constatées et punies conformément aux dispositions de la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux.
Art.25. De Minister bepaalt de precieze normen voor de huisvesting van konijnen in verrijkte parken en kan de definities van verrijkt park en verrijkte kooi in artikel 1, punten 8°, 9° en 10° wijzigen, rekening houdend met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek.
Art.25. Le Ministre fixe des conditions précises pour l'hébergement des lapins dans les parcs enrichis et peut modifier les définitions de parcs enrichis et de cages aménagées à l'article 1er, points 8°, 9° et 10°, en tenant compte des résultats de la recherche scientifique.
Art.26. Dit besluit treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de punten 2°, 3° en 4° van artikel 18. Deze punten treden in werking van zodra de Minister de normen heeft vastgesteld zoals bepaald in artikel 25, maar niet vroeger dan 1 januari 2016.
Art.26. Le présent arrêté entre en vigueur le lendemain de sa publication au Moniteur belge, à l'exclusion des points 2°, 3° et 4° de l'article 18. Ces points entrent en vigueur dès que le Ministre a fixé les conditions stipulées à l'article 25 et pas avant le 1er janvier 2016.
Art. 26_VLAAMS_GEWEST. Dit besluit treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de punten [1 ...]1 3° en 4° van artikel 18. Deze punten treden in werking van zodra de Minister de normen heeft vastgesteld zoals bepaald in artikel 25, maar niet vroeger dan [1 1 januari 2021]1.
Modifications
Art. 26 _REGION_FLAMANDE. Le présent arrêté entre en vigueur le lendemain de sa publication au Moniteur belge, à l'exclusion des points 2°, 3° et 4° de l'article 18. Ces points entrent en vigueur dès que le Ministre a fixé les conditions stipulées à l'article 25 et pas avant le [1 1er janvier 2021]1.
Modifications
Art. 26_WAALS_GEWEST. Dit besluit treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad [2 ...]2.
Art. 26 _REGION_WALLONNE. Le présent arrêté entre en vigueur le lendemain de sa publication au Moniteur belge [2 ...]2.
Art. 27. De minister bevoegd voor dierenwelzijn is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 27. Le ministre qui a le bien-être animal dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.