Art.15. § 1. De specifieke inrichtings- en uitrustingsvoorwaarden
[1 waaraan de producent die de in artikel 11, 2° en 3° bedoelde producten, rechtstreeks levert, moet voldoen, zijn de volgende]1 :
1° de vaartuigen zijn zodanig ontworpen en gebouwd dat de
[1 producten]1 niet verontreinigd kunnen worden. De gedeelten die bestemd zijn voor de opslag van
[1 producten]1 zijn schoon en worden goed onderhouden;
2° de lokalen en recipiënten die worden gebruikt voor de opslag van de
[1 producten]1, zijn van die aard dat de producten onder bevredigende hygiënische omstandigheden kunnen worden bewaard en dat, waar nodig, het smeltwater niet in contact blijft met de producten. De lokalen en de recipiënten zijn schoon en worden goed onderhouden;
3° de oppervlakken waarmee
[1 producten]1 in aanraking komen en de uitrusting en het gereedschap voor de bewerking van
[1 producten]1 bestaan uit corrosiebestendig materiaal dat gemakkelijk kan worden schoongemaakt en ontsmet. Zij zijn schoon en worden goed onderhouden;
4° de voorzieningen voor het aanlanden en lossen die in contact komen met de
[1 producten]1, bestaan uit materiaal dat gemakkelijk kan worden gereinigd en ontsmet. Die voorzieningen verkeren in goede staat van onderhoud en zijn schoon;
§ 2. De specifieke hygiënevoorschriften waaraan de producent die
[1 de in artikel 11, 2° en 3° bedoelde producten,]1 rechtstreeks levert, zich moet houden, zijn de volgende :
1° zodra de
[1 producten]1 aan boord zijn, worden ze zo snel mogelijk beschermd tegen verontreiniging en tegen inwerking van de zon of andere warmtebronnen;
2° de
[1 producten]1 worden, zo snel mogelijk na het aan boord brengen, gekoeld, tenzij zij levend worden bewaard. Als de
[1 producten]1 niet kunnen worden gekoeld op het vaartuig, worden ze zo snel mogelijk aan land gebracht en
[1 onmiddellijk]1 na het aanlanden gekoeld;
3° de
[1 producten]1 worden zodanig gehanteerd en opgeslagen dat beschadiging wordt voorkomen;
4° wanneer
[1 producten]1 aan boord van het vaartuig worden ontkopt en/of
[1 gegut]1, worden die bewerkingen zo snel mogelijk na het vangen onder hygiënische omstandigheden uitgevoerd en worden de producten onmiddellijk grondig gewassen.
5° de ingewanden en de delen van de
[1 producten]1 die een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid worden zo spoedig mogelijk verwijderd en gescheiden van de voor menselijke consumptie bestemde producten bewaard.
6° bij het aanlanden en lossen wordt verontreiniging van de
[1 producten]1 vermeden;
7° verse
[1 producten]1 worden, ook tijdens het vervoer, bewaard bij een temperatuur welke die van smeltend ijs benadert;
8° levend bewaarde
[1 producten]1 worden, ook tijdens het vervoer, bewaard bij een temperatuur en op een manier die de voedselveiligheid of de houdbaarheid ervan niet aantast;
9° de
[1 producten]1 voldoen aan de gezondheidsnormen zoals bedoeld in Hoofdstuk V van Sectie VIII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
10° in voorkomend geval dienen de voorschriften van punt D van Hoofdstuk III van Sectie VIII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 te worden nageleefd;