Artikel 1. In artikel 157bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, ingevoegd door het koninklijk besluit van 24 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aanbracht :
1° de bepaling onder 1. wordt aangevuld met de bepalingen onder f) en g), luidende :
"f) zeevarenden die worden aangesteld op een van haar schepen, herhalingscursussen en bijscholing hebben gekregen zoals is vereist in het STCW-verdrag;
g) op elk moment aan boord van haar schepen een doelmatige mondelinge communicatie is in overeenstemming met hoofdstuk V, voorschrift 14, leden 3 en 4 van SOLAS-verdrag.";
2° wordt aangevuld met de bepaling onder 4., luidende :
"4. De maatschappijen zorgen ervoor dat kapiteins, officieren en andere bemanningsleden die belast zijn met bijzondere taken en verantwoordelijkheden aan boord van ro-ro-passagiersschepen, de vertrouwdmakingsopleiding hebben voltooid zodat zij de bekwaamheden hebben verworven die nodig zijn voor de te vervullen functie, de uit te voeren taken en de te nemen verantwoordelijkheden, overeenkomstig de richtsnoeren in sectie B-I/14 van de STCW-code.".
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
4 SEPTEMBER 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 mei 2006 inzake vaarbevoegheidsbewijzen voor zeevarenden en tot wijziging van het koninklijk besluit van 1973 houdende zeevaartinspectiereglement
Titre
4 SEPTEMBRE 2014. - Arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 24 mai 2006 concernant des brevets pour des gens de mer et modifiant l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime
Informations sur le document
Numac: 2014014345
Datum: 2014-09-04
Info du document
Numac: 2014014345
Date: 2014-09-04
Tekst (27)
Texte (27)
Article 1er. Dans l'article 157bis de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime, inséré par l'arrêté royal du 24 mai 2006, les modifications suivantes sont apportées :
1° le 1. est complété par les f) et g), rédigés comme suit :
" f) les gens de mer affectés à l'un quelconque de ses navires ont suivi une formation de remise à niveau et d'actualisation des connaissances, comme le prévoit la convention STCW;
g) une communication vocale efficace est assurée à tout moment à bord de ses navires, conformément au chapitre V, règle 14, paragraphes 3 et 4, de la convention SOLAS. ";
2° est complété par le 4. rédigé comme suit :
" 4. Les compagnies veillent à ce que le capitaine, les officiers et les autres membres du personnel auxquels des tâches et responsabilités spécifiques sont confiées à bord de leurs navires rouliers à passagers aient suivi une formation de familiarisation en vue d'acquérir les aptitudes qui correspondent à la capacité à exercer et aux tâches et responsabilités à assumer, en tenant compte des recommandations énoncées dans la section B-I/14 du code STCW. ".
1° le 1. est complété par les f) et g), rédigés comme suit :
" f) les gens de mer affectés à l'un quelconque de ses navires ont suivi une formation de remise à niveau et d'actualisation des connaissances, comme le prévoit la convention STCW;
g) une communication vocale efficace est assurée à tout moment à bord de ses navires, conformément au chapitre V, règle 14, paragraphes 3 et 4, de la convention SOLAS. ";
2° est complété par le 4. rédigé comme suit :
" 4. Les compagnies veillent à ce que le capitaine, les officiers et les autres membres du personnel auxquels des tâches et responsabilités spécifiques sont confiées à bord de leurs navires rouliers à passagers aient suivi une formation de familiarisation en vue d'acquérir les aptitudes qui correspondent à la capacité à exercer et aux tâches et responsabilités à assumer, en tenant compte des recommandations énoncées dans la section B-I/14 du code STCW. ".
Art.2. Artikel 1, eerste lid, van bijlage XX van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 24 mei 2006, wordt aangevuld met de volgende zin :
"De voormelde erkenning vermeldt of de geneesheer voldoet aan de norm ISO 9001 of een gelijkwaardige norm met het oog op de afgifte van het certificaat van medische geschiktheid bedoeld in artikel 8, § 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 24 mei 2006 inzake vaarbevoegdheidsbewijzen voor zeevarenden.".
"De voormelde erkenning vermeldt of de geneesheer voldoet aan de norm ISO 9001 of een gelijkwaardige norm met het oog op de afgifte van het certificaat van medische geschiktheid bedoeld in artikel 8, § 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 24 mei 2006 inzake vaarbevoegdheidsbewijzen voor zeevarenden.".
Art.2. L'article 1er, alinéa 1er, de l'annexe XX du même arrêté, remplacé par l'arrêté royal du 24 mai 2006, est complété par la phrase suivante :
" L'agrément précité mentionne si le médecin satisfait à la norme ISO 9001 ou une norme équivalente en vue de la délivrance du certificat d'aptitude médicale visé à l'article 8, § 1, alinéa 3, de l'arrêté royal du 24 mai 2006 concernant des brevets d'aptitude pour des gens de mer. ".
" L'agrément précité mentionne si le médecin satisfait à la norme ISO 9001 ou une norme équivalente en vue de la délivrance du certificat d'aptitude médicale visé à l'article 8, § 1, alinéa 3, de l'arrêté royal du 24 mai 2006 concernant des brevets d'aptitude pour des gens de mer. ".
Art.3. In het opschrift van het koninklijk besluit van 24 mei 2006 inzake vaarbevoegdheidsbewijzen voor zeevarenden wordt in de Franstalige tekst het woord "brevets" vervangen door de woorden "brevets d'aptitude".
Art.3. Dans l'intitulé du texte français de l'arrêté royal du 24 mai 2006 concernant des brevets pour des gens de mer, le mot " brevets " est remplacé par les mots " brevets d'aptitude ".
Art.4. In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de bepaling onder 14° wordt opgeheven;
b) de bepaling onder 18° wordt vervangen als volgt :
"18° "STCW-code" : de code inzake opleiding, diplomering en wachtdienst voor zeevarenden, zoals aangenomen bij resolutie 2 van de Conferentie van 1995, in de bijgewerkt versie;";
c) de bepalingen onder 24° en 25° worden vervangen als volgt :
"24° "radioreglement" : het radioreglement dat is gehecht aan, of wordt geacht te zijn gehecht aan, het internationaal Verdrag betreffende telecommunicatie, zoals gewijzigd;
25° "passagiersschip" : een schip zoals omschreven in het SOLAS-verdrag;";
d) de bepaling onder 31° wordt opgeheven;
e) de bepaling onder 32° wordt vervangen als volgt :
"32° "diensttijd" : het dienstdoen aan boord van een schip voor zover van belang voor de afgifte of vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs, een bekwaamheidsbewijs of een andere kwalificatie;";
f) in de bepaling onder 36° worden de woorden "van de Europese Gemeenschappen" vervangen door de woorden "van de Europese Unie";
g) de bepaling onder 42° wordt vervangen als volgt :
"42° "Richtlijn 2008/106/EG" : Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden, in de meest recente versie;";
h) het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 43° tot en met 53°, luidende :
"43° "GMDSS-radio-operator" : een persoon die gekwalificeerd is in overeenstemming met hoofdstuk IV van bijlage I;
44° "ISPS-Code" : de internationale code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (International Ship and Port Facility Security Code), zoals op 12 december 2002 goedgekeurd bij resolutie 2 van de Conferentie van verdragsluitende staten bij SOLAS-verdrag, in bijgewerkte versie;
45° "scheepsveiligheidsbeambte" : een zich aan boord van het schip bevindende, aan de kapitein verantwoording verschuldigde persoon, die door de maatschappij is aangesteld als verantwoordelijke voor de beveiliging van het schip, inclusief uitvoering en onderhoud van het scheepsveiligheidsplan, en voor het contact met de veiligheidsbeambte van de maatschappij en de veiligheidsbeambten van de havenfaciliteit;
46° "beveiligingstaken" : alle beveiligingstaken aan boord van schepen zoals bepaald in hoofdstuk XI/2 van SOLAS-Verdrag, en in de ISPS-code;
47° "vaarbevoegdheidsbewijs" : een vaar-bevoegdheidsbewijs afgegeven en voorzien van een officiële verklaring voor kapiteins, officieren en GMDSS-radio-operatoren van het wereldwijd maritiem nood- en veiligheidssysteem in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstukken II, III, IV of VII van bijlage I, dat de rechtmatige houder ervan het recht geeft dienst te doen in de daarin beschreven hoedanigheid en de daarbij behorende functies te vervullen op het daarin omschreven verantwoordelijkheidsniveau;
48° "bekwaamheidsbewijs" : een bewijs van bekwaamheid anders dan het vaarbevoegdheidsbewijs dat aan een zeevarende wordt afgegeven, waarin staat dat aan de in dit besluit vermelde relevante eisen op het gebied van opleiding, vaardigheden of diensttijd is voldaan;
49° "schriftelijk bewijs" : een ander document dan een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs dat wordt gebruikt om vast te stellen dat aan de relevante eisen van dit besluit is voldaan;
50° "elektrotechnisch officier" : een officier die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage I;
51° "volmatroos met dekdienst" : een matroos die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk II van bijlage I;
52° "volmatroos met machinekamerdienst" : een matroos die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage I;
53° "elektrotechnisch matroos" : een matroos die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage I.".
a) de bepaling onder 14° wordt opgeheven;
b) de bepaling onder 18° wordt vervangen als volgt :
"18° "STCW-code" : de code inzake opleiding, diplomering en wachtdienst voor zeevarenden, zoals aangenomen bij resolutie 2 van de Conferentie van 1995, in de bijgewerkt versie;";
c) de bepalingen onder 24° en 25° worden vervangen als volgt :
"24° "radioreglement" : het radioreglement dat is gehecht aan, of wordt geacht te zijn gehecht aan, het internationaal Verdrag betreffende telecommunicatie, zoals gewijzigd;
25° "passagiersschip" : een schip zoals omschreven in het SOLAS-verdrag;";
d) de bepaling onder 31° wordt opgeheven;
e) de bepaling onder 32° wordt vervangen als volgt :
"32° "diensttijd" : het dienstdoen aan boord van een schip voor zover van belang voor de afgifte of vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs, een bekwaamheidsbewijs of een andere kwalificatie;";
f) in de bepaling onder 36° worden de woorden "van de Europese Gemeenschappen" vervangen door de woorden "van de Europese Unie";
g) de bepaling onder 42° wordt vervangen als volgt :
"42° "Richtlijn 2008/106/EG" : Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden, in de meest recente versie;";
h) het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 43° tot en met 53°, luidende :
"43° "GMDSS-radio-operator" : een persoon die gekwalificeerd is in overeenstemming met hoofdstuk IV van bijlage I;
44° "ISPS-Code" : de internationale code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (International Ship and Port Facility Security Code), zoals op 12 december 2002 goedgekeurd bij resolutie 2 van de Conferentie van verdragsluitende staten bij SOLAS-verdrag, in bijgewerkte versie;
45° "scheepsveiligheidsbeambte" : een zich aan boord van het schip bevindende, aan de kapitein verantwoording verschuldigde persoon, die door de maatschappij is aangesteld als verantwoordelijke voor de beveiliging van het schip, inclusief uitvoering en onderhoud van het scheepsveiligheidsplan, en voor het contact met de veiligheidsbeambte van de maatschappij en de veiligheidsbeambten van de havenfaciliteit;
46° "beveiligingstaken" : alle beveiligingstaken aan boord van schepen zoals bepaald in hoofdstuk XI/2 van SOLAS-Verdrag, en in de ISPS-code;
47° "vaarbevoegdheidsbewijs" : een vaar-bevoegdheidsbewijs afgegeven en voorzien van een officiële verklaring voor kapiteins, officieren en GMDSS-radio-operatoren van het wereldwijd maritiem nood- en veiligheidssysteem in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstukken II, III, IV of VII van bijlage I, dat de rechtmatige houder ervan het recht geeft dienst te doen in de daarin beschreven hoedanigheid en de daarbij behorende functies te vervullen op het daarin omschreven verantwoordelijkheidsniveau;
48° "bekwaamheidsbewijs" : een bewijs van bekwaamheid anders dan het vaarbevoegdheidsbewijs dat aan een zeevarende wordt afgegeven, waarin staat dat aan de in dit besluit vermelde relevante eisen op het gebied van opleiding, vaardigheden of diensttijd is voldaan;
49° "schriftelijk bewijs" : een ander document dan een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs dat wordt gebruikt om vast te stellen dat aan de relevante eisen van dit besluit is voldaan;
50° "elektrotechnisch officier" : een officier die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage I;
51° "volmatroos met dekdienst" : een matroos die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk II van bijlage I;
52° "volmatroos met machinekamerdienst" : een matroos die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage I;
53° "elektrotechnisch matroos" : een matroos die bevoegd is in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage I.".
Art.4. Dans l'article 1er du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
a) le 14° est abrogé;
b) le 18° est remplacé par ce qui suit :
" 18° "code STCW" : le code de formation des gens de mer, de délivrance des brevets et de veille, adopté par la résolution 2 de la conférence STCW des parties de 1995, dans sa version mise à jour; ";
c) les 24° et 25° sont remplacés par ce qui suit :
" 24° "réglementation des radiocommunications" : la réglementation des radiocommunications annexée, ou considérée comme annexée, à la convention internationale des télécommunications, telle que modifiée;
25° "navire à passagers" : un navire tel que défini dans la convention SOLAS; ";
d) le 31° est abrogé;
e) le 32° est remplacé par ce qui suit :
" 32° "service en mer" : un service effectué à bord d'un navire en rapport avec la délivrance ou la prorogation d'un brevet d'aptitude, d'un certificat d'aptitude ou d'une autre qualification; ";
f) dans le 36° les mots " des Communautés européennes " sont remplacés par les mots " de l'Union Européen ";
g) le 42° est remplacé par ce qui suit :
" 42° "Directive 2008/106/CE " : Directive 2008/106/CE du Parlement européen et du Conseil du 19 novembre 2008 concernant le niveau minimal de formation des gens de mer, dans la version actualisée; ";
h) l'article est complété par les 43° à 53° rédigés comme suit :
" 43° "opérateur des radiocommunications dans le cadre du SMDSM" : une personne qualifiée conformément au chapitre IV de l'annexe I;
44° "code ISPS" : le code international pour la sûreté des navires et des installations portuaires, adopté le 12 décembre 2002 par la résolution 2 de la conférence des gouvernements contractants à la convention SOLAS dans sa version mise à jour;
45° "agent de sûreté du navire" : la personne à bord d'un navire, responsable devant le capitaine, qui est désignée par la compagnie comme responsable de la sûreté du navire, notamment de l'exécution et du maintien du plan de sûreté du navire et de la liaison avec l'agent de sûreté de la compagnie et les agents de sûreté de l'installation portuaire;
46° "tâches liées à la sûreté" : comprennent toutes les tâches liées à la sûreté à bord d'un navire, telles que définies au chapitre XI/2 de la convention SOLAS, et dans le code ISPS;
47° "brevet d'aptitude" : un titre délivré et visé à l'intention des capitaines, officiers et opérateurs des radiocommunications dans le cadre du SMDSM conformément aux chapitres II, III, IV ou VII de l'annexe I, qui autorise son titulaire légitime à servir dans la capacité indiquée dans ce document et à exécuter les fonctions correspondantes au niveau de responsabilité qui y est spécifié;
48° "certificat d'aptitude" : un titre autre qu'un brevet d'aptitude délivré à un marin attestant qu'il satisfait aux prescriptions pertinentes du présent arrêté relatives à la formation, aux compétences et au service en mer;
49° "attestation" : un document, autre qu'un brevet d'aptitude ou un certificat d'aptitude, utilisé pour attester qu'il a été satisfait aux prescriptions pertinentes du présent arrêté;
50° "officier électrotechnicien" : un officier qualifié conformément au chapitre III de l'annexe I;
51° "marin qualifié Pont" : un matelot ayant les qualifications requises conformément aux dispositions du chapitre II de l'annexe I;
52° "marin qualifié Machine" : un matelot ayant les qualifications requises conformément au chapitre III de l'annexe I;
53° "matelot électrotechnicien" : un matelot ayant les qualifications requises conformément au chapitre III de l'annexe I. ".
a) le 14° est abrogé;
b) le 18° est remplacé par ce qui suit :
" 18° "code STCW" : le code de formation des gens de mer, de délivrance des brevets et de veille, adopté par la résolution 2 de la conférence STCW des parties de 1995, dans sa version mise à jour; ";
c) les 24° et 25° sont remplacés par ce qui suit :
" 24° "réglementation des radiocommunications" : la réglementation des radiocommunications annexée, ou considérée comme annexée, à la convention internationale des télécommunications, telle que modifiée;
25° "navire à passagers" : un navire tel que défini dans la convention SOLAS; ";
d) le 31° est abrogé;
e) le 32° est remplacé par ce qui suit :
" 32° "service en mer" : un service effectué à bord d'un navire en rapport avec la délivrance ou la prorogation d'un brevet d'aptitude, d'un certificat d'aptitude ou d'une autre qualification; ";
f) dans le 36° les mots " des Communautés européennes " sont remplacés par les mots " de l'Union Européen ";
g) le 42° est remplacé par ce qui suit :
" 42° "Directive 2008/106/CE " : Directive 2008/106/CE du Parlement européen et du Conseil du 19 novembre 2008 concernant le niveau minimal de formation des gens de mer, dans la version actualisée; ";
h) l'article est complété par les 43° à 53° rédigés comme suit :
" 43° "opérateur des radiocommunications dans le cadre du SMDSM" : une personne qualifiée conformément au chapitre IV de l'annexe I;
44° "code ISPS" : le code international pour la sûreté des navires et des installations portuaires, adopté le 12 décembre 2002 par la résolution 2 de la conférence des gouvernements contractants à la convention SOLAS dans sa version mise à jour;
45° "agent de sûreté du navire" : la personne à bord d'un navire, responsable devant le capitaine, qui est désignée par la compagnie comme responsable de la sûreté du navire, notamment de l'exécution et du maintien du plan de sûreté du navire et de la liaison avec l'agent de sûreté de la compagnie et les agents de sûreté de l'installation portuaire;
46° "tâches liées à la sûreté" : comprennent toutes les tâches liées à la sûreté à bord d'un navire, telles que définies au chapitre XI/2 de la convention SOLAS, et dans le code ISPS;
47° "brevet d'aptitude" : un titre délivré et visé à l'intention des capitaines, officiers et opérateurs des radiocommunications dans le cadre du SMDSM conformément aux chapitres II, III, IV ou VII de l'annexe I, qui autorise son titulaire légitime à servir dans la capacité indiquée dans ce document et à exécuter les fonctions correspondantes au niveau de responsabilité qui y est spécifié;
48° "certificat d'aptitude" : un titre autre qu'un brevet d'aptitude délivré à un marin attestant qu'il satisfait aux prescriptions pertinentes du présent arrêté relatives à la formation, aux compétences et au service en mer;
49° "attestation" : un document, autre qu'un brevet d'aptitude ou un certificat d'aptitude, utilisé pour attester qu'il a été satisfait aux prescriptions pertinentes du présent arrêté;
50° "officier électrotechnicien" : un officier qualifié conformément au chapitre III de l'annexe I;
51° "marin qualifié Pont" : un matelot ayant les qualifications requises conformément aux dispositions du chapitre II de l'annexe I;
52° "marin qualifié Machine" : un matelot ayant les qualifications requises conformément au chapitre III de l'annexe I;
53° "matelot électrotechnicien" : un matelot ayant les qualifications requises conformément au chapitre III de l'annexe I. ".
Art.5. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
"Om een bewijs zoals omschreven in artikel 1, onder 47° en 48°, en/of een schriftelijk bewijs zoals omschreven in artikel 1, punt 49°, te verkrijgen moeten zeevarenden die dienst doen op een schip als bedoeld in artikel 2 ten minste een opleiding hebben genoten die voldoet aan de eisen van het STCW-verdrag opgenomen in bijlage I bij dit besluit en aan de bepalingen van dit besluit.";
2° in het tweede en derde lid worden de woorden "bewijs van beroepsbekwaamheid" vervangen door het woord "bekwaamheidsbewijs".
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
"Om een bewijs zoals omschreven in artikel 1, onder 47° en 48°, en/of een schriftelijk bewijs zoals omschreven in artikel 1, punt 49°, te verkrijgen moeten zeevarenden die dienst doen op een schip als bedoeld in artikel 2 ten minste een opleiding hebben genoten die voldoet aan de eisen van het STCW-verdrag opgenomen in bijlage I bij dit besluit en aan de bepalingen van dit besluit.";
2° in het tweede en derde lid worden de woorden "bewijs van beroepsbekwaamheid" vervangen door het woord "bekwaamheidsbewijs".
Art.5. Dans l'article 3 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
" Afin d'obtenir un titre au sens de l'article 1er, points 47° et 48°, et/ou une attestation au sens de l'article 1er, point 49°, les gens de mer servant à bord d'un navire de mer visé à l'article 2 doivent avoir suivi une formation qui soit au moins conforme aux prescriptions de la convention STCW, telles qu'elles sont énoncées à l'annexe I du présent arrêté et aux dispositions du présent arrêté. ";
2° dans les alinéas 2 et 3, le mot " brevet " est à chaque fois remplacé par les mots " brevet d'aptitude ".
1° l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
" Afin d'obtenir un titre au sens de l'article 1er, points 47° et 48°, et/ou une attestation au sens de l'article 1er, point 49°, les gens de mer servant à bord d'un navire de mer visé à l'article 2 doivent avoir suivi une formation qui soit au moins conforme aux prescriptions de la convention STCW, telles qu'elles sont énoncées à l'annexe I du présent arrêté et aux dispositions du présent arrêté. ";
2° dans les alinéas 2 et 3, le mot " brevet " est à chaque fois remplacé par les mots " brevet d'aptitude ".
Art.6. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.6. L'article 4 du même arrêté est abrogé.
Art.7. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 5. § 1. Vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen worden slechts afgeven aan kandidaten die aan de eisen van dit artikel voldoen door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld, onverminderd het bepaalde in paragraaf 4.
§ 2. De vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen voor kapiteins, officieren en radio-operators worden door de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, voorzien van een officiële verklaring volgens de voorschriften van dit artikel.
§ 3. Vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen worden afgegeven in overeenstemming met voorschrift I/2, lid 3, van de bijlage bij het STCW-verdrag.
§ 3/1. Vaarbevoegdheidsbewijzen worden uitsluitend afgegeven na controle van de echtheid en de geldigheid van de nodige schriftelijke bewijzen en in overeenstemming met de bepalingen in dit artikel.
§ 4. Met betrekking tot de radio-operators wordt door het BIPT een afzonderlijk vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs afgegeven waarin is vermeld dat de houder de aanvullende kennis vereist volgens de desbetreffende voorschriften bezit.
§ 5. De officiële verklaringen worden opgenomen in het model van het vaarbevoegdheidsbewijs en bekwaamheidsbewijs afgegeven zoals voorgeschreven in sectie A-I/2 van de STCW-code. Het gebruikte model komt overeen met het model dat is beschreven in sectie A-I/2, lid 1 van de STCW-code.
De officiële verklaringen worden afgegeven overeenkomstig artikel VI, lid 2, van het STCW-verdrag.
Officiële verklaringen ter bevestiging van de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs en officiële verklaringen ter bevestiging van afgifte van een bekwaamheidsbewijs aan kapiteins en officieren in overeenstemming met voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage I worden uitsluitend afgegeven indien aan alle vereisten van het STCW-verdrag en dit besluit is voldaan.
§ 6. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld, geven een officiële verklaring af ter bevestiging van de erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs dat krachtens de procedure van artikel 15, § 1, a), is afgegeven aan kapiteins en officieren in overeenstemming met de voorschriften V/1-1 en V/1-2 van de bijlage bij het STCW-verdrag, na zich te vergewissen van de echtheid en geldigheid van dat bewijs. Het model van de gebruikte officiële verklaring komt overeen met het model zoals opgenomen in lid 3 van sectie A-I/2 van de STCW-code.
§ 7. De officiële verklaringen bedoeld in de paragrafen 5 en 6 :
a) mogen als afzonderlijke documenten worden afgegeven;
b) worden uitsluitend door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld afgeven;
c) zijn alle voorzien van een eigen, uniek nummer, met dien verstande dat aan officiële verklaringen die de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs bevestigen, hetzelfde nummer mag worden toegekend als aan het desbetreffende vaarbevoegdheidsbewijs, op voorwaarde dat dit nummer uniek is; en
d) verliezen hun geldigheid zodra het van een officiële verklaring voorziene vaarbevoegdheidsbewijs of het van een officiële verklaring voorziene bekwaamheidsbewijs dat aan kapiteins en officieren is afgegeven overeenkomstig voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage I bij het STCW-verdrag, verloopt of wordt ingetrokken, tijdelijk wordt ingetrokken of ongeldig wordt verklaard door de lidstaat of het derde land dat het heeft afgegeven en, in elk geval, uiterlijk vijf jaar na de datum van afgifte ervan.
§ 8. De hoedanigheid waarin de houder van een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs gerechtigd is te varen wordt in de officiële verklaring vermeld in bewoordingen gelijk aan die welke worden gebruikt in de van toepassing zijnde eisen inzake het veilig bemannen van zeeschepen zoals bepaald in artikel 90 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement.
§ 9. Behoudens de bepalingen van artikel 15, § 2, is het origineel van elk op grond van dit besluit vereist vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs beschikbaar aan boord van het zeeschip waarop de houder dienst doet.
§ 10. Kandidaten die een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs wensen te verkrijgen, dienen het bewijs over te leggen :
a) van hun identiteit;
b) dat hun leeftijd niet lager is dan die welke is voorgeschreven in de in bijlage I opgesomde voorschriften voor het aangevraagde vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs;
c) dat zij voldoen aan de normen betreffende medische geschiktheid van sectie A-I/9 van de STCW-code overeenkomstig artikel 102 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement;
d) dat zij de diensttijd, en elke verplichte opleiding die door de voorschriften van bijlage I voor het aangevraagde vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs wordt vereist, hebben voltooid; en
e) dat zij voldoen aan de normen van vakbekwaamheid die door de voorschriften van bijlage I worden vereist voor de hoedanigheden, functies en niveaus, die moeten worden vermeld in de officiële verklaring bij het vaarbevoegdheidsbewijs.
Deze paragraaf is niet van toepassing op erkenningen van officiële verklaringen overeenkomstig voorschrift I/10 van het STCW-verdrag.
§ 11. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld :
a) houdt een elektronisch register bij van alle vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen en officiële verklaringen voor kapiteins en officieren en, waar van toepassing, matrozen, die zijn afgegeven, zijn verlopen of zijn vernieuwd, ingetrokken, tijdelijk ingetrokken of ongeldig verklaard of als vermist of vernietigd zijn aangemeld, en tevens van dispensaties die zijn verleend;
b) stelt alle gegevens elektronisch beschikbaar betreffende de status van vaarbevoegdheidsbewijzen, officiële verklaringen en dispensaties aan andere lidstaten of andere partijen bij het STCW-verdrag en maatschappijen die om bevestiging van de echtheid en geldigheid verzoeken van vaarbevoegdheidsbewijzen en/of aan kapiteins en officieren overeenkomstig voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage I afgegeven bewijzen die aan hen worden overgelegd door zeevarenden die conform voorschrift I/10 van het STCW-verdrag erkenning aanvragen of werk zoeken aan boord van een schip."
"Art. 5. § 1. Vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen worden slechts afgeven aan kandidaten die aan de eisen van dit artikel voldoen door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld, onverminderd het bepaalde in paragraaf 4.
§ 2. De vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen voor kapiteins, officieren en radio-operators worden door de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, voorzien van een officiële verklaring volgens de voorschriften van dit artikel.
§ 3. Vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen worden afgegeven in overeenstemming met voorschrift I/2, lid 3, van de bijlage bij het STCW-verdrag.
§ 3/1. Vaarbevoegdheidsbewijzen worden uitsluitend afgegeven na controle van de echtheid en de geldigheid van de nodige schriftelijke bewijzen en in overeenstemming met de bepalingen in dit artikel.
§ 4. Met betrekking tot de radio-operators wordt door het BIPT een afzonderlijk vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs afgegeven waarin is vermeld dat de houder de aanvullende kennis vereist volgens de desbetreffende voorschriften bezit.
§ 5. De officiële verklaringen worden opgenomen in het model van het vaarbevoegdheidsbewijs en bekwaamheidsbewijs afgegeven zoals voorgeschreven in sectie A-I/2 van de STCW-code. Het gebruikte model komt overeen met het model dat is beschreven in sectie A-I/2, lid 1 van de STCW-code.
De officiële verklaringen worden afgegeven overeenkomstig artikel VI, lid 2, van het STCW-verdrag.
Officiële verklaringen ter bevestiging van de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs en officiële verklaringen ter bevestiging van afgifte van een bekwaamheidsbewijs aan kapiteins en officieren in overeenstemming met voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage I worden uitsluitend afgegeven indien aan alle vereisten van het STCW-verdrag en dit besluit is voldaan.
§ 6. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld, geven een officiële verklaring af ter bevestiging van de erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs dat krachtens de procedure van artikel 15, § 1, a), is afgegeven aan kapiteins en officieren in overeenstemming met de voorschriften V/1-1 en V/1-2 van de bijlage bij het STCW-verdrag, na zich te vergewissen van de echtheid en geldigheid van dat bewijs. Het model van de gebruikte officiële verklaring komt overeen met het model zoals opgenomen in lid 3 van sectie A-I/2 van de STCW-code.
§ 7. De officiële verklaringen bedoeld in de paragrafen 5 en 6 :
a) mogen als afzonderlijke documenten worden afgegeven;
b) worden uitsluitend door de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld afgeven;
c) zijn alle voorzien van een eigen, uniek nummer, met dien verstande dat aan officiële verklaringen die de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs bevestigen, hetzelfde nummer mag worden toegekend als aan het desbetreffende vaarbevoegdheidsbewijs, op voorwaarde dat dit nummer uniek is; en
d) verliezen hun geldigheid zodra het van een officiële verklaring voorziene vaarbevoegdheidsbewijs of het van een officiële verklaring voorziene bekwaamheidsbewijs dat aan kapiteins en officieren is afgegeven overeenkomstig voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage I bij het STCW-verdrag, verloopt of wordt ingetrokken, tijdelijk wordt ingetrokken of ongeldig wordt verklaard door de lidstaat of het derde land dat het heeft afgegeven en, in elk geval, uiterlijk vijf jaar na de datum van afgifte ervan.
§ 8. De hoedanigheid waarin de houder van een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs gerechtigd is te varen wordt in de officiële verklaring vermeld in bewoordingen gelijk aan die welke worden gebruikt in de van toepassing zijnde eisen inzake het veilig bemannen van zeeschepen zoals bepaald in artikel 90 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement.
§ 9. Behoudens de bepalingen van artikel 15, § 2, is het origineel van elk op grond van dit besluit vereist vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs beschikbaar aan boord van het zeeschip waarop de houder dienst doet.
§ 10. Kandidaten die een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs wensen te verkrijgen, dienen het bewijs over te leggen :
a) van hun identiteit;
b) dat hun leeftijd niet lager is dan die welke is voorgeschreven in de in bijlage I opgesomde voorschriften voor het aangevraagde vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs;
c) dat zij voldoen aan de normen betreffende medische geschiktheid van sectie A-I/9 van de STCW-code overeenkomstig artikel 102 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement;
d) dat zij de diensttijd, en elke verplichte opleiding die door de voorschriften van bijlage I voor het aangevraagde vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs wordt vereist, hebben voltooid; en
e) dat zij voldoen aan de normen van vakbekwaamheid die door de voorschriften van bijlage I worden vereist voor de hoedanigheden, functies en niveaus, die moeten worden vermeld in de officiële verklaring bij het vaarbevoegdheidsbewijs.
Deze paragraaf is niet van toepassing op erkenningen van officiële verklaringen overeenkomstig voorschrift I/10 van het STCW-verdrag.
§ 11. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld :
a) houdt een elektronisch register bij van alle vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen en officiële verklaringen voor kapiteins en officieren en, waar van toepassing, matrozen, die zijn afgegeven, zijn verlopen of zijn vernieuwd, ingetrokken, tijdelijk ingetrokken of ongeldig verklaard of als vermist of vernietigd zijn aangemeld, en tevens van dispensaties die zijn verleend;
b) stelt alle gegevens elektronisch beschikbaar betreffende de status van vaarbevoegdheidsbewijzen, officiële verklaringen en dispensaties aan andere lidstaten of andere partijen bij het STCW-verdrag en maatschappijen die om bevestiging van de echtheid en geldigheid verzoeken van vaarbevoegdheidsbewijzen en/of aan kapiteins en officieren overeenkomstig voorschriften V/1-1 en V/1-2 van bijlage I afgegeven bewijzen die aan hen worden overgelegd door zeevarenden die conform voorschrift I/10 van het STCW-verdrag erkenning aanvragen of werk zoeken aan boord van een schip."
Art.7. L'article 5 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :
" Art. 5. § 1er. Les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet ne délivrent les brevets d'aptitude et les certificats d'aptitude qu'aux candidats qui satisfont aux prescriptions du présent article, sans préjudice des dispositions du paragraphe 4.
§ 2. Les brevets d'aptitude et les certificats d'aptitude des capitaines, officiers et opérateurs des radiocommunications sont visés par les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet selon les prescriptions du présent article.
§ 3. Les brevets d'aptitude et les certificats d'aptitude sont délivrés conformément à la règle I/2, paragraphe 3, de l'annexe de la convention STCW.
§ 3/1. Les brevets d'aptitude ne sont délivrés qu'après vérification de l'authenticité et de la validité de toute attestation nécessaire et conformément aux dispositions du présent article.
§ 4. En ce qui concerne les opérateurs des radiocommunications, l'IBPT délivre un brevet d'aptitude ou un certificat d'aptitude distinct, indiquant que le titulaire possède les connaissances supplémentaires prescrites dans les règles pertinentes.
§ 5. Les visas sont incorporés dans le modèle d'un brevet d'aptitude et d'un certificat d'aptitude délivrés, ainsi qu'il est prévu dans la section A-I/2 du code STCW. Le modèle utilisé est conforme à celui figurant à la section A-1/2, alinéa 1er, du code STCW.
Les visas sont délivrés conformément à l'article VI, alinéa 2, de la convention STCW.
Les visas attestant la délivrance d'un brevet d'aptitude et les visas attestant la délivrance d'un certificat d'aptitude aux capitaines et aux officiers conformément aux règles V/1-1 et V/1-2 de l'annexe I ne sont délivrés que si toutes les exigences de la convention STCW et du présent arrêté ont été satisfaites.
§ 6. Les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet visent seulement après s'être assurés de l'authenticité et de la validité d'un brevet d'aptitude ou d'un certificat d'aptitude délivré aux capitaines et aux officiers conformément aux règles V/1-1 et V/1-2 de l'annexe à la convention STCW en vertu de la procédure prévue à l'article 15, § 1er, a), pour en attester la reconnaissance. Le modèle de visa utilisé est conforme au modèle repris à la section A-I/2, paragraphe 3, du code STCW.
§ 7. Les visas mentionnés aux paragraphes 5 et 6 :
a) peuvent être délivrés en tant que documents distincts;
b) ne sont délivrés que par les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet;
c) ont chacun un numéro unique, excepté les visas attestant la délivrance d'un brevet d'aptitude qui peuvent avoir le même numéro que le brevet d'aptitude en question, sous réserve que ce numéro soit unique; et
d) expirent chacun dès que le brevet d'aptitude visé ou le certificat d'aptitude visé délivré aux capitaines et aux officiers conformément aux règles V/1-1 et V/1-2 de l'annexe I de la convention STCW expire ou est révoqué, suspendu ou annulé par l'Etat membre ou le pays tiers qui les a délivrés et, en tout état de cause, cinq ans au plus tard après la date de leur délivrance.
§ 8. La capacité dans laquelle le titulaire d'un brevet d'aptitude ou d'un certificat d'aptitude est autorisé à servir à bord est spécifiée sur le visa en des termes identiques à ceux qui sont utilisés dans les prescriptions applicables concernant les effectifs de sécurité telles que prévues à l'article 90 de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime.
§ 9. Sous réserve des dispositions de l'article 15, § 2, l'original de tout brevet d'aptitude ou certificat d'aptitude prescrit par le présent arrêté se trouve à bord du navire de mer sur lequel sert le titulaire.
§ 10. Les candidats à la délivrance d'un brevet d'aptitude ou d'un certificat d'aptitude prouvent de manière satisfaisante :
a) leur identité;
b) qu'ils ont au moins l'âge prescrit par les règles figurant à l'annexe I pour l'obtention du brevet d'aptitude ou du certificat d'aptitude demandé;
c) qu'ils satisfont aux normes d'aptitude médicale spécifiées dans la section A-I/9 du code STCW conformément à l'article 102 de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime;
d) qu'ils ont accompli le service en mer et toute formation obligatoire tel que prescrit par les règles figurant à l'annexe I pour l'obtention du brevet d'aptitude ou du certificat d'aptitude demandé; et
e) qu'ils satisfont aux normes de compétence prescrites par les règles figurant à l'annexe I pour les capacités, les fonctions et les niveaux qui doivent être indiqués sur le visa du brevet d'aptitude.
Le présent paragraphe ne s'applique pas à la reconnaissance de visas effectuée au titre de la règle I/10 de la convention STCW.
§ 11. Les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet :
a) tiennent un ou des registres électroniques de tous les brevets d'aptitude et certificats d'aptitude et visas de capitaine et d'officier et, le cas échéant, de matelot, qui sont délivrés, sont arrivés à expiration ou ont été revalidés, suspendus, annulés ou déclarés perdus ou détruits, ainsi que des dispenses qui ont été accordées;
b) fournissent toutes les données électroniques disponibles sur le statut des brevets d'aptitude, visas et dispenses aux autres Etats membres ou aux autres parties à la convention STCW et aux compagnies qui demandent à vérifier l'authenticité et la validité des brevets d'aptitude et/ou certificats d'aptitude délivrés aux capitaines et aux officiers conformément aux dispositions des règles V/1-1 et V/1-2 de l'annexe I produits par les gens de mer en vue de leur reconnaissance, au titre de la règle I/10 de la convention STCW, ou afin d'obtenir un emploi à bord d'un navire. ".
" Art. 5. § 1er. Les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet ne délivrent les brevets d'aptitude et les certificats d'aptitude qu'aux candidats qui satisfont aux prescriptions du présent article, sans préjudice des dispositions du paragraphe 4.
§ 2. Les brevets d'aptitude et les certificats d'aptitude des capitaines, officiers et opérateurs des radiocommunications sont visés par les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet selon les prescriptions du présent article.
§ 3. Les brevets d'aptitude et les certificats d'aptitude sont délivrés conformément à la règle I/2, paragraphe 3, de l'annexe de la convention STCW.
§ 3/1. Les brevets d'aptitude ne sont délivrés qu'après vérification de l'authenticité et de la validité de toute attestation nécessaire et conformément aux dispositions du présent article.
§ 4. En ce qui concerne les opérateurs des radiocommunications, l'IBPT délivre un brevet d'aptitude ou un certificat d'aptitude distinct, indiquant que le titulaire possède les connaissances supplémentaires prescrites dans les règles pertinentes.
§ 5. Les visas sont incorporés dans le modèle d'un brevet d'aptitude et d'un certificat d'aptitude délivrés, ainsi qu'il est prévu dans la section A-I/2 du code STCW. Le modèle utilisé est conforme à celui figurant à la section A-1/2, alinéa 1er, du code STCW.
Les visas sont délivrés conformément à l'article VI, alinéa 2, de la convention STCW.
Les visas attestant la délivrance d'un brevet d'aptitude et les visas attestant la délivrance d'un certificat d'aptitude aux capitaines et aux officiers conformément aux règles V/1-1 et V/1-2 de l'annexe I ne sont délivrés que si toutes les exigences de la convention STCW et du présent arrêté ont été satisfaites.
§ 6. Les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet visent seulement après s'être assurés de l'authenticité et de la validité d'un brevet d'aptitude ou d'un certificat d'aptitude délivré aux capitaines et aux officiers conformément aux règles V/1-1 et V/1-2 de l'annexe à la convention STCW en vertu de la procédure prévue à l'article 15, § 1er, a), pour en attester la reconnaissance. Le modèle de visa utilisé est conforme au modèle repris à la section A-I/2, paragraphe 3, du code STCW.
§ 7. Les visas mentionnés aux paragraphes 5 et 6 :
a) peuvent être délivrés en tant que documents distincts;
b) ne sont délivrés que par les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet;
c) ont chacun un numéro unique, excepté les visas attestant la délivrance d'un brevet d'aptitude qui peuvent avoir le même numéro que le brevet d'aptitude en question, sous réserve que ce numéro soit unique; et
d) expirent chacun dès que le brevet d'aptitude visé ou le certificat d'aptitude visé délivré aux capitaines et aux officiers conformément aux règles V/1-1 et V/1-2 de l'annexe I de la convention STCW expire ou est révoqué, suspendu ou annulé par l'Etat membre ou le pays tiers qui les a délivrés et, en tout état de cause, cinq ans au plus tard après la date de leur délivrance.
§ 8. La capacité dans laquelle le titulaire d'un brevet d'aptitude ou d'un certificat d'aptitude est autorisé à servir à bord est spécifiée sur le visa en des termes identiques à ceux qui sont utilisés dans les prescriptions applicables concernant les effectifs de sécurité telles que prévues à l'article 90 de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime.
§ 9. Sous réserve des dispositions de l'article 15, § 2, l'original de tout brevet d'aptitude ou certificat d'aptitude prescrit par le présent arrêté se trouve à bord du navire de mer sur lequel sert le titulaire.
§ 10. Les candidats à la délivrance d'un brevet d'aptitude ou d'un certificat d'aptitude prouvent de manière satisfaisante :
a) leur identité;
b) qu'ils ont au moins l'âge prescrit par les règles figurant à l'annexe I pour l'obtention du brevet d'aptitude ou du certificat d'aptitude demandé;
c) qu'ils satisfont aux normes d'aptitude médicale spécifiées dans la section A-I/9 du code STCW conformément à l'article 102 de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime;
d) qu'ils ont accompli le service en mer et toute formation obligatoire tel que prescrit par les règles figurant à l'annexe I pour l'obtention du brevet d'aptitude ou du certificat d'aptitude demandé; et
e) qu'ils satisfont aux normes de compétence prescrites par les règles figurant à l'annexe I pour les capacités, les fonctions et les niveaux qui doivent être indiqués sur le visa du brevet d'aptitude.
Le présent paragraphe ne s'applique pas à la reconnaissance de visas effectuée au titre de la règle I/10 de la convention STCW.
§ 11. Les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet :
a) tiennent un ou des registres électroniques de tous les brevets d'aptitude et certificats d'aptitude et visas de capitaine et d'officier et, le cas échéant, de matelot, qui sont délivrés, sont arrivés à expiration ou ont été revalidés, suspendus, annulés ou déclarés perdus ou détruits, ainsi que des dispenses qui ont été accordées;
b) fournissent toutes les données électroniques disponibles sur le statut des brevets d'aptitude, visas et dispenses aux autres Etats membres ou aux autres parties à la convention STCW et aux compagnies qui demandent à vérifier l'authenticité et la validité des brevets d'aptitude et/ou certificats d'aptitude délivrés aux capitaines et aux officiers conformément aux dispositions des règles V/1-1 et V/1-2 de l'annexe I produits par les gens de mer en vue de leur reconnaissance, au titre de la règle I/10 de la convention STCW, ou afin d'obtenir un emploi à bord d'un navire. ".
Art.8. In hetzelfde besluit wordt een artikel 5/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 5/1. Het Directoraat verstrekt, met het oog op statistische analyse en uitsluitend voor het gebruik door de lidstaten of de Commissie, jaarlijks aan de Commissie de in bijlage VI bij dit besluit bedoelde gegevens over vaarbevoegdheidsbewijzen en over officiële verklaringen ter bevestiging van de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen. Voor dezelfde doeleinden kan het Directoraat de bekwaamheidsbewijzen die aan matrozen zijn uitgegeven in overeenstemming met de hoofdstukken II, III en VII van de bijlage bij het STCW-Verdrag verstrekken aan de Commissie.".
"Art. 5/1. Het Directoraat verstrekt, met het oog op statistische analyse en uitsluitend voor het gebruik door de lidstaten of de Commissie, jaarlijks aan de Commissie de in bijlage VI bij dit besluit bedoelde gegevens over vaarbevoegdheidsbewijzen en over officiële verklaringen ter bevestiging van de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen. Voor dezelfde doeleinden kan het Directoraat de bekwaamheidsbewijzen die aan matrozen zijn uitgegeven in overeenstemming met de hoofdstukken II, III en VII van de bijlage bij het STCW-Verdrag verstrekken aan de Commissie.".
Art.8. Dans le même arrêté, il est inséré un article 5/1 rédigé comme suit :
" Art. 5/1. La Direction fournit à la Commission, sur une base annuelle, aux seules fins d'analyse statistique et pour l'usage exclusif des Etats membres et de la Commission, les informations visées à l'annexe VI du présent arrêté sur les brevets d'aptitude et les visas attestant la reconnaissance des brevets d'aptitude. Aux mêmes fins, la Direction peut aussi fournir les certificats d'aptitude délivrés aux matelots conformément aux chapitres II, III et VII de l'annexe de la convention STCW. ".
" Art. 5/1. La Direction fournit à la Commission, sur une base annuelle, aux seules fins d'analyse statistique et pour l'usage exclusif des Etats membres et de la Commission, les informations visées à l'annexe VI du présent arrêté sur les brevets d'aptitude et les visas attestant la reconnaissance des brevets d'aptitude. Aux mêmes fins, la Direction peut aussi fournir les certificats d'aptitude délivrés aux matelots conformément aux chapitres II, III et VII de l'annexe de la convention STCW. ".
Art.9. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de paragrafen 1 en 2 worden de woorden " bewijzen van beroepsbekwaamheid" vervangen door de woorden " bekwaamheidsbewijzen";
2° wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende :
" § 1/1. Voor schepen waarop de voordelen van de bepalingen van het STCW-verdrag inzake reizen nabij de kust van toepassing zijn, met inbegrip van reizen aan de kust van andere lidstaten of partijen bij het STCW-verdrag binnen de grenzen van hun omschrijving van "nabij de kust", sluit het Directoraat een overeenkomst met de betrokken lidstaten of partijen waarin de details van hun handelsgebied in kwestie en andere relevante bepalingen worden vastgesteld.";
3° worden de paragrafen 3/1 en 3/2 ingevoegd, luidende :
" § 3/1. De vaarbevoegdheidsbewijzen van zeevarenden die door een lidstaat of een partij bij het STCW-verdrag zijn afgegeven voor wat betreft haar omschreven beperkingen tot reizen nabij de kust kunnen door het Directoraat worden aanvaard voor diensten binnen hun omschreven beperkingen tot reizen nabij de kust, mits de betrokken lidstaten of partijen een overeenkomst sluiten waarin de details van hun handelsgebied in kwestie en andere relevante bepalingen worden vastgesteld.
§ 3/2. De reizen nabij de kust die worden omschreven in overeenstemming met de eisen in dit artikel moeten voldoen aan de beginselen inzake reizen nabij de kust van sectie A-I/3 van de STCW-code.
De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld moeten de beperkingen van de reizen nabij de kust opnemen in de officiële verklaringen die overeenkomstig artikel 5 worden afgegeven.".
1° in de paragrafen 1 en 2 worden de woorden " bewijzen van beroepsbekwaamheid" vervangen door de woorden " bekwaamheidsbewijzen";
2° wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende :
" § 1/1. Voor schepen waarop de voordelen van de bepalingen van het STCW-verdrag inzake reizen nabij de kust van toepassing zijn, met inbegrip van reizen aan de kust van andere lidstaten of partijen bij het STCW-verdrag binnen de grenzen van hun omschrijving van "nabij de kust", sluit het Directoraat een overeenkomst met de betrokken lidstaten of partijen waarin de details van hun handelsgebied in kwestie en andere relevante bepalingen worden vastgesteld.";
3° worden de paragrafen 3/1 en 3/2 ingevoegd, luidende :
" § 3/1. De vaarbevoegdheidsbewijzen van zeevarenden die door een lidstaat of een partij bij het STCW-verdrag zijn afgegeven voor wat betreft haar omschreven beperkingen tot reizen nabij de kust kunnen door het Directoraat worden aanvaard voor diensten binnen hun omschreven beperkingen tot reizen nabij de kust, mits de betrokken lidstaten of partijen een overeenkomst sluiten waarin de details van hun handelsgebied in kwestie en andere relevante bepalingen worden vastgesteld.
§ 3/2. De reizen nabij de kust die worden omschreven in overeenstemming met de eisen in dit artikel moeten voldoen aan de beginselen inzake reizen nabij de kust van sectie A-I/3 van de STCW-code.
De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld moeten de beperkingen van de reizen nabij de kust opnemen in de officiële verklaringen die overeenkomstig artikel 5 worden afgegeven.".
Art.9. Dans l'article 7 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans les paragraphes 1er et 2, les mots " brevets " sont chaque fois remplacés par les mots " certificats d'aptitude ";
2° le paragraphe 1/1 est inséré rédigé comme suit :
" § 1/1. Pour les navires bénéficiant des dispositions de la convention STCW relatives aux voyages à proximité du littoral, incluant les voyages au large du littoral d'autres Etats membres ou de parties à la convention STCW dans les limites des voyages " à proximité du littoral " qu'elle a définies, la Direction conclut avec les Etats membres ou parties concernés un accord qui spécifie à la fois les détails des zones d'exploitation en question et les autres dispositions pertinentes. ";
3° les paragraphes 3/1 en 3/2 sont insérés, rédigés comme suit :
" § 3/1er. Les brevets d'aptitude des gens de mer délivrés par un Etat membre ou une partie à la convention STCW pour les voyages à proximité du littoral dans les limites qu'il ou elle a définies peuvent être acceptés par la Direction pour le service dans les limites des voyages à proximité du littoral qu'ils ont définies, à condition que les Etats membres ou parties concernés aient conclu un accord spécifiant les détails des zones d'exploitation en question et les autres conditions applicables dans ces zones.
§ 3/2. Les voyages à proximité du littoral qui ont été définis conformément aux prescriptions du présent article doivent respecter les principes régissant les voyages à proximité du littoral qui sont énoncés dans la section A-I/3 du code STCW.
Les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet indiquent les limites des voyages à proximité du littoral dans les visas délivrés conformément à l'article 5. ".
1° dans les paragraphes 1er et 2, les mots " brevets " sont chaque fois remplacés par les mots " certificats d'aptitude ";
2° le paragraphe 1/1 est inséré rédigé comme suit :
" § 1/1. Pour les navires bénéficiant des dispositions de la convention STCW relatives aux voyages à proximité du littoral, incluant les voyages au large du littoral d'autres Etats membres ou de parties à la convention STCW dans les limites des voyages " à proximité du littoral " qu'elle a définies, la Direction conclut avec les Etats membres ou parties concernés un accord qui spécifie à la fois les détails des zones d'exploitation en question et les autres dispositions pertinentes. ";
3° les paragraphes 3/1 en 3/2 sont insérés, rédigés comme suit :
" § 3/1er. Les brevets d'aptitude des gens de mer délivrés par un Etat membre ou une partie à la convention STCW pour les voyages à proximité du littoral dans les limites qu'il ou elle a définies peuvent être acceptés par la Direction pour le service dans les limites des voyages à proximité du littoral qu'ils ont définies, à condition que les Etats membres ou parties concernés aient conclu un accord spécifiant les détails des zones d'exploitation en question et les autres conditions applicables dans ces zones.
§ 3/2. Les voyages à proximité du littoral qui ont été définis conformément aux prescriptions du présent article doivent respecter les principes régissant les voyages à proximité du littoral qui sont énoncés dans la section A-I/3 du code STCW.
Les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet indiquent les limites des voyages à proximité du littoral dans les visas délivrés conformément à l'article 5. ".
Art.10. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
" § 1. Alle werkzaamheden betreffende opleiding en beoordeling van bekwaamheid, die worden uitgevoerd door niet-gouvernementele instanties of door lichamen die onder hun gezag vallen, worden voortdurend door een systeem van kwaliteitsbewaking volgens de norm ISO 9001 of volgens een gelijkwaardige norm getoetst teneinde te garanderen dat de vastgestelde doelstellingen worden verwezenlijkt, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de bevoegdheden en ervaring van instructeurs en beoordelaars, in overeenstemming met de bepalingen van sectie A-I/8 van de STCW-code.
De afgifte van bewijzen, officiële verklaringen en verlenging van geldigheid, gebeurt door de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn en wordt door een systeem van kwaliteitsbewaking getoetst volgens de ISO norm 9001 of volgens een gelijkwaardige norm teneinde te garanderen dat de vastgestelde doelstellingen worden verwezenlijkt, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de bevoegdheden en opgedane ervaring van instructeurs en beoordelaars, in overeenstemming met de bepalingen van sectie A-I/8 van de STCW-code.
De afgifte van een certificaat van medische geschiktheid bedoeld in artikel 102 van het koninklijk besluit van 1973 houdende zeevaartinspectiereglement wordt voortdurend getoetst door een systeem van kwaliteitsbewaking volgens de norm ISO 9001 of een gelijkwaardige norm. Een erkende geneesheer die voldoet aan de norm ISO 9001 of een gelijkwaardige norm geeft het certificaat van medische geschiktheid af conform het model van bijlage XXIV van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement. In afwijking van artikel 2, eerste lid van bijlage XX van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement vult een erkende geneesheer die niet voldoet aan de ISO norm 9001 of een gelijkwaardige norm deel 1 in van het certificaat van medische geschiktheid volgens het model in bijlage VII van dit besluit en maakt dit over aan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld. De met scheepvaartcontrole ambtenaar die daartoe is aangesteld is vult deel 2 in van het certificaat van medische geschiktheid en geeft het certificaat af aan de aanvrager.
De onderwijs- en opleidingsdoelstellingen en de daarmee verband houdende te bereiken kwaliteitsnorm van bekwaamheid zijn duidelijk omschreven met vermelding van de niveaus van kennis, inzicht en vaardigheid die passen bij de krachtens dit besluit vereiste onderzoeken en beoordelingen. De doelstellingen en de daarmee verband houdende kwaliteitsnormen mogen afzonderlijk worden aangegeven voor verschillende cursussen en opleidingsprogramma's en omvatten het beheer van het systeem voor het verlenen van getuigschriften.
Het toepassingsgebied van de kwaliteitsnormen omvat het beheer van het systeem voor het verlenen van getuigschriften, alle opleidingscursussen en -programma's, de door de instanties, aangewezen overeenkomstig artikel 13, afgenomen examens en de beoordelingen, alsmede de van instructeurs en beoordeelaars verlangde bevoegdheden en ervaring, rekening houdend met de beleidslijnen, systemen, controles en interne kwaliteitsbewakingsonderzoeken die zijn ingesteld ter verwezenlijking van de omschreven doelstellingen.";
2° in de paragrafen 2 en 3 worden het woord "vaarbevoegdheidsbewijzen" vervangen door het woord "bewijzen";
3° paragraaf 3 wordt aangevuld met de bepaling onder d), luidende :
"d) op het stelsel van kwaliteitsnormen alle toepasselijke bepalingen van het STCW-verdrag en de STCW-code, alsook de wijzigingen hiervan, van toepassing zijn.".
4° wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende :
" § 4. Het Directoraat zendt, overeenkomstig het in sectie A-I/7 van de STCW-code bepaald formaat, de Commissie binnen zes maanden na de datum waarop de evaluatie is voltooid een verslag betreffende de op grond van paragraaf 3 vereiste evaluatie.".
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
" § 1. Alle werkzaamheden betreffende opleiding en beoordeling van bekwaamheid, die worden uitgevoerd door niet-gouvernementele instanties of door lichamen die onder hun gezag vallen, worden voortdurend door een systeem van kwaliteitsbewaking volgens de norm ISO 9001 of volgens een gelijkwaardige norm getoetst teneinde te garanderen dat de vastgestelde doelstellingen worden verwezenlijkt, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de bevoegdheden en ervaring van instructeurs en beoordelaars, in overeenstemming met de bepalingen van sectie A-I/8 van de STCW-code.
De afgifte van bewijzen, officiële verklaringen en verlenging van geldigheid, gebeurt door de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn en wordt door een systeem van kwaliteitsbewaking getoetst volgens de ISO norm 9001 of volgens een gelijkwaardige norm teneinde te garanderen dat de vastgestelde doelstellingen worden verwezenlijkt, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de bevoegdheden en opgedane ervaring van instructeurs en beoordelaars, in overeenstemming met de bepalingen van sectie A-I/8 van de STCW-code.
De afgifte van een certificaat van medische geschiktheid bedoeld in artikel 102 van het koninklijk besluit van 1973 houdende zeevaartinspectiereglement wordt voortdurend getoetst door een systeem van kwaliteitsbewaking volgens de norm ISO 9001 of een gelijkwaardige norm. Een erkende geneesheer die voldoet aan de norm ISO 9001 of een gelijkwaardige norm geeft het certificaat van medische geschiktheid af conform het model van bijlage XXIV van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement. In afwijking van artikel 2, eerste lid van bijlage XX van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement vult een erkende geneesheer die niet voldoet aan de ISO norm 9001 of een gelijkwaardige norm deel 1 in van het certificaat van medische geschiktheid volgens het model in bijlage VII van dit besluit en maakt dit over aan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld. De met scheepvaartcontrole ambtenaar die daartoe is aangesteld is vult deel 2 in van het certificaat van medische geschiktheid en geeft het certificaat af aan de aanvrager.
De onderwijs- en opleidingsdoelstellingen en de daarmee verband houdende te bereiken kwaliteitsnorm van bekwaamheid zijn duidelijk omschreven met vermelding van de niveaus van kennis, inzicht en vaardigheid die passen bij de krachtens dit besluit vereiste onderzoeken en beoordelingen. De doelstellingen en de daarmee verband houdende kwaliteitsnormen mogen afzonderlijk worden aangegeven voor verschillende cursussen en opleidingsprogramma's en omvatten het beheer van het systeem voor het verlenen van getuigschriften.
Het toepassingsgebied van de kwaliteitsnormen omvat het beheer van het systeem voor het verlenen van getuigschriften, alle opleidingscursussen en -programma's, de door de instanties, aangewezen overeenkomstig artikel 13, afgenomen examens en de beoordelingen, alsmede de van instructeurs en beoordeelaars verlangde bevoegdheden en ervaring, rekening houdend met de beleidslijnen, systemen, controles en interne kwaliteitsbewakingsonderzoeken die zijn ingesteld ter verwezenlijking van de omschreven doelstellingen.";
2° in de paragrafen 2 en 3 worden het woord "vaarbevoegdheidsbewijzen" vervangen door het woord "bewijzen";
3° paragraaf 3 wordt aangevuld met de bepaling onder d), luidende :
"d) op het stelsel van kwaliteitsnormen alle toepasselijke bepalingen van het STCW-verdrag en de STCW-code, alsook de wijzigingen hiervan, van toepassing zijn.".
4° wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende :
" § 4. Het Directoraat zendt, overeenkomstig het in sectie A-I/7 van de STCW-code bepaald formaat, de Commissie binnen zes maanden na de datum waarop de evaluatie is voltooid een verslag betreffende de op grond van paragraaf 3 vereiste evaluatie.".
Art.10. Dans l'article 8 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° le paragraphe 1 est remplacé par ce qui suit :
" § 1er. Toutes les activités de formation et d'évaluation des compétences, appliquées par des entités ou organismes non gouvernementaux sous leur autorité, font l'objet d'un contrôle continu dans le cadre d'un système de normes de qualité selon la norme ISO 9001 ou selon une norme équivalente afin de garantir la réalisation d'objectifs définis, y compris ceux concernant les qualifications et l'expérience des instructeurs et des évaluateurs, conformément à la section A-I/8 du code STCW.
La délivrance des titres, des visas et de la revalidation se fait par les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet et est évaluée par un système de normes de qualité selon la norme ISO 9001 ou selon une norme équivalente afin de garantir la réalisation d'objectifs définis, y compris ceux concernant les qualifications et l'expérience des instructeurs et des évaluateurs, conformément à la section A-I/8 du code STCW.
La délivrance d'un certificat d'aptitude médicale tel que visé à l'article 102 de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime est continuellement évaluée par un système de normes de qualité selon la norme ISO 9001 ou une norme équivalente. Le médecin agréé qui satisfait à la norme ISO 9001 ou une norme équivalente délivre le certificat d'aptitude médicale conformément au modèle de l'annexe XXIV de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime. Par dérogation à l'article 2, alinéa 1er, de l'annexe XX de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime, si le médecin agréé ne satisfait pas à la norme ISO 9001 ou une norme équivalente, il remplit la partie 1 du certificat d'aptitude médicale conformément au modèle de l'annexe VII de cet arrêté et le transmet à l'agent chargé du contrôle de la navigation désigné à cet effet. L'agent chargé du contrôle de la navigation désigné à cet effet remplit la partie 2 du certificat d'aptitude médicale et délivre le certificat au demandeur.
Les objectifs en matière d'enseignement et de formation et les normes de compétence connexes à atteindre sont clairement définis et les niveaux de connaissances, de compréhension et d'aptitude correspondant aux examens et aux évaluations prescrits aux termes du présent arrêté sont précisés. Les objectifs et les normes de qualité connexes peuvent être spécifiés séparément pour les différents cours et programmes de formation et couvrent l'administration du système de délivrance des certificats.
Le champ d'application des normes de qualité couvre l'administration du système de délivrance des certificats, tous les cours et programmes de formation, les examens et évaluations effectuées par les instances désignées conformément à l'article 13, ainsi que les qualifications et l'expérience que doivent posséder les instructeurs et les évaluateurs, compte tenu des principes, systèmes, contrôles et examens internes de l'assurance de la qualité qui ont été arrêtés afin de garantir la réalisation des objectifs fixés. ";
2° dans les paragraphes 2 et 3 le mot " brevets " est chaque fois remplacé par le mot " titres ";
3° le paragraphe 3 est complété par le d) rédigé comme suit :
" d) toutes les dispositions applicables de la convention et du code STCW, ainsi que leurs modifications, sont couvertes par le système de normes de qualité. ".
4° il est inséré un paragraphe 4 rédigé comme suit :
" § 4. Un rapport sur l'évaluation effectuée au titre du paragraphe 3 est communiqué à la Commission par la Direction, selon le modèle spécifié dans la section A-I/7 du code STCW, dans un délai de six mois à partir de la date de l'évaluation. ".
1° le paragraphe 1 est remplacé par ce qui suit :
" § 1er. Toutes les activités de formation et d'évaluation des compétences, appliquées par des entités ou organismes non gouvernementaux sous leur autorité, font l'objet d'un contrôle continu dans le cadre d'un système de normes de qualité selon la norme ISO 9001 ou selon une norme équivalente afin de garantir la réalisation d'objectifs définis, y compris ceux concernant les qualifications et l'expérience des instructeurs et des évaluateurs, conformément à la section A-I/8 du code STCW.
La délivrance des titres, des visas et de la revalidation se fait par les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet et est évaluée par un système de normes de qualité selon la norme ISO 9001 ou selon une norme équivalente afin de garantir la réalisation d'objectifs définis, y compris ceux concernant les qualifications et l'expérience des instructeurs et des évaluateurs, conformément à la section A-I/8 du code STCW.
La délivrance d'un certificat d'aptitude médicale tel que visé à l'article 102 de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime est continuellement évaluée par un système de normes de qualité selon la norme ISO 9001 ou une norme équivalente. Le médecin agréé qui satisfait à la norme ISO 9001 ou une norme équivalente délivre le certificat d'aptitude médicale conformément au modèle de l'annexe XXIV de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime. Par dérogation à l'article 2, alinéa 1er, de l'annexe XX de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime, si le médecin agréé ne satisfait pas à la norme ISO 9001 ou une norme équivalente, il remplit la partie 1 du certificat d'aptitude médicale conformément au modèle de l'annexe VII de cet arrêté et le transmet à l'agent chargé du contrôle de la navigation désigné à cet effet. L'agent chargé du contrôle de la navigation désigné à cet effet remplit la partie 2 du certificat d'aptitude médicale et délivre le certificat au demandeur.
Les objectifs en matière d'enseignement et de formation et les normes de compétence connexes à atteindre sont clairement définis et les niveaux de connaissances, de compréhension et d'aptitude correspondant aux examens et aux évaluations prescrits aux termes du présent arrêté sont précisés. Les objectifs et les normes de qualité connexes peuvent être spécifiés séparément pour les différents cours et programmes de formation et couvrent l'administration du système de délivrance des certificats.
Le champ d'application des normes de qualité couvre l'administration du système de délivrance des certificats, tous les cours et programmes de formation, les examens et évaluations effectuées par les instances désignées conformément à l'article 13, ainsi que les qualifications et l'expérience que doivent posséder les instructeurs et les évaluateurs, compte tenu des principes, systèmes, contrôles et examens internes de l'assurance de la qualité qui ont été arrêtés afin de garantir la réalisation des objectifs fixés. ";
2° dans les paragraphes 2 et 3 le mot " brevets " est chaque fois remplacé par le mot " titres ";
3° le paragraphe 3 est complété par le d) rédigé comme suit :
" d) toutes les dispositions applicables de la convention et du code STCW, ainsi que leurs modifications, sont couvertes par le système de normes de qualité. ".
4° il est inséré un paragraphe 4 rédigé comme suit :
" § 4. Un rapport sur l'évaluation effectuée au titre du paragraphe 3 est communiqué à la Commission par la Direction, selon le modèle spécifié dans la section A-I/7 du code STCW, dans un délai de six mois à partir de la date de l'évaluation. ".
Art.11. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de paragrafen 1, 2 en 3 opgeheven.
Art.11. Dans l'article 9 du même arrêté, les paragraphes 1er, 2 et 3 sont abrogés.
Art.12. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 10. § 1. Elke kapitein, officier en radio-operator die in het bezit is van een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs dat is afgegeven of erkend krachtens enig hoofdstuk van bijlage I, uitgezonderd hoofdstuk VI, en die buitengaats dienst doet of van plan is na een periode aan de wal naar zee terug te keren, dient, teneinde zijn bevoegdheid om buitengaats dienst te doen te behouden, met tussenpozen van ten hoogste vijf jaar :
a) aan te tonen dat hij voldoet aan de normen betreffende medische geschiktheid van sectie A-I/9 van de STCW-code overeenkomstig artikel 102 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement; en
b) aan te tonen dat hij bij voortduring bevoegd en vakbekwaam is in overeenstemming met de sectie A-I/11 van de STCW-code;
§ 2. Elke kapitein, officier en radio-operator sluit om bij voortduring buitengaats dienst te doen aan boord van zeeschepen waarvoor internationaal bijzondere opleidingseisen overeengekomen zijn, een goedgekeurde desbetreffende opleiding met goed gevolg.
§ 2/1. Elke kapitein en officier moet om blijvend buitengaats dienst te doen aan boord van tankers, voldoen aan de eisen in paragraaf 1 van dit artikel en moet minstens om de vijf jaar aantonen dat hij nog steeds bevoegd en vakbekwaam is om dienst te doen aan boord van tankers in overeenstemming met sectie A-I/11, lid 3, van de STCW-code.
§ 3. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld vergelijken de normen inzake bekwaamheid die werden gesteld aan kandidaten voor vaarbevoegdheidsbewijzen afgegeven vóór 1 januari 2017, met die welke in deel A van de STCW-code voor het betrokken vaarbevoegdheidsbewijs zijn genoemd, en stellen vast of het noodzakelijk is de houders van dergelijke vaarbevoegdheidsbewijzen een passende herhalings- en bijscholingscursus te laten volgen of een beoordeling te laten ondergaan.
Instellingen die erkende getuigschriften voor het volgen van zulke herhalings- en bijscholingscursussen wensen uit te reiken of zulke beoordeling wensen te doen, voldoen aan de bepalingen van artikel 8.
§ 4. De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, formuleren, in overleg met de betrokkenen, de opmaak van een structuur van herhalings- en bijscholingscursussen, zoals bepaald in sectie A-I/11 van de STCW-code.
§ 5. Teneinde de kennis van kapiteins, officieren en radio-operatoren "up to date" te houden, stellen de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn de teksten van de laatste wijzigingen in de nationale en internationale voorschriften inzake de beveiliging van mensenlevens op zee, beveiliging en de bescherming van het mariene milieu elektronisch ter beschikking aan de zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren, met inachtneming van artikel 157bis, derde lid, b, en artikel 98bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement.".
"Art. 10. § 1. Elke kapitein, officier en radio-operator die in het bezit is van een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs dat is afgegeven of erkend krachtens enig hoofdstuk van bijlage I, uitgezonderd hoofdstuk VI, en die buitengaats dienst doet of van plan is na een periode aan de wal naar zee terug te keren, dient, teneinde zijn bevoegdheid om buitengaats dienst te doen te behouden, met tussenpozen van ten hoogste vijf jaar :
a) aan te tonen dat hij voldoet aan de normen betreffende medische geschiktheid van sectie A-I/9 van de STCW-code overeenkomstig artikel 102 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement; en
b) aan te tonen dat hij bij voortduring bevoegd en vakbekwaam is in overeenstemming met de sectie A-I/11 van de STCW-code;
§ 2. Elke kapitein, officier en radio-operator sluit om bij voortduring buitengaats dienst te doen aan boord van zeeschepen waarvoor internationaal bijzondere opleidingseisen overeengekomen zijn, een goedgekeurde desbetreffende opleiding met goed gevolg.
§ 2/1. Elke kapitein en officier moet om blijvend buitengaats dienst te doen aan boord van tankers, voldoen aan de eisen in paragraaf 1 van dit artikel en moet minstens om de vijf jaar aantonen dat hij nog steeds bevoegd en vakbekwaam is om dienst te doen aan boord van tankers in overeenstemming met sectie A-I/11, lid 3, van de STCW-code.
§ 3. De met scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld vergelijken de normen inzake bekwaamheid die werden gesteld aan kandidaten voor vaarbevoegdheidsbewijzen afgegeven vóór 1 januari 2017, met die welke in deel A van de STCW-code voor het betrokken vaarbevoegdheidsbewijs zijn genoemd, en stellen vast of het noodzakelijk is de houders van dergelijke vaarbevoegdheidsbewijzen een passende herhalings- en bijscholingscursus te laten volgen of een beoordeling te laten ondergaan.
Instellingen die erkende getuigschriften voor het volgen van zulke herhalings- en bijscholingscursussen wensen uit te reiken of zulke beoordeling wensen te doen, voldoen aan de bepalingen van artikel 8.
§ 4. De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, formuleren, in overleg met de betrokkenen, de opmaak van een structuur van herhalings- en bijscholingscursussen, zoals bepaald in sectie A-I/11 van de STCW-code.
§ 5. Teneinde de kennis van kapiteins, officieren en radio-operatoren "up to date" te houden, stellen de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn de teksten van de laatste wijzigingen in de nationale en internationale voorschriften inzake de beveiliging van mensenlevens op zee, beveiliging en de bescherming van het mariene milieu elektronisch ter beschikking aan de zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren, met inachtneming van artikel 157bis, derde lid, b, en artikel 98bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement.".
Art.12. L'article 10 du même arrêté, est remplacé par ce qui suit :
" Art. 10. § 1er. Pour pouvoir continuer à être reconnu apte au service en mer, tout capitaine, tout officier et tout opérateur des radiocommunications qui est titulaire d'un brevet d'aptitude ou certificat d'aptitude délivré ou reconnu en vertu de tout chapitre de l'annexe I autre que le chapitre VI, et qui sert en mer ou a l'intention de reprendre du service en mer après une période à terre, est tenu, à des intervalles ne dépassant pas cinq ans :
a) de prouver qu'il satisfait aux normes d'aptitude médicale spécifiées dans la section A-I/9 du code STCW et auditive conformément à l'article 102 de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime; et
b) de prouver le maintien de sa compétence professionnelle conformément à la section A-I/11 du code STCW;
§ 2. Pour continuer à servir en mer à bord de navires de mer pour lesquels une formation spéciale a été prescrite à l'échelle internationale, tout capitaine, tout officier et tout opérateur des radiocommunications suit avec succès une formation pertinente approuvée.
§ 2/1er. Tout capitaine et tout officier, pour continuer de servir en mer à bord de navires citernes, satisfait aux prescriptions du paragraphe 1er du présent article et doit, à des intervalles ne dépassant pas cinq ans, justifier du maintien de sa compétence professionnelle pour le service à bord des navires citernes, conformément au paragraphe 3 de la section A-I/11 du code STCW.
§ 3. Les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet comparent les normes de compétence qui étaient exigées pour les candidats aux brevets d'aptitude délivrés jusqu'au 1er janvier 2017 à celles qui sont précisées dans la partie A du code STCW pour l'obtention du brevet d'aptitude concerné et détermine s'il est nécessaire d'exiger que les titulaires de ces brevets d'aptitude reçoivent une formation appropriée pour la remise à niveau et l'actualisation de leurs connaissances ou que leurs compétences soient évaluées.
Les instances qui désirent délivrer des certificats reconnus pour suivre de tels cours de remise à niveau et d'actualisation des connaissances ou qui désirent faire une telle évaluation, satisfont aux dispositions de l'article 8.
§ 4. Les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet formulent, en consultation avec les intéressés, la mise au point d'un ensemble de cours de remise à niveau et d'actualisation des connaissances tels que prévus dans la section A-I/11 du code STCW.
§ 5. Aux fins de mettre à jour les connaissances des capitaines, des officiers et des opérateurs des radiocommunications, les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet mettent à la disposition des navires de mer autorisés à battre pavillon belge, par voie électronique, le texte des modifications récemment apportées aux règles nationales et internationales relatives à la sauvegarde de la vie humaine en mer, à la sûreté et à la protection du milieu marin, tout en respectant l'article 157bis, alinéa 3, b, et l'article 98bis de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime. ".
" Art. 10. § 1er. Pour pouvoir continuer à être reconnu apte au service en mer, tout capitaine, tout officier et tout opérateur des radiocommunications qui est titulaire d'un brevet d'aptitude ou certificat d'aptitude délivré ou reconnu en vertu de tout chapitre de l'annexe I autre que le chapitre VI, et qui sert en mer ou a l'intention de reprendre du service en mer après une période à terre, est tenu, à des intervalles ne dépassant pas cinq ans :
a) de prouver qu'il satisfait aux normes d'aptitude médicale spécifiées dans la section A-I/9 du code STCW et auditive conformément à l'article 102 de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime; et
b) de prouver le maintien de sa compétence professionnelle conformément à la section A-I/11 du code STCW;
§ 2. Pour continuer à servir en mer à bord de navires de mer pour lesquels une formation spéciale a été prescrite à l'échelle internationale, tout capitaine, tout officier et tout opérateur des radiocommunications suit avec succès une formation pertinente approuvée.
§ 2/1er. Tout capitaine et tout officier, pour continuer de servir en mer à bord de navires citernes, satisfait aux prescriptions du paragraphe 1er du présent article et doit, à des intervalles ne dépassant pas cinq ans, justifier du maintien de sa compétence professionnelle pour le service à bord des navires citernes, conformément au paragraphe 3 de la section A-I/11 du code STCW.
§ 3. Les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet comparent les normes de compétence qui étaient exigées pour les candidats aux brevets d'aptitude délivrés jusqu'au 1er janvier 2017 à celles qui sont précisées dans la partie A du code STCW pour l'obtention du brevet d'aptitude concerné et détermine s'il est nécessaire d'exiger que les titulaires de ces brevets d'aptitude reçoivent une formation appropriée pour la remise à niveau et l'actualisation de leurs connaissances ou que leurs compétences soient évaluées.
Les instances qui désirent délivrer des certificats reconnus pour suivre de tels cours de remise à niveau et d'actualisation des connaissances ou qui désirent faire une telle évaluation, satisfont aux dispositions de l'article 8.
§ 4. Les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet formulent, en consultation avec les intéressés, la mise au point d'un ensemble de cours de remise à niveau et d'actualisation des connaissances tels que prévus dans la section A-I/11 du code STCW.
§ 5. Aux fins de mettre à jour les connaissances des capitaines, des officiers et des opérateurs des radiocommunications, les agents chargés du contrôle de la navigation désignés à cet effet mettent à la disposition des navires de mer autorisés à battre pavillon belge, par voie électronique, le texte des modifications récemment apportées aux règles nationales et internationales relatives à la sauvegarde de la vie humaine en mer, à la sûreté et à la protection du milieu marin, tout en respectant l'article 157bis, alinéa 3, b, et l'article 98bis de l'arrêté royal du 20 juillet 1973 portant règlement sur l'inspection maritime. ".
Art.13. In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "passend vaarbevoegdheidsbewijs" worden vervangen door de woorden "vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheids-bewijs";
2° het woord "vaarbevoegdheidsbewijs" wordt vervangen door de woorden "vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs".
1° de woorden "passend vaarbevoegdheidsbewijs" worden vervangen door de woorden "vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheids-bewijs";
2° het woord "vaarbevoegdheidsbewijs" wordt vervangen door de woorden "vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs".
Art.13. Dans l'article 12 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° les mots " brevet approprié " sont chaque fois remplacés par les mots " brevet d'aptitude ou certificat d'aptitude ";
2° le mot " brevet " est chaque fois remplacé par les mots " brevet d'aptitude ou certificat d'aptitude ".
1° les mots " brevet approprié " sont chaque fois remplacés par les mots " brevet d'aptitude ou certificat d'aptitude ";
2° le mot " brevet " est chaque fois remplacé par les mots " brevet d'aptitude ou certificat d'aptitude ".
Art.14. In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de woorden " het in artikel 9 bedoelde vaarbevoegdheidsbewijs" vervangen door de woorden "de in artikel 5 bedoelde vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheids-bewijzen".
Art.14. Dans l'article 13 du même arrêté, les mots " les brevets visés à l'article 9 " sont remplacés par les mots " les brevets d'aptitude et les certificats d'aptitude visés à l'article 5 ".
Art.15. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 14. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 15 en 16, is dit artikel van toepassing voor erkenningen van vaarbevoegdheidsbewijzen of bekwaamheidsbewijzen voor zeevarenden die :
a) onderdaan van een lidstaat zijn en opgeleid zijn en van een lidstaat de opleiding en het bekwaamheidsbewijs hebben ontvangen ten minste overeenkomstig de in bijlage I bij Richtlijn 2008/106/EG vastgelegde eisen;
b) onderdaan van een derde land zijn en houder zijn van een door een lidstaat afgegeven bekwaamheidsbewijs.
§ 2. Het Directoraat erkent vaarbevoegdheidsbewijzen of andere bekwaamheidsbewijzen die overeenkomstig de eisen van Richtlijn 2008/106/EG zijn afgegeven door een andere lidstaat.
§ 3. De erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen is beperkt tot de daarin omschreven functies, taken en verantwoordelijkheidsniveaus en gaat vergezeld van een officiële verklaring ten bewijze van deze erkenning.
§ 4. Het Directoraat ziet erop toe dat zeevarenden die met het oog op erkenning bewijzen indienen voor functies op managementniveau, beschikken over een passende kennis van het zeerecht van die lidstaat met betrekking tot de functies die zij mogen uitoefenen.".
"Art. 14. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 15 en 16, is dit artikel van toepassing voor erkenningen van vaarbevoegdheidsbewijzen of bekwaamheidsbewijzen voor zeevarenden die :
a) onderdaan van een lidstaat zijn en opgeleid zijn en van een lidstaat de opleiding en het bekwaamheidsbewijs hebben ontvangen ten minste overeenkomstig de in bijlage I bij Richtlijn 2008/106/EG vastgelegde eisen;
b) onderdaan van een derde land zijn en houder zijn van een door een lidstaat afgegeven bekwaamheidsbewijs.
§ 2. Het Directoraat erkent vaarbevoegdheidsbewijzen of andere bekwaamheidsbewijzen die overeenkomstig de eisen van Richtlijn 2008/106/EG zijn afgegeven door een andere lidstaat.
§ 3. De erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen is beperkt tot de daarin omschreven functies, taken en verantwoordelijkheidsniveaus en gaat vergezeld van een officiële verklaring ten bewijze van deze erkenning.
§ 4. Het Directoraat ziet erop toe dat zeevarenden die met het oog op erkenning bewijzen indienen voor functies op managementniveau, beschikken over een passende kennis van het zeerecht van die lidstaat met betrekking tot de functies die zij mogen uitoefenen.".
Art.15. L'article 14 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :
" Art. 14. § 1er. Nonobstant les dispositions des articles 15 et 16, le présent article est d'application pour les reconnaissances des brevets d'aptitude ou certificats d'aptitude pour les gens de mer qui sont :
a) des ressortissants d'un Etat membre, ayant au moins reçu d'un Etat membre la formation et le certificat d'aptitude conformément aux exigences prévues à l'annexe I de la Directive 2008/106/CE;
b) des non ressortissants titulaires d'un certificat d'aptitude délivré par un Etat membre.
§ 2. La Direction reconnaît les brevets d'aptitude, ou d'autres certificats d'aptitude délivrés par un autre Etat membre, conformément aux dispositions de la Directive 2008/106/CE.
§ 3. La reconnaissance des brevets d'aptitude est limitée aux fonctions, tâches et niveaux de responsabilité spécifiés sur le brevet et s'accompagne d'un visa attestant cette reconnaissance.
§ 4. La Direction s'assure que les gens de mer sollicitant la reconnaissance de titres en vue d'exercer des fonctions de direction possèdent une connaissance appropriée de la législation maritime nationale applicable aux fonctions qu'ils sont autorisés à exercer. ".
" Art. 14. § 1er. Nonobstant les dispositions des articles 15 et 16, le présent article est d'application pour les reconnaissances des brevets d'aptitude ou certificats d'aptitude pour les gens de mer qui sont :
a) des ressortissants d'un Etat membre, ayant au moins reçu d'un Etat membre la formation et le certificat d'aptitude conformément aux exigences prévues à l'annexe I de la Directive 2008/106/CE;
b) des non ressortissants titulaires d'un certificat d'aptitude délivré par un Etat membre.
§ 2. La Direction reconnaît les brevets d'aptitude, ou d'autres certificats d'aptitude délivrés par un autre Etat membre, conformément aux dispositions de la Directive 2008/106/CE.
§ 3. La reconnaissance des brevets d'aptitude est limitée aux fonctions, tâches et niveaux de responsabilité spécifiés sur le brevet et s'accompagne d'un visa attestant cette reconnaissance.
§ 4. La Direction s'assure que les gens de mer sollicitant la reconnaissance de titres en vue d'exercer des fonctions de direction possèdent une connaissance appropriée de la législation maritime nationale applicable aux fonctions qu'ils sont autorisés à exercer. ".
Art.16. In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 worden de woorden "Zeevarenden die niet in het bezit zijn van de in artikel 4 bedoelde bewijzen van beroepsbekwaamheid, kunnen op zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren, dienst doen indien er over de erkenning van hun passend vaarbevoegdheidsbewijs een beslissing is genomen overeenkomstig de hieronder uiteengezette procedure :" vervangen door de woorden "Zeevarenden die niet in het bezit zijn van een in artikel 5 afgegeven vaarbevoegdheidsbewijs noch van een door de overeenkomstig voorschriften V/1-1 en V/1-2 van het STCW-verdrag aan kapiteins en officieren afgegeven bekwaamheidsbewijs, kunnen op schepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren dienst doen, indien er over de erkenning van hun vaarbevoegdheids- en/of bekwaamheidsbewijs een besluit is genomen overeenkomstig de in dit artikel uiteengezette procedure :";
2° in paragraaf 1 wordt in de bepaling onder a) de woorden "passende vaarbevoegdheidsbewijzen" vervangen door de woorden "vaarbevoegdheidbewijzen en/of bekwaamheidsbewijzen";
3° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder b) vervangen als volgt :
"b) Het Directoraat kan besluiten het derde land eenzijdig te erkennen totdat een besluit over het verzoek om erkenning van dat derde land bedoeld in a) is genomen door de Commissie;";
4° een paragraaf 1/1 wordt ingevoegd, luidende :
" § 1/1. Het BIPT kan, voor een zeevarende die niet in het bezit is van een in artikel 5, § 4, bedoelde vaarbevoegdheidbewijs en/of bekwaamheidsbewijs voor radio-operators om op zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren dienst te doen, overgaan tot de in paragraaf 1 uiteengezette procedure.".
1° in paragraaf 1 worden de woorden "Zeevarenden die niet in het bezit zijn van de in artikel 4 bedoelde bewijzen van beroepsbekwaamheid, kunnen op zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren, dienst doen indien er over de erkenning van hun passend vaarbevoegdheidsbewijs een beslissing is genomen overeenkomstig de hieronder uiteengezette procedure :" vervangen door de woorden "Zeevarenden die niet in het bezit zijn van een in artikel 5 afgegeven vaarbevoegdheidsbewijs noch van een door de overeenkomstig voorschriften V/1-1 en V/1-2 van het STCW-verdrag aan kapiteins en officieren afgegeven bekwaamheidsbewijs, kunnen op schepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren dienst doen, indien er over de erkenning van hun vaarbevoegdheids- en/of bekwaamheidsbewijs een besluit is genomen overeenkomstig de in dit artikel uiteengezette procedure :";
2° in paragraaf 1 wordt in de bepaling onder a) de woorden "passende vaarbevoegdheidsbewijzen" vervangen door de woorden "vaarbevoegdheidbewijzen en/of bekwaamheidsbewijzen";
3° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder b) vervangen als volgt :
"b) Het Directoraat kan besluiten het derde land eenzijdig te erkennen totdat een besluit over het verzoek om erkenning van dat derde land bedoeld in a) is genomen door de Commissie;";
4° een paragraaf 1/1 wordt ingevoegd, luidende :
" § 1/1. Het BIPT kan, voor een zeevarende die niet in het bezit is van een in artikel 5, § 4, bedoelde vaarbevoegdheidbewijs en/of bekwaamheidsbewijs voor radio-operators om op zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren dienst te doen, overgaan tot de in paragraaf 1 uiteengezette procedure.".
Art.16. Dans l'article 15, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le paragraphe 1er, les mots " Les gens de mer qui ne sont pas titulaires des brevets visés à l'article 4 peuvent être autorisés à servir à bord des navires de mer autorisés à battre pavillon belge, à condition qu'il ait été décidé de reconnaître leur brevet approprié conformément à la procédure suivante : " sont remplacés par les mots " Les gens de mer qui ne sont pas titulaires d'un brevet d'aptitude visé à l'article 5 ni d'un certificat d'aptitude délivré aux capitaines et aux officiers conformément aux règles V/1-1 et V/1-2 de la convention STCW peuvent servir à bord des navires autorisés à battre pavillon belge, à condition que la décision ait été prise de reconnaître leur brevet d'aptitude et/ou leur certificat d'aptitude conformément à la procédure prévue au présent article : ";
2° dans le a) du paragraphe 1er les mots " les brevets " sont remplacés par les mots " les brevets d'aptitude et/ou les certificats d'aptitude visés ";
3° dans le paragraphe 1er, le b) est remplacé par ce qui suit :
" b) La Direction peut décider de reconnaître le pays tiers sur une base unilatérale jusqu'à ce qu'une décision, visée au point a), soit prise par la Commission; ";
4° il est inséré un paragraphe 1/1 rédigé comme suit :
" § 1/1er. L'IBPT peut suivre la procédure visée au paragraphe 1er pour un marin qui n'est pas titulaire d'un brevet d'aptitude et/ou d'un certificat d'aptitude pour opérateur des radiocommunications visé à l'article 5, § 4, pour servir à bord de navires autorisés à battre pavillon belge. "
1° dans le paragraphe 1er, les mots " Les gens de mer qui ne sont pas titulaires des brevets visés à l'article 4 peuvent être autorisés à servir à bord des navires de mer autorisés à battre pavillon belge, à condition qu'il ait été décidé de reconnaître leur brevet approprié conformément à la procédure suivante : " sont remplacés par les mots " Les gens de mer qui ne sont pas titulaires d'un brevet d'aptitude visé à l'article 5 ni d'un certificat d'aptitude délivré aux capitaines et aux officiers conformément aux règles V/1-1 et V/1-2 de la convention STCW peuvent servir à bord des navires autorisés à battre pavillon belge, à condition que la décision ait été prise de reconnaître leur brevet d'aptitude et/ou leur certificat d'aptitude conformément à la procédure prévue au présent article : ";
2° dans le a) du paragraphe 1er les mots " les brevets " sont remplacés par les mots " les brevets d'aptitude et/ou les certificats d'aptitude visés ";
3° dans le paragraphe 1er, le b) est remplacé par ce qui suit :
" b) La Direction peut décider de reconnaître le pays tiers sur une base unilatérale jusqu'à ce qu'une décision, visée au point a), soit prise par la Commission; ";
4° il est inséré un paragraphe 1/1 rédigé comme suit :
" § 1/1er. L'IBPT peut suivre la procédure visée au paragraphe 1er pour un marin qui n'est pas titulaire d'un brevet d'aptitude et/ou d'un certificat d'aptitude pour opérateur des radiocommunications visé à l'article 5, § 4, pour servir à bord de navires autorisés à battre pavillon belge. "
Art.17. In hetzelfde besluit wordt het artikel 16/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 16/1. Het Directoraat verstrekt de Commissie de in bijlage VI genoemde gegevens uitsluitend voor statistische doeleinden. Deze gegevens mogen niet worden gebruikt voor administratieve, juridische of controledoeleinden, en zijn uitsluitend bestemd voor beleidsvorming door de lidstaten en de Commissie.
Het Directoraat stelt deze gegevens jaarlijks aan de Commissie ter beschikking in een elektronisch formaat; deze gegevens zullen de informatie omvatten die tot en met 31 december van het vorige jaar werd geregistreerd. Alle eigendomsrechten op de gegevens in hun onbewerkte versie worden behouden. Op de grondslag van deze gegevens opgestelde statistieken worden algemeen beschikbaar gemaakt overeenkomstig de bepalingen inzake transparantie en bescherming van informatie in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1406/202.
Ten einde de bescherming van persoonsgegevens zeker te stellen wordt alle persoonlijke informatie als aangegeven in bijlage VI geanominiseerd door middel van door de Commissie vertrekte of goedgekeurd software, alvorens deze aan de Commissie te zenden.".
"Art. 16/1. Het Directoraat verstrekt de Commissie de in bijlage VI genoemde gegevens uitsluitend voor statistische doeleinden. Deze gegevens mogen niet worden gebruikt voor administratieve, juridische of controledoeleinden, en zijn uitsluitend bestemd voor beleidsvorming door de lidstaten en de Commissie.
Het Directoraat stelt deze gegevens jaarlijks aan de Commissie ter beschikking in een elektronisch formaat; deze gegevens zullen de informatie omvatten die tot en met 31 december van het vorige jaar werd geregistreerd. Alle eigendomsrechten op de gegevens in hun onbewerkte versie worden behouden. Op de grondslag van deze gegevens opgestelde statistieken worden algemeen beschikbaar gemaakt overeenkomstig de bepalingen inzake transparantie en bescherming van informatie in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1406/202.
Ten einde de bescherming van persoonsgegevens zeker te stellen wordt alle persoonlijke informatie als aangegeven in bijlage VI geanominiseerd door middel van door de Commissie vertrekte of goedgekeurd software, alvorens deze aan de Commissie te zenden.".
Art.17. Dans le même arrêté il est inséré un article 16/1 rédigé comme suit :
" Art. 16/1. La Direction communique à la Commission les informations énumérées à l'annexe VI uniquement à des fins d'analyse statistique. Ces informations ne peuvent pas être utilisées à des fins administratives, juridiques ou de vérification et elles sont destinées à l'usage exclusif des Etats membres et de la Commission dans l'élaboration des politiques.
La Direction met ces informations à la disposition de la Commission sur une base annuelle et sous format électronique; ces données comporteront les informations enregistrées jusqu'au 31 décembre de l'année précédente. Tous les droits de propriété des informations sous forme de données brutes sont conservés. Les statistiques élaborées à partir de ces informations sont rendues publiques conformément aux dispositions sur la transparence et la protection des informations figurant à l'article 4 du règlement (CE) n° 1406/2002.
Afin de garantir la protection des données à caractère personnel, toutes les informations personnelles visées à l'annexe VI sont anonymisées à l'aide de logiciels fournis ou approuvés par la Commission avant qu'elles ne soient transmises à la Commission. ".
" Art. 16/1. La Direction communique à la Commission les informations énumérées à l'annexe VI uniquement à des fins d'analyse statistique. Ces informations ne peuvent pas être utilisées à des fins administratives, juridiques ou de vérification et elles sont destinées à l'usage exclusif des Etats membres et de la Commission dans l'élaboration des politiques.
La Direction met ces informations à la disposition de la Commission sur une base annuelle et sous format électronique; ces données comporteront les informations enregistrées jusqu'au 31 décembre de l'année précédente. Tous les droits de propriété des informations sous forme de données brutes sont conservés. Les statistiques élaborées à partir de ces informations sont rendues publiques conformément aux dispositions sur la transparence et la protection des informations figurant à l'article 4 du règlement (CE) n° 1406/2002.
Afin de garantir la protection des données à caractère personnel, toutes les informations personnelles visées à l'annexe VI sont anonymisées à l'aide de logiciels fournis ou approuvés par la Commission avant qu'elles ne soient transmises à la Commission. ".
Art. 18. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 1/1 ingevoegd, luidende :
"HOOFDSTUK 1/1. - Intoxicatie
Art. 16/2. Vaststellingsbevoegdheid
De officieren van gerechtelijke politie die hulpofficier zijn van de procureur des Konings, het personeel van het operationeel kader van de federale en lokale politie kunnen een ademtest of een ademanalyse, zoals gedefinieerd in artikel 16/3, § 1, een speekseltest, zoals gedefinieerd in artikel 16/4, § 1, een speekselanalyse zoals gedefinieerd in artikel 16/5 en een bloedanalyse, zoals gedefinieerd in artikel 16/6 opleggen aan zeevarenden, in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs, bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit, die actief dienst doen op zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren.
Art. 16/3. Alcoholopname : ademtest, ademanalyse en tijdelijk verbod
§ 1. De overheidsagenten bedoeld in artikel 16/2 kunnen een ademtest opleggen die erin bestaat te blazen in een toestel dat het niveau van de alcoholopname in de uitgeademde alveolaire lucht aangeeft. De overheidsagenten kunnen in dezelfde omstandigheden, zonder voorafgaande ademtest, een ademanalyse opleggen, die erin bestaat te blazen in een toestel dat de alcoholconcentratie in de uitgeademde alveolaire lucht meet.
§ 2. Op verzoek van de in artikel 16/2 bedoelde personen aan wie een ademanalyse werd opgelegd, wordt onmiddellijk een tweede analyse uitgevoerd en, indien het verschil tussen deze twee resultaten meer bedraagt dan de door de Koning vastgestelde nauwkeurigheidsvoorschriften, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 21 april 2007 betreffende de ademtesttoestellen en de ademanalysetoestellen, een derde analyse.
Indien het eventuele verschil tussen twee van deze resultaten niet meer bedraagt dan de hierboven bepaalde nauwkeurigheidsvoorschriften, wordt het laagste resultaat in aanmerking genomen.
Indien het verschil groter is, wordt de ademanalyse als niet uitgevoerd beschouwd.
§ 3. De toestellen gebruikt voor de ademtest en voor de ademanalyse moeten gehomologeerd zijn, op kosten van de fabrikanten, invoerders of verdelers die de homologatie aanvragen, overeenkomstig de bepalingen uit het koninklijk besluit van 21 april 2007 betreffende de ademtesttoestellen en de ademanalysetoestellen.
§ 4. Er wordt een ademanalyse verricht wanneer de ademtest een alcoholconcentratie van ten minste 0,22 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht aangeeft.
§ 5. Het actief dienst doen op zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren is verboden aan iedere persoon voor de duur van drie uren te rekenen vanaf de vaststelling :
a) wanneer de ademanalyse een alcoholconcentratie meet van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht;
b) wanneer de ademanalyse niet uigevoerd kan worden en de ademtest een alcoholconcentratie van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht aangeeft.
§ 6. Het actief dienst doen op zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren is verboden voor de duur van zes uren te rekenen vanaf de vaststelling :
a) wanneer de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet;
b) wanneer de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet;
c) in geval van weigering van de ademtest of van de ademanalyse.
§ 7. Wanneer, wegens een andere reden dan de weigering, noch de ademtest noch de ademanalyse kunnen worden uitgevoerd en de persoon die actief dienst deed op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren duidelijk tekenen van alcoholopname vertoont, dan is het hem verboden voor de duur van zes uren, te rekenen vanaf de vaststelling, om actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren.
Wanneer wegens een andere reden dan de weigering noch de ademtest noch de ademanalyse kunnen worden uitgevoerd en de persoon die actief dienst deed op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren, zich blijkbaar bevindt in staat van intoxicatie, dan is het hem verboden voor de duur van twaalf uren, te rekenen vanaf de vaststelling, om actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren.
§ 8. Vooraleer aan de persoon wordt toegestaan opnieuw actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren, wordt hem, in de gevallen bedoeld in de paragrafen 6 en 7, een nieuwe ademanalyse of ademtest opgelegd.
In het geval deze ademanalyse of ademtest een alcoholconcentratie meet van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht of in geval van weigering zich hieraan te onderwerpen, wordt het verbod om actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren verlengd met een periode van zes uren, te rekenen vanaf de nieuwe ademanalyse of de ademtest of de weigering.
In het geval evenwel deze ademanalyse of ademtest een alcoholconcentratie meet van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht wordt het verbod om actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren verlengd met een periode van drie uren, te rekenen vanaf de nieuwe ademanalyse of ademtest.
Wanneer noch de ademtest noch de ademanalyse kunnen worden uitgevoerd zoals bepaald in de gevallen bedoeld in paragraaf 7, wordt het verbod om actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren, naargelang het geval, met dezelfde periode verlengd.
De bepalingen van paragraaf 2 en artikel 16/6 zijn hierbij niet van toepassing.
§ 9. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de toepassing van andere wettelijke bepalingen betreffende de beteugeling van de openbare dronkenschap.
Art. 16/4. Andere stoffen die de uitvoering van opdrachten aan boord beïnvloeden : speekseltest en tijdelijk verbod
§ 1. De test voor het detecteren van stoffen die de uitvoering van opdrachten aan boord beïnvloeden bestaat uit :
a) eerst het vaststellen van indicaties van tekenen van recent gebruik van één van volgende stoffen :
- Delta-9-tetrahydrocannabinol (THC)
- Amfetamine
- Methyleendioxymethylamfetamine (MDMA)
- Morfine of 6-acetylmorfin
- Cocaïne of benzoylecgonine
aan de hand van een gestandaardiseerde checklist, waarvan de nadere toepassingsregels en het model door de Koning zijn bepaald in het koninklijk besluit van 17 september 2010 betreffende het model en de toepassingsregels van de gestandaardiseerde checklist tot vaststelling van indicaties van tekenen van recent druggebruik in het verkeer;
b) vervolgens, indien de gestandaardiseerde checklist bedoeld in a), een indicatie geeft van tekenen van recent gebruik van een van de stoffen bedoeld in a), het afnemen van een speekseltest.
Onder de hieronder vermelde gehaltes wordt het resultaat van de speekseltest niet in aanmerking genomen :
"HOOFDSTUK 1/1. - Intoxicatie
Art. 16/2. Vaststellingsbevoegdheid
De officieren van gerechtelijke politie die hulpofficier zijn van de procureur des Konings, het personeel van het operationeel kader van de federale en lokale politie kunnen een ademtest of een ademanalyse, zoals gedefinieerd in artikel 16/3, § 1, een speekseltest, zoals gedefinieerd in artikel 16/4, § 1, een speekselanalyse zoals gedefinieerd in artikel 16/5 en een bloedanalyse, zoals gedefinieerd in artikel 16/6 opleggen aan zeevarenden, in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs, bekwaamheidsbewijs of schriftelijk bewijs in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit, die actief dienst doen op zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren.
Art. 16/3. Alcoholopname : ademtest, ademanalyse en tijdelijk verbod
§ 1. De overheidsagenten bedoeld in artikel 16/2 kunnen een ademtest opleggen die erin bestaat te blazen in een toestel dat het niveau van de alcoholopname in de uitgeademde alveolaire lucht aangeeft. De overheidsagenten kunnen in dezelfde omstandigheden, zonder voorafgaande ademtest, een ademanalyse opleggen, die erin bestaat te blazen in een toestel dat de alcoholconcentratie in de uitgeademde alveolaire lucht meet.
§ 2. Op verzoek van de in artikel 16/2 bedoelde personen aan wie een ademanalyse werd opgelegd, wordt onmiddellijk een tweede analyse uitgevoerd en, indien het verschil tussen deze twee resultaten meer bedraagt dan de door de Koning vastgestelde nauwkeurigheidsvoorschriften, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 21 april 2007 betreffende de ademtesttoestellen en de ademanalysetoestellen, een derde analyse.
Indien het eventuele verschil tussen twee van deze resultaten niet meer bedraagt dan de hierboven bepaalde nauwkeurigheidsvoorschriften, wordt het laagste resultaat in aanmerking genomen.
Indien het verschil groter is, wordt de ademanalyse als niet uitgevoerd beschouwd.
§ 3. De toestellen gebruikt voor de ademtest en voor de ademanalyse moeten gehomologeerd zijn, op kosten van de fabrikanten, invoerders of verdelers die de homologatie aanvragen, overeenkomstig de bepalingen uit het koninklijk besluit van 21 april 2007 betreffende de ademtesttoestellen en de ademanalysetoestellen.
§ 4. Er wordt een ademanalyse verricht wanneer de ademtest een alcoholconcentratie van ten minste 0,22 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht aangeeft.
§ 5. Het actief dienst doen op zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren is verboden aan iedere persoon voor de duur van drie uren te rekenen vanaf de vaststelling :
a) wanneer de ademanalyse een alcoholconcentratie meet van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht;
b) wanneer de ademanalyse niet uigevoerd kan worden en de ademtest een alcoholconcentratie van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht aangeeft.
§ 6. Het actief dienst doen op zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren is verboden voor de duur van zes uren te rekenen vanaf de vaststelling :
a) wanneer de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet;
b) wanneer de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet;
c) in geval van weigering van de ademtest of van de ademanalyse.
§ 7. Wanneer, wegens een andere reden dan de weigering, noch de ademtest noch de ademanalyse kunnen worden uitgevoerd en de persoon die actief dienst deed op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren duidelijk tekenen van alcoholopname vertoont, dan is het hem verboden voor de duur van zes uren, te rekenen vanaf de vaststelling, om actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren.
Wanneer wegens een andere reden dan de weigering noch de ademtest noch de ademanalyse kunnen worden uitgevoerd en de persoon die actief dienst deed op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren, zich blijkbaar bevindt in staat van intoxicatie, dan is het hem verboden voor de duur van twaalf uren, te rekenen vanaf de vaststelling, om actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren.
§ 8. Vooraleer aan de persoon wordt toegestaan opnieuw actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren, wordt hem, in de gevallen bedoeld in de paragrafen 6 en 7, een nieuwe ademanalyse of ademtest opgelegd.
In het geval deze ademanalyse of ademtest een alcoholconcentratie meet van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht of in geval van weigering zich hieraan te onderwerpen, wordt het verbod om actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren verlengd met een periode van zes uren, te rekenen vanaf de nieuwe ademanalyse of de ademtest of de weigering.
In het geval evenwel deze ademanalyse of ademtest een alcoholconcentratie meet van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht wordt het verbod om actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren verlengd met een periode van drie uren, te rekenen vanaf de nieuwe ademanalyse of ademtest.
Wanneer noch de ademtest noch de ademanalyse kunnen worden uitgevoerd zoals bepaald in de gevallen bedoeld in paragraaf 7, wordt het verbod om actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren, naargelang het geval, met dezelfde periode verlengd.
De bepalingen van paragraaf 2 en artikel 16/6 zijn hierbij niet van toepassing.
§ 9. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de toepassing van andere wettelijke bepalingen betreffende de beteugeling van de openbare dronkenschap.
Art. 16/4. Andere stoffen die de uitvoering van opdrachten aan boord beïnvloeden : speekseltest en tijdelijk verbod
§ 1. De test voor het detecteren van stoffen die de uitvoering van opdrachten aan boord beïnvloeden bestaat uit :
a) eerst het vaststellen van indicaties van tekenen van recent gebruik van één van volgende stoffen :
- Delta-9-tetrahydrocannabinol (THC)
- Amfetamine
- Methyleendioxymethylamfetamine (MDMA)
- Morfine of 6-acetylmorfin
- Cocaïne of benzoylecgonine
aan de hand van een gestandaardiseerde checklist, waarvan de nadere toepassingsregels en het model door de Koning zijn bepaald in het koninklijk besluit van 17 september 2010 betreffende het model en de toepassingsregels van de gestandaardiseerde checklist tot vaststelling van indicaties van tekenen van recent druggebruik in het verkeer;
b) vervolgens, indien de gestandaardiseerde checklist bedoeld in a), een indicatie geeft van tekenen van recent gebruik van een van de stoffen bedoeld in a), het afnemen van een speekseltest.
Onder de hieronder vermelde gehaltes wordt het resultaat van de speekseltest niet in aanmerking genomen :
Art. 18. Dans le même arrêté, un chapitre 1/1 est inséré, rédigé comme suit;
" CHAPITRE 1/1. - Intoxication
Art. 16/2. Compétence de constatation
Les officiers de police judiciaire auxiliaires du procureur du Roi, le personnel du cadre opérationnel de la police fédérale et locale peuvent imposer un test de l'haleine ou une analyse de l'haleine, tels que définis à l'article 16/3, § 1er, un test salivaire, tel que défini à l'article 16/4, § 1er, une analyse salivaire, telle que définie à l'article 16/5 et une analyse sanguine, telle que définie à l'article 16/6 aux gens de mer titulaires d'un brevet d'aptitude, d'un certificat d'aptitude ou d'une attestation conformément aux dispositions du présent arrêté qui sont en service actif sur des navires autorisés à battre pavillon belge.
Art. 16/3. Imprégnation alcoolique : test de l'haleine, analyse de l'haleine et interdiction temporaire
§ 1er. Les agents de l'autorité visés à l'article 16/2 peuvent imposer un test de l'haleine qui consiste à souffler dans un appareil qui détecte le niveau d'imprégnation alcoolique dans l'air alvéolaire expiré. Les agents de l'autorité peuvent, dans les mêmes circonstances, imposer, sans test de l'haleine préalable, une analyse de l'haleine consistant à souffler dans un appareil qui mesure la concentration d'alcool dans l'air alvéolaire expiré.
§ 2. A la demande des personnes visées à l'article 16/2 à qui une analyse de l'haleine a été imposée, il est procédé immédiatement à une deuxième analyse et, si la différence entre ces deux résultats est supérieure aux prescriptions en matière de précision arrêtées par le Roi, telles que visées à l'arrêté royal du 21 avril 2007 relatif aux appareils de test et aux appareils d'analyse de l'haleine, à une troisième analyse.
Si la différence éventuelle entre deux de ces résultats n'est pas supérieure aux prescriptions en matière de précision ci-avant, il est tenu compte du résultat le plus bas.
Si la différence est supérieure, il est considéré qu'il n'a pu être procédé à l'analyse de l'haleine.
§ 3. Les appareils utilisés pour le test de l'haleine et pour l'analyse de l'haleine doivent être homologués, aux frais des fabricants, importateurs ou distributeurs qui demandent l'homologation, conformément aux dispositions de l'arrêté royal du 21 avril 2007 relatif aux appareils de test et aux appareils d'analyse de l'haleine.
§ 4. Il est procédé à une analyse de l'haleine lorsque le test de l'haleine détecte une concentration d'alcool d'au moins 0,22 milligramme par litre d'air alvéolaire expiré.
§ 5. Le service actif sur des navires autorisés à battre pavillon belge est interdit à toute personne pour une durée de trois heures à compter de la constatation :
a) lorsque l'analyse de l'haleine mesure une concentration d'alcool, par litre d'air alvéolaire expiré, d'au moins 0,22 milligramme et inférieure à 0,35 milligramme;
b) lorsqu'il ne peut être procédé à l'analyse de l'haleine et que le test de l'haleine détecte une concentration d'alcool, par litre d'air alvéolaire expiré, d'au moins 0,22 milligramme et de moins de 0,35 milligramme.
§ 6. Le service actif sur des navires autorisés à battre pavillon belge est interdit pour une durée de six heures à compter de la constatation :
a) lorsque l'analyse de l'haleine mesure une concentration d'alcool d'au moins 0,35 milligramme par litre d'air alvéolaire expiré;
b) lorsqu'il ne peut être procédé à l'analyse de l'haleine et que le test de l'haleine détecte une concentration d'alcool par litre d'air expiré d'au moins 0,35 milligramme par litre d'air alvéolaire expire;
c) en cas de refus du test de l'haleine ou de l'analyse de l'haleine.
§ 7. Si, pour une raison autre que le refus, il ne peut être procédé ni au test de l'haleine, ni à l'analyse de l'haleine et que la personne qui était en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge donne des signes évidents d'imprégnation alcoolique, il lui est interdit, pour une durée de six heures à compter de la constatation, d'être en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge.
Si pour une raison autre que le refus, il ne peut être procédé ni au test de l'haleine ni à l'analyse de l'haleine et que la personne qui était en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge se trouve apparemment en état d'intoxication, il lui est interdit, pour une durée de douze heures à compter de la constatation, d'être en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge.
§ 8. Avant que la personne ne soit autorisée à reprendre le service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge, une nouvelle analyse de l'haleine ou un nouveau test de l'haleine lui est imposé dans les cas visés aux paragraphes 6 et 7.
Au cas où cette analyse de l'haleine ou ce test de l'haleine mesure une concentration d'alcool d'au moins 0,35 milligramme par litre d'air alvéolaire expiré, ou en cas de refus de s'y soumettre, l'interdiction d'être en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge est prolongée pour une période de six heures à partir de la nouvelle analyse de l'haleine ou du nouveau test de l'haleine ou du refus.
Toutefois, au cas où l'analyse de l'haleine ou le test de l'haleine mesure une concentration d'alcool par litre d'air alvéolaire expiré d'au moins 0,22 milligramme et inférieure à 0,35 milligramme, l'interdiction d'être en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge est prolongée pour une période de trois heures à partir de la nouvelle analyse de l'haleine ou du nouveau test de l'haleine.
S'il ne peut être procédé ni au test de l'haleine, ni à l'analyse de l'haleine comme prévu dans les cas visés au paragraphe 7, l'interdiction d'être en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge peut être prolongée, selon le cas, pour la même période.
Les dispositions du paragraphe 2 et de l'article 16/6 ne sont pas d'application.
§ 9. Les dispositions du présent article ne font pas obstacle à l'application d'autres dispositions légales relatives à la répression de l'ivresse publique.
Art. 16/4. Autres substances qui influencent l'exécution des missions à bord : test salivaire et interdiction temporaire
§ 1er. Le test pour la détection de substances qui influencent l'exécution des missions à bord consiste en :
a) premièrement la constatation des indications de signes d'usage récent d'une des substances suivantes :
- Delta-9-tétrahydrocannabinol (THC)
- Amphétamine
- Méthylènedioxyméthylamphétamine (MDMA)
- Morphine ou 6-acétylmorphine
- Cocaïne ou benzoylecgonine
au moyen d'une check-list standardisée, dont les modalités d'application et le modèle sont déterminés par le Roi dans l'arrêté royal du 17 septembre 2010 relatif au modèle et aux modalités d'application de la check-list standardisée pour la constatation des indications de signes d'usage récent de drogue dans la circulation routière;
b) ensuite, dans l'hypothèse où la check-list visée sous a) donne une indication de signes d'usage récent d'une des substances visées sous a), il est procédé à un test salivaire.
En dessous des taux repris ci-dessous, le résultat du test salivaire ne sera pas pris en considération :
" CHAPITRE 1/1. - Intoxication
Art. 16/2. Compétence de constatation
Les officiers de police judiciaire auxiliaires du procureur du Roi, le personnel du cadre opérationnel de la police fédérale et locale peuvent imposer un test de l'haleine ou une analyse de l'haleine, tels que définis à l'article 16/3, § 1er, un test salivaire, tel que défini à l'article 16/4, § 1er, une analyse salivaire, telle que définie à l'article 16/5 et une analyse sanguine, telle que définie à l'article 16/6 aux gens de mer titulaires d'un brevet d'aptitude, d'un certificat d'aptitude ou d'une attestation conformément aux dispositions du présent arrêté qui sont en service actif sur des navires autorisés à battre pavillon belge.
Art. 16/3. Imprégnation alcoolique : test de l'haleine, analyse de l'haleine et interdiction temporaire
§ 1er. Les agents de l'autorité visés à l'article 16/2 peuvent imposer un test de l'haleine qui consiste à souffler dans un appareil qui détecte le niveau d'imprégnation alcoolique dans l'air alvéolaire expiré. Les agents de l'autorité peuvent, dans les mêmes circonstances, imposer, sans test de l'haleine préalable, une analyse de l'haleine consistant à souffler dans un appareil qui mesure la concentration d'alcool dans l'air alvéolaire expiré.
§ 2. A la demande des personnes visées à l'article 16/2 à qui une analyse de l'haleine a été imposée, il est procédé immédiatement à une deuxième analyse et, si la différence entre ces deux résultats est supérieure aux prescriptions en matière de précision arrêtées par le Roi, telles que visées à l'arrêté royal du 21 avril 2007 relatif aux appareils de test et aux appareils d'analyse de l'haleine, à une troisième analyse.
Si la différence éventuelle entre deux de ces résultats n'est pas supérieure aux prescriptions en matière de précision ci-avant, il est tenu compte du résultat le plus bas.
Si la différence est supérieure, il est considéré qu'il n'a pu être procédé à l'analyse de l'haleine.
§ 3. Les appareils utilisés pour le test de l'haleine et pour l'analyse de l'haleine doivent être homologués, aux frais des fabricants, importateurs ou distributeurs qui demandent l'homologation, conformément aux dispositions de l'arrêté royal du 21 avril 2007 relatif aux appareils de test et aux appareils d'analyse de l'haleine.
§ 4. Il est procédé à une analyse de l'haleine lorsque le test de l'haleine détecte une concentration d'alcool d'au moins 0,22 milligramme par litre d'air alvéolaire expiré.
§ 5. Le service actif sur des navires autorisés à battre pavillon belge est interdit à toute personne pour une durée de trois heures à compter de la constatation :
a) lorsque l'analyse de l'haleine mesure une concentration d'alcool, par litre d'air alvéolaire expiré, d'au moins 0,22 milligramme et inférieure à 0,35 milligramme;
b) lorsqu'il ne peut être procédé à l'analyse de l'haleine et que le test de l'haleine détecte une concentration d'alcool, par litre d'air alvéolaire expiré, d'au moins 0,22 milligramme et de moins de 0,35 milligramme.
§ 6. Le service actif sur des navires autorisés à battre pavillon belge est interdit pour une durée de six heures à compter de la constatation :
a) lorsque l'analyse de l'haleine mesure une concentration d'alcool d'au moins 0,35 milligramme par litre d'air alvéolaire expiré;
b) lorsqu'il ne peut être procédé à l'analyse de l'haleine et que le test de l'haleine détecte une concentration d'alcool par litre d'air expiré d'au moins 0,35 milligramme par litre d'air alvéolaire expire;
c) en cas de refus du test de l'haleine ou de l'analyse de l'haleine.
§ 7. Si, pour une raison autre que le refus, il ne peut être procédé ni au test de l'haleine, ni à l'analyse de l'haleine et que la personne qui était en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge donne des signes évidents d'imprégnation alcoolique, il lui est interdit, pour une durée de six heures à compter de la constatation, d'être en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge.
Si pour une raison autre que le refus, il ne peut être procédé ni au test de l'haleine ni à l'analyse de l'haleine et que la personne qui était en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge se trouve apparemment en état d'intoxication, il lui est interdit, pour une durée de douze heures à compter de la constatation, d'être en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge.
§ 8. Avant que la personne ne soit autorisée à reprendre le service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge, une nouvelle analyse de l'haleine ou un nouveau test de l'haleine lui est imposé dans les cas visés aux paragraphes 6 et 7.
Au cas où cette analyse de l'haleine ou ce test de l'haleine mesure une concentration d'alcool d'au moins 0,35 milligramme par litre d'air alvéolaire expiré, ou en cas de refus de s'y soumettre, l'interdiction d'être en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge est prolongée pour une période de six heures à partir de la nouvelle analyse de l'haleine ou du nouveau test de l'haleine ou du refus.
Toutefois, au cas où l'analyse de l'haleine ou le test de l'haleine mesure une concentration d'alcool par litre d'air alvéolaire expiré d'au moins 0,22 milligramme et inférieure à 0,35 milligramme, l'interdiction d'être en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge est prolongée pour une période de trois heures à partir de la nouvelle analyse de l'haleine ou du nouveau test de l'haleine.
S'il ne peut être procédé ni au test de l'haleine, ni à l'analyse de l'haleine comme prévu dans les cas visés au paragraphe 7, l'interdiction d'être en service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge peut être prolongée, selon le cas, pour la même période.
Les dispositions du paragraphe 2 et de l'article 16/6 ne sont pas d'application.
§ 9. Les dispositions du présent article ne font pas obstacle à l'application d'autres dispositions légales relatives à la répression de l'ivresse publique.
Art. 16/4. Autres substances qui influencent l'exécution des missions à bord : test salivaire et interdiction temporaire
§ 1er. Le test pour la détection de substances qui influencent l'exécution des missions à bord consiste en :
a) premièrement la constatation des indications de signes d'usage récent d'une des substances suivantes :
- Delta-9-tétrahydrocannabinol (THC)
- Amphétamine
- Méthylènedioxyméthylamphétamine (MDMA)
- Morphine ou 6-acétylmorphine
- Cocaïne ou benzoylecgonine
au moyen d'une check-list standardisée, dont les modalités d'application et le modèle sont déterminés par le Roi dans l'arrêté royal du 17 septembre 2010 relatif au modèle et aux modalités d'application de la check-list standardisée pour la constatation des indications de signes d'usage récent de drogue dans la circulation routière;
b) ensuite, dans l'hypothèse où la check-list visée sous a) donne une indication de signes d'usage récent d'une des substances visées sous a), il est procédé à un test salivaire.
En dessous des taux repris ci-dessous, le résultat du test salivaire ne sera pas pris en considération :
| Stof | Gehalte (ng/ml) |
| Delta-9-tetrahydrocannabinol (THC) | 25 |
| Amfetamine | 50 |
| Methyleendioxymethylamfetamine (MDMA) | 50 |
| Morfine (vrij) of 6-acetylmorfine | 10 |
| Cocaïne of Benzoylecgonine | 20 |
§ 2. Het verzamelen van de gegevens die nodig zijn voor het invullen van de gestandaardiseerde checklist en voor het afnemen van de speekseltest moet zich beperken tot de gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de overtredingen uit dit hoofdstuk. Deze gegevens mogen slechts worden gebruikt voor gerechtelijke doeleinden in verband met de bestraffing van deze overtredingen.
De kosten van de speekseltest zijn ten laste van de onderzochte persoon indien bewezen is dat het gehalte van de stoffen aangegeven in paragraaf 1, b), bewezen is.
§ 3. Het actief dienst doen op zeeschepen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren is verboden aan iedere persoon gedurende twaalf uur vanaf de vaststelling :
a) wanneer de speekseltest de aanwezigheid in het organisme aantoont van minstens één van de stoffen bepaald in paragraaf 1, b) in een gehalte dat gelijk is aan of hoger dan het gehalte bepaald in dezelfde paragraaf;
b) in geval van weigering van de speekseltest of speekselanalyse zonder wettige reden;
c) in geval van een weigering van de speekseltest omwille van een wettige reden of omwille van een praktische onmogelijkheid voldoende speeksel te collecteren, noch een speekseltest noch een speekselanalyse kon worden uitgevoerd en de gestandaardiseerde checklist bedoeld in paragraaf 1, a), een indicatie geeft van tekenen van recent gebruik van één van de stoffen bedoeld in paragraaf 1, b);
d) in geval het resultaat van de speekseltest negatief is en betrokkene zich blijkbaar bevindt in staat van intoxicatie.
§ 4. Vooraleer aan de persoon wordt toegestaan opnieuw actief dienst te doen op een zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren, wordt hem een nieuwe speekseltest, bedoeld in paragraaf 1, b), opgelegd, zonder de gestandaardiseerde checklist bedoeld in paragraaf 1, a), te overlopen.
Het verbod bedoeld in artikel 16/4, § 3, wordt telkens hernieuwd voor een periode van twaalf uur :
a) wanneer de speekseltest de aanwezigheid in het organisme aantoont van één van de stoffen bepaald in paragraaf 1, b), in een gehalte dat gelijk is aan of hoger dan het gehalte bepaald in hetzelfde artikel;
b) in geval van weigering van deze speekseltest;
c) in geval van weigering van de speekseltest omwille van een wettige reden of ingeval van een praktische onmogelijkheid voldoende speeksel te collecteren, en de gestandaardiseerde checklist, bedoeld in paragraaf 1, a), die in dit geval wordt overlopen, een indicatie geeft van tekenen van recent gebruik van een van de stoffen bedoeld in paragraaf 1, b);
d) in geval het resultaat van de speekseltest negatief is en betrokkene zich blijkbaar bevindt in staat van intoxicatie.
§ 5. Wanneer de persoon een wettige reden inroept voor het weigeren van de speekseltest of de speekselanalyse, vorderen de in artikel 16/2 bedoelde overheidsagenten een geneesheer om het ingeroepen motief te beoordelen.
De inhoud van de wettige reden mag door de geneesheer niet worden onthuld als ze door het medisch geheim wordt gedekt.
De kosten voor de tussenkomst van de geneesheer zijn ten laste van de onderzochte persoon indien de in het eerste lid bedoelde weigering niet gegrond was.
De praktische onmogelijkheid voldoende speeksel te collecteren om de speekseltest of de speekselanalyse uit te voeren wordt niet beschouwd als een vorm van weigering. De kosten van de speekseltest zijn ten laste van de onderzochte persoon indien de overtreding bepaald in artikel 16/4, § 1, door middel van een bloedanalyse bewezen is.
Art. 16/5. Speekselanalyse
§ 1. De in artikel 16/2 bedoelde overheidsagenten leggen een speekselanalyse voor het detecteren van de stoffen die de uitvoering van de opdrachten aan boord beïnvloeden op wanneer de speekseltest bedoeld artikel 16/4, § 1, de aanwezigheid aantoont van één van de stoffen bedoeld in artikel 16/4, § 1, b).
Onder de hieronder vermelde gehaltes wordt het resultaat van de speekselanalyse niet in aanmerking genomen :
| Substance | Taux(ng/ml) |
| Delta-9-tétrahydrocannabinol (THC) | 25 |
| Amphétamine | 50 |
| Méthylènedioxyméthylamphétamine (MDMA) | 50 |
| Morphine (libre) ou 6-acétylmorphine | 10 |
| Cocaïne ou Benzoylecgonine | 20 |
§ 2. La collecte des données nécessaires pour remplir la check-list standardisée et pour effectuer le test salivaire doit se limiter aux données strictement nécessaires à l'établissement des infractions au présent chapitre. Ces données ne peuvent être utilisées qu'aux fins judiciaires relatives à la répression de ces infractions.
Les frais du test salivaire sont à charge de la personne examinée si le taux des substances tel que repris au paragraphe 1er, b) est prouvé.
§ 3. Le service actif sur des navires autorisés à battre pavillon belge est interdit à toute personne durant les douze heures qui suivent la constatation :
a) lorsque le test salivaire fait apparaître la présence dans l'organisme d'au moins une des substances visées au paragraphe 1er, b) dont le taux est égal ou supérieur à celui fixé dans le tableau au même paragraphe;
b) en cas de refus du test salivaire ou de l'analyse de salive sans motif légitime;
c) s'il n'a pu être procédé, suite à un refus pour un motif légitime ou une impossibilité pratique pour récolter assez de salive, ni au test salivaire ni à l'analyse de salive et que la check-list standardisée visée au paragraphe 1er, a) donne une indication de signes d'usage récent d'une des substances visées au paragraphe 1er, b);
d) au cas où le résultat du test salivaire est négatif et que l'intéressé se trouve manifestement en état d'intoxication.
§ 4. Avant que la personne ne soit autorisée à reprendre le service actif sur un navire autorisé à battre pavillon belge, un nouveau test salivaire, visé paragraphe 1er, b) lui sera imposé, sans passer par la check-list standardisée visée au paragraphe 1er, a).
L'interdiction visée à l'article 16/4, § 3 est renouvelée à chaque fois pour une période de douze heures :
a) lorsque le test salivaire fait apparaître la présence dans l'organisme d'au moins une des substances visées au paragraphe 1er, b) dont le taux est égal ou supérieur à celui fixé dans le tableau au même paragraphe;
b) en cas de refus de ce test salivaire;
c) s'il n'a pu être procédé, suite à un refus pour un motif légitime ou une impossibilité pratique pour récolter assez de salive, ni au test salivaire ni à l'analyse de salive et que la check-list standardisée visée au paragraphe 1er, a), donne une indication de signes d'usage récent d'une des substances visées au paragraphe 1er, b);
d) au cas où le résultat du test salivaire est négatif et que l'intéressé se trouve manifestement en état d'intoxication
§ 5. Si la personne invoque un motif légitime pour refuser le test salivaire ou l'analyse de salive, les agents de l'autorité visés à l'article 16/2 requièrent un médecin pour juger du motif invoqué.
Le contenu du motif légitime ne peut être révélé par le médecin s'il est couvert par le secret médical.
Les frais pour l'intervention du médecin seront à charge de la personne examinée si le refus visé à l'alinéa 1er n'est pas fondé.
L'impossibilité pratique de collecter assez de salive pour exécuter le test salivaire ou l'analyse de salive ne peut être considérée comme une forme de refus. Les frais du test salivaire sont à charge de la personne si l'infraction visée à l'article 16/4, § 1er, est établie au moyen d'une analyse de sang.
Art. 16/5. Analyse de salive
§ 1er. Les agents de l'autorité visés à l'article 16/2 imposent une analyse de salive pour la détection de substances qui influencent l'exécution des missions à bord lorsque le test salivaire visé à l'article 16/4, § 1er, détecte au moins une des substances visées à l'article 16/4, § 1er, b).
En dessous du taux correspondant, le résultat de l'analyse de salive n'est pas pris en considération :
| Stof | Gehalte (ng/ml) |
| Delta-9-tetrahydrocannabinol (THC) | 10 |
| Amfetamine | 25 |
| Methyleendioxymethylamfetamine (MDMA) | 25 |
| Morfine (vrij) of 6-acetylmorfine | 5 |
| Cocaïne of Benzoylecgonine | 10 |
§ 2. De kosten van de speekselanalyse zijn ten laste van de onderzochte persoon indien de overtreding bepaald in artikel 16/4, § 1, b), bewezen is.
§ 3. De analyse van het speekselstaal geschiedt in een van de laboratoria die daartoe door de Koning erkend zijn in uitvoering van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer.
De persoon van wie het speekselstaal is afgenomen, kan op eigen kosten een tweede speekselanalyse laten verrichten in het laboratorium waar het eerste heeft plaatsgehad, of in een ander door de Koning erkend laboratorium. In het eerste geval kan hij op de tweede analyse toezicht laten houden door een technisch raadsman van zijn keuze.
De bepalingen tot nadere regeling van de speekselanalyse voor het wegverkeer zijn eveneens van toepassing bij de uitvoering van dit reglement.
Art. 16/6. Bloedanalyse
§ 1. De in artikel 16/2 bedoelde overheidsagenten laten de in dat artikel bedoelde personen, een bloedproef ondergaan door een daartoe opgevorderde geneesheer :
a) in het geval de ademtest een alcoholgehalte van ten minste 0,22 milligram aangeeft per liter uitgeademde alveolaire lucht en een ademanalyse niet uitgevoerd kan worden;
b) in het geval noch de ademtest noch de ademanalyse uitgevoerd konden worden en betrokkene duidelijke tekenen van alcoholopname vertoont of zich blijkbaar bevindt in de toestand bedoeld in artikel 16/3, § 7;
c) in het geval noch de ademtest noch de ademanalyse uitgevoerd konden worden bij de personen bedoeld in artikel 16/2 en het onmogelijk is na te gaan of er tekenen van alcoholopname zijn;
d) indien de speekseltest minstens één van de stoffen detecteert bedoeld in artikel 16/4, § 1, a) in een gehalte dat gelijk is aan of hoger dan het gehalte bepaald in de tabel van dezelfde paragraaf, en een speekselanalyse niet uitgevoerd kan worden;
e) in het geval noch een speekseltest noch een speekselanalyse kon worden uitgevoerd.
§ 2. In het geval van paragraaf 1, d) en e), bestaat de bloedanalyse uit een kwantitatieve bepaling op plasma door middel van gas- of vloeistofchromatografie-massaspectrometrie met gebruik van gedeutereerde interne standaarden voor een of meerdere van de navolgende stoffen.
Onder het overeenstemmende gehalte wordt de analyse niet in aanmerking genomen :
| Substance | Taux (ng/ml) |
| Delta-9-tétrahydrocannabinol (THC) | 10 |
| Amphétamine | 25 |
| Méthylènedioxyméthylamphétamine (MDMA) | 25 |
| Morphine (libre) ou 6-acétylmorphine | 5 |
| Cocaïne ou Benzoylecgonine | 10 |
§ 2. Les frais de l'analyse de salive sont à charge de la personne examinée si l'infraction visée à l'article 16/4, § 1er, b), est établie.
§ 4. L'analyse de l'échantillon de salive est faite dans un des laboratoires agréés à cet effet par le Roi en exécution de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière.
La personne qui a subi le prélèvement de salive peut faire procéder, à ses frais, à une seconde analyse de salive, soit dans le laboratoire ayant procédé à la première, soit dans un autre laboratoire agréé par le Roi. Dans le premier cas, elle peut faire contrôler la deuxième analyse par un conseiller technique de son choix.
Les dispositions fixant les règles de l'analyse de salive pour la circulation routière sont également d'application lors de l'exécution de ce règlement.
Art. 16/6. L'analyse sanguine
§ 1. Les agents de l'autorité visés à l'article 16/2 imposent aux personnes visées à cet article de subir un prélèvement sanguin par un médecin requis à cet effet :
a) au cas où le test de l'haleine décèle un taux d'alcool par litre d'air alvéolaire expiré d'au moins 0,22 milligramme et qu'il ne peut être procédé à une analyse de l'haleine;
b) au cas où il n'a pu être procédé ni au test de l'haleine ni à l'analyse de l'haleine et que l'intéressé donne des signes évidents d'imprégnation alcoolique ou se trouve apparemment dans l'état visé à l'article 16/3, § 7;
c) au cas où il n'a pu être procédé ni au test de l'haleine ni à l'analyse de l'haleine chez les personnes visées à l'article 16/2 et qu'il est impossible de rechercher des signes d'imprégnation alcoolique;
d) au cas où le test salivaire détecte au moins une des substances visées à l'article 16/4, § 1er, a) dont le taux est égal ou supérieur à celui fixé dans le tableau du même paragraphe et qu'il ne peut être procédé à une analyse de salive;
e) au cas où il n'a pu être procédé ni au test salivaire ni à l'analyse de salive.
§ 2. Dans le cas du paragraphe 1, d) et e), l'analyse du sang consiste en une détermination quantitative dans le plasma au moyen de chromatographie en phase gazeuse ou en phase liquide-spectrométrie de masse avec usage de standards internes deutérés pour une ou plusieurs des substances suivantes.
En dessous du taux correspondant l'analyse n'est pas prise en considération :
| Stof | Gehalte (ng/ml) |
| Delta-9-tetrahydrocannabinol (THC) | 1 |
| Amfetamine | 25 |
| Methyleendioxymethylamfetamine (MDMA) | 25 |
| Morfine (vrij) | 10 |
| Cocaïne of Benzoylecgonine | 25 |
§ 3. De in artikel 16/2 bedoelde overheidsagenten moeten op verzoek van de personen van hetzelfde artikel, en bij wijze van tegenexpertise, deze personen een bloedproef laten ondergaan door een daartoe opgevorderde geneesheer indien de ademanalyse, bekomen na toepassing van artikel 16/3, een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet.
§ 4. De kosten van het nemen van het bloedstaal en van de bloedanalyse komen ten laste van de onderzochte persoon :
a) indien de overtreding bepaald in artikel 16/3, § 6, a), bewezen is, of
b) indien de overtreding bepaald in artikel 16/4, § 1, b), bewezen is.
§ 5. Het inzamelen van de gegevens van de bloedproef bedoeld in paragraaf 1, d) en e), beperkt zich tot deze die strikt noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de overtredingen van dit hoofdstuk. Deze gegevens mogen slechts worden gebruikt voor gerechtelijke doeleinden in verband met de bestraffing van deze overtredingen.".
| Substance | Taux (ng/ml) |
| Delta-9-tétrahydrocannabinol (THC) | 1 |
| Amphétamine | 25 |
| Méthylènedioxyméthylamphétamine (MDMA) | 25 |
| Morphine (libre) | 10 |
| Cocaïne ou Benzoylecgonine | 25 |
§ 3. Les agents de l'autorité visés à l'article 16/2 font subir un prélèvement sanguin par un médecin requis à cet effet aux personnes visées au même article, à la demande de celles-ci et à titre de contre-expertise si l'analyse de l'haleine obtenue après application de l'article 16/3 mesure une concentration d'alcool d'au moins 0,35 milligramme par litre d'air alvéolaire expiré.
§ 4. Les frais de prélèvement et de l'analyse du sang sont à charge de la personne examinée :
a) si l'infraction prévue à l'article 16/3, § 6, a), est établie, ou
b) si l'infraction prévue à l'article 16/4, § 1er, b), est établie.
§ 5. La collecte des données du prélèvement sanguin prévu au paragraphe 1er, d) et e), se limite aux données strictement nécessaires à l'établissement des infractions au présent chapitre. Ces données ne peuvent être utilisées qu'aux fins judiciaires relatives à la répression de ces infractions. ".
Art.19. In hetzelfde besluit wordt een artikel 29/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 29/1. Aan zeevarenden die goedgekeurde diensttijd, een goedgekeurde onderwijs- en opleidingsprogramma of een goedgekeurde cursus hebben aangevat voor 1 juli 2013, kunnen tot 1 januari 2017 vaarbevoegdheidsbewijzen worden afgegeven, erkent en officieel worden verklaard in overeenstemming met de eisen in dit besluit zoals zij voor 4 juli 2014 waren.
Tot 1 januari 2017 kunnen vaarbevoegdheidsbewijzen en officiële verklaringen worden vernieuwd en de geldigheid ervan worden verlengd in overeenstemming met de eisen in dit besluit zoals zij voor 4 juli 2014 waren.".
"Art. 29/1. Aan zeevarenden die goedgekeurde diensttijd, een goedgekeurde onderwijs- en opleidingsprogramma of een goedgekeurde cursus hebben aangevat voor 1 juli 2013, kunnen tot 1 januari 2017 vaarbevoegdheidsbewijzen worden afgegeven, erkent en officieel worden verklaard in overeenstemming met de eisen in dit besluit zoals zij voor 4 juli 2014 waren.
Tot 1 januari 2017 kunnen vaarbevoegdheidsbewijzen en officiële verklaringen worden vernieuwd en de geldigheid ervan worden verlengd in overeenstemming met de eisen in dit besluit zoals zij voor 4 juli 2014 waren.".
Art.19. Dans le même arrêté, il est inséré un article 29/1 rédigé comme suit :
" Art. 29/1. Les gens de mer qui ont entamé un service en mer approuvé, un programme d'enseignement et de formation approuvé ou un cours de formation approuvé avant le 1er juillet 2013 peuvent jusqu'au 1er janvier 2017 se voir délivrer, reconnaître et viser des brevets d'aptitude conformément aux prescriptions du présent arrêté, comme ils l'étaient avant le 4 juillet 2014.
Jusqu'au 1er janvier 2017, les brevets d'aptitude et visas peuvent continuer à être renouvelés et revalidés conformément aux prescriptions du présente arrêté, comme ils l'étaient avant le 4 juillet 2014. ".
" Art. 29/1. Les gens de mer qui ont entamé un service en mer approuvé, un programme d'enseignement et de formation approuvé ou un cours de formation approuvé avant le 1er juillet 2013 peuvent jusqu'au 1er janvier 2017 se voir délivrer, reconnaître et viser des brevets d'aptitude conformément aux prescriptions du présent arrêté, comme ils l'étaient avant le 4 juillet 2014.
Jusqu'au 1er janvier 2017, les brevets d'aptitude et visas peuvent continuer à être renouvelés et revalidés conformément aux prescriptions du présente arrêté, comme ils l'étaient avant le 4 juillet 2014. ".
Art.20. In hetzelfde besluit wordt de bijlage I, gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 november 2009, vervangen door bijlage I gevoegd bij dit besluit.
Art.20. Dans le même arrêté, l'annexe I, remplacée par l'arrêté royal du 13 novembre 2009, est remplacée par l'annexe I jointe au présent arrêté.
Art.21. In hetzelfde besluit worden de bijlagen VI en VII ingevoegd die als bijlagen II en III zijn gevoegd bij dit besluit.
Art.21. Dans le même arrêté, les annexes VI et VII sont insérées en tant qu'annexes II et III au présent arrêté.
Art.22. Dit koninklijk besluit heeft uitwerking met ingang van 4 juli 2014.
Art.22. Le présent arrêté produit ses effets le 4 juillet 2014.
Art.23. De minister bevoegd voor de Maritieme Mobiliteit, de minister bevoegd voor elektronische communicatie en de minister bevoegd voor de scheepvaartpolitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.23. Le ministre qui à la mobilité maritime dans ses attributions, le ministre qui a les communications électroniques et le ministre qui a la police de la navigation dans ses attributions sont chargés de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage 1. - Opleidingsvoorschriften van het STCW-verdrag als bedoeld in artikel 3 van dit besluit
{Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-09-2014, p. 73353-73390)
{Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-09-2014, p. 73353-73390)
Art. N1. Annexe 1. - Formation requise aux termes de la convention STCW et visée à l'article 3
(Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 17-09-2014, p. 73396-73427)
(Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 17-09-2014, p. 73396-73427)
Art. N2. Bijlage VI. - Aan de commissie mee te delen gegevenstypen voor statistische doeleindent
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-09-2014, p. 73391-73392)
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-09-2014, p. 73391-73392)
Art. N2. Annexe VI. - Type d'informations à communiquer à la commission à des fins statistiques
(Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 17-09-2014, p. 73428-73429)
(Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 17-09-2014, p. 73428-73429)
Art. N3. Bijlage VII. - Certificaat van medische geschiktheid/Medical certificate
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-09-2014, p. 73393-73395)
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-09-2014, p. 73393-73395)
Art. N3. Annexe VII. - Certificat d'aptitude médicale/Medical certificate
(Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 17-09-2014, p. 73430-73432)
(Annexe non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 17-09-2014, p. 73430-73432)