Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
30 DECEMBER 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-2014 en tekstbijwerking tot 13-02-2017)
Titre
30 DECEMBRE 2014. - Arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 3 mai 2007 fixant le régime de chômage avec complément d'entreprise(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 31-12-2014 et mise à jour au 13-02-2017)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (17)
Texte (17)
Artikel 1. In artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2011, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende :
  "De leeftijd bedoeld in het eerste lid wordt vanaf 1 januari 2015 op 62 jaar gebracht.".
Article 1er. A l'article 2, § 1er, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 fixant le régime de chômage avec complément d'entreprise, modifié par l'arrêté royal du 28 décembre 2011, un alinéa est inséré entre le premier et le second alinéa, rédigé comme suit :
  " L'âge visé à l'alinéa 1er est porté à 62 ans à partir du 1er janvier 2015. ".
Art.2. In artikel 3, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2013, worden het tweede en derde lid vervangen door de volgende leden :
  "De leeftijd bedoeld in het vorige lid wordt gebracht op :
  1° 58 jaar vanaf 1 januari 2015;
  2° 60 jaar vanaf een datum bepaald na advies uitgebracht door de Nationale Arbeidsraad. Dit advies wordt uitgebracht op hetzelfde ogenblik als het advies dat de Nationale Arbeidsraad zal uitbrengen rond de pensioenhervorming.
  Bovendien moeten deze werknemers :
  1° ofwel tewerkgesteld zijn door een werkgever die behoort tot het paritair comité van het bouwbedrijf en beschikken over een attest dat hun ongeschiktheid tot voortzetting van hun beroepsactiviteit bevestigt, afgegeven door een arbeidsgeneesheer;
  2° ofwel minimaal 20 jaar hebben gewerkt in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.46 gesloten op 23 maart 1990 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990;
  3° ofwel gewerkt hebben in een zwaar beroep.
  Voor de toepassing van het vorige lid, 3° moeten van de 33 jaar beroepsverleden bedoeld in het eerste lid :
  1° ofwel minstens 5 jaar, gerekend van datum tot datum, een zwaar beroep behelzen. Deze periode van 5 jaar moet gelegen zijn in de loop van de laatste 10 kalenderjaren, gerekend van datum tot datum, vóór het einde van de arbeidsovereenkomst;
  2° ofwel minstens 7 jaar, gerekend van datum tot datum, een zwaar beroep behelzen. Deze periode van 7 jaar moet gelegen zijn in de loop van de laatste 15 kalenderjaren, gerekend van datum tot datum, vóór het einde van de arbeidsovereenkomst.
  Voor de toepassing van het vorige lid wordt als zwaar beroep beschouwd :
  1° het werk in wisselende ploegen, meer bepaald de ploegenarbeid in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers, die hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen en zonder dat de overlapping meer bedraagt dan één vierde van hun dagtaak, op voorwaarde dat de werknemer van ploegen alterneert;
  2° het werk in onderbroken diensten waarbij de werknemer permanent werkt in dagprestaties waarvan de begintijd en de eindtijd minimum 11 uur uit elkaar liggen met een onderbreking van minstens 3 uur en minimumprestaties van 7 uur. Onder permanent verstaat men dat de onderbroken dienst de gewone arbeidsregeling van de werknemer vormt en dat hij niet occasioneel in een dergelijke dienst wordt tewerkgesteld;
  3° het werk in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 gesloten op 23 maart 1990 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990.
  Voor de toepassing van het derde lid, 2° en het vijfde lid, 3° worden gelijkgesteld met werknemers bedoeld in artikel 1 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46, het varend personeel tewerkgesteld aan werken van vervoer in de lucht dat gewoonlijk tewerkgesteld is in arbeidsregelingen met prestaties tussen 20 uur en 6 uur, maar met uitsluiting van :
  1° de werknemers die uitsluitend prestaties verrichten tussen 6 uur en 24 uur;
  2° de werknemers die gewoonlijk beginnen te werken vanaf 5 uur.
  De bepaling van het tweede lid, 2° is niet van toepassing indien cumulatief voldaan is aan de volgende voorwaarden :
  1° er is voor de periode 2015-2016 een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, van kracht die voor toepassing van deze paragraaf een lagere leeftijdsgrens voorziet, zonder dat deze lager mag zijn dan 58 jaar;
  2° de in 1° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst moet van bepaalde duur zijn, mag geen bepaling van stilzwijgende verlenging bevatten en mag de duur van 2 jaar niet overschrijden;
  3° de werknemer is ontslagen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
  4° het voor de werknemer bevoegde paritair comité of paritair subcomité heeft voor de geldigheidsduur van de in 1° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten waarbij uitdrukkelijk gesteld wordt dat deze collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten is in toepassing van de in 1° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst.
  De in het vorige lid bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad kan na 2016, onder dezelfde modaliteiten als bedoeld in het vorige lid worden verlengd of aangepast, waarbij de minimumleeftijd geleidelijk kan worden verhoogd overeenkomstig een vooropgesteld tijdspad.".
Art.2. A l'article 3, § 1er, du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 15 juillet 2013, les alinéas 2 et 3 sont remplacés par les alinéas suivants :
  " L'âge visé à l'alinéa précédent est porté à :
  1° 58 ans à partir du 1er janvier 2015;
  2° 60 ans à partir d'une date fixée après avis du Conseil National du Travail. Cet avis sera donné en même temps que l'avis que le Conseil national du travail donnera concernant la réforme des pensions.
  Les travailleurs doivent en outre :
  1° soit être occupés par un employeur relevant de la commission paritaire de la construction et disposer d'une attestation qui confirme leur incapacité à continuer leur activité professionnelle, délivrée par un médecin du travail;
  2° soit avoir travaillé 20 ans dans un régime de travail tel que visé dans l'article 1er de la convention collective de travail n° 46, conclue le 23 mars 1990 et rendue obligatoire par l'arrêté royal du 10 mai 1990;
  3° soit avoir été occupés dans le cadre d'un métier lourd.
  Pour l'application de l'alinéa précédent, 3°, de ces 33 ans de carrière professionnelle visés au 1er alinéa :
  1° ou bien, au moins 5 ans, calculés de date à date, doivent comprendre un métier lourd. Cette période de 5 ans doit se situer dans les 10 dernières années calendrier, calculées de date à date, avant la fin du contrat de travail;
  2° ou bien, au moins 7 ans, calculés de date à date, doivent comprendre un métier lourd. Cette période de 7 ans doit se situer dans les 15 dernières années calendrier, calculées de date à date, avant la fin du contrat de travail.
  Pour l'application de l'alinéa précédent est considéré comme un métier lourd :
  1° le travail en équipes successives, plus précisément le travail en équipes en au moins deux équipes comprenant deux travailleurs au moins, lesquelles font le même travail tant en ce qui concerne son objet qu'en ce qui concerne son ampleur et qui se succèdent dans le courant de la journée sans qu'il n'y ait d'interruption entre les équipes successives et sans que le chevauchement excède un quart de leurs tâches journalières, à condition que le travailleur change alternativement d'équipes;
  2° le travail en services interrompus dans lequel le travailleur est en permanence occupé en prestations de jour où au moins 11 heures séparent le début et la fin du temps de travail avec une interruption d'au moins 3 heures et un nombre minimum de prestations de 7 heures. Par permanent il faut entendre que le service interrompu soit le régime habituel du travailleur et qu'il ne soit pas occasionnellement occupé dans un tel régime;
  3° le travail dans un régime tel que visé dans l'article 1er de la convention collective de travail n° 46, conclue le 23 mars 1990 et rendue obligatoire par l'arrêté royal du 10 mai 1990.
  Pour l'application des alinéas 3, 2° et 5, 3° sont assimilés aux travailleurs visés à l'article 1er de la convention collective de travail n° 46 susvisée, le personnel navigant occupé à des travaux de transport par air qui est occupé habituellement dans des régimes de travail comportant des prestations entre 20 heures et 6 heures, mais à l'exclusion :
  1° des travailleurs dont les prestations se situent exclusivement entre 6 heures et 24 heures;
  2° des travailleurs dont les prestations débutent habituellement à partir de 5 heures.
  La disposition de l'alinéa 2, 2° ne s'applique pas si les conditions suivantes sont remplies de façon cumulative :
  1° une convention collective de travail, conclue au sein du Conseil national du Travail et rendue obligatoire par arrêté royal, est en vigueur pour la période 2015-2016, prévoyant pour l'application de ce paragraphe une limite d'âge inférieure, sans que cette dernière ne puisse se situer en deçà de 58 ans ;
  2° la convention collective de travail visée au 1° doit être à durée limitée, ne peut pas comprendre de clause de tacite reconduction et ne peut pas dépasser une durée de 2 ans ;
  3° le travailleur est licencié durant la durée de validité de cette convention collective de travail ;
  4° la commission ou la sous-commission paritaire compétente pour le travailleur a conclu, pour la durée de validité de la convention collective de travail visée au 1°, une convention collective de travail rendue obligatoire par arrêté royal mentionnant explicitement que ladite convention collective de travail a été conclue en application de la convention collective de travail visée au 1°.
  La convention collective de travail du Conseil national du Travail visée à l'alinéa précédent peut être prorogée ou adaptée après 2016 selon les mêmes modalités que celles prévues à l'alinéa précédent, l'âge minimum pouvant être progressivement relevé, conformément à un calendrier prévu. ".
Art.3. Artikel 3, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2011, wordt opgeheven.
Art.3. L'article 3, § 2, du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 28 décembre 2011, est abrogé.
Art.4. In artikel 3, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 september 2012, worden na het laatste lid de volgende leden toegevoegd, luidende :
  "De leeftijd bedoeld in het eerste lid wordt gebracht op 60 jaar vanaf een datum bepaald na advies uitgebracht door de Nationale Arbeidsraad. Dit advies wordt uitgebracht op hetzelfde ogenblik als het advies dat de Nationale Arbeidsraad zal uitbrengen rond de pensioenhervorming.
  De bepaling van het vorige lid is niet van toepassing indien cumulatief voldaan is aan de volgende voorwaarden :
  1° er is voor de periode 2015-2016 een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, van kracht die voor toepassing van deze paragraaf een lagere leeftijdsgrens voorziet, zonder dat deze lager mag zijn dan 58 jaar;
  2° de in 1° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst moet van bepaalde duur zijn, mag geen bepaling van stilzwijgende verlenging bevatten en mag de duur van 2 jaar niet overschrijden;
  3° de werknemer is ontslagen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst,
  4° het voor de werknemer bevoegde paritair comité of paritair subcomité heeft voor de geldigheidsduur van de in 1° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten waarbij uitdrukkelijk gesteld wordt dat deze collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten is in toepassing van de in 1° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst.
  De in het vorige lid bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad kan na 2016, onder dezelfde modaliteiten als bedoeld in het vorige lid worden verlengd of aangepast, waarbij de minimumleeftijd geleidelijk kan worden verhoogd overeenkomstig een vooropgesteld tijdspad.".
Art.4. A l'article 3, § 3, du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 20 septembre 2012, les alinéas suivant sont insérés après le dernier alinéa, rédigé comme suit :
  " L'âge visé au 1er alinéa est porté à60 ans à partir d'une date fixée après avis du Conseil National du Travail. Cet avis sera donné en même temps que l'avis que le Conseil national du travail donnera concernant la réforme des pensions.
  La disposition de l'alinéa précédent ne s'applique pas si les conditions suivantes sont remplies de façon cumulative :
  1° une convention collective de travail, conclue au sein du Conseil national du Travail et rendue obligatoire par arrêté royal, est en vigueur pour la période 2015-2016, prévoyant pour l'application de ce paragraphe une limite d'âge inférieure, sans que cette dernière ne puisse se situer en deçà de 58 ans ;
  2° la convention collective de travail visée au 1° doit être à durée limitée, ne peut pas comprendre de clause de tacite reconduction et ne peut pas dépasser une durée de 2 ans ;
  3° le travailleur est licencié pendant la durée de validité de cette convention collective de travail ;
  4° la commission ou la sous-commission paritaire compétente pour le travailleur a conclu, pour la durée de validité de la convention collective de travail visée au 1°, une convention collective de travail rendue obligatoire par arrêté royal mentionnant explicitement que ladite convention collective de travail a été conclue en application de la convention collective de travail visée au 1°.
  La convention collective de travail du Conseil national du Travail visée à l'alinéa précédent peut être prorogée ou adaptée après 2016 selon les mêmes modalités que celles prévues à l'alinéa précédent, l'âge minimum pouvant être progressivement relevé, conformément à un calendrier prévu. ".
Art.5. Artikel 3, § 4, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.5. L'article 3, § 4, du même arrêté est abrogé.
Art.6. Artikel 3, § 5, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.6. L'article 3, § 5, du même arrêté est abrogé.
Art.7. In artikel 3, § 7, van hetzelfde besluit, worden tussen het eerste en het tweede lid drie nieuwe leden ingevoegd, luidende :
  "De leeftijd bedoeld in het vorige lid wordt gebracht op :
  1° 58 jaar vanaf 1 januari 2015;
  2° 60 jaar vanaf 1 januari 2017.
  De bepaling van het vorige lid, 2° is niet van toepassing indien cumulatief voldaan is aan de volgende voorwaarden :
  1° er is voor de periode 2015-2016 een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, van kracht die voor toepassing van deze paragraaf een lagere leeftijdsgrens voorziet, zonder dat deze lager mag zijn dan 58 jaar;
  2° de in 1° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst moet van bepaalde duur zijn, mag geen bepaling van stilzwijgende verlenging bevatten en mag de duur van 2 jaar niet overschrijden;
  3° de werknemer is ontslagen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst,
  4° het voor de werknemer bevoegde paritair comité of paritair subcomité heeft voor de geldigheidsduur van de in 1° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten waarbij uitdrukkelijk gesteld wordt dat deze collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten is in toepassing van de in 1° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst.
  De in het vorige lid bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad kan na 2016, onder dezelfde modaliteiten als bedoeld in het vorige lid worden verlengd of aangepast, waarbij de minimumleeftijd geleidelijk kan worden verhoogd overeenkomstig een vooropgesteld tijdspad.".
Art.7. A l'article 3, § 7, du même arrêté, trois nouveaux alinéas sont insérés entre le premier et le second alinéa, rédigés comme suit :
  " L'âge visé à l'alinéa précédent est porté à :
  1° 58 ans à partir du 1er janvier 2015;
  2° 60 ans à partir du 1er janvier 2017.".
  La disposition du 2° de l'alinéa précédent ne s'applique pas si les conditions suivantes sont remplies de façon cumulative :
  1° une convention collective de travail, conclue au sein du Conseil national du Travail et rendue obligatoire par arrêté royal, est en vigueur pour la période 2015-2016, prévoyant pour l'application de ce paragraphe une limite d'âge inférieure, sans que cette dernière ne puisse se situer en deçà de 58 ans ;
  2° la convention collective de travail visée au 1° doit être à durée limitée, ne peut pas comprendre de clause de tacite reconduction et ne peut pas dépasser une durée de 2 ans ;
  3° le travailleur est licencié pendant la durée de validité de cette convention collective de travail ;
  4° la commission ou la sous-commission paritaire compétente pour le travailleur a conclu, pour la durée de validité de la convention collective de travail visée au 1°, une convention collective de travail rendue obligatoire par arrêté royal mentionnant explicitement que ladite convention collective de travail a été conclue en application de la convention collective de travail visée au 1°.
  La convention collective de travail du Conseil national du Travail visée à l'alinéa précédent peut être prorogée ou adaptée après 2016 selon les mêmes modalités que celles prévues à l'alinéa précédent, l'âge minimum pouvant être progressivement relevé, conformément à un calendrier prévu. ".
Art.8. In artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 114, § 4, tweede lid," vervangen door de woorden "artikel 119, 3° ".
Art.8. A l'article 4, § 1er, du même arrêté, les mots "l'article 114, § 4, alinéa 2," sont remplacés par les mots "l'article 119, 3° ".
Art.9. In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° [1 ...]1
  2° in het zevende lid worden de woorden ",49 en 74bis" vervangen door de woorden "en 49".
  
Art.9. A l'article 13 du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 7 février 2014, sont apportées les modifications suivantes :
  1° [1 ...]1
  2° à l'alinéa 7 les mots ",49 et 74bis" sont remplacés par les mots "et 49".
  
Art.10. In artikel 18, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "kan de minister van Werk vooraf het advies inwinnen" vervangen door de woorden "wint de minister van Werk vooraf het advies in".
Art.10. A l'article 18, § 1er, alinéa 3, du même arrêté, les mots "le Ministre de l'Emploi peut recueillir préalablement l'avis" sont remplacés par les mots "le Ministre de l'Emploi recueille préalablement l'avis".
Art.11. In artikel 18, § 7, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 december 2011 en 10 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het tweede lid worden de bepalingen onder 4° tot 7° vervangen als volgt :
  "4° tot 55 jaar vanaf 1 januari 2015;
  5° tot 56 jaar vanaf 1 januari 2016;
  6° tot 57 jaar vanaf 1 januari 2017;
  7° tot 58 jaar vanaf 1 januari 2018;
  8° tot 59 jaar vanaf 1 januari 2019;
  9° tot 60 jaar vanaf 1 januari 2020.";
  2° het derde lid wordt aangevuld als volgt :
  "De leeftijd van 55 jaar wordt als volgt opgetrokken :
  1° tot 56 jaar vanaf 1 januari 2016;
  2° tot 57 jaar vanaf 1 januari 2017;
  3° tot 58 jaar vanaf 1 januari 2018;
  4° tot 59 jaar vanaf 1 januari 2019;
  5° tot 60 jaar vanaf 1 januari 2020.";
  3° in het zesde lid worden de woorden "tweede en vierde lid" vervangen door de woorden "tweede tot vierde lid".
  4° er worden na het huidig laatste lid twee nieuwe leden toegevoegd, luidend als volgt :
  " De bepalingen van het tweede lid, 5° tot 9° en van het derde lid, 1° tot 5° zijn niet van toepassing indien cumulatief voldaan is aan de volgende voorwaarden :
  1° er is voor de periode 2015-2016 een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, van kracht die voor toepassing van Hoofdstuk VII een lagere leeftijdsgrens voorziet, zonder dat deze lager mag zijn dan 55 jaar;
  2° de in 1° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst moet van bepaalde duur zijn, mag geen bepaling van stilzwijgende verlenging bevatten en mag de duur van 2 jaar niet overschrijden;
  3° de ingangsdatum van de erkenning bedoeld in § 1 is gelegen binnen de geldigheidsduur van die collectieve arbeidsovereenkomst;
  4° de in artikel 17, § 2, 2° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst of collectief akkoord bevat een bepaling waarbij uitdrukkelijk gesteld wordt dat toepassing gemaakt wordt van de in 1° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst.
  De in het vorige lid bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad kan na 2016, onder dezelfde modaliteiten als bedoeld in het vorige lid worden aangepast, waarbij de minimumleeftijd geleidelijk zal worden verhoogd teneinde de leeftijd van 60 jaar te bereiken in 2020." .
Art.11. A l'article 18, § 7, du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux des 28 décembre 2011 et 10 juin 2013, sont apportées les modifications suivantes :
  1° à l'alinéa 2 les dispositions sous 4° à 7° sont remplacées comme suit :
  "4° à 55 ans à partir du 1er janvier 2015;
  5° à 56 ans à partir du 1er janvier 2016;
  6° à 57 ans à partir du 1er janvier 2017;
  7° à 58 ans à partir du 1er janvier 2018;
  8° à 59 ans à partir du 1er janvier 2019;
  9° à 60 ans à partir du 1er janvier 2020.";
  2° l'alinéa 3 est complété comme suit :
  "L'âge de 55 ans est augmenté de la manière suivante :
  1° à 56 ans à partir du 1er janvier 2016;
  2° à 57 ans à partir du 1er janvier 2017;
  3° à 58 ans à partir du 1er janvier 2018;
  4° à 59 ans à partir du 1er janvier 2019;
  5° à 60 ans à partir du 1er janvier 2020.";
  3° à l'alinéa 6, les mots "alinéas 2 et 4" sont remplacés par les mots "alinéas 2 à 4.
  4° après le dernier alinéa actuel, deux nouveaux alinéas sont insérés, rédigés comme suit :
  " Les dispositions du deuxième alinéa, 5° à 9° et du troisième alinéa, 1° à 5° ne s'appliquent pas si les conditions suivantes sont remplies de façon cumulative :
  1° une convention collective de travail, conclue au sein du Conseil national du Travail et rendue obligatoire par arrêté royal, est en vigueur pour la période 2015-2016, prévoyant pour l'application du Chapitre VII une limite d'âge inférieure, sans que cette dernière ne puisse se situer en deçà de 55 ans ;
  2° la convention collective de travail visée au 1° doit être à durée limitée, ne peut pas comprendre de clause de tacite reconduction et ne peut pas dépasser une durée de 2 ans ;
  3° la date de prise de cours de la reconnaissance visée au § 1er se situe dans la durée de validité de cette convention collective de travail ;
  4° la convention collective de travail ou l'accord collectif visé à l'article 17, § 2, 2° contient une disposition mentionnant explicitement que c'est en application de la convention collective de travail visée au 1°.
  La convention collective de travail du Conseil national du Travail visée à l'alinéa précédent peut être adaptée après 2016 selon les mêmes modalités que celles prévues à l'alinéa précédent, dans laquelle l'âge minimum sera progressivement relevé, afin d'atteindre l'âge de 60 ans en 2020. "
Art.12. In artikel 18, § 8, van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 114, § 4, tweede lid," twee keer vervangen door de woorden "artikel 119, 3° ".
Art.12. A l'article 18, § 8, du même arrêté, les mots "l'article 114, § 4, alinéa 2," sont remplacés deux fois par les mots "l'article 119, 3° ".
Art.13. Artikel 18, § 9, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2011, wordt opgeheven.
Art.13. L'article 18, § 9, du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 28 décembre 2011, est abrogé.
Art.14. Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.14. L'article 21 du même arrêté est abrogé.
Art.15. Artikel 22 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 augustus 2008, wordt opgeheven.
Art.15. L'article 22 du même arrêté, remplacé par l'arrêté royal du 12 août 2008, est abrogé.
Art.16. § 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
  In afwijking van het eerste lid hebben de artikelen 8 en 12 uitwerking vanaf 1 november 2012.
  In afwijking van het eerste lid heeft artikel 9, 2° uitwerking vanaf 1 april 2014.
  § 2. Artikel 2 van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007, zoals van toepassing vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, blijft van toepassing na de inwerkingtreding van onderhavig besluit op de werknemers die zich in één van de volgende situaties bevinden :
  1° ze voldoen gelijktijdig aan de volgende voorwaarden :
  a) ze zijn ontslagen vóór 1 januari 2015;
  b) ze bereiken de leeftijd van 60 jaar uiterlijk op 31 december 2016 en op het einde van hun arbeidsovereenkomst;
  c) ze bewijzen op het einde van hun arbeidsovereenkomst het beroepsverleden bedoeld in artikel 2, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag;
  2° ze voldoen gelijktijdig aan de volgende voorwaarden :
  a) ze zijn ontslagen tijdens de geldigheidsperiode van een andere collectieve arbeidsovereenkomst dan de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de nationale arbeidsraad;
  b) de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in a) is gesloten en neergelegd vóór 1 juli 2015 en treedt uiterlijk op 1 januari 2015 in werking;
  c) de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in a) voorziet minstens de leeftijd van 60 jaar;
  d) ze bereiken die leeftijd van minstens 60 jaar uiterlijk op het einde van hun arbeidsovereenkomst en tijdens de geldigheidsperiode van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in a);
  e) ze bewijzen op het einde van hun arbeidsovereenkomst het beroepsverleden bedoeld in artikel 2, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
  [4 3° ze voldoen gelijktijdig aan de volgende voorwaarden :
   a) ze zijn ontslagen na de geldigheidsperiode van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in 2°;
   b) ze bereiken de leeftijd van 60 jaar uiterlijk op het einde van hun arbeidsovereenkomst en tijdens de geldigheidsperiode van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in 2°;
   c) ze rechtvaardigen het beroepsverleden bedoeld in artikel 2, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag uiterlijk op het einde van hun arbeidsovereenkomst en tijdens de geldigheidsperiode van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in 2°.]4

  In afwijking van het eerste lid, 1°, b) mogen de werknemers de leeftijd van 60 jaar bereiken na 31 december 2016, maar op het einde van hun arbeidsovereenkomst, indien hun opzegtermijn, vastgesteld in toepassing van de wet of van een collectieve arbeidsovereenkomst, loopt tot na 31 december 2016.
  Voor de toepassing van het vorige lid wordt er bij het vaststellen van de opzegtermijn geen rekening gehouden met de verlengingen ervan in toepassing van de artikelen 38, § 2, en 38bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
  § 3. Artikel 3, § 1, van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007, zoals van toepassing vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, blijft van toepassing na de inwerkingtreding van onderhavig besluit op de werknemers die gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° ze zijn ontslagen vóór 1 januari 2015;
  2° ze bereiken de leeftijd van 56 jaar uiterlijk op 31 december 2014 en op het einde van hun arbeidsovereenkomst;
  3° ze bewijzen 33 jaar beroepsverleden op het einde van hun arbeidsovereenkomst;
  4° op het einde van hun arbeidsovereenkomst, bevinden ze zich in één van de volgende situaties :
  a) ofwel hebben ze minimaal 20 jaar gewerkt in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.46 gesloten op 23 maart 1990 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990;
  b) ofwel zijn ze tewerkgesteld door een werkgever die behoort tot het paritair comité van het bouwbedrijf en beschikken over een attest dat hun ongeschiktheid tot voortzetting van hun beroepsactiviteit bevestigt, afgegeven door een arbeidsgeneesheer.
  Voor de toepassing van het vorige lid, 4°, a) worden gelijkgesteld met werknemers bedoeld in artikel 1 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46, het varend personeel tewerkgesteld aan werken van vervoer in de lucht dat gewoonlijk tewerkgesteld is in arbeidsregelingen met prestaties tussen 20 uur en 6 uur, maar met uitsluiting van :
  1° de werknemers die uitsluitend prestaties verrichten tussen 6 uur en 24 uur;
  2° de werknemers die gewoonlijk beginnen te werken vanaf 5 uur.
  § 4. Artikel 3, §§ 4 en 5, van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007, zoals van toepassing vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, blijven van toepassing na de inwerkingtreding van onderhavig besluit op de werknemers die gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° ze zijn ontslagen vóór 1 januari 2015;
  2° ze bereiken de leeftijd van 57 jaar uiterlijk op 31 december 2014 en op het einde van hun arbeidsovereenkomst;
  3° ze bewijzen 38 jaar beroepsverleden op het einde van hun arbeidsovereenkomst.
  § 5. Artikel 3, § 7, van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007, zoals van toepassing vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, blijft van toepassing na de inwerkingtreding van onderhavig besluit op de werknemers die gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° ze zijn ontslagen vóór 1 januari 2016;
  2° ze bereiken de leeftijd van 56 jaar uiterlijk op 31 december 2015 en op het einde van hun arbeidsovereenkomst;
  3° ze bewijzen 40 jaar beroepsverleden op het einde van hun arbeidsovereenkomst.
  § 6. [1 ...]1
  § 7. Artikel 21 van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007, zoals van toepassing vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, blijft na de inwerkingtreding van onderhavig besluit van toepassing op de werknemers die vóór 1 januari 2015 voor de eerste keer werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag hebben gevraagd voor zover ze op 31 december 2014 de leeftijd van 60 jaar bereikt hebben.
  § 8. [2 Artikel 22, eerste, vierde en vijfde lid, van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007, zoals van toepassing vóór 1 januari 2015, blijft vanaf 1 januari 2015 van toepassing op de werknemers die :
   1° ofwel vóór 1 januari 2015 voor de eerste keer werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag hebben gevraagd;
   2° ofwel vóór 1 januari 2015 zijn ontslagen;
  [3 3° ofwel na 31 december 2014 zijn ontslagen, maar door toepassing van artikel 3, § 8, derde lid, van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007 voldoen aan de voorwaarden van artikel 2 of 3, § 2, van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007, zoals van toepassing vóór 1 januari 2015.]3
   Artikel 22, tweede tot vijfde lid, van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007, zoals van toepassing vóór 1 januari 2015, blijft vanaf 1 januari 2015 van toepassing op de werknemers die zijn ontslagen met het oog op het verkrijgen van het statuut van werkloze met bedrijfstoeslag in toepassing van hoofdstuk 7 van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007, indien de begindatum van de periode van erkenning bedoeld in artikel 18, § 1, eerste of tweede lid, van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007, gelegen is vóór 9 oktober 2014.
   Artikel 22, zesde lid, van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007, zoals van toepassing vóór 1 januari 2015, blijft vanaf 1 januari 2015 van toepassing :
   1° op de werknemers die vóór 1 januari 2015 werden ontslagen;
   2° op de werknemers die werden ontslagen in het kader van een collectief ontslag aangekondigd vóór 9 oktober 2014.
   De werkloze bedoeld in de huidige paragraaf mag, in afwijking van artikel 45, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, voor eigen rekening en zonder winstoogmerk elke activiteit uitoefenen die betrekking heeft op zijn eigen bezit.]2

  
Art.16. § 1er. Cet arrêté entre en vigueur le 1er janvier 2015.
  Par dérogation à l'alinéa 1er les articles 8 et 12 sortent leurs effets à partir du 1er novembre 2012.
  Par dérogation à l'alinéa 1er l'article 9, 2° sort ses effets à partir du 1er avril 2014.
  § 2. L'article 2 de l'arrêté royal du 3 mai 2007 susvisé, tel qu'il était d'application avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, reste d'application après la date d'entrée en vigueur du présent arrêté aux travailleurs qui se trouvent dans une des situations suivantes :
  1° satisfont de façon cumulative aux conditions suivantes :
  a) ils sont licenciés avant le 1er janvier 2015;
  b) ils atteignent l'âge de 60 ans au plus tard le 31 décembre 2016 et à la fin du contrat de travail;
  c) ils justifient à la fin du contrat de travail la condition de carrière professionnelle visée à l'article 2, § 1er, alinéa 4, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 fixant le régime de chômage avec complément d'entreprise.
  2° satisfont de façon cumulative aux conditions suivantes :
  a) ils sont licenciés durant la durée de validité d'une convention collective de travail autre que la convention collective de travail n° 17 conclue le 19 décembre 1974 au sein du conseil national du travail ;
  b) la convention collective de travail visée sous a) est conclue et déposée avant le 1er juillet 2015 et entre en vigueur au plus tard le 1er janvier 2015;
  c) la convention collective de travail visée sous a) prévoit au moins l'âge de 60 ans ;
  d) ils atteignent au moins l'âge de 60 ans au plus tard à la fin du contrat de travail et durant la période de validité de la convention collective de travail visée sous a);
  e) ils justifient, à la fin du contrat de travail, la condition de carrière professionnelle visée à l'article 2, § 1er, alinéa 4, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 fixant le régime de chômage avec complément d'entreprise.
  [4 3° satisfont de façon cumulative aux conditions suivantes :
   a) ils sont licenciés après la durée de validité d'une convention collective de travail visée sous 2°;
   b) ils atteignent au moins l'âge de 60 ans au plus tard à la fin du contrat de travail et durant la période de validité de la convention collective de travail visée sous 2°;
   c) ils justifient la condition de carrière professionnelle visée à l'article 2, § 1er, alinéa 4, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 fixant le régime de chômage avec complément d'entreprise au plus tard à la fin du contrat de travail et durant la période de validité de la convention collective de travail visée sous 2°.]4

  Par dérogation à l'alinéa 1er, 1°, b), les travailleurs peuvent atteindre l'âge de 60 ans après le 31 décembre 2016, mais à la fin de leur contrat de travail, si le délai de préavis, déterminé en application de la loi ou d'une convention collective de travail, prend fin après le 31 décembre 2016.
  Pour l'application de l'alinéa précédent, il n'est pas tenu compte, afin de déterminer le délai de préavis, des prolongations de ce délai en application des articles 38, § 2, et 38bis de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail.
  § 3. L'article 3, § 1, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 susvisé, tel qu'il était d'application avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, reste d'application après la date d'entrée en vigueur du présent arrêté aux travailleurs qui répondent de façon cumulative aux conditions suivantes :
  1° ils sont licenciés avant le 1er janvier 2015;
  2° ils atteignent l'âge de 56 ans au plus tard le 31 décembre 2014 et à la fin du contrat de travail;
  3° ils justifient la condition de 33 ans de carrière professionnelle à la fin du contrat de travail;
  4° à la fin du contrat de travail, ils se trouvent dans une des situations suivantes :
  a) soit avoir travaillé 20 ans dans un régime de travail tel que visé dans l'article 1er de la convention collective de travail n° 46, conclue le 23 mars 1990 et rendue obligatoire par l'arrêté royal du 10 mai 1990;
  b) soit avoir été occupés par un employeur relevant de la commission paritaire de la construction et disposer d'une attestation qui confirme leur incapacité à continuer leur activité professionnelle, délivrée par un médecin du travail.
  Pour l'application de l'alinéa précédent, 4°, a) sont assimilés aux travailleurs visés à l'article 1er de la convention collective de travail n° 46 susvisée, le personnel navigant occupé à des travaux de transport par air qui est occupé habituellement dans des régimes de travail comportant des prestations entre 20 heures et 6 heures, mais à l'exclusion :
  1° des travailleurs dont les prestations se situent exclusivement entre 6 heures et 24 heures;
  2° des travailleurs dont les prestations débutent habituellement à partir de 5 heures.
  § 4. Les articles 3, §§ 4 en 5, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 susvisé, tel qu'il était d'application avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, reste d'application après la date d'entrée en vigueur du présent arrêté aux travailleurs qui répondent de façon cumulative aux conditions suivantes :
  1° ils sont licenciés avant le 1er janvier 2015;
  2° ils atteignent l'âge de 57 ans au plus tard le 31 décembre 2014 et à la fin du contrat de travail;
  3° ils justifient la condition de 38 ans de carrière professionnelle à la fin du contrat de travail.
  § 5. L'article 3, § 7, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 susvisé, tel qu'il était d'application avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, reste d'application après la date d'entrée en vigueur du présent arrêté aux travailleurs qui répondent de façon cumulative aux conditions suivantes :
  1° ils sont licenciés avant le 1er janvier 2016;
  2° ils atteignent l'âge de 56 ans au plus tard le 31 décembre 2015 et à la fin du contrat de travail;
  3° ils justifient la condition de 40 ans de carrière professionnelle à la fin du contrat de travail.
  § 6. [1 ...]1
  § 7. L'article 21 de l'arrêté royal du 3 mai 2007 susvisé, tel qu'il était d'application avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, reste d'application après la date d'entrée en vigueur du présent arrêté aux travailleurs qui ont demandé, avant le 1er janvier 2015, pour la première fois des allocations de chômage avec complément d'entreprise pour autant qu'ils aient, au 31 décembre 2014, au moins atteint l'âge de 60 ans.
  § 8. [2 L'article 22, alinéas 1er, 4 et 5, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 susvisé, tel qu'il était d'application avant le 1er janvier 2015, reste d'application à partir du 1er janvier 2015 aux travailleurs qui:
   1° soit ont demandé, avant le 1er janvier 2015, pour la première fois des allocations de chômage avec complément d'entreprise;
   2° soit ont été licenciés avant le 1er janvier 2015;
  [3 3° soit sont licenciés après le 31 décembre 2014, mais satisfont en application de l'article 3, § 8, alinéa 3, de l'arrêté royal précité du 3 mai 2007 aux conditions de l'article 2 ou 3, § 2, de l'arrêté royal précité du 3 mai 2007, tel qu'il était d'application avant le 1er janvier 2015.]3
   L'article 22, alinéas 2 à 5, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 susvisé, tel qu'il était d'application avant le 1er janvier 2015, reste d'application à partir du 1er janvier 2015 aux travailleurs qui ont été licenciés en vue de l'obtention du statut de chômeur avec complément d'entreprise en application du chapitre 7 de l'arrêté royal du 3 mai 2007 précité, si la date du début de la période de reconnaissance visée à l'article 18, § 1er, alinéa 1er ou 2, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 précité, est située avant le 9 octobre 2014.
   L'article 22, alinéa 6, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 susvisé, tel qu'il était d'application avant le 1er janvier 2015, reste d'application à partir du 1er janvier 2015 :
   1° aux travailleurs qui ont été licenciés avant le 1er janvier 2015;
   2° aux travailleurs qui ont été licenciés dans le cadre d'un licenciement collectif annoncé avant le 9 octobre 2014.
   Le chômeur visé au présent paragraphe peut, par dérogation à l'article 45, alinéa 1er, 1°, de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage, effectuer, pour son propre compte et sans but lucratif, toute activité qui concerne ses biens propres.]2

  
Art. 17. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 17. Le Ministre qui a l'Emploi dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.