Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
20 DECEMBER 2013. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2014(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-2013 en tekstbijwerking tot 29-12-2023)
Titre
20 DECEMBRE 2013. - Décret contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 2014(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 31-12-2013 et mise à jour au 29-12-2023)
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
HOOFDSTUK 1. - Algemeen HOOFDSTUK 2. - Fiscaliteit Afdeling 1. - Registratierechten - Commandverkl... Afdeling 2. - Onroerende voorheffing - Verlaagd... HOOFDSTUK 3. - Subsidies inzake sport Afdeling 1. - Subsidiëring van de Vlaamse sport... Afdeling 2. - Stimuleren en subsidiëren van een... HOOFDSTUK 4. - Cultuur Afdeling 1. - Overgangsbepalingen betreffende h... Afdeling 2. - Ter beschikking stellen van infra... Afdeling 3. - Interne Staatshervorming met betr... HOOFDSTUK 5. - Welzijn Afdeling 1. - Infrastructuur voor persoonsgebon... Afdeling 2. - Verlenging looptijd experiment kn... Afdeling 3. - Vlaams Agentschap voor Personen m... HOOFDSTUK 6. - Milieuheffingen Afdeling 1. - Wijziging heffing op de winning v... Afdeling 2. - Wijzigingen Materialendecreet HOOFDSTUK 7. - Fonds Wapenhandelgerelateerde Bo... HOOFDSTUK 8. - Fonds voor de Waarborgregeling v... HOOFDSTUK 9. - Fonds Bestuursrechtscolleges HOOFDSTUK 10. - Machtiging verkoop aan de NMBS HOOFDSTUK 11. - Energie HOOFDSTUK 12. - Subsidiëring lokale kinderarmoe... HOOFDSTUK 13. - Luchthavenontwikkelingsmaatscha... HOOFDSTUK 14. - Planlastendecreet HOOFDSTUK 15. - Onroerend Erfgoed Afdeling 1. - Interne Staatshervorming met betr... Afdeling 2. - Interne Staatshervorming met betr... HOOFDSTUK 16. - Vlaams Provinciefonds HOOFDSTUK 17. - Onderwijs Afdeling 1. - Fonds [1 Departement Onderwijs en... Afdeling 2. - Indexering studiecentra Open Hoge... Afdeling 3. - Verlenging investeringen universi... Afdeling 4. - Herschikking budgetten specifieke... Afdeling 5. - Herschikking budgetten specifieke... Afdeling 6. - Verdeling investeringsmiddelen ho... Onderafdeling 1. - Universiteiten Onderafdeling 2. - Hogescholen Onderafdeling 3. - Afschaffing College van alge... Afdeling 7. - Aanmoedigingsfonds voor beleidssp... Afdeling 8. - Gewicht van de nautische wetensch... Afdeling 9. - Tijdsvenster Mobiliteit Afdeling 10. - Vzw Samenwerkingsverband Netgebo... HOOFDSTUK 18. - Slotbepalingen
Table des matières
CHAPITRE 1er. - Généralités CHAPITRE 2. - Fiscalité Section 1re. - Droits d'enregistrement - Déclar... Section 2. - Précompte immobilier - Taux réduit CHAPITRE 3. - Subventions en matière de sport Section 1re. - Subventionnement des fédérations... Section 2. - Promotion et subventionnement d'un... CHAPITRE 4. - Culture Section 1re. - Dispositions transitoires relati... Section 2. - Mise à disposition d'infrastructure Section 3. - Réforme interne de l'Etat concerna... CHAPITRE 5. - Bien-être Section 1re. - Infrastructure affectée aux mati... Section 2. - Prolongation de la durée de l'expé... Section 3. - Vlaams Agentschap voor Personen me... CHAPITRE 6. - Redevances écologiques Section 1re. - Modification de la redevance sur... Section 2. - Modifications du Décret sur les ma... CHAPITRE 7. - Fonds d'Amendes liées au Trafic d... CHAPITRE 8. - Fonds pour le Régime de garanties... CHAPITRE 9. - Fonds des Juridictions administra... CHAPITRE 10. - Autorisation de vente à la SNCB CHAPITRE 11. - Energie CHAPITRE 12. - Subventionnement de la lutte loc... CHAPITRE 13. - Sociétés de développement des aé... CHAPITRE 14. - Décret sur les charges du planning CHAPITRE 15. - Patrimoine immobilier Section 1re. - Réforme interne de l'Etat concer... Section 2. - Réforme interne de l'Etat concerna... CHAPITRE 16. - Fonds flamand des Provinces CHAPITRE 17. - Enseignement Section 1re. - [1 Département de l'Enseignement... Section 2. - Indexation Centres d'études de l'E... Section 3. - Prolongation investissements unive... Section 4. - Remaniement des budgets de la form... Section 5. - Remaniement des budgets de la form... Section 6. - Redistribution des moyens d'invest... Sous-section 1re. - Universités Sous-section 2. - Instituts supérieurs Sous-section 3. - Abolition du Collège des dire... Section 7. - Fonds d'encouragement pour les fer... Section 8. - Pondération des sciences nautiques Section 9. - Calendrier Mobilité Section 10. - A.s.b.l " Samenwerkingsverband Ne... CHAPITRE 18. - Dispositions finales
Tekst (106)
Texte (106)
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
CHAPITRE 1er. - Généralités
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Article 1er. Le présent décret règle une matière communautaire et régionale.
HOOFDSTUK 2. - Fiscaliteit
CHAPITRE 2. - Fiscalité
Afdeling 1. - Registratierechten - Commandverklaring
Section 1re. - Droits d'enregistrement - Déclaration de command
Art.2. In artikel 159, 1°, van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, vervangen bij de wet van 23 december 1958 en gewijzigd bij de wet van 5 juli 1963, de wet van 10 oktober 1967 en het decreet van 23 november 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de zinsnede "b) dat de aanwijzing bij authentieke akte geschied is;" wordt vervangen door de zinsnede "b) dat de aanwijzing bij authentieke akte geschied is uiterlijk op de vijfde werkdag na de dag van de toewijzing of van het contract.";
  2° de zinsnede "c) dat zij bij exploot van gerechtsdeurwaarder aan de ontvanger der registratie betekend wordt of dat de akte ter formaliteit aangeboden wordt uiterlijk op de vijfde werkdag na de dag van de toewijzing of van het contract." wordt opgeheven.
Art.2. A l'article 159, 1°, du Code des droits d'enregistrement, d'hypothèque et de greffe, remplacé par la loi du 23 décembre 1958 et modifié par la loi du 5 juillet 1963, la loi du 10 octobre 1967 et le décret du 23 novembre 2007, sont apportées les modifications suivantes :
  1° le membre de phrase " b) que la déclaration soit faite par acte authentique; " est remplacé par le membre de phrase " b) que la déclaration soit faite par acte authentique au plus tard le cinquième jour ouvrable suivant le jour de la déclaration ou du contrat. ";
  2° le membre de phrase " c) qu'elle soit notifiée par exploit d'huissier de justice au receveur de l'enregistrement ou que l'acte soit présenté à la formalité, au plus tard le premier jour ouvrable qui suit celui de l'adjudication ou du contrat. " est abrogé.
Afdeling 2. - Onroerende voorheffing - Verlaagd tarief
Section 2. - Précompte immobilier - Taux réduit
Art.3. In artikel 2.1.4.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 wordt de tweede paragraaf vervangen door wat volgt :
  " § 2. In afwijking van paragraaf 1 bedraagt het tarief 1,6 % voor :
  1° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn of aan door haar opgerichte verenigingen waarvan slechts één of meer Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn deel uitmaken;
  2° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan gemeenten;
  3° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of aan de erkende sociale huisvestingsmaatschappijen, vermeld in artikel 40 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;
  4° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan het Vlaams Woningfonds;
  5° de eigendommen die als sociale woningen worden verhuurd en toebehoren aan een erkend sociaal verhuurkantoor;
  6° de eigendommen die door een erkend sociaal verhuurkantoor worden gehuurd met toepassing van en in overeenstemming met de voorwaarden, vermeld in artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren;
  7° de eigendommen die toebehoren aan rechtspersonen, erkend overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en die gebruikt worden voor wooninfrastructuur voor personen met een handicap, vermeld in artikel 2, 2°, van hetzelfde decreet, die een duidelijk vastgestelde behoefte aan zorg en ondersteuning hebben. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de behoefte aan zorg en ondersteuning wordt vastgesteld.
  Het verlaagde tarief, vermeld in het eerste lid, is ook van toepassing op gelijkaardige onroerende goederen van gelijkaardige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een staat van de Europese Economische Ruimte, en die bovendien hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte hebben.
  Het verlaagde tarief, vermeld in het eerste lid, 6°, wordt toegekend vanaf het aanslagjaar waarin uiterlijk op 31 maart aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie gemeld wordt dat de eigendom op 1 januari van het aanslagjaar gehuurd wordt door een erkend sociaal verhuurkantoor. De toekenning geldt tot het einde van de huurovereenkomst. Elke vroegtijdige beëindiging van de huurovereenkomst moet uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op de beëindiging aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie gemeld worden.
  Het verlaagde tarief, vermeld in het eerste lid, 7°, wordt toegekend vanaf het aanslagjaar waarin uiterlijk op 31 maart aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie gemeld wordt dat een rechtspersoon erkend is overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. De toekenning geldt tot het einde van de erkenning. Elke beëindiging van een erkenning moet uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op de beëindiging aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie gemeld worden.".
Art.3. Dans l'article 2.1.4.0.1 du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, le paragraphe deux est remplacé par les dispositions suivantes :
  " § 2. Par dérogation à l'alinéa premier, le taux s'élève à 1,6 % pour :
  1° les propriétés qui sont louées comme habitations sociales et appartiennent à des centres publics d'aide sociale ou à des sociétés créées par eux, dont font partie seulement un ou plusieurs centres publics d'aide sociale;
  2° les propriétés qui sont louées comme habitations sociales et appartiennent à des communes;
  3° les propriétés qui sont louées comme habitations sociales et appartiennent à la Société flamande du Logement social ou aux sociétés de logement social agréées, visées à l'article 40 du décret du 15 juillet 1997 portant le Code flamand de Logement;
  4° les propriétés qui sont louées comme habitations sociales et appartiennent au Fonds flamand du Logement;
  5° les propriétés qui sont louées comme habitations sociales et appartiennent à un office de location sociale;
  6° les propriétés qui sont louées par un office de location sociale agréé, en application des et conformément aux conditions, visées aux articles 2 et 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 juillet 2012 fixant les conditions d'agrément et de subvention des offices de location sociale;
  7° les propriétés appartenant à des personnes morales agréées conformément à l'article 7, alinéa deux, du décret du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap " (Agence flamande pour les Personnes handicapées), et qui sont utilisées comme infrastructures de logement pour les personnes handicapées, visées à l'article 2, 2°, du même décret, qui ont un besoin de soins et de soutien clairement constaté. Le Gouvernement flamand arrête le mode dont le besoin de soins et de soutien est constaté.
  Le taux réduit, visé à l'alinéa premier, est également applicable aux biens immobiliers similaires de personnes morales similaires créées conformément et assujetties à la législation d'un Etat membre de l'Espace économique européen et ayant leur siège statutaire, leur direction générale ou leur établissement principal dans l'Espace économique européen.
  Le taux réduit, visé à l'alinéa premier, 6°, est accordé à partir de l'année d'imposition au cours de laquelle il est notifié, au plus tard le 31 mars, à l'entité compétente de l'administration flamande que la propriété est louée, au 1er janvier de l'année d'imposition, par un office de location sociale agréé. L'octroi vaut jusqu'à la fin du contrat de location. Toute cessation anticipée du contrat de location doit être notifiée à l'entité compétente de l'administration flamande au plus tard le 31 mars de l'année qui suit la cessation.
  Le taux réduit, visé à l'alinéa premier, 7°, est accordé à partir de l'année d'imposition au cours de laquelle il est notifié, au plus tard le 31 mars, à l'entité compétente de l'administration qu'une personne morale est agréée conformément à l'article 7, alinéa deux, du décret du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap " (Agence flamande pour les Personnes handicapées). L'octroi vaut jusqu'à la fin de l'agrément. Toute cessation d'un agrément doit être notifiée à l'entité compétente de l'administration flamande au plus tard le 31 mars de l'année qui suit la cessation. ".
Art.4. Artikel 3.1.0.0.6 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 3.1.0.0.6. De provincies en de gemeenten die met toepassing van artikel 2.1.4.0.2 opcentiemen op de onroerende voorheffing heffen, en die met toepassing van artikel 2.1.4.0.1, § 2, eerste lid, 5°, 6° en 7°, artikel 2.1.5.0.1, § 2, en artikel 2.1.6.0.1, eerste lid, 4°, die opbrengsten derven, worden daarvoor volledig vergoed door het Vlaamse Gewest.".
Art.4. L'article 3.1.0.0.6 du même Code est remplacé par les dispositions suivantes :
  " Art. 3.1.0.0.6. Les provinces et les communes levant des centimes additionnels en application de l'article 2.1.4.0.2, et perdant ces revenus en application de l'article 2.1.4.0.1, § 2, alinéa premier, 5°, 6° et 7°, et de l'article 2.1.6.0.1, alinéa premier, 4°, sont entièrement indemnisées pour ces pertes par la Région flamande. ".
HOOFDSTUK 3. - Subsidies inzake sport
CHAPITRE 3. - Subventions en matière de sport
Afdeling 1. - Subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding
Section 1re. - Subventionnement des fédérations sportives flamandes, de l'organisation coordinatrice et des organisations des sports récréatifs
Art.5. Aan artikel 42 van het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "5° sportverenigingen ondersteunen met als doel een duurzame kwaliteitsverbetering en professionalisering te realiseren op het vlak van administratieve, bestuurlijke en logistieke clubwerking.".
Art.5. L'article 42 du décret du 13 juillet 2001 portant réglementation de l'agrément et du subventionnement des fédérations sportives flamandes, de l'organisation coordinatrice et des organisations des sports récréatifs est complété par un point 5°, rédigé comme suit :
  " 5° soutenir des associations sportives en vue de réaliser une amélioration de la qualité et une professionnalisation durables au niveau du fonctionnement administratif, institutionnel et logistique des clubs. ".
Art.6. In artikel 43 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 2 wordt tussen de woorden "Een erkende koepelorganisatie heeft" en de woorden "recht op" de woorden "voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 42, 1° tot 4°, " ingevoegd;
  2° paragraaf 6 wordt vervangen door wat volgt :
  " § 6. De werkingssubsidie voor de opdrachten, vermeld in artikel 42, 1° tot 4°, bedraagt één derde van de personeelssubsidie, vermeld in paragraaf 2. Zij moet worden aangewend voor het uitvoeren van de in artikel 42, 1° tot 4°, vermelde opdrachten.";
  3° er wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 7. Een erkende koepelorganisatie heeft voor de uitvoering van de opdracht vermeld in artikel 42, 5°, recht op een subsidie van 500.000 euro. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het cijfer van de gezondheidsindex.
  De subsidie moet worden aangewend voor subsidiëring van een kern van personeelsleden, een jaarlijkse basistoelage voor de werking en een subsidiëring op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten. Maximum 70% van deze subsidie kan worden aangewend voor loonkosten van het personeel dat instaat voor de uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 42, 5°. Deze opdracht wordt geconcretiseerd in een beheersovereenkomst met de erkende koepelorganisatie, vermeld in het eerste lid.".
Art.6. A l'article 43 du même décret sont apportées les modifications suivantes :
  1° dans le paragraphe 2, les mots " Pour l'exécution des missions, visées à l'article 42, 1° à 4°, " sont insérés avant les mots " une organisation coordinatrice agréée a droit à ";
  2° le paragraphe 6 est remplacé par les dispositions suivantes :
  " § 6. La subvention de fonctionnement pour les missions, visées à l'article 42, 1° à 4°, correspond à un tiers de la subvention de personnel, visée au paragraphe 2. Elle doit être affectée à l'accomplissement des missions, visées à l'article 42, 1° à 4°. ";
  3° il est ajouté un paragraphe 7, rédigé comme suit :
  " § 7. Pour l'exécution de la mission visée à l'article 42, 5°, une organisation coordinatrice agréée a droit à une subvention de 500.000 euros. Ce montant est adapté annuellement à l'indice de santé.
  La subvention doit être affectée au subventionnement d'un noyau de membres du personnel, une allocation de base annuelle pour le fonctionnement et une subvention sur la base des activités réellement prestées. Au maximum 70 % de cette subvention peuvent être affectés aux frais salariaux du personnel chargé de l'exécution de la mission, visée à l'article 42, 5°. Cette mission est concrétisée dans un contrat de gestion avec l'organisation coordinatrice agréée, visée à l'alinéa premier. ".
Art.7. In artikel 44 van hetzelfde decreet wordt het derde lid vervangen door wat volgt :
  "Elk voorschot bedraagt :
  1° 22,5 percent van de subsidies, vermeld in artikel 43, § 2 tot § 6, die toegekend werden voor het voorlaatste werkjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar;
  2° 22,5 percent van de subsidie, vermeld in artikel 43, § 7, met betrekking tot het lopende begrotingsjaar.".
Art.7. A l'article 44 du même décret, l'alinéa trois est remplacé par la disposition suivante :
  " Chaque avance s'élève à :
  1° 22,5 pour cent des subventions, visées à l'article 43, § 2 au § 6, qui ont été accordées pour l'avant-dernière année de travail précédant l'année budgétaire;
  2° 22,5 pour cent de la subvention, visée à l'article 43, § 7, en ce qui concerne l'année budgétaire en cours. ".
Afdeling 2. - Stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid
Section 2. - Promotion et subventionnement d'une politique sportive locale
Art.8. In artikel 23 van het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het getal "150.000" wordt vervangen door het getal "200.000";
  2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "De subsidie moet worden aangewend voor subsidiëring van een kern van personeelsleden, een jaarlijkse basistoelage voor de werking en een subsidiëring op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten.".
Art.8. A l'article 23 du décret du 6 juillet 2012 portant la promotion et le subventionnement d'une politique sportive locale sont apportées les modifications suivantes :
  1° le nombre " 150.000 " est remplacé par le nombre " 200.000 ";
  2° il est ajouté un deuxième alinéa, rédigé comme suit :
  " La subvention doit être affectée au subventionnement d'un noyau de membres du personnel, une allocation de base annuelle pour le fonctionnement et une subvention sur la base des activités réellement prestées. ".
HOOFDSTUK 4. - Cultuur
CHAPITRE 4. - Culture
Afdeling 1. - Overgangsbepalingen betreffende het Lokaal Cultuurbeleid voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid
Section 1re. - Dispositions transitoires relatives à la Politique culturelle locale pour des structures de coopération intercommunales dotées de la personnalité juridique
Art.9. In titel 6 van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid wordt een artikel 62/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  "Art. 62/1. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid die in werkjaar 2013 op basis van de artikelen 21 en 38 van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid werden gesubsidieerd, behouden hun subsidie waarop ze in het werkjaar 2013 recht hadden. De subsidie wordt geïndexeerd op de wijze, vermeld in artikel 51 van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid.
  De subsidie wordt toegekend op voorwaarde dat de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid voldoen aan de bepalingen van artikel 7, 1°, 3° en 4°, en/of aan de bepalingen van artikel 9, 1° tot en met 6°.
  De Vlaamse Regering bepaalt de manier waarop de subsidie zal worden uitbetaald.
  De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid moeten jaarlijks vóór 31 juli volgende documenten ter beschikking stellen van de administratie, bevoegd voor Cultuur :
  1° een begroting van het lopende werkjaar;
  2° een goedgekeurde financiële afrekening van het voorbije werkjaar;
  3° een voortgangsrapport waarin wordt beschreven hoe er in het voorbije werkjaar invulling werd gegeven en in het lopende werkjaar invulling zal worden gegeven aan de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 5, 1° en/of 2° ;
  4° alle statistische gegevens die de administratie noodzakelijk acht, op de wijze die de administratie bepaalt.
  Als uit de ingediende documenten blijkt dat de subsidie niet werd aangewend voor het doel waarvoor ze werd verleend, en meer bepaald dat de Vlaamse beleidsprioriteiten onvoldoende werden nagestreefd, keert de Vlaamse Regering verdere toegezegde subsidies in eerste instantie niet uit en in tweede instantie vordert ze reeds toegekende subsidies terug.".
Art.9. Dans le titre 6 du décret du 6 juillet 2012 relatif à la politique culturelle locale, il est inséré un article 62/1, rédigé comme suit :
  " Art. 62/1. Les structures de coopération intercommunales dotées de la personnalité juridique qui ont été subventionnées au cours de l'année de travail 2013 sur la base des articles 21 et 38 du décret du 13 juillet 2001 portant stimulation d'une politique culturelle qualitative et intégrale, maintiennent leur subvention à laquelle elles avaient droit pour l'année de travail 2013. La subvention est indexée de la manière visée à l'article 51 du décret du 6 juillet 2012 relatif à la politique culturelle locale.
  La subvention est accordée à condition que les structures de coopération intercommunales dotées de la personnalité juridique répondent aux dispositions de l'article 7, 1°, 3° et 4°, et/ou aux dispositions de l'article 9, 1° à 6° inclus.
  Le Gouvernement flamand arrête le mode de paiement de la subvention.
  Les structures de coopération intercommunales dotées de la personnalité juridique doivent annuellement mettre les documents suivants à la disposition de l'administration, chargée de la culture, avant le 31 juillet :
  1° un budget de l'année de travail en cours;
  2° un décompte financier approuvé de l'année de travail écoulée;
  3° un rapport d'avancement décrivant la concrétisation des priorités politiques flamandes, visées à l'article 5, 1° et/ou 2°, dans l'année de travail écoulée et dans l'année de travail en cours;
  4° toutes les données statistiques que l'administration estime nécessaires, de la manière fixée par l'administration.
  Lorsqu'il ressort des documents soumis que la subvention n'a pas été affectée à l'objectif pour lequel elle a été octroyée, et plus particulièrement qu'il a été cherché à atteindre les priorités politiques flamandes de manière insuffisante, le Gouvernement flamand mettra en première instance fin au paiement des subventions octroyées et réclamera dans un deuxième temps les subventions déjà octroyées. ".
Afdeling 2. - Ter beschikking stellen van infrastructuur
Section 2. - Mise à disposition d'infrastructure
Art.10. Aan artikel 21, § 1, van het decreet van 5 juli 2013 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2013 wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "7° Beheerscommissie Kunstkampus vzw. ".
Art.10. L'article 21, § 1er, du décret du 5 juillet 2013 contenant diverses mesures d'accompagnement de l'ajustement du budget 2013, est complété par un point 7°, rédigé comme suit :
  " 7° Beheerscommissie Kunstkampus a.s.b.l. " .
Afdeling 3. - Interne Staatshervorming met betrekking tot het beleidsveld circus
Section 3. - Réforme interne de l'Etat concernant le domaine politique du cirque
Art.11. In het decreet van 21 november 2008 betreffende de ondersteuning van de circuskunsten in Vlaanderen wordt een artikel 25/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  "Art. 25/1. De subsidie-enveloppe van een op basis van dit decreet meerjarig gesubsidieerde organisatie, die door de provincie in 2011 structureel werd gesubsidieerd, wordt in 2014 verhoogd met 80 procent van de geïndexeerde provinciale subsidie.".
Art.11. Dans le décret du 21 novembre 2008 relatif au soutien des arts du cirque en Flandre, il est inséré un article 25/1, rédigé comme suit :
  " Art. 25/1. L'enveloppe subventionnelle d'une organisation bénéficiant d'une subvention pluriannuelle sur la base du présent décret, qui a été subventionnée structurellement par la province en 2011, est majorée en 2014 de 80 pour cent de la subvention provinciale indexée. ".
HOOFDSTUK 5. - Welzijn
CHAPITRE 5. - Bien-être
Afdeling 1. - Infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
Section 1re. - Infrastructure affectée aux matières personnalisables
Art.12. Aan artikel 7bis, § 1, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, ingevoegd bij het decreet van 17 maart 2006 en gewijzigd bij het decreet van 12 februari 2010, worden een vierde en een vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt :
  "Bij het verlenen van een investeringswaarborg, vermeld in het derde lid, mogen alternatieve leningen maximaal 50% uitmaken van het door het Fonds gewaarborgde bedrag per project.
  In het vierde lid wordt verstaan onder :
  1° alternatieve lening : aan de voorziening toegekende niet-achtergestelde kredietopening en daaruitvolgende opnames of lening, al dan niet gestructureerd middels een of meerdere tranches met een of meerdere schuldeisers, die hetzij (i) is vervat in verhandelbare effecten, hetzij (ii) op het einde van de contractuele looptijd van de lening of op het einde van de duur van de haar betreffende investeringswaarborg een hoog percentage van openstaand kapitaal heeft op de lening of op een of meer van haar betreffende tranches die worden gedekt door de investeringswaarborg, hetzij (iii) een combinatie uitmaakt van (i) en (ii). Voor de berekening van dit percentage aan openstaand kapitaal worden de tranches uitgesloten die uitdrukkelijk uitgesloten zijn van het voordeel van de waarborg en contractueel achtergesteld zijn aan de gewaarborgde delen of tranches;
  2° lening : de niet-achtergestelde leningen of andere niet-achtergestelde financieringsinstrumenten waarop de investeringswaarborg voor een project betrekking heeft.".
Art.12. L'article 7bis, § 1er, du décret du 23 février 1994 relatif à l'infrastructure affectée aux matières personnalisables, inséré par le décret du 17 mars 2006 et modifié par le décret du 12 février 2010, est complété par un alinéa quatre et un alinéa cinq, rédigés comme suit :
  " Lors de l'octroi d'une garantie d'investissement, visée à l'alinéa trois, les emprunts alternatifs peuvent représenter au maximum 50 % du montant garanti par le Fonds par projet.
  Dans l'alinéa quatre, on entend par :
  1° emprunt alternatif : l'ouverture d'un crédit non subordonné accordée à la structure, et les retraits ou le prêt qui en résultent, structurée ou non à l'aide d'une ou plusieurs tranches avec un ou plusieurs créanciers, qui soit (i) est comprise dans des titres négociables, soit (ii) à la fin de la durée contractuelle de l'emprunt ou à la fin de la durée de la garantie d'investissement y afférente, a un pourcentage élevé de capital impayé sur l'emprunt ou sur une ou plusieurs tranches couvertes par la garantie d'investissement, soit (iii) représente une combinaison de (i) et (ii). Pour le calcul de ce pourcentage de capital impayé, les tranches qui sont explicitement exclues de l'avantage de la garantie et qui sont contractuellement subordonnées aux parties ou tranches garanties, sont exclues;
  2° emprunt : les emprunts non subordonnés ou les autres instruments de financement non subordonnés auxquels la garantie d'investissement pour un projet a trait. ".
Art.13. In artikel 8 van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 2 juni 2006, opnieuw opgenomen bij het decreet van 12 februari 2010 en gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid, inleidende zin, wordt het woord "prefinancieren" vervangen door het woord "financieren";
  2° in het eerste lid, punt 4°, wordt het woord "prefinanciering" vervangen door het woord "financiering".
Art.13. A l'article 8 du même décret, abrogé par le décret du 2 juin 2006, réinséré par le décret du 12 février 2010 et modifié par le décret du 15 juillet 2011, sont apportées les modifications suivantes :
  1° dans l'alinéa premier, phrase introductive, le mot " préfinançant " est remplacé par le mot " finançant ";
  2° dans l'alinéa premier, point 4°, le mot " préfinancement " est remplacé par le mot " financement ".
Art.14. In artikel 12, § 1, derde lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 maart 1999 en 12 februari 2010, wordt de zin "De aanvrager moet minstens over een genotsrecht beschikken op het project waarvoor de aanvraag voor een investeringssubsidie wordt gedaan, voor een periode die minstens gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering en die, voor onroerende goederen, in elk geval minstens twintig jaar bedraagt." vervangen door de zinnen "De aanvrager moet minstens over een genotsrecht beschikken op het project waarvoor de aanvraag voor een investeringssubsidie wordt gedaan, voor een periode die voor onroerende goederen in elk geval minstens vijfentwintig jaar bedraagt en voor roerende goederen in elk geval minstens vijf jaar bedraagt. De Vlaamse Regering kan een langere periode bepalen.".
Art.14. Dans l'article 12, § 1er, alinéa trois, du même décret, modifié par les décrets des 16 mars 1999 et 12 février 2010, la phrase " Le demandeur doit disposer d'au minimum un droit de jouissance sur le projet en faveur duquel la demande d'une subvention d'investissement est introduite, pendant une période égalant au minimum la durée d'amortissement comptable de l'investissement et qui s'élève, pour les biens immeubles, en tout cas à au moins vingt ans " est remplacée par les phrases " Le demandeur doit disposer au moins d'un droit de jouissance sur le projet en faveur duquel la demande d'une subvention d'investissement est introduite, pendant une période égalant en tout cas au minimum vingt-cinq ans pour les biens immeubles, et égalant en tout cas au minimum cinq ans pour les biens meubles. Le Gouvernement flamand peut arrêter une période plus longue. ".
Afdeling 2. - Verlenging looptijd experiment knelpuntdossiers VAPH en FJW
Section 2. - Prolongation de la durée de l'expérience relative aux dossiers complexes VAPH et FJW
Art.15. In artikel 37, derde lid, van het decreet van 19 december 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2011, worden de woorden "vijf jaar" vervangen door de woorden "vijf jaar en twee maanden".
Art.15. Dans l'article 37, alinéa trois, du décret du 19 décembre 2008 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 2009, modifié par le décret du 8 juillet 2011, les mots " cinq ans " sont remplacés par les mots " cinq ans et deux mois ".
Afdeling 3. - Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
Section 3. - Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (Agence flamande pour les Personnes handicapées)
Art.16. Aan artikel 7 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap worden een tweede lid en derde lid toegevoegd, die luiden als volgt :
  "Het agentschap kan vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder winstoogmerk erkennen die uitsluitend wooninfrastructuur aan personen met een handicap, die een duidelijk vast te stellen behoefte aan zorg en ondersteuning hebben, ter beschikking stellen.
  De wooninfrastructuur staat in het kadaster geregistreerd als woning en wordt ter beschikking gesteld met een schriftelijke overeenkomst. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, concretiseren, bepaalt de wijze waarop de behoefte aan zorg en ondersteuning wordt vastgesteld en kan tevens regels vaststellen voor de toewijzing van de huurwoningen.".
Art.16. L'article 7 du décret du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap " (Agence flamande pour les Personnes handicapées), est complété par un alinéa deux et un alinéa trois, rédigés comme suit :
  " L'agence peut agréer des sociétés à finalité sociale et des associations sans but lucratif qui mettent uniquement de l'infrastructure de logement à disposition de personnes handicapées qui ont un besoin de soins et de soutien clairement constaté.
  L'infrastructure de logement est enregistrée comme habitation dans le cadastre et est mise à disposition à l'aide d'une convention écrite. Le Gouvernement flamand peut concrétiser les conditions, visées à l'alinéa deux, détermine le mode de constatation du besoin de soins et de soutien, et peut également arrêter des règles pour l'attribution des habitations de location. ".
HOOFDSTUK 6. - Milieuheffingen
CHAPITRE 6. - Redevances écologiques
Afdeling 1. - Wijziging heffing op de winning van grondwater
Section 1re. - Modification de la redevance sur le captage d'eau souterraine
Art.17. In artikel 28quater van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996, vervangen bij het decreet van 24 december 2004 en gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005, 22 december 2006, 21 november 2008, 9 juli 2010 en 23 december 2011, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt :
  " § 1. Het bedrag van de heffing, vermeld in artikel 28ter, wordt vastgesteld als volgt :
  H = Z * Q, waarbij
  1° voor de exploitatie van grondwaterwinningen bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening:
  Z = 7,5 eurocent per m3 * index;
  Q = het volume grondwater (in m3) dat in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar werd gewonnen en dat tot drinkbaar water voor de openbare drinkwatervoorziening verwerkt kan worden, ongeacht de wijze van winning of het gebruik. De hoeveelheid die voorafgaand aan de winning via kunstmatige infiltratie aan het grondwaterreservoir werd toegevoegd kan in mindering worden gebracht van de gewonnen hoeveelheid, op voorwaarde dat voor die activiteit de nodige vergunningen en toestemmingen zijn verleend en op voorwaarde dat het infiltratiewater minstens voldoet aan de milieukwaliteitsnormen voor grondwater;
  2° voor de exploitatie van grondwaterwinningen niet bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening :
  a) indien de exploitatie voor het geheel van de grondwaterwinningeenheid aangelegd in een freatische watervoerende laag aanleiding geeft tot een gewonnen hoeveelheid grondwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar van 500 tot en met 30.000 m3:
  Z = 6 eurocent per m3 * index;
  Q = sigma (Qgwp - 0.5 * Qb) grondwaterputten
  Met :
  Qgwp = gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m3);
  Qb = gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m3) bestemd voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit, waarbij Qb niet groter kan zijn dan Qgwp;
  Indien Qgwp of Qb niet gemeten is, wordt Qb gelijkgesteld aan nul. Dit geldt ook indien er vaststellingen werden gedaan met betrekking tot niet correct meten of registreren van Qgwp of Qb;
  b) indien de exploitatie voor het geheel van de grondwaterwinningeenheid aanleiding geeft tot een gewonnen hoeveelheid grondwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar van meer dan 30.000 m3 of tot een gewonnen volume grondwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar uit een afgesloten watervoerende laag:
  Z = een lineaire tarieffunctie (in eurocent per m3) die voor het geheel van de grondwaterwinningeenheid van toepassing is en als volgt bepaald wordt :
  (6,2 + 0.75 * sigma (Qgwp - 0.5 * Qb) / 100.000) * index grondwaterputten
  Met:
  Qgwp = gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m3);
  Qb = gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m3) onttrokken uit een freatische watervoerende laag bestemd voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit, waarbij Qb niet groter kan zijn dan Qgwp;
  Indien Qgwp of Qb niet gemeten is, wordt Qb gelijkgesteld aan nul. Dit geldt ook indien er vaststellingen werden gedaan met betrekking tot niet correct meten of registreren van Qgwp of Qb;
  Q = sigma(lambda * Qgwp - lambda * 0,5 * Qb ) grondwaterputten
  Met :
  lambda = een grondwaterputspecifieke multiplicator zijnde het product van twee termen: laagfactor en gebiedsfactor. Daarbij nemen de laagfactor en gebiedsfactor de waarde aan die is aangegeven in de bijlage gevoegd bij dit decreet;
  Qgwp = gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m3);
  Qb = gemeten gewonnen volume grondwater per grondwaterput (in m3) onttrokken uit een freatische watervoerende laag bestemd voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit, waarbij Qb niet groter kan zijn dan Qgwp;
  Indien Qgwp of Qb niet gemeten is, wordt Qb gelijkgesteld aan nul. Dit geldt ook indien er vaststellingen werden gedaan met betrekking tot niet correct meten of registreren van Qgwp of Qb.
  De index is de verhouding van twee indexcijfers van de consumptieprijzen met in de teller het indexcijfer van de maand november van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar en in de noemer het indexcijfer van de maand november 2001, basis 1988, met name 134,75.
  De indexering dient ieder jaar automatisch, dus zonder voorafgaande verwittiging, te geschieden op 1 januari van elk jaar.
  Het aangepast bedrag wordt afgerond op de hogere eurocent.".
Art.17. Dans l'article 28quater du décret du 24 janvier 1984 portant des mesures en matière de gestion des eaux souterraines, inséré par le décret du 20 décembre 1996, remplacé par le décret du 24 décembre 2004 et modifié par les décrets des 23 décembre 2005, 22 décembre 2006, 21 novembre 2008, 9 juillet 2010 et 23 décembre 2011, le paragraphe 1er est remplacé par les dispositions suivantes :
  " § 1er. Le montant de la redevance, visée à l'article 28ter, est arrêté comme suit :
  H = Z * Q, où
  1° pour l'exploitation de prises d'eau souterraine affectées à la distribution publique d'eau potable :
  Z = 7,5 eurocent par m3 * indice;
  Q = le volume d'eaux souterraines (en m3) qui a été capté au cours de l'année précédant l'année d'imposition et qui est transformé en eau potable aux fins de distribution publique d'eau, quel que soit le mode de captage ou d'utilisation. La quantité qui a été ajoutée au réservoir d'eaux souterraines par infiltration artificielle préalablement au captage, peut être déduite de la quantité captée à condition que cette activité ait fait l'objet des permis et autorisations requis, et à condition que les eaux d'infiltration répondent au moins aux normes de qualité environnementale pour les eaux souterraines;
  2° pour l'exploitation de prises d'eau souterraine non affectées à la distribution publique d'eau potable :
  a) si l'exploitation donne lieu pour l'ensemble de l'unité de captage d'eaux souterraines posée dans un aquifère phréatique, à une quantité d'eaux souterraines captées dans l'année précédant l'année d'imposition, de 500 à 30.000 m3 inclus :
  Z = 6 eurocent par m3 * indice;
  Q = sigma (Qgwp - 0.5 * Qb) puits d'eaux souterraines
  où :
  Qgwp = volume d'eaux souterraines capté mesuré (en m3) par puits d'eaux souterraines;
  Qb = volume d'eaux souterraines capté mesuré (en m3) par puits d'eaux souterraines, affectées à l'irrigation saisonnière en plein air dans le cadre d'activités agricoles ou horticoles exercées à titre principal, où Qb ne peut pas être supérieur à Qgwp;
  Si Qgwp ou Qb n'est pas mesuré, Qb est assimilé à zéro. Cette règle s'applique également lorsque des constatations ont été faites en ce qui concerne le mesurage ou l'enregistrement incorrect de Qgwp ou Qb;
  b) si l'exploitation donne lieu pour l'ensemble de l'unité de captage d'eaux souterraines à une quantité d'eaux souterraines captées dans l'année précédant l'année d'imposition, de plus de 30.000 m3 ou à un volume d'eaux souterraines capté dans l'année précédant l'année d'imposition à partir d'un aquifère captif :
  Z = une fonction tarifaire linéaire (en eurocent par m3) qui s'applique à l'ensemble de l'unité de captage d'eaux souterraines et qui est déterminée comme suit :
  (6,2 + 0.75 * sigma (Qgwp - 0.5 * Qb)/100.000) * indice puits d'eaux souterraines
  où :
  Qgwp = volume d'eaux souterraines capté mesuré (en m3) par puits d'eaux souterraines;
  Qb = volume d'eaux souterraines capté mesuré (en m3) par puits d'eaux souterraines, prélevé d'un aquifère phréatique, affecté à l'irrigation saisonnière en plein air dans le cadre d'activités agricoles ou horticoles exercées à titre principal, où Qb ne peut pas être supérieur à Qgwp;
  Si Qgwp ou Qb n'est pas mesuré, Qb est assimilé à zéro. Cette règle s'applique également lorsque des constatations ont été faites en ce qui concerne le mesurage ou l'enregistrement incorrect de Qgwp ou Qb;
  Q = sigma(lambda * Qgwp - lambda * 0,5 * Qb ) puits d'eaux souterraines
  où :
  lambda = un multiplicateur spécifique pour puits d'eaux souterraines, à savoir le produit de deux termes : facteur nappe et facteur zone. Le facteur nappe et le facteur zone prennent la valeur indiquée dans l'annexe jointe au présent décret;
  Qgwp = volume d'eaux souterraines capté mesuré (en m3) par puits d'eaux souterraines;
  Qb = volume d'eaux souterraines capté mesuré (en m3) par puits d'eaux souterraines, prélevé d'un aquifère phréatique, affecté à l'irrigation saisonnière en plein air dans le cadre d'activités agricoles ou horticoles exercées à titre principal, où Qb ne peut pas être supérieur à Qgwp;
  Si Qgwp ou Qb n'est pas mesuré, Qb est assimilé à zéro. Cette règle s'applique également lorsque des constatations ont été faites en ce qui concerne le mesurage ou l'enregistrement incorrect de Qgwp ou Qb.
  L'indice est le rapport entre deux indices des prix à la consommation, l'indice du mois de novembre de l'année précédant l'année d'imposition étant le numérateur et l'indice du mois de novembre 2001, base 1988, à savoir 134,75, étant le dénominateur.
  L'indexation s'effectue automatiquement chaque année, sans avertissement préalable, au 1er janvier de chaque année.
  Le montant adapté est arrondi à l'eurocent supérieur. ".
Afdeling 2. - Wijzigingen Materialendecreet
Section 2. - Modifications du Décret sur les matériaux
Art.18. In artikel 46 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 2, tweede lid, punt 1°, wordt vervangen door wat volgt :
  "1° a) K = 0 met ingang van het heffingsjaar 2007 tot en met het heffingsjaar 2013 voor recyclageresidu's van lompenafval;
  b) K = 0,2 met ingang van het heffingsjaar 2014 voor recyclageresidu's van bedrijven die selectief ingezameld gebruikt textiel (kledij, huishoudlinnen en schoenen) sorteren of voorbehandelen voor de aanmaak van nieuwe stoffen of producten;";
  2° paragraaf 2, voorlaatste lid, punt 2°, wordt vervangen door wat volgt :
  "2° a) 20 gewichtsprocent voor lompenafval tot en met het heffingsjaar 2013;
  b) 8 gewichtsprocent voor selectief ingezameld gebruikt textiel (kledij, huishoudlinnen en schoenen) vanaf het heffingsjaar 2014;";
  3° in paragraaf 3, punt 4°, worden de woorden "recyclageresidu's van lompenafval" vervangen door "recyclageresidu's van selectief ingezameld gebruikt textiel, zoals kledij, huishoudlinnen en schoenen,".
Art.18. A l'article 46 du décret du 23 décembre 2011 relatif à la gestion durable de cycles de matériaux et de déchets, modifié par le décret du 21 décembre 2012, sont apportées les modifications suivantes :
  1° le paragraphe 2, alinéa deux, point 1°, est remplacé par la disposition suivante :
  " 1° a) K = 0 à partir de l'année d'imposition 2007 jusqu'à l'année d'imposition 2013 pour des résidus de recyclage provenant de déchets de chiffons;
  b) K = 0,2 à partir de l'année d'imposition 2014 pour des résidus de recyclage d'entreprises triant ou prétraitant des textiles utilisés (vêtements, linge de maison et chaussures) collectés sélectivement, en vue de la production de nouveaux produits ou matières; ";
  2° le paragraphe 2, alinéa avant-dernier, point 2°, est remplacé par la disposition suivante :
  " 2° a) 20 pour cent en poids pour des déchets de chiffons jusqu'à l'année d'imposition 2013 inclusivement;
  b) 8 pour cent en poids pour des textiles collectés sélectivement (vêtements, linge de maison et chaussures) à partir de l'année d'imposition 2014; ";
  3° dans le paragraphe 3, point 4°, les mots " de résidus de recyclage de chiffons " sont remplacés par les mots " de résidus de recylage de textiles utilisés, collectés sélectivement, tels que vêtements, linge de maison et chaussures, ".
HOOFDSTUK 7. - Fonds Wapenhandelgerelateerde Boeten
CHAPITRE 7. - Fonds d'Amendes liées au Trafic d'Armes
HOOFDSTUK 8. - Fonds voor de Waarborgregeling van de NV Waarborgbeheer
CHAPITRE 8. - Fonds pour le Régime de garanties de la " NV Waarborgbeheer "
Art.20. § 1. Er wordt bij het Agentschap Ondernemen een Fonds voor de Waarborgregeling van de NV Waarborgbeheer opgericht, hierna genoemd `het fonds'.
  § 2. Het fonds is een begrotingsfonds [1 als vermeld in artikel 15, § 2, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019]1.
  § 3. Het fonds wordt gespijsd door enerzijds de ontvangen premies voor de verstrekte waarborgen en anderzijds de financiële recuperaties ingevolge de uitwinning van gestelde zekerheden bij de verleende waarborgen.
  § 4. Het fonds wordt aangewend voor de verliesfinanciering ingevolge de verleende waarborgen door de NV Waarborgbeheer.
  § 5. De rekenplichtige die de ontvangsten gedaan heeft, beschikt rechtstreeks over de kredieten van het fonds.
  
Art.20. § 1er. Il est créé, auprès de l'" Agentschap Ondernemen " un Fonds pour le Régime de garanties de la " NV Waarborgbeheer ", dénommé ci-après " le fonds ".
  § 2. Le fonds est un fonds budgétaire [1 au sens de l'article 15, § 2, du Code flamand des Finances publiques du 29 mars 2019]1.
  § 3. Le fonds est alimenté d'une part par les primes reçues pour les garanties octroyées et d'autre part par les récupérations financières suite à l'éviction des sûretés constituées lors des garanties octroyées.
  § 4. Le fonds est affecté au financement des pertes suite aux garanties octroyées par la " NV Waarborgbeheer ".
  § 5. L'agent comptable ayant perçu les recettes, dispose directement des crédits du fonds.
  
HOOFDSTUK 9. - Fonds Bestuursrechtscolleges
CHAPITRE 9. - Fonds des Juridictions administratives
Art.21. § 1. Er wordt een begrotingsfonds Fonds Bestuursrechtscolleges opgericht, hierna genoemd `het fonds'.
  § 2. Het fonds is een begrotingsfonds [1 als vermeld in artikel 15, § 2, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019]1.
  § 3. Het fonds wordt gespijsd door de ontvangsten die gerealiseerd worden bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, het Milieuhandhavingscollege en de Raad voor Verkiezingsbetwistingen.
  Deze ontvangsten vloeien voort uit :
  1° het rolrecht;
  2° het getuigengeld;
  3° de kosten en erelonen van het onderzoek van de deskundigen;
  4° de vergoeding voor de afgifte of zending van een afschrift of uittreksel door de griffier;
  5° de geldboetes voor een ongegrond bezwaar ingediend met het oogmerk om te schaden;
  6° de geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep;
  7° de overige gedingkosten.
  § 4. Het fonds wordt aangewend ter financiering van diverse werkingskosten van de Dienst van de Bestuursrechtscolleges.
  § 5. De rekenplichtige die de ontvangsten gedaan heeft, beschikt rechtstreeks over de kredieten van het fonds.
  
Art.21. § 1er. Il est créé un fonds budgétaire Fonds des Juridictions administratives, dénommé ci-après " le fonds ".
  § 2. Le fonds est un fonds budgétaire [1 au sens de l'article 15, § 2, du Code flamand des Finances publiques du 29 mars 2019]1.
  § 3. Le fonds est alimenté par les recettes réalisées auprès du Conseil pour les Contestations des Autorisations, la Cour environnementale de la Région flamande et le Conseil des Contestations électorales.
  Ces recettes résultent :
  1° du droit de mise au rôle;
  2° des indemnités des témoins;
  3° des frais et honoraires de l'instruction des experts;
  4° l'indemnité pour la remise ou l'envoi d'une copie ou d'un extrait par le greffier;
  5° les amendes pour une réclamation non fondée, introduite dans le but de nuire;
  6° l'amende pour cause de recours manifestement illégitime;
  7° les autres frais de l'instance.
  § 4. Le fonds est affecté au financement de divers frais de fonctionnement du Service des Juridictions administratives.
  § 5. L'agent comptable ayant perçu les recettes, dispose directement des crédits du fonds.
  
HOOFDSTUK 10. - Machtiging verkoop aan de NMBS
CHAPITRE 10. - Autorisation de vente à la SNCB
HOOFDSTUK 11. - Energie
CHAPITRE 11. - Energie
Art.23. Het opschrift van hoofdstuk IV van titel VIII van het Energiedecreet van 8 mei 2009 wordt vervangen door wat volgt :
  "Hoofdstuk IV. Steunprogramma's voor niet-commerciële instellingen, publiekrechtelijke rechtspersonen en voor de netbeheerders en de beheerders van het transmissienet en het vervoersnet".
Art.23. L'intitulé du chapitre IV du titre VIII du Décret relatif à l'Energie du 8 mai 2009, est remplacé par la disposition suivante :
  " Chapitre IV. Programmes d'aide pour des institutions non commerciales, des personnes morales de droit public et pour les gestionnaires de réseau et les gestionnaires du réseau de transmission et du réseau de transport. ".
Art.24. In artikel 8.4.1 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden "niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen" worden vervangen door de woorden "niet-commerciële instellingen, publiekrechtelijke rechtspersonen, de netbeheerders en de beheerders van het transmissienet en het vervoersnet";
  2° een punt 9° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "9° kosten die verbonden zijn aan openbaredienstverplichtingen die door of krachtens dit decreet worden opgelegd.".
Art.24. A l'article 8.4.1 du même décret sont apportées les modifications suivantes :
  1° les mots " institutions non commerciales et personnes morales de droit public " sont remplacés par les mots " institutions non commerciales, personnes morales de droit public, des gestionnaires de réseau et des gestionnaires du réseau de transmission et du réseau de transport ";
  2° il est ajouté un point 9°, rédigé comme suit :
  " 9° les frais liés aux obligations de service public imposées par ou en vertu du présent décret. ".
HOOFDSTUK 12. - Subsidiëring lokale kinderarmoedebestrijding
CHAPITRE 12. - Subventionnement de la lutte locale contre la pauvreté des enfants
Art.25. Aan artikel 2 van het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding, gewijzigd bij het decreet van 18 juli 2008, wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt :
  "11° lokale besturen : de gemeenten en Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn uit het Nederlandse taalgebied en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, tenzij anders bepaald.".
Art.25. L'article 2 du décret du 21 mars 2003 relatif à la lutte contre la pauvreté, modifié par le décret du 18 juillet 2008, est complété par un point 11°, rédigé comme suit :
  " 11° pouvoirs locaux : les communes et centres publics d'aide sociale de la région de langue néerlandaise et la Commission communautaire flamande, sauf dispositions contraires. ".
Art.26. Aan hoofdstuk IV van hetzelfde decreet wordt een afdeling 5 toegevoegd, die luidt als volgt :
  "Afdeling 5. - Subsidiëring lokale kinderarmoedebestrijding
  Art. 18/1. De Vlaamse Regering verleent binnen de perken van de begrotingskredieten jaarlijks subsidies aan lokale besturen voor de bestrijding van kinderarmoede.
  Deze subsidies worden toegekend aan lokale besturen voor de implementatie van acties gericht op de integrale aanpak van armoede bij kinderen en hun gezin, vertrekkende vanuit de lokale sociale situatie en in samenwerking met alle relevante lokale actoren, met in het bijzonder de actoren die door dit decreet erkend en ondersteund worden. Deze subsidies zullen aangewend worden voor bijkomende modulaire acties, specifiek gericht op de strijd tegen kinderarmoede en in afstemming met het Vlaamse beleid, toe te voegen aan de reguliere werkingen in sectoren zoals onder meer op het vlak van onderwijs, kinderopvang, preventieve gezinsondersteuning, algemeen welzijnswerk, vrijetijdsbesteding, gezondheidszorg en, met uitzondering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, huisvesting en werk.
  De bepalingen van het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd, zijn van toepassing voor de subsidiëring van lokale besturen, met uitzondering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, voor lokale kinderarmoedebestrijding.
  Om voor deze subsidies in aanmerking te komen, moeten lokale besturen, met uitzondering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, een kinderarmoedebestrijdingsbeleid voeren dat is opgenomen in de strategische meerjarenplanning van de lokale besturen zoals vermeld in titel 2, hoofdstuk 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn.
  De strategische meerjarenplanning bevat :
  1° een beschrijving van de gewenste effecten en indicatoren van het kinderarmoedebestrijdingsbeleid;
  2° de actieplannen die het lokaal bestuur in samenwerking met lokale actoren opzet om vorm te geven aan het kinderarmoedebestrijdingsbeleid;
  3° de manier waarop het lokaal bestuur met lokale actoren de samenwerking en het overleg faciliteert.
  De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de vaststelling en toekenning van de subsidies. Voor de beleidsperiode 2014-2019 kan de Vlaamse Regering hierbij afwijken van het derde, vierde en vijfde lid.".
Art.26. Le chapitre IV du même décret est complété par une section 5, rédigée comme suit :
  " Section 5. - Subventionnement de la lutte locale contre la pauvreté des enfants
  Art. 18/1. Dans les limites des crédits budgétaires, le Gouvernement flamand accorde annuellement des subventions aux pouvoirs locaux pour la lutte contre la pauvreté des enfants.
  Ces subventions sont accordées aux pouvoirs locaux pour la mise en oeuvre d'actions orientées sur l'approche intégrale de la pauvreté des enfants et de leur famille, à partir de la situation locale et en collaboration avec tous les acteurs locaux pertinents, en particulier les acteurs agréés et soutenus par le présent décret. Ces subventions seront affectées à des actions modulaires supplémentaires, orientées spécifiquement sur la lutte contre la pauvreté des enfants et en harmonisation avec la politique flamande, à ajouter aux activités dans des secteurs tels que l'enseignement, l'accueil d'enfants, le soutien préventif aux familles, l'aide sociale générale, les loisirs et les soins de santé et, à l'exception de la Commission communautaire flamande, le logement et l'emploi.
  Les dispositions du décret du 15 juillet 2011 fixant les règles générales auxquelles dans la Communauté flamande et la Région flamande des obligations de planning et de rapportage périodiques peuvent être imposées à des administrations locales, s'appliquent au subventionnement de pouvoirs locaux, à l'exception de la Commission communautaire flamande, pour la lutte locale contre la pauvreté des enfants.
  Pour être éligibles à ces subventions, les pouvoirs locaux, à l'exception de la Commission communautaire flamande, doivent mener une politique de lutte contre la pauvreté des enfants, qui est reprise au planning pluriannuel stratégique des pouvoirs locaux, tel que visé au titre 2, chapitre 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 25 juin 2010 relatif au cycle politique et de gestion des communes, des provinces et des centres publics d'aide sociale.
  Le planning pluriannuel stratégique comporte :
  1° une description des effets et indicateurs escomptés de la politique de lutte contre la pauvreté des enfants;
  2° les plans d'action mis en place par le pouvoir local en collaboration avec les acteurs locaux afin de concrétiser la politique de lutte contre la pauvreté des enfants;
  3° la façon dont le pouvoir local facilite la collaboration et la concertation avec des acteurs locaux.
  Le Gouvernement flamand arrêté les modalités pour l'établissement et l'octroi des subventions. Pour la période de gestion 2014-2019, le Gouvernement flamand peut déroger aux alinéas trois, quatre et cinq. "
HOOFDSTUK 13. - Luchthavenontwikkelingsmaatschappijen - Luchthavenexploitatiemaatschappijen
CHAPITRE 13. - Sociétés de développement des aéroports - Sociétés d'exploitation des aéroports
Art.27. Artikel 95 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008, wordt opgeheven.
Art.27. L'article 95 du décret du 25 juin 1992 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 1992, modifié par le décret du 19 décembre 2008, est abrogé.
Art.28. In deel II, hoofdstuk II, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het beheer en de uitbating van de regionale luchthavens Oostende-Brugge, Kortrijk-Wevelgem en Antwerpen wordt afdeling VI vervangen door wat volgt :
  "Afdeling VI. Inbreng van luchthaveninfrastructuur door het Vlaamse Gewest in de LOM Oostende-Brugge
  Art. 31. § 1. Onverminderd het recht van het Vlaamse Gewest om bepaalde onderdelen van de luchthaveninfrastructuur, met uitzondering van basisinfrastructuur, rechtstreeks over te dragen aan de LEM Oostende-Brugge, zal de Vlaamse Regering na de oprichting van de LOM Oostende-Brugge in deze vennootschap de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die vereist zijn voor de verwezenlijking van haar doel en de uitvoering van haar taken als vermeld in dit decreet, inbrengen.
  § 2. Met het oog op de verrichte inbreng, vermeld in paragraaf 1, wordt de secretaris-generaal gemachtigd en de opdracht gegeven om een inventaris en een beschrijvend verslag op te stellen van de in paragraaf 1 vermelde luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die door het Vlaamse Gewest moeten worden ingebracht in de LOM Oostende-Brugge. De secretaris-generaal kan die bevoegdheid delegeren aan een door hem aangewezen gemachtigde.
  Met betrekking tot de in de inventaris en het beschrijvend verslag, bedoeld in het eerste lid, vermelde luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, stelt een erkend bedrijfsrevisor, natuurlijk persoon of rechtspersoon, ingeschreven in het openbaar register van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren overeenkomstig artikel 602 van het Wetboek van Vennootschappen, een verslag op dat betrekking heeft op de beschrijving van elke inbreng in natura en de toegepaste methoden van waardering.
  De inventaris en het beschrijvend verslag, vermeld in het eerste lid, en het verslag van de bedrijfsrevisor, vermeld in het tweede lid, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Op voorwaarde dat de Vlaamse Regering haar goedkeuring kan hechten aan de inventaris, het beschrijvend verslag en het verslag van de bedrijfsrevisor, stelt de Vlaamse Regering bij besluit de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, die door het Vlaamse Gewest moeten worden ingebracht in de LOM Oostende-Brugge, vast.
  § 3. De luchthaveninfrastructuur, met inbegrip van de basisinfrastructuur, en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, vermeld in het in paragraaf 2, derde lid, vermelde besluit van de Vlaamse Regering, zullen bij besluit van de Vlaamse Regering en op een door de Vlaamse Regering te bepalen tijdstip worden ingebracht in de LOM Oostende-Brugge.
  De inbreng, vermeld in paragraaf 1, heeft van rechtswege tot gevolg dat het geheel van de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, omschreven in het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in paragraaf 2, wordt overgedragen aan de LOM Oostende-Brugge. Die overdracht is aan derden tegenstelbaar vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in eerste lid vermelde besluit van de Vlaamse Regering waarbij beslist wordt tot de inbreng van de luchthaveninfrastructuur.
  Een kopie van de inventaris, het beschrijvend verslag en het verslag van de bedrijfsrevisor, vermeld in paragraaf 2, zal worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel overeenkomstig artikel 75 van het Wetboek van Vennootschappen, en die neerlegging zal worden bekendgemaakt samen met de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij beslist wordt tot de inbreng van de luchthaveninfrastructuur overeenkomstig het eerste lid.
  § 4. Het Vlaamse Gewest zal in het kader van de inbreng in natura in aandelen worden vergoed.
  De secretaris-generaal wordt gemachtigd en de opdracht gegeven om een voorstel uit te werken waarin het aantal aandelen dat het Vlaamse Gewest voor deze inbreng ontvangt, wordt verantwoord.
  Samen met de in paragraaf 2 vermelde inventaris, het beschrijvend verslag en het verslag van de bedrijfsrevisor opgesteld overeenkomstig artikel 602 van het Wetboek van Vennootschappen zal dit voorstel, met het oog op de goedkeuring ervan, aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd.
  Het voorstel moet door de Vlaamse Regering zijn goedgekeurd vooraleer wordt overgegaan tot de inbrengverrichting.".
Art.28. Dans la partie II, chapitre II, du décret du 10 juillet 2008 relatif à la gestion et à l'exploitation des aéroports régionaux d'Ostende-Bruges, Courtrai-Wevelgem et Anvers, la section VI est remplacée par les dispositions suivantes :
  " Section VI. Apport d'infrastructure de l'aéroport par la Région flamande dans la SDA Ostende-Bruges.
  Art. 31. § 1er. Sans préjudice du droit de la Région flamande de transférer certains éléments de l'infrastructure de l'aéroport, à l'exception de l'infrastructure de base, directement à la SDA Ostende-Bruges, le Gouvernement flamand apportera, après la création de la SDA Ostende-Bruges dans cette société l'infrastructure de l'aéroport ainsi que les biens, droits et obligations y afférents qui sont requis pour la réalisation de son objectif et l'exécution de ses tâches, tels que visés au présent décret.
  § 2. En vue de l'apport réalisé, visé au paragraphe 1er, le secrétaire général est autorisé à et l'ordre est donné d'établir un inventaire et un rapport descriptif de l'infrastructure de l'aéroport, visée au paragraphe 1er, et des biens, droits et obligations y afférents qui doivent être apportés par la Région flamande dans la SDA Ostende-Bruges. Le secrétaire-général peut déléguer cette compétence à un mandataire qu'il désigne.
  En ce qui concerne l'infrastructure de l'aéroport et les biens, droits et obligations y afférents, mentionnés dans l'inventaire et le rapport descriptif, visés à l'alinéa premier, un réviseur d'entreprise agréé, personne physique ou morale, inscrit au registre public de l'Institut des Réviseurs d'Entreprise conformément à l'article 602 du Code des Sociétés, établit un rapport concernant la description de tout apport en nature et des méthodes d'appréciation appliquées.
  L'inventaire et le rapport descriptif, visés à l'alinéa premier, et le rapport du réviseur d'entreprise, visé à l'alinéa deux, sont soumis à l'approbation du Gouvernement flamand. Moyennant l'approbation du Gouvernement flamand de l'inventaire, du rapport descriptif et du rapport du réviseur d'entreprise, le Gouvernement flamand établit par arrêté l'infrastructure de l'aéroport et les biens, droits et obligations y afférents qui doivent être apportés par la Région flamande dans la SDA Ostende-Bruges.
  § 3. L'infrastructure de l'aéroport, y compris l'infrastructure de base et les biens, droits et obligations y afférents, visés à l'arrêté du Gouvernement flamand visé au paragraphe 2, alinéa trois, seront apportés dans la SDA Ostende-Bruges par arrêté du Gouvernement flamand et à un moment à fixer par le Gouvernement flamand.
  L'apport, visé au paragraphe 1er, aboutit de plein droit au transfert de l'ensemble de l'infrastructure de l'aéroport et des biens, droits et obligations y afférents, décrits dans l'arrêté du Gouvernement flamand, visé au paragraphe 2, à la SDA Ostende-Bruges. Ce transfert peut être opposé à des tiers à partir de la publication au Moniteur belge de l'arrêté du Gouvernement flamand, visé à l'alinéa premier, dans lequel l'apport de l'infrastructure de l'aéroport est décidé.
  Une copie de l'inventaire, du rapport descriptif et du rapport du réviseur d'entreprise, visés au paragraphe 2, seront déposées au greffe du Tribunal de Commerce conformément à l'article 75 du Code des Sociétés, et ce dépôt sera publié conjointement avec la publication au Moniteur belge de l'arrêté du Gouvernement flamand dans lequel l'apport de l'infrastructure de l'aéroport est décidé conformément à l'alinéa premier.
  § 4. La Région flamande sera indemnisée par des actions dans le cadre de l'apport en nature.
  Le secrétaire général est autorisé à et l'ordre est donné d'élaborer une proposition justifiant le nombre d'actions que la Région flamande reçoit pour cet apport.
  Conjointement avec l'inventaire, le rapport descriptif et le rapport du réviseur d'entreprise, établis conformément à l'article 602 du Code des Sociétés, cette proposition sera soumise à l'approbation du Gouvernement flamand.
  La proposition doit être approuvée par le Gouvernement flamand avant de procéder à l'apport. ".
Art.29. In deel III/1, hoofdstuk II, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het beheer en de uitbating van de regionale luchthavens Oostende-Brugge, Kortrijk-Wevelgem en Antwerpen wordt afdeling VI vervangen door wat volgt :
  "Afdeling VI. - Inbreng van luchthaveninfrastructuur door het Vlaamse Gewest in de LOM Antwerpen
  Art. 66/29. § 1. Onverminderd het recht van het Vlaamse Gewest om bepaalde onderdelen van de luchthaveninfrastructuur, met uitzondering van basisinfrastructuur, rechtstreeks over te dragen aan de LEM Oostende-Brugge, zal de Vlaamse Regering na de oprichting van de LOM Antwerpen in deze vennootschap de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die vereist zijn voor de verwezenlijking van haar doel en de uitvoering van haar taken, vermeld in dit decreet, inbrengen.
  § 2. Met het oog op de verrichte inbreng, vermeld in paragraaf 1, wordt de secretaris-generaal gemachtigd en de opdracht gegeven om een inventaris en een beschrijvend verslag op te stellen van de in paragraaf 1 vermelde luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die door het Vlaamse Gewest moeten worden ingebracht in de LOM Antwerpen. De secretaris-generaal kan die bevoegdheid delegeren aan een door hem aangewezen gemachtigde.
  Met betrekking tot de in de inventaris en het beschrijvend verslag, bedoeld in het eerste lid, vermelde luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, stelt een erkend bedrijfsrevisor, natuurlijk persoon of rechtspersoon, ingeschreven in het openbaar register van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, overeenkomstig artikel 602 van het Wetboek van Vennootschappen, een verslag op dat betrekking heeft op de beschrijving van elke inbreng in natura en de toegepaste methoden van waardering.
  De inventaris en het beschrijvend verslag, vermeld in het eerste lid, en het verslag van de bedrijfsrevisor, vermeld in het tweede lid, worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Op voorwaarde dat de Vlaamse Regering haar goedkeuring kan hechten aan de inventaris, het beschrijvend verslag en het verslag van de bedrijfsrevisor, stelt de Vlaamse Regering bij besluit de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die door het Vlaamse Gewest moeten worden ingebracht in de LOM Antwerpen, vast.
  § 3. De luchthaveninfrastructuur, met inbegrip van de basisinfrastructuur, en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, vermeld in het in paragraaf 2, derde lid, vermelde besluit van de Vlaamse Regering zullen bij besluit van de Vlaamse Regering en op een door de Vlaamse Regering te bepalen tijdstip worden ingebracht in de LOM Antwerpen.
  De inbreng, vermeld in paragraaf 1, heeft van rechtswege tot gevolg dat het geheel van de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen, omschreven in het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in paragraaf 2, wordt overgedragen aan de LOM Antwerpen. Die overdracht is aan derden tegenstelbaar vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in eerste lid vermelde besluit van de Vlaamse Regering waarbij beslist wordt tot de inbreng van de luchthaveninfrastructuur.
  Een kopie van de inventaris, het beschrijvend verslag en het verslag van de bedrijfsrevisor, vermeld in paragraaf 2, zal worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel overeenkomstig artikel 75 van het Wetboek van Vennootschappen en die neerlegging zal worden bekendgemaakt samen met de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij beslist wordt tot de inbreng van de luchthaveninfrastructuur overeenkomstig het eerste lid.
  § 4. Het Vlaamse Gewest zal in het kader van de inbreng in natura in aandelen worden vergoed.
  De secretaris-generaal wordt gemachtigd en de opdracht gegeven om een voorstel uit te werken waarin het aantal aandelen dat het Vlaamse Gewest voor deze inbreng ontvangt, wordt verantwoord.
  Samen met de in paragraaf 2 vermelde inventaris, het beschrijvend verslag en het verslag van de bedrijfsrevisor opgesteld overeenkomstig artikel 602 van het Wetboek van Vennootschappen zal dit voorstel, met het oog op de goedkeuring ervan, aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd.
  Het voorstel moet door de Vlaamse Regering zijn goedgekeurd vooraleer wordt overgegaan tot de inbrengverrichting.".
Art.29. Dans la partie III/1, chapitre II, du décret du 10 juillet 2008 relatif à la gestion et à l'exploitation des aéroports régionaux d'Ostende-Bruges, Courtrai-Wevelgem et Anvers, la section VI est remplacée par les dispositions suivantes :
  " Section VI. - Apport d'infrastructure de l'aéroport par la Région flamande dans la SDA Anvers
  Art. 66/29. § 1er. Sans préjudice du droit de la Région flamande de transférer certains éléments de l'infrastructure de l'aéroport, à l'exception de l'infrastructure de base, directement à la SDA Ostende-Bruges, le Gouvernement flamand apportera, après la création de la SDA Anvers dans cette société l'infrastructure de l'aéroport ainsi que les biens, droits et obligations y afférents qui sont requis pour la réalisation de son objectif et l'exécution de ses tâches, tels que visés au présent décret.
  § 2. En vue de l'apport réalisé, visé au paragraphe 1er, le secrétaire général est autorisé à et l'ordre est donné d'établir un inventaire et un rapport descriptif de l'infrastructure de l'aéroport, visée au paragraphe 1er, et des biens, droits et obligations y afférents qui doivent être apportés par la Région flamande dans la SDA Anvers. Le secrétaire-général peut déléguer cette compétence à un mandataire qu'il désigne.
  En ce qui concerne l'infrastructure de l'aéroport et les biens, droits et obligations y afférents, mentionnés dans l'inventaire et le rapport descriptif, visés à l'alinéa premier, un réviseur d'entreprise agréé, personne physique ou morale, inscrit au registre public de l'Institut des Réviseurs d'Entreprise conformément à l'article 602 du Code des Sociétés, établit un rapport concernant la description de tout apport en nature et des méthodes d'appréciation appliquées.
  L'inventaire et le rapport descriptif, visés à l'alinéa premier, et le rapport du réviseur d'entreprise, visé à l'alinéa deux, sont soumis au Gouvernement flamand. Moyennant l'approbation du Gouvernement flamand de l'inventaire, du rapport descriptif et du rapport du réviseur d'entreprise, le Gouvernement flamand établit par arrêté l'infrastructure de l'aéroport et les biens, droits et obligations y afférents qui doivent être apportés par la Région flamande dans la SDA Anvers.
  § 3. L'infrastructure de l'aéroport, y compris l'infrastructure de base et les biens, droits et obligations y afférents, visés à l'arrêté du Gouvernement flamand visé au paragraphe 2, alinéa trois, seront apportés dans la SDA Anvers par arrêté du Gouvernement flamand et à un moment à fixer par le Gouvernement flamand.
  L'apport, visé au paragraphe 1er, aboutit de plein droit au transfert de l'ensemble de l'infrastructure de l'aéroport et des biens, droits et obligations y afférents, décrits dans l'arrêté du Gouvernement flamand, visé au paragraphe 2, à la SDA Anvers. Ce transfert peut être opposé à des tiers à partir de la publication au Moniteur belge de l'arrêté du Gouvernement flamand, visé à l'alinéa premier, dans lequel l'apport de l'infrastructure de l'aéroport est décidé.
  Une copie de l'inventaire, du rapport descriptif et du rapport du réviseur d'entreprise, visés au paragraphe 2, seront déposées au greffe du Tribunal de Commerce conformément à l'article 75 du Code des Sociétés, et ce dépôt sera publié conjointement avec la publication au Moniteur belge de l'arrêté du Gouvernement flamand dans lequel l'apport de l'infrastructure de l'aéroport est décidé conformément à l'alinéa premier.
  § 4. La Région flamande sera indemnisée par des actions dans le cadre de l'apport en nature.
  Le secrétaire général est autorisé à et l'ordre est donné d'élaborer une proposition justifiant le nombre d'actions que la Région flamande reçoit pour cet apport.
  Conjointement avec l'inventaire, le rapport descriptif et le rapport du réviseur d'entreprise, établis conformément à l'article 602 du Code des Sociétés, cette proposition sera soumise à l'approbation du Gouvernement flamand.
  La proposition doit être approuvée par le Gouvernement flamand avant de procéder à l'apport. ".
HOOFDSTUK 14. - Planlastendecreet
CHAPITRE 14. - Décret sur les charges du planning
Art.30. In het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd wordt een artikel 12/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  "Art. 12/1. In afwijking van artikel 9, laatste zin, worden voor de volgende subsidies aan lokale besturen, toegekend voor de uitvoering van de vermelde Vlaamse beleidsprioriteiten, de modaliteiten van toekenning, met inbegrip van de eventuele betaling ervan onder de vorm van voorschotten, geregeld in de uitvoeringsbepalingen van de betreffende decreten of in de regerings- of ministeriële besluiten tot toekenning van de subsidies zelf binnen de perken van de jaarlijks goedgekeurde vereffeningskredieten :
  1° de subsidies toegekend krachtens artikel 6, 8, 10 en 49 van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid;
  2° de werkingssubsidies toegekend krachtens artikel 150 en 154 van het decreet van 6 juli 2012 houdende het Vlaams cultureel-erfgoedbeleid;
  3° de subsidies toegekend krachtens artikel 4, § 1, van het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid;
  4° de subsidies toegekend krachtens artikel 18 van het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau;
  5° de integratiesubsidies toegekend krachtens artikel 29 van het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid;
  6° de subsidies toegekend krachtens artikel 15, § 1, van het decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen;
  7° de subsidies toegekend krachtens artikel 16/1 van het decreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking en artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2012 tot uitvoering van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking.".
Art.30. Dans le décret du 15 juillet 2011 fixant les règles générales auxquelles dans la Communauté flamande et la Région flamande des obligations de planning et de rapportage périodiques peuvent être imposées à des administrations locales, il est inséré un article 12/1, rédigé comme suit :
  " Art. 12/1. Par dérogation à l'article 9, dernière phrase, pour les subventions suivantes aux pouvoirs locaux, octroyées pour l'exécution des priorités politiques flamandes précitées, les modalités d'octroi, y compris leur paiement éventuel sous forme d'avances, sont réglées dans les dispositions exécutoires des décrets concernés ou dans les arrêtés de gouvernement ou ministériels portant octroi des subventions elles-mêmes dans les limites des crédits de liquidation approuvés annuellement :
  1° les subventions octroyées en vertu des articles 6, 8, 10 et 49 du décret du 6 juillet 2012 relatif à la politique culturelle locale;
  2° les subventions de fonctionnement octroyées en vertu des articles 150 et 154 du décret du 6 juillet 2012 relatif à la politique flamande en matière de patrimoine culturel;
  3° les subventions octroyées en vertu de l'article 4, § 1er, du décret du 6 juillet 2012 portant soutien et stimulation de la politique locale en matière de jeunesse et détermination de la politique provinciale en matière de jeunesse;
  4° les subventions octroyées en vertu de l'article 18 du décret du 30 novembre 2007 relatif à la politique locale d'encadrement de l'enseignement;
  5° les subventions d'intégration octroyées en vertu de l'article 29 du décret du 28 avril 1998 relatif à la politique flamande d'intégration civique;
  6° les subventions octroyées en vertu de l'article 15, § 1er, du décret du 17 février 2012 relatif à l'appui à l'entrepreneuriat dans le domaine de l'économie sociale et à la stimulation de l'entrepreneuriat socialement responsable;
  7° les subventions octroyées en vertu de l'article 16/1 du décret du 22 juin 2007 relatif à la coopération au développement et de l'article 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 décembre 2012 portant exécution du décret-cadre du 22 juin 2007 relatif à la coopération au développement. ".
HOOFDSTUK 15. - Onroerend Erfgoed
CHAPITRE 15. - Patrimoine immobilier
Afdeling 1. - Interne Staatshervorming met betrekking tot het beleidsveld Onroerend Erfgoed - afschaffing koppelsubsidies
Section 1re. - Réforme interne de l'Etat concernant le domaine politique du Patrimoine immobilier - abolition des subventions couplées
Art.31. In artikel 11, § 8, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, vervangen bij het decreet van 18 december 1992 en gewijzigd bij het decreet van 27 maart 2009, worden de woorden ", de betrokken provincie" opgeheven.
Art.31. Dans l'article 11, § 8, du décret du 3 mars 1976 réglant la protection des monuments et des sites urbains et ruraux, remplacé par le décret du 18 décembre 1992 et modifié par le décret du 27 mars 2009, les mots " , la province " sont abrogés.
Art.32. In artikel 33, § 5, van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in punt 1° wordt het woord "Provincie" vervangen door de woorden "Regionaal openbaar bestuur";
  2° in punt 2° wordt het getal "60" vervangen door het getal "80";
  3° in punt 2° wordt de zinsnede "Provincie : 20%" opgeheven;
  4° in punt 3° wordt het getal "60" vervangen door het getal "80";
  5° in punt 3° wordt de zinsnede "Provincie : 20%" opgeheven.
Art.32. A l'article 33, § 5, du décret du 30 juin 1993 portant protection du patrimoine archéologique, sont apportées les modifications suivantes :
  1° dans le point 1°, le mot " Province " est remplacé par les mots " Administration publique régionale ";
  2° au point 2°, le nombre " 60 " est remplacé par le nombre " 80 ";
  3° dans le point 2°, le membre de phrase " Province : 20 % " est abrogé;
  4° au point 3°, le nombre " 60 " est remplacé par le nombre " 80 ";
  5° dans le point 3°, le membre de phrase " Province : 20 % " est abrogé.
Afdeling 2. - Interne Staatshervorming met betrekking tot het beleidsveld Onroerend Erfgoed - overname van rechten en verplichtingen
Section 2. - Réforme interne de l'Etat concernant le domaine politique du Patrimoine immobilier - reprise de droits et obligations
Art.33. § 1. Met ingang van 1 januari 2014 neemt het Vlaamse Gewest van de betrokken provincies de rechten en verplichtingen over met betrekking tot :
  1° het op 1 januari 2014 nog niet uitbetaalde deel van de, krachtens hoofdstuk II, afdeling VI/1, artikel 14/8, hoofdstuk III en IV van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 houdende vaststelling van het premiestelsel voor restauratiewerkzaamheden aan beschermde monumenten, door de provincies verplicht toegekende provinciale bijdrage in de restauratiepremies ter financiering van restauratiewerkzaamheden;
  2° het op 1 januari 2014 nog niet uitbetaalde deel van de, krachtens artikel 33, § 5, van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologische patrimonium en krachtens het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1995 tot vaststelling van een premie voor werken aan beschermde archeologische goederen, door de provincies verplicht toegekende provinciale bijdrage in de premies voor werken aan beschermde archeologische goederen.
  § 2. Met ingang van 1 januari 2014 nemen de betrokken provincies van het Vlaamse Gewest de rechten en verplichtingen over met betrekking tot :
  1° het op 1 januari 2014 nog niet vereffende deel van de, krachtens artikel 14 van het decreet van 21 december 2012 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 door het Vlaamse Gewest bij ministeriële besluiten van 1 maart 2013 en 22 juli 2013 voor het begrotingsjaar 2013 toegekende subsidies aan de vereniging zonder winstoogmerk (vzw) Monumentenwacht Vlaanderen met het oog op de financiële ondersteuning van de provinciale verenigingen Monumentenwacht Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen, die er de lokale afdelingen van vormen. Het Vlaamse Gewest blijft instaan voor de verdere vereffening van het deel van deze voor het begrotingsjaar 2013 toegekende subsidies dat dient voor de financiële ondersteuning van de eigen werking van de koepelorganisatie vzw Monumentenwacht Vlaanderen zoals bepaald in de resultaatsverbintenis 2013 van 5 december 2012;
  2° het op 1 januari 2014 nog niet vereffende deel van de, krachtens hoofdstuk 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 januari 2011 tot vaststelling van de algemene regels voor de erkenning en de subsidiëring van de landschapswerking van regionale landschappen, door het Vlaamse Gewest aan de Regionale Landschappen toegekende subsidies voor hun landschapswerking in 2013.
  De provincies nemen de rechten en verplichtingen over met betrekking tot de subsidies die voor het begrotingsjaar 2013 toegekend werden aan de provinciale verenigingen Monumentenwacht Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen en aan de Regionale Landschappen, vermeld in het eerste lid, waarvan het werkingsgebied zich bevindt op het grondgebied van de betrokken provincies.
  § 3. De begunstigde van de premies, vermeld in paragraaf 1, of van de subsidies, vermeld in paragraaf 2, blijft verantwoordelijk voor de naleving van de verplichtingen en de voorwaarden die opgelegd werden voor het bekomen van deze premies en subsidies.
  § 4. De overname van de rechten en verplichtingen, vermeld in paragraaf 1 en 2, door het Vlaamse Gewest of de betrokken provincie overeenkomstig onderhavig artikel is tegenstelbaar aan de begunstigden en derden door de bekendmaking van dit artikel in het Belgisch Staatsblad, zonder dat enige bijkomende vorm van publiciteit, betekening of goedkeuring vereist is.
Art.33. § 1er. A partir du 1er janvier 2014, la Région flamande reprend des provinces concernées les droits et obligations concernant :
  1° la partie non encore versée au 1er janvier 2014 de la contribution provinciale aux primes de restauration pour le financement de travaux de restauration, accordée obligatoirement par les provinces, en vertu du chapitre II, section VI/1, article 14/8, chapitres III et IV de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2001 instaurant un régime de primes pour les travaux de restauration aux monuments protégés;
  2° la partie non encore versée au 1er janvier 2014 de la contribution provinciale aux primes pour des travaux effectués à des biens archéologiques protégés, accordée obligatoirement par les provinces, en vertu de l'article 33, § 5, du décret du 30 juin 1993 portant protection du patrimoine archéologique et en vertu de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 avril 1995 fixant une prime pour des travaux effectués à des biens archéologiques protégés.
  § 2. A partir du 1er janvier 2014, les provinces concernées reprennent de la Région flamande les droits et obligations concernant :
  1° la partie non encore réglée au 1er janvier 2014 des subventions accordées pour l'année budgétaire 2013 à l'association sans but lucratif (asbl) " Monumentenwacht Vlaanderen " en vue du soutien financier des associations provinciales " Monumentenwacht Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant et West-Vlaanderen " qui en constituent les divisions locales, par la Région flamande par arrêtés ministériels des 1er mars 2013 et 22 juillet 2013, en vertu de l'article 14 du décret du 21 décembre 2012 contenant le budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l'année budgétaire 2013. La Région flamande reste responsable de la liquidation ultérieure de la partie de ces subventions accordées pour l'année budgétaire 2013 qui sert au soutien financier du propre fonctionnement de l'organisation coordinatrice " vzw Monumentenwacht Vlaanderen " tel que fixé dans l'obligation de résultat 2013 du 5 décembre 2012;
  2° la partie non encore réglée au 1er janvier 2014 des subventions, accordées par la Région flamande aux Paysages régionaux pour leurs actions paysagères en 2013, en vertu du chapitre 4 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 janvier 2011 établissant les règles générales de l'agrément et du subventionnement des actions paysagères de paysages régionaux.
  Les provinces reprennent les droits et obligations concernant les subventions qui ont été accordées pour l'année bugétaire 2013 aux associations provinciales " Monumentenwacht Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant et West-Vlaanderen " et aux Paysages régionaux, visés à l'alinéa premier, dont la zone d'action se situe sur le territoire des provinces concernées.
  § 3. Le bénéficiaire des primes, visées au paragraphe 1er, ou des subventions, visées au paragraphe 2, reste responsable pour le respect des obligations et des conditions qui ont été imposées pour obtenir ces primes et subventions.
  § 4. La reprise des droits et obligations, visés aux paragraphes 1er et 2, par la Région flamande ou la province concernée conformément au présent article est opposable aux bénéficiaires et aux tiers par la publication du présent article au Moniteur belge, sans qu'une forme supplémentaire quelconque de publicité, de notification ou d'approbation soit requise.
HOOFDSTUK 16. - Vlaams Provinciefonds
CHAPITRE 16. - Fonds flamand des Provinces
Art.34. In artikel 3, § 2/2, van het decreet van 29 april 1991 betreffende het Vlaams Provinciefonds worden tussen de woorden "voor het begrotingsjaar 2013" en de woorden "niet aangepast" de woorden "en het begrotingsjaar 2014" ingevoegd.
Art.34. Dans l'article 3, § 2/2, du décret du 29 avril 1991 relatif au Fonds flamand des Provinces, les mots " et l'année budgétaire 2014 " sont insérés entre les mots " pour l'année budgétaire 2013 " et les mots " n'est pas adaptée ".
Art.35. Aan artikel 3 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 2/4 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 2/4. In afwijking van paragrafen 1, 2, 2/1, 2/2 en 2/3, bedraagt de dotatie voor het begrotingsjaar 2014 37.241.000 euro.".
Art.35. L'article 3 du même décret est complété par un paragraphe 2/4, rédigé comme suit :
  " § 2/4. Par dérogation aux paragraphes 1er, 2, 2/1, 2/2 et 2/3, la dotation pour l'année budgétaire 2014 s'élève à 37.241.000 euros. ".
Art.36. In hetzelfde decreet wordt een artikel 6/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  "Art. 6/1. In afwijking van artikel 4, 5 en 6 bedragen de aandelen van de provincies in de dotatie voor het begrotingsjaar 2014 :
  1° 9.830.906 euro voor de provincie Antwerpen;
  2° 7.577.771 euro voor de provincie Vlaams-Brabant;
  3° 5.802.782 euro voor de provincie West-Vlaanderen;
  4° 7.598.613 euro voor de provincie Oost-Vlaanderen;
  5° 6.430.302 euro voor de provincie Limburg.
  Vanaf het begrotingsjaar 2015 worden de in het eerste lid, voor elke provincie vastgestelde bedragen jaarlijks aangepast met het in artikel 3, § 2, bedoelde evolutiepercentage.".
Art.36. Dans le même décret, il est inséré un article 6/1, rédigé comme suit :
  " Art. 6/1. Par dérogation aux articles 4, 5 et 6, les quotes-parts des provinces dans la dotation pour l'année budgétaire 2014, s'élèvent à :
  1° 9.830.906 euros pour la province d'Anvers;
  2° 7.577.771 euros pour la province du Brabant flamand;
  3° 5.802.782 euros pour la province de Flandre occidentale;
  4° 7.598.613 euros pour la province de Flandre orientale;
  5° 6.430.302 euros pour la province du Limbourg.
  A partir de l'année budgétaire 2015, les montants fixés pour chaque province, visés à l'alinéa premier, sont annuellement adaptés au pourcentage d'évolution, visé à l'article 3, § 2. ".
Art.37. Artikel 7 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art.37. L'article 7 du même décret est abrogé.
Art.38. Artikel 9 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 9. Vanaf het begrotingsjaar 2014 worden de aandelen van de provincies, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 6/1, voor het volledige bedrag aan de provincies betaald op het einde van de eerste maand van het eerste kwartaal.".
Art.38. L'article 9 du même décret est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 9. A partir de l'année budgétaire 2014, les quotes-parts des provinces, telles que fixées conformément à l'article 6/1, seront payées aux provinces pour le montant entier à la fin du premier mois du premier trimestre. ".
Art.39. Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art.39. L'article 10 du même décret est abrogé.
Art.40. In artikel 14, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "samen met het eerste kwartaalvoorschot van het volgende jaar" vervangen door de woorden "samen met het aandeel voor 2015".
Art.40. Dans l'article 14, alinéa deux, du même décret, les mots " conjointement avec la première avance trimestrielle de l'année suivante " sont remplacés par les mots " conjointement avec la quote-part pour 2015 ".
HOOFDSTUK 17. - Onderwijs
CHAPITRE 17. - Enseignement
Afdeling 1. - Fonds [1 Departement Onderwijs en Vorming]1
Section 1re. - [1 Département de l'Enseignement et de la Formation]1
Art.41. § 1. Er wordt een begrotingsfonds Dienstverlening Onderwijscommunicatie opgericht, hierna genoemd `het fonds'.
  [1 In afwijking van het eerste lid, draagt het begrotingsfonds met ingang van 1 april 2014 de naam begrotingsfonds Departement Onderwijs en Vorming.]1
  § 2. Het fonds is een begrotingsfonds [3 als vermeld in artikel 15, § 2, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019]3.
  § 3. Het fonds wordt gespijsd door alle ontvangsten die voortvloeien uit :
  1° de publiciteit in, de abonnementen op en andere ontvangsten met betrekking tot het tijdschrift Klasse;
  2° communicatie-initiatieven;
  3° [2 projectsubsidies, verkregen door Vlaamse, Europese en/of (inter)nationale (co)financiering van projecten.]2
  § 4. [2 Het fonds wordt aangewend ter financiering van :
   1° de specifieke werkingskosten in verband met Onderwijscommunicatie, Klasse, Klascement en met inbegrip van projecten met Vlaamse, Europese of (inter)nationale (co)financiering;
   2° alle personeels- en werkingskosten die voortvloeien uit projecten met Vlaamse, Europese en/of (inter)nationale (co)financiering.]2
.
  [4 3° projecten in het kader van klimaat;
   4° uitgaven in het kader van risicomanagement.]4

  § 5. De rekenplichtige die de ontvangsten gedaan heeft, beschikt rechtstreeks over de kredieten van het fonds.
  
Art.41. § 1er. Il est créé un fonds budgétaire Services Communication d'Enseignement, dénommé ci-après " le fonds ".
  [1 Par dérogation au premier alinéa, le fonds budgétaire porte le nom " fonds budgétaire du Département de l'Enseignement et de la Formation " à partir du 1er avril 2014.]1
  § 2. Le fonds est un fonds budgétaire [3 au sens de l'article 15, § 2, du Code flamand des Finances publiques du 29 mars 2019]3.
  § 3. Le fonds est alimenté par toutes les recettes résultant :
  1° de la publicité dans, des abonnements sur et d'autres recettes concernant la revue " Klasse ";
  2° d'initiatives de communication;
  3° [2 de subventions de projet obtenues par le (co)financement flamand, européen ou (inter)national de projets.]2
  § 4. [2 Le fonds est affecté au financement :
   1° des frais de fonctionnement spécifiques en ce qui concerne la Communication d'Enseignement, Klasse, Klascement et y compris les projets bénéficiant du (co)financement flamand, européen ou (inter)national ;
   2° de tous les frais de personnel et de fonctionnement résultant de projets bénéficiant du (co)financement flamand, européen et/ou (inter)national.]2

  [4 3° projets dans le cadre du climat ;
   4° dépenses dans le cadre de la gestion des risques.]4

  § 5. L'agent comptable ayant perçu les recettes, dispose directement des crédits du fonds.
  
Art.42. Het saldo en de vastgestelde rechten vastgesteld op 31 december 2013 op het fonds voor Klasse, vermeld in artikel 47 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995, wordt overgedragen naar het fonds Dienstverlening Onderwijscommunicatie, vermeld in het artikel 41 van dit decreet.
Art.42. Le solde et les droits établis, le 31 décembre 2013, sur le fonds pour Klasse, visé à l'article 47 du décret du 21 décembre 1994 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 1995, sont transférés au Fonds de Services Communication d'Enseignement, visé à l'article 41 du présent décret.
Art.43. Artikel 47 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995 wordt opgeheven.
Art.43. L'article 47 du décret du 21 décembre 1994 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 1995 est abrogé.
Afdeling 2. - Indexering studiecentra Open Hoger Onderwijs
Section 2. - Indexation Centres d'études de l'Enseignement supérieur ouvert
Art.44. Aan [1 artikel III.72 van de Codex Hoger Onderwijs]1, wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 3. Vanaf het begrotingsjaar 2014 wordt het bedrag van 632.000 euro, vermeld in paragraaf 2, geïndexeerd volgens de bepalingen, vermeld in [1 artikel III.5, § 9]1.".
  
Art.44. [1 L'article III.72 du Code de l'Enseignement supérieur]1 est complété par un paragraphe 3, rédigé comme suit :
  " § 3. A partir de l'année budgétaire 2014, le montant de 632.000 euros, visé au paragraphe 2, est indexé selon les dispositions, visées à [1 l'article III.5, § 9]1. ".
  
Afdeling 3. - Verlenging investeringen universiteiten
Section 3. - Prolongation investissements universités
Art.45. [1 In artikel III.54, § 1, van de Codex Hoger Onderwijs worden de woorden "voor de jaren 2011, 2012 en 2013" vervangen door de woorden "voor de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014".]1
  
Art.45. [1 Dans l'article III.54, § 1er, du Code de l'Enseignement supérieur, les mots " pour les années 2011, 2012 et 2013 " sont remplacés par les mots " pour les années 2011, 2012, 2013 et 2014 ".]1
  
Afdeling 4. - Herschikking budgetten specifieke lerarenopleiding hogescholen
Section 4. - Remaniement des budgets de la formation spécifique des enseignants des instituts supérieurs
Art.46. In [1 artikel III.33, derde lid, van de Codex Hoger Onderwijs]1, wordt het bedrag "1.521.008" vervangen door het bedrag "1.362.083,04".
  
Art.46. Dans [1 l'article III.33, troisième alinéa, du Code de l'Enseignement supérieur]1, le montant " 1.521.008 " est remplacé par le montant " 1.362.083,04 ".
  
Afdeling 5. - Herschikking budgetten specifieke lerarenopleiding universiteiten
Section 5. - Remaniement des budgets de la formation spécifique des enseignants des universités
Art.47. In [1 artikel III.32, § 1, van de Codex Hoger Onderwijs]1, wordt het bedrag "4.335.507" vervangen door het bedrag "4.494.431,96".
  
Art.47. Dans [1 l'article III.32, § 1er, du Code de l'Enseignement supérieur]1, le montant " 4.335.507 " est remplacé par le montant " 4.494.431,96 ".
  
Afdeling 6. - Verdeling investeringsmiddelen hoger onderwijs en afschaffing College van algemeen directeurs van de hogescholen
Section 6. - Redistribution des moyens d'investissement de l'enseignement supérieur et abolition du Collège des directeurs généraux des instituts supérieurs
Onderafdeling 1. - Universiteiten
Sous-section 1re. - Universités
Onderafdeling 2. - Hogescholen
Sous-section 2. - Instituts supérieurs
Onderafdeling 3. - Afschaffing College van algemeen directeurs van de hogescholen binnen EVA AGIOn
Sous-section 3. - Abolition du Collège des directeurs généraux des instituts supérieurs au sein de l'AAE " AGIOn ".
Art.51. Hoofdstuk VIII van het decreet van 7 mei 2004 tot omvorming van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs" naar een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs", wordt opgeheven.
Art.51. Le chapitre VIII du décret du 7 mai 2004 portant transformation de l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique " Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs " en l'agence autonomisée externe de droit public " Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs ", est abrogé.
Afdeling 7. - Aanmoedigingsfonds voor beleidsspeerpunten
Section 7. - Fonds d'encouragement pour les fers de lance de la politique
Afdeling 8. - Gewicht van de nautische wetenschappen
Section 8. - Pondération des sciences nautiques
Afdeling 9. - Tijdsvenster Mobiliteit
Section 9. - Calendrier Mobilité
Art.56. In [1 artikel III.22, § 2, van de Codex Hoger Onderwijs]1, worden in punt 4° tussen de woorden "zelfstandig academisch personeel" en "van" de woorden "over de jaren t-6 tot en met t-2" ingevoegd.
  
Art.56. Dans [1 l'article III.22, § 2, du Code de l'Enseignement supérieur]1, dans le point 4°, les mots " dans les années t-6 à t-2 incluse " sont insérés entre les mots " du personnel académique autonome " et le mot " de ".
  
Afdeling 10. - Vzw Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten
Section 10. - A.s.b.l " Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten "
Art.57. In deel II, titel III, hoofdstuk IV, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009, 1 juli 2011, 1 juni 2012, 21 december 2012 en 5 juli 2013, worden de opschriften "Afdeling I. Organisatie" en "Afdeling II. Langdurige projectsubsidies" opgeheven.
Art.57. Dans la partie II, titre III, chapitre IV, du décret du 8 mai 2009 relatif à la qualité de l'enseignement, modifié par les décrets des 18 décembre 2009, 1er juillet 2011, 1er juin 2012, 21 décembre 2012 et 5 juillet 2013, les intitulés " Section Ire. - Organisation " et " Section II. - Subventions de projets de longue durée " sont abrogés.
Art.58. In artikel 25 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° punt 2° wordt vervangen door wat volgt :
  "2° de vzw realiseert een aantal projecten die netoverschrijdend uitgevoerd worden. De projecten kaderen binnen de volgende vier speerpunten :
  a) zorgbreed en kansrijk onderwijs;
  b) versterken van digitaal leren;
  c) optimaliseren van levenslang en levensbreed leren;
  d) versterken van de taalvaardigheid en van het talenbeleid Nederlands en moderne vreemde talen.";
  2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt :
  "3° de vzw sluit driejaarlijks een subsidieovereenkomst af met de Vlaamse Regering waarin de te behalen resultaten door de gesubsidieerde projecten tot de realisatie van de strategische en operationele doelstellingen per speerpunt zoals vermeld in het punt 2° worden bepaald. In afwijking hiervan zal de eerste subsidieovereenkomst lopen van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015;";
  3° in punt 4° worden de woorden "Daartoe bezorgt de vzw aan die diensten jaarlijks en per project een financieel en inhoudelijk verslag." geschrapt.
Art.58. A l'article 25 du même décret sont apportées les modifications suivantes :
  1° le point 2° est remplacé par la disposition suivante :
  " 2° l'a.s.b.l. réalise un nombre de projets qui sont exécutés en interréseaux. Les projets s'inscrivent dans les quatre fers de lance suivants :
  a) enseignement offrant un accompagnement renforcé et prometteur;
  b) renforcement de l'apprentissage numérique;
  c) optimisation de l'apprentissage tout au long de la vie embrassant tous les aspects de celle-ci;
  d) renforcement des aptitudes linguistiques et de la politique en matière de langue néerlandaise et de langues étrangères modernes. ";
  2° le point 3° est remplacé par la disposition suivante :
  " 3° tous les trois ans, l'a.s.b.l. conclut une convention de subvention avec le Gouvernement flamand, déterminant les résultats à atteindre par les projets subventionnés en vue de la réalisation des objectifs stratégiques et opérationnels par fer de lance tel que visé au point 2°. Par dérogation à cette disposition, la première convention de subvention courra du 1er janvier 2014 jusqu'au 31 décembre 2015 inclus; ";
  3° dans le point 4°, les mots " A cet effet, l'a.s.b.l. présente, annuellement et par projet, un rapport financier et de fond à ces services. " sont supprimés.
Art.59. In artikel 26 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt :
  " § 1. Binnen de beschikbare begrotingskredieten ontvangt de vzw jaarlijks subsidies voor de projecten, vermeld in artikel 25, 2°.
  Het krediet wordt alleen ter beschikking gesteld als :
  - jaarlijks een actieplan wordt opgesteld, waarin per speerpunt de verdeling van de subsidie-enveloppe over de verschillende projecten en de planning van de projecten verduidelijkt wordt;
  - jaarlijks een activiteitenverslag, opgedeeld per speerpunt, en een financieel rapport worden opgesteld.
  De toekenning van het krediet wordt afhankelijk gesteld van de goedkeuring van die documenten door de minister bevoegd voor Onderwijs.
  Maximaal 10% van de toegekende subsidies kan worden gebruikt voor centrale beheerskosten en algemene exploitatiekosten.";
  2° in punt 3° van paragraaf 2 worden de woorden "artikel 25, 4° " vervangen door de woorden "paragraaf 1";
  3° in paragraaf 3 worden de woorden "Vanaf het begrotingsjaar 2013" vervangen door de woorden "Vanaf het begrotingsjaar 2014" en worden de woorden "voor het begrotingsjaar 2012, vermeld in paragraaf 1," opgeheven;
  4° in paragraaf 4 wordt het getal "25" vervangen door het getal "10".
Art.59. A l'article 26 du même décret sont apportées les modifications suivantes :
  1° le paragraphe 1er est remplacé par les dispositions suivantes :
  " § 1er. Dans les limites des crédits budgétaires disponibles, l'a.s.b.l. reçoit annuellement des subventions pour les projets, visés à l'article 25, 2°.
  Le crédit n'est mis à la disposition que si :
  - un plan d'action est établi annuellement, dans lequel la répartition de l'enveloppe subventionnelle entre les différents projets et la planification des projets sont clarifiés par fer de lance;
  - un rapport d'activité, divisé par fer de lance, et un rapport financier annuels sont établis.
  L'octroi du crédit est subordonné à l'approbation de ces documents par le Ministre ayant l'enseignement dans ses attributions.
  Au maximum 10 % des subventions attribuées peut être affecté aux frais de gestion centrale et frais généraux d'exploitation. ";
  2° dans le point 3° du paragraphe 2, les mots " à l'article 25, 4° " sont remplacés par les mots " au paragraphe 1er ";
  3° dans le paragraphe 3, les mots " A partir de l'année budgétaire 2013 " sont remplacés par les mots " A partir de l'année budgétaire 2014 " et les mots " pour l'année budgétaire 2012, visés au paragraphe 1er " sont abrogés;
  4° dans le paragraphe 4, 3°, le nombre " 25 " est remplacé par le nombre " 10 ".
Art.60. Artikel 27 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art.60. L'article 27 du même décret est abrogé.
HOOFDSTUK 18. - Slotbepalingen
CHAPITRE 18. - Dispositions finales
Art. 61. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van :
  - artikel 3, dat in werking treedt met ingang van aanslagjaar 2014;
  - artikel 21, dat in werking treedt bij de inwerkingtreding van het decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges.
Art. 61. Le présent décret entre en vigueur le 1er janvier 2014, à l'exception de :
  - l'article 3, qui entre en vigueur à partir de l'année d'imposition 2014;
  - l'article 21, qui entre en vigueur à la date d'entrée en vigueur du décret relatif à l'organisation et la procédure de certaines juridictions administratives flamandes.