Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
28 NOVEMBER 2013. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot organisatie van de interne budgettaire en boekhoudkundige controle en audit en van de administratieve en begrotingscontrole(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-12-2013 en tekstbijwerking tot 19-09-2024)
Titre
28 NOVEMBRE 2013. - Arrêté du Gouvernement de la Communauté française portant organisation des contrôle et audit internes budgétaires et comptables ainsi que du contrôle administratif et budgétaire(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 19-12-2013 et mise à jour au 19-09-2024)
Informations sur le document
Numac: 2013029635
Datum: 2013-11-28
Info du document
Numac: 2013029635
Date: 2013-11-28
Table des matières
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
HOOFDSTUK 2. - Interne budgettaire en boekhoudk...
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 2. - Controle op de vastleggingen
Onderafdeling 1. - Budgettaire vastleggingen
Onderafdeling 2. - Juridische vastleggingen
Afdeling 3. - Controle op de vereffeningen
Afdeling 4. - Controle op de thesauriers en ont...
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Onderafdeling 2. - Bepalingen betreffende het g...
Onderafdeling 3. - Bepalingen betreffende de co...
Afdeling 5. - Bescherming van het erfgoed
Afdeling 6. - Controle op het beheer van leveri...
HOOFDSTUK 3. - Interne budgettaire en boekhoudk...
HOOFDSTUK 3/1. [1 - Uitgavenherzieningen ]1
Afdeling 1. [1 Algemene bepalingen en definitie...
Afdeling 2. [1 Beginselen ]1
Afdeling 3. [1 - Instanties ]1
Afdeling 4. [1 Einddocumenten ]1
Afdeling 5. [1 Voorbereiding en selectie van de...
Afdeling 6. [1 Uitvoeren en opvolging van de ui...
HOOFDSTUK 4. - Administratieve en begrotingscon...
Afdeling 1. - Inleidende bepalingen
Afdeling 2. - Regering
Afdeling 3. - Minister van Begroting
Afdeling 4. - Minister van ambtenarenzaken
Afdeling 5. - Bepalingen die de afdelingen 3 en...
Afdeling 6. - Inspecteurs van Financiën
HOOFDSTUK 5. - Geïntegreerde audit
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Table des matières
CHAPITRE 1er. - Dispositions générales
CHAPITRE 2. - Du contrôle interne budgétaire et...
Section 1re. - Dispositions générales
Section 2. - Du contrôle des engagements
Sous-section 1re. - Des engagements budgétaires
Sous-section 2. - Des engagements juridiques
Section 3. - Du contrôle des liquidations
Section 4. - Du contrôle des trésoriers et des ...
Sous-section 1re. - Dispositions générales
Sous-section 2. - Dispositions relatives aux ge...
Sous-section 3. - Dispositions relatives aux co...
Section 5. - De la protection du patrimoine
Section 6. - Du contrôle de la gestion des four...
CHAPITRE 3. - De l'audit interne budgétaire et ...
CHAPITRE 3/1. [1 Des revues des dépenses (RD) ]1
Section 1re. [1 Dispositions générales et défi...
Section 2. [1 Principes ]1
Section 3. [1 Instances ]1
Section 4. [1 Documents finaux ]1
Section 5. [1 Préparation et sélection des su...
Section 6. [1 Déroulement et suivi des RD ]1
CHAPITRE 4. - Du contrôle administratif et budg...
Section 1re. - Dispositions introductives
Section 2. - Le Gouvernement
Section 3..- Le Ministre du Budget
Section 4. - Le Ministre de la Fonction publique
Section 5..- Dispositions communes aux sections...
Section 6. - Les inspecteurs des Finances
CHAPITRE 5. - De l'approche intégrée d'audit
CHAPITRE 6. - Dispositions finales
Tekst (96)
Texte (96)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
CHAPITRE 1er. - Dispositions générales
Artikel 1. De bepalingen van dit besluit zijn toepasselijk op de eenheid bepaald in artikel 3, eerste lid, van het decreet van 20 december 2011.
Article 1er. Les dispositions du présent arrêté sont applicables à l'entité définie à l'article 3, alinéa 1er, du décret du 20 décembre 2011.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° decreet van 20 december 2011 : decreet van 20 december 2011 houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap;
2° besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 : besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 houdende verschillende maatregelen betreffende de uitvoering van de begroting en betreffende de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding;
3° Minister van ambtenarenzaken : Minister bevoegd voor de ambtenarenzaken;
4° Ministerie : Ministerie van de Franse Gemeenschap, dit zijn de diensten van algemeen bestuur van de Franse Gemeenschap,;
5° dienst die rechtstreeks onder de Regering ressorteert : afzonderlijke dienst van het Ministerie, opgericht bij decreet of bij besluit van de Regering, rechtstreeks geplaatst onder het gezag van de Regering voor de uitoefening van specifieke opdrachten;
6° diensten voor de begroting en de financiën : Algemene Directie Begroting en Financiën van het Ministerie - Algemene Dienst Begroting en Comptabiliteit, en Algemene Dienst Financiën;
7° verantwoordelijke overheid : elke, hiërarchische of niet hiërarchische, overheid, die als opdracht heeft de boekhoudkundige, budgettaire, financiële of vermogensverrichtingen na te zien;
8° personeelslid : personeelslid van de diensten van de Regering, ongeacht het juridische arbeidsverband waarmee het aan die diensten verbonden is;
9° eenheid voor de controle op de vastleggingen : eenheid, bedoeld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, belast wordt met de controle op de vastleggingen;
10° eenheid voor de controle op de vereffeningen : eenheid, bedoeld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, belast wordt met de controle op de vereffeningen;
11° eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers : eenheid, bedoeld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, belast wordt met de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers;
12° eenheid voor de inspectie van de ontvangers-thesauriers : eenheid die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, wordt belast met de controle op de aanrekening van de ontvangsten en de rekeningen van de ontvangers-thesauriers;
13° terugkerende uitgaven : uitgaven die onontbeerlijk zijn voor de werking van de diensten, waarvan de bedragen gedurende het begrotingsjaar opeisbaar zullen zijn, maar die voortvloeien ofwel uit verbintenissen waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren uitstrekken en waarvan de aanrekening op het jaar van het ontstaan ervan een last zou teweegbrengen zonder economisch verband met dat jaar, ofwel uit verbintenissen waarvan het ontstaan moeilijk te bepalen valt of waarvan het bedrag niet bekend staat op het ogenblik van hun ontstaan;
14° ESR : Europees systeem van nationale en regionale rekeningen, ingesteld door de Verordening (EG) nr. 2223/96 van 25 juni 1996.
1° decreet van 20 december 2011 : decreet van 20 december 2011 houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap;
2° besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 : besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 houdende verschillende maatregelen betreffende de uitvoering van de begroting en betreffende de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding;
3° Minister van ambtenarenzaken : Minister bevoegd voor de ambtenarenzaken;
4° Ministerie : Ministerie van de Franse Gemeenschap, dit zijn de diensten van algemeen bestuur van de Franse Gemeenschap,;
5° dienst die rechtstreeks onder de Regering ressorteert : afzonderlijke dienst van het Ministerie, opgericht bij decreet of bij besluit van de Regering, rechtstreeks geplaatst onder het gezag van de Regering voor de uitoefening van specifieke opdrachten;
6° diensten voor de begroting en de financiën : Algemene Directie Begroting en Financiën van het Ministerie - Algemene Dienst Begroting en Comptabiliteit, en Algemene Dienst Financiën;
7° verantwoordelijke overheid : elke, hiërarchische of niet hiërarchische, overheid, die als opdracht heeft de boekhoudkundige, budgettaire, financiële of vermogensverrichtingen na te zien;
8° personeelslid : personeelslid van de diensten van de Regering, ongeacht het juridische arbeidsverband waarmee het aan die diensten verbonden is;
9° eenheid voor de controle op de vastleggingen : eenheid, bedoeld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, belast wordt met de controle op de vastleggingen;
10° eenheid voor de controle op de vereffeningen : eenheid, bedoeld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, belast wordt met de controle op de vereffeningen;
11° eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers : eenheid, bedoeld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, belast wordt met de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers;
12° eenheid voor de inspectie van de ontvangers-thesauriers : eenheid die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, wordt belast met de controle op de aanrekening van de ontvangsten en de rekeningen van de ontvangers-thesauriers;
13° terugkerende uitgaven : uitgaven die onontbeerlijk zijn voor de werking van de diensten, waarvan de bedragen gedurende het begrotingsjaar opeisbaar zullen zijn, maar die voortvloeien ofwel uit verbintenissen waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren uitstrekken en waarvan de aanrekening op het jaar van het ontstaan ervan een last zou teweegbrengen zonder economisch verband met dat jaar, ofwel uit verbintenissen waarvan het ontstaan moeilijk te bepalen valt of waarvan het bedrag niet bekend staat op het ogenblik van hun ontstaan;
14° ESR : Europees systeem van nationale en regionale rekeningen, ingesteld door de Verordening (EG) nr. 2223/96 van 25 juni 1996.
Art.2. Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
1° décret du 20 décembre 2011 : décret du 20 décembre 2011 portant organisation du budget et de la comptabilité des Services du Gouvernement de la Communauté française;
2° arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 : arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 portant diverses mesures relatives à l'exécution du budget et aux comptabilités budgétaire et générale;
3° Ministre de la Fonction publique : Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions;
4° Ministère : Ministère de la Communauté française, à savoir les services d'administration générale de la Communauté française;
5° service relevant directement du Gouvernement : service distinct du Ministère, créé par décret ou par arrêté du Gouvernement et placé directement sous l'autorité du Gouvernement pour l'exercice de missions spécifiques;
6° services du budget et des finances : Direction générale du Budget et des Finances du Ministère - Service général du Budget et de la Comptabilité, et Service général des Finances;
7° autorité responsable : toute autorité, hiérarchique ou non, qui a mission pour opérer une vérification d'opérations comptables, budgétaires, financières ou patrimoniales;
8° membre du personnel : membre du personnel des services du Gouvernement, quelque soit le lien juridique de travail qui le lie auxdits services;
9° unité de contrôle des engagements : unité visée par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 qui est chargée au sein des services du budget et des finances du contrôle des engagements;
10° unité de contrôle des liquidations : unité visée par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 qui est chargée au sein des services du budget et des finances du contrôle des liquidations;
11° unité de l'inspection des trésoriers décentralisés : unité visée par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 qui est chargée au sein des services du budget et des finances de l'inspection des trésoriers décentralisés;
12° unité de l'inspection des receveurs-trésoriers : unité chargée au sein des services du budget et des finances du contrôle de l'imputation des recettes, le cas échéant de l'imputation des dépenses et des comptes de receveurs-trésoriers;
13° dépenses récurrentes : dépenses indispensables au fonctionnement des services dont les montants seront exigibles pendant l'année budgétaire, mais qui résultent, soit d'obligations dont les effets s'étendent sur plusieurs années et dont l'imputation sur l'année de leur naissance représenterait une charge sans lien économique avec celle-ci, soit d'obligations dont la naissance est difficile à déterminer ou dont le montant n'est pas connu au moment de leur naissance.
14° SEC : système européen des comptes régionaux et nationaux instauré par le Règlement (CE) n° 2223/96 du 25 juin 1996.
1° décret du 20 décembre 2011 : décret du 20 décembre 2011 portant organisation du budget et de la comptabilité des Services du Gouvernement de la Communauté française;
2° arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 : arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 portant diverses mesures relatives à l'exécution du budget et aux comptabilités budgétaire et générale;
3° Ministre de la Fonction publique : Ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions;
4° Ministère : Ministère de la Communauté française, à savoir les services d'administration générale de la Communauté française;
5° service relevant directement du Gouvernement : service distinct du Ministère, créé par décret ou par arrêté du Gouvernement et placé directement sous l'autorité du Gouvernement pour l'exercice de missions spécifiques;
6° services du budget et des finances : Direction générale du Budget et des Finances du Ministère - Service général du Budget et de la Comptabilité, et Service général des Finances;
7° autorité responsable : toute autorité, hiérarchique ou non, qui a mission pour opérer une vérification d'opérations comptables, budgétaires, financières ou patrimoniales;
8° membre du personnel : membre du personnel des services du Gouvernement, quelque soit le lien juridique de travail qui le lie auxdits services;
9° unité de contrôle des engagements : unité visée par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 qui est chargée au sein des services du budget et des finances du contrôle des engagements;
10° unité de contrôle des liquidations : unité visée par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 qui est chargée au sein des services du budget et des finances du contrôle des liquidations;
11° unité de l'inspection des trésoriers décentralisés : unité visée par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 qui est chargée au sein des services du budget et des finances de l'inspection des trésoriers décentralisés;
12° unité de l'inspection des receveurs-trésoriers : unité chargée au sein des services du budget et des finances du contrôle de l'imputation des recettes, le cas échéant de l'imputation des dépenses et des comptes de receveurs-trésoriers;
13° dépenses récurrentes : dépenses indispensables au fonctionnement des services dont les montants seront exigibles pendant l'année budgétaire, mais qui résultent, soit d'obligations dont les effets s'étendent sur plusieurs années et dont l'imputation sur l'année de leur naissance représenterait une charge sans lien économique avec celle-ci, soit d'obligations dont la naissance est difficile à déterminer ou dont le montant n'est pas connu au moment de leur naissance.
14° SEC : système européen des comptes régionaux et nationaux instauré par le Règlement (CE) n° 2223/96 du 25 juin 1996.
HOOFDSTUK 2. - Interne budgettaire en boekhoudkundige controle
CHAPITRE 2. - Du contrôle interne budgétaire et comptable
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Section 1re. - Dispositions générales
Art.3. § 1. Het Ministerie stelt systemen in voor de opsporing, de evaluatie en de hiërarchische rangschikking van de risico's, en past die aan volgens de aard en de omvang van zijn verrichtingen. Het onderzoekt de risico's en het stelsel voor interne controle regelmatig opnieuw, om er de relevantie van ten opzichte van de activiteit en de omgeving na te kijken.
De interne controle wordt georganiseerd om te voorkomen dat financiële risico's in handen van één zelfde personeelslid zouden worden geconcentreerd.
De systemen voor het beheer en de procedures voor de interne controle bedoeld in artikel 6, § 3 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 implementeren de risicobeheersing betreffende de conformiteit, de betrouwbaarheid en de integriteit van de begrotings- en financiële gegevens.
§ 2. De budgettaire en boekhoudkundige procedures worden schriftelijk beschreven en vastgesteld om een duidelijke, geformaliseerde en bijgewerkte documentatie op alle niveaus op te maken.
§ 3. Het informaticasysteem dat als drager dient voor de begroting en de boekhouding implementeert automatische controles en handbedieningen voor goedkeuring, waarvan voor de traceerbaarheid en de identificatie van de bedieners wordt gezorgd. Er worden nood- en bewaringsprocedures ingevoerd om de continuïteit en de integriteit van de opgenomen inlichtingen te waarborgen.
§ 4. De normen voor de interne controle die in de overheidssector op internationaal niveau erkend zijn, worden toegepast.
De interne controle wordt georganiseerd om te voorkomen dat financiële risico's in handen van één zelfde personeelslid zouden worden geconcentreerd.
De systemen voor het beheer en de procedures voor de interne controle bedoeld in artikel 6, § 3 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 implementeren de risicobeheersing betreffende de conformiteit, de betrouwbaarheid en de integriteit van de begrotings- en financiële gegevens.
§ 2. De budgettaire en boekhoudkundige procedures worden schriftelijk beschreven en vastgesteld om een duidelijke, geformaliseerde en bijgewerkte documentatie op alle niveaus op te maken.
§ 3. Het informaticasysteem dat als drager dient voor de begroting en de boekhouding implementeert automatische controles en handbedieningen voor goedkeuring, waarvan voor de traceerbaarheid en de identificatie van de bedieners wordt gezorgd. Er worden nood- en bewaringsprocedures ingevoerd om de continuïteit en de integriteit van de opgenomen inlichtingen te waarborgen.
§ 4. De normen voor de interne controle die in de overheidssector op internationaal niveau erkend zijn, worden toegepast.
Art.3. § 1er. Le Ministère met en place des systèmes de recensement, d'évaluation et de hiérarchisation des risques en les adaptant à la nature et au volume de ses opérations. Il réexamine régulièrement les risques et le dispositif de contrôle interne afin d'en vérifier la pertinence au regard de l'évolution de l'activité et de l'environnement.
Le contrôle interne est organisé de manière à éviter une concentration des risques financiers entre les mains d'un même membre du personnel.
Les systèmes de gestion et de procédures de contrôle interne visés à l'article 6, § 3, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 intègrent la maîtrise des risques de conformité, de fiabilité et d'intégrité des données budgétaires et financières.
§ 2. Les procédures budgétaires et comptables sont décrites et établies par écrit pour constituer une documentation claire, formalisée et à jour à tous les niveaux.
§ 3. Le système informatique de support du budget et de la comptabilité intègre des contrôles automatiques et des interventions manuelles d'acceptation dont la traçabilité est assurée ainsi que l'identification des intervenants. Des procédures de secours et de sauvegarde sont prévues afin de garantir la continuité et l'intégrité des informations saisies.
§ 4. Les normes de contrôle interne internationalement reconnues dans le secteur public sont appliquées.
Le contrôle interne est organisé de manière à éviter une concentration des risques financiers entre les mains d'un même membre du personnel.
Les systèmes de gestion et de procédures de contrôle interne visés à l'article 6, § 3, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 intègrent la maîtrise des risques de conformité, de fiabilité et d'intégrité des données budgétaires et financières.
§ 2. Les procédures budgétaires et comptables sont décrites et établies par écrit pour constituer une documentation claire, formalisée et à jour à tous les niveaux.
§ 3. Le système informatique de support du budget et de la comptabilité intègre des contrôles automatiques et des interventions manuelles d'acceptation dont la traçabilité est assurée ainsi que l'identification des intervenants. Des procédures de secours et de sauvegarde sont prévues afin de garantir la continuité et l'intégrité des informations saisies.
§ 4. Les normes de contrôle interne internationalement reconnues dans le secteur public sont appliquées.
Art.4. Ieder personeelslid draagt, op grond van de opdrachten en de verantwoordelijkheden die hem worden opgelegd, bij tot de goede werking van het systeem voor interne controle.
Art.4. Chaque membre du personnel participe en fonction des missions et des responsabilités qui lui incombent au bon fonctionnement du système de contrôle interne.
Art.5. De eenheden voor de controle op de vastleggingen en de vereffeningen zijn onafhankelijk van de diensten die de gecontroleerde verrichtingen hebben voortgebracht. Ze brengen periodiek bij de verantwoordelijke overheid verslag uit over de afwijkingen die bij hun controleverrichtingen worden vastgesteld.
Art.5. Les unités de contrôle des engagements et des liquidations sont indépendantes des services ayant généré les opérations contrôlées. Elles effectuent périodiquement auprès de l'autorité responsable un rapportage des anomalies constatées lors de leurs opérations de contrôle.
Afdeling 2. - Controle op de vastleggingen
Section 2. - Du contrôle des engagements
Onderafdeling 1. - Budgettaire vastleggingen
Sous-section 1re. - Des engagements budgétaires
Art.6. § 1. Voorgelegd worden aan de eenheid voor de controle op de vastleggingen, met het oog op het bekomen van :
1° een vastleggingsvisum, voordat daarvan kennis wordt gegeven, de uitgaven bedoeld in artikel 22, § 1, eerste lid, van het decreet van 20 december 2011, behalve wanneer de opdracht betrekking heeft op terugkerende uitgaven. Dat vastleggingsvisum wordt vermeerderd in het geval bedoeld in artikel 27, § 2, 1°, tweede lid van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012;
2° een visum voor de vastlegging van de bedragen die gedurende het begrotingsjaar opeisbaar zijn, met inbegrip, in voorkomend geval, van de verhoging ervan, voorafgaand aan de uitvoering ervan, uitgezonderd voor deze die bedoeld zijn onder c) :
de terugkerende uitgaven;
de uitgaven bedoeld in artikel 22, § 3, van het decreet van 20 december 2011;
de uitgaven die lager zijn dan [1 ...]1 8.500 euro btw niet inbegrepen die door een goedgekeurde factuur kunnen worden vastgesteld en waarvan het bedrag zal worden toevertrouwd aan de centraliserende thesaurier bedoeld in artikel 13 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012.
Het visum is provisioneel wanneer het bedrag van de uitgaven niet nauwkeurig gekend is en het geraamd wordt met behulp van verantwoordingsstukken, die, in voorkomend geval, samen met het advies van de Inspectie van Financiën, worden overgelegd;
3° een visum voor regulerende vastlegging, de uitgaven bedoeld in artikel 23, § 1, van het decreet van 20 december 2011.
§ 2. In het geval, onder de voorwaarden en op grond van de verantwoordingsstukken bedoeld in artikel 27, § 2, 1°, derde lid en vierde lid van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, vermindert de eenheid voor de controle op de vastleggingen het vastleggingsvisum in verhouding tot het overschot.
1° een vastleggingsvisum, voordat daarvan kennis wordt gegeven, de uitgaven bedoeld in artikel 22, § 1, eerste lid, van het decreet van 20 december 2011, behalve wanneer de opdracht betrekking heeft op terugkerende uitgaven. Dat vastleggingsvisum wordt vermeerderd in het geval bedoeld in artikel 27, § 2, 1°, tweede lid van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012;
2° een visum voor de vastlegging van de bedragen die gedurende het begrotingsjaar opeisbaar zijn, met inbegrip, in voorkomend geval, van de verhoging ervan, voorafgaand aan de uitvoering ervan, uitgezonderd voor deze die bedoeld zijn onder c) :
de terugkerende uitgaven;
de uitgaven bedoeld in artikel 22, § 3, van het decreet van 20 december 2011;
de uitgaven die lager zijn dan [1 ...]1 8.500 euro btw niet inbegrepen die door een goedgekeurde factuur kunnen worden vastgesteld en waarvan het bedrag zal worden toevertrouwd aan de centraliserende thesaurier bedoeld in artikel 13 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012.
Het visum is provisioneel wanneer het bedrag van de uitgaven niet nauwkeurig gekend is en het geraamd wordt met behulp van verantwoordingsstukken, die, in voorkomend geval, samen met het advies van de Inspectie van Financiën, worden overgelegd;
3° een visum voor regulerende vastlegging, de uitgaven bedoeld in artikel 23, § 1, van het decreet van 20 december 2011.
§ 2. In het geval, onder de voorwaarden en op grond van de verantwoordingsstukken bedoeld in artikel 27, § 2, 1°, derde lid en vierde lid van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, vermindert de eenheid voor de controle op de vastleggingen het vastleggingsvisum in verhouding tot het overschot.
Modifications
Art.6. § 1er. Sont soumises à l'unité de contrôle des engagements en vue d'obtenir :
1° un visa d'engagement préalable à leur notification, les dépenses visées à l'article 22, § 1er, alinéa 1er, du décret du 20 décembre 2011, excepté lorsque l'objet du marché porte sur des dépenses récurrentes. Ce visa d'engagement est majoré dans l'hypothèse visée à l'article 27, § 2, 1°, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012;
2° un visa d'engagement des sommes exigibles au cours de l'année budgétaire, y compris le cas échéant sa majoration, préalable à leur exécution excepté pour celles visées sous c) :
a) les dépenses récurrentes;
b) les dépenses visées à l'article 22, § 3, du décret du 20 décembre 2011;
c) les dépenses inférieures [1 ...]1 à 8.500 euros hors T.V.A. pouvant être constatées par une facture acceptée et dont le paiement sera confié au trésorier centralisateur visé à l'article 13 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012.
Le visa est provisionnel lorsque le montant des dépenses n'est pas connu avec exactitude et qu'il est estimé l'appui de pièces justificatives accompagnées, le cas échéant, de l'avis de l'Inspection des Finances;
3° un visa d'engagement régulateur, les dépenses visées à l'article 23, § 1er, du décret du 20 décembre 2011.
§ 2. Dans l'hypothèse, aux conditions et sur base des pièces justificatives visées à l'article 27, § 2, 1°, alinéas 3 et 4, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012, l'unité de contrôle des engagements procède à la diminution du visa d'engagement à concurrence de l'excédent.
1° un visa d'engagement préalable à leur notification, les dépenses visées à l'article 22, § 1er, alinéa 1er, du décret du 20 décembre 2011, excepté lorsque l'objet du marché porte sur des dépenses récurrentes. Ce visa d'engagement est majoré dans l'hypothèse visée à l'article 27, § 2, 1°, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012;
2° un visa d'engagement des sommes exigibles au cours de l'année budgétaire, y compris le cas échéant sa majoration, préalable à leur exécution excepté pour celles visées sous c) :
a) les dépenses récurrentes;
b) les dépenses visées à l'article 22, § 3, du décret du 20 décembre 2011;
c) les dépenses inférieures [1 ...]1 à 8.500 euros hors T.V.A. pouvant être constatées par une facture acceptée et dont le paiement sera confié au trésorier centralisateur visé à l'article 13 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012.
Le visa est provisionnel lorsque le montant des dépenses n'est pas connu avec exactitude et qu'il est estimé l'appui de pièces justificatives accompagnées, le cas échéant, de l'avis de l'Inspection des Finances;
3° un visa d'engagement régulateur, les dépenses visées à l'article 23, § 1er, du décret du 20 décembre 2011.
§ 2. Dans l'hypothèse, aux conditions et sur base des pièces justificatives visées à l'article 27, § 2, 1°, alinéas 3 et 4, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012, l'unité de contrôle des engagements procède à la diminution du visa d'engagement à concurrence de l'excédent.
Modifications
Art.7. Voor elke afzonderlijke uitgave wordt een vastleggingsvisum toegekend. Het kan echter globaal zijn voor verschillende uitgaven, wanneer, ofwel :
1° dit door hun aard verantwoord is;
2° hun aard gelijk is en de begunstigden in één enkel document opgesomd zijn;
3° de identiteit van de begunstigden niet precies kan worden bepaald;
4° het individuele bedrag van elke uitgave niet nauwkeurig kan worden bepaald;
5° de identiteit van de begunstigden en het individuele bedrag van elke uitgave niet nauwkeurig kunnen worden bepaald.
[1 6° de vereffening van de uitgaven, andere dan subsidies en individueel genomen, minder dan 8.500 euro exclusief btw bedraagt en betrekking heeft op uitgaven die verschuldigd zijn tijdens het begrotingsjaar van het visum; ]1
[1 Een globale verbintenis is verplicht voor subsidies die voortvloeien uit dezelfde oproep tot project.]1
1° dit door hun aard verantwoord is;
2° hun aard gelijk is en de begunstigden in één enkel document opgesomd zijn;
3° de identiteit van de begunstigden niet precies kan worden bepaald;
4° het individuele bedrag van elke uitgave niet nauwkeurig kan worden bepaald;
5° de identiteit van de begunstigden en het individuele bedrag van elke uitgave niet nauwkeurig kunnen worden bepaald.
[1 6° de vereffening van de uitgaven, andere dan subsidies en individueel genomen, minder dan 8.500 euro exclusief btw bedraagt en betrekking heeft op uitgaven die verschuldigd zijn tijdens het begrotingsjaar van het visum; ]1
[1 Een globale verbintenis is verplicht voor subsidies die voortvloeien uit dezelfde oproep tot project.]1
Modifications
Art.7. Un visa d'engagement est accordé par dépense considérée individuellement. Toutefois, il peut être global pour plusieurs dépenses lorsque, soit :
1° leur nature le justifie;
2° leur nature est identique et leurs bénéficiaires sont énumérés dans un seul document;
3° l'identité des bénéficiaires ne peut pas être déterminée avec exactitude;
4° le montant individuel de chaque dépense ne peut pas être déterminé avec exactitude;
5° l'identité des bénéficiaires et le montant individuel de chaque dépense ne peuvent pas être déterminés avec exactitude.
[1 6° la liquidation des dépenses, autres que subventions, prises individuellement est inférieure à 8.500 euros hors T.V.A. et concerne des dépenses exigibles au cours de l'année budgétaire du visa. ]1
[1 Un engagement global est obligatoire pour les subventions qui découlent d'un même appel à projet.]1
1° leur nature le justifie;
2° leur nature est identique et leurs bénéficiaires sont énumérés dans un seul document;
3° l'identité des bénéficiaires ne peut pas être déterminée avec exactitude;
4° le montant individuel de chaque dépense ne peut pas être déterminé avec exactitude;
5° l'identité des bénéficiaires et le montant individuel de chaque dépense ne peuvent pas être déterminés avec exactitude.
[1 6° la liquidation des dépenses, autres que subventions, prises individuellement est inférieure à 8.500 euros hors T.V.A. et concerne des dépenses exigibles au cours de l'année budgétaire du visa. ]1
[1 Un engagement global est obligatoire pour les subventions qui découlent d'un même appel à projet.]1
Modifications
Art.8. § 1. Om een vastleggingsvisum te krijgen, deelt de ordonnateur de eenheid voor de controle op de vastleggingen, samen met verantwoordingsstukken, een aanvraag mee met vermelding van de volgende inlichtingen :
1° het onderwerp van de te viseren akte;
2° de datum van de te viseren akte en die van de goedkeuring ervan;
3° in voorkomend geval, de gegevens betreffende de betrokken partijen, zoals de leverancier, de aannemer, de schuldeiser, de begunstigde of de gedecentraliseerde thesaurier;
4° het bedrag van de in de overeenkomst vastgestelde uitgave, het toekenningsbesluit, het dispositief van de uitgavenbegroting, de normatieve bepalingen of elk ander gegeven, met inbegrip van een ramingsgegeven;
5° het jaar, de organisatie-afdeling, het programma en het basisartikel van de uitgavenbegroting;
6° de naam, de hoedanigheid en de ondertekening van de ordonnateur.
In voorkomend geval, worden de bij de bepalingen van hoofdstuk 4 bedoelde voorafgaande instemmingen of adviezen gevoegd bij de verantwoordingsstukken.
§ 2. Om een visum voor regulerende vastlegging te krijgen, legt de ordonnateur aan de eenheid voor de controle op de vastleggingen de volgende gegevens voor :
1° de stukken ter verantwoording van de vereffening van de uitgaven [1 en de kennisgeving bedoeld in het laatste lid van artikel 16, § 1]1, in voorkomend geval, de weigering van de geldigverklaring door de eenheid voor de controle op de vereffeningen wegens gebrek aan een voorafgaande vastlegging;
2°[1 ...]1
3° [1 ...]1
1° het onderwerp van de te viseren akte;
2° de datum van de te viseren akte en die van de goedkeuring ervan;
3° in voorkomend geval, de gegevens betreffende de betrokken partijen, zoals de leverancier, de aannemer, de schuldeiser, de begunstigde of de gedecentraliseerde thesaurier;
4° het bedrag van de in de overeenkomst vastgestelde uitgave, het toekenningsbesluit, het dispositief van de uitgavenbegroting, de normatieve bepalingen of elk ander gegeven, met inbegrip van een ramingsgegeven;
5° het jaar, de organisatie-afdeling, het programma en het basisartikel van de uitgavenbegroting;
6° de naam, de hoedanigheid en de ondertekening van de ordonnateur.
In voorkomend geval, worden de bij de bepalingen van hoofdstuk 4 bedoelde voorafgaande instemmingen of adviezen gevoegd bij de verantwoordingsstukken.
§ 2. Om een visum voor regulerende vastlegging te krijgen, legt de ordonnateur aan de eenheid voor de controle op de vastleggingen de volgende gegevens voor :
1° de stukken ter verantwoording van de vereffening van de uitgaven [1 en de kennisgeving bedoeld in het laatste lid van artikel 16, § 1]1, in voorkomend geval, de weigering van de geldigverklaring door de eenheid voor de controle op de vereffeningen wegens gebrek aan een voorafgaande vastlegging;
2°[1 ...]1
3° [1 ...]1
Modifications
Art.8. § 1er. Pour obtenir un visa d'engagement, l'ordonnateur transmet à l'unité de contrôle des engagements, à l'appui des pièces justificatives, une demande mentionnant les renseignements suivants :
1° l'objet de l'acte à viser;
2° la date de l'acte à viser et celle de son approbation;
3° le cas échéant, les coordonnées de la partie prenante telle que le fournisseur, l'adjudicataire, le créancier, le bénéficiaire ou le trésorier décentralisé;
4° le montant de la dépense présumée d'après le contrat, l'arrêté d'octroi, le dispositif du budget des dépenses, les dispositions normatives ou toute autre donnée, y compris estimative;
5° l'année, la division organique, le programme et l'article de base du budget des dépenses;
6° le nom, la qualité et la signature de l'ordonnateur.
Le cas échéant, les accords ou avis préalables prévus par les dispositions du chapitre 4 sont joints aux pièces justificatives.
§ 2. Pour obtenir un visa d'engagement régulateur, l'ordonnateur présente à l'unité de contrôle des engagements :
1° les pièces justificatives de la liquidation de la dépense [1 et la notification visée au dernier alinéa de l'article 16 § 1er " ]1, le cas échéant, le refus de validation par l'unité de contrôle des liquidations pour motif d'absence d'engagement préalable;
2° [1 ...]1
3° [1 ...]1
1° l'objet de l'acte à viser;
2° la date de l'acte à viser et celle de son approbation;
3° le cas échéant, les coordonnées de la partie prenante telle que le fournisseur, l'adjudicataire, le créancier, le bénéficiaire ou le trésorier décentralisé;
4° le montant de la dépense présumée d'après le contrat, l'arrêté d'octroi, le dispositif du budget des dépenses, les dispositions normatives ou toute autre donnée, y compris estimative;
5° l'année, la division organique, le programme et l'article de base du budget des dépenses;
6° le nom, la qualité et la signature de l'ordonnateur.
Le cas échéant, les accords ou avis préalables prévus par les dispositions du chapitre 4 sont joints aux pièces justificatives.
§ 2. Pour obtenir un visa d'engagement régulateur, l'ordonnateur présente à l'unité de contrôle des engagements :
1° les pièces justificatives de la liquidation de la dépense [1 et la notification visée au dernier alinéa de l'article 16 § 1er " ]1, le cas échéant, le refus de validation par l'unité de contrôle des liquidations pour motif d'absence d'engagement préalable;
2° [1 ...]1
3° [1 ...]1
Modifications
Art.9. § 1. De eenheid voor de controle op de vastleggingen controleert inzonderheid :
1° de juistheid van de gegevens inzake begrotingsaanrekening;
2° in voorkomend geval, de overeenstemming tussen de vastlegging en de budgettaire machtigingen;
3° in voorkomend geval, de begunstigde en het bedrag;
4° de beschikbaarheid van de vastleggingskredieten;
5° de overeenstemming tussen de uitgave en de wetten, decreten, besluiten, omzendbrieven, verordeningen, vonnissen en contracten, of de bepalingen van de artikelen 16, § 1, en 17 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012;
6° de naleving van de procedures voor de administratieve en begrotingscontrole bedoeld in hoofdstuk 4;
7° de regelmatigheid van de overgelegde verantwoordigingsstukken.
§ 2. De eenheid voor de controle op de vastleggingen wordt ertoe gemachtigd elke aanvraag om regulerende vastlegging te viseren, wanneer de vastleggingskredieten beschikbaar zijn op het overeenstemmende basisartikel van het lopende begrotingsjaar.
1° de juistheid van de gegevens inzake begrotingsaanrekening;
2° in voorkomend geval, de overeenstemming tussen de vastlegging en de budgettaire machtigingen;
3° in voorkomend geval, de begunstigde en het bedrag;
4° de beschikbaarheid van de vastleggingskredieten;
5° de overeenstemming tussen de uitgave en de wetten, decreten, besluiten, omzendbrieven, verordeningen, vonnissen en contracten, of de bepalingen van de artikelen 16, § 1, en 17 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012;
6° de naleving van de procedures voor de administratieve en begrotingscontrole bedoeld in hoofdstuk 4;
7° de regelmatigheid van de overgelegde verantwoordigingsstukken.
§ 2. De eenheid voor de controle op de vastleggingen wordt ertoe gemachtigd elke aanvraag om regulerende vastlegging te viseren, wanneer de vastleggingskredieten beschikbaar zijn op het overeenstemmende basisartikel van het lopende begrotingsjaar.
Art.9. § 1er. L'unité de contrôle des engagements examine, notamment :
1° l'exactitude des données d'imputation budgétaire;
2° le cas échéant, la conformité de l'engagement aux autorisations budgétaires;
3° le cas échéant, le bénéficiaire et le montant;
4° la disponibilité des crédits d'engagement;
5° la conformité de la dépense aux lois, décrets, arrêtés, circulaires, règlements, jugements et contrats ou aux dispositions des articles 16, § 1er, et 17, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012;
6° le respect des procédures de contrôle administratif et budgétaire visées au chapitre 4;
7° la régularité des pièces justificatives produites.
§ 2. L'unité de contrôle des engagements est autorisée à viser toute demande d'engagement régulateur lorsque les crédits d'engagement sont disponibles sur l'article de base adéquat de l'année budgétaire en cours.
1° l'exactitude des données d'imputation budgétaire;
2° le cas échéant, la conformité de l'engagement aux autorisations budgétaires;
3° le cas échéant, le bénéficiaire et le montant;
4° la disponibilité des crédits d'engagement;
5° la conformité de la dépense aux lois, décrets, arrêtés, circulaires, règlements, jugements et contrats ou aux dispositions des articles 16, § 1er, et 17, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012;
6° le respect des procédures de contrôle administratif et budgétaire visées au chapitre 4;
7° la régularité des pièces justificatives produites.
§ 2. L'unité de contrôle des engagements est autorisée à viser toute demande d'engagement régulateur lorsque les crédits d'engagement sont disponibles sur l'article de base adéquat de l'année budgétaire en cours.
Art.10. Op het einde van haar onderzoek, deelt de eenheid voor de controle op de vastleggingen haar beslissing aan de ordonnateur mee.
Ingeval het aangevraagde vastleggingsvisum wordt toegekend, wordt de ordonnateur op de hoogte gebracht van zijn nummer en zijn datum alsook van de budgettaire aanrekening van de uitgave ten laste van de vastleggingskredieten.
Ingeval het aangevraagde vastleggingsvisum niet kan worden toegekend omdat de aanvraag niet volledig is, moet de ordonnateur de ontbrekende gegevens overleggen.
Ingeval het aangevraagde vastleggingsvisum wordt afgewezen wegens onregelmatigheden met betrekking tot de aanvraag, wordt de ordonnateur op de hoogte gebracht van de met redenen omklede beslissing.
Ingeval het aangevraagde vastleggingsvisum wordt toegekend, wordt de ordonnateur op de hoogte gebracht van zijn nummer en zijn datum alsook van de budgettaire aanrekening van de uitgave ten laste van de vastleggingskredieten.
Ingeval het aangevraagde vastleggingsvisum niet kan worden toegekend omdat de aanvraag niet volledig is, moet de ordonnateur de ontbrekende gegevens overleggen.
Ingeval het aangevraagde vastleggingsvisum wordt afgewezen wegens onregelmatigheden met betrekking tot de aanvraag, wordt de ordonnateur op de hoogte gebracht van de met redenen omklede beslissing.
Art.10. Au terme de son examen, l'unité de contrôle des engagements communique sa décision à l'ordonnateur.
Dans le cas où le visa d'engagement sollicité est accordé, l'ordonnateur est informé de son numéro et de sa date ainsi que de l'imputation budgétaire de la dépense à la charge des crédits d'engagement.
Dans le cas où le visa d'engagement sollicité ne peut pas être accordé en raison du caractère incomplet de la demande, l'ordonnateur est invité à produire les éléments manquants.
Dans le cas où le visa d'engagement sollicité est refusé en raison d'irrégularités entachant la demande, l'ordonnateur est informé de la décision motivée.
Dans le cas où le visa d'engagement sollicité est accordé, l'ordonnateur est informé de son numéro et de sa date ainsi que de l'imputation budgétaire de la dépense à la charge des crédits d'engagement.
Dans le cas où le visa d'engagement sollicité ne peut pas être accordé en raison du caractère incomplet de la demande, l'ordonnateur est invité à produire les éléments manquants.
Dans le cas où le visa d'engagement sollicité est refusé en raison d'irrégularités entachant la demande, l'ordonnateur est informé de la décision motivée.
Art.11. Het rekeningenstelsel registreert op ononderbroken wijze gedurende één zelfde begrotingsjaar de toegekende visumnummers, waarbij een onderscheiding tussen de verschillende vastleggingstypen wordt verricht.
Art.11. Le système comptable enregistre de façon ininterrompue durant une même année budgétaire les numéros de visas attribués en opérant une distinction entre les différents types d'engagement.
Art.12. Elke aanvraag om visum voor de vastlegging ten laste van de kredieten van een bepaald begrotingsjaar wordt uiterlijk voor 31 december van datzelfde jaar voorgelegd.
Op de voordracht van de Minister van Begroting, bepaalt de Regering de datum waarop de aanvragen aan de diensten voor begroting en financiën moeten worden voorgelegd.
Op de voordracht van de Minister van Begroting, bepaalt de Regering de datum waarop de aanvragen aan de diensten voor begroting en financiën moeten worden voorgelegd.
Art.12. Toute demande de visa d'engagement à la charge des crédits d'une année budgétaire déterminée est soumise au plus tard pour le 31 décembre de cette même année.
Sur proposition du Ministre du Budget, le Gouvernement détermine la date à laquelle les demandes doivent parvenir aux services du budget et des finances.
Sur proposition du Ministre du Budget, le Gouvernement détermine la date à laquelle les demandes doivent parvenir aux services du budget et des finances.
Onderafdeling 2. - Juridische vastleggingen
Sous-section 2. - Des engagements juridiques
Art.13. De fasen voor de budgettaire en juridische vastlegging van één zelfde uitgave behoren tot de bevoegdheid van de ordonnateurs die, volgens de geldende regeling, gemachtigd worden tot de aanwending van de vastleggingskredieten ten laste waarvan de uitgave budgettair moet worden aangerekend.
Het bedrag van de juridische vastlegging dat volgens de nadere regels van artikel 27, § 2, 1°, vierde lid van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 wordt bevestigd, wordt op geschikte wijze in de boeken opgenomen.
Een globale budgettaire vastlegging bedoeld in artikel 7 kan door verschillende individuele juridische vastleggingen worden bevestigd.
De nazichtopdrachten bedoeld bij artikel 24, § 1, van het decreet van 20 december 2011 worden aan de eenheid voor de controle op de vastleggingen toevertrouwd.
Het bedrag van de juridische vastlegging dat volgens de nadere regels van artikel 27, § 2, 1°, vierde lid van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 wordt bevestigd, wordt op geschikte wijze in de boeken opgenomen.
Een globale budgettaire vastlegging bedoeld in artikel 7 kan door verschillende individuele juridische vastleggingen worden bevestigd.
De nazichtopdrachten bedoeld bij artikel 24, § 1, van het decreet van 20 december 2011 worden aan de eenheid voor de controle op de vastleggingen toevertrouwd.
Art.13. Les phases d'engagement budgétaire et juridique d'une même dépense ressortissent de la compétence des ordonnateurs habilités, suivant la réglementation en vigueur, à utiliser les crédits d'engagement à charge desquels la dépense doit être budgétairement imputée.
Le montant de l'engagement juridique attesté selon les modalités de l'article 27, § 2, 1°, alinéa 4, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 fait l'objet d'un enregistrement adéquat dans la comptabilité.
Un engagement budgétaire global visé à l'article 7 peut être confirmé par plusieurs engagements juridiques individuels.
Les missions de vérification visées à l'article 24, § 1er, du décret du 20 décembre 2011 sont confiées à l'unité de contrôle des engagements.
Le montant de l'engagement juridique attesté selon les modalités de l'article 27, § 2, 1°, alinéa 4, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012 fait l'objet d'un enregistrement adéquat dans la comptabilité.
Un engagement budgétaire global visé à l'article 7 peut être confirmé par plusieurs engagements juridiques individuels.
Les missions de vérification visées à l'article 24, § 1er, du décret du 20 décembre 2011 sont confiées à l'unité de contrôle des engagements.
Afdeling 3. - Controle op de vereffeningen
Section 3. - Du contrôle des liquidations
Art.14. Elke uitgave waarvan de betaling door de centraliserende thesaurier moet worden verricht, wordt door de ordonnateur aan de eenheid voor de controle op de vereffeningen voorgelegd, voor geldigverklaring en definitieve aanrekening ten laste van de vereffeningskredieten.
Art.14. Est soumise par l'ordonnateur à l'unité de contrôle des liquidations, pour validation et imputation définitive à charge des crédits de liquidation, chaque dépense dont le paiement doit être effectué par le trésorier centralisateur.
Art.15. Om de geldigverklaring van de vereffening te bekomen, deelt de ordonnateur aan de eenheid voor de controle op de vastleggingen de noodzakelijke gegevens mee, onder meer :
1° het goedgekeurde verantwoordingsstuk, dat het bewijs levert van de verleende en goedgekeurde dienst;
2° het nummer van het vastleggingsvisum of, bij gebreke daarvan, het nummer van de aanvraag erom;
3° het jaar, de organisatie-afdeling, het programma en het basisartikel van de uitgavenbegroting;
4° het te betalen saldo;
5° de betrokken partij;
6° het nummer van de financiële rekening die op naam van de begunstigde wordt geopend;
7° de vervaltermijn van de betaling;
8° de al dan niet gestructureerde mededeling;
9° in voorkomend geval, de vermogenskenmerken van de uitgave.
1° het goedgekeurde verantwoordingsstuk, dat het bewijs levert van de verleende en goedgekeurde dienst;
2° het nummer van het vastleggingsvisum of, bij gebreke daarvan, het nummer van de aanvraag erom;
3° het jaar, de organisatie-afdeling, het programma en het basisartikel van de uitgavenbegroting;
4° het te betalen saldo;
5° de betrokken partij;
6° het nummer van de financiële rekening die op naam van de begunstigde wordt geopend;
7° de vervaltermijn van de betaling;
8° de al dan niet gestructureerde mededeling;
9° in voorkomend geval, de vermogenskenmerken van de uitgave.
Art.15. Pour obtenir la validation de liquidation, l'ordonnateur communique à l'unité de contrôle des liquidations les données nécessaires dont, notamment :
1° la pièce justificative approuvée et attestant du service fait et accepté;
2° le numéro de visa d'engagement ou, à défaut, le numéro de sa demande;
3° l'année, la division organique, le programme et l'article de base du budget des dépenses;
4° le montant à payer;
5° la partie prenante;
6° le numéro du compte financier ouvert au nom du bénéficiaire;
7° l'échéance du paiement;
8° la communication structurée ou non;
9° le cas échéant, les caractéristiques patrimoniales de la dépense.
1° la pièce justificative approuvée et attestant du service fait et accepté;
2° le numéro de visa d'engagement ou, à défaut, le numéro de sa demande;
3° l'année, la division organique, le programme et l'article de base du budget des dépenses;
4° le montant à payer;
5° la partie prenante;
6° le numéro du compte financier ouvert au nom du bénéficiaire;
7° l'échéance du paiement;
8° la communication structurée ou non;
9° le cas échéant, les caractéristiques patrimoniales de la dépense.
Art.16. § 1. De eenheid voor de controle op de vereffeningen controleert inzonderheid :
1° de voorafgaande vastlegging van de uitgave;
2° de juiste verbinding van de vastgestelde rechten aan het begrotingsjaar;
3° de juistheid van de gegevens inzake budgettaire aanrekening;
4° de beschikbaarheid van het vereffeningskrediet;
5° de regelmatigheid van de verantwoordingsstukken;
6° de naam, de hoedanigheid en de ondertekening van de ordonnateur;
7° de juistheid van de gegevens die noodzakelijk zijn voor de bevrijdende betaling;
8° het al dan niet bestaan van een geschil in de zin van de artikelen 21 en 22 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012;
9° de niet-betaling van hetzelfde bedrag op grond van hetzelfde verantwoordingsstuk aan dezelfde begunstigde en met dezelfde mededeling.
[1 ...]1
[1 De eenheid voor de controle op de vereffeningen stelt de verantwoordelijke overheid die hiërarchisch hoger is dan de ordonnateur die de vereffening heeft gevraagd, in kennis van het ontbreken van voorafgaande vastlegging, vermeld in het eerste lid, 1°. Zij stelt jaarlijks een verslag op over deze tekortkomingen en zendt dit toe aan de minister van begroting. De verantwoordelijke overheid die hiërarchisch hoger is dan de ordonnateur die de vereffening heeft gevraagd, stelt corrigerende maatregelen op over de interne controle en deelt deze mee op aanvraag van de Minister van Begroting.]1
§ 2. In het geval van voorschotten aan gedecentraliseerde thesauriers, wordt de controle bedoeld in paragraaf 1 verricht door de eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers.
1° de voorafgaande vastlegging van de uitgave;
2° de juiste verbinding van de vastgestelde rechten aan het begrotingsjaar;
3° de juistheid van de gegevens inzake budgettaire aanrekening;
4° de beschikbaarheid van het vereffeningskrediet;
5° de regelmatigheid van de verantwoordingsstukken;
6° de naam, de hoedanigheid en de ondertekening van de ordonnateur;
7° de juistheid van de gegevens die noodzakelijk zijn voor de bevrijdende betaling;
8° het al dan niet bestaan van een geschil in de zin van de artikelen 21 en 22 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012;
9° de niet-betaling van hetzelfde bedrag op grond van hetzelfde verantwoordingsstuk aan dezelfde begunstigde en met dezelfde mededeling.
[1 ...]1
[1 De eenheid voor de controle op de vereffeningen stelt de verantwoordelijke overheid die hiërarchisch hoger is dan de ordonnateur die de vereffening heeft gevraagd, in kennis van het ontbreken van voorafgaande vastlegging, vermeld in het eerste lid, 1°. Zij stelt jaarlijks een verslag op over deze tekortkomingen en zendt dit toe aan de minister van begroting. De verantwoordelijke overheid die hiërarchisch hoger is dan de ordonnateur die de vereffening heeft gevraagd, stelt corrigerende maatregelen op over de interne controle en deelt deze mee op aanvraag van de Minister van Begroting.]1
§ 2. In het geval van voorschotten aan gedecentraliseerde thesauriers, wordt de controle bedoeld in paragraaf 1 verricht door de eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers.
Modifications
Art.16. § 1er. L'unité de contrôle des liquidations vérifie notamment :
1° l'engagement préalable de la dépense;
2° le correct rattachement des droits constatés à l'année budgétaire;
3° l'exactitude des données d'imputation budgétaire;
4° la disponibilité du crédit de liquidation;
5° la régularité des pièces justificatives;
6° le nom, la qualité et la signature de l'ordonnateur;
7° l'exactitude des données nécessaires au paiement libératoire;
8° l'existence ou non d'un contentieux au sens des articles 21 et 22 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012;
9° l'absence d'un paiement du même montant sur base de la même pièce justificative au même bénéficiaire et avec la même communication.
[1 ...]1.
[1 L'unité de contrôle des liquidations notifie l'absence d'engagement préalable visé à l'alinéa 1er, 1°, à l'autorité responsable hiérarchiquement supérieure à l'ordonnateur qui a sollicité la liquidation. Elle établit annuellement un rapport sur ces manquements et le transmet au ministre du budget. L'autorité responsable hiérarchiquement supérieure à l'ordonnateur qui a sollicité la liquidation établit des mesures correctives en matière de contrôle interne et les communique sur demande du Ministre du Budget.]1
§ 2. Dans le cas d'avances à des trésoriers décentralisés, le contrôle visé au paragraphe 1er est effectué par l'unité de l'inspection des trésoriers décentralisés.
1° l'engagement préalable de la dépense;
2° le correct rattachement des droits constatés à l'année budgétaire;
3° l'exactitude des données d'imputation budgétaire;
4° la disponibilité du crédit de liquidation;
5° la régularité des pièces justificatives;
6° le nom, la qualité et la signature de l'ordonnateur;
7° l'exactitude des données nécessaires au paiement libératoire;
8° l'existence ou non d'un contentieux au sens des articles 21 et 22 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012;
9° l'absence d'un paiement du même montant sur base de la même pièce justificative au même bénéficiaire et avec la même communication.
[1 ...]1.
[1 L'unité de contrôle des liquidations notifie l'absence d'engagement préalable visé à l'alinéa 1er, 1°, à l'autorité responsable hiérarchiquement supérieure à l'ordonnateur qui a sollicité la liquidation. Elle établit annuellement un rapport sur ces manquements et le transmet au ministre du budget. L'autorité responsable hiérarchiquement supérieure à l'ordonnateur qui a sollicité la liquidation établit des mesures correctives en matière de contrôle interne et les communique sur demande du Ministre du Budget.]1
§ 2. Dans le cas d'avances à des trésoriers décentralisés, le contrôle visé au paragraphe 1er est effectué par l'unité de l'inspection des trésoriers décentralisés.
Modifications
Art.17. De geldigverklaring van de vereffening wordt gedateerd en in de comptabiliteit verbonden aan het vastleggingsvisum waarvan ze de verbintenissen aanzuivert.
Wanneer de geldigverklaring van de vereffening wordt geweigerd wegens onregelmatigheden, wordt de ordonnateur op de hoogte daarvan gebracht.
Als er geen voorafgaande vastlegging van de uitgave bedoeld in artikel 16, § 1, 1°, is, moet de ordonnateur een regulerende vastlegging aanvragen overeenkomstig artikel 6, § 1, 3°, en zijn dossier opnieuw voorleggen, voorzien van het visum voor de regulerende vastlegging.
Wanneer de geldigverklaring van de vereffening wordt geweigerd wegens onregelmatigheden, wordt de ordonnateur op de hoogte daarvan gebracht.
Als er geen voorafgaande vastlegging van de uitgave bedoeld in artikel 16, § 1, 1°, is, moet de ordonnateur een regulerende vastlegging aanvragen overeenkomstig artikel 6, § 1, 3°, en zijn dossier opnieuw voorleggen, voorzien van het visum voor de regulerende vastlegging.
Art.17. La validation de liquidation est datée et reliée dans la comptabilité au visa d'engagement dont elle vient apurer les obligations.
Lorsque la validation de liquidation est refusée en raison d'irrégularités, l'ordonnateur en est informé.
Si l'engagement préalable de la dépense visé à l'article 16, § 1er, 1°, fait défaut, l'ordonnateur doit solliciter un engagement régulateur conformément à l'article 6, § 1er, 3°, et représenter son dossier accompagné du visa d'engagement régulateur.
Lorsque la validation de liquidation est refusée en raison d'irrégularités, l'ordonnateur en est informé.
Si l'engagement préalable de la dépense visé à l'article 16, § 1er, 1°, fait défaut, l'ordonnateur doit solliciter un engagement régulateur conformément à l'article 6, § 1er, 3°, et représenter son dossier accompagné du visa d'engagement régulateur.
Art.18. De uitgaven in verband met een bepaald begrotingsjaar moeten geldig worden verklaard door de eenheid voor de controle op de vereffeningen en worden aangerekend ten laste van de kredieten uiterlijk op 31 januari van het daarop volgende jaar, met uitzondering van de voorschotten aan de gedecentraliseerde thesauriers, die moeten worden vereffend en aangerekend voor 31 december van het bepaalde begrotingsjaar.
Art.18. Les dépenses rattachées à une année budgétaire déterminée doivent être validées par l'unité de contrôle des liquidations et imputées à la charge des crédits au plus tard le 31 janvier de l'année qui suit, à l'exception des avances aux trésoriers décentralisés qui doivent être liquidées et imputées pour le 31 décembre de l'année budgétaire déterminée.
Afdeling 4. - Controle op de thesauriers en ontvangers
Section 4. - Du contrôle des trésoriers et des receveurs
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Sous-section 1re. - Dispositions générales
Art.19. Bij toepassing van artikel 38, § 3, van het decreet van 20 december 2011 moet het geldomzetsysteem van het Ministerie zodanig worden geconfigureerd dat het alle verrichtingen chronologisch traceert en acties implementeert die fraudes en dubbele betalingen voorkomen.
Art.19. En application de l'article 38, § 3, du décret du 20 décembre 2011, le système central d'encaissement et de décaissement des fonds du Ministère doit être configuré pour retracer toutes les opérations de manière chronologique et intégrer des actions empêchant des fraudes et des doubles paiements.
Art.20. § 1. Het Ministerie stelt procedures voor een interne controle in die tot doel hebben te waarborgen dat de thesauriers en de ontvangers hun opdrachten uitvoeren overeenkomstig de akte van hun aanwijzing en de voorschriften van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012.
§ 2. Wanneer, naar aanleiding van de controle op de regelmatigheid van de verrichtingen van de thesauriers en de ontvangers, of afgezien daarvan, indicatoren op een risico van slecht beheer wijzen, kan een verantwoordelijke overheid een specifieke controle uitvoeren die op stukken wordt gebaseerd of, in voorkomend geval, ter plaatse. Als gewone fouten worden vastgesteld die kunnen worden gecorrigeerd, wordt de thesaurier of de ontvanger verzocht die correcties uit te voeren.
§ 2. Wanneer, naar aanleiding van de controle op de regelmatigheid van de verrichtingen van de thesauriers en de ontvangers, of afgezien daarvan, indicatoren op een risico van slecht beheer wijzen, kan een verantwoordelijke overheid een specifieke controle uitvoeren die op stukken wordt gebaseerd of, in voorkomend geval, ter plaatse. Als gewone fouten worden vastgesteld die kunnen worden gecorrigeerd, wordt de thesaurier of de ontvanger verzocht die correcties uit te voeren.
Art.20. § 1er. Le Ministère met en place des procédures de contrôle interne visant à assurer que les trésoriers et les receveurs exécutent leurs missions conformément à l'acte de leur désignation et aux prescrits de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012.
§ 2. Au cas où, lors du contrôle de la légalité et de la régularité des opérations des trésoriers ou des receveurs, ou indépendamment de celui-ci, des indicateurs laissent apparaître un risque de mauvaise gestion, une autorité responsable peut mener un contrôle spécifique sur pièces et, le cas échéant, sur place. S'il en résulte de simples erreurs pouvant être corrigées, le trésorier ou le receveur est invité à y procéder.
§ 2. Au cas où, lors du contrôle de la légalité et de la régularité des opérations des trésoriers ou des receveurs, ou indépendamment de celui-ci, des indicateurs laissent apparaître un risque de mauvaise gestion, une autorité responsable peut mener un contrôle spécifique sur pièces et, le cas échéant, sur place. S'il en résulte de simples erreurs pouvant être corrigées, le trésorier ou le receveur est invité à y procéder.
Art.21. § 1. De verantwoordelijke overheid zorgt ervoor dat iedere thesaurier en iedere ontvanger hun beheersrekeningen afleggen in de gevallen en termijnen en volgens de nadere regels die bij artikel 39 van het decreet van 20 december 2011 worden opgelegd.
§ 2. Voordat de rekeningen aan het Rekenhof worden overgezonden, controleert de verantwoordelijke overheid de vorm en de volledigheid van de rekening alsook de aritmetische verrichtingen ervan en de overeenstemming tussen haar boekingen en de saldi van de financiële rekening die open staat op naam van de thesaurier of de ontvanger.
§ 3. Wanneer de rekening van de thesaurier een tekort vertoont, wordt hij door de verantwoordelijke overheid verzocht dit te dekken. Zo niet, dan maakt ze een proces-verbaal op dat het bedrag van het tekort, de datum van het ontstaan ervan en de omstandigheden waarin het is ontstaan, vaststelt, en zendt die zonder verwijl over aan het Rekenhof, samen met de vermelding van het tekort.
§ 4. Wanneer het Rekenhof de debetrekening vaststelt, beslist de Minister van Begroting, met inachtneming van de toepasselijke bepalingen, of de ontvanger of de thesaurier vóór het Hof moeten worden gedagvaard om het debet terug te betalen. Als er echter een tekort is, wordt dit zonder verwijl ten laste gelegd van het krediet bedoeld bij artikel 40 van het decreet van 20 december 2011, om de debetrekening te stijven.
§ 2. Voordat de rekeningen aan het Rekenhof worden overgezonden, controleert de verantwoordelijke overheid de vorm en de volledigheid van de rekening alsook de aritmetische verrichtingen ervan en de overeenstemming tussen haar boekingen en de saldi van de financiële rekening die open staat op naam van de thesaurier of de ontvanger.
§ 3. Wanneer de rekening van de thesaurier een tekort vertoont, wordt hij door de verantwoordelijke overheid verzocht dit te dekken. Zo niet, dan maakt ze een proces-verbaal op dat het bedrag van het tekort, de datum van het ontstaan ervan en de omstandigheden waarin het is ontstaan, vaststelt, en zendt die zonder verwijl over aan het Rekenhof, samen met de vermelding van het tekort.
§ 4. Wanneer het Rekenhof de debetrekening vaststelt, beslist de Minister van Begroting, met inachtneming van de toepasselijke bepalingen, of de ontvanger of de thesaurier vóór het Hof moeten worden gedagvaard om het debet terug te betalen. Als er echter een tekort is, wordt dit zonder verwijl ten laste gelegd van het krediet bedoeld bij artikel 40 van het decreet van 20 december 2011, om de debetrekening te stijven.
Art.21. § 1er. L'autorité responsable veille à ce que chaque trésorier et chaque receveur rendent leur compte de gestion dans les cas et les délais ainsi que selon les modalités imposées par l'article 39 du décret du 20 décembre 2011.
§ 2. Préalablement à la transmission des comptes à la Cour des comptes, l'autorité responsable examine au moins la forme et la complétude du compte ainsi que ses opérations arithmétiques et la concordance entre ses écritures et les soldes du compte financier ouvert au nom du trésorier ou du receveur.
§ 3. Lorsque le compte du trésorier fait apparaître un déficit, l'autorité responsable l'invite à le combler. A défaut, elle dresse un procès-verbal établissant le montant du déficit, sa date de survenance et ses circonstances et le transmet sans délai à la Cour des comptes accompagné du compte en déficit.
§ 4. Lorsque la Cour des comptes arrête le compte en débet, le Ministre du Budget décide dans le respect des dispositions applicables s'il y a lieu ou non de citer le receveur ou le trésorier devant la Cour en remboursement du débet. Néanmoins, en cas de déficit, il est imputé sans délai à la charge du crédit visé à l'article 40 du décret du 20 décembre 2011 pour alimenter le compte financier déficitaire.
§ 2. Préalablement à la transmission des comptes à la Cour des comptes, l'autorité responsable examine au moins la forme et la complétude du compte ainsi que ses opérations arithmétiques et la concordance entre ses écritures et les soldes du compte financier ouvert au nom du trésorier ou du receveur.
§ 3. Lorsque le compte du trésorier fait apparaître un déficit, l'autorité responsable l'invite à le combler. A défaut, elle dresse un procès-verbal établissant le montant du déficit, sa date de survenance et ses circonstances et le transmet sans délai à la Cour des comptes accompagné du compte en déficit.
§ 4. Lorsque la Cour des comptes arrête le compte en débet, le Ministre du Budget décide dans le respect des dispositions applicables s'il y a lieu ou non de citer le receveur ou le trésorier devant la Cour en remboursement du débet. Néanmoins, en cas de déficit, il est imputé sans délai à la charge du crédit visé à l'article 40 du décret du 20 décembre 2011 pour alimenter le compte financier déficitaire.
Onderafdeling 2. - Bepalingen betreffende het gedecentraliseerde financiële beheer, behoudens het beheer van de ontvangers-thesauriers van de begrotingsfondsen
Sous-section 2. - Dispositions relatives aux gestions financières décentralisées hormis celles des receveurs-trésoriers des fonds budgétaires
Art.22. § 1. Onverminderd de regeling betreffende de ministeriële kabinetten en overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, wordt de eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers inzonderheid ermee belast :
1° [1 ...]1
2° [1 ...]1
3° zich ervan te vergewissen dat de niet aangewende saldi van het geld dat gedurende het begrotingsjaar wordt ontvangen, correct wordt teruggestort aan de centraliserende thesaurier uiterlijk op 15 februari van het volgende jaar.
Als het voorschot wordt aangerekend op een basisartikel, dat wordt gecodificeerd met verwijzing naar hoofdgroep 7 van de economische classificatie, vergewist de eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers zich bovendien ervan dat, voor elke vermogensuitgave, het nummer van de rekening van algemene comptabiliteit of elke andere vermelding waardoor ze in de activa van de balans kan worden geboekt, in de tussenrekening en op de verantwoordingsstukken voorkomt.
§ 2. Er worden controles uitgevoerd door de eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers om na te kijken of de bepalingen van artikel 18 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 worden nageleefd. De controles hebben inzonderheid betrekking op :
1° de naleving van de perken van elk voorschot;
2° in voorkomend geval, de kasverrichtingen;
3° de hoedanigheid van de gedelegeerde ordonnateur;
4° de hoedanigheid van de oorspronkelijke schuldeiser van de personen die het voordeel van de betalingen genieten;
5° de boekingen betreffende de betalingen die in januari werden verricht;
6° de regelmatigheid en de wettelijkheid van de uitgave.
§ 3. [2 De verantwoordingsstukken worden door de functionele diensten gecentraliseerd en gearchiveerd. Ze worden ter beschikking gesteld van de "Unité de l'Inspection des Trésoriers Décentralisés" (Eenheid voor de Inspectie van de Gedecentraliseerde Thesauriers), om ze in staat te stellen haar controle uit te voeren en, in voorkomend geval, voor de eventuele regularisatie van de boekingen in de algemene comptabiliteit en voor het opnemen van de vermogensuitgaven in de activa van de balans. Ze worden eveneens ter beschikking gesteld van de Inspectie van Financiën.]2
1° [1 ...]1
2° [1 ...]1
3° zich ervan te vergewissen dat de niet aangewende saldi van het geld dat gedurende het begrotingsjaar wordt ontvangen, correct wordt teruggestort aan de centraliserende thesaurier uiterlijk op 15 februari van het volgende jaar.
Als het voorschot wordt aangerekend op een basisartikel, dat wordt gecodificeerd met verwijzing naar hoofdgroep 7 van de economische classificatie, vergewist de eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers zich bovendien ervan dat, voor elke vermogensuitgave, het nummer van de rekening van algemene comptabiliteit of elke andere vermelding waardoor ze in de activa van de balans kan worden geboekt, in de tussenrekening en op de verantwoordingsstukken voorkomt.
§ 2. Er worden controles uitgevoerd door de eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers om na te kijken of de bepalingen van artikel 18 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 worden nageleefd. De controles hebben inzonderheid betrekking op :
1° de naleving van de perken van elk voorschot;
2° in voorkomend geval, de kasverrichtingen;
3° de hoedanigheid van de gedelegeerde ordonnateur;
4° de hoedanigheid van de oorspronkelijke schuldeiser van de personen die het voordeel van de betalingen genieten;
5° de boekingen betreffende de betalingen die in januari werden verricht;
6° de regelmatigheid en de wettelijkheid van de uitgave.
§ 3. [2 De verantwoordingsstukken worden door de functionele diensten gecentraliseerd en gearchiveerd. Ze worden ter beschikking gesteld van de "Unité de l'Inspection des Trésoriers Décentralisés" (Eenheid voor de Inspectie van de Gedecentraliseerde Thesauriers), om ze in staat te stellen haar controle uit te voeren en, in voorkomend geval, voor de eventuele regularisatie van de boekingen in de algemene comptabiliteit en voor het opnemen van de vermogensuitgaven in de activa van de balans. Ze worden eveneens ter beschikking gesteld van de Inspectie van Financiën.]2
Art.22. § 1er. Sans préjudice de la réglementation relative aux cabinets ministériels et conformément aux dispositions de l'article 19 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012, l'unité de l'inspection des trésoriers décentralisés est chargée notamment de :
1° [1 ...]1
2° [1 ...]1
3° s'assurer que les soldes non utilisés des avances de fonds perçues durant l'année budgétaire ont été correctement reversés au trésorier centralisateur au plus tard le 15 février de l'année suivante.
Dans l'hypothèse où l'avance a été imputée à la charge d'un article de base codifié par référence au groupe principal 7 de la classification économique, l'unité de l'inspection des trésoriers décentralisés s'assure en outre que, pour chaque dépense patrimoniale, le numéro du compte de comptabilité générale ou toute autre mention permettant de l'enregistrer à l'actif du bilan figure dans le compte intermédiaire et sur les pièces justificatives.
§ 2. Des contrôles sont menés par l'unité de l'inspection des trésoriers décentralisés pour vérifier le respect des dispositions de l'article 18 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012. Les contrôles portent, notamment, sur :
1° le respect des limites de chaque avance;
2° le cas échéant, les opérations de caisse;
3° la qualité de l'ordonnateur délégué;
4° la qualité de créancier originaire des bénéficiaires des paiements;
5° les écritures relatives aux paiements réalisés en janvier;
6° la régularité et la légalité de la dépense.
§ 3. [2 Les pièces justificatives sont centralisées et archivées par les services fonctionnels. Elles sont mises à disposition de l'unité de l'inspection des trésoriers décentralisés en vue de lui permettre de réaliser ses contrôles et, le cas échéant, pour la régularisation éventuelle des écritures dans la comptabilité générale et l'enregistrement des dépenses patrimoniales à l'actif du bilan. Elles sont également mises à disposition de l'Inspection des Finances.]2
1° [1 ...]1
2° [1 ...]1
3° s'assurer que les soldes non utilisés des avances de fonds perçues durant l'année budgétaire ont été correctement reversés au trésorier centralisateur au plus tard le 15 février de l'année suivante.
Dans l'hypothèse où l'avance a été imputée à la charge d'un article de base codifié par référence au groupe principal 7 de la classification économique, l'unité de l'inspection des trésoriers décentralisés s'assure en outre que, pour chaque dépense patrimoniale, le numéro du compte de comptabilité générale ou toute autre mention permettant de l'enregistrer à l'actif du bilan figure dans le compte intermédiaire et sur les pièces justificatives.
§ 2. Des contrôles sont menés par l'unité de l'inspection des trésoriers décentralisés pour vérifier le respect des dispositions de l'article 18 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012. Les contrôles portent, notamment, sur :
1° le respect des limites de chaque avance;
2° le cas échéant, les opérations de caisse;
3° la qualité de l'ordonnateur délégué;
4° la qualité de créancier originaire des bénéficiaires des paiements;
5° les écritures relatives aux paiements réalisés en janvier;
6° la régularité et la légalité de la dépense.
§ 3. [2 Les pièces justificatives sont centralisées et archivées par les services fonctionnels. Elles sont mises à disposition de l'unité de l'inspection des trésoriers décentralisés en vue de lui permettre de réaliser ses contrôles et, le cas échéant, pour la régularisation éventuelle des écritures dans la comptabilité générale et l'enregistrement des dépenses patrimoniales à l'actif du bilan. Elles sont également mises à disposition de l'Inspection des Finances.]2
Onderafdeling 3. - Bepalingen betreffende de controles op de ontvangers-thesauriers
Sous-section 3. - Dispositions relatives aux contrôles des receveurs-trésoriers
Art.23. Er worden controles door de eenheid voor de inspectie van de ontvangers-thesauriers uitgevoerd :
1° voor de naleving van de bepalingen van de artikelen 8 en 10 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012.
De controles hebben inzonderheid betrekking op :
de invordering en de inning van de ontvangsten waarvan de rechten door de ordonnateur werden vastgesteld;
de aanrekening van het recht op het gepaste ontvangstartikel;
de hoedanigheid van de gedelegeerde ordonnateur;
de overeenstemming van de overdrachten en saldi over verschillende begrotingsjaren.
2° voor de naleving van de bepalingen van artikel 16, § 2, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012.
De controles hebben betrekking op :
de overeenstemming tussen de betaalde uitgaven en de machtigingen die bij decreet werden toegekend;
de vaststelling van de ontvangsten en uitgaven op het vlak van de vastgestelde rechten, volgens hun aard en de economische classificatie.
De eenheid voor de inspectie van de ontvangers-thesauriers oefent haar controle uit op de correcte toepassing van artikel 56, § 1, van het decreet van 20 december 2011.
1° voor de naleving van de bepalingen van de artikelen 8 en 10 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012.
De controles hebben inzonderheid betrekking op :
de invordering en de inning van de ontvangsten waarvan de rechten door de ordonnateur werden vastgesteld;
de aanrekening van het recht op het gepaste ontvangstartikel;
de hoedanigheid van de gedelegeerde ordonnateur;
de overeenstemming van de overdrachten en saldi over verschillende begrotingsjaren.
2° voor de naleving van de bepalingen van artikel 16, § 2, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012.
De controles hebben betrekking op :
de overeenstemming tussen de betaalde uitgaven en de machtigingen die bij decreet werden toegekend;
de vaststelling van de ontvangsten en uitgaven op het vlak van de vastgestelde rechten, volgens hun aard en de economische classificatie.
De eenheid voor de inspectie van de ontvangers-thesauriers oefent haar controle uit op de correcte toepassing van artikel 56, § 1, van het decreet van 20 december 2011.
Art.23. Des contrôles sont menés par l'unité de l'inspection des receveurs-trésoriers :
1° en ce qui concerne le respect des dispositions des articles 8 et 10 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012.
Les contrôles portent, notamment, sur :
a) le recouvrement et la perception des recettes dont les droits ont été constatés par l'ordonnateur;
b) l'imputation du droit à l'article de recette adéquat;
c) la qualité de l'ordonnateur délégué;
d) la concordance des reports et des soldes entre exercices;
2° en ce qui concerne le respect des dispositions de l'article 16, § 2, l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012.
Les contrôles portent sur :
a) la conformité des dépenses payées avec les autorisations décrétales;
b) l'établissement du relevé des recettes et des dépenses en termes de droits constatés par nature selon la classification économique.
L'unité de l'inspection des receveurs-trésoriers exerce son contrôle sur l'application correcte de l'article 56, § 1er, du décret du 20 décembre 2011.
1° en ce qui concerne le respect des dispositions des articles 8 et 10 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012.
Les contrôles portent, notamment, sur :
a) le recouvrement et la perception des recettes dont les droits ont été constatés par l'ordonnateur;
b) l'imputation du droit à l'article de recette adéquat;
c) la qualité de l'ordonnateur délégué;
d) la concordance des reports et des soldes entre exercices;
2° en ce qui concerne le respect des dispositions de l'article 16, § 2, l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 décembre 2012.
Les contrôles portent sur :
a) la conformité des dépenses payées avec les autorisations décrétales;
b) l'établissement du relevé des recettes et des dépenses en termes de droits constatés par nature selon la classification économique.
L'unité de l'inspection des receveurs-trésoriers exerce son contrôle sur l'application correcte de l'article 56, § 1er, du décret du 20 décembre 2011.
Afdeling 5. - Bescherming van het erfgoed
Section 5. - De la protection du patrimoine
Art.24. Overeenkomstig artikel 46, tweede lid, 7° van het decreet van 20 december 2011, stelt het Ministerie gepaste stelsels in om zijn vermogen te beschermen tegen waardeverliezen, diefstallen, misbruik bij aanwendingen en schaden.
Een streepjescode of elke andere gelijkaardige techniek wordt aangebracht op de roerende goederen die in de activa van de balans worden opgenomen met het oog op hun traceerbaarheid in de tijd. De gegevens stemmen overeenstemmen met deze die ingeschreven waren bij de opname in de inventaris bedoeld in artikel 34 van het decreet van 20 december 2011.
Een streepjescode of elke andere gelijkaardige techniek wordt aangebracht op de roerende goederen die in de activa van de balans worden opgenomen met het oog op hun traceerbaarheid in de tijd. De gegevens stemmen overeenstemmen met deze die ingeschreven waren bij de opname in de inventaris bedoeld in artikel 34 van het decreet van 20 december 2011.
Art.24. Conformément à l'article 46, alinéa 2, 7°, du décret du 20 décembre 2011, le Ministère met en place des dispositifs adéquats pour protéger son patrimoine contre les pertes de valeur, les vols, les utilisations abusives et les dommages.
Un code-barres ou toute autre technique similaire est apposé sur les biens mobiliers portés à l'actif du bilan en vue d'assurer leur traçabilité dans le temps. Les données correspondent à celles inscrites au moment des acquisitions dans l'inventaire visé à l'article 34 du décret du 20 décembre 2011.
Un code-barres ou toute autre technique similaire est apposé sur les biens mobiliers portés à l'actif du bilan en vue d'assurer leur traçabilité dans le temps. Les données correspondent à celles inscrites au moment des acquisitions dans l'inventaire visé à l'article 34 du décret du 20 décembre 2011.
Afdeling 6. - Controle op het beheer van leveringen en goedkope duurzame kleine goederen
Section 6. - Du contrôle de la gestion des fournitures et des petits biens durables à bon marché
Art.25. Overeenkomstig artikel 46, tweede lid, 9°, van het decreet van 20 december 2011, neemt gepaste interne controlemaatregelen om :
1° elke fraude bij het beheer van de voorzieningen en leveringen;
2° elke beschadiging;
3° elk diefstal te vermijden.
Het Ministerie verricht een correcte raming van zijn behoeften inzake goedkope duurzame kleine goederen en zijn leveringen. Het zorgt voor de materiële veiligheid van zijn stocks alsook voor het permanente beheer ervan, door inzonderheid de ingaande en uitgaande goederen te registreren, hun locatie alsook, in voorkomend geval, hun eindbestemming.
De goedkope duurzame kleine goederen die rechtstreeks ten laste worden gelegd van de resultatenrekening van de algemene comptabiliteit overeenkomstig de ESR-regels worden opgenomen in de materiële inventaris. De gebruikers zijn daar verantwoordelijk voor en verbinden zich ertoe op de eerste aanvraag van de verantwoordelijke overheid die terug te geven.
1° elke fraude bij het beheer van de voorzieningen en leveringen;
2° elke beschadiging;
3° elk diefstal te vermijden.
Het Ministerie verricht een correcte raming van zijn behoeften inzake goedkope duurzame kleine goederen en zijn leveringen. Het zorgt voor de materiële veiligheid van zijn stocks alsook voor het permanente beheer ervan, door inzonderheid de ingaande en uitgaande goederen te registreren, hun locatie alsook, in voorkomend geval, hun eindbestemming.
De goedkope duurzame kleine goederen die rechtstreeks ten laste worden gelegd van de resultatenrekening van de algemene comptabiliteit overeenkomstig de ESR-regels worden opgenomen in de materiële inventaris. De gebruikers zijn daar verantwoordelijk voor en verbinden zich ertoe op de eerste aanvraag van de verantwoordelijke overheid die terug te geven.
Art.25. Conformément à l'article 46, alinéa 2, 9°, du décret du 20 décembre 2011, le Ministère prend les mesures de contrôle interne adéquates afin d'éviter :
1° toute fraude dans la gestion des approvisionnements et des fournitures;
2° toute dégradation;
3° tout vol.
Le Ministère procède à une estimation correcte de ses besoins en petits biens durables à bon marché et de ses fournitures. Il assure la sécurité physique de ses stocks ainsi que leur gestion permanente en enregistrant notamment les entrées et les sorties, leur localisation ainsi que, le cas échéant, leur destination finale.
Les petits biens durables à bon marché portés directement en charges dans le compte de résultats de la comptabilité générale conformément aux règles SEC sont recensés dans l'inventaire physique. Les utilisateurs en sont responsables et s'engagent à les restituer à première demande de l'autorité responsable.
1° toute fraude dans la gestion des approvisionnements et des fournitures;
2° toute dégradation;
3° tout vol.
Le Ministère procède à une estimation correcte de ses besoins en petits biens durables à bon marché et de ses fournitures. Il assure la sécurité physique de ses stocks ainsi que leur gestion permanente en enregistrant notamment les entrées et les sorties, leur localisation ainsi que, le cas échéant, leur destination finale.
Les petits biens durables à bon marché portés directement en charges dans le compte de résultats de la comptabilité générale conformément aux règles SEC sont recensés dans l'inventaire physique. Les utilisateurs en sont responsables et s'engagent à les restituer à première demande de l'autorité responsable.
HOOFDSTUK 3. - Interne budgettaire en boekhoudkundige audit
CHAPITRE 3. - De l'audit interne budgétaire et comptable
Art.26. Met toepassing van artikel 47 van het decreet van 20 december 2011, wordt de directie audit van het Ministerie belast met de budgettaire en boekhoudkundige audits van het Ministerie en de diensten zoals respectief bepaald in artikel 2, 4° en 5°.
Art.26. En application de l'article 47 du décret du 20 décembre 2011, la Direction de l'Audit du Ministère est chargée des audits budgétaire et comptable du Ministère et des services tels que définis respectivement à l'article 2, 4° et 5°.
Art.27. Onverminderd andere opdrachten die aan het auditcomité werden toevertrouwd, neemt dat auditcomité in zijn auditbeleid van het Ministerie en van de diensten bedoeld bij artikel 26 auditactiviteiten op betreffende de uitvoering van de begroting en de boekhouding en de financiële verrichtingen in verband daarmee, rekening houdend met de raming van de risico's bedoeld in artikel 3, § 1. Op diezelfde gebieden, kan de Minister van Begroting het auditcomité een specifieke vraag voorleggen waarvan hij het doel, de aard en het onderzoeksgebied vaststelt.
In het kader van de auditactiviteiten bedoeld bij het eerste lid, en onverminderd de toepasselijke wets- of verordeningsbepalingen, wordt het auditcomité ermee belast :
1° de interne auditopdrachten te programmeren en de uitvoering ervan door interne auditoren te coördineren;
2° zich te vergewissen van het opvolgen van de acties die werden beslist op het einde van de interne auditopdrachten bedoeld in 1° ;
3° de gepastheid, doeltreffendheid en kwaliteit van de interne begrotings- en boekhoudkundige controle die binnen het Ministerie werd ingesteld, te evalueren, en aanbevelingen te doen;
4° de methoden en de instrumenten die door de interne auditoren zullen worden toegepast, goed te keuren, en te zorgen voor de verspreiding van de goede praktijken inzake interne budgettaire en boekhoudkundige audit en controle binnen het Ministerie.
In het kader van de auditactiviteiten bedoeld bij het eerste lid, en onverminderd de toepasselijke wets- of verordeningsbepalingen, wordt het auditcomité ermee belast :
1° de interne auditopdrachten te programmeren en de uitvoering ervan door interne auditoren te coördineren;
2° zich te vergewissen van het opvolgen van de acties die werden beslist op het einde van de interne auditopdrachten bedoeld in 1° ;
3° de gepastheid, doeltreffendheid en kwaliteit van de interne begrotings- en boekhoudkundige controle die binnen het Ministerie werd ingesteld, te evalueren, en aanbevelingen te doen;
4° de methoden en de instrumenten die door de interne auditoren zullen worden toegepast, goed te keuren, en te zorgen voor de verspreiding van de goede praktijken inzake interne budgettaire en boekhoudkundige audit en controle binnen het Ministerie.
Art.27. Sans préjudice d'autres missions qui lui ont été confiées, le Comité d'audit inclut, dans sa politique d'audit du Ministère et des services visés à l'article 26, des activités d'audit relatives à l'exécution du budget et aux comptabilités ainsi qu'aux opérations financières qui s'y rapportent, compte tenu de l'évaluation des risques visée à l'article 3, § 1er. Dans ces mêmes domaines, le Ministre du Budget peut saisir le Comité d'audit d'une demande spécifique dont il fixe les objectifs, la nature et le champ d'investigation.
Dans le cadre des activités d'audit visées à l'alinéa 1er, et sans préjudice des dispositions légales ou réglementaires applicables, le Comité d'audit est chargé :
1° de programmer les missions d'audit interne ainsi que de coordonner leur mise en oeuvre par les auditeurs internes;
2° de s'assurer du suivi des actions décidées à l'issue des missions d'audit interne visées au 1° ;
3° d'évaluer l'adéquation, l'efficacité et la qualité du contrôle interne budgétaire et comptable mis en oeuvre au sein du Ministère ainsi que de formuler des recommandations;
4° d'approuver les méthodes et les outils mis en oeuvre par les auditeurs internes et d'assurer la diffusion des bonnes pratiques en matière d'audit et de contrôle internes budgétaires et comptables au sein du Ministère.
Dans le cadre des activités d'audit visées à l'alinéa 1er, et sans préjudice des dispositions légales ou réglementaires applicables, le Comité d'audit est chargé :
1° de programmer les missions d'audit interne ainsi que de coordonner leur mise en oeuvre par les auditeurs internes;
2° de s'assurer du suivi des actions décidées à l'issue des missions d'audit interne visées au 1° ;
3° d'évaluer l'adéquation, l'efficacité et la qualité du contrôle interne budgétaire et comptable mis en oeuvre au sein du Ministère ainsi que de formuler des recommandations;
4° d'approuver les méthodes et les outils mis en oeuvre par les auditeurs internes et d'assurer la diffusion des bonnes pratiques en matière d'audit et de contrôle internes budgétaires et comptables au sein du Ministère.
Art.28. De interne auditoren oefenen hun opdrachten uit in overeenstemming met de beroepsnormen voor de interne audit en het charter van interne audit van het Ministerie.
Krachtens het principe van de scheiding van de operationele functies en de controlefuncties, kunnen de ordonnateurs, thesauriers of ontvangers niet deelnemen aan de auditopdrachten in de diensten waarin ze hun ambt uitoefenen.
Krachtens het principe van de scheiding van de operationele functies en de controlefuncties, kunnen de ordonnateurs, thesauriers of ontvangers niet deelnemen aan de auditopdrachten in de diensten waarin ze hun ambt uitoefenen.
Art.28. Les auditeurs internes exercent leurs missions en conformité avec les normes professionnelles de l'audit interne et la charte d'audit interne du Ministère.
En vertu du principe de la séparation des fonctions opérationnelles et des fonctions de contrôle, les ordonnateurs, trésoriers ou receveurs ne peuvent pas participer aux missions d'audit dans les services où ils exercent leur fonction.
En vertu du principe de la séparation des fonctions opérationnelles et des fonctions de contrôle, les ordonnateurs, trésoriers ou receveurs ne peuvent pas participer aux missions d'audit dans les services où ils exercent leur fonction.
HOOFDSTUK 3/1. [1 - Uitgavenherzieningen ]1
CHAPITRE 3/1. [1 Des revues des dépenses (RD) ]1
Afdeling 1. [1 Algemene bepalingen en definities ]1
Section 1re. [1 Dispositions générales et définitions ]1
Art. 28/1. [1 De uitgavenherzieningen zijn herzieningen zoals bepaald in artikel 2, 26°, van het decreet van 20 december 2011 en artikel 50/1 van het decreet van 4 februari 2021.
In de artikelen 28/2 tot 28/11 wordt met "entiteiten" bedoeld de Diensten van de Regering, de Administratieve Diensten met een autonome boekhouding en de Openbare Bestuursinstellingen van type 1 en 2, d.w.z. alle entiteiten die vallen onder het toepassingsgebied van artikelen 47/1 en 70, laatst lid, van het decreet van 20 december 2011 en artikel 50/1 van het decreet van 4 februari 2021.
In artikelen 28/2 tot 28/11 wordt verstaan onder "Cel uitgavenherziening" de in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 januari 2023 betreffende de oprichting van een Cel uitgavenherziening binnen de Algemene Directie Begroting en Financiën van het Ministerie van de Franse Gemeenschap bedoelde Cel.
In artikelen 28/2 tot 28/11 wordt onder "bestek" verstaan: het door de Regering goedgekeurde document waarin de specifieke reikwijdte en de doelstellingen van de uit te voeren uitgavenherziening worden beschreven.
In artikelen 28/2 tot 28/11 verwijst "WG" naar de werkgroep(en) die verantwoordelijk is (zijn) voor het uitvoeren van analyses en het formuleren van opties voor verbetering in overeenstemming met de uitgavenherziening-doelstellingen die in het bestek zijn beschreven, en voor het opstellen van een tussentijds en eindverslag over de uitgavenherziening.]1
In de artikelen 28/2 tot 28/11 wordt met "entiteiten" bedoeld de Diensten van de Regering, de Administratieve Diensten met een autonome boekhouding en de Openbare Bestuursinstellingen van type 1 en 2, d.w.z. alle entiteiten die vallen onder het toepassingsgebied van artikelen 47/1 en 70, laatst lid, van het decreet van 20 december 2011 en artikel 50/1 van het decreet van 4 februari 2021.
In artikelen 28/2 tot 28/11 wordt verstaan onder "Cel uitgavenherziening" de in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 januari 2023 betreffende de oprichting van een Cel uitgavenherziening binnen de Algemene Directie Begroting en Financiën van het Ministerie van de Franse Gemeenschap bedoelde Cel.
In artikelen 28/2 tot 28/11 wordt onder "bestek" verstaan: het door de Regering goedgekeurde document waarin de specifieke reikwijdte en de doelstellingen van de uit te voeren uitgavenherziening worden beschreven.
In artikelen 28/2 tot 28/11 verwijst "WG" naar de werkgroep(en) die verantwoordelijk is (zijn) voor het uitvoeren van analyses en het formuleren van opties voor verbetering in overeenstemming met de uitgavenherziening-doelstellingen die in het bestek zijn beschreven, en voor het opstellen van een tussentijds en eindverslag over de uitgavenherziening.]1
Art.28/1. [1 Les revues des dépenses (ci-après visées par l'abréviation " RD ") sont des revues telles que définies à l'article 2, 26°, du décret du 20 décembre 2011 et l'article 50/1 de du décret du 4 février 2021.
Dans les articles 28/2 à 28/11, par " entités " il y a lieu d'entendre les Services du Gouvernement, les Services administratifs à comptabilité autonome et les Organismes Administratifs Publics de type 1 et 2, à savoir toutes les entités qui rentrent dans le champ d'application des articles 47/1 et 70 dernier alinéa du décret du 20 décembre 2011 et de l'article 50/1 du décret du 4 février 2021.
Dans les articles 28/2 à 28/11, par " Cellule RD " il y a lieu d'entendre la Cellule prévue par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 12 janvier 2023 relatif à la création d'une Cellule revue des dépenses au sein de la Direction générale du Budget et des Finances du Ministère de la Communauté française.
Dans les articles 28/2 à 28/11, par " cahier des charges " il y a lieu d'entendre le document approuvé par le Gouvernement qui décrit le champ d'application concret et les objectifs de la RD à effectuer.
Dans les articles 28/2 à 28/11, par " GT ", il y a lieu d'entendre le ou les groupes de travail chargés de réaliser des analyses et de formuler des options d'amélioration en fonction des objectifs de la RD décrits dans le cahier des charges ainsi que de rédiger un rapport intermédiaire et un rapport final sur la RD. ]1
Dans les articles 28/2 à 28/11, par " entités " il y a lieu d'entendre les Services du Gouvernement, les Services administratifs à comptabilité autonome et les Organismes Administratifs Publics de type 1 et 2, à savoir toutes les entités qui rentrent dans le champ d'application des articles 47/1 et 70 dernier alinéa du décret du 20 décembre 2011 et de l'article 50/1 du décret du 4 février 2021.
Dans les articles 28/2 à 28/11, par " Cellule RD " il y a lieu d'entendre la Cellule prévue par l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 12 janvier 2023 relatif à la création d'une Cellule revue des dépenses au sein de la Direction générale du Budget et des Finances du Ministère de la Communauté française.
Dans les articles 28/2 à 28/11, par " cahier des charges " il y a lieu d'entendre le document approuvé par le Gouvernement qui décrit le champ d'application concret et les objectifs de la RD à effectuer.
Dans les articles 28/2 à 28/11, par " GT ", il y a lieu d'entendre le ou les groupes de travail chargés de réaliser des analyses et de formuler des options d'amélioration en fonction des objectifs de la RD décrits dans le cahier des charges ainsi que de rédiger un rapport intermédiaire et un rapport final sur la RD. ]1
Modifications
Afdeling 2. [1 Beginselen ]1
Section 2. [1 Principes ]1
Art. 28/2. [1 De volgende beginselen worden toegepast bij het maken van een uitgavenherziening:
1° de uitgavenherzieningen worden, op enkele uitzonderingen na, uitgevoerd over een periode van maximaal 11 maanden, in lijn met de begrotingscyclus, om de Regering en het Parlement te voorzien van relevante informatie voor het opstellen van de begroting;
2° werken in het kader van de uitgavenherzieningen worden onafhankelijk uitgevoerd op entiteitsniveau in overeenstemming met het bestek;
3° een voortdurende ontwikkeling van expertise is ingesteld om uitgavenherzieningen uit te voeren;
4° de leden van de Regering en de leidende ambtenaren zien erop toe dat de diensten die onder hun bevoegdheid vallen constructief meewerken aan de uitgavenherzieningen en de WG toegang verlenen tot de informatie en gegevens die nodig zijn voor de uitgavenherzieningen;
5° de werken rond de uitgavenherzieningen worden uitgevoerd met inachtneming van de vertrouwelijkheidsregels. Vertrouwelijke informatie die door een van de bij het uitgavenherziening-proces betrokken instanties wordt doorgegeven, mag niet worden gedeeld met personen of diensten buiten de uitgavenherzieningen of worden opgenomen in het tussentijds of eindverslag van die uitgavenherziening, tenzij de persoon die de informatie heeft gedeeld daarmee instemt. ]1
1° de uitgavenherzieningen worden, op enkele uitzonderingen na, uitgevoerd over een periode van maximaal 11 maanden, in lijn met de begrotingscyclus, om de Regering en het Parlement te voorzien van relevante informatie voor het opstellen van de begroting;
2° werken in het kader van de uitgavenherzieningen worden onafhankelijk uitgevoerd op entiteitsniveau in overeenstemming met het bestek;
3° een voortdurende ontwikkeling van expertise is ingesteld om uitgavenherzieningen uit te voeren;
4° de leden van de Regering en de leidende ambtenaren zien erop toe dat de diensten die onder hun bevoegdheid vallen constructief meewerken aan de uitgavenherzieningen en de WG toegang verlenen tot de informatie en gegevens die nodig zijn voor de uitgavenherzieningen;
5° de werken rond de uitgavenherzieningen worden uitgevoerd met inachtneming van de vertrouwelijkheidsregels. Vertrouwelijke informatie die door een van de bij het uitgavenherziening-proces betrokken instanties wordt doorgegeven, mag niet worden gedeeld met personen of diensten buiten de uitgavenherzieningen of worden opgenomen in het tussentijds of eindverslag van die uitgavenherziening, tenzij de persoon die de informatie heeft gedeeld daarmee instemt. ]1
Art.28/2. [1 Lors de la réalisation d'une RD, les principes suivants sont appliqués :
1° la mise en oeuvre des RD s'opère sauf exception sur une période de maximum 11 mois, en cohérence avec le cycle budgétaire, afin d'offrir au Gouvernement et au Parlement des informations pertinentes pour l'élaboration du budget ;
2° les travaux dans le cadre des RD sont réalisés de manière indépendante au niveau des entités en application du cahier des charges ;
3° un développement continu d'expertise se met en place pour effectuer les RD ;
4° les membres du Gouvernement et les fonctionnaires dirigeants veillent à ce que les services relevant de leurs compétences collaborent de manière constructive aux RD et fournissent aux GT l'accès aux informations et aux données nécessaires aux RD ;
5° les travaux des RD se font dans le respect de règles de confidentialité. Toute information confidentielle transmise par une des instances impliquées dans le processus d'une RD ne peut être partagée avec des personnes ou des services extérieurs à la RD ou reprise dans le rapport intermédiaire ou le rapport final de cette RD sauf en cas d'accord de la personne ayant partagé cette information. ]1
1° la mise en oeuvre des RD s'opère sauf exception sur une période de maximum 11 mois, en cohérence avec le cycle budgétaire, afin d'offrir au Gouvernement et au Parlement des informations pertinentes pour l'élaboration du budget ;
2° les travaux dans le cadre des RD sont réalisés de manière indépendante au niveau des entités en application du cahier des charges ;
3° un développement continu d'expertise se met en place pour effectuer les RD ;
4° les membres du Gouvernement et les fonctionnaires dirigeants veillent à ce que les services relevant de leurs compétences collaborent de manière constructive aux RD et fournissent aux GT l'accès aux informations et aux données nécessaires aux RD ;
5° les travaux des RD se font dans le respect de règles de confidentialité. Toute information confidentielle transmise par une des instances impliquées dans le processus d'une RD ne peut être partagée avec des personnes ou des services extérieurs à la RD ou reprise dans le rapport intermédiaire ou le rapport final de cette RD sauf en cas d'accord de la personne ayant partagé cette information. ]1
Modifications
Afdeling 3. [1 - Instanties ]1
Section 3. [1 Instances ]1
Art. 28/3. [1 De Cel uitgavenherziening heeft als opdracht het uitgavenherzieningen-systeem operationeel te maken en te optimaliseren in nauwe samenwerking met de entiteiten en de Regering in het kader van dit besluit. ]1
Art.28/3. [1 La Cellule RD a pour mission de rendre opérationnel et d'optimiser le dispositif de RD en étroite collaboration avec les entités et le Gouvernement dans le cadre du présent arrêté ]1
Modifications
Art. 28/4. [1 § 1. Een Sturingscomité (hierna "COPIL" genoemd) wordt permanent opgericht voor alle uitgavenherzieningen. Op basis van de inhoud van de door de Regering goedgekeurde bestekken bestaan de opdrachten van het COPIL uit:
1° het superviseren van het werk van de WG naarmate de analyses vorderen;
2° het waarborgen van de kwaliteit van de door de WG gebruikte méthodologie;
3° het controleren van de naleving van de bestekken en de geplande tijdschema's controleren.
§ 2 De controleopdracht van het COPIL wordt uitgeoefend zonder zich uit te spreken over de geschiktheid van de keuzes die binnen de WG worden gemaakt, op voorwaarde dat deze overeenstemmen met de bestekken.
Het COPIL fungeert ook als beroepsinstantie in geval van moeilijkheden bij het uitvoeren van analyses door de WG.
§ 3 Het Sturingscomité is samengesteld uit de volgende leden:
1° de Secretaris-Generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, die het voorzit;
2° een ambtenaar-generaal van de Algemene Directie Begroting en Financiën;
3° de Directeur-Generaal van de Algemene Directie Coördinatie en Ondersteuning (DGCA) van het Secretariaat-Generaal, in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke van de Pool Onderzoek;
4° de vertegenwoordigers van de Minister-President, de Minister van Begroting, elke Vicepresident van de Regering en, in voorkomend geval, het Kabinet van de Toezichthoudende Ministers bevoegd voor het domein dat onderworpen is aan de uitgavenherziening;
5° een ambtenaar-generaal per entiteit waarop een uitgavenherziening betrekking heeft;
6° de Inspectie van Financiën en de Gemeenschappelijke Auditdienst nemen als waarnemers deel aan het COPIL;
7° de Cel uitgavenherziening neemt het secretariaat waar.
§ 5 De voorzitter stelt bij het begin van zijn werkzaamheden het huishoudelijk reglement van het COPIL op.]1
1° het superviseren van het werk van de WG naarmate de analyses vorderen;
2° het waarborgen van de kwaliteit van de door de WG gebruikte méthodologie;
3° het controleren van de naleving van de bestekken en de geplande tijdschema's controleren.
§ 2 De controleopdracht van het COPIL wordt uitgeoefend zonder zich uit te spreken over de geschiktheid van de keuzes die binnen de WG worden gemaakt, op voorwaarde dat deze overeenstemmen met de bestekken.
Het COPIL fungeert ook als beroepsinstantie in geval van moeilijkheden bij het uitvoeren van analyses door de WG.
§ 3 Het Sturingscomité is samengesteld uit de volgende leden:
1° de Secretaris-Generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, die het voorzit;
2° een ambtenaar-generaal van de Algemene Directie Begroting en Financiën;
3° de Directeur-Generaal van de Algemene Directie Coördinatie en Ondersteuning (DGCA) van het Secretariaat-Generaal, in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke van de Pool Onderzoek;
4° de vertegenwoordigers van de Minister-President, de Minister van Begroting, elke Vicepresident van de Regering en, in voorkomend geval, het Kabinet van de Toezichthoudende Ministers bevoegd voor het domein dat onderworpen is aan de uitgavenherziening;
5° een ambtenaar-generaal per entiteit waarop een uitgavenherziening betrekking heeft;
6° de Inspectie van Financiën en de Gemeenschappelijke Auditdienst nemen als waarnemers deel aan het COPIL;
7° de Cel uitgavenherziening neemt het secretariaat waar.
§ 5 De voorzitter stelt bij het begin van zijn werkzaamheden het huishoudelijk reglement van het COPIL op.]1
Art.28/4. [1 § 1er. Un Comité de pilotage (ci-après dénommé " COPIL ") est établi de manière permanente pour l'ensemble des RD. Sur base du contenu des cahiers des charges approuvé par le Gouvernement, les missions du COPIL consistent à :
1° superviser le travail des GT lors de l'avancement des analyses ;
2° veiller à la qualité de la méthodologie utilisée par les GT ;
3° à vérifier le respect des cahiers des charges et des calendriers prévus.
§ 2 La mission de supervision du COPIL s'exerce sans se prononcer sur l'opportunité des choix réalisés au sein des GT pour autant que ceux-ci soient cohérents avec les cahiers des charges.
Le COPIL joue également le rôle d'instance de recours en cas de difficultés rencontrées lors de la réalisation des analyses par les GT.
§ 3 Le comité de Pilotage est composé des membres suivants :
1° le Secrétaire général du ministère de la Communauté française, qui le préside ;
2° un fonctionnaire général de la Direction Générale du Budget et des Finances ;
3° le Directeur général de la Direction générale de la Coordination et l'Appui (DGCA) du Secrétariat général en tant que responsable du Pôle recherche ;
4° les représentants du Ministre-Président, du Ministre du Budget, de chaque Vice-Président du Gouvernement et le cas échéant du Cabinet des Ministres de tutelle de la matière soumise à la RD ;
5° un fonctionnaire général par entité concernée par une RD ;
6° l'inspection des Finances et le Service Commun d'audit participent au COPIL en tant qu'observateurs ;
7° La Cellule RD assure le secrétariat.
§ 5 Le président établit le règlement d'ordre intérieur du COPIL dès le début de ses travaux. ]1
1° superviser le travail des GT lors de l'avancement des analyses ;
2° veiller à la qualité de la méthodologie utilisée par les GT ;
3° à vérifier le respect des cahiers des charges et des calendriers prévus.
§ 2 La mission de supervision du COPIL s'exerce sans se prononcer sur l'opportunité des choix réalisés au sein des GT pour autant que ceux-ci soient cohérents avec les cahiers des charges.
Le COPIL joue également le rôle d'instance de recours en cas de difficultés rencontrées lors de la réalisation des analyses par les GT.
§ 3 Le comité de Pilotage est composé des membres suivants :
1° le Secrétaire général du ministère de la Communauté française, qui le préside ;
2° un fonctionnaire général de la Direction Générale du Budget et des Finances ;
3° le Directeur général de la Direction générale de la Coordination et l'Appui (DGCA) du Secrétariat général en tant que responsable du Pôle recherche ;
4° les représentants du Ministre-Président, du Ministre du Budget, de chaque Vice-Président du Gouvernement et le cas échéant du Cabinet des Ministres de tutelle de la matière soumise à la RD ;
5° un fonctionnaire général par entité concernée par une RD ;
6° l'inspection des Finances et le Service Commun d'audit participent au COPIL en tant qu'observateurs ;
7° La Cellule RD assure le secrétariat.
§ 5 Le président établit le règlement d'ordre intérieur du COPIL dès le début de ses travaux. ]1
Modifications
Art. 28/5. [1 § 1. Een Werkgroep (WG) wordt aangesteld voor elk project van uitgavenherziening.
§ 2. Elke WG is samengesteld uit de volgende leden:
1° een voorzitter;
2° vertegenwoordigers van de entiteiten die betrokken zijn bij de uitgavenherziening;
3° één of twee vertegenwoordiger(s) van de Cel uitgavenherziening.
De samenstelling van de WG wordt goedgekeurd door de Regering, op voorstel van het COPIL.
De WG kan met instemming van het COPIL worden aangevuld met een of meer externe deskundigen. De kosten van eventuele externe expertise in verband met de uitgavenherziening komen ten laste van de in de begroting opgenomen werkingskredieten voor de uitgavenherzieningen.
§ 3. Noch de voorzitter, noch de leden kunnen een veto uitspreken over de opties voor verbetering die in het eindverslag zijn opgenomen.
§ 4. Het secretariaat van elke WG wordt aangewezen door de voorzitter. Bij ontstentenis van een beslissing wordt het secretariaat gezamenlijk gevoerd door de leden die behoren tot de aan de uitgavenherziening deelnemende entiteiten en de Cel uitgavenherziening. ]1
§ 2. Elke WG is samengesteld uit de volgende leden:
1° een voorzitter;
2° vertegenwoordigers van de entiteiten die betrokken zijn bij de uitgavenherziening;
3° één of twee vertegenwoordiger(s) van de Cel uitgavenherziening.
De samenstelling van de WG wordt goedgekeurd door de Regering, op voorstel van het COPIL.
De WG kan met instemming van het COPIL worden aangevuld met een of meer externe deskundigen. De kosten van eventuele externe expertise in verband met de uitgavenherziening komen ten laste van de in de begroting opgenomen werkingskredieten voor de uitgavenherzieningen.
§ 3. Noch de voorzitter, noch de leden kunnen een veto uitspreken over de opties voor verbetering die in het eindverslag zijn opgenomen.
§ 4. Het secretariaat van elke WG wordt aangewezen door de voorzitter. Bij ontstentenis van een beslissing wordt het secretariaat gezamenlijk gevoerd door de leden die behoren tot de aan de uitgavenherziening deelnemende entiteiten en de Cel uitgavenherziening. ]1
Art.28/5. [1 § 1er. Un Groupe de travail (GT) est désigné pour chaque projet de RD.
§ 2. Chaque GT est composé des membres suivants :
1° un président ;
2° des représentants des entités concernées par la RD ;
3° un à deux représentant(s) de la Cellule RD.
La composition des GT est approuvée par le Gouvernement, sur proposition du COPIL.
Le GT peut être complété par un ou plusieurs experts externes avec l'accord du COPIL. Les coûts de l'expertise externe éventuelle liés à la RD sont imputés à la charge des crédits de fonctionnement des RD prévus au budget.
§ 3. Ni le président, ni les membres ne peuvent exprimer leur veto en ce qui concerne les options d'amélioration qui sont retenues dans le rapport final.
§ 4. Le secrétariat de chaque GT est désigné par le président. A défaut de décision, le secrétariat est assuré conjointement par les membres appartenant aux entités participantes à la RD et la Cellule RD. ]1
§ 2. Chaque GT est composé des membres suivants :
1° un président ;
2° des représentants des entités concernées par la RD ;
3° un à deux représentant(s) de la Cellule RD.
La composition des GT est approuvée par le Gouvernement, sur proposition du COPIL.
Le GT peut être complété par un ou plusieurs experts externes avec l'accord du COPIL. Les coûts de l'expertise externe éventuelle liés à la RD sont imputés à la charge des crédits de fonctionnement des RD prévus au budget.
§ 3. Ni le président, ni les membres ne peuvent exprimer leur veto en ce qui concerne les options d'amélioration qui sont retenues dans le rapport final.
§ 4. Le secrétariat de chaque GT est désigné par le président. A défaut de décision, le secrétariat est assuré conjointement par les membres appartenant aux entités participantes à la RD et la Cellule RD. ]1
Modifications
Art. 28/6. [1 § 1. Het voorzitterschap van elke WG wordt toevertrouwd aan een persoon met kennis van het voorwerp van de uitgavenherziening en van de betrokken entiteit, en met een zekere autoriteit. Het voorzitterschap mag niet worden toevertrouwd aan een lid van een ministerieel kabinet, noch aan een persoon die zich in een belangenconflict zou kunnen bevinden.
De voorzitter wordt benoemd door het COPIL tijdens de gezamenlijke startvergadering van het COPIL en de WG of, als er geen consensus is binnen het COPIL, door de Regering.
§ 2. De voorzitter stelt het huishoudelijk reglement van de WG op bij het begin van de werkzaamheden.
§ 3. Indien de voorzitter van de WG een persoon is van buiten de FWB, kan de Minister van Begroting beslissen hem een vergoeding toe te kennen ter waarde van 250 per vergadering, met een maximum van 3.000 per uitgavenherziening.
De in dit artikel vermelde bedragen zijn onderworpen aan de gezondheidsindex van juni 2023 (127,09) en volgen de evolutie van deze gezondheidsindex, overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De maand waarin het eindverslag wordt ingediend bij het COPIL is de referentiemaand voor de indexering.
De vergoedingen mogen alleen worden betaald als de voorzitter ten minste 80% van de vergaderingen van het WG heeft bijgewoond waarvoor hij tot voorzitter is benoemd tijdens het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft. De bovengenoemde regel is niet van toepassing als de afwezigheid te wijten is aan overmacht of een gewettigde verhindering.
§ 4 Bij afwezigheid van de voorzitter en bij ontstentenis van een beslissing van het COPIL over een vervanger, zit het secretariaat de WG voor. ]1
De voorzitter wordt benoemd door het COPIL tijdens de gezamenlijke startvergadering van het COPIL en de WG of, als er geen consensus is binnen het COPIL, door de Regering.
§ 2. De voorzitter stelt het huishoudelijk reglement van de WG op bij het begin van de werkzaamheden.
§ 3. Indien de voorzitter van de WG een persoon is van buiten de FWB, kan de Minister van Begroting beslissen hem een vergoeding toe te kennen ter waarde van 250 per vergadering, met een maximum van 3.000 per uitgavenherziening.
De in dit artikel vermelde bedragen zijn onderworpen aan de gezondheidsindex van juni 2023 (127,09) en volgen de evolutie van deze gezondheidsindex, overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De maand waarin het eindverslag wordt ingediend bij het COPIL is de referentiemaand voor de indexering.
De vergoedingen mogen alleen worden betaald als de voorzitter ten minste 80% van de vergaderingen van het WG heeft bijgewoond waarvoor hij tot voorzitter is benoemd tijdens het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft. De bovengenoemde regel is niet van toepassing als de afwezigheid te wijten is aan overmacht of een gewettigde verhindering.
§ 4 Bij afwezigheid van de voorzitter en bij ontstentenis van een beslissing van het COPIL over een vervanger, zit het secretariaat de WG voor. ]1
Art.28/6. [1 § 1er. La présidence de chaque GT est confiée à une personne disposant d'une connaissance du sujet de la RD et de l'entité concernée, et dotée d'une certaine autorité. La présidence ne peut être accordée à un membre d'un cabinet ministériel, ni à une personne susceptible de se retrouver dans un conflit d'intérêt.
La présidence est désignée par le COPIL lors de la réunion de lancement commune au COPIL et aux GT ou, à défaut de consensus au sein du COPIL, par le Gouvernement.
§ 2. Le président établit le règlement d'ordre intérieur du GT dès le début de ses travaux.
§ 3. Dans le cas où le président du GT est une personne extérieure à la FWB, le Ministre du Budget peut décider de lui accorder des rétributions d'une valeur de 250 par réunion, avec un maximum de 3.000 par RD.
Les montants mentionnés dans le présent article sont soumis à l'indice-santé de juin 2023 (127,09) et suivent l'évolution de cet indice santé, conformément à l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays. Le mois au cours duquel le rapport final est remis au COPIL est le mois de référence pour l'indexation.
Les rétributions ne peuvent être versés que si le président a assisté à au moins 80 % des réunions du GT pour lequel il a été nommé président au cours de l'année civile sur laquelle porte l'indemnité. La règle précitée ne s'applique pas si l'absence est due à un cas de force majeure ou à un empêchement légitime.
§ 4. En cas d'absence du président et à défaut d'une décision du COPIL concerrnant le remplacement, le secrétariat assure le rôle de présidence du GT. ]1
La présidence est désignée par le COPIL lors de la réunion de lancement commune au COPIL et aux GT ou, à défaut de consensus au sein du COPIL, par le Gouvernement.
§ 2. Le président établit le règlement d'ordre intérieur du GT dès le début de ses travaux.
§ 3. Dans le cas où le président du GT est une personne extérieure à la FWB, le Ministre du Budget peut décider de lui accorder des rétributions d'une valeur de 250 par réunion, avec un maximum de 3.000 par RD.
Les montants mentionnés dans le présent article sont soumis à l'indice-santé de juin 2023 (127,09) et suivent l'évolution de cet indice santé, conformément à l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays. Le mois au cours duquel le rapport final est remis au COPIL est le mois de référence pour l'indexation.
Les rétributions ne peuvent être versés que si le président a assisté à au moins 80 % des réunions du GT pour lequel il a été nommé président au cours de l'année civile sur laquelle porte l'indemnité. La règle précitée ne s'applique pas si l'absence est due à un cas de force majeure ou à un empêchement légitime.
§ 4. En cas d'absence du président et à défaut d'une décision du COPIL concerrnant le remplacement, le secrétariat assure le rôle de présidence du GT. ]1
Modifications
Afdeling 4. [1 Einddocumenten ]1
Section 4. [1 Documents finaux ]1
Art. 28/7. [1 Het bestek beschrijft de specifieke reikwijdte en de doelstellingen van de uit te voeren uitgavenherziening.
Het bestek bevat ten minste de volgende informatie:
1° het toepassingsgebied;
2° de reden van de uitgavenherziening;
3° de doelstelling van de uitgavenherziening;
4° de specifieke onderzoeksvragen;
5° een indicatie over de te ontwikkelen beleidsopties;
6° een begrotingstabel over het thema van de uitgavenherziening.
De bestekken worden door de Minister van Begroting opgenomen in de begrotingsdocumenten die bij de indiening van de initiële begroting voor het volgende jaar bij het Parlement worden ingediend.]1
Het bestek bevat ten minste de volgende informatie:
1° het toepassingsgebied;
2° de reden van de uitgavenherziening;
3° de doelstelling van de uitgavenherziening;
4° de specifieke onderzoeksvragen;
5° een indicatie over de te ontwikkelen beleidsopties;
6° een begrotingstabel over het thema van de uitgavenherziening.
De bestekken worden door de Minister van Begroting opgenomen in de begrotingsdocumenten die bij de indiening van de initiële begroting voor het volgende jaar bij het Parlement worden ingediend.]1
Art.28/7. [1 Le cahier des charges décrit le champ d'application concret et les objectifs de la RD à effectuer.
Le cahier des charges contient au moins les éléments suivants :
1° le champ d'application ;
2° la raison de la RD ;
3° l'objectif de la RD ;
4° les questions de recherches spécifiques ;
5° l'indication sur les options politiques à développer ;
6° un tableau budgétaire concernant la thématique de la RD.
Les cahiers des charges sont inclus par le Ministre du budget dans les documents budgétaires qui sont soumis au Parlement lors de l'introduction du budget initial de l'année suivante. ]1
Le cahier des charges contient au moins les éléments suivants :
1° le champ d'application ;
2° la raison de la RD ;
3° l'objectif de la RD ;
4° les questions de recherches spécifiques ;
5° l'indication sur les options politiques à développer ;
6° un tableau budgétaire concernant la thématique de la RD.
Les cahiers des charges sont inclus par le Ministre du budget dans les documents budgétaires qui sont soumis au Parlement lors de l'introduction du budget initial de l'année suivante. ]1
Modifications
Art. 28/8. [1 Eindverslag
De uitgavenherzieningen leiden tot een eindverslag. Dit eindverslag bevat ten minste de volgende elementen:
1° de inleiding en het toepassingsgebied van de uitgavenherziening op basis van het bestek;
2° de methodologie van de WG;
3° een overzicht van de gebruikte gegevens en hoe het doelpubliek en de stakeholders werden betrokken;
4° opties voor verbeteringen, met inbegrip van:
a) een beschrijving van elke hervormingsoptie;
b) een beschrijving van de verwachte (begrotings- en andere) gevolgen voor elke optie;
c) een ontwerp van uitvoeringsplan voor elke hervormingsoptie, waarin met name de te ondernemen acties, de bij de uitvoering betrokken instanties, een raming van de duur en de fasen van de uitvoering, een beoordeling van de haalbaarheid van de uitvoering van de hervormingsopties, met inbegrip van de eenmalige kosten van de uitvoering, de risico's, de basisvoorwaarden en de domino-effecten worden vermeld;
5° een conclusie en de lessen die kunnen worden getrokken uit de ondervonden problemen/obstakels en de punten voor vooruitgang/verbetering voor toekomstige uitgavenherzieningen.
§ 2 De Cel uitgavenherziening stelt een samenvattend document op van het eindverslag. ]1
De uitgavenherzieningen leiden tot een eindverslag. Dit eindverslag bevat ten minste de volgende elementen:
1° de inleiding en het toepassingsgebied van de uitgavenherziening op basis van het bestek;
2° de methodologie van de WG;
3° een overzicht van de gebruikte gegevens en hoe het doelpubliek en de stakeholders werden betrokken;
4° opties voor verbeteringen, met inbegrip van:
a) een beschrijving van elke hervormingsoptie;
b) een beschrijving van de verwachte (begrotings- en andere) gevolgen voor elke optie;
c) een ontwerp van uitvoeringsplan voor elke hervormingsoptie, waarin met name de te ondernemen acties, de bij de uitvoering betrokken instanties, een raming van de duur en de fasen van de uitvoering, een beoordeling van de haalbaarheid van de uitvoering van de hervormingsopties, met inbegrip van de eenmalige kosten van de uitvoering, de risico's, de basisvoorwaarden en de domino-effecten worden vermeld;
5° een conclusie en de lessen die kunnen worden getrokken uit de ondervonden problemen/obstakels en de punten voor vooruitgang/verbetering voor toekomstige uitgavenherzieningen.
§ 2 De Cel uitgavenherziening stelt een samenvattend document op van het eindverslag. ]1
Art.28/8. [1 Rapport final
Les RD aboutissent à un rapport final. Ce rapport final contient au moins les éléments suivants :
1° l'introduction et le champ d'application de la RD sur la base du cahier des charges ;
2° la méthodologie de fonctionnement du GT ;
3° un aperçu des données utilisées et la manière dont le public cible et les parties prenantes ont été impliqués ;
4° les options d'améliorations, comprenant :
a) une description de chaque option de réforme ;
b) une description des impacts prévus (budgétaires et autres) pour chaque option ;
c) un projet de plan de mise en oeuvre pour chaque option de réforme incluant notamment les actions à entreprendre, les instances impliquées dans l'implémentation, une estimation de la durée et les phases d'implémentation, une appréciation de la faisabilité de la mise en oeuvre des options de réforme, dont le coût unique de la mise en oeuvre, les risques, les conditions de base, les effets d'entrainement ;
5° une conclusion et les leçons tirées des problèmes/obstacles rencontrés et des points de progression/amélioration pour les futures RD.
§ 2 La Cellule RD prépare un document de synthèse du rapport final. ]1
Les RD aboutissent à un rapport final. Ce rapport final contient au moins les éléments suivants :
1° l'introduction et le champ d'application de la RD sur la base du cahier des charges ;
2° la méthodologie de fonctionnement du GT ;
3° un aperçu des données utilisées et la manière dont le public cible et les parties prenantes ont été impliqués ;
4° les options d'améliorations, comprenant :
a) une description de chaque option de réforme ;
b) une description des impacts prévus (budgétaires et autres) pour chaque option ;
c) un projet de plan de mise en oeuvre pour chaque option de réforme incluant notamment les actions à entreprendre, les instances impliquées dans l'implémentation, une estimation de la durée et les phases d'implémentation, une appréciation de la faisabilité de la mise en oeuvre des options de réforme, dont le coût unique de la mise en oeuvre, les risques, les conditions de base, les effets d'entrainement ;
5° une conclusion et les leçons tirées des problèmes/obstacles rencontrés et des points de progression/amélioration pour les futures RD.
§ 2 La Cellule RD prépare un document de synthèse du rapport final. ]1
Modifications
Afdeling 5. [1 Voorbereiding en selectie van de onderwerpen van de uitgavenherzieningen ]1
Section 5. [1 Préparation et sélection des sujets de RD ]1
Art. 28/9. [1 § 1 In het kader van de begrotingsomzendbrief voor de opmaak van de initiële begrotingen verzoekt de Regering de entiteiten en nodigt ze de Inspectie van Financiën uit om voorstellen te doen voor uitgavenherziening-onderwerpen en legt ze een termijn vast voor het indienen van die voorstellen bij de Cel uitgavenherziening. De Regering kan ook andere instanties uitnodigen om voorstellen in te dienen.
Binnen datzelfde kader bepaalt de Regering de richtlijnen voor het opstellen van de voorstellen voor uitgavenherzieningen en de eventuele procedures voor het indienen van de voorstellen.
Elk voorstel voor een uitgavenherziening bevat minstens een titel voor het onderwerp, een korte beschrijving van de inhoud, de reden, de relevante budgettaire informatie en de voorgestelde samenstelling van de WG.
§ 2 De Cel uitgavenherziening controleert de conformiteit van de voorstellen op basis van de ontvankelijkheidscriteria die in de Omzendbrief worden vermeld. Indien nodig neemt de Cel zo snel mogelijk contact op met de entiteiten en de leden van het COPIL, met inbegrip van de waarnemende leden, om de voorstellen te verduidelijken en zich ervan te vergewissen dat het voorstel alle relevante informatie bevat.
De voorstellen worden onderworpen aan een advies van het Directiecomité van het Ministerie van de Franse Gemeenschap (CODIR).
§ 3 Na het advies van het CODIR stuurt de voorzitter van het CODIR de voorstellen door naar de Minister-President en de Minister van Begroting. Op hun gezamenlijke voorstel selecteert de Regering de uitgavenherzieningen-projecten.
§ 4. De door de Regering goedgekeurde ontwerpen van uitgavenherzieningen worden meegedeeld aan de Voorzitter van het CODIR en aan de Cel uitgavenherziening zodat die in overleg met de entiteiten het definitieve ontwerp van bestek kan opstellen. Deze worden vervolgens door de Cel uitgavenherziening doorgestuurd aan de Minister-President en de Minister van Begroting zodat ze kunnen worden goedgekeurd door de Regering ten laatste op het ogenblik dat de Regering de initiële begroting voor het volgende jaar goedkeurt, en meegedeeld aan het Parlement overeenkomstig artikel 47/1 van het decreet van 20 december 2011.]1
Binnen datzelfde kader bepaalt de Regering de richtlijnen voor het opstellen van de voorstellen voor uitgavenherzieningen en de eventuele procedures voor het indienen van de voorstellen.
Elk voorstel voor een uitgavenherziening bevat minstens een titel voor het onderwerp, een korte beschrijving van de inhoud, de reden, de relevante budgettaire informatie en de voorgestelde samenstelling van de WG.
§ 2 De Cel uitgavenherziening controleert de conformiteit van de voorstellen op basis van de ontvankelijkheidscriteria die in de Omzendbrief worden vermeld. Indien nodig neemt de Cel zo snel mogelijk contact op met de entiteiten en de leden van het COPIL, met inbegrip van de waarnemende leden, om de voorstellen te verduidelijken en zich ervan te vergewissen dat het voorstel alle relevante informatie bevat.
De voorstellen worden onderworpen aan een advies van het Directiecomité van het Ministerie van de Franse Gemeenschap (CODIR).
§ 3 Na het advies van het CODIR stuurt de voorzitter van het CODIR de voorstellen door naar de Minister-President en de Minister van Begroting. Op hun gezamenlijke voorstel selecteert de Regering de uitgavenherzieningen-projecten.
§ 4. De door de Regering goedgekeurde ontwerpen van uitgavenherzieningen worden meegedeeld aan de Voorzitter van het CODIR en aan de Cel uitgavenherziening zodat die in overleg met de entiteiten het definitieve ontwerp van bestek kan opstellen. Deze worden vervolgens door de Cel uitgavenherziening doorgestuurd aan de Minister-President en de Minister van Begroting zodat ze kunnen worden goedgekeurd door de Regering ten laatste op het ogenblik dat de Regering de initiële begroting voor het volgende jaar goedkeurt, en meegedeeld aan het Parlement overeenkomstig artikel 47/1 van het decreet van 20 december 2011.]1
Art.28/9. [1 § 1 Dans le cadre de la circulaire budgétaire encadrant l'élaboration des budgets initiaux, le Gouvernement sollicite les entités et invite l'Inspection des finances à faire des propositions de sujets de RD et détermine une date d'échéance pour soumettre ces propositions à la Cellule RD. Le Gouvernement peut aussi inviter d'autres instances à soumettre des propositions.
Dans ce même cadre, le Gouvernement fixe les balises permettant d'établir les propositions de RD et les éventuelles modalités d'introduction des propositions.
Chaque proposition de RD comprend au moins un intitulé du sujet, une courte description de son objet, sa raison, l'information budgétaire pertinente et la proposition de composition du GT.
§ 2 La Cellule RD opère une vérification de la conformité des propositions sur la base des critères de recevabilité tels qu'ils sont mentionnés dans la Circulaire. Si nécessaire, elle contacte dans les meilleurs délais les entités ainsi que les membres du COPIL, y inclus les membres à titre d'observateur, en vue de clarifier les propositions et de s'assurer que la proposition contient toute l'information pertinente.
Les propositions font l'objet d'un avis du Comité de Direction du ministère de la Communauté française (CODIR).
§ 3. Après l'avis du CODIR, le président du CODIR transmet les propositions au Ministre-Président et au Ministre du Budget. Sur proposition conjointe de ceux-ci, le Gouvernement sélectionne les projets de RD.
§ 4. Les projets de RD approuvés par le Gouvernement sont communiqués au Président du CODIR et à la Cellule RD afin que celle-ci établisse, en concertation avec les entités, les projets de cahiers des charges définitifs. Ceux-ci sont ensuite soumis par la Cellule RD au Ministre-Président et au Ministre du Budget afin d'être approuvés par le Gouvernement au plus tard au moment où le Gouvernement approuve le budget initial de l'année suivante, et communiqués au Parlement conformément à l'article 47/1 du décret du 20 décembre 2011 ]1
Dans ce même cadre, le Gouvernement fixe les balises permettant d'établir les propositions de RD et les éventuelles modalités d'introduction des propositions.
Chaque proposition de RD comprend au moins un intitulé du sujet, une courte description de son objet, sa raison, l'information budgétaire pertinente et la proposition de composition du GT.
§ 2 La Cellule RD opère une vérification de la conformité des propositions sur la base des critères de recevabilité tels qu'ils sont mentionnés dans la Circulaire. Si nécessaire, elle contacte dans les meilleurs délais les entités ainsi que les membres du COPIL, y inclus les membres à titre d'observateur, en vue de clarifier les propositions et de s'assurer que la proposition contient toute l'information pertinente.
Les propositions font l'objet d'un avis du Comité de Direction du ministère de la Communauté française (CODIR).
§ 3. Après l'avis du CODIR, le président du CODIR transmet les propositions au Ministre-Président et au Ministre du Budget. Sur proposition conjointe de ceux-ci, le Gouvernement sélectionne les projets de RD.
§ 4. Les projets de RD approuvés par le Gouvernement sont communiqués au Président du CODIR et à la Cellule RD afin que celle-ci établisse, en concertation avec les entités, les projets de cahiers des charges définitifs. Ceux-ci sont ensuite soumis par la Cellule RD au Ministre-Président et au Ministre du Budget afin d'être approuvés par le Gouvernement au plus tard au moment où le Gouvernement approuve le budget initial de l'année suivante, et communiqués au Parlement conformément à l'article 47/1 du décret du 20 décembre 2011 ]1
Modifications
Afdeling 6. [1 Uitvoeren en opvolging van de uitgavenherzieningen ]1
Section 6. [1 Déroulement et suivi des RD ]1
Art. 28/10. [1 § 1. Zo snel mogelijk na de definitieve goedkeuring van het bestek roept de COPIL-voorzitter de COPIL-leden en de WG-leden samen voor de startvergadering van de uitgavenherziening.
§ 2. Op basis van de opdracht die wordt gedefinieerd in het bestek, indien nodig verduidelijkt door de leden van het COPIL, en volgens de termijnen bepaald door het COPIL op de startvergadering, stellen de WG een tussentijds verslag op, ten laatste voor de voorjaarsvakantie. Dit verslag bevat minstens:
1° de werkmethode van de betrokken WG;
2° een grondige beschrijving van het onderwerp van de uitgavenherziening;
3° de eerste beoogde verbeteringsopties en hun impact;
4° een overzicht van de beschikbare en de ontbrekende gegevens en eventuele problemen.
Dit tussentijds verslag wordt besproken op een tussentijdse vergadering tussen het COPIL en de WG.
Rekening houdend met eventuele instructies van het COPIL stellen de WG het in artikel 28/8 bedoelde eindverslag op.
Dit eindverslag wordt besproken op een slotvergadering tussen het COPIL en de WG, uiterlijk in juli.
Indien nodig vervolledigen of wijzigen de WG het eindverslag, rekening houdend met de instructies van het COPIL.
Het eindverslag wordt opnieuw ter goedkeuring aan het COPIL voorgelegd.
Ten laatste op 10 september van elk jaar stuurt de Cel uitgavenherziening de eindverslagen van de werkgroepen en de samenvatting van de eindverslagen naar de Minister-President, de Minister van Begroting en de Toezichthoudende Minister van het onderwerp dat aan de uitgavenherziening is voorgelegd. De Regering beslist over het gevolg dat aan de verbeteropties moet worden gegeven en deelt haar beslissing mee aan het Parlement. Deze beslissing en de samenvatting van het eindverslag worden opgenomen in de begrotingsdocumenten voor de initiële begroting van het volgende jaar.
Ter uitvoering van deze beslissing stellen de betrokken entiteiten gedetailleerde uitvoeringsplannen op in overleg met hun Toezichthoudende Minister(s) en met de steun van de Cel uitgavenherziening.
De Cel uitgavenherziening volgt de beslissingen rond de uitgavenherzieningen systematisch op aan de hand van de uitvoeringsplannen en in samenwerking met de betrokken entiteiten, om over de uitvoering ervan verslag uit te brengen aan de Minister van Begroting, de Minister-President, de betrokken Toezichthoudende Ministers en de voorzitter van het COPIL, en om aan het Parlement verslag uit te brengen over de stand van zaken, zoals bedoeld in artikel 47/1, derde lid, van het decreet van 20 december 2011.]1
§ 2. Op basis van de opdracht die wordt gedefinieerd in het bestek, indien nodig verduidelijkt door de leden van het COPIL, en volgens de termijnen bepaald door het COPIL op de startvergadering, stellen de WG een tussentijds verslag op, ten laatste voor de voorjaarsvakantie. Dit verslag bevat minstens:
1° de werkmethode van de betrokken WG;
2° een grondige beschrijving van het onderwerp van de uitgavenherziening;
3° de eerste beoogde verbeteringsopties en hun impact;
4° een overzicht van de beschikbare en de ontbrekende gegevens en eventuele problemen.
Dit tussentijds verslag wordt besproken op een tussentijdse vergadering tussen het COPIL en de WG.
Rekening houdend met eventuele instructies van het COPIL stellen de WG het in artikel 28/8 bedoelde eindverslag op.
Dit eindverslag wordt besproken op een slotvergadering tussen het COPIL en de WG, uiterlijk in juli.
Indien nodig vervolledigen of wijzigen de WG het eindverslag, rekening houdend met de instructies van het COPIL.
Het eindverslag wordt opnieuw ter goedkeuring aan het COPIL voorgelegd.
Ten laatste op 10 september van elk jaar stuurt de Cel uitgavenherziening de eindverslagen van de werkgroepen en de samenvatting van de eindverslagen naar de Minister-President, de Minister van Begroting en de Toezichthoudende Minister van het onderwerp dat aan de uitgavenherziening is voorgelegd. De Regering beslist over het gevolg dat aan de verbeteropties moet worden gegeven en deelt haar beslissing mee aan het Parlement. Deze beslissing en de samenvatting van het eindverslag worden opgenomen in de begrotingsdocumenten voor de initiële begroting van het volgende jaar.
Ter uitvoering van deze beslissing stellen de betrokken entiteiten gedetailleerde uitvoeringsplannen op in overleg met hun Toezichthoudende Minister(s) en met de steun van de Cel uitgavenherziening.
De Cel uitgavenherziening volgt de beslissingen rond de uitgavenherzieningen systematisch op aan de hand van de uitvoeringsplannen en in samenwerking met de betrokken entiteiten, om over de uitvoering ervan verslag uit te brengen aan de Minister van Begroting, de Minister-President, de betrokken Toezichthoudende Ministers en de voorzitter van het COPIL, en om aan het Parlement verslag uit te brengen over de stand van zaken, zoals bedoeld in artikel 47/1, derde lid, van het decreet van 20 december 2011.]1
Art.28/10. [1 § 1. Dans les meilleurs délais après l'approbation définitive des cahiers des charges, le président du COPIL convoque les membres du COPIL et les membres des GT pour la réunion de lancement des RD.
§ 2. Sur la base du mandat défini dans les cahiers des charges, si nécessaire explicités par les membres du COPIL, et selon les échéances déterminées par le COPIL lors de la réunion de lancement, les GT préparent un rapport intermédiaire, au plus tard avant les congés de printemps. Ce rapport contient au minimum :
1° la méthodologie de fonctionnement du GT concerné ;
2° une description approfondie du sujet de RD ;
3° les premières pistes d'options d'amélioration envisagées et leurs impacts ;
4° un aperçu des données disponibles et des données manquantes et les éventuels problèmes rencontrés.
Ce rapport intermédiaire est discuté lors d'une réunion intermédiaire entre le COPIL et les GT.
Tenant compte des instructions éventuelles du COPIL, les GT rédigent le rapport final visé à l'article 28/8.
Ce rapport final est discuté dans une réunion de clôture entre le COPIL et les GT, au plus tard en juillet.
Le cas échéant, tenant compte des instructions du COPIL, les GT complètent ou modifient le rapport final.
Celui-ci est à nouveau soumis au COPIL pour accord.
Au plus tard le 10 septembre de chaque année, la Cellule RD transmet les rapports finaux des GT ainsi que la synthèse des rapports finaux au Ministre-Président, au Ministre du Budget et au Ministre de tutelle de la matière soumise à la RD. Le Gouvernement décide de la suite à apporter aux options d'amélioration et communique sa décision au Parlement. Cette décision ainsi que la synthèse du rapport final sont intégrées dans les documents budgétaires pour le budget initial de l'année prochaine.
En application de cette décision, les entités concernées élaborent en concertation avec leur(s) Ministre(s) de tutelle et avec le soutien de la Cellule RD des plans d'implémentations détaillées.
La Cellule RD fait un suivi systématique des décisions relatives aux RD sur base des plans d'implémentations et en collaboration avec les entités concernées, afin de rendre compte de leur mise en oeuvre au Ministre du Budget, au Ministre-Président, aux Ministres de tutelle concernés et au président du COPIL, et en vue de la communication au Parlement de l'état d'avancement prévu à l'article 47/1, alinéa 3 du décret du 20 décembre 2011. ]1
§ 2. Sur la base du mandat défini dans les cahiers des charges, si nécessaire explicités par les membres du COPIL, et selon les échéances déterminées par le COPIL lors de la réunion de lancement, les GT préparent un rapport intermédiaire, au plus tard avant les congés de printemps. Ce rapport contient au minimum :
1° la méthodologie de fonctionnement du GT concerné ;
2° une description approfondie du sujet de RD ;
3° les premières pistes d'options d'amélioration envisagées et leurs impacts ;
4° un aperçu des données disponibles et des données manquantes et les éventuels problèmes rencontrés.
Ce rapport intermédiaire est discuté lors d'une réunion intermédiaire entre le COPIL et les GT.
Tenant compte des instructions éventuelles du COPIL, les GT rédigent le rapport final visé à l'article 28/8.
Ce rapport final est discuté dans une réunion de clôture entre le COPIL et les GT, au plus tard en juillet.
Le cas échéant, tenant compte des instructions du COPIL, les GT complètent ou modifient le rapport final.
Celui-ci est à nouveau soumis au COPIL pour accord.
Au plus tard le 10 septembre de chaque année, la Cellule RD transmet les rapports finaux des GT ainsi que la synthèse des rapports finaux au Ministre-Président, au Ministre du Budget et au Ministre de tutelle de la matière soumise à la RD. Le Gouvernement décide de la suite à apporter aux options d'amélioration et communique sa décision au Parlement. Cette décision ainsi que la synthèse du rapport final sont intégrées dans les documents budgétaires pour le budget initial de l'année prochaine.
En application de cette décision, les entités concernées élaborent en concertation avec leur(s) Ministre(s) de tutelle et avec le soutien de la Cellule RD des plans d'implémentations détaillées.
La Cellule RD fait un suivi systématique des décisions relatives aux RD sur base des plans d'implémentations et en collaboration avec les entités concernées, afin de rendre compte de leur mise en oeuvre au Ministre du Budget, au Ministre-Président, aux Ministres de tutelle concernés et au président du COPIL, et en vue de la communication au Parlement de l'état d'avancement prévu à l'article 47/1, alinéa 3 du décret du 20 décembre 2011. ]1
Modifications
Art. 28/11. [1 De Minister van Begroting kan beslissen om een evaluatie achteraf van een uitgavenherziening door externe deskundigen uit te voeren. De evaluatie achteraf heeft alleen betrekking op het proces van de uitgavenherzieningen ]1
Art.28/11. [1 Le Ministre du Budget peut décider de procéder à une évaluation ex post d'une RD par des experts externes. L'évaluation ex post ne couvre que le processus des RD ]1
Modifications
HOOFDSTUK 4. - Administratieve en begrotingscontrole
CHAPITRE 4. - Du contrôle administratif et budgétaire
Afdeling 1. - Inleidende bepalingen
Section 1re. - Dispositions introductives
Art.29. De administratieve en begrotingscontrole wordt uitgeoefend door de Regering, de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken.
Ze heeft betrekking op de ontwerpen van beslissing van de Regering alsook op die van de diensten van algemeen bestuur van de Franse Gemeenschap.
De Regering, de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken worden bijgestaan door de Inspecteurs van Financiën bedoeld in artikel 48, § 2, van het decreet van 20 december 2011.
Dit besluit is niet van toepassing op de beslissingen waarop het decreet van 12 juli 1990 op de controle van de universitaire instellingen toepasselijk is.
Ze heeft betrekking op de ontwerpen van beslissing van de Regering alsook op die van de diensten van algemeen bestuur van de Franse Gemeenschap.
De Regering, de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken worden bijgestaan door de Inspecteurs van Financiën bedoeld in artikel 48, § 2, van het decreet van 20 december 2011.
Dit besluit is niet van toepassing op de beslissingen waarop het decreet van 12 juli 1990 op de controle van de universitaire instellingen toepasselijk is.
Art.29. Le contrôle administratif et budgétaire est exercé par le Gouvernement, par le Ministre du Budget et par le Ministre de la Fonction publique.
Il porte sur les projets de décisions du Gouvernement ainsi que sur ceux des services d'administration générale de la Communauté.
Le Gouvernement, le Ministre du Budget et le Ministre de la Fonction publique sont assistés par les inspecteurs des Finances visés à l'article 48, § 2, du décret du 20 décembre 2011.
Le présent arrêté n'est pas applicable aux décisions auxquelles s'applique le décret du 12 juillet 1990 sur le contrôle des institutions universitaires.
Il porte sur les projets de décisions du Gouvernement ainsi que sur ceux des services d'administration générale de la Communauté.
Le Gouvernement, le Ministre du Budget et le Ministre de la Fonction publique sont assistés par les inspecteurs des Finances visés à l'article 48, § 2, du décret du 20 décembre 2011.
Le présent arrêté n'est pas applicable aux décisions auxquelles s'applique le décret du 12 juillet 1990 sur le contrôle des institutions universitaires.
Afdeling 2. - Regering
Section 2. - Le Gouvernement
Art.30. De Regering beslist de maatregelen die onontbeerlijk zijn voor het opmaken van de begroting.
De Minister van Begroting stelt de voorontwerpen van begrotingsdecreet en de regeringsamendementen op die ontwerpen op.
De Regering keurt elk ontwerp van decreet of van regeringsamendement betreffende de begroting van de Franse Gemeenschap goed.
De Regering beraadslaagt over elk ontwerp van decreet of organiek besluit van de Regering alsook over elke maatregel van verordeningsaard betreffende de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren, waarvan de goedkeuring gevolgen zou kunnen hebben op ofwel de ontvangsten ofwel de uitgaven.
De Minister van Begroting stelt de voorontwerpen van begrotingsdecreet en de regeringsamendementen op die ontwerpen op.
De Regering keurt elk ontwerp van decreet of van regeringsamendement betreffende de begroting van de Franse Gemeenschap goed.
De Regering beraadslaagt over elk ontwerp van decreet of organiek besluit van de Regering alsook over elke maatregel van verordeningsaard betreffende de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren, waarvan de goedkeuring gevolgen zou kunnen hebben op ofwel de ontvangsten ofwel de uitgaven.
Art.30. Le Gouvernement décide les mesures indispensables à la confection du budget.
Le Ministre du Budget élabore les avant-projets de décret budgétaire et les amendements d'initiative gouvernementale à ces projets.
Le Gouvernement adopte tout projet de décret ou d'amendement d'initiative gouvernementale relatif au budget de la Communauté.
Le Gouvernement délibère de tout projet de décret ou d'arrêté organique du Gouvernement ainsi que de toute mesure à caractère réglementaire relatifs aux matières qui relèvent de la compétence de la Communauté dont l'adoption serait de nature à avoir une incidence, soit sur les recettes, soit sur les dépenses.
Le Ministre du Budget élabore les avant-projets de décret budgétaire et les amendements d'initiative gouvernementale à ces projets.
Le Gouvernement adopte tout projet de décret ou d'amendement d'initiative gouvernementale relatif au budget de la Communauté.
Le Gouvernement délibère de tout projet de décret ou d'arrêté organique du Gouvernement ainsi que de toute mesure à caractère réglementaire relatifs aux matières qui relèvent de la compétence de la Communauté dont l'adoption serait de nature à avoir une incidence, soit sur les recettes, soit sur les dépenses.
Art.31. De Regering oefent controle uit op de uitvoering van de begroting. Daartoe informeert de Minister van Begroting de Regering regelmatig over de budgettaire toestand en de vooruitzichten betreffende de uitvoering van de begroting.
De Regering bepaalt haar stelling ten opzichte van de voorstellen van decreet en van de amendementen die op initiatief van het parlement worden ingediend en waarvan de goedkeuring gevolgen zou kunnen hebben op ofwel de ontvangsten ofwel de uitgaven.
De Regering bepaalt haar stelling ten opzichte van de voorstellen van decreet en van de amendementen die op initiatief van het parlement worden ingediend en waarvan de goedkeuring gevolgen zou kunnen hebben op ofwel de ontvangsten ofwel de uitgaven.
Art.31. Le Gouvernement surveille l'exécution du budget. A cet effet, le Ministre du Budget informe régulièrement le Gouvernement sur la situation budgétaire et les perspectives concernant l'exécution du budget.
Le Gouvernement détermine son attitude à l'égard des propositions de décrets et des amendements d'initiative parlementaire dont l'adoption serait de nature à avoir une incidence, soit sur les recettes, soit sur les dépenses.
Le Gouvernement détermine son attitude à l'égard des propositions de décrets et des amendements d'initiative parlementaire dont l'adoption serait de nature à avoir une incidence, soit sur les recettes, soit sur les dépenses.
Art.32. In dringende gevallen worden de bevoegdheden van de Regering bedoeld in artikel 30, eerste lid, alsook in artikel 31, tweede lid, en betreffende de voorstellen van decreet en de amendementen die op initiatief van de Regering en van het Parlement worden ingediend, door de Minister van Begroting uitgeoefend.
Art.32. En cas d'urgence, les compétences du Gouvernement visées à l'article 30, alinéa 1er, ainsi qu'à l'article 31, alinéa 2, et relatives aux propositions de décret et aux amendements d'initiative gouvernementale et d'initiative parlementaire, sont exercées par le Ministre du Budget.
Afdeling 3. - Minister van Begroting
Section 3..- Le Ministre du Budget
Art.33. § 1. Aan de voorafgaande toestemming van de Minister van Begroting worden onderworpen, de voorontwerpen van decreet, de ontwerpen van besluit, omzendbrief of beslissing :
1° waarvoor kredieten onvoldoende of onbestaande zijn;
2° die rechtsreeks of onrechtstreeks gevolgen voor de ontvangsten kunnen hebben of nieuwe uitgaven kunnen veroorzaken;
3° [1 ...]1
4° die organieke regels betreffende de toekenning van subsidies uitvaardigen of wijzigen;
5° die betrekking hebben op facultatieve subsidies [1 of de lancering van oproepen tot project ]1 van meer dan 25.000 euro die door een organiek decreet worden toegestaan of, bij ontstentenis daarvan, door een bijzondere bepaling die in de uitgavenbegroting voorkomt overeenkomstig artikel 8, § 4, 3° van het decreet van 20 december 2011, en waarvoor geen nominatieve inschrijving van de begunstigde in de tabel van de basisartikelen bedoeld in artikel 8, § 4, 6° van hetzelfde decreet wordt opgenomen.[1 Voor subsidies die een periode van meer dan 12 opeenvolgende maanden bestrijken, geldt de drempel van 25.000 euro voor het bedrag van de gemiddelde subsidie per boekjaar van de gesubsidieerde entiteit die de subsidie ontvangt;]1
6° [1 die betrekking hebben op overheidsopdrachten voor diensten of leveringen waarvan de geraamde waarde hoger is dan of gelijk is aan 250.000 euro exclusief btw, of overheidsopdrachten voor werken waarvan de geraamde waarde hoger is dan of gelijk is aan 750.000 euro exclusief btw. Voor overheidsopdrachten die deze drempel bereiken, heeft het verzoek om toestemming betrekking op:
1° de redenen voor de lancering van de overheidsopdracht, de keuze van de gunningsmethode en de documenten van de voorgenomen opdracht;
2° het voorstel voor de gemotiveerde selectiebeslissing, indien van toepassing;
3° het voorstel voor de gemotiveerde gunningsbeslissing op basis van het volledige gunningsdossier]1;
7° [1 ...]1
8°[1 ...]1
9° die betrekking hebben op de toekenning van de waarborg van de Franse Gemeenschap.
In afwijking van het eerste lid, [1 2°, 5° en 6° ]1, worden de uitgaven betreffende de schoolgebouwen niet onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de Minister van Begroting.
[1 In afwijking van het eerste lid, 5°, kan de Minister van Begroting bij zijn goedkeuring van een beslissing tot lancering van een projectoproep de beslissing tot toekenning van subsidies die aan het einde van dezelfde projectoproep worden toegekend, vrijstellen van zijn goedkeuring.
In afwijking van het eerste lid, 6°, kan de Minister van Begroting in zijn akkoord over de lancering van een overheidsopdracht de gunning van dezelfde overheidsopdracht vrijstellen van zijn goedkeuring.]1
§ 2. De Minister van Begroting geeft zijn toestemming binnen een termijn van tien dagen [1 vanaf de dag na ontvangst van een volledig dossier]1.
Wanneer de toestemming van de Minister van Begroting echter vereist is voor de beraadslaging van de Regering, kan daarvan akte worden genomen, zonder verdere vorm, in de definitieve kennisgeving van de beslissing van de Regering.
1° waarvoor kredieten onvoldoende of onbestaande zijn;
2° die rechtsreeks of onrechtstreeks gevolgen voor de ontvangsten kunnen hebben of nieuwe uitgaven kunnen veroorzaken;
3° [1 ...]1
4° die organieke regels betreffende de toekenning van subsidies uitvaardigen of wijzigen;
5° die betrekking hebben op facultatieve subsidies [1 of de lancering van oproepen tot project ]1 van meer dan 25.000 euro die door een organiek decreet worden toegestaan of, bij ontstentenis daarvan, door een bijzondere bepaling die in de uitgavenbegroting voorkomt overeenkomstig artikel 8, § 4, 3° van het decreet van 20 december 2011, en waarvoor geen nominatieve inschrijving van de begunstigde in de tabel van de basisartikelen bedoeld in artikel 8, § 4, 6° van hetzelfde decreet wordt opgenomen.[1 Voor subsidies die een periode van meer dan 12 opeenvolgende maanden bestrijken, geldt de drempel van 25.000 euro voor het bedrag van de gemiddelde subsidie per boekjaar van de gesubsidieerde entiteit die de subsidie ontvangt;]1
6° [1 die betrekking hebben op overheidsopdrachten voor diensten of leveringen waarvan de geraamde waarde hoger is dan of gelijk is aan 250.000 euro exclusief btw, of overheidsopdrachten voor werken waarvan de geraamde waarde hoger is dan of gelijk is aan 750.000 euro exclusief btw. Voor overheidsopdrachten die deze drempel bereiken, heeft het verzoek om toestemming betrekking op:
1° de redenen voor de lancering van de overheidsopdracht, de keuze van de gunningsmethode en de documenten van de voorgenomen opdracht;
2° het voorstel voor de gemotiveerde selectiebeslissing, indien van toepassing;
3° het voorstel voor de gemotiveerde gunningsbeslissing op basis van het volledige gunningsdossier]1;
7° [1 ...]1
8°[1 ...]1
9° die betrekking hebben op de toekenning van de waarborg van de Franse Gemeenschap.
In afwijking van het eerste lid, [1 2°, 5° en 6° ]1, worden de uitgaven betreffende de schoolgebouwen niet onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de Minister van Begroting.
[1 In afwijking van het eerste lid, 5°, kan de Minister van Begroting bij zijn goedkeuring van een beslissing tot lancering van een projectoproep de beslissing tot toekenning van subsidies die aan het einde van dezelfde projectoproep worden toegekend, vrijstellen van zijn goedkeuring.
In afwijking van het eerste lid, 6°, kan de Minister van Begroting in zijn akkoord over de lancering van een overheidsopdracht de gunning van dezelfde overheidsopdracht vrijstellen van zijn goedkeuring.]1
§ 2. De Minister van Begroting geeft zijn toestemming binnen een termijn van tien dagen [1 vanaf de dag na ontvangst van een volledig dossier]1.
Wanneer de toestemming van de Minister van Begroting echter vereist is voor de beraadslaging van de Regering, kan daarvan akte worden genomen, zonder verdere vorm, in de definitieve kennisgeving van de beslissing van de Regering.
Modifications
Art.33. § 1er. Sont soumis à l'accord préalable du Ministre du Budget les avant-projets de décrets, les projets d'arrêtés, de circulaires ou de décisions :
1° pour lesquels les crédits sont insuffisants ou inexistants;
2° qui sont directement ou indirectement de nature à influencer les recettes ou à entraîner des dépenses nouvelles;
3° [1 ...]1;
4° qui édictent ou modifient des règles organiques concernant l'octroi des subventions;
5° qui concernent les subventions facultatives [1 ou le lancement d'appels à projet ]1 de plus de 25.000 euros autorisées par un décret organique ou, à défaut, par une disposition spéciale figurant dans le budget des dépenses conformément à l'article 8, § 4, 3° du décret du 20 décembre 2011 et qui ne font pas l'objet d'une inscription nominative du bénéficiaire dans le tableau des articles de base visé à l'article 8, § 4, 6°, du même décret. [1 Pour les subventions qui couvrent une période de plus de 12 mois consécutifs, le seuil de 25.000 euros s'applique au montant de la subvention moyenne par année comptable de l'entité subventionnée bénéficiant de la subvention ;]1
6° [1 6° qui concernent les marchés publics de services ou de fournitures lorsque leur montant estimé est supérieur ou égal à 250.000 euros hors T.V.A. ou les marchés publics de travaux lorsque leur montant estimé est supérieur ou égal à 750.000 euros hors T.V.A.. Pour les marchés publics qui atteignent ce seuil, la demande d'accord porte sur :
1° les motifs relatifs au lancement du marché public, le choix du mode de passation et les documents du marché en projet ;
2° la proposition de décision motivée de sélection, le cas échéant ;
3° la proposition de décision motivée d'attribution sur la base du dossier d'attribution complet]1;
7°[1 ...]1
8° [1 ...]1
9° qui concernent l'octroi de la garantie de la Communauté.
Par dérogation à l'alinéa 1er, [1 2°, 5° et 6° ]1, les dépenses relatives aux bâtiments scolaires ne sont pas soumises à l'accord préalable du Ministre du Budget.
[1 au § 1er, deux derniers alinéas sont ajoutés comme suit : " Par dérogation à l'alinéa 1er, 5°, le Ministre du Budget peut, dans son accord sur une décision de lancement d'un appel à projet, dispenser de son accord la décision d'octroi des subventions allouées au terme du même appel à projet.
Par dérogation à l'alinéa 1er, 6°, le Ministre du budget peut, dans son accord sur le lancement d'un marché public, dispenser de son accord l'attribution du même marché public. ]1
§ 2. Le Ministre du Budget rend son accord dans un délai de dix jours [1 à compter du lendemain de la réception d'un dossier complet ]1.
Toutefois, lorsque l'accord du Ministre du Budget est requis pour la délibération du Gouvernement, il peut être acté, sans autre formalité, dans la notification définitive de la décision du Gouvernement.
1° pour lesquels les crédits sont insuffisants ou inexistants;
2° qui sont directement ou indirectement de nature à influencer les recettes ou à entraîner des dépenses nouvelles;
3° [1 ...]1;
4° qui édictent ou modifient des règles organiques concernant l'octroi des subventions;
5° qui concernent les subventions facultatives [1 ou le lancement d'appels à projet ]1 de plus de 25.000 euros autorisées par un décret organique ou, à défaut, par une disposition spéciale figurant dans le budget des dépenses conformément à l'article 8, § 4, 3° du décret du 20 décembre 2011 et qui ne font pas l'objet d'une inscription nominative du bénéficiaire dans le tableau des articles de base visé à l'article 8, § 4, 6°, du même décret. [1 Pour les subventions qui couvrent une période de plus de 12 mois consécutifs, le seuil de 25.000 euros s'applique au montant de la subvention moyenne par année comptable de l'entité subventionnée bénéficiant de la subvention ;]1
6° [1 6° qui concernent les marchés publics de services ou de fournitures lorsque leur montant estimé est supérieur ou égal à 250.000 euros hors T.V.A. ou les marchés publics de travaux lorsque leur montant estimé est supérieur ou égal à 750.000 euros hors T.V.A.. Pour les marchés publics qui atteignent ce seuil, la demande d'accord porte sur :
1° les motifs relatifs au lancement du marché public, le choix du mode de passation et les documents du marché en projet ;
2° la proposition de décision motivée de sélection, le cas échéant ;
3° la proposition de décision motivée d'attribution sur la base du dossier d'attribution complet]1;
7°[1 ...]1
8° [1 ...]1
9° qui concernent l'octroi de la garantie de la Communauté.
Par dérogation à l'alinéa 1er, [1 2°, 5° et 6° ]1, les dépenses relatives aux bâtiments scolaires ne sont pas soumises à l'accord préalable du Ministre du Budget.
[1 au § 1er, deux derniers alinéas sont ajoutés comme suit : " Par dérogation à l'alinéa 1er, 5°, le Ministre du Budget peut, dans son accord sur une décision de lancement d'un appel à projet, dispenser de son accord la décision d'octroi des subventions allouées au terme du même appel à projet.
Par dérogation à l'alinéa 1er, 6°, le Ministre du budget peut, dans son accord sur le lancement d'un marché public, dispenser de son accord l'attribution du même marché public. ]1
§ 2. Le Ministre du Budget rend son accord dans un délai de dix jours [1 à compter du lendemain de la réception d'un dossier complet ]1.
Toutefois, lorsque l'accord du Ministre du Budget est requis pour la délibération du Gouvernement, il peut être acté, sans autre formalité, dans la notification définitive de la décision du Gouvernement.
Modifications
Art.34. De ontwerpen van beraadslaging van de Regering bedoeld in artikel 13 van het decreet van 20 december 2011 worden aan de Regering gezamenlijk door de Minister van Begroting en de functionele minister voorgelegd.
Art.34. Les projets de délibération du Gouvernement visés à l'article 13 du décret du 20 décembre 2011 sont soumis au Gouvernement conjointement par le Ministre du Budget et le ministre fonctionnel.
Afdeling 4. - Minister van ambtenarenzaken
Section 4. - Le Ministre de la Fonction publique
Art.35. Aan de voorafgaande toestemming van de Minister van Ambtenarenzaken worden onderworpen, de voorontwerpen van decreet en de ontwerpen van besluit die tot doel hebben :
1° de personeelsformaties vast te stellen of te wijzigen;
2° de bezoldigingsregeling van het personeel en de weddeschalen van de graden vast te stellen of te wijzigen;
3° de statutaire bepalingen van het personeel vast te stellen of te wijzigen.
1° de personeelsformaties vast te stellen of te wijzigen;
2° de bezoldigingsregeling van het personeel en de weddeschalen van de graden vast te stellen of te wijzigen;
3° de statutaire bepalingen van het personeel vast te stellen of te wijzigen.
Art.35. Sont soumis à l'accord du Ministre de la Fonction publique, les avant-projets de décrets et les projets d'arrêtés qui ont pour objet la fixation ou la modification :
1° des cadres;
2° du statut pécuniaire du personnel et des échelles de traitements des grades;
3° de dispositions statutaires pour le personnel.
1° des cadres;
2° du statut pécuniaire du personnel et des échelles de traitements des grades;
3° de dispositions statutaires pour le personnel.
Afdeling 5. - Bepalingen die de afdelingen 3 en 4 gemeen zijn
Section 5..- Dispositions communes aux sections 3 et 4
Art.36. Wanneer de voorontwerpen en ontwerpen bedoeld in de artikelen 33 en 35 de toestemming van de Minister van Begroting of van de Minister van Ambtenarenzaken niet hebben gekregen, kunnen ze aan de Regering door de betrokken minister worden voorgelegd.
Art.36. Lorsque les avant-projets et projets visés aux articles 33 et 35 n'ont pas reçu l'accord du Ministre du Budget ou du Ministre de la Fonction publique, ils peuvent être soumis au Gouvernement par le ministre intéressé.
Art.37. De Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken kunnen, elk afzonderlijk, voor bepaalde aangelegenheden, beslissen dat het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën de vrijstelling van hun voorafgaande toestemming verleent.
Art.37. Le Ministre du Budget et le Ministre de la Fonction publique peuvent décider, chacun en ce qui le concerne, pour des matières déterminées, que l'avis favorable de l'inspecteur des Finances dispense de leur accord préalable.
Afdeling 6. - Inspecteurs van Financiën
Section 6. - Les inspecteurs des Finances
Art.38. De inspecteurs van Financiën oefenen een ambt van budgettaire en financiële adviseur van de minister bij wie ze geaccrediteerd zijn.
Art.38. Les inspecteurs des Finances assument une fonction de conseiller budgétaire et financier du ministre auprès duquel ils sont accrédités.
Art.39. De inspecteurs van Financiën delen de minister bij wie ze geaccrediteerd zijn alle suggesties mee die de doeltreffendheid en de efficiëntie van de vastgelegde middelen kunnen verhogen, de werking van de diensten van het departement kunnen verbeteren en besparingen mogelijk maken.
Art.39. Les inspecteurs des Finances adressent au ministre auprès duquel ils sont accrédités toutes suggestions susceptibles d'accroître l'efficacité et l'efficience des moyens engagés, d'améliorer le fonctionnement des services du département et de réaliser des économies.
Art.40. De inspecteurs van Financiën geven hun advies over alle vragen die hun worden voorgelegd door de minister bij wie ze geaccrediteerd zijn. Ze kunnen inzonderheid door hem worden belast met het instellen van onderzoeken bij openbare of privé-instellingen die door de Franse Gemeenschap worden gesubsidieerd.
Art.40. Les inspecteurs des Finances donnent leur avis sur toutes les questions soumises à leur examen par le ministre auprès duquel ils sont accrédités. Ils peuvent notamment être chargés par lui d'accomplir des investigations auprès des organismes publics ou privés, subventionnés par la Communauté.
Art.41. De inspecteurs van Financiën oefenen ook een controleopdracht uit in naam van de Ministers van Begroting en Ambtenarenzaken, en geven hun advies over alle vragen die hun door deze worden voorgelegd, met inbegrip, voor de Minister van Begroting, van de vragen in verband met de beleggingen en de leningen en uitleningen van de openbare administratieve instellingen die onder de Franse Gemeenschap ressorteren.
Art.41. Les inspecteurs des Finances assument également une mission de contrôle au nom des Ministres du Budget et de la Fonction publique et donnent leur avis sur toutes les questions soumises par eux à leur examen, en ce compris, pour ce qui concerne le Ministre du Budget, celles relatives aux placements, aux emprunts et aux prêts des organismes administratifs publics, relevant de la Communauté française.
Art.42. Worden voor voorafgaand advies aan de inspecteur van Financiën voorgelegd :
1° de voorontwerpen van decreet, de ontwerpen van besluit van de Regering en van ministerieel besluit, omzendbrief of beslissing die worden voorgelegd aan :
de Regering, in het kader van de bevoegdheden bedoeld in afdeling 2;
de Minister van Begroting of Ambtenarenzaken;
2° de voorstellen waarvan de verwezenlijking rechtstreekse of onrechtstreekse gevolgen kan hebben op de uitgaven of op de ontvangsten van de Franse Gemeenschap, alsook deze die betrekking hebben op de administratieve organisatie van de diensten;
3° de voorstellen in verband met de toekenning van de waarborg van de Franse Gemeenschap;
4° de voorstellen die worden voorgedragen in het kader van het opmaken van begrotingen;
5° [1 ...]1
[1 de lancering van oproepen tot projecten" ]1
1° de voorontwerpen van decreet, de ontwerpen van besluit van de Regering en van ministerieel besluit, omzendbrief of beslissing die worden voorgelegd aan :
de Regering, in het kader van de bevoegdheden bedoeld in afdeling 2;
de Minister van Begroting of Ambtenarenzaken;
2° de voorstellen waarvan de verwezenlijking rechtstreekse of onrechtstreekse gevolgen kan hebben op de uitgaven of op de ontvangsten van de Franse Gemeenschap, alsook deze die betrekking hebben op de administratieve organisatie van de diensten;
3° de voorstellen in verband met de toekenning van de waarborg van de Franse Gemeenschap;
4° de voorstellen die worden voorgedragen in het kader van het opmaken van begrotingen;
5° [1 ...]1
[1 de lancering van oproepen tot projecten" ]1
Modifications
Art.42. Sont soumis, pour avis préalable, à l'inspecteur des Finances :
1° les avant-projets de décrets, les projets d'arrêtés du Gouvernement et d'arrêtés ministériels, de circulaires ou de décisions qui sont soumis :
a) au Gouvernement dans le cadre des compétences visées à la section 2;
b) au Ministre du Budget ou de la Fonction publique;
2° les propositions dont la réalisation est de nature à entraîner une répercussion directe ou indirecte sur les dépenses ou sur les recettes de la Communauté française, ainsi que celles qui sont relatives à l'organisation administrative des services;
3° les propositions relatives à l'octroi de la garantie de la Communauté;
4° les propositions présentées dans le cadre de la confection des budgets;
5° [1 ...]1
[1 6° le lancement d'appels à projets]1
1° les avant-projets de décrets, les projets d'arrêtés du Gouvernement et d'arrêtés ministériels, de circulaires ou de décisions qui sont soumis :
a) au Gouvernement dans le cadre des compétences visées à la section 2;
b) au Ministre du Budget ou de la Fonction publique;
2° les propositions dont la réalisation est de nature à entraîner une répercussion directe ou indirecte sur les dépenses ou sur les recettes de la Communauté française, ainsi que celles qui sont relatives à l'organisation administrative des services;
3° les propositions relatives à l'octroi de la garantie de la Communauté;
4° les propositions présentées dans le cadre de la confection des budgets;
5° [1 ...]1
[1 6° le lancement d'appels à projets]1
Modifications
Art.43. In afwijking van de bepalingen van artikel 42, 2°, is het advies van de inspecteur van Financiën niet vereist voor :
1° [1 de personeelsuitgaven, voor zover het gaat om de toepassing van het geldelijke statuut en het administratieve statuut, onverminderd artikel 43/1]1;
2° opdrachten in België en in het buitenland;
3° overheidsopdrachten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten, voor zover de uitgaven niet hoger zijn dan 31.000 euro btw niet inbegrepen. [1 Voor overheidsopdrachten die deze drempel bereiken, wordt vooraf advies gevraagd aan de Inspecteur van Financiën over:
1° de redenen voor de lancering van de overheidsopdracht, de keuze van de aanbestedingsmethode en de documenten van de voorgenomen opdracht;
2° het voorstel voor een gemotiveerde selectiebeslissing, indien van toepassing;
3° het voorstel voor een gemotiveerde gunningsbeslissing op basis van het volledige gunningsdossier.]1
4° subsidies [1 en projectoproepen"]1 :
die worden toegestaan overeenkomstig organieke regels die de voorwaarden voor de toekenning ervan, de begunstigde ervan en het bedrag ervan op een vaste en definitieve wijze vaststellen;
andere, waarvan het bedrag lager is dan 6.000 euro;
5° andere uitgaven die geregeld worden bij organieke regels die de voorwaarden voor de toekenning ervan, de begunstigde ervan en het bedrag ervan op een vaste en definitieve wijze vaststellen.
[1 6° de uitgaven bedoeld in artikel 7, 6°, van dit besluit, voor zover het gecumuleerde bedrag van de begrotingsverplichtingen lager is dan 31.000 euro exclusief btw.]1
[1 In onderling overleg tussen de betrokken minister en de Minister van Begroting kunnen de in de eerste en tweede leden bedoelde bedragen worden aangepast. In dat geval wordt een voorstel voor een Akkoordprotocol opgesteld waarin:
1° de nagestreefde doelstellingen;
2° de aard van de betrokken uitgaven;
3° de BA's en/of programma's en/of organisatie-afdelingen van de begroting waartoe ze behoren;
4° de nieuwe controledrempels waarboven het advies van de Inspectie van Financiën vereist is;
5° de alternatieve risicobeheermethodes die moeten worden toegepast;
6° de begeleidende en toezichtsmaatregelen;
7° de geldigheidsduur van het protocol, die in elk geval voor een bepaalde duur moet zijn gedetailleerd worden uiteengezet.
Het protocol wordt ondertekend door de functioneel bevoegde minister, de Minister van Begroting en de Inspecteur van Financiën. De leidend ambtenaar van de betrokken Administratie, Directie of Dienst moet eveneens ondertekenen. Het protocol kan pas in werking treden nadat het is meegedeeld aan de Regering en het Rekenhof.
Het protocol kan te allen tijde door een van de ondertekenende partijen worden opgezegd.]1.
[1 De Inspecteurs van Financiën behouden hun raadgevende bevoegdheid ten aanzien van het algemene gebruik van de kredieten met betrekking tot de in de eerste en tweede leden bedoelde uitgaven. De Inspecteurs van Financiën kunnen lijsten opvragen van de uitgaven die onder de in de eerste en tweede leden bedoelde drempelwaarden blijven, met het oog op een eventuele steekproefsgewijze controle achteraf. Dit geldt ook voor de in het derde lid bedoelde uitgaven.]1.
1° [1 de personeelsuitgaven, voor zover het gaat om de toepassing van het geldelijke statuut en het administratieve statuut, onverminderd artikel 43/1]1;
2° opdrachten in België en in het buitenland;
3° overheidsopdrachten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten, voor zover de uitgaven niet hoger zijn dan 31.000 euro btw niet inbegrepen. [1 Voor overheidsopdrachten die deze drempel bereiken, wordt vooraf advies gevraagd aan de Inspecteur van Financiën over:
1° de redenen voor de lancering van de overheidsopdracht, de keuze van de aanbestedingsmethode en de documenten van de voorgenomen opdracht;
2° het voorstel voor een gemotiveerde selectiebeslissing, indien van toepassing;
3° het voorstel voor een gemotiveerde gunningsbeslissing op basis van het volledige gunningsdossier.]1
4° subsidies [1 en projectoproepen"]1 :
die worden toegestaan overeenkomstig organieke regels die de voorwaarden voor de toekenning ervan, de begunstigde ervan en het bedrag ervan op een vaste en definitieve wijze vaststellen;
andere, waarvan het bedrag lager is dan 6.000 euro;
5° andere uitgaven die geregeld worden bij organieke regels die de voorwaarden voor de toekenning ervan, de begunstigde ervan en het bedrag ervan op een vaste en definitieve wijze vaststellen.
[1 6° de uitgaven bedoeld in artikel 7, 6°, van dit besluit, voor zover het gecumuleerde bedrag van de begrotingsverplichtingen lager is dan 31.000 euro exclusief btw.]1
[1 In onderling overleg tussen de betrokken minister en de Minister van Begroting kunnen de in de eerste en tweede leden bedoelde bedragen worden aangepast. In dat geval wordt een voorstel voor een Akkoordprotocol opgesteld waarin:
1° de nagestreefde doelstellingen;
2° de aard van de betrokken uitgaven;
3° de BA's en/of programma's en/of organisatie-afdelingen van de begroting waartoe ze behoren;
4° de nieuwe controledrempels waarboven het advies van de Inspectie van Financiën vereist is;
5° de alternatieve risicobeheermethodes die moeten worden toegepast;
6° de begeleidende en toezichtsmaatregelen;
7° de geldigheidsduur van het protocol, die in elk geval voor een bepaalde duur moet zijn gedetailleerd worden uiteengezet.
Het protocol wordt ondertekend door de functioneel bevoegde minister, de Minister van Begroting en de Inspecteur van Financiën. De leidend ambtenaar van de betrokken Administratie, Directie of Dienst moet eveneens ondertekenen. Het protocol kan pas in werking treden nadat het is meegedeeld aan de Regering en het Rekenhof.
Het protocol kan te allen tijde door een van de ondertekenende partijen worden opgezegd.]1.
[1 De Inspecteurs van Financiën behouden hun raadgevende bevoegdheid ten aanzien van het algemene gebruik van de kredieten met betrekking tot de in de eerste en tweede leden bedoelde uitgaven. De Inspecteurs van Financiën kunnen lijsten opvragen van de uitgaven die onder de in de eerste en tweede leden bedoelde drempelwaarden blijven, met het oog op een eventuele steekproefsgewijze controle achteraf. Dit geldt ook voor de in het derde lid bedoelde uitgaven.]1.
Modifications
Art.43. Par dérogation aux dispositions de l'article 42, 2°, l'avis de l'Inspecteur des Finances n'est pas requis pour :
1° [1 des dépenses de personnel, pour autant qu'il s'agisse de l'application du statut pécuniaire et administratif, sans préjudice de l'article 43/1]1;
2° des missions en Belgique et à l'étranger;
3° des marchés publics pour entreprises de travaux, de fournitures et de services, pour autant que la dépense n'excède pas 31.000 euros hors T.V.A.. [1 Pour les marchés publics qui atteignent ce seuil, un avis préalable est demandé à l'Inspecteur des finances sur :
1° les motifs relatifs au lancement du marché public, le choix du mode de passation et les documents du marché en projet ;
2° la proposition de décision motivée de sélection, le cas échéant ;
3° la proposition de décision motivée d'attribution sur la base du dossier d'attribution complet ]1;
4° des subventions [1 et des appels à projets ]1:
a) qui sont accordées conformément à des règles organiques qui en fixent les conditions d'octroi, le bénéficiaire et le montant de manière ferme et définitive;
b) autres, dont le montant est inférieur à 6.000 euros.
5° d'autres dépenses régies par des règles organiques qui en fixent les conditions d'octroi, le bénéficiaire et le montant de manière ferme et définitive.
[1 6° les dépenses visées à l'article 7, 6°, du présent arrêté, pour autant que le montant cumulé des engagements budgétaires soit inférieur à 31.000 euros hors T.V.A]1
[1 De commun accord entre le ministre intéressé et le Ministre du Budget, les montants prévus aux alinéas 1er et 2 peuvent être adaptés. Dans ce cas, une proposition de protocole d'accord est rédigée qui détermine de façon détaillée :
1° les objectifs poursuivis ;
2° la nature des dépenses concernées ;
3° les AB et/ou programmes et/ou divisions organiques du budget dont elles font partie ;
4° les nouveaux seuils de contrôle à partir desquels l'avis de l'Inspection des Finances est requis ;
5° les modalités alternatives de maîtrise des risques à mettre en place ;
6° les mesures d'accompagnement et de surveillance ;
7° la période de validité du protocole, qui en tout cas doit porter sur une durée déterminée.
Le protocole est signé par le ministre fonctionnellement compétent, le Ministre du Budget et l'Inspecteur des finances. Le Fonctionnaire dirigeant de l'Administration, de la Direction ou du Service visé est également signataire. Le protocole ne peut entrer en vigueur qu'après sa communication au Gouvernement et à la Cour des comptes.
Le protocole peut à tout moment être résilié par une des parties signataires]1
[1 Les Inspecteurs des Finances conservent leur compétence consultative en ce qui concerne la consommation générale des crédits relatifs aux dépenses visées aux alinéa 1er et 2ième. Les Inspecteurs des finances peuvent demander la communication de listes de dépenses inférieures aux seuils visés aux alinéa 1er et 2ième en vue de procéder à un éventuel contrôle à posteriori par échantillonnage. Ceci vaut également pour les dépenses visées à l'alinéa 3ième]1.
1° [1 des dépenses de personnel, pour autant qu'il s'agisse de l'application du statut pécuniaire et administratif, sans préjudice de l'article 43/1]1;
2° des missions en Belgique et à l'étranger;
3° des marchés publics pour entreprises de travaux, de fournitures et de services, pour autant que la dépense n'excède pas 31.000 euros hors T.V.A.. [1 Pour les marchés publics qui atteignent ce seuil, un avis préalable est demandé à l'Inspecteur des finances sur :
1° les motifs relatifs au lancement du marché public, le choix du mode de passation et les documents du marché en projet ;
2° la proposition de décision motivée de sélection, le cas échéant ;
3° la proposition de décision motivée d'attribution sur la base du dossier d'attribution complet ]1;
4° des subventions [1 et des appels à projets ]1:
a) qui sont accordées conformément à des règles organiques qui en fixent les conditions d'octroi, le bénéficiaire et le montant de manière ferme et définitive;
b) autres, dont le montant est inférieur à 6.000 euros.
5° d'autres dépenses régies par des règles organiques qui en fixent les conditions d'octroi, le bénéficiaire et le montant de manière ferme et définitive.
[1 6° les dépenses visées à l'article 7, 6°, du présent arrêté, pour autant que le montant cumulé des engagements budgétaires soit inférieur à 31.000 euros hors T.V.A]1
[1 De commun accord entre le ministre intéressé et le Ministre du Budget, les montants prévus aux alinéas 1er et 2 peuvent être adaptés. Dans ce cas, une proposition de protocole d'accord est rédigée qui détermine de façon détaillée :
1° les objectifs poursuivis ;
2° la nature des dépenses concernées ;
3° les AB et/ou programmes et/ou divisions organiques du budget dont elles font partie ;
4° les nouveaux seuils de contrôle à partir desquels l'avis de l'Inspection des Finances est requis ;
5° les modalités alternatives de maîtrise des risques à mettre en place ;
6° les mesures d'accompagnement et de surveillance ;
7° la période de validité du protocole, qui en tout cas doit porter sur une durée déterminée.
Le protocole est signé par le ministre fonctionnellement compétent, le Ministre du Budget et l'Inspecteur des finances. Le Fonctionnaire dirigeant de l'Administration, de la Direction ou du Service visé est également signataire. Le protocole ne peut entrer en vigueur qu'après sa communication au Gouvernement et à la Cour des comptes.
Le protocole peut à tout moment être résilié par une des parties signataires]1
[1 Les Inspecteurs des Finances conservent leur compétence consultative en ce qui concerne la consommation générale des crédits relatifs aux dépenses visées aux alinéa 1er et 2ième. Les Inspecteurs des finances peuvent demander la communication de listes de dépenses inférieures aux seuils visés aux alinéa 1er et 2ième en vue de procéder à un éventuel contrôle à posteriori par échantillonnage. Ceci vaut également pour les dépenses visées à l'alinéa 3ième]1.
Modifications
Art. 43/1. [1 Aan de Inspecteurs van Financiën worden vooraf ter advies voorgelegd:
1° de personeels- en actieplannen;
2° de indiensttreding van statutaire personeelsleden en contractuelen. De individuele indiening van statutaire aanwervingen kan, mits akkoord van de bevoegde Inspecteur van Financiën, vervangen worden door een nominatieve lijst in uitvoering van een actieplan;
3° andere personeelskosten, voor zover deze niet volledig gereglementeerd zijn.
Deze punten kunnen het voorwerp uitmaken van een protocol bedoeld in artikel 43, tweede lid. ]1
1° de personeels- en actieplannen;
2° de indiensttreding van statutaire personeelsleden en contractuelen. De individuele indiening van statutaire aanwervingen kan, mits akkoord van de bevoegde Inspecteur van Financiën, vervangen worden door een nominatieve lijst in uitvoering van een actieplan;
3° andere personeelskosten, voor zover deze niet volledig gereglementeerd zijn.
Deze punten kunnen het voorwerp uitmaken van een protocol bedoeld in artikel 43, tweede lid. ]1
Art.43/1. [1 Sont soumis pour avis préalable aux Inspecteurs des finances :
1° les plans de personnel et d'action ;
2° l'entrée en service de membres du personnel statutaires et contractuels. La soumission individuelle des recrutements statutaires peut, sous réserve de l'approbation de l'Inspecteur des finances compétent, être remplacée par une liste nominative en exécution d'un plan d'action ;
3° Autres dépenses de personnel, pour autant qu'elles ne soient pas totalement réglementées.
Ces éléments peuvent faire l'objet d'un protocole visé à l'article 43, alinéa 2. ]1
1° les plans de personnel et d'action ;
2° l'entrée en service de membres du personnel statutaires et contractuels. La soumission individuelle des recrutements statutaires peut, sous réserve de l'approbation de l'Inspecteur des finances compétent, être remplacée par une liste nominative en exécution d'un plan d'action ;
3° Autres dépenses de personnel, pour autant qu'elles ne soient pas totalement réglementées.
Ces éléments peuvent faire l'objet d'un protocole visé à l'article 43, alinéa 2. ]1
Art.44. Bij de uitoefening van hun ambt, kijken de inspecteurs van Financiën na of de voorstellen bedoeld bij artikel 42 de beslissingen van de Regering en de ministeriële beslissingen naleven.
Art.44. Dans l'exercice de leurs fonctions, les Inspecteurs des Finances examinent si les propositions visées à l'article 42 sont conformes aux décisions du Gouvernement et aux décisions ministérielles.
Art.45. Wanneer de betrokken minister zich niet kan schikken naar het ongunstig advies uitgebracht door een inspecteur van Financiën over één van de voorstellen bedoeld in artikel 42, 2° en 3°, maakt hij de zaak aanhangig bij de Regering, die zich over het voorstel moet uitspreken.
Art.45. Lorsque le Ministre intéressé ne peut pas se rallier à un avis défavorable émis par un Inspecteur des Finances sur une des propositions visées à l'article 42, 2° et 3°, il saisit le Gouvernement qui doit se prononcer sur la proposition.
Art.46. De Minister van Begroting stelt de inspecteurs van Financiën ter beschikking van zijn collega's.
In dringende gevallen kunnen deze de mededeling van het advies van de inspecteur van Financiën vragen binnen een termijn die ze bepalen.
In dringende gevallen kunnen deze de mededeling van het advies van de inspecteur van Financiën vragen binnen een termijn die ze bepalen.
Art.46. Le Ministre du Budget met les inspecteurs des Finances à la disposition de ses collègues.
Dans les cas d'urgence, ceux-ci peuvent réclamer une communication de l'avis de l'Inspecteur des Finances dans un délai qu'ils déterminent.
Dans les cas d'urgence, ceux-ci peuvent réclamer une communication de l'avis de l'Inspecteur des Finances dans un délai qu'ils déterminent.
Art.47. De inspecteurs van Financiën oefenen hun opdracht op stukken en ter plaatse uit. Ze hebben toegang tot alle dossiers en alle archieven van het departement en krijgen van de diensten alle inlichtingen die ze vragen.
Onverminderd de bepalingen van het besluit betreffende de werking van de Regering, brengen de inspecteurs van Financiën hun advies uit binnen een termijn van tien werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het volledige dossier. De termijn kan worden gebracht op twintig werkdagen op aanvraag van de Inspectie van Financiën. Als het advies niet binnen die termijn uitgebracht is, kan de betrokken minister het dossier aan de Minister van Begroting voorleggen.
De inspecteurs van Financiën kunnen niet deelnemen aan de leiding of het beheer van de diensten van de minister bij wie ze geaccrediteerd zijn en geen bevel tot verhinderen of schorsen van verrichtingen geven.
In dringende gevallen kunnen de ministers de mededeling van het advies van de inspecteur van Financiën vragen binnen een door hen te bepalen termijn.
Onverminderd de bepalingen van het besluit betreffende de werking van de Regering, brengen de inspecteurs van Financiën hun advies uit binnen een termijn van tien werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het volledige dossier. De termijn kan worden gebracht op twintig werkdagen op aanvraag van de Inspectie van Financiën. Als het advies niet binnen die termijn uitgebracht is, kan de betrokken minister het dossier aan de Minister van Begroting voorleggen.
De inspecteurs van Financiën kunnen niet deelnemen aan de leiding of het beheer van de diensten van de minister bij wie ze geaccrediteerd zijn en geen bevel tot verhinderen of schorsen van verrichtingen geven.
In dringende gevallen kunnen de ministers de mededeling van het advies van de inspecteur van Financiën vragen binnen een door hen te bepalen termijn.
Art.47. Les Inspecteurs des Finances accomplissent leur mission sur pièces et sur place. Ils ont accès à tous les dossiers et à toutes les archives du département et reçoivent des services tous les renseignements qu'ils demandent.
Sans préjudice des dispositions de l'arrêté de fonctionnement du Gouvernement, les Inspecteurs des Finances remettent leur avis dans un délai de dix jours ouvrables à compter de la réception du dossier complet. Le délai peut être porté à vingt jours ouvrables à la demande de l'Inspection des Finances. En l'absence d'avis remis dans ce délai, le Ministre intéressé peut soumettre le dossier au Ministre du Budget.
Les Inspecteurs des finances ne peuvent ni participer à la direction ou à la gestion des services du Ministre auprès duquel ils sont accrédités, ni donner d'ordre tendant à empêcher ou à suspendre des opérations.
Dans les cas d'urgence, les Ministres peuvent réclamer une communication de l'avis de l'Inspecteur des Finances dans un délai qu'ils déterminent.
Sans préjudice des dispositions de l'arrêté de fonctionnement du Gouvernement, les Inspecteurs des Finances remettent leur avis dans un délai de dix jours ouvrables à compter de la réception du dossier complet. Le délai peut être porté à vingt jours ouvrables à la demande de l'Inspection des Finances. En l'absence d'avis remis dans ce délai, le Ministre intéressé peut soumettre le dossier au Ministre du Budget.
Les Inspecteurs des finances ne peuvent ni participer à la direction ou à la gestion des services du Ministre auprès duquel ils sont accrédités, ni donner d'ordre tendant à empêcher ou à suspendre des opérations.
Dans les cas d'urgence, les Ministres peuvent réclamer une communication de l'avis de l'Inspecteur des Finances dans un délai qu'ils déterminent.
Art.48. Wanneer een minister één van de voorstellen bedoeld bij dit besluit aan de Regering, de Minister van Begroting of aan de Minister van Ambtenarenzaken voorlegt, voegt hij er telkens het advies van de inspecteur van Financiën bij.
Art.48. Lorsqu'un ministre soumet une des propositions visées par le présent arrêté au Gouvernement, au Ministre du Budget ou au Ministre de la Fonction publique, il y joint chaque fois l'avis de l'inspecteur des Finances.
Art.49. Elk besluit vermeldt in zijn aanhef, met vermelding van de datum, het advies van de inspecteur van Financiën en de toestemming van de Regering of de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken.
Als artikel 37 wordt toegepast, vermeldt het de beslissing van de Minister van Begroting of van de Minister van Ambtenarenzaken.
Als artikel 37 wordt toegepast, vermeldt het de beslissing van de Minister van Begroting of van de Minister van Ambtenarenzaken.
Art.49. Tout arrêté mentionne dans son préambule, avec l'indication de la date, l'avis de l'inspecteur des Finances et l'accord du Gouvernement ou du Ministre du Budget et du Ministre de la Fonction publique.
En cas d'application de l'article 37, il mentionne la décision du Ministre du Budget ou du Ministre de la Fonction publique.
En cas d'application de l'article 37, il mentionne la décision du Ministre du Budget ou du Ministre de la Fonction publique.
Art.50. De toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 4 doet geen afbreuk aan de bepalingen die door de Regering bij besluit worden genomen om haar werking te regelen.
Art.50. L'application des dispositions du chapitre 4 ne porte pas préjudice aux dispositions prises par le Gouvernement par voie d'arrêté en vue du règlement de son fonctionnement.
HOOFDSTUK 5. - Geïntegreerde audit
CHAPITRE 5. - De l'approche intégrée d'audit
Art.51. De Minister houdt een permanent dossier bij dat een algemene informatie inhoudt die wordt bijgewerkt en die nuttig is in het kader van audits. De verslagen betreffende een interne audit, een controle en een thematische audit van het Rekenhof worden erbij toegevoegd.
Het permanente dossier wordt ter beschikking gehouden van het auditcomité en de interne auditoren, de interne controleurs bedoeld in hoofdstuk 2, het Rekenhof en de Inspectie van Financiën. Deze kunnen, onverminderd de bepalingen van artikel 49 van het decreet van 20 december 2011, in voorkomend geval, steunen op de conclusies en de aanbevelingen van hen onderling, en zorgen ervoor dat ze overleg plegen bij hun controles.
Het permanente dossier wordt ter beschikking gehouden van het auditcomité en de interne auditoren, de interne controleurs bedoeld in hoofdstuk 2, het Rekenhof en de Inspectie van Financiën. Deze kunnen, onverminderd de bepalingen van artikel 49 van het decreet van 20 december 2011, in voorkomend geval, steunen op de conclusies en de aanbevelingen van hen onderling, en zorgen ervoor dat ze overleg plegen bij hun controles.
Art.51. Le Ministère organise la tenue d'un dossier permanent contenant les informations générales actualisées et utiles dans le cadre d'audits. Les rapports d'audit interne, de contrôle et d'audit thématique de la Cour des comptes y sont joints.
Le dossier permanent est tenu à disposition du Comité d'audit et des auditeurs internes, des contrôleurs internes visés au chapitre 2, de la Cour des comptes ainsi que de l'Inspection des Finances. Ceux-ci peuvent, sans préjudice des dispositions de l'article 49 du décret du 20 décembre 2011, s'appuyer le cas échéant sur les conclusions et les recommandations des uns et des autres et veillent à organiser leurs contrôles en concertation.
Le dossier permanent est tenu à disposition du Comité d'audit et des auditeurs internes, des contrôleurs internes visés au chapitre 2, de la Cour des comptes ainsi que de l'Inspection des Finances. Ceux-ci peuvent, sans préjudice des dispositions de l'article 49 du décret du 20 décembre 2011, s'appuyer le cas échéant sur les conclusions et les recommandations des uns et des autres et veillent à organiser leurs contrôles en concertation.
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
CHAPITRE 6. - Dispositions finales
Art.52. Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 december 1995 betreffende de administratieve en begrotingscontrole wordt opgeheven.
Art.52. L'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 11 décembre 1995 relatif au contrôle administratif et budgétaire est abrogé.
Art.53. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.53. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Art. 54. De Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken worden belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 54. Le Ministre du Budget et le Ministre de la Fonction publique sont chargés de l'exécution du présent arrêté.