Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
17 JULI 2013. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 7 november 2011 houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-08-2013 en tekstbijwerking tot 24-08-2017)
Titre
17 JUILLET 2013. - Arrêté royal portant exécution de la loi du 22 mars 1999 relative à la procédure d'identification par analyse ADN en matière pénale et fixant la date d'entrée en vigueur de la loi du 7 novembre 2011 modifiant le Code d'instruction criminelle et la loi du 22 mars 1999 relative à la procédure d'identification par analyse ADN en matière pénale(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 12-08-2013 et mise à jour au 24-08-2017)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (52)
Texte (52)
HOOFDSTUK I. - Definities
CHAPITRE Ier. - Définitions
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de wet : de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken;
  2° nationale DNA-gegevensbanken : de nationale DNA-gegevensbanken zoals gedefinieerd in artikel 2, 5° van de wet;
  3° Instituut : het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie;
  4° deskundige : een deskundige verbonden aan een DNA-onderzoeklaboratorium erkend volgens artikel 23, § 2 van huidig besluit.
Article 1er. Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
  1° la loi : la loi du 22 mars 1999 relative à la procédure d'identification par analyse ADN en matière pénale;
  2° banques nationales de données ADN : les banques nationales de données ADN telles que définies à l'article 2, 5° de la loi;
  3° Institut : l'Institut National de Criminalistique et de Criminologie;
  4° expert : un expert attaché à un laboratoire d'analyse ADN agréé selon l'article 23, § 2 du présent arrêté.
HOOFDSTUK II. - De evaluatiecommissie
CHAPITRE II. - La commission d'évaluation
Art.2. § 1. Er wordt door Ons een evaluatiecommissie voor het DNA-onderzoek opgericht, hierna genoemd de " evaluatiecommissie ".
  Deze evaluatiecommissie is samengesteld uit de directeur-generaal van het Instituut of zijn gemachtigde, een vertegenwoordiger van het wetenschappelijke personeel van het Instituut belast met de DNA-onderzoeken, de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken of zijn gemachtigde, de magistraat die de nationale cel bedoeld in artikel 12 leidt, een directielid van de technische en wetenschappelijke politie van de federale gerechtelijke politie en drie wetenschappelijke personaliteiten gekozen buiten het Instituut omwille van hun competentie in de betrokken discipline.
  Behalve de directeur-generaal en de magistraat die de nationale cel leidt, worden de leden van de evaluatiecommissie benoemd voor een termijn van vier jaar.
  § 2. Het mandaat van voorzitter van de evaluatiecommissie wordt waargenomen door de directeur-generaal. De directeur-generaal of zijn gemachtigde vertegenwoordigt het Koninkrijk België inzake DNA-onderzoek in strafzaken op nationaal en internationaal vlak.
Art.2. § 1er. Une commission d'évaluation d'analyse ADN est créée par Nous, appelée ci-après " commission d'évaluation ".
  Cette commission d'évaluation est composée du directeur général de l'Institut ou de son délégué, d'un représentant du personnel scientifique de l'Institut en charge des analyses ADN, du gestionnaire des banques nationales de données ADN ou de son délégué, du magistrat dirigeant la Cellule Nationale visée à l'article 12, d'un membre de la direction de la police technique et scientifique de la police judiciaire fédérale et de trois personnalités scientifiques choisies en dehors de l'Institut en raison de leur compétence dans la discipline en cause.
  En dehors du directeur général et du magistrat dirigeant la Cellule nationale, les membres de la commission d'évaluation sont nommés pour un terme de quatre ans.
  § 2. Le directeur général fait fonction de président de la commission d'évaluation. Le directeur général ou son délégué représente le Royaume de Belgique sur le plan national et international en matière d'analyse ADN s'inscrivant dans le cadre pénal.
Art.3. De evaluatiecommissie verstrekt aan de minister van Justitie advies over kwesties van wetenschappelijke, technische en juridische aard die verband houden met het DNA-onderzoek.
Art.3. La commission d'évaluation donne au Ministre de la Justice des avis sur des questions de nature scientifique, technique et juridique en rapport avec l'analyse ADN.
HOOFDSTUK III. - Beheer van de plaats van de feiten en behandeling van de overtuigingsstukken en van de aangetroffen sporen
CHAPITRE III. - Gestion des lieux des faits et traitement des pièces à conviction et des traces découvertes
Art.4. § 1. De politiedienst die verantwoordelijk is voor de eerste interventie sluit de plaats van de feiten af en beschermt deze, evenals, in voorkomend geval, de plaatsen waar voorwerpen die verband houden met de feiten worden ontdekt, door een of meer gerechtelijke uitsluitingperimeters aan te brengen, met als doel :
  1° de overtuigingsstukken, sporen en aanwijzingen te beschermen;
  2° contaminatie van deze plaatsen door exogene sporen te voorkomen;
  3° toe te laten dat de taken van technische en wetenschappelijke politie uitgevoerd worden door de officier van gerechtelijke politie van de federale politie die verantwoordelijk is voor de technische en wetenschappelijke politie, of zijn medewerkers.
  De toegang tot deze plaatsen is beperkt tot de personen aangesteld door de bevoegde magistraat die erop toeziet dat voorrang wordt verleend aan de diensten belast met de opdrachten van technische en wetenschappelijke politie.
  § 2. Op de plaats van de feiten is de politieofficier die verantwoordelijk is voor het plaatsbezoek belast met de gecoördineerde uitvoering van de opdrachten.
  § 3. Behoudens andersluidende instructie van de bevoegde magistraat is de eerste politiedienst die tussenkomt belast met de bewaking van de gerechtelijke uitsluitingperimeters en met het opstellen van het proces-verbaal van inventaris van alle personen die aanwezig waren op de plaats der feiten of ze hebben betreden.
Art.4. § 1er. Le service de police responsable de la première intervention isole et protège les lieux des faits et, le cas échéant, les lieux où des objets en liaison avec les faits sont découverts, en déterminant une ou plusieurs zones d'exclusion judiciaire afin :
  1° de préserver les pièces à conviction, les traces et les indices;
  2° d'éviter la contamination de ces lieux par des traces exogènes;
  3° de permettre d'assurer les tâches de police technique et scientifique par l'officier de police judiciaire de la police fédérale responsable de la police technique et scientifique, ou ses collaborateurs.
  L'accès est limité aux personnes désignées par le magistrat compétent qui veillera à accorder une priorité aux services chargés des missions de police technique et scientifique.
  § 2. Sur les lieux des faits, l'officier de police responsable de la descente sur les lieux est chargé de la mise en oeuvre coordonnée de l'ensemble des interventions.
  § 3. Sauf instruction contraire du magistrat compétent, le premier service de police intervenant est chargé de la surveillance des zones d'exclusion judiciaire et de la rédaction du procès verbal d'inventaire de toutes les personnes présentes sur les lieux ou l'ayant pénétrée.
Art.5. § 1. De officier van gerechtelijke politie van de federale politie die verantwoordelijk is voor de technische en wetenschappelijke politie, of zijn medewerkers, hebben als voornaamste opdrachten op de plaats van de feiten :
  1° de gerechtelijke uitsluitingperimeters indien nodig te laten aanpassen;
  2° een eerste evaluatie van de plaats van de feiten uit te voeren en zijn vaststellingen mee te delen aan de officier van gerechtelijke politie die verantwoordelijk is voor het plaatsbezoek;
  3° te zorgen voor een goed verloop van de opsporing, de lokalisatie, het zichtbaar maken, de afname, de fotografische opname en/of video-opname, de nummering, de verpakking, de beveiliging door verzegeling en de bewaring van alle materiële aanwijzingen, met het oog op de analyse en het latere gebruik ervan;
  4° ervoor te zorgen dat anticontaminatiemaatregelen uitgevoerd worden door het dragen van beschermingskledij. Deze maatregel is van toepassing op elke persoon die de toestemming heeft om de plaats van de feiten te betreden;
  5° in voorkomend geval, aanbevelingen te formuleren met betrekking tot het vorderen van deskundigen in deze perimeter;
  6° in voorkomend geval, aanbevelingen te formuleren met betrekking tot de te nemen maatregelen ten aanzien van slachtoffers en verdachten, met het oog op de latere verzameling van sporen en aanwijzingen aangetroffen op hun persoon en hun voorwerpen;
  7° zonder afbreuk te doen aan de veiligheidsmaatregelen, de in beslag genomen voorwerpen over te dragen aan de officier van gerechtelijke politie die de inbeslagnames beheert met het oog op het opstellen van de inventaris ervan;
  8° een proces-verbaal op te stellen dat melding maakt van de datum en het uur van de inbeslagname, het nummer van het strafdossier, de naam van de bevoegde procureur des Konings of onderzoeksrechter, en een accurate beschrijving van de omstandigheden waarin de overtuigingsstukken, sporen en aanwijzigen werden aangetroffen.
  § 2. De overtuigingsstukken die sporen bevatten of kunnen bevatten, evenals de sporen en aanwijzingen afgenomen op de plaats van de feiten, worden overgemaakt aan het DNA-onderzoekslaboratorium waaraan de deskundige, opgevorderd door de procureur des Konings of de onderzoeksrechter, verbonden is.
  Enkel een kopie van het proces-verbaal van inbeslagname wordt samen met de overtuigingsstukken, sporen en aanwijzingen aan het DNA-onderzoekslaboratorium bezorgd. De naam van de betrokken personen mag daarop niet vermeld worden.
  In voorkomend geval deelt het laboratorium van technische en wetenschappelijke politie eveneens de resultaten mee van de uitgevoerde oriënteringstests.
Art.5. § 1er. L'officier de police judiciaire de la police fédérale responsable de la police technique et scientifique, ou ses collaborateurs, ont pour missions principales sur les lieux des faits :
  1° de faire adapter, si nécessaire, les zones d'exclusion judiciaire;
  2° d'effectuer une première évaluation des lieux et de communiquer ses constatations à l'officier de police judiciaire responsable de la descente sur les lieux;
  3° de veiller à mener à bien la recherche, la localisation, la révélation, le prélèvement, l'enregistrement photographique et/ou vidéo, la numérotation, le conditionnement, la sécurisation par scellage, la conservation de tous les indices matériels en vue de leur analyse et de leur exploitation ultérieure;
  4° de veiller à la mise en place de mesures d'anticontamination par le port de vêtements de protection. Cette mesure est applicable à toute personne ayant reçu l'autorisation de pénétrer sur les lieux des faits;
  5° le cas échéant, de formuler les recommandations relatives à la réquisition d'experts dans cette zone;
  6° le cas échéant, de formuler des recommandations sur les mesures à prendre à l'égard des victimes et des suspects en vue de récolter ultérieurement des traces et indices sur leurs personne et objets;
  7° sans préjudice du respect des mesures de sécurité, de remettre les objets saisis à l'officier de police judiciaire gestionnaire des saisies aux fins d'en établir l'inventaire;
  8° de dresser un procès-verbal qui mentionne la date et l'heure de la saisie, le numéro du dossier répressif, le nom du procureur du Roi ou du juge d'instruction compétent et qui décrit minutieusement les circonstances dans lesquelles les pièces à conviction, traces et indices ont été découverts.
  § 2. Les pièces à conviction présentant des traces ou susceptibles d'en comporter ainsi que les traces et indices prélevés sur les lieux des faits sont adressés au laboratoire d'analyse ADN auquel est attaché l'expert requis par le procureur du Roi ou le juge d'instruction.
  Seule une copie du procès verbal de saisies est adressée au laboratoire d'analyse ADN en même temps que les pièces à conviction, traces et indices. Le nom des personnes en cause ne peut y être mentionné.
  Le cas échéant, le laboratoire de police technique et scientifique communique également les résultats des tests d'orientation réalisés.
Art.6. Indien een van de opdrachten van dit hoofdstuk niet uitgevoerd kan worden, stelt de officier van gerechtelijke politie van de federale politie verantwoordelijk voor de technische en wetenschappelijke politie hiervan proces-verbaal op met opgave van de opdracht die niet uitgevoerd werd en de reden hiervan, en deelt hij dit mee aan de deskundige belast met de analyse.
Art.6. Si l'une des missions du présent chapitre ne peut être respectée, l'officier de police judiciaire de la police fédérale responsable de la police technique et scientifique dresse un procès-verbal en indiquant la mission qui n'a pas été respectée ainsi que le motif et en informe l'expert chargé de l'analyse.
HOOFDSTUK IV. - Afname van een referentiestaal van een persoon
CHAPITRE IV. - Prélèvement d'un échantillon de référence sur une personne
Art.7. De identiteit van de personen tegen wie aanwijzingen van schuld bestaan in overeenstemming met de artikelen 44quinquies, § 1, eerste lid en 90undecies, § 1, eerste lid van het Wetboek van strafvordering en van de personen bedoeld in artikel 5, § 1, tweede en vierde lid van de wet, van wie een referentiestaal wordt afgenomen, wordt grondig gecontroleerd voordat het staal aan het DNA-onderzoekslaboratorium wordt overgezonden.
Art.7. La vérification approfondie de l'identité des personnes contre lesquelles il existe des indices de culpabilité en vertu des articles 44quinquies, § 1er, alinéa 1er et 90undecies, § 1er, alinéa 1er du Code d'instruction criminelle et des personnes visées à l'article 5, § 1, alinéas 2 et 4 de la loi, faisant l'objet d'un prélèvement d'un échantillon de référence, est établie avant l'envoi de l'échantillon au laboratoire d'analyse ADN.
Art.8. De afname van een referentiestaal op een persoon gebeurt met behulp van door het Instituut aanbevolen steriel materiaal voor het afnemen van wangslijmvlies, bloed of haarwortels.
  Het referentiestaal afgenomen van de in artikel 6 bedoelde personen krijgt een uniek DNA-codenummer overeenkomstig artikel 3bis, § 3 van de wet.
  Voor de toepassing van artikel 5ter van de wet moeten de penitentiaire inrichtingen de nodige bijstand verlenen om de afname van de referentiestalen mogelijk te maken.
Art.8. Le prélèvement d'un échantillon de référence sur une personne s'effectue à l'aide de matériel stérile pour prélèvement buccal, de sang ou de bulbes pileux recommandé par l'Institut.
  L'échantillon de référence prélevé sur les personnes visées à l'article 6 reçoit un numéro de code ADN unique conformément à l'article 3bis, § 3 de la loi.
  En application de l'article 5ter de la loi, les établissements pénitentiaires doivent fournir l'assistance nécessaire pour permettre le prélèvement des échantillons de référence.
Art.9. § 1. Er wordt een proces-verbaal opgesteld voor elk afgenomen referentiestaal.
  § 2. Het proces-verbaal van de afname van het referentiestaal bevat minstens de volgende gegevens :
  1. de datum en het uur waarop het referentiestaal is afgenomen;
  2. het notitienummer van het strafdossier in het kader waarvan de afname is geschied en het neerleggingsnummer;
  3. de naam van de procureur des Konings of de onderzoeksrechter die de afname heeft bevolen;
  4. de volledige naam, de aliassen, de geboortedatum, de geboorteplaats of, in voorkomend geval het geboorteland en het geslacht van de persoon van wie het referentiestaal is afgenomen;
  5. het referentienummer van de set voor het afnemen van wangslijmvlies of, in voorkomend geval, van bloed of haarwortels;
  6. de wijze waarop de afname is gebeurd.
  § 3. Het proces-verbaal van afname wordt niet overgezonden aan de met de analyse van het referentiestaal belaste deskundige.
Art.9. § 1er. Un procès-verbal est établi pour chaque échantillon de référence prélevé.
  § 2. Le procès-verbal de prélèvement de l'échantillon de référence contient au moins les éléments suivants :
  1. la date et l'heure auxquelles l'échantillon de référence a été prélevé;
  2. le numéro de notice du dossier répressif dans le cadre duquel le prélèvement a été effectué et le numéro de dépôt;
  3. le nom du procureur du Roi ou du juge d'instruction qui a ordonné le prélèvement;
  4. le nom complet, les alias, la date de naissance, le lieu ou, le cas échéant, le pays de naissance et le sexe de la personne sur qui l'échantillon de référence a été prélevé;
  5. le numéro de référence de la trousse de prélèvement buccal ou, le cas échéant, de sang ou de bulbes pileux;
  6. les conditions dans lesquelles le prélèvement a été effectué.
  § 3. Le procès verbal de prélèvement n'est pas transmis à l'expert chargé d'analyser l'échantillon de référence.
Art.10. Onmiddellijk na de afname wordt het referentiestaal verzegeld, met vermelding van het nummer van het proces-verbaal van afname, in voorkomend geval de hoedanigheid van de persoon op wie de afname is uitgevoerd. Het DNA-codenummer wordt specifiek aangegeven wanneer de afname gebeurt met toepassing van de artikelen 44quinquies en 90undecies van het Wetboek van strafvordering en artikel 5 van de wet.
Art.10. Immédiatement après le prélèvement, l'échantillon de référence est scellé, avec indication du numéro du procès-verbal du prélèvement, le cas échéant la qualité de la personne sur laquelle le prélèvement est effectué. Le numéro de code ADN est spécifié lorsque le prélèvement est effectué en application des articles 44quinquies et 90undecies du Code d'instruction criminelle et de l'article 5 de la loi.
Art.11. Het referentiestaal wordt aan het DNA-onderzoekslaboratorium gericht samen met de vordering waarin de met het DNA-onderzoek belaste deskundige wordt aangewezen.
Art.11. L'échantillon de référence est adressé au laboratoire d'analyse ADN accompagné du réquisitoire désignant l'expert chargé de l'analyse ADN.
HOOFDSTUK V. [1 - De door de nationale cel geregistreerde en verwerkte gegevens]1
CHAPITRE V. [1 - Les données enregistrées et traitées par la cellule nationale ]1
Art.13. In overeenstemming met artikel 3bis, § 2 van de wet, zijn de door de nationale cel in de hoedanigheid van verantwoordelijke voor de verwerking geregistreerde en verwerkte gegevens de volgende :
  1. de identiteit van de personen tegen wie aanwijzingen van schuld bestaan in overeenstemming met de artikelen 44undecies en 90undecies van het Wetboek van strafvordering en van de personen bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet;
  2. de DNA-codenummers;
  3. de administratieve gegevens van de magistraten die om de toekenning van een DNA-codenummer hebben verzocht;
  4. het notitienummer van de betrokken dossiers;
  5. het dossiernummer van het DNA-onderzoekslaboratorium;
  6. het referentienummer van het specifieke dossier van de verwerking ingeschreven in de gegevensbank " Criminalistiek " of " Veroordeelden ", tijdens de registratie van de personen bedoeld in 1° ;
  7. het APFIS-nummer toegekend aan de personen bedoeld in 1° ;
  8. de administratieve gegevens van de DNA-onderzoekslaboratoria en van de deskundigen die er werken.
  De DNA-codenummers worden opgeslagen in een elektronisch bestand dat de hoogste waarborgen biedt op het gebied van de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de voorgenomen verwerking.
Art.13. En application de l'article 3bis, § 2 de la loi, les données enregistrées et traitées par la cellule nationale, en qualité de responsable du traitement, sont les suivantes :
  1. l'identité des personnes contre lesquelles il existe des indices de culpabilité en vertu des articles 44quinquies et 90undecies du Code d'instruction criminelle, et des personnes visées à l'article 5, § 1 de la loi;
  2. les numéros de code ADN;
  3. les coordonnées administratives des magistrats ayant demandé l'attribution d'un numéro de code ADN;
  4. le numéro de notice des dossiers en cause;
  5. le numéro de dossier du laboratoire d'analyse ADN;
  6. le numéro de référence du dossier spécifique au traitement, inscrit dans la banque de données " Criminalistique " ou " Condamnés ", lors de l'enregistrement des personnes visées au 1° ;
  7. le numéro APFIS attribué aux personnes visées au 1;
  8. les coordonnées administratives des laboratoires d'analyse ADN et des experts y travaillant.
  Les numéros de code ADN sont enregistrés dans un fichier électronique qui offre les plus grandes garanties en matière de sécurité et de confidentialité du traitement envisagé.
HOOFDSTUK VI. - Onderzoek van de aangetroffen sporen en van de referentiestalen - Opstellen van DNA-profielen - Vergelijking van DNA-profielen - Kennisgeving van de uitslag van het DNA-onderzoek en van de uitslag van het vergelijkend onderzoek
CHAPITRE VI. - Analyse des traces découvertes et des échantillons de référence - Etablissement des profils ADN - Comparaison des profils ADN - Notification du résultat de l'analyse ADN et du résultat de l'analyse de comparaison
Art.14. De deskundige stelt een beschrijving op van de overtuigingsstukken en van de aangetroffen sporen.
  Indien deze nog niet zijn uitgevoerd, voert hij indien nodig voorafgaande oriënteringstests uit om de aard en de menselijke oorsprong van de sporen vast te stellen.
Art.14. L'expert procède à une description des pièces à conviction et des traces découvertes.
  S'ils n'ont pas déjà été réalisés, il procède, si nécessaire, à des tests d'orientation préalables pour déterminer la nature et l'origine humaine des traces.
Art.15. Het DNA-onderzoek wordt uitgevoerd volgens de in deze materie aanbevolen internationale normen omschreven in de bijlage bij dit besluit. Minstens de in de bijlage opgesomde genetische merkers moeten geanalyseerd worden.
Art.15. L'analyse ADN est effectuée selon les standards internationaux préconisés en cette matière et décrits en annexe du présent arrêté. Au minimum tous les marqueurs génétiques énumérés dans l'annexe doivent être analysés.
Art.16. § 1. Binnen de grenzen van artikel 8bis van de wet vergelijkt de deskundige het DNA-profiel van het referentiestaal met dat van het aangetroffen spoor of van de aangetroffen sporen.
  Hij brengt hierover een deskundigenverslag uit bij de procureur des Konings of de onderzoeksrechter die hem aangesteld heeft. Dit verslag bevat naast de gegevens vervat in de vordering en het proces-verbaal van inbeslagname van de aangetroffen sporen, de gedetailleerde beschrijving van de stalen, de resultaten van de eventueel uitgevoerde oriënteringstests, de resultaten van het DNA-onderzoek en het resultaat van de vergelijking van de DNA-profielen.
  Wanneer de procureur des Konings of de onderzoeksrechter dat nodig acht, kan hij de deskundige vragen om de overeenkomst tussen het DNA-profiel van de aangetroffen sporen en dat van de betrokken persoon statistisch te evalueren.
  § 2. Indien er geen resultaten werden bekomen voor de aangetroffen sporen of indien het DNA-profiel onvoldoende informatief is om een statistisch voldoende waardevolle vergelijking uit te voeren, adviseert de deskundige de procureur des Konings of de onderzoeksrechter hetzij over de bijkomende mogelijkheden van DNA-onderzoek die aangewend zouden kunnen worden om eventueel toch een vergelijking te kunnen uitvoeren, hetzij over andere alternatieve methodes.
  § 3. De deskundige bezorgt de opgestelde DNA-profielen en de in artikel 44quater, § 3, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering opgesomde gegevens uitsluitend via elektronische weg aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken of aan zijn gemachtigde, die deze volgens de in bijlage bij dit besluit beschreven criteria invoert in de respectieve gegevensbanken teneinde over te gaan tot de vergelijking ervan.
  § 4. Om de DNA-profielen en de daaraan verbonden gegevens aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken te bezorgen, gebruikt het DNA-onderzoekslaboratorium uitsluitend de coderingssoftware die voldoet aan de door het Instituut bepaalde specificiteiten. Indien het communicatieplatform tijdelijk niet beschikbaar is, moeten de DNA-profielen en de daaraan verbonden gegevens toch binnen de bij wet voorgeschreven termijnen worden overgemaakt via een ander kanaal en zo spoedig mogelijk worden ingevoerd in de nationale DNA-gegevensbanken.
  Om de gegevens aan de nationale cel te bezorgen, gebruikt het DNA-onderzoekslaboratorium uitsluitend de software die voldoet aan de door de nationale cel bepaalde specificiteiten.
  § 5. Bij vragen tot specificaties vanwege de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, antwoorden de DNA-onderzoekslaboratoria binnen de drie werkdagen.
Art.16. § 1er. Dans les limites de l'article 8bis de la loi, l'expert compare le profil ADN de l'échantillon de référence à celui de la ou des traces découvertes.
  Il adresse à ce sujet un rapport d'expertise au procureur du Roi ou au juge d'instruction qui a ordonné l'expertise. Ce rapport contient, outre les données contenues dans le réquisitoire et le procès-verbal de saisie des traces découvertes, la description détaillée des échantillons, les résultats des tests d'orientation qui ont été éventuellement effectués, les résultats de l'analyse ADN et le résultat de la comparaison des profils ADN.
  Lorsqu'il l'estime nécessaire, le Procureur du Roi ou le juge d'instruction peut demander à l'expert de procéder à l'évaluation statistique de la concordance entre le profil ADN de la trace découverte et celui de la personne concernée.
  § 2. Dans l'hypothèse où aucun résultat n'a été obtenu pour les traces découvertes ou si le profil ADN ne fournit pas assez d'informations pour pouvoir procéder à une comparaison statistiquement valable, l'expert informe le procureur du Roi ou le juge d'instruction soit des possibilités d'analyse ADN complémentaires qui pourraient être utilisées pour pouvoir effectuer éventuellement une comparaison, soit d'autres méthodes alternatives.
  § 3. L'expert transmet exclusivement par voie électronique les profils ADN établis et les données énumérées à l'article 44quater, § 3, second alinéa, du Code d'instruction criminelle au gestionnaire des banques nationales de données ADN ou à son délégué, qui les saisit dans les banques de données respectives selon les critères visées à l'annexe du présent arrêté, afin de procéder à leur comparaison.
  § 4. Pour transmettre les profils ADN et les données associées au gestionnaire des banques nationales de données ADN, le laboratoire d'analyse ADN utilise exclusivement le logiciel de cryptage qui répond aux spécificités définies par l'Institut. Si la plateforme de communication n'est momentanément pas disponible, les profils ADN et les données associées doivent néanmoins être communiqués via un autre canal dans les délais prescrits par la loi et saisis dès que possible dans les banques nationales de données ADN.
  Pour transmettre les données à la cellule nationale, le laboratoire d'analyse ADN utilise exclusivement le logiciel qui répond aux spécificités définies par la cellule nationale.
  § 5. Si le gestionnaire des banques nationales de données ADN demande de fournir des explications spécifiques, le laboratoire d'analyse ADN lui répond endéans les trois jours ouvrables.
Art.17. De uitslag van een DNA-onderzoek of tegenonderzoek wordt ter kennis gebracht van de betrokkene door hetzij een ter post aangetekende brief, hetzij een mondelinge kennisgeving door de procureur des Konings, de onderzoeksrechter of een aangewezen officier van gerechtelijke politie. Van deze mondelinge kennisgeving wordt een proces-verbaal opgesteld.
Art.17. Le résultat d'une analyse ADN ou d'une contre-expertise est communiqué à l'intéressé soit par lettre recommandée à la poste, soit verbalement par le procureur du Roi, le juge d'instruction ou un officier de police judiciaire désigné. Il est dressé un procès-verbal de cette notification verbale.
Art.18. In overeenstemming met artikel 5quater, § 4 van de wet en wanneer de procureur des Konings of de onderzoeksrechter dat nodig acht, kan hij de deskundige die het DNA-profiel van het aangetroffen spoor heeft opgesteld, vragen om de overeenkomst vastgesteld door de beheerder van de nationale gegevensbank of zijn gemachtigde statistisch te evalueren.
Art.18. En application de l'article 5quater, § 4 de la loi et lorsqu'il l'estime nécessaire, le procureur du Roi ou le juge d'instruction peut demander à l'expert qui a établi le profil ADN de la trace découverte de procéder à l'évaluation statistique de la concordance notifiée par le gestionnaire des banques nationales de données ADN ou son délégué.
Art.19. § 1. De door de wet aan de deskundigen opgelegde termijnen voor DNA-onderzoek beginnen met de ontvangst van het te onderzoeken materiaal en de vordering; zij eindigen met de overmaking van het verslag aan de betrokken magistraten.
  § 2. De door de wet aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken opgelegde termijnen beginnen met de ontvangst van de door de deskundigen verstrekte gegevens; zij eindigen met de overmaking van het resultaat van de vergelijkingen aan de betrokken geadresseerden.
Art.19. § 1er. Les délais d'analyse ADN imposés par la loi aux experts débutent avec la réception du matériel à analyser et la réquisition; ils se terminent avec l'envoi du rapport aux magistrats concernés.
  § 2. Les délais imposés par la loi au gestionnaire des banques nationales de données ADN débutent à la réception des données communiquées par les experts; ils se terminent avec la transmission du résultat des comparaisons aux destinataires concernés.
Art.20. § 1. Het elektronisch archief van de gegevens van DNA-onderzoeken bedoeld in artikel 8bis, tweede lid, van de wet mag in geen geval de namen en voornamen bevatten van de personen op wie een afname van een referentiestaal is uitgevoerd en onderzocht.
  § 2. De DNA-onderzoekslaboratoria bezorgen de directie van de technische en wetenschappelijke politie van de federale gerechtelijke politie, evenals de evaluatiecommissie tweemaal per jaar de relevante informatie om de kwaliteit van de afnamen die de politiediensten hebben uitgevoerd op de plaatsen van de feiten te evalueren en te verbeteren.
Art.20. § 1er. En application de l'article 8bis, alinéa 2, de la loi, l'archivage électronique des données relatives aux analyses ADN ne peut en aucun cas comporter les noms et prénoms des personnes sur lesquelles un prélèvement d'échantillon de référence a été effectué et analysé.
  § 2. Les laboratoires d'analyse ADN transmettent deux fois par an à la Direction de la Police technique et scientifique de la Police judicaire fédérale ainsi qu'à la Commission d'évaluation les informations pertinentes pour évaluer et améliorer la qualité des prélèvements réalisés sur les lieux des faits par les services de police.
HOOFDSTUK VII. - Vernietiging van de aangetroffen sporen en van de referentiestalen
CHAPITRE VII. - Destruction des traces découvertes et des échantillons de référence
Art.21. De DNA-onderzoekslaboratoria sturen de overtuigingsstukken terug naar de griffie van de betrokken rechtbank zodra het onderzoek van de aangetroffen sporen is afgesloten.
Art.21. Les laboratoires d'analyse ADN renvoient au greffe du tribunal concerné les pièces à conviction dès que l'analyse des traces découvertes est clôturée.
Art.22. Het DNA-onderzoekslaboratorium bewaart het bewijs van de vernietiging van de stalen en extracten die DNA van sporen bevatten gedurende 5 jaar na de vernietiging.
Art.22. Le laboratoire d'analyse ADN conserve la preuve de la destruction des échantillons et extraits contenant de l'ADN de traces pendant 5 années après la destruction.
Art.23. In overeenstemming met artikel 44quinquies, § 9, van het Wetboek van Strafvordering bewaren de DNA-onderzoekslaboratoria het bewijs van de vernietiging van de referentiestalen en van de extracten die DNA bevatten gedurende 5 jaar na de vernietiging.
Art.23. Conformément à l'article 44quinquies, § 9 du Code d'instruction criminelle, les laboratoires d'analyse ADN conservent la preuve de la destruction des échantillons de référence et des extraits contenant de l'ADN pendant 5 années après la destruction.
HOOFDSTUK VIII. - Erkenning van DNA-onderzoekslaboratoria
CHAPITRE VIII. - Agrément des laboratoires d'analyse ADN
Art.24. § 1. De DNA-onderzoeken in strafzaken mogen enkel worden uitgevoerd door laboratoria erkend door de minister van Justitie.
  § 2. De erkenning van DNA-onderzoekslaboratoria, bepaald in artikel 44ter van het Wetboek van Strafvordering en in artikel 2 van de wet, geschiedt door de minister van Justitie, onder de voorwaarden bepaald in artikel 25 van dit besluit.
  De aanvragen tot erkenning moeten schriftelijk aan de minister van Justitie gericht worden.
  § 3. Het DNA-onderzoekslaboratorium moet geaccrediteerd zijn voor alle prestaties die het uitvoert.
  § 4. De geldigheidsduur van de erkenning is beperkt tot die van de accreditatie.
Art.24. § 1er. Les analyses ADN en matière pénale ne peuvent être réalisées que par des laboratoires agréés par le ministre de la Justice.
  § 2. L'agrément des laboratoires d'analyse ADN, prévu à l'article 44ter du Code d'Instruction criminelle et à l'article 2 de la loi se fait par le ministre de la Justice, sous les conditions prévues à l'article 25 du présent arrêté.
  Les demandes d'agrément doivent être adressées par écrit au ministre de la Justice.
  § 3. Le laboratoire d'analyse ADN doit être accrédité pour l'ensemble des prestations qu'il exécute.
  § 4. La durée de validité de l'agrément est limitée à celle de l'accréditation.
Art.25. De erkenning, bedoeld in artikel 24, kan enkel geschieden indien de verzoeker bewijst :
  1. dat het DNA-onderzoekslaboratorium geaccrediteerd werd in overeenstemming met de criteria van de norm NBN EN ISO/IEC 17025, hetzij volgens de procedures en voorwaarden voor accreditatie neergelegd in het koninklijk besluit van 31 januari 2006 tot oprichting van het BELAC accreditatiesysteem van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling, hetzij door enige andere instelling die enerzijds de procedures uitgevaardigd door de norm NBN EN ISO/IEC 17011 betreffende de algemene eisen voor accreditatie-instellingen die conformiteitsbeoordelende instellingen accrediteren naleeft en die anderzijds het multilaterale akkoord genaamd European co-operation for Accreditation of Laboratories' heeft ondertekend;
  2. dat het DNA-onderzoekslaboratorium minstens één deskundige tewerkstelt, die enerzijds in het bezit is van een diploma van doctor in de wetenschappen, doctor in de geneeskunde, doctor in de farmaceutische wetenschappen, doctor in de biotechnologie, doctor in de bio-ingenieurwetenschappen, en die anderzijds bewijst dat hij ten minste over drie jaar professionele ervaring beschikt in het domein van de criminalistiek;
  3. dat het DNA-onderzoekslaboratorium jaarlijks met succes deelneemt aan ten minste drie nationale of internationale erkende externe kwaliteitscontroles van een lijst opgemaakt door de evaluatiecommissie en overgemaakt aan BELAC, met inbegrip van de controle van alle genetische markers bedoeld in de bijlage bij huidig besluit;
  4. dat in het laboratorium permanent een dienst voor het in ontvangst nemen van de overtuigingsstukken georganiseerd is;
  5. dat het DNA-onderzoekslaboratorium waar het onderzoek daadwerkelijk plaatsheeft en de maatschappelijke zetel ervan zich in een land van de Europese Unie bevinden;
  6. dat de directieleden van het DNA-onderzoekslaboratorium en de deskundigen een uittreksel uit hun strafregister voorleggen. Directieleden en deskundigen van buitenlandse laboratoria dienen een document voor te leggen dat equivalent is aan het uittreksel uit het strafregister.
Art.25. L'agrément, visé à l'article 24, ne peut être octroyé que si le demandeur démontre :
  1. que le laboratoire d'analyse ADN a été accrédité conformément aux critères de la norme NBN EN ISO/IEC 17025 soit suivant les procédures et conditions d'accréditation prévues à l'arrêté royal du 31 janvier 2006 portant création d'un système BELAC d'accréditation des organismes d'évaluation de la conformité, soit par tout autre organisme respectant d'une part, les procédures édictées par la norme NBN EN ISO/CEI 17011 relatives aux exigences générales pour les organismes d'accréditation procédant à l'accréditation d'organismes d'évaluation de la conformité et d'autre part, signataire de l'accord multilatéral dénommé " European Co-operation for Accreditation of Laboratories ";
  2. que le laboratoire d'analyse ADN emploie au moins un expert qui est titulaire d'un diplôme de docteur en sciences, de docteur en médecine, de docteur en sciences pharmaceutiques, de docteur en biotechnologie ou de docteur en bio-ingénierie d'une part et qui dispose, dans le cadre d'une pratique criminalistique, d'une expérience professionnelle d'au moins 3 ans,
  3. que le laboratoire d'analyse ADN participe avec succès, annuellement, à au moins trois contrôles de qualité externes nationaux ou internationaux reconnus parmi une liste établie par la commission d'évaluation et communiquée à BELAC, incluant le contrôle de tous les marqueurs génétiques visés à l'annexe au présent arrêté.
  4. qu'un service est organisé sur une base permanente dans le laboratoire pour recevoir les pièces à conviction,
  5. que le laboratoire d'analyse ADN où se déroulent effectivement les analyses et son siège social sont situés dans un pays de l'Union Européenne.
  6. que les membres de la direction du laboratoire d'analyse ADN et les experts produisent un extrait de leur casier judiciaire. Les membres de la direction et les experts des laboratoires étrangers doivent produire un document équivalent à l'extrait du casier judiciaire.
Art.26. Indien een deskundige ontdekt dat hij een rechtstreeks of onrechtstreeks belang heeft of indien één van zijn familieleden of verwanten tot in de vierde graad enig belang heeft met een zaak behandeld in de uitoefening van zijn taak, of meer algemeen wanneer hij niet in volle onafhankelijkheid kan optreden, brengt hij de vorderende magistraat onmiddellijk daarvan op de hoogte teneinde van zijn taak te worden ontlast.
Art.26. Si un expert découvre qu'il a un intérêt direct ou indirect ou si un membre de sa famille ou un parent jusqu'au quatrième degré a un quelconque intérêt dans une affaire traitée dans le cadre de l'exécution de sa mission, ou plus généralement, s'il ne peut agir en toute indépendance, il en informe le magistrat requérant immédiatement afin d'être déchargé de sa mission.
Art.27. De erkenning wordt te allen tijde opgeschort of ingetrokken indien het DNA-onderzoekslaboratorium niet meer voldoet aan één of meer van de in artikel 25 vermelde voorwaarden.
  Het DNA-onderzoekslaboratorium dat niet meer voldoet aan één of meer van de in artikel 25 bedoelde erkenningsvoorwaarden moet de minister van Justitie en de vorderende autoriteiten hiervan binnen een maand in kennis stellen.
  De erkenning wordt te allen tijde opgeschort of ingetrokken indien blijkt dat het DNA-onderzoekslaboratorium de bepalingen van de wet of van huidig koninklijk besluit niet in acht neemt.
  De opschorting of intrekking van de erkenning wordt uitgesproken door de minister van Justitie na advies van de evaluatiecommissie.
  Vooraleer de beslissing te nemen dient de vertegenwoordiger van het betrokken DNA-onderzoekslaboratorium gehoord te worden.
Art.27. L'agrément est suspendu ou retiré en tout temps si le laboratoire d'analyse ADN ne satisfait plus à l'une ou plusieurs des conditions mentionnées à l'article 25.
  Le laboratoire d'analyse ADN qui ne satisfait plus à une ou plusieurs des conditions d'agrément visées à l'article 25 est tenu d'en informer le ministre de la Justice et les autorités requérantes dans le mois.
  L'agrément est suspendu ou retiré en tout temps s'il apparaît que le laboratoire d'analyse ADN ne respecte pas les dispositions de la loi ou celles résultant du présent arrêté.
  La suspension ou le retrait de l'agrément est prononcé par le ministre de la Justice après avis de la Commission d'évaluation.
  Avant de prendre toute décision, le représentant du laboratoire d'analyse ADN doit être entendu.
Art.28. Indien het DNA-onderzoekslaboratorium zijn werkzaamheden stopzet, geeft het aan het Instituut alle stukken in bewaring die verband houden met het DNA-deskundigenonderzoek, in het bijzonder de overtuigingsstukken, stalen, DNA-extracten, documenten, ruwe gegevens. De kostprijs daarvan wordt aan het laboratorium aangerekend.
  De leden van het DNA-onderzoekslaboratorium dat zijn werkzaamheden heeft stopgezet, mogen de gegevens waarvan zij kennis hadden niet exploiteren.
Art.28. S'il cesse son activité, le laboratoire d'analyse ADN rend à l'Institut toutes les pièces liées à l'expertise ADN, notamment les pièces à conviction, échantillons, extraits ADN, documents, données brutes. Le coût de cette imputation est porté à charge du laboratoire.
  Les membres du laboratoire d'analyse ADN qui a cessé ses activités ne peuvent exploiter les données dont ils ont eu connaissance.
HOOFDSTUK IX. - Controle van de DNA-gegevens en beheer van de nationale DNA-gegevensbanken
CHAPITRE IX. - Contrôle des données ADN et Gestion des banques nationales de données ADN
Art.29. In overeenstemming met de artikelen 4 en 5 van de wet is het Instituut verantwoordelijk voor het beheer van de nationale DNA-gegevensbanken.
  Bij de uitvoering van deze werkzaamheid kan het Instituut, in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke voor de verwerking, persoonsgegevens verzamelen en verwerken met inachtneming van artikel 4 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, en voor de doeleinden die voortvloeien uit de uitoefening van zijn opdrachten zoals bepaald in het koninklijk besluit van 5 november 1971 tot instelling van een Nationaal Instituut voor criminalistiek, met het statuut van wetenschappelijke inrichting van de Staat.
Art.29. En application des articles 4 et 5 de la loi, l'Institut est responsable de la gestion des banques nationales de données ADN.
  Dans l'exercice de cet activité, l'Institut, en sa qualité de responsable de traitement, peut recueillir et traiter les données à caractère personnel dans le respect de l'article 4 de la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l'égard des traitements des données à caractère personnel et pour les finalités qui découlent de l'exécution de ses missions telles que définies à l'arrêté royal du 5 novembre 1971 portant création et érection en établissement scientifique de l'Etat de l'Institut national de criminalistique.
Art.30. De leden van het Instituut die toegang hebben tot de nationale DNA-gegevensbanken en de personeelsleden van de erkende DNA-onderzoekslaboratoria moeten het beroepsgeheim bewaren overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
  De personeelsleden van het Instituut die toegang hebben tot de nationale DNA-gegevensbanken mogen niet deelnemen aan de uitvoering van de DNA-onderzoeken in de zin van de artikelen 44quater, 44quinquies, 44sexies, 90undecies en 90duodecies van het Wetboek van Strafvordering en van artikel 5ter van de wet.
Art.30. Les membres de l'Institut qui ont accès aux banques nationales de données ADN et les membres du personnel des laboratoires d'analyse ADN agréés sont soumis au secret professionnel conformément à l'article 458 du Code pénal.
  Les membres du personnel de l'Institut qui ont accès aux banques nationales de données ADN ne peuvent pas prendre part à l'exécution des analyses ADN au sens des articles 44quater, 44quinquies, 44sexies, 90undecies et 90duodecies du Code d'instruction criminelle et de l'article 5ter de la loi.
Art.31. § 1. Het dagelijkse beheer van de nationale DNA-gegevensbanken wordt toevertrouwd aan een beheerder. Zijn taken kunnen worden gedeeld met een gemachtigde onder zijn verantwoordelijkheid.
  § 2. De beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken en zijn gemachtigde moeten houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot de functies van niveau SW1. Tevens moet hij beschikken over een relevante professionele ervaring op het gebied van DNA-onderzoek.
  § 3. De DNA-profielen worden opgeslagen in een elektronisch bestand dat de hoogste waarborgen biedt op het gebied van de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de voorgenomen verwerking.
  § 4. De minister van Justitie bepaalt, op advies van de evaluatiecommissie en van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de regels voor de duurzaamheid van de gegevens, de nadere regels voor de toegang voor elke gebruiker van de nationale DNA-gegevensbanken op grond van de verantwoordelijkheden en de categorieën van personen die toegang hebben tot deze gegevensbanken, evenals de bijzondere beveiligingsmaatregelen ter bescherming van deze gegevensbanken, de nadere regels voor de werking en de bijzondere beveiligingsmaatregelen van deze verwerkingen.
  § 5. Elke gebruiker van de nationale DNA-gegevensbanken wordt aangeduid door middel van een unieke identificatiecode.
  Elke toegang tot de DNA-gegevensbanken en elke invoering, wijziging of verwijdering van gegevens, wordt geregistreerd in een beschermd elektronisch logboek.
  § 6. De beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken is belast met de ontvangst van de DNA-profielen en van de gegevens overeenkomstig de artikelen 44quater, 44quinquies en 90undecies van het Wetboek van Strafvordering en overeenkomstig de artikelen 5bis en 5ter van de wet.
  Hij moet zorgen voor de werking van de nationale DNA-gegevensbanken en voor de inachtneming van de artikelen 4, 5, 5quater en 8 van de wet.
  De beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken is verantwoordelijk voor de inachtneming van § 4 van dit artikel en voor de toepassing van de registratiecriteria zoals omschreven in de bijlage bij dit besluit. Hij bepaalt de structuur van de informatie met betrekking tot de DNA-profielen opgesteld door de DNA-onderzoekslaboratoria en de nadere regels voor de overbrenging naar de nationale DNA-gegevensbanken.
  § 7. In overeenstemming met artikel 4, § 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, § 2, eerste en tweede lid, van de wet evenals § 5 van huidig artikel bewaart de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken het bewijs van de door de bevoegde magistraat bevolen verwijdering van de gegevens gedurende 10 jaar na uitvoering ervan.
  § 8. Elektronische kopieën van de gegevens geregistreerd in de nationale DNA-gegevensbanken worden op regelmatige tijdstippen genomen met als enige bedoeling deze gegevens opnieuw te kunnen inladen in geval van accidenteel verlies ervan.
Art.31. § 1er. La gestion journalière des banques nationales de données ADN est confiée à un gestionnaire. Ses tâches peuvent être partagées avec un délégué placé sous sa responsabilité.
  § 2. Le gestionnaire des banques nationales de données ADN et son délégué doivent être titulaires d'un diplôme donnant accès aux fonctions de niveau SW1 et doivent disposer, dans le cadre d'une pratique criminalistique, d'une expérience professionnelle pertinente en matière d'analyse ADN.
  § 3. Les profils ADN sont enregistrés dans un fichier électronique qui offre les plus grandes garanties en matière de sécurité et de confidentialité du traitement envisagé.
  § 4. Le ministre de la Justice détermine, après avis de la Commission d'évaluation et de la Commission de la protection de la vie privée, les règles de pérennité des données, les modalités d'accès pour chaque utilisateur des banques nationales de données ADN en fonction des responsabilités et les catégories de personnes ayant accès à ces banques de données, ainsi que les mesures de sécurité particulières protégeant ces banques de données, les modalités de fonctionnement et les mesures de sécurité particulières de ces traitements.
  § 5. Chaque utilisateur des banques nationales de données ADN est désigné par un code d'identification unique.
  Chaque accès aux banques de données et chaque enregistrement, modification ou effacement de données est consigné dans un registre électronique protégé.
  § 6. Le gestionnaire des banques nationales de données ADN est chargé d'assurer la réception des profils ADN et des informations conformément aux articles 44quater, 44quinquies et 90undecies du Code d'instruction criminelle et aux articles 5bis et 5ter de la loi.
  Il doit assurer le fonctionnement des banques nationales de données ADN ainsi que le respect des articles 4, 5, 5quater et 8 de la loi.
  Le gestionnaire des banques nationales de données ADN a la responsabilité du respect du § 4 du présent article ainsi que de l'application des critères d'enregistrement tels que définis en annexe du présent arrêté. Il détermine la structure de l'information relative aux profils ADN établis par les laboratoires d'analyse ADN et les modalités de transfert aux banques nationales de données ADN.
  § 7. En application de l'article 4, § 2, alinéa 1 et 2 et de l'article 5, § 2, alinéa 1 et 2 de la loi ainsi que du § 5 du présent article le gestionnaire des banques nationales de données ADN conserve la preuve de l'effacement des données ordonné par le magistrat compétent pendant 10 ans à dater de l'exécution de l'ordre.
  § 8. Des sauvegardes électroniques des données enregistrées dans les banques nationales de données ADN sont enregistrées régulièrement dans le seul but de pouvoir recharger ces données en cas de perte accidentelle.
Art.32. § 1. De nationale DNA-gegevensbanken bevatten de volgende categorieën van gegevens :
  - het nummer van het staal van het profiel, toegekend door de deskundige van het DNA-onderzoekslaboratorium,
  - het griffienummer van het overtuigingsstuk waarvan het staal afkomstig is,
  - de biologische natuur van de DNA-afname,
  - het gerechtelijk arrondissement van het dossier,
  - het notitienummer,
  - de naam en de voornaam van de magistraat die titularis is van het dossier,
  - het referentienummer van het dossier van de magistraat
  - het dossiernummer van het DNA-onderzoekslaboratorium,
  - de naam van de deskundige die het DNA-onderzoek heeft gedaan,
  - de administratieve gegevens van de DNA-onderzoekslaboratoria en van de deskundigen die er werken,
  - de datum van verzending van de gegevens,
  - de opmerkingen van het DNA-onderzoekslaboratorium dat het DNA-onderzoek heeft gedaan,
  - het referentienummer van het specifieke dossier van de verwerking, ingeschreven in de gegevensbank " Criminalistiek " of " Veroordeelden ",
  - de datum van de invoer van het DNA-profiel in de gegevensbank,
  - het geslacht bepaald door het DNA-onderzoek,
  - het DNA-profiel,
  - in voorkomend geval, het DNA-codenummer,
  - in voorkomend geval, het verband aangetoond tussen het DNA-profiel en andere al eerder geregistreerde DNA-profielen,
  - de aanwijzingen met betrekking tot de verwerking,
  - in voorkomend geval, de geboortedatum van de referentiepersoon,
  - in voorkomend geval, de datum van automatische verwijdering van de DNA-profielen en van de daarop betrekking hebbende gegevens.
  § 2. De gegevens kunnen worden verwerkt voor statistische doeleinden en met het oog op interne controle en planning.
  § 3. De beheerder bezorgt de evaluatiecommissie en het College van procureurs-generaal jaarlijks een verslag over de statistische analyse van de verwerkte gegevens.
Art.32. § 1. Les banques nationales de données ADN contiennent les catégories de données suivantes :
  - le numéro d'échantillon du profil, attribué par l'expert du laboratoire d'analyses ADN,
  - le numéro de greffe de la pièce à conviction dont l'échantillon provient,
  - la nature biologique du prélèvement ADN,
  - l'arrondissement judiciaire du dossier,
  - le numéro de notice,
  - le nom et le prénom du magistrat titulaire du dossier judiciaire,
  - le numéro de référence du dossier du magistrat,
  - le numéro de dossier du laboratoire d'analyse ADN,
  - le nom de l'expert qui a établi l'analyse ADN
  - les coordonnées administratives des laboratoires d'analyse ADN et des experts y travaillant,
  - la date de l'envoi des données,
  - les remarques du laboratoire ADN qui a établi l'analyse ADN,
  - le numéro de référence du dossier spécifique au traitement, inscrit dans la banque de données " Criminalistique " ou " Condamnés ",
  - la date de la saisie du profil ADN dans la banque de données,
  - le sexe déterminé par l'analyse ADN,
  - le profil ADN,
  - le cas échéant, le numéro code ADN,
  - le cas échéant le lien établi entre le profil ADN et d'autres profils ADN précédemment enregistrés,
  - les indications concernant le traitement,
  - le cas échéant, la date de naissance de la personne de référence,
  - le cas échéant, la date d'effacement automatique des profils ADN et des données y relatives.
  § 2. Les données peuvent être traitées à des fins statistiques, de contrôle interne et de planification.
  § 3. Le gestionnaire transmet annuellement à la commission d'évaluation et au Collège des procureurs généraux un rapport sur l'analyse statistique des données traitées.
Art.33. § 1. Voor het beheer van de nationale DNA-gegevensbanken moet het Instituut te allen tijde voldoen aan de prestatie- en kwaliteitseisen zoals omschreven in Resolutie nr. 2009/C 296/01 van de Raad van 30 november 2009 inzake de uitwisseling van DNA-analyseresultaten.
  § 2. Het Instituut organiseert een permanentiedienst die uitsluitend ter beschikking staat van de vorderende gerechtelijke autoriteiten voor alle prestaties bedoeld in de artikelen 4 tot 5quater, en 8 van de wet.
  § 3. De beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken en zijn medewerkers moeten van onberispelijk gedrag zijn en moeten een uittreksel uit hun strafregister voorleggen.
Art.33. § 1. Pour la gestion des banques nationales de données ADN, l'Institut doit répondre à tout moment aux exigences de prestation et de qualité telles qu'énoncées par la Résolution n° 2009/C 296/01 du Conseil du 30 novembre 2009 relative à l'échange des résultats des analyses ADN.
  § 2. L'Institut organise un service de permanence disponible exclusivement pour les autorités judiciaires requérantes pour l'ensemble des prestations visées aux articles 4 à 5quater, et 8 de la loi.
  § 3. Le gestionnaire des banques nationales de données ADN et ses collaborateurs doivent être de conduite irréprochable et doivent produire un extrait de leur casier judiciaire.
Art.34. § 1. Na advies van de evaluatiecommissie benoemt de minister van Justitie een aangestelde voor de gegevensbescherming voor een hernieuwbare termijn van 5 jaar.
  De kandidaat :
  1° moet de Belgische nationaliteit hebben;
  2° moet van onberispelijk gedrag zijn en moet een uittreksel uit zijn strafregister voorleggen;
  3° moet in het bezit zijn van een diploma dat toegang geeft tot functies op niveau A van de administratieve staatsdiensten;
  4° moet een grondige kennis bezitten van de regelgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
  5° mag niet deelnemen aan de DNA-onderzoeken zoals bepaald in de wet.
  § 2. De aangestelde voor de gegevensbescherming wordt benoemd binnen het Instituut en staat onder het rechtstreekse functionele gezag van de directeur-generaal.
  De identificatie- en contactgegevens van de aangestelde voor de gegevensbescherming alsook enige latere wijziging van deze gegevens worden meegedeeld aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
  Het volgende wordt eveneens meegedeeld aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer :
  - de aard van de rechtsband tussen de aangestelde en het Instituut waarin hij zijn functie van aangestelde zal uitoefenen;
  - alle elementen met betrekking tot de beroepsbekwaamheid betreffende de functie van aangestelde;
  - de maatregelen die de verantwoordelijke voor de verwerking heeft genomen met het oog op de opdrachten die de aangestelde moet uitoefenen.
  § 3. De functie van de aangestelde voor de gegevensbescherming moet alle waarborgen bieden met het oog op een onafhankelijke uitoefening van zijn opdracht
  Hij ontvangt van niemand onderrichtingen.
  Hij moet de mogelijkheid hebben om rechtstreeks met de verantwoordelijke voor de verwerking te communiceren.
  Er kan geen hiërarchische sanctie tegen hem worden getroffen en hij kan niet worden ontslagen, vervangen of gediscrimineerd op het stuk van loopbaan en wedde, wegens zijn opdrachten en zijn statuut.
  Hij mag niet beraadslagen over zaken waarbij hij een persoonlijk belang heeft of waarbij zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk belang hebben.
  Hij is tot geheimhouding verplicht.
  § 4. De aangestelde voor de gegevensbescherming is verantwoordelijk :
  1° voor de vorming inzake gegevensbescherming van het personeel van het Instituut en van de DNA-onderzoekslaboratoria;
  2° voor de follow-up en de controle van de toepassing van de regels betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de informatiebeveiliging, in het bijzonder voor de regels in verband met de fysische, logistieke en juridische veiligheid, zowel in de DNA-onderzoekslaboratoria als in de dienst van het Instituut die de nationale DNA-gegevensbanken beheert;
  3° voor de opvolging en het bewaken van de adequaatheid van de vernietiging en de effectieve verwijdering van de gegevens, in overeenstemming met de wettelijke normen van bewaring van persoonsgegevens, zowel in de DNA-onderzoekslaboratoria als in de dienst van het Instituut die de nationale DNA-gegevensbanken beheert
  4° in de DNA-onderzoekslaboratoria, voor de opvolging en het bewaken van de adequaatheid van de procedures van vernietiging van de referentiestalen en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten, in overeenstemming met artikel 44quinquies, § 9, van het Wetboek van Strafvordering.
  Bij de uitoefening van zijn opdracht handelt de aangestelde volledig onafhankelijk.
  § 5. De aangestelde voor de gegevensbescherming gaat minstens eenmaal per jaar over tot al dan niet vooraf aangekondigde controles en inspecties ter plaatse van elk DNA-onderzoekslaboratorium en van de dienst die de nationale DNA-gegevensbanken beheert. Hij controleert of de prestatie- en kwaliteitseisen gerelateerd aan zijn opdracht in acht worden genomen.
  Daartoe moet hij onbeperkt toegang hebben tot alle lokalen van de DNA-onderzoekslaboratoria en van de dienst die de nationale DNA-gegevensbanken beheert alsook tot alle in de wet en dit besluit bedoelde gegevens die er worden verwerkt.
  § 6. De aangestelde voor de gegevensbescherming brengt bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer jaarlijks verslag uit over alle aspecten van en inbreuken op de gegevensbescherming, op verzoek van deze commissie, van de minister van Justitie, van de evaluatiecommissie of op eigen initiatief.
  § 7. Indien de aangestelde voor de gegevensbescherming kennis heeft van een rechtstreeks of onrechtstreeks belang of indien één van zijn familieleden of verwanten tot in de vierde graad enig belang heeft bij de uitoefening van zijn taak, stelt hij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer daarvan onverwijld in kennis om de passende beslissingen te kunnen nemen.
Art.34. § 1er. Après avis de la commission d'évaluation, le ministre de la Justice désigne, pour un mandat de 5 ans renouvelable, un préposé chargé de la protection des données.
  Le candidat :
  1° doit posséder la nationalité belge;
  2° doit être de conduite irréprochable et doit produire un extrait de son casier judiciaire;
  3° doit être titulaire d'un diplôme donnant accès aux fonctions de niveau A des services administratifs de l'Etat;
  4° doit avoir une connaissance approfondie de la réglementation relative à la protection de la vie privée;
  5° ne peut pas participer aux analyses ADN telles que prévues par la loi.
  § 2. Le préposé chargé de la protection des données est désigné au sein de l'Institut et est placé sous l'autorité fonctionnelle directe du directeur général.
  Les données d'identification et de contact du préposé chargé de la protection des données, ainsi que toute modification ultérieure de ces données, sont communiquées à la Commission de la protection de la vie privée.
  Sont également communiqués à la Commission de la protection de la vie privée :
  - la nature du lien juridique entre le préposé et l'Institut dans lequel il exercera sa fonction de préposé;
  - tous les éléments concernant les qualifications professionnelles relatives à la fonction de préposé;
  - les mesures prises par le responsable du traitement en fonction des missions que doit exercer le préposé.
  § 3. La fonction du préposé à la protection des données offre toutes les garanties lui permettant d'exercer sa mission avec indépendance.
  Il ne reçoit d'instructions de personne.
  Il a la possibilité de communiquer directement avec le responsable du traitement.
  Il ne peut faire l'objet de sanction hiérarchique, de licenciement, de remplacement, de discrimination en termes de carrière et salaire, du fait de ses missions et de son statut.
  Il ne peut exercer sa mission sur les objets pour lesquels il a un intérêt personnel ou pour lesquels ses parents ou alliés jusqu'au quatrième degré ont un intérêt personnel.
  Il est tenu au secret professionnel.
  § 4. Le préposé à la protection des données est responsable :
  1° de la formation en matière de protection des données du personnel de l'Institut et des laboratoires d'analyse ADN;
  2° du suivi et du contrôle de l'application des règles relatives à la protection de la vie privée et de la sécurité de l'information, en particulier des règles concernant la protection physique, logistique et juridique, tant dans les laboratoires d'analyses ADN et qu'au sein du service de l'Institut gérant les banques nationales de données ADN;
  3° du suivi et du contrôle de l'adéquation de la destruction et de l'effacement effectif des données, en conformité avec les normes légales relatives à la conservation des données à caractère personnel, tant dans les laboratoires d'analyses ADN qu'au sein du service de l'Institut gérant les banques nationales de données ADN
  4° dans les laboratoires d'analyses ADN, du suivi et du contrôle de l'adéquation des procédures de destruction des échantillons de référence et des échantillons qui en dérivent contenant de l'ADN, en application de l'article 44quinquies, § 9 du Code d'instruction criminelle.
  Dans l'exercice de ses missions, le préposé agit en toute indépendance.
  § 5. Le préposé chargé de la protection des données procède au moins une fois par an à des contrôles et à des inspections sur les lieux de chaque laboratoire d'analyse ADN et du service gérant les banques nationales de données ADN, annoncés à l'avance ou inopinés. Il vérifie si les exigences de prestation et de qualité en rapport avec ses missions sont respectées.
  A cette fin, il doit avoir accès sans restriction à tous les locaux des laboratoires d'analyse ADN et du service gérant les banques nationales de données ADN ainsi qu'à toutes les données visées par la loi et le présent arrêté qui y sont traitées.
  § 6. Le préposé chargé de la protection des données fait annuellement rapport à la Commission de la protection de la vie privée au sujet de tous les aspects et les infractions concernant la protection des données, à la demande de celle-ci, du ministre de la justice, de la Commission d'évaluation ou de sa propre initiative.
  § 7. Si le préposé chargé de la protection des données a connaissance d'un intérêt direct ou indirect ou si un membre de sa famille ou un parent jusqu'au quatrième degré a un quelconque intérêt dans l'exécution de sa mission, il en informe la Commission de la protection de la vie privée dans les plus brefs délais pour pouvoir prendre les décisions appropriées.
HOOFDSTUK X. - Overheidsopdracht
CHAPITRE X. - Marché public
Art.35. De Minister van Justitie kan met een laboratorium dat beantwoordt aan de voorwaarden voor erkenning bedoeld in artikel 25 een overheidsopdracht afsluiten die voldoet aan de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
Art.35. Le Ministre de la Justice peut conclure un marché public répondant aux règles de la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fourniture et de services avec un laboratoire qui répond aux conditions d'agrément visées à l'article 25.
HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen en overgangsbepalingen
CHAPITRE XI. - Dispositions finales et transitoires
Art.36. De wet van 7 november 2011 houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken, treedt in werking op dezelfde dag als dit besluit, met uitzondering van de artikelen 20 en 22, die in werking treden op de door de Koning bepaalde datum.
  Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van de artikelen 24 tot 28 en 35, die in werking treden op de dag van de publicatie van dit besluit in het Belgisch staatsblad.
  De laboratoria erkend op grond van het koninklijk besluit van 4 februari 2002 ter uitvoering van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken, behouden hun erkenning zolang aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 4 februari 2002 voldaan is, en uiterlijk tot één jaar na de inwerkingtreding van huidig besluit.
Art.36. La loi du 7 novembre 2011 modifiant le Code d'instruction criminelle et la loi du 22 mars 1999 relative à la procédure d'identification par analyse ADN en matière pénale entre en vigueur le même jour que le présent arrêté, à l'exception des articles 20 et 22, qui entrent en vigueur à la date fixée par le Roi.
  Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 2014, à l'exception des articles 24 au 28 et 35, qui entrent en vigueur le jour de la publication du présent arrête au Moniteur belge.
  Les laboratoires agréés sur base de l'arrêté royal du 4 février 2002 pris en exécution de la loi du 22 mars 1999 relative à la procédure d'identification par analyse ADN en matière pénale, conservent leurs agrément tant que les conditions prévues par l'arrêté royal du 4 février 2002 sont remplies, et jusqu'à un an maximum après l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art.37. Het koninklijk besluit van 4 februari 2002 ter uitvoering van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken, wordt opgeheven.
Art.37. L'arrêté royal du 4 février 2002 pris en exécution de la loi du 22 mars 1999 relative à la procédure d'identification par analyse ADN en matière pénale est abrogé.
Art.39. De Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.39. Le Ministre de la Justice est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N.
Art. N.
  1. Internationale onderzoeksnormen bedoeld in artikel 15 van dit besluit.
  Het DNA-onderzoek wordt uitgevoerd volgens de in deze materie aanbevolen internationale normen zoals bekendgemaakt in de Resolutie van de Raad van 30 november 2009 inzake de uitwisseling van DNA-analyseresultaten (2009/C 296/01).
  Zo moeten voor elk DNA-onderzoek minstens de volgende genetische merkers of loci worden geanalyseerd :
  a. HUMTH01
  b. VWA
  c. D21S11
  d. FGA
  e. D8S1179
  f. D3S1358
  g. D18S51
  h. D10S1248
  i. D22S1045
  j. D2S441
  k. D1S1656
  l. D12S391
  m. Amelogenine
  Deze genetische merkers of loci dienen onvoorwaardelijk als een strikt minimum te worden gebruikt.
  Bovendien moeten deze genetische merkers of loci minimum worden gebruikt om te voldoen aan de voorwaarden om een kostenstaat te kunnen opstellen voor de Dienst Gerechtskosten als gevolg van het Koninklijk Besluit van 13 juni 1999 tot wijziging van het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken vastgesteld bij het koninklijk besluit van 28 december 1950, het ministerieel besluit van 11 juni, en meer bepaald het Hoofdstuk IV. Expertises inzake genetisch onderzoek, art.28 tot en met 3 1.
  2. Criteria voor registraties in de nationale genetische gegevensbanken bedoeld in artikel 16, § 3, van dit besluit
  Voor de registratie in de gegevensbanken moet een profiel minstens beantwoorden aan de in de volgende punten omschreven criteria.
  - De genetische referentieprofielen van veroordeelden en verdachten moeten verplicht enkelvoudig (met andere woorden slechts van één enkele persoon afkomstig zijn) en volledig (met andere woorden de 12 genetische merkers en amelogenine, zoals omschreven in de norm van punt 1 van deze bijlage) zijn.
  - De genetische profielen van sporen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1. Indien het profiel van het spoor enkelvoudig is (van één enkele persoon afkomstig), moet het naast amelogenine verplicht resultaten bevatten voor ten minste 5 van de 7 vroegere merkers van de Europese standaardset (ESS - zie hierna) of 10 genetische merkers in totaal.
  2. Indien het profiel van het spoor complex is (van verschillende personen afkomstig), kan de combinatie van profielen, naast amelogenine, a priori enkel afkomstig zijn van maximaal twee personen (geen enkel genetisch systeem kan dan ook meer dan 4 allelen bevatten). Het moet bovendien verplicht resultaten bevatten voor de 7 vroegere merkers van de Europese standaardset (ESS - zie hierna) of 10 genetische merkers in totaal.
  - Zelfs indien een DNA-profiel aan deze registratiecriteria beantwoordt, kan de beheerder voornoemd profiel uit de gegevensbanken uitsluiten indien blijkt dat dit profiel een probleem oplevert bij de verwerking van de vergelijkingen of enig ander technisch probleem.
  - Voor de toepassing van de criteria zijn de 7 vroegere merkers van de Europese standaardset (ESS - European Set of Standard) die in aanmerking moeten worden genomen de volgende :
  a. HUMTH01
  b. VWA
  c. D21S11
  d. FGA
  e. D8S1179
  f. D3S1358
  g. D18S51
  1. Les standards internationaux d'analyse visés à l'article 15 du présent arrêté
  L'analyse ADN est effectuée selon les standards internationaux préconisés en cette matière tels que publiés dans la résolution du Conseil du 30 novembre 2009 relative à l'échange des résultats des analyses d'ADN (2009/C 296/01).
  Ainsi, pour toute analyse ADN, au minimum les marqueurs génétiques ou loci suivants doivent être analysés :
  a. HUMTH01
  b. VWA
  c. D21S11
  d. FGA
  e. D8S1179
  f. D3S1358
  g. D18S51
  h. D10S1248
  i. D22S1045
  j. D2S441
  k. D1S1656
  l. D12S391
  m. Amélogenine
  Ces marqueurs génétiques ou loci doivent être absolument utilisés et sont un strict minimum.
  En outre, ces marqueurs génétiques ou loci doivent être utilisés au minimum pour satisfaire aux conditions d'établissement d'un état des frais pour le Service Frais de Justice conformément à l'arrêté royal du 13 juin 1999 modifiant le règlement général sur les frais de justice en matière répressive établi par l'arrêté royal du 28 décembre 1950, l'arrêté ministeriel du 11 juin 1999 et plus particulièrement le Chapitre IV. Expertises en matière d'analyse génétique, articles 28 à 31.
  2. Les critères d'enregistrements dans les banques nationales de données génétiques visées à l'article 16, § 3 du présent arrêté
  Pour l'enregistrement dans les banques de données, un profil doit au minimum répondre aux critères définis aux points suivants.
  - Les profils génétiques de références de condamnés et de suspects doivent obligatoirement être simples (c'est-à-dire ne provenir que d'une seule personne) et complets (c'est-à-dire comprendre les 12 marqueurs génétiques et l'amélogénine, tels que définis dans le standard du point 1 de la présente annexe)..
  - Les profils génétiques de traces doivent répondre aux conditions suivantes :
  1. Si le profil de la trace est simple (provenant d'une seule personne), outre l'amélogénine, il doit obligatoirement comporter des résultats pour au moins 5 des 7 anciens marqueurs de l'ensemble européen de référence (ESS - voir ci-après) ou 10 marqueurs génétiques au total.
  2. Si le profil de la trace est complexe (provenant de plusieurs personnes), outre l'amélogénine, le mélange de profils ne peut a priori provenir que de maximum deux personnes (aucun système génétique ne peut donc présenter plus de 4 allèles). Il doit en outre obligatoirement comporter des résultats pour les 7 anciens marqueurs de l'ensemble européen de référence (ESS - voir ci-après) ou 10 marqueurs génétiques au total.
  - Même si un profil ADN répond à ces critères d'enregistrement, le gestionnaire a la possibilité de l'exclure des banques de données s'il apparaît que ce profil pose un problème dans le traitement des comparaisons ou tout autre problème technique.
  - Pour l'application des critères, les 7 anciens marqueurs de l'ensemble européen de référence (ESS - European Set of Standard) à prendre en compte sont les suivants :
  a. HUMTH01
  b. VWA
  c. D21S11
  d. FGA
  e. D8S1179
  f. D3S1358
  g. D18S51