Artikel 1. § 1. Dit besluit is toepasselijk op de kandidaten bedoeld in artikel 3, 13°, a), van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en de kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht, die een vorming volgen ten einde als lid van het beroepspersoneel te worden opgenomen in de categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers.
Voor de toepassing van dit besluit :
1° wordt elk van de in het eerste lid bedoelde personen "kandidaat" genoemd;
2° wordt de medische dienst als een krijgsmachtdeel beschouwd;
3° wordt, telkens als een graad wordt vermeld, ook de gelijkwaardige graad in aanmerking genomen.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
7 NOVEMBER 2013. - Koninklijk besluit betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-12-2013 en tekstbijwerking tot 17-12-2024)
Titre
7 NOVEMBRE 2013. - Arrêté royal relatif à la formation des candidats militaires du cadre actif(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 16-12-2013 et mise à jour au 17-12-2024)
Informations sur le document
Numac: 2013007273
Datum: 2013-11-07
Info du document
Numac: 2013007273
Date: 2013-11-07
Table des matières
TITEL 1. - Algemene bepalingen
TITEL 2. - De vorming
HOOFDSTUK 1. - De vormingscycli
Afdeling 1. - Algemeenheden
Afdeling 2. - De vormingscyclus van de kandidaa...
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Onderafdeling 2. - Specifieke bepalingen voor d...
Onderafdeling 3. - Specifieke bepalingen voor d...
Onderafdeling 4. - Specifieke bepalingen voor d...
Onderafdeling 5. - Specifieke bepalingen voor d...
Onderafdeling 6. - Specifieke bepalingen voor d...
Afdeling 3. - De vormingscyclus van de kandidaa...
Afdeling 4. - De vormingscyclus van de kandidaa...
HOOFDSTUK 2. - De oriëntering, de vrijstelling,...
Afdeling 1. - De oriëntering
Afdeling 2. - De vrijstelling van vormingsgedee...
Afdeling 3. - Het uitstel
Afdeling 4. - De heroriëntering
HOOFDSTUK 3. - Het regime van de kandidaten
Afdeling 1. - Het regime tijdens een periode va...
Afdeling 2. - Het regime tijdens een stageperio...
HOOFDSTUK 4. - De beoordeling van de kandidaat
Afdeling 1. - De beoordeling van de professione...
Afdeling 2. - De deliberatie- of evaluatiecommi...
Onderafdeling 1.
Afdeling 3. - Het afleggen van een herkansingse...
Afdeling 4. - De verlenging van de kandidaatspe...
Afdeling 5. - De aanhechting aan een volgende p...
Afdeling 6. - De rangschikking van de kandidaten
HOOFDSTUK 5. - De maatregelen in geval van misl...
Afdeling 1. - De voortzetting van de vorming in...
Afdeling 2. - De [1 reclassering]1 in een nieuw...
Afdeling 3. - Het verlies van de hoedanigheid v...
Afdeling 4. - De reïntegratie
TITEL 3. - Opheffings- en eindbepalingen
Table des matières
TITRE 1er. - Dispositions générales
TITRE 2. - De la formation
CHAPITRE 1er. - Des cycles de formation
Section 1re. - Généralités
Section 2. - Du cycle de formation du candidat ...
Sous-section 1re. - Dispositions générales
Sous-section 2. - Dispositions spécifiques pour...
Sous-section 3. - Dispositions spécifiques pour...
Sous-section 4. - Dispositions spécifiques pour...
Sous-section 5. - Dispositions spécifiques pour...
Sous-section 6. - Dispositions spécifiques pour...
Section 3. - Du cycle de formation du candidat ...
Section 4. - Du cycle de formation du candidat ...
CHAPITRE 2. - De l'orientation, de la dispense,...
Section 1re. - De l'orientation
Section 2. - De la dispense de parties de forma...
Section 3. - De l'ajournement
Section 4. - De la réorientation
CHAPITRE 3. - Du régime des candidats
Section 1re. - Le régime pendant une période de...
Section 2. - Le régime pendant une période de s...
CHAPITRE 4. - De l'appréciation du candidat
Section 1re. - De l'appréciation des qualités p...
Section 2. - Des commissions de délibération ou...
Sous-section 1re.
Section 3. - De la présentation d'un examen de ...
Section 4. - De la prolongation de la période d...
Section 5. - Du rattachement à une promotion ul...
Section 6. - Du classement des candidats
CHAPITRE 5. - Des mesures en cas d'échec dans u...
Section 1re. - De la poursuite de la formation ...
Section 2. - Du reclassement dans une nouvelle ...
Section 3. - De la perte de la qualité de candidat
Section 4. - De la réintégration
TITRE 3. - Dispositions abrogatoires et finales
Tekst (84)
Texte (84)
TITEL 1. - Algemene bepalingen
TITRE 1er. - Dispositions générales
Article 1er. § 1er. Le présent arrêté s'applique aux candidats visés à l'article 3, 13°, a), de la loi du 28 février 2007 fixant le statut des militaires et candidats militaires du cadre actif des forces armées, qui suivent une formation en vue de leur admission comme membre du personnel de carrière dans la catégorie des officiers, des sous-officiers ou des volontaires.
Pour l'application du présent arrêté :
1° chacune des personnes visées à l'alinéa 1er est dénommée "candidat";
2° le service médical est considéré comme une force;
3° chaque fois qu'un grade est mentionné, le grade équivalent est aussi pris en considération.
Pour l'application du présent arrêté :
1° chacune des personnes visées à l'alinéa 1er est dénommée "candidat";
2° le service médical est considéré comme une force;
3° chaque fois qu'un grade est mentionné, le grade équivalent est aussi pris en considération.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder :
1° de normale werving : de werving van kandidaat-beroepsofficieren van niveau A, van kandidaat-beroepsonderofficieren van niveau B of van niveau C, en van kandidaat-beroepsvrijwilligers bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet;
2° de aanvullende werving : de werving met het oog op de aanvulling van het aantal leerlingen van een promotie bedoeld in artikel 5, § 4, van de wet;
3° de bijzondere werving: de werving van kandidaat-beroepsofficieren van niveau A of B, en van kandidaat-beroepsonderofficieren van niveau B, houder van een diploma, bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, van de wet;
4° een vormingsjaar : een periode in de tijd, niet noodzakelijk strikt overeenkomend met een periode van één jaar, waarbinnen de kandidaat een gedeelte van een specifieke vormingscyclus moet volgen;
5° de latere aflegging van de proeven van fysieke conditie : de maatregel waarbij de kandidaat een uitstel bekomt voor het afleggen van de proeven van fysieke conditie;
6° de aanhechting aan een latere promotie : de maatregel waarbij, naargelang het geval, hetzij de niet geslaagde kandidaat de toelating bekomt, hetzij de kandidaat ten gevolge van een beslissing tot uitstel de toelating bekomt, om zijn vorming of een vormingsgedeelte te herbeginnen in dezelfde hoedanigheid met een latere promotie of vormingssessie, waarin hij het lot volgt van de kandidaten van de nieuwe promotie;
7° de voortzetting van de vorming : de maatregel waarbij, in de gevallen bedoeld in artikel 103 tot 104/1, van de wet, de kandidaat zijn vorming mag voortzetten, in dezelfde hoedanigheid en in een gelijktijdige promotie, in een andere specifieke vormingscyclus waarvoor die specifieke medische geschiktheid, die specifieke beroepsbekwaamheid of die specifieke fysieke conditie niet vereist is;
8° een promotie : het geheel van de kandidaten van een specifieke vormingscyclus die op hetzelfde tijdstip tegelijk dezelfde vorming volgen;
9° de afwachtingsstage of de afwachtingsperiode : de stage of periode, naargelang van het geval, waarin de kandidaat wordt geplaatst vooraleer een gedeelte van de vormingscyclus aan te vatten;
10° de peter : de militair van het actief kader, van dezelfde personeelscategorie en, naargelang het geval, van dezelfde vakrichting of hetzelfde ambt als de kandidaat, die door de korpscommandant aangewezen wordt om een kandidaat te begeleiden, naargelang het geval, gedurende de opleiding on the job of gedurende de stage- of evaluatieperiode;
11° het stage- of evaluatieverslag : de globale beoordeling van de professionele en de karakteriële hoedanigheden evenals van de fysieke conditie van een kandidaat, tijdens of op het einde van, naargelang het geval, een stage- of evaluatieperiode;
12° de vrijstelling : de maatregel waardoor een kandidaat bepaalde gedeelten van de vormingscyclus niet meer moet volgen op basis van de vorming die hij vroeger met succes heeft genoten;
13° de niet geslaagde kandidaat : de kandidaat die voor een deliberatie- of evaluatiecommissie moet verschijnen omdat hij voor een bepaald gedeelte van de vorming niet de vereiste professionele, karakteriële of fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie bezit;
14° de verderzetting van de vorming : de maatregel waarbij de niet geslaagde kandidaat de toelating bekomt om zijn vorming verder te zetten in dezelfde hoedanigheid;
15° het afleggen van een herkansingsexamen : de maatregel waarbij de niet geslaagde kandidaat wegens onvoldoende professionele hoedanigheden tijdens een periode van opleiding of van schoolvorming of een gedeelte van die periodes, de toelating bekomt om een herkansingsexamen af te leggen;
16° de oriëntering : de maatregel waarbij de kandidaat binnen zijn vormingscyclus wordt aangeduid voor een specifieke vormingscyclus in functie van de militaire vakrichting;
17° de verlenging van de kandidaatsperiode : de maatregel waarbij de kandidaatsperiode van een kandidaat-militair wordt verlengd;
18° de definitief mislukte kandidaat : de niet geslaagde kandidaat bedoeld in 13°, die geen van de maatregelen bekomt voorzien in 5°, 6°, 14°, 15°, 17° ;
19° de reïntegratie : de maatregel waarbij de kandidaat, die zijn oorspronkelijke vorming heeft stopgezet om een nieuwe vorming te volgen, maar deze nieuwe hoedanigheid heeft verloren om welbepaalde redenen, de mogelijkheid heeft om in zijn oorspronkelijke vorming heropgenomen te worden;
20° de DGHR : de directeur-generaal human resources;
21° de wet : wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht;
22° de geneesheer belast met de medische steun van de eenheid waartoe de betrokken militair behoort : de geneesheer bedoeld in artikel 2, 4°, van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de afwezigheid om gezondheidsredenen van de militairen;
23° het centraal controleorganisme : de dienst van de algemene directie human resources belast met het beheer van de kandidaat-militairen;
[1 24° de minister: de minister van Defensie.]1
Bovendien worden de noties "Defensie", "militair", [1 ...]1 "de stageperiode", "het ambt", "de functie", "de basisfunctie", "het gelijkwaardig diploma of getuigschrift", "de militaire vakrichting", "de officier van niveau A", "de officier van niveau B", "de onderofficier van niveau B", "de onderofficier van niveau C", "de kandidaat-officier", "de kandidaat-onderofficier", "de kandidaat-vrijwilliger" en "de werkdag" gebruikt overeenkomstig de definities bedoeld in artikel 3 van de wet.
Bovendien worden de noties "kandidaat-officieren BDL", "kandidaat-onderofficieren BDL" en "kandidaat-vrijwilligers BDL" gebruikt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur.
1° de normale werving : de werving van kandidaat-beroepsofficieren van niveau A, van kandidaat-beroepsonderofficieren van niveau B of van niveau C, en van kandidaat-beroepsvrijwilligers bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet;
2° de aanvullende werving : de werving met het oog op de aanvulling van het aantal leerlingen van een promotie bedoeld in artikel 5, § 4, van de wet;
3° de bijzondere werving: de werving van kandidaat-beroepsofficieren van niveau A of B, en van kandidaat-beroepsonderofficieren van niveau B, houder van een diploma, bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, van de wet;
4° een vormingsjaar : een periode in de tijd, niet noodzakelijk strikt overeenkomend met een periode van één jaar, waarbinnen de kandidaat een gedeelte van een specifieke vormingscyclus moet volgen;
5° de latere aflegging van de proeven van fysieke conditie : de maatregel waarbij de kandidaat een uitstel bekomt voor het afleggen van de proeven van fysieke conditie;
6° de aanhechting aan een latere promotie : de maatregel waarbij, naargelang het geval, hetzij de niet geslaagde kandidaat de toelating bekomt, hetzij de kandidaat ten gevolge van een beslissing tot uitstel de toelating bekomt, om zijn vorming of een vormingsgedeelte te herbeginnen in dezelfde hoedanigheid met een latere promotie of vormingssessie, waarin hij het lot volgt van de kandidaten van de nieuwe promotie;
7° de voortzetting van de vorming : de maatregel waarbij, in de gevallen bedoeld in artikel 103 tot 104/1, van de wet, de kandidaat zijn vorming mag voortzetten, in dezelfde hoedanigheid en in een gelijktijdige promotie, in een andere specifieke vormingscyclus waarvoor die specifieke medische geschiktheid, die specifieke beroepsbekwaamheid of die specifieke fysieke conditie niet vereist is;
8° een promotie : het geheel van de kandidaten van een specifieke vormingscyclus die op hetzelfde tijdstip tegelijk dezelfde vorming volgen;
9° de afwachtingsstage of de afwachtingsperiode : de stage of periode, naargelang van het geval, waarin de kandidaat wordt geplaatst vooraleer een gedeelte van de vormingscyclus aan te vatten;
10° de peter : de militair van het actief kader, van dezelfde personeelscategorie en, naargelang het geval, van dezelfde vakrichting of hetzelfde ambt als de kandidaat, die door de korpscommandant aangewezen wordt om een kandidaat te begeleiden, naargelang het geval, gedurende de opleiding on the job of gedurende de stage- of evaluatieperiode;
11° het stage- of evaluatieverslag : de globale beoordeling van de professionele en de karakteriële hoedanigheden evenals van de fysieke conditie van een kandidaat, tijdens of op het einde van, naargelang het geval, een stage- of evaluatieperiode;
12° de vrijstelling : de maatregel waardoor een kandidaat bepaalde gedeelten van de vormingscyclus niet meer moet volgen op basis van de vorming die hij vroeger met succes heeft genoten;
13° de niet geslaagde kandidaat : de kandidaat die voor een deliberatie- of evaluatiecommissie moet verschijnen omdat hij voor een bepaald gedeelte van de vorming niet de vereiste professionele, karakteriële of fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie bezit;
14° de verderzetting van de vorming : de maatregel waarbij de niet geslaagde kandidaat de toelating bekomt om zijn vorming verder te zetten in dezelfde hoedanigheid;
15° het afleggen van een herkansingsexamen : de maatregel waarbij de niet geslaagde kandidaat wegens onvoldoende professionele hoedanigheden tijdens een periode van opleiding of van schoolvorming of een gedeelte van die periodes, de toelating bekomt om een herkansingsexamen af te leggen;
16° de oriëntering : de maatregel waarbij de kandidaat binnen zijn vormingscyclus wordt aangeduid voor een specifieke vormingscyclus in functie van de militaire vakrichting;
17° de verlenging van de kandidaatsperiode : de maatregel waarbij de kandidaatsperiode van een kandidaat-militair wordt verlengd;
18° de definitief mislukte kandidaat : de niet geslaagde kandidaat bedoeld in 13°, die geen van de maatregelen bekomt voorzien in 5°, 6°, 14°, 15°, 17° ;
19° de reïntegratie : de maatregel waarbij de kandidaat, die zijn oorspronkelijke vorming heeft stopgezet om een nieuwe vorming te volgen, maar deze nieuwe hoedanigheid heeft verloren om welbepaalde redenen, de mogelijkheid heeft om in zijn oorspronkelijke vorming heropgenomen te worden;
20° de DGHR : de directeur-generaal human resources;
21° de wet : wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht;
22° de geneesheer belast met de medische steun van de eenheid waartoe de betrokken militair behoort : de geneesheer bedoeld in artikel 2, 4°, van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de afwezigheid om gezondheidsredenen van de militairen;
23° het centraal controleorganisme : de dienst van de algemene directie human resources belast met het beheer van de kandidaat-militairen;
[1 24° de minister: de minister van Defensie.]1
Bovendien worden de noties "Defensie", "militair", [1 ...]1 "de stageperiode", "het ambt", "de functie", "de basisfunctie", "het gelijkwaardig diploma of getuigschrift", "de militaire vakrichting", "de officier van niveau A", "de officier van niveau B", "de onderofficier van niveau B", "de onderofficier van niveau C", "de kandidaat-officier", "de kandidaat-onderofficier", "de kandidaat-vrijwilliger" en "de werkdag" gebruikt overeenkomstig de definities bedoeld in artikel 3 van de wet.
Bovendien worden de noties "kandidaat-officieren BDL", "kandidaat-onderofficieren BDL" en "kandidaat-vrijwilligers BDL" gebruikt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur.
Modifications
Art.2. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
1° le recrutement normal : le recrutement de candidats officiers de carrière du niveau A, de candidats sous-officiers de carrière du niveau B ou niveau C, et de candidats volontaires de carrière visé à l'article 5, § 1, de la loi;
2° le recrutement complémentaire: le recrutement en vue de compléter le nombre d'élèves d'une promotion visé à l'article 5, § 4, de la loi;
3° le recrutement spécial : le recrutement de candidats officiers de carrière du niveau A ou B, et de candidats sous-officiers de carrière du niveau B, titulaires d'un diplôme, visé à l'article 5, § 2, alinéa 1er, de la loi;
4° une année de formation : une période dans le temps, ne correspondant pas nécessairement à une période d'une année, durant laquelle le candidat doit suivre une partie d'un cycle de formation spécifique;
5° la présentation ultérieure des épreuves de condition physique : la mesure par laquelle le candidat obtient un ajournement pour présenter les épreuves de condition physique;
6° le rattachement à une promotion ultérieure : la mesure par laquelle, selon le cas, soit le candidat n'ayant pas réussi obtient l'autorisation, soit le candidat à cause d'une décision d'ajournement obtient l'autorisation, de recommencer sa formation ou une partie de sa formation dans la même qualité avec une promotion ou session de formation ultérieure, dans laquelle il suit le sort des candidats de la nouvelle promotion;
7° la poursuite de la formation : la mesure par laquelle, dans les cas visés à l'article 103 à 104/1, de la loi, le candidat peut poursuivre sa formation, dans la même qualité et dans une promotion contemporaine, dans un autre cycle de formation spécifique pour lequel cette aptitude médicale spécifique, cette capacité professionnelle spécifique ou cette condition physique spécifique n'est pas exigée;
8° une promotion : l'ensemble des candidats d'un cycle de formation spécifique qui suivent au même moment la même formation;
9° le stage d'attente ou la période d'attente : le stage ou la période, selon le cas, dans laquelle le candidat est placé avant d'entamer une partie du cycle de formation;
10° le parrain : le militaire du cadre actif, de la même catégorie de personnel et, selon le cas, de la même filière de métier ou du même emploi que le candidat, qui est désigné par le chef de corps pour assister un candidat, selon le cas, durant l'instruction on the job ou durant la période de stage ou d'évaluation;
11° le rapport de stage ou d'évaluation : l'appréciation globale des qualités professionnelles et caractérielles ainsi que de la condition physique d'un candidat, au cours ou à l'issue de, selon le cas, une période de stage ou d'évaluation;
12° la dispense : la mesure par laquelle un candidat ne doit plus suivre certaines parties du cycle de formation sur base d'une formation qu'il a suivie avec succès auparavant;
13° le candidat n'ayant pas réussi : le candidat qui doit comparaître devant une commission de délibération ou d'évaluation parce que pour une certaine partie de la formation il ne possède pas les qualités professionnelles, caractérielles ou physiques sur le plan de la condition physique requises;
14° la continuation de la formation : la mesure par laquelle le candidat n'ayant pas réussi obtient l'autorisation de continuer sa formation dans la même qualité;
15° la présentation d'un examen de repêchage : la mesure par laquelle le candidat n'ayant pas réussi pour cause de qualités professionnelles insuffisantes pendant une période d'instruction ou de formation scolaire ou pendant une partie de ces périodes, obtient l'autorisation de présenter un examen de repêchage;
16° l'orientation : la mesure par laquelle le candidat est désigné dans son cycle de formation pour un cycle de formation spécifique en fonction de la filière de métiers;
17° la prolongation de la période de candidature : la mesure par laquelle la période de candidature d'un candidat militaire est prolongée;
18° le candidat ayant échoué définitivement : le candidat n'ayant pas réussi visé au 13°, qui n'obtient aucune des mesures prévues au 5°, 6°, 14°, 15°, 17° ;
19° la réintégration : la mesure par laquelle le candidat qui a arrêté sa formation originelle afin de suivre une nouvelle formation, mais qui a perdu cette nouvelle qualité pour des raisons spécifiques, a la possibilité d'être réintégré dans sa formation originelle;
20° le DGHR : le directeur général human resources;
21° la loi : la loi du 28 février 2007 fixant le statut des militaires et candidats militaires du cadre actif des forces armées;
22° le médecin chargé de l'appui médical de l'unité à laquelle appartient le militaire concerné : le médecin visé à l'article 2, 4°, de l'arrêté royal du 10 août 2005 relatif aux absences pour motif de santé des militaires;
23° l'organisme central de contrôle : le service de la direction générale human resources chargé de la gestion des candidats militaires;
[1 24° le ministre: le ministre de la Défense.]1
En outre, les notions de "la Défense", "militaire", [1 ...]1 "la période de stage", "l'emploi", "la fonction", "la fonction de base", "le diplôme ou certificat équivalent", "la filière de métiers militaire", "l'officier du niveau A", "l'officier du niveau B", "le sous-officier du niveau B", "le sous-officier du niveau C", "le candidat officier", "le candidat sous-officier", "le candidat volontaire" et "le jour ouvrable" sont utilisées conformément aux définitions visées à l'article 3 de la loi.
En outre, les notions de "candidats officiers BDL", "candidats sous-officiers BDL" et "candidats volontaires BDL" sont utilisées conformément aux dispositions de la loi du 30 août 2013 instituant la carrière militaire à durée limitée.
1° le recrutement normal : le recrutement de candidats officiers de carrière du niveau A, de candidats sous-officiers de carrière du niveau B ou niveau C, et de candidats volontaires de carrière visé à l'article 5, § 1, de la loi;
2° le recrutement complémentaire: le recrutement en vue de compléter le nombre d'élèves d'une promotion visé à l'article 5, § 4, de la loi;
3° le recrutement spécial : le recrutement de candidats officiers de carrière du niveau A ou B, et de candidats sous-officiers de carrière du niveau B, titulaires d'un diplôme, visé à l'article 5, § 2, alinéa 1er, de la loi;
4° une année de formation : une période dans le temps, ne correspondant pas nécessairement à une période d'une année, durant laquelle le candidat doit suivre une partie d'un cycle de formation spécifique;
5° la présentation ultérieure des épreuves de condition physique : la mesure par laquelle le candidat obtient un ajournement pour présenter les épreuves de condition physique;
6° le rattachement à une promotion ultérieure : la mesure par laquelle, selon le cas, soit le candidat n'ayant pas réussi obtient l'autorisation, soit le candidat à cause d'une décision d'ajournement obtient l'autorisation, de recommencer sa formation ou une partie de sa formation dans la même qualité avec une promotion ou session de formation ultérieure, dans laquelle il suit le sort des candidats de la nouvelle promotion;
7° la poursuite de la formation : la mesure par laquelle, dans les cas visés à l'article 103 à 104/1, de la loi, le candidat peut poursuivre sa formation, dans la même qualité et dans une promotion contemporaine, dans un autre cycle de formation spécifique pour lequel cette aptitude médicale spécifique, cette capacité professionnelle spécifique ou cette condition physique spécifique n'est pas exigée;
8° une promotion : l'ensemble des candidats d'un cycle de formation spécifique qui suivent au même moment la même formation;
9° le stage d'attente ou la période d'attente : le stage ou la période, selon le cas, dans laquelle le candidat est placé avant d'entamer une partie du cycle de formation;
10° le parrain : le militaire du cadre actif, de la même catégorie de personnel et, selon le cas, de la même filière de métier ou du même emploi que le candidat, qui est désigné par le chef de corps pour assister un candidat, selon le cas, durant l'instruction on the job ou durant la période de stage ou d'évaluation;
11° le rapport de stage ou d'évaluation : l'appréciation globale des qualités professionnelles et caractérielles ainsi que de la condition physique d'un candidat, au cours ou à l'issue de, selon le cas, une période de stage ou d'évaluation;
12° la dispense : la mesure par laquelle un candidat ne doit plus suivre certaines parties du cycle de formation sur base d'une formation qu'il a suivie avec succès auparavant;
13° le candidat n'ayant pas réussi : le candidat qui doit comparaître devant une commission de délibération ou d'évaluation parce que pour une certaine partie de la formation il ne possède pas les qualités professionnelles, caractérielles ou physiques sur le plan de la condition physique requises;
14° la continuation de la formation : la mesure par laquelle le candidat n'ayant pas réussi obtient l'autorisation de continuer sa formation dans la même qualité;
15° la présentation d'un examen de repêchage : la mesure par laquelle le candidat n'ayant pas réussi pour cause de qualités professionnelles insuffisantes pendant une période d'instruction ou de formation scolaire ou pendant une partie de ces périodes, obtient l'autorisation de présenter un examen de repêchage;
16° l'orientation : la mesure par laquelle le candidat est désigné dans son cycle de formation pour un cycle de formation spécifique en fonction de la filière de métiers;
17° la prolongation de la période de candidature : la mesure par laquelle la période de candidature d'un candidat militaire est prolongée;
18° le candidat ayant échoué définitivement : le candidat n'ayant pas réussi visé au 13°, qui n'obtient aucune des mesures prévues au 5°, 6°, 14°, 15°, 17° ;
19° la réintégration : la mesure par laquelle le candidat qui a arrêté sa formation originelle afin de suivre une nouvelle formation, mais qui a perdu cette nouvelle qualité pour des raisons spécifiques, a la possibilité d'être réintégré dans sa formation originelle;
20° le DGHR : le directeur général human resources;
21° la loi : la loi du 28 février 2007 fixant le statut des militaires et candidats militaires du cadre actif des forces armées;
22° le médecin chargé de l'appui médical de l'unité à laquelle appartient le militaire concerné : le médecin visé à l'article 2, 4°, de l'arrêté royal du 10 août 2005 relatif aux absences pour motif de santé des militaires;
23° l'organisme central de contrôle : le service de la direction générale human resources chargé de la gestion des candidats militaires;
[1 24° le ministre: le ministre de la Défense.]1
En outre, les notions de "la Défense", "militaire", [1 ...]1 "la période de stage", "l'emploi", "la fonction", "la fonction de base", "le diplôme ou certificat équivalent", "la filière de métiers militaire", "l'officier du niveau A", "l'officier du niveau B", "le sous-officier du niveau B", "le sous-officier du niveau C", "le candidat officier", "le candidat sous-officier", "le candidat volontaire" et "le jour ouvrable" sont utilisées conformément aux définitions visées à l'article 3 de la loi.
En outre, les notions de "candidats officiers BDL", "candidats sous-officiers BDL" et "candidats volontaires BDL" sont utilisées conformément aux dispositions de la loi du 30 août 2013 instituant la carrière militaire à durée limitée.
Modifications
Art.3. Voor de kandidaat die het geheel of een gedeelte van zijn vorming ontvangt in een vreemde militaire instelling of in een andere burgerlijke instelling, in België of in het buitenland, dan de instelling waar de vorming normaal wordt verstrekt, bepaalt [1 de DGHR]1 met welke vorming deze vorming gelijkwaardig wordt geacht vooraleer deze wordt aangevat.
Om in aanmerking genomen te worden dient deze kandidaat de voorwaarden te vervullen om toegelaten te worden tot de vormingscyclus waarvan de vorming als gelijkwaardig wordt erkend.
Om in aanmerking genomen te worden dient deze kandidaat de voorwaarden te vervullen om toegelaten te worden tot de vormingscyclus waarvan de vorming als gelijkwaardig wordt erkend.
Modifications
Art.3. Pour le candidat qui reçoit tout ou partie de sa formation dans un établissement militaire étranger ou dans un établissement civil, en Belgique ou à l'étranger, autre que l'établissement dans lequel la formation est normalement dispensée, [1 le DGHR]1 détermine avec quelle formation cette formation est reconnue comme équivalente avant que celle-ci ne soit entamée.
Pour être pris en compte, ce candidat doit remplir les conditions pour être admis au cycle de formation dont la formation est reconnue comme équivalente.
Pour être pris en compte, ce candidat doit remplir les conditions pour être admis au cycle de formation dont la formation est reconnue comme équivalente.
Modifications
TITEL 2. - De vorming
TITRE 2. - De la formation
HOOFDSTUK 1. - De vormingscycli
CHAPITRE 1er. - Des cycles de formation
Afdeling 1. - Algemeenheden
Section 1re. - Généralités
Art.4. § 1. Een cyclus basisvorming bestaat uit vormingsperiodes, die op hun beurt onderverdeeld kunnen worden in de volgende vormingsgedeelten : deelperiodes, fases en modules.
§ 2. De "periode van opleiding" genoemde vormingsperiode kan bestaan uit de volgende deelperiodes :
1° een deelperiode militaire basisvorming, hierna "militaire basisvorming" genoemd;
2° een deelperiode gespecialiseerde professionele vorming, hierna "gespecialiseerde professionele vorming" genoemd.
§ 3. Een deelperiode militaire basisvorming kan bestaan uit de volgende fases :
1° een militaire initiatiefase;
2° een fase militaire basisopleiding.
Een deelperiode gespecialiseerde professionele vorming kan bestaan uit de volgende fases :
1° een fase algemene technische opleiding;
2° een fase gespecialiseerde militaire opleiding;
3° een fase gespecialiseerde professionele opleiding;
4° een fase opleiding on the job.
§ 4. Een fase kan bestaan uit één of meerdere modules.
§ 5. De concrete samenstelling van de cyclus basisvorming, de concrete duur van de vormingsgedeelten van de cyclus basisvorming en de nadere regels betreffende de uitvoering worden per specifieke vormingscyclus vastgelegd in een reglement uitgevaardigd door de minister.
§ 2. De "periode van opleiding" genoemde vormingsperiode kan bestaan uit de volgende deelperiodes :
1° een deelperiode militaire basisvorming, hierna "militaire basisvorming" genoemd;
2° een deelperiode gespecialiseerde professionele vorming, hierna "gespecialiseerde professionele vorming" genoemd.
§ 3. Een deelperiode militaire basisvorming kan bestaan uit de volgende fases :
1° een militaire initiatiefase;
2° een fase militaire basisopleiding.
Een deelperiode gespecialiseerde professionele vorming kan bestaan uit de volgende fases :
1° een fase algemene technische opleiding;
2° een fase gespecialiseerde militaire opleiding;
3° een fase gespecialiseerde professionele opleiding;
4° een fase opleiding on the job.
§ 4. Een fase kan bestaan uit één of meerdere modules.
§ 5. De concrete samenstelling van de cyclus basisvorming, de concrete duur van de vormingsgedeelten van de cyclus basisvorming en de nadere regels betreffende de uitvoering worden per specifieke vormingscyclus vastgelegd in een reglement uitgevaardigd door de minister.
Art.4. § 1er. Un cycle de formation de base comprend des périodes de formation, qui à leur tour peuvent être subdivisées en parties de formation, qui sont les suivantes : périodes partielles, phases et modules.
§ 2. La période de formation appelée "période d'instruction" peut comprendre les périodes partielles suivantes :
1° une période partielle de formation militaire de base, dénommée ci-après "formation militaire de base";
2° une période partielle de formation professionnelle spécialisée, dénommée ci-après "formation professionnelle spécialisée".
§ 3. Une période partielle de formation militaire de base peut comprendre les phases suivantes :
1° une phase d'initiation militaire;
2° une phase d'instruction militaire de base.
Une période partielle de formation professionnelle spécialisée peut comprendre les phases suivantes :
1° une phase d'instruction générale technique;
2° une phase d'instruction militaire spécialisée;
3° une phase d'instruction professionnelle spécialisée;
4° une phase d'instruction on the job.
§ 4. Une phase peut comprendre un ou plusieurs modules.
§ 5. La composition concrète du cycle de formation de base, la durée concrète des parties de formation du cycle de formation de base et les modalités relatives à l'exécution sont fixées par cycle de formation spécifique dans un règlement arrêté par le ministre.
§ 2. La période de formation appelée "période d'instruction" peut comprendre les périodes partielles suivantes :
1° une période partielle de formation militaire de base, dénommée ci-après "formation militaire de base";
2° une période partielle de formation professionnelle spécialisée, dénommée ci-après "formation professionnelle spécialisée".
§ 3. Une période partielle de formation militaire de base peut comprendre les phases suivantes :
1° une phase d'initiation militaire;
2° une phase d'instruction militaire de base.
Une période partielle de formation professionnelle spécialisée peut comprendre les phases suivantes :
1° une phase d'instruction générale technique;
2° une phase d'instruction militaire spécialisée;
3° une phase d'instruction professionnelle spécialisée;
4° une phase d'instruction on the job.
§ 4. Une phase peut comprendre un ou plusieurs modules.
§ 5. La composition concrète du cycle de formation de base, la durée concrète des parties de formation du cycle de formation de base et les modalités relatives à l'exécution sont fixées par cycle de formation spécifique dans un règlement arrêté par le ministre.
Art.5. De militaire basisvorming is onafhankelijk van het krijgsmachtdeel, de militaire vakrichting of het ambt en moet aan de kandidaat toelaten om de initiële militaire hoedanigheden te verwerven op het professionele, fysieke en karakteriële vlak, vereist om zijn vorming verder te zetten en zijn integratie in de schoot van de Krijgsmacht te verzekeren.
De gespecialiseerde professionele vorming moet aan de kandidaat toelaten om de militaire en specifieke hoedanigheden te verwerven op het professionele, fysieke en karakteriële vlak, vereist bij het uitoefenen van een basisfunctie in een bepaald ambt of in de schoot van een vakrichting.
De gespecialiseerde professionele vorming moet aan de kandidaat toelaten om de militaire en specifieke hoedanigheden te verwerven op het professionele, fysieke en karakteriële vlak, vereist bij het uitoefenen van een basisfunctie in een bepaald ambt of in de schoot van een vakrichting.
Art.5. La formation militaire de base est indépendante de la force, de la filière de métiers ou de l'emploi et doit permettre au candidat d'acquérir les qualités militaires initiales sur le plan professionnel, physique et caractériel, nécessaires pour poursuivre sa formation et assurer son intégration au sein des Forces armées.
La formation professionnelle spécialisée doit permettre au candidat d'acquérir les compétences militaires et spécifiques, sur le plan professionnel, physique et caractériel, exigées lors de l'exercice d'une fonction de base dans un emploi déterminé ou, au sein d'une filière de métier.
La formation professionnelle spécialisée doit permettre au candidat d'acquérir les compétences militaires et spécifiques, sur le plan professionnel, physique et caractériel, exigées lors de l'exercice d'une fonction de base dans un emploi déterminé ou, au sein d'une filière de métier.
Afdeling 2. - De vormingscyclus van de kandidaat- beroepsofficier van niveau A of niveau B
Section 2. - Du cycle de formation du candidat officier de carrière du niveau A ou niveau B
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Sous-section 1re. - Dispositions générales
Art.6. De vormingscyclus van de kandidaat-beroepsofficier van niveau A of niveau B omvat :
1° een periode van opleiding bestaande uit :
a) een militaire basisvorming;
b) voor de kandidaat van de bijzondere en laterale werving, een gespecialiseerde professionele vorming;
2° voor de kandidaat van de normale en de aanvullende werving, een periode van schoolvorming hoofdzakelijk gericht op de academische vorming, hierna "academische vorming" genoemd;
[1 2° /1 voor de kandidaat van de bijzondere werving wiens vormingscyclus geen fase opleiding on the job omvat, een stageperiode;]1
3° voor de kandidaat van de bijzondere en laterale werving, een evaluatieperiode;
4° [1 ...]1
De taalcursussen en het examen over de wezenlijke kennis van de tweede landstaal maken integraal deel uit van de vormingscyclus.
1° een periode van opleiding bestaande uit :
a) een militaire basisvorming;
b) voor de kandidaat van de bijzondere en laterale werving, een gespecialiseerde professionele vorming;
2° voor de kandidaat van de normale en de aanvullende werving, een periode van schoolvorming hoofdzakelijk gericht op de academische vorming, hierna "academische vorming" genoemd;
[1 2° /1 voor de kandidaat van de bijzondere werving wiens vormingscyclus geen fase opleiding on the job omvat, een stageperiode;]1
3° voor de kandidaat van de bijzondere en laterale werving, een evaluatieperiode;
4° [1 ...]1
De taalcursussen en het examen over de wezenlijke kennis van de tweede landstaal maken integraal deel uit van de vormingscyclus.
Modifications
Art.6. Le cycle de formation du candidat officier de carrière du niveau A ou niveau B comporte :
1° une période d'instruction qui comprend :
a) une formation militaire de base;
b) pour le candidat du recrutement spécial et latéral, une formation professionnelle spécialisée;
2° pour le candidat du recrutement normal et complémentaire, une période de formation scolaire principalement axée sur la formation académique, dénommée ci-après "formation académique";
[1 2° /1 pour le candidat du recrutement spécial dont le cycle de formation ne comprend pas de phase d'instruction on the job, une période de stage;]1
3° pour le candidat du recrutement spécial et latéral, une période d'évaluation;
4° [1 ...]1
Les cours de langue et l'examen portant sur la connaissance effective de la deuxième langue nationale font partie intégrante du cycle de formation.
1° une période d'instruction qui comprend :
a) une formation militaire de base;
b) pour le candidat du recrutement spécial et latéral, une formation professionnelle spécialisée;
2° pour le candidat du recrutement normal et complémentaire, une période de formation scolaire principalement axée sur la formation académique, dénommée ci-après "formation académique";
[1 2° /1 pour le candidat du recrutement spécial dont le cycle de formation ne comprend pas de phase d'instruction on the job, une période de stage;]1
3° pour le candidat du recrutement spécial et latéral, une période d'évaluation;
4° [1 ...]1
Les cours de langue et l'examen portant sur la connaissance effective de la deuxième langue nationale font partie intégrante du cycle de formation.
Modifications
Onderafdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de kandidaat- beroepsofficier van niveau A van de normale werving
Sous-section 2. - Dispositions spécifiques pour le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal
Art.7. De vormingscyclus van de kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale werving duurt :
1° vijf vormingsjaren voor de kandidaat van de polytechnische faculteit van de Koninklijke Militaire School;
2° [1 vier vormingsjaren]1 voor de kandidaat van de faculteit sociale en militaire wetenschappen van de Koninklijke Militaire School;
3° respectievelijk zeven, zes en vijf vormingsjaren voor de kandidaat-officier-geneesheer, -dierenarts, -apotheker en -tandarts aan een Belgische universiteit of aan een daarmee gelijkgestelde inrichting;
4° [3 minimum vier vormingsjaren voor de kandidaat in een universitaire instelling of hogeschool, in de richting master in de industriële ingenieurswetenschappen van de Vlaamse Gemeenschap en vijf vormingsjaren voor de kandidaat in een universitaire instelling of hogeschool, in de richting master in de industriële ingenieurswetenschappen, van de Franse Gemeenschap;]3
5° vier vormingsjaren voor de kandidaat van de hogere zeevaartschool.
Voor de kandidaat-officier-geneesheer of -tandarts, wordt de duur van de vormingscyclus van de kandidaat bedoeld in eerste lid, 3°, verhoogd met de voorziene studieduur voor het behalen van één van de bijzondere beroepstitels bedoeld in de artikelen 1 tot 4 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde.
1° vijf vormingsjaren voor de kandidaat van de polytechnische faculteit van de Koninklijke Militaire School;
2° [1 vier vormingsjaren]1 voor de kandidaat van de faculteit sociale en militaire wetenschappen van de Koninklijke Militaire School;
3° respectievelijk zeven, zes en vijf vormingsjaren voor de kandidaat-officier-geneesheer, -dierenarts, -apotheker en -tandarts aan een Belgische universiteit of aan een daarmee gelijkgestelde inrichting;
4° [3 minimum vier vormingsjaren voor de kandidaat in een universitaire instelling of hogeschool, in de richting master in de industriële ingenieurswetenschappen van de Vlaamse Gemeenschap en vijf vormingsjaren voor de kandidaat in een universitaire instelling of hogeschool, in de richting master in de industriële ingenieurswetenschappen, van de Franse Gemeenschap;]3
5° vier vormingsjaren voor de kandidaat van de hogere zeevaartschool.
Voor de kandidaat-officier-geneesheer of -tandarts, wordt de duur van de vormingscyclus van de kandidaat bedoeld in eerste lid, 3°, verhoogd met de voorziene studieduur voor het behalen van één van de bijzondere beroepstitels bedoeld in de artikelen 1 tot 4 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde.
Art.7. Le cycle de formation du candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal dure :
1° cinq années de formation pour le candidat de la faculté polytechnique de l'Ecole royale militaire;
2° [1 quatre années de formation]1 pour le candidat de la faculté des sciences sociales et militaires de l'Ecole royale militaire;
3° respectivement sept, six et cinq années de formation pour le candidat officier médecin, vétérinaire, pharmacien et dentiste dans une université belge ou dans un établissement y assimilé;
4° [2 minimum quatre années de formation pour le candidat dans un établissement universitaire ou une haute école, en orientation master en sciences de l'ingénieur industriel de la Communauté flamande et cinq années de formation pour le candidat dans un établissement universitaire ou une haute école, en orientation master en sciences de l'ingénieur industriel de la Communauté française;]2
5° quatre années de formation pour le candidat de l'école supérieure de navigation.
Pour le candidat officier médecin ou dentiste, la durée du cycle de formation du candidat visé à l'alinéa 1er, 3°, est augmentée de la durée prévue des études pour l'obtention d'un des titres professionnels particuliers visés aux articles 1er à 4 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 établissant la liste des titres professionnels particuliers réservés aux praticiens de l'art médical, en ce compris l'art dentaire.
1° cinq années de formation pour le candidat de la faculté polytechnique de l'Ecole royale militaire;
2° [1 quatre années de formation]1 pour le candidat de la faculté des sciences sociales et militaires de l'Ecole royale militaire;
3° respectivement sept, six et cinq années de formation pour le candidat officier médecin, vétérinaire, pharmacien et dentiste dans une université belge ou dans un établissement y assimilé;
4° [2 minimum quatre années de formation pour le candidat dans un établissement universitaire ou une haute école, en orientation master en sciences de l'ingénieur industriel de la Communauté flamande et cinq années de formation pour le candidat dans un établissement universitaire ou une haute école, en orientation master en sciences de l'ingénieur industriel de la Communauté française;]2
5° quatre années de formation pour le candidat de l'école supérieure de navigation.
Pour le candidat officier médecin ou dentiste, la durée du cycle de formation du candidat visé à l'alinéa 1er, 3°, est augmentée de la durée prévue des études pour l'obtention d'un des titres professionnels particuliers visés aux articles 1er à 4 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 établissant la liste des titres professionnels particuliers réservés aux praticiens de l'art médical, en ce compris l'art dentaire.
Art.8. De academische vorming van de kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale werving omvat :
1° voor de kandidaat van de polytechnische faculteit of van de faculteit sociale en militaire wetenschappen van de Koninklijke Militaire School, de cursussen en de examens waarvan het programma vastgesteld wordt in uitvoering van de wet van 18 maart 1838 houdende organisatie van de Koninklijke Militaire School en bij het uitvoeringsbesluit ervan, evenals de bijkomende cursussen en examens waarvan het programma vastgesteld wordt door de Koning;
2° voor de kandidaat van de vakrichting "medische technieken", de cursussen en de examens aan een Belgische universiteit of aan een daarmee gelijkgestelde inrichting, met het oog op het behalen van de master in de, naargelang het geval, geneeskunde, diergeneeskunde, farmaceutische zorg of tandheelkunde, of van een gelijkwaardig diploma of getuigschrift, en, voor de kandidaat-officier-geneesheer of -tandarts, aangevuld met de cursussen en examens noodzakelijk voor het behalen van één van de bijzondere beroepstitels bedoeld in de artikelen 1 tot 4, hernomen in het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, evenals de bijkomende cursussen en examens waarvan het programma bepaald wordt in een reglement uitgevaardigd door de minister;
3° voor de kandidaat van een universitaire instelling of hogeschool, in de richting industriële ingenieurswetenschappen, de cursussen en de examens met het oog op het behalen van de master in de industriële wetenschappen of van een gelijkwaardig diploma of getuigschrift, evenals de bijkomende cursussen en examens waarvan het programma bepaald wordt in een reglement uitgevaardigd door de minister;
4° voor de kandidaat van de hogere zeevaartschool, de cursussen en de examens met het oog op het behalen van de master in de nautische wetenschappen of van een gelijkwaardig diploma of getuigschrift, evenals de bijkomende cursussen en examens waarvan het programma bepaald wordt in een reglement uitgevaardigd door de minister.
1° voor de kandidaat van de polytechnische faculteit of van de faculteit sociale en militaire wetenschappen van de Koninklijke Militaire School, de cursussen en de examens waarvan het programma vastgesteld wordt in uitvoering van de wet van 18 maart 1838 houdende organisatie van de Koninklijke Militaire School en bij het uitvoeringsbesluit ervan, evenals de bijkomende cursussen en examens waarvan het programma vastgesteld wordt door de Koning;
2° voor de kandidaat van de vakrichting "medische technieken", de cursussen en de examens aan een Belgische universiteit of aan een daarmee gelijkgestelde inrichting, met het oog op het behalen van de master in de, naargelang het geval, geneeskunde, diergeneeskunde, farmaceutische zorg of tandheelkunde, of van een gelijkwaardig diploma of getuigschrift, en, voor de kandidaat-officier-geneesheer of -tandarts, aangevuld met de cursussen en examens noodzakelijk voor het behalen van één van de bijzondere beroepstitels bedoeld in de artikelen 1 tot 4, hernomen in het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, evenals de bijkomende cursussen en examens waarvan het programma bepaald wordt in een reglement uitgevaardigd door de minister;
3° voor de kandidaat van een universitaire instelling of hogeschool, in de richting industriële ingenieurswetenschappen, de cursussen en de examens met het oog op het behalen van de master in de industriële wetenschappen of van een gelijkwaardig diploma of getuigschrift, evenals de bijkomende cursussen en examens waarvan het programma bepaald wordt in een reglement uitgevaardigd door de minister;
4° voor de kandidaat van de hogere zeevaartschool, de cursussen en de examens met het oog op het behalen van de master in de nautische wetenschappen of van een gelijkwaardig diploma of getuigschrift, evenals de bijkomende cursussen en examens waarvan het programma bepaald wordt in een reglement uitgevaardigd door de minister.
Art.8. La formation académique du candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal comporte :
1° pour le candidat de la faculté polytechnique ou de la faculté des sciences sociales et militaires de l'Ecole royale militaire, les cours et examens dont le programme est fixé en exécution de la loi du 18 mars 1838 organique de l'Ecole royale militaire et par son arrêté d'exécution, ainsi que les cours et examens supplémentaires dont le programme est fixé par le Roi;
2° pour le candidat de la filière de métiers "techniques médicales", les cours et les examens dans une université belge ou dans un établissement y assimilé, en vue de l'obtention du master en, selon le cas, médecine, médecine vétérinaire, sciences dentaires ou sciences pharmaceutiques, ou d'un diplôme ou certificat équivalent, et, pour le candidat officier médecin ou dentiste, complétés par les cours et examens nécessaires pour l'obtention d'un des titres professionnels particuliers visés aux articles 1er à 4 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 établissant la liste des titres professionnels particuliers réservés aux praticiens de l'art médical, en ce compris l'art dentaire, ainsi que les cours et examens supplémentaires dont le programme est fixé dans un règlement arrêté par le ministre;
3° pour le candidat d'un établissement universitaire ou haute école, en orientation sciences ingénieur industriel, les cours et les examens en vue de l'obtention du master ingénieur industriel ou d'un diplôme ou certificat équivalent, ainsi que les cours et examens supplémentaires dont le programme est fixé dans un règlement arrêté par le ministre;
4° pour le candidat de l'école supérieure de navigation, les cours et les examens en vue de l'obtention du master en sciences nautiques ou d'un diplôme ou certificat équivalent, ainsi que les cours et examens supplémentaires dont le programme est fixé dans un règlement arrêté par le ministre.
1° pour le candidat de la faculté polytechnique ou de la faculté des sciences sociales et militaires de l'Ecole royale militaire, les cours et examens dont le programme est fixé en exécution de la loi du 18 mars 1838 organique de l'Ecole royale militaire et par son arrêté d'exécution, ainsi que les cours et examens supplémentaires dont le programme est fixé par le Roi;
2° pour le candidat de la filière de métiers "techniques médicales", les cours et les examens dans une université belge ou dans un établissement y assimilé, en vue de l'obtention du master en, selon le cas, médecine, médecine vétérinaire, sciences dentaires ou sciences pharmaceutiques, ou d'un diplôme ou certificat équivalent, et, pour le candidat officier médecin ou dentiste, complétés par les cours et examens nécessaires pour l'obtention d'un des titres professionnels particuliers visés aux articles 1er à 4 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 établissant la liste des titres professionnels particuliers réservés aux praticiens de l'art médical, en ce compris l'art dentaire, ainsi que les cours et examens supplémentaires dont le programme est fixé dans un règlement arrêté par le ministre;
3° pour le candidat d'un établissement universitaire ou haute école, en orientation sciences ingénieur industriel, les cours et les examens en vue de l'obtention du master ingénieur industriel ou d'un diplôme ou certificat équivalent, ainsi que les cours et examens supplémentaires dont le programme est fixé dans un règlement arrêté par le ministre;
4° pour le candidat de l'école supérieure de navigation, les cours et les examens en vue de l'obtention du master en sciences nautiques ou d'un diplôme ou certificat équivalent, ainsi que les cours et examens supplémentaires dont le programme est fixé dans un règlement arrêté par le ministre.
Art.9. § 1. De kandidaten van de polytechnische faculteit of van de faculteit sociale en militaire wetenschappen van de Koninklijke Militaire School stellen in het laatste vormingsjaar een masterproef op waarvan het onderwerp goedgekeurd moet worden door de directeur van het academisch onderwijs.
De directeur van het academisch onderwijs wijst de directeur van de masterproef en de tweede lezer aan.
§ 2. De masterproef wordt ingediend [2 bij]2 en voorgesteld voor een examencommissie.
De examencommissie is samengesteld uit een opperofficier of een kolonel, voorzitter, en, per specialiteit bepaald door de commandant van de Koninklijke Militaire School, een hoofdofficier en twee andere burgerlijke of militaire leden. De voorzitter en de leden worden jaarlijks [1 door de directeur-generaal human resources]1 aangewezen.
De examencommissie wordt bijgestaan door de directeur van de masterproef.
Een officier, aangewezen door de directeur van het academisch onderwijs, vervult de functie van secretaris.
De directeur van het academisch onderwijs wijst de directeur van de masterproef en de tweede lezer aan.
§ 2. De masterproef wordt ingediend [2 bij]2 en voorgesteld voor een examencommissie.
De examencommissie is samengesteld uit een opperofficier of een kolonel, voorzitter, en, per specialiteit bepaald door de commandant van de Koninklijke Militaire School, een hoofdofficier en twee andere burgerlijke of militaire leden. De voorzitter en de leden worden jaarlijks [1 door de directeur-generaal human resources]1 aangewezen.
De examencommissie wordt bijgestaan door de directeur van de masterproef.
Een officier, aangewezen door de directeur van het academisch onderwijs, vervult de functie van secretaris.
Art.9. § 1er. Les candidats de la faculté polytechnique ou de la faculté des sciences sociales et militaires de l'Ecole royale militaire rédigent dans la dernière année de formation un mémoire de fin d'études dont le sujet doit être approuvé par le directeur de l'enseignement académique.
Le directeur de l'enseignement académique désigne le directeur du mémoire de fin d'études et le second lecteur.
§ 2. Le mémoire de fin d'études est remis à et présenté devant un jury.
Le jury est composé d'un officier général ou un colonel, président, et, par spécialité déterminée par le commandant de l'Ecole royale militaire, d'un officier supérieur et de deux autres membres civils ou militaires. Le président et les membres sont désignés chaque année [1 par le directeur général human resources]1.
Le jury est assisté par le directeur du mémoire de fin d'études.
Un officier, désigné par le directeur de l'enseignement académique, exerce la fonction de secrétaire.
Le directeur de l'enseignement académique désigne le directeur du mémoire de fin d'études et le second lecteur.
§ 2. Le mémoire de fin d'études est remis à et présenté devant un jury.
Le jury est composé d'un officier général ou un colonel, président, et, par spécialité déterminée par le commandant de l'Ecole royale militaire, d'un officier supérieur et de deux autres membres civils ou militaires. Le président et les membres sont désignés chaque année [1 par le directeur général human resources]1.
Le jury est assisté par le directeur du mémoire de fin d'études.
Un officier, désigné par le directeur de l'enseignement académique, exerce la fonction de secrétaire.
Modifications
Onderafdeling 3. - Specifieke bepalingen voor de kandidaat- beroepsofficier van niveau A van de aanvullende werving
Sous-section 3. - Dispositions spécifiques pour le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement complémentaire
Art.10. De kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de aanvullende werving volgt vanaf het jaar van de vormingscyclus waarin hij wordt toegelaten dezelfde vorming eventueel aangevuld met de vorming bedoeld in artikel 7, tweede lid, als de kandidaten van de promotie waaraan hij gehecht wordt.
Evenwel kunnen hem inhaalcursussen en -examens worden opgelegd die de andere kandidaten van dezelfde promotie reeds hebben gevolgd of afgelegd, met inbegrip van de militaire basisvorming bedoeld in artikel 5.
Evenwel kunnen hem inhaalcursussen en -examens worden opgelegd die de andere kandidaten van dezelfde promotie reeds hebben gevolgd of afgelegd, met inbegrip van de militaire basisvorming bedoeld in artikel 5.
Art.10. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement complémentaire suit, à partir de l'année du cycle de formation dans laquelle il est admis, la même formation, éventuellement complétée par la formation visée à l'article 7, alinéa 2 que les candidats de la promotion à laquelle il est attaché.
Toutefois, des cours et examens de rattrapage que les autres candidats de la même promotion ont déjà suivis ou subis peuvent lui être imposés, y compris la formation militaire de base, visée à l'article 5.
Toutefois, des cours et examens de rattrapage que les autres candidats de la même promotion ont déjà suivis ou subis peuvent lui être imposés, y compris la formation militaire de base, visée à l'article 5.
Onderafdeling 4. - Specifieke bepalingen voor de kandidaat- beroepsofficier van niveau A van de bijzondere werving
Sous-section 4. - Dispositions spécifiques pour le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement spécial
Art.11. De vormingscyclus van de kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de bijzondere werving duurt twee vormingsjaren.
De vormingscyclus van de kandidaat-beroepsofficier piloot van niveau A van de bijzondere werving duurt evenwel vier vormingsjaren. Zijn gespecialiseerde professionele vorming is die bedoeld in artikel 7, § 2, van het koninklijk besluit van 13 mei 2004 betreffende het varend personeel van de krijgsmacht.
De vormingscyclus van de kandidaat-beroepsofficier piloot van niveau A van de bijzondere werving duurt evenwel vier vormingsjaren. Zijn gespecialiseerde professionele vorming is die bedoeld in artikel 7, § 2, van het koninklijk besluit van 13 mei 2004 betreffende het varend personeel van de krijgsmacht.
Art.11. Le cycle de formation du candidat officier de carrière du niveau A du recrutement spécial dure deux années de formation.
Toutefois, le cycle de formation du candidat officier de carrière pilote du niveau A du recrutement spécial dure quatre années de formation. Sa formation professionnelle spécialisée est celle visée à l'article 7, § 2, de l'arrêté royal du 13 mai 2004 relatif au personnel navigant des forces armées.
Toutefois, le cycle de formation du candidat officier de carrière pilote du niveau A du recrutement spécial dure quatre années de formation. Sa formation professionnelle spécialisée est celle visée à l'article 7, § 2, de l'arrêté royal du 13 mai 2004 relatif au personnel navigant des forces armées.
Onderafdeling 5. - Specifieke bepalingen voor de kandidaat- beroepsofficier van niveau A van de laterale werving
Sous-section 5. - Dispositions spécifiques pour le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement latéral
Art.12. [1 De vormingscyclus van de kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de laterale werving duurt twee vormingsjaren.]1
Modifications
Art.12. [1 Le cycle de formation du candidat officier de carrière du niveau A du recrutement latéral dure deux années de formation.]1
Modifications
Onderafdeling 6. - Specifieke bepalingen voor de kandidaat- beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving
Sous-section 6. - Dispositions spécifiques pour le candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial
Art.14. [1 De vormingscycli van de kandidaat-beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving en van de kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale werving die als kandidaat-beroepsofficier van niveau B gereclasseerd wordt, duren twee vormingsjaren.]1
Modifications
Art.14. [1 Les cycles de formation du candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial et du candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal reclassé comme candidat officier de carrière du niveau B durent deux années de formation.]1
Modifications
Afdeling 3. - De vormingscyclus van de kandidaat-beroepsonderofficier
Section 3. - Du cycle de formation du candidat sous-officier de carrière
Art.16. § 1. De vormingscyclus van de kandidaat-beroepsonderofficier duurt :
1° twee vormingsjaren voor de kandidaat van niveau B van de bijzondere werving;
2° drie vormingsjaren voor de kandidaat van niveau C van de normale werving;
3° drie vormingsjaren voor de kandidaat van niveau B van de normale werving.
§ 2. Deze vormingscyclus bevat :
1° voor de kandidaat van niveau B van de normale werving een periode van schoolvorming;
2° een periode van opleiding bestaande uit :
a) een militaire basisvorming;
b) desgevallend, een gespecialiseerde professionele vorming, voor de specifieke vormingscycli die voor dat doel worden vastgesteld in een reglement uitgevaardigd door de minister;
[1 2° /1 voor de kandidaat van niveau B van de bijzondere werving wiens vormingscyclus geen fase opleiding on the job omvat en voor de kandidaat van niveau C, een stageperiode;]1
3° [1 een evaluatieperiode, behalve voor de kandidaat wiens vormingscyclus een periode van schoolvorming omvat]1.
§ 3. De kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de aanvullende werving volgt vanaf het jaar van de vormingscyclus waarin hij wordt toegelaten dezelfde vorming als de kandidaten van de promotie waaraan hij gehecht wordt.
Evenwel kunnen hem inhaalcursussen en -examens worden opgelegd die de andere kandidaten van dezelfde promotie reeds hebben gevolgd of afgelegd, met inbegrip van de militaire basisvorming bedoeld in artikel 5.
1° twee vormingsjaren voor de kandidaat van niveau B van de bijzondere werving;
2° drie vormingsjaren voor de kandidaat van niveau C van de normale werving;
3° drie vormingsjaren voor de kandidaat van niveau B van de normale werving.
§ 2. Deze vormingscyclus bevat :
1° voor de kandidaat van niveau B van de normale werving een periode van schoolvorming;
2° een periode van opleiding bestaande uit :
a) een militaire basisvorming;
b) desgevallend, een gespecialiseerde professionele vorming, voor de specifieke vormingscycli die voor dat doel worden vastgesteld in een reglement uitgevaardigd door de minister;
[1 2° /1 voor de kandidaat van niveau B van de bijzondere werving wiens vormingscyclus geen fase opleiding on the job omvat en voor de kandidaat van niveau C, een stageperiode;]1
3° [1 een evaluatieperiode, behalve voor de kandidaat wiens vormingscyclus een periode van schoolvorming omvat]1.
§ 3. De kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de aanvullende werving volgt vanaf het jaar van de vormingscyclus waarin hij wordt toegelaten dezelfde vorming als de kandidaten van de promotie waaraan hij gehecht wordt.
Evenwel kunnen hem inhaalcursussen en -examens worden opgelegd die de andere kandidaten van dezelfde promotie reeds hebben gevolgd of afgelegd, met inbegrip van de militaire basisvorming bedoeld in artikel 5.
Modifications
Art.16. § 1er. Le cycle de formation du candidat sous-officier de carrière dure :
1° deux années de formation pour le candidat du niveau B du recrutement spécial;
2° trois années de formation pour le candidat du niveau C du recrutement normal;
3° trois années de formation pour le candidat du niveau B du recrutement normal.
§ 2. Ce cycle de formation comporte :
1° pour le candidat du niveau B du recrutement normal, une période de formation scolaire;
2° une période d'instruction, qui comprend :
a) une formation militaire de base;
b) le cas échéant, une formation professionnelle spécialisée, pour les cycles de formation spécifique qui sont déterminés à cet effet dans un règlement arrêté par le ministre;
[1 2° /1 pour le candidat du niveau B du recrutement spécial dont le cycle de formation ne comprend pas de phase d'instruction on the job et pour le candidat du niveau C, une période de stage;]1
3° [1 une période d'évaluation, sauf pour le candidat dont le cycle de formation comprend une période de formation scolaire]1.
§ 3. Le candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement complémentaire suit, à partir de l'année du cycle de formation dans laquelle il est admis, la même formation que les candidats de la promotion à laquelle il est attaché.
Toutefois, des cours et examens de rattrapage que les autres candidats de la même promotion ont déjà suivis ou subis peuvent lui être imposés, y compris la formation militaire de base, visée à l'article 5.
1° deux années de formation pour le candidat du niveau B du recrutement spécial;
2° trois années de formation pour le candidat du niveau C du recrutement normal;
3° trois années de formation pour le candidat du niveau B du recrutement normal.
§ 2. Ce cycle de formation comporte :
1° pour le candidat du niveau B du recrutement normal, une période de formation scolaire;
2° une période d'instruction, qui comprend :
a) une formation militaire de base;
b) le cas échéant, une formation professionnelle spécialisée, pour les cycles de formation spécifique qui sont déterminés à cet effet dans un règlement arrêté par le ministre;
[1 2° /1 pour le candidat du niveau B du recrutement spécial dont le cycle de formation ne comprend pas de phase d'instruction on the job et pour le candidat du niveau C, une période de stage;]1
3° [1 une période d'évaluation, sauf pour le candidat dont le cycle de formation comprend une période de formation scolaire]1.
§ 3. Le candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement complémentaire suit, à partir de l'année du cycle de formation dans laquelle il est admis, la même formation que les candidats de la promotion à laquelle il est attaché.
Toutefois, des cours et examens de rattrapage que les autres candidats de la même promotion ont déjà suivis ou subis peuvent lui être imposés, y compris la formation militaire de base, visée à l'article 5.
Modifications
Afdeling 4. - De vormingscyclus van de kandidaat-beroepsvrijwilliger
Section 4. - Du cycle de formation du candidat volontaire de carrière
Art.17. De vormingscyclus van de kandidaat-beroepsvrijwilliger duurt [1 anderhalf vormingsjaar]1 en omvat :
1° een periode van opleiding [1 ...]1 bestaande uit :
a) een militaire basisvorming;
b) een gespecialiseerde professionele vorming;
2° een stageperiode;
3° een evaluatieperiode.
[1 Evenwel kan de periode van opleiding verlengd worden tot een maximale duur van twee jaar.]1
1° een periode van opleiding [1 ...]1 bestaande uit :
a) een militaire basisvorming;
b) een gespecialiseerde professionele vorming;
2° een stageperiode;
3° een evaluatieperiode.
[1 Evenwel kan de periode van opleiding verlengd worden tot een maximale duur van twee jaar.]1
Modifications
Art.17. Le cycle de formation du candidat volontaire de carrière dure [1 une année et demie]1 de formation et comporte :
1° une période d'instruction [1 ...]1 comprenant :
a) une formation militaire de base;
b) une formation professionnelle spécialisée;
2° une période de stage;
3° une période d'évaluation.
[1 Toutefois, la période d'instruction peut être prolongée jusqu'à une durée maximale de deux ans.]1
1° une période d'instruction [1 ...]1 comprenant :
a) une formation militaire de base;
b) une formation professionnelle spécialisée;
2° une période de stage;
3° une période d'évaluation.
[1 Toutefois, la période d'instruction peut être prolongée jusqu'à une durée maximale de deux ans.]1
Modifications
HOOFDSTUK 2. - De oriëntering, de vrijstelling, het uitstel en de heroriëntering
CHAPITRE 2. - De l'orientation, de la dispense, de l'ajournement et de la réorientation
Afdeling 1. - De oriëntering
Section 1re. - De l'orientation
Art.18. Indien binnen eenzelfde vormingscyclus verschillende specifieke vormingscycli bestaan in functie van de vakrichtingen wordt de kandidaat naar een specifieke vormingscyclus georiënteerd.
De oriëntering heeft plaats op grond van :
1° de voor de oriëntering nuttige gegevens bekomen bij de werving en eventueel tijdens de vorming;
2° desgevallend, een oriënteringsproef.
De oriëntering heeft plaats op grond van :
1° de voor de oriëntering nuttige gegevens bekomen bij de werving en eventueel tijdens de vorming;
2° desgevallend, een oriënteringsproef.
Art.18. S'il existe dans un même cycle de formation différents cycles de formation spécifiques en fonction des filières de métier le candidat est orienté vers un cycle de formation spécifique.
L'orientation s'effectue sur la base :
1° des données utiles pour l'orientation obtenues lors du recrutement et éventuellement lors de la formation;
2° le cas échéant, d'une épreuve d'orientation.
L'orientation s'effectue sur la base :
1° des données utiles pour l'orientation obtenues lors du recrutement et éventuellement lors de la formation;
2° le cas échéant, d'une épreuve d'orientation.
Art.18/1. [1 De DGHR of de overheid die hij aanwijst, beslist over de oriëntering.]1
Art.18/1. [1 Le DGHR ou l'autorité qu'il désigne, décide de l'orientation.]1
Modifications
Afdeling 2. - De vrijstelling van vormingsgedeelten of cursussen
Section 2. - De la dispense de parties de formation ou de cours
Art.19. § 1. De kandidaat kan, onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van artikel 27, § 4, vrijgesteld worden [1 door de DGHR of de overheid die hij aanwijst]1, van het geheel of een deel van de academische vorming of van de periode van opleiding als hij vroeger deze vorming of dit vormingsgedeelte, of een gelijkwaardige vorming, met vrucht heeft gevolgd, binnen een vormingsorganisme van Defensie of in een vreemde militaire instelling of in een burgerlijke instelling, in België of in het buitenland.
[1 De DGHR of de overheid die hij aanwijst]1 legt de gelijkwaardigheid vast en kan, naargelang het geval :
1° een vrijstelling opleggen;
2° een vrijstelling toekennen op aanvraag van de kandidaat.
[1 De DGHR of de overheid die hij aanwijst]1 kan zijn beslissing laten voorafgaan door een test over de leerstof van het vormingsgedeelte waarvan de kandidaat vrijgesteld zou kunnen worden. In dit geval neemt hij zijn beslissing op basis van de resultaten van deze test.
§ 2. Op grond van de beslissing bedoeld in § 1, wordt de kandidaat, in voorkomend geval, aangewezen voor :
1° een aanvullende specifieke vorming, in voorkomend geval met het oog op zijn toekomstige ambt;
2° een afwachtingsstage of een afwachtingsperiode in een eenheid of in het vormingsorganisme waar hij kandidaat is.
De professionele en de karakteriële hoedanigheden van de kandidaat worden niet beoordeeld tijdens de vrijstelling.
De DGHR bepaalt de praktische nadere regels die op de betrokkene toepasselijk zijn.
§ 3. Onverminderd de toepassing van de specifieke bepalingen betreffende de rangschikking bedoeld in artikel 93 van de wet en betreffende de aanwijzing bedoeld in § 2, volgt de vrijgestelde kandidaat het lot van de andere kandidaten van zijn vormingscyclus.
[1 De DGHR of de overheid die hij aanwijst]1 legt de gelijkwaardigheid vast en kan, naargelang het geval :
1° een vrijstelling opleggen;
2° een vrijstelling toekennen op aanvraag van de kandidaat.
[1 De DGHR of de overheid die hij aanwijst]1 kan zijn beslissing laten voorafgaan door een test over de leerstof van het vormingsgedeelte waarvan de kandidaat vrijgesteld zou kunnen worden. In dit geval neemt hij zijn beslissing op basis van de resultaten van deze test.
§ 2. Op grond van de beslissing bedoeld in § 1, wordt de kandidaat, in voorkomend geval, aangewezen voor :
1° een aanvullende specifieke vorming, in voorkomend geval met het oog op zijn toekomstige ambt;
2° een afwachtingsstage of een afwachtingsperiode in een eenheid of in het vormingsorganisme waar hij kandidaat is.
De professionele en de karakteriële hoedanigheden van de kandidaat worden niet beoordeeld tijdens de vrijstelling.
De DGHR bepaalt de praktische nadere regels die op de betrokkene toepasselijk zijn.
§ 3. Onverminderd de toepassing van de specifieke bepalingen betreffende de rangschikking bedoeld in artikel 93 van de wet en betreffende de aanwijzing bedoeld in § 2, volgt de vrijgestelde kandidaat het lot van de andere kandidaten van zijn vormingscyclus.
Modifications
Art.19. § 1er. Sous réserve de l'application des dispositions de l'article 27, § 4, le candidat peut être dispensé [1 par le DGHR ou l'autorité qu'il désigne]1 de tout ou partie de la formation académique ou de la période d'instruction s'il a suivi auparavant avec fruit cette formation ou partie de formation, ou une formation équivalente, au sein d'un organisme de formation de la Défense ou au sein d'un établissement militaire étranger ou dans un établissement civil, en Belgique ou à l'étranger.
[1 Le DGHR ou l'autorité qu'il désigne]1 détermine les équivalences et peut, selon le cas :
1° imposer une dispense;
2° accorder une dispense sur demande du candidat.
[1 Le DGHR ou l'autorité qu'il désigne]1 peut faire précéder sa décision d'un test portant sur la matière de la partie de formation dont le candidat pourrait être dispensé. Il prend dans ce cas sa décision sur la base des résultats de ce test.
§ 2. En fonction de la décision visée au § 1er, le candidat est, le cas échéant, désigné pour :
1° une formation complémentaire spécifique, le cas échéant en fonction de son futur emploi;
2° un stage d'attente ou une période d'attente dans une unité ou dans l'organisme de formation où il est candidat.
Les qualités professionnelles et caractérielles du candidat ne sont pas appréciées pendant la dispense.
Le DGHR détermine les modalités pratiques qui sont applicables à l'intéressé.
§ 3. Sans préjudice de l'application des dispositions spécifiques relatives au classement visé à l'article 93 de la loi et relatives à la désignation visée au § 2, le candidat dispensé suit le sort des autres candidats de son cycle de formation.
[1 Le DGHR ou l'autorité qu'il désigne]1 détermine les équivalences et peut, selon le cas :
1° imposer une dispense;
2° accorder une dispense sur demande du candidat.
[1 Le DGHR ou l'autorité qu'il désigne]1 peut faire précéder sa décision d'un test portant sur la matière de la partie de formation dont le candidat pourrait être dispensé. Il prend dans ce cas sa décision sur la base des résultats de ce test.
§ 2. En fonction de la décision visée au § 1er, le candidat est, le cas échéant, désigné pour :
1° une formation complémentaire spécifique, le cas échéant en fonction de son futur emploi;
2° un stage d'attente ou une période d'attente dans une unité ou dans l'organisme de formation où il est candidat.
Les qualités professionnelles et caractérielles du candidat ne sont pas appréciées pendant la dispense.
Le DGHR détermine les modalités pratiques qui sont applicables à l'intéressé.
§ 3. Sans préjudice de l'application des dispositions spécifiques relatives au classement visé à l'article 93 de la loi et relatives à la désignation visée au § 2, le candidat dispensé suit le sort des autres candidats de son cycle de formation.
Modifications
Afdeling 3. - Het uitstel
Section 3. - De l'ajournement
Art.20. De kandidaat die zich bevindt in de situatie bedoeld in artikel 102, van de wet, dient zo vlug mogelijk een aanvraag tot uitstel in, naargelang het geval, zodra hij op de hoogte is van een feit waarvan hij oordeelt dat het zijn aanvraag rechtvaardigt of nadat een dergelijk feit zich heeft voorgedaan.
Bij ontstentenis van een aanvraag neemt de bevoegde autoriteit om te beslissen bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, contact op met een kandidaat als ze oordeelt dat die zich bevindt in de situatie bedoeld in artikel 102, van de wet. Ten gevolge van dit contact dient de kandidaat al dan niet een aanvraag tot uitstel in.
Een aanvraag tot uitstel van een examen of van een proef wordt ingediend vóór dit examen of deze proef. Een aanvraag tot uitstel die ingediend wordt na het betrokken examen of de betrokken proef kan evenwel ontvankelijk verklaard worden in geval van overmacht, waarover de bevoegde autoriteit om te beslissen, bedoeld in artikel 21, oordeelt.
De aanvraag tot uitstel moet gemotiveerd zijn. Indien ze op gezondheidsredenen of zwangerschap berust, moet ze vergezeld zijn van een geneeskundig attest, bevestigd door de geneesheer belast met de medische steun van de eenheid waartoe de betrokken militair behoort, waarin de echtheid van de aangevoerde gezondheidsredenen of van de zwangerschap bevestigd wordt.
Bij ontstentenis van een aanvraag neemt de bevoegde autoriteit om te beslissen bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, contact op met een kandidaat als ze oordeelt dat die zich bevindt in de situatie bedoeld in artikel 102, van de wet. Ten gevolge van dit contact dient de kandidaat al dan niet een aanvraag tot uitstel in.
Een aanvraag tot uitstel van een examen of van een proef wordt ingediend vóór dit examen of deze proef. Een aanvraag tot uitstel die ingediend wordt na het betrokken examen of de betrokken proef kan evenwel ontvankelijk verklaard worden in geval van overmacht, waarover de bevoegde autoriteit om te beslissen, bedoeld in artikel 21, oordeelt.
De aanvraag tot uitstel moet gemotiveerd zijn. Indien ze op gezondheidsredenen of zwangerschap berust, moet ze vergezeld zijn van een geneeskundig attest, bevestigd door de geneesheer belast met de medische steun van de eenheid waartoe de betrokken militair behoort, waarin de echtheid van de aangevoerde gezondheidsredenen of van de zwangerschap bevestigd wordt.
Art.20. Le candidat qui se trouve dans la situation visée à l'article 102, de la loi, introduit une demande d'ajournement le plus rapidement possible, selon le cas dès qu'il a connaissance d'un fait qu'il estime fonder cette demande ou après la survenance d'un tel fait.
A défaut de demande, l'autorité visée à l'article 21, § 1er, alinéa 1er, prend contact avec un candidat lorsqu'elle estime que celui-ci se trouve dans la situation visée à l'article 102, de la loi. Suite à ce contact, le candidat introduit ou non une demande d'ajournement.
Une demande d'ajournement d'un examen ou d'une épreuve doit être introduite avant cet examen ou cette épreuve. Toutefois, une demande d'ajournement introduite après l'examen ou l'épreuve concerné peut être déclarée recevable en cas de force majeure que l'autorité compétente pour décider, visée à l'article 21, apprécie.
La demande d'ajournement doit être motivée. Si elle est fondée sur des raisons de santé ou de grossesse, elle doit être accompagnée d'un certificat médical, confirmé par le médecin chargé de l'appui médical de l'unité à laquelle appartient le militaire, attestant la réalité des raisons de santé ou de l'état de grossesse invoqués.
A défaut de demande, l'autorité visée à l'article 21, § 1er, alinéa 1er, prend contact avec un candidat lorsqu'elle estime que celui-ci se trouve dans la situation visée à l'article 102, de la loi. Suite à ce contact, le candidat introduit ou non une demande d'ajournement.
Une demande d'ajournement d'un examen ou d'une épreuve doit être introduite avant cet examen ou cette épreuve. Toutefois, une demande d'ajournement introduite après l'examen ou l'épreuve concerné peut être déclarée recevable en cas de force majeure que l'autorité compétente pour décider, visée à l'article 21, apprécie.
La demande d'ajournement doit être motivée. Si elle est fondée sur des raisons de santé ou de grossesse, elle doit être accompagnée d'un certificat médical, confirmé par le médecin chargé de l'appui médical de l'unité à laquelle appartient le militaire, attestant la réalité des raisons de santé ou de l'état de grossesse invoqués.
Art.21. § 1. De beslissing over het toekennen van het uitstel wordt genomen door de plaatselijke autoriteit die verantwoordelijk is voor de vorming van de kandidaat, in de volgende gevallen :
1° het uitstel leidt niet tot een verlenging van de duur van de kandidaatsperiode;
2° het uitstel leidt tot een verlenging van de kandidaatsperiode en er wordt aan alle volgende voorwaarden voldaan :
a) het gaat om een uitstel om gezondheidsredenen;
b) de kandidaat heeft nog geen uitstel met verlenging van de vorming bekomen sinds het begin van zijn vorming;
c) in voorkomend geval, voor een periode van schoolvorming of van opleiding, kan de kandidaat eenzelfde vormingsgedeelte als datgene dat het voorwerp uitmaakt van de aanvraag tot uitstel volgen, de eerste keer dat het opnieuw georganiseerd wordt;
d) de verlenging van de vorming ten gevolge van het uitstel overschrijdt de 375 dagen niet.
In de andere gevallen wordt de beslissing over het toekennen van een uitstel genomen door de autoriteit binnen de algemene directie human resources belast met het personeelsbeheer.
Evenwel wordt de beslissing genomen door, naargelang het geval, de deliberatie- of evaluatiecommissie in de gevallen bedoeld in artikel 10, § 2, eerste lid, 2° en 3°, van het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de fysieke hoedanigheden van sommige kandidaten en leerlingen van de krijgsmacht.
De plaatselijke autoriteit bedoeld in het eerste lid is :
1° voor de kandidaat in periode van schoolvorming of van opleiding, de commandant van het vormingsorganisme waar de kandidaat de betrokken examens of proeven moet afleggen, of het betrokken vormingsgedeelte moet volgen, of de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat;
2° voor de kandidaat in stage- of evaluatieperiode, de korpscommandant van de kandidaat.
Bij toepassing van artikel 27, § 4, kan de in het eerste lid bedoelde plaatselijke autoriteit een gedeelte van haar bevoegdheid delegeren aan de commandant of directeur van het vormingsorganisme waar de kandidaat zijn vorming volgt.
De verlenging van de vorming is :
1° voor een periode van schoolvorming of van opleiding, het aantal kalenderdagen tussen de oorspronkelijk geplande einddatum van de vormingsperiode waarin de kandidaat zich bevindt, en de nieuwe geplande einddatum van deze vormingsperiode, die bepaald wordt rekening houdend met de deelname aan eenzelfde vormingsgedeelte als datgene dat het voorwerp uitmaakt van de aanvraag tot uitstel;
2° voor een stage- of evaluatieperiode, het aantal kalenderdagen tijdens dewelke de kandidaat de taken die aan zijn basisfunctie verbonden zijn, niet uitoefent.
Een uitstel waarbij de vormingsduur verlengd wordt, kan leiden tot de aanhechting aan een volgende promotie.
§ 2. De kandidaat aan wie een uitstel geweigerd werd door een autoriteit bedoeld in paragraaf 1, eerste of tweede lid, kan een verweerschrift indienen bij de DGHR binnen de drie werkdagen volgend op de dag van de betekening van de weigering. De DGHR doet uitspraak op stukken.
§ 3. De beslissing inzake uitstel berust op de beoordeling van de mogelijkheid voor de kandidaat om de betrokken examens of proeven voor te bereiden of af te leggen, of het betrokken vormingsgedeelte te volgen, op basis van :
1° de motivatie van de aanvraag tot uitstel;
2° feiten die aan de aanvraag voorafgingen en de omstandigheden van de aanvraag, inzonderheid op de reeds toegekende uitstellen en de duur van de verlenging van de vorming waartoe ze hebben geleid;
3° de duur van de verlenging van de vorming waartoe de toekenning van het uitstel zou leiden, in verhouding tot de normale duur van de vorming van de kandidaat.
§ 4. De beslissing tot uitstel omvat, naargelang het geval :
1° de toelating om bepaalde examens of proeven op een vastgestelde latere datum af te leggen, terwijl de kandidaat de vorming verder effectief blijft volgen tijdens de uitstelperiode;
2° de toelating om bepaalde examens of proeven op een vastgestelde latere datum af te leggen, terwijl de kandidaat de vorming niet effectief verder blijft volgen tijdens de uitstelperiode;
3° de toelating om één of meerdere vormingsgedeelten, geheel of gedeeltelijk, later te volbrengen;
4° de toelating tot aanhechting aan een latere promotie bij het begin van of tijdens de vormingscyclus gevolgd door die latere promotie.
De beslissing bepaald in het eerste lid, 3° of 4°, kan ertoe leiden dat de kandidaat sommige reeds gevolgde vormingsgedeelten opnieuw moet volgen.
Voor de kandidaat, die wegens ernstige of uitzonderlijke omstandigheden in de onmogelijkheid verkeert of verkeerde om zich voor te bereiden of deel te nemen aan bepaalde examens of proeven, kunnen evenwel enkel de beslissingen bepaald in het eerste lid, 1° en 2°, genomen worden.
§ 5. [1 ...]1
1° het uitstel leidt niet tot een verlenging van de duur van de kandidaatsperiode;
2° het uitstel leidt tot een verlenging van de kandidaatsperiode en er wordt aan alle volgende voorwaarden voldaan :
a) het gaat om een uitstel om gezondheidsredenen;
b) de kandidaat heeft nog geen uitstel met verlenging van de vorming bekomen sinds het begin van zijn vorming;
c) in voorkomend geval, voor een periode van schoolvorming of van opleiding, kan de kandidaat eenzelfde vormingsgedeelte als datgene dat het voorwerp uitmaakt van de aanvraag tot uitstel volgen, de eerste keer dat het opnieuw georganiseerd wordt;
d) de verlenging van de vorming ten gevolge van het uitstel overschrijdt de 375 dagen niet.
In de andere gevallen wordt de beslissing over het toekennen van een uitstel genomen door de autoriteit binnen de algemene directie human resources belast met het personeelsbeheer.
Evenwel wordt de beslissing genomen door, naargelang het geval, de deliberatie- of evaluatiecommissie in de gevallen bedoeld in artikel 10, § 2, eerste lid, 2° en 3°, van het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de fysieke hoedanigheden van sommige kandidaten en leerlingen van de krijgsmacht.
De plaatselijke autoriteit bedoeld in het eerste lid is :
1° voor de kandidaat in periode van schoolvorming of van opleiding, de commandant van het vormingsorganisme waar de kandidaat de betrokken examens of proeven moet afleggen, of het betrokken vormingsgedeelte moet volgen, of de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat;
2° voor de kandidaat in stage- of evaluatieperiode, de korpscommandant van de kandidaat.
Bij toepassing van artikel 27, § 4, kan de in het eerste lid bedoelde plaatselijke autoriteit een gedeelte van haar bevoegdheid delegeren aan de commandant of directeur van het vormingsorganisme waar de kandidaat zijn vorming volgt.
De verlenging van de vorming is :
1° voor een periode van schoolvorming of van opleiding, het aantal kalenderdagen tussen de oorspronkelijk geplande einddatum van de vormingsperiode waarin de kandidaat zich bevindt, en de nieuwe geplande einddatum van deze vormingsperiode, die bepaald wordt rekening houdend met de deelname aan eenzelfde vormingsgedeelte als datgene dat het voorwerp uitmaakt van de aanvraag tot uitstel;
2° voor een stage- of evaluatieperiode, het aantal kalenderdagen tijdens dewelke de kandidaat de taken die aan zijn basisfunctie verbonden zijn, niet uitoefent.
Een uitstel waarbij de vormingsduur verlengd wordt, kan leiden tot de aanhechting aan een volgende promotie.
§ 2. De kandidaat aan wie een uitstel geweigerd werd door een autoriteit bedoeld in paragraaf 1, eerste of tweede lid, kan een verweerschrift indienen bij de DGHR binnen de drie werkdagen volgend op de dag van de betekening van de weigering. De DGHR doet uitspraak op stukken.
§ 3. De beslissing inzake uitstel berust op de beoordeling van de mogelijkheid voor de kandidaat om de betrokken examens of proeven voor te bereiden of af te leggen, of het betrokken vormingsgedeelte te volgen, op basis van :
1° de motivatie van de aanvraag tot uitstel;
2° feiten die aan de aanvraag voorafgingen en de omstandigheden van de aanvraag, inzonderheid op de reeds toegekende uitstellen en de duur van de verlenging van de vorming waartoe ze hebben geleid;
3° de duur van de verlenging van de vorming waartoe de toekenning van het uitstel zou leiden, in verhouding tot de normale duur van de vorming van de kandidaat.
§ 4. De beslissing tot uitstel omvat, naargelang het geval :
1° de toelating om bepaalde examens of proeven op een vastgestelde latere datum af te leggen, terwijl de kandidaat de vorming verder effectief blijft volgen tijdens de uitstelperiode;
2° de toelating om bepaalde examens of proeven op een vastgestelde latere datum af te leggen, terwijl de kandidaat de vorming niet effectief verder blijft volgen tijdens de uitstelperiode;
3° de toelating om één of meerdere vormingsgedeelten, geheel of gedeeltelijk, later te volbrengen;
4° de toelating tot aanhechting aan een latere promotie bij het begin van of tijdens de vormingscyclus gevolgd door die latere promotie.
De beslissing bepaald in het eerste lid, 3° of 4°, kan ertoe leiden dat de kandidaat sommige reeds gevolgde vormingsgedeelten opnieuw moet volgen.
Voor de kandidaat, die wegens ernstige of uitzonderlijke omstandigheden in de onmogelijkheid verkeert of verkeerde om zich voor te bereiden of deel te nemen aan bepaalde examens of proeven, kunnen evenwel enkel de beslissingen bepaald in het eerste lid, 1° en 2°, genomen worden.
§ 5. [1 ...]1
Modifications
Art.21. § 1er. La décision d'octroyer l'ajournement est prise par l'autorité locale responsable de la formation du candidat dans les cas suivants :
1° l'ajournement n'entraîne pas de prolongation de la période de candidature;
2° l'ajournement entraîne une prolongation de la période de candidature et toutes les conditions suivantes sont remplies :
a) il s'agit d'un ajournement pour raisons de santé;
b) le candidat n'a pas encore obtenu d'ajournement avec prolongation de la formation depuis le début de sa formation;
c) le cas échéant, pour une période de formation scolaire ou d'instruction, le candidat peut suivre une partie de formation identique à celle qui fait l'objet de la demande d'ajournement, la première fois où elle est à nouveau organisée;
d) la prolongation de la formation consécutive à l'ajournement n'excède pas 375 jours.
Dans les autres cas, la décision d'octroyer l'ajournement est prise par l'autorité de la direction générale human resources chargée de la gestion du personnel.
Toutefois la décision est prise par, selon le cas, la commission de délibération ou d'évaluation dans les cas visés à l'article 10, § 2, alinéa 1er, 2° et 3°, de l'arrêté royal du 13 novembre 1991 fixant les règles applicables à l'appréciation des qualités physiques de certains candidats et élèves des forces armées.
L'autorité locale visée à l'alinéa 1er est :
1° pour le candidat en période de formation scolaire ou d'instruction, le commandant de l'organisme de formation où le candidat doit présenter les tests ou examens concernés ou suivre la partie de formation concernée, ou l'officier supérieur responsable de la formation du candidat;
2° pour le candidat en période de stage ou d'évaluation, le chef de corps du candidat.
En application de l'article 27, § 4, l'autorité locale visée à l'alinéa 1er peut déléguer une partie de sa compétence au commandant ou au directeur de l'organisme de formation dans lequel le candidat suit sa formation.
La prolongation de la formation égale :
1° pour une période de formation scolaire ou d'instruction, le nombre de jours de calendrier qui séparent la date originellement planifiée de la fin de la période de formation dans laquelle se trouve le candidat, de la nouvelle date planifiée de la fin de cette période de formation fixée en tenant compte de la participation à une partie de formation identique à celle qui fait l'objet de la demande d'ajournement;
2° pour une période de stage ou d'évaluation, le nombre de jours de calendrier pendant lesquels le candidat n'effectue pas les tâches liées à sa fonction de base.
Un ajournement par lequel la durée de la formation est prolongée, peut mener à un rattachement à une promotion suivante.
§ 2. Le candidat à qui un ajournement a été refusé par une autorité visée au paragraphe 1er, alinéa 1er ou 2, peut introduire un mémoire auprès du DGHR dans les trois jours ouvrables suivant le jour de notification du refus. Le DGHR statue sur pièces.
§ 3. La décision relative à l'ajournement est fondée sur l'appréciation de la possibilité pour le candidat de préparer ou présenter les examens ou épreuves concernés, ou de suivre la partie de formation concernée, sur la base :
1° de la motivation de la demande d'ajournement;
2° de faits antérieurs à la demande et des circonstances de la demande, notamment les ajournements déjà octroyés et la durée de prolongation de la formation qu'ils ont provoquée;
3° de la durée de la prolongation de la formation que l'octroi de l'ajournement provoquerait, relativement à la durée normale de la formation du candidat.
§ 4. La décision d'ajournement comprend, selon le cas :
1° l'autorisation de présenter certains examens ou épreuves à une date ultérieure fixée alors que le candidat continue à suivre effectivement la formation pendant la période d'ajournement;
2° l'autorisation de présenter certains examens ou épreuves à une date ultérieure fixée alors que le candidat ne continue pas à suivre effectivement la formation pendant la période d'ajournement;
3° l'autorisation de parfaire partiellement ou entièrement, une ou plusieurs parties de formation ultérieurement;
4° l'autorisation de rattachement à une promotion ultérieure au début ou pendant le cycle de formation suivi par cette promotion ultérieure.
La décision visée à l'alinéa 1er, 3° ou 4°, peut conduire le candidat à devoir suivre à nouveau certaines parties de formation déjà suivies.
Toutefois, pour le candidat, qui pour des circonstances graves ou exceptionnelles se trouve ou se trouvait dans l'impossibilité de se préparer ou de se présenter à certains examens ou épreuves, seules les décisions visées à l'alinéa 1er, 1° et 2°, peuvent être prises.
§ 5. [1 ...]1
1° l'ajournement n'entraîne pas de prolongation de la période de candidature;
2° l'ajournement entraîne une prolongation de la période de candidature et toutes les conditions suivantes sont remplies :
a) il s'agit d'un ajournement pour raisons de santé;
b) le candidat n'a pas encore obtenu d'ajournement avec prolongation de la formation depuis le début de sa formation;
c) le cas échéant, pour une période de formation scolaire ou d'instruction, le candidat peut suivre une partie de formation identique à celle qui fait l'objet de la demande d'ajournement, la première fois où elle est à nouveau organisée;
d) la prolongation de la formation consécutive à l'ajournement n'excède pas 375 jours.
Dans les autres cas, la décision d'octroyer l'ajournement est prise par l'autorité de la direction générale human resources chargée de la gestion du personnel.
Toutefois la décision est prise par, selon le cas, la commission de délibération ou d'évaluation dans les cas visés à l'article 10, § 2, alinéa 1er, 2° et 3°, de l'arrêté royal du 13 novembre 1991 fixant les règles applicables à l'appréciation des qualités physiques de certains candidats et élèves des forces armées.
L'autorité locale visée à l'alinéa 1er est :
1° pour le candidat en période de formation scolaire ou d'instruction, le commandant de l'organisme de formation où le candidat doit présenter les tests ou examens concernés ou suivre la partie de formation concernée, ou l'officier supérieur responsable de la formation du candidat;
2° pour le candidat en période de stage ou d'évaluation, le chef de corps du candidat.
En application de l'article 27, § 4, l'autorité locale visée à l'alinéa 1er peut déléguer une partie de sa compétence au commandant ou au directeur de l'organisme de formation dans lequel le candidat suit sa formation.
La prolongation de la formation égale :
1° pour une période de formation scolaire ou d'instruction, le nombre de jours de calendrier qui séparent la date originellement planifiée de la fin de la période de formation dans laquelle se trouve le candidat, de la nouvelle date planifiée de la fin de cette période de formation fixée en tenant compte de la participation à une partie de formation identique à celle qui fait l'objet de la demande d'ajournement;
2° pour une période de stage ou d'évaluation, le nombre de jours de calendrier pendant lesquels le candidat n'effectue pas les tâches liées à sa fonction de base.
Un ajournement par lequel la durée de la formation est prolongée, peut mener à un rattachement à une promotion suivante.
§ 2. Le candidat à qui un ajournement a été refusé par une autorité visée au paragraphe 1er, alinéa 1er ou 2, peut introduire un mémoire auprès du DGHR dans les trois jours ouvrables suivant le jour de notification du refus. Le DGHR statue sur pièces.
§ 3. La décision relative à l'ajournement est fondée sur l'appréciation de la possibilité pour le candidat de préparer ou présenter les examens ou épreuves concernés, ou de suivre la partie de formation concernée, sur la base :
1° de la motivation de la demande d'ajournement;
2° de faits antérieurs à la demande et des circonstances de la demande, notamment les ajournements déjà octroyés et la durée de prolongation de la formation qu'ils ont provoquée;
3° de la durée de la prolongation de la formation que l'octroi de l'ajournement provoquerait, relativement à la durée normale de la formation du candidat.
§ 4. La décision d'ajournement comprend, selon le cas :
1° l'autorisation de présenter certains examens ou épreuves à une date ultérieure fixée alors que le candidat continue à suivre effectivement la formation pendant la période d'ajournement;
2° l'autorisation de présenter certains examens ou épreuves à une date ultérieure fixée alors que le candidat ne continue pas à suivre effectivement la formation pendant la période d'ajournement;
3° l'autorisation de parfaire partiellement ou entièrement, une ou plusieurs parties de formation ultérieurement;
4° l'autorisation de rattachement à une promotion ultérieure au début ou pendant le cycle de formation suivi par cette promotion ultérieure.
La décision visée à l'alinéa 1er, 3° ou 4°, peut conduire le candidat à devoir suivre à nouveau certaines parties de formation déjà suivies.
Toutefois, pour le candidat, qui pour des circonstances graves ou exceptionnelles se trouve ou se trouvait dans l'impossibilité de se préparer ou de se présenter à certains examens ou épreuves, seules les décisions visées à l'alinéa 1er, 1° et 2°, peuvent être prises.
§ 5. [1 ...]1
Modifications
Afdeling 4. - De heroriëntering
Section 4. - De la réorientation
Art.22. § 1. Slechts de kandidaat bedoeld in artikel 105, van de wet, kan geheroriënteerd worden. [1 ...]1
[1 De kandidaat kan:
1° slechts éénmaal geheroriënteerd worden op zijn verzoek;
2° meermaals geheroriënteerd worden van ambtswege.]1
§ 2. De DGHR of de overheid die hij aanwijst, beslist over de heroriëntering.
§ 3. De kandidaat kan van ambtswege naar een andere specifieke vormingscyclus geheroriënteerd worden, in dezelfde hoedanigheid en in een gelijktijdige promotie voor zover, naargelang het geval :
1° een structurele wijziging in de personeelsbehoeften, die deze heroriëntering rechtvaardigt, zich voordoet tijdens de vormingscyclus;
2° tijdens een periode van schoolvorming of van opleiding :
a) naargelang het geval, de schoolcommandant of de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het militaire organisme waar de kandidaat zijn vorming volgt, ofwel in een gemotiveerd advies vaststelt dat de kandidaat manifest professioneel ongeschikt is voor de specifieke vormingscyclus waarnaar hij georiënteerd werd ofwel dat een uitsluitingscijfer behaald werd op een oriënteringsproef vastgesteld in een reglement uitgevaardigd door de minister en opgelegd door een door de minister aangewezen overheid;
b) en dat er volgens de DGHR of de overheid die hij aanwijst een andere personeelsbehoefte is waaraan de kandidaat kan voldoen;
c) en dat de kandidaat akkoord gaat.
In uitzonderlijke gevallen kan een heroriëntering wegens een structurele wijziging in de personeelsbehoeften evenwel plaatsvinden in een andere promotie volgens de procedure en de regels die de minister bepaalt.
§ 4. De kandidaat-beroepsmilitair, met uitzondering van de kandidaat-beroepsofficier van het niveau A van de laterale werving en de kandidaat-beroepsonderofficier van het niveau B van de normale werving, kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden naar een andere specifieke vormingscyclus, in dezelfde hoedanigheid.
§ 5. De kandidaat-beroepsofficier van het niveau A van de normale of aanvullende werving kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naargelang het geval :
1° naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier of van kandidaat-officier BDL van het niveau B van de bijzondere werving;
2° naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier of van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau B van de bijzondere werving;
3° naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier of van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau C van de normale werving.
4° naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-vrijwilliger BDL.
[2 § 5/1. De kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale werving, kandidaat-lid of lid van het luchtvarend personeel, kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-hulpofficier piloot, indien hij medisch geschikt is en de beroepsbekwaamheid bezit voor de luchtdienst.]2
§ 6. De kandidaat-beroepsofficier van het niveau A van de bijzondere werving kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naar een andere specifieke vormingscyclus, in de hoedanigheid van kandidaat-officier BDL van het niveau A van de bijzondere werving.
§ 7. De kandidaat-beroepsofficier van het niveau B van de bijzondere werving kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naar een andere specifieke vormingscyclus, in de hoedanigheid van kandidaat-officier BDL van het niveau B van de bijzondere werving.
§ 8. De kandidaat-beroepsonderofficier van het niveau B van de bijzondere werving kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naar een andere specifieke vormingscyclus, in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau B van de bijzondere werving.
§ 9. De kandidaat-beroepsonderofficier van het niveau B van de normale, bijzondere of aanvullende werving, kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden naar een vormingscyclus, naargelang het geval, in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van het niveau C van de normale werving of in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau C van de normale werving.
§ 10. De kandidaat-beroepsonderofficier van het niveau C van de normale werving kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naar een andere specifieke vormingscyclus, in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau C van de normale werving.
§ 11. De kandidaat beroepsonderofficier van het niveau C van de normale werving kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-vrijwilliger BDL.
§ 12. De kandidaat-beroepsvrijwilliger kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naar een andere specifieke vormingscyclus, in de hoedanigheid van kandidaat-vrijwilliger BDL.
§ 13. In de gevallen bedoeld in de §§ 4 tot 6, kunnen de kandidaten geheroriënteerd worden :
1° indien er zich een personeelsbehoefte voordoet die deze heroriëntering mogelijk maakt;
2° indien de kandidaat niet beschouwd wordt als een niet geslaagde kandidaat zoals bedoeld in artikel 2, 13° ;
3° indien de kandidaat ten hoogste één vormingsjaar opnieuw dient te volgen en de proeven en examens ervan dient af te leggen;
4° indien de kandidaat-beroepsofficier die vraagt om in een andere specifieke vormingscyclus in dezelfde hoedanigheid te worden geheroriënteerd, bij de werving, geslaagd is in de proeven, bepaald in het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen, voor de vormingscyclus waarnaar hij wenst te worden geheroriënteerd;
5° indien de kandidaat-beroepsofficier van het niveau A van de normale werving die vraagt om geheroriënteerd te worden naar de vorming van arts of tandarts, zo dit vereist is, geslaagd is in de toelatingsproef die voorzien is met het oog op het beginnen van deze studies;
6° indien de kandidaat beschikt over de karakteriële en fysieke hoedanigheden vereist voor de vormingscyclus waarnaar hij wenst te worden geheroriënteerd.
De kandidaat-vrijwilliger kan evenwel slechts in dezelfde hoedanigheid en in een gelijktijdige promotie naar een andere specifieke vormingscyclus geheroriënteerd worden, en dit voor zover [2 zijn stageperiode nog niet begonnen is]2.
§ 14. In voorkomend geval wordt, in het geval bedoeld in § 4, beslist tot de heroriëntering van een kandidaat nadat de specifieke vormingscyclus opengesteld werd voor alle kandidaten in dezelfde hoedanigheid en in dezelfde promotie als de kandidaat die de heroriëntering heeft gevraagd, maar die voor hem gerangschikt zijn.
De bevoegde overheid neemt, in de gevallen bedoeld in de §§ 4 tot 6, zijn beslissing op basis van :
1° de personeelsbehoefte in de betrokken specifieke vormingscycli;
2° de selectiegegevens van de kandidaat bij de werving;
3° de resultaten inzake professionele, karakteriële en fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie van de kandidaat sinds de werving.
§ 15. De kandidaat die geheroriënteerd wordt, volgt het lot van de andere kandidaten van de promotie waarnaar hij geheroriënteerd wordt.
De kandidaat die geheroriënteerd wordt met toepassing van de bepalingen bedoeld in § 3, tweede lid, en die geen vertraging in zijn vorming heeft opgelopen voor een andere reden, wordt evenwel benoemd met terugwerkende kracht op de datum waarop hij zou benoemd zijn geweest indien hij niet geheroriënteerd was geweest.
[1 De kandidaat kan:
1° slechts éénmaal geheroriënteerd worden op zijn verzoek;
2° meermaals geheroriënteerd worden van ambtswege.]1
§ 2. De DGHR of de overheid die hij aanwijst, beslist over de heroriëntering.
§ 3. De kandidaat kan van ambtswege naar een andere specifieke vormingscyclus geheroriënteerd worden, in dezelfde hoedanigheid en in een gelijktijdige promotie voor zover, naargelang het geval :
1° een structurele wijziging in de personeelsbehoeften, die deze heroriëntering rechtvaardigt, zich voordoet tijdens de vormingscyclus;
2° tijdens een periode van schoolvorming of van opleiding :
a) naargelang het geval, de schoolcommandant of de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het militaire organisme waar de kandidaat zijn vorming volgt, ofwel in een gemotiveerd advies vaststelt dat de kandidaat manifest professioneel ongeschikt is voor de specifieke vormingscyclus waarnaar hij georiënteerd werd ofwel dat een uitsluitingscijfer behaald werd op een oriënteringsproef vastgesteld in een reglement uitgevaardigd door de minister en opgelegd door een door de minister aangewezen overheid;
b) en dat er volgens de DGHR of de overheid die hij aanwijst een andere personeelsbehoefte is waaraan de kandidaat kan voldoen;
c) en dat de kandidaat akkoord gaat.
In uitzonderlijke gevallen kan een heroriëntering wegens een structurele wijziging in de personeelsbehoeften evenwel plaatsvinden in een andere promotie volgens de procedure en de regels die de minister bepaalt.
§ 4. De kandidaat-beroepsmilitair, met uitzondering van de kandidaat-beroepsofficier van het niveau A van de laterale werving en de kandidaat-beroepsonderofficier van het niveau B van de normale werving, kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden naar een andere specifieke vormingscyclus, in dezelfde hoedanigheid.
§ 5. De kandidaat-beroepsofficier van het niveau A van de normale of aanvullende werving kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naargelang het geval :
1° naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier of van kandidaat-officier BDL van het niveau B van de bijzondere werving;
2° naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier of van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau B van de bijzondere werving;
3° naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier of van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau C van de normale werving.
4° naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-vrijwilliger BDL.
[2 § 5/1. De kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale werving, kandidaat-lid of lid van het luchtvarend personeel, kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-hulpofficier piloot, indien hij medisch geschikt is en de beroepsbekwaamheid bezit voor de luchtdienst.]2
§ 6. De kandidaat-beroepsofficier van het niveau A van de bijzondere werving kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naar een andere specifieke vormingscyclus, in de hoedanigheid van kandidaat-officier BDL van het niveau A van de bijzondere werving.
§ 7. De kandidaat-beroepsofficier van het niveau B van de bijzondere werving kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naar een andere specifieke vormingscyclus, in de hoedanigheid van kandidaat-officier BDL van het niveau B van de bijzondere werving.
§ 8. De kandidaat-beroepsonderofficier van het niveau B van de bijzondere werving kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naar een andere specifieke vormingscyclus, in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau B van de bijzondere werving.
§ 9. De kandidaat-beroepsonderofficier van het niveau B van de normale, bijzondere of aanvullende werving, kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden naar een vormingscyclus, naargelang het geval, in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van het niveau C van de normale werving of in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau C van de normale werving.
§ 10. De kandidaat-beroepsonderofficier van het niveau C van de normale werving kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naar een andere specifieke vormingscyclus, in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau C van de normale werving.
§ 11. De kandidaat beroepsonderofficier van het niveau C van de normale werving kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-vrijwilliger BDL.
§ 12. De kandidaat-beroepsvrijwilliger kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naar een andere specifieke vormingscyclus, in de hoedanigheid van kandidaat-vrijwilliger BDL.
§ 13. In de gevallen bedoeld in de §§ 4 tot 6, kunnen de kandidaten geheroriënteerd worden :
1° indien er zich een personeelsbehoefte voordoet die deze heroriëntering mogelijk maakt;
2° indien de kandidaat niet beschouwd wordt als een niet geslaagde kandidaat zoals bedoeld in artikel 2, 13° ;
3° indien de kandidaat ten hoogste één vormingsjaar opnieuw dient te volgen en de proeven en examens ervan dient af te leggen;
4° indien de kandidaat-beroepsofficier die vraagt om in een andere specifieke vormingscyclus in dezelfde hoedanigheid te worden geheroriënteerd, bij de werving, geslaagd is in de proeven, bepaald in het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen, voor de vormingscyclus waarnaar hij wenst te worden geheroriënteerd;
5° indien de kandidaat-beroepsofficier van het niveau A van de normale werving die vraagt om geheroriënteerd te worden naar de vorming van arts of tandarts, zo dit vereist is, geslaagd is in de toelatingsproef die voorzien is met het oog op het beginnen van deze studies;
6° indien de kandidaat beschikt over de karakteriële en fysieke hoedanigheden vereist voor de vormingscyclus waarnaar hij wenst te worden geheroriënteerd.
De kandidaat-vrijwilliger kan evenwel slechts in dezelfde hoedanigheid en in een gelijktijdige promotie naar een andere specifieke vormingscyclus geheroriënteerd worden, en dit voor zover [2 zijn stageperiode nog niet begonnen is]2.
§ 14. In voorkomend geval wordt, in het geval bedoeld in § 4, beslist tot de heroriëntering van een kandidaat nadat de specifieke vormingscyclus opengesteld werd voor alle kandidaten in dezelfde hoedanigheid en in dezelfde promotie als de kandidaat die de heroriëntering heeft gevraagd, maar die voor hem gerangschikt zijn.
De bevoegde overheid neemt, in de gevallen bedoeld in de §§ 4 tot 6, zijn beslissing op basis van :
1° de personeelsbehoefte in de betrokken specifieke vormingscycli;
2° de selectiegegevens van de kandidaat bij de werving;
3° de resultaten inzake professionele, karakteriële en fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie van de kandidaat sinds de werving.
§ 15. De kandidaat die geheroriënteerd wordt, volgt het lot van de andere kandidaten van de promotie waarnaar hij geheroriënteerd wordt.
De kandidaat die geheroriënteerd wordt met toepassing van de bepalingen bedoeld in § 3, tweede lid, en die geen vertraging in zijn vorming heeft opgelopen voor een andere reden, wordt evenwel benoemd met terugwerkende kracht op de datum waarop hij zou benoemd zijn geweest indien hij niet geheroriënteerd was geweest.
Art.22. § 1er. Seul le candidat, visé à l'article 105, de la loi, peut être réorienté. [1 ...]1
[1 Le candidat:
1° ne peut être réorienté qu'une seule fois à sa demande;
2° peut être réorienté plusieurs fois d'office.]1
§ 2. Le DGHR ou l'autorité qu'il désigne, décide de la réorientation.
§ 3. Le candidat peut être réorienté d'office vers un autre cycle de formation spécifique, dans la même qualité et dans une promotion contemporaine, pour autant que, selon le cas :
1° une modification structurelle dans les besoins en personnel, qui justifie cette réorientation, se présente pendant le cycle de formation;
2° pendant une période de formation scolaire ou d'instruction :
a) selon le cas, le commandant d'école ou l'officier supérieur responsable de la formation du candidat au sein de l'organisme militaire où le candidat suit sa formation, constate dans un avis motivé que le candidat est manifestement inapte sur le plan professionnel pour le cycle de formation spécifique dans lequel il a été orienté ou qu'une cote d'exclusion a été obtenue pour une épreuve d'orientation fixée dans un règlement arrêté par le ministre et imposée par l'autorité désignée par le ministre;
b) et que le DGHR ou l'autorité qu'il désigne, constate qu'il existe un autre besoin en personnel auquel le candidat peut satisfaire;
c) et que le candidat soit d'accord.
Dans des cas exceptionnels, une réorientation à la suite d'une modification structurelle dans les besoins en personnel peut toutefois avoir lieu dans une autre promotion selon la procédure et les règles fixées par le ministre.
§ 4. Le candidat militaire de carrière, à l'exception du candidat officier de carrière du niveau A du recrutement latéral et le candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement normal, peut à sa demande être réorienté vers un autre cycle de formation spécifique, dans la même qualité.
§ 5. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire peut à sa demande être réorienté, selon le cas :
1° vers un cycle de formation dans la qualité de candidat officier de carrière ou de candidat officier BDL du niveau B du recrutement spécial;
2° vers un cycle de formation dans la qualité de candidat sous-officier de carrière ou de candidat sous-officier BDL du niveau B du recrutement spécial;
3° vers un cycle de formation dans la qualité de candidat sous-officier de carrière ou de candidat sous-officier BDL du niveau C du recrutement normal.
4° vers un cycle de formation dans la qualité de candidat volontaire BDL.
[2 § 5/1. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal, candidat membre ou membre du personnel navigant aérien, peut à sa demande être réorienté vers un cycle de formation dans la qualité de candidat officier auxiliaire pilote s'il est médicalement apte et possède la capacité professionnelle au service aérien.]2
§ 6. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement spécial peut à sa demande être réorienté, vers un autre cycle de formation spécifique, dans la qualité de candidat officier BDL du niveau A du recrutement spécial.
§ 7. Le candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial peut à sa demande être réorienté, vers un autre cycle de formation spécifique, dans la qualité de candidat officier BDL du niveau B du recrutement spécial.
§ 8. Le candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement spécial peut à sa demande être réorienté vers un autre cycle de formation, dans la qualité de candidat sous-officier BDL du niveau B du recrutement spécial.
§ 9. Le candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement normal, spécial ou complémentaire peut à sa demande être réorienté vers un cycle de formation, selon le cas, dans la qualité de candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal ou dans la qualité de candidat sous-officier BDL du niveau C du recrutement normal.
§ 10 Le candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal peut à sa demande être réorienté, vers un autre cycle de formation, dans la qualité de candidat sous-officier BDL du niveau C du recrutement normal.
§ 11. Le candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal peut à sa demande être réorienté vers un cycle de formation dans la qualité de candidat volontaire BDL.
§ 12. Le candidat volontaire de carrière peut à sa demande être réorienté, vers un autre cycle de formation, dans la qualité de volontaire BDL.
§ 13. Dans les cas visés aux §§ 4 à 6, les candidats peuvent être réorientés :
1° si un besoin en personnel permettant cette réorientation existe;
2° si le candidat n'est pas considéré comme un candidat n'ayant pas réussi, visé à l'article 2, 13° ;
3° si le candidat doit suivre à nouveau un maximum d'une année de formation et présenter les épreuves et examens y afférents;
4° si le candidat officier de carrière demandant d'être réorienté vers un autre cycle de formation spécifique dans la même qualité, a lors du recrutement réussi les épreuves, fixées dans l'arrêté royal du 11 septembre 2003 relatif au recrutement des militaires, pour le cycle de formation vers lequel il désire être réorienté;
5° si le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal demandant d'être réorienté vers une formation de médecin ou de dentiste, a réussi l'épreuve d'admission qui est prévue en vue de débuter ces études lorsque ceci est exigé;
6° si le candidat possède les qualités caractérielles et physiques requises pour le cycle de formation vers lequel il désire être réorienté.
Toutefois, le candidat volontaire ne peut être réorienté que vers un autre cycle de formation spécifique, dans la même qualité et dans une promotion contemporaine, et ce pour autant que [2 sa période de stage ne soit pas encore commencée]2.
§ 14. Le cas échéant, dans le cas visé au § 4, il est décidé de la réorientation d'un candidat après avoir ouvert le cycle de formation spécifique pour tous les candidats dans la même qualité et dans la même promotion que le candidat qui a demandé la réorientation, mais qui sont classés avant lui.
L'autorité compétente prend, dans les cas visés aux §§ 4 à 6, sa décision sur la base :
1° du besoin en personnel dans les cycles de formation spécifiques concernés;
2° des données de sélection du candidat lors du recrutement;
3° des résultats relatifs aux qualités professionnelles, caractérielles et physiques sur le plan de la condition physique du candidat depuis le recrutement.
§ 15. Le candidat réorienté suit le sort des autres candidats de la promotion vers laquelle il est réorienté.
Toutefois, le candidat réorienté en application des dispositions visées au § 3, alinéa 2, et qui n'a pas encouru de retard dans sa formation pour une autre raison, est nommé avec effet rétroactif à la date à laquelle il aurait été nommé s'il n'avait pas été réorienté.
[1 Le candidat:
1° ne peut être réorienté qu'une seule fois à sa demande;
2° peut être réorienté plusieurs fois d'office.]1
§ 2. Le DGHR ou l'autorité qu'il désigne, décide de la réorientation.
§ 3. Le candidat peut être réorienté d'office vers un autre cycle de formation spécifique, dans la même qualité et dans une promotion contemporaine, pour autant que, selon le cas :
1° une modification structurelle dans les besoins en personnel, qui justifie cette réorientation, se présente pendant le cycle de formation;
2° pendant une période de formation scolaire ou d'instruction :
a) selon le cas, le commandant d'école ou l'officier supérieur responsable de la formation du candidat au sein de l'organisme militaire où le candidat suit sa formation, constate dans un avis motivé que le candidat est manifestement inapte sur le plan professionnel pour le cycle de formation spécifique dans lequel il a été orienté ou qu'une cote d'exclusion a été obtenue pour une épreuve d'orientation fixée dans un règlement arrêté par le ministre et imposée par l'autorité désignée par le ministre;
b) et que le DGHR ou l'autorité qu'il désigne, constate qu'il existe un autre besoin en personnel auquel le candidat peut satisfaire;
c) et que le candidat soit d'accord.
Dans des cas exceptionnels, une réorientation à la suite d'une modification structurelle dans les besoins en personnel peut toutefois avoir lieu dans une autre promotion selon la procédure et les règles fixées par le ministre.
§ 4. Le candidat militaire de carrière, à l'exception du candidat officier de carrière du niveau A du recrutement latéral et le candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement normal, peut à sa demande être réorienté vers un autre cycle de formation spécifique, dans la même qualité.
§ 5. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire peut à sa demande être réorienté, selon le cas :
1° vers un cycle de formation dans la qualité de candidat officier de carrière ou de candidat officier BDL du niveau B du recrutement spécial;
2° vers un cycle de formation dans la qualité de candidat sous-officier de carrière ou de candidat sous-officier BDL du niveau B du recrutement spécial;
3° vers un cycle de formation dans la qualité de candidat sous-officier de carrière ou de candidat sous-officier BDL du niveau C du recrutement normal.
4° vers un cycle de formation dans la qualité de candidat volontaire BDL.
[2 § 5/1. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal, candidat membre ou membre du personnel navigant aérien, peut à sa demande être réorienté vers un cycle de formation dans la qualité de candidat officier auxiliaire pilote s'il est médicalement apte et possède la capacité professionnelle au service aérien.]2
§ 6. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement spécial peut à sa demande être réorienté, vers un autre cycle de formation spécifique, dans la qualité de candidat officier BDL du niveau A du recrutement spécial.
§ 7. Le candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial peut à sa demande être réorienté, vers un autre cycle de formation spécifique, dans la qualité de candidat officier BDL du niveau B du recrutement spécial.
§ 8. Le candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement spécial peut à sa demande être réorienté vers un autre cycle de formation, dans la qualité de candidat sous-officier BDL du niveau B du recrutement spécial.
§ 9. Le candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement normal, spécial ou complémentaire peut à sa demande être réorienté vers un cycle de formation, selon le cas, dans la qualité de candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal ou dans la qualité de candidat sous-officier BDL du niveau C du recrutement normal.
§ 10 Le candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal peut à sa demande être réorienté, vers un autre cycle de formation, dans la qualité de candidat sous-officier BDL du niveau C du recrutement normal.
§ 11. Le candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal peut à sa demande être réorienté vers un cycle de formation dans la qualité de candidat volontaire BDL.
§ 12. Le candidat volontaire de carrière peut à sa demande être réorienté, vers un autre cycle de formation, dans la qualité de volontaire BDL.
§ 13. Dans les cas visés aux §§ 4 à 6, les candidats peuvent être réorientés :
1° si un besoin en personnel permettant cette réorientation existe;
2° si le candidat n'est pas considéré comme un candidat n'ayant pas réussi, visé à l'article 2, 13° ;
3° si le candidat doit suivre à nouveau un maximum d'une année de formation et présenter les épreuves et examens y afférents;
4° si le candidat officier de carrière demandant d'être réorienté vers un autre cycle de formation spécifique dans la même qualité, a lors du recrutement réussi les épreuves, fixées dans l'arrêté royal du 11 septembre 2003 relatif au recrutement des militaires, pour le cycle de formation vers lequel il désire être réorienté;
5° si le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal demandant d'être réorienté vers une formation de médecin ou de dentiste, a réussi l'épreuve d'admission qui est prévue en vue de débuter ces études lorsque ceci est exigé;
6° si le candidat possède les qualités caractérielles et physiques requises pour le cycle de formation vers lequel il désire être réorienté.
Toutefois, le candidat volontaire ne peut être réorienté que vers un autre cycle de formation spécifique, dans la même qualité et dans une promotion contemporaine, et ce pour autant que [2 sa période de stage ne soit pas encore commencée]2.
§ 14. Le cas échéant, dans le cas visé au § 4, il est décidé de la réorientation d'un candidat après avoir ouvert le cycle de formation spécifique pour tous les candidats dans la même qualité et dans la même promotion que le candidat qui a demandé la réorientation, mais qui sont classés avant lui.
L'autorité compétente prend, dans les cas visés aux §§ 4 à 6, sa décision sur la base :
1° du besoin en personnel dans les cycles de formation spécifiques concernés;
2° des données de sélection du candidat lors du recrutement;
3° des résultats relatifs aux qualités professionnelles, caractérielles et physiques sur le plan de la condition physique du candidat depuis le recrutement.
§ 15. Le candidat réorienté suit le sort des autres candidats de la promotion vers laquelle il est réorienté.
Toutefois, le candidat réorienté en application des dispositions visées au § 3, alinéa 2, et qui n'a pas encouru de retard dans sa formation pour une autre raison, est nommé avec effet rétroactif à la date à laquelle il aurait été nommé s'il n'avait pas été réorienté.
HOOFDSTUK 3. - Het regime van de kandidaten
CHAPITRE 3. - Du régime des candidats
Afdeling 1. - Het regime tijdens een periode van schoolvorming en een periode van opleiding
Section 1re. - Le régime pendant une période de formation scolaire et une période d'instruction
Art.23. De inwendige dienstregeling van elk vormingsorganisme wordt vastgelegd door hun respectieve commandant in het reglement van inwendige orde.
Art.23. L'organisation du service intérieur de chaque organisme de formation est fixée dans le règlement d'ordre intérieur par leur commandant respectif.
Art.24. De inschrijving van de kandidaat-beroepsofficier [1 of van de kandidaat-beroepsonderofficier]1 aan een universiteit of een andere externe instelling en het bijwonen van de cursussen, alsook de inschrijving voor en de deelname aan de examens, zijn onderworpen aan de controle van de schoolcommandant waarvan de kandidaat afhangt, of, in voorkomend geval, van de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat.
Modifications
Art.24. L'inscription du candidat officier de carrière [1 ou du candidat sous-officier de carrière]1 à une université ou à un autre établissement externe et la présence aux cours, ainsi que l'inscription et la participation aux examens, sont soumises au contrôle du commandant d'école dont dépend le candidat ou, le cas échéant, de l'officier supérieur responsable de la formation du candidat.
Modifications
Afdeling 2. - Het regime tijdens een stageperiode en een evaluatieperiode
Section 2. - Le régime pendant une période de stage et une période d'évaluation
Art.25. Tijdens een stage- of evaluatieperiode wordt de kandidaat begeleid door een peter aangeduid door de korpscommandant. De peter moet hetzij tot hetzelfde taalstelsel behoren als de kandidaat hetzij de grondige kennis bezitten van de taal van de kandidaat.
De nadere regels en de samenstelling van het stage- of evaluatiedossier tijdens de stageperiode en/of een evaluatieperiode worden bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.
De nadere regels en de samenstelling van het stage- of evaluatiedossier tijdens de stageperiode en/of een evaluatieperiode worden bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.
Art.25. Au cours d'une période de stage ou d'évaluation, le candidat est assisté par un parrain désigné par le chef de corps. Le parrain doit soit appartenir au même régime linguistique que le candidat soit posséder la connaissance approfondie de la langue du candidat.
Les modalités et la composition du dossier de stage ou d'évaluation pendant la période de stage et/ou une période d'évaluation sont fixées dans un règlement arrêté par le ministre.
Les modalités et la composition du dossier de stage ou d'évaluation pendant la période de stage et/ou une période d'évaluation sont fixées dans un règlement arrêté par le ministre.
Art.26. Voor elke kandidaat in een stage- of evaluatieperiode wordt, naargelang het geval, een stage- of evaluatiedossier bijgehouden door de officier, daartoe door de korpscommandant aangewezen.
Art.26. Pour chaque candidat en période de stage ou d'évaluation, l'officier désigné à cet effet par le chef de corps, tient à jour, selon le cas, un dossier de stage ou d'évaluation.
HOOFDSTUK 4. - De beoordeling van de kandidaat
CHAPITRE 4. - De l'appréciation du candidat
Afdeling 1. - De beoordeling van de professionele hoedanigheden
Section 1re. - De l'appréciation des qualités professionnelles
Art.27. § 1. De kandidaat moet gedurende de volledige basisvorming de onontbeerlijke professionele hoedanigheden bezitten die vereist zijn in de specifieke vormingscyclus die hij volgt.
§ 2. Om te slagen in een gedeelte van een periode van schoolvorming of van opleiding moet de kandidaat ten minste de helft van de punten behalen voor het geheel van de beoordelingen opgelegd tijdens dit deel van een periode van de vormingscyclus en mag hij geen uitsluitingscijfer bekomen hebben.
§ 3. Om te slagen in een stage- of evaluatieperiode moet de kandidaat ten minste de vermelding "voldoende" bekomen van de officier verantwoordelijk voor zijn vorming.
Indien het een beoordeling betreft bedoeld in artikel 29, § 1, eerste lid, 1° tot 3°, wordt ze opgesteld door de officier verantwoordelijk voor de vorming, nadat de peter hem zijn schriftelijk advies overgemaakt heeft. Ze wordt nadien voor kennisneming voorgelegd aan de korpscommandant.
Deze beoordeling wordt, samen met de beoordeling van de fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie en de beoordeling van de karakteriële hoedanigheden ingeschreven in, naargelang het geval, het stage- of evaluatieverslag.
§ 4. De kandidaat die zijn vormingscyclus geheel of gedeeltelijk in een instelling bedoeld in artikel 89 van de wet doorloopt, volgt het programma en de cursussen die voorzien zijn in deze instelling en legt er de voorziene examens af. De kandidaat wordt, vóór de aanvang van de vormingscyclus of van het deel van de vormingscyclus en bij elke wijziging, schriftelijk geïnformeerd over het regime, het programma, de cursussen en de examens evenals over de voorwaarden om te slagen.
§ 2. Om te slagen in een gedeelte van een periode van schoolvorming of van opleiding moet de kandidaat ten minste de helft van de punten behalen voor het geheel van de beoordelingen opgelegd tijdens dit deel van een periode van de vormingscyclus en mag hij geen uitsluitingscijfer bekomen hebben.
§ 3. Om te slagen in een stage- of evaluatieperiode moet de kandidaat ten minste de vermelding "voldoende" bekomen van de officier verantwoordelijk voor zijn vorming.
Indien het een beoordeling betreft bedoeld in artikel 29, § 1, eerste lid, 1° tot 3°, wordt ze opgesteld door de officier verantwoordelijk voor de vorming, nadat de peter hem zijn schriftelijk advies overgemaakt heeft. Ze wordt nadien voor kennisneming voorgelegd aan de korpscommandant.
Deze beoordeling wordt, samen met de beoordeling van de fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie en de beoordeling van de karakteriële hoedanigheden ingeschreven in, naargelang het geval, het stage- of evaluatieverslag.
§ 4. De kandidaat die zijn vormingscyclus geheel of gedeeltelijk in een instelling bedoeld in artikel 89 van de wet doorloopt, volgt het programma en de cursussen die voorzien zijn in deze instelling en legt er de voorziene examens af. De kandidaat wordt, vóór de aanvang van de vormingscyclus of van het deel van de vormingscyclus en bij elke wijziging, schriftelijk geïnformeerd over het regime, het programma, de cursussen en de examens evenals over de voorwaarden om te slagen.
Art.27. § 1er. Le candidat doit posséder pendant toute la formation de base les qualités professionnelles indispensables requises dans le cycle de formation spécifique qu'il suit.
§ 2. Pour réussir une partie d'une période de formation scolaire ou d'instruction, le candidat doit obtenir au moins la moitié des points pour l'ensemble des appréciations imposées pendant cette partie du cycle de formation et ne peut pas avoir obtenu de note d'exclusion.
§ 3. Pour réussir une période de stage ou d'évaluation, le candidat doit obtenir de l'officier responsable de sa formation au moins la mention "suffisant".
S'il s'agit d'une appréciation visée à l'article 29, § 1er, alinéa 1er, 1° à 3°, celle-ci est établie par l'officier responsable de la formation après que le parrain lui a transmis son avis écrit. Elle est ensuite soumise au chef de corps pour prise de connaissance.
Cette appréciation, est reprise, selon le cas, au rapport de stage ou d'évaluation avec l'appréciation des qualités physiques sur le plan de la condition physique, ainsi que l'appréciation des qualités caractérielles.
§ 4. Le candidat suivant tout ou partie du cycle de formation dans un établissement visé à l'article 89 de la loi, suit le programme et les cours prévus dans cet établissement et y présente les examens prévus. Avant le début du cycle de formation ou de la partie du cycle de formation et lors de chaque modification, il est informé par écrit du régime, du programme, des cours et des examens ainsi que des conditions de réussite.
§ 2. Pour réussir une partie d'une période de formation scolaire ou d'instruction, le candidat doit obtenir au moins la moitié des points pour l'ensemble des appréciations imposées pendant cette partie du cycle de formation et ne peut pas avoir obtenu de note d'exclusion.
§ 3. Pour réussir une période de stage ou d'évaluation, le candidat doit obtenir de l'officier responsable de sa formation au moins la mention "suffisant".
S'il s'agit d'une appréciation visée à l'article 29, § 1er, alinéa 1er, 1° à 3°, celle-ci est établie par l'officier responsable de la formation après que le parrain lui a transmis son avis écrit. Elle est ensuite soumise au chef de corps pour prise de connaissance.
Cette appréciation, est reprise, selon le cas, au rapport de stage ou d'évaluation avec l'appréciation des qualités physiques sur le plan de la condition physique, ainsi que l'appréciation des qualités caractérielles.
§ 4. Le candidat suivant tout ou partie du cycle de formation dans un établissement visé à l'article 89 de la loi, suit le programme et les cours prévus dans cet établissement et y présente les examens prévus. Avant le début du cycle de formation ou de la partie du cycle de formation et lors de chaque modification, il est informé par écrit du régime, du programme, des cours et des examens ainsi que des conditions de réussite.
Art.28. Kunnen, onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van artikel 27, § 4, als element van de vormingscyclus voor de beoordeling van de professionele hoedanigheden tijdens een periode van opleiding of van schoolvorming aanzien worden :
1° een cursusgedeelte;
2° een cursus;
3° een cursusgroep;
4° het geheel van de cursussen van een gedeelte van de vormingsperiode;
5° het geheel van de cursussen van een vormingsperiode;
6° het geheel van de cursussen van een vormingscyclus.
Ten minste voor de elementen vermeld in het eerste lid, 4° tot 6°, worden de volgende gegevens, vastgelegd in een reglement uitgevaardigd door de minister :
1° het totaal van de punten per element;
2° de uitsluitingscijfers per element;
3° de af te leggen examens;
4° het onderling gewicht van de examens en het "dagelijks werk".
De af te leggen mondelinge en schriftelijke tests en de uit te voeren taken vormen samen het cijfer "dagelijks werk" van een cursus of cursusgroep.
1° een cursusgedeelte;
2° een cursus;
3° een cursusgroep;
4° het geheel van de cursussen van een gedeelte van de vormingsperiode;
5° het geheel van de cursussen van een vormingsperiode;
6° het geheel van de cursussen van een vormingscyclus.
Ten minste voor de elementen vermeld in het eerste lid, 4° tot 6°, worden de volgende gegevens, vastgelegd in een reglement uitgevaardigd door de minister :
1° het totaal van de punten per element;
2° de uitsluitingscijfers per element;
3° de af te leggen examens;
4° het onderling gewicht van de examens en het "dagelijks werk".
De af te leggen mondelinge en schriftelijke tests en de uit te voeren taken vormen samen het cijfer "dagelijks werk" van een cursus of cursusgroep.
Art.28. Sous réserve de l'application des dispositions de l'article 27, § 4, peuvent être considérés comme élément du cycle de formation pour l'appréciation des qualités professionnelles pendant une période d'instruction ou une période de formation scolaire :
1° une partie de cours;
2° un cours;
3° un groupe de cours;
4° l'ensemble des cours d'une partie d'une période de formation;
5° l'ensemble des cours d'une période de formation;
6° l'ensemble des cours d'un cycle de formation.
Les données suivantes sont fixées au moins pour les éléments mentionnés à l'alinéa 1er, 4° à 6°, dans un règlement arrêté par le ministre :
1° le total des points par élément;
2° les chiffres d'exclusion par élément;
3° les examens à présenter;
4° la pondération mutuelle des examens et du "travail journalier".
Les tests oraux et écrits à présenter et les tâches à effectuer forment ensemble la note "travail journalier" d'un cours ou d'un groupe de cours.
1° une partie de cours;
2° un cours;
3° un groupe de cours;
4° l'ensemble des cours d'une partie d'une période de formation;
5° l'ensemble des cours d'une période de formation;
6° l'ensemble des cours d'un cycle de formation.
Les données suivantes sont fixées au moins pour les éléments mentionnés à l'alinéa 1er, 4° à 6°, dans un règlement arrêté par le ministre :
1° le total des points par élément;
2° les chiffres d'exclusion par élément;
3° les examens à présenter;
4° la pondération mutuelle des examens et du "travail journalier".
Les tests oraux et écrits à présenter et les tâches à effectuer forment ensemble la note "travail journalier" d'un cours ou d'un groupe de cours.
Art.29. § 1. De professionele hoedanigheden van elke kandidaat worden beoordeeld op de momenten bedoeld in artikel 97, § 2, van de wet en :
1° tijdens een periode van schoolvorming of een periode van opleiding :
a) eventueel na een cursusgedeelte door middel van een schriftelijke of mondelinge overhoring of door middel van een taak;
b) eventueel op het einde van een cursus of cursusgroep door middel van een examen of door middel van een taak;
c) eventueel op het einde van een geheel van cursussen van een vormingsperiode of van een gedeelte van een vormingsperiode door middel van een examen of door middel van een taak;
2° tijdens de stageperiode minstens trimestrieel;
3° [1 tijdens de evaluatieperiode, op het einde van de beoordelingsfase, met een duur van drie maanden vanaf de eerste dag van de evaluatieperiode. De beoordelingsfase die minder dan zes maanden vóór de datum van het einde van de evaluatieperiode begint, wordt evenwel tot deze datum verlengd]1.
De kandidaat die [1 niet voldaan heeft aan de criteria tot slagen]1 van de in het eerste lid, 1° [1 en 2°]1, bedoelde beoordelingen, behoudt echter de vereiste professionele hoedanigheden.
[1 De kandidaat die niet aan de criteria om te slagen voldaan heeft bij de beoordeling bedoeld in het eerste lid, 3°, behoudt echter de vereiste professionele hoedanigheden. Deze worden opnieuw beoordeeld op het einde van een proeffase van een duur van drie maanden vanaf de dag volgend op de dag van de kennisname door de kandidaat van het resultaat van de beoordeling op het einde van de beoordelingsfase.
De beoordeling op het einde van de proeffase wordt beschouwd als de jaarlijkse beoordeling bedoeld in artikel 97, § 2, eerste lid, 4°, van de wet.]1
§ 2. De professionele hoedanigheden van de kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale, laterale, bijzondere of aanvullende werving en van de kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de normale werving of aanvullende werving worden bovendien beoordeeld :
1° tijdens de periode van opleiding :
a) op het einde van de militaire initiatiefase;
b) voor de kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de laterale en bijzondere werving, op het einde van de fase van militaire basisopleiding;
2° na een cursusgedeelte, een cursus of een geheel van cursussen van een gedeelte van de vormingsperiode, dat met het oog daarop in een reglement uitgevaardigd door de minister wordt vastgesteld per specifieke vormingscyclus.
De professionele hoedanigheden van de kandidaat-beroepsofficier van niveau B worden, tijdens de periode van opleiding, bovendien beoordeeld :
1° op het einde van de militaire initiatiefase;
2° op het einde van de fase militaire basisopleiding;
3° na een cursusgedeelte, een cursus of een geheel van cursussen van een gedeelte van de vormingsperiode dat met het oog daarop in een reglement uitgevaardigd door de minister wordt vastgesteld per specifieke vormingscyclus.
De professionele hoedanigheden van de kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de bijzondere werving of de kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C van de normale werving worden, tijdens de periode van opleiding, bovendien beoordeeld :
1° op het einde van de militaire initiatiefase;
2° na een cursusgedeelte, een cursus of een geheel van cursussen van een gedeelte van de vormingsperiode, dat met het oog daarop in een reglement uitgevaardigd door de minister wordt vastgesteld per specifieke vormingscyclus.
De professionele hoedanigheden van de kandidaat-vrijwilliger worden tijdens de periode van opleiding bovendien beoordeeld :
1° op het einde van de militaire initiatiefase;
2° na een cursusgedeelte, een cursus of een geheel van cursussen van een gedeelte van de vormingsperiode, dat met het oog daarop in een reglement uitgevaardigd door de minister wordt vastgesteld per specifieke vormingscyclus.
Iedere beoordeling bedoeld in § 2 waarvoor de kandidaat niet aan de criteria tot slagen heeft voldaan, bepaald in de artikelen 97/1, § 1, 97/2, § 1, van de wet, of tijdens dewelke hij, zonder geldige reden, niet aan een examen of test heeft deelgenomen, wordt, naargelang het geval, aan de bevoegde deliberatie- of evaluatiecommissie voorgelegd.
§ 3. Van elke beoordeling wordt kennis gegeven aan de kandidaat.
1° tijdens een periode van schoolvorming of een periode van opleiding :
a) eventueel na een cursusgedeelte door middel van een schriftelijke of mondelinge overhoring of door middel van een taak;
b) eventueel op het einde van een cursus of cursusgroep door middel van een examen of door middel van een taak;
c) eventueel op het einde van een geheel van cursussen van een vormingsperiode of van een gedeelte van een vormingsperiode door middel van een examen of door middel van een taak;
2° tijdens de stageperiode minstens trimestrieel;
3° [1 tijdens de evaluatieperiode, op het einde van de beoordelingsfase, met een duur van drie maanden vanaf de eerste dag van de evaluatieperiode. De beoordelingsfase die minder dan zes maanden vóór de datum van het einde van de evaluatieperiode begint, wordt evenwel tot deze datum verlengd]1.
De kandidaat die [1 niet voldaan heeft aan de criteria tot slagen]1 van de in het eerste lid, 1° [1 en 2°]1, bedoelde beoordelingen, behoudt echter de vereiste professionele hoedanigheden.
[1 De kandidaat die niet aan de criteria om te slagen voldaan heeft bij de beoordeling bedoeld in het eerste lid, 3°, behoudt echter de vereiste professionele hoedanigheden. Deze worden opnieuw beoordeeld op het einde van een proeffase van een duur van drie maanden vanaf de dag volgend op de dag van de kennisname door de kandidaat van het resultaat van de beoordeling op het einde van de beoordelingsfase.
De beoordeling op het einde van de proeffase wordt beschouwd als de jaarlijkse beoordeling bedoeld in artikel 97, § 2, eerste lid, 4°, van de wet.]1
§ 2. De professionele hoedanigheden van de kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale, laterale, bijzondere of aanvullende werving en van de kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de normale werving of aanvullende werving worden bovendien beoordeeld :
1° tijdens de periode van opleiding :
a) op het einde van de militaire initiatiefase;
b) voor de kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de laterale en bijzondere werving, op het einde van de fase van militaire basisopleiding;
2° na een cursusgedeelte, een cursus of een geheel van cursussen van een gedeelte van de vormingsperiode, dat met het oog daarop in een reglement uitgevaardigd door de minister wordt vastgesteld per specifieke vormingscyclus.
De professionele hoedanigheden van de kandidaat-beroepsofficier van niveau B worden, tijdens de periode van opleiding, bovendien beoordeeld :
1° op het einde van de militaire initiatiefase;
2° op het einde van de fase militaire basisopleiding;
3° na een cursusgedeelte, een cursus of een geheel van cursussen van een gedeelte van de vormingsperiode dat met het oog daarop in een reglement uitgevaardigd door de minister wordt vastgesteld per specifieke vormingscyclus.
De professionele hoedanigheden van de kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de bijzondere werving of de kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C van de normale werving worden, tijdens de periode van opleiding, bovendien beoordeeld :
1° op het einde van de militaire initiatiefase;
2° na een cursusgedeelte, een cursus of een geheel van cursussen van een gedeelte van de vormingsperiode, dat met het oog daarop in een reglement uitgevaardigd door de minister wordt vastgesteld per specifieke vormingscyclus.
De professionele hoedanigheden van de kandidaat-vrijwilliger worden tijdens de periode van opleiding bovendien beoordeeld :
1° op het einde van de militaire initiatiefase;
2° na een cursusgedeelte, een cursus of een geheel van cursussen van een gedeelte van de vormingsperiode, dat met het oog daarop in een reglement uitgevaardigd door de minister wordt vastgesteld per specifieke vormingscyclus.
Iedere beoordeling bedoeld in § 2 waarvoor de kandidaat niet aan de criteria tot slagen heeft voldaan, bepaald in de artikelen 97/1, § 1, 97/2, § 1, van de wet, of tijdens dewelke hij, zonder geldige reden, niet aan een examen of test heeft deelgenomen, wordt, naargelang het geval, aan de bevoegde deliberatie- of evaluatiecommissie voorgelegd.
§ 3. Van elke beoordeling wordt kennis gegeven aan de kandidaat.
Modifications
Art.29. § 1er. Les qualités professionnelles de tout candidat sont appréciées aux moments visés à l'article 97, § 2, de la loi et :
1° pendant une période de formation scolaire ou une période d'instruction :
a) éventuellement après une partie de cours par un test écrit ou oral ou par un travail;
b) éventuellement à la fin d'un cours ou d'un groupe de cours par un examen ou par un travail;
c) éventuellement à la fin d'un ensemble de cours d'une période de formation ou d'une partie d'une période de formation par un examen ou par un travail;
2° pendant la période de stage au moins trimestriellement;
3° [1 pendant la période d'évaluation, à la fin de la phase d'appréciation, d'une durée de trois mois à partir du premier jour de la période d'évaluation. Toutefois, la phase d'appréciation qui débute moins de six mois avant la date de la fin de la période d'évaluation est prolongée jusqu'à cette date]1.
Le candidat qui n'a pas satisfait aux critères de réussite pour les appréciations visées à l'alinéa 1er, 1° [1 et 2°]1, conserve cependant les qualités professionnelles requises.
[1 Le candidat qui n'a pas satisfait aux critères de réussite lors de l'appréciation visée à l'alinéa 1er, 3°, conserve cependant les qualités professionnelles requises. Celles-ci sont à nouveau appréciées à la fin d'une phase probatoire d'une durée de trois mois à partir du lendemain du jour de la prise de connaissance par le candidat du résultat de l'appréciation de fin de phase d'appréciation.
L'appréciation de fin de phase probatoire est considérée être l'appréciation annuelle visée à l'article 97, § 2, alinéa 1er, 4°, de la loi.]1
§ 2. Les qualités professionnelles du candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal, latéral, spécial ou complémentaire et du candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement normal ou complémentaire sont en outre appréciées :
1° pendant la période d'instruction :
a) à la fin de la phase d'initiation militaire;
b) pour le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement latéral et spécial, à la fin de la phase d'instruction militaire de base;
2° après une partie de cours, un cours ou un ensemble de cours d'une partie d'une période de formation, qui est fixé à cet effet dans un règlement arrêté par le ministre pour chaque cycle de formation spécifique.
Les qualités professionnelles du candidat officier de carrière du niveau B sont, pendant la période d'instruction, en outre appréciées :
1° à la fin de la phase d'initiation militaire;
2° à la fin de la phase d'instruction militaire de base;
3° après une partie de cours, un cours ou un ensemble de cours d'une partie d'une période de formation, qui est fixé à cet effet dans un règlement arrêté par le ministre pour chaque cycle de formation spécifique.
Les qualités professionnelles du candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement spécial ou du candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal sont, pendant la période d'instruction, en outre appréciées :
1° à la fin de la phase d'initiation militaire;
2° après une partie de cours, un cours ou un ensemble de cours d'une partie d'une période de formation, qui est fixé à cet effet dans un règlement arrêté par le ministre pour chaque cycle de formation spécifique.
Les qualités professionnelles du candidat volontaire sont, pendant la période d'instruction, en outre appréciées :
1° à la fin de la phase d'initiation militaire;
2° après une partie de cours, un cours ou un ensemble de cours d'une partie d'une période de formation, qui est fixé à cet effet dans un règlement arrêté par le ministre pour chaque cycle de formation spécifique.
Chaque appréciation visée au § 2 pour laquelle le candidat n'a pas satisfait aux critères de réussite, fixés aux articles 97/1, § 1er, 97/2, § 1er, de la loi, ou pendant laquelle il n'a pas participé à un examen ou une épreuve sans raison valable, est soumise, selon le cas, à la commission de délibération ou d'évaluation compétente.
§ 3. Chaque appréciation est notifiée au candidat.
1° pendant une période de formation scolaire ou une période d'instruction :
a) éventuellement après une partie de cours par un test écrit ou oral ou par un travail;
b) éventuellement à la fin d'un cours ou d'un groupe de cours par un examen ou par un travail;
c) éventuellement à la fin d'un ensemble de cours d'une période de formation ou d'une partie d'une période de formation par un examen ou par un travail;
2° pendant la période de stage au moins trimestriellement;
3° [1 pendant la période d'évaluation, à la fin de la phase d'appréciation, d'une durée de trois mois à partir du premier jour de la période d'évaluation. Toutefois, la phase d'appréciation qui débute moins de six mois avant la date de la fin de la période d'évaluation est prolongée jusqu'à cette date]1.
Le candidat qui n'a pas satisfait aux critères de réussite pour les appréciations visées à l'alinéa 1er, 1° [1 et 2°]1, conserve cependant les qualités professionnelles requises.
[1 Le candidat qui n'a pas satisfait aux critères de réussite lors de l'appréciation visée à l'alinéa 1er, 3°, conserve cependant les qualités professionnelles requises. Celles-ci sont à nouveau appréciées à la fin d'une phase probatoire d'une durée de trois mois à partir du lendemain du jour de la prise de connaissance par le candidat du résultat de l'appréciation de fin de phase d'appréciation.
L'appréciation de fin de phase probatoire est considérée être l'appréciation annuelle visée à l'article 97, § 2, alinéa 1er, 4°, de la loi.]1
§ 2. Les qualités professionnelles du candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal, latéral, spécial ou complémentaire et du candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement normal ou complémentaire sont en outre appréciées :
1° pendant la période d'instruction :
a) à la fin de la phase d'initiation militaire;
b) pour le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement latéral et spécial, à la fin de la phase d'instruction militaire de base;
2° après une partie de cours, un cours ou un ensemble de cours d'une partie d'une période de formation, qui est fixé à cet effet dans un règlement arrêté par le ministre pour chaque cycle de formation spécifique.
Les qualités professionnelles du candidat officier de carrière du niveau B sont, pendant la période d'instruction, en outre appréciées :
1° à la fin de la phase d'initiation militaire;
2° à la fin de la phase d'instruction militaire de base;
3° après une partie de cours, un cours ou un ensemble de cours d'une partie d'une période de formation, qui est fixé à cet effet dans un règlement arrêté par le ministre pour chaque cycle de formation spécifique.
Les qualités professionnelles du candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement spécial ou du candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal sont, pendant la période d'instruction, en outre appréciées :
1° à la fin de la phase d'initiation militaire;
2° après une partie de cours, un cours ou un ensemble de cours d'une partie d'une période de formation, qui est fixé à cet effet dans un règlement arrêté par le ministre pour chaque cycle de formation spécifique.
Les qualités professionnelles du candidat volontaire sont, pendant la période d'instruction, en outre appréciées :
1° à la fin de la phase d'initiation militaire;
2° après une partie de cours, un cours ou un ensemble de cours d'une partie d'une période de formation, qui est fixé à cet effet dans un règlement arrêté par le ministre pour chaque cycle de formation spécifique.
Chaque appréciation visée au § 2 pour laquelle le candidat n'a pas satisfait aux critères de réussite, fixés aux articles 97/1, § 1er, 97/2, § 1er, de la loi, ou pendant laquelle il n'a pas participé à un examen ou une épreuve sans raison valable, est soumise, selon le cas, à la commission de délibération ou d'évaluation compétente.
§ 3. Chaque appréciation est notifiée au candidat.
Modifications
Afdeling 2. - De deliberatie- of evaluatiecommissies
Section 2. - Des commissions de délibération ou d'évaluation
Onderafdeling 1.
Sous-section 1re.
Art.30. § 1. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 27, § 4, worden de leden van de deliberatiecommissies, waarvan de bevoegdheid beperkt is tot de kandidaten in een periode van opleiding of een periode van schoolvorming, aangewezen door de commandant van het voor de deliberatie van de kandidaat bevoegde vormingsorganisme.
Deze vormingsorganismen worden aangewezen door [1 de DGHR]1.
Een deliberatiecommissie bestaat uit de volgende leden of hun plaatsvervanger :
1° de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het voor de deliberatie van de kandidaat bevoegde vormingsorganisme, als voorzitter;
2° een officier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in één van de vormingsorganismen waar de kandidaat een vormingsgedeelte heeft gevolgd;
3° één of twee van de voornaamste onderrichters, rechtstreeks betrokken bij de vorming van de kandidaat;
4° ten hoogste twee officieren of onderofficieren van het voor de deliberatie van de kandidaat bevoegde vormingsorganisme, niet rechtstreeks betrokken bij de vorming van de kandidaat, en waarvan het aantal moet overeenstemmen met het aantal aangeduide onderrichters bepaald in 3°.
Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 27, § 4, bestaat de deliberatiecommissie in de Koninklijke Militaire School evenwel uit volgende leden of hun plaatsvervanger aangewezen door de commandant van de school :
1° de directeur van het academisch onderwijs, voorzitter;
2° de directeur van de militaire en sportieve vorming;
3° de commandant van het bataljon van de leerling-officieren, de commandant van het bataljon van de officier-leerlingen of de commandant van de speciale divisie, naargelang het geval;
4° in voorkomend geval, de promotiecommandant;
5° de titularissen van de cursussen onderwezen tijdens de periode waarover de deliberatie handelt of, wanneer beraadslaagd wordt over de militaire initiatiefase, ten minste twee van de voornaamste onderrichters die betrokken waren bij de vorming van de kandidaat;
6° enkel op het einde van de academische vorming, de directeur van de masterproef;
7° de officier verantwoordelijk voor lichamelijke opvoeding en sport;
8° desgevallend, een officier van de vakrichting "medische technieken", aangewezen door de commandant van de medische component.
De voorzitter wijst een secretaris aan die hetzij tot hetzelfde taalstelsel behoort als de kandidaat, hetzij de grondige kennis bezit van de taal van de kandidaat. De secretaris moet de hoedanigheid van officier hebben indien kandidaat-officieren beoordeeld worden.
De commandant van de medische component wijst een geneesheer aan, die zetelt als deskundige in de gevallen waarbij de commissie de kandidaat beoordeelt die uitstel vraagt wegens gezondheidsredenen zoals bepaald in artikel 21, § 1, derde lid.
§ 2. Iedere evaluatiecommissie, waarvan de bevoegdheid beperkt is tot de kandidaten in een stageperiode of een evaluatieperiode, bestaat uit de volgende leden of hun plaatsvervanger :
1° de hoofdofficier, daartoe aangewezen door de DGHR, als voorzitter;
2° twee officieren, naargelang het geval, gespecialiseerd in de vorming van de kandidaat-officieren, -onderofficieren, of -vrijwilligers, en waarbij de ene behoort tot de algemene directie human resources en de andere behoort [2 tot één van de stafdepartementen, één van de algemene directies, het inspectoraat-generaal of één van de staven van de componenten]2, waar de kandidaat zijn vorming volgt.
De in het eerste lid, 1°, bedoelde officieren worden voor één jaar aangewezen door de DGHR, in voorkomend geval op voorstel van, naargelang het geval, hun onderstafchef, hun directeur-generaal [2 , de inspecteur-generaal of hun commandant van de component]2.
De DGHR wijst een centraal controleorganisme aan. De commandant van het centrale controleorganisme richt binnen zijn dienst een permanent secretariaat op.
De secretaris moet hetzij tot hetzelfde taalstelsel behoren als de kandidaat, hetzij de grondige kennis bezitten van de taal van de kandidaat. De secretaris moet de hoedanigheid van officier hebben indien kandidaat-officieren beoordeeld worden.
De overheid bevoegd voor de medische opvolging van de militairen, wijst een geneesheer aan, die zetelt als deskundige in de gevallen waarbij de commissie de kandidaat beoordeelt die uitstel vraagt wegens gezondheidsredenen zoals bepaald in artikel 21, § 1, derde lid.
§ 3. De kandidaat blijft zijn vorming verder volgen tijdens het verloop van de procedure voor, naargelang het geval, de deliberatie- of de evaluatiecommissie of de beroepsinstantie.
Deze vormingsorganismen worden aangewezen door [1 de DGHR]1.
Een deliberatiecommissie bestaat uit de volgende leden of hun plaatsvervanger :
1° de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het voor de deliberatie van de kandidaat bevoegde vormingsorganisme, als voorzitter;
2° een officier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in één van de vormingsorganismen waar de kandidaat een vormingsgedeelte heeft gevolgd;
3° één of twee van de voornaamste onderrichters, rechtstreeks betrokken bij de vorming van de kandidaat;
4° ten hoogste twee officieren of onderofficieren van het voor de deliberatie van de kandidaat bevoegde vormingsorganisme, niet rechtstreeks betrokken bij de vorming van de kandidaat, en waarvan het aantal moet overeenstemmen met het aantal aangeduide onderrichters bepaald in 3°.
Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 27, § 4, bestaat de deliberatiecommissie in de Koninklijke Militaire School evenwel uit volgende leden of hun plaatsvervanger aangewezen door de commandant van de school :
1° de directeur van het academisch onderwijs, voorzitter;
2° de directeur van de militaire en sportieve vorming;
3° de commandant van het bataljon van de leerling-officieren, de commandant van het bataljon van de officier-leerlingen of de commandant van de speciale divisie, naargelang het geval;
4° in voorkomend geval, de promotiecommandant;
5° de titularissen van de cursussen onderwezen tijdens de periode waarover de deliberatie handelt of, wanneer beraadslaagd wordt over de militaire initiatiefase, ten minste twee van de voornaamste onderrichters die betrokken waren bij de vorming van de kandidaat;
6° enkel op het einde van de academische vorming, de directeur van de masterproef;
7° de officier verantwoordelijk voor lichamelijke opvoeding en sport;
8° desgevallend, een officier van de vakrichting "medische technieken", aangewezen door de commandant van de medische component.
De voorzitter wijst een secretaris aan die hetzij tot hetzelfde taalstelsel behoort als de kandidaat, hetzij de grondige kennis bezit van de taal van de kandidaat. De secretaris moet de hoedanigheid van officier hebben indien kandidaat-officieren beoordeeld worden.
De commandant van de medische component wijst een geneesheer aan, die zetelt als deskundige in de gevallen waarbij de commissie de kandidaat beoordeelt die uitstel vraagt wegens gezondheidsredenen zoals bepaald in artikel 21, § 1, derde lid.
§ 2. Iedere evaluatiecommissie, waarvan de bevoegdheid beperkt is tot de kandidaten in een stageperiode of een evaluatieperiode, bestaat uit de volgende leden of hun plaatsvervanger :
1° de hoofdofficier, daartoe aangewezen door de DGHR, als voorzitter;
2° twee officieren, naargelang het geval, gespecialiseerd in de vorming van de kandidaat-officieren, -onderofficieren, of -vrijwilligers, en waarbij de ene behoort tot de algemene directie human resources en de andere behoort [2 tot één van de stafdepartementen, één van de algemene directies, het inspectoraat-generaal of één van de staven van de componenten]2, waar de kandidaat zijn vorming volgt.
De in het eerste lid, 1°, bedoelde officieren worden voor één jaar aangewezen door de DGHR, in voorkomend geval op voorstel van, naargelang het geval, hun onderstafchef, hun directeur-generaal [2 , de inspecteur-generaal of hun commandant van de component]2.
De DGHR wijst een centraal controleorganisme aan. De commandant van het centrale controleorganisme richt binnen zijn dienst een permanent secretariaat op.
De secretaris moet hetzij tot hetzelfde taalstelsel behoren als de kandidaat, hetzij de grondige kennis bezitten van de taal van de kandidaat. De secretaris moet de hoedanigheid van officier hebben indien kandidaat-officieren beoordeeld worden.
De overheid bevoegd voor de medische opvolging van de militairen, wijst een geneesheer aan, die zetelt als deskundige in de gevallen waarbij de commissie de kandidaat beoordeelt die uitstel vraagt wegens gezondheidsredenen zoals bepaald in artikel 21, § 1, derde lid.
§ 3. De kandidaat blijft zijn vorming verder volgen tijdens het verloop van de procedure voor, naargelang het geval, de deliberatie- of de evaluatiecommissie of de beroepsinstantie.
Art.30. § 1er. Sous réserve de l'application de l'article 27, § 4, les membres des commissions de délibération, dont la compétence est limitée aux candidats dans une période d'instruction ou une période de formation scolaire, sont désignés par le commandant de l'organisme de formation compétent pour la délibération du candidat.
Ces organismes de formation sont désignés par [1 le DGHR]1.
Une commission de délibération comprend les membres suivants ou leur suppléant :
1° l'officier supérieur responsable de la formation du candidat dans l'organisme de formation compétent pour la délibération du candidat, comme président;
2° un officier responsable de la formation du candidat au sein d'un des organismes de formation où le candidat a suivi une partie de la formation;
3° un ou deux des principaux instructeurs, impliqués directement dans la formation du candidat;
4° au maximum deux officiers ou sous-officiers de l'organisme de formation compétent pour la délibération du candidat, non directement impliqués dans la formation du candidat, et dont le nombre doit correspondre au nombre d'instructeurs désignés fixé au 3°.
Sous réserve de l'application de l'article 27, § 4, la commission de délibération à l'Ecole royale militaire est toutefois composée des membres suivants ou de leur suppléant désigné par le commandant de l'école :
1° le directeur de l'enseignement académique, président;
2° le directeur de la formation militaire et sportive;
3° le commandant du bataillon des élèves-officiers, le commandant du bataillon des officiers-élèves ou le commandant de la division spéciale, selon le cas;
4° le cas échéant, le commandant de promotion;
5° les titulaires des cours enseignés pendant la période sur laquelle porte la délibération ou, lorsque la délibération porte sur la phase d'initiation militaire, au minimum deux des principaux instructeurs qui ont été impliqués dans la formation du candidat;
6° uniquement à la fin de la formation académique, le directeur du mémoire de fin d'études;
7° l'officier responsable de l'éducation physique et du sport;
8° le cas échéant, un officier de la filière de métiers "techniques médicales", désigné par le commandant de la composante médicale.
Le président désigne un secrétaire qui, soit appartient au même régime linguistique que le candidat, soit possède la connaissance approfondie de la langue du candidat. Le secrétaire doit avoir la qualité d'officier lorsque des candidats officiers sont appréciés.
Le commandant de la composante médicale désigne un médecin qui siège en tant qu'expert dans les cas où la commission apprécie le candidat qui demande un ajournement pour des raisons de santé comme fixé à l'article 21, § 1er, alinéa 3.
§ 2. Chaque commission d'évaluation, dont la compétence est limitée aux candidats en période de stage ou d'évaluation, comprend les membres suivants ou leur suppléant :
1° l'officier supérieur, désigné à cet effet par le DGHR, comme président;
2° deux officiers, spécialisés, selon le cas, dans la formation des candidats officiers, sous-officiers ou volontaires, et dont l'un appartient à la direction générale human resources et dont l'autre appartient [2 à un des départements d'état-major, à une des directions générales, à l'inspection générale ou à un des états-majors des composantes]2 où le candidat suit sa formation.
Les officiers visés à l'alinéa 1er, 1°, sont désignés pour un an, par le DGHR, le cas échéant sur la proposition de, selon le cas, leur sous-chef d'état-major, leur directeur général [2 , l'inspecteur général ou leur commandant de composante]2.
Le DGHR désigne un organisme central de contrôle. Le commandant de l'organisme central de contrôle constitue un secrétariat permanent au sein de son service.
Le secrétaire doit soit appartenir au même régime linguistique que le candidat, soit posséder la connaissance approfondie de la langue du candidat. Le secrétaire doit avoir la qualité d'officier lorsque des candidats officiers sont appréciés.
L'autorité compétente pour le suivi médical des militaires désigne un médecin qui siège en tant qu'expert dans les cas où la commission apprécie le candidat qui demande un ajournement pour des raisons de santé comme fixé à l'article 21, § 1er, alinéa 3.
§ 3. Le candidat continue à suivre sa formation pendant le déroulement de la procédure devant, selon le cas, la commission de délibération ou d'évaluation ou l'instance d'appel.
Ces organismes de formation sont désignés par [1 le DGHR]1.
Une commission de délibération comprend les membres suivants ou leur suppléant :
1° l'officier supérieur responsable de la formation du candidat dans l'organisme de formation compétent pour la délibération du candidat, comme président;
2° un officier responsable de la formation du candidat au sein d'un des organismes de formation où le candidat a suivi une partie de la formation;
3° un ou deux des principaux instructeurs, impliqués directement dans la formation du candidat;
4° au maximum deux officiers ou sous-officiers de l'organisme de formation compétent pour la délibération du candidat, non directement impliqués dans la formation du candidat, et dont le nombre doit correspondre au nombre d'instructeurs désignés fixé au 3°.
Sous réserve de l'application de l'article 27, § 4, la commission de délibération à l'Ecole royale militaire est toutefois composée des membres suivants ou de leur suppléant désigné par le commandant de l'école :
1° le directeur de l'enseignement académique, président;
2° le directeur de la formation militaire et sportive;
3° le commandant du bataillon des élèves-officiers, le commandant du bataillon des officiers-élèves ou le commandant de la division spéciale, selon le cas;
4° le cas échéant, le commandant de promotion;
5° les titulaires des cours enseignés pendant la période sur laquelle porte la délibération ou, lorsque la délibération porte sur la phase d'initiation militaire, au minimum deux des principaux instructeurs qui ont été impliqués dans la formation du candidat;
6° uniquement à la fin de la formation académique, le directeur du mémoire de fin d'études;
7° l'officier responsable de l'éducation physique et du sport;
8° le cas échéant, un officier de la filière de métiers "techniques médicales", désigné par le commandant de la composante médicale.
Le président désigne un secrétaire qui, soit appartient au même régime linguistique que le candidat, soit possède la connaissance approfondie de la langue du candidat. Le secrétaire doit avoir la qualité d'officier lorsque des candidats officiers sont appréciés.
Le commandant de la composante médicale désigne un médecin qui siège en tant qu'expert dans les cas où la commission apprécie le candidat qui demande un ajournement pour des raisons de santé comme fixé à l'article 21, § 1er, alinéa 3.
§ 2. Chaque commission d'évaluation, dont la compétence est limitée aux candidats en période de stage ou d'évaluation, comprend les membres suivants ou leur suppléant :
1° l'officier supérieur, désigné à cet effet par le DGHR, comme président;
2° deux officiers, spécialisés, selon le cas, dans la formation des candidats officiers, sous-officiers ou volontaires, et dont l'un appartient à la direction générale human resources et dont l'autre appartient [2 à un des départements d'état-major, à une des directions générales, à l'inspection générale ou à un des états-majors des composantes]2 où le candidat suit sa formation.
Les officiers visés à l'alinéa 1er, 1°, sont désignés pour un an, par le DGHR, le cas échéant sur la proposition de, selon le cas, leur sous-chef d'état-major, leur directeur général [2 , l'inspecteur général ou leur commandant de composante]2.
Le DGHR désigne un organisme central de contrôle. Le commandant de l'organisme central de contrôle constitue un secrétariat permanent au sein de son service.
Le secrétaire doit soit appartenir au même régime linguistique que le candidat, soit posséder la connaissance approfondie de la langue du candidat. Le secrétaire doit avoir la qualité d'officier lorsque des candidats officiers sont appréciés.
L'autorité compétente pour le suivi médical des militaires désigne un médecin qui siège en tant qu'expert dans les cas où la commission apprécie le candidat qui demande un ajournement pour des raisons de santé comme fixé à l'article 21, § 1er, alinéa 3.
§ 3. Le candidat continue à suivre sa formation pendant le déroulement de la procédure devant, selon le cas, la commission de délibération ou d'évaluation ou l'instance d'appel.
Art.31. Wanneer de korpscommandant van een kandidaat ingelicht wordt over uitslagen die niet voldoen aan de slaagcriteria, bepaald in de artikelen 97/1, § 1, 97/2, § 1, 98/1, § 1 of 100, § 1, van de wet, wendt hij zich, naargelang het geval, tot de deliberatie- of evaluatiecommissie die beslist over het lot van de kandidaat.
De korpscommandant stelt de kandidaat in kennis van de onvoldoende uitslagen, de negatieve beoordelingen of de nuttige vaststellingen met betrekking tot de niet deelneming aan één of meerdere examens.
Binnen een termijn van vijf werkdagen volgend op de dag van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving, kan de kandidaat bij de korpscommandant een verweerschrift indienen met betrekking tot zijn uitslagen, zijn beoordelingen of de hem gemelde vaststellingen. Het verweerschrift wordt gevoegd bij het dossier dat aan de commissie wordt voorgelegd.
De uitslagen van een kandidaat-beroepsofficier piloot, lid van de categorie van het leerling-varend personeel of van het gebrevetteerd varend personeel, behaald tijdens de periode van professionele vorming van piloot, worden evenwel voorgesteld aan een evaluatiecommissie in overeenstemming met de bepalingen toepasselijk op het varend personeel van de krijgsmacht.
De korpscommandant stelt de kandidaat in kennis van de onvoldoende uitslagen, de negatieve beoordelingen of de nuttige vaststellingen met betrekking tot de niet deelneming aan één of meerdere examens.
Binnen een termijn van vijf werkdagen volgend op de dag van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving, kan de kandidaat bij de korpscommandant een verweerschrift indienen met betrekking tot zijn uitslagen, zijn beoordelingen of de hem gemelde vaststellingen. Het verweerschrift wordt gevoegd bij het dossier dat aan de commissie wordt voorgelegd.
De uitslagen van een kandidaat-beroepsofficier piloot, lid van de categorie van het leerling-varend personeel of van het gebrevetteerd varend personeel, behaald tijdens de periode van professionele vorming van piloot, worden evenwel voorgesteld aan een evaluatiecommissie in overeenstemming met de bepalingen toepasselijk op het varend personeel van de krijgsmacht.
Art.31. Lorsque le chef de corps d'un candidat est informé de résultats ne satisfaisant pas aux critères de réussite, fixés aux articles 97/1, § 1er, 97/2, § 1er, 98/1, § 1er ou 100, § 1er, de la loi, il saisit, selon le cas, la commission de délibération ou d'évaluation qui statue sur le sort du candidat.
Le chef de corps notifie au candidat les résultats insuffisants, appréciations négatives ou les constatations utiles relatives à la non participation à un ou plusieurs examens.
Dans un délai de cinq jours ouvrables suivant le jour de la notification visée à l'alinéa 2, le candidat peut introduire auprès du chef de corps un mémoire relatif à ses résultats, ses appréciations et les constations qui lui ont été communiquées. Le mémoire est joint au dossier soumis à la commission.
Toutefois, les résultats d'un candidat officier de carrière pilote, membre de la catégorie du personnel navigant élève ou du personnel navigant breveté, obtenus pendant la période de formation professionnelle de pilote, sont soumis à une commission d'évaluation conformément aux dispositions applicables au personnel navigant des forces armées.
Le chef de corps notifie au candidat les résultats insuffisants, appréciations négatives ou les constatations utiles relatives à la non participation à un ou plusieurs examens.
Dans un délai de cinq jours ouvrables suivant le jour de la notification visée à l'alinéa 2, le candidat peut introduire auprès du chef de corps un mémoire relatif à ses résultats, ses appréciations et les constations qui lui ont été communiquées. Le mémoire est joint au dossier soumis à la commission.
Toutefois, les résultats d'un candidat officier de carrière pilote, membre de la catégorie du personnel navigant élève ou du personnel navigant breveté, obtenus pendant la période de formation professionnelle de pilote, sont soumis à une commission d'évaluation conformément aux dispositions applicables au personnel navigant des forces armées.
Afdeling 3. - Het afleggen van een herkansingsexamen
Section 3. - De la présentation d'un examen de repêchage
Art.32. De kandidaat legt het door de deliberatiecommissie of beroepsinstantie opgelegde herkansingsexamen af op de dag of in de periode bepaald door deze commissie, onder voorbehoud van artikel 27, § 4.
Art.32. Le candidat présente l'examen de repêchage imposé par la commission de délibération ou l'instance d'appel le jour ou dans la période fixé par cette commission, sous réserve de l'article 27, § 4.
Art.33. De kandidaat-officier die niet geslaagd is voor het examen over de wezenlijke kennis van de tweede landstaal in geen van beide pogingen van de eerste deelname, zoals voorzien in artikel 4 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger, legt het examen opnieuw af gelijktijdig met de kandidaten van de volgende promotie.
Art.33. Le candidat officier qui n'a réussi l'examen sur la connaissance effective de la deuxième langue nationale à aucun des deux essais de la première participation, comme prévu à l'article 4 de la loi du 30 juillet 1938 concernant l'usage des langues à l'armée, représente cet examen en même temps que les candidats de la promotion suivante.
Art.34. Hij die nog een herkansingsexamen moet afleggen wordt voorlopig niet verder aangesteld zoals de overige kandidaten van zijn promotie.
Indien hij slaagt wordt hij aangesteld zoals bepaald in artikel 81, § 3, tweede en derde lid, van de wet.
Indien hij slaagt wordt hij aangesteld zoals bepaald in artikel 81, § 3, tweede en derde lid, van de wet.
Art.34. Celui qui doit encore présenter un examen de repêchage n'est provisoirement plus commissionné comme les autres candidats de sa promotion.
S'il réussit, il est commissionné comme défini à l'article 81, § 3, alinéas 2 et 3, de la loi.
S'il réussit, il est commissionné comme défini à l'article 81, § 3, alinéas 2 et 3, de la loi.
Art.35. Voor de kandidaat die in het herkansingsexamen niet slaagt, kan de deliberatiecommissie, onder voorbehoud van artikel 27, § 4, de beslissingen nemen, bepaald in artikel 97/1, § 3, 1°, 3° en 4°, van de wet.
De kandidaat die aan het herkansingsexamen niet deelneemt, kan een uitstel bekomen van de daartoe bevoegde overheid, in de gevallen bedoeld in artikel 20, eerste lid. [1 ...]1
De kandidaat die aan het herkansingsexamen niet deelneemt, kan een uitstel bekomen van de daartoe bevoegde overheid, in de gevallen bedoeld in artikel 20, eerste lid. [1 ...]1
Modifications
Art.35. Pour le candidat n'ayant pas réussi l'examen de repêchage, la commission de délibération peut, sous réserve de l'article 27, § 4, prendre les décisions fixées à l'article 97/1, § 3, 1°, 3° et 4°, de la loi.
Le candidat qui ne participe pas à l'examen de repêchage peut obtenir un ajournement de l'autorité compétente à cet effet, dans les cas visés à l'article 20, alinéa 1er. [1 ...]1
Le candidat qui ne participe pas à l'examen de repêchage peut obtenir un ajournement de l'autorité compétente à cet effet, dans les cas visés à l'article 20, alinéa 1er. [1 ...]1
Modifications
Afdeling 4. - De verlenging van de kandidaatsperiode wegens fysieke ongeschiktheid
Section 4. - De la prolongation de la période de candidature pour cause d'inaptitude physique
Art.36. De kandidaat aan wie een uitstel voor het afleggen van de laatste proeven van fysieke conditie wordt toegestaan, dat aanleiding geeft tot verlenging van de kandidaatsperiode, wordt voor zover zijn toestand dit toelaat, ingezet in zijn toekomstige functie of in een functie die deze zo dicht mogelijk benadert.
De kandidaat die na de verlenging slaagt voor de proeven van fysieke conditie volgt het lot van de kandidaten van zijn oorspronkelijke promotie.
De kandidaat die na de verlenging slaagt voor de proeven van fysieke conditie volgt het lot van de kandidaten van zijn oorspronkelijke promotie.
Art.36. Le candidat auquel un ajournement est accordé pour présenter les dernières épreuves de condition physique, engendrant ainsi une prolongation de la période de candidature, est, pour autant que son état le permette, employé dans sa fonction future ou dans une fonction qui s'en approche le plus possible.
Le candidat qui à l'issue de la prolongation réussit les épreuves de condition physique, suit le sort des candidats de sa promotion initiale.
Le candidat qui à l'issue de la prolongation réussit les épreuves de condition physique, suit le sort des candidats de sa promotion initiale.
Afdeling 5. - De aanhechting aan een volgende promotie
Section 5. - Du rattachement à une promotion ultérieure
Art.37. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 21, § 4, 4°, wordt de aanhechting van een kandidaat aan een latere promotie door de deliberatiecommissie beslist. Deze beslissing :
1° is slechts mogelijk tijdens een periode van opleiding of tijdens een periode van schoolvorming;
2° is slechts toepasselijk op een kandidaat waarvan de professionele hoedanigheden als onvoldoende beoordeeld worden;
3° is slechts eenmaal mogelijk.
1° is slechts mogelijk tijdens een periode van opleiding of tijdens een periode van schoolvorming;
2° is slechts toepasselijk op een kandidaat waarvan de professionele hoedanigheden als onvoldoende beoordeeld worden;
3° is slechts eenmaal mogelijk.
Art.37. Sous réserve des dispositions de l'article 21, § 4, 4°, le rattachement d'un candidat à une promotion ultérieure est décidé par la commission de délibération. Cette décision :
1° n'est possible qu'au cours d'une période d'instruction ou d'une période de formation scolaire;
2° n'est applicable qu'au candidat dont les qualités professionnelles sont appréciées comme insuffisantes;
3° n'est possible qu'une seule fois.
1° n'est possible qu'au cours d'une période d'instruction ou d'une période de formation scolaire;
2° n'est applicable qu'au candidat dont les qualités professionnelles sont appréciées comme insuffisantes;
3° n'est possible qu'une seule fois.
Art.38. De kandidaat volgt het lot van de kandidaten van de nieuwe promotie waaraan hij gehecht wordt.
Art.38. Le candidat suit le sort des candidats de la nouvelle promotion à laquelle il est rattaché.
Afdeling 6. - De rangschikking van de kandidaten
Section 6. - Du classement des candidats
Art.39. De kandidaat van de aanvullende werving wordt bij zijn aanvaarding voorlopig gerangschikt na de kandidaten van de normale werving van zijn promotie. Indien er meerdere kandidaten van de aanvullende werving in een promotie zijn worden zij onderling gerangschikt op grond van de rangschikking bekomen bij de werving.
Art.39. Lors de son admission, le candidat du recrutement complémentaire est classé provisoirement après les candidats du recrutement normal de sa promotion. S'il y a plusieurs candidats du recrutement complémentaire dans une promotion, ils sont classés entre eux sur la base du classement obtenu lors du recrutement.
HOOFDSTUK 5. - De maatregelen in geval van mislukking in een specifieke vormingscyclus
CHAPITRE 5. - Des mesures en cas d'échec dans un cycle de formation spécifique
Afdeling 1. - De voortzetting van de vorming in dezelfde hoedanigheid
Section 1re. - De la poursuite de la formation dans la même qualité
Art.40. § 1. De DGHR of de overheid die hij aanwijst, is bevoegd voor het verlenen van de toestemming aan de kandidaat, op zijn verzoek, tot voortzetting van zijn vorming, zoals bepaald in de artikelen 103 tot 104/1 van de wet.
De overheid neemt haar beslissing op basis van :
1° in voorkomend geval, de resultaten van de selectieproeven;
2° de selectiegegevens van de kandidaat bij de werving;
3° de resultaten inzake professionele hoedanigheden, karakteriële hoedanigheden en fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie van de kandidaat sinds de werving;
4° de medische geschiktheid van de kandidaat;
5° de personeelsbehoefte in de betrokken specifieke vormingscycli.
§ 2. De kandidaat bedoeld in artikel 104 van dezelfde wet, kan de toestemming krijgen om zijn vorming voort te zetten, indien hij een wijziging van zijn medisch profiel heeft ondergaan.
De kandidaat bedoeld in artikel 104/1, van de wet kan de toestemming krijgen om zijn vorming voort te zetten indien hij geslaagd is in de basisproeven van fysieke conditie bepaald in artikel 9 van het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de fysieke hoedanigheden van sommige kandidaten en leerlingen van de krijgsmacht.
§ 3. De kandidaat die zijn vorming kan voortzetten, volgt het lot van de andere kandidaten van zijn promotie.
De overheid neemt haar beslissing op basis van :
1° in voorkomend geval, de resultaten van de selectieproeven;
2° de selectiegegevens van de kandidaat bij de werving;
3° de resultaten inzake professionele hoedanigheden, karakteriële hoedanigheden en fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie van de kandidaat sinds de werving;
4° de medische geschiktheid van de kandidaat;
5° de personeelsbehoefte in de betrokken specifieke vormingscycli.
§ 2. De kandidaat bedoeld in artikel 104 van dezelfde wet, kan de toestemming krijgen om zijn vorming voort te zetten, indien hij een wijziging van zijn medisch profiel heeft ondergaan.
De kandidaat bedoeld in artikel 104/1, van de wet kan de toestemming krijgen om zijn vorming voort te zetten indien hij geslaagd is in de basisproeven van fysieke conditie bepaald in artikel 9 van het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de fysieke hoedanigheden van sommige kandidaten en leerlingen van de krijgsmacht.
§ 3. De kandidaat die zijn vorming kan voortzetten, volgt het lot van de andere kandidaten van zijn promotie.
Art.40. § 1er. Le DGHR ou l'autorité qu'il désigne, est compétent pour accorder au candidat, à sa demande, l'autorisation de poursuivre sa formation, comme fixé aux articles 103 à 104/1 de la loi.
L'autorité prend sa décision sur la base :
1° le cas échéant, des résultats des épreuves de sélection;
2° des données de sélection du candidat lors du recrutement;
3° des résultats relatifs aux qualités professionnelles, caractérielles et physiques sur le plan de la condition physique du candidat depuis le recrutement;
4° de l'aptitude médicale du candidat;
5° du besoin en personnel dans les cycles de formation spécifiques concernés.
§ 2. Le candidat visé à l'article 104 de la même loi, peut obtenir l'autorisation de poursuivre sa formation, s'il a subi une modification de son profil médical.
Le candidat visé à l'article 104/1, de la loi peut obtenir l'autorisation de poursuivre sa formation s'il a réussi les épreuves de base de condition physique fixées à l'article 9 de l'arrêté royal du 13 novembre 1991 fixant les règles applicables à l'appréciation des qualités physiques de certains candidats et élèves des forces armées.
§ 3. Le candidat qui peut poursuivre sa formation, suit le sort des autres candidats de sa promotion.
L'autorité prend sa décision sur la base :
1° le cas échéant, des résultats des épreuves de sélection;
2° des données de sélection du candidat lors du recrutement;
3° des résultats relatifs aux qualités professionnelles, caractérielles et physiques sur le plan de la condition physique du candidat depuis le recrutement;
4° de l'aptitude médicale du candidat;
5° du besoin en personnel dans les cycles de formation spécifiques concernés.
§ 2. Le candidat visé à l'article 104 de la même loi, peut obtenir l'autorisation de poursuivre sa formation, s'il a subi une modification de son profil médical.
Le candidat visé à l'article 104/1, de la loi peut obtenir l'autorisation de poursuivre sa formation s'il a réussi les épreuves de base de condition physique fixées à l'article 9 de l'arrêté royal du 13 novembre 1991 fixant les règles applicables à l'appréciation des qualités physiques de certains candidats et élèves des forces armées.
§ 3. Le candidat qui peut poursuivre sa formation, suit le sort des autres candidats de sa promotion.
Art.41. De kandidaat bedoeld in artikel 97/1, § 3, 1°, van de wet die tot de wervingssessie behoort bepaald in een reglement vastgelegd door de minister, en die zijn academische vorming mag verderzetten, volgt het lot van de kandidaten van zijn nieuwe promotie.
De kandidaat bedoeld in het eerste lid behoudt de graad waarmee hij was bekleed. Voor de latere aanstellingen volgt hij evenwel het lot van de kandidaten van zijn nieuwe promotie.
De kandidaat bedoeld in het eerste lid behoudt de graad waarmee hij was bekleed. Voor de latere aanstellingen volgt hij evenwel het lot van de kandidaten van zijn nieuwe promotie.
Art.41. Le candidat visé à l'article 97/1, § 3, 1°, de la loi, qui appartient à la session de recrutement définie dans un règlement fixé par le ministre, et qui peut continuer sa formation académique, suit le sort des candidats de sa nouvelle promotion.
Le candidat visé à l'alinéa 1er conserve le grade dont il était revêtu. Pour les commissions ultérieures, il suit cependant le sort des candidats de sa nouvelle promotion.
Le candidat visé à l'alinéa 1er conserve le grade dont il était revêtu. Pour les commissions ultérieures, il suit cependant le sort des candidats de sa nouvelle promotion.
Afdeling 2. - De [1 reclassering]1 in een nieuwe vorming in dezelfde hoedanigheid of in een andere hoedanigheid
Section 2. - Du reclassement dans une nouvelle formation dans la même qualité ou dans une autre qualité
Art.42. § 1. De DGHR of de overheid die hij aanwijst, is bevoegd voor het verlenen van de toestemming inzake de reclassering van de kandidaat, op zijn verzoek, zoals bepaald in artikel 106 van de wet.
De kandidaat dient, in voorkomend geval, evenwel te slagen in de bijkomende selectieproeven, bepaald in het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen, voor de vormingscyclus waarnaar de kandidaat wenst te worden gereclasseerd.
De overheid neemt zijn beslissing op basis van :
1° in voorkomend geval, de resultaten van de selectieproeven;
2° de selectiegegevens van de kandidaat bij zijn werving;
3° de resultaten inzake professionele hoedanigheden, karakteriële hoedanigheden en fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie van de kandidaat sinds zijn werving;
4° de reeds gevolgde vormingsgedeelten;
5° de medische geschiktheid van de kandidaat;
6° de vereiste veiligheidsmachtiging.
§ 2. De kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging [1 of omdat hij niet voldoet aan de voorwaarde van de taalcompetentie bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger]1 uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden :
1° in dezelfde hoedanigheid van kandidaat, in een andere specifieke vormingscyclus tijdens of op het einde van het eerste of tweede jaar van de academische vorming :
a) indien de kandidaat, zo dit vereist is, geslaagd is in de toelatingsproef die voorzien is met het oog op het beginnen van de vorming van arts of tandarts;
b) indien de kandidaat bij de werving, geslaagd is in de bijkomende selectieproeven, bepaald in het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen, voor de vormingscyclus waarnaar de kandidaat wenst te worden gereclasseerd;
2° in dezelfde hoedanigheid van kandidaat, in een andere specifieke vormingscyclus, tijdens of op het einde van het derde jaar van de academische vorming of later, indien zijn vormingscyclus hierdoor niet met meer dan één vormingsjaar verlengd wordt;
3° in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier of kandidaat officier BDL van niveau B, indien hij in het bezit is van een bachelorsdiploma en geslaagd is voor het examen over de wezenlijke kennis van de tweede landstaal, bedoeld in artikel 3 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger;
4° in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier of kandidaat-onderofficier BDL, naargelang het geval, van :
a) niveau B, indien hij in het bezit is van een bachelorsdiploma behaald, aan de polytechnische faculteit van de Koninklijke Militaire School of aan een universitaire instelling of hogeschool, aan de richting industriële ingenieurswetenschappen;
b) niveau C;
5° in de hoedanigheid van kandidaat-vrijwilliger BDL.
§ 3. De kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale werving, kandidaat-lid of lid van het luchtvarend personeel die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden inzake studies, kan gereclasseerd worden als kandidaat-hulpofficier piloot, indien hij medisch geschikt en beroepsbekwaam is voor de luchtdienst.
Hij wordt aangehecht aan een promotie kandidaat-hulpofficieren piloot volgens de nadere regels bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister. De gereclasseerde kandidaat volgt voor de bevordering het lot van zijn nieuwe promotie en bewaart, in voorkomend geval, zijn graad tot op het ogenblik dat bevordering in die promotie voordeliger voor hem wordt.
§ 4. De kandidaat-beroepsofficier van het niveau A van de bijzondere werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan in een andere specifieke vormingscyclus gereclasseerd worden, naargelang het geval, in dezelfde hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier van het niveau A van de bijzondere werving of in de hoedanigheid van kandidaat-officier BDL van het niveau A van de bijzondere werving.
§ 5. De kandidaat-beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan in een andere specifieke vormingscyclus gereclasseerd worden, naargelang het geval, in dezelfde hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier van het niveau B van de bijzondere werving of in de hoedanigheid van kandidaat-officier BDL van het niveau B van de bijzondere werving.
§ 6. De kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de normale of aanvullende werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C of in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van niveau C.
§ 7. De kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de bijzondere werving, die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden :
1° in een andere specifieke vormingscyclus, in dezelfde hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de bijzondere werving of in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van niveau B van de bijzondere werving;
2° in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C of in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau C.
§ 8. De kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C van de normale werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan, naargelang het geval, gereclasseerd worden :
1° in een andere specifieke vormingscyclus in dezelfde hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van het niveau C van de normale werving of in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau C van de normale werving;
2° in een vormingscyclus, in de hoedanigheid van kandidaat- vrijwilliger BDL.
§ 9. De kandidaat-beroepsvrijwilliger die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden in een andere specifieke vormingscyclus in dezelfde hoedanigheid van kandidaat-beroepsvrijwilliger of in de hoedanigheid van kandidaat-vrijwilliger BDL.
§ 10. De kandidaat die definitief mislukt is wegens een onvoldoende beoordeling voor de bijkomende proeven van fysieke conditie eigen aan zijn specifieke vormingscyclus kan gereclasseerd worden in dezelfde hoedanigheid in een andere specifieke vormingscyclus waarvoor die specifieke lichamelijke conditie niet vereist is, indien hij :
1° de specifieke vormingscyclus niet kan voortzetten, zoals bedoeld in artikel 40, § 2, tweede lid, maar bijkomende proeven en examens moet afleggen of een deel van de vorming opnieuw moet volgen;
2° geslaagd is in de basisproeven van fysieke conditie bepaald in artikel 9 van het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de fysieke hoedanigheden van sommige kandidaten en leerlingen van de krijgsmacht;
3° in voorkomend geval, voor de kandidaat-beroepsofficier van de normale of aanvullende werving van niveau A, de reclasserings-voorwaarden, bepaald in § 2, 1°, a) en b) van dit besluit, gerespecteerd worden.
§ 11. De kandidaat die definitief mislukt is wegens onvoldoende karakteriële hoedanigheden kan enkel gereclasseerd worden in een lagere personeelscategorie.
§ 12. De kandidaat die definitief mislukt is voor de professionele hoedanigheden tijdens de militaire initiatiefase of het gedeelte van de fase militaire basisopleiding die gemeenschappelijk is voor de verschillende personeelscategorieën kan niet worden gereclasseerd.
§ 13. De gereclasseerde kandidaat kan worden vrijgesteld van bepaalde vormingsgedeelten overeenkomstig de bepalingen van artikel 19.
§ 14. De tweede reclassering, bedoeld in artikel 106, zevende lid, van de wet, kan worden toegestaan onder volgende voorwaarden :
1° indien de eerste reclassering werd toegestaan tijdens of op het einde van het eerste vormingsjaar, naargelang het geval :
a) indien hij kandidaat beroepsofficier van het niveau A van de normale werving is, aan de polytechnische faculteit van de Koninklijke Militaire School;
b) indien hij kandidaat beroepsonderofficier van het niveau C van de normale werving is, in de fase algemene technische opleiding;
2° zijn eerste reclassering het gevolg was van een definitieve mislukking wegens onvoldoende beoordeling van de professionele hoedanigheden.
De tweede reclassering wordt toegestaan door de autoriteit bedoeld in § 1, eerste lid, en op basis van de beoordelingselementen bedoeld in § 1, derde lid.
De kandidaat dient, in voorkomend geval, evenwel te slagen in de bijkomende selectieproeven, bepaald in het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen, voor de vormingscyclus waarnaar de kandidaat wenst te worden gereclasseerd.
De overheid neemt zijn beslissing op basis van :
1° in voorkomend geval, de resultaten van de selectieproeven;
2° de selectiegegevens van de kandidaat bij zijn werving;
3° de resultaten inzake professionele hoedanigheden, karakteriële hoedanigheden en fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie van de kandidaat sinds zijn werving;
4° de reeds gevolgde vormingsgedeelten;
5° de medische geschiktheid van de kandidaat;
6° de vereiste veiligheidsmachtiging.
§ 2. De kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging [1 of omdat hij niet voldoet aan de voorwaarde van de taalcompetentie bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger]1 uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden :
1° in dezelfde hoedanigheid van kandidaat, in een andere specifieke vormingscyclus tijdens of op het einde van het eerste of tweede jaar van de academische vorming :
a) indien de kandidaat, zo dit vereist is, geslaagd is in de toelatingsproef die voorzien is met het oog op het beginnen van de vorming van arts of tandarts;
b) indien de kandidaat bij de werving, geslaagd is in de bijkomende selectieproeven, bepaald in het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen, voor de vormingscyclus waarnaar de kandidaat wenst te worden gereclasseerd;
2° in dezelfde hoedanigheid van kandidaat, in een andere specifieke vormingscyclus, tijdens of op het einde van het derde jaar van de academische vorming of later, indien zijn vormingscyclus hierdoor niet met meer dan één vormingsjaar verlengd wordt;
3° in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier of kandidaat officier BDL van niveau B, indien hij in het bezit is van een bachelorsdiploma en geslaagd is voor het examen over de wezenlijke kennis van de tweede landstaal, bedoeld in artikel 3 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger;
4° in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier of kandidaat-onderofficier BDL, naargelang het geval, van :
a) niveau B, indien hij in het bezit is van een bachelorsdiploma behaald, aan de polytechnische faculteit van de Koninklijke Militaire School of aan een universitaire instelling of hogeschool, aan de richting industriële ingenieurswetenschappen;
b) niveau C;
5° in de hoedanigheid van kandidaat-vrijwilliger BDL.
§ 3. De kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale werving, kandidaat-lid of lid van het luchtvarend personeel die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden inzake studies, kan gereclasseerd worden als kandidaat-hulpofficier piloot, indien hij medisch geschikt en beroepsbekwaam is voor de luchtdienst.
Hij wordt aangehecht aan een promotie kandidaat-hulpofficieren piloot volgens de nadere regels bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister. De gereclasseerde kandidaat volgt voor de bevordering het lot van zijn nieuwe promotie en bewaart, in voorkomend geval, zijn graad tot op het ogenblik dat bevordering in die promotie voordeliger voor hem wordt.
§ 4. De kandidaat-beroepsofficier van het niveau A van de bijzondere werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan in een andere specifieke vormingscyclus gereclasseerd worden, naargelang het geval, in dezelfde hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier van het niveau A van de bijzondere werving of in de hoedanigheid van kandidaat-officier BDL van het niveau A van de bijzondere werving.
§ 5. De kandidaat-beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan in een andere specifieke vormingscyclus gereclasseerd worden, naargelang het geval, in dezelfde hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier van het niveau B van de bijzondere werving of in de hoedanigheid van kandidaat-officier BDL van het niveau B van de bijzondere werving.
§ 6. De kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de normale of aanvullende werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C of in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van niveau C.
§ 7. De kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de bijzondere werving, die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden :
1° in een andere specifieke vormingscyclus, in dezelfde hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de bijzondere werving of in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van niveau B van de bijzondere werving;
2° in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C of in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau C.
§ 8. De kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C van de normale werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan, naargelang het geval, gereclasseerd worden :
1° in een andere specifieke vormingscyclus in dezelfde hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van het niveau C van de normale werving of in de hoedanigheid van kandidaat-onderofficier BDL van het niveau C van de normale werving;
2° in een vormingscyclus, in de hoedanigheid van kandidaat- vrijwilliger BDL.
§ 9. De kandidaat-beroepsvrijwilliger die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden in een andere specifieke vormingscyclus in dezelfde hoedanigheid van kandidaat-beroepsvrijwilliger of in de hoedanigheid van kandidaat-vrijwilliger BDL.
§ 10. De kandidaat die definitief mislukt is wegens een onvoldoende beoordeling voor de bijkomende proeven van fysieke conditie eigen aan zijn specifieke vormingscyclus kan gereclasseerd worden in dezelfde hoedanigheid in een andere specifieke vormingscyclus waarvoor die specifieke lichamelijke conditie niet vereist is, indien hij :
1° de specifieke vormingscyclus niet kan voortzetten, zoals bedoeld in artikel 40, § 2, tweede lid, maar bijkomende proeven en examens moet afleggen of een deel van de vorming opnieuw moet volgen;
2° geslaagd is in de basisproeven van fysieke conditie bepaald in artikel 9 van het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de fysieke hoedanigheden van sommige kandidaten en leerlingen van de krijgsmacht;
3° in voorkomend geval, voor de kandidaat-beroepsofficier van de normale of aanvullende werving van niveau A, de reclasserings-voorwaarden, bepaald in § 2, 1°, a) en b) van dit besluit, gerespecteerd worden.
§ 11. De kandidaat die definitief mislukt is wegens onvoldoende karakteriële hoedanigheden kan enkel gereclasseerd worden in een lagere personeelscategorie.
§ 12. De kandidaat die definitief mislukt is voor de professionele hoedanigheden tijdens de militaire initiatiefase of het gedeelte van de fase militaire basisopleiding die gemeenschappelijk is voor de verschillende personeelscategorieën kan niet worden gereclasseerd.
§ 13. De gereclasseerde kandidaat kan worden vrijgesteld van bepaalde vormingsgedeelten overeenkomstig de bepalingen van artikel 19.
§ 14. De tweede reclassering, bedoeld in artikel 106, zevende lid, van de wet, kan worden toegestaan onder volgende voorwaarden :
1° indien de eerste reclassering werd toegestaan tijdens of op het einde van het eerste vormingsjaar, naargelang het geval :
a) indien hij kandidaat beroepsofficier van het niveau A van de normale werving is, aan de polytechnische faculteit van de Koninklijke Militaire School;
b) indien hij kandidaat beroepsonderofficier van het niveau C van de normale werving is, in de fase algemene technische opleiding;
2° zijn eerste reclassering het gevolg was van een definitieve mislukking wegens onvoldoende beoordeling van de professionele hoedanigheden.
De tweede reclassering wordt toegestaan door de autoriteit bedoeld in § 1, eerste lid, en op basis van de beoordelingselementen bedoeld in § 1, derde lid.
Modifications
Art.42. § 1er. Le DGHR ou l'autorité qu'il désigne, est compétent pour accorder l'autorisation de reclasser le candidat à sa demande, comme fixé à l'article 106 de la loi.
Toutefois, le candidat doit réussir, le cas échéant, les épreuves de sélection supplémentaires, fixées dans l'arrêté royal du 11 septembre 2003 relatif au recrutement des militaires, pour le cycle de formation dans lequel le candidat désire être reclassé.
L'autorité prend sa décision sur la base :
1° le cas échéant, des résultats des épreuves de sélection;
2° des données de sélection du candidat lors de son recrutement;
3° des résultats relatifs aux qualités professionnelles, caractérielles et physiques sur le plan de la condition physique du candidat depuis son recrutement;
4° des parties de formation déjà suivies;
5° de l'aptitude médicale du candidat;
6° de l'habilitation de sécurité exigée.
§ 2. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée [1 ou parce qu'il ne répond pas à la condition de compétence linguistique visée à l'article 2, alinéa 5, de la loi du 30 juillet 1938 concernant l'usage des langues à l'armée]1, peut être reclassé :
1° dans la même qualité de candidat, dans un autre cycle de formation spécifique pendant ou à la fin de la première ou deuxième année de la formation académique :
a) si le candidat a réussi l'épreuve d'admission qui est prévue en vue de débuter la formation de médecin ou de dentiste, lorsque ceci est exigé;
b) si lors du recrutement, le candidat a réussi les épreuves de sélection supplémentaires, fixées dans l'arrêté royal du 11 septembre 2003 relatif au recrutement des militaires, pour le cycle de formation dans lequel le candidat désire être reclassé;
2° dans la même qualité de candidat, dans un autre cycle de formation spécifique, pendant ou à la fin de la troisième année de la formation académique ou plus tard, pour autant que son cycle de formation ne soit pas prolongé de plus d'une année de formation;
3° dans la qualité de candidat officier de carrière ou BDL du niveau B, s'il est en possession d'un diplôme de bachelier et s'il a réussi l'examen sur la connaissance effective de la deuxième langue nationale, visé à l'article 3 de la loi du 30 juillet 1938 concernant l'usage des langues à l'armée;
4° dans la qualité de candidat sous-officier de carrière ou BDL, selon le cas, du :
a) niveau B, s'il est en possession d'un diplôme de bachelier obtenu, à la faculté polytechnique de l'Ecole royale militaire ou à un établissement universitaire ou haute école, pour l'orientation sciences ingénieur industriel;
b) niveau C;
5° dans la qualité de candidat volontaire BDL.
§ 3. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal, candidat membre ou membre du personnel navigant aérien, ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes sur le plan des études peut être reclassé comme candidat officier auxiliaire pilote s'il est médicalement apte et possède la capacité professionnelle au service aérien.
Il est rattaché à une promotion de candidats officiers auxiliaires pilotes selon les modalités fixées dans un règlement arrêté par le ministre. Sur le plan de l'avancement il suit le sort de sa nouvelle promotion et, le cas échéant, il conserve son grade jusqu'au moment où l'avancement au sein de cette promotion lui est plus favorable.
§ 4. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement spécial ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée, peut être reclassé dans un autre cycle de formation spécifique, selon le cas, dans la même qualité de candidat officier de carrière du niveau A du recrutement spécial ou dans la qualité de candidat officier BDL du niveau A du recrutement spécial.
§ 5. Le candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée, peut être reclassé dans un autre cycle de formation spécifique, selon le cas, dans la même qualité de candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial ou dans la qualité de candidat officier BDL du niveau B du recrutement spécial.
§ 6. Le candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement normal ou complémentaire ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée, peut être reclassé en qualité de candidat sous-officier de carrière du niveau C ou en qualité de candidat sous-officier BDL du niveau C.
§ 7. Le candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement spécial ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée, peut être reclassé :
1° dans un autre cycle de formation spécifique, dans la même qualité de candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement spécial ou dans la qualité de candidat sous-officier BDL du niveau B du recrutement spécial;
2° dans la qualité de candidat sous-officier de carrière du niveau C ou dans la qualité de candidat sous-officier BDL du niveau C.
§ 8. Le candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée, peut être reclassé, selon le cas :
1° dans un autre cycle de formation spécifique, dans la même qualité de candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal ou dans la qualité de candidat sous-officier BDL du niveau C du recrutement normal;
2° dans un cycle de formation, dans la qualité de candidat volontaire BDL.
§ 9. Le candidat volontaire de carrière ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée, peut être reclassé, dans un autre cycle de formation, dans la même qualité de candidat volontaire de carrière ou dans la qualité de candidat volontaire BDL.
§ 10. Le candidat ayant définitivement échoué à la suite d'une appréciation insuffisante pour les épreuves supplémentaires de condition physique propre à son cycle de formation spécifique peut être reclassé dans la même qualité, dans un autre cycle de formation spécifique pour lequel cette condition physique spécifique n'est pas requise, s'il :
1° ne peut pas poursuivre son cycle de formation, comme visé à l'article 40, § 2, alinéa 2, mais doit présenter des épreuves ou examens supplémentaires ou suivre à nouveau une partie de sa formation;
2° a réussi les épreuves de condition physique de base, fixées à l'article 9 de l'arrêté royal du 13 novembre 1991 fixant les règles applicables à l'appréciation des qualités physiques de certains candidats et élèves des forces armées;
3° le cas échéant, pour le candidat-officier de carrière du recrutement normal ou complémentaire du niveau A, les conditions de reclassement fixées au § 2, 1°, a) et b), sont respectées.
§ 11. Le candidat ayant définitivement échoué à la suite d'une appréciation insuffisante des qualités caractérielles, ne peut être reclassé que dans une catégorie de personnel inférieure.
§ 12. Le candidat ayant définitivement échoué pour les qualités professionnelles pendant la phase d'initiation militaire ou la partie de la phase d'instruction militaire de base commune aux différentes catégories de personnel ne peut être reclassé.
§ 13. Le candidat reclassé peut être dispensé de certaines parties de la formation conformément aux dispositions de l'article 19.
§ 14. Le deuxième reclassement, visé à l'article 106, septième alinéa, de la loi, peut être autorisé sous les conditions suivantes :
1° si le premier reclassement a été autorisé pendant ou à la fin de la première année de formation, suivant le cas :
a) s'il était candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal, à la faculté polytechnique de l'Ecole royale militaire;
b) s'il était candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal, dans la phase instruction générale technique;
2° son premier reclassement était la conséquence d'un échec définitif suite à une appréciation insuffisante des qualités professionnelles.
Le deuxième reclassement est autorisé par l'autorité visée au § 1er, alinéa 1er, et sur la base des éléments d'appréciation visés au § 1er, alinéa 3.
Toutefois, le candidat doit réussir, le cas échéant, les épreuves de sélection supplémentaires, fixées dans l'arrêté royal du 11 septembre 2003 relatif au recrutement des militaires, pour le cycle de formation dans lequel le candidat désire être reclassé.
L'autorité prend sa décision sur la base :
1° le cas échéant, des résultats des épreuves de sélection;
2° des données de sélection du candidat lors de son recrutement;
3° des résultats relatifs aux qualités professionnelles, caractérielles et physiques sur le plan de la condition physique du candidat depuis son recrutement;
4° des parties de formation déjà suivies;
5° de l'aptitude médicale du candidat;
6° de l'habilitation de sécurité exigée.
§ 2. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée [1 ou parce qu'il ne répond pas à la condition de compétence linguistique visée à l'article 2, alinéa 5, de la loi du 30 juillet 1938 concernant l'usage des langues à l'armée]1, peut être reclassé :
1° dans la même qualité de candidat, dans un autre cycle de formation spécifique pendant ou à la fin de la première ou deuxième année de la formation académique :
a) si le candidat a réussi l'épreuve d'admission qui est prévue en vue de débuter la formation de médecin ou de dentiste, lorsque ceci est exigé;
b) si lors du recrutement, le candidat a réussi les épreuves de sélection supplémentaires, fixées dans l'arrêté royal du 11 septembre 2003 relatif au recrutement des militaires, pour le cycle de formation dans lequel le candidat désire être reclassé;
2° dans la même qualité de candidat, dans un autre cycle de formation spécifique, pendant ou à la fin de la troisième année de la formation académique ou plus tard, pour autant que son cycle de formation ne soit pas prolongé de plus d'une année de formation;
3° dans la qualité de candidat officier de carrière ou BDL du niveau B, s'il est en possession d'un diplôme de bachelier et s'il a réussi l'examen sur la connaissance effective de la deuxième langue nationale, visé à l'article 3 de la loi du 30 juillet 1938 concernant l'usage des langues à l'armée;
4° dans la qualité de candidat sous-officier de carrière ou BDL, selon le cas, du :
a) niveau B, s'il est en possession d'un diplôme de bachelier obtenu, à la faculté polytechnique de l'Ecole royale militaire ou à un établissement universitaire ou haute école, pour l'orientation sciences ingénieur industriel;
b) niveau C;
5° dans la qualité de candidat volontaire BDL.
§ 3. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal, candidat membre ou membre du personnel navigant aérien, ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes sur le plan des études peut être reclassé comme candidat officier auxiliaire pilote s'il est médicalement apte et possède la capacité professionnelle au service aérien.
Il est rattaché à une promotion de candidats officiers auxiliaires pilotes selon les modalités fixées dans un règlement arrêté par le ministre. Sur le plan de l'avancement il suit le sort de sa nouvelle promotion et, le cas échéant, il conserve son grade jusqu'au moment où l'avancement au sein de cette promotion lui est plus favorable.
§ 4. Le candidat officier de carrière du niveau A du recrutement spécial ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée, peut être reclassé dans un autre cycle de formation spécifique, selon le cas, dans la même qualité de candidat officier de carrière du niveau A du recrutement spécial ou dans la qualité de candidat officier BDL du niveau A du recrutement spécial.
§ 5. Le candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée, peut être reclassé dans un autre cycle de formation spécifique, selon le cas, dans la même qualité de candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial ou dans la qualité de candidat officier BDL du niveau B du recrutement spécial.
§ 6. Le candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement normal ou complémentaire ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée, peut être reclassé en qualité de candidat sous-officier de carrière du niveau C ou en qualité de candidat sous-officier BDL du niveau C.
§ 7. Le candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement spécial ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée, peut être reclassé :
1° dans un autre cycle de formation spécifique, dans la même qualité de candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement spécial ou dans la qualité de candidat sous-officier BDL du niveau B du recrutement spécial;
2° dans la qualité de candidat sous-officier de carrière du niveau C ou dans la qualité de candidat sous-officier BDL du niveau C.
§ 8. Le candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée, peut être reclassé, selon le cas :
1° dans un autre cycle de formation spécifique, dans la même qualité de candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal ou dans la qualité de candidat sous-officier BDL du niveau C du recrutement normal;
2° dans un cycle de formation, dans la qualité de candidat volontaire BDL.
§ 9. Le candidat volontaire de carrière ayant définitivement échoué pour cause de qualités professionnelles insuffisantes ou qui doit être retiré de son cycle de formation spécifique suite au refus ou au retrait de l'habilitation de sécurité exigée, peut être reclassé, dans un autre cycle de formation, dans la même qualité de candidat volontaire de carrière ou dans la qualité de candidat volontaire BDL.
§ 10. Le candidat ayant définitivement échoué à la suite d'une appréciation insuffisante pour les épreuves supplémentaires de condition physique propre à son cycle de formation spécifique peut être reclassé dans la même qualité, dans un autre cycle de formation spécifique pour lequel cette condition physique spécifique n'est pas requise, s'il :
1° ne peut pas poursuivre son cycle de formation, comme visé à l'article 40, § 2, alinéa 2, mais doit présenter des épreuves ou examens supplémentaires ou suivre à nouveau une partie de sa formation;
2° a réussi les épreuves de condition physique de base, fixées à l'article 9 de l'arrêté royal du 13 novembre 1991 fixant les règles applicables à l'appréciation des qualités physiques de certains candidats et élèves des forces armées;
3° le cas échéant, pour le candidat-officier de carrière du recrutement normal ou complémentaire du niveau A, les conditions de reclassement fixées au § 2, 1°, a) et b), sont respectées.
§ 11. Le candidat ayant définitivement échoué à la suite d'une appréciation insuffisante des qualités caractérielles, ne peut être reclassé que dans une catégorie de personnel inférieure.
§ 12. Le candidat ayant définitivement échoué pour les qualités professionnelles pendant la phase d'initiation militaire ou la partie de la phase d'instruction militaire de base commune aux différentes catégories de personnel ne peut être reclassé.
§ 13. Le candidat reclassé peut être dispensé de certaines parties de la formation conformément aux dispositions de l'article 19.
§ 14. Le deuxième reclassement, visé à l'article 106, septième alinéa, de la loi, peut être autorisé sous les conditions suivantes :
1° si le premier reclassement a été autorisé pendant ou à la fin de la première année de formation, suivant le cas :
a) s'il était candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal, à la faculté polytechnique de l'Ecole royale militaire;
b) s'il était candidat sous-officier de carrière du niveau C du recrutement normal, dans la phase instruction générale technique;
2° son premier reclassement était la conséquence d'un échec définitif suite à une appréciation insuffisante des qualités professionnelles.
Le deuxième reclassement est autorisé par l'autorité visée au § 1er, alinéa 1er, et sur la base des éléments d'appréciation visés au § 1er, alinéa 3.
Modifications
Afdeling 3. - Het verlies van de hoedanigheid van kandidaat
Section 3. - De la perte de la qualité de candidat
Art.43. Bij het verlies van de hoedanigheid van kandidaat, bedoeld in artikel 21/1 van de wet, wordt deze van rechtswege ontnomen door de overheid bevoegd voor de verbreking van, naargelang het geval, de dienstneming of wederdienstneming.
Art.43. Lors de la perte de la qualité de candidat, visée à l'article 21/1 de la loi, celle-ci est retirée de plein droit par l'autorité compétente pour la résiliation, selon le cas, de l'engagement ou du rengagement.
Afdeling 4. - De reïntegratie
Section 4. - De la réintégration
Art.44. De kandidaat die zijn vorming heeft stopgezet om een vormingscyclus in een nieuwe hoedanigheid te volgen, maar deze nieuwe hoedanigheid verloren heeft kan op zijn aanvraag gereïntegreerd worden in zijn oorspronkelijke hoedanigheid om de oorspronkelijke specifieke vormingscyclus met een volgende promotie te volgen, voor zover tegelijk :
1° hij zijn huidige hoedanigheid van kandidaat niet heeft verloren :
a) wegens het niet meer voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, eerste lid, 2° en 3°, van de wet, of de beslissing tot verwijdering van het grondgebied, tot terugwijzing of tot uitzetting, in toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
b) wegens onvoldoende fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke geschiktheid of op medisch gebied, waardoor de kandidaat niet meer voldoet aan het medisch profiel van de oorspronkelijke specifieke vormingscyclus;
c) wegens onvoldoende karakteriële hoedanigheden indien hij gereïntegreerd wordt in dezelfde personeelscategorie;
2° zijn dienstneming niet van ambtswege is verbroken :
a) wegens een valse verklaring;
b) wegens een veroordeling met of zonder uitstel, tot een militaire gevangenisstraf van ten minste één maand wegens een misdrijf dat volgens het militair strafwetboek strafbaar is;
c) wegens het feit dat de kandidaat zich aan ernstige, met zijn staat van militair niet overeen te brengen feiten schuldig heeft gemaakt of wegens het feit dat zijn gedrag of zijn wijze van dienen manifest onvoldoende is;
3° de oorspronkelijke vormingscyclus nog wordt georganiseerd en volgens de DGHR op deze wijze een personeelsbehoefte kan worden ingevuld;
4° hij :
a) oorspronkelijk kandidaat-beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-hulpofficier;
- kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet;
b) oorspronkelijk kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de bijzondere werving was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving;
- kandidaat-hulpofficier;
- kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet;
c) oorspronkelijk kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de normale of aanvullende werving was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-hulpofficier;
- kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet;
d) oorspronkelijk kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving;
- kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de normale, aanvullende of bijzondere werving;
- kandidaat-onderofficier BDL van het niveau B van de bijzondere werving;
- kandidaat-hulpofficier;
- kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet;
e) oorspronkelijk kandidaat-beroepsvrijwilliger was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-hulpofficier;
- kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet;
- kandidaat-beroepsonderofficier of kandidaat-onderofficier BDL;
f) oorspronkelijk kandidaat-onderofficier BDL van het niveau B van de bijzondere werving was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
g) oorspronkelijk kandidaat-onderofficier BDL van het niveau C was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-beroepsonderofficier;
- kandidaat-onderofficier BDL van het niveau B van de bijzondere werving;
h) oorspronkelijk kandidaat-vrijwilliger BDL was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-beroepsonderofficier of onderofficier BDL
- kandidaat-beroepsvrijwilliger;
i) oorspronkelijk kandidaat-onderofficier EVMI was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B;
- kandidaat-onderofficier BDL;
j) oorspronkelijk kandidaat-vrijwilliger EVMI was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-beroepsonderofficier of kandidaat-onderofficier BDL;
- kandidaat-beroepsvrijwilliger of vrijwilliger BDL.
De DGHR of de overheid die hij aanwijst, beslist over de reïntegratie.
1° hij zijn huidige hoedanigheid van kandidaat niet heeft verloren :
a) wegens het niet meer voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, eerste lid, 2° en 3°, van de wet, of de beslissing tot verwijdering van het grondgebied, tot terugwijzing of tot uitzetting, in toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
b) wegens onvoldoende fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke geschiktheid of op medisch gebied, waardoor de kandidaat niet meer voldoet aan het medisch profiel van de oorspronkelijke specifieke vormingscyclus;
c) wegens onvoldoende karakteriële hoedanigheden indien hij gereïntegreerd wordt in dezelfde personeelscategorie;
2° zijn dienstneming niet van ambtswege is verbroken :
a) wegens een valse verklaring;
b) wegens een veroordeling met of zonder uitstel, tot een militaire gevangenisstraf van ten minste één maand wegens een misdrijf dat volgens het militair strafwetboek strafbaar is;
c) wegens het feit dat de kandidaat zich aan ernstige, met zijn staat van militair niet overeen te brengen feiten schuldig heeft gemaakt of wegens het feit dat zijn gedrag of zijn wijze van dienen manifest onvoldoende is;
3° de oorspronkelijke vormingscyclus nog wordt georganiseerd en volgens de DGHR op deze wijze een personeelsbehoefte kan worden ingevuld;
4° hij :
a) oorspronkelijk kandidaat-beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-hulpofficier;
- kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet;
b) oorspronkelijk kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de bijzondere werving was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving;
- kandidaat-hulpofficier;
- kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet;
c) oorspronkelijk kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de normale of aanvullende werving was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-hulpofficier;
- kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet;
d) oorspronkelijk kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving;
- kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de normale, aanvullende of bijzondere werving;
- kandidaat-onderofficier BDL van het niveau B van de bijzondere werving;
- kandidaat-hulpofficier;
- kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet;
e) oorspronkelijk kandidaat-beroepsvrijwilliger was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-hulpofficier;
- kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet;
- kandidaat-beroepsonderofficier of kandidaat-onderofficier BDL;
f) oorspronkelijk kandidaat-onderofficier BDL van het niveau B van de bijzondere werving was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
g) oorspronkelijk kandidaat-onderofficier BDL van het niveau C was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-beroepsonderofficier;
- kandidaat-onderofficier BDL van het niveau B van de bijzondere werving;
h) oorspronkelijk kandidaat-vrijwilliger BDL was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-beroepsonderofficier of onderofficier BDL
- kandidaat-beroepsvrijwilliger;
i) oorspronkelijk kandidaat-onderofficier EVMI was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B;
- kandidaat-onderofficier BDL;
j) oorspronkelijk kandidaat-vrijwilliger EVMI was en de hoedanigheid verliest van hetzij :
- kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de normale of aanvullende werving;
- kandidaat-beroepsonderofficier of kandidaat-onderofficier BDL;
- kandidaat-beroepsvrijwilliger of vrijwilliger BDL.
De DGHR of de overheid die hij aanwijst, beslist over de reïntegratie.
Art.44. Le candidat qui a cessé sa formation afin de suivre un cycle de formation dans une nouvelle qualité, mais qui a perdu cette nouvelle qualité, peut à sa demande être réintégré dans sa qualité d'origine afin de suivre le cycle de formation spécifique originelle avec une promotion suivante, pour autant que simultanément :
1° il n'ait pas perdu sa qualité actuelle de candidat :
a) à la suite du fait de ne plus satisfaire aux conditions visées à l'article 9, alinéa 1er, 2° et 3°, de la loi, ou de la décision d'éloignement du territoire, de renvoi ou d'expulsion, en application de la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers;
b) à la suite de qualités physiques insuffisantes sur le plan de l'aptitude physique ou sur le plan médical, par lesquelles le candidat ne satisfait plus au profil médical du cycle de formation spécifique d'origine;
c) à la suite de qualités caractérielles insuffisantes s'il est réintégré dans la même catégorie de personnel;
2° son engagement ne soit pas résilié d'office :
a) à la suite d'une fausse déclaration;
b) à la suite d'une condamnation avec ou sans sursis, d'un emprisonnement militaire d'un mois au moins du chef d'une infraction réprimée par le code pénal militaire;
c) à la suite du fait que le candidat s'est rendu coupable de faits graves incompatibles avec son état de militaire ou à la suite du fait que sa conduite ou sa manière de servir est manifestement insuffisante;
3° le cycle de formation originelle soit encore organisé et selon le DGHR un besoin en personnel peut être rempli de cette manière;
4° il ait été :
a) à l'origine candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat officier auxiliaire;
- candidat officier en engagement volontaire militaire;
b) à l'origine candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement spécial et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial;
- candidat officier auxiliaire;
- candidat officier en engagement volontaire militaire;
c) à l'origine candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement normal ou complémentaire et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat officier auxiliaire;
- candidat officier en engagement volontaire militaire;
d) à l'origine candidat sous-officier de carrière du niveau C et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial;
- candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement normal, complémentaire ou spécial;
- candidat sous-officier de BDL du niveau B du recrutement spécial;
- candidat officier auxiliaire;
- candidat officier en engagement volontaire militaire;
e) à l'origine candidat volontaire de carrière et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat officier auxiliaire;
- candidat officier en engagement volontaire militaire;
- candidat sous-officier de carrière ou candidat sous-officier BDL;
f) à l'origine candidat sous-officier BDL du niveau B du recrutement spécial et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
g) à l'origine candidat sous-officier BDL du niveau C et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat sous-officier de carrière;
- candidat sous-officier de BDL du niveau B du recrutement spécial;
h) à l'origine candidat volontaire BDL et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier BDL du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat sous-officier de carrière ou BDL;
- candidat volontaire de carrière
i) à l'origine candidat sous-officier EVMI et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat sous-officier de carrière du niveau B;
- candidat sous-officier BDL;
j) à l'origine candidat volontaire EVMI et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat sous-officier de carrière ou BDL;
- candidat volontaire de carrière ou BDL.
Le DGHR ou l'autorité qu'il désigne, décide de la réintégration.
1° il n'ait pas perdu sa qualité actuelle de candidat :
a) à la suite du fait de ne plus satisfaire aux conditions visées à l'article 9, alinéa 1er, 2° et 3°, de la loi, ou de la décision d'éloignement du territoire, de renvoi ou d'expulsion, en application de la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers;
b) à la suite de qualités physiques insuffisantes sur le plan de l'aptitude physique ou sur le plan médical, par lesquelles le candidat ne satisfait plus au profil médical du cycle de formation spécifique d'origine;
c) à la suite de qualités caractérielles insuffisantes s'il est réintégré dans la même catégorie de personnel;
2° son engagement ne soit pas résilié d'office :
a) à la suite d'une fausse déclaration;
b) à la suite d'une condamnation avec ou sans sursis, d'un emprisonnement militaire d'un mois au moins du chef d'une infraction réprimée par le code pénal militaire;
c) à la suite du fait que le candidat s'est rendu coupable de faits graves incompatibles avec son état de militaire ou à la suite du fait que sa conduite ou sa manière de servir est manifestement insuffisante;
3° le cycle de formation originelle soit encore organisé et selon le DGHR un besoin en personnel peut être rempli de cette manière;
4° il ait été :
a) à l'origine candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat officier auxiliaire;
- candidat officier en engagement volontaire militaire;
b) à l'origine candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement spécial et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial;
- candidat officier auxiliaire;
- candidat officier en engagement volontaire militaire;
c) à l'origine candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement normal ou complémentaire et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat officier auxiliaire;
- candidat officier en engagement volontaire militaire;
d) à l'origine candidat sous-officier de carrière du niveau C et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat officier de carrière du niveau B du recrutement spécial;
- candidat sous-officier de carrière du niveau B du recrutement normal, complémentaire ou spécial;
- candidat sous-officier de BDL du niveau B du recrutement spécial;
- candidat officier auxiliaire;
- candidat officier en engagement volontaire militaire;
e) à l'origine candidat volontaire de carrière et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat officier auxiliaire;
- candidat officier en engagement volontaire militaire;
- candidat sous-officier de carrière ou candidat sous-officier BDL;
f) à l'origine candidat sous-officier BDL du niveau B du recrutement spécial et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
g) à l'origine candidat sous-officier BDL du niveau C et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat sous-officier de carrière;
- candidat sous-officier de BDL du niveau B du recrutement spécial;
h) à l'origine candidat volontaire BDL et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier BDL du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat sous-officier de carrière ou BDL;
- candidat volontaire de carrière
i) à l'origine candidat sous-officier EVMI et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat sous-officier de carrière du niveau B;
- candidat sous-officier BDL;
j) à l'origine candidat volontaire EVMI et qu'il perde la qualité soit de :
- candidat officier de carrière du niveau A du recrutement normal ou complémentaire;
- candidat sous-officier de carrière ou BDL;
- candidat volontaire de carrière ou BDL.
Le DGHR ou l'autorité qu'il désigne, décide de la réintégration.
Art.45. De gereïntegreerde kandidaat kan worden vrijgesteld van bepaalde vormingsgedeelten overeenkomstig de bepalingen van artikel 19.
Art.45. Le candidat réintégré peut être dispensé de certaines parties de la formation conformément aux dispositions de l'article 19.
TITEL 3. - Opheffings- en eindbepalingen
TITRE 3. - Dispositions abrogatoires et finales
Art.46. Het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader wordt opgeheven.
Art.46. L'arrêté royal du 11 août 1994 relatif à la formation des candidats militaires du cadre actif est abrogé.
Art.47. Op 31 december 2013 treden in werking :
1° de artikelen 21/1, 21/2, 22, 79, 79/1, 80, 81, 81/1, 81/2, 81/3, 81/4, 81/5, 81/6, 82, 83, 83/1, 83/2, 84, 84/1, 87, 88, 89, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 97/1, 97/2, 98, 98/1, 99, 100, 101, 101/1, 101/2, 101/3, 101/4, 102, 103, 104, 104/1, 105, 106, 107 en 108, van de wet van 28 februari 2007, zoals gewijzigd bij de wet van 31 juli 2013;
2° dit besluit, behalve de bepalingen die betrekking hebben op de officieren van de vakrichting "medische technieken" die de studieduur verhogen om de noodzakelijke periode te omvatten voor het behalen van één van de bijzondere beroepstitels in de artikelen 7, 8 en 10 die in werking treden op de dag van inwerkingtreding van de wet van 5 maart 2006 tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende het statuut van de officier van het medisch technisch korps van de medische dienst.
1° de artikelen 21/1, 21/2, 22, 79, 79/1, 80, 81, 81/1, 81/2, 81/3, 81/4, 81/5, 81/6, 82, 83, 83/1, 83/2, 84, 84/1, 87, 88, 89, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 97/1, 97/2, 98, 98/1, 99, 100, 101, 101/1, 101/2, 101/3, 101/4, 102, 103, 104, 104/1, 105, 106, 107 en 108, van de wet van 28 februari 2007, zoals gewijzigd bij de wet van 31 juli 2013;
2° dit besluit, behalve de bepalingen die betrekking hebben op de officieren van de vakrichting "medische technieken" die de studieduur verhogen om de noodzakelijke periode te omvatten voor het behalen van één van de bijzondere beroepstitels in de artikelen 7, 8 en 10 die in werking treden op de dag van inwerkingtreding van de wet van 5 maart 2006 tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende het statuut van de officier van het medisch technisch korps van de medische dienst.
Art.47. Entrent en vigueur le 31 décembre 2013 :
1° les articles 21/1, 21/2, 22, 79, 79/1, 80, 81, 81/1, 81/2, 81/3, 81/4, 81/5, 81/6, 82, 83, 83/1, 83/2, 84, 84/1, 87, 88, 89, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 97/1, 97/2, 98, 98/1, 99, 100, 101, 101/1, 101/2, 101/3, 101/4, 102, 103, 104, 104/1, 105, 106, 107 et 108, de la loi du 28 février 2007, tels que modifiés par la loi du 31 juillet 2013;
2° le présent arrêté, sauf les dispositions relatives aux officiers de la filière de métiers "techniques médicales" qui augmentent la durée des études pour couvrir la période nécessaire à l'obtention d'un des titres professionnels particuliers dans les articles 7, 8 et 10 qui entrent en vigueur le jour de l'entrée en vigueur de la loi du 5 mars 2006 fixant des dispositions spécifiques relatives au statut des officiers du corps technique médical du service médical.
1° les articles 21/1, 21/2, 22, 79, 79/1, 80, 81, 81/1, 81/2, 81/3, 81/4, 81/5, 81/6, 82, 83, 83/1, 83/2, 84, 84/1, 87, 88, 89, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 97/1, 97/2, 98, 98/1, 99, 100, 101, 101/1, 101/2, 101/3, 101/4, 102, 103, 104, 104/1, 105, 106, 107 et 108, de la loi du 28 février 2007, tels que modifiés par la loi du 31 juillet 2013;
2° le présent arrêté, sauf les dispositions relatives aux officiers de la filière de métiers "techniques médicales" qui augmentent la durée des études pour couvrir la période nécessaire à l'obtention d'un des titres professionnels particuliers dans les articles 7, 8 et 10 qui entrent en vigueur le jour de l'entrée en vigueur de la loi du 5 mars 2006 fixant des dispositions spécifiques relatives au statut des officiers du corps technique médical du service médical.
Art. 48. De minister bevoegd voor Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 48. Le ministre qui a la Défense dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.