Artikel 1. In artikel 1bis van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, wordt voor het eerste lid, een lid ingevoegd luidende :
" Dit besluit is van toepassing op alle werknemers, die niet onder het toepassingsgebied vallen van tijdskrediet, zoals bedoeld in artikel 103bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, noch onder het toepassingsgebied van een ander systeem van loopbaanonderbreking. "
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
3 SEPTEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen en van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra
Titre
3 SEPTEMBRE 2012. - Arrêté royal modifiant les arrêtés royaux du 2 janvier 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption et du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux
Informations sur le document
Numac: 2012204908
Datum: 2012-09-03
Info du document
Numac: 2012204908
Date: 2012-09-03
Tekst (14)
Texte (14)
Article 1er. Dans l'article 1erbis de l'arrêté royal du 2 janvier 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption, un alinéa est inséré avant l'alinéa premier, libellé comme suit :
" Le présent arrêté est applicable à tous les travailleurs qui ne tombent pas sous le champ d'application du crédit-temps, tel que mentionné à l'article 103bis de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, ni sous le champ d'application d'un autre système d'interruption de carrière. "
" Le présent arrêté est applicable à tous les travailleurs qui ne tombent pas sous le champ d'application du crédit-temps, tel que mentionné à l'article 103bis de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, ni sous le champ d'application d'un autre système d'interruption de carrière. "
Art.2. In het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, wordt artikel 1 vervangen als volgt :
" Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van het onderwijs bedoeld in artikel 127, § 1, van de Grondwet, die onderworpen zijn aan een statuut en die hun loopbaan onderbreken op grond van de reglementaire bepalingen vastgelegd door de bevoegde Gemeenschap onder dewelke ze ressorteren en in zoverre de voorwaarden en de modaliteiten bepaald door deze Gemeenschap vervuld werden.
De bepalingen van de artikelen 4ter en 4quater zijn eveneens van toepassing op de contractuele personeelsleden van het onderwijs. "
" Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van het onderwijs bedoeld in artikel 127, § 1, van de Grondwet, die onderworpen zijn aan een statuut en die hun loopbaan onderbreken op grond van de reglementaire bepalingen vastgelegd door de bevoegde Gemeenschap onder dewelke ze ressorteren en in zoverre de voorwaarden en de modaliteiten bepaald door deze Gemeenschap vervuld werden.
De bepalingen van de artikelen 4ter en 4quater zijn eveneens van toepassing op de contractuele personeelsleden van het onderwijs. "
Art.2. Dans l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux, l'article 1er est remplacé comme suit :
" Article 1er. Le présent arrêté est d'application aux membres du personnel de l'enseignement visé par l'article 127, § 1er, de la Constitution, qui sont soumis à un statut et qui interrompent leur carrière professionnelle sur base des dispositions réglementaires fixées par la Communauté compétente de laquelle ils ressortissent et pour autant que les conditions et modalités fixées par cette Communauté soient remplies.
Les dispositions des articles 4ter et 4quater sont également applicables aux membres du personnel contractuel de l'enseignement. "
" Article 1er. Le présent arrêté est d'application aux membres du personnel de l'enseignement visé par l'article 127, § 1er, de la Constitution, qui sont soumis à un statut et qui interrompent leur carrière professionnelle sur base des dispositions réglementaires fixées par la Communauté compétente de laquelle ils ressortissent et pour autant que les conditions et modalités fixées par cette Communauté soient remplies.
Les dispositions des articles 4ter et 4quater sont également applicables aux membres du personnel contractuel de l'enseignement. "
Art.3. In artikel 4, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999, worden de eerste vier leden vervangen als volgt :
" Art. 4. § 1. Aan de personeelsleden bedoeld in deze afdeling, die volgens de bepalingen van dit besluit hun beroepsloopbaan volledig onderbreken, wordt een onderbrekingsuitkering toegekend van 305,11 euro per maand indien het ambt dat onderbroken wordt een volledige opdracht omvat.
Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat, wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
Het bedrag van de onderbrekingsuitkering wordt, in afwijking van het eerste lid, vastgesteld op 334,14 euro per maand wanneer de volledige onderbreking van de voltijdse arbeidsregeling een aanvang neemt binnen een termijn van drie jaar na de geboorte of adoptie van een tweede kind, waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
Het bedrag van de onderbrekingsuitkering wordt vastgesteld op 363,19 euro per maand wanneer de volledige onderbreking van de voltijdse arbeidsregeling een aanvang neemt binnen een termijn van drie jaar na de geboorte of adoptie van een derde of daaropvolgende kind, waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt. "
" Art. 4. § 1. Aan de personeelsleden bedoeld in deze afdeling, die volgens de bepalingen van dit besluit hun beroepsloopbaan volledig onderbreken, wordt een onderbrekingsuitkering toegekend van 305,11 euro per maand indien het ambt dat onderbroken wordt een volledige opdracht omvat.
Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat, wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
Het bedrag van de onderbrekingsuitkering wordt, in afwijking van het eerste lid, vastgesteld op 334,14 euro per maand wanneer de volledige onderbreking van de voltijdse arbeidsregeling een aanvang neemt binnen een termijn van drie jaar na de geboorte of adoptie van een tweede kind, waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
Het bedrag van de onderbrekingsuitkering wordt vastgesteld op 363,19 euro per maand wanneer de volledige onderbreking van de voltijdse arbeidsregeling een aanvang neemt binnen een termijn van drie jaar na de geboorte of adoptie van een derde of daaropvolgende kind, waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt. "
Art.3. Dans l'article 4, paragraphe 1er du même arrêté, inséré par l'arrêté royal du 4 juin 1999, les quatre premiers alinéas sont remplacés comme suit :
" Art. 4. § 1er. Aux membres du personnel visés dans cette section qui, selon les dispositions du présent arrêté interrompent complètement leur carrière professionnelle, est accordée une allocation d'interruption de 305,11 euros par mois si la fonction interrompue est à prestations complètes.
Lorsque cette fonction n'est pas à prestations complètes, ce montant est réduit au prorata des prestations qui sont interrompues.
Le montant de l'allocation d'interruption est toutefois, par dérogation à l'alinéa 1er, fixé à 334,14 euros par mois lorsque l'interruption complète du régime de travail à temps plein commence dans un délai de trois ans à partir de toute naissance ou adoption d'un deuxième enfant pour lequel le membre du personnel ou son conjoint vivant sous le même toit, reçoit des allocations familiales.
Le montant de l'allocation d'interruption est toutefois fixé à 363,19 euros par mois lorsque l'interruption complète du régime de travail à temps plein commence dans un délai de trois ans à partir de toute naissance ou adoption postérieure à celle d'un deuxième enfant pour lequel le membre du personnel ou son conjoint vivant sous le même toit, reçoit des allocations familiales. "
" Art. 4. § 1er. Aux membres du personnel visés dans cette section qui, selon les dispositions du présent arrêté interrompent complètement leur carrière professionnelle, est accordée une allocation d'interruption de 305,11 euros par mois si la fonction interrompue est à prestations complètes.
Lorsque cette fonction n'est pas à prestations complètes, ce montant est réduit au prorata des prestations qui sont interrompues.
Le montant de l'allocation d'interruption est toutefois, par dérogation à l'alinéa 1er, fixé à 334,14 euros par mois lorsque l'interruption complète du régime de travail à temps plein commence dans un délai de trois ans à partir de toute naissance ou adoption d'un deuxième enfant pour lequel le membre du personnel ou son conjoint vivant sous le même toit, reçoit des allocations familiales.
Le montant de l'allocation d'interruption est toutefois fixé à 363,19 euros par mois lorsque l'interruption complète du régime de travail à temps plein commence dans un délai de trois ans à partir de toute naissance ou adoption postérieure à celle d'un deuxième enfant pour lequel le membre du personnel ou son conjoint vivant sous le même toit, reçoit des allocations familiales. "
Art.4. In artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999, worden de paragrafen 2 en 3 vervangen als volgt :
" § 2. Voor de personeelsleden die hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering een gedeelte van 305,11 euro berekend volgend het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht.
Indien de personeelsleden de voorwaarden vervullen van § 1, derde of vierde lid, bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering gedurende de periode bepaald in § 1, zesde lid, een gedeelte van hetzij 334,14 euro, hetzij 363,19 euro berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht.
§ 3. In afwijking van § 2, wordt voor de personeelsleden die de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben en zich, volgens de voorwaarden en modaliteiten bepaald door de bevoegde Gemeenschap, engageren hun loopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot aan hun pensionering, het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering vastgesteld op een gedeelte van 610,19 euro, berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht, zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan 305,11 euro.
Indien de personeelsleden de voorwaarden vervullen van § 1, derde of vierde lid, bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering gedurende de periode bepaald in § 1, zesde lid, een gedeelte van hetzij 668,27 euro, hetzij 726,38 euro berekend volgens de bepalingen van het vorige lid en zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan hetzij 334,14 euro, hetzij 363,19 euro. "
" § 2. Voor de personeelsleden die hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering een gedeelte van 305,11 euro berekend volgend het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht.
Indien de personeelsleden de voorwaarden vervullen van § 1, derde of vierde lid, bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering gedurende de periode bepaald in § 1, zesde lid, een gedeelte van hetzij 334,14 euro, hetzij 363,19 euro berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht.
§ 3. In afwijking van § 2, wordt voor de personeelsleden die de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben en zich, volgens de voorwaarden en modaliteiten bepaald door de bevoegde Gemeenschap, engageren hun loopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot aan hun pensionering, het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering vastgesteld op een gedeelte van 610,19 euro, berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht, zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan 305,11 euro.
Indien de personeelsleden de voorwaarden vervullen van § 1, derde of vierde lid, bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering gedurende de periode bepaald in § 1, zesde lid, een gedeelte van hetzij 668,27 euro, hetzij 726,38 euro berekend volgens de bepalingen van het vorige lid en zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan hetzij 334,14 euro, hetzij 363,19 euro. "
Art.4. Dans l'article 4 du même arrêté, inséré par l'arrêté royal du 4 juin 1999, les paragraphes 2 et 3 sont remplacés comme suit :
" § 2. Pour les membres du personnel qui interrompent leur carrière de manière partielle, le montant mensuel de l'allocation d'interruption s'élève à une partie de 305,11 euros calculé selon le nombre d'heures par lesquelles la fonction a été diminuée par rapport au nombre d'heures d'une fonction complète.
Lorsque les membres du personnel remplissent les conditions du § 1er, alinéa 3 ou 4, le montant mensuel de l'allocation d'interruption s'élève, au cours de la période fixée au § 1er, alinéa six, à une partie de soit 334,14 euros, soit 363,19 euros calculée selon le nombre d'heures par lesquelles la fonction a été diminuée par rapport au nombre d'heures d'une fonction complète.
§ 3. Par dérogation au § 2, pour les membres du personnel qui ont atteint l'âge de 55 ans et qui, selon les conditions et modalités fixées par la Communauté compétente, s'engagent à interrompre partiellement leur carrière jusqu'à leur retraite, le montant mensuel de l'allocation d'interruption est fixé à une partie de 610,19 euros calculée selon le nombre d'heures par lesquelles la fonction a été diminuée par rapport au nombre d'heures d'une fonction complète, sans que ce montant puisse être supérieur à 305,11 euros.
Lorsque les membres du personnel remplissent les conditions du § 1er, alinéa 3 ou 4, le montant mensuel de l'allocation d'interruption s'élève, au cours de la période fixée au § 1er, alinéa six, à une partie de soit 668,27 euros, soit 726,38 euros, calculé selon les dispositions de l'alinéa précédent, sans que ce montant puisse être supérieur à soit 334,14 euros, soit 363,19 euros."
" § 2. Pour les membres du personnel qui interrompent leur carrière de manière partielle, le montant mensuel de l'allocation d'interruption s'élève à une partie de 305,11 euros calculé selon le nombre d'heures par lesquelles la fonction a été diminuée par rapport au nombre d'heures d'une fonction complète.
Lorsque les membres du personnel remplissent les conditions du § 1er, alinéa 3 ou 4, le montant mensuel de l'allocation d'interruption s'élève, au cours de la période fixée au § 1er, alinéa six, à une partie de soit 334,14 euros, soit 363,19 euros calculée selon le nombre d'heures par lesquelles la fonction a été diminuée par rapport au nombre d'heures d'une fonction complète.
§ 3. Par dérogation au § 2, pour les membres du personnel qui ont atteint l'âge de 55 ans et qui, selon les conditions et modalités fixées par la Communauté compétente, s'engagent à interrompre partiellement leur carrière jusqu'à leur retraite, le montant mensuel de l'allocation d'interruption est fixé à une partie de 610,19 euros calculée selon le nombre d'heures par lesquelles la fonction a été diminuée par rapport au nombre d'heures d'une fonction complète, sans que ce montant puisse être supérieur à 305,11 euros.
Lorsque les membres du personnel remplissent les conditions du § 1er, alinéa 3 ou 4, le montant mensuel de l'allocation d'interruption s'élève, au cours de la période fixée au § 1er, alinéa six, à une partie de soit 668,27 euros, soit 726,38 euros, calculé selon les dispositions de l'alinéa précédent, sans que ce montant puisse être supérieur à soit 334,14 euros, soit 363,19 euros."
Art.5. In het artikel 4bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 4 juni 1999, worden de woorden "hun loopbaan volledig of gedeeltelijk onderbreken" vervangen door "hun loopbaan volledig, met één vijfde of tot de helft van een voltijdse betrekking onderbreken".
Art.5. Dans l'article 4bis premier alinéa, du même arrêté, inséré par l'arrêté royal du 4 juin 1999, les mots "leur carrière complètement ou partiellement" sont remplacé par "leur carrière complètement, d'un cinquième ou à mi-temps d'un emploi à plein temps".
Art.6. Artikel 4ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 4 juni 1999, wordt vervangen als volgt :
" Art. 4ter. § 1. Op voorwaarde dat de bevoegde Gemeenschap de mogelijkheid voorzien heeft en dat de voorwaarden en modaliteiten bepaald door deze Gemeenschap vervuld werden, kunnen de personeelsleden hun loopbaan volledig onderbreken op basis van artikel 100 van de voormelde wet van 22 januari 1985 of gedeeltelijk met een vijfde of tot de helft van een voltijdse betrekking onderbreken op basis van artikel 102 van dezelfde wet voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een gezinslid of een familielid tot de tweede graad, dat lijdt aan een zware ziekte.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder gezinslid, elke persoon die samenwoont met het personeelslid en als familielid zowel de bloed- als de aanverwanten.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder zware ziekte verstaan, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel.
Het bewijs van de reden van deze loopbaanonderbreking wordt geleverd door het personeelslid bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek gezins- of familielid tot de tweede graad, waaruit blijkt dat het personeelslid bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon.
§ 2. De mogelijkheid om zijn loopbaan volledig te onderbreken om de in dit artikel aangehaalde reden is beperkt tot maximum 12 maanden per patiënt. De onderbrekingsperiodes kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum één en maximum drie maanden, aaneensluitend of niet, tot de maximum termijn van 12 maanden bereikt is. Nochtans wordt de maximumperiode van 12 maanden per patiënt verminderd met de periodes van volledige loopbaanonderbreking die het personeelslid reeds genoten heeft voor dezelfde patiënt op basis van een andere wettekst of reglementaire tekst ter uitvoering van de voornoemde herstelwet van 22 januari 1985, die dezelfde mogelijkheid voorzag.
§ 3. De in dit artikel bedoelde mogelijkheid van gedeeltelijke loopbaanonderbreking is beperkt tot maximum 24 maanden per patiënt. De periodes van gedeeltelijke loopbaanonderbreking kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum één maand tot maximum drie maanden, aaneensluitend of niet tot een maximum van 24 maanden bereikt is.
Nochtans wordt de maximumperiode van 24 maanden per patiënt verminderd met de periodes van gedeeltelijke loopbaanonderbreking die het personeelslid reeds genoten heeft voor dezelfde patiënt op basis van een andere wettekst of reglementaire tekst ter uitvoering van de voornoemde herstelwet van 22 januari 1985, die dezelfde mogelijkheid voorzag.
§ 4. Voor het personeelslid dat alleenstaand is, wordt, in geval van zware ziekte van zijn kind dat hoogstens 16 jaar oud is, de maximumperiode van volledige loopbaanonderbreking bedoeld in paragraaf 2 van dit artikel uitgebreid naar 24 maanden per patiënt en wordt de maximumperiode van gedeeltelijke loopbaanonderbreking bedoeld in paragraaf 3 van dit artikel uitgebreid naar 48 maanden per patiënt.
De periodes van volledige en gedeeltelijke loopbaanonderbreking kunnen enkel worden opgenomen met periodes van minimum één maand en maximum drie maanden, aaneensluitend of niet.
Onder alleenstaande in de zin van dit artikel wordt verstaan het personeelslid dat uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen.
In geval van toepassing van deze paragraaf moet het personeelslid bovendien het bewijs leveren van de samenstelling van zijn gezin door middel van een attest dat wordt afgeleverd door de gemeentelijke overheid en waaruit blijkt dat het personeelslid op het moment van de aanvraag uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen.
Voor iedere verlenging van een periode van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking dient het personeelslid dezelfde procedure te volgen en de door dit artikel vereiste attest(en) in te dienen. "
" Art. 4ter. § 1. Op voorwaarde dat de bevoegde Gemeenschap de mogelijkheid voorzien heeft en dat de voorwaarden en modaliteiten bepaald door deze Gemeenschap vervuld werden, kunnen de personeelsleden hun loopbaan volledig onderbreken op basis van artikel 100 van de voormelde wet van 22 januari 1985 of gedeeltelijk met een vijfde of tot de helft van een voltijdse betrekking onderbreken op basis van artikel 102 van dezelfde wet voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een gezinslid of een familielid tot de tweede graad, dat lijdt aan een zware ziekte.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder gezinslid, elke persoon die samenwoont met het personeelslid en als familielid zowel de bloed- als de aanverwanten.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder zware ziekte verstaan, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel.
Het bewijs van de reden van deze loopbaanonderbreking wordt geleverd door het personeelslid bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek gezins- of familielid tot de tweede graad, waaruit blijkt dat het personeelslid bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon.
§ 2. De mogelijkheid om zijn loopbaan volledig te onderbreken om de in dit artikel aangehaalde reden is beperkt tot maximum 12 maanden per patiënt. De onderbrekingsperiodes kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum één en maximum drie maanden, aaneensluitend of niet, tot de maximum termijn van 12 maanden bereikt is. Nochtans wordt de maximumperiode van 12 maanden per patiënt verminderd met de periodes van volledige loopbaanonderbreking die het personeelslid reeds genoten heeft voor dezelfde patiënt op basis van een andere wettekst of reglementaire tekst ter uitvoering van de voornoemde herstelwet van 22 januari 1985, die dezelfde mogelijkheid voorzag.
§ 3. De in dit artikel bedoelde mogelijkheid van gedeeltelijke loopbaanonderbreking is beperkt tot maximum 24 maanden per patiënt. De periodes van gedeeltelijke loopbaanonderbreking kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum één maand tot maximum drie maanden, aaneensluitend of niet tot een maximum van 24 maanden bereikt is.
Nochtans wordt de maximumperiode van 24 maanden per patiënt verminderd met de periodes van gedeeltelijke loopbaanonderbreking die het personeelslid reeds genoten heeft voor dezelfde patiënt op basis van een andere wettekst of reglementaire tekst ter uitvoering van de voornoemde herstelwet van 22 januari 1985, die dezelfde mogelijkheid voorzag.
§ 4. Voor het personeelslid dat alleenstaand is, wordt, in geval van zware ziekte van zijn kind dat hoogstens 16 jaar oud is, de maximumperiode van volledige loopbaanonderbreking bedoeld in paragraaf 2 van dit artikel uitgebreid naar 24 maanden per patiënt en wordt de maximumperiode van gedeeltelijke loopbaanonderbreking bedoeld in paragraaf 3 van dit artikel uitgebreid naar 48 maanden per patiënt.
De periodes van volledige en gedeeltelijke loopbaanonderbreking kunnen enkel worden opgenomen met periodes van minimum één maand en maximum drie maanden, aaneensluitend of niet.
Onder alleenstaande in de zin van dit artikel wordt verstaan het personeelslid dat uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen.
In geval van toepassing van deze paragraaf moet het personeelslid bovendien het bewijs leveren van de samenstelling van zijn gezin door middel van een attest dat wordt afgeleverd door de gemeentelijke overheid en waaruit blijkt dat het personeelslid op het moment van de aanvraag uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen.
Voor iedere verlenging van een periode van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking dient het personeelslid dezelfde procedure te volgen en de door dit artikel vereiste attest(en) in te dienen. "
Art.6. L'article 4ter, du même arrêté, inséré par l'arrêté royal du 4 juin 1999, est remplacé comme suit :
" Art.4ter. § 1er A la condition que la Communauté compétente en ait prévu la possibilité et que les conditions et modalités fixées par cette Communauté soient remplies, les membres du personnel peuvent interrompre leur carrière de manière complète sur la base de l'article 100 de la loi du 22 janvier 1985 précitée ou l'interrompre partiellement d'un cinquième ou à mi-temps d'un emploi à plein temps sur la base de l'article 102 de la même loi pour l'assistance ou l'octroi de soins à un membre de leur ménage ou à un membre de leur famille jusqu'au deuxième degré, qui souffre d'une maladie grave.
Pour l'application du présent article, est considéré comme membre du ménage, toute personne qui cohabite avec le membre du personnel et comme membre de la famille, aussi bien les parents que les alliés.
Pour l'application du présent article, est considérée comme maladie grave toute maladie ou intervention médicale qui est considérée comme telle par le médecin traitant et pour laquelle le médecin est d'avis que toute forme de soins ou d'assistance sociale, familiale ou mentale est nécessaire pour la convalescence.
La preuve de la raison de cette interruption de carrière est apportée par le membre du personnel au moyen d'une attestation délivrée par le médecin traitant du membre du ménage ou de la famille jusqu'au deuxième degré, gravement malade, dont il ressort que le membre du personnel est disposé à assister ou donner des soins à la personne gravement malade.
§ 2. La possibilité d'interrompre sa carrière de manière complète pour la raison visée dans le présent article, est limitée au 12 mois maximum par patient. Les périodes d'interruption peuvent seulement être prises par périodes de minimum un mois et maximum trois mois, consécutives ou non, jusqu'au moment où le maximum de 12 mois est atteint. Toutefois, la période maximale de 12 mois par patient est réduite des périodes d'interruption de carrière complète dont le membre du personnel a déjà bénéficié pour le même patient sur la base d'un autre texte légal ou réglementaire d'exécution de la loi de redressement du 22 janvier 1985 précitée qui prévoyait ou qui prévoit la même possibilité.
§ 3. La possibilité de prendre une interruption de carrière partielle pour la raison visée dans le présent article, est limitée au 24 mois maximum par patient. Les périodes d'interruption partielle de la carrière peuvent seulement être prises par périodes d'un mois au minimum ou de trois mois au maximum, consécutives ou non, jusqu'à ceque le maximum de 24 mois soit atteint.
Toutefois, la période au 24 mois maximum par patient est réduite des périodes d'interruption partielle de la carrière dont le membre du personnel a déjà bénéficié pour le même patient sur base d'un autre texte légal ou réglementaire d'exécution de la loi de redressement du 22 janvier 1985 précitée qui prévoyait ou qui prévoit la même possibilité.
§ 4. Lorsque ce membre du personnel est isolé, la période minimale d'interruption de carrière complète visée au paragraphe 2 du présent article est portée à 24 mois par patient et la période maximale d'interruption de carrière partielle visée au paragraphe 3 du présent article est portée à 48 mois par patient, en cas de maladie grave d'un enfant âgé de 16 ans au plus.
Les périodes d'interruption de carrière complète et partielle peuvent seulement être prises par périodes d'un mois au minimum et trois mois au maximum, consécutives ou non.
Est isolé au sens du présent article, le membre du personnel qui habite exclusivement et effectivement avec un ou plusieurs de ses enfants.
En cas d'application de ce paragraphe, le membre du personnel isolé fournit en outre la preuve de la composition de son ménage au moyen d'une attestation délivrée par l'autorité communale et dont il ressort que le membre du personnel, au moment de la demande, habite exclusivement et effectivement avec un ou plusieurs de ses enfants.
Pour chaque prolongation d'une période d'interruption de carrière complète ou partielle, le membre du personnel doit à nouveau suivre la même procédure et introduire la ou les attestation(s) requise(s) en vertu de cet article. "
" Art.4ter. § 1er A la condition que la Communauté compétente en ait prévu la possibilité et que les conditions et modalités fixées par cette Communauté soient remplies, les membres du personnel peuvent interrompre leur carrière de manière complète sur la base de l'article 100 de la loi du 22 janvier 1985 précitée ou l'interrompre partiellement d'un cinquième ou à mi-temps d'un emploi à plein temps sur la base de l'article 102 de la même loi pour l'assistance ou l'octroi de soins à un membre de leur ménage ou à un membre de leur famille jusqu'au deuxième degré, qui souffre d'une maladie grave.
Pour l'application du présent article, est considéré comme membre du ménage, toute personne qui cohabite avec le membre du personnel et comme membre de la famille, aussi bien les parents que les alliés.
Pour l'application du présent article, est considérée comme maladie grave toute maladie ou intervention médicale qui est considérée comme telle par le médecin traitant et pour laquelle le médecin est d'avis que toute forme de soins ou d'assistance sociale, familiale ou mentale est nécessaire pour la convalescence.
La preuve de la raison de cette interruption de carrière est apportée par le membre du personnel au moyen d'une attestation délivrée par le médecin traitant du membre du ménage ou de la famille jusqu'au deuxième degré, gravement malade, dont il ressort que le membre du personnel est disposé à assister ou donner des soins à la personne gravement malade.
§ 2. La possibilité d'interrompre sa carrière de manière complète pour la raison visée dans le présent article, est limitée au 12 mois maximum par patient. Les périodes d'interruption peuvent seulement être prises par périodes de minimum un mois et maximum trois mois, consécutives ou non, jusqu'au moment où le maximum de 12 mois est atteint. Toutefois, la période maximale de 12 mois par patient est réduite des périodes d'interruption de carrière complète dont le membre du personnel a déjà bénéficié pour le même patient sur la base d'un autre texte légal ou réglementaire d'exécution de la loi de redressement du 22 janvier 1985 précitée qui prévoyait ou qui prévoit la même possibilité.
§ 3. La possibilité de prendre une interruption de carrière partielle pour la raison visée dans le présent article, est limitée au 24 mois maximum par patient. Les périodes d'interruption partielle de la carrière peuvent seulement être prises par périodes d'un mois au minimum ou de trois mois au maximum, consécutives ou non, jusqu'à ceque le maximum de 24 mois soit atteint.
Toutefois, la période au 24 mois maximum par patient est réduite des périodes d'interruption partielle de la carrière dont le membre du personnel a déjà bénéficié pour le même patient sur base d'un autre texte légal ou réglementaire d'exécution de la loi de redressement du 22 janvier 1985 précitée qui prévoyait ou qui prévoit la même possibilité.
§ 4. Lorsque ce membre du personnel est isolé, la période minimale d'interruption de carrière complète visée au paragraphe 2 du présent article est portée à 24 mois par patient et la période maximale d'interruption de carrière partielle visée au paragraphe 3 du présent article est portée à 48 mois par patient, en cas de maladie grave d'un enfant âgé de 16 ans au plus.
Les périodes d'interruption de carrière complète et partielle peuvent seulement être prises par périodes d'un mois au minimum et trois mois au maximum, consécutives ou non.
Est isolé au sens du présent article, le membre du personnel qui habite exclusivement et effectivement avec un ou plusieurs de ses enfants.
En cas d'application de ce paragraphe, le membre du personnel isolé fournit en outre la preuve de la composition de son ménage au moyen d'une attestation délivrée par l'autorité communale et dont il ressort que le membre du personnel, au moment de la demande, habite exclusivement et effectivement avec un ou plusieurs de ses enfants.
Pour chaque prolongation d'une période d'interruption de carrière complète ou partielle, le membre du personnel doit à nouveau suivre la même procédure et introduire la ou les attestation(s) requise(s) en vertu de cet article. "
Art.7. Artikel 4quinquies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999, wordt vervangen als volgt :
" Art. 4quinquies. § 1. Voor de personeelsleden die hun loopbaan volledig onderbreken krachtens de bepalingen van deze afdeling bedraagt het bedrag van de onderbrekingsuitkering 596,27 euro per maand indien het ambt dat onderbroken wordt een volledige opdracht omvat. Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
§ 2. Voor de personeelsleden die hun beroepsloopbaan verminderen tot de helft van een voltijdse betrekking wordt het bedrag van de in § 1 bedoelde uitkering vastgesteld op 298,13 euro, indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt gevraagd een volledige opdracht omvat. Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
Nochtans wordt voor de personeelsleden die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben, het bedrag van 298,13 euro voorzien in het eerste lid op 505,70 euro gebracht indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt gevraagd een volledige opdracht omvat.
§ 3. Voor de personeelsleden die hun beroepsloopbaan verminderen met 1/5e van een voltijdse betrekking wordt het bedrag van de in § 1 bedoelde uitkering vastgesteld op 119,25 euro indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt aangevraagd een volledige opdracht omvat. Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
Voor een personeelslid dat uitsluitend samenwoont met één of meerdere kinderen die hij ten laste heeft, wordt het bedrag van 119,25 euro op 136,01 euro gebracht indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt gevraagd een volledige opdracht omvat.
Nochtans wordt voor de personeelsleden die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben, het bedrag van 119,25 euro voorzien in het eerste lid op 202,28 euro gebracht indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt gevraagd een volledige opdracht omvat.
" Art. 4quinquies. § 1. Voor de personeelsleden die hun loopbaan volledig onderbreken krachtens de bepalingen van deze afdeling bedraagt het bedrag van de onderbrekingsuitkering 596,27 euro per maand indien het ambt dat onderbroken wordt een volledige opdracht omvat. Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
§ 2. Voor de personeelsleden die hun beroepsloopbaan verminderen tot de helft van een voltijdse betrekking wordt het bedrag van de in § 1 bedoelde uitkering vastgesteld op 298,13 euro, indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt gevraagd een volledige opdracht omvat. Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
Nochtans wordt voor de personeelsleden die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben, het bedrag van 298,13 euro voorzien in het eerste lid op 505,70 euro gebracht indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt gevraagd een volledige opdracht omvat.
§ 3. Voor de personeelsleden die hun beroepsloopbaan verminderen met 1/5e van een voltijdse betrekking wordt het bedrag van de in § 1 bedoelde uitkering vastgesteld op 119,25 euro indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt aangevraagd een volledige opdracht omvat. Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
Voor een personeelslid dat uitsluitend samenwoont met één of meerdere kinderen die hij ten laste heeft, wordt het bedrag van 119,25 euro op 136,01 euro gebracht indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt gevraagd een volledige opdracht omvat.
Nochtans wordt voor de personeelsleden die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben, het bedrag van 119,25 euro voorzien in het eerste lid op 202,28 euro gebracht indien het ambt waarvoor loopbaanonderbreking wordt gevraagd een volledige opdracht omvat.
Art.7. L'article 4quinquies du même arrêté est remplacé comme suit :
" Art. 4quinquies. § 1er. Pour les membres du personnel qui interrompent leur carrière de manière complète en vertu des dispositions de la présente section, le montant de l'allocation d'interruption s'élève à 596,27 euros par mois si la fonction interrompue est à prestations complètes. Lorsque cette fonction n'est pas à prestations complètes, ce montant est réduit au prorata des prestations qui sont interrompues.
§ 2. Pour les membres du personnel qui réduisent leur carrière professionnelle à mi-temps d'un emploi à plein temps, le montant de l'allocation visée au § 1er est fixé à 298,13 euros, lorsque la fonction pour laquelle l'interruption de carrière est demandée est à prestations complètes. Lorsque cette fonction n'est pas à prestations complètes, ce montant est réduit au prorata des prestations qui sont interrompues.
Toutefois, pour les membres du personnel qui ont atteint l'âge de 50 ans, le montant de 298,13 euros prévu à l'alinéa 1er est porté à 505,70 euros lorsque la fonction interrompue est à prestations complètes.
§ 3. Pour les membres du personnel qui réduisent leur carrière professionnelle d'un cinquième d'un emploi à plein temps, le montant de l'allocation visée au § 1er est fixée à 119,25 euros, lorsque la fonction pour laquelle l'interruption de carrière est demandée est à prestations complètes. Lorsque cette fonction n'est pas à prestations complètes, ce montant est réduit au prorata des prestations qui sont interrompues.
Pour le membre du personnel qui habite exclusivement avec un ou plusieurs enfants dont il a la charge, ce montant de 119,25 euros est porté à 136,01 euros, lorsque la fonction pour laquelle l'interruption de carrière est demandée est à prestations complètes.
Toutefois, pour les membres du personnel qui ont atteint l'âge de 50 ans, le montant de 119,25 euros prévu au premier alinéa est porté à 202,28 euros, lorsque la fonction pour laquelle l'interruption de carrière est demandée est à prestations complètes. "
" Art. 4quinquies. § 1er. Pour les membres du personnel qui interrompent leur carrière de manière complète en vertu des dispositions de la présente section, le montant de l'allocation d'interruption s'élève à 596,27 euros par mois si la fonction interrompue est à prestations complètes. Lorsque cette fonction n'est pas à prestations complètes, ce montant est réduit au prorata des prestations qui sont interrompues.
§ 2. Pour les membres du personnel qui réduisent leur carrière professionnelle à mi-temps d'un emploi à plein temps, le montant de l'allocation visée au § 1er est fixé à 298,13 euros, lorsque la fonction pour laquelle l'interruption de carrière est demandée est à prestations complètes. Lorsque cette fonction n'est pas à prestations complètes, ce montant est réduit au prorata des prestations qui sont interrompues.
Toutefois, pour les membres du personnel qui ont atteint l'âge de 50 ans, le montant de 298,13 euros prévu à l'alinéa 1er est porté à 505,70 euros lorsque la fonction interrompue est à prestations complètes.
§ 3. Pour les membres du personnel qui réduisent leur carrière professionnelle d'un cinquième d'un emploi à plein temps, le montant de l'allocation visée au § 1er est fixée à 119,25 euros, lorsque la fonction pour laquelle l'interruption de carrière est demandée est à prestations complètes. Lorsque cette fonction n'est pas à prestations complètes, ce montant est réduit au prorata des prestations qui sont interrompues.
Pour le membre du personnel qui habite exclusivement avec un ou plusieurs enfants dont il a la charge, ce montant de 119,25 euros est porté à 136,01 euros, lorsque la fonction pour laquelle l'interruption de carrière est demandée est à prestations complètes.
Toutefois, pour les membres du personnel qui ont atteint l'âge de 50 ans, le montant de 119,25 euros prévu au premier alinéa est porté à 202,28 euros, lorsque la fonction pour laquelle l'interruption de carrière est demandée est à prestations complètes. "
Art.8. In artikel 5 van hetzelfde koninklijk besluit, worden het tweede, derde en vierde lid opgeheven.
Art.8. Dans l'article 5 du même arrêté, les alinéas 2, 3 et 4 sont supprimés.
Art.9. In hetzelfde koninklijk besluit wordt het hoofdstuk III opgeheven.
Art.9. Dans le même arrêté royal, le chapitre III est abrogé.
Art.10. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 16bis ingevoegd, luidende :
" Art. 16bis. Het recht op uitkeringen gaat in op de dag vermeld in de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten behoorlijk en volledig ingevuld op het werkloosheidsbureau toekomen binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na dewelke is vermeld in de aanvraag, en van datum tot datum berekend wordt. Wanneer de documenten behoorlijk en volledig ingevuld ontvangen worden na die termijn, gaat het recht op uitkeringen slechts in de dag van de ontvangst ervan. "
" Art. 16bis. Het recht op uitkeringen gaat in op de dag vermeld in de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten behoorlijk en volledig ingevuld op het werkloosheidsbureau toekomen binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na dewelke is vermeld in de aanvraag, en van datum tot datum berekend wordt. Wanneer de documenten behoorlijk en volledig ingevuld ontvangen worden na die termijn, gaat het recht op uitkeringen slechts in de dag van de ontvangst ervan. "
Art.10. Dans le même arrêté royal, un article 16bis est inséré, rédigé comme suit :
" Art. 16bis. Le droit aux allocations est ouvert à partir du jour indiqué sur la demande d'allocations lorsque tous les documents nécessaires dûment et entièrement remplis parviennent au bureau du chômage dans le délai de deux mois prenant cours le lendemain du jour indiqué sur la demande et calculé de date à date. Lorsque ces documents dûment et entièrement remplis sont reçus en-dehors de ce délai, le droit aux allocations n'est ouvert qu'à partir du jour de leur réception. "
" Art. 16bis. Le droit aux allocations est ouvert à partir du jour indiqué sur la demande d'allocations lorsque tous les documents nécessaires dûment et entièrement remplis parviennent au bureau du chômage dans le délai de deux mois prenant cours le lendemain du jour indiqué sur la demande et calculé de date à date. Lorsque ces documents dûment et entièrement remplis sont reçus en-dehors de ce délai, le droit aux allocations n'est ouvert qu'à partir du jour de leur réception. "
Art.11. Artikel 17 van hetzelfde koninklijk besluit wordt opgeheven.
Art.11. L'article 17 du même arrêté royal est abrogé.
Art.12. Artikel 21 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 21. § 1. De bedragen van de uitkeringen vermeld in onderhavig besluit, zijn gekoppeld aan de spilindex 103,14 geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100). Deze bedragen worden verhoogd of verminderd overeenkomstig artikel 4 van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bedragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. De verhoging of de vermindering wordt toegepast vanaf de dag, bepaald in artikel 6, 3°, van voornoemde wet.
Het nieuwe bedrag wordt bekomen door het basisbedrag te vermenigvuldigen met een coëfficiënt gelijk aan 1,0200n, waarbij n overeenstemt met de rang van de bereikte spilindex, zonder dat een intermediaire afronding geschiedt. De spilindex volgend op deze vermeld in het eerste lid wordt als rang 1 beschouwd. De coëfficiënt wordt uitgedrukt in eenheden, gevolgd door 4 cijfers. Het vijfde cijfer na de komma wordt weggelaten en leidt tot een verhoging met één eenheid van het vorige cijfer indien het minstens 5 bereikt.
§ 2. Wanneer het overeenkomstig § 1 berekende bedrag van de uitkering, een gedeelte van een cent bevat, wordt het tot de hogere of lagere cent afgerond naargelang het gedeelte al dan niet 0,5 bereikt. "
" Art. 21. § 1. De bedragen van de uitkeringen vermeld in onderhavig besluit, zijn gekoppeld aan de spilindex 103,14 geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100). Deze bedragen worden verhoogd of verminderd overeenkomstig artikel 4 van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bedragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. De verhoging of de vermindering wordt toegepast vanaf de dag, bepaald in artikel 6, 3°, van voornoemde wet.
Het nieuwe bedrag wordt bekomen door het basisbedrag te vermenigvuldigen met een coëfficiënt gelijk aan 1,0200n, waarbij n overeenstemt met de rang van de bereikte spilindex, zonder dat een intermediaire afronding geschiedt. De spilindex volgend op deze vermeld in het eerste lid wordt als rang 1 beschouwd. De coëfficiënt wordt uitgedrukt in eenheden, gevolgd door 4 cijfers. Het vijfde cijfer na de komma wordt weggelaten en leidt tot een verhoging met één eenheid van het vorige cijfer indien het minstens 5 bereikt.
§ 2. Wanneer het overeenkomstig § 1 berekende bedrag van de uitkering, een gedeelte van een cent bevat, wordt het tot de hogere of lagere cent afgerond naargelang het gedeelte al dan niet 0,5 bereikt. "
Art.12. L'article 21 du même arrêté est remplacé comme suit :
" Art. 21. § 1er. Les montants des allocations mentionnées dans le présent arrêté, sont liés à l'indice-pivot 103,14 en vigueur le 1er juin 1999 (base 1996 = 100). Ces montants sont augmentés ou diminués conformément à l'article 4 de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation, des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants. L'augmentation ou la diminution est applicable à partir du jour fixé par l'article 6, 3°, de la loi précitée.
Le nouveau montant est obtenu par la multiplication du montant de base par un coefficient égal à 1,0200n, n représentant le rang de l'indice-pivot atteint, sans qu'il y ait un arrondissement intermédiaire. L'indice-pivot qui suit celui mentionné à l'alinéa 1er, est considéré comme rang 1. Le coefficient est exprimé en unités, suivies de 4 chiffres. Le cinquième chiffre après la virgule est supprimé et mène à une augmentation du chiffre précédent d'une unité lorsqu'il atteint au moins 5.
§ 2. Lorsque le montant de l'allocation calculé conformément aux dispositions du § 1er, comporte une fraction de cent, il est arrondi au cent supérieur ou inférieur selon que la fraction atteint ou n'atteint pas 0,5. "
" Art. 21. § 1er. Les montants des allocations mentionnées dans le présent arrêté, sont liés à l'indice-pivot 103,14 en vigueur le 1er juin 1999 (base 1996 = 100). Ces montants sont augmentés ou diminués conformément à l'article 4 de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation, des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants. L'augmentation ou la diminution est applicable à partir du jour fixé par l'article 6, 3°, de la loi précitée.
Le nouveau montant est obtenu par la multiplication du montant de base par un coefficient égal à 1,0200n, n représentant le rang de l'indice-pivot atteint, sans qu'il y ait un arrondissement intermédiaire. L'indice-pivot qui suit celui mentionné à l'alinéa 1er, est considéré comme rang 1. Le coefficient est exprimé en unités, suivies de 4 chiffres. Le cinquième chiffre après la virgule est supprimé et mène à une augmentation du chiffre précédent d'une unité lorsqu'il atteint au moins 5.
§ 2. Lorsque le montant de l'allocation calculé conformément aux dispositions du § 1er, comporte une fraction de cent, il est arrondi au cent supérieur ou inférieur selon que la fraction atteint ou n'atteint pas 0,5. "
Art.13. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2012.
Art.13. Le présent arrêté produits ses effets le 1er septembre 2012.
Art. 14. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 14. Le ministre qui a l'Emploi dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Gegeven te Brussel, 3 september 2012.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK
Donné à Bruxelles, le 3 septembre 2012.
ALBERT
Par le Roi :
La Ministre de l'Emploi,
Mme M. DE CONINCK
ALBERT
Par le Roi :
La Ministre de l'Emploi,
Mme M. DE CONINCK