Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, wordt 2° vervangen als volgt :
"2° CAO nr. 103 : de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdkrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
25 AUGUSTUS 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking
Titre
25 AOUT 2012. - Arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 12 décembre 2001 pris en exécution du chapitre IV de la loi du 10 août 2001 relative à la conciliation entre l'emploi et la qualité de vie concernant le système du crédit-temps, la diminution de carrière et la réduction des prestations de travail à mi-temps
Informations sur le document
Numac: 2012204780
Datum: 2012-08-25
Info du document
Numac: 2012204780
Date: 2012-08-25
Tekst (8)
Texte (8)
Article 1er. A l'article 1er de l'arrêté royal du 12 décembre 2001 pris en exécution du chapitre IV de la loi du 10 août 2001 relative à la conciliation entre l'emploi et la qualité de vie concernant le système du crédit-temps, la diminution de carrière et la réduction des prestations de travail à mi-temps, le 2° est remplacé par ce qui suit :
" 2° CCT n° 103 : la convention collective de travail n° 103 du 27 juin 2012, conclue au sein du Conseil national du Travail, instaurant un système de Crédit-temps, de diminution de carrière et d'emplois de fin de carrière.
" 2° CCT n° 103 : la convention collective de travail n° 103 du 27 juin 2012, conclue au sein du Conseil national du Travail, instaurant un système de Crédit-temps, de diminution de carrière et d'emplois de fin de carrière.
Art.2. In artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de paragrafen 1 en 2, worden de woorden "van de CAO nr. 77" elke keer vervangen door de woorden "van de CAO nr. 103" en worden in de Franstalige tekst de woorden "se montant" elke keer vervangen door de woorden "ce montant";
2° in paragraaf 2/1, worden de woorden "artikel 6, § 1 van de CAO nr. 77" vervangen door de woorden "artikel 3, § 1, 3° van de CAO nr. 103";
3° paragraaf 2/2 wordt vervangen als volgt :
" § 2/2. De onderbrekingsuitkeringen bedoeld in de §§ 1er, 2 en 2/1 van dit artikel worden toegekend aan de werknemer die voorafgaand aan de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever een beroepsloopbaan als loontrekkende van ten minste vijf jaar heeft doorlopen en door een arbeidsovereenkomst met de huidige werkgever verbonden is gedurende ten minste twee jaar.
De beroepsloopbaan als loontrekkende van ten minste vijf jaar wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 10, § 3 van de CAO nr. 103. Het bewijs van de vijf jaar beroepsloopbaan, gebeurt aan de hand van een formulier vastgesteld door de Minister van Werk, op voorstel van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
De twee bovenstaande leden zijn niet van toepassing op de werknemers die hun rechten in toepassing van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan, voor alle rechthebbende kinderen hebben uitgeput en die onmiddellijk aansluitend op het ouderschapsverlof, hun arbeidsprestaties volledig schorsen of verminderen overeenkomstig de bepalingen van dit artikel."
4° in paragraaf 6, worden de woorden "de artikelen 3, § 1 en 6, § 1 van de CAO nr. 77" vervangen door de woorden "het artikel 3, § 1 van de CAO nr. 103".
1° in de paragrafen 1 en 2, worden de woorden "van de CAO nr. 77" elke keer vervangen door de woorden "van de CAO nr. 103" en worden in de Franstalige tekst de woorden "se montant" elke keer vervangen door de woorden "ce montant";
2° in paragraaf 2/1, worden de woorden "artikel 6, § 1 van de CAO nr. 77" vervangen door de woorden "artikel 3, § 1, 3° van de CAO nr. 103";
3° paragraaf 2/2 wordt vervangen als volgt :
" § 2/2. De onderbrekingsuitkeringen bedoeld in de §§ 1er, 2 en 2/1 van dit artikel worden toegekend aan de werknemer die voorafgaand aan de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever een beroepsloopbaan als loontrekkende van ten minste vijf jaar heeft doorlopen en door een arbeidsovereenkomst met de huidige werkgever verbonden is gedurende ten minste twee jaar.
De beroepsloopbaan als loontrekkende van ten minste vijf jaar wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 10, § 3 van de CAO nr. 103. Het bewijs van de vijf jaar beroepsloopbaan, gebeurt aan de hand van een formulier vastgesteld door de Minister van Werk, op voorstel van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
De twee bovenstaande leden zijn niet van toepassing op de werknemers die hun rechten in toepassing van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan, voor alle rechthebbende kinderen hebben uitgeput en die onmiddellijk aansluitend op het ouderschapsverlof, hun arbeidsprestaties volledig schorsen of verminderen overeenkomstig de bepalingen van dit artikel."
4° in paragraaf 6, worden de woorden "de artikelen 3, § 1 en 6, § 1 van de CAO nr. 77" vervangen door de woorden "het artikel 3, § 1 van de CAO nr. 103".
Art.2. A l'article 4 du même arrêté royal, sont apportées les modifications suivantes :
1° aux paragraphes 1er et 2, les mots " de la CCT n° 77 " sont chaque fois remplacés par les mots " de la CCT n° 103 " et les mots " se montant " sont chaque fois remplacés par les mots " ce montant ";
2° au paragraphe 2/1, les mots " l'article 6, § 1er de la CCT n° 77 " sont remplacés par les mots " l'article 3, § 1er, 3° de la CCT n° 103 ";
3° le paragraphe 2/2 est remplacé comme suit :
" § 2/2. Les allocations d'interruption visées aux §§ 1er, 2 et 2/1 de cet article sont octroyées au travailleur qui, précédant l'avertissement écrit à l'employeur, compte une carrière professionnelle en tant que travailleur salarié d'au moins cinq ans et est lié par un contrat de travail avec l'employeur actuel pendant au moins deux ans.
La carrière professionnelle en tant que travailleur salarié d'au moins cinq ans est déterminée conformément à l'article 10, § 3 de la CCT n° 103. La preuve des cinq années de carrière est communiquée sur un formulaire établi par le Ministre de l'Emploi, sur proposition de l'Office National de l'Emploi.
Les deux alinéas précédents ne s'appliquent pas aux travailleurs qui ont épuisé leurs droits pour tous les enfants bénéficiaires en application de l'arrêté royal du 29 octobre 1997 relatif à l'introduction d'un droit au congé parental dans le cadre d'une interruption de la carrière professionnelle et qui, immédiatement après le congé parental, suspendent totalement leurs prestations de travail ou qui réduisent leurs prestations de travail conformément aux dispositions du présent article. "
4° au paragraphe 6, les mots " les articles 3, § 1er et 6, § 1er de la CCT n° 77 " sont remplacés par les mots " l'article 3, § 1er de la CCT n° 103 ".
1° aux paragraphes 1er et 2, les mots " de la CCT n° 77 " sont chaque fois remplacés par les mots " de la CCT n° 103 " et les mots " se montant " sont chaque fois remplacés par les mots " ce montant ";
2° au paragraphe 2/1, les mots " l'article 6, § 1er de la CCT n° 77 " sont remplacés par les mots " l'article 3, § 1er, 3° de la CCT n° 103 ";
3° le paragraphe 2/2 est remplacé comme suit :
" § 2/2. Les allocations d'interruption visées aux §§ 1er, 2 et 2/1 de cet article sont octroyées au travailleur qui, précédant l'avertissement écrit à l'employeur, compte une carrière professionnelle en tant que travailleur salarié d'au moins cinq ans et est lié par un contrat de travail avec l'employeur actuel pendant au moins deux ans.
La carrière professionnelle en tant que travailleur salarié d'au moins cinq ans est déterminée conformément à l'article 10, § 3 de la CCT n° 103. La preuve des cinq années de carrière est communiquée sur un formulaire établi par le Ministre de l'Emploi, sur proposition de l'Office National de l'Emploi.
Les deux alinéas précédents ne s'appliquent pas aux travailleurs qui ont épuisé leurs droits pour tous les enfants bénéficiaires en application de l'arrêté royal du 29 octobre 1997 relatif à l'introduction d'un droit au congé parental dans le cadre d'une interruption de la carrière professionnelle et qui, immédiatement après le congé parental, suspendent totalement leurs prestations de travail ou qui réduisent leurs prestations de travail conformément aux dispositions du présent article. "
4° au paragraphe 6, les mots " les articles 3, § 1er et 6, § 1er de la CCT n° 77 " sont remplacés par les mots " l'article 3, § 1er de la CCT n° 103 ".
Art.3. In artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, worden de woorden "in de zin van artikel 9, § 1, 1° van de CAO nr. 77" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 8, § 1, 1° van de CAO nr. 103";
2° in paragraaf 2, worden de woorden "in toepassing van artikel 9, § 1, 2°van de CAO 77" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 8, § 1, 2° van de CAO nr. 103";
3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt :
" § 4. De werknemers zoals bedoeld in dit artikel moeten een beroepsloopbaan als loontrekkende van minstens 25 jaar bewijzen op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever.
De beroepsloopbaan als loontrekkende van ten minste 25 jaar wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 10, § 3 van de CAO nr. 103. Het bewijs van de 25 jaar beroepsloopbaan, gebeurt aan de hand van een formulier vastgesteld door de Minister van Werk, op voorstel van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening."
4° het eerste lid van paragraaf 5 wordt vervangen als volgt :
" § 5. In afwijking van § 2 wordt de leeftijd op 50 jaar gebracht voor de werknemers die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking in toepassing van artikel 8, § 1, 2° van de CAO nr. 103 en die op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden :
- daaraan voorafgaand was de werknemer actief in een zwaar beroep gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar;
- het betreft een zwaar beroep waarvoor een significant tekort aan arbeidskrachten bestaat. Deze knelpuntberoepen zijn de volgende :
a) de verpleegkundigen en het verzorgend personeel in de ziekenhuizen;
b) de verpleegkundigen en verzorgend personeel in de rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen;
c) de beroepen die voorkomen op een lijst van knelpuntberoepen, jaarlijks vastgesteld bij een in de Ministerraad overlegd besluit. Deze lijst is gebaseerd op de gewestelijke lijsten met knelpuntberoepen en bevat de beroepen die unaniem goedgekeurd zijn door de paritaire comités en door het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening."
5° Paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende :
"In afwijking van § 2 hebben de werknemers van 50 jaar, die de leeftijd van 51 jaar niet bereikt hebben, recht op de bedragen vermeld in artikel 4, § 2 van dit besluit tot en met de maand waarin zij 51 jaar worden."
6° er wordt een paragraaf 6 ingevoegd, luidende :
" § 6. In afwijking van § 1 wordt de leeftijd op 50 jaar gebracht voor de werknemers die hun voltijdse arbeidsprestaties verminderen met een vijfde in toepassing van artikel 8, § 1, 1° van de CAO nr. 103, en die op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever voldoen aan een van de volgende voorwaarden :
1° daaraan voorafgaand was de werknemer actief in een zwaar beroep gedurende minstens 5 jaar in de voorafgaande 10 jaar of gedurende minstens 7 jaar in de daaraan voorafgaande 15 jaar;
2° daaraan voorafgaand heeft de werknemer een beroepsloopbaan van ten minste 28 jaar doorlopen, voor zover een recht op vermindering van de arbeidsprestaties met een vijfde op basis van een beroepsloopbaan van minstens 28 jaar uitdrukkelijk voorzien is in een op de werknemer van toepassing zijnde sectorale CAO. De NAR zal tegen 30 september 2013 een evaluatie maken van voorgaande bepaling en bekijken of deze afwijkende regeling ook via een ondernemings-cao ingevoerd kan worden.
Voor toepassing van het eerste lid, 1° wordt onder zwaar beroep verstaan het zwaar beroep zoals bepaald in § 5, tweede en derde lid.
Voor toepassing van het eerste lid, 2° komt in aanmerking voor de berekening van de beroepsloopbaan van ten minste 28 jaar :
a) elk kalenderjaar van tewerkstelling onder het stelsel van de private sector waarvoor minstens 285 dagen voltijds loon werd uitbetaald, gerekend in een zesdagenweek;
b) elk kalenderjaar van tewerkstelling, onder het stelsel van de publieke sector, waarvoor minstens 237 dagen voltijds werkelijk gepresteerde diensten werden vastgesteld, gerekend in een vijfdagenweek.
Voor de kalenderjaren in het stelsel van de private sector van minder dan 285 dagen van tewerkstelling, worden alle dagen samengeteld en gedeeld door 285. Het resultaat, afgerond naar de lagere eenheid, geeft het aantal bijkomend in aanmerking te nemen jaren.
Voor de kalenderjaren in het stelsel van de publieke sector van minder dan 237 dagen van tewerkstelling, worden alle dagen samengeteld en gedeeld door 237. Het resultaat, afgerond naar de lagere eenheid, geeft het aantal bijkomend in aanmerking te nemen jaren.
Voor de kalenderjaren met respectievelijk meer dan 285 dagen of 237 dagen van tewerkstelling, worden de dagen die de 285 dagen of 237 dagen overschrijden, buiten beschouwing gelaten.
De som van de jaren in de punten a) en b) wordt afgerond naar de hogere eenheid.
Voor toepassing van het punt a) wordt gelijkgesteld met dagen waarop voltijds loon werd uitbetaald, de dagen van :
- moederschapsverlof;
- verlof naar aanleiding van de geboorte van een kind;
- adoptieverlof;
- moederschapsbescherming en de preventieve werkverwijdering van zwangere vrouwen;
- ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan.
Voor de toepassing van het punt b) worden gelijkgesteld met dagen voltijds werkelijk gepresteerde diensten, de dagen van :
- verloven met behoud van bezoldiging;
- moederschapsverlof;
- verlof naar aanleiding van de geboorte van een kind;
- adoptieverlof;
- moederschapsbescherming en de preventieve werkverwijdering van zwangere vrouwen;
- ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan.
Het bewijs van de 28 jaar beroepsloopbaan, gebeurt aan de hand van een formulier vastgesteld door de Minister van Werk, op voorstel van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
In afwijking van § 1 hebben de werknemers van 50 jaar, die de leeftijd van 51 jaar niet bereikt hebben, recht op de bedragen vermeld in artikel 4, § 2/1 van dit besluit tot en met de maand waarin zij 51 jaar worden."
7° er wordt een paragraaf 7 ingevoegd, luidende :
" § 7. In afwijking van §§ 1 en 2 kan de leeftijd op 50 jaar gebracht worden indien de aanvangsdatum van de vermindering van de prestaties met een vijfde in toepassing van artikel 8, § 1, 1° van de CAO nr. 103 of van de vermindering van de prestaties tot een halftijdse betrekking in toepassing van artikel 8, § 1, 2° van de CAO nr. 103 gelegen is in de periode van erkenning van de onderneming door de Minister bevoegd voor de Werk, als onderneming in herstructurering of onderneming in moeilijkheden in toepassing van de regelgeving met betrekking tot de werkloosheid met bedrijfstoeslag, voor zover cumulatief voldaan is aan volgende voorwaarden :
1° de onderneming kadert zijn aanvraag tot erkenning binnen een herstructureringsplan en toont aan dat ontslagen zijn vermeden;
2° de onderneming toont bij zijn aanvraag tot erkenning aan dat daardoor het aantal werknemers dat overgaat naar het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag is verminderd;
3° de Minister heeft in de erkenningsbeslissing uitdrukkelijk vermeld dat aan deze voorwaarden is voldaan.
In afwijking van § 1 hebben de werknemers van 50 jaar, die de leeftijd van 51 jaar niet bereikt hebben, recht op de bedragen vermeld in artikel 4, § 2/1 van dit besluit tot en met de maand waarin zij 51 jaar worden.
In afwijking van § 2 hebben de werknemers van 50 jaar, die de leeftijd van 51 jaar niet bereikt hebben, recht op de bedragen vermeld in artikel 4, § 2 van dit besluit tot en met de maand waarin zij 51 jaar worden."
1° in paragraaf 1, worden de woorden "in de zin van artikel 9, § 1, 1° van de CAO nr. 77" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 8, § 1, 1° van de CAO nr. 103";
2° in paragraaf 2, worden de woorden "in toepassing van artikel 9, § 1, 2°van de CAO 77" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 8, § 1, 2° van de CAO nr. 103";
3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt :
" § 4. De werknemers zoals bedoeld in dit artikel moeten een beroepsloopbaan als loontrekkende van minstens 25 jaar bewijzen op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever.
De beroepsloopbaan als loontrekkende van ten minste 25 jaar wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 10, § 3 van de CAO nr. 103. Het bewijs van de 25 jaar beroepsloopbaan, gebeurt aan de hand van een formulier vastgesteld door de Minister van Werk, op voorstel van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening."
4° het eerste lid van paragraaf 5 wordt vervangen als volgt :
" § 5. In afwijking van § 2 wordt de leeftijd op 50 jaar gebracht voor de werknemers die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking in toepassing van artikel 8, § 1, 2° van de CAO nr. 103 en die op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden :
- daaraan voorafgaand was de werknemer actief in een zwaar beroep gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar;
- het betreft een zwaar beroep waarvoor een significant tekort aan arbeidskrachten bestaat. Deze knelpuntberoepen zijn de volgende :
a) de verpleegkundigen en het verzorgend personeel in de ziekenhuizen;
b) de verpleegkundigen en verzorgend personeel in de rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen;
c) de beroepen die voorkomen op een lijst van knelpuntberoepen, jaarlijks vastgesteld bij een in de Ministerraad overlegd besluit. Deze lijst is gebaseerd op de gewestelijke lijsten met knelpuntberoepen en bevat de beroepen die unaniem goedgekeurd zijn door de paritaire comités en door het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening."
5° Paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende :
"In afwijking van § 2 hebben de werknemers van 50 jaar, die de leeftijd van 51 jaar niet bereikt hebben, recht op de bedragen vermeld in artikel 4, § 2 van dit besluit tot en met de maand waarin zij 51 jaar worden."
6° er wordt een paragraaf 6 ingevoegd, luidende :
" § 6. In afwijking van § 1 wordt de leeftijd op 50 jaar gebracht voor de werknemers die hun voltijdse arbeidsprestaties verminderen met een vijfde in toepassing van artikel 8, § 1, 1° van de CAO nr. 103, en die op het ogenblik van de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever voldoen aan een van de volgende voorwaarden :
1° daaraan voorafgaand was de werknemer actief in een zwaar beroep gedurende minstens 5 jaar in de voorafgaande 10 jaar of gedurende minstens 7 jaar in de daaraan voorafgaande 15 jaar;
2° daaraan voorafgaand heeft de werknemer een beroepsloopbaan van ten minste 28 jaar doorlopen, voor zover een recht op vermindering van de arbeidsprestaties met een vijfde op basis van een beroepsloopbaan van minstens 28 jaar uitdrukkelijk voorzien is in een op de werknemer van toepassing zijnde sectorale CAO. De NAR zal tegen 30 september 2013 een evaluatie maken van voorgaande bepaling en bekijken of deze afwijkende regeling ook via een ondernemings-cao ingevoerd kan worden.
Voor toepassing van het eerste lid, 1° wordt onder zwaar beroep verstaan het zwaar beroep zoals bepaald in § 5, tweede en derde lid.
Voor toepassing van het eerste lid, 2° komt in aanmerking voor de berekening van de beroepsloopbaan van ten minste 28 jaar :
a) elk kalenderjaar van tewerkstelling onder het stelsel van de private sector waarvoor minstens 285 dagen voltijds loon werd uitbetaald, gerekend in een zesdagenweek;
b) elk kalenderjaar van tewerkstelling, onder het stelsel van de publieke sector, waarvoor minstens 237 dagen voltijds werkelijk gepresteerde diensten werden vastgesteld, gerekend in een vijfdagenweek.
Voor de kalenderjaren in het stelsel van de private sector van minder dan 285 dagen van tewerkstelling, worden alle dagen samengeteld en gedeeld door 285. Het resultaat, afgerond naar de lagere eenheid, geeft het aantal bijkomend in aanmerking te nemen jaren.
Voor de kalenderjaren in het stelsel van de publieke sector van minder dan 237 dagen van tewerkstelling, worden alle dagen samengeteld en gedeeld door 237. Het resultaat, afgerond naar de lagere eenheid, geeft het aantal bijkomend in aanmerking te nemen jaren.
Voor de kalenderjaren met respectievelijk meer dan 285 dagen of 237 dagen van tewerkstelling, worden de dagen die de 285 dagen of 237 dagen overschrijden, buiten beschouwing gelaten.
De som van de jaren in de punten a) en b) wordt afgerond naar de hogere eenheid.
Voor toepassing van het punt a) wordt gelijkgesteld met dagen waarop voltijds loon werd uitbetaald, de dagen van :
- moederschapsverlof;
- verlof naar aanleiding van de geboorte van een kind;
- adoptieverlof;
- moederschapsbescherming en de preventieve werkverwijdering van zwangere vrouwen;
- ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan.
Voor de toepassing van het punt b) worden gelijkgesteld met dagen voltijds werkelijk gepresteerde diensten, de dagen van :
- verloven met behoud van bezoldiging;
- moederschapsverlof;
- verlof naar aanleiding van de geboorte van een kind;
- adoptieverlof;
- moederschapsbescherming en de preventieve werkverwijdering van zwangere vrouwen;
- ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan.
Het bewijs van de 28 jaar beroepsloopbaan, gebeurt aan de hand van een formulier vastgesteld door de Minister van Werk, op voorstel van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
In afwijking van § 1 hebben de werknemers van 50 jaar, die de leeftijd van 51 jaar niet bereikt hebben, recht op de bedragen vermeld in artikel 4, § 2/1 van dit besluit tot en met de maand waarin zij 51 jaar worden."
7° er wordt een paragraaf 7 ingevoegd, luidende :
" § 7. In afwijking van §§ 1 en 2 kan de leeftijd op 50 jaar gebracht worden indien de aanvangsdatum van de vermindering van de prestaties met een vijfde in toepassing van artikel 8, § 1, 1° van de CAO nr. 103 of van de vermindering van de prestaties tot een halftijdse betrekking in toepassing van artikel 8, § 1, 2° van de CAO nr. 103 gelegen is in de periode van erkenning van de onderneming door de Minister bevoegd voor de Werk, als onderneming in herstructurering of onderneming in moeilijkheden in toepassing van de regelgeving met betrekking tot de werkloosheid met bedrijfstoeslag, voor zover cumulatief voldaan is aan volgende voorwaarden :
1° de onderneming kadert zijn aanvraag tot erkenning binnen een herstructureringsplan en toont aan dat ontslagen zijn vermeden;
2° de onderneming toont bij zijn aanvraag tot erkenning aan dat daardoor het aantal werknemers dat overgaat naar het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag is verminderd;
3° de Minister heeft in de erkenningsbeslissing uitdrukkelijk vermeld dat aan deze voorwaarden is voldaan.
In afwijking van § 1 hebben de werknemers van 50 jaar, die de leeftijd van 51 jaar niet bereikt hebben, recht op de bedragen vermeld in artikel 4, § 2/1 van dit besluit tot en met de maand waarin zij 51 jaar worden.
In afwijking van § 2 hebben de werknemers van 50 jaar, die de leeftijd van 51 jaar niet bereikt hebben, recht op de bedragen vermeld in artikel 4, § 2 van dit besluit tot en met de maand waarin zij 51 jaar worden."
Art.3. A l'article 6 du même arrêté royal sont apportées les modifications suivantes :
1° au paragraphe 1er, les mots " au sens de l'article 9, § 1er, 1° de la CCT 77 " sont remplacés par les mots " au sens de l'article 8, § 1er, 1° de la CCT n° 103 ";
2° au paragraphe 2, les mots " dans le sens de l'article 9, § 1er, 2° de la CCT 77 " sont remplacés par les mots " au sens de l'article 8, § 1er, 2° de la CCT n° 103 ";
3° le paragraphe 4 est remplacé comme suit :
" § 4. Les travailleurs visés au présent article, doivent au moment de l'avertissement écrit à l'employeur fournir la preuve d'une carrière en tant que salarié d'au moins 25 ans.
La carrière professionnelle en tant que travailleur salarié d'au moins 25 ans est déterminée conformément à l'article 10, § 3 de la CCT n° 103. La preuve des 25 années de carrière est communiquée sur un formulaire établi par le Ministre d'Emploi, sur proposition de l'Office National de l'Emploi. "
4° le premier alinéa du paragraphe 5 est remplacé comme suit :
" § 5. Par dérogation au § 2, l'âge est porté à 50 ans pour les travailleurs qui réduisent leurs prestations de travail à mi-temps en application de l'article 8, § 1er, 2° de la CCT n° 103 et qui, au moment de l'avertissement écrit à l'employeur, satisfont, de manière cumulative, aux conditions suivantes :
- antérieurement, le travailleur a effectué un métier lourd pendant au moins cinq ans pendant les dix années précédentes ou pendant au moins sept ans durant les quinze années précédentes;
- ça concerne un métier lourd pour lequel il existe une pénurie significative de main-d'oeuvre. Les métiers en pénurie sont les suivants :
a) les infirmiers et le personnel soignant dans les hôpitaux;
b) les infirmiers et le personnel soignant dans les maisons de repos et de soins infirmiers;
c) les métiers repris sur une liste de métiers en pénurie établie annuellement par arrêté, délibéré en Conseil des Ministres. Cette liste est basée sur les listes régionales des métiers en pénurie et reprend les métiers qui ont été unanimement approuvés par les commissions paritaires et par le comité de gestion de l'Office National de l'Emploi. "
5° Le paragraphe 5 est complété par la disposition suivante :
" Par dérogation au § 2, les travailleurs de 50 ans, qui n'ont pas encore atteint l'âge de 51 ans, ont droit aux montants mentionnés à l'article 4, § 2 du présent arrêté jusqu'au mois y inclus où ils atteignent l'âge de 51 ans. "
6° un paragraphe 6 est inséré, libellé comme suit :
" § 6. Par dérogation au § 1er, l'âge est porté à 50 ans pour les travailleurs qui réduisent leurs prestations de travail à temps plein d'un cinquième, en application de l'article 8, § 1er, 1° de la CCT n° 103 et qui, au moment de l'avertissement écrit à l'employeur, satisfont, à une des conditions suivantes :
1° antérieurement, le travailleur a effectué un métier lourd pendant au moins cinq ans pendant les dix années précédentes ou pendant au moins sept ans durant les quinze années précédentes;
2° antérieurement, le travailleur a effectué une carrière professionnelle d'au moins 28 ans, pour autant qu'un droit à la réduction des prestations de travail d'un cinquième sur la base d'une carrière professionnelle d'au moins 28 ans soit explicitement prévu dans une CCT sectorielle applicable au travailleur. Le CNT fera une évaluation de la disposition précédente pour le 30 septembre 2013 et examinera si cette disposition dérogatoire peut aussi être introduite via une CCT d'entreprise.
Pour l'application de l'alinéa premier, 1°, on entend par métier lourd, le métier lourd tel que défini au § 5, deuxième et troisième alinéas.
Pour l'application de l'alinéa premier, 2°, sont pris en compte pour le calcul de la carrière professionnelle d'au moins 28 ans :
a) chaque année civile d'occupation dans le régime du secteur privé pour laquelle au moins 285 jours ont été rémunérés à temps plein, calculés en régime de six jours par semaine;
b) chaque année civile d'occupation dans le régime du secteur public, pour laquelle au moins 237 jours ont été réellement prestés à temps plein, calculés en régime de cinq jours par semaine.
Pour les années civiles dans le régime du secteur privé avec moins de 285 jours d'occupation, le total de ces jours est divisé par 285. Le résultat, arrondi à l'unité inférieure, donne le nombre d'années complémentaires à prendre en compte.
Pour les années civiles dans le régime du secteur public avec moins de 237 jours d'occupation, le total de ces jours est divisé par 237. Le résultat, arrondi à l'unité inférieure, donne le nombre d'années complémentaires à prendre en compte.
Pour les années civiles avec respectivement plus de 285 jours ou 237 jours d'occupation, il n'est pas tenu compte des jours qui dépassent 285 jours ou 237 jours.
La somme des années des points a) et b) est arrondie à l'unité supérieure.
Pour l'application du point a), sont assimilés à des jours rémunérés à temps plein, les jours de :
- congé de maternité;
- congé pris à l'occasion de la naissance d'un enfant;
- congé d'adoption;
- congé de protection de la maternité et d'écartement préventif des femmes enceintes;
- congé parental dans le cadre d'une interruption de la carrière professionnelle.
Pour l'application du point b), sont assimilés à des services réellement prestés à temps plein, les jours de :
- congés avec maintien de la rémunération;
- congé de maternité;
- congé pris à l'occasion de la naissance d'un enfant;
- congé d'adoption;
- congé de protection de la maternité et d'écartement préventif des femmes enceintes;
- congé parental dans le cadre d'une interruption de la carrière professionnelle.
La preuve des 28 années de carrière est communiquée sur un formulaire établi par le Ministre de l'Emploi, sur proposition de l'Office National de l'Emploi.
Par dérogation au § 1er, les travailleurs de 50 ans, qui n'ont pas encore atteint l'âge de 51 ans, ont droit aux montants mentionnés à l'article 4, § 2/1 du présent arrêté jusqu'au mois où ils atteignent l'âge de 51 ans. "
7° il est inséré un paragraphe 7, libellé comme suit :
" § 7. Par dérogation aux §§ 1er et 2, l'âge peut être porté à 50 ans si la date de prise de cours de la réduction des prestations de travail d'un cinquième en application de l'article 8, § 1er, 1° de la CCT n° 103 ou de la réduction des prestations de travail à mi-temps en application de l'article 8, § 1er, 2° de la CCT n° 103 est située pendant une période de reconnaissance de l'entreprise, par le Ministre compétent pour l'Emploi, comme entreprise en restructuration ou entreprise en difficultés en application de la réglementation relative au chômage avec complément d'entreprise, pour autant qu'il soit satisfait, de manière cumulative, aux conditions suivantes :
1° l'entreprise démontre que sa demande de reconnaissance se situe dans le cadre d'un plan de restructuration et permet d'éviter des licenciements;
2° l'entreprise démontre que sa demande de reconnaissance permet de réduire le nombre de travailleurs qui passent sous le régime du chômage avec complément d'entreprise;
3° le Ministre a explicitement précisé, dans la décision de reconnaissance, que ces conditions sont remplies.
Par dérogation au § 1er, les travailleurs de 50 ans, qui n'ont pas encore atteint l'âge de 51 ans, ont droit aux montants mentionnés à l'article 4, § 2/1 du présent arrêté jusqu'au mois où ils atteignent l'âge de 51 ans.
Par dérogation au § 2, les travailleurs de 50 ans, qui n'ont pas encore atteint l'âge de 51 ans, ont droit aux montants mentionnés à l'article 4, § 2 du présent arrêté jusqu'au mois où ils atteignent l'âge de 51 ans. "
1° au paragraphe 1er, les mots " au sens de l'article 9, § 1er, 1° de la CCT 77 " sont remplacés par les mots " au sens de l'article 8, § 1er, 1° de la CCT n° 103 ";
2° au paragraphe 2, les mots " dans le sens de l'article 9, § 1er, 2° de la CCT 77 " sont remplacés par les mots " au sens de l'article 8, § 1er, 2° de la CCT n° 103 ";
3° le paragraphe 4 est remplacé comme suit :
" § 4. Les travailleurs visés au présent article, doivent au moment de l'avertissement écrit à l'employeur fournir la preuve d'une carrière en tant que salarié d'au moins 25 ans.
La carrière professionnelle en tant que travailleur salarié d'au moins 25 ans est déterminée conformément à l'article 10, § 3 de la CCT n° 103. La preuve des 25 années de carrière est communiquée sur un formulaire établi par le Ministre d'Emploi, sur proposition de l'Office National de l'Emploi. "
4° le premier alinéa du paragraphe 5 est remplacé comme suit :
" § 5. Par dérogation au § 2, l'âge est porté à 50 ans pour les travailleurs qui réduisent leurs prestations de travail à mi-temps en application de l'article 8, § 1er, 2° de la CCT n° 103 et qui, au moment de l'avertissement écrit à l'employeur, satisfont, de manière cumulative, aux conditions suivantes :
- antérieurement, le travailleur a effectué un métier lourd pendant au moins cinq ans pendant les dix années précédentes ou pendant au moins sept ans durant les quinze années précédentes;
- ça concerne un métier lourd pour lequel il existe une pénurie significative de main-d'oeuvre. Les métiers en pénurie sont les suivants :
a) les infirmiers et le personnel soignant dans les hôpitaux;
b) les infirmiers et le personnel soignant dans les maisons de repos et de soins infirmiers;
c) les métiers repris sur une liste de métiers en pénurie établie annuellement par arrêté, délibéré en Conseil des Ministres. Cette liste est basée sur les listes régionales des métiers en pénurie et reprend les métiers qui ont été unanimement approuvés par les commissions paritaires et par le comité de gestion de l'Office National de l'Emploi. "
5° Le paragraphe 5 est complété par la disposition suivante :
" Par dérogation au § 2, les travailleurs de 50 ans, qui n'ont pas encore atteint l'âge de 51 ans, ont droit aux montants mentionnés à l'article 4, § 2 du présent arrêté jusqu'au mois y inclus où ils atteignent l'âge de 51 ans. "
6° un paragraphe 6 est inséré, libellé comme suit :
" § 6. Par dérogation au § 1er, l'âge est porté à 50 ans pour les travailleurs qui réduisent leurs prestations de travail à temps plein d'un cinquième, en application de l'article 8, § 1er, 1° de la CCT n° 103 et qui, au moment de l'avertissement écrit à l'employeur, satisfont, à une des conditions suivantes :
1° antérieurement, le travailleur a effectué un métier lourd pendant au moins cinq ans pendant les dix années précédentes ou pendant au moins sept ans durant les quinze années précédentes;
2° antérieurement, le travailleur a effectué une carrière professionnelle d'au moins 28 ans, pour autant qu'un droit à la réduction des prestations de travail d'un cinquième sur la base d'une carrière professionnelle d'au moins 28 ans soit explicitement prévu dans une CCT sectorielle applicable au travailleur. Le CNT fera une évaluation de la disposition précédente pour le 30 septembre 2013 et examinera si cette disposition dérogatoire peut aussi être introduite via une CCT d'entreprise.
Pour l'application de l'alinéa premier, 1°, on entend par métier lourd, le métier lourd tel que défini au § 5, deuxième et troisième alinéas.
Pour l'application de l'alinéa premier, 2°, sont pris en compte pour le calcul de la carrière professionnelle d'au moins 28 ans :
a) chaque année civile d'occupation dans le régime du secteur privé pour laquelle au moins 285 jours ont été rémunérés à temps plein, calculés en régime de six jours par semaine;
b) chaque année civile d'occupation dans le régime du secteur public, pour laquelle au moins 237 jours ont été réellement prestés à temps plein, calculés en régime de cinq jours par semaine.
Pour les années civiles dans le régime du secteur privé avec moins de 285 jours d'occupation, le total de ces jours est divisé par 285. Le résultat, arrondi à l'unité inférieure, donne le nombre d'années complémentaires à prendre en compte.
Pour les années civiles dans le régime du secteur public avec moins de 237 jours d'occupation, le total de ces jours est divisé par 237. Le résultat, arrondi à l'unité inférieure, donne le nombre d'années complémentaires à prendre en compte.
Pour les années civiles avec respectivement plus de 285 jours ou 237 jours d'occupation, il n'est pas tenu compte des jours qui dépassent 285 jours ou 237 jours.
La somme des années des points a) et b) est arrondie à l'unité supérieure.
Pour l'application du point a), sont assimilés à des jours rémunérés à temps plein, les jours de :
- congé de maternité;
- congé pris à l'occasion de la naissance d'un enfant;
- congé d'adoption;
- congé de protection de la maternité et d'écartement préventif des femmes enceintes;
- congé parental dans le cadre d'une interruption de la carrière professionnelle.
Pour l'application du point b), sont assimilés à des services réellement prestés à temps plein, les jours de :
- congés avec maintien de la rémunération;
- congé de maternité;
- congé pris à l'occasion de la naissance d'un enfant;
- congé d'adoption;
- congé de protection de la maternité et d'écartement préventif des femmes enceintes;
- congé parental dans le cadre d'une interruption de la carrière professionnelle.
La preuve des 28 années de carrière est communiquée sur un formulaire établi par le Ministre de l'Emploi, sur proposition de l'Office National de l'Emploi.
Par dérogation au § 1er, les travailleurs de 50 ans, qui n'ont pas encore atteint l'âge de 51 ans, ont droit aux montants mentionnés à l'article 4, § 2/1 du présent arrêté jusqu'au mois où ils atteignent l'âge de 51 ans. "
7° il est inséré un paragraphe 7, libellé comme suit :
" § 7. Par dérogation aux §§ 1er et 2, l'âge peut être porté à 50 ans si la date de prise de cours de la réduction des prestations de travail d'un cinquième en application de l'article 8, § 1er, 1° de la CCT n° 103 ou de la réduction des prestations de travail à mi-temps en application de l'article 8, § 1er, 2° de la CCT n° 103 est située pendant une période de reconnaissance de l'entreprise, par le Ministre compétent pour l'Emploi, comme entreprise en restructuration ou entreprise en difficultés en application de la réglementation relative au chômage avec complément d'entreprise, pour autant qu'il soit satisfait, de manière cumulative, aux conditions suivantes :
1° l'entreprise démontre que sa demande de reconnaissance se situe dans le cadre d'un plan de restructuration et permet d'éviter des licenciements;
2° l'entreprise démontre que sa demande de reconnaissance permet de réduire le nombre de travailleurs qui passent sous le régime du chômage avec complément d'entreprise;
3° le Ministre a explicitement précisé, dans la décision de reconnaissance, que ces conditions sont remplies.
Par dérogation au § 1er, les travailleurs de 50 ans, qui n'ont pas encore atteint l'âge de 51 ans, ont droit aux montants mentionnés à l'article 4, § 2/1 du présent arrêté jusqu'au mois où ils atteignent l'âge de 51 ans.
Par dérogation au § 2, les travailleurs de 50 ans, qui n'ont pas encore atteint l'âge de 51 ans, ont droit aux montants mentionnés à l'article 4, § 2 du présent arrêté jusqu'au mois où ils atteignent l'âge de 51 ans. "
Art.4. In artikel 7, paragraaf 1 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "CAO nr.77" vervangen door de woorden "CAO nr. 103".
Art.4. A l'article 7, paragraphe 1er du même arrêté royal, les mots " la convention collective n° 77 " sont remplacés par les mots " la convention collective n° 103 ".
Art.5. In artikel 12 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "In toepassing van artikel 12, § 3, eerste lid van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77" vervangen door de woorden "In toepassing van artikel 12, § 6, van de CAO nr. 103".
Art.5. A l'article 12 du même arrêté royal, les mots " En application de l'article 12, § 3, alinéa 1er de la convention collective n° 77 " sont remplacés par les mots " En application de l'article 12, § 6, de la CCT n° 103 ".
Art.6. Artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 december 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking wordt vervangen als volgt :
"Art. 4. Dit besluit is toepasselijk op alle eerste aanvragen of verlengingsaanvragen voor onderbrekingsuitkeringen die ingaan na 31 december 2011.
In afwijking van het vorige lid, blijven de bepalingen toepasselijk vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, van toepassing op :
1° alle eerste aanvragen of verlengingsaanvragen voor onderbrekingsuitkeringen die vóór 2 maart 2012 werden ontvangen bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, voor zover de werkgever vóór 28 november 2011 schriftelijk op de hoogte werd gebracht door de werknemer en die ingaan op uiterlijk 2 april 2012;
2° voor de werknemer van minstens 50 jaar, die in toepassing van artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit van 12 december 2011 reeds onderbrekingsuitkering genoot in 2011, bij de eerste verlengingsaanvraag na 31 december 2011 in toepassing van dit artikel 6 zoals het gold op 31 december 2011."
"Art. 4. Dit besluit is toepasselijk op alle eerste aanvragen of verlengingsaanvragen voor onderbrekingsuitkeringen die ingaan na 31 december 2011.
In afwijking van het vorige lid, blijven de bepalingen toepasselijk vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, van toepassing op :
1° alle eerste aanvragen of verlengingsaanvragen voor onderbrekingsuitkeringen die vóór 2 maart 2012 werden ontvangen bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, voor zover de werkgever vóór 28 november 2011 schriftelijk op de hoogte werd gebracht door de werknemer en die ingaan op uiterlijk 2 april 2012;
2° voor de werknemer van minstens 50 jaar, die in toepassing van artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit van 12 december 2011 reeds onderbrekingsuitkering genoot in 2011, bij de eerste verlengingsaanvraag na 31 december 2011 in toepassing van dit artikel 6 zoals het gold op 31 december 2011."
Art.6. L'article 4 de l'arrêté royal du 28 décembre 2011 pris en exécution du chapitre IV de la loi du 10 août 2001 relative à la conciliation entre l'emploi et la qualité de vie concernant le système du crédit-temps, la diminution de carrière et la réduction des prestations de travail à mi-temps; est remplacé comme suit :
" Art. 4. Le présent arrêté s'applique à toutes les premières demandes ou les demandes de prolongation pour les allocations d'interruption qui prennent cours après le 31 décembre 2011.
Par dérogation à l'alinéa précédent, les dispositions applicables avant l'entrée en vigueur du présent arrêté, restent d'application :
1° à toutes les premières demandes ou les demandes de prolongation pour les allocations d'interruption qui prennent cours au plus tard le 2 avril 2012 et qui ont été reçues avant le 2 mars 2012 par l'Office national de l'Emploi, pour autant que l'employeur ait reçu un avertissement écrit du travailleur avant le 28 novembre 2011;
2° au travailleur âgé d'au moins 50 ans qui bénéficiait déjà en 2011 d'allocations d'interruption en application de l'article 6 de l'arrêté royal du 12 décembre 2011, lors de la première demande de prolongation après le 31 décembre 2011, en application de l'article 6 tel qu'il était d'application au 31 décembre 2011. "
" Art. 4. Le présent arrêté s'applique à toutes les premières demandes ou les demandes de prolongation pour les allocations d'interruption qui prennent cours après le 31 décembre 2011.
Par dérogation à l'alinéa précédent, les dispositions applicables avant l'entrée en vigueur du présent arrêté, restent d'application :
1° à toutes les premières demandes ou les demandes de prolongation pour les allocations d'interruption qui prennent cours au plus tard le 2 avril 2012 et qui ont été reçues avant le 2 mars 2012 par l'Office national de l'Emploi, pour autant que l'employeur ait reçu un avertissement écrit du travailleur avant le 28 novembre 2011;
2° au travailleur âgé d'au moins 50 ans qui bénéficiait déjà en 2011 d'allocations d'interruption en application de l'article 6 de l'arrêté royal du 12 décembre 2011, lors de la première demande de prolongation après le 31 décembre 2011, en application de l'article 6 tel qu'il était d'application au 31 décembre 2011. "
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2012, met uitzondering van artikel 6 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2012, zonder afbreuk te doen aan de rechten die toegekend werden voor de publicatie van dit besluit op grond van artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 december 2011, zoals voorheen van toepassing.
Art.7. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er septembre 2012, à l'exception de l'article 6 qui produit ses effets le 1er janvier 2012, sans préjudice des droits qui ont été accordés avant la publication de cet arrêté sur base de l'article 4 de l'arrêté royal du 28 décembre 2011, comme appliqués auparavant.
Art. 8. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 8. Le Ministre, qui a l'Emploi dans ses attributions, est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Gegeven te Split, 25 augustus 2012.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK
Donné à Split, le 25 août 2012.
ALBERT
Par le Roi :
La Ministre de l'Emploi,
Mme M. DE CONINCK
ALBERT
Par le Roi :
La Ministre de l'Emploi,
Mme M. DE CONINCK