Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° Nieuw Industrieel Beleid (NIB) : zoals beschreven in het Witboek 'Een Nieuw Industrieel Beleid voor Vlaanderen', goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 27 mei 2011;
2° Nieuwe Fabriek voor de Toekomst (FvT) : één van de pijlers van het Nieuw Industrieel Beleid, zoals beschreven in het Witboek 'Een Nieuw Industrieel Beleid voor Vlaanderen', goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 27 mei 2011;
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
25 MEI 2012. - Ministerieel besluit houdende de uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun voor projecten ter bevordering van het ondernemerschap
Titre
25 MAI 2012. - Arrêté ministériel portant exécution de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 avril 2009 portant octroi d'aide aux projets visant à promouvoir l'entrepreneuriat
Informations sur le document
Numac: 2012203769
Datum: 2012-05-25
Info du document
Numac: 2012203769
Date: 2012-05-25
Tekst (16)
Texte (16)
Article 1er. Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
1° Nouvelle Politique Industrielle (NIB) : telle que décrite dans le Livre blanc intitulé " Une Nouvelle Politique Industrielle pour la Flandre ", approuvé le 27 mai 2011 par le Gouvernement flamand;
2° Nouvelle Usine du Futur (FvT) : un des piliers de la Nouvelle Politique Industrielle, tel que décrit dans le Livre blanc intitulé " Une Nouvelle Politique Industrielle pour la Flandre ", approuvé le 27 mai 2011 par le Gouvernement flamand;
1° Nouvelle Politique Industrielle (NIB) : telle que décrite dans le Livre blanc intitulé " Une Nouvelle Politique Industrielle pour la Flandre ", approuvé le 27 mai 2011 par le Gouvernement flamand;
2° Nouvelle Usine du Futur (FvT) : un des piliers de la Nouvelle Politique Industrielle, tel que décrit dans le Livre blanc intitulé " Une Nouvelle Politique Industrielle pour la Flandre ", approuvé le 27 mai 2011 par le Gouvernement flamand;
Art.2. Ter uitvoering van artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap, hierna het besluit van de Vlaamse Regering te noemen, bevat dit besluit een tweede oproep tot indiening van subsidieaanvragen voor projecten rond de 'Nieuwe Fabriek voor de Toekomst' in het kader van de uitvoering van het Nieuw Industrieel Beleid.
Art.2. En exécution de l'article 11 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 avril 2009 portant octroi d'aide aux projets visant à promouvoir l'entrepreneuriat, à appeler ci-après l'arrêté du Gouvernement flamand, le présent arrêté comprend un deuxième appel à l'introduction de demandes de subvention pour des projets sur la " Nouvelle Usine du Futur " dans le cadre de l'exécution de la Nouvelle Politique Industrielle.
Art.3. § 1. Projectvoorstellen die duidelijk passen binnen het reeds bestaande ondersteuningsinstrumentarium dat de Vlaamse overheid via één van haar agentschappen of administraties aanbiedt (IWT, FIT, PMV, WSE,...), zullen naar deze instrumenten worden doorverwezen en komen niet in aanmerking voor ondersteuning via deze oproep.
§ 2. De ingediende projecten moeten additioneel zijn aan het bestaande aanbod van tools en diensten dat al op de markt aanwezig is en additioneel aan reeds gesubsidieerde projecten (dus geen gewone continuering van bestaande projecten).
§ 2. De ingediende projecten moeten additioneel zijn aan het bestaande aanbod van tools en diensten dat al op de markt aanwezig is en additioneel aan reeds gesubsidieerde projecten (dus geen gewone continuering van bestaande projecten).
Art.3. § 1er. Les propositions de projet s'inscrivant clairement dans les instruments d'appui déjà existants, offerts par l'Autorité flamande par le biais d'une de ses agences ou de ses administrations (IWT, FIT, PMV, WSE, etc), seront renvoyées à ces instruments et ne peuvent pas bénéficier d'appui via cet appel.
§ 2. Les projets introduits doivent être supplémentaires à l'offre d'outils et de services déjà disponible sur le marché et aux projets déjà subventionnés (il ne s'agit donc pas d'une simple continuation de projets existants).
§ 2. Les projets introduits doivent être supplémentaires à l'offre d'outils et de services déjà disponible sur le marché et aux projets déjà subventionnés (il ne s'agit donc pas d'une simple continuation de projets existants).
Art.4. § 1. Het specifieke thema, vermeld in artikel 11, 1° van het besluit van de Vlaamse Regering, voor deze oproep is 'Het inzetten van sleuteltechnologieën'.
§ 2. Voor dit thema, vermeld in artikel 4, § 1, zijn twee projecttypes mogelijk :
1° gerichte bedrijfsbenadering (individueel of collectief)
2° demo-disseminatieprojecten.
Het thema en de projecttypes worden verduidelijkt in de handleiding die als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd en er integraal deel van uitmaakt.
§ 2. Voor dit thema, vermeld in artikel 4, § 1, zijn twee projecttypes mogelijk :
1° gerichte bedrijfsbenadering (individueel of collectief)
2° demo-disseminatieprojecten.
Het thema en de projecttypes worden verduidelijkt in de handleiding die als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd en er integraal deel van uitmaakt.
Art.4. § 1er. Le thème spécifique de cet appel, visé à l'article 11, 1°, de l'arrêté du Gouvernement flamand, est " L'utilisation de technologies clés ".
§ 2. Pour le thème visé à l'article 4, § 1er, deux types de projet sont possibles :
1° une approche axée sur les entreprises (individuelle ou collective)
2° des projets de démonstration et de dissémination.
Le thème et les types de projet sont précisés dans le manuel joint comme annexe 1re au présent arrêté et en faisant partie intégrante.
§ 2. Pour le thème visé à l'article 4, § 1er, deux types de projet sont possibles :
1° une approche axée sur les entreprises (individuelle ou collective)
2° des projets de démonstration et de dissémination.
Le thème et les types de projet sont précisés dans le manuel joint comme annexe 1re au présent arrêté et en faisant partie intégrante.
Art.5. § 1. Ter uitvoering van artikel 11, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering wordt de subsidie-enveloppe voor deze oproep vastgesteld op maximaal 7.000.000 euro (zeven miljoen euro). Dat bedrag wordt vastgelegd op rubriek 30.01, Projecten kaderend in het Nieuw Industrieel Beleid, van het Fonds voor Flankerend Economisch Beleid voor het begrotingsjaar 2012.
§ 2. De subsidie-enveloppe wordt als volgt verdeeld over de projecttypes, vermeld in artikel 4, § 2 :
1° gerichte bedrijfsbenadering : maximaal 5.000.000 euro
2° demo-disseminatieprojecten : maximaal 2.000.000 euro.
Indien na beoordeling en opmaak van de ranking van alle ingediende projecten zou blijken dat het budget voorzien voor één van de projecttypes wordt onderbenut, terwijl er voor het andere projecttype een overbevraging is, dan kan de minister van economie, om in het belang van een kwalitatieve invulling van de projectoproep, een verschuiving van de voorziene budgetten doorvoeren.
§ 2. De subsidie-enveloppe wordt als volgt verdeeld over de projecttypes, vermeld in artikel 4, § 2 :
1° gerichte bedrijfsbenadering : maximaal 5.000.000 euro
2° demo-disseminatieprojecten : maximaal 2.000.000 euro.
Indien na beoordeling en opmaak van de ranking van alle ingediende projecten zou blijken dat het budget voorzien voor één van de projecttypes wordt onderbenut, terwijl er voor het andere projecttype een overbevraging is, dan kan de minister van economie, om in het belang van een kwalitatieve invulling van de projectoproep, een verschuiving van de voorziene budgetten doorvoeren.
Art.5. § 1er. En exécution de l'article 11, 2°, de l'arrêté du Gouvernement flamand, l'enveloppe subventionnelle pour cet appel est plafonnée à 7.000.000 euros (sept millions d'euros). Ce montant est inscrit à la rubrique 30.01, Projets dans le cadre de la Nouvelle Politique Industrielle du " Fonds voor Flankerend Economisch Beleid " (Fonds pour la Politique d'Encadrement économique) pour l'année budgétaire 2012.
§ 2. L'enveloppe subventionnelle est répartie de la façon suivante entre les types de projet, visés à l'article 4, § 2 :
1° approche axée sur les entreprises : 5.000.000 euros au maximum
2° projets de démonstration et de dissémination : 2.000.000 euros au maximum.
Si, après l'évaluation et le classement de tous les projets introduits, il s'avérait que le budget prévu pour un des types de projet n'est pas entièrement utilisé alors qu'il existe une très forte demande pour un autre type de projet, le Ministre de l'Economie peut, dans l'intérêt de la qualité de l'appel aux projets, effectuer un glissement des budgets prévus.
§ 2. L'enveloppe subventionnelle est répartie de la façon suivante entre les types de projet, visés à l'article 4, § 2 :
1° approche axée sur les entreprises : 5.000.000 euros au maximum
2° projets de démonstration et de dissémination : 2.000.000 euros au maximum.
Si, après l'évaluation et le classement de tous les projets introduits, il s'avérait que le budget prévu pour un des types de projet n'est pas entièrement utilisé alors qu'il existe une très forte demande pour un autre type de projet, le Ministre de l'Economie peut, dans l'intérêt de la qualité de l'appel aux projets, effectuer un glissement des budgets prévus.
Art.6. Om subsidiabel te zijn dient voor beide projecttypes, bedoeld in artikel 4 § 2, het gevraagde subsidiebedrag minimaal 200.000 euro te bedragen.
Ter uitvoering van artikel 10, § 2, en artikel 11, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering wordt het steunpercentage bepaald op 80 % van de aanvaardbare projectkosten, in voorkomend geval beperkt tot maximaal het netto te financieren saldo. De aanvaardbare kosten worden vermeld in de controlerichtlijnen die als bijlage 2 gevoegd zijn bij dit besluit en er integraal deel van uitmaken.
Als personeelsleden, van wie kosten worden ingebracht in het project, in dezelfde periode ook nog werkzaam zijn of zullen zijn op andere gesubsidieerde projecten van om het even welke overheid of op projecten waarvoor kosten zullen worden gefactureerd aan derden, moet een overzicht worden toegevoegd van de tijd die door het personeelslid in die periode aan elk van die andere projecten zal worden besteed. Uiteraard kan slechts maximum 100 % van het loon over de verschillende projecten heen worden toegewezen. Hetzelfde principe geldt voor de andere kostenrubrieken, vermeld in artikel 10, § 4 van het besluit van de Vlaamse Regering.
Ter uitvoering van artikel 11, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering wordt het minimumpercentage van private inbreng bepaald op 20 % . Een omschrijving van het begrip 'private inbreng' is opgenomen in de handleiding.
Ter uitvoering van artikel 10, § 2, en artikel 11, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering wordt het steunpercentage bepaald op 80 % van de aanvaardbare projectkosten, in voorkomend geval beperkt tot maximaal het netto te financieren saldo. De aanvaardbare kosten worden vermeld in de controlerichtlijnen die als bijlage 2 gevoegd zijn bij dit besluit en er integraal deel van uitmaken.
Als personeelsleden, van wie kosten worden ingebracht in het project, in dezelfde periode ook nog werkzaam zijn of zullen zijn op andere gesubsidieerde projecten van om het even welke overheid of op projecten waarvoor kosten zullen worden gefactureerd aan derden, moet een overzicht worden toegevoegd van de tijd die door het personeelslid in die periode aan elk van die andere projecten zal worden besteed. Uiteraard kan slechts maximum 100 % van het loon over de verschillende projecten heen worden toegewezen. Hetzelfde principe geldt voor de andere kostenrubrieken, vermeld in artikel 10, § 4 van het besluit van de Vlaamse Regering.
Ter uitvoering van artikel 11, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering wordt het minimumpercentage van private inbreng bepaald op 20 % . Een omschrijving van het begrip 'private inbreng' is opgenomen in de handleiding.
Art.6. Pour pouvoir bénéficier d'une subvention, le montant de la subvention demandé doit être au moins 200.000 euros pour les deux types de projet visés à l'article 4, § 2.
En exécution des articles 10, § 2, et 11, 3°, de l'arrêté du Gouvernement flamand, le pourcentage d'aide est fixé à 80 % des frais de projet acceptables, le cas échéant limité au solde net à financer. Les frais acceptables sont mentionnés dans les directives de contrôle, jointes comme annexe 2 au présent arrêté et en faisant partie intégrante.
Lorsque les membres du personnel, dont des frais sont imputés au projet, travaillent ou travailleront pendant la même période à d'autres projets subventionnés de n'importe quelle autorité ou à des projets pour lesquels des frais seront facturés à des tiers, un aperçu indiquant le temps que le membre du personnel consacrera pendant cette période à chacun de ces autres projets, doit être ajouté. Il va de soi qu'au maximum 100 % du traitement peut être accordé au-delà des différents projets. Ce principe s'applique également aux autres rubriques des frais, visées à l'article 10, § 4, de l'arrêté du Gouvernement flamand.
En exécution de l'article 11, 5°, de l'arrêté du Gouvernement flamand, le pourcentage minimal d'apport privé est fixé à 20 %. Une description de la notion " apport privé " est reprise dans le manuel.
En exécution des articles 10, § 2, et 11, 3°, de l'arrêté du Gouvernement flamand, le pourcentage d'aide est fixé à 80 % des frais de projet acceptables, le cas échéant limité au solde net à financer. Les frais acceptables sont mentionnés dans les directives de contrôle, jointes comme annexe 2 au présent arrêté et en faisant partie intégrante.
Lorsque les membres du personnel, dont des frais sont imputés au projet, travaillent ou travailleront pendant la même période à d'autres projets subventionnés de n'importe quelle autorité ou à des projets pour lesquels des frais seront facturés à des tiers, un aperçu indiquant le temps que le membre du personnel consacrera pendant cette période à chacun de ces autres projets, doit être ajouté. Il va de soi qu'au maximum 100 % du traitement peut être accordé au-delà des différents projets. Ce principe s'applique également aux autres rubriques des frais, visées à l'article 10, § 4, de l'arrêté du Gouvernement flamand.
En exécution de l'article 11, 5°, de l'arrêté du Gouvernement flamand, le pourcentage minimal d'apport privé est fixé à 20 %. Une description de la notion " apport privé " est reprise dans le manuel.
Art.7. § 1. Ter uitvoering van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering kunnen zowel kenniscentra als bedrijfsgroeperingen (sectorale, intersectorale of eventueel specifieke verenigingen van bedrijven, ad hoc samenwerkingsverbanden van bedrijven,...) projecten inzake 'bedrijfsgerichte benadering' indienen in deze oproep. Indien de indiener een kenniscentrum is dient deze verplicht een samenwerkingsverband aan te gaan met minstens 1 bedrijfsgroepering.
§ 2. Ter uitvoering van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering kunnen enkel samenwerkingsverbanden tussen minstens 1 kenniscentrum en minstens 1 bedrijfsgroepering (sectorale, intersectorale of eventueel specifieke verenigingen van bedrijven, ad hoc samenwerkingsverbanden van bedrijven,..) projecten inzake 'demo-disseminatie' indienen in deze oproep.
§ 3. De indiener moet beschikken over rechtspersoonlijkheid en een inschrijvingsnummer hebben in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO).
§ 4. Kenniscentra dienen erkend te zijn in de pijler technologieverkenning overeenkomstig artikel 14, § 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor ondernemerschapsbevorderende diensten.
§ 5. In het kader van deze oproep worden entiteiten beschouwd als publiek als ze worden beschouwd als een administratieve overheid, zoals vermeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Daarbij worden volgende criteria en indicaties ter beoordeling gehanteerd :
- het feit of de indiener opgericht of erkend is door de overheid;
- het feit of de indiener de bevoegdheid heeft om op éénzijdige wijze voor derden bindende beslissingen uit te vaardigen;
- het feit of de indiener belast is met een taak van algemeen belang of een taak van een openbare dienst;
- het feit of de indiener onder de controle of het toezicht valt van de overheid.
§ 2. Ter uitvoering van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering kunnen enkel samenwerkingsverbanden tussen minstens 1 kenniscentrum en minstens 1 bedrijfsgroepering (sectorale, intersectorale of eventueel specifieke verenigingen van bedrijven, ad hoc samenwerkingsverbanden van bedrijven,..) projecten inzake 'demo-disseminatie' indienen in deze oproep.
§ 3. De indiener moet beschikken over rechtspersoonlijkheid en een inschrijvingsnummer hebben in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO).
§ 4. Kenniscentra dienen erkend te zijn in de pijler technologieverkenning overeenkomstig artikel 14, § 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor ondernemerschapsbevorderende diensten.
§ 5. In het kader van deze oproep worden entiteiten beschouwd als publiek als ze worden beschouwd als een administratieve overheid, zoals vermeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Daarbij worden volgende criteria en indicaties ter beoordeling gehanteerd :
- het feit of de indiener opgericht of erkend is door de overheid;
- het feit of de indiener de bevoegdheid heeft om op éénzijdige wijze voor derden bindende beslissingen uit te vaardigen;
- het feit of de indiener belast is met een taak van algemeen belang of een taak van een openbare dienst;
- het feit of de indiener onder de controle of het toezicht valt van de overheid.
Art.7. § 1er. En exécution de l'article 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand, tant les centres de connaissance que les groupements d'entreprises (des associations d'entreprises sectorielles, intersectorielles ou éventuellement spécifiques, des partenariats ad hoc d'entreprises, etc) peuvent introduire dans cet appel des projets relatifs à une " approche axée sur les entreprises ". Si le projet est introduit par un centre de connaissance, celui-ci est obligé de conclure un partenariat avec au moins 1 groupement d'entreprises.
§ 2. En exécution de l'article 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand, seuls les partenariats entre au moins 1 centre de connaissance et au moins 1 groupement d'entreprises (des associations d'entreprises sectorielles, intersectorielles ou éventuellement spécifiques, des partenariats ad hoc d'entreprises, etc) peuvent introduire dans cet appel des projets de " démonstration-dissémination ".
§ 3. L'introducteur est doté de la personnalité juridique et dispose d'un numéro d'immatriculation auprès de la Banque-Carrefour des Entreprises (BCE).
§ 4. Les centres de connaissance doivent être agréés dans le pilier exploration des technologies conformément à l'article 14, § 4, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 décembre 2008 portant octroi d'aides aux petites et moyennes entreprises pour des services promouvant l'entrepreneuriat.
§ 5. Dans le cadre de cet appel, les entités sont considérées comme publiques si elles sont considérées comme une autorité administrative, telle que visée à l'article 14 des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973. Dans ce contexte, les critères et indications d'évaluation suivants sont utilisés :
- le fait que l'introducteur est créé ou agréé par l'autorité;
- le fait que l'introducteur a la compétence de prendre des décisions unilatérales contraignantes à l'égard de tiers;
- le fait que l'introducteur est chargé d'une tâche d'intérêt général ou d'une tâche d'un service public;
- le fait que l'introducteur se trouve sous le contrôle ou la supervision de l'autorité.
§ 2. En exécution de l'article 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand, seuls les partenariats entre au moins 1 centre de connaissance et au moins 1 groupement d'entreprises (des associations d'entreprises sectorielles, intersectorielles ou éventuellement spécifiques, des partenariats ad hoc d'entreprises, etc) peuvent introduire dans cet appel des projets de " démonstration-dissémination ".
§ 3. L'introducteur est doté de la personnalité juridique et dispose d'un numéro d'immatriculation auprès de la Banque-Carrefour des Entreprises (BCE).
§ 4. Les centres de connaissance doivent être agréés dans le pilier exploration des technologies conformément à l'article 14, § 4, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 décembre 2008 portant octroi d'aides aux petites et moyennes entreprises pour des services promouvant l'entrepreneuriat.
§ 5. Dans le cadre de cet appel, les entités sont considérées comme publiques si elles sont considérées comme une autorité administrative, telle que visée à l'article 14 des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973. Dans ce contexte, les critères et indications d'évaluation suivants sont utilisés :
- le fait que l'introducteur est créé ou agréé par l'autorité;
- le fait que l'introducteur a la compétence de prendre des décisions unilatérales contraignantes à l'égard de tiers;
- le fait que l'introducteur est chargé d'une tâche d'intérêt général ou d'une tâche d'un service public;
- le fait que l'introducteur se trouve sous le contrôle ou la supervision de l'autorité.
Art.8. § 1. Ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten kunnen wel optreden als betrokken projectpartners, doch kunnen zelf geen aanvraag indienen. Ad hoc samenwerkingsverbanden van bedrijven kunnen als bedrijfsorganisatie indienen en mandateren hiertoe één van de leden van dit ad hoc samenwerkingsverband via een duidelijke samenwerkingsovereenkomst.
§ 2. Publiekrechtelijke entiteiten en publiekrechtelijke ondernemingen kunnen wel optreden als betrokken projectpartners doch komen zelf niet in aanmerking voor steun.
§ 2. Publiekrechtelijke entiteiten en publiekrechtelijke ondernemingen kunnen wel optreden als betrokken projectpartners doch komen zelf niet in aanmerking voor steun.
Art.8. § 1er. Les entreprises et les entités de droit public peuvent effectivement agir en tant que partenaires associés au projet, mais elles ne peuvent pas elles-mêmes introduire une demande. Les partenariats ad hoc d'entreprises peuvent introduire une demande en tant qu'organisme professionnel et à cet effet, ils donnent procuration à un des membres de ce partenariat ad hoc par le biais d'un accord de coopération clair.
§ 2. Les entités de droit public et les entreprises de droit public peuvent effectivement agir en tant que partenaires associés au projet, mais elles ne sont pas elles-mêmes éligibles à l'aide.
§ 2. Les entités de droit public et les entreprises de droit public peuvent effectivement agir en tant que partenaires associés au projet, mais elles ne sont pas elles-mêmes éligibles à l'aide.
Art.9. De kenniscentra en bedrijfsgroeperingen (sectorale, intersectorale of eventueel specifieke verenigingen van bedrijven, ad hoc samenwerkingsverbanden van bedrijven,..), die wensen deel te nemen aan deze oproep, dienen een aanvraag in voor één van de twee projecttypes, vermeld in artikel 4, § 2, en gericht op het thema vermeld in artikel 4, § 1.
Art.9. Les centres de connaissance et les groupements d'entreprises (associations d'entreprises sectorielles, intersectorielles ou éventuellement spécifiques, partenariats ad hoc d'entreprises, etc), souhaitant participer à cet appel, introduisent une demande pour un des deux types de projet visés à l'article 4, § 2, et axée sur le thème visé à l'article 4, § 1er.
Art.10. Ter uitvoering van de artikelen 11, 6°, en 11, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering moeten de subsidieaanvragen ingediend worden op het specifiek daarvoor ontworpen aanvraagformulier (inclusief de vereiste bijlagen AV1 'Projectbegroting' en AV2 'Samenwerkingsovereenkomst), dat als bijlage 3 gevoegd is bij dit besluit en er integraal deel van uitmaakt. Zowel de elektronische als papieren versie van deze documenten moeten uiterlijk op 13 september 2012 om 12 uur in het bezit zijn van het Agentschap Ondernemen. Bij het indienen van de subsidieaanvraag moet er rekening gehouden worden met de bepalingen van de handleiding die als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd, en er integraal deel van uitmaakt.
Om de indieningsdatum te bepalen, geldt :
1° bij afgifte : de datum en het uur op het ontvangstbewijs;
2° bij versturing per post : de postdatum;
3° bij verzending per e-mail : de datum en het uur van ontvangst op de servers van het Agentschap Ondernemen.
Het ingevulde aanvraagformulier, inclusief de vereiste bijlagen AV1 'Projectbegroting' en AV2 'Samenwerkingsovereenkomst', worden elektronisch doorgestuurd via mail naar oproep.ondernemerschap@agentschapondernemen.be. De aanvrager bezorgt daarnaast een afgedrukte en ondertekende versie van deze documenten aan het Agentschap Ondernemen door deze met de post op te sturen naar, of af te geven bij, het Agentschap Ondernemen, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid, Koning Albert II-laan 35 bus 12, 1030 Brussel.
Het aanvraagformulier inclusief de vereiste bijlagen AV1 'Projectbegroting' en AV2 'Samenwerkingsovereenkomst' en de handleiding, vermeld in het eerste lid zijn vanaf de inwerkingtreding van dit besluit beschikbaar bij het Agentschap Ondernemen, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid van de Vlaamse overheid, Koning Albert II-laan 35 bus 12 in 1030 Brussel :
e-mail oproep.ondernemerschap@agentschapondernemen.be
website www.agentschapondernemen.be/themas/oproep-ondernemerschap
Om de indieningsdatum te bepalen, geldt :
1° bij afgifte : de datum en het uur op het ontvangstbewijs;
2° bij versturing per post : de postdatum;
3° bij verzending per e-mail : de datum en het uur van ontvangst op de servers van het Agentschap Ondernemen.
Het ingevulde aanvraagformulier, inclusief de vereiste bijlagen AV1 'Projectbegroting' en AV2 'Samenwerkingsovereenkomst', worden elektronisch doorgestuurd via mail naar oproep.ondernemerschap@agentschapondernemen.be. De aanvrager bezorgt daarnaast een afgedrukte en ondertekende versie van deze documenten aan het Agentschap Ondernemen door deze met de post op te sturen naar, of af te geven bij, het Agentschap Ondernemen, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid, Koning Albert II-laan 35 bus 12, 1030 Brussel.
Het aanvraagformulier inclusief de vereiste bijlagen AV1 'Projectbegroting' en AV2 'Samenwerkingsovereenkomst' en de handleiding, vermeld in het eerste lid zijn vanaf de inwerkingtreding van dit besluit beschikbaar bij het Agentschap Ondernemen, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid van de Vlaamse overheid, Koning Albert II-laan 35 bus 12 in 1030 Brussel :
e-mail oproep.ondernemerschap@agentschapondernemen.be
website www.agentschapondernemen.be/themas/oproep-ondernemerschap
Art.10. En exécution de l'article 11, points 6° et 7°, de l'arrêté du Gouvernement flamand, les demandes de subvention doivent être introduites par le biais du formulaire de demande conçu spécifiquement à cet effet (y compris les annexes requises AV1 " Budget du projet " et AV2 " Accord de coopération "), joint comme annexe 3 au présent arrêté et en faisant partie intégrante. Tant la version électronique que la version papier de ces documents doivent être en possession de l'" Agentschap Ondernemen " (Agence de l'entrepreneuriat) le 13 septembre 2012 à 12 heures au plus tard. Lors de l'introduction de la demande de subvention, il faut tenir compte des dispositions du manuel joint comme annexe 1re au présent arrêté et en faisant partie intégrante.
Pour déterminer la date d'introduction, valent :
1° en cas de remise : la date et l'heure mentionnées sur le récépissé;
2° en cas d'envoi par courrier : la date de la poste;
3° en cas d'envoi par e-mail : la date et l'heure de réception figurant sur les serveurs de l'" Agentschap Ondernemen ".
Le formulaire de demande rempli, y compris les annexes requises AV1 " Budget du projet " et AV2 " Accord de coopération ", est transmis par voie électronique à l'adresse e-mail oproep.ondernemerschap@agentschapondernemen.be. Le demandeur transmet également une version imprimée et signée de ces documents à l'" Agentschap Ondernemen " en les envoyant par la poste ou en les remettant à l'adresse suivante " Agentschap Ondernemen, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid ", Boulevard Roi Albert II 35, boîte 12 à 1030 Bruxelles.
A partir de l'entrée en vigueur du présent arrêté, le formulaire de demande, y compris les annexes requises AV1 " Budget du projet " et AV2 " Accord de coopération " et le manuel visé au premier alinéa, sont disponibles auprès de l'" Agentschap Ondernemen, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid " de l'Autorité flamande, Boulevard Roi Albert II 35, boîte 12 à 1030 Bruxelles.
e-mail oproep.ondernemerschap@agentschapondernemen.be
site web www.agentschapondernemen.be/themas/oproep-ondernemerschap
Pour déterminer la date d'introduction, valent :
1° en cas de remise : la date et l'heure mentionnées sur le récépissé;
2° en cas d'envoi par courrier : la date de la poste;
3° en cas d'envoi par e-mail : la date et l'heure de réception figurant sur les serveurs de l'" Agentschap Ondernemen ".
Le formulaire de demande rempli, y compris les annexes requises AV1 " Budget du projet " et AV2 " Accord de coopération ", est transmis par voie électronique à l'adresse e-mail oproep.ondernemerschap@agentschapondernemen.be. Le demandeur transmet également une version imprimée et signée de ces documents à l'" Agentschap Ondernemen " en les envoyant par la poste ou en les remettant à l'adresse suivante " Agentschap Ondernemen, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid ", Boulevard Roi Albert II 35, boîte 12 à 1030 Bruxelles.
A partir de l'entrée en vigueur du présent arrêté, le formulaire de demande, y compris les annexes requises AV1 " Budget du projet " et AV2 " Accord de coopération " et le manuel visé au premier alinéa, sont disponibles auprès de l'" Agentschap Ondernemen, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid " de l'Autorité flamande, Boulevard Roi Albert II 35, boîte 12 à 1030 Bruxelles.
e-mail oproep.ondernemerschap@agentschapondernemen.be
site web www.agentschapondernemen.be/themas/oproep-ondernemerschap
Art.11. Ter uitvoering van artikel 15, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering bepaalt het Agentschap Ondernemen de criteria voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van de ingediende projectvoorstellen. Deze ontvankelijkheidscriteria worden opgenomen in de handleiding die als bijlage 1 van dit besluit is bijgevoegd. Alle ingediende projectvoorstellen worden getoetst aan deze ontvankelijkheidscriteria.
Art.11. En exécution de l'article 15, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand, l'" Agentschap Ondernemen " détermine les critères d'évaluation de la recevabilité des propositions de projet introduites. Ces critères de recevabilité sont repris dans le manuel joint comme annexe 1re au présent arrêté. Toutes les propositions de projet introduites sont évaluées sur la base de ces critères de recevabilité.
Art.12. Ter uitvoering van artikel 11, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering wordt voor elk beoordelingscriterium een score op een schaal van 1 tot 5 toegekend, waarbij
1° 1 staat voor onvoldoende;
2° 2 staat voor redelijk;
3° 3 staat voor goed;
4° 4 staat voor meer dan goed;
5° 5 staat voor uitstekend.
Ter uitvoering van artikel 11, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering mag een project geen score 1 en niet meer dan twee keer score 2 krijgen om opgenomen te worden in de rangschikking. De projecten worden in dalende volgorde gerangschikt volgens hun totaalscore tot de enveloppe opgebruikt is. Projecten met geformaliseerde samenwerkingsverbanden in de waardeketen zullen, in geval er gelijke totaalscores zijn, voorrang krijgen.
Er wordt bij deze oproep geen gewicht toegekend aan het beoordelingscriterium 1°, a), vermeld in artikel 16, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering.
Alle beoordelingscriteria van deze oproep zijn gelijkwaardig in de berekening van de totaalscore behoudens de beoordelingscriteria, vermeld onder 2,° a) en 2,° b) in artikel 16, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering, die dubbel tellen.
1° 1 staat voor onvoldoende;
2° 2 staat voor redelijk;
3° 3 staat voor goed;
4° 4 staat voor meer dan goed;
5° 5 staat voor uitstekend.
Ter uitvoering van artikel 11, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering mag een project geen score 1 en niet meer dan twee keer score 2 krijgen om opgenomen te worden in de rangschikking. De projecten worden in dalende volgorde gerangschikt volgens hun totaalscore tot de enveloppe opgebruikt is. Projecten met geformaliseerde samenwerkingsverbanden in de waardeketen zullen, in geval er gelijke totaalscores zijn, voorrang krijgen.
Er wordt bij deze oproep geen gewicht toegekend aan het beoordelingscriterium 1°, a), vermeld in artikel 16, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering.
Alle beoordelingscriteria van deze oproep zijn gelijkwaardig in de berekening van de totaalscore behoudens de beoordelingscriteria, vermeld onder 2,° a) en 2,° b) in artikel 16, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering, die dubbel tellen.
Art.12. En exécution de l'article 11, 8°, de l'arrêté du Gouvernement flamand, une cote sur une échelle de 1 à 5 est attribuée à chaque critère d'évaluation, où :
1° 1 correspond à insuffisant;
2° 2 correspond à raisonnable;
3° 3 correspond à bien;
4° 4 correspond à plus que bien;
5° 5 correspond à excellent.
En exécution de l'article 11, 4°, de l'arrêté du Gouvernement flamand, un projet ne peut obtenir aucune cote 1 et pas plus de deux fois la cote 2 pour être repris au classement. Les projets sont classés en ordre descendant en fonction de leur cote totale jusqu'à épuisement de l'enveloppe. En cas de cotes totales égales, les projets ayant des partenariats formalisés dans la chaîne de valeur seront favorisés.
Lors de cet appel, aucun poids n'est attribué au critère d'évaluation 1°, a), visé à l'article 16, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand.
Tous les critères d'évaluation de cet appel sont équivalents lors du calcul de la cote totale, sauf les critères d'évaluation visés au point 2°, a) et b), de l'article 16, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand, qui comptent double.
1° 1 correspond à insuffisant;
2° 2 correspond à raisonnable;
3° 3 correspond à bien;
4° 4 correspond à plus que bien;
5° 5 correspond à excellent.
En exécution de l'article 11, 4°, de l'arrêté du Gouvernement flamand, un projet ne peut obtenir aucune cote 1 et pas plus de deux fois la cote 2 pour être repris au classement. Les projets sont classés en ordre descendant en fonction de leur cote totale jusqu'à épuisement de l'enveloppe. En cas de cotes totales égales, les projets ayant des partenariats formalisés dans la chaîne de valeur seront favorisés.
Lors de cet appel, aucun poids n'est attribué au critère d'évaluation 1°, a), visé à l'article 16, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand.
Tous les critères d'évaluation de cet appel sont équivalents lors du calcul de la cote totale, sauf les critères d'évaluation visés au point 2°, a) et b), de l'article 16, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand, qui comptent double.
Art.13. Ter uitvoering van artikel 11, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering bepaalt het Agentschap Ondernemen de samenstelling van de jury en de wijze van jurering.
Art.13. En exécution de l'article 11, 9°, de l'arrêté du Gouvernement flamand, l' " Agentschap Ondernemen " détermine la composition du jury et le mode de jugement.
Art.14. § 1. Ter uitvoering van artikel 11, 10°, van het besluit van de Vlaamse Regering wordt de subsidie uitbetaald in drie schijven :
1° 30 % op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie, op voorwaarde dat de indiener :
a) de uitbetaling van de schijf aanvraagt;
b) verklaart dat het project is gestart;
2° 30 % op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie, op voorwaarde dat de indiener :
a) de uitbetaling van de schijf aanvraagt;
b) verklaart dat het project voor 60 % is gerealiseerd;
c) een tussentijds verslag indient;
3° 40 %, na de beëindiging van het project, op voorwaarde dat :
a) de indiener de uitbetaling van de schijf aanvraagt;
b) de indiener een kwantitatief en kwalitatief eindverslag indient over het project waaruit blijkt in welke mate de vooropgestelde doelstellingen werden bereikt en een verantwoording ervan;
c) de indiener een ondertekende afrekeningstaat van alle gerealiseerde ontvangsten en gemaakte kosten indient;
d) in de mate dat het saldo is verschuldigd, zoals moet blijken uit een positief inspectieverslag van het Agentschap Ondernemen.
§ 2. Voor projecten met een looptijd van meer dan één jaar moet de indiener het Agentschap Ondernemen tussentijds op de hoogte houden van de voortgang van het project aan de hand van een jaarlijkse rapportering. In dat geval is het bepaalde in paragraaf 1, 2°, c), niet van toepassing.
1° 30 % op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie, op voorwaarde dat de indiener :
a) de uitbetaling van de schijf aanvraagt;
b) verklaart dat het project is gestart;
2° 30 % op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie, op voorwaarde dat de indiener :
a) de uitbetaling van de schijf aanvraagt;
b) verklaart dat het project voor 60 % is gerealiseerd;
c) een tussentijds verslag indient;
3° 40 %, na de beëindiging van het project, op voorwaarde dat :
a) de indiener de uitbetaling van de schijf aanvraagt;
b) de indiener een kwantitatief en kwalitatief eindverslag indient over het project waaruit blijkt in welke mate de vooropgestelde doelstellingen werden bereikt en een verantwoording ervan;
c) de indiener een ondertekende afrekeningstaat van alle gerealiseerde ontvangsten en gemaakte kosten indient;
d) in de mate dat het saldo is verschuldigd, zoals moet blijken uit een positief inspectieverslag van het Agentschap Ondernemen.
§ 2. Voor projecten met een looptijd van meer dan één jaar moet de indiener het Agentschap Ondernemen tussentijds op de hoogte houden van de voortgang van het project aan de hand van een jaarlijkse rapportering. In dat geval is het bepaalde in paragraaf 1, 2°, c), niet van toepassing.
Art.14. § 1er. En exécution de l'article 11, 10°, de l'arrêté du Gouvernement flamand, la subvention est payée en trois tranches :
1° 30 % au plus tôt trente jours suivant la décision d'octroi de la subvention, à condition que l'introducteur :
a) demande le paiement de la tranche;
b) déclare que le projet a été lancé;
2° 30 % au plus tôt trente jours suivant la décision d'octroi de la subvention, à condition que l'introducteur :
a) demande le paiement de la tranche;
b) déclare que 60 % du projet a été réalisé;
c) introduit un rapport intermédiaire;
3° 40 % après la fin du projet, à condition que :
a) l'introducteur demande le paiement de la tranche;
b) l'introducteur introduise un rapport final quantitatif et qualitatif sur le projet dont il ressort dans quelle mesure les objectifs envisagés ont été réalisés et une justification des résultats;
c) l'introducteur introduise un relevé de décompte signé de toutes les recettes réalisées et de tous les frais exposés;
d) dans la mesure où le solde est dû, tel qu'il doit ressortir d'un rapport d'inspection positif de l'" Agentschap Ondernemen ".
§ 2. Pour les projets ayant une durée de plus d'un an, l'introducteur doit tenir l' " Agentschap Ondernemen " au courant de l'avancement du projet à l'aide d'un rapportage annuel. Dans ce cas, la disposition du paragraphe 1er, 2°, c), ne s'applique pas.
1° 30 % au plus tôt trente jours suivant la décision d'octroi de la subvention, à condition que l'introducteur :
a) demande le paiement de la tranche;
b) déclare que le projet a été lancé;
2° 30 % au plus tôt trente jours suivant la décision d'octroi de la subvention, à condition que l'introducteur :
a) demande le paiement de la tranche;
b) déclare que 60 % du projet a été réalisé;
c) introduit un rapport intermédiaire;
3° 40 % après la fin du projet, à condition que :
a) l'introducteur demande le paiement de la tranche;
b) l'introducteur introduise un rapport final quantitatif et qualitatif sur le projet dont il ressort dans quelle mesure les objectifs envisagés ont été réalisés et une justification des résultats;
c) l'introducteur introduise un relevé de décompte signé de toutes les recettes réalisées et de tous les frais exposés;
d) dans la mesure où le solde est dû, tel qu'il doit ressortir d'un rapport d'inspection positif de l'" Agentschap Ondernemen ".
§ 2. Pour les projets ayant une durée de plus d'un an, l'introducteur doit tenir l' " Agentschap Ondernemen " au courant de l'avancement du projet à l'aide d'un rapportage annuel. Dans ce cas, la disposition du paragraphe 1er, 2°, c), ne s'applique pas.
Art.15. Ter uitvoering van artikel 16, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering kan een project negatief beoordeeld worden als :
1° de indiener en/of de eventuele projectpartners uit het samenwerkingsverband onvoldoende financiële draagkracht heeft/hebben voor de uitvoering of het welslagen ervan;
2° de indiener en/of de eventuele projectpartners uit het samenwerkingsverband niet voldoet/voldoen aan andere verplichtingen of vergunningen die de overheid oplegt;
3° de indiener en/of de eventuele projectpartners uit het samenwerkingsverband blijk heeft gegeven van niet-correct gedrag naar aanleiding van vorige aanvragen, onder meer inzake informatieverstrekking, inhoudelijke en financiële verplichtingen of verslaggeving.
1° de indiener en/of de eventuele projectpartners uit het samenwerkingsverband onvoldoende financiële draagkracht heeft/hebben voor de uitvoering of het welslagen ervan;
2° de indiener en/of de eventuele projectpartners uit het samenwerkingsverband niet voldoet/voldoen aan andere verplichtingen of vergunningen die de overheid oplegt;
3° de indiener en/of de eventuele projectpartners uit het samenwerkingsverband blijk heeft gegeven van niet-correct gedrag naar aanleiding van vorige aanvragen, onder meer inzake informatieverstrekking, inhoudelijke en financiële verplichtingen of verslaggeving.
Art.15. En exécution de l'article 16, § 3, de l'arrêté du Gouvernement flamand, un projet peut recevoir une évaluation négative lorsque :
1° la capacité financière de l'introducteur et/ou des éventuels partenaires au projet associés au partenariat est insuffisante pour son exécution ou sa réussite;
2° l'introducteur et/ou les éventuels partenaires au projet associés au partenariat ne répondent pas à d'autres obligations ou autorisations imposées par l'autorité;
3° l'introducteur et/ou les éventuels partenaires au projet associés au partenariat ont fait preuve de comportement incorrect à l'occasion de demandes antérieures, entre autres en matière de fourniture d'informations, d'obligations financières et opérationnelles ou de rapportage.
1° la capacité financière de l'introducteur et/ou des éventuels partenaires au projet associés au partenariat est insuffisante pour son exécution ou sa réussite;
2° l'introducteur et/ou les éventuels partenaires au projet associés au partenariat ne répondent pas à d'autres obligations ou autorisations imposées par l'autorité;
3° l'introducteur et/ou les éventuels partenaires au projet associés au partenariat ont fait preuve de comportement incorrect à l'occasion de demandes antérieures, entre autres en matière de fourniture d'informations, d'obligations financières et opérationnelles ou de rapportage.
Art. 16. Dit besluit treedt in werking op 25 mei 2012.
Art. 16. Le présent arrêté entre en vigueur le 25 mai 2012.
Brussel, 25 mei 2012.
De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid,
K. PEETERS
Bruxelles, le 25 mai 2012.
Le Ministre flamand de l'Economie, de la Politique extérieure, de l'Agriculture et de la Ruralité,
K. PEETERS
Le Ministre flamand de l'Economie, de la Politique extérieure, de l'Agriculture et de la Ruralité,
K. PEETERS