Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
28 MAART 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten (NOTA : Bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding bij W2013-12-15/29, art. 4, 1°)
Titre
28 MARS 2012. - Arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 13 novembre 2011 fixant les rétributions et cotisations dues au Fonds budgétaire des matières premières et des produits (NOTE : Confirmé avec effet à la date de son entrée en vigueur par L2013-12-15/29, art. 4, 1°)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (5)
Texte (5)
Artikel 1. In artikel 1, § 6, van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds van de grondstoffen en de producten wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende :
  " Voor een aanvraag tot vernieuwing of tot uitbreiding van een dergelijke erkenning dient een retributie van 750 EUR te worden betaald. "
Article 1er. Dans l'article 1er, § 6, de l'arrêté royal du 13 novembre 2011 fixant les rétributions et cotisations dues au Fonds budgétaire des matières premières et des produits, un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas 1er et 2 :
  " Pour une demande de renouvellement ou d'extension d'un tel agrément, il y a lieu de payer une rétribution de 750 EUR. "
Art.2. Artikel 1, § 12, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
  " § 12. Iedere persoon die een aanvraag indient bij de FOD VVL betreffende een bestrijdingsmiddel voor landbouwkundig gebruik, een gewasbeschermingsmiddel of een toevoegingsstof waarvoor niet in een specifieke retributie is voorzien in de paragrafen 1 tot 11, is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Deze retributie bedraagt :
  - 750 EUR voor aanvragen die administratief kunnen worden afgewerkt en/of een gelijkaardige of lagere werklast inhouden als de behandeling van een aanvraag voorzien door § 6, tweede lid;
  - 1.500 EUR voor aanvragen die een minimale beoordeling door experts vergen en/of een gelijkaardige werklast inhouden als de behandeling van een aanvraag voorzien door § 1, a, laatste streepje;
  - 3.000 EUR voor aanvragen die een beoordeling door experts vergen en/of een gelijkaardige of grotere werklast inhouden als de behandeling van een aanvraag voorzien door § 3, 3°, eerste streepje. "
Art.2. Article 1er, § 12, du même arrêté, est remplacé par la disposition suivante :
  " § 12. Toute personne, qui soumet au SPF SSE une demande relative à un pesticide à usage agricole, un produit phytopharmaceutique ou un adjuvant pour laquelle aucune rétribution spécifique n'est prévue aux paragraphes 1er à 11, est tenue d'acquitter une rétribution au Fonds budgétaire des matières premières et des produits. Cette rétribution est de :
  - 750 EUR pour les demandes qui peuvent être traitées administrativement et/ou qui consistent en une charge de travail similaire ou inférieure comme le traitement d'une demande tel que prévu au § 6, second alinéa;
  - 1.500 EUR pour les demandes qui nécessitent une évaluation minimale par les experts et/ou qui consistent en une charge de travail similaire comme le traitement d'une demande tel que prévu au § 1er, a, dernier tiret;
  - 3.000 EUR pour les demandes qui nécessitent une évaluation par les experts et/ou une charge de travail similaire ou supérieure comme le traitement d'une demande tel que prévu au § 3, 3°, premier tiret. "
Art.3. In artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht :
  a) de bepaling onder 2° wordt vervangen door een bepaling luidende :
  " 2° a) - 1.000 EUR voor de toelatingsaanvraag, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003, voor biociden die uitsluitend werkzame stoffen bevatten die reeds op de markt waren in de Europese Unie op 14 mei 2000, van dewelke de werkzame stof of stoffen nog niet opgenomen zijn in bijlage I of IA van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003 voor het beoogde productsoort;
  2° b) - 10.000 EUR voor de toelatingsaanvraag, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003, voor biociden van welke de werkzame stof of stoffen opgenomen zijn in bijlage I van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003. Deze retributie is van toepassing voor het eerste toegelaten producttype indien het product een enkele werkzame stof bevat. Indien de toelatingsaanvraag een product betreft dat meerdere werkzame stoffen bevat of bestemd is voor aanvullende producttypes, moeten dit met de hieronder vermeldde retributies vermeerderd worden. Voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van 6 mei 2003 van de Commissie betreffende de definitie van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 124, 20 mei 2003, p. 36), bedraagt deze retributie 7.000 EUR voor het eerste toegelaten producttype indien het product één enkele werkzame stof bevat;
  - 2.000 EUR voor elke bijkomende werkzame stof die het product bevat;
  - 2.000 EUR voor elk bijkomend producttype per actieve stof;
  2° c) - 4.000 EUR voor de toelatingsaanvraag, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003, voor biociden van dewelke de werkzame stof of stoffen opgenomen zijn in bijlage IA van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003 (aanvraag tot registratie), plus 2.000 EUR per bijkomend producttype;
  2° d) - 12.500 EUR voor een aanvraag voor een kaderformulering, bedoeld in artikel 15 van het voornoemd koninklijk besluit van 22 mei 2003. Deze retributie omvat de retributie die verschuldigd is voor de toelatingsaanvraag voor het eerste product dat voortvloeit ui de kaderformulering. Deze retributie is van toepassing voor het eerste toegelaten producttype indien het product een enkele werkzame stof bevat. Indien de toelatingsaanvraag een product betreft dat meerdere werkzame stoffen bevat of bestemd is voor aanvullende producttypes, moeten dit met de hieronder vermeldde retributies vermeerderd worden. Voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van 6 mei 2003 van de Commissie betreffende de definitie van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 124, 20 mei 2003, p. 36) bedraagt deze retributie 9.500 EUR voor het eerste toegelaten producttype indien het product één enkele werkzame stof bevat;
  - 5.000 EUR voor een aanvraag voor een kaderformulering, bedoeld in artikel 15 van het voornoemd koninklijk besluit van 22 mei 2003, voortvloeiende uit een volgens de artikelen 4 en 5 reeds toegelaten product dat een werkzame stof of stoffen die opgenomen is/zijn in bijlage I van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003 bevat/bevatten;
  - 2.000 EUR voor elke bijkomende werkzame stof die het product bevat;
  - 2.000 EUR voor elk bijkomend producttype;
  - onverminderd het eerste en het tweede streepje, 1.000 EUR voor een toelatingsaanvraag voor een nieuw product op basis van een reeds door de minister goedgekeurde kaderformulering; ";
  b) de bepaling onder 3° wordt vervangen door een bepaling luidende :
  " 3° a) - 1.500 EUR voor de aanvraag tot wederzijdse erkenning van toegelaten biociden bedoeld in artikel 14 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003;
  3° b) - 500 EUR voor een product dat volledig identiek is aan een reeds toegelaten product en voor zover de toelatingshouder van het reeds toegelaten product de toestemming heeft gegeven te verwijzen naar het aanvraagdossier voor dit product; ";
  c) de bepaling onder 5° wordt vervangen door een bepaling luidende :
  " 5° a) - 250 EUR voor elke aanvraag tot aanvullende toelating bedoeld in artikel 9, § 3, van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003, wanneer zij een wijziging betreffende de gehalten aan werkzame stoffen of het gebruik opgenomen in de toelatingsakte behelst of een uitbreiding van het toepassingsgebied van de toelating, voor biociden die uitsluitend werkzame stoffen bevatten die reeds op de markt waren in de Europese Unie op 14 mei 2000, van dewelke de werkzame stof of stoffen nog niet opgenomen zijn in bijlage I of I A van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003 voor het beoogde productsoort. Deze retributie is niet verschuldigd wanneer tot de wijziging wordt beslist door de Minister die het Leefmilieu onder zijn bevoegdheid heeft;
  5° b) - 7.500 EUR voor elke aanvraag tot aanvullende toelating bedoeld in artikel 9, § 3, van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003, wanneer zij een wijziging betreffende de gehalten aan werkzame stoffen en/of niet-werkzame stoffen of het gebruik opgenomen in de toelatingsakte behelst of een uitbreiding van het toepassingsgebied van de toelating, voor biociden van dewelke de werkzame stof of stoffen opgenomen zijn in bijlage I van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003 voor het beoogde productsoort. Voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zoals gedefinieerd in voornoemde Aanbeveling 2003/361/EG, bedraagt deze retributie 5.000 EUR; ".
Art.3. A l'article 6, § 1er, du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
  a) le 2° est remplacé comme suit :
  " 2° a) - 1.000 EUR pour la demande d'autorisation, visée aux articles 4 et 5 de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité, pour les produits biocides, qui contiennent exclusivement des substances actives qui étaient déjà sur le marché dans l'Union européenne au 14 mai 2000, et pour lesquels la ou les substances actives ne sont pas encore reprises en annexe Ire ou IreA de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité pour le type de produit visé;
  2° b) - 10.000 EUR pour la demande d'autorisation, visée aux articles 4 et 5 de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité, pour les produits biocides pour lesquels la ou les substances actives sont inscrites en annexe Ire de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité. Cette rétribution est applicable pour le premier type de produit autorisé si le produit contient une seule substance active. Si la demande d'autorisation concerne un produit contenant plusieurs substances actives ou est destiné à des types de produits complémentaires, il faut ajouter les rétributions indiquées ci-dessous. Pour les micro-, petites et moyennes entreprises telles que définies dans la Recommandation 2003/361/CE du 6 mai 2003 de la Commission concernant la définition des micro-, petites et moyennes entreprises (JO L 124, 20 mai 2003, p. 36), cette rétribution est de 7.000 EUR pour le premier type de produit autorisé si le produit contient une seule substance active;
  - 2.000 EUR pour chaque substance active complémentaire contenue dans le produit;
  - 2.000 EUR pour chaque type de produit complémentaire par substance active;
  2° c) - 4.000 EUR pour la demande d'autorisation, visée aux articles 4 et 5 de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité, pour les produits biocides pour lesquels la ou les substances actives sont inscrites en annexe IreA de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité (demande d'enregistrement), plus 2.000 EUR par type de produit supplémentaire;
  2° d) - 12.500 EUR pour une demande d'une formulation-cadre, visée à l'article 15 de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité. Cette rétribution couvre la rétribution due pour la demande d'autorisation du premier produit découlant de ladite formulation-cadre. Cette rétribution est applicable pour le premier type de produit autorisé si le produit contient une seule substance active. Si la demande d'autorisation concerne un produit contenant plusieurs substances actives ou est destinée à des types de produits complémentaires, il faut ajouter les rétributions indiquées ci-dessous. Pour les micro-, petites et moyennes entreprises telles que définies dans la Recommandation 2003/361/CE du 6 mai 2003 de la Commission concernant la définition des micro-, petites et moyennes entreprises (JO L 124, 20 mai 2003, p. 36), cette rétribution est de 9.500 EUR pour le premier type de produit autorisé si le produit contient une seule substance active;
  - 5.000 EUR pour une demande d'une formulation-cadre, visée à l'article 15 de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité, découlant d'un produit déjà autorisé selon les articles 4 et 5 contenant une ou des substances actives inscrites en annexe Ire de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité;
  - 2.000 EUR pour chaque substance active complémentaire contenue dans le produit;
  - 2.000 EUR pour chaque type de produit complémentaire;
  - sans préjudice du premier et du deuxième tiret, 1.000 EUR pour une demande d'autorisation d'un nouveau produit biocide établie sur la base d'une formulation cadre déjà approuvée par le ministre; ";
  b) le 3° est remplacé comme suit :
  " 3° a) - 1.500 EUR pour la demande de reconnaissance mutuelle de biocides autorisés selon l'article 14 de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité;
  3° b) - 500 EUR pour un produit identique à un produit déjà autorisé et pour lequel le détenteur d'autorisation a donné son consentement au demandeur pour accéder au dossier de demande de ce produit; ";
  c) le 5° est remplacé comme suit :
  " 5° a) - 250 EUR pour chaque demande d'autorisation complémentaire, visée à l'article 9, § 3, de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité, lorsqu'elle implique une modification des teneurs en substances actives ou des usages prévus dans l'acte d'autorisation ou une extension du champ d'application de l'autorisation, pour les produits biocides, qui contiennent exclusivement des substances actives qui étaient déjà sur le marché dans l'Union européenne au 14 mai 2000, et pour lesquels la ou les substances actives ne sont pas encore reprises en annexe Ire ou IreA de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité pour le type de produit visé. Cette rétribution n'est pas due si la modification est décidée par le Ministre ayant l'Environnement dans ses attributions;
  5° b) - 7.500 EUR pour chaque demande d'autorisation complémentaire, visée à l'article 9, § 3, de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité, lorsqu'elle implique une modification des teneurs en substances actives et/ou non actives ou des usages prévus dans l'acte d'autorisation ou une extension du champ d'application de l'autorisation, pour les produits biocides, pour lesquels la ou les substances actives sont inscrites en annexe Ire de l'arrêté royal du 22 mai 2003 précité pour le type de produit visé. Pour les micro-, petites et moyennes entreprises telles que définies dans la Recommandation 2003/361/CE précitée, cette rétribution est de 5.000 EUR; ".
Art.4. In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt § 4 vervangen als volgt :
  " § 4. De Minister bevoegd voor het Leefmilieu, kan, op advies van het Comité voor advies inzake biociden en mits een met redenen omklede beslissing een vermindering of vrijstelling toestaan van het betalen van de retributies voor biociden die van wezenlijk belang zijn voor de bescherming van de volksgezondheid of het leefmilieu of die slechts het voorwerp uitmaken van een beperkt gebruik, evenals wanneer de biociden of de werkzame stoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong, afweermiddelen, lokmiddelen of feromonen zijn en dat dit bijzonder karakter het mogelijk maakt de werklast noodzakelijk voor hun evaluatie te beperken. ".
Art.4. Dans l'article 6 du même arrêté, le § 4 est remplacé comme suit :
  " § 4. Le Ministre qui a l'Environnement dans ses attributions, peut, sur avis du Comité d'Avis sur les produits Biocides, et par décision motivée, accorder une réduction ou une exonération du montant de la rétribution pour les biocides qui sont jugés essentiels pour la protection de la santé publique et de l'environnement ou qui sont susceptibles de ne faire l'objet que d'un usage restreint, ainsi que quand les biocides ou les substances actives sont d'origine végétale ou animale, sont des répulsifs, des attractifs ou des phéromones et que ce caractère particulier permet de limiter la charge de travail nécessaire à leur évaluation. ".
Art. 5. De Minister bevoegd voor Volksgezondheid en de Minister bevoegd voor Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 5. Le Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions et le Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.
  Gegeven te Brussel, 28 maart 2012.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Volksgezondheid,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Landbouw,
  Mevr. S. LARUELLE
  Donné à Bruxelles, le 28 mars 2012.
  ALBERT
  Par le Roi :
  La Ministre de la Santé publique,
  Mme L. ONKELINX
  La Ministre de l'Agriculture,
  Mme S. LARUELLE