Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° het koninklijk besluit van 23 december 1996 : het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenen;
2° de wet van 28 december 2011 : de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen (1);
3° het koninklijk besluit van 21 december 1967 : het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;
4° de wet van 28 april 2003 : de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
26 APRIL 2012. - Koninklijk besluit tot uitvoering, inzake het pensioen van de werknemers, van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen (NOTA : Bekrachtigd met ingang van 1 januari 2012, met uitzondering van zijn artikelen 2 tot 4 bij W 2012-06-22/02, art. 121)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-2012 en tekstbijwerking tot 16-07-2013)
Titre
26 AVRIL 2012. - Arrêté royal portant exécution, en matière de pension des travailleurs salariés, de la loi du 28 décembre 2011 portant des dispositions diverses (NOTE : Confirmé avec effet au 1er janvier 2012, à l'exception de ses articles 2 à 4, par L 2012-06-22/02, art. 121)(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-04-2012 et mise à jour au 16-07-2013)
Informations sur le document
Numac: 2012022166
Datum: 2012-04-26
Info du document
Numac: 2012022166
Date: 2012-04-26
Table des matières
Tekst (20)
Texte (20)
HOOFDSTUK 1. - Definities
CHAPITRE 1er. - Définitions
Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
1° l'arrêté royal du 23 décembre 1996 : l'arrêté royal du 23 décembre 1996 portant exécution des articles 15, 16 et 17 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions;
2° la loi du 28 décembre 2011 : la loi du 28 décembre 2011 portant des dispositions diverses (1);
3° l'arrêté royal du 21 décembre 1967 :l'arrêté royal du 21 décembre 1967 portant règlement général du régime de pension de retraite et de survie des travailleurs salariés;
4° la loi du 28 avril 2003 : la loi du 28 avril 2003 relative aux pensions complémentaires et au régime fiscal de celles-ci et de certains avantages complémentaires en matière de sécurité sociale.
1° l'arrêté royal du 23 décembre 1996 : l'arrêté royal du 23 décembre 1996 portant exécution des articles 15, 16 et 17 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions;
2° la loi du 28 décembre 2011 : la loi du 28 décembre 2011 portant des dispositions diverses (1);
3° l'arrêté royal du 21 décembre 1967 :l'arrêté royal du 21 décembre 1967 portant règlement général du régime de pension de retraite et de survie des travailleurs salariés;
4° la loi du 28 avril 2003 : la loi du 28 avril 2003 relative aux pensions complémentaires et au régime fiscal de celles-ci et de certains avantages complémentaires en matière de sécurité sociale.
HOOFDSTUK 2. - Vervroegd rustpensioen
CHAPITRE 2. - Pension de retraite anticipée
Art.2. De werknemers waarvan de opzegtermijn is ingegaan vóór 1 januari 2012 en eindigt of had moeten eindigen na 31 december 2012, kunnen hun rustpensioen vervroegd nemen, op het einde van die opzeggingstermijn, op de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voorzien bij artikel 4, §§ 1 en 2 van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht vóór hun wijziging bij artikel 107 van de wet van 28 december 2011.
Als ze hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen indienen krachtens het eerste lid, leveren de werknemers aan de Rijksdienst voor Pensioenen, ter ondersteuning van hun aanvraag, een kopie van de kennisgeving van de opzegging die het begin en de duur van de opzeggingstermijn vermeldt.
Als ze hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen indienen krachtens het eerste lid, leveren de werknemers aan de Rijksdienst voor Pensioenen, ter ondersteuning van hun aanvraag, een kopie van de kennisgeving van de opzegging die het begin en de duur van de opzeggingstermijn vermeldt.
Art.2. Les travailleurs salariés dont le préavis a débuté avant le 1er janvier 2012 et qui prend fin ou aurait dû prendre fin après le 31 décembre 2012, peuvent prendre leur pension de retraite de manière anticipée, au terme de ce préavis, aux conditions d'âge et de carrière prévues par l'article 4, §§ 1er et 2 de l'arrêté royal du 23 décembre 1996, tels qu'en vigueur avant leur modification par l'article 107 de la loi du 28 décembre 2011.
Lorsqu'ils introduisent leur demande de pension de retraite anticipée en vertu de l'alinéa 1er, les travailleurs salariés fournissent à l'Office national des Pensions, à l'appui de leur demande, une copie de la notification du congé qui mentionne le début et la durée du préavis.
Lorsqu'ils introduisent leur demande de pension de retraite anticipée en vertu de l'alinéa 1er, les travailleurs salariés fournissent à l'Office national des Pensions, à l'appui de leur demande, une copie de la notification du congé qui mentionne le début et la durée du préavis.
Art.3. [1 § 1. De werknemers, die, vóór 28 november 2011, buiten het kader van een conventioneel brugpensioen, met hun werkgever, een schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding die ten vroegste eindigt op de leeftijd van 60 jaar hebben afgesloten, kunnen hun rustpensioen vervroegd nemen, op de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voorzien bij artikel 4, §§ 1 en 2 van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht vóór hun wijziging bij artikel 107 van de wet van 28 december 2011, indien, naargelang het geval, de volgende voorwaarden worden vervuld :
1° deze overeenkomst is afgesloten in het kader van een arbeidsreglement meegedeeld conform artikel 15, laatste lid van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen vóór 28 november 2011, van een collectieve arbeidsovereenkomst neergelegd conform artikel 18 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités vóór 2 maart 2012, van een pensioenreglement in de zin van artikel 3, § 1, 9°, van de wet van 28 april 2003 zoals van kracht vóór 28 november 2011, van wettelijke of reglementaire bepalingen of als dusdanig geldende bepalingen;
2° ze voldoen ten laatste op 31 december 2012 aan de voorwaarden van het arbeidsreglement, van de collectieve arbeidsovereenkomst, van het pensioenreglement, van de wettelijke of reglementaire bepalingen of de als dusdanig geldende bepalingen.
Als ze hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen indienen krachtens het eerste lid, leveren de werknemers aan de Rijksdienst voor Pensioenen, ter ondersteuning van hun aanvraag, naast de kopie van de schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding, de kopie van het arbeidsreglement of de kopie van de collectieve arbeidsovereenkomst of de kopie van het pensioenreglement of de verwijzing naar de wettelijke en reglementaire bepalingen, of de kopie van de als dusdanig geldende bepalingen.
§ 2. De werknemers die, vóór 1 januari 2010, buiten het kader van een conventioneel brugpensioen, ontslag hebben genomen ten vroegste op de leeftijd van 55 jaar of die voor diezelfde datum in onderling overleg met hun werkgever een schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding hebben afgesloten die ten vroegste vervalt op 55 jaar, kunnen hun rustpensioen vervroegd nemen op de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voorzien bij artikel 4, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht voor hun wijziging bij artikel 107 van de wet van 28 december 2011, indien dit ontslag of deze overeenkomst kadert in een collectieve arbeidsovereenkomst of een pensioenreglement bedoeld bij artikel 61, § 1 van de wet van 28 april 2003, met het oog op de ontvangst, voor de leeftijd van 60 jaar en vóór 1 januari 2010, van de prestaties voorzien bij de wet van 28 april 2003.
Als ze hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen indienen krachtens het eerste lid, leveren de werknemers aan de Rijksdienst voor Pensioenen, ter ondersteuning van hun aanvraag, de kopie van het ontslag of de schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding en de kopie van de collectieve arbeidsovereenkomst of het pensioenreglement.
§ 3. De werknemers die, vóór 1 januari 2010, buiten het kader van een conventioneel brugpensioen, ontslag hebben genomen na een loopbaan van 35 jaar in de zin van artikel 4, § 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 23 december 1996 of die voor diezelfde datum in onderling overleg met hun werkgever een schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding hebben afgesloten na een loopbaan van 35 jaar in de zin van artikel 4, § 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 23 december 1996, kunnen hun rustpensioen vervroegd nemen op de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voorzien bij artikel 4, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht voor hun wijziging bij artikel 107 van de wet van 28 december 2011, indien dit ontslag of deze overeenkomst kadert in een collectieve arbeidsovereenkomst of een pensioenreglement bedoeld bij artikel 61, § 1 van de wet van 28 april 2003, met het oog op de ontvangst, voor de leeftijd van 60 jaar en vóór 1 januari 2010, van de prestaties voorzien bij de wet van 28 april 2003.
Als ze hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen indienen krachtens het eerste lid, leveren de werknemers aan de Rijksdienst voor Pensioenen, ter ondersteuning van hun aanvraag, de kopie van het ontslag of de schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding en de kopie van de collectieve arbeidsovereenkomst of het pensioenreglement.]1
1° deze overeenkomst is afgesloten in het kader van een arbeidsreglement meegedeeld conform artikel 15, laatste lid van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen vóór 28 november 2011, van een collectieve arbeidsovereenkomst neergelegd conform artikel 18 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités vóór 2 maart 2012, van een pensioenreglement in de zin van artikel 3, § 1, 9°, van de wet van 28 april 2003 zoals van kracht vóór 28 november 2011, van wettelijke of reglementaire bepalingen of als dusdanig geldende bepalingen;
2° ze voldoen ten laatste op 31 december 2012 aan de voorwaarden van het arbeidsreglement, van de collectieve arbeidsovereenkomst, van het pensioenreglement, van de wettelijke of reglementaire bepalingen of de als dusdanig geldende bepalingen.
Als ze hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen indienen krachtens het eerste lid, leveren de werknemers aan de Rijksdienst voor Pensioenen, ter ondersteuning van hun aanvraag, naast de kopie van de schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding, de kopie van het arbeidsreglement of de kopie van de collectieve arbeidsovereenkomst of de kopie van het pensioenreglement of de verwijzing naar de wettelijke en reglementaire bepalingen, of de kopie van de als dusdanig geldende bepalingen.
§ 2. De werknemers die, vóór 1 januari 2010, buiten het kader van een conventioneel brugpensioen, ontslag hebben genomen ten vroegste op de leeftijd van 55 jaar of die voor diezelfde datum in onderling overleg met hun werkgever een schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding hebben afgesloten die ten vroegste vervalt op 55 jaar, kunnen hun rustpensioen vervroegd nemen op de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voorzien bij artikel 4, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht voor hun wijziging bij artikel 107 van de wet van 28 december 2011, indien dit ontslag of deze overeenkomst kadert in een collectieve arbeidsovereenkomst of een pensioenreglement bedoeld bij artikel 61, § 1 van de wet van 28 april 2003, met het oog op de ontvangst, voor de leeftijd van 60 jaar en vóór 1 januari 2010, van de prestaties voorzien bij de wet van 28 april 2003.
Als ze hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen indienen krachtens het eerste lid, leveren de werknemers aan de Rijksdienst voor Pensioenen, ter ondersteuning van hun aanvraag, de kopie van het ontslag of de schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding en de kopie van de collectieve arbeidsovereenkomst of het pensioenreglement.
§ 3. De werknemers die, vóór 1 januari 2010, buiten het kader van een conventioneel brugpensioen, ontslag hebben genomen na een loopbaan van 35 jaar in de zin van artikel 4, § 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 23 december 1996 of die voor diezelfde datum in onderling overleg met hun werkgever een schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding hebben afgesloten na een loopbaan van 35 jaar in de zin van artikel 4, § 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 23 december 1996, kunnen hun rustpensioen vervroegd nemen op de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voorzien bij artikel 4, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht voor hun wijziging bij artikel 107 van de wet van 28 december 2011, indien dit ontslag of deze overeenkomst kadert in een collectieve arbeidsovereenkomst of een pensioenreglement bedoeld bij artikel 61, § 1 van de wet van 28 april 2003, met het oog op de ontvangst, voor de leeftijd van 60 jaar en vóór 1 januari 2010, van de prestaties voorzien bij de wet van 28 april 2003.
Als ze hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen indienen krachtens het eerste lid, leveren de werknemers aan de Rijksdienst voor Pensioenen, ter ondersteuning van hun aanvraag, de kopie van het ontslag of de schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding en de kopie van de collectieve arbeidsovereenkomst of het pensioenreglement.]1
Modifications
Art.3. [1 § 1er. Les travailleurs salariés, qui, avant le 28 novembre 2011, ont conclu, en dehors du cadre d'une prépension conventionnelle, avec leur employeur, une convention individuelle écrite de départ anticipé venant à échéance au plus tôt à l'âge de 60 ans peuvent prendre leur pension de retraite de manière anticipée aux conditions d'âge et de carrière prévues par l'article 4, §§ 1er et 2 de l'arrêté royal du 23 décembre 1996, tels qu'en vigueur avant leur modification par l'article 107 de la loi du 28 décembre 2011, si, selon le cas, les conditions suivantes sont remplies :
1° cette convention a été conclue dans le cadre d'un règlement de travail communiqué conformément à l'article 15, dernier alinéa de la loi du 8 avril 1965 instituant les règlements de travail avant le 28 novembre 2011, d'une convention collective de travail déposée conformément à l'article 18 de la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires avant le 2 mars 2012, d'un règlement de pension au sens de l'article 3, § 1er, 9°, de la loi du 28 avril 2003 en vigueur avant le 28 novembre 2011, de dispositions légales ou règlementaires ou de dispositions y assimilées;
2° ils satisfont au plus tard le 31 décembre 2012 aux conditions du règlement de travail, de la convention collective de travail, du règlement de pension, des dispositions légales ou règlementaires ou des dispositions y assimilées.
Lorsqu'ils introduisent leur demande de pension de retraite anticipée en vertu de l'alinéa 1er, les travailleurs salariés fournissent à l'Office national des Pensions, à l'appui de leur demande, outre la copie de la convention individuelle écrite de départ anticipée, la copie du règlement de travail ou la copie de la convention collective de travail ou la copie du règlement de pension ou la référence aux dispositions légales et règlementaires ou la copie des dispositions qui y sont assimilées.
§ 2. Les travailleurs salariés, qui, avant le 1er janvier 2010, en dehors du cadre d'une prépension conventionnelle, ont démissionné au plus tôt à l'âge de 55 ans ou ont conclu de commun accord avec leur employeur, avant cette même date, une convention individuelle écrite de départ anticipé venant à échéance au plus tôt à l'âge de 55 ans peuvent prendre leur pension de retraite de manière anticipée aux conditions d'âge et de carrière prévues par l'article 4, §§ 1er et 2 de l'arrêté royal du 23 décembre 1996, tels qu'en vigueur avant leur modification par l'article 107 de la loi du 28 décembre 2011, si cette démission ou cette convention s'inscrit dans le cadre d'une convention collective de travail ou d'un règlement de pension visé à l'article 61, § 1er, de la loi du 28 avril 2003, en vue de la perception, avant l'âge de 60 ans et avant le 1er janvier 2010, des prestations prévues par la loi du 28 avril 2003.
Lorsqu'ils introduisent leur demande de pension de retraite anticipée en vertu de l'alinéa 1er, les travailleurs salariés fournissent à l'Office national des Pensions, à l'appui de leur demande, la copie de la démission ou de la convention individuelle écrite de départ anticipée ainsi que la copie de la convention collective de travail ou du règlement de pension.
§ 3. Les travailleurs salariés, qui, avant le 1er janvier 2010, en dehors du cadre d'une prépension conventionnelle, ont démissionné après une carrière de 35 ans au sens de l'article 4, § 2, alinéa 2, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996 ou ont conclu de commun accord avec leur employeur, avant cette même date, une convention individuelle écrite de départ anticipé après une carrière de 35 ans au sens de l'article 4, § 2, alinéa 2, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996 peuvent prendre leur pension de retraite de manière anticipée aux conditions d'âge et de carrière prévues par l'article 4, §§ 1er et 2 de l'arrêté royal du 23 décembre 1996, tels qu'en vigueur avant leur modification par l'article 107 de la loi du 28 décembre 2011, si cette démission ou cette convention s'inscrit dans le cadre d'une convention collective de travail ou d'un règlement de pension visé à l'article 61, § 1er de la loi du 28 avril 2003, en vue de la perception, avant l'âge de 60 ans et avant le 1er janvier 2010, des prestations prévues par la loi du 28 avril 2003.
Lorsqu'ils introduisent leur demande de pension de retraite anticipée en vertu de l'alinéa 1er, les travailleurs salariés fournissent à l'Office national des Pensions, à l'appui de leur demande, la copie de la démission ou de la convention individuelle écrite de départ anticipée ainsi que la copie de la convention collective de travail ou du règlement de pension.]1
1° cette convention a été conclue dans le cadre d'un règlement de travail communiqué conformément à l'article 15, dernier alinéa de la loi du 8 avril 1965 instituant les règlements de travail avant le 28 novembre 2011, d'une convention collective de travail déposée conformément à l'article 18 de la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires avant le 2 mars 2012, d'un règlement de pension au sens de l'article 3, § 1er, 9°, de la loi du 28 avril 2003 en vigueur avant le 28 novembre 2011, de dispositions légales ou règlementaires ou de dispositions y assimilées;
2° ils satisfont au plus tard le 31 décembre 2012 aux conditions du règlement de travail, de la convention collective de travail, du règlement de pension, des dispositions légales ou règlementaires ou des dispositions y assimilées.
Lorsqu'ils introduisent leur demande de pension de retraite anticipée en vertu de l'alinéa 1er, les travailleurs salariés fournissent à l'Office national des Pensions, à l'appui de leur demande, outre la copie de la convention individuelle écrite de départ anticipée, la copie du règlement de travail ou la copie de la convention collective de travail ou la copie du règlement de pension ou la référence aux dispositions légales et règlementaires ou la copie des dispositions qui y sont assimilées.
§ 2. Les travailleurs salariés, qui, avant le 1er janvier 2010, en dehors du cadre d'une prépension conventionnelle, ont démissionné au plus tôt à l'âge de 55 ans ou ont conclu de commun accord avec leur employeur, avant cette même date, une convention individuelle écrite de départ anticipé venant à échéance au plus tôt à l'âge de 55 ans peuvent prendre leur pension de retraite de manière anticipée aux conditions d'âge et de carrière prévues par l'article 4, §§ 1er et 2 de l'arrêté royal du 23 décembre 1996, tels qu'en vigueur avant leur modification par l'article 107 de la loi du 28 décembre 2011, si cette démission ou cette convention s'inscrit dans le cadre d'une convention collective de travail ou d'un règlement de pension visé à l'article 61, § 1er, de la loi du 28 avril 2003, en vue de la perception, avant l'âge de 60 ans et avant le 1er janvier 2010, des prestations prévues par la loi du 28 avril 2003.
Lorsqu'ils introduisent leur demande de pension de retraite anticipée en vertu de l'alinéa 1er, les travailleurs salariés fournissent à l'Office national des Pensions, à l'appui de leur demande, la copie de la démission ou de la convention individuelle écrite de départ anticipée ainsi que la copie de la convention collective de travail ou du règlement de pension.
§ 3. Les travailleurs salariés, qui, avant le 1er janvier 2010, en dehors du cadre d'une prépension conventionnelle, ont démissionné après une carrière de 35 ans au sens de l'article 4, § 2, alinéa 2, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996 ou ont conclu de commun accord avec leur employeur, avant cette même date, une convention individuelle écrite de départ anticipé après une carrière de 35 ans au sens de l'article 4, § 2, alinéa 2, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996 peuvent prendre leur pension de retraite de manière anticipée aux conditions d'âge et de carrière prévues par l'article 4, §§ 1er et 2 de l'arrêté royal du 23 décembre 1996, tels qu'en vigueur avant leur modification par l'article 107 de la loi du 28 décembre 2011, si cette démission ou cette convention s'inscrit dans le cadre d'une convention collective de travail ou d'un règlement de pension visé à l'article 61, § 1er de la loi du 28 avril 2003, en vue de la perception, avant l'âge de 60 ans et avant le 1er janvier 2010, des prestations prévues par la loi du 28 avril 2003.
Lorsqu'ils introduisent leur demande de pension de retraite anticipée en vertu de l'alinéa 1er, les travailleurs salariés fournissent à l'Office national des Pensions, à l'appui de leur demande, la copie de la démission ou de la convention individuelle écrite de départ anticipée ainsi que la copie de la convention collective de travail ou du règlement de pension.]1
Modifications
Art.3/1. [1 De werknemers die, vóór 28 november 2011, bij de Rijksdienst voor Pensioenen, een aanvraag tot het bekomen van een vervroegd rustpensioen in 2013 hebben ingediend, kunnen het verkrijgen voor zover ze, op de gevraagde ingangsdatum, aan de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voorzien bij artikel 4, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht vóór hun wijziging bij artikel 107 van de wet van 28 december 2011, voldoen.]1
Art.3/1. [1 Les travailleurs salariés, qui ont introduit avant le 28 novembre 2011, auprès de l'Office national des Pensions, une demande visant à obtenir une pension de retraite anticipée en 2013 peuvent l'obtenir s'ils remplissent, à la date de prise de cours demandée, les conditions d'âge et de carrière prévues par l'article 4, §§ 1er et 2, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996, tels qu'en vigueur avant leur modification par l'article 107 de la loi du 28 décembre 2011.]1
Art.4. De bepalingen [1 van artikelen 2 tot 3/1]1 zijn van toepassing op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2013 ingaan.
Modifications
Art.4. Les dispositions [1 des articles 2 à 3/1]1 sont applicables aux pensions qui prennent cours effectivement et pour la première fois au plus tôt le 1er janvier 2013.
Modifications
HOOFDSTUK 3. - Bijzondere stelsels
CHAPITRE 3. - Régimes spéciaux
Afdeling 1. - Mijnwerkers
Section 1re. - Mineurs
Art.5. Voor de werknemer die de leeftijd van 55 jaar niet heeft bereikt op 31 december 2011 maar die, op deze datum, bewijst dat hij ten minste twintig jaar gewoonlijk en hoofdzakelijk als mijnwerker tewerkgesteld is geweest, wordt de pensioenleeftijd :
1° op 55 jaar vastgesteld wanneer het een rustpensioen betreft wegens een tewerkstelling als ondergronds mijnwerker;
2° bereikt wanneer de belanghebbende doet blijken van een gewoonlijke en hoofdzakelijke tewerkstelling als mijnwerker in de ondergrond of steengroeven met ondergrondse winning gedurende ten minste vijfentwintig jaren.
Het rustpensioen gaat in die gevallen in op de eerste dag van de maand volgend op deze tijdens dewelke de belanghebbende het aanvraagt en ten vroegste op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin hij, naar gelang het geval, één van de in het eerste lid vermelde leeftijden bereikt.
1° op 55 jaar vastgesteld wanneer het een rustpensioen betreft wegens een tewerkstelling als ondergronds mijnwerker;
2° bereikt wanneer de belanghebbende doet blijken van een gewoonlijke en hoofdzakelijke tewerkstelling als mijnwerker in de ondergrond of steengroeven met ondergrondse winning gedurende ten minste vijfentwintig jaren.
Het rustpensioen gaat in die gevallen in op de eerste dag van de maand volgend op deze tijdens dewelke de belanghebbende het aanvraagt en ten vroegste op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin hij, naar gelang het geval, één van de in het eerste lid vermelde leeftijden bereikt.
Art.5. Pour le travailleur salarié qui n'a pas atteint l'âge de 55 ans au 31 décembre 2011 mais qui, à cette date, justifie avoir été occupé habituellement et en ordre principal pendant au moins vingt ans comme ouvrier mineur, l'âge de la pension est :
1° fixé à 55 ans lorsqu'il s'agit d'une pension de retraite en raison d'une occupation comme ouvrier mineur de fond;
2° atteint lorsque l'intéressé justifie avoir été occupé habituellement et en ordre principal comme ouvrier mineur au fond des mines ou des carrières avec exploitation souterraine pendant au moins vingt-cinq années.
Dans ces cas, la pension de retraite prend cours le premier jour du mois qui suit celui au cours duquel l'intéressé en fait la demande et au plus tôt le premier jour du mois qui suit celui au cours duquel il atteint, selon le cas, l'un des âges mentionnés à l'alinéa 1er.
1° fixé à 55 ans lorsqu'il s'agit d'une pension de retraite en raison d'une occupation comme ouvrier mineur de fond;
2° atteint lorsque l'intéressé justifie avoir été occupé habituellement et en ordre principal comme ouvrier mineur au fond des mines ou des carrières avec exploitation souterraine pendant au moins vingt-cinq années.
Dans ces cas, la pension de retraite prend cours le premier jour du mois qui suit celui au cours duquel l'intéressé en fait la demande et au plus tôt le premier jour du mois qui suit celui au cours duquel il atteint, selon le cas, l'un des âges mentionnés à l'alinéa 1er.
Art.6. De bepalingen van artikel 5, §§ 2, 4 en 6, van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht vóór hun opheffing bij artikel 112 van de wet van 28 december 2011, zijn van toepassing op de werknemer die de leeftijd van 55 jaar niet heeft bereikt op 31 december 2011 maar die, op deze datum, bewijst dat hij ten minste twintig jaar gewoonlijk en hoofdzakelijk als ondergronds of bovengronds mijnwerker tewerkgesteld is geweest, voor zover het gaat om tijdvakken van tewerkstelling gelegen vóór 1 januari 2012.
Art.6. Les dispositions de l'article 5, §§ 2, 4 et 6, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996, telles qu'en vigueur avant leur abrogation par l'article 112 de la loi du 28 décembre 2011, restent applicables au travailleur salarié qui n'a pas atteint l'âge de 55 ans au 31 décembre 2011 mais qui, à cette date, justifie avoir été occupé pendant au moins vingt ans habituellement et en ordre principal comme ouvrier mineur de fond ou de surface, pour autant qu'il s'agisse de périodes d'occupation situées avant le 1er janvier 2012.
Art.7. De bepalingen van artikel 3, 3°, van artikel 35 en van hoofdstuk IX, van het koninklijk besluit van 21 december 1967, blijven onverkort van toepassing voor de vaststelling van de pensioenrechten van de in artikelen 5 en 6 bedoelde werknemers, voor zover het gaat om tijdvakken van tewerkstelling gelegen vóór 1 januari 2012.
Art.7. Les dispositions de l'article 3, 3°, de l'article 35 et du chapitre IX, de l'arrêté royal du 21 décembre 1967, restent applicables intégralement pour la fixation des droits à pension des travailleurs visés aux articles 5 et 6, pour autant qu'il s'agisse de périodes d'occupation situées avant le 1er janvier 2012.
Art.8. In artikel 10 van het koninklijk besluit van 21 december 1967, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 worden de woorden "de leeftijd van 60 jaar" vervangen door de woorden "de leeftijd bedoeld in artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 23 december 1996".
2° in paragraaf 2, worden de woorden "de leeftijd van zestig jaar" vervangen door de woorden "de leeftijd bedoeld in artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 23 december 1996".
1° in paragraaf 1 worden de woorden "de leeftijd van 60 jaar" vervangen door de woorden "de leeftijd bedoeld in artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 23 december 1996".
2° in paragraaf 2, worden de woorden "de leeftijd van zestig jaar" vervangen door de woorden "de leeftijd bedoeld in artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 23 december 1996".
Art.8. Dans l'article 10 de l'arrêté royal du 21 décembre 1967, remplacé par l'arrêté royal du 8 août 1997, les modifications suivantes sont apportées :
1° au paragraphe 1er, les mots "l'âge de 60 ans" sont remplacés par les mots "l'âge visé à l'article 4, § 1er, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996";
2° au paragraphe 2, les mots "l'âge de soixante ans" sont remplacés par les mots "l'âge visé à l'article 4, § 1er, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996".
1° au paragraphe 1er, les mots "l'âge de 60 ans" sont remplacés par les mots "l'âge visé à l'article 4, § 1er, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996";
2° au paragraphe 2, les mots "l'âge de soixante ans" sont remplacés par les mots "l'âge visé à l'article 4, § 1er, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996".
Art.9. In artikel 35, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt de inleidende zin, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997, vervangen als volgt :
" Worden met arbeidsperioden in de hoedanigheid van mijnwerker gelijkgesteld met inachtneming van de in paragraaf 2 vermelde voorwaarden :".
" Worden met arbeidsperioden in de hoedanigheid van mijnwerker gelijkgesteld met inachtneming van de in paragraaf 2 vermelde voorwaarden :".
Art.9. Dans l'article 35, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté, la phrase introductive, modifiée en dernier lieu par l'arrêté royal du 8 août 1997, est remplacée par ce qui suit :
" Sont assimilées aux périodes d'activité en qualité d'ouvrier mineur, compte tenu des conditions prévues au paragraphe 2 :".
" Sont assimilées aux périodes d'activité en qualité d'ouvrier mineur, compte tenu des conditions prévues au paragraphe 2 :".
Afdeling 2. - Zeevarenden
Section 2. - Marins
Art.10. De bepalingen van artikel 5, § 5, van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht vóór hun opheffing bij artikel 112 van de wet van 28 december 2011, blijven van toepassing, voor de berekening van de volledigheid van zijn pensioen, op de werknemer die de leeftijd van 55 jaar niet heeft bereikt op 31 december 2011 maar die, op deze datum, ten minste 2520 dagen dienst ter zee onder de Belgische of Luxemburgse vlag bewijst en die hiervoor bij de Pool der zeelieden ingeschreven is.
Art.10. Les dispositions de l'article 5, § 5, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996, telles qu'en vigueur avant leur abrogation par l'article 112 de la loi du 28 décembre 2011, restent applicables, pour le calcul de l'intégralité de sapension, au travailleur salarié qui n'a pas atteint l'âge de 55 ans au 31 décembre 2011mais qui, à cette date, justifie d'au moins 2520 jours de service à la mer sous pavillon belge ou luxembourgeois et qui est inscrit au Pool des marins.
Art.11. Om te bepalen of de werknemer, die op 31 december 2011 de leeftijd van 55 jaar niet heeft bereikt, voldoet aan de loopbaanvoorwaarde bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 23 december 1996, wordt er, aan de krachtens dit artikel in aanmerking genomen jaren, een maximum aantal van drie bijkomende fictieve kalenderjaren toegevoegd, vastgesteld als volgt :
1° 80 vaartdagen geven recht op een bijkomend jaar;
2° 160 vaartdagen geven recht op twee bijkomende jaren;
3° 240 vaartdagen geven recht op drie bijkomende jaren.
1° 80 vaartdagen geven recht op een bijkomend jaar;
2° 160 vaartdagen geven recht op twee bijkomende jaren;
3° 240 vaartdagen geven recht op drie bijkomende jaren.
Art.11. Pour déterminer si le travailleur salarié, qui n'a pas atteint l'âge de 55 ans au 31 décembre 2011, remplit la condition de carrière visée à l'article 4 de l'arrêté royal du 23 décembre 1996, il est ajouté, aux années prises en considération en vertu de cet article, un nombre maximum de trois années civiles supplémentaires fictives, fixé comme suit :
1° 80 jours de navigation donnent droit à une année supplémentaire;
2° 160 jours de navigation donnent droit à deux années supplémentaires;
3° 240 jours de navigation ou plus donnent droit à trois années supplémentaires.
1° 80 jours de navigation donnent droit à une année supplémentaire;
2° 160 jours de navigation donnent droit à deux années supplémentaires;
3° 240 jours de navigation ou plus donnent droit à trois années supplémentaires.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
CHAPITRE 4. - Dispositions finales
Art.12. Dit besluit heeft uitwerking met ingang op 1 januari 2012, met uitzondering van artikelen 2 tot 4 die in werking tredenop 1 januari 2013.
Art.12. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2012, à l'exception des articles 2 à 4 qui entrent en vigueur le 1er janvier 2013.
Art. 13. De Minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 13. Le Ministre qui a les Pensions dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Brussel, 26 april 2012.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Pensioenen,
V. VAN QUICKENBORNE
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Pensioenen,
V. VAN QUICKENBORNE
Bruxelles, le 26 avril 2012.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre des Pensions,
V. VAN QUICKENBORNE
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre des Pensions,
V. VAN QUICKENBORNE