Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
12 NOVEMBER 2012. - [Koninklijk besluit met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG] <Opschrift vervangen door KB2017-02-25/03, art. 177, 004; Inwerkingtreding : 27-03-2017> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-11-2012 en tekstbijwerking tot 12-12-2022)
Titre
12 NOVEMBRE 2012. - [Arrêté royal relatif aux organismes de placement collectif qui répondent aux conditions de la directive 2009/65/CE] <Intitulé remplacé par AR2017-02-25/03, art. 177, 004; En vigueur : 27-03-2017> (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-11-2012 et mise à jour au 12-12-2022)
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
TITEL I. - Algemene bepalingen TITEL II. - [1 Openbare instellingen voor colle... HOOFDSTUK I. - Bedrijfsvergunning Afdeling I. - Inschrijvingsvoorwaarden Onderafdeling I. - Inhoud van het beheerregleme... Onderafdeling II. - De bewaarder Onderafdeling III. - Administratieve procedures... Onderafdeling IV. - De commissaris Afdeling II. [1 - Prospectus en essentiële bele... Onderafdeling I. - Prospectus en essentiële bel... Onderafdeling II. [1 - Publicitaire mededelinge... HOOFDSTUK II. - Bedrijfsuitoefening Afdeling I. - Beleggingsbeleid Onderafdeling I. - Algemeen Onderafdeling II. - Instellingen voor collectie... Onderafdeling III. Afdeling II. - Master-feederconstructies Onderafdeling I. - Beleggingsbeleid en goedkeuring Onderafdeling II. - Overeenkomst tussen feeder ... Onderafdeling III. - Procedure bij vereffening,... Onderafdeling IV. - Verplichtingen en bevoegde ... Afdeling III. - Verplichtingen en verbodsbepali... Onderafdeling I. - Provisies en kosten Onderafdeling II. - Gedragsregels Onderafdeling III. - Voorkoming van belangencon... Onderafdeling IV. - Andere verbodsbepalingen en... Onderafdeling V. - Ontbinding, vereffening en f... Afdeling IV. - Uitgifte en openbaar aanbod van ... Onderafdeling I. - Behandeling van aanvragen to... Onderafdeling II. [1 - Berekening van de netto-... Onderafdeling III. - Nadere regels inzake de ui... Afdeling V. - Periodieke informatie en boekhouding HOOFDSTUK III. - Verhandeling in een andere lid... TITEL III. - Instellingen voor collectieve bele... HOOFDSTUK I. - Instellingen voor collectieve be... HOOFDSTUK II. Afdeling I. Afdeling II. TITEL IV. - Wijzigingsbepalingen en diverse bep... TITEL V. - Overgangsbepalingen en inwerkingtreding BIJLAGEN.
Table des matières
TITRE Ier. - Dispositions générales TITRE II. - [1 Organismes de placement collecti... CHAPITRE Ier. - Accès à l'activité Section Ire. - Conditions d'inscription Sous-section Ire. - Contenu du règlement de ges... Sous-section II. - Le dépositaire Sous-section III. - Procédures administratives ... Sous-section IV. - Le commissaire Section II. [1 - Prospectus et informations clé... Sous-section Ire. - Prospectus et informations ... Sous-section II. [1 - Communications publicitai... CHAPITRE II. - Exercice de l'activité Section Ire. - Politique de placement Sous-section Ire. - Généralités Sous-section II. - Organismes de placement coll... Sous-section III. Section II. - Structures master-feeder Sous-section Ire. - Politique de placement et a... Sous-section II. - Accord entre le feeder et le... Sous-section III. - Procédure en cas de liquida... Sous-section IV. - Obligations et autorités com... Section III. - Obligations et interdictions Sous-section Ire. - Commissions et frais Sous-section II. - Règles de conduite Sous-section III. - Prévention des conflits d'i... Sous-section IV. - Autres interdictions et obli... Sous-section V. - Dissolution, liquidation, fus... Section IV. - Emission et offre publique de [1 ... Sous-section Ire. - Traitement des demandes d'é... Sous-section II. [1 - Calcul de la valeur nette... Sous-section III. - Règles complémentaires en m... Section V. - Information periodique et comptabi... CHAPITRE III. - Commercialisation dans un autre... TITRE III. - Organismes de placement collectif ... CHAPITRE Ier. - Organismes de placement collect... CHAPITRE II. Section Ire. Section II. TITRE IV. - Dispositions modificatives et diverses TITRE V. - Dispositions transitoires et entrée ... ANNEXES.
Tekst (283)
Texte (283)
TITEL I. - Algemene bepalingen
TITRE Ier. - Dispositions générales
Artikel 1. Dit koninklijk besluit heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van (a) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (herschikking),, (b) Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft, (c) Richtlijn 2010/43/EU van de Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij, en (d) Richtlijn 2010/44/EU van de Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van sommige bepalingen betreffende fusies van fondsen, master-feederconstructies en de kennisgevingsprocedure.
Article 1er. Le présent arrêté royal assure la transposition partielle de (a) la Directive 2009/65/CE du Parlement européen et du Conseil du 13 juillet 2009 portant coordination des dispositions législatives, réglementaires et administratives concernant certains organismes de placement collectif en valeurs mobilières (OPCVM) (refonte), (b) la Directive 2010/78/UE du Parlement européen et du Conseil du 24 novembre 2010 modifiant les directives 98/26/CE, 2002/87/CE, 2003/6/CE, 2003/41/CE, 2003/71/CE, 2004/39/CE, 2004/109/CE, 2005/60/CE, 2006/48/CE, 2006/49/CE et 2009/65/CE en ce qui concerne les compétences de l'Autorité européenne de surveillance (Autorité bancaire européenne), l'Autorité européenne de surveillance (Autorité européenne des assurances et des pensions professionnelles) et l'Autorité européenne de surveillance (Autorité européenne des marchés financiers), (c) la Directive 2010/43/UE de la Commission du 1er juillet 2010 portant mesures d'exécution de la Directive 2009/65/CE du Parlement européen et du Conseil en ce qui concerne les exigences organisationnelles, les conflits d'intérêts, la conduite des affaires, la gestion des risques et le contenu de l'accord entre le dépositaire et la société de gestion, et (d) la Directive 2010/44/UE de la Commission du 1er juillet 2010 portant mesures d'exécution de la Directive 2009/65/CE du Parlement européen et du Conseil en ce qui concerne certaines dispositions relatives aux fusions de fonds, aux structures maître-nourricier et à la procédure de notification.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° effecten :
  a) aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, hierna aandelen te noemen;
  b) obligaties en andere schuldinstrumenten, hierna obligaties te noemen;
  c) alle andere verhandelbare waardepapieren waarmee dergelijke effecten via inschrijving of omruiling kunnen worden verworven, met uitsluiting van de in artikelen 143, 2°, en 144 bedoelde technieken en instrumenten;
  2° geldmarktinstrumenten : instrumenten die al dan niet overeenkomstig artikel 52, § 1, 1° tot 3° [1 ...]1 zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt en die gewoonlijk op de geldmarkt verhandeld worden, liquide zijn en waarvan de waarde te allen tijde nauwkeurig kan worden vastgesteld;
  3° OTC-derivaten : financiële derivaten die buiten de beurs (over-the-counter) worden verhandeld;
  4° beheervennootschap : beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aangesteld door een instelling voor collectieve belegging, zoals omschreven in artikel 3, 24°, van de wet;
  5° [2 duurzame gegevensdrager : elk instrument zoals gedefinieerd in artikel I.1, eerste lid, 15°, van het Wetboek van economisch recht;]2
  6° op te slorpen instelling voor collectieve belegging : de instelling voor collectieve belegging die optreedt als te ontbinden instelling voor collectieve belegging in het kader van een fusie bedoeld in artikel 671 of 672 van het Wetboek van Vennootschappen;
  7° fusie zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, p), iii), van Richtlijn 2009/65/EG : de rechtshandeling waarbij een of meer instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG of compartimenten daarvan, de op te slorpen instellingen voor collectieve belegging, die blijven bestaan tot zij kwijting voor hun uitstaande schulden hebben gekregen, hun nettoactiva overdragen aan een ander compartiment van dezelfde instelling voor collectieve belegging, aan een instelling voor collectieve belegging die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG die zij vormen of aan een andere, bestaande instelling voor collectieve belegging die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG of een compartiment daarvan, de verkrijgende instelling voor collectieve belegging;
  8° herschikking van de portefeuille : een significante wijziging van de samenstelling van de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging;
  9° synthetische risico- en opbrengstindicatoren : synthetische indicatoren in de zin van artikel 8 van Verordening 583/2010;
  10° relevante persoon :
  a) een bestuurder of zaakvoerder van de instelling voor collectieve belegging;
  b) een werknemer van de instelling voor collectieve belegging, alsook iedere andere natuurlijke persoon van wie de diensten ter beschikking en onder de zeggenschap staan van de instelling voor collectieve belegging, en die betrokken is bij de uitoefening van haar activiteiten;
  c) een natuurlijke persoon die, in het kader van de delegatie van taken aan derden in de zin van artikel 42 van de wet, rechtstreeks betrokken is bij het verrichten van diensten ten behoeve van de instelling voor collectieve belegging;
  11° tegenpartijrisico : het risico op verliezen voor de instelling voor collectieve belegging doordat de tegenpartij bij een transactie haar verplichtingen niet nakomt vóór de definitieve afwikkeling van de kasstroom van de transactie;
  12° liquiditeitsrisico : het risico dat een positie in de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging niet tegen beperkte kosten en binnen een voldoende kort tijdsbestek kan worden verkocht, te gelde gemaakt of afgesloten en dat het vermogen van de instelling voor collectieve belegging om te voldoen aan artikel 189 in gevaar komt;
  13° marktrisico : het risico op verliezen voor de instelling voor collectieve belegging als gevolg van een schommeling in de marktwaarde van posities in haar portefeuille welke toe te schrijven is aan veranderingen in marktvariabelen zoals rentetarieven, wisselkoersen, aandelenkoersen en grondstoffenprijzen of de kredietwaardigheid van een uitgevende instelling;
  14° operationeel risico : het risico op verliezen voor de instelling voor collectieve belegging als gevolg van ontoereikende interne processen en het falen door mensen en systemen van de instelling voor collectieve belegging of van de beheervennootschap, of als gevolg van externe gebeurtenissen, inclusief juridische en documentatierisico's en risico's als gevolg van verhandelings-, afwikkelings- en waarderingsprocedures die door of voor rekening van de instelling voor collectieve belegging worden beheerd;
  [4 14° /1 duurzaamheidsrisico: een duurzaamheidsrisico in de zin van artikel 2, punt 22), van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad;
   14° /2 duurzaamheidsfactoren: duurzaamheidsfactoren in de zin van artikel 2, punt 24), van Verordening (EU) 2019/2088;]4

  15° Groep van Tien : de groep van landen die zijn overeengekomen om deel te nemen aan de General Arrangements to Borrow van het IMF;
  16° de wet van 2 augustus 2002 : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
  17° de wet : de wet van 3 augustus 2012 [1 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen]1;
  [3 17° /1 het koninklijk besluit van 10 november 2006: het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming;]3
  18° het koninklijk besluit met betrekking tot beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging : het koninklijk besluit van [1 12 november 2012]1 met betrekking tot beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging;
  19° Richtlijn 78/660/EEG : Vierde Richtlijn van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen;
  20° Richtlijn 83/349/EEG : Zevende Richtlijn van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening;
  21° Richtlijn 2001/34/EG : Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd.
  22° Richtlijn 2006/43/EG : Richtlijn 2006/43/EG van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad;
  
Art.2. Pour l'application du présent arrêté, il y a lieu d'entendre par :
  1° valeurs mobilières :
  a) les actions et autres valeurs assimilables à des actions, dénommées ci-après " actions ";
  b) les obligations et autres titres de créance, dénommés ci-après " obligations ";
  c) toutes les autres valeurs négociables donnant le droit d'acquérir de telles valeurs mobilières par voie de souscription ou d'échange, à l'exclusion des techniques et des instruments visés aux articles 143, 2°, et 144;
  2° instruments du marché monétaire : des instruments qui sont, ou non, cotés ou négociés sur un marché réglementé, conformément à l'article 52, § 1er, 1° à 3° [1 ...]1 et qui sont habituellement négociés sur le marché monétaire, qui sont liquides et dont la valeur peut être déterminée avec précision à tout moment;
  3° instruments dérivés de gré à gré : des instruments financiers dérivés négociés de gré à gré;
  4° société de gestion : une société de gestion d'organismes de placement collectif désignée par un organisme de placement collectif, telle que définie à l'article 3, 24°, de la loi;
  5° [2 support durable : tout instrument tel que défini à l'article I.1, alinéa 1er, 15°, du Code de droit économique;]2
  6° organisme de placement collectif à absorber : l'organisme de placement collectif appelé à être dissous dans le cadre d'une fusion visée à l'article 671 ou 672 du Code des sociétés;
  7° fusion telle que visée à l'article 2, paragraphe 1, p), iii), de la Directive 2009/65/CE : l'opération par laquelle un ou plusieurs organismes de placement collectif répondant aux conditions de la Directive 2009/65/CE ou compartiments de tels organismes, dénommés" organismes de placement collectif à absorber ", qui continuent d'exister jusqu'à ce que le passif ait été apuré, transfèrent leurs actifs nets à un autre compartiment du même organisme de placement collectif, à un organisme de placement collectif répondant aux conditions de la Directive 2009/65/CE qu'ils constituent ou à un autre organisme de placement collectif existant qui répond aux conditions de la Directive 2009/65/CE ou à un compartiment d'un tel organisme, dénommé " organisme de placement collectif bénéficiaire ";
  8° rééquilibrage du portefeuille : une modification importante de la composition du portefeuille d'un organisme de placement collectif;
  9° indicateurs synthétiques de risque et de rendement : des indicateurs synthétiques au sens de l'article 8 du règlement 583/2010;
  10° personne concernée :
  a) un administrateur ou gérant de l'organisme de placement collectif;
  b) un employé de l'organisme de placement collectif, ainsi que toute autre personne physique dont les services sont mis à la disposition et placés sous le contrôle de l'organisme de placement collectif, et qui participe à l'exercice de l'activité de celui-ci;
  c) une personne physique qui participe directement à la fourniture de services à l'organisme de placement collectif, dans le cadre d'une délégation à des tiers au sens de l'article 42 de la loi;
  11° risque de contrepartie : le risque de perte pour l'organisme de placement collectif résultant du fait que la contrepartie à une transaction peut faillir à ses obligations avant que la transaction ait été réglée de manière définitive sous la forme d'un flux financier;
  12° risque de liquidité : le risque qu'une position, dans le portefeuille de l'organisme de placement collectif, ne puisse être cédée, liquidée ou clôturée pour un coût limité et dans un délai suffisamment court, compromettant ainsi la capacité de l'organisme de placement collectif à se conformer à l'article 189;
  13° risque de marché : le risque de perte pour l'organisme de placement collectif résultant d'une fluctuation de la valeur de marché des positions de son portefeuille imputable à une modification de variables du marché telles que les taux d'intérêt, les taux de change, les cours d'actions et de matières premières, ou à une modification de la qualité de crédit d'un émetteur;
  14° risque opérationnel : le risque de perte pour l'organisme de placement collectif résultant de l'inadéquation de processus internes et de défaillances liées aux personnes et aux systèmes de l'organisme de placement collectif ou de la société de gestion, ou résultant d'évènementsextérieurs, y compris le risque juridique et le risque de documentation, ainsi que le risque résultant des procédures de négociation, de règlement et d'évaluation appliquées par ou pour le compte de l'organisme de placement collectif;
  [4 14° /1 risque en matière de durabilité : un risque en matière de durabilité au sens de l'article 2, point 22), du règlement (UE) 2019/2088 du Parlement européen et du Conseil ;
   14° /2 facteurs de durabilité : des facteurs de durabilité au sens de l'article 2, point 24, du règlement (UE) 2019/2088;]4

  15° Groupe des Dix : le groupe des pays qui ont convenu de prendre part aux General Arrangements to Borrow du FMI;
  16° la loi du 2 août 2002 : la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers;
  17° la loi : la loi du 3 août 2012 [1 relative aux organismes de placement collectif qui répondent aux conditions de la Directive 2009/65/CE et aux organismes de placement en créances]1;
  [3 17° /1 l'arrêté royal du 10 novembre 2006 : l'arrêté royal du 10 novembre 2006 relatif à la comptabilité, aux comptes annuels et aux rapports périodiques de certains organismes de placement collectif publics à nombre variable de parts;]3
  18° l'arrêté royal relatif aux sociétés de gestion d'organismes de placement collectif : l'arrêté royal du [1 12 novembre 2012]1 relatif aux sociétés de gestion d'organismes de placement collectif;
  19° la directive 78/660/CEE : la quatrième directive du Conseil du 25 juillet 1978 fondée sur l'article 54 paragraphe 3 sous g) du traité et concernant les comptes annuels de certaines formes de sociétés;
  20° la directive 83/349/CEE : la septième directive du Conseil du 13 juin 1983 fondée sur l'article 54 paragraphe 3 point g) du traité, concernant les comptes consolidés;
  21° la Directive 2001/34/CE : la directive du Parlement européen et du Conseil du 28 mai 2001 concernant l'admission de valeurs mobilières à la cote officielle et l'information à publier sur ces valeurs.
  22° la Directive 2006/43/CE : la Directive 2006/43/CE du 17 mai 2006 concernant les contrôles légaux des comptes annuels et des comptes consolidés et modifiant les directives 78/660/CEE et 83/349/CEE du Conseil, et abrogeant la directive 84/253/CEE du Conseil;
  
TITEL II. - [1 Openbare instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die opteren voor de beleggingen die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG]1
TITRE II. - [1 Organismes de placement collectif publics belges qui optent pour les placements répondant aux conditions prévues par la Directive 2009/65/CE]1
Art.3. [1 § 1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de Belgische instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG.
   § 2. Dit besluit mag ook worden geciteerd onder het verkorte opschrift "ICBE-besluit".]1

  
Art.3. [1 § 1er. Les dispositions du présent titre s'appliquent aux organismes de placement collectif belges qui répondent aux conditions de la directive 2009/65/CE.
   § 2. Le présent arrêté peut également être cité sous l'intitulé abrégé "arrêté royal OPCVM".]1

  
HOOFDSTUK I. - Bedrijfsvergunning
CHAPITRE Ier. - Accès à l'activité
Afdeling I. - Inschrijvingsvoorwaarden
Section Ire. - Conditions d'inscription
Onderafdeling I. - Inhoud van het beheerreglement of de statuten
Sous-section Ire. - Contenu du règlement de gestion ou des statuts
Art.4. Het beheerreglement of de statuten bevatten ten minste de inlichtingen als bedoeld in de bij dit besluit gevoegde bijlage C.
Art.4. Le règlement de gestion ou les statuts contiennent au moins les renseignements prévus à l'annexe C du présent arrêté.
Art.5. De statuten of het beheerreglement van een instelling voor collectieve belegging kunnen voorzien in de creatie van categorieën van rechten van deelneming zoals bedoeld in artikel 8, § 2, 2° en 3° van de wet. De aldus gecreëerde categorieën van rechten van deelneming worden hierna als " klassen van rechten van deelneming " aangemerkt.
Art.5. Les statuts ou le règlement de gestion d'un organisme de placement collectif peuvent prévoir la création de catégories de parts, telles que visées à l'article 8, § 2, 2° et 3° de la loi. Les catégories de parts ainsi créées sont désignées ci-dessous par le vocable " classes de parts ".
Art.6. § 1. Het onderscheid tussen klassen van rechten van deelneming beantwoordt aan :
  1° de munteenheid waarin de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming wordt uitgedrukt, waarin de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging worden uitgevoerd of waarin eventuele uitkeringen aan de deelnemers plaatsvinden;
  2° de bijdrage tot de kosten voor het waarnemen van de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 3, 22°, van de wet of tot de kosten die aan de deelnemers ten laste worden gelegd tot dekking van de verwerving en de realisatie van de activa naar aanleiding van de uitgifte, de inkoop en compartimentswijziging;
  3° het tarief van de verhandelingprovisie;
  4° het land waar de rechten van deelneming zullen worden aangeboden;
  5° de identiteit van de bemiddelaars die instaan voor de verhandeling van de rechten van deelneming;
  6° de dekking van het wisselkoersrisico;
  7° andere objectieve elementen die door de FSMA worden aanvaard.
  In het geval bedoeld sub 1°, kan een bijkomend onderscheid worden gemaakt in functie van de dekking van het wisselkoersrisico.
  § 2. Bij de creatie van een (sub)klasse van rechten van deelneming met dekking van het wisselkoersrisico dienen de statuten of het beheerreglement te voorzien in :
  1° precieze regels voor de waardering van de verrichtingen die strekken tot dekking van het wisselkoersrisico;
  2° precieze regels inzake de toerekening van kosten en de toewijzing van verlies en winst aan de betrokken klasse van rechten van deelneming;
  3° het vereiste dat de indekkings-verrichtingen op precieze wijze kunnen worden toegewezen aan een bepaalde klasse van rechten van deelneming;
  4° het vereiste dat de indekking maximaal betrekking heeft op 100 % van de waarde van de activa in de portefeuille.
  § 3. In vergelijking met de bijdrage tot de kosten voor het waarnemen van de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 3, 22°, a) of b), van de wet door deelnemers van één of meerdere andere klassen van rechten van deelneming die op één of meerdere punten van een minder gunstig regime genieten, mag de bijdrage van de deelnemers van een klasse van rechten van deelneming niet onbestaande of verwaarloosbaar zijn.
  Het vorige lid is niet van toepassing voor wat betreft de bijdrage tot de kosten voor het waarnemen van de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 3, 22°, a), van de wet door deelnemers van een klasse van rechten van deelneming, indien de rechten van deelneming in deze klasse enkel kunnen worden verworven door :
  1° instellingen voor collectieve belegging die hetzij rechtstreeks hetzij op grond van een lastgevingsovereenkomst of aannemingsovereenkomst worden beheerd door de vennootschap die deze beheertaken uitoefent, dan wel door een andere onderneming die verbonden is met deze vennootschap in de zin van artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen, en die in het kader hiervan een vergoeding betalen die niet verwaarloosbaar is; of
  2° deelnemers die deze rechten van deelneming verwerven en aanhouden op grond van een overeenkomst van discretionair beheer met de vennootschap die deze beheertaken uitoefent, dan wel met een andere onderneming die verbonden is met deze vennootschap in de zin van artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen, en die in het kader hiervan een vergoeding betalen die niet verwaarloosbaar is.
  § 4. Het onderscheid tussen klassen van rechten van deelneming doet geen afbreuk aan de deelname in het resultaat van de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging of het compartiment in functie van de participatie van de deelnemer.
Art.6. § 1er. La distinction entre les classes de parts repose sur les éléments suivants :
  1° la devise dans laquelle la valeur nette d'inventaire des parts est exprimée, les demandes d'émission ou de rachat de parts ou les demandes de changement de compartiment sont exécutées ou les éventuelles distributions aux participants sont effectuées;
  2° la contribution aux frais d'exercice des fonctions de gestion d'organismes de placement collectif, visées à l'article 3, 22°, de la loi, ou aux frais mis à charge des participants pour couvrir l'acquisition et la réalisation des actifs lors d'une émission, d'un rachat ou d'un changement de compartiment;
  3° le tarif de la commission de commercialisation;
  4° le pays dans lequel les parts seront offertes;
  5° l'identité des intermédiaires assurant la commercialisation des parts;
  6° la couverture du risque de change;
  7° d'autres éléments objectifs qui sont acceptés par la FSMA.
  Dans le cas visé au 1°, une distinction supplémentaire peut être opérée en fonction de la couverture du risque de change.
  § 2. Lors de la création d'une (sous-)classe de parts assortie d'une couverture du risque de change, les statuts ou le règlement de gestion doivent prévoir :
  1° les règles précises qui régissent l'évaluation des opérations visant à couvrir le risque de change;
  2° les règles précises qui régissent l'imputation des coûts et l'affectation des bénéfices et pertes à la classe de parts concernée;
  3° l'exigence selon laquelle les opérations de couverture doivent pouvoir être affectées, de manière précise, à une classe de parts déterminée;
  4° l'exigence selon laquelle la couverture porte, au maximum, sur 100 % de la valeur des actifs détenus en portefeuille.
  § 3. Par comparaison avec la contribution aux frais d'exercice des fonctions de gestion d'organismes de placement collectif, visées à l'article 3, 22°, a) ou b), de la loi, telle qu'assumée par les participants d'une ou plusieurs autres classes de parts bénéficiant, sur un ou plusieurs points, d'un régime moins avantageux, la contribution des participants d'une classe de parts aux frais précités ne peut être inexistante ou négligeable.
  L'alinéa précédent n'est pas d'application pour ce qui concerne la contribution aux frais d'exercice des fonctions de gestion d'organismes de placement collectif, visées à l'article 3, 22°, a) de la loi, telle qu'assumée par les participants d'une classe de parts, au cas où les parts de cette classe peuvent uniquement être acquises par :
  1° les organismes de placement collectif qui sont, soit directement soit en vertu d'un contrat de mandat ou d'un contrat d'entreprise, gérés par la société qui exerce ces fonctions de gestion, ou bien par une autre entreprise liée avec cette société au sens de l'article 11 du Code des sociétés, et qui payent dans ce cadre une indemnité qui n'est pas négligeable; ou
  2° les participants qui acquièrent et détiennent ces parts dans le cadre d'un contrat de gestion discrétionnaire conclu avec la société qui exerce ces fonctions de gestion, ou bien avec une autre entreprise liée avec cette société au sens de l'article 11 du Code des sociétés, et qui payent dans ce cadre une indemnité qui n'est pas négligeable.
  § 4. La distinction opérée entre les classes de parts ne porte pas atteinte à la part des participants dans le résultat du portefeuille de l'organisme de placement collectif ou du compartiment, laquelle est établie en fonction de leur participation respective.
Art.7. In de in artikel 6, § 1, 2° en 3°, bedoelde gevallen bepalen de statuten of het beheerreglement de objectieve criteria die worden gehanteerd om bepaalde personen toe te laten om in te schrijven op rechten van deelneming in een klasse van rechten van deelneming die op één of meerdere punten geniet van een gunstiger regime dan rechten van deelneming in één of meerdere andere klassen van rechten van deelneming, dan wel om dergelijke rechten van deelneming te verwerven.
  De objectieve criteria bedoeld in het eerste lid hebben inzonderheid betrekking op het initiële inschrijvingsbedrag van de deelnemer, de minimale beleggingsperiode, het gebruikte distributiekanaal of een ander door de FSMA aanvaard objectief element. Deze objectieve criteria mogen geen afbreuk doen aan het openbaar karakter van het aanbod van de rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging of het compartiment. Het onderscheid tussen de klassen van rechten van deelneming mag niet louter gebaseerd zijn op het institutioneel of professioneel karakter van de inschrijver [1 of op diens eventuele hoedanigheid van in aanmerking komende belegger]1.
  De statuten of het beheerreglement bepalen welke schikkingen worden getroffen zodat steeds kan worden nagegaan of, in de in artikel 6, § 1, 2° en 3°, bedoelde gevallen, de personen die hebben ingeschreven op rechten van deelneming in een bepaalde klasse van rechten van deelneming die op één of meerdere punten geniet van een gunstiger regime, dan wel dergelijke rechten van deelneming hebben verworven, aan de gestelde criteria voldoen.
  
Art.7. Dans les cas visés à l'article 6, § 1er, 2° et 3°, les statuts ou le règlement de gestion définissent les critères objectifs qui sont appliqués pour autoriser certaines personnes à souscrire des parts d'une classe de parts bénéficiant, sur un ou plusieurs points, d'un régime plus avantageux que les parts d'une ou plusieurs autres classes de parts, ou à acquérir de telles parts.
  Les critères objectifs visés à l'alinéa 1er portent notamment sur le montant de souscription initial du participant, la période minimale d'investissement, le canal de distribution utilisé ou tout autre élément objectif accepté par la FSMA. Ces critères objectifs ne peuvent porter atteinte au caractère public de l'offre des parts de l'organisme de placement collectif ou du compartiment. La distinction entre les classes de parts ne peut pas être basée uniquement sur le caractère institutionnel ou professionnel du souscripteur [1 ou sur sa qualité éventuelle d'investisseur éligible]1.
  Les statuts ou le règlement de gestion énoncent les dispositions prises pour vérifier en permanence si, dans les cas visés à l'article 6, § 1er, 2° et 3°, les personnes qui ont souscrit des parts d'une classe de parts déterminée bénéficiant, sur un ou plusieurs points, d'un régime plus avantageux, ou qui ont acquis de telles parts, satisfont aux critères prévus.
  
Onderafdeling II. - De bewaarder
Sous-section II. - Le dépositaire
Art.11. De in artikel 53, § 1, van de wet bedoelde overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de bewaarder van de master en de bewaarder van de feeder voorziet in het volgende :
  1° de vaststelling van de documenten en categorieën van informatie die tussen beide bewaarders systematisch moeten worden uitgewisseld en of die informatie of documenten door de ene bewaarder aan de andere bewaarder worden verstrekt dan wel op verzoek beschikbaar worden gesteld;
  2° de wijze van en het tijdschema - waaronder alle geldende uiterste termijnen - voor de doorgifte van informatie door de bewaarder van de master aan de bewaarder van de feeder;
  3° de coördinatie van de rol van beide bewaarders in de mate die passend is gezien hun respectieve verplichtingen volgens nationaal recht, met betrekking tot operationele aangelegenheden, waaronder :
  a) de procedure voor de berekening van de netto-inventariswaarde van elke instelling voor collectieve belegging, waaronder alle maatregelen die bescherming kunnen bieden tegen markettimingactiviteiten in overeenstemming met artikel 91, § 2;
  b) de verwerking van instructies door de feeder voor de aankoop van, inschrijving op, het verzoek om inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in de master, en de afwikkeling van die transacties, waaronder alle regelingen voor overdracht in natura van de activa;
  4° de coördinatie van boekhoudkundige werkzaamheden bij het afsluiten van het boekjaar;
  5° welke details inzake inbreuken door de master op het recht en het beheerreglement of de statuten de bewaarder van de master aan de bewaarder van de feeder verstrekt en de wijze van en het tijdschema voor verstrekking;
  6° de procedure voor de behandeling van ad-hocverzoeken om bijstand van de ene bewaarder aan de andere;
  7° vaststelling van bepaalde contingente gebeurtenissen waarvan door de ene bewaarder aan de andere bewaarder op ad-hocbasis kennis moet worden gegeven, en de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving.
Art.11. L'accord d'échange d'informations entre le dépositaire du master et le dépositaire du feeder, tel que visé à l'article 53, § 1er, de la loi, comprend les éléments suivants :
  1° une énumération des documents et catégories d'informations devant systématiquement faire l'objet d'un échange entre dépositaires, précisant si ces informations ou documents sont fournis d'office ou mis à disposition sur demande;
  2° les modalités et le calendrier, y compris les délais éventuels, à respecter pour la transmission d'informations par le dépositaire du master au dépositaire du feeder;
  3° dans la mesure appropriée à leurs obligations respectives en vertu de leur droit national, une coordination de la participation des deux dépositaires aux aspects opérationnels, dont :
  a) la procédure de calcul de la valeur nette d'inventaire de chaque organisme de placement collectif, y compris les mesures de protection appropriées prises contre l'arbitrage sur leurs parts entre la valeur comptable et la valeur de marché (market timing) conformément à l'article 91, § 2;
  b) le traitement des instructions du feeder portant sur l'acquisition, la souscription ou la demande de rachat ou de remboursement de parts du master, et le règlement de ces opérations, y compris toute disposition relative au transfert d'actifs en nature;
  4° la coordination des procédures comptables de fin d'exercice;
  5° l'indication des informations que le dépositaire du master doit fournir au dépositaire du feeder concernant les infractions au droit, au règlement de gestion ou aux statuts commises par le master, ainsi que des modalités et du calendrier selon lesquels ces informations sont fournies;
  6° la procédure de traitement des demandes d'assistance ad hoc entre dépositaires;
  7° l'indication des événements fortuits particuliers que les dépositaires doivent se notifier l'un à l'autre de manière ad hoc, ainsi que des modalités et des délais à respecter pour cette notification.
Art.12. § 1. Voor zover de feeder en de master een overeenkomst hebben gesloten in overeenstemming met artikel 78 van de wet, voorziet de in artikel 53, § 1, van de wet bedoelde overeenkomst tussen de bewaarder van de master en van de feeder erin dat het recht van de lidstaat dat in overeenstemming met artikel 98 op die overeenkomst van toepassing is eveneens op de overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen beide bewaarders van toepassing is en dat beide bewaarders instemmen met de exclusieve jurisdictie van de rechtbanken van die lidstaat.
  § 2. Voor zover de overeenkomst tussen de feeder en de master door interne bedrijfsvoeringsregels is vervangen in overeenstemming met artikel 78, tweede lid van de wet, voorziet de overeenkomst tussen de bewaarder van de master en van de feeder erin dat het recht van de lidstaat waarin de feeder is gevestigd of, voor zover dit verschilt, het recht van de lidstaat waarin de master is gevestigd op de overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen beide bewaarders van toepassing is en dat beide bewaarders instemmen met de exclusieve jurisdictie van de rechtbanken van de lidstaat waarvan het recht op de overeenkomst tot uitwisseling van informatie van toepassing is.
Art.12. § 1er. Lorsque le feeder et le master ont conclu un accord conformément à l'article 78 de la loi, l'accord entre le dépositaire du master et celui du feeder visé à l'article 53, § 1er, de la loi stipule que le droit de l'Etat membre qui s'applique à cet accord conformément à l'article 98 s'applique également à l'accord d'échange d'informations entre les deux dépositaires, et que les deux dépositaires reconnaissent la compétence exclusive des juridictions de cet Etat membre.
  § 2. Lorsque l'accord entre le feeder et le master a été remplacé par des règles de conduite internes conformément à l'article 78, alinéa 2, de la loi, l'accord entre le dépositaire du master et celui du feeder stipule que le droit applicable à l'accord d'échange d'informations entre les deux dépositaires est, soit celui de l'Etat membre d'établissement du feeder, soit, s'il est différent, celui de l'Etat membre d'établissement du master, et que les deux dépositaires reconnaissent la compétence exclusive des juridictions de l'Etat membre dont le droit s'applique à cet accord.
Art.13. § 1. De bewaarder van de master stelt de FSMA, de feeder of, indien van toepassing, de beheervennootschap en de bewaarder van de feeder onmiddellijk in kennis van onregelmatigheden die hij bij de master constateert en die geacht worden een negatief effect op de feeder te zullen hebben.
  § 2. Met de in § 1 genoemde onregelmatigheden die de bewaarder van de master in de loop van de uitoefening van zijn functie volgens het Belgisch recht ontdekt en die een negatief effect op de feeder kunnen hebben, worden onder meer bedoeld :
  1° fouten in de berekening van de netto-inventariswaarde van de master;
  2° fouten in transacties voor of afwikkeling van de aankoop van, inschrijving op, het verzoek om inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in de master door de feeder;
  3° door de master veroorzaakte fouten bij de betaling of kapitalisatie van inkomsten, of fouten in de berekening van de bronbelasting;
  4° inbreuken op de beleggingsdoelstellingen, het beleggingsbeleid of de beleggingsstrategie van de master, zoals beschreven in haar beheerreglement of statuten, prospectus of essentiële beleggersinformatie;
  5° inbreuken op in de wettelijke bepalingen of in het beheerreglement, de statuten, prospectus of essentiële beleggersinformatie vastgestelde limieten bij beleggingen of het aangaan van leningen.
  D. Instelling voor collectieve belegging beheerd door een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte
Art.13. § 1er. Le dépositaire du master informe immédiatement la FSMA, le feeder ou, le cas échéant, la société de gestion et le dépositaire du feeder, de toute irrégularité qu'il constate en ce qui concerne le master, considérée comme ayant une incidence négative sur le feeder.
  § 2. Parmi les irrégularités visées au § 1er que le dépositaire du master détecte dans l'exercice des fonctions prévues par le droit belge et qui peuvent avoir une incidence négative sur le feeder figurent, de façon non limitative :
  1° les erreurs commises dans le calcul de la valeur nette d'inventaire du master;
  2° les erreurs commises lors d'opérations effectuées par le feeder en vue d'acheter, de souscrire ou de demander le rachat ou le remboursement de parts du master, ou lors du règlement de ces opérations;
  3° les erreurs commises par le master lors du paiement ou de la capitalisation des revenus, ou lors du calcul des retenues à la source y afférentes;
  4° les manquements constatés par rapport aux objectifs, à la politique ou à la stratégie d'investissement du master tels qu'ils sont décrits dans son règlement de gestion, ses statuts, son prospectus ou ses informations clés pour l'investisseur;
  5° les infractions aux limites d'investissement et d'emprunt fixées par les dispositions légales ou le règlement de gestion, les statuts, le prospectus ou les informations clés pour l'investisseur.
  D. Organisme de placement collectif géré par une société de gestion d'organismes de placement collectif originaire d'un autre Etat membre de l'Espace économique européen
Art.14. De hierna vermelde bepalingen gelden in het geval dat een Belgische instelling voor collectieve belegging beheerd wordt door een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte.
Art.14. Les dispositions ci-après s'appliquent dans le cas où un organisme de placement collectif de droit belge est géré par une société de gestion d'organismes de placement collectif originaire d'un autre Etat membre de l'Espace économique européen.
Art.15. § 1. De bewaarder en de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, hierna de " partijen bij de overeenkomst " genoemd, nemen in de schriftelijke overeenkomst als bedoeld in artikel 54 van de wet ten minste de volgende gegevens op betreffende de door de partijen bij de overeenkomst te verrichten diensten en te volgen procedures :
  1° een beschrijving van de procedures, inclusief de procedures betreffende de bewaarneming, die moeten worden vastgesteld voor elke soort activa van de instelling voor collectieve belegging die aan de bewaarder wordt toevertrouwd;
  2° een beschrijving van de te volgen procedures indien de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging de statuten, het beheerreglement of het prospectus van een instelling voor collectieve belegging wil wijzigen, met vermelding van de situaties waarin de bewaarder hiervan in kennis dient te worden gesteld, of van de situaties waarin een voorafgaande toestemming van de bewaarder vereist is om de wijziging door te voeren;
  3° een beschrijving van de middelen en procedures aan de hand waarvan de bewaarder aan de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging alle relevante informatie meedeelt die zij nodig heeft om haar taken te kunnen uitvoeren, met inbegrip van een beschrijving van de middelen en procedures voor de uitoefening van eventueel aan financiële instrumenten verbonden rechten, alsook van de aangewende middelen en procedures om de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en de instelling voor collectieve belegging in staat te stellen tijdige en accurate toegang te verkrijgen tot de informatie betreffende de rekeningen van de instelling voor collectieve belegging;
  4° een beschrijving van de middelen en procedures aan de hand waarvan de bewaarder toegang krijgt tot alle relevante informatie die hij nodig heeft om zijn taken te kunnen uitvoeren;
  5° een beschrijving van de procedures aan de hand waarvan de bewaarder een onderzoek kan instellen naar de bedrijfsvoering van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en de kwaliteit van de meegedeelde informatie kan beoordelen, inclusief via bezoeken ter plaatse;
  6° een beschrijving van de procedures aan de hand waarvan de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging de prestaties van de bewaarder kan beoordelen in het licht van zijn contractuele verplichtingen.
  § 2. De informatie over de middelen en procedures als bedoeld in de bovenstaande punten 3° en 4° kan in een afzonderlijke schriftelijke overeenkomst worden opgenomen.
Art.15. § 1er. Le dépositaire et la société de gestion d'organismes de placement collectif, ci-après dénommés " les parties à l'accord ", précisent au moins les éléments suivants dans l'accord écrit visé à l'article 54 de la loi, en ce qui concerne les services fournis par les parties à l'accord et les procédures qu'elles doivent suivre :
  1° une description des procédures, y compris celles relatives à la garde, qui seront adoptées pour chaque type d'actif de l'organisme de placement collectif confié au dépositaire;
  2° une description des procédures qui seront suivies si la société de gestion d'organismes de placement collectif envisage de modifier les status, le règlement de gestion ou le prospectus de l'organisme de placement collectif, précisant quand le dépositaire doit être informé ou si la modification nécessite l'accord préalable du dépositaire;
  3° une description des moyens et des procédures utilisés par le dépositaire pour transmettre à la société de gestion d'organismes de placement collectif toutes les informations dont celle-ci a besoin pour s'acquitter de ses missions, y compris une description des moyens et des procédures en rapport avec l'exercice des droits rattachés aux instruments financiers et des moyens et des procédures mis en oeuvre pour permettre à la société de gestion d'organismes de placement collectif et à l'organisme de placement de placement collectif de disposer d'un accès rapide et fiable aux informations relatives aux comptes de l'organisme de placement collectif;
  4° une description des moyens et des procédures par lesquels le dépositaire aura accès à toutes les informations dont il a besoin pour s'acquitter de ses missions;
  5° une description des procédures au moyen desquelles le dépositaire peut s'informer de la manière dont la société de gestion d'organismes de placement collectif mène ses activités et évaluer la qualité des informations obtenues, notamment par des visites sur place;
  6° une description des procédures au moyen desquelles la société de gestion d'organismes de placement collectif peut examiner les performances du dépositaire par rapport à ses obligations contractuelles.
  § 2. Les informations sur les moyens et les procédures visées aux points 3° et 4° ci-dessus peuvent figurer dans un accord écrit distinct.
Art.16. § 1. De partijen bij de overeenkomst nemen in de schriftelijke overeenkomst als bedoeld in artikel 54 van de wet ten minste de volgende gegevens op betreffende de uitwisseling van informatie en de verplichtingen inzake vertrouwelijkheid en het witwassen van geld :
  1° een lijst van alle informatie die tussen de instelling voor collectieve belegging, haar beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en de bewaarder dient te worden uitgewisseld betreffende de inschrijving, terugbetaling, uitgifte, intrekking en inkoop van rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging;
  2° de verplichtingen inzake vertrouwelijkheid die op de partijen bij de overeenkomst van toepassing zijn;
  3° informatie over de taken en verantwoordelijkheden van de partijen bij de overeenkomst ten aanzien van de verplichtingen betreffende de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, voor zover van toepassing.
  § 2. De verplichtingen als bedoeld in § 1, 2° kunnen niet worden ingeroepen ten aanzien van de FSMA.
Art.16. § 1er. Les parties à l'accord font au moins figurer les éléments suivants dans l'accord écrit visé à l'article 54 de la loi, en ce qui concerne les éléments relatifs à l'échange d'informations et aux obligations en matière de confidentialité et de blanchiment de capitaux :
  1° une liste de toutes les informations qui doivent être échangées entre l'organisme de placement collectif, la société de gestion d'organismes de placement collectif et le dépositaire en relation avec la souscription, le remboursement, l'émission, l'annulation et le rachat de parts de l'organisme de placement collectif;
  2° les obligations de confidentialité applicables aux parties à l'accord;
  3° des informations sur les tâches et les responsabilités des parties à l'accord en ce qui concerne les obligations en matière de prévention du blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme, le cas échéant.
  § 2. Les obligations visées au § 1er, 2° ne peuvent être invoquées à l'égard de la FSMA.
Art.17. Indien de bewaarder of de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging voornemens zijn derden aan te stellen om hun respectieve taken te vervullen, nemen zij in de overeenkomst ten minste de volgende gegevens op :
  1° de door beide partijen bij de overeenkomst aangegane verbintenis om regelmatig bijzonderheden te verstrekken over de derden die door een van hen zijn aangesteld voor het vervullen van hun respectieve taken;
  2° de verbintenis om, op verzoek van één van beide partijen, de andere partij informatie te verstrekken over de gehanteerde criteria voor het selecteren van de derde en de genomen maatregelen om toezicht te houden op de activiteiten die door de geselecteerde derde worden uitgevoerd;
  3° een verklaring dat de contractuele of niet-contractuele aansprakelijkheid van de bewaarder onverlet wordt gelaten door het feit dat hij de bij hem in bewaring gegeven activa geheel of ten dele aan derden heeft toevertrouwd.
Art.17. Lorsque le dépositaire ou la société de gestion d'organismes de placement collectif prévoient de désigner des tiers pour remplir leurs fonctions respectives, ils font figurer au moins les éléments suivants dans l'accord :
  1° l'engagement, de la part des deux parties à l'accord, de fournir régulièrement des informations détaillées sur les tiers désignés par le dépositaire ou la société de gestion pour s'acquitter de leurs missions respectives;
  2° l'engagement que, sur demande de l'une des parties, l'autre partie fournira des informations sur les critères utilisés pour sélectionner le tiers et sur les mesures prises pour assurer le suivi des activités menées par ce tiers;
  3° une déclaration selon laquelle la responsabilité contractuelle et extracontractuelle du dépositaire n'est pas affectée par le fait qu'il a confié à un tiers tout ou partie des actifs dont il a la garde.
Art.18. De partijen bij de overeenkomst nemen in de betrokken overeenkomst ten minste de volgende gegevens op betreffende wijzigingen in en de beëindiging van de overeenkomst :
  1° de geldigheidsduur van de overeenkomst;
  2° de voorwaarden waaronder de overeenkomst kan worden gewijzigd of beëindigd;
  3° de voorwaarden die vereist zijn om de overstap naar een andere bewaarder te vergemakkelijken en, in geval van een dergelijke overstap, de procedure volgens welke de bewaarder alle relevante informatie aan de nieuwe bewaarder zal bezorgen.
Art.18. Les parties à l'accord font figurer au moins les éléments suivants dans l'accord, en ce qui concerne la modification et la résiliation de cet accord :
  1° la durée de validité de l'accord;
  2° les conditions dans lesquelles l'accord peut être modifié ou résilié;
  3° les conditions nécessaires pour faciliter la transition à destination d'un autre dépositaire et, en cas de transition, la procédure par laquelle le dépositaire transmettra toutes les informations pertinentes à cet autre dépositaire.
Art.19. Wanneer de partijen bij de overeenkomst overeenkomen dat alle informatiestromen tussen hen geheel of gedeeltelijk plaatsvinden langs elektronische weg dient een dergelijke overeenkomst bepalingen te bevatten die garanderen dat er over dergelijke informatie gegevens worden bijgehouden.
Art.19. Au cas où les parties à l'accord conviennent de transmettre électroniquement tout ou partie des informations qu'elles se communiquent, un tel accord doit comporter des stipulations garantissant que ces informations sont enregistrées.
Art.20. De overeenkomst is onderworpen aan het Belgische recht.
Art.20. L'accord est soumis au droit belge.
Art.21. De overeenkomst kan betrekking hebben op meer dan één door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beheerde instelling voor collectieve belegging. In dat geval vermeldt de overeenkomst de lijst van de betrokken instellingen voor collectieve belegging.
Art.21. L'accord peut porter sur plus d'un organisme de placement collectif géré par la société de gestion d'organismes de placement collectif concernée. Dans ce cas, la liste des organismes de placement collectif concernés est précisée dans l'accord.
Onderafdeling III. - Administratieve procedures en controlemechanismen
Sous-section III. - Procédures administratives et mécanismes de contrôle
Art.22. De bepalingen van deze Onderafdeling gelden enkel voor beleggingsvennootschappen die geen gebruik maken van de mogelijkheid voorzien in artikel 44 van de wet.
Art.22. Les dispositions de la présente Sous-section sont uniquement applicables aux sociétés d'investissement qui ne font pas usage de la possibilité prévue à l'article 44 de la loi.
Art.23. § 1. De beleggingsvennootschappen dienen een permanente risicobeheerfunctie in te stellen en in stand te houden.
  § 2. De in § 1 bedoelde permanente risicobeheerfunctie is hiërarchisch en functioneel onafhankelijk van de operationele diensten.
  De FSMA kan evenwel afwijkingen toestaan van de bepalingen van het eerste lid, indien de betrokken beleggingsvennootschap kan aantonen dat deze afwijking passend en evenredig is gezien de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf. De FSMA kan specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen.
  Zelfs in het geval bedoeld in het vorige lid moet een beleggingsvennootschap kunnen aantonen dat zij passende beschermingsmaatregelen tegen belangenconflicten heeft genomen, om zo een onafhankelijke uitvoering van haar risicobeheeractiviteiten mogelijk te maken, alsook dat haar risicobeheerprocedure voldoet aan de vereisten van artikel 41, § 6, derde lid van de wet.
  § 3. De permanente risicobeheerfunctie :
  1° voert het risicobeheerbeleid en de risicobeheerprocedures uit;
  2° ziet erop toe dat aan het risicolimietensysteem wordt voldaan, inclusief de wettelijke limieten voor het totale risico en het tegenpartijrisico als bedoeld in de artikelen [1 58, §§ 2 tot 5, 59 en 62, § 6]1;
  3° verstrekt advies aan de raad van bestuur over de identificatie van het risicoprofiel van de beleggingsvennootschap;
  4° brengt regelmatig verslag uit aan de raad van bestuur over :
  a) het overeengekomen risicoprofiel;
  b) de naleving van de relevante risicolimietensystemen;
  c) de deugdelijkheid en de doeltreffendheid van de risicobeheerprocedure, waarbij met name wordt vermeld of passende corrigerende maatregelen zijn genomen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen;
  5° brengt regelmatig verslag uit aan de effectieve leiding over de huidige omvang van het risico dat de beleggingsvennootschap loopt, en over elke feitelijke of voorzienbare inbreuk op haar limieten, om ervoor te zorgen dat onmiddellijke en passende maatregelen kunnen worden genomen;
  6° onderzoekt en ondersteunt, in voorkomend geval, de [1 in artikel 61]1 bedoelde regelingen en procedures voor de waardering van OTC-derivaten.
  § 4. De permanente risicobeheerfunctie beschikt over de nodige autoriteit en heeft toegang tot alle dienstige informatie om de in § 3 beschreven taken te kunnen vervullen.
  
Art.23. § 1er. Les sociétés d'investissement établissent et gardent opérationnelle une fonction permanente de gestion des risques.
  § 2. La fonction permanente de gestion des risques visée au § 1er est indépendante, d'un point de vue hiérarchique et fonctionnel, des unités opérationnelles.
  Toutefois, la FSMA peut octroyer des dérogations à l'alinéa 1er, si la société d'investissement concernée est en mesure de démontrer que cette dérogation est appropriée et proportionnée au vu de la nature, de l'échelle et de la complexité de ses activités. La FSMA peut fixer des conditions spécifiques à l'octroi de ces dérogations.
  Même dans le cas visé à l'alinéa précédent, une société d'investissement doit pouvoir démontrer que des mesures de protection appropriées ont été prises contre les conflits d'intérêt, afin de permettre l'exercice indépendant des activités de gestion des risques, et que sa méthode de gestion des risques satisfait aux exigences de l'article 41, § 6, alinéa 3 de la loi.
  § 3. La fonction permanente de gestion des risques est chargée de :
  1° mettre en oeuvre la politique et les procédures de gestion des risques;
  2° veiller au respect du système de limitation des risques, et notamment des limites légales sur le risque global et le risque de contrepartie, conformément aux articles [1 58, § § 2 à 5, 59 et 62, § 6]1;
  3° conseiller le conseil d'administration sur la définition du profil de risque de la société d'investissement;
  4° faire régulièrement rapport au conseil d'administration sur les points suivants :
  a) le profil de risque retenu;
  b) le respect des systèmes pertinents de limitation des risques;
  c) l'adéquation et l'efficacité de la méthode de gestion des risques, en indiquant notamment si des mesures correctives appropriées ont été prises en cas de défaillance;
  5° faire régulièrement rapport aux dirigeants effectifs sur le niveau de risque actuel encouru et sur tout dépassement effectif ou prévisible de ses limites, afin que des mesures rapides et appropriées puissent être prises;
  6° réexaminer et renforcer, le cas échéant, les dispositifs et procédures d'évaluation des instruments dérivés négociés de gré à gré visés [1 à l'article 61]1.
  § 4. La fonction permanente de gestion des risques jouit de l'autorité nécessaire et d'un accès à toutes les informations pertinentes nécessaires à l'accomplissement des tâches énumérées au § 3.
  
Art.24. § 1. De beleggingsvennootschappen stellen een passend en gedocumenteerd risicobeheerbeleid vast dat de risico's onderkent waaraan zij zijn of zouden kunnen worden blootgesteld, zij implementeren dit en houden het in stand.
  [2 Het risicobeheerbeleid omvat procedures die noodzakelijk zijn om de beleggingsvennootschap in staat te stellen haar blootstelling aan markt-, liquiditeits-, duurzaamheids- en tegenpartijrisico's te beoordelen, alsook haar blootstelling aan alle andere risico's, inclusief het operationeel risico, die van wezenlijk belang kunnen zijn voor haar.]2
  De beleggingsvennootschappen behandelen ten minste de volgende elementen in hun risicobeheerbeleid :
  1° de technieken, instrumenten en regelingen die hen in staat stellen om te voldoen aan de verplichtingen vermeld in de artikelen [1 26 en 58]1;
  2° de toewijzing, binnen de beleggingsvennootschap, van de verantwoordelijkheden met betrekking tot het risicobeheer.
  § 2. De beleggingsvennootschappen stellen in hun risicobeheerbeleid als bedoeld in § 1, de voorwaarden, de inhoud en de frequentie vast van de rapportering door de risicobeheerfunctie als bedoeld in artikel 23 aan de raad van bestuur en de effectieve leiding.
  § 3. De beleggingsvennootschappen houden bij het vaststellen van het risicobeheerbeleid rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van hun bedrijf.
  
Art.24. § 1er. Les sociétés d'investissement établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnelle une politique de gestion des risques appropriée et documentée qui permet de déterminer les risques auxquels elles sont exposées ou pourraient être exposées.
  [2 La politique de gestion des risques comporte toutes les procédures nécessaires pour permettre à la société d'investissement d'évaluer son exposition au risque de marché, au risque de liquidité, au risque en matière de durabilité et au risque de contrepartie, ainsi que son exposition à tout autre risque, y compris le risque opérationnel, susceptible d'être significatif pour elle.]2
  La politique de gestion des risques des sociétés d'investissement porte au moins sur les éléments suivants :
  1° les techniques, outils et dispositions qui leur permettent de se conformer aux obligations énoncées aux articles [1 26 et 58]1;
  2° l'attribution des responsabilités en matière de gestion des risques au sein des sociétés d'investissement.
  § 2. Les sociétés d'investissement veillent à ce que la politique de gestion des risques visée au § 1er précise les termes, le contenu et la fréquence des rapports présentés par la fonction de gestion des risques visée à l'article 23 au conseil d'administration et à la direction effective.
  § 3. Lors de l'établissement de la politique de gestion des risques, les sociétés d'investissement prennent en considération la nature, l'échelle et la complexité de leurs activités.
  
Art.25. § 1. De beleggingsvennootschappen toetsen, monitoren en evalueren op periodieke wijze :
  1° de deugdelijkheid en doeltreffendheid van het risicobeheerbeleid alsook van de regelingen, procedures en technieken als bedoeld in de artikelen [1 26 [2 , 26/1]2 en 58, §§ 2 tot 5]1;
  2° de mate waarin zij het risicobeheerbeleid en de regelingen, procedures en technieken als bedoeld in de artikelen 26 [2 , 26/1]2, 58, § § 2 tot 5 en 76, § § 2 tot 5 naleven;
  3° de deugdelijkheid en doeltreffendheid van de maatregelen die zijn genomen om eventuele onvolkomenheden in de uitvoering van de risicobeheerprocedure te verhelpen.
  § 2. De beleggingsvennootschappen stellen de FSMA in kennis van elke wezenlijke wijziging in hun risicobeheerprocedure.
  
Art.25. § 1er. Les sociétés d'investissement évaluent, contrôlent et réexaminent périodiquement :
  1° l'adéquation et l'efficacité de la politique de gestion des risques et des dispositions, des procédures et des techniques visées aux articles [1 26 [2 , 26/1]2 et 58, § § 2 à 5]1;
  2° la mesure dans laquelle la société d'investissement respecte la politique de gestion des risques et les dispositions, les procédures et les techniques visées aux articles 26 [2 , 26/1]2, 58, § § 2 à 5 et 76, § § 2 à 5;
  3° l'adéquation et l'efficacité des mesures prises pour remédier à d'éventuelles défaillances dans le fonctionnement de la procédure de gestion des risques.
  § 2. Les sociétés d'investissement notifient à la FSMA toute modification importante de leur procédure de gestion des risques.
  
Art.26. § 1. De beleggingsvennootschappen stellen passende en doeltreffende regelingen, procedures en technieken vast om :
  1° te allen tijde de risico's te kunnen meten en beheren waaraan zij zijn of zouden kunnen worden blootgesteld;
  2° de naleving te waarborgen van de limieten voor het totale risico en het tegenpartijrisico, overeenkomstig de artikelen [1 58, §§ 2 tot 5 en 62, § 6]1.
  Deze regelingen, procedures en technieken zijn evenredig met de aard, de omvang en de complexiteit van het bedrijf van de beleggingsvennootschap, en zijn afgestemd op haar risicoprofiel.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 nemen de beleggingsvennootschappen de volgende maatregelen :
  1° zij voeren risicometingsregelingen, -procedures en -technieken in die noodzakelijk zijn om te garanderen dat de risico's van ingenomen posities en hun aandeel in het totale risicoprofiel nauwkeurig en op basis van degelijke en betrouwbare gegevens worden gemeten en dat deze risicometingsregelingen, -procedures en -technieken op passende wijze zijn gedocumenteerd;
  2° zij voeren, in voorkomend geval, a posteriori periodieke tests uit om de geldigheid te evalueren van risicometingsregelingen die modelmatige prognoses en ramingen omvatten;
  3° zij voeren, in voorkomend geval, periodieke stresstests en scenarioanalyses uit om de eventueel uit wisselende marktomstandigheden voortvloeiende risico's aan te pakken die negatieve gevolgen kunnen hebben;
  4° zij zetten een gedocumenteerd systeem van interne limieten op, implementeren dit en houden het in stand, voor de maatregelen die worden genomen om de relevante risico's waaraan zij blootgesteld zijn te beheren en te controleren, waarbij rekening wordt gehouden met alle relevante risico's als bedoeld in artikel 24, en waarbij overeenstemming met hun risicoprofiel wordt gewaarborgd;
  5° zij zorgen ervoor dat de huidige risico-omvang voldoet aan het risicolimietensysteem als bedoeld in het 4° ;
  6° zij zetten passende procedures op, implementeren ze en houden ze in stand, die in geval van feitelijke of voorzienbare inbreuken op het risicolimietensysteem leiden tot tijdige herstelmaatregelen in het belang van de deelnemers.
  § 3. De beleggingsvennootschappen hanteren een passende liquiditeitsrisicobeheerprocedure om te waarborgen dat zij in staat zijn om te allen tijde te voldoen aan de verplichting die is opgelegd door artikel 189.
  In voorkomend geval voeren de beleggingsvennootschappen stresstests uit die een beoordeling mogelijk maken van het liquiditeitsrisico waaraan zij in uitzonderlijke omstandigheden blootgesteld zijn.
  § 4. De beleggingsvennootschappen zorgen ervoor dat het liquiditeitsprofiel van de beleggingen past bij het inkoopbeleid dat in hun statuten of prospectus is vastgelegd.
  
Art.26. § 1er. Les sociétés d'investissement adoptent des dispositions, des procédures et des techniques appropriées et efficaces en vue :
  1° de mesurer et de gérer à tout moment les risques auxquels elles sont exposées ou sont susceptibles d'être exposées;
  2° de garantir que les limites en matière de risque global et de contrepartie sont respectées, conformément aux articles [1 58, § § 2 à 5 et 62, § 6]1.
  Ces dispositions, procédures et techniques sont proportionnées à la nature, à l'échelle et à la complexité des activités de la société d'investissement, et conformes à son profil de risque.
  § 2. Aux fins du § 1er, les sociétés d'investissement prennent les mesures suivantes :
  1° elles mettent en place des dispositions, des procédures et des techniques de mesure des risques suffisantes pour garantir que les risques de positions prises et leur contribution au profil de risque global sont mesurés de manière fiable sur la base de données solides et crédibles et que les dispositions, procédures et techniques de mesures des risques sont documentées d'une manière appropriée;
  2° elles effectuent périodiquement, le cas échéant, des vérifications a posteriori afin d'évaluer la validité des dispositions en matière de mesure des risques qui comprennent des prévisions et des estimations basées sur des modèles;
  3° elles effectuent périodiquement, le cas échéant, des simulations de crise et des analyses de scénarios afin de tenir compte des risques résultant d'évolutions possibles des conditions de marché susceptibles d'avoir une incidence négative;
  4° elles établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnel un système documenté de limites internes relatif aux mesures de gestion et de contrôle des risques auxquels elles sont exposées, compte tenu de tous les risques visés à l'article 24, qui sont susceptibles d'être significatifs, et en veillant à ce que la conformité à leur profil de risque soit respectée;
  5° elles font en sorte que le niveau courant de risque soit conforme au système de limites de risques visé au point 4° ;
  6° elles établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnelles des procédures appropriées qui, en cas de non-respect effectif ou prévu du système de limites de risques, débouchent sur des mesures correctrices rapides, servant au mieux des intérêts des participants.
  § 3. Les sociétés d'investissement utilisent une procédure de gestion du risque de liquidité appropriée afin de garantir qu'elles peuvent respecter à tout moment l'obligation prévue à l'article 189.
  Le cas échéant, les sociétés d'investissement effectuent des simulations de crise qui leur permettent d'évaluer le risque de liquidité auquel elles sont exposées dans des circonstances exceptionnelles.
  § 4. Les sociétés d'investissement garantissent que le profil de liquidité des investissements est conforme à la politique de rachat figurant dans leurs statuts ou le prospectus.
  
Art. 26/1. [1 § 1. Indien gebruik wordt gemaakt van de door artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of de artikelen 117, § 4, of 198/1 van dit besluit geboden mogelijkheden, stelt de beleggingsvennootschap een passend en doeltreffend beleid vast:
   1° dat de toepassingsvoorwaarden van de betrokken mechanismen verduidelijkt;
   2° dat de organisatorische en administratieve maatregelen verduidelijkt die haar in staat stellen om de in de inleidende zin van deze paragraaf vermelde bepalingen en de in de bepaling onder 1° vermelde toepassingsvoorwaarden na te leven;
   3° dat de desbetreffende specifieke risico's identificeert en een aangepast omkaderings- en controlemechanisme invoert. Dat mechanisme moet het inzonderheid mogelijk maken de vertrouwelijkheid in verband met de ontvangen inschrijvings- en inkooporders te garanderen en het misbruik van de informatie over het gebruik van voornoemde mechanismen te voorkomen.
   § 2. Alvorens gebruik te maken van de mogelijkheden van artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of van de artikelen 117, § 4, of 198/1 van dit besluit, stelt de beleggingsvennootschap de FSMA in kennis van het in paragraaf 1 bedoelde beleid en de eventuele actualiseringen ervan.]1

  
Art. 26/1. [1 § 1er. En cas d'usage des facultés offertes par l'article 21/1 de l'arrêté royal du 10 novembre 2006 ou les articles 117, § 4 ou 198/1 du présent arrêté, la société d'investissement adopte une politique appropriée et efficace:
   1° précisant les conditions d'application des dispositifs concernés;
   2° précisant les mesures organisationnelles et administratives lui permettant de respecter les dispositions visées au préambule du présent paragraphe, ainsi que les conditions d'application visées au point 1° ;
   3° identifiant les risques spécifiques qui y sont liés et mettant en place un dispositif d'encadrement et de contrôle adapté. Ce dispositif doit notamment permettre de garantir la confidentialité en ce qui concerne les ordres de souscriptions et de rachat reçus et d'éviter l'exploitation abusive de l'information liée à l'utilisation des facultés sus-mentionnées.
   § 2. La société d'investissement communique à la FSMA, préalablement à l'usage des facultés offertes par l'article 21/1 de l'arrêté royal du 10 novembre 2006 ou les articles 117, § 4 ou 198/1 du présent arrêté, la politique visée au paragraphe 1er, et ses éventuelles mises à jour.]1

  
Art.26/2. [1 De beleggingsvennootschappen integreren de duurzaamheidsrisico's in hun beheer, rekening houdend met de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf.]1
  
Art.26/2. [1 Les sociétés d'investissement intègrent les risques en matière de durabilité dans la gestion, en tenant compte de la nature, de l'échelle et de la complexité de leur activité.]1
  
Onderafdeling IV. - De commissaris
Sous-section IV. - Le commissaire
Art.27. § 1. De in artikel 107, § 1 van de wet bedoelde overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de commissaris van de master en de commissaris van de feeder voorziet in het volgende :
  1° de vaststelling van de documenten en categorieën van informatie die tussen beide commissarissen systematisch moeten worden uitgewisseld;
  2° of de onder 1° bedoelde informatie of documenten door de ene commissaris aan de andere commissaris moeten worden verstrekt dan wel op verzoek beschikbaar moeten worden gesteld;
  3° de wijze van en het tijdschema - waaronder alle geldende uiterste termijnen - voor de doorgifte van informatie door de commissaris van de master aan de commissaris van de feeder;
  4° de coördinatie van de rol van elke commissaris bij de boekhoudkundige werkzaamheden bij het afsluiten van het boekjaar voor de respectieve instelling voor collectieve belegging;
  5° vaststelling van aangelegenheden die voor de toepassing van artikel 107, § 2, tweede lid van de wet als in het verslag van de commissaris van de master bekendgemaakte onregelmatigheden zullen worden behandeld;
  6° de wijze van en het tijdschema voor behandeling van ad-hocverzoeken om bijstand van de ene commissaris aan de andere commissaris, waaronder verzoeken om nadere informatie over in het verslag van de commissaris van de master openbaar gemaakte onregelmatigheden.
  § 2. De in § 1 bedoelde overeenkomst omvat bepalingen betreffende de opstelling van verslagen als bedoeld in artikel 143 van het Wetboek van vennootschappen en de wijze van en het tijdschema voor het verstrekken van het verslag van de commissaris voor de master en ontwerpen van dat verslag aan de commissaris van de feeder.
  § 3. Voor zover de feeder en de master het boekjaar op een andere datum afsluiten, voorziet de in § 1 bedoelde overeenkomst in de wijze van en het tijdschema voor de opstelling door de commissaris van de master van het ad-hocverslag als vereist in artikel 107, § 2, eerste lid van de wet en voor het verstrekken van dit verslag aan de commissaris van de feeder.
Art.27. § 1er. L'accord d'échange d'informations entre le commissaire du master et le commissaire du feeder, tel que visé à l'article 107, § 1er, de la loi, comprend les éléments suivants :
  1° une énumération des documents et des catégories d'informations que les deux commissaires doivent systématiquement s'échanger;
  2° une mention indiquant si les informations ou documents visés au 1° sont fournis d'office ou mis à disposition sur demande;
  3° les modalités et le calendrier, y compris les délais éventuels, à respecter pour la transmission d'informations par le commissaire du master au commissaire du feeder;
  4° une coordination de la participation des deux commissaires aux procédures comptables de fin d'exercice de leurs organismes de placement collectif respectifs;
  5° l'indication des éléments à considérer comme des irrégularités signalées dans le rapport établi par le commissaire du master aux fins de l'article 107, § 2, alinéa 2, de la loi;
  6° les modalités et les délais de traitement des demandes d'assistance ad hoc entre commissaires, et notamment des demandes d'informations supplémentaires sur les irrégularités signalées dans le rapport du commissaire du master.
  § 2. L'accord visé au § 1er comporte des dispositions sur la préparation des rapports visés à l'article 143 du Code des sociétés, et indique les modalités et le calendrier de communication au commissaire du feeder du rapport et des projets de rapport du commissaire du master.
  § 3. Si les exercices comptables du feeder et du master ne se terminent pas à la même date, l'accord visé au § 1er précise suivant quelles modalités et quel calendrier le commissaire du master établit le rapport ad hoc requis par l'article 107, § 2, alinéa 1er, de la loi, et communique ce rapport au commissaire du feeder.
Art.28. § 1. Voor zover de feeder en de master een overeenkomst hebben gesloten in overeenstemming met artikel 78 van de wet, voorziet de in artikel 107, § 1, van de wet bedoelde overeenkomst tussen de commissaris van de master en de commissaris van de feeder erin dat het recht van de lidstaat dat in overeenstemming met artikel 98 op die overeenkomst van toepassing is eveneens op de overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen beide commissarissen van toepassing is en dat beide commissarissen instemmen met de exclusieve jurisdictie van de rechtbanken van die lidstaat.
  § 2. In omstandigheden waar de overeenkomst tussen de feeder en de master door interne bedrijfsvoeringsregels is vervangen in overeenstemming met artikel 78, tweede lid van de wet, voorziet de overeenkomst tussen de commissaris van de master en van de feeder erin dat het recht van de lidstaat waarin de feeder is gevestigd of, voor zover dit verschilt, het recht van de lidstaat waarin de master is gevestigd op de overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen beide commissarissen van toepassing is en dat beide commissarissen instemmen met de exclusieve jurisdictie van de rechtbanken van de lidstaat waarvan het recht op de overeenkomst tot uitwisseling van informatie van toepassing is.
Art.28. § 1er. Lorsque le feeder et le master ont conclu un accord conformément à l'article 78 de la loi, l'accord entre le commissaire du master et celui du feeder visé à l'article 107, § 1er, de la loi stipule que le droit de l'Etat membre qui s'applique à cet accord conformément à l'article 98 s'applique également à l'accord d'échange d'informations entre les deux commissaires, et que les deux commissaires reconnaissent la compétence exclusive des juridictions de cet Etat membre.
  § 2. Lorsque l'accord entre le feeder et le master a été remplacé par des règles de conduite internes conformément à l'article 78, alinéa 2, de la loi, l'accord entre le commissaire du master et celui du feeder stipule que le droit applicable à l'accord d'échange d'informations entre les deux commissaires est, soit celui de l'Etat membre d'établissement du feeder, soit, s'il est différent, celui de l'Etat membre d'établissement du master, et que les deux commissaires reconnaissent la compétence exclusive des juridictions de l'Etat membre dont le droit s'applique à cet accord.
Afdeling II. [1 - Prospectus en essentiële beleggersinformatie over het openbaar aanbod van rechten van deelneming en publicitaire mededelingen die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming]1
Section II. [1 - Prospectus et informations clés pour l'investisseur concernant l'offre publique de parts et communications publicitaires qui se rapportent à une offre publique de parts]1
Onderafdeling I. - Prospectus en essentiële beleggersinformatie
Sous-section Ire. - Prospectus et informations clés pour l'investisseur
Art.29. De vertaling van het prospectus, de essentiële beleggersinformatie, het beheerreglement of de statuten, de jaarverslagen en de halfjaarverslagen evenals alle berichten en kennisgevingen aan de deelnemers wordt gemaakt onder de verantwoordelijkheid van de instelling voor collectieve belegging of de onderneming die instaat voor de verspreiding van de informatie die de instelling voor collectieve belegging dient te verstrekken.
Art.29. La traduction du prospectus, des informations clés pour l'investisseur, du règlement de gestion ou des statuts, des rapports annuels et semestriels ainsi que de tous les avis et communications aux participants est effectuée sous la responsabilité de l'organisme de placement collectif ou de l'entreprise qui assure la diffusion des informations que l'organisme de placement collectif est tenu de fournir.
Art.30. Het prospectus van een instelling voor collectieve belegging bevat ten minste de gegevens die in de bij dit besluit gevoegde bijlage A zijn opgenomen, voor zover deze informatie niet voorkomt in de stukken die overeenkomstig het derde lid bij het prospectus worden gevoegd.
  De instelling voor collectieve belegging stelt één prospectus op, zelfs indien zij compartimenten heeft. In dat laatste geval worden de bepalingen inzake de informatieverstrekking over de instelling voor collectieve belegging, voor zover mogelijk, toegepast op ieder compartiment.
  Het beheerreglement of de statuten en het laatst gepubliceerde jaarverslag worden bij het prospectus gevoegd.
Art.30. Le prospectus d'un organisme de placement collectif comporte au moins les renseignements prévus à l'annexe A du présent arrêté, pour autant que ces renseignements ne figurent pas dans les documents annexés au prospectus conformément à l'alinéa 3.
  L'organisme de placement collectif établit un seul prospectus, même s'il a des compartiments. Dans ce dernier cas, les dispositions relatives aux renseignements à fournir sur l'organisme de placement collectif sont appliquées, dans la mesure du possible, à chaque compartiment.
  Le règlement de gestion ou les statuts et le dernier rapport annuel publié sont annexés au prospectus.
Art.31. § 1. De essentiële beleggersinformatie verschaft informatie over de volgende essentiële elementen van de instelling voor collectieve belegging in kwestie :
  1° [1 de identificatie van de instelling voor collectieve belegging en van haar bevoegde autoriteit;]1
  2° een korte beschrijving van haar beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid;
  3° een presentatie van de in het verleden behaalde resultaten of, indien relevant, toekomstscenario's;
  4° kosten en bijhorende lasten;
  5° het risico- en opbrengstprofiel van de belegging, waaronder voldoende toelichting en waarschuwingen met betrekking tot de risico's die aan beleggingen in de relevante instelling voor collectieve belegging verbonden zijn.
  De belegger moet deze essentiële informatie kunnen begrijpen zonder dat naar andere documenten wordt verwezen.
  § 2. De essentiële beleggersinformatie vermeldt duidelijk waar en hoe aanvullende informatie over de aangeboden belegging kan worden verkregen, en vermeldt in elk geval waar en hoe het prospectus en de jaar- en halfjaarlijkse verslagen te allen tijde op verzoek en kosteloos kunnen worden verkregen en in welke taal dergelijke informatie voor de beleggers beschikbaar is.
  [1 De essentiële beleggersinformatie bevat daarnaast een mededeling dat de nadere gegevens van het geactualiseerde beloningsbeleid, met ten minste een beschrijving van de wijze van berekening van de beloning en de voordelen, de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het toekennen van de beloning en de voordelen, met inbegrip van de samenstelling van het remuneratiecomité, indien een dergelijk comité is ingesteld, beschikbaar zijn op een website (met vermelding van het adres van die website) en dat daarvan op verzoek gratis een afschrift op papier ter beschikking wordt gesteld.]1
  De woorden " essentiële beleggersinformatie " moeten duidelijk in de essentiële beleggersinformatie worden vermeld.
  § 3. Het document met de essentiële beleggersinformatie en zijn bijwerkingen worden opgesteld volgens de modaliteiten bepaald in Verordening 583/2010.
  
Art.31. § 1er. Les informations clés pour l'investisseur fournissent des informations sur les éléments essentiels suivants de l'organisme de placement collectif concerné :
  1° [1 l'identification de l'organisme de placement collectif et de son autorité compétente ;]1;
  2° une brève description de ses objectifs de placement et de sa politique de placement;
  3° une présentation de ses performances passées ou, le cas échéant, de scénarios de performances;
  4° les coûts et les frais liés;
  5° le profil de risque et de rendement de l'investissement, y compris des orientations et des mises en garde appropriées sur les risques inhérents à l'investissement dans l'organisme de placement collectif concerné.
  Ces éléments essentiels doivent être compréhensibles pour l'investisseur sans renvoi à d'autres documents.
  § 2. Les informations clés pour l'investisseur indiquent clairement où et comment obtenir des informations supplémentaires sur l'investissement proposé, y compris où et comment le prospectus et les rapports annuels et semestriels peuvent être obtenus, sur demande, sans frais et à tout moment, ainsi que la langue dans laquelle ces informations sont disponibles pour les investisseurs.
  [1 Les informations clés pour l'investisseur comprennent également une déclaration indiquant que les détails de la politique de rémunération actualisée, y compris, notamment, une description de la manière dont les rémunérations et les avantages sont calculés, l'identité des personnes responsables de l'attribution des rémunérations et des avantages, y compris la composition du comité de rémunération, lorsqu'un tel comité existe, sont disponibles sur un site internet (y compris une référence à ce site internet) et qu'un exemplaire sur papier sera mis à disposition gratuitement sur demande.]1
  Les termes " informations clés pour l'investisseur " doivent être mentionnés de manière bien visible dans le document d'informations clés pour l'investisseur.
  § 3. Le document d'informations clés pour l'investisseur et ses mises à jour sont établis selon les modalités déterminées dans le règlement 583/2010.
  
Art.32. § 1. De beleggingsvennootschap, en de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging voor elk door haar beheerd gemeenschappelijk beleggingsfonds, die rechtstreeks of via een andere natuurlijke of rechtspersoon die voor haar rekening en onder haar volledige en onvoorwaardelijke aansprakelijkheid instellingen voor collectieve belegging verkoopt, moet de beleggers geruime tijd voor hun voorgenomen inschrijving op de rechten van deelneming in deze instellingen voor collectieve belegging de essentiële beleggersinformatie over deze instellingen voor collectieve belegging verstrekken.
  De beleggingsvennootschap, en de beheervennootschap voor elk door haar beheerd gemeenschappelijk beleggingsfonds, die niet rechtstreeks of via een andere natuurlijke of rechtspersoon die voor haar rekening en onder haar volledige en onvoorwaardelijke aansprakelijkheid rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging verkoopt aan beleggers, moet op verzoek de essentiële beleggersinformatie verstrekken aan fabricanten en tussenpersonen die beleggers instellingen voor collectieve belegging verkopen of advies verlenen over mogelijke beleggingen daarin of in producten die een risico op dergelijke instellingen voor collectieve belegging inhouden. De tussenpersonen die beleggers instellingen voor collectieve belegging verkopen of advies verlenen over mogelijke beleggingen daarin, moeten aan hun cliënten of potentiële cliënten geruime tijd voor hun voorgenomen inschrijving op de rechten van deelneming in deze instellingen voor collectieve belegging de essentiële beleggersinformatie over deze instellingen voor collectieve belegging verstrekken.
  Essentiële beleggersinformatie wordt kosteloos verstrekt.
  § 2. Op verzoek moet de inschrijver het prospectus, het beheerreglement of de statuten alsmede het laatst gepubliceerde jaar- en halfjaarlijks verslag vóór de sluiting van de overeenkomst kosteloos kunnen verkrijgen.
Art.32. § 1er. Les sociétés d'investissement et, pour chacun des fonds communs de placement qu'elles gèrent, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif qui vendent des organismes de placement collectif soit directement, soit par le biais d'une autre personne physique ou morale qui agit pour leur compte et sous leur responsabilité pleine et inconditionnelle, doivent fournir aux investisseurs les informations clés pour l'investisseur sur ces organismes de placement collectif en temps utile avant la souscription proposée de parts de ces organismes de placement collectif.
  Les sociétés d'investissement et, pour chacun des fonds communs de placement qu'elles gèrent, les sociétés de gestion qui ne vendent des parts d'organismes de placement collectif aux investisseurs ni directement, ni par le biais d'une autre personne physique ou morale qui agit pour leur compte et sous leur responsabilité pleine et inconditionnelle, doivent fournir les informations clés pour l'investisseur aux fabricants de produits et aux intermédiaires qui vendent de tels organismes de placement collectif à des investisseurs ou les conseillent sur des investissements dans de tels organismes de placement collectif ou dans des produits présentant une exposition à de tels organismes de placement collectif, sur leur demande. Les intermédiaires qui vendent des organismes de placement collectif ou conseillent les investisseurs sur d'éventuels investissements dans des organismes de placement collectif doivent fournir à leurs clients ou clients potentiels les informations clés pour l'investisseur sur ces organismes de placement collectif en temps utile avant la souscription de parts de ces organismes de placement collectif.
  Les informations clés pour l'investisseur sont fournies sans frais.
  § 2. Le prospectus, le règlement de gestion ou les statuts et les derniers rapports annuel et semestriel publiés doivent être remis sans frais, avant la conclusion du contrat, au souscripteur qui le demande.
Art.33. § 1. Het prospectus en de essentiële beleggersinformatie kunnen op een [1 duurzame gegevensdrager]1 of via een website worden verstrekt. Wanneer deze documenten worden verstrekt op een andere duurzame drager dan papier of via een website, moet worden voldaan aan de voorwaarden van Verordening 583/2010. Een papieren afschrift wordt de beleggers op verzoek kosteloos toegezonden.
  Daarnaast is een bijgewerkte versie van de essentiële beleggersinformatie beschikbaar op de website van de beleggingsvennootschap of de beheervennootschap.
  § 2. De jaar- en halfjaarlijkse verslagen zijn voor de beleggers beschikbaar op de wijze die in het prospectus en in de essentiële beleggersinformatie wordt vermeld. Een papieren afschrift wordt de beleggers op verzoek kosteloos toegezonden.
  § 3. Indien een belegger enkel belangstelling vertoont voor een bepaald compartiment van een instelling voor collectieve belegging met verschillende compartimenten, kunnen desgevallend aan deze belegger enkel de elementen van het prospectus worden verstrekt die relevant zijn voor de instelling voor collectieve belegging in het algemeen en dit compartiment.
  
Art.33. § 1er. Le prospectus et les informations clés pour l'investisseur peuvent être fournis sur un support durable ou au moyen d'un site web. Lorsque ces documents sont fournis sur un support durable autre que le papier ou au moyen d'un site web, les conditions prévues par le règlement 583/2010 doivent être remplies. Une copie papier est envoyée gratuitement aux investisseurs qui en font la demande.
  Une version mise à jour des informations clés pour l'investisseur est, en outre, disponible sur le site web de la société d'investissement ou de la société de gestion.
  § 2. Les rapports annuels et semestriels sont mis à la disposition des investisseurs selon les modalités mentionnées dans le prospectus et dans les informations clés pour l'investisseur. Une copie papier est envoyée gratuitement aux investisseurs qui en font la demande.
  § 3. Si un investisseur ne manifeste de l'intérêt que pour un compartiment déterminé d'un organisme de placement collectif comportant plusieurs compartiments, seuls les éléments du prospectus qui sont pertinents pour l'organisme de placement collectif en général et pour ce compartiment en particulier peuvent lui être fournis.
Art.34. § 1. Onverminderd de toepassing van andere bepalingen van de wet en van dit besluit, kunnen de volgende bijwerkingen aan het prospectus worden gepubliceerd zonder voorafgaande goedkeuring door de FSMA :
  1° wijziging van de [3 ...]3 zetel en/of hoofdkantoor van de beheervennootschap of de beleggingsvennootschap binnen België;
  2° wijziging van de naam en/of het adres van de tussenpersonen en dienstverleners die bij de werking van de instelling voor collectieve belegging zijn betrokken;
  3° functiewijzigingen van de niet-uitvoerende bestuurders van [1 ...]1 de beleggingsvennootschap;
  4° functiewijzigingen van de uitvoerende bestuurders van [1 ...]1 de beleggingsvennootschap. Dergelijke wijzigingen kunnen evenwel slechts in het prospectus worden doorgevoerd mits naleving van de wettelijke bepalingen van toepassing op de benoeming van personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de aangestelde beheervennootschap of de beleggingsvennootschap;
  5° voor de in het tweede lid van dit punt gedefinieerde instellingen voor collectieve belegging, wijziging, overeenkomstig de vooraf in het prospectus beschreven modaliteiten, van de samenstelling van de korf van waarden, onderliggend aan het instrument dat de instelling voor collectieve belegging hanteert om een bepaald rendement te verkrijgen op vervaldag;
  Het eerste lid van dit punt is van toepassing op de instellingen voor collectieve belegging die de beleggers op bepaalde vooraf bepaalde data op een algoritme gebaseerde volledige terugbetalingen verstrekken die verband houden met de resultaten van financiële activa, indexen of referentieportefeuilles of met de totstandkoming van prijswijzigingen of andere voorwaarden met betrekking tot die financiële activa, indexen of referentieportefeuilles, dan wel instellingen voor collectieve belegging met vergelijkbare kenmerken;
  6° vermindering van de aan de deelnemers of aan de instelling voor collectieve belegging aangerekende provisies en kosten;
  7° wijziging van de frequentie waarmee provisies en kosten worden berekend en ingehouden;
  8° verhoging van de frequentie van uitvoering van aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging en van de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming;
  9° aanpassing van de gegevens die voortvloeien uit de schrapping van de rechten van deelneming, die waren toegelaten tot de verhandeling op een georganiseerde markt;
  10° aanpassing van verwijzingen naar de toepasselijke wetgeving [3 , naar de essentiële beleggersinformatie en/of naar het essentiële-informatiedocument bedoeld in Verordening 1286/2014]3;
  11° wijziging van het fiscaal regime toepasselijk op de deelnemers en/of de instelling voor collectieve belegging;
  12° niet wezenlijke wijzigingen van het beleggingsbeleid die voortvloeien uit de evolutie van de financiële markten [1 en/of wijziging van de initiële inschrijvingsperiode, en/of wijziging van de valutadatum met betrekking tot de initiële inschrijving, en/of wijziging van de initiële inschrijvingsprijs per recht van deelneming]1, voor zover deze wijzigingen worden doorgevoerd vóór de aanvang van de initiële inschrijvingsperiode;
  13° wijziging van de gegevens opgenomen in het prospectus overeenkomstig de punten I.1.3.,, I.2.3. [1 tot I.2.6.]1 en I.3.3. van de bij dit besluit gevoegde bijlage A.
  14° inkorting of verlenging van een reeds lopende initiële inschrijvingsperiode van een gecommercialiseerd compartiment. In dergelijk geval dient ook een persbericht te worden gepubliceerd, teneinde deze bijwerking van het prospectus kenbaar te maken aan de beleggers;
  [1 14° /1 wijziging van de datum van de eerste netto-inventariswaarde na de initiële inschrijvingsperiode en/of van de datum van berekening hiervan;]1
  15° wijziging van de vergoeding van de erkende commissaris en wijziging van de vergoeding voor een bestuursmandaat in de instelling voor collectieve belegging op voorwaarde dat deze wijzigingen door de algemene vergadering van de instelling voor collectieve belegging werden goedgekeurd;
  16° wijziging van de personen verantwoordelijk voor de inhoud van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie;
  17° [3 wijziging van het adres van een internetsite of van een pagina van een internetsite;]3
  [1 17° /1 hernieuwing van het mandaat van een bestuurder en/of van een persoon die deelneemt aan de effectieve leiding van de instelling voor collectieve belegging;
   17° /2 hernieuwing van het mandaat van de erkende commissaris van de instelling voor collectieve belegging;
   17° /3 niet wezenlijke wijziging van de omschrijving van een index, op voorwaarde dat deze wijziging louter gebeurt naar aanleiding van een actualisering van de index door de opsteller hiervan en dat de instelling voor collectieve belegging en de opsteller van de index geen deel uitmaken van dezelfde economische groep;]1

  18° wijziging van een niet wezenlijk gegeven, dat geen betrekking heeft op de aard van de instelling voor collectieve belegging en, in voorkomend geval, van haar compartimenten of hun beleggingsbeleid en dat behoort tot de categorie van gegevens waarvoor de FSMA aanvaardt dat zij overeenkomstig deze paragraaf worden gewijzigd.
  § 2. Onverminderd de toepassing van andere bepalingen van de wet en van dit besluit, kunnen de volgende bijwerkingen aan de essentiële beleggersinformatie worden gepubliceerd zonder voorafgaande goedkeuring door de FSMA :
  1° wijziging van de naam en/of desgevallend het adres van de tussenpersonen en dienstverleners die bij de werking van de instelling voor collectieve belegging zijn betrokken;
  2° voor de instellingen voor collectieve belegging bedoeld in het tweede lid van dit punt, wijziging, overeenkomstig de vooraf in het prospectus beschreven modaliteiten, van de samenstelling van de korf van waarden, onderliggend aan het instrument dat de instelling voor collectieve belegging hanteert om een bepaald rendement te verkrijgen op vervaldag;
  Het eerste lid van dit punt is van toepassing op de instellingen voor collectieve belegging die de beleggers op bepaalde vooraf bepaalde data op een algoritme gebaseerde volledige terugbetalingen verstrekken die verband houden met de resultaten van financiële activa, indexen of referentieportefeuilles of met de totstandkoming van prijswijzigingen of andere voorwaarden met betrekking tot die financiële activa, indexen of referentieportefeuilles, dan wel instellingen voor collectieve belegging met vergelijkbare kenmerken;
  3° vermindering van de aan de deelnemers aangerekende provisies en kosten;
  4° aanpassing van de lopende kosten die niet het gevolg is van de beslissing van de beleggingsvennootschap of van de beheervennootschap van het gemeenschappelijk beleggingsfonds om de aan de instelling voor collectieve belegging aangerekende provisies en kosten te verhogen;
  5° verhoging van de frequentie van uitvoering van aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging en van de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming;
  6° aanpassing van de gegevens die voortvloeien uit de schrapping van de rechten van deelneming, die waren toegelaten tot de verhandeling op een georganiseerde markt;
  7° wijziging van de synthetische risico- en opbrengstindicator;
  8° jaarlijkse actualisatie van in het verleden behaalde resultaten;
  9° aanpassing van verwijzingen naar de toepasselijke wetgeving of naar het prospectus;
  10° niet wezenlijke wijzigingen van het beleggingsbeleid die voortvloeien uit de evolutie van de financiële markten [2 en/of wijziging van de initiële inschrijvingsperiode, en/of wijziging van de valutadatum met betrekking tot de initiële inschrijving, en/of wijziging van de initiële inschrijvingsprijs per recht van deelneming]2, voor zover deze wijzigingen worden doorgevoerd vóór de aanvang van de initiële inschrijvingsperiode;
  11° [3 wijziging van het adres van een internetsite of van een pagina van een internetsite;]3
  [2 11°/1 voor de instellingen voor collectieve belegging bedoeld in het tweede lid van dit punt, bijwerking van de scenario's die de potentiële resultaten van de instellingen voor collectieve belegging illustreren.
   Het eerste lid van dit punt is van toepassing op de instellingen voor collectieve belegging die de beleggers op bepaalde vooraf bepaalde data op een algoritme gebaseerde volledige terugbetalingen verstrekken die verband houden met de resultaten van financiële activa, indexen of referentieportefeuilles of met de totstandkoming van prijswijzigingen of andere voorwaarden met betrekking tot die financiële activa, indexen of referentieportefeuilles, dan wel instellingen voor collectieve belegging met vergelijkbare kenmerken;
   11°/2 niet wezenlijke wijziging van de omschrijving van een index, op voorwaarde dat deze wijziging louter gebeurt naar aanleiding van een actualisering van de index door de opsteller hiervan en dat de instelling voor collectieve belegging en de opsteller van de index geen deel uitmaken van dezelfde economische groep;]2

  [3 11° /3 inkorting of verlenging van de reeds lopende inschrijvingsperiode van een gecommercialiseerd compartiment. In dergelijk geval dient ook een persbericht te worden gepubliceerd, teneinde deze bijwerking van de essentiële beleggersinformatie kenbaar te maken aan de beleggers;]3
  12° wijziging van een niet wezenlijk gegeven, dat geen betrekking heeft op de aard van de instelling voor collectieve belegging en, in voorkomend geval, van haar compartimenten of hun beleggingsbeleid en dat behoort tot de categorie van gegevens waarvoor de FSMA aanvaardt dat zij overeenkomstig deze paragraaf worden gewijzigd.
  
Art.34. § 1er. Sans préjudice de l'application d'autres dispositions de la loi ou du présent arrêté, les mises à jour du prospectus qui portent sur les points énumérés ci-dessous, peuvent être publiées sans l'approbation préalable de la FSMA :
  1° modification du siège [3 ...]3 et/ou de l'administration centrale de la société de gestion ou de la société d'investissement en Belgique;
  2° modification de la dénomination et/ou de l'adresse des intermédiaires et prestataires de services qui interviennent dans le fonctionnement de l'organisme de placement collectif;
  3° modifications de fonction des administrateurs non exécutifs [1 ]1 de la société d'investissement;
  4° modifications de fonction des administrateurs exécutifs [1 ...]1 de la société d'investissement, étant entendu toutefois que de telles modifications ne peuvent être opérées dans le prospectus que moyennant le respect des dispositions légales applicables à la nomination des personnes qui prennent part à la direction effective de la société de gestion désignée ou de la société d'investissement;
  5° pour les organismes de placement collectif définis à l'alinéa 2 du présent point, modification, conformément aux modalités décrites préalablement dans le prospectus, de la composition du panier de valeurs qui constitue le sous-jacent de l'instrument au moyen duquel l'organisme de placement collectif vise à obtenir à l'échéance un certain rendement;
  Sont visés à l'alinéa premier du présent point, les organismes de placement collectif qui fournissent aux investisseurs, à certaines dates prédéterminées, des rémunérations dont le calcul est fondé sur un algorithme et qui sont liées à la performance ou à l'évolution du prix d'actifs financiers, d'indices ou de portefeuilles de référence ou à la réalisation d'autres conditions concernant ces actifs financiers, indices ou portefeuilles de référence, ou des organismes de placement collectif ayant des caractéristiques similaires.
  6° diminution des commissions et frais mis à charge des participants ou de l'organisme de placement collectif;
  7° modification de la fréquence de calcul et de prélèvement des commissions et frais;
  8° augmentation de la fréquence d'exécution des demandes d'émission ou de rachat de parts ou des demandes de changement de compartiment, ainsi que de la fréquence de calcul de la valeur nette d'inventaire des parts;
  9° adaptation des données qui résultent de la radiation des parts qui étaient admises aux négociations sur un marché organisé;
  10° adaptation des références à la législation applicable [3 , aux informations clés pour l'investisseur en/ou au document d'informations clés visé par le règlement 1286/2014]3;
  11° modification du régime fiscal applicable aux participants et/ou à l'organisme de placement collectif;
  12° modifications non substantielles de la politique de placement découlant de l'évolution des marchés financiers, [1 et/ou modification de la période initiale de souscription, et/ou modification de la date valeur de la souscription initiale, et/ou modification du prix initial de souscription par part]1 pour autant que ces modifications soient opérées avant le début de la période initiale de souscription;
  13° modification des informations insérées dans le prospectus conformément aux points I.1.3, I.2.3. [1 à I.2.6]1 et I.3.3. de l'annexe A du présent arrêté.
  14° réduction ou prolongation de la période de souscription initiale, déjà en cours, d'un compartiment commercialisé, étant entendu qu'il convient dans ce cas de publier un communiqué de presse afin de porter cette mise à jour du prospectus à la connaissance des investisseurs;
  [1 14° /1 modification de la date de la première valeur nette d'inventaire après la période initiale de souscription et/ou de la date de calcul de celle-ci;]1
  15° modification de la rémunération du commissaire agréé et modification de la rémunération afférente à l'exercice d'un mandat d'administrateur au sein de l'organisme de placement collectif, à condition que ces modifications aient été approuvées par l'assemblée générale de l'organisme de placement collectif;
  16° modification intervenue au niveau des personnes responsables du contenu du prospectus et des informations clés pour l'investisseur;
  17° [3 modification de l'adresse d'un site internet ou d'une page d'un site internet ;]3
  [1 17° /1 renouvellement du mandat d'un administrateur et/ou d'une personne qui prend part à la direction effective de l'organisme de placement collectif;
   17° /2 renouvellement du mandat du commissaire agréé de l'organisme de placement collectif ;
   17° /3 modification non substantielle de la description d'un indice, à condition que cette modification soit exclusivement effectuée à l'occasion d'une actualisation de l'indice par le fournisseur de celui-ci et que l'OPCA et le fournisseur de l'indice ne fassent pas partie du même groupe économique;]1

  18° modification d'une donnée non essentielle, qui ne porte pas sur la nature de l'organisme de placement collectif et, le cas échéant, de ses compartiments ou sur leur politique de placement et qui relève de la catégorie des données dont la FSMA accepte qu'elles soient modifiées conformément au présent paragraphe.
  § 2. Sans préjudice de l'application d'autres dispositions de la loi ou du présent arrêté, les mises à jour des informations clés pour l'investisseur qui portent sur les points énumérés ci-dessous, peuvent être publiées sans l'approbation préalable de la FSMA :
  1° modification de la dénomination et/ou, le cas échéant, de l'adresse des intermédiaires et prestataires de services qui interviennent dans le fonctionnement de l'organisme de placement collectif;
  2° pour les organismes de placement collectif définis à l'alinéa 2 du présent point, modification, conformément aux modalités décrites préalablement dans le prospectus, de la composition du panier de valeurs qui constitue le sous-jacent de l'instrument au moyen duquel l'organisme de placement collectif vise à obtenir à l'échéance un certain rendement;
  Sont visés à l'alinéa premier du présent point, les organismes de placement collectif qui fournissent aux investisseurs, à certaines dates prédéterminées, des rémunérations dont le calcul est fondé sur un algorithme et qui sont liées à la performance ou à l'évolution du prix d'actifs financiers, d'indices ou de portefeuilles de référence ou à la réalisation d'autres conditions concernant ces actifs financiers, indices ou portefeuilles de référence, ou des organismes de placement collectif ayant des caractéristiques similaires.
  3° diminution des commissions et frais mis à charge des participants;
  4° adaptation des frais courants qui ne résulte pas d'une décision de la société d'investissement ou de la société de gestion du fonds commun de placement d'augmenter les commissions et frais mis à charge de l'organisme de placement collectif;
  5° augmentation de la fréquence d'exécution des demandes d'émission ou de rachat de parts ou des demandes de changement de compartiment, ainsi que de la fréquence de calcul de la valeur nette d'inventaire des parts;
  6° adaptation des données qui résultent de la radiation des parts qui étaient admises aux négociations sur un marché organisé;
  7° modification de l'indicateur synthétique de risque et de rendement;
  8° actualisation annuelle des performances passées;
  9° adaptation des références à la législation applicable ou au prospectus;
  10° modifications non substantielles de la politique de placement découlant de l'évolution des marchés financiers, [2 et/ou modification de la période initiale de souscription et/ou modification de la date valeur de la souscription initiale, et/ou modification du prix initial de souscription par part,]2 pour autant que ces modifications soient opérées avant le début de la période initiale de souscription;
  11° [3 modification de l'adresse d'un site internet ou d'une page d'un site internet ;]3
  [2 11° /1 pour les organismes de placement collectif visés au deuxième alinéa du présent point, adaptation des scénarios qui illustrent les résultats potentiels de l'organisme de placement collectif.
   Sont visés à l'alinéa premier du présent point, les organismes de placement collectif qui fournissent aux investisseurs, à certaines dates prédéterminées, des rémunérations dont le calcul est fondé sur un algorithme et qui sont liées à la performance ou à l'évolution du prix d'actifs financiers, d'indices ou de portefeuilles de référence ou à la réalisation d'autres conditions concernant ces actifs financiers, indices ou portefeuilles de référence, ou des organismes de placement collectif ayant des caractéristiques similaires ;
   11° /2 modification non substantielle de la description d'un indice, à condition que cette modification soit exclusivement effectuée à l'occasion d'une actualisation de l'indice par le fournisseur de celui-ci et que l'OPCA et le fournisseur de l'indice ne fassent pas partie du même groupe économique;]2

  [3 11° /3 réduction ou prolongation de la période de souscription déjà en cours d'un compartiment commercialisé, étant entendu qu'il convient dans ce cas de publier un communiqué de presse afin de porter cette mise à jour des informations clés pour l'investisseur à la connaissance des investisseurs ;]3
  12° modification d'une donnée non essentielle, qui ne porte pas sur la nature de l'organisme de placement collectif et, le cas échéant, de ses compartiments ou sur leur politique de placement et qui relève de la catégorie des données dont la FSMA accepte qu'elles soient modifiées conformément au présent paragraphe.
  
Onderafdeling II. [1 - Publicitaire mededelingen die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging]1
Sous-section II. [1 - Communications publicitaires qui se rapportent à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif]1
Art.35. [1 De bepalingen van onderhavige onderafdeling betreffen de publicitaire mededelingen die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging, ongeacht het medium volgens het welke ze worden verspreid.]1
  
Art.35. [1 Les dispositions de la présente sous-section concernent les communications publicitaires qui se rapportent à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif, quel que soit leur moyen de diffusion.]1
  
Art.36. [1 Onverminderd de toepassing van andere bepalingen van de wet en van dit besluit, kunnen de volgende bijwerkingen aan publicitaire mededelingen die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging worden gepubliceerd zonder voorafgaande goedkeuring door de FSMA:
   1° wijziging van de naam, het adres, de nationaliteit en/of het logo van de beheervennootschap van de instelling voor collectieve belegging en/of de tussenpersonen en dienstverleners die bij de werking van de instelling voor collectieve belegging zijn betrokken;
   2° actualisering van de in de publicitaire mededelingen opgenomen cijfergegevens en/of samenstelling van de portefeuille op een bepaalde datum;
   3° aanpassing van verwijzingen naar de toepasselijke wetgeving;
   4° wijziging van het fiscaal regime toepasselijk op de deelnemers en/of de instelling voor collectieve belegging;
   5° wijziging van het adres van een internetsite of van een pagina van een internetsite waar aanvullende informatie en/of documenten te consulteren zijn;
   6° bijwerking van de informatie en/of de hyperlinks opgenomen met toepassing van artikel 4, lid 2, tweede en derde zin, en lid 3 van Verordening 2019/1156;
   7° actualisering van de in artikel 43 van dit besluit bedoelde informatie;
   8° wijziging van de frequentie van de uitvoering van aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming en berekening van de netto-inventariswaarde;
   9° wijziging van een niet wezenlijk gegeven, dat geen betrekking heeft op de aard van de instelling voor collectieve belegging en, in voorkomend geval, van haar compartimenten of hun beleggingsbeleid en dat behoort tot de categorie van gegevens waarvoor de FSMA aanvaardt dat zij overeenkomstig dit artikel worden gewijzigd.
   Een publicitaire mededeling die met toepassing van het eerste lid wordt bijgewerkt, moet vooraf aan de FSMA worden meegedeeld in de vorm waarin zij in het publiek zal worden verspreid. Bij de mededeling aan de FSMA wordt duidelijk vermeld dat de publicitaire mededeling wordt aangepast met toepassing van dit artikel.]1

  
Art.36. [1 Sans préjudice de l'application d'autres dispositions de la loi ou du présent arrêté, les mises à jour des communications publicitaires qui se rapportent à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif portant sur les points énumérés ci-dessous peuvent être publiées sans l'approbation préalable de la FSMA :
   1° modification de la dénomination, de l'adresse, de la nationalité et/ou du logo de la société de gestion de l'organisme de placement collectif et/ou des intermédiaires et prestataires de services qui interviennent dans le fonctionnement de l'organisme de placement collectif ;
   2° actualisation des données chiffrées figurant dans les communications publicitaires et/ou de la composition du portefeuille à une date donnée ;
   3° adaptation des références à la législation applicable ;
   4° modification du régime fiscal applicable aux participants et/ou à l'organisme de placement collectif ;
   5° modification de l'adresse d'un site internet ou d'une page d'un site internet où des informations et/ou documents complémentaires peuvent être consultés ;
   6° mise à jour des informations et/ou des hyperliens contenus en application de l'article 4, paragraphe 2, deuxième et troisième phrases, et paragraphe 3, du règlement 2019/1156 ;
   7° actualisation des informations visées à l'article 43 du présent arrêté ;
   8° modification de la fréquence d'exécution des demandes d'émission ou de rachat de parts et de calcul de la valeur nette d'inventaire ;
   9° modification d'une donnée non essentielle, qui ne porte pas sur la nature de l'organisme de placement collectif et, le cas échéant, de ses compartiments ou sur leur politique de placement et qui relève de la catégorie des données dont la FSMA accepte qu'elles soient modifiées conformément au présent article.
   Une communication publicitaire mise à jour en application du premier alinéa devra être notifiée au préalable à la FSMA dans la forme sous laquelle elle sera diffusée auprès du public. La notification à la FSMA mentionnera clairement que la communication publicitaire a été adaptée en application du présent article.]1

  
Art.37. [1 De goedkeuring door de FSMA van een publicitaire mededeling die betrekking heeft op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging houdt geenszins een beoordeling in van de opportuniteit van de inschrijving op de instelling voor collectieve belegging, noch van de kwaliteit van de instelling voor collectieve belegging en de eraan verbonden risico's. In de publicitaire medelingen mag geen gewag worden gemaakt van het optreden van de FSMA.]1
  
Art.37. [1 L'approbation par la FSMA d'une communication publicitaire qui se rapporte à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif ne comporte aucune appréciation de l'opportunité de souscrire des parts de l'organisme de placement collectif ni de la qualité de l'organisme de placement collectif et des risques qui y sont liés. Aucune mention de l'intervention de la FSMA ne peut être faite dans les communications publicitaires.]1
  
Art.38. [1 Als een compliancefunctie werd opgericht bij een instelling die een ontwerp van publicitaire mededeling opstelt die betrekking heeft op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging, dan wel ter goedkeuring voorlegt aan de FSMA, neemt deze de nodige maatregelen om te verzekeren dat het ontwerp voldoet aan de bepalingen van de wet en van dit besluit.
   De vertaling van de publicitaire mededelingen die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging, wordt gemaakt onder de verantwoordelijkheid van de personen op wier initiatief deze publicitaire mededelingen worden gepubliceerd.]1

  
Art.38. [1 Si une fonction de compliance a été créée au sein d'un établissement qui élabore un projet de communication publicitaire relative à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif ou le soumet à l'approbation de la FSMA, celle-ci prend les mesures nécessaires pour s'assurer que le projet répond aux dispositions de la loi et du présent arrêté.
   La traduction des communications publicitaires qui se rapportent à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif est effectuée sous la responsabilité des personnes à l'initiative desquelles ces communications publicitaires sont rendues publiques.]1

  
Art.39. [1 § 1. Publicitaire mededelingen die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van Verordening 2019/1156, zoals desgevallend verder toegelicht in de richtsnoeren bedoeld in artikel 4, lid 6 van deze verordening.
   § 2. Onverminderd de toepassing van paragraaf 1 moeten de publicitaire mededelingen die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging aan de volgende vereisten voldoen:
   1° de nadruk wordt niet gelegd op kenmerken die niet of weinig relevant zijn voor een goed begrip van de aard en de risico's van de instelling voor collectieve belegging;
   2° elke verwarring met reclame voor de beheervennootschap of de persoon die de instelling voor collectieve belegging commercialiseert of beheert of met reclame voor een financiële dienst in de zin van artikel 2, eerste lid, 40°, van de wet van 2 augustus 2002, is verboden;
   3° een publicitaire mededeling die gelijktijdig betrekking heeft op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging en andere types van financiële producten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 39°, van de wet van 2 augustus 2002, maakt vormelijk en inhoudelijk een duidelijk onderscheid tussen de informatie die betrekking heeft op de instelling voor collectieve belegging en de andere financiële producten.
   § 3. Onverminderd de toepassing van Verordening 2019/1156 bevatten publicitaire mededelingen die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging minstens de volgende informatie:
   1° de naam, de rechtsvorm en de nationaliteit van de instelling voor collectieve belegging;
   2° de naam en de nationaliteit van de eventuele beheervennootschap;
   3° een bondige aanduiding van het beleggingsbeleid;
   4° een beknopte aanduiding van de belangrijkste risico's en, als de instelling voor collectieve belegging rechtstreeks of onrechtstreeks wordt blootgesteld aan een mogelijk kredietrisico van meer dan 35% op één of meerdere specifieke entiteiten, worden de identiteit en de kredietwaardigheid van die entiteit(en) op prominente wijze vermeld;
   5° een overzicht van alle kosten en taksen ten laste van de niet-professionele cliënt;
   6° het vereiste aantal rechten van deelneming of het vereiste minimumbedrag bij de inschrijving, indien van toepassing;
   7° de datum van de vervaldag, indien de instelling voor collectieve belegging voor bepaalde duur is opgericht.
   § 4. In het geval van korte publicitaire mededelingen kunnen de gegevens bedoeld in paragraaf 3 worden weggelaten. Deze publicitaire mededelingen moeten zo neutraal mogelijk zijn.]1

  
Art.39. [1 § 1er. Les communications publicitaires qui se rapportent à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif sont rédigées conformément aux dispositions de l'article 4 du règlement 2019/1156, telles que précisées le cas échéant dans les orientations visées à l'article 4, paragraphe 6 dudit règlement.
   § 2. Sans préjudice de l'application du paragraphe 1er, les communications publicitaires qui se rapportent à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif doivent répondre aux exigences suivantes :
   1° elles ne mettent pas en exergue des caractéristiques non ou peu pertinentes pour bien comprendre la nature et les risques de l'organisme de placement collectif ;
   2° toute confusion avec de la publicité pour la société de gestion ou la personne qui commercialise ou gère l'organisme de placement collectif, ou avec une publicité faite pour un service financier au sens de l'article 2, alinéa 1er, 40°, de la loi du 2 août 2002, est interdite ;
   3° une communication publicitaire portant simultanément sur une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif et d'autres types de produits financiers visés à l'article 2, alinéa 1er, 39°, de la loi du 2 août 2002 opère, tant au niveau de la forme qu'au niveau du contenu, une distinction claire entre les informations relatives à l'organisme de placement collectif et celles concernant les autres produits financiers.
   § 3. Sans préjudice de l'application du Règlement 2019/1156, les communications publicitaires qui se rapportent à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif contiennent au moins les informations suivantes :
   1° la dénomination, la forme juridique et la nationalité de l'organisme de placement collectif ;
   2° la dénomination et la nationalité de l'éventuelle société de gestion ;
   3° une brève indication de la politique de placement ;
   4° une indication succincte des principaux risques et, si l'organisme de placement collectif est directement ou indirectement exposé à un risque de crédit potentiel de plus de 35% sur une ou plusieurs entités spécifiques, l'identité et la solvabilité de cette ou ces entités sont mentionnées de manière bien visible;
   5° un relevé de tous les frais et taxes mis à la charge du client de détail ;
   6° le cas échéant, le nombre requis de parts ou le montant minimum requis lors de la souscription ;
   7° la date d'échéance, si l'organisme de placement collectif est à durée déterminée.
   § 4. Les données visées au paragraphe 3 peuvent être omises dans le cas de communications publicitaires courtes. Ces communications publicitaires doivent être aussi neutres que possible.]1

  
Art.40. [1 § 1. Indien in een publicitaire mededeling die betrekking heeft op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging een beloning wordt vermeld die verkregen werd door de instelling voor collectieve belegging, bevat de publicitaire mededeling de volgende gegevens of verwijst de publicitaire mededeling naar een specifieke websitepagina die de volgende gegevens bevat :
   1° de naam van de instelling die aan de rangorde ten grondslag ligt;
   2° de schaal van de rangorde;
   3° de categorie van instellingen voor collectieve belegging die voor de beloning in aanmerking kwamen;
   4° het aantal instellingen voor collectieve belegging dat tot deze categorie behoort.
   Indien de beloning wordt uitgedrukt aan de hand van symbolen wordt de betekenis van deze symbolen in de publicitaire mededeling of op de voormelde websitepagina uitgelegd.
   § 2. Indien een publicitaire mededeling die betrekking heeft op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging een rating vermeldt, bevat zij de ratingschaal en de betekenis van deze rating of verwijst zij naar een specifieke websitepagina die de ratingschaal en de betekenis van deze rating bevat.
   § 3. Indien een publicitaire mededeling die betrekking heeft op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging een label vermeldt, bevat zij de betekenis van dat label of verwijst zij naar een specifieke websitepagina die de betekenis van dat label bevat.
   § 4. De beloning, de rating of het label mag niet het meest opvallende kenmerk van de publicitaire mededeling zijn.]1

  
Art.40. [1 § 1er. S'il est fait mention, dans une communication publicitaire qui se rapporte à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif, d'une récompense obtenue par cet organisme de placement collectif, la communication publicitaire comporte les données suivantes ou contient une référence à la page spécifique d'un site internet reprenant les données suivantes :
   1° le nom de l'institution à l'origine du classement ;
   2° l'échelle du classement ;
   3° la catégorie dans laquelle l'organisme de placement collectif entrait en ligne de compte pour la récompense;
   4° le nombre d'organismes de placement collectif appartenant à cette catégorie.
   Si la récompense est représentée par des symboles, la signification de ces symboles est expliquée dans la communication publicitaire ou sur la page du site internet précité.
   § 2. S'il est fait mention d'une notation dans une communication publicitaire qui se rapporte à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif, cette communication publicitaire indique l'échelle de notation ainsi que la signification de cette notation ou contient une référence à la page spécifique d'un site internet mentionnant l'échelle de notation ainsi que la signification de cette notation.
   § 3. S'il est fait mention d'un label dans une communication publicitaire qui se rapporte à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif, cette communication publicitaire indique la signification de ce label ou contient une référence à la page spécifique d'un site internet mentionnant la signification de ce label.
   § 4. La récompense, la notation ou le label ne peuvent constituer l'élément le plus marquant de la communication publicitaire.]1

  
Art.41. [1 Wanneer instellingen voor collectieve belegging in publicitaire mededelingen die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging onderling of met andere financiële producten worden vergeleken, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:
   1° de vergelijking is zinvol en wordt op correcte en evenwichtige wijze voorgesteld;
   2° de voor de vergelijking gebruikte informatiebronnen worden vermeld;
   3° de voornaamste voor de vergelijking gebruikte feiten en hypothesen worden vermeld.]1

  
Art.41. [1 Les conditions suivantes doivent être remplies lorsque des organismes de placement collectif sont comparés entre eux ou avec d'autres produits financiers dans des communications publicitaires qui se rapportent à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif :
   1° la comparaison est pertinente et présentée de manière correcte et équilibrée ;
   2° les sources d'information utilisées pour cette comparaison sont précisées ;
   3° les principaux faits et hypothèses utilisés pour la comparaison sont mentionnés.]1

  
Art.42. [1 In de publicitaire mededelingen die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 138, moet het bedrag per recht van deelneming waarop de garantie of de kapitaalbescherming betrekking heeft, worden vermeld. Bovendien moet worden verduidelijkt dat dit bedrag de provisies en kosten niet dekt die bij de inschrijving en de inkoop verschuldigd zijn.
   In geval van een kapitaalgarantie op vervaldag worden de identiteit en de kredietwaardigheid van diegene die de waarborg verleent, vermeld.
   In geval van een kapitaalbescherming op vervaldag wordt melding gemaakt van het feit dat geen formele waarborg is verleend aan de deelnemers of aan de instelling voor collectieve belegging.]1

  
Art.42. [1 Dans les communications publicitaires qui se rapportent à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif visé à l'article 138, le montant par part sur lequel porte la garantie ou la protection doit être mentionné. Il doit en outre être précisé que ce montant ne couvre pas les commissions et frais dus à l'occasion de la souscription et du rachat.
   Dans le cas d'une garantie du capital à l'échéance, l'identité et la solvabilité du garant sont mentionnées.
   Dans le cas d'une protection du capital à l'échéance, il est fait mention qu'aucune garantie formelle n'est octroyée aux participants ou à l'organisme de placement collectif.]1

  
Art.43. [1 Elke publicitaire mededeling die betrekking heeft op een instelling voor collectieve belegging gedefinieerd in het tweede lid van dit artikel herneemt de scenario's opgenomen in het essentiële-informatiedocument, of verwijst hiernaar. De scenario's of de verwijzing hiernaar kunnen echter worden weggelaten uit de publicitaire mededeling als het technisch gezien niet mogelijk is om ze te vermelden omwille van het reclamemedium of de vorm van de publicitaire mededeling.
   Het eerste lid is van toepassing op de instellingen voor collectieve belegging die de beleggers op bepaalde vooraf bepaalde data op een algoritme gebaseerde volledige terugbetalingen verstrekken die verband houden met de resultaten van financiële activa, indexen of referentieportefeuilles of met de totstandkoming van prijswijzigingen of andere voorwaarden met betrekking tot die financiële activa, indexen of referentieportefeuilles, dan wel instellingen voor collectieve belegging met vergelijkbare kenmerken.]1

  
Art.43. [1 Toute communication publicitaire relative à un organisme de placement collectif défini à l'alinéa 2 du présent article mentionne les scénarios figurant dans le document d'informations clés ou y renvoie. Les scénarios ou le renvoi à ceux-ci peuvent être omis de la communication publicitaire s'il est techniquement impossible de les y mentionner compte tenu du support ou de la forme de la communication publicitaire.
   Sont visés à l'alinéa premier, les organismes de placement collectif qui fournissent aux investisseurs, à certaines dates prédéterminées, des rémunérations dont le calcul est fondé sur un algorithme et qui sont liées à la performance ou à l'évolution du prix d'actifs financiers, d'indices ou de portefeuilles de référence ou à la réalisation d'autres conditions concernant ces actifs financiers, indices ou portefeuilles de référence, ou des organismes de placement collectif ayant des caractéristiques similaires.]1

  
Art.44. In de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging bedoeld bij artikel 138, moet het bedrag per recht van deelneming waarop de garantie of kapitaalbescherming betrekking heeft, worden vermeld. Bovendien moet er worden verduidelijkt dat dit bedrag de provisies en kosten niet dekt die bij de inschrijving en de inkoop betaald worden of verschuldigd zijn.
  In geval van een kapitaalgarantie op vervaldag wordt de identiteit en kredietwaardigheid van diegene die de waarborg verleent, vermeld.
  In geval van een kapitaalbescherming op vervaldag wordt melding gemaakt van het feit dat er geen formele waarborg is verleend aan de deelnemers of aan de instelling voor collectieve belegging.
Art.44. Dans les avis, publicités et autres documents qui se rapportent à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif visé à l'article 138, le montant par part sur lequel porte la garantie ou la protection doit être mentionné. Il doit en outre être précisé que ce montant ne couvre pas les commissions et frais dus à l'occasion de la souscription et du rachat.
  Dans le cas d'une garantie du capital à l'échéance, l'identité et la solvabilité du garant est mentionnée.
  Dans le cas d'une protection du capital à l'échéance, il est fait mention qu'aucune garantie formelle n'est octroyée aux participants ou à l'organisme de placement collectif.
Art.46. De berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging gedefinieerd in het tweede lid van dit artikel, verwijzen naar de essentiële beleggersinformatie waarin, op basis van ten minste drie passende hypotheses, een indicatie wordt gegeven van de impact van de evolutie van de waarde van de onderliggende activa van het instrument waarmee de instelling voor collectieve belegging een bepaald rendement beoogt te verwezenlijken op de vervaldag.
  Het eerste lid is van toepassing op de instellingen voor collectieve belegging die de beleggers op bepaalde vooraf bepaalde data op een algoritme gebaseerde volledige terugbetalingen verstrekken die verband houden met de resultaten van financiële activa, indexen of referentieportefeuilles of met de totstandkoming van prijswijzigingen of andere voorwaarden met betrekking tot die financiële activa, indexen of referentieportefeuilles, dan wel instellingen voor collectieve belegging met vergelijkbare kenmerken
Art.46. Les avis, publicités et autres documents qui se rapportent à une offre publique de parts d'organismes de placement collectif définis à l'alinéa 2 du présent article, se réfèrent aux informations clés pour l'investisseur qui reprennent une indication, sur la base d'au moins trois hypothèses pertinentes, de l'impact de l'évolution de la valeur des actifs sous-jacents de l'instrument au moyen duquel l'organisme de placement collectif vise à obtenir un certain rendement à l'échéance.
  Sont visés à l'alinéa premier, les organismes de placement collectif qui fournissent aux investisseurs, à certaines dates prédéterminées, des rémunérations dont le calcul est fondé sur un algorithme et qui sont liées à la performance ou à l'évolution du prix d'actifs financiers, d'indices ou de portefeuilles de référence ou à la réalisation d'autres conditions concernant ces actifs financiers, indices ou portefeuilles de référence, ou des organismes de placement collectif ayant des caractéristiques similaires.
HOOFDSTUK II. - Bedrijfsuitoefening
CHAPITRE II. - Exercice de l'activité
Afdeling I. - Beleggingsbeleid
Section Ire. - Politique de placement
Onderafdeling I. - Algemeen
Sous-section Ire. - Généralités
Art.47. Wanneer een instelling voor collectieve belegging verschillende compartimenten heeft, gelden de bepalingen van deze afdeling alsmede de artikelen 138 en 139 voor ieder van deze compartimenten behoudens andersluidende precisering.
Art.47. Lorsqu'un organisme de placement collectif a plusieurs compartiments, les dispositions de la présente Section, ainsi que les articles 138 et 139, s'appliquent, sauf mention contraire, à chacun de ces compartiments.
Art.48. De beleggingen van een instelling voor collectieve belegging dienen te stroken met haar doel en haar beleggingsbeleid, zoals uiteengezet in het prospectus en de essentiële beleggersinformatie.
Art.48. Les placements d'un organisme de placement collectif doivent coïncider avec son objet et sa politique de placement, tels qu'exposés dans le prospectus et dans les informations clés pour l'investisseur.
Art.49. § 1. Wanneer een effect of een geldmarktinstrument een derivaat omvat, dient dit derivaat te voldoen aan de bepalingen van artikel 52, § 1, 8° [1 ...]1.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt de verwijzing naar een effect dat een derivaat omvat verstaan als een verwijzing naar een financieel instrument dat voldoet aan de criteria van artikel 53, § 1 [1 ...]1 en dat een component omvat, die voldoet aan de volgende criteria :
  1° op grond van de betrokken component kunnen sommige of alle kasstromen die anders uit hoofde van het als basiscontract fungerende effect vereist zouden zijn, worden gewijzigd volgens een gespecificeerde rentevoet, prijs van een financieel instrument, wisselkoers, koers- of prijsindex, kredietrating, kredietindex of andere variabele, en bijgevolg op eenzelfde wijze variëren als een losstaand derivaat;
  2° de economische kenmerken en risico's van de component houden geen nauw verband met de economische kenmerken en risico's van het basiscontract;
  3° de component heeft een significant effect op het risicoprofiel en de prijsvorming van het effect.
  § 3. Voor de toepassing van § 1, wordt de verwijzing naar een geldmarktinstrument dat een derivaat omvat verstaan als een verwijzing naar een geldmarktinstrument dat voldoet aan één van de criteria van artikel 54, § 1 [1 ...]1 en aan alle criteria van artikel 54, §§ 2 en 3 [1 ...]1 en dat een component bevat die voldoet aan de criteria van § 2.
  § 4. Een effect of een geldmarktinstrument wordt niet geacht een derivaat te omvatten wanneer het een component bevat die onafhankelijk van het effect of het geldmarktinstrument contractueel overdraagbaar is. Een dergelijke component wordt als een afzonderlijk financieel instrument beschouwd.
  
Art.49. § 1er. Lorsqu'une valeur mobilière ou un instrument du marché monétaire comporte un instrument dérivé, cet instrument dérivé doit satisfaire aux dispositions de l'article 52, § 1er, 8°[1 ...]1.
  § 2. Pour l'application du § 1er, la référence à une valeur mobilière qui comporte un instrument dérivé s'entend comme une référence à un instrument financier qui remplit les critères énoncés à l'article 53, § 1er [1 ...]1 et qui comporte une composante satisfaisant aux critères suivants :
  1° du fait de sa présence, tout ou partie des flux de trésorerie qu'exigerait autrement la valeur mobilière servant de contrat hôte, peuvent être modifiés en fonction d'un taux d'intérêt, du prix d'un instrument financier, d'un taux de change, d'un indice de prix ou de taux, d'une notation ou d'un indice de crédit, ou d'une autre variable déterminée, et varient en conséquence d'une manière similaire à un dérivé autonome;
  2° ses caractéristiques économiques et les risques qu'elle comporte ne sont pas étroitement liés aux caractéristiques économiques du contrat hôte, ni aux risques qu'il comporte;
  3° elle a une incidence notable sur le profil de risque et la valorisation de la valeur mobilière.
  § 3. Pour l'application du § 1er, la référence à un instrument du marché monétaire qui comporte un instrument dérivé s'entend comme une référence à un instrument du marché monétaire qui remplit l'un des critères énoncés à l'article 54, § 1er [1 ...]1 et tous les critères énoncés à l'article 54, § § 2 et 3 [1 ...]1 et qui comporte une composante satisfaisant aux critères énoncés au § 2.
  § 4. Une valeur mobilière ou un instrument du marché monétaire n'est pas réputé comporter un instrument dérivé lorsqu'il comporte une composante qui est contractuellement négociable indépendamment de la valeur mobilière ou de l'instrument du marché monétaire. Une telle composante est réputée constituer un instrument financier distinct.
  
Art.50. [1 Een instelling voor collectieve belegging mag geen edele metalen of certificaten die deze vertegenwoordigen, verwerven.]1
  
Art.50. [1 Un organisme de placement collectif ne peut acquérir des métaux précieux ou des certificats représentatifs de ceux-ci.]1
  
Onderafdeling II. - Instellingen voor collectieve belegging die beantwoorden aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG
Sous-section II. - Organismes de placement collectif répondant aux conditions prévues par la Directive 2009/65/CE
Art.51. [1 ...]1.
  De in artikel 3, 26° van de wet bedoelde feeders zijn enkel onderworpen aan de bepalingen van deze Onderafdeling voor zover de bepalingen van Afdeling II hierin voorzien.
  
Art.51. [1 ...]1.
  Les feeders visés à l'article 3, 26° de la loi ne sont soumis aux dispositions de la présente Sous-section que dans la mesure prévue par les dispositions de la Section II.
  
Art.52. § 1. De beleggingen van een instelling voor collectieve belegging bestaan uitsluitend uit de volgende effecten en liquide financiële activa :
  1° effecten en geldmarktinstrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, 5° of 6°, van de wet van 2 augustus 2002;
  2° effecten en geldmarktinstrumenten die worden verhandeld op een andere secundaire markt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, mits deze markt gereglementeerd, regelmatig functionerend, erkend en open is en mits de keuze van deze markt voorkomt in het beheerreglement of de statuten van de instelling voor collectieve belegging;
  3° effecten en geldmarktinstrumenten die worden verhandeld
  a) hetzij op een markt van een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte en die met betrekking tot deze markt gelijkwaardige bepalingen toepast als deze die zijn vastgesteld in Richtlijn 2001/34/EG en mits de keuze van deze markt voorkomt in het beheerreglement of de statuten van de instelling voor collectieve belegging;
  b) hetzij op een andere secundaire markt van een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte, mits deze markt gereglementeerd, regelmatig functionerend, erkend en open is en mits de keuze van deze markt voorkomt in het beheerreglement of de statuten van de instelling voor collectieve belegging;
  4° nieuw uitgegeven effecten, onder voorbehoud dat :
  a) de emissievoorwaarden de verplichting inhouden dat toelating wordt aangevraagd tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, 5° of 6°, van de wet van 2 augustus 2002, een markt van een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte en die met betrekking tot deze markt gelijkwaardige bepalingen toepast als deze die zijn vastgesteld in Richtlijn 2001/34/EG of een andere secundaire markt, die gereglementeerd, regelmatig functionerend, erkend en open is, mits de keuze van deze markten voorkomt in het beheerreglement of de statuten van de instelling voor collectieve belegging;
  b) de toelating uiterlijk binnen een jaar na de uitgifte wordt verkregen;
  5° rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die beantwoorden aan Richtlijn 2009/65/EG, mits deze instellingen voor collectieve belegging, volgens hun beheerreglement of statuten, maximaal 10 % van hun activa mogen beleggen in rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging;
  6° rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging, die niet beantwoorden aan Richtlijn 2009/65/EG, ongeacht of die al dan niet in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, mits :
  a) deze instellingen voor collectieve belegging uitsluitend de collectieve belegging van uit het publiek aangetrokken financieringsmiddelen in effecten of in andere in dit artikel bedoelde liquide financiële activa, met toepassing van het beginsel van risicospreiding, als doel hebben;
  b) de rechten van deelneming in deze instellingen voor collectieve belegging op verzoek van de houders ten laste van de activa van deze instellingen voor collectieve belegging direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald. Met dergelijke inkopen of terugbetalingen wordt ieder handelen van de instelling voor collectieve belegging om te voorkomen dat de waarde van haar rechten van deelneming ter beurze aanzienlijk afwijkt van de intrinsieke waarde, gelijkgesteld;
  c) deze instellingen voor collectieve belegging zijn toegelaten overeenkomstig wetten waardoor zij worden onderworpen aan toezicht dat, naar het oordeel van de FSMA, gelijkwaardig is aan het toezicht waarin het Gemeenschapsrecht voorziet, en mits de samenwerking tussen de autoriteiten genoegzaam is gewaarborgd;
  d) het niveau van bescherming van de deelnemers in deze instellingen voor collectieve belegging gelijkwaardig is aan dat van deelnemers in een instelling voor collectieve belegging die beantwoordt aan Richtlijn 2009/65/EG. In het bijzonder zijn de regels inzake scheiding van de activa, opnemen en verstrekken van leningen en verkopen van effecten en geldmarktinstrumenten vanuit een ongedekte positie gelijkwaardig aan de voorschriften van Richtlijn 2009/65/EG;
  e) over de activiteiten van deze instellingen voor collectieve belegging halfjaarlijks en jaarlijks wordt gerapporteerd, zodat een evaluatie kan worden gemaakt van activa en passiva, inkomsten en bedrijfsvoering tijdens de verslagperiode;
  f) deze instellingen voor collectieve belegging volgens hun beheerreglement of statuten in totaal maximaal 10 % van hun eigen activa mogen beleggen in rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging;
  7° deposito's bij kredietinstellingen die onmiddellijk opeisbaar zijn of kunnen worden opgevraagd, en die binnen een periode van ten hoogste twaalf maanden vervallen, mits :
  a) de statutaire zetel van de kredietinstelling in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd is; of,
  b) indien de statutaire zetel van de kredietinstelling niet in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen is, deze instelling onderworpen is aan prudentiële voorschriften die naar het oordeel van de FSMA gelijkwaardig zijn aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld;
  8° financiële derivaten, met inbegrip van gelijkwaardige instrumenten die aanleiding geven tot afwikkeling in contanten, die op een onder 1°, 2°, of 3°, bedoelde markt worden verhandeld of OTC-derivaten, mits :
  a) de onderliggende waarden ervan bestaan uit een of meer van de volgende elementen :
  (i) de in deze paragraaf opgesomde activa, met inbegrip van de financiële instrumenten die een of meer kenmerken van deze activa bezitten;
  (ii) rentetarieven;
  (iii) wisselkoeren of valuta's;
  (iv) financiële indexen;
  b) de wederpartijen bij transacties in OTC-derivaten instellingen zijn die aan prudentieel toezicht zijn onderworpen en behoren tot één van de volgende categorieën :
  (i) kredietinstellingen waarvan de statutaire zetel in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd is; of,
  (ii) beursvennootschappen bedoeld in boek II, titel II, van de wet van 6 april 1995; of,
  (iii) beleggingsondernemingen waarvan de statutaire zetel in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd is; of,
  (iv) kredietinstellingen waarvan de statutaire zetel niet in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen is, voor zover deze instellingen onderworpen zijn aan prudentiële voorschriften die naar het oordeel van de FSMA gelijkwaardig zijn aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld; of,
  (v) ondernemingen waarvan de statutaire zetel niet in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen is, voor zover deze ondernemingen onderworpen zijn aan prudentiële voorschriften die naar het oordeel van de FSMA gelijkwaardig zijn aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld voor beleggingsondernemingen;
  c) de OTC-derivaten onderworpen zijn aan een betrouwbare en verifieerbare dagelijkse waardering en te allen tijde tegen hun reële waarde op initiatief van de instelling voor collectieve belegging kunnen worden verkocht, te gelde gemaakt of afgesloten door een compenserende transactie;
  9° geldmarktinstrumenten, die niet op een markt bedoeld in 1°, 2° of 3°, worden verhandeld, op voorwaarde dat :
  a) de emissie of de emittent van deze instrumenten zelf aan regelgeving is onderworpen met het oog op de bescherming van beleggers en spaargelden; en
  b) deze instrumenten
  (i) worden uitgegeven of gegarandeerd door een centrale, regionale of plaatselijke overheid, de centrale bank van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, de Europese Centrale Bank, de Europese Unie of de Europese Investeringsbank, een staat die geen lidstaat van de Europese Economische Ruimte is of, bij een federale staat, door een van de deelstaten van de federatie, dan wel door een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lidstaten van de Europese Economische Ruimte deelnemen; of
  (ii) worden uitgegeven door ondernemingen waarvan effecten worden verhandeld op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, 5° of 6°, van de wet van 2 augustus 2002 of een markt van een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte en die met betrekking tot deze markt gelijkwaardige bepalingen toepast als deze die zijn vastgesteld in Richtlijn 2001/34/EG; of
  (iii) worden uitgegeven of gegarandeerd door een instelling die aan prudentieel toezicht is onderworpen volgens criteria die door het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld, of door een instelling die onderworpen is en voldoet aan prudentiële voorschriften die naar het oordeel van de FSMA ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld;
  (iv) worden uitgegeven door andere instellingen die behoren tot de categorieën die door de FSMA zijn goedgekeurd, mits voor de beleggingen in die instrumenten een gelijkwaardige bescherming van de belegger geldt als is vastgelegd in (i), (ii) en (iii) en mits de uitgevende instelling een onderneming is waarvan het kapitaal en de reserves ten minste 10 miljoen EUR bedragen en die haar jaarrekeningen presenteert en publiceert overeenkomstig Richtlijn 78/660/EEG, een lichaam is dat binnen een groep ondernemingen waartoe een of meer ter beurze genoteerde ondernemingen behoren, specifiek gericht is op de financiering van de groep, of een lichaam is specifiek gericht op de financiering van effectiseringsinstrumenten waarvoor een bankliquiditeitenlijn bestaat.
  § 2. Niettemin mag een instelling voor collectieve belegging ten hoogste 10 % van haar activa beleggen in andere effecten en geldmarktinstrumenten dan de in § 1 bedoelde effecten of geldmarktinstrumenten.
  § 3. Een instelling voor collectieve belegging mag accessoir liquide middelen houden.
  § 4. Een beleggingsvennootschap mag steeds alle roerende en onroerende goederen verwerven die rechtsreeks noodzakelijk zijn voor haar bedrijfsuitoefening.
  Wanneer de beleggingsvennootschap een vastgoed bezit of verwerft, moet het overeenstemmende gedeelte van het kapitaal steeds worden gehouden door haar oprichters of de door hen aangewezen personen.
Art.52. § 1er. Les placements d'un organisme de placement collectif sont constitués exclusivement des valeurs mobilières et des actifs financiers liquides suivants :
  1° valeurs mobilières et instruments du marché monétaire admis aux négociations sur un marché réglementé au sens de l'article 2, 3°, 5° ou 6°, de la loi du 2 août 2002;
  2° valeurs mobilières et instruments du marché monétaire négociés sur un autre marché secondaire d'un Etat membre de l'Espace économique européen, pour autant que ce marché soit réglementé, en fonctionnement régulier, reconnu et ouvert au public, et que le choix de ce marché soit prévu par le règlement de gestion ou les statuts de l'organisme de placement collectif;
  3° valeurs mobilières et instruments du marché monétaire négociés
  a) soit sur un marché d'un Etat non membre de l'Espace économique européen qui applique à ce marché des dispositions équivalentes à celles prévues par la Directive 2001/34/CE, pour autant que le choix de ce marché soit prévu par le règlement de gestion ou les statuts de l'organisme de placement collectif;
  b) soit sur un autre marché secondaire d'un Etat non membre de l'Espace économique européen, pour autant que ce marché soit réglementé, en fonctionnement régulier, reconnu et ouvert au public, et que le choix de ce marché soit prévu par le règlement de gestion ou les statuts de l'organisme de placement collectif;
  4° valeurs mobilières nouvellement émises, sous réserve que :
  a) les conditions d'émission comportent l'engagement que la demande d'admission aux négociations sur un marché réglementé au sens de l'article 2, 3°, 5° ou 6°, de la loi du 2 août 2002, sur un marché d'un Etat non membre de l'Espace économique européen qui applique à ce marché des dispositions équivalentes à celles prévues par la Directive 2001/34/CE ou sur un autre marché secondaire, réglementé, en fonctionnement régulier, reconnu et ouvert au public, soit introduite, et pour autant que le choix de ces marchés soit prévu par le règlement de gestion ou les statuts de l'organisme de placement collectif;
  b) l'admission soit obtenue au plus tard avant la fin de la période d'un an depuis l'émission;
  5° parts d'organismes de placement collectif répondant aux conditions prévues par la Directive 2009/65/CE, à condition que ces organismes de placement collectif, conformément à leur règlement de gestion ou à leurs statuts, ne placent pas plus de 10 % de leurs actifs dans des parts d'autres organismes de placement collectif;
  6° parts d'organismes de placement collectif ne répondant pas aux conditions prévues par la Directive 2009/65/CE, qu'ils se situent ou non dans un Etat membre de l'Espace économique européen, à condition que :
  a) ces organismes de placement collectif aient pour objet exclusif le placement collectif en valeurs mobilières ou dans d'autres actifs financiers liquides, visés au présent article, de moyens financiers recueillis auprès du public, et qu'ils fonctionnent selon le principe de la répartition des risques;
  b) les parts de ces organismes de placement collectif soient, à la demande des porteurs, rachetées ou remboursées, directement ou indirectement, à charge des actifs de ces organismes de placement collectif. Est assimilé à de tels rachats ou remboursements le fait pour un organisme de placement collectif d'agir afin que la valeur de ses parts en bourse ne s'écarte pas sensiblement de leur valeur nette d'inventaire;
  c) ces organismes de placement collectif soient agréés conformément à une législation prévoyant que ces organismes sont soumis à une surveillance que la FSMA considère comme équivalente à celle prévue par la législation communautaire et que la coopération entre les autorités soit suffisamment garantie;
  d) le niveau de la protection garantie aux détenteurs de parts de ces organismes de placement collectif soit équivalent à celui prévu pour les détenteurs de parts d'un organisme de placement collectif qui répond aux conditions prévues par la Directive 2009/65/CE et, en particulier, que les règles relatives à la division des actifs, aux emprunts, aux prêts, aux ventes à découvert de valeurs mobilières et d'instruments du marché monétaire soient équivalentes aux exigences de la Directive 2009/65/CE;
  e) les activités de ces organismes de placement collectif fassent l'objet de rapports semestriels et annuels permettant une évaluation de l'actif et du passif, des bénéfices et des opérations de la période considérée;
  f) ces organismes de placement collectif, conformément à leur règlement de gestion ou à leurs statuts, ne placent pas, au total, plus de 10 % de leurs actifs dans des parts d'autres organismes de placement collectif;
  7° dépôts auprès d'un établissement de crédit, remboursables sur demande ou pouvant être retirés et ayant une échéance inférieure ou égale à douze mois, à condition que :
  a) l'établissement de crédit ait son siège statutaire dans un Etat membre de l'Espace économique européen; ou,
  b) si le siège statutaire de l'établissement de crédit n'est pas situé dans un Etat membre de l'Espace économique européen, cet établissement soit soumis à des règles prudentielles considérées par la FSMA comme équivalentes à celles prévues par la législation communautaire;
  8° instruments financiers dérivés, y compris les instruments assimilables donnant lieu à un règlement en espèces, qui sont négociés sur un marché visé aux points 1°, 2° ou 3°, ou instruments dérivés de gré à gré, à condition que :
  a) le sous-jacent est constitué de l'un ou de plusieurs des éléments suivants :
  (i) actifs visés au présent paragraphe, y compris les instruments financiers présentant une ou plusieurs caractéristiques de ces actifs;
  (ii) taux d'intérêt;
  (iii) taux de change ou devises;
  (iv) indices financiers;
  b) les contreparties aux transactions sur instruments dérivés de gré à gré soient des établissements soumis à une surveillance prudentielle et relèvent d'une des catégories suivantes :
  (i) établissements de crédit dont le siège statutaire est établi dans un Etat membre de l'Espace économique européen; ou,
  (ii) sociétés de bourse visées au livre II, titre II, de la loi du 6 avril 1995; ou,
  (iii) entreprises d'investissement dont le siège statutaire est établi dans un Etat membre de l'Espace économique européen; ou,
  (iv) établissements de crédit dont le siège statutaire n'est pas situé dans un Etat membre de l'Espace économique européen, pour autant que ces établissements soient soumis à des règles prudentielles considérées par la FSMA comme équivalentes à celles prévues par la législation communautaire; ou,
  (v) entreprises dont le siège statutaire n'est pas situé dans un Etat membre de l'Espace économique européen, pour autant que ces entreprises soient soumises à des règles prudentielles considérées par la FSMA comme équivalentes à celles prévues par la législation communautaire pour les entreprises d'investissement;
  c) les instruments dérivés de gré à gré fassent l'objet d'une évaluation fiable et vérifiable sur une base journalière et puissent, à l'initiative de l'organisme de placement collectif, être vendus, liquidés ou clôturés par une transaction symétrique, à tout moment et à leur juste valeur;
  9° instruments du marché monétaire autres que ceux négociés sur un marché visé aux points 1°, 2° ou 3°, à condition que :
  a) l'émission ou l'émetteur de ces instruments soient eux-mêmes soumis à une réglementation visant à protéger les investisseurs et l'épargne; et que
  b) ces instruments soient :
  (i) émis ou garantis par une administration centrale, régionale ou locale ou une banque centrale d'un Etat membre de l'Espace économique européen, par la Banque centrale européenne, par l'Union européenne ou par la Banque européenne d'investissement, par un Etat non membre de l'Espace économique européen ou, dans le cas d'un Etat fédéral, par un des membres composant la fédération, ou par un organisme international à caractère public dont font partie un ou plusieurs Etats membres de l'Espace économique européen; ou
  (ii) émis par une entreprise dont des titres sont négociés sur un marché réglementé au sens de l'article 2, 3°, 5° ou 6°, de la loi du 2 août 2002 ou sur un marché d'un Etat non membre de l'Espace économique européen qui applique à ce marché des dispositions équivalentes à celles prévues par la Directive 2001/34/CE; ou
  (iii) émis ou garantis par un établissement soumis à une surveillance prudentielle selon les critères définis par le droit communautaire, ou par un établissement qui est soumis et qui se conforme à des règles prudentielles considérées par la FSMA comme au moins aussi strictes que celles prévues par la législation communautaire;
  (iv) émis par d'autres entités appartenant aux catégories approuvées par la FSMA, pour autant que les investissements dans ces instruments soient soumis à des règles de protection des investisseurs qui soient équivalentes à celles prévues aux points (i), (ii) et (iii) et que l'émetteur soit une société dont le capital et les réserves s'élèvent au moins à 10 millions d'euros et qui présente et publie ses comptes annuels conformément à la directive 78/660/CEE, soit une entité qui, au sein d'un groupe de sociétés incluant une ou plusieurs sociétés cotées, se consacre au financement du groupe ou soit une entité qui se consacre au financement de véhicules de titrisation bénéficiant d'une ligne de financement bancaire.
  § 2. Toutefois, un organisme de placement collectif peut placer ses actifs à concurrence de 10 % maximum dans des valeurs mobilières et instruments du marché monétaire autres que ceux visés au § 1er.
  § 3. Un organisme de placement collectif peut détenir, à titre accessoire, des liquidités.
  § 4. Une société d'investissement peut toujours acquérir les biens meubles et immeubles indispensables à l'exercice direct de son activité.
  Si la société d'investissement détient ou acquiert un immeuble, la part correspondante du capital doit être en permanence détenue par ses fondateurs ou les personnes désignées par ceux-ci.
Art.53. § 1. De effecten bedoeld in artikel 52 voldoen aan de volgende criteria :
  1° het potentiële verlies dat de instelling voor collectieve belegging als gevolg van het aanhouden van deze effecten kan lijden, is beperkt tot het bedrag dat ervoor is betaald;
  2° de liquiditeit van de effecten doet geen afbreuk aan het vermogen van de instelling voor collectieve belegging om haar rechten van deelneming overeenkomstig Afdeling IV in te kopen;
  3° betrouwbare waarderingen zijn voor deze effecten op de volgende wijze beschikbaar :
  a) in het geval van de in artikel 52, § 1, 1° tot 4°, bedoelde effecten die zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, in de vorm van accurate, betrouwbare en regelmatig bekendgemaakte prijzen die ofwel marktprijzen zijn, ofwel prijzen die beschikbaar worden gesteld door waarderingssystemen die onafhankelijk van de uitgevende instelling zijn;
  b) in het geval van de in artikel 52, § 2, bedoelde andere effecten, in de vorm van een periodieke waardering die wordt afgeleid uit de gegevens van de uitgevende instelling van het effect of uit vakkundig onderzoek op beleggingsgebied;
  4° adequate informatie is voor deze instrumenten op de volgende wijze beschikbaar :
  a) in het geval van de in artikel 52, § 1, 1° tot 4°, bedoelde effecten die zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, door middel van een regelmatige, accurate en uitgebreide informatieverstrekking aan de markt over het effect of, in voorkomend geval, over de portefeuille van het effect;
  b) in het geval van de in artikel 52, § 2, bedoelde andere effecten, door middel van een regelmatige en accurate informatieverstrekking aan de instelling voor collectieve belegging over het effect of, in voorkomend geval, over de portefeuille van het effect;
  5° zij zijn verhandelbaar;
  6° de verwerving ervan strookt met de beleggingsdoelstellingen of het beleggingsbeleid, of met beide, van de instelling voor collectieve belegging;
  7° met de eraan verbonden risico's wordt afdoende rekening gehouden in het kader van het risicobeheerproces van de instelling voor collectieve belegging.
  Voor de toepassing van de punten 2° en 5° van het eerste lid en tenzij de instelling voor collectieve belegging over informatie beschikt die tot een andere kwalificatie leidt, worden financiële instrumenten die overeenkomstig artikel 52, § 1, 1° tot 3°, zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, geacht geen afbreuk te doen aan het vermogen van de instelling voor collectieve belegging om haar rechten van deelneming overeenkomstig Afdeling IV in te kopen en worden zij geacht verhandelbaar te zijn.
  § 2. De in artikel 52 bedoelde effecten omvatten :
  1° rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met vast aantal rechten van deelneming, die voldoen aan de volgende criteria :
  a) zij voldoen aan paragraaf 1;
  b) de uitgevende instelling voor collectieve belegging is onderworpen aan op vennootschappen toepasselijke mechanismen van corporate governance of aan gelijkwaardige mechanismen;
  c) ingeval een andere entiteit namens de beleggingsvennootschap of trust met vast aantal rechten van deelneming het vermogensbeheer uitoefent, is deze entiteit aan nationale regelgeving ter bescherming van de belegger onderworpen;
  d) in geval van een beleggingsfonds, wordt dit fonds beheerd door een entiteit die aan nationale regelgeving ter bescherming van de belegger is onderworpen;
  2° financiële instrumenten die voldoen aan de volgende criteria :
  a) zij voldoen aan § 1;
  b) zij worden gedekt door of zijn gekoppeld aan het rendement van andere activa die kunnen verschillen van die welke in artikel 52, § 1, worden bedoeld.
Art.53. § 1er. Les valeurs mobilières visées à l'article 52 remplissent les critères suivants :
  1° la perte potentielle à laquelle leur détention expose l'organisme de placement collectif est limitée au montant qu'il a versé pour les acquérir;
  2° leur liquidité ne compromet pas la capacité de l'organisme de placement collectif à racheter ses parts conformément aux dispositions de la Section IV;
  3° une évaluation fiable les concernant est disponible, sous la forme suivante :
  a) dans le cas des valeurs cotées ou négociées sur un marché réglementé visées à l'article 52, § 1er, 1° à 4°, sous la forme de prix exacts, fiables et établis régulièrement, qui sont soit des prix de marché, soit des prix fournis par des systèmes d'évaluation indépendants des émetteurs;
  b) dans le cas des autres valeurs visées à l'article 52, § 2, sous la forme d'une évaluation établie périodiquement, à partir d'informations émanant de l'émetteur ou tirées d'une recherche en investissements fiable;
  4° des informations appropriées les concernant sont disponibles, sous la forme suivante :
  a) dans le cas des valeurs cotées ou négociées sur un marché réglementé visées à l'article 52, § 1er, 1° à 4°, sous la forme d'informations exactes, complètes et régulièrement fournies au marché sur la valeur concernée ou, le cas échéant, sur le portefeuille sous-jacent à cette valeur;
  b) dans le cas des autres valeurs visées à l'article 52, § 2, sous la forme d'informations exactes et régulièrement fournies à l'organisme de placement collectif sur la valeur concernée ou, le cas échéant, sur le portefeuille sous-jacent à cette valeur;
  5° elles sont négociables;
  6° leur acquisition est compatible avec les objectifs ou la politique d'investissement, ou les deux, de l'organisme de placement collectif;
  7° les risques qu'elles comportent sont pris en considération par le processus de gestion des risques de l'organisme de placement collectif de manière appropriée.
  Pour l'application des points 2° et 5° de l'alinéa 1er, les instruments financiers cotés ou négociés sur un marché réglementé conformément à l'article 52, § 1er, 1° à 3°, sont présumés ne pas compromettre la capacité de l'organisme de placement collectif à racheter ses parts conformément aux dispositions de la Section IV et ils sont présumés être négociables, sauf si l'organisme de placement collectif dispose d'informations conduisant à des conclusions différentes.
  § 2. Les valeurs mobilières visées à l'article 52 s'entendent comme incluant :
  1° les parts d'organismes de placement collectif à nombre fixe de parts, qui satisfont aux critères suivants :
  a) elles remplissent les critères énoncés au § 1er;
  b) l'organisme de placement collectif qui les émet est soumis aux mécanismes de gouvernement d'entreprise applicables aux sociétés ou à des mécanismes équivalents;
  c) lorsque l'activité de gestion d'actifs est exercée par une autre entité pour le compte de la société d'investissement ou le trust à nombre fixe de parts, cette autre entité est soumise à une réglementation nationale visant à garantir la protection des investisseurs;
  d) dans le cas d'un fonds de placement, ce fonds est géré par une entité qui est soumise à une réglementation nationale visant à garantir la protection des investisseurs;
  2° les instruments financiers qui satisfont aux critères suivants :
  a) ils remplissent les critères énoncés au § 1er;
  b) ils sont adossés à d'autres actifs ou liés à la performance d'autres actifs, qui peuvent être différents de ceux visés à l'article 52, § 1er.
Art.54. § 1. De geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 52 voldoen aan één van de volgende criteria :
  1° zij hebben een looptijd bij uitgifte van ten hoogste 397 dagen;
  2° zij hebben een resterende looptijd van ten hoogste 397 dagen;
  3° de opbrengst ervan ondergaat regelmatig en ten minste om de 397 dagen een aanpassing die overeenkomt met de geldmarktontwikkelingen;
  4° het risicoprofiel ervan, met inbegrip van het krediet- en renterisico, stemt overeen met dat van financiële instrumenten die een in onder 1° of 2° bedoelde looptijd hebben of waarvan de opbrengst een onder 3° bedoelde aanpassing ondergaat.
  § 2. De geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 52 moeten tegen beperkte kosten binnen een voldoende kort tijdsbestek kunnen worden vervreemd, rekening gehouden met de op de instelling voor collectieve belegging rustende verplichting om haar rechten van deelneming op verzoek van een houder in te kopen of terug te betalen.
  § 3. Voor de geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 52 zijn accurate en betrouwbare waarderingssystemen beschikbaar die aan de volgende criteria voldoen :
  1° zij stellen de instelling voor collectieve belegging in staat een intrinsieke waarde te berekenen die overeenstemt met de waarde waartegen het in portefeuille gehouden financiële instrument zou kunnen worden verhandeld tussen ter zake goed ingelichte, tot een transactie bereid zijnde, onafhankelijke partijen in een transactie onder normale mededingingsvoorwaarden;
  2° zij zijn gebaseerd op marktgegevens of op waarderingsmodellen, met inbegrip van systemen die op de kostprijs, rekening houdend met de verrichte afschrijvingen, zijn gebaseerd.
  § 4. Aan de in de § § 2 en 3 vermelde criteria wordt geacht te zijn voldaan in het geval van geldmarktinstrumenten die overeenkomstig artikel 52, § 1, 1° tot 3°, zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, tenzij de instelling voor collectieve belegging over informatie beschikt die tot een andere kwalificatie leidt.
Art.54. § 1er. Les instruments du marché monétaire visés à l'article 52 remplissent l'un des critères suivants :
  1° ils ont une échéance à l'émission pouvant aller jusqu'à 397 jours;
  2° ils ont une maturité résiduelle pouvant aller jusqu'à 397 jours;
  3° leur rendement fait l'objet d'ajustements réguliers, au moins tous les 397 jours, conformément aux conditions du marché monétaire;
  4° leur profil de risque, notamment en ce qui concerne le risque de crédit et le risque de taux d'intérêt, correspond à celui d'instruments financiers qui ont une échéance ou une maturité résiduelle conformes à celles visées aux points 1° et 2° respectivement, ou dont le rendement fait l'objet d'ajustements conformes à ceux visés au point 3°.
  § 2. Les instruments du marché monétaire visés à l'article 52 doivent pouvoir être cédés à coût limité dans un laps de temps court et approprié, compte tenu de l'obligation de l'organisme de placement collectif de racheter ou de rembourser ses parts à la demande de tout porteur.
  § 3. Pour les instruments du marché monétaire visés à l'article 52, il existe des systèmes d'évaluation précis et fiables qui remplissent les critères suivants :
  1° ils permettent à l'organisme de placement collectif de calculer une valeur nette d'inventaire correspondant à la valeur à laquelle l'instrument financier détenu en portefeuille pourrait être échangé entre des parties bien informées et consentantes, dans le cadre d'une transaction effectuée dans des conditions de concurrence normale;
  2° ils sont fondés soit sur des données de marché, soit sur des modèles d'évaluation, y compris des systèmes fondés sur le coût amorti.
  § 4. Les critères énoncés aux § § 2 et 3 sont réputés remplis dans le cas d'instruments du marché monétaire qui sont cotés ou négociés sur un marché réglementé conformément à l'article 52, § 1er, 1° à 3°, sauf si l'organisme de placement collectif dispose d'informations conduisant à des conclusions différentes.
Art.55. § 1. De financiële derivaten bedoeld in artikel 52, § 1, 8°, omvatten kredietderivaten die aan de volgende criteria voldoen :
  1° zij maken de overdracht mogelijk van het kredietrisico van een onderliggend actief, in de zin van artikel 52, § 1, 8°, a), onafhankelijk van de andere risico's die aan dit actief zijn verbonden;
  2° zij resulteren niet in de levering of overdracht, met inbegrip in de vorm van contanten, van andere activa dan die welke zijn bedoeld in artikel 52, § § 1 en 2;
  3° zij voldoen aan de criteria voor OTC-derivaten vastgesteld in artikel 52, § 1, 8°, b) en c), en in de § § 2 en 3;
  4° met de risico's ervan wordt afdoende rekening gehouden bij het risicobeheerproces van de instelling voor collectieve belegging en bij haar interne controlemechanismen ingeval zich de kans voordoet op informatieasymmetrie tussen de instelling voor collectieve belegging en de wederpartij bij het kredietderivaat, als gevolg van de mogelijke toegang van de wederpartij tot niet-openbare informatie over ondernemingen waarvan de activa worden gebruikt als onderliggende waarden door kredietderivaten.
  § 2. Voor de toepassing van artikel 52, § 1, 8°, c), wordt de verwijzing naar een betrouwbare en verifieerbare waardering opgevat als een verwijzing naar een door de instelling voor collectieve belegging verrichte waardering die overeenstemt met de in § 3 bedoelde reële waarde, die niet slechts op de marktnoteringen van de wederpartij is gebaseerd en die voldoet aan de volgende criteria :
  1° de grondslag voor de waardering is ofwel een betrouwbare actuele marktwaarde van het instrument ofwel, indien een dergelijke waarde niet beschikbaar is, een prijsbepalingsmodel waarbij van een passende en erkende methode gebruik wordt gemaakt;
  2° de waardering wordt door een van de volgende partijen geverifieerd :
  a) een passende derde die onafhankelijk is van de wederpartij van het OTC-derivaat; de verificatie geschiedt met een passende frequentie en op een zodanige wijze dat de instelling voor collectieve belegging deze kan controleren;
  b) een eenheid binnen de instelling voor collectieve belegging die onafhankelijk is van de met het vermogensbeheer belaste afdeling en die daartoe voldoende is toegerust.
  § 3. Voor de toepassing van artikel 52, § 1, 8°, c), wordt de verwijzing naar de reële waarde opgevat als een verwijzing naar het bedrag waarvoor een activum kan worden verhandeld, of een verplichting kan worden afgewikkeld, tussen ter zake goed ingelichte, tot een transactie bereid zijnde, onafhankelijke partijen in een transactie onder normale mededingingsvoorwaarden.
  § 4. De verwijzing in artikel 52, § 1, 8°, naar financiële derivaten wordt opgevat als een uitsluiting van grondstoffen afgeleide instrumenten.
Art.55. § 1er. Les instruments financiers dérivés visés à l'article 52, § 1er, 8°, s'entendent comme incluant des dérivés de crédit qui satisfont aux critères suivants :
  1° ils permettent de transférer le risque de crédit lié à un actif sous-jacent au sens de l'article 52, § 1er, 8°, a), indépendamment des autres risques liés à cet actif;
  2° ils ne donnent pas lieu à la livraison ni au transfert, y compris sous forme d'espèces, d'actifs autres que ceux visés à l'article 52, § § 1er et 2;
  3° ils remplissent les critères applicables aux instruments dérivés de gré à gré, énoncés à l'article 52, § 1er, 8°, b) et c), et aux § § 2 et 3;
  4° les risques qu'ils comportent sont pris en considération de manière appropriée par le processus de gestion des risques de l'organisme de placement collectif, ainsi que par ses mécanismes de contrôle interne en cas de risque d'asymétrie de l'information entre l'organisme de placement collectif et la contrepartie au dérivé de crédit, résultant de l'accès éventuel de la contrepartie à des informations non accessibles au public concernant des entités dont les actifs servent de sous-jacents à des dérivés de crédit.
  § 2. Pour l'application de l'article 52, § 1er, 8°, c), la référence à une évaluation fiable et vérifiable s'entend comme une référence à une évaluation effectuée par l'organisme de placement collectif, qui correspond à la juste valeur visée au § 3, qui ne se fonde pas seulement sur des prix de marché donnés par la contrepartie et qui satisfait aux critères suivants :
  1° l'évaluation se fonde sur une valeur de marché actuelle, qui a été établie de manière fiable pour l'instrument ou, si une telle valeur n'est pas disponible, sur un modèle de valorisation utilisant une méthodologie reconnue et adéquate;
  2° la vérification de l'évaluation est effectuée par l'une des entités suivantes :
  a) un tiers approprié, indépendant de la contrepartie à l'instrument dérivé de gré à gré, qui procède à la vérification à une fréquence adéquate et selon des modalités telles que l'organisme de placement collectif peut le contrôler;
  b) une unité de l'organisme de placement collectif qui est indépendante du service chargé de la gestion des actifs et qui est adéquatement équipée à cet effet.
  § 3. Pour l'application de l'article 52, § 1er, 8°, c), la référence à la juste valeur s'entend comme une référence au montant pour lequel un actif pourrait être échangé ou un passif réglé entre des parties bien informées et consentantes, dans le cadre d'une transaction effectuée dans des conditions de concurrence normale.
  § 4. La référence aux instruments financiers dérivés contenue à l'article 52, § 1er, 8°, s'entend comme excluant les dérivés sur matières premières.
Art.56. § 1. De financiële indexen bedoeld in artikel 52, § 1, 8°, a), voldoen aan de volgende criteria :
  1° zij zijn voldoende gediversifieerd, in die zin dat aan de volgende criteria is voldaan :
  a) de index is op een zodanige wijze samengesteld, dat prijsbewegingen of handelsactiviteiten die op een component ervan betrekking hebben, geen onevenredige invloed op de ontwikkeling van de gehele index hebben;
  b) ingeval de index is samengesteld uit in artikel 52, § 1, bedoelde activa, is de samenstelling ervan ten minste gediversifieerd overeenkomstig artikel 63;
  c) ingeval de index is samengesteld uit andere dan de in artikel 52, § 1, bedoelde activa, is deze gediversifieerd op een wijze die gelijkwaardig is aan die welke bij artikel 63 is bepaald;
  2° zij zijn voldoende representatief voor de markt waarop zij betrekking hebben, in die zin dat aan de volgende criteria is voldaan :
  a) de index geeft op relevante en passende wijze de ontwikkeling weer van een representatieve groep onderliggende waarden;
  b) de index wordt periodiek herzien of herijkt op basis van voor het publiek beschikbare criteria om ervoor te zorgen dat hij een afspiegeling blijft vormen van de markten waarop hij betrekking heeft
  c) de onderliggende waarden zijn zodanig liquide, dat de gebruikers indien nodig de index kunnen reconstrueren;
  3° zij worden op passende wijze bekendgemaakt, in die zin dat aan de volgende criteria is voldaan :
  a) het proces voor de bekendmaking ervan berust op gedegen procedures voor de verzameling van de prijzen en voor de berekening en vervolgens de publicatie van de indexwaarde en omvat tevens prijsbepalingsprocedures voor componenten waarvoor geen marktprijs beschikbaar is;
  b) wezenlijke gegevens over aangelegenheden, zoals de methode voor de berekening en herijking van de index, indexwijzigingen en operationele moeilijkheden bij het verstrekken van actuele of nauwkeurige informatie worden tijdig en op ruime schaal verstrekt.
  § 2. Wanneer de activa die als onderliggende waarden worden gebruikt van de financiële derivaten bedoeld in artikel 52, § 1, 8°, niet als een financiële index kunnen worden gekwalificeerd overeenkomstig § 1, worden deze financiële derivaten beschouwd als zijnde gebaseerd op een combinatie van activa bedoeld in artikel 52, § 1, 8°, a), (i), (ii), of (iii).
Art.56. § 1er. Les indices financiers visés à l'article 52, § 1er, 8°, a), satisfont aux critères suivants :
  1° leur composition est suffisamment diversifiée, en ce sens que les critères suivants sont remplis :
  a) l'indice est composé de telle manière que les mouvements de prix ou les activités de négociation affectant l'une de ses composantes n'influencent pas indûment sa performance globale;
  b) lorsque l'indice est composé d'actifs visés à l'article 52, § 1er, sa composition est au moins conforme à l'exigence de diversification prévue à l'article 63;
  c) lorsque l'indice est composé d'actifs autres que ceux visés à l'article 52, § 1er, sa composition est diversifiée selon des modalités équivalentes à celles prévues à l'article 63;
  2° ils constituent un étalon représentatif du marché auquel ils se réfèrent, en ce sens que les critères suivants sont remplis :
  a) l'indice mesure, d'une manière pertinente et appropriée, la performance d'un ensemble représentatif de sous-jacents;
  b) l'indice est revu ou repondéré à intervalles réguliers, de manière à ce qu'il continue à refléter les marchés auxquels il se réfère, conformément à des critères accessibles au public;
  c) les sous-jacents sont suffisamment liquides pour permettre aux utilisateurs de reproduire l'indice, le cas échéant;
  3° ils font l'objet d'une publication appropriée, en ce sens que les critères suivants sont remplis :
  a) leur publication repose sur des procédures adéquates de collecte des prix et de calcul et de publication subséquente de la valeur de l'indice, y compris les procédures de valorisation applicables aux composantes pour lesquelles aucun prix de marché n'est disponible;
  b) les informations pertinentes sur des questions telles que le calcul de l'indice, les méthodologies de repondération de l'indice, les modifications apportées à l'indice ou toute difficulté opérationnelle rencontrée dans la fourniture d'informations actuelles ou précises, sont diffusées largement et en temps utile.
  § 2. Lorsque les actifs servant de sous-jacents à des instruments financiers dérivés visés à l'article 52, § 1er, 8°, ne peuvent être qualifiés d'indices financiers conformément au § 1er, ces instruments financiers dérivés sont considérés comme des instruments financiers dérivés fondés sur une combinaison d'actifs visés à l'article 52, § 1er, 8°, a), (i), (ii) ou (iii).
Art.57. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 54, § § 1 tot 3, voldoen de geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 52, § 1, 9°, aan de volgende criteria :
  1° er is passende informatie voor deze instrumenten beschikbaar, met inbegrip van informatie die een passende beoordeling van de aan een belegging in dergelijke instrumenten verbonden kredietrisico's mogelijk maakt, rekening gehouden met de § § 2 tot 4;
  2° zij zijn vrij overdraagbaar.
  § 2. Voor de in artikel 52, § 1, 9°, b), (i), bedoelde geldmarktinstrumenten, met uitzondering van die bedoeld in § 3 en die welke door de Europese Centrale Bank of door een centrale bank van een lidstaat worden uitgegeven, houdt de in § 1, 1°, bedoelde passende informatie in : inlichtingen over de uitgifte of het uitgifteprogramma dan wel over de juridische en financiële situatie van de uitgevende instelling vóór de uitgifte van het geldmarktinstrument.
  § 3. Voor de in artikel 52, § 1, 9°, b), (ii) en (iv), bedoelde geldmarktinstrumenten of voor de geldmarktinstrumenten die worden uitgegeven door een regionale of plaatselijke overheid van een lidstaat, dan wel door een internationale publiekrechtelijke instelling, maar die niet worden gegarandeerd door een lidstaat of, in geval van een federale staat die een lidstaat is, door een van de deelstaten van de federatie, houdt de in § 1, 1°, bedoelde passende informatie het volgende in :
  1° informatie over zowel de uitgifte of het uitgifteprogramma als over de juridische en financiële situatie van de uitgevende instelling vóór de emissie van het geldmarktinstrument;
  2° actualisering van de onder 1° bedoelde informatie op regelmatige basis en telkens als er zich een significante gebeurtenis voordoet;
  3° controle van de onder 1° bedoelde informatie door ter zake gekwalificeerde derden die geen instructies aannemen van de uitgevende instelling;
  4° beschikbare en betrouwbare statistieken over de uitgifte of het uitgifteprogramma.
  § 4. Voor de in artikel 52, § 1, 9°, b), (iii), bedoelde geldmarktinstrumenten houdt de in § 1, 1°, bedoelde passende informatie het volgende in :
  1° informatie over de uitgifte of het uitgifteprogramma dan wel over de juridische en financiële situatie van de uitgevende instelling vóór de emissie van het geldmarktinstrument;
  2° actualisering van de onder 1° bedoelde informatie op regelmatige basis en telkens als er zich een significante gebeurtenis voordoet;
  3° beschikbare en betrouwbare statistieken over de uitgifte of het uitgifteprogramma dan wel van andere gegevens die een adequate beoordeling van de aan een belegging in dergelijke instrumenten verbonden kredietrisico's mogelijk maakt.
  § 5. Voor de toepassing van artikel 52, § 1, 9°, b), (iii), wordt de verwijzing naar een instelling die onderworpen is en voldoet aan prudentiële voorschriften die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld opgevat als de verwijzing naar een uitgevende instelling die onderworpen is en voldoet aan prudentiële voorschriften en die tevens voldoet aan één van de volgende criteria :
  1° zij is gevestigd in de Europese Economische Ruimte;
  2° zij is gevestigd in de tot de Groep van Tien behorende OESO-landen;
  3° zij heeft ten minste een zodanige rating dat zij als investeringswaardig wordt aangemerkt;
  4° op basis van een diepgaande analyse van de uitgevende instelling kan worden aangetoond, dat de op deze uitgevende instelling toepasselijke prudentiële voorschriften ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld.
  § 6. Voor de toepassing van artikel 52, § 1, 9°, b), (iv), wordt de verwijzing naar effectiseringsinstrumenten opgevat als de verwijzing naar voor effectiseringsdoeleinden opgezette constructies in de vorm van een vennootschap of een trust of in een contractuele vorm.
  Voor de toepassing van dezelfde bepaling wordt de verwijzing naar bankliquiditeitenlijnen opgevat als een verwijzing naar bankfaciliteiten die worden gewaarborgd door een financiële instelling die zelf aan artikel 52, § 1, 9°, b), (iii), voldoet.
Art.57. § 1er. Sans préjudice de l'application de l'article 54, § § 1er à 3, les instruments du marché monétaire visés à l'article 52, § 1er, 9°, satisfont aux critères suivants :
  1° des informations appropriées les concernant sont disponibles, y compris des informations permettant d'évaluer correctement les risques de crédit liés à un placement dans ces instruments, compte tenu des § § 2 à 4;
  2° ils sont librement négociables
  § 2. Pour les instruments du marché monétaire visés à l'article 52, § 1er, 9°, b), (i), à l'exception de ceux visés au § 3 et de ceux émis par la Banque centrale européenne ou par une banque centrale d'un Etat membre, on entend par " informations appropriées " au sens du § 1er, 1°, des informations concernant l'émission ou le programme d'émission ou concernant la situation juridique et financière de l'émetteur avant l'émission de l'instrument du marché monétaire.
  § 3. Pour les instruments du marché monétaire visés à l'article 52, § 1er, 9°, b), (ii) et (iv), ou pour ceux qui sont émis par une administration locale ou régionale d'un Etat membre ou par un organisme public international sans être garantis par un Etat membre, ou, lorsqu'un Etat membre est un Etat fédéral, par un des membres composant la fédération, on entend par " informations appropriées " au sens du § 1er, 1°, les informations suivantes :
  1° des informations concernant tant l'émission ou le programme d'émission que la situation juridique et financière de l'émetteur avant l'émission de l'instrument du marché monétaire;
  2° les informations visées au 1°, actualisées régulièrement et chaque fois qu'un événement notable se produit;
  3° les informations visées au 1°, vérifiées par des tiers adéquatement qualifiés qui ne reçoivent pas d'instructions de l'émetteur;
  4° des statistiques disponibles et fiables sur l'émission ou le programme d'émission.
  § 4. Pour les instruments du marché monétaire visés à l'article 52, § 1er, 9°, b), (iii), on entend par " informations appropriées " au sens du § 1er, 1°
  1° des informations concernant l'émission ou le programme d'émission ou concernant la situation juridique et financière de l'émetteur avant l'émission de l'instrument du marché monétaire;
  2° les informations visées au 1°, actualisées régulièrement et chaque fois qu'un événement notable se produit;
  3° des statistiques disponibles et fiables sur l'émission ou le programme d'émission ou d'autres données permettant d'évaluer correctement les risques de crédit liés à un placement dans ces instruments.
  § 5. Pour l'application de l'article 52, § 1er, 9°, b), (iii), la référence à un établissement qui est soumis et qui se conforme à des règles prudentielles considérées par les autorités compétentes comme au moins aussi strictes que celles prévues par la législation communautaire, s'entend comme une référence à un émetteur qui est soumis et qui se conforme à des règles prudentielles, et qui satisfait à l'un des critères suivants :
  1° il est situé dans l'Espace économique européen;
  2° il est situé dans un pays de l'OCDE appartenant au groupe des Dix;
  3° il bénéficie au moins d'une notation investment grade;
  4° il peut être démontré, sur la base d'une analyse approfondie concernant l'émetteur, que les règles prudentielles qui lui sont applicables sont au moins aussi strictes que celles prévues par la législation communautaire.
  § 6. Pour l'application de l'article 52, § 1er, 9°, b), (iv), la référence à des véhicules de titrisation s'entend comme une référence à des structures, sous forme de société, de trust ou sous la forme contractuelle, créées aux fins d'opérations de titrisation.
  Pour l'application de la même disposition, la référence à des lignes de financement bancaire s'entend comme une référence à des crédits bancaires garantis par un établissement financier qui respecte lui-même les dispositions de l'article 52, § 1er, 9°, b), (iii).
Art.58. § 1. Het totale risico (maximum exposure) van een instelling voor collectieve belegging dat betrekking heeft op derivaten is beperkt tot 100 % van de netto-waarde van de activa. Voor de berekening van het totale risico worden de dagwaarde van de onderliggende activa, het tegenpartijrisico, toekomstige marktbewegingen en de voor de liquidatie van de posities beschikbare tijd in aanmerking genomen.
  § 2. De instellingen voor collectieve belegging berekenen het totale risico op één van de volgende wijzen :
  1° het incrementele risico en hefboomeffect die door de instelling voor collectieve belegging worden gegenereerd door van financiële derivaten, met inbegrip van in andere instrumenten besloten derivaten, in overeenstemming met artikel 60, § 2, eerste lid gebruik te maken, waarbij de totale netto-inventariswaarde van de instelling voor collectieve belegging niet mag worden overschreden;
  2° het marktrisico van hun portefeuille.
  § 3. De instellingen voor collectieve belegging berekenen het totale risico ten minste dagelijks.
  § 4. De instellingen voor collectieve belegging berekenen het totale risico door gebruik te maken van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen (commitment approach), de VaR-benadering (value-at-risk - risicowaarde) of andere geavanceerde methoden voor risicometing, al naargelang het geval. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder " value-at-risk " het volgende verstaan : een raming van het maximale potentiële verlies dat binnen een bepaalde tijdshorizon met een bepaalde zekerheidsgraad zal worden geleden.
  De instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat de geselecteerde methode om het totale risico te meten passend is, rekening houdend met hun beleggingsstrategie en de types en complexiteit van de gebruikte financiële derivaten, alsook het gedeelte van hun portefeuille dat financiële derivaten bevat.
  § 5. Wanneer een instelling voor collectieve belegging, overeenkomstig de artikelen 143, 2°, 144 en 145, technieken en instrumenten, inclusief cessie-retrocessieovereenkomsten (repurchase agreements) of effectenleningstransacties, gebruikt om voor een extra hefboomeffect of een extra blootstelling aan marktrisico te zorgen, moet zij deze transacties in aanmerking nemen wanneer zij het totale risico berekent.
Art.58. § 1er. Le risque global (maximum exposure) qui découle pour un organisme de placement collectif de ses positions sur instruments dérivés, ne peut excéder 100 % de la valeur nette des actifs de l'organisme. Le risque global est calculé en tenant compte de la valeur courante des actifs sous-jacents, du risque de contrepartie, de l'évolution prévisible des marchés et du temps disponible pour liquider les positions.
  § 2. Les organismes de placement collectif calculent le risque global comme étant l'une ou l'autre des valeurs suivantes :
  1° l'exposition et le levier supplémentaire auquel l'organisme de placement collectif a recours en faisant usage d'instruments financiers dérivés, y compris les dérivés incorporés dans d'autres instruments, conformément à l'article 60, § 2, alinéa 1er, qui ne peut dépasser la valeur nette d'inventaire totale de l'organisme de placement collectif;
  2° le risque de marché de leur portefeuille.
  § 3. Les organismes de placement collectif calculent le risque global au moins une fois par jour.
  § 4. Les organismes de placement collectif calculent le risque global en utilisant la méthode du calcul de l'engagement (commitment approach), la méthode du calcul de la VAR (value-at-risk approach) ou toute autre méthode avancée de mesure du risque qui soit appropriée. Aux fins de la présente disposition, on entend par " VAR " la mesure de la perte maximale attendue compte tenu d'un niveau de confiance donné et sur une période donnée.
  Les organismes de placement collectif veillent à ce que la méthode qu'ils retiennent pour mesurer le risque global soit appropriée, compte tenu de leur stratégie d'investissement et des types et de la complexité des instruments financiers dérivés employés, ainsi que de la part de leur portefeuille composée d'instruments financiers dérivés.
  § 5. Lorsqu'un organisme de placement collectif utilise, conformément aux articles 143, 2°, 144 et 145, des techniques et des instruments visant à renforcer leur levier ou leur exposition au risque de marché, y compris des conventions de cession-rétrocession (repurchase agreements) ou des opérations de prêt de titres, il doit tenir compte de ces opérations lors du calcul du risque global.
Art.59. § 1. Indien de instellingen voor collectieve belegging voor de berekening van het totale risico gebruik maken van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, passen zij die benadering ook toe op alle posities in financiële derivaten, met inbegrip van de in artikel 60, § 2, eerste lid bedoelde in andere instrumenten besloten derivaten, ongeacht of deze worden gebruikt als onderdeel van het algemene beleggingsbeleid, ter vermindering van het risico, dan wel met het oog op een goed portefeuillebeheer, als bedoeld in de artikelen 143, 2°, 144 en 145.
  § 2. Indien de instellingen voor collectieve belegging voor de berekening van het totale risico gebruik maken van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, zetten zij elke financiële derivatenpositie om in de marktwaarde van een gelijkwaardige positie in het onderliggende actief van dat derivaat (standaardbenadering op basis van de aangegane verplichtingen).
  De instellingen voor collectieve belegging kunnen andere berekeningsmethoden toepassen die gelijkwaardig zijn aan de standaardbenadering op basis van de aangegane verplichtingen.
  § 3. De instellingen voor collectieve belegging kunnen verrekenings- en risicodekkingsregelingen in aanmerking nemen wanneer zij het totale risico berekenen, indien deze regelingen voor de hand liggende en wezenlijke risico's niet negeren en in een duidelijke vermindering van het totale risico resulteren.
  § 4. Indien het gebruik van financiële derivaten voor de instelling voor collectieve belegging niet in een incrementeel risico resulteert, hoeft het onderliggende risico niet in aanmerking te worden genomen bij de berekening van de verplichtingen.
  § 5. Indien gebruik wordt gemaakt van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, hoeven de kortlopende leningen die de instelling voor collectieve belegging is aangegaan voor zover toegestaan bij artikel 139, niet in aanmerking te worden genomen bij de berekening van het totale risico.
Art.59. § 1er. Au cas où les organismes de placement collectif utilisent la méthode du calcul de l'engagement pour calculer le risque global, ils l'utilisent également pour toutes les positions d'instruments financiers dérivés, y compris les dérivés incorporés dans d'autres instruments, visés à l'article 60, § 2, alinéa 1er, qu'elles soient utilisées dans le cadre de la politique générale d'investissement, aux fins de la réduction des risques ou aux fins d'une gestion efficace du portefeuille, comme prévu aux articles 143, 2°, 144 et 145.
  § 2. Les organismes de placement collectif qui utilisent la méthode du calcul de l'engagement pour calculer le risque global convertissent la position de chaque instrument financier dérivé en valeur de marché d'une position équivalente sur l'actif sous-jacent de cet instrument dérivé (méthode standard du calcul de l'engagement).
  Les organismes de placement collectif peuvent utiliser d'autres méthodes de calcul qui sont équivalentes à la méthode standard du calcul de l'engagement.
  § 3. Les organismes de placement collectif peuvent tenir compte d'accords de compensation et de couverture lors du calcul du risque global, pour autant que ces accords ne fassent pas abstraction de risques flagrants et importants et qu'ils se traduisent par une réduction manifeste du risque.
  § 4. Lorsque l'utilisation d'instruments financiers dérivés ne crée pas d'exposition supplémentaire pour l'organisme de placement collectif, il n'est pas nécessaire d'inclure l'exposition sous-jacente dans le calcul de l'engagement.
  § 5. Lorsque la méthode du calcul de l'engagement est utilisée, il n'est pas nécessaire d'inclure dans le calcul du risque global les emprunts à court terme conclus par l'organisme de placement collectif dans la mesure permise par l'article 139.
Art.60. § 1. Een instelling voor collectieve belegging mag, in het kader van haar beleggingsbeleid en binnen de in artikel 62 gestelde begrenzingen, beleggen in financiële derivaten mits het risico met betrekking tot de onderliggende activa in totaal de beleggingsbegrenzingen, gesteld in de artikelen 62, 64 en 65, niet overschrijdt.
  Voor een instelling voor collectieve belegging waarvan het beleggingsbeleid is gericht op de verwezenlijking bij vervaldag van een bepaald rendement middels het gebruik van bepaalde technieken of derivaten en waarvan de deelnemers, overeenkomstig artikel 138, § 2, genieten van een kapitaalbescherming, wordt de naleving van de limieten gesteld in artikel 138, § 2, enkel nagegaan op het ogenblik van inschrijving, bedoeld bij artikel 30 van de wet.
  Indien een instelling voor collectieve belegging belegt in derivaten die gebaseerd zijn op een index die erkend is door de FSMA overeenkomstig artikel 63, § 1, moeten die beleggingen niet worden samengeteld voor de toepassing van de bovengrenzen, bepaald in artikel 62.
  § 2. Wanneer een effect of een geldmarktinstrument een derivaat omvat, wordt dat derivaat in aanmerking genomen voor de naleving van de in dit artikel en de artikelen 58 en 59 gestelde eisen.
  Ingeval een financieel instrument, bedoeld in artikel 53, § 2, 2°, een component bevat in de vorm van een derivaat, bedoeld in artikel 49, § 2 of § 3, zijn de voorschriften van de artikelen 41, § 6, en 201, § 6, van de wet, van dit artikel en van de artikelen 58 en 59 op deze component van toepassing.
Art.60. § 1er. Un organisme de placement collectif peut, dans le cadre de sa politique de placement et dans les limites fixées à l'article 62, investir dans des instruments financiers dérivés, pour autant que, globalement, les risques auxquels sont exposés les actifs sous-jacents n'excèdent pas les limites de placement fixées aux articles 62, 64 et 65.
  Pour un organisme de placement collectif dont la politique de placement est axée sur la réalisation à l'échéance d'un certain rendement obtenu en faisant usage de certaines techniques ou instruments dérivés et dont les participants bénéficient, conformément à l'article 138, § 2, d'une protection du capital, le respect des limites établies à l'article 138, § 2 n'est vérifié qu'au moment de l'inscription visée à l'article 30 de la loi.
  Lorsqu'un organisme de placement collectif investit dans des instruments financiers dérivés fondés sur un indice qui est reconnu par la FSMA conformément à l'article 63, § 1er, ces investissements ne doivent pas être combinés aux fins de l'application des limites visées à l'article 62.
  § 2. Lorsqu'une valeur mobilière ou un instrument du marché monétaire comporte un instrument dérivé, ce dernier est pris en compte lors de l'application des exigences du présent article et des articles 58 et 59.
  Lorsqu'un instrument financier visé à l'article 53, § 2, 2°, comporte un instrument dérivé tel que visé à l'article 49, § 2 ou § 3, les exigences des articles 41, § 6, et 201, § 6 de la loi, du présent article et des articles 58 et 59 s'appliquent à cet instrument dérivé.
Art.61. § 1. De posities in OTC-derivaten van de instellingen voor collectieve belegging worden tegen reële waarde gewaardeerd, waarbij die waarderingen niet alleen op marktnoteringen van de tegenpartijen bij de OTC-transacties zijn gebaseerd, en voldoen aan de in artikel 55, § 2, vermelde criteria.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 worden door de instellingen voor collectieve belegging regelingen en procedures vastgesteld, geïmplementeerd en in stand gehouden die waarborgen dat hun posities in OTC-derivaten op passende en transparante wijze en tegen reële waarde worden gewaardeerd.
  De instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat de reële waarde van de OTC-derivaten aan een passende, accurate en onafhankelijke toetsing wordt onderworpen.
  De waarderingsregelingen en -procedures zijn passend en evenredig gelet op de aard en complexiteit van de betrokken OTC-derivaten.
  De instellingen voor collectieve belegging nemen de in artikel 123, § 4, tweede lid, vervatte vereisten in acht wanneer de regelingen en procedures voor de waardering van OTC-derivaten gepaard gaan met de uitvoering van bepaalde activiteiten door derden.
  § 3. Voor de toepassing van § § 1 en 2 wordt de risicobeheerfunctie met specifieke taken en verantwoordelijkheden belast.
  § 4. De in § 2 bedoelde waarderingsregelingen en -procedures worden op passende wijze gedocumenteerd.
Art.61. § 1er. Les expositions à des instruments dérivés de gré à gré des organismes de placement collectif font l'objet d'évaluations à la juste valeur qui ne reposent pas uniquement sur des cotations du marché effectuées par les contreparties aux transactions sur ces instruments et qui respectent les critères fixés à l'article 55, § 2.
  § 2. Aux fins du § 1er, les organismes de placement collectif établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnelles des modalités et des procédures assurant une évaluation adéquate, transparente et juste de leur exposition aux instruments dérivés négociés de gré à gré.
  Les organismes de placement collectif veillent à ce que l'évaluation de la juste valeur des instruments dérivés négociés de gré à gré soit appropriée, précise et indépendante.
  Les modalités et les procédures d'évaluation doivent être appropriées et proportionnées à la nature et à la complexité des instruments dérivés négociés de gré à gré concernés.
  Les organismes de placement collectif respectent les exigences formulées à l'article 123, § 4, alinéa 2, lorsque les modalités et les procédures d'évaluation d'instruments dérivés négociés de gré à gré impliquent l'exercice d'activités par des tiers.
  § 3. Aux fins des § § 1er et 2, des missions et des responsabilités spécifiques sont confiées à la fonction de gestion des risques.
  § 4. Les modalités et les procédures d'évaluation visées au § 2 font l'objet d'une documentation appropriée.
Art.62. § 1. Een instelling voor collectieve belegging belegt maximaal 10 % van haar activa in effecten of geldmarktinstrumenten, die door eenzelfde emittent worden uitgegeven.
  Een instelling voor collectieve belegging belegt maximaal 20 % van haar activa in deposito's bij één en dezelfde instelling.
  Het tegenpartijrisico van de instelling voor collectieve belegging bij een transactie met derivaten bedraagt maximaal :
  1° wanneer de tegenpartij een kredietinstelling is zoals bedoeld in artikel 52, § 1, 7° : 10 % van haar activa; of
  2° in de overige gevallen : 5 % van haar activa.
  De beleggingslimieten omschreven in het derde lid zijn niet toepasselijk indien de derivaten worden genoteerd op een markt, bedoeld bij artikel 52, § 1, 1°, 2°, en 3°, voor zover een verrekeningsinstelling, die kan bogen op een passende honoreringsgarantie, tussenkomt en een dagelijkse marktwaardering van de derivatenposities evenals een dagelijkse vaststelling van de marginverplichtingen plaats vindt.
  § 2. De totale waarde van de effecten en geldmarktinstrumenten van emittenten waarin de instelling voor collectieve belegging voor meer dan 5 % van haar activa belegt, bedraagt maximaal 40 % van haar activa. Deze begrenzing is niet van toepassing op deposito's en transacties met OTC-derivaten met financiële instellingen die aan prudentieel toezicht onderworpen zijn.
  Onverminderd de in § 1 bepaalde individuele begrenzingen, belegt een instelling voor collectieve belegging met betrekking tot één en dezelfde instelling maximaal 20 % van haar activa in een combinatie van :
  1° effecten of geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven door die instelling;
  2° deposito's bij die instelling;
  3° risico's uit transacties in OTC-derivaten met betrekking tot die instelling.
  § 3. De begrenzing, gesteld in § 1, eerste lid, wordt verhoogd tot 35 % indien de instelling voor collectieve belegging belegt in effecten of geldmarktinstrumenten die worden uitgegeven of gegarandeerd door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen, door een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte of een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lidstaten van de Europese Economische Ruimte deelnemen.
  § 4. [1 De begrenzing, gesteld in § 1, eerste lid, wordt verhoogd tot 25 %:
   1° voor de obligaties die vallen onder de definitie van gedekte obligaties van artikel 3, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU; of
   2° voor de obligaties die werden uitgegeven vóór 8 juli 2022, op voorwaarde dat zij werden uitgegeven door een kredietinstelling waarvan de statutaire zetel is gevestigd in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die wettelijk is onderworpen aan speciaal overheidstoezicht ter bescherming van de obligatiehouders. De uit de uitgifte van die obligaties verkregen bedragen moeten overeenkomstig de wet worden belegd in activa die, gedurende de gehele looptijd van de obligaties, de aan de obligaties verbonden schuldvorderingen kunnen dekken en die, indien de uitgevende instelling in gebreke blijft, bij voorrang zullen worden gebruikt voor de aflossing van de hoofdsom en de betaling van de lopende rente.]1

  Wanneer een instelling voor collectieve belegging meer dan 5 % van haar activa belegt in de in het eerste lid bedoelde obligaties en die obligaties door één en dezelfde uitgevende instelling zijn uitgegeven, bedraagt de totale waarde van die beleggingen maximaal 80 % van de activa van de instelling voor collectieve belegging.
  [1 ...]1
  § 5. De effecten en geldmarktinstrumenten, bedoeld in de paragrafen 3 en 4, worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de begrenzing van 40 %, gesteld in § 2.
  De begrenzingen, gesteld in de paragrafen 1, 2, 3 en 4, mogen niet worden gecumuleerd. Bijgevolg bedragen de beleggingen, verricht overeenkomstig de paragrafen 1, 2, 3 en 4, in door één en dezelfde instelling uitgegeven effecten of geldmarktinstrumenten, dan wel in deposito's bij of derivaten van die instelling, in geen geval samen meer dan 35 % van de activa van de instelling voor collectieve belegging.
  Voor de berekening van de in dit artikel gestelde begrenzingen worden ondernemingen die tot één groep worden gerekend voor de opstelling van geconsolideerde jaarrekeningen, overeenkomstig Richtlijn 83/349/EEG of andere erkende internationale financiële verslagleggingsregels, voor de berekening van de in dit artikel gestelde begrenzing als één en dezelfde instelling beschouwd. Niettemin mogen beleggingen in effecten en geldmarktinstrumenten bij één en dezelfde groep worden gecumuleerd tot ten hoogste 20 %.
  § 6. Wanneer de instellingen voor collectieve belegging het door hen gelopen risico op een tegenpartij bij een OTC-derivaat berekenen met naleving van de in § 1 beschreven begrenzingen, gebruiken zij de positieve marktwaarde (mark-to-market) (in hun voordeel) van de met de betrokken tegenpartij afgesloten overeenkomst betreffende een OTC-derivaat.
  De instellingen voor collectieve belegging mogen hun derivatenposities met eenzelfde tegenpartij verrekenen, op voorwaarde dat zij de met die tegenpartij gesloten verrekeningsovereenkomsten (netting) juridisch kunnen afdwingen. Verrekening is enkel toegestaan met betrekking tot de OTC-derivaten met dezelfde tegenpartij en niet met betrekking tot andere risicoposities die de instelling voor collectieve belegging ten aanzien van deze zelfde tegenpartij kan hebben.
  De instellingen voor collectieve belegging kunnen hun tegenpartijrisico beperken door middel van de ontvangst van zekerheden, voor zover voor deze zekerheden de in dit artikel gestelde begrenzingen in acht worden genomen. De ontvangen zekerheden zijn voldoende liquide zodat zij snel kunnen worden verkocht tegen een prijs die hun waardering van vóór de verkoop sterk benadert.
  De instellingen voor collectieve belegging nemen de zekerheden in aanmerking bij de berekening van het in § 1 bedoelde tegenpartijrisico wanneer zij zekerheden aan een OTC-tegenpartij doorgeven. Doorgegeven zekerheden mogen enkel op nettobasis in aanmerking worden genomen als de instellingen voor collectieve belegging de met die tegenpartij gesloten verrekeningsovereenkomsten juridisch kunnen afdwingen.
  Voor de berekening van de in de paragrafen 1 tot 5 bedoelde begrenzingen voor concentraties van beleggingen in één type uitgevende instelling, gaan de instellingen voor collectieve belegging, overeenkomstig de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, uit van het onderliggende risico dat voortvloeit uit het gebruik van financiële derivaten.
  Met betrekking tot het risico dat voortvloeit uit transacties in OTC-derivaten, zoals bedoeld in § 2, nemen de instellingen voor collectieve belegging elk aan OTC-derivaten verbonden tegenpartijrisico in aanmerking bij de berekening.
  
Art.62. § 1er. Un organisme de placement collectif ne peut placer plus de 10 % de ses actifs dans des valeurs mobilières ou des instruments du marché monétaire émis par le même émetteur.
  Un organisme de placement collectif ne peut placer plus de 20 % de ses actifs dans des dépôts placés auprès de la même entité.
  Le risque de contrepartie de l'organisme de placement collectif dans une transaction sur instruments dérivés ne peut excéder :
  1° lorsque la contrepartie est un établissement de crédit visé à l'article 52, § 1er, 7° : 10 % de ses actifs; ou
  2° dans les autres cas : 5 % de ses actifs.
  Les limites de placement fixées à l'alinéa 3 ne s'appliquent pas lorsque les instruments dérivés sont cotés sur un marché visé à l'article 52, § 1er, 1°, 2° ou 3°, à condition qu'un organisme de compensation pouvant se prévaloir d'une garantie de bonne fin adéquate intervienne, que les positions sur instruments dérivés soient évaluées quotidiennement à la valeur du marché et que les appels de marges soient établis au moins une fois par jour.
  § 2. La valeur totale des valeurs mobilières et des instruments du marché monétaire détenus par l'organisme de placement collectif auprès des émetteurs dans chacun desquels il place plus de 5 % de ses actifs, ne peut dépasser 40 % de ses actifs. Cette limite ne s'applique pas aux dépôts auprès d'établissements financiers faisant l'objet d'une surveillance prudentielle et aux transactions sur instruments dérivés de gré à gré avec ces établissements.
  Nonobstant les limites individuelles fixées au § 1er, un organisme de placement collectif ne peut combiner, lorsque cela l'amènerait à investir plus de 20 % de ses actifs dans une même entité, plusieurs éléments parmi les suivants :
  1° des investissements dans des valeurs mobilières ou des instruments du marché monétaire émis par ladite entité;
  2° des dépôts auprès de ladite entité;
  3° des risques découlant de transactions sur instruments dérivés de gré à gré avec ladite entité.
  § 3. La limite prévue au § 1er, alinéa 1er, est portée à 35 % si l'organisme de placement collectif investit dans des valeurs mobilières ou des instruments du marché monétaire émis ou garantis par un Etat membre de l'Espace économique européen, par ses collectivités publiques territoriales, par un Etat non membre de l'Espace économique européen ou par des organismes internationaux à caractère public dont font partie un ou plusieurs Etats membres de l'Espace économique européen.
  § 4. [1 La limite prévue au paragraphe 1er, alinéa 1er, est portée à 25 % :
   1° pour les obligations relevant de la définition de l'obligation garantie figurant à l'article 3, point 1, de la directive (UE) 2019/2162 du Parlement européen et du Conseil du 27 novembre 2019 concernant l'émission d'obligations garanties et la surveillance publique des obligations garanties et modifiant les directives 2009/65/CE et 2014/59/UE ; ou
   2° pour les obligations émises avant le 8 juillet 2022, à condition que les obligations concernées soient émises par un établissement de crédit qui a son siège statutaire dans un Etat membre de l'Espace économique européen et qui est légalement soumis à une surveillance spéciale des autorités publiques destinée à protéger les détenteurs d'obligations. Les montants découlant de l'émission de ces obligations doivent être investis, conformément à la législation, dans des actifs qui, pendant la durée des obligations, peuvent couvrir les créances résultant de celles-ci et qui, en cas de défaillance de l'émetteur, seront utilisés en priorité pour le remboursement du principal et le paiement des intérêts courus.]1

  Lorsqu'un organisme de placement collectif place plus de 5 % de ses actifs dans des obligations visées à l'alinéa 1er qui sont émises par un même émetteur, la valeur totale de ces placements ne peut dépasser 80 % des actifs de l'organisme de placement collectif.
  [1 ...]1
  § 5. Les valeurs mobilières et les instruments du marché monétaire visés aux § § 3 et 4 ne sont pas pris en compte pour l'application de la limite de 40 %, fixée au § 2.
  Les limites prévues aux § § 1er, 2, 3 et 4, ne peuvent être combinées. Par conséquent, les placements effectués conformément aux § § 1er, 2, 3 et 4 dans des valeurs mobilières ou des instruments du marché monétaire émis par la même entité, dans des dépôts effectués auprès de cette entité ou dans des instruments dérivés émis par cette même entité, ne peuvent en aucun cas dépasser au total 35 % des actifs de l'organisme de placement collectif.
  Les sociétés qui sont incluses dans le même groupe aux fins de l'établissement de comptes consolidés, conformément à la directive 83/349/CEE ou à d'autres règles comptables internationales reconnues, sont considérées comme une seule entité pour le calcul des limites prévues dans le présent article. Toutefois, les investissements en valeurs mobilières et instruments du marché monétaire auprès du même groupe peuvent être cumulés jusqu'à 20 % maximum.
  § 6. Lors du calcul de leur exposition à une contrepartie au travers d'un instrument dérivé de gré à gré dans le respect des limites énoncées au § 1er, les organismes de placement collectif utilisent la valeur positive (en leur faveur) de l'évaluation au prix du marché (mark-to-market) du contrat dérivé de gré à gré conclu avec cette contrepartie.
  Les organismes de placement collectif peuvent se baser sur la position nette des instruments dérivés par rapport à une contrepartie donnée, pour autant qu'ils disposent des moyens légaux de faire respecter les accords de compensation (netting) conclus avec cette contrepartie. La position nette ne peut être utilisée que pour les instruments dérivés négociés de gré à gré auxquels l'organisme de placement collectif est exposé pour une contrepartie donnée, et non pour d'autres expositions de l'organisme de placement collectif par rapport à cette contrepartie.
  Les organismes de placement collectif peuvent réduire leur exposition à la contrepartie par la réception de garanties, pour autant que les limites établies au présent article soient respectées pour ces garanties. Ces garanties doivent être suffisamment liquides pour pouvoir être réalisées rapidement à un prix proche de celui auquel elles ont été estimées avant leur réalisation.
  Les organismes de placement collectif tiennent compte de la garantie lors du calcul de l'exposition au risque de contrepartie visé au § 1er, lorsqu'ils fournissent une garantie à la contrepartie d'une transaction portant sur un instrument dérivé négocié de gré à gré. La garantie ne peut être prise en compte sur une base nette que si les organismes de placement collectif disposent de moyens légaux pour faire respecter les accords de compensation avec cette contrepartie.
  Les organismes de placement collectif se fondent sur l'exposition sous-jacente qui résulte de l'utilisation d'instruments financiers dérivés conformément à la méthode du calcul de l'engagement, en vue du respect des limites de concentration par type d'émetteur visées aux § § 1 à 5.
  En ce qui concerne l'exposition résultant de transactions sur des instruments dérivés négociés de gré à gré visée au § 2, les organismes de placement collectif incluent dans le calcul toute exposition au risque de contrepartie de tels instruments.
  
Art.63. § 1. Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van artikel 66, kan een instelling voor collectieve belegging maximaal 20 % van haar activa beleggen in aandelen en/of obligaties van eenzelfde emittent, wanneer in haar beheerreglement of statuten is bepaald dat haar beleggingsbeleid gericht is op het volgen van de samenstelling van een bepaalde aandelen- of obligatie- index, op voorwaarde dat de FSMA deze index heeft goedgekeurd op de volgende gronden :
  1° de samenstelling van de index is voldoende gediversifieerd;
  2° de index is voldoende representatief voor de markt waarop hij betrekking heeft;
  3° de waarde en de samenstelling van de index wordt op passende wijze bekendgemaakt.
  § 2. De begrenzing, gesteld in § 1, wordt verhoogd tot maximaal 35 % indien dat door uitzonderlijke marktomstandigheden gerechtvaardigd blijkt, met name op gereglementeerde markten waar bepaalde effecten of geldmarktinstrumenten een sterk overheersende positie innemen. Tot die bovengrens mag slechts worden belegd in de effecten van één uitgevende instelling.
  § 3. De verwijzing in § 1 naar het volgen van de samenstelling van een bepaalde aandelen- of obligatie-index wordt opgevat als een verwijzing naar het volgen van de samenstelling van de onderliggende activa van de index, onder meer ook met gebruikmaking van derivaten of andere technieken en instrumenten zoals bedoeld in de artikelen 62, § 6, derde lid, 143, 2°, 144 en 145.
  § 4. De verwijzing in § 1, 1°, naar een index waarvan de samenstelling voldoende gediversifieerd is, wordt opgevat als een verwijzing naar een index die voldoet aan de in § 1 vastgelegde risicospreidingsregels.
  § 5. De verwijzing in § 1, 2°, naar een index die voldoende representatief is, wordt opgevat als een verwijzing naar een index waarvan de opsteller gebruikmaakt van een erkende methode die in het algemeen niet resulteert in de uitsluiting van een belangrijke uitgevende instelling op de markt waarop de index betrekking heeft.
  § 6. De verwijzing in § 1, 3°, naar een index die op passende wijze wordt bekendgemaakt, wordt opgevat als een verwijzing naar een index die aan de volgende criteria voldoet :
  1° hij is toegankelijk voor het publiek;
  2° de opsteller van de index is onafhankelijk van de instelling voor collectieve belegging die de index volgt.
  Het vorige lid, 2°, belet niet, dat opstellers van indexen en de instelling voor collectieve belegging deel uitmaken van dezelfde economische groep, op voorwaarde dat effectieve regelingen zijn getroffen voor het beheer van belangenconflicten.
Art.63. § 1er. Sans préjudice de l'application de l'article 66, un organisme de placement collectif peut placer 20 % au maximum de ses actifs dans des actions et/ou obligations d'un même émetteur lorsque, conformément à son règlement de gestion ou à ses statuts, sa politique de placement a pour objet de reproduire la composition d'un indice d'actions ou d'obligations déterminé, à condition que la FSMA ait approuvé cet indice sur les bases suivantes :
  1° la composition de l'indice est suffisamment diversifiée;
  2° l'indice est suffisamment représentatif du marché auquel il se réfère;
  3° la valeur et la composition de l'indice font l'objet d'une publication appropriée.
  § 2. La limite prévue au § 1er est portée à 35 % maximum lorsque cela se révèle justifié par des conditions exceptionnelles sur le marché, notamment sur des marchés réglementés où certaines valeurs mobilières ou certains instruments du marché monétaire sont largement dominants. L'investissement jusqu'à cette limite n'est permis que pour les titres d'un seul émetteur.
  § 3. La référence à la reproduction de la composition d'un indice d'actions ou d'obligations, contenue au § 1er, s'entend comme une référence à la reproduction de la composition des actifs sous-jacents à l'indice, y compris par l'utilisation d'instruments dérivés ou d'autres techniques et instruments visés aux articles 62, § 6, alinéa 3, 143, 2°, 144 et 145.
  § 4. La référence à un indice dont la composition est suffisamment diversifiée, contenue au § 1er, 1°, s'entend comme une référence à un indice établi conformément aux règles de diversification des risques énoncées audit § 1er.
  § 5. La référence à un indice constituant un étalon représentatif, contenue au § 1er, 2°, s'entend comme une référence à un indice dont le fournisseur utilise une méthode reconnue qui n'aboutit pas, en règle générale, à exclure un grand émetteur du marché auquel l'indice se réfère.
  § 6. La référence à un indice faisant l'objet d'une publication appropriée, contenue au § 1er, 3°, s'entend comme une référence à un indice qui satisfait aux critères suivants :
  1° il est accessible au public;
  2° son fournisseur est indépendant de l'organisme de placement collectif qui reproduit sa composition.
  L'alinéa précédent, 2°, ne s'oppose pas à ce que le fournisseur de l'indice et l'organisme de placement collectif fassent partie du même groupe économique, sous réserve que soient mises en place des mesures efficaces de gestion des conflits d'intérêts.
Art.64. In afwijking van artikel 62 kan de FSMA aan instellingen voor collectieve belegging toestaan om, volgens het beginsel van de risicospreiding, tot 100 % van hun activa te beleggen in verschillende uitgiften van effecten en geldmarktinstrumenten die worden uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, haar plaatselijke besturen, een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte of internationale publiekrechtelijke instellingen waarin één of meer lidstaten van de Europese Economische Ruimte deelnemen.
  De FSMA verleent deze toelating slechts wanneer zij van oordeel is dat de deelnemers in deze instellingen voor collectieve belegging ten opzichte van de deelnemers in de instellingen voor collectieve belegging die de begrenzingen van artikel 62 wel naleven, een gelijkwaardige bescherming krijgen.
  Deze instellingen voor collectieve belegging houden effecten en geldmarktinstrumenten uit ten minste zes verschillende uitgiften, desgevallend uitgegeven door dezelfde entiteit, zonder dat de effecten en geldmarktinstrumenten die tot een zelfde uitgifte behoren, meer dan 30 % mogen bedragen van het totaalbedrag van de activa.
Art.64. Par dérogation à l'article 62, la FSMA peut autoriser des organismes de placement collectif à placer, selon le principe de la répartition des risques, jusqu'à 100 % de leurs actifs dans différentes émissions de valeurs mobilières et d'instruments du marché monétaire émis ou garantis par un Etat membre de l'Espace économique européen, par ses collectivités publiques territoriales, par un Etat non membre de l'Espace économique européen ou par des organismes internationaux à caractère public dont font partie un ou plusieurs Etats membres de l'Espace économique européen.
  La FSMA n'accorde cette autorisation que si elle estime que les participants de ces organismes de placement collectif bénéficient d'une protection équivalente à celle dont bénéficient les participants à des organismes de placement collectif qui respectent les limites fixées à l'article 62.
  Ces organismes de placement collectif détiennent des valeurs mobilières et des instruments du marché monétaire appartenant à six émissions différentes au moins, réalisées éventuellement par la même entité, sans que les valeurs mobilières et instruments du marché monétaire appartenant à une même émission puissent excéder 30 % du montant total de leurs actifs.
Art.65. § 1. Een instelling voor collectieve belegging mag rechten van deelneming, bedoeld in artikel 52, § 1, 5° en 6°, verwerven, mits maximaal 20 % van haar activa in rechten van deelneming in één en dezelfde instelling voor collectieve belegging wordt belegd. Indien wordt belegd in rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging met verschillende compartimenten, wordt, voor de toepassing van deze paragraaf, elk compartiment beschouwd als een afzonderlijke instelling voor collectieve belegging.
  § 2. De beleggingen in rechten van deelneming, bedoeld in artikel 52, § 1, 6°, mogen in totaal niet meer bedragen dan 30 % van de activa van de instelling voor collectieve belegging.
  Indien een instelling voor collectieve belegging rechten van deelneming, bedoeld in artikel 52, § 1, 5° en 6°, heeft verworven, dienen de activa van de desbetreffende instellingen voor collectieve belegging niet te worden gecombineerd met de in artikel 62 vastgestelde bovengrenzen.
Art.65. § 1er. Un organisme de placement collectif peut acquérir des parts visées à l'article 52, § 1er, 5° et 6°, à condition de ne pas placer plus de 20 % de ses actifs dans les parts d'un même organisme de placement collectif. S'il investit dans les parts d'un organisme de placement collectif qui a plusieurs compartiments, chacun des compartiments est, pour l'application du présent paragraphe, considéré comme un organisme de placement collectif distinct.
  § 2. Les placements dans des parts visées à l'article 52, § 1er, 6°, ne peuvent dépasser, au total, 30 % des actifs de l'organisme de placement collectif.
  Lorsqu'un organisme de placement collectif a acquis des parts visées à l'article 52, § 1er, 5° et 6°, les actifs des organismes de placement collectif concernés ne doivent pas être combinés aux fins de l'application des limites prévues à l'article 62.
Art.66. § 1. Een beleggingsvennootschap of een beheervennootschap, voor het geheel van de door haar beheerde en onder het toepassingsgebied van deze Onderafdeling vallende gemeenschappelijke beleggingsfondsen mag niet zoveel stemrechtverlenende effecten verwerven dat zij daardoor invloed van betekenis kan uitoefenen op het bestuur van een emittent.
  § 2. Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van § 1, verwerft een instelling voor collectieve belegging maximaal :
  1° 10 % aandelen zonder stemrecht van een zelfde emittent;
  2° 10 % obligaties van een zelfde emittent;
  3° 25 % van de rechten van deelneming in één zelfde instelling voor collectieve belegging bedoeld in artikel 52, § 1, 5° of 6° [1 ...]1;
  4° 10 % van geldmarktinstrumenten van één zelfde uitgevende instelling.
  De begrenzingen bedoeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, behoeven niet in acht te worden genomen, indien het brutobedrag van de obligaties of de geldmarktinstrumenten of het nettobedrag van de uitgegeven effecten op het tijdstip van verwerving niet kan worden berekend.
  § 3. De bepalingen van § 2 zijn niet van toepassing met betrekking tot :
  1° door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of zijn plaatselijke besturen uitgegeven of gewaarborgde effecten en geldmarktinstrumenten;
  2° door een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte, uitgegeven of gewaarborgde effecten en geldmarktinstrumenten;
  3° effecten en geldmarktinstrumenten uitgegeven door internationale publiekrechtelijke instellingen waarin een of meer lidstaten van de Europese Economische Ruimte deelnemen;
  § 4. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing met betrekking tot :
  1° aandelen die een instelling voor collectieve belegging houdt in het kapitaal van een vennootschap uit een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte, voor zover deze vennootschap haar activa in hoofdzaak belegt in effecten van emittenten uit die staat, wanneer een dergelijke deelneming, krachtens de wetgeving van die staat, voor de instelling voor collectieve belegging de enige mogelijkheid is om in effecten van emittenten van die staat te beleggen. Deze afwijking is echter slechts van toepassing indien de vennootschap van de staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte, voor haar beleggingsbeleid de begrenzingen, gesteld in de artikelen 62 en 65 en in de paragrafen 1 en 2 van dit artikel, in acht neemt. Bij overschrijding van de begrenzingen, gesteld in de artikelen 62 en 65, zijn de artikelen 67 en 68 mutatis mutandis van toepassing;
  2° aandelen die één of meerdere beleggingsvennootschappen houden in het kapitaal van dochterondernemingen, die uitsluitend te haren of te hunnen behoeve enkel bepaalde beheer-, advies- of verhandelingswerkzaamheden verrichten in het land waar de dochteronderneming is gevestigd, met het oog op de inkoop van rechten van deelneming op verzoek van houders.
  
Art.66. § 1er. Une société d'investissement ou une société de gestion, pour l'ensemble des fonds communs de placement qu'elle gère et qui tombent dans le champ d'application de la présente Sous-section, ne peut acquérir de titres conférant le droit de vote lui permettant d'exercer une influence notable sur la gestion d'un émetteur.
  § 2. Sans préjudice de l'application du § 1er, un organisme de placement collectif ne peut acquérir plus de :
  1° 10 % d'actions sans droit de vote d'un même émetteur;
  2° 10 % d'obligations d'un même émetteur;
  3° 25 % de parts d'un même organisme de placement collectif au sens de l'article 52, § 1er, 5° ou 6° [1 ...]1;
  4° 10 % d'instruments du marché monétaire émis par un même émetteur.
  Les limites prévues à l'alinéa 1er, 2°, 3° et 4°, peuvent ne pas être respectées au moment de l'acquisition si, à ce moment-là, le montant brut des obligations ou des instruments du marché monétaire, ou le montant net des titres émis, ne peut être calculé.
  § 3. Les dispositions du § 2 ne sont pas applicables en ce qui concerne :
  1° les valeurs mobilières et les instruments du marché monétaire émis ou garantis par un Etat membre de l'Espace économique européen ou par ses collectivités publiques territoriales;
  2° les valeurs mobilières et les instruments du marché monétaire émis ou garantis par un Etat non membre de l'Espace économique européen;
  3° les valeurs mobilières et les instruments du marché monétaire émis par des organismes internationaux à caractère public dont font partie un ou plusieurs Etats membres de l'Espace économique européen.
  § 4. Les § § 1er et 2 ne sont pas applicables en ce qui concerne :
  1° les actions détenues par un organisme de placement collectif dans le capital d'une société d'un Etat non membre de l'Espace économique européen, à condition que cette société investisse ses actifs essentiellement en titres d'émetteurs ressortissant de cet Etat lorsque, en vertu de la législation de celui-ci, une telle participation constitue pour l'organisme de placement collectif la seule possibilité d'investir en titres d'émetteurs de cet Etat. Cette dérogation n'est cependant applicable qu'à la condition que la société de l'Etat non membre de l'Espace économique européen respecte dans sa politique de placement les limites établies par les articles 62 et 65 et par les § § 1er et 2 du présent article. En cas de dépassement des limites prévues aux articles 62 et 65, les articles 67 et 68 s'appliquent mutatis mutandis;
  2° les actions détenues par une ou plusieurs sociétés d'investissement dans le capital des sociétés filiales exerçant uniquement au profit exclusif de celle(s)-ci des activités de gestion, de conseil ou de commercialisation dans le pays où la filiale est située, en ce qui concerne le rachat de parts à la demande des porteurs.
  
Art.67. § 1. Ongeacht de voorschriften van deze Onderafdeling mag de instelling voor collectieve belegging steeds de inschrijvingsrechten uitoefenen die verbonden zijn aan de effecten en geldmarktinstrumenten die zij houdt.
  De uitoefening van deze rechten mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de in voorgaande artikelen bedoelde begrenzingen langer dan twaalf maanden worden overschreden.
  § 2. De in voorgaande artikelen bedoelde begrenzingen worden berekend volgens dezelfde methode als gebruikt voor de berekening van de inventariswaarde.
  § 3. De FSMA kan aan een nieuw opgerichte instelling voor collectieve belegging toestaan van de artikelen 62, 63, 64 en 65 af te wijken gedurende een periode van zes maanden na de datum waarop zij is ingeschreven, voor zover de instelling voor collectieve belegging de beginselen inzake risicospreiding naleeft.
Art.67. § 1er. Nonobstant les prescriptions de la présente Sous-section, l'organisme de placement collectif peut toujours exercer les droits de souscription attachés aux valeurs mobilières et instruments du marché monétaire qu'il détient.
  L'usage de cette faculté ne peut toutefois entraîner, pendant plus de douze mois, un dépassement des limites visées aux articles précédents.
  § 2. Les limites prévues aux articles précédents se calculent suivant la méthode utilisée pour le calcul de la valeur d'inventaire.
  § 3. La FSMA peut permettre à un organisme de placement collectif nouvellement créé de déroger aux articles 62, 63, 64 et 65 pendant une période de six mois suivant la date de son inscription, pour autant que cet organisme de placement collectif respecte les principes de la répartition des risques.
Art.68. Indien de in de artikelen 62, 63, 64 en 65 bedoelde begrenzingen buiten de wil van de instelling voor collectieve belegging of ten gevolge van de uitoefening van inschrijvingsrechten worden overschreden, moet de instelling voor collectieve belegging de toestand bij voorrang regulariseren in het belang van de deelnemers.
Art.68. Si un dépassement des limites visées aux articles 62, 63, 64 et 65 intervient indépendamment de la volonté de l'organisme de placement collectif ou à la suite de l'exercice des droits de souscription, l'organisme de placement collectif doit, en priorité, régulariser la situation dans le respect des intérêts des participants.
Onderafdeling III.
Sous-section III.
Art.69. [1 Overeenkomstig artikel 50bis van Richtlijn 2009/65/EG, als de instelling voor collectieve belegging wordt blootgesteld in het kader van een effectisering die niet langer voldoet aan de voorschriften van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012, handelt zij in het belang van de beleggers en neemt zij, indien nodig, corrigerende maatregelen.]1
  
Art.69. [1 Conformément à l'article 50bis de la directive 2009/65/CE, lorsque l'organisme de placement collectif est exposé à une titrisation qui ne satisfait plus aux exigences prévues dans le règlement 2017/2402 du 12 décembre 2017 du Parlement européen et du Conseil créant un cadre général pour la titrisation ainsi qu'un cadre spécifique pour les titrisations simples, transparentes et standardisées, et modifiant les directives 2009/65/CE, 2009/138/CE et 2011/61/UE et les règlements (CE) n° 1060/2009 et (UE) n° 648/2012, il agit et, le cas échéant, prend des mesures correctives, au mieux des intérêts des investisseurs.]1
  
Afdeling II. - Master-feederconstructies
Section II. - Structures master-feeder
Onderafdeling I. - Beleggingsbeleid en goedkeuring
Sous-section Ire. - Politique de placement et autorisation
Art.88. [1 Een feeder]1, belegt ten minste 85 % van haar activa in rechten van deelneming in een master die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG.
  [1 ...]1.
  
Art.88. [1 Un feeder]1 investit au moins 85 % de ses actifs dans des parts d'un master qui répond aux conditions de la Directive 2009/65/CE.
  [1 ...]1.
  
Art.89. § 1. [1 Een feeder]1, mag maximaal 15 % van haar activa aanhouden in een of meer van de volgende bestanddelen :
  1° accessoire liquide middelen overeenkomstig [1 artikel 52, § 3]1;
  2° financiële derivaten die alleen voor hedgingdoeleinden mogen worden gebruikt, overeenkomstig de artikelen 52, § 1, 8°, 58 tot 61, 143, 2°, 144 en 145; of
  3° roerende en onroerende goederen die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar werkzaamheid, indien de feeder een beleggingsvennootschap is. Wanneer de feeder een vastgoed bezit of verwerft, moet het overeenstemmende gedeelte van het kapitaal steeds worden gehouden door haar oprichters of de door hen aangewezen personen.
  Met het oog op de naleving van de artikelen 58 tot 61, berekent de feeder haar totale risico in financiële derivaten alleen door haar eigen directe risico als bedoeld in het eerste lid, 2°, te combineren met hetzij
  1° het reële risico in financiële derivaten van de master naar rata van de belegging van de feeder in de master; of
  2° het potentiële totale maximumrisico in financiële derivaten dat de master volgens haar beheerreglement of statuten naar rata van de belegging van de feeder in de master mag aangaan.
  De artikelen 55, 56, 58, 59, 60, 61, 62, 66, 67 en 68 zijn van toepassing op de beleggingen bedoeld in het eerste lid.
  Artikel 66, § 1, is van toepassing op de beleggingen van de feeder in haar master.
  § 2. [1 ...]1.
  § 3. De feeder belegt niet in rechten van deelneming in de master totdat de overeenkomsten als bedoeld in de artikelen 53, § 1 en 107, § 1, van de wet van kracht zijn geworden.
  
Art.89. § 1er. [1 un feeder]1 peut placer jusqu'à 15 % de ses actifs dans un ou plusieurs des éléments suivants :
  1° des liquidités à titre accessoire conformément à l'[1 article 52, § 3]1;
  2° des instruments financiers dérivés, qui peuvent être utilisés uniquement à des fins de couverture, conformément aux articles 52, § 1er, 8°, 58 à 61, 143, 2°, 144 et 145; ou
  3° les biens meubles et immeubles indispensables à l'exercice direct de son activité, si le feeder est une société d'investissement. Si le feeder détient ou acquiert un immeuble, la part correspondante du capital doit être en permanence détenue par ses fondateurs ou les personnes désignées par ceux-ci.
  Aux fins de la conformité avec les articles 58 à 61, le feeder calcule son risque global lié aux instruments financiers dérivés en combinant son propre risque direct au titre de l'alinéa 1er, 2°, avec
  1° soit le risque réel du master par rapport aux instruments financiers dérivés, en proportion des investissements du feeder dans le master; ou
  2° soit le risque potentiel maximal global du master par rapport aux instruments financiers dérivés prévu par le règlement de gestion ou les statuts du master, en proportion de l'investissement du feeder dans le master.
  Les articles 55, 56, 58, 59, 60, 61, 62, 66, 67 et 68 sont applicables aux investissements visés à l'alinéa 1er.
  L'article 66, § 1er, est applicable aux investissements du feeder dans son master.
  § 2. [1 ...]1.
  § 3. Le feeder n'investit dans les parts du master qu'une fois que les accords visés aux articles 53, § 1er et 107, § 1er, de la loi sont entrés en vigueur.
  
Art.90. § 1. De belegging van een feeder in een bepaalde master, die de grens overschrijdt die [1 in artikel 65, § 1]1 is vastgesteld voor investeringen in andere instellingen voor collectieve belegging, moet vooraf door de FSMA worden goedgekeurd.
  § 2. De feeder wordt binnen vijftien werkdagen na de indiening van een volledig dossier ervan in kennis gesteld of de FSMA de belegging van de feeder in de master al dan niet heeft goedgekeurd.
  § 3. De FSMA verleent goedkeuring indien de feeder, haar bewaarder en haar commissaris en de master aan de wet en dit besluit voldoen. Daartoe dient de feeder bij de FSMA de volgende documenten in :
  1° het beheerreglement of de statuten van de feeder en de master;
  2° het prospectus en de essentiële beleggersinformatie van de feeder en de master;
  3° de in artikel 91, § 1 bedoelde overeenkomst tussen de feeder en de master of de interne bedrijfsvoeringsregels;
  4° indien van toepassing, de aan de deelnemers te verstrekken informatie als bedoeld in artikel 111, § 1;
  5° indien de master en de feeder verschillende bewaarders hebben : de in artikel 53, § 1 van de wet bedoelde overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen hun bewaarders;
  6° indien de master en de feeder verschillende commissarissen hebben : de in artikel 107, § 1 van de wet bedoelde overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen hun commissarissen.
  Wanneer de master niet in België gevestigd is, moet de feeder tevens een verklaring overhandigen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de master dat deze een instelling voor collectieve belegging is die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG of een compartiment daarvan, en voldoet aan de voorwaarden in artikel 58, lid 3, onder b) en c) van Richtlijn 2009/65/EG.
  
Art.90. § 1er. L'investissement d'un feeder dans un master donné, qui dépasse la limite applicable en vertu [1 de l'article 65, § 1er]1 aux placements dans d'autres organismes de placement collectif, est subordonné à l'approbation préalable de la FSMA.
  § 2. Le feeder est informé, au plus tard quinze jours ouvrables après la présentation d'un dossier complet, de l'approbation ou du refus, par la FSMA, de son investissement dans le master.
  § 3. La FSMA donne son approbation dès lors que le feeder, son dépositaire et son commissaire, ainsi que le master se conforment à la loi et au présent arrêté. A cette fin, le feeder fournit à la FSMA les documents suivants :
  1° le règlement de gestion ou les statuts du feeder et du master;
  2° le prospectus et les informations clés pour l'investisseur du feeder et du master;
  3° l'accord entre le feeder et le master ou les règles de conduite internes visés à l'article 91, § 1er;
  4° le cas échéant, les informations à fournir aux participants conformément à l'article 111, § 1er;
  5° si le dépositaire du master diffère de celui du feeder, l'accord d'échange d'informations entre les deux dépositaires, tel que visé à l'article 53, § 1er, de la loi;
  6° si le commissaire du master diffère de celui du feeder, l'accord d'échange d'informations entre les deux commissaires, tel que visé à l'article 107, § 1er, de la loi.
  Lorsque le master n'est pas établi en Belgique, le feeder fournit également une attestation des autorités compétentes de l'Etat membre d'origine du master certifiant que celui-ci est un organisme de placement collectif répondant aux conditions de la Directive 2009/65/CE ou un compartiment de celui-ci, et qu'il remplit les conditions énoncées à l'article 58, paragraphe 3, b) et c) de la Directive 2009/65/CE.
  
Onderafdeling II. - Overeenkomst tussen feeder en master en interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging
Sous-section II. - Accord entre le feeder et le master et règles de conduite internes de la société de gestion d'organismes de placement collectif
Art.91. § 1. De feeder belegt niet in rechten van deelneming in de master boven de krachtens [1 artikel 65, § 1]1 geldende limieten, totdat de in artikel 78 van de wet bedoelde overeenkomst of interne bedrijfsvoeringsregels in werking zijn getreden.
  Deze overeenkomst of interne bedrijfsvoeringsregels zijn op verzoek kosteloos beschikbaar voor alle deelnemers.
  § 2. De master en de feeder nemen passende maatregelen om het tijdstip van de berekening en de publicatie van hun netto-inventariswaarde te coördineren om market timing in hun fondsen te vermijden, wat arbitrage-opportuniteiten belemmert.
  A. Overeenkomst tussen master en feeder
  
Art.91. § 1er. Le feeder n'investit au-delà de la limite applicable en vertu [1 de l'article 65, § 1er]1 dans les parts du master qu'une fois que l'accord ou les règles de conduite internes visés à l'article 78 de la loi sont entrés en vigueur.
  Sur demande, cet accord ou ces règles de conduite internes sont mis gratuitement à la disposition de tous les participants.
  § 2. Le master et le feeder prennent des mesures appropriées pour coordonner le calendrier du calcul et de la publication de leur valeur nette d'inventaire, afin d'écarter les possibilités d'opérations d'arbitrage sur leurs parts entre la valeur comptable et la valeur de marché (market timing).
  A. Accord entre le master et le feeder
  
Art.92. De in artikel 78 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet ten aanzien van toegang tot de informatie in het volgende :
  1° de wijze en het tijdstip waarop de master de feeder een exemplaar van haar beheerreglement of statuten, het prospectus en essentiële beleggersinformatie of alle wijzigingen ervan verstrekt;
  2° de wijze en het tijdstip waarop de master de feeder informeert over een delegatie van beleggingsbeheer- en risicobeheertaken aan derden in overeenstemming met artikelen 42 en 202 van de wet;
  3° in voorkomend geval, de wijze en het tijdstip waarop de master aan de feeder interne operationele documenten, zoals documenten betreffende het risicobeheerproces en nalevingsverslagen, verstrekt;
  4° van welke details over inbreuken door de master op het recht, het beheerreglement of de statuten en de overeenkomst tussen de master en de feeder de master de feeder in kennis zal stellen en de wijze van en het tijdschema voor de kennisgeving;
  5° als de feeder financiële derivaten voor hedgingdoeleinden gebruikt, de wijze en het tijdstip waarop de master aan de feeder informatie zal verstrekken over haar werkelijke risico in financiële derivaten teneinde de feeder in staat te stellen haar eigen totale risico te berekenen als bedoeld in artikel 89, § 1, tweede lid, 1° [1 ...]1 ;
  6° een verklaring dat de master de feeder informeert over alle andere met derden gesloten regelingen inzake informatie-uitwisseling en, in voorkomend geval, op welke wijze en op welk tijdstip de master deze andere regelingen inzake informatie-uitwisseling voor de feeder beschikbaar stelt.
  
Art.92. L'accord entre le master et le feeder visé à l'article 78 de la loi précise, en ce qui concerne l'accès aux informations :
  1° quand et comment le master fournit au feeder une copie de son règlement de gestion ou de ses statuts, de son prospectus et de ses informations clés pour l'investisseur, ainsi que de toute modification qui y serait apportée;
  2° quand et comment le master informe le feeder d'une délégation à des tiers des fonctions de gestion d'investissements et de gestion des risques conformément aux articles 42 et 202 de la loi;
  3° le cas échéant, quand et comment le master fournit au feeder des documents relatifs à son fonctionnement interne, tels que les procédures de gestion des risques et les rapports sur le respect de la conformité;
  4° en cas de non-respect, par le master, du droit, du règlement de gestion, des statuts ou de l'accord entre le master et le feeder, quelles informations en la matière sont notifiées par le master au feeder, de quelle manière et dans quels délais;
  5° lorsque le feeder utilise des instruments financiers dérivés à des fins de couverture, quand et comment le master fournit au feeder des informations sur son exposition effective à des instruments financiers dérivés, afin de permettre au feeder de calculer son propre risque global conformément à l'article 89, § 1er, alinéa 2, 1° [1 ...]1 ;
  6° que le master informe le feeder de tout autre accord d'échange d'informations conclu avec un tiers et, le cas échéant, quand et comment le master met de tels accords d'échange d'informations à la disposition du feeder.
  
Art.93. De in artikel 78 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet ten aanzien van de grondslag voor de belegging in en vervreemding van rechten van deelneming door de feeder in het volgende :
  1° welke categorieën van rechten van deelneming in de master voor belegging door de feeder beschikbaar zijn;
  2° de door de feeder te dragen lasten en uitgaven, en details over alle kortingen op of teruggaven van lasten of uitgaven door de master;
  3° in voorkomend geval, de voorwaarden waarop een eerste of volgende overdracht van activa in natura van de feeder aan de master mag plaatsvinden.
Art.93. L'accord entre le master et le feeder visé à l'article 78 de la loi précise, en ce qui concerne les principes d'achat et de désinvestissement de parts par le feeder, les éléments suivants :
  1° quelles sont les catégories de parts du master qui peuvent être acquises par le feeder;
  2° les frais et les dépenses incombant au feeder et le détail des éventuelles réductions ou rétrocessions de ces frais ou dépenses accordées par le master;
  3° s'il y a lieu, les termes selon lesquels peut être réalisé le transfert initial ou ultérieur d'actifs en nature du feeder vers le master.
Art.94. De in artikel 78 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet ten aanzien van standaardregelingen voor verhandeling ten minste in het volgende :
  1° coördinatie van de frequentie van en het tijdschema voor de berekening van de netto-inventariswaarde en de publicatie van de prijzen van de rechten van deelneming;
  2° coördinatie van de doorgifte van handelsorders door de feeder waaronder, in voorkomend geval, de rol van transferagenten of alle andere derden;
  3° in voorkomend geval, alle regelingen die nodig zijn om rekening te houden met het feit dat een van beide of beide instellingen voor collectieve belegging op een secundaire markt noteren of verhandeld worden;
  4° voor zover nodig, andere passende maatregelen om de naleving van de eisen van artikel 91, § 2 te verzekeren;
  5° voor zover de rechten van deelneming in de feeder en de master in een andere valuta luiden, de grondslag voor omrekening van handelsorders;
  6° afwikkelingscycli en betalingsdetails voor aankoop van of inschrijving op en inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in de master waaronder, voor zover tussen de partijen overeengekomen, de voorwaarden waaronder de master een inkoop- of terugbetalingsverzoek door middel van een overdracht van activa in natura aan de feeder mag afwikkelen, met name in de gevallen als bedoeld in artikel 79, § 1 en § 2 van de wet;
  7° procedures om te waarborgen dat verzoeken om inlichtingen en klachten van deelnemers op passende wijze worden afgehandeld;
  8° voor zover de master aan haar beheerreglement of statuten en prospectus bepaalde rechten of bevoegdheden met betrekking tot deelnemers ontleent en besluit de uitoefening van die rechten en bevoegdheden met betrekking tot de feeder geheel of gedeeltelijk te beperken of op te geven, een verklaring inzake de desbetreffende voorwaarden.
Art.94. L'accord entre le master et le feeder visé à l'article 78 de la loi prévoit, en ce qui concerne les dispositions types en matière de négociation, au moins les éléments suivants :
  1° une coordination de la fréquence et du calendrier de calcul de la valeur nette d'inventaire et de publication des prix des parts;
  2° une coordination de la transmission des ordres de négociation par le feeder, y compris, s'il y a lieu, le rôle des agents de transfert ou de tout autre tiers;
  3° toute disposition nécessaire, le cas échéant, pour tenir compte du fait que l'un ou l'autre des organismes de placement collectif, ou les deux, sont cotés ou négociés sur un marché secondaire;
  4° le cas échéant, des mesures appropriées pour assurer le respect des exigences de l'article 91, § 2;
  5° lorsque les parts du feeder et du master sont libellées dans différentes monnaies, la base de conversion des ordres de négociation;
  6° les cycles de règlement et les détails en matière de paiement pour les achats ou les souscriptions et les rachats ou les remboursements de parts du master, y compris, s'il en a été convenu entre les parties, les conditions auxquelles le master peut régler des demandes de remboursement ou de rachat en transférant des actifs en nature au feeder, notamment dans les cas visés à l'article 79, § § 1er et 2, de la loi;
  7° les procédures qui garantissent que les demandes d'informations et les plaintes des participants font l'objet d'un traitement approprié;
  8° si le règlement de gestion ou les statuts du master et son prospectus lui confèrent certains droits ou pouvoirs vis-à-vis des participants, et s'il choisit de limiter l'exercice d'une partie ou de l'ensemble de ces droits et pouvoirs vis-à-vis du feeder, ou d'y renoncer, une déclaration précisant les conditions de cette limitation ou renonciation.
Art.95. De in artikel 78 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet ten aanzien van op regelingen voor verhandeling van invloed zijnde gebeurtenissen ten minste in het volgende :
  1° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door een van beide instellingen voor collectieve belegging van de tijdelijke schorsing en de hervatting van de bepaling van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging van die instelling voor collectieve belegging;
  2° regelingen voor kennisgeving en oplossing van fouten bij de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming in de master.
Art.95. L'accord entre le master et le feeder visé à l'article 78 précise au moins, en ce qui concerne les événements affectant les dispositions prises en matière de négociation, les éléments suivants :
  1° les modalités et le calendrier de la notification, par l'un ou l'autre organisme de placement collectif, de la suspension temporaire et de la reprise de la détermination de la valeur nette d'inventaire des parts, ainsi que de l'exécution des demandes d'émission et de rachat des parts ou de changement de compartiment de cet organisme de placement collectif;
  2° les dispositions prévues pour la notification et la correction des erreurs de calcul de la valeur nette d'inventaire des parts du master.
Art.96. De in artikel 78 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet ten aanzien van standaardregelingen voor het verslag van de commissaris ten minste in het volgende :
  1° voor zover de feeder en de master hetzelfde boekjaar aanhouden, de coördinatie van de opstelling van hun periodieke verslagen;
  2° als de feeder en de master een ander boekjaar aanhouden, regelingen op grond waarvan de feeder van de master alle informatie verkrijgt die nodig is om haar periodieke verslagen tijdig te kunnen opstellen en wordt gewaarborgd dat de commissaris van de master bij machte is op de afsluitingsdatum van de feeder een ad-hocverslag op te stellen in overeenstemming met artikel 107, § 2 van de wet.
Art.96. L'accord entre le master et le feeder visé à l'article 78 de la loi prévoit au moins, en ce qui concerne les dispositions types relatives au rapport du commissaire, les éléments suivants :
  1° si le feeder et le master ont les mêmes exercices comptables, l'établissement coordonné de leurs rapports périodiques;
  2° si le feeder et le master ont des exercices comptables différents, des dispositions permettant au feeder d'obtenir du master toutes les informations dont il a besoin pour établir ses rapports périodiques dans les délais, et permettant au commissaire du master d'établir un rapport ad hoc à la date de clôture du feeder conformément à l'article 107, § 2, de la loi.
Art.97. De in artikel 78 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet ten aanzien van wijzigingen van doorlopende regelingen in het volgende :
  1° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door de master van voorgestelde en van kracht zijnde wijzigingen van haar beheerreglement of statuten, prospectus en essentiële beleggersinformatie, indien deze details verschillen van de standaardregelingen voor kennisgeving aan deelnemers in het beheerreglement, de statuten of het prospectus van de master;
  2° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door de master van een geplande of voorgestelde vereffening, fusie of splitsing;
  3° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door een van beide instellingen voor collectieve belegging dat zij ophoudt of zal ophouden aan de voorwaarden te voldoen om als feeder respectievelijk master te kwalificeren;
  4° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door een van beide instellingen voor collectieve belegging van haar voornemen om haar beheervennootschap, haar bewaarder, haar commissaris of enige derde die gemandateerd is om taken in verband met beleggingsbeheer of risicobeheer uit te voeren te vervangen;
  5° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving van andere wijzigingen van doorlopende regelingen waartoe de master zich verbindt.
Art.97. L'accord entre le master et le feeder visé à l'article 78 de la loi précise, en ce qui concerne les modifications de dispositions pérennes, les éléments suivants :
  1° les modalités et le calendrier selon lesquels le master notifie les modifications envisagées ou effectives de son règlement de gestion, de ses statuts, de son prospectus ou de ses informations clés pour l'investisseur, si ces modalités et ce calendrier diffèrent des dispositions types en matière de notification aux participants qui figurent dans le règlement de gestion, les statuts ou le prospectus du master;
  2° les modalités et le calendrier selon lesquels le master notifie une liquidation, une fusion ou une scission prévue ou proposée;
  3° les modalités et le calendrier selon lesquels l'un ou l'autre organisme de placement collectif notifie le fait qu'il ne remplit plus ou ne remplira plus les conditions pour être, selon le cas, un feeder ou un master;
  4° les modalités et le calendrier selon lesquels l'un ou l'autre organisme de placement collectif notifie son intention de changer de société de gestion, de dépositaire, de commissaire ou de tout autre tiers chargé d'exercer une fonction de gestion d'investissements ou de gestion des risques;
  5° les modalités et le calendrier des notifications d'autres changements à des dispositions existantes que le master s'engage à fournir.
Art.98. § 1. Als zowel de feeder als de master in België gevestigd zijn, voorziet de in artikel 78 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder erin dat het Belgisch recht op de overeenkomst van toepassing is en dat beide partijen met de exclusieve jurisdictie van de Belgische rechtbanken instemmen.
  § 2. Als de feeder of de master niet in België gevestigd is, voorziet de in artikel 78 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder erin dat het recht van de lidstaat waarin de feeder is gevestigd of het recht van de lidstaat waarin de master is gevestigd van toepassing is en dat beide partijen instemmen met de exclusieve jurisdictie van de rechtbanken van de lidstaat met betrekking tot het recht waarvan zij hebben bedongen dat dit op de overeenkomst van toepassing is.
  B. Interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging
Art.98. § 1er. Lorsque tant le feeder que le master sont établis en Belgique, l'accord entre le master et le feeder visé à l'article 78 de la loi stipule que cet accord relève du droit belge et que les deux parties reconnaissent la compétence exclusive des juridictions belges.
  § 2. Lorsque le feeder ou le master n'est pas établi en Belgique, l'accord entre le master et le feeder visé à l'article 78 de la loi stipule que le droit applicable est, soit celui de l'Etat membre où est établi le master, soit celui de l'Etat membre où est établi le feeder, et que les deux parties reconnaissent la compétence exclusive des juridictions de l'Etat membre dont le droit est désigné comme applicable à cet accord.
  B. Règles de conduite internes de la société de gestion d'organismes de placement collectif
Art.99. De in artikel 78 van de wet bedoelde interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap omvatten passende maatregelen om eventuele belangenconflicten tussen de feeder en de master, of tussen de feeder en andere deelnemers van de master te beperken in zoverre daarin niet voldoende is voorzien door de maatregelen die door de beheervennootschap worden toegepast om te voldoen aan de eisen van de artikelen 201, § 7, tweede lid en 218, derde lid van de wet en van de artikelen 11 tot 15 van het koninklijk besluit van [1 12 november 2012]1 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging.
  
Art.99. Les règles de conduite internes de la société de gestion visées à l'article 78 de la loi prévoient des mesures appropriées pour limiter les conflits d'intérêts qui peuvent surgir entre le feeder et le master, ou entre le feeder et d'autres participants du master, dès lors que ce risque n'est pas suffisamment couvert par les mesures prises par la société de gestion en application des articles 201, § 7, alinéa 2 et 218, alinéa 3 de la loi et des articles 11 à 15 de l'arrêté royal du [1 12 novembre 2012]1 relatif aux sociétés de gestion d'organismes de placement collectif.
  
Art.100. De in artikel 78 van de wet bedoelde interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap voorzien ten aanzien van de grondslag voor de belegging in en vervreemding van rechten van deelneming door de feeder ten minste in het volgende :
  1° welke categorieën van rechten van deelneming in de master voor belegging door de feeder beschikbaar zijn;
  2° de door de feeder te dragen lasten en uitgaven, en details over alle kortingen op of teruggaven van lasten of uitgaven door de master;
  3° in voorkomend geval, de voorwaarden waarop een eerste of volgende overdracht van activa in natura van de feeder aan de master mag plaatsvinden.
Art.100. Les règles de conduite internes de la société de gestion visées à l'article 78 de la loi précisent au moins, en ce qui concerne les principes d'achat et de désinvestissement de parts par le feeder, les éléments suivants :
  1° quelles sont les catégories de parts du master qui peuvent être acquises par le feeder;
  2° les frais et les dépenses incombant au feeder et le détail des éventuelles réductions ou rétrocessions de ces frais ou dépenses accordées par le master;
  3° s'il y a lieu, les termes selon lesquels peut être réalisé le transfert initial ou ultérieur d'actifs en nature du feeder vers le master.
Art.101. De in artikel 78 van de wet bedoelde interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap voorzien ten aanzien van standaardregelingen voor verhandeling ten minste in het volgende :
  1° coördinatie van de frequentie van en het tijdschema voor de berekening van de netto-inventariswaarde en de publicatie van de prijzen van de rechten van deelneming;
  2° coördinatie van de doorgifte van handelsorders door de feeder waaronder, in voorkomend geval, de rol van transferagenten of alle andere derden;
  3° in voorkomend geval, alle regelingen die nodig zijn om rekening te houden met het feit dat een van beide of beide instellingen voor collectieve belegging op een secundaire markt noteren of verhandeld worden;
  4° voor zover nodig, passende maatregelen om de naleving van de eisen van artikel 91, § 2 te verzekeren;
  5° voor zover de rechten van deelneming in de feeder en de master in een andere valuta luiden, de grondslag voor omrekening van handelsorders;
  6° afwikkelingscycli en betalingsdetails voor aankoop van of inschrijving op en inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in de master waaronder, voor zover tussen de partijen overeengekomen, de voorwaarden waaronder de master een inkoop- of terugbetalingsverzoek door middel van een overdracht van activa in natura aan de feeder mag afwikkelen, met name in de gevallen bedoeld in artikel 79, § § 1 en 2 van de wet;
  7° voor zover de master aan haar beheerreglement of statuten en prospectus bepaalde rechten of bevoegdheden met betrekking tot deelnemers ontleent en besluit de uitoefening van die rechten en bevoegdheden met betrekking tot de feeder geheel of gedeeltelijk te beperken of op te geven, een verklaring inzake de desbetreffende voorwaarden.
Art.101. Les règles de conduite internes de la société de gestion visées à l'article 78 de la loi prévoient au moins, en ce qui concerne les dispositions types en matière de négociation, les éléments suivants :
  1° une coordination de la fréquence et du calendrier de calcul de la valeur nette d'inventaire et de publication des prix des parts;
  2° une coordination de la transmission des ordres de négociation par le feeder, y compris, s'il y a lieu, le rôle des agents de transfert ou de tout autre tiers;
  3° toute disposition nécessaire, le cas échéant, pour tenir compte du fait que l'un ou l'autre des organismes de placement collectif, ou les deux, sont cotés ou négociés sur un marché secondaire;
  4° le cas échéant, des mesures appropriées pour assurer le respect des exigences de l'article 91, § 2;
  5° lorsque les parts du feeder et du master sont libellées dans différentes [1 devises]1, la base de conversion des ordres de négociation;
  6° les cycles de règlement et les détails en matière de paiement pour les achats ou les souscriptions et les rachats ou les remboursements de parts du master, y compris, s'il en a été convenu entre les parties, les conditions auxquelles le master peut régler des demandes de remboursement ou de rachat en transférant des actifs en nature au feeder, notamment dans les cas visés à l'article 79, § § 1er et 2 de la loi;
  7° si le règlement de gestion ou les statuts du master et son prospectus lui confèrent certains droits ou pouvoirs vis-à-vis des participants, et s'il choisit de limiter l'exercice d'une partie ou de l'ensemble de ces droits et pouvoirs vis-à-vis du feeder, ou d'y renoncer, une déclaration précisant les conditions de cette limitation ou renonciation.
  
Art.102. De in artikel 78 van de wet bedoelde interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap voorzien ten aanzien van op regelingen voor verhandeling van invloed zijnde gebeurtenissen ten minste in het volgende :
  1° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door een van beide instellingen voor collectieve belegging van de tijdelijke schorsing en de hervatting van de bepaling van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging van de instelling voor collectieve belegging;
  2° regelingen voor kennisgeving en oplossing van fouten bij de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming in de master.
Art.102. Les règles de conduite internes de la société de gestion visées à l'article 78 de la loi précisent au moins, en ce qui concerne les événements affectant les dispositions prises en matière de négociation, les éléments suivants :
  1° les modalités et le calendrier de la notification, par l'un ou l'autre organisme de placement collectif, de la suspension temporaire et de la reprise de la détermination de la valeur nette d'inventaire des parts, ainsi que de l'exécution des demandes d'émission et de rachat des parts ou de changement de compartiment de cet organisme de placement collectif;
  2° les dispositions prévues pour la notification et la correction des erreurs de calcul de la valeur nette d'inventaire des parts du master.
Art.103. De in artikel 78 van de wet bedoelde interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap voorzien ten aanzien van standaardregelingen voor het verslag van de commissaris ten minste in het volgende :
  1° voor zover de feeder en de master hetzelfde boekjaar aanhouden, de coördinatie van de opstelling van hun periodieke verslagen;
  2° voor zover de feeder en de master een ander boekjaar aanhouden, regelingen op grond waarvan de feeder van de master alle informatie verkrijgt die nodig is om haar periodieke verslagen tijdig te kunnen opstellen en wordt gewaarborgd dat de commissaris van de master bij machte is op de afsluitingsdatum van de feeder een ad-hocverslag op te stellen in overeenstemming met artikel 107, § 2 van de wet.
Art.103. Les règles de conduite internes de la société de gestion visées à l'article 78 de la loi prévoient au moins, en ce qui concerne les dispositions types relatives au rapport du commissaire, les éléments suivants :
  1° si le feeder et le master ont les mêmes exercices comptables, l'établissement coordonné de leurs rapports périodiques;
  2° si le feeder et le master ont des exercices comptables différents, des dispositions permettant au feeder d'obtenir du master toutes les informations dont il a besoin pour établir ses rapports périodiques dans les délais, et permettant au commissaire du master d'établir un rapport ad hoc à la date de clôture du feeder conformément à l'article 107, § 2, de la loi.
Onderafdeling III. - Procedure bij vereffening, fusie of splitsing van de master of bij uittreding van de laatste feeder
Sous-section III. - Procédure en cas de liquidation, de fusion ou de scission du master ou en cas de sortie du dernier feeder
Art.104. § 1. De feeder verstrekt uiterlijk twee maanden na de datum waarop de master deze over het bindende besluit tot vereffening heeft geïnformeerd de volgende gegevens aan de FSMA :
  1° voor zover de feeder voornemens is in overeenstemming met artikel 79, § 1, 1° van de wet ten minste 85 % van haar activa in rechten van deelneming in een andere master te beleggen :
  a) haar aanvraag tot goedkeuring van die belegging;
  b) haar aanvraag tot goedkeuring van de voorgestelde wijzigingen van haar beheerreglement of statuten;
  c) de wijzigingen van haar prospectus en haar essentiële beleggersinformatie in overeenstemming met artikel 60 van de wet;
  d) de andere volgens artikel 90, § 3 vereiste documenten;
  2° voor zover de feeder voornemens is zich tot een niet-feeder om te vormen in overeenstemming met artikel 79, § 1, 2° van de wet :
  a) haar aanvraag tot goedkeuring van de voorgestelde wijzigingen van haar beheerreglement of statuten;
  b) de wijzigingen van haar prospectus en haar essentiële beleggersinformatie in overeenstemming met artikel 60 van de wet;
  3° voor zover de feeder voornemens is tot vereffening over te gaan, een kennisgeving van dat voornemen.
  § 2. In afwijking van § 1 moet de feeder, als de master de feeder meer dan vijf maanden voor de datum waarop de vereffening zal aanvangen over haar bindend besluit om tot vereffening over te gaan, heeft geïnformeerd, bij haar bevoegde autoriteiten uiterlijk drie maanden voor die datum haar aanvraag of kennisgeving indienen in overeenstemming met § 1, 1°, 2° of 3°.
  § 3. De feeder informeert haar deelnemers zonder onbehoorlijk uitstel over haar voornemen tot vereffening over te gaan.
Art.104. § 1er. Le feeder soumet à la FSMA, au plus tard deux mois à compter de la date à laquelle le master l'informe de sa décision liante de liquidation, les éléments suivants :
  1° si le feeder prévoit d'investir au moins 85 % de ses actifs dans des parts d'un autre master, conformément à l'article 79, § 1er, 1°, de la loi :
  a) sa demande d'approbation pour cet investissement;
  b) sa demande d'approbation pour les modifications qu'il prévoit d'apporter à son règlement de gestion ou à ses statuts;
  c) les modifications apportées à son prospectus et à ses informations clés pour l'investisseur conformément à l'article 60 de la loi;
  d) les autres documents requis par l'article 90, § 3;
  2° si le feeder a l'intention de se convertir en non-feeder conformément à l'article 79, § 1er, 2°, de la loi :
  a) sa demande d'approbation pour les modifications qu'il prévoit d'apporter à son règlement de gestion ou à ses statuts;
  b) les modifications apportées à son prospectus et à ses informations clés pour l'investisseur conformément à l'article 60 de la loi;
  3° si le feeder a l'intention de procéder à sa propre liquidation, une notification de cette intention.
  § 2. Par dérogation au § 1er, si le master informe le feeder de sa décision contraignante de liquidation plus de cinq mois avant la date à laquelle doit commencer cette dernière, le feeder soumet aux autorités compétentes sa demande ou notification au titre du § 1er, 1°, 2° ou 3°, au plus tard trois mois avant cette date.
  § 3. Le feeder informe ses participants, sans retard indu, de son intention de procéder à sa propre liquidation.
Art.105. § 1. De feeder wordt binnen 15 werkdagen na de indiening van alle onder artikel 104, § 1, 1° of 2° bedoelde documenten geïnformeerd of de FSMA de vereiste goedkeuringen heeft verleend.
  § 2. Bij ontvangst van de goedkeuring van de FSMA ingevolge § 1 informeert de feeder de master daarover.
  § 3. De feeder neemt zo spoedig mogelijk nadat de FSMA de nodige goedkeuringen overeenkomstig artikel 104, § 1, 1° heeft verleend de nodige maatregelen om aan de eisen van artikel 111 te voldoen.
  § 4. Voor zover de betaling van de vereffeningsopbrengsten van de master zal plaatsvinden vóór de datum waarop de feeder in een andere master zal gaan beleggen ingevolge artikel 104, § 1, 1°, of in overeenstemming met haar nieuwe beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid zal gaan beleggen ingevolge artikel 104, § 1, 2°, verleent de FSMA goedkeuring op de volgende voorwaarden :
  1° de feeder :
  a) ontvangt de opbrengsten van de vereffening in contanten, of
  b) ontvangt sommige of alle opbrengsten in de vorm van een overdracht van activa in natura voor zover de feeder dit wenst en voor zover de overeenkomst tussen de feeder en de master of de interne bedrijfsvoeringsregels en het bindende vereffeningsbesluit daarin voorzien;
  2° vóór de datum waarop de feeder in een andere master zal gaan beleggen of in overeenstemming met haar nieuwe beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid zal gaan beleggen, mogen contanten die in overeenstemming met deze paragraaf worden aangehouden of ontvangen alleen met het oog op een efficiënt contantenbeheer worden herbelegd.
  Voor zover het eerste lid, 1°, b) van toepassing is, mag de feeder te allen tijde een deel van de in natura overgedragen activa verzilveren.
Art.105. § 1er. Le feeder est informé, dans les quinze jours ouvrables suivant la remise de tous les documents visés à l'article 104, § 1er, 1° ou 2°, selon le cas, de l'octroi par la FSMA des approbations requises.
  § 2. Lorsqu'il reçoit l'approbation de la FSMA conformément au § 1er, le feeder en informe le master.
  § 3. Le feeder prend les mesures nécessaires pour se conformer aux exigences de l'article 111 le plus rapidement possible après l'octroi par la FSMA des approbations requises par l'article 104, § 1er, 1°.
  § 4. Si le produit de la liquidation du master doit être versé avant la date à laquelle le feeder doit commencer à investir, soit dans un autre master conformément à l'article 104, § 1er, 1°, soit conformément à ses nouveaux objectifs et à sa nouvelle politique d'investissement conformément à l'article 104, § 1er, 2°, la FSMA donne son approbation sous réserve des conditions suivantes :
  1° le feeder reçoit le produit de la liquidation :
  a) en espèces, ou
  b) intégralement ou partiellement sous forme de transfert d'actifs en nature, si le feeder le souhaite et si cela est prévu par l'accord conclu entre le feeder et le master ou par les règles de conduite internes, et par la décision contraignante de liquidation;
  2° avant la date à laquelle le feeder doit commencer à investir dans un autre master ou conformément à ses nouveaux objectifs et à sa nouvelle politique d'investissement, toute somme détenue ou reçue en espèces conformément au présent paragraphe ne peut être réinvestie qu'à des fins de bonne gestion de trésorerie.
  Lorsque l'alinéa 1er, 1°, b), s'applique, le feeder peut à tout moment convertir en espèces toute partie des actifs transférés en nature.
Art.106. § 1. De feeder dient uiterlijk één maand na de datum waarop de feeder de informatie over de geplande fusie of splitsing heeft ontvangen in overeenstemming met artikel 79, § 2 van de wet de volgende gegevens in bij de FSMA :
  1° voor zover de feeder voornemens is een feeder van dezelfde master te blijven :
  a) haar aanvraag tot goedkeuring daarvan;
  b) in voorkomend geval, haar aanvraag tot goedkeuring van de voorgestelde wijzigingen van haar beheerreglement of statuten;
  c) in voorkomend geval, de wijzigingen van haar prospectus en haar essentiële beleggersinformatie in overeenstemming met artikel 60 van de wet;
  2° voor zover de feeder voornemens is een feeder te worden van een andere master die uit de voorgestelde fusie of splitsing van de master voortkomt of voor zover de feeder voornemens is ten minste 85 % van haar activa te beleggen in rechten van deelneming in een andere master die niet uit de fusie of splitsing voortkomt :
  a) haar aanvraag tot goedkeuring van die belegging;
  b) haar aanvraag tot goedkeuring van de voorgestelde wijzigingen van haar beheerreglement of statuten;
  c) de wijzigingen van haar prospectus en haar essentiële beleggersinformatie in overeenstemming met artikel 60 van de wet;
  d) de andere volgens artikel 90, § 3 vereiste documenten;
  3° voor zover de feeder voornemens is zich tot een niet-feeder om te vormen in overeenstemming met artikel 79, § 2, 3° [1 van de wet]1 :
  a) haar aanvraag tot goedkeuring van de voorgestelde wijzigingen van haar beheerreglement of statuten;
  b) de wijzigingen van haar prospectus en haar essentiële beleggersinformatie in overeenstemming met artikel 60 van de wet;
  4° voor zover de feeder voornemens is tot vereffening over te gaan, een kennisgeving van dat voornemen.
  § 2. Voor de toepassing van § 1, 1° en 2° moet met het volgende rekening worden gehouden :
  1° de uitdrukking " een feeder van dezelfde master te blijven " verwijst naar de gevallen waarin :
  a) de master de verkrijgende instelling voor collectieve belegging is bij een voorgestelde fusie;
  b) de master bij een voorgestelde splitsing als een van de resulterende instellingen voor collectieve belegging materieel ongewijzigd zal blijven bestaan.
  2° de uitdrukking " een feeder te worden van een andere master die uit de voorgestelde fusie of splitsing van de master voortkomt " verwijst naar de gevallen waarin :
  a) de master de op te slorpen instelling voor collectieve belegging is en de feeder door de fusie een deelnemer van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging wordt;
  b) de feeder een deelnemer wordt van een uit een splitsing voortkomende instelling voor collectieve belegging die materieel van de master verschilt.
  § 3. In afwijking van § 1 moet de feeder, in gevallen waarin de master de in artikel 173 bedoelde informatie of vergelijkbare informatie meer dan vier maanden vóór de voorgestelde ingangsdatum aan de feeder heeft verstrekt, uiterlijk drie maanden vóór de voor de fusie of splitsing van de master voorgestelde ingangsdatum bij de FSMA haar aanvraag of kennisgeving indienen in overeenstemming met § 1, 1°, 2°, 3° of 4°.
  § 4. De feeder informeert haar deelnemers en de master zonder onbehoorlijk uitstel over haar voornemen om tot vereffening over te gaan.
  
Art.106. § 1er. Le feeder soumet à la FSMA, au plus tard un mois après la date à laquelle il est informé du projet de fusion ou de scission conformément à l'article 79, § 2, de la loi, les éléments suivants :
  1° si le feeder entend rester un feeder du même master :
  a) sa demande d'approbation en ce sens;
  b) le cas échéant, sa demande d'approbation pour les modifications qu'il prévoit d'apporter à son règlement de gestion ou à ses statuts;
  c) le cas échéant, les modifications apportées à son prospectus et à ses informations clés pour l'investisseur conformément à l'article 60 de la loi;
  2° si le feeder entend devenir le feeder d'un autre master issu du projet de fusion ou de scission du master, ou si le feeder entend investir au moins 85 % de ses actifs dans les parts d'un autre master ne résultant pas de cette fusion ou de cette scission :
  a) sa demande d'approbation pour cet investissement;
  b) sa demande d'approbation pour les modifications qu'il prévoit d'apporter à son règlement de gestion ou à ses statuts;
  c) les modifications apportées à son prospectus et à ses informations clés pour l'investisseur conformément à l'article 60 de la loi;
  d) les autres documents requis par l'article 90, § 3;
  3° si le feeder a l'intention de se convertir en non-feeder conformément à l'article 79, § 2, 3° de la loi :
  a) sa demande d'approbation pour les modifications qu'il prévoit d'apporter à son règlement de gestion ou à ses statuts;
  b) les modifications apportées à son prospectus et à ses informations clés pour l'investisseur conformément à l'article 60 de la loi;
  4° si le feeder a l'intention de procéder à sa propre liquidation, une notification de cette intention.
  § 2. Aux fins de l'application du § 1er, 1° et 2°, il y a lieu de tenir compte de ce qui suit :
  1° l'expression " rester un feeder du même master " fait référence aux cas où :
  a) le master est l'organisme de placement collectif bénéficiaire dans un projet de fusion;
  b) le master est censé continuer d'exister, sans modifications substantielles, en tant qu'organisme de placement collectif issu d'un projet de scission;
  2° l'expression " devenir le feeder d'un autre master issu du projet de fusion ou de scission du master " fait référence aux cas où :
  a) le master est l'organisme de placement collectif à absorber et, à la suite de la fusion, le feeder devient participant de l'organisme de placement collectif bénéficiaire;
  b) le feeder devient participant d'un organisme de placement collectif, issu d'une scission, qui diffère substantiellement du master.
  § 3. Par dérogation au § 1er, si le master a fourni au feeder les informations visées à l'article 173, ou des informations comparables, plus de quatre mois avant la date prévue de prise d'effet, le feeder soumet à la FSMA la demande ou notification prévue par le § 1er, 1°, 2°, 3° ou 4°, au plus tard trois mois avant la date prévue de prise d'effet de la fusion ou scission du master.
  § 4. Le feeder informe ses participants et le master, sans retard indu, de son intention de procéder à sa propre liquidation.
Art.107. § 1. De feeder wordt binnen 15 werkdagen na de indiening van alle onder artikel 106, § 1, 1°, 2° of 3° bedoelde documenten geïnformeerd of de FSMA de vereiste goedkeuringen heeft verleend.
  § 2. Bij ontvangst van de informatie dat de FSMA goedkeuring heeft verleend overeenkomstig § 1 informeert de feeder de master daarover.
  § 3. Nadat de feeder is geïnformeerd dat de FSMA de nodige goedkeuringen ingevolge artikel 106, § 1, 2° heeft verleend, neemt de feeder de nodige maatregelen om zonder onbehoorlijk uitstel aan de eisen van artikel 111 te voldoen.
  § 4. In de gevallen als bedoeld onder artikel 106, § 1, 2° en 3° oefent de feeder, als de FSMA op de werkdag voorafgaand aan de laatste dag waarop de feeder de inkoop en terugbetaling van haar rechten van deelneming in de master vóór ingang van de fusie of splitsing kan vragen de volgens artikel 106, § 1 vereiste goedkeuring niet heeft verleend, het recht uit in overeenstemming met artikel 179 om de inkoop en terugbetaling van haar rechten van deelneming in de master te vragen.
  De feeder oefent dit recht eveneens uit om ervoor te zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan het recht van haar eigen deelnemers om overeenkomstig artikel 111, § 1, eerste lid, 4° de inkoop of terugbetaling van hun rechten van deelneming in de feeder te vragen.
  Alvorens het in het eerste lid bedoelde recht uit te oefenen, onderzoekt de feeder de beschikbare alternatieve oplossingen die kunnen helpen de transactiekosten of andere negatieve effecten voor haar eigen deelnemers te vermijden of te verminderen.
  § 5. Als de feeder inkoop of terugbetaling van haar rechten van deelneming in de master vraagt, ontvangt zij :
  1° de inkoop- of terugbetalingsopbrengsten in contanten, of
  2° een deel van of alle inkoop- of terugbetalingsopbrengsten als een overdracht in natura voor zover de feeder dit wenst en voor zover de overeenkomst tussen de feeder en de master daarin voorziet.
  In omstandigheden waar het eerste lid, 2° van toepassing is, mag de feeder te allen tijde een deel van de in natura overgedragen activa verzilveren.
  § 6. De FSMA verleent goedkeuring mits alle contanten die in overeenstemming met § 5 worden aangehouden of ontvangen vóór de datum waarop de feeder in de nieuwe master of in overeenstemming met haar nieuwe beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid zal gaan beleggen slechts met het oog op een efficiënt contantenbeheer mogen worden herbelegd.
Art.107. § 1er. Le feeder est informé, dans les quinze jours ouvrables suivant la remise de tous les documents visés à l'article 106, § 1er, 1°, 2° ou 3°, selon le cas, de l'octroi par la FSMA des approbations requises.
  § 2. Dès qu'il est informé de l'octroi par la FSMA de l'approbation prévue au § 1er, le feeder en informe le master.
  § 3. Une fois qu'il a été informé de l'octroi par la FSMA des approbations requises au titre de l'article 106, § 1er, 2°, le feeder prend, sans retard indu, les mesures nécessaires pour se conformer aux exigences de l'article 111.
  § 4. Dans les cas visés à l'article 106, § 1er, 2° et 3°, le feeder exerce le droit de demander le rachat et le remboursement de ses parts dans le master, conformément à l'article 179, si la FSMA n'a pas fourni l'approbation requise par l'article 106, § 1er, le jour ouvrable précédant le dernier jour, avant la prise d'effet de la fusion ou de la scission, où le feeder peut demander le rachat et le remboursement de ses parts dans le master.
  Le feeder exerce également ce droit pour préserver le droit de ses propres participants à demander le rachat ou le remboursement de leurs parts dans ce feeder en vertu de l'article 111, § 1er, alinéa 1er, 4°.
  Avant d'exercer le droit mentionné à l'alinéa 1er, le feeder étudie les autres solutions envisageables permettant d'éviter ou de réduire les coûts de transaction ou autres incidences défavorables pour ses propres participants.
  § 5. Le feeder qui demande le rachat ou le remboursement de ses parts dans le master en reçoit le produit sous l'une ou l'autre des formes suivantes :
  1° en espèces;
  2° intégralement ou partiellement sous forme de transfert en nature, si tel est le souhait du feeder et si cela est prévu par l'accord entre le feeder et le master.
  Lorsque l'alinéa 1er, 2°, s'applique, le feeder peut à tout moment convertir en espèces toute partie des actifs transférés.
  § 6. La FSMA donne son approbation à la condition qu'avant la date à laquelle le feeder doit commencer à investir dans un autre master ou conformément à ses nouveaux objectifs et à sa nouvelle politique d'investissement, toute somme détenue ou reçue en espèces conformément au § 5 ne puisse être réinvestie qu'à des fins de bonne gestion de trésorerie.
Onderafdeling IV. - Verplichtingen en bevoegde autoriteiten
Sous-section IV. - Obligations et autorités compétentes
Art.108. De feeder of, indien van toepassing, de beheervennootschap van de feeder, is verantwoordelijk voor het aan haar bewaarder doorgeven van alle informatie over de master die nodig is voor het volledig uitvoeren van de taken van de bewaarder van de feeder.
Art.108. Le feeder ou, le cas échéant, la société de gestion du feeder, se charge de communiquer au dépositaire du feeder toute information concernant le master qui est nécessaire pour que le dépositaire du feeder puisse s'acquitter de ses obligations.
Art.109. Naast het bepaalde in de artikelen 60 en 88, § 2 van de wet, zendt de feeder het prospectus, de essentiële beleggersinformatie en alle wijzigingen daarin, alsmede de jaar- en halfjaarlijkse verslagen van de master toe aan de FSMA.
Art.109. Outre les exigences prévues aux articles 60 et 88, § 2, de la loi, le feeder envoie à la FSMA le prospectus, les informations clés pour l'investisseur et toutes les modifications qui y sont apportées ainsi que les rapports annuel et semestriel du master.
Art.110. De feeder verstrekt beleggers, op verzoek en kosteloos, een papieren afschrift van het prospectus en de jaarverslagen en halfjaarlijkse verslagen van de master.
Art.110. Le feeder fournit gratuitement aux investisseurs, sur demande, un exemplaire sur support papier du prospectus et des rapports annuel et semestriel du master.
Art.111. § 1. Een feeder die reeds werkzaamheden als instelling voor collectieve belegging uitoefent, met inbegrip van werkzaamheden als feeder van een andere master, verstrekt aan haar deelnemers de volgende informatie :
  1° een verklaring dat de FSMA de belegging van de feeder in rechten van deelneming in de master heeft goedgekeurd;
  2° de essentiële beleggersinformatie over de feeder en de master;
  3° vanaf welke datum de feeder belegt in de master, of wanneer de feeder al heeft belegd in de master, de datum waarop de belegging de in [1 artikel 65, § 1]1 genoemde limiet zal overschrijden, en
  4° een verklaring dat de deelnemers het recht hebben om binnen dertig dagen te eisen dat hun rechten van deelneming zonder andere kosten dan die bedoeld in artikel 117, § 3, 1° worden ingekocht of terugbetaald; dit recht gaat in zodra de feeder de in deze paragraaf bedoelde informatie heeft verstrekt.
  Deze informatie wordt ten minste dertig dagen vóór de datum, die bedoeld wordt in het eerste lid, 3°, verstrekt op dezelfde wijze als voorgeschreven in artikel 177.
  § 2. De feeder belegt niet vóór het verstrijken van de in § 1, tweede lid, genoemde periode van dertig dagen, boven de krachtens [1 artikel 65, § 1]1 toepasselijke limiet in de rechten van deelneming in de desbetreffende master.
  
Art.111. § 1er. Un feeder qui exerce déjà des activités en tant qu'organisme de placement collectif, y compris celles de feeder d'un autre master, fournit les informations suivantes à ses participants :
  1° une déclaration indiquant que la FSMA a approuvé l'investissement du feeder dans des parts dudit master;
  2° les informations clés pour l'investisseur, concernant le feeder et le master;
  3° la date à laquelle le feeder doit commencer à investir dans le master ou, s'il y a déjà investi, la date à laquelle son investissement dépassera la limite applicable en vertu [1 de l'article 65, § 1er]1; et
  4° une déclaration indiquant que les participants ont le droit de demander, dans un délai de trente jours, le rachat ou le remboursement de leurs parts, sans frais autres que ceux visés à l'article 117, § 3, 1° ; ce droit prend effet à partir du moment où le feeder a fourni les informations visées au présent paragraphe.
  Cette information est fournie au moins trente jours avant la date mentionnée à l'alinéa 1er, 3°, suivant la méthode prescrite par l'article 177.
  § 2. Le feeder n'investit pas dans les parts du master concerné au-delà de la limite applicable en vertu [1 de l'article 65, § 1er]1, avant la fin de la période de trente jours visée au § 1er, alinéa 2.
  
Art.112. § 1. De feeder controleert de werkzaamheden van de master op doeltreffende wijze. Bij de nakoming van deze verplichting kan de feeder vertrouwen op de informatie en documenten die van de master of, indien van toepassing, van haar beheervennootschap, bewaarder en commissaris worden ontvangen, tenzij er reden is om te twijfelen aan de juistheid ervan.
  § 2. Wanneer de feeder, haar beheervennootschap of een persoon die namens ofwel de feeder ofwel de beheervennootschap van de feeder optreedt, in verband met een belegging in de rechten van deelneming in de master een distributieprovisie, commissie of geldelijke tegemoetkoming ontvangt, wordt de provisie, commissie of geldelijke tegemoetkoming in de activa van de feeder gestort.
Art.112. § 1er. Le feeder contrôle effectivement l'activité du master. Afin de satisfaire à cette obligation, le feeder peut se fonder sur les informations et les documents reçus du master ou, le cas échéant, sa société de gestion, son dépositaire et son commissaire, sauf s'il y a des raisons de douter de l'exactitude de ces informations et documents.
  § 2. Lorsque, en rapport avec un investissement dans les parts d'un master, une redevance de distribution, une commission ou un autre avantage monétaire sont versés au feeder, à sa société de gestion ou à toute personne agissant pour le compte de celui-ci ou de sa société de gestion, cette redevance, cette commission ou cet autre avantage monétaire sont versés dans les actifs du feeder.
Art.113. § 1. De master stelt de FSMA onmiddellijk in kennis van de identiteit van elke feeder die in haar rechten van deelneming belegt. Indien de feeder in in een andere lidstaat gevestigd is, stelt de FSMA de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder onmiddellijk na ontvangst van deze kennisgeving in kennis van deze belegging.
  § 2. De master zorgt ervoor dat alle uit hoofde van de toepasselijke wettelijke bepalingen, het beheerreglement of de statuten vereiste informatie tijdig beschikbaar is voor de feeder of, indien van toepassing, haar beheervennootschap en voor de bevoegde autoriteiten, de bewaarder en de commissaris van de feeder.
Art.113. § 1er. Le master informe immédiatement la FSMA de l'identité de tout feeder qui investit dans ses parts. Lorsque le feeder est établi dans un autre Etat membre, la FSMA, dès réception de cette information, porte l'investissement en question à la connaissance des autorités compétentes de l'Etat membre d'origine du feeder.
  § 2. Le master veille à ce que toutes les informations requises en vertu des dispositions légales applicables, du règlement de gestion ou des statuts soient mises en temps utile à la disposition du feeder, ou, le cas échéant, de sa société de gestion, ainsi que des autorités compétentes, du dépositaire et du commissaire du feeder.
Art.114. § 1. Indien de master en de feeder in België zijn gevestigd, stelt de FSMA de feeder onmiddellijk in kennis van besluiten, maatregelen, geconstateerde schendingen van de bepalingen van toepassing op master-feederconstructies en alle ingevolge de artikelen 106, § 1, 4° en 247, § 1, 4° van de wet gemelde informatie die betrekking heeft op de master of, indien van toepassing, haar beheervennootschap, bewaarder of commissaris.
  § 2. Indien enkel de master in België is gevestigd, stelt de FSMA de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder onmiddellijk in kennis van besluiten, maatregelen, geconstateerde schendingen van de bepalingen van toepassing op master-feederconstructies en alle ingevolge de artikelen 106, § 1, 4° en 247, § 1, 4° van de wet gemelde informatie die betrekking heeft op de master of, indien van toepassing, haar beheervennootschap, bewaarder of commissaris.
  Indien enkel de feeder in België is gevestigd, geeft de FSMA haar onmiddellijk de informatie door, bedoeld in het vorige lid, die zij van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de master ontvangt.
Art.114. § 1er. Si le master et le feeder sont établis en Belgique, la FSMA communique immédiatement au feeder toute décision, mesure, observation relative au non-respect des dispositions applicables aux structures master-feeder ou information communiquée au titre des articles 106, § 1er, 4° et 247, § 1er, 4° de la loi relative au master ou, le cas échéant, à sa société de gestion, à son dépositaire ou à son commissaire.
  § 2. Si seul le master est établi en Belgique, la FSMA communique immédiatement aux autorités compétentes de l'Etat membre d'origine du feeder toute décision, mesure, observation relative au non-respect des dispositions applicables aux structures master-feeder ou information communiquée au titre des articles 106, § 1er, 4° et 247, § 1er, 4° de la loi relative au master ou, le cas échéant, à sa société de gestion, à son dépositaire ou à son commissaire.
  Si seul le feeder est établi en Belgique, la FSMA lui transmet immédiatement l'information, visée à l'alinéa précédent, qu'elle reçoit des autorités compétentes de l'Etat membre d'origine du master.
Afdeling III. - Verplichtingen en verbodsbepalingen
Section III. - Obligations et interdictions
Onderafdeling I. - Provisies en kosten
Sous-section Ire. - Commissions et frais
Art.115. § 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 118 en 119, vermeldt en raamt het prospectus alle provisies en kosten die aan de instelling voor collectieve belegging worden aangerekend. In het prospectus wordt inzonderheid gepreciseerd volgens welk tarief en op welke wijze het beheer van de beleggingsportefeuille en de administratie van de instelling voor collectieve belegging, de verhandeling van haar rechten van deelneming en de bewaarneming van haar activa worden vergoed.
  Het prospectus vermeldt eveneens alle provisies en kosten die aan de deelnemers worden aangerekend, inzonderheid bij uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging. In het prospectus wordt het tarief gepreciseerd van die kosten en provisies en in welke mate hierover, eventueel, door de belegger onderhandeld kan worden.
  § 2. De pensioenspaarfondsen mogen de tarieven, bedoeld in het eerste lid van de eerste paragraaf niet als een maximum uitdrukken.
  § 3. Elke wijziging van de provisies en kosten bedoeld in § 1 en in artikel 117 in het nadeel van de instelling voor collectieve belegging of van de deelnemers moet vooraf worden aangekondigd, hetzij in twee dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid, hetzij via enig ander gelijkwaardig publicatiemiddel dat is goedgekeurd door de FSMA.
  De wijziging bedoeld in voorgaand lid mag pas ingaan na afloop van een termijn van minstens één maand die aanvangt bij de bovenvermelde aankondiging. Deze termijn wordt verlengd tot minstens twee maanden indien bij uittreding een bedrag, waarvan sprake in artikel 117, § 3, 1° of 2°, ten laste van de deelnemer wordt gelegd.
  Indien de wijziging leidt tot een verhoging van de provisies en kosten waarvan sprake in § 1, eerste lid, wordt aan de deelnemers de mogelijkheid geboden om zonder kosten, behoudens eventuele taksen, uit te treden tijdens de in het tweede lid bedoelde termijn. De bedragen tot dekking van de kosten voor de realisatie van de activa worden tijdens deze termijn noch gedragen door de instelling voor collectieve belegging, noch door de deelnemers. Het prospectus vermeldt wie deze bedragen ten laste neemt.
  § 4. Een instelling voor collectieve belegging kan een prestatievergoeding toekennen aan de persoon, aan wie zij de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 22°, a), van de wet, toevertrouwt, voor zover deze vergoeding bijkomstig is aan de basisvergoeding voor het beheer van de beleggingsportefeuille van de instelling voor collectieve belegging.
Art.115. § 1er. Sans préjudice de l'application des articles 118 et 119, toutes les commissions et tous les frais qui sont mis à charge de l'organisme de placement collectif sont mentionnés et estimés dans le prospectus. Le prospectus précise notamment le tarif et le mode de rémunération de la gestion du portefeuille d'investissement et de l'administration de l'organisme de placement collectif, ainsi que de la commercialisation de ses parts et de la garde de ses actifs.
  Toutes les commissions et tous les frais qui sont mis à charge des participants, notamment lors de l'émission ou du rachat de parts ou en cas de changement de compartiment, doivent également être mentionnés dans le prospectus. Le prospectus précise le tarif de ces commissions et frais ainsi que la mesure dans laquelle ceux-ci sont, le cas échéant, négociables par l'investisseur.
  § 2. Pour les fonds d'épargne-pension, les tarifs visés au § 1er, alinéa 1er, ne peuvent pas être présentés sous la forme de maximums.
  § 3. Toute modification des commissions et frais, visés au § 1er et à l'article 117, dans un sens défavorable pour l'organiseme de placement collectif ou pour les participants, doit être annoncé au préalable dans deux quotidiens à diffusion nationale ou à tirage suffisant ou par tout autre moyen de publication équivalent approuvé par la FSMA.
  La modification visée à l'alinéa précédent ne peut entrer en vigueur qu'au terme d'un délai minimum d'un mois, prenant cours au moment de l'annonce précitée. Ce délai est porté à deux mois au moins si, en cas de sortie, un montant visé à l'article 117, § 3, 1° ou 2°, est mis à charge du participant.
  Si la modification entraîne une augmentation des commissions et frais visés au § 1er, alinéa 1er, la possibilité est offerte aux participants de sortir, pendant le délai visé à l'alinéa 2, sans frais, sauf taxes éventuelles. Les montants destinés à couvrir les frais de réalisation des actifs ne sont, durant ce délai, supportés ni par l'organisme de placement collectif, ni par les participants. Le prospectus mentionne qui prend ces montants en charge.
  § 4. Un organisme de placement collectif peut accorder une rémunération de performance à la personne à laquelle il confie les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif, visées à l'article 3, 22°, a), de la loi, dans la mesure où cette rémunération est complémentaire à la rémunération de base pour la gestion du portefeuille d'investissement de l'organisme de placement collectif.
Art.116. § 1. Indien een instelling voor collectieve belegging belegt in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging bedoeld bij artikel 52, § 1, 5° of 6° [1 ...]1 en indien de onderliggende instellingen voor collectieve belegging hetzij rechtstreeks hetzij op grond van een lastgevingsovereenkomst of aannemingsovereenkomst worden beheerd door dezelfde vennootschap, brengt deze vennootschap geen provisies of kosten in rekening voor inschrijving, compartimentswijziging of uittreding met betrekking tot beleggingen in deze rechten van deelneming.
  Hetzelfde verbod geldt in hoofde van een andere onderneming die de onderliggende instellingen voor collectieve belegging beheert, indien deze onderneming, via gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke zeggenschapsuitoefening of door een aanmerkelijke rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming, verbonden is met de vennootschap, bedoeld in het eerste lid.
  Hetzelfde verbod geldt in hoofde van een master met betrekking tot beleggingen in haar rechten van deelneming door een feeder.
  § 2. Indien een instelling voor collectieve belegging belegt in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 52, § 1, 5° of 6° [1 ...]1 en indien de onderliggende instellingen voor collectieve belegging hetzij rechtstreeks hetzij op grond van een lastgevingsovereenkomst of aannemingsovereenkomst worden beheerd door dezelfde vennootschap, mag deze vennootschap enkel provisies en kosten in rekening brengen voor het beheer van het overeenkomstige deel van de portefeuille voor het hoogste van de hierna volgende bedragen :
  1° het verschil tussen de provisies en kosten van de onderliggende instelling voor collectieve belegging enerzijds en de provisies en kosten van de instelling voor collectieve belegging anderzijds;
  2° het gedeelte van de provisies en kosten van de instelling voor collectieve belegging dat strekt tot vergoeding van de toewijzing van de activa.
  Dezelfde beperking geldt in hoofde van een andere onderneming die de onderliggende instellingen voor collectieve belegging beheert, indien deze onderneming, via gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke zeggenschapsuitoefening of door een aanmerkelijke rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming, verbonden is met de vennootschap, bedoeld in het eerste lid.
  Het prospectus preciseert het gedeelte van de provisies en kosten van de instelling voor collectieve belegging dat strekt tot vergoeding van de toewijzing van de activa.
  
Art.116. § 1er. Si un organisme de placement collectif investit en parts d'organismes de placement collectif, visées à l'article 52, § 1er, 5° ou 6° [1 ...]1, et que les organismes de placement collectif sous-jacents sont gérés, soit directement soit en vertu d'un contrat de mandat ou d'un contrat d'entreprise, par la même société, cette société ne facture pas de commissions ou frais pour la souscription, le changement de compartiment ou la sortie relatifs à des placements dans ces parts.
  La même interdiction s'applique dans le chef d'une autre entreprise qui gère les organismes de placement collectif sous-jacents, si cette entreprise est liée à la société visée à l'alinéa 1er dans le cadre d'une communauté de gestion ou de contrôle ou par une importante participation directe ou indirecte.
  La même interdiction s'applique dans le chef d'un master en ce qui concerne les placements dans ses parts effectués par un feeder.
  § 2. Si un organisme de placement collectif investit en parts d'organismes de placement collectif, visées à l'article 52, § 1er, 5° ou 6° [1 ...]1 et que les organismes de placement collectif sous-jacents sont gérés, soit directement soit en vertu d'un contrat de mandat ou d'un contrat d'entreprise, par la même société, cette société peut uniquement facturer des commissions et frais pour la gestion de la partie correspondante du portefeuille à concurrence du plus élevé des montants suivants :
  1° la différence entre les commissions et frais de l'organisme de placement collectif sous-jacent d'une part et les commissions et frais de l'organisme de placement collectif d'autre part;
  2° la partie des commissions et frais de l'organisme de placement collectif qui correspond à la rémunération de l'allocation des actifs.
  La même restriction s'applique dans le chef d'une autre entreprise qui gère les organismes de placement collectif sous-jacents, si cette entreprise est liée à la société visée à l'alinéa 1er dans le cadre d'une communauté de gestion ou de contrôle ou par une importante participation directe ou indirecte.
  Le prospectus précise la partie des commissions et frais de l'organisme de placement collectif qui correspond à la rémunération de l'allocation des actifs.
  
Art.117. § 1. De inschrijvingsprijs van de rechten van deelneming, die overeenstemt met hun netto-inventariswaarde, mag slechts worden verhoogd met :
  1° een bedrag, ten gunste van de instelling voor collectieve belegging, tot dekking van de kosten voor de verwerving van de activa;
  2° een verhandelingprovisie voor de ondernemingen die voor de verhandeling van de rechten van deelneming zorgen;
  3° een bedrag tot dekking van de administratieve kosten voor de ondernemingen die voor de verhandeling van de rechten van deelneming zorgen.
  § 2. Een compartimentswijziging geschiedt op basis van de netto-inventariswaarde van de betrokken rechten van deelneming. Hierbij mag slechts in rekening worden gebracht :
  1° een bedrag ten gunste van de instelling voor collectieve belegging, tot dekking van de kosten voor de verwerving en realisatie van de activa;
  2° een verhandelingprovisie voor de ondernemingen die voor de verhandeling van de rechten van deelneming zorgen;
  3° een bedrag tot dekking van de administratieve kosten voor de ondernemingen die voor de verhandeling van de rechten van deelneming zorgen.
  [1 4° een bedrag tot ontmoediging van een compartimentswijziging die volgt binnen de periode van een maand na intreding, ingehouden ten voordele van de instelling voor collectieve belegging. Indien het beheerreglement of de statuten een toelating in deze zin bevatten, mag het bestuursorgaan van de instelling voor collectieve belegging beslissen dit bedrag niet in te houden of de bedoelde periode van een maand te wijzigen, mits het bestuursorgaan in het eerst volgende jaarverslag zijn beslissing motiveert op grond van concrete omstandigheden en objectieve criteria bepaald in het beheerreglement of de statuten.]1
  § 3. Van de uittredingsprijs die overeenstemt met de netto-inventariswaarde van het recht van deelneming, mag enkel worden afgetrokken :
  1° een bedrag tot dekking van de kosten voor de realisatie van de activa ten gunste van de instelling voor collectieve belegging;
  2° een bedrag tot dekking van de administratieve kosten voor de ondernemingen die voor de verhandeling van de rechten van deelneming zorgen;
  3° een bedrag tot ontmoediging van een uittreding die volgt binnen de periode van een maand na intreding, ingehouden ten voordele van de instelling voor collectieve belegging. Indien het beheerreglement of de statuten een toelating in deze zin bevatten, mag het bestuursorgaan van de instelling voor collectieve belegging beslissen dit bedrag niet in te houden of de bedoelde periode van een maand te wijzigen, mits het bestuursorgaan in het eerst volgende jaarverslag zijn beslissing motiveert op grond van concrete omstandigheden en objectieve criteria bepaald in het beheerreglement of de statuten.
  [2 § 4. De in paragraaf 1, 1°, paragraaf 2, 1°, en paragraaf 3, 1°, bedoelde bedragen kunnen naar boven of naar beneden worden bijgesteld naargelang het passief, als gevolg van de toe- en uittredingen van de betrokken dag, naar boven of naar beneden dan wel omgekeerd varieert, naargelang het geval.
   Als de instelling voor collectieve belegging ervoor opteert om het in het eerste lid bedoelde mechanisme toe te passen, dient zij zich aan de volgende bepalingen te conformeren:
   1° de bijstelling van de in het eerste lid bedoelde bedragen gebeurt onder verwijzing naar de kosten voor de herschikking van de portefeuille die voortvloeien uit de passiefbewegingen;
   2° de drempel waarboven de betrokken bedragen kunnen worden bijgesteld, moet gerechtvaardigd zijn in het licht van de oriëntatie van het beheer van de instelling voor collectieve belegging en de liquiditeit van de door haar gehouden activa;
   3° als de instelling voor collectieve belegging gebruik maakt van die mogelijkheid, ziet zij erop toe geen van de deelnemers of categorieën van deelnemers op welke manier ook te bevoordelen ten opzichte van de andere deelnemers of categorieën van deelnemers;
   4° het mechanisme kan enkel worden toegepast op een bepaalde dag indien niet gelijktijdig gebruik gemaakt wordt van het mechanisme voorzien in artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 voor de berekening van de netto-inventariswaarde;
   5° in het prospectus wordt melding gemaakt van het bestaan, de werking en de modaliteiten van het mechanisme bepaald bij dit artikel;
   6° in het periodiek verslag wordt melding gemaakt van het bestaan, de werking, de modaliteiten en de toepassing van het mechanisme bepaald bij dit artikel.
   De FSMA kan bij reglement een verplichting invoeren tot rapportering aan de FSMA inzake het gebruik van dit mechanisme. Tevens zullen in dit reglement regels kunnen worden vastgesteld omtrent de inhoud, frequentie en wijze van rapportering.]2

  
Art.117. § 1er. Le prix de souscription des parts, correspondant à la valeur nette d'inventaire de celles-ci, ne peut être majoré que :
  1° d'un montant destiné à couvrir les frais d'acquisition des actifs, perçu au profit de l'organisme de placement collectif;
  2° d'une commission de commercialisation, perçue au profit des entreprises assurant la commercialisation des parts;
  3° d'un montant destiné à couvrir les frais administratifs, perçu au profit des entreprises assurant la commercialisation des parts.
  § 2. Un changement de compartiment s'effectue sur la base de la valeur nette d'inventaire des parts concernées. Dans ce cas, ne peuvent être pris en compte que :
  1° un montant destiné à couvrir les frais d'acquisition et de réalisation des actifs, perçu au profit de l'organisme de placement collectif;
  2° une commission de commercialisation, perçue au profit des entreprises assurant la commercialisation des parts;
  3° un montant destiné à couvrir les frais administratifs, perçu au profit des entreprises assurant la commercialisation des parts.
  [1 4° d'un montant destiné à décourager tout changement de compartiment dans le mois qui suit l'entrée, montant retenu au profit de l'organisme de placement collectif. Si le règlement de gestion ou les statuts contiennent une autorisation dans ce sens, l'organe de gestion de l'organisme de placement collectif peut décider de ne pas retenir ce montant ou de modifier la période d'un mois précitée, à condition de motiver cette décision, dans le prochain rapport annuel, sur la base de circonstances concrètes et de critères objectifs définis dans le règlement de gestion ou les statuts.]1
  § 3. Le prix de sortie, correspondant à la valeur nette d'inventaire de la part, ne peut être diminué que :
  1° d'un montant destiné à couvrir les frais de réalisation des actifs, perçu au profit de l'organisme de placement collectif;
  2° d'un montant destiné à couvrir les frais administratifs, perçu au profit des entreprises assurant la commercialisation des parts;
  3° d'un montant destiné à décourager toute sortie dans le mois qui suit l'entrée, montant retenu au profit de l'organisme de placement collectif. Si le règlement de gestion ou les statuts contiennent une autorisation dans ce sens, l'organe de gestion de l'organisme de placement collectif peut décider de ne pas retenir ce montant ou de modifier la période d'un mois précitée, à condition de motiver cette décision, dans le prochain rapport annuel, sur la base de circonstances concrètes et de critères objectifs définis dans le règlement de gestion ou les statuts.
  [2 § 4. Les montants visés au paragraphe 1er, 1°, au paragraphe 2, 1° et au paragraphe 3, 1° peuvent être ajustés à la hausse ou à la baisse suivant que le passif varie, suite aux entrées et sorties du jour concerné, à la hausse ou à la baisse ou inversément, selon le cas.
   Au cas où il choisit d'appliquer le dispositif visé à l'alinéa 1er, l'organisme de placement collectif se conforme aux dispositions suivantes:
   1° l'ajustement appliqué aux montants visés à l'alinéa 1er est déterminé par référence aux coûts de réaménagement du portefeuille liés aux mouvements de passif;
   2° le seuil à partir duquel l'ajustement peut être effectué doit être justifié au regard de l'orientation de la gestion de l'organisme de placement collectif et de la liquidité des actifs qu'il détient;
   3° lorsqu'il fait usage de cette faculté, l'organisme de placement collectif s'abstient de privilégier de quelque manière que ce soit un ou plusieurs participants ou catégories de participants par rapport aux autres;
   4° le dispositif ne peut être appliqué un certain jour que si le dispositif prévu par l'article 21/1 de l'arrêté royal du 10 novembre 2006 n'est pas appliqué simultanément au même calcul de la valeur nette d'inventaire;
   5° le prospectus indique l'existence, le fonctionnement et les modalités du dispositif déterminé par le présent article;
   6° le rapport périodique indique l'existence, le fonctionnement, les modalités et l'application du dispositif déterminé par le présent article.
   La FSMA peut instaurer par voie de règlement une obligation de reporting à l'égard de la FSMA en ce qui concerne l'utilisation de ce dispositif. Ce règlement pourra également prévoir des règles en matière de contenu, de fréquence et de méthode de reporting.]2

  
Art.118. § 1. De personen aan wie een instelling voor collectieve belegging de uitoefening van een of meer beheertaken bedoeld bij artikel 3, 22°, a) en/of b) van de wet heeft toevertrouwd, worden niet geacht zich loyaal, billijk en professioneel voor de belangen van de instelling voor collectieve belegging in te zetten, indien zij, voor het verrichten van activiteiten in verband met het beheer en de administratie, een vergoeding of provisie betalen of ontvangen, dan wel een niet-geldelijk voordeel verschaffen of aannemen, tenzij het gaat om :
  1° een vergoeding, provisie of niet-geldelijk voordeel betaald of verschaft aan of door de instelling voor collectieve belegging of een persoon die handelt voor rekening van die instelling voor collectieve belegging;
  2° een vergoeding, provisie of niet-geldelijk voordeel betaald of verschaft aan of door een derde of een persoon die handelt voor rekening van die derde, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  a) vóór de betrokken dienst wordt verricht, moet de instelling voor collectieve belegging uitvoerig, accuraat en op begrijpelijke wijze worden geïnformeerd over het bestaan, de aard en het bedrag van de vergoeding, de provisie of het voordeel of, indien dat bedrag niet kan worden achterhaald, over de berekeningswijze ervan;
  b) de betaling of de verschaffing van de vergoeding, de provisie of het niet-geldelijke voordeel moet de kwaliteit van de dienstverlening aan de cliënt verbeteren en mag geen afbreuk doen aan de verplichting voor de entiteit waaraan de uitoefening van een of meer beheertaken bedoeld bij artikel 3, 22°, a) en/of b) van de wet werd toevertrouwd, om zich in te zetten voor de belangen van de instelling voor collectieve belegging;
  3° passende vergoedingen die de betrokken dienstverlening mogelijk maken of daarvoor noodzakelijk zijn, inclusief bewaarloon, afwikkelings- en beursvergoedingen en wettelijke heffingen of juridische kosten, die van nature niet onverenigbaar zijn met de verplichting voor de entiteit waaraan de uitoefening van een of meer beheertaken bedoeld bij artikel 3, 22°, a) en/of b) van de wet werd toevertrouwd, om zich loyaal, billijk en professioneel in te zetten voor de belangen van de instelling voor collectieve belegging.
  § 2. De entiteiten waaraan de uitoefening van een of meer beheertaken bedoeld bij artikel 3, 22°, a) en/of b) van de wet werd toevertrouwd, mogen, voor de toepassing van § 1, 2°, a), de essentiële voorwaarden van de regelingen voor vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen bondig meedelen, op voorwaarde dat zij zich ertoe verbinden de deelnemer desgevraagd nadere bijzonderheden te verstrekken en dat zij deze verplichting ook naleven.
  § 3. Het prospectus vermeldt het bestaan van de in § 1, 2°, bedoelde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen, verduidelijkt wie de begunstigde is van deze en op welke wijze mogelijke belangenconflicten naar aanleiding van de ontvangst van dergelijke vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen worden vermeden of beheerst.
  § 4. De begunstigde van de in § 1, 2°, bedoelde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen houdt de gegevens over de ontvangst van deze vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen ter beschikking van de FSMA.
  § 5. Het jaarverslag van de instelling voor collectieve belegging vermeldt :
  1° de begunstigden van de in § 1, 2°, bedoelde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen;
  2° welke in § 1, 2°, bedoelde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen de begunstigden hebben ontvangen, in voorkomend geval ingedeeld volgens hun aard;
  3° voor zover de in § 1, 2°, bedoelde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen materieel zijn, rekening houdend met het globaal vermogen dat door de begunstigde wordt beheerd, de waarde van voormelde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen die werden ontvangen en de verhouding tussen deze waarde en het globale vermogen beheerd door de begunstigde, en/of het totaal van de betaalde provisies en kosten voor portefeuilletransacties voor het globale vermogen beheerd door de begunstigde.
Art.118. § 1er. Les personnes auxquelles un organisme de placement collectif a confié l'exercice d'une ou de plusieurs des fonctions de gestion visées à l'article 3, 22°, a) et/ou b) de la loi ne sont pas considérées comme agissant d'une manière honnête, équitable et professionnelle qui sert au mieux les intérêts de l'organisme de placement collectif lorsque, en liaison avec les activités de gestion et d'administration, elles versent ou perçoivent une rémunération ou commission, ou fournissent ou reçoivent un avantage non monétaire, autres que les suivants :
  1° une rémunération, une commission ou un avantage non monétaire versé ou fourni à l'organisme de placement collectif ou par celui-ci, ou à une personne agissant pour le compte de l'organisme de placement collectif ou par celle-ci;
  2° une rémunération, une commission ou un avantage non monétaire versé ou fourni à un tiers ou par celui-ci, ou à une personne agissant pour le compte de ce tiers ou par celle-ci, lorsque les conditions suivantes sont réunies :
  a) l'organisme de placement collectif est clairement informé de l'existence, de la nature et du montant de la rémunération, de la commission ou de l'avantage ou, lorsque ce montant ne peut être établi, de son mode de calcul; cette information doit être fournie de manière complète, exacte et compréhensible avant que le service concerné ne soit presté;
  b) le paiement de la rémunération ou de la commission, ou l'octroi de l'avantage non monétaire, doit avoir pour vocation d'améliorer la qualité du service fourni et ne doit pas nuire à l'obligation de l'entité à laquelle l'exercice d'une ou de plusieurs des fonctions de gestion visées à l'article 3, 22°, a) et/ou b) de la loi a été confié d'agir au mieux des intérêts de l'organisme de placement collectif;
  3° des rémunérations appropriées qui permettent la prestation des services concernés ou sont nécessaires à cette prestation, notamment les droits de garde, les commissions de change et de règlement, les taxes régulatrices et les frais de procédure, qui, de par leur nature, ne sont pas incompatibles avec l'obligation qui incombe à l'entité à laquelle l'exercice d'une ou de plusieurs des fonctions de gestion visées à l'article 3, 22°, a) et/ou b) de la loi a été confié d'agir d'une manière honnête, équitable et professionnelle qui serve au mieux les intérêts de l'organisme de placement collectif.
  § 2. Les entités auxquelles l'exercice d'une ou de plusieurs des fonctions de gestion visées à l'article 3, 22°, a) et/ou b) de la loi a été confié peuvent, aux fins du § 1er, 2°, a), communiquer sous forme succincte les principaux éléments des accords passés en matière de rémunérations, de commissions et d'avantages non monétaires, sous réserve qu'elles s'engagent à fournir des précisions supplémentaires à la demande des participants et qu'elles respectent cet engagement.
  § 3. Le prospectus mentionne l'existence des rémunérations, commissions ou avantages non monétaires visés au § 1er, 2°, indique le bénéficiaire de ceux-ci et précise la manière dont les conflits d'intérêts susceptibles de résulter de la perception de tels rémunérations, commissions ou avantages non monétaires sont évités ou maîtrisés.
  § 4. Le bénéficiaire des rémunérations, commissions ou avantages non monétaires visés au § 1er, 2°, tient les informations concernant la perception de ces rémunérations, commissions ou avantages non monétaires à la disposition de la FSMA.
  § 5. Le rapport annuel de l'organisme de placement collectif mentionne :
  1° les bénéficiaires des rémunérations, commissions ou avantages non monétaires visés au § 1er, 2° ;
  2° les rémunérations, commissions ou avantages non monétaires visés au § 1er, 2°, que les bénéficiaires ont perçus, le cas échéant ventilés selon leur nature;
  3° pour autant que les rémunérations, commissions ou avantages non monétaires visés au § 1er, 2°, soient substantiels, compte tenu du patrimoine global géré par le bénéficiaire, la valeur desdits rémunérations, commissions ou avantages non monétaires qui ont été perçus et le rapport entre cette valeur et le patrimoine global géré par le bénéficiaire, et/ou le total des commissions et frais payés pour les transactions de portefeuille portant sur le patrimoine global géré par le bénéficiaire.
Art.119. § 1. Een instelling voor collectieve belegging ziet erop toe dat aan de volgende voorwaarden is voldaan wanneer de personen aan wie zij de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 22°, a), van de wet, heeft toevertrouwd, hun vergoeding, betaald door de instelling voor collectieve belegging, delen met een derde financiële bemiddelaar die rechtstreeks of onrechtstreeks de beheertaak voor instellingen voor collectieve belegging bedoeld bij artikel 3, 22°, c), van de wet waarneemt voor de instelling voor collectieve belegging (fee sharing) :
  1° de vergoeding, die door de instelling voor collectieve belegging wordt betaald aan de persoon die instaat voor het beheer, beantwoordt aan de marktpraktijk en verhoogt niet ten gevolge van de invoering van een regeling voor het delen van vergoedingen;
  2° de regeling voor het delen van vergoedingen heeft betrekking op een dienstverlening door de derde financiële bemiddelaar op grond van een schriftelijke overeenkomst die, minstens voor wat het principe en de modaliteiten ervan betreft, aan de instelling voor collectieve belegging ter goedkeuring werd voorgelegd.
  § 2. Het prospectus vermeldt het bestaan van de regelingen voor het delen van vergoedingen bedoeld in § 1 en verduidelijkt op welke wijze mogelijke belangenconflicten naar aanleiding van de regelingen voor verdeling van vergoedingen worden vermeden of beheerst.
  § 3. Het jaarverslag van de instelling voor collectieve belegging vermeldt :
  1° de categorieën van begunstigden van een in § 1 bedoelde regeling, ingedeeld in functie van de aard van de diensten die de begunstigden aan de instelling voor collectieve belegging verlenen;
  2° het globale percentage van de vergoeding, betaald aan de personen aan wie de instelling voor collectieve belegging de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 22°, a), van de wet, toevertrouwt, dat wordt gedeeld.
Art.119. § 1er. Un organisme de placement collectif veille à ce que les conditions suivantes soient remplies lorsque les personnes auxquelles il a confié les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif, visées à l'article 3, 22°, a), de la loi, partagent leur rémunération payée par l'organisme de placement collectif, avec un intermédiaire financier tiers qui assure, directement ou indirectement, la fonction de gestion d'organismes de placement collectif, visée à l'article 3, 22°, c) de la loi pour l'organisme de placement collectif (fee sharing) :
  1° la rémunération que l'organisme de placement collectif verse à la personne assurant la gestion, répond aux pratiques du marché et n'augmente pas à la suite de l'adoption d'un accord de rétrocession de rémunérations;
  2° l'accord de rétrocession de rémunérations porte sur un service fourni par l'intermédiaire financier tiers en vertu d'une convention écrite qui, au moins en ce qui concerne son principe et ses modalités, a été soumise à l'approbation de l'organisme de placement collectif.
  § 2. Le prospectus mentionne l'existence des accords de rétrocession de rémunérations visés au § 1er et précise la manière dont les conflits d'intérêts susceptibles de résulter des accords de rétrocession de rémunérations sont évités ou maîtrisés.
  § 3. Le rapport annuel de l'organisme de placement collectif mentionne :
  1° les catégories de bénéficiaires d'un accord visé au § 1er, ventilées en fonction de la nature des services que les bénéficiaires fournissent à l'organisme de placement collectif;
  2° le pourcentage global de la rémunération payée aux personnes auxquelles l'organisme de placement confie les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif, visées à l'article 3, 22°, a), de la loi, qui est partagée.
Art.120. Het prospectus vermeldt of de personen aan wie de instelling voor collectieve belegging beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 22°, a) en b), van de wet, heeft toevertrouwd, hun vergoeding betaald door de instelling voor collectieve belegging, kunnen delen met deelnemers van de instelling voor collectieve belegging, inzonderheid in functie van de omvang van hun belegging.
Art.120. Le prospectus mentionne si les personnes auxquelles l'organisme de placement collectif a confié des fonctions de gestion d'organismes de placement collectif visées à l'article 3, 22°, a) et b), de la loi, peuvent partager la rémunération qui leur est versée par l'organisme de placement collectif avec des participants de cet organisme, notamment en fonction de l'ampleur de leur investissement.
Onderafdeling II. - Gedragsregels
Sous-section II. - Règles de conduite
Art.121. De bepalingen van deze Onderafdeling gelden enkel voor beleggingsvennootschappen die geen gebruik maken van de mogelijkheid voorzien in artikel 44 van de wet.
Art.121. Les dispositions de la présente Sous-section sont uniquement applicables aux sociétés d'investissement qui ne font pas usage de la possibilité offerte à l'article 44 de la loi.
Art.122. § 1. De beleggingsvennootschappen zorgen ervoor dat de deelnemers op billijke wijze en overeenkomstig het beginsel van gelijkheid tussen de deelnemers worden behandeld.
  De beleggingsvennootschappen plaatsen de belangen van een groep van deelnemers niet boven de belangen van een andere groep van deelnemers.
  § 2. De beleggingsvennootschappen implementeren passende beleidsregels en procedures om wanpraktijken te voorkomen waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij de stabiliteit en de integriteit van de markt ongunstig beïnvloeden.
  § 3. De beleggingsvennootschappen zorgen ervoor dat billijke, correcte en transparante prijsbepalingsmodellen en waarderingssystemen worden toegepast met het oog op de naleving van de voor hen geldende verplichting om te handelen in het uitsluitende belang van de deelnemers. De beleggingsvennootschappen moeten kunnen aantonen dat hun portefeuilles correct werden gewaardeerd.
  § 4. De beleggingsvennootschappen zorgen ervoor dat geen onnodige kosten worden aangerekend aan de deelnemers.
Art.122. § 1er. Les sociétés d'investissement veillent à ce que les participants soient traités équitablement et conformément au principe de l'égalité entre les participants.
  Les sociétés d'investissement s'abstiennent de placer les intérêts d'un groupe de participants au dessus de ceux d'un autre groupe de participants.
  § 2. Les sociétés d'investissement mettent en oeuvre des politiques et des procédures appropriées pour prévenir toute malversation dont on peut raisonnablement supposer qu'elle porterait atteinte à la stabilité et à l'intégrité du marché.
  § 3. Les sociétés d'investissement garantissent l'utilisation de modèles de formation des prix et de systèmes d'évaluation équitables, corrects et transparents afin de respecter leur obligation d'agir dans l'intérêt exclusif des participants. Les sociétés d'investissement doivent pouvoir démontrer que leurs portefeuilles ont été évalués avec précision.
  § 4. Les sociétés d'investissement veillent à éviter de mettre des coûts indus à la charge des participants.
Art.123. § 1. In het belang van de de marktintegriteit betrachten de beleggingsvennootschappen een hoge mate van zorgvuldigheid bij de selectie en de continue follow-up van de beleggingen.
  § 2. De beleggingsvennootschappen beschikken over voldoende kennis van en inzicht in de activa waarin zij hebben belegd.
  § 3. De beleggingsvennootschappen stellen schriftelijke beleidsregels en procedures inzake zorgvuldigheid vast en implementeren effectieve regelingen om te garanderen dat de genomen beleggingsbeslissingen overeenkomstig de doelstellingen, beleggingsstrategie en risicolimieten worden uitgevoerd.
  § 4. Wanneer de beleggingsvennootschappen hun risicobeheerbeleid implementeren, dienen zij, waar dit passend is gelet op de aard van een geplande belegging, prognoses te formuleren en analyses te verrichten over de bijdrage van de belegging tot de samenstelling, de liquiditeit en het risico- en opbrengstprofiel van hun portefeuille, voor zij tot de belegging overgaan. De analyses mogen enkel worden verricht op grond van informatie die, zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht, betrouwbaar en actueel is.
  De beleggingsvennootschappen leggen de nodige bekwaamheid, zorgzaamheid en zorgvuldigheid aan de dag wanneer zij met derden overeenkomsten aangaan, beheren of beëindigen over de uitoefening van risicobeheeractiviteiten. Voor de beleggingsvennootschappen dergelijke overeenkomsten aangaan, nemen zij de nodige maatregelen om na te gaan of de betrokken derde de vereiste bekwaamheid en capaciteiten bezit om de risicobeheeractiviteiten op betrouwbare, professionele en doeltreffende wijze uit te oefenen. De beleggingsvennootschap stelt methoden vast voor de doorlopende beoordeling van de kwaliteit van het door de betrokken derde verstrekte prestatieniveau.
  [1 § 5. De beleggingsvennootschappen nemen de duurzaamheidsrisico's in aanmerking wanneer zij de in de paragrafen 1 tot en met 4 vastgestelde verplichtingen in acht nemen.
   § 6. Wanneer de beleggingsvennootschappen de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op de duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen, zoals beschreven in artikel 4, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2019/2088 of zoals vereist in artikel 4, lid 3 of lid 4, van die Verordening, houden zij rekening met die belangrijkste ongunstige effecten wanneer zij de in de paragrafen 1 tot en met 4 van dit artikel vastgestelde verplichtingen in acht nemen.]1

  
Art.123. § 1er. Les sociétés d'investissement veillent à ce que la sélection et le suivi continu des investissements soient effectués avec une grande diligence et dans l'intérêt de l'intégrité du marché.
  § 2. Les sociétés d'investissement ont une connaissance et une compréhension adéquate des actifs dans lesquels elles sont investies.
  § 3. Les sociétés d'investissement élaborent des politiques et des procédures écrites quant à la diligence qu'ils exercent et mettent sur pied des dispositifs efficaces garantissant que les décisions d'investissement prises sont exécutées conformément aux objectifs, à la stratégie d'investissement et aux limites de risque.
  § 4. Lorsque les sociétés d'investissement mettent en oeuvre leur politique de gestion des risques, elles élaborent, le cas échéant en tenant compte de la nature de l'investissement envisagé, des prévisions et effectuent des analyses concernant la contribution de l'investissement à la composition, à la liquidité et au profil de risque et de rémunération de leur portefeuille avant d'effectuer ledit investissement. Ces analyses ne doivent être effectuées que sur la base d'informations fiables et à jour, tant d'un point de vue quantitatif que qualitatif.
  Les sociétés d'investissement font preuve de toute la compétence, de toute la prudence et de toute la diligence requises lorsqu'elles concluent, gèrent et mettent fin à des accords avec des tiers ayant trait à l'exercice d'activités de gestion des risques. Avant de conclure de tels accords, les sociétés d'investissement prennent les mesures nécessaires pour s'assurer que le tiers dispose des compétences et des capacités nécessaires pour exercer les activités de gestion des risques de manière fiable, professionnelle et efficace. La société d'investissement établit des méthodes pour évaluer de manière continue la qualité des prestations fournies par le tiers.
  [1 § 5. Les sociétés d'investissement tiennent compte des risques en matière de durabilité lorsqu'elles se conforment aux exigences prévues aux paragraphes 1er à 4.
   § 6. Lorsque des sociétés d'investissement prennent en compte les principales incidences négatives des décisions d'investissement sur les facteurs de durabilité, comme cela est décrit à l'article 4, paragraphe 1, point a), du règlement (UE) 2019/2088 ou comme cela est exigé à l'article 4, paragraphe 3 ou 4, dudit règlement, ces sociétés d'investissement tiennent compte de ces principales incidences négatives lorsqu'elles se conforment aux exigences prévues aux paragraphes 1er à 4 du présent article.]1

  
Art.124. § 1. Wanneer de beleggingsvennootschappen een inschrijvings- of inkooporder van een deelnemer hebben uitgevoerd, moeten zij hem een kennisgeving bezorgen op een [1 duurzame gegevensdrager]1 waarin de uitvoering van het order wordt bevestigd, en dit zo spoedig mogelijk en uiterlijk de eerste werkdag na de uitvoering van het order, of, wanneer de beleggingsvennootschap zelf van een derde een bevestiging van de uitvoering van het order ontvangt, uiterlijk de eerste werkdag na ontvangst van de bevestiging van deze derde.
  Het eerste lid is echter niet van toepassing wanneer de kennisgeving van de bevestiging dezelfde informatie zou bevatten als een bevestiging die door een derde onmiddellijk aan de deelnemer moet worden toegezonden.
  § 2. De in § 1 bedoelde kennisgeving bevat, naargelang het geval, de volgende informatie :
  1° de identificatie van de beleggingsvennootschap;
  2° de naam of een andere omschrijving van de deelnemer;
  3° de datum en het tijdstip van ontvangst van het order en de wijze van betaling;
  4° de datum van uitvoering;
  5° de aard van het order (inschrijving of inkoop);
  6° het betrokken aantal rechten van deelneming;
  7° de eenheidsprijs waartegen op de rechten van deelneming werd ingeschreven of waartegen deze werden terugbetaald;
  8° de referentievalutadatum;
  9° de brutowaarde van het order, inclusief inschrijvingskosten, of het nettobedrag na aftrek van de inkoopkosten;
  10° het totaalbedrag van de gefactureerde provisies en kosten en, indien de belegger daarom verzoekt, een uitsplitsing daarvan per post.
  § 3. Bij orders die periodiek voor een deelnemer worden uitgevoerd, nemen de beleggingsvennootschappen de in § 1 vermelde maatregelen, of verstrekken zij deze deelnemer ten minste om de zes maanden de in § 2 vermelde informatie over de betrokken transacties.
  § 4. De beleggingsvennootschappen verstrekken de deelnemer, indien hij daarom verzoekt, informatie over de status van zijn order.
  
Art.124. § 1er. Dès lors que les sociétés d'investissement ont exécuté un ordre de souscription ou de rachat d'un participant, elles transmettent à ce dernier un avis sur support durable confirmant l'exécution de l'ordre, et ce dès que possible et au plus tard le premier jour ouvrable suivant l'exécution de l'ordre ou, si la société d'investissement reçoit elle-même d'un tiers la confirmation de l'exécution, au plus tard le premier jour ouvrable suivant la réception de la confirmation de ce tiers.
  Toutefois, le premier alinéa ne s'applique pas dans les cas où l'avis contiendrait les mêmes informations qu'une confirmation qui doit être transmise promptement au participant par une autre personne.
  § 2. L'avis visé au § 1er contient les informations suivantes, selon le cas :
  1° l'identification de la société d'investissement;
  2° le nom ou toute autre désignation du participant;
  3° la date et l'heure de la réception de l'ordre et la méthode de paiement;
  4° la date d'exécution;
  5° la nature de l'ordre (souscription ou rachat);
  6° le nombre de parts concernées;
  7° la valeur unitaire à laquelle les unités ont été souscrites ou remboursées;
  8° la date de la valeur de référence;
  9° la valeur brute de l'ordre, frais de souscription inclus, ou le montant net après déduction des frais de rachat;
  10° le montant total des commissions et des frais facturés et, à la demande de l'investisseur, leur ventilation par poste.
  § 3. En ce qui concerne les ordres pour un participant qui sont exécutés périodiquement, les sociétés d'investissement soit prennent les mesures mentionnées au § 1er, soit fournissent au participant, au moins une fois par semestre, les informations énumérées au § 2 qui se rapportent à ces transactions.
  § 4. Sur demande du participant, les sociétés d'investissement l'informent du statut de son ordre.
Art.125. § 1. De beleggingsvennootschappen zetten zich in voor de belangen van de deelnemers in het kader van het beheer van hun portefeuilles.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 nemen de beleggingsvennootschappen alle redelijke maatregelen om het best mogelijke resultaat te behalen, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang en de aard van het order en alle andere voor de uitvoering van het order relevante aspecten. Het relatieve gewicht van deze factoren wordt bepaald aan de hand van de volgende criteria :
  1° de doelstellingen, het beleggingsbeleid en de risico's eigen aan de beleggingsvennootschap, zoals vermeld in het prospectus of, in voorkomend geval, de statuten;
  2° de kenmerken van het order;
  3° de kenmerken van de financiële instrumenten waarop het order betrekking heeft;
  4° de kenmerken van de plaatsen van uitvoering waar dit order kan worden geplaatst.
  § 3. De beleggingsvennootschappen moeten doeltreffende regelingen vaststellen en implementeren om te voldoen aan de in § 2 bedoelde verplichting. Zij moeten met name een beleid vaststellen en implementeren dat hen overeenkomstig § 2 in staat stelt om het best mogelijke resultaat te behalen.
  De beleggingsvennootschappen stellen de deelnemers passende informatie ter beschikking over het overeenkomstig dit artikel vastgestelde beleid en over alle wezenlijke veranderingen daarin.
  § 4. Om eventuele tekortkomingen op te sporen en, in voorkomend geval, te verhelpen, houden de beleggingsvennootschappen periodiek toezicht op de doeltreffendheid van hun regelingen en beleid met betrekking tot de uitvoering van orders.
  Bovendien voeren de beleggingsvennootschappen jaarlijks een toetsing uit van hun uitvoeringsbeleid. Zo'n toetsing moet ook worden uitgevoerd als zich een wezenlijke verandering voordoet die een impact heeft op het vermogen van de beleggingsvennootschap om steeds het best mogelijke resultaat te behalen.
  § 5. De beleggingsvennootschappen moeten kunnen aantonen dat de orders die zij hebben ingediend, in overeenstemming zijn met hun uitvoeringsbeleid.
Art.125. § 1er. Les sociétés d'investissement agissent au mieux des intérêts des participants, dans le contexte de la gestion de leurs portefeuilles.
  § 2. Aux fins du § 1er, les sociétés d'investissement prennent toutes les mesures raisonnables pour obtenir le meilleur résultat possible, compte tenu du prix, du coût, de la rapidité, de la probabilité de l'exécution et du règlement, de la taille et de la nature de l'ordre ou de toute autre considération relative à l'exécution de l'ordre. L'importance relative de ces facteurs est déterminée en se référant aux critères suivants :
  1° les objectifs, la politique d'investissement et les risques qui leur sont spécifiques, tels qu'indiqués dans le prospectus ou, le cas échéant, dans les statuts;
  2° les caractéristiques de l'ordre;
  3° les caractéristiques des instruments financiers qui font l'objet de cet ordre;
  4° les caractéristiques des lieux d'exécution vers lesquels cet ordre peut être acheminé.
  § 3. Les sociétés d'investissement établissent et mettent en oeuvre des dispositions efficaces pour se conformer à l'obligation visée au § 2. En particulier, les sociétés d'investissement établissent et mettent en oeuvre une politique leur permettant d'obtenir le meilleur résultat possible conformément au § 2.
  Les sociétés d'investissement mettent à la disposition des participants des informations appropriées sur la politique arrêtée conformément au présent article et sur toute modification importante de celle-ci.
  § 4. Les sociétés d'investissement contrôlent régulièrement l'efficacité de leurs dispositions et de leur politique en matière d'exécution des ordres afin d'en déceler les défaillances et d'y remédier le cas échéant.
  En outre, les sociétés d'investissement réexaminent annuellement leur politique d'exécution. Elles réexaminent également cette politique chaque fois qu'intervient un changement significatif qui a une incidence sur la capacité de la société d'investissement à continuer d'obtenir le meilleur résultat possible.
  § 5. Les sociétés d'investissement doivent pouvoir démontrer que les ordres qu'elles ont introduits l'ont été conformément à leur politique d'exécution.
Art.126. § 1. De beleggingsvennootschappen zetten zich in voor de belangen van hun deelnemers, wanneer zij bij andere entiteiten orders ter uitvoering plaatsen in het kader van het beheer van hun portefeuilles.
  § 2. De beleggingsvennootschappen nemen alle redelijke maatregelen om het best mogelijke resultaat te behalen, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang en de aard van het order en alle andere voor de uitvoering van het order relevante aspecten. Het relatieve gewicht van deze factoren wordt bepaald aan de hand van de in artikel 125, § 2, opgesomde criteria.
  De beleggingsvennootschappen dienen daartoe een beleid vast te stellen en te implementeren dat hen in staat stelt aan de in het eerste lid vermelde verplichting te voldoen. In dit beleid worden, voor alle categorieën van instrumenten, de entiteiten vermeld waarbij de orders mogen worden geplaatst. De beleggingsvennootschap gaat enkel uitvoeringsovereenkomsten aan als die in overeenstemming zijn met de in dit artikel vastgelegde verplichtingen. De beleggingsvennootschappen stellen de deelnemers passende informatie ter beschikking over het overeenkomstig dit artikel vastgestelde beleid en over alle wezenlijke veranderingen daarin.
  § 3. De beleggingsvennootschappen houden periodiek toezicht op de doeltreffendheid van het overeenkomstig § 2 vastgestelde beleid en met name op de uitvoeringskwaliteit van de in dit beleid vermelde entiteiten en verhelpen, in voorkomend geval, de eventueel vastgestelde tekortkomingen.
  Bovendien voeren de beleggingsvennootschappen jaarlijks een toetsing uit van hun uitvoeringsbeleid. Zo'n toetsing moet ook worden uitgevoerd als zich een wezenlijke verandering voordoet die een impact heeft op het vermogen van de beleggingsvennootschap om steeds het best mogelijke resultaat te behalen.
  § 4. De beleggingsvennootschappen moeten kunnen aantonen dat de orders die zij hebben geplaatst, in overeenstemming zijn met het conform § 2 vastgestelde beleid.
Art.126. § 1er. Les sociétés d'investissement agissent au mieux des intérêts des participants lorsqu'elles passent des ordres de négociation pour exécution auprès d'autres entités, dans le contexte de la gestion de leurs portefeuilles.
  § 2. Les sociétés d'investissement prennent toutes les mesures raisonnables pour obtenir le meilleur résultat possible compte tenu du prix, du coût, de la rapidité, de la probabilité de l'exécution et du règlement, de la taille, de la nature de l'ordre ou de toute autre considération relative à l'exécution de l'ordre. L'importance relative de ces facteurs est déterminée en se référant aux critères énumérés à l'article 125, § 2.
  A ces fins, les sociétés d'investissement établissent et mettent en oeuvre une politique leur permettant de respecter l'obligation visée à l'alinéa premier. Cette politique mentionne, pour chaque catégorie d'instrument, les entités auprès desquelles les ordres peuvent être passés. La société d'investissement ne conclut d'accords d'exécution que si de tels accords sont conformes aux obligations prévues par le présent article. Les sociétés d'investissement mettent à la disposition des participants des informations appropriées sur la politique arrêtée conformément au présent article et sur toute modification importante de celle-ci.
  § 3. Les sociétés d'investissement contrôlent régulièrement l'efficacité de la politique arrêtée en application du § 2 et, en particulier, la qualité d'exécution des entités mentionnées dans le cadre de cette politique; le cas échéant, ils corrigent les défaillances constatées.
  En outre, les sociétés d'investissement réexaminent annuellement cette politique. Un tel réexamen doit aussi être réalisé chaque fois qu'intervient un changement significatif qui a une incidence sur la capacité de la société d'investissement à continuer d'obtenir le meilleur résultat possible.
  § 4. Les sociétés d'investissement doivent pouvoir démontrer que les ordres qu'ils ont passés l'ont été conformément à la politique arrêtée en application du § 2.
Art.127. De beleggingsvennootschappen dienen procedures en regelingen vast te stellen en te implementeren die een onmiddellijke en billijke uitvoering van portefeuilletransacties mogelijk maken.
  De door de beleggingsvennootschappen geïmplementeerde procedures en regelingen zorgen ervoor dat de uitgevoerde orders onmiddellijk en correct worden geregistreerd.
Art.127. Les sociétés d'investissement établissent et mettent en oeuvre des procédures et des dispositions qui permettent d'exécuter rapidement et équitablement les opérations de portefeuille.
  Les procédures et les dispositions mises en oeuvre par les sociétés d'investissement garantissent que les ordres exécutés sont enregistrés avec célérité et précision.
Onderafdeling III. - Voorkoming van belangenconflicten
Sous-section III. - Prévention des conflits d'intérêts
Art.128. De artikelen 129 tot 133 van deze Onderafdeling gelden enkel voor beleggingsvennootschappen die geen gebruik maken van de mogelijkheid voorzien in artikel 44 van de wet.
Art.128. Les articles 129 à 133 de la présente Sous-section sont uniquement applicables aux sociétés d'investissement qui ne font pas usage de la possibilité prévue à l'article 44 de la loi.
Art.129. § 1. Om de soorten belangenconflicten te kunnen bepalen die zich bij het verrichten van hun werkzaamheden kunnen voordoen en de belangen van de deelnemers kunnen schaden, houden de beleggingsvennootschappen ten minste rekening met de vraag of op een relevante persoon, dan wel op een persoon die via een zeggenschapsband met de beleggingsvennootschap verbonden is, een van de volgende situaties van toepassing is, ongeacht of die voortvloeit uit de verrichting van de werkzaamheden van de beleggingsvennootschap, dan wel een andere oorzaak heeft :
  1° deze persoon kan financieel gewin behalen of een financieel verlies vermijden ten koste van de beleggingsvennootschap;
  2° deze persoon heeft een belang bij het resultaat (a) van een ten behoeve van de beleggingsvennootschap of een andere cliënt verrichte dienst, (b) van een ten behoeve van de beleggingsvennootschap of een andere cliënt verrichte activiteit, of (c) van een door de beleggingsvennootschap of een andere persoon uitgevoerde transactie, dat verschilt van het belang van de beleggingsvennootschap bij dit resultaat;
  3° deze persoon heeft een financiële of andere drijfveer om het belang van een andere persoon of groep personen te laten primeren op het belang van de beleggingsvennootschap;
  4° deze persoon ontvangt van een andere persoon dan de beleggingsvennootschap, voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de beleggingsvennootschap, een ander " inducement " (voordeel) in de vorm van gelden, goederen of diensten dan de gebruikelijke provisie of vergoeding voor deze dienst, of zal een dergelijk " inducement " (voordeel) ontvangen.
  [1 § 2. Wanneer zij de soorten belangenconflicten bepalen die de belangen van de deelnemers kunnen schaden, nemen de beleggingsvennootschappen ook de belangenconflicten op die kunnen ontstaan als gevolg van de integratie van duurzaamheidsrisico's in hun processen, systemen en interne controles.]1
  
Art.129. § 1er. En vue d'identifier les types de conflits d'intérêts susceptibles de se produire dans le cadre de leurs activités, et dont l'existence peut porter atteinte aux intérêts des participants, les sociétés d'investissement prennent en considération, comme critères minimaux, la possibilité qu'une personne concernée ou une personne liée à la société d'investissement par une relation de contrôle se trouve dans l'une quelconque des situations suivantes, que cette situation résulte de l'exercice des activités de la société d'investissement ou autre :
  1° cette personne est susceptible de réaliser un gain financier ou d'éviter une perte financière aux dépens de la société d'investissement;
  2° cette personne a un intérêt dans le résultat (a) d'un service fourni à la société d'investissement ou à un autre client ou (b) d'une activité exercée à leur bénéfice, ou (c) d'une transaction réalisée par la société d'investissement ou une autre personne, qui ne coïncide pas avec l'intérêt de la société d'investissement quant à ce résultat;
  3° cette personne est incitée, pour des raisons financières ou autres, à privilégier les intérêts d'une autre personne ou groupe de personnes par rapport à ceux de la société d'investissement;
  4° cette personne reçoit ou recevra d'une personne autre que la société d'investissement un avantage en relation avec les activités exercées au bénéfice de la société d'investissement, sous la forme d'argent, de biens ou de services, autre que la commission ou les frais normalement facturés pour ce service.
  [1 § 2. Lorsqu'elles procèdent à la détection des types de conflits d'intérêts dont l'existence peut porter atteinte aux intérêts des participants, les sociétés d'investissement y incluent les types de conflits d'intérêts qui peuvent découler de l'intégration des risques en matière de durabilité dans leurs processus, systèmes et contrôles internes.]1
  
Art.130. § 1. De beleggingsvennootschappen dienen een doeltreffend beleid inzake belangenconflicten vast te stellen, te implementeren en in stand te houden. Dat beleid is schriftelijk vastgelegd en is passend vanuit het oogpunt van de omvang en organisatie van de beleggingsvennootschap, en vanuit het oogpunt van de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf.
  § 2. Het overeenkomstig § 1 vastgestelde beleid inzake belangenconflicten omvat inzonderheid de volgende aspecten :
  1° onder verwijzing naar de werkzaamheden van de beleggingsvennootschap, de omschrijving van de omstandigheden die een belangenconflict doen of kunnen doen ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van de deelnemers worden geschaad;
  2° de te volgen procedures en te nemen maatregelen voor het beheer van dergelijke conflicten.
  [1 § 3. Indien gebruik wordt gemaakt van de door artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of de artikelen 117, § 4, of 198/1 van dit besluit geboden mogelijkheden, moet het conform paragraaf 1 ingevoerde beleid inzake belangenconflicten inzonderheid:
   1° de belangenconflicten identificeren die verband houden met het gebruik van die mogelijkheden, ongeacht de personen waartussen deze belangenconflicten zich voordoen;
   2° de met het oog op het beheer van die belangenconflicten te volgen procedures en te nemen maatregelen definiëren.]1

  
Art.130. § 1er. Les sociétés d'investissement établissent, mettent en oeuvre et appliquent une politique efficace de gestion des conflits d'intérêt. Cette politique est fixée par écrit et elle est appropriée au regard de la taille et de l'organisation de la société d'investissement ainsi que de la nature, de l'échelle et de la complexité de son activité.
  § 2. La politique en matière de conflits d'intérêts mise en place conformément au § 1er doit en particulier :
  1° identifier, en relation avec les activités de la société d'investissement, les situations qui donnent lieu ou sont susceptibles de donner lieu à un conflit d'intérêts comportant un risque sensible d'atteinte aux intérêts des participants;
  2° définir les procédures à suivre et les mesures à prendre en vue de gérer ces conflits.
  [1 § 3. En cas d'usage des facultés offertes par l'article 21/1 de l'arrêté royal du 10 novembre 2006 ou les articles 117, § 4 ou 198/1 du présent arrêté, la politique en matière de conflits d'intérêts mise en place conformément au § 1er doit en particulier:
   1° identifier les conflits d'intérêts liés à l'usage de ces facultés, quelles que soient les personnes entre lesquelles ceux-ci surviennent;
   2° définir les procédures à suivre et les mesures à prendre en vue de gérer ces conflits.]1

  
Art.131. § 1. De in artikel 130, § 2, 2°, bedoelde procedures en maatregelen garanderen dat de relevante personen die betrokken zijn bij verschillende bedrijfsactiviteiten waarbij sprake is van een belangenconflict, bij het verrichten van die activiteiten een mate van onafhankelijkheid aan de dag leggen die passend is gelet op de omvang en de activiteiten van de beleggingsvennootschap en op de omvang van het risico dat de belangen van de deelnemers worden geschaad.
  § 2. De overeenkomstig artikel 130, § 2, 2°, te volgen procedures en te nemen maatregelen omvatten :
  1° de uitschakeling van elk direct verband tussen, enerzijds, de vergoeding van de relevante personen die hoofdzakelijk bij een bepaalde activiteit betrokken zijn, en, anderzijds, de vergoeding van of de inkomsten gegenereerd door andere relevante personen die hoofdzakelijk bij een andere activiteit betrokken zijn, wanneer, met betrekking tot die activiteiten, een belangenconflict kan ontstaan;
  2° maatregelen om te voorkomen of het risico te beperken dat een persoon ongepaste invloed uitoefent op de wijze waarop een relevante persoon zijn werkzaamheden binnen de beleggingsvennootschap verricht.
  Indien de vereiste mate van onafhankelijkheid niet kan worden gegarandeerd bij de toepassing of de uitvoering van een of meer van deze maatregelen en procedures, bepaalt de beleggingsvennootschap alle alternatieve of aanvullende maatregelen en procedures die daartoe nodig en passend zijn.
Art.131. § 1er. Les procédures et les mesures prévues à l'article 130, § 2, 2°, sont conçues pour garantir que les personnes concernées engagées dans différentes activités impliquant un conflit d'intérêts exercent ces activités avec un degré d'indépendance approprié au regard de la taille et des activités de la société d'investissement et de l'importance du risque de préjudice aux intérêts des participants.
  § 2. Les procédures à suivre et les mesures à adopter conformément à l'article 130, § 2, 2°, comprennent :
  1° la suppression de tout lien direct entre la rémunération des personnes concernées exerçant principalement une activité donnée et la rémunération d'autres personnes concernées exerçant principalement une autre activité, ou les revenus générés par ces autres personnes, lorsqu'un conflit d'intérêts est susceptible de se produire en relation avec ces activités;
  2° des mesures visant à prévenir ou à limiter l'exercice par toute personne d'une influence inappropriée sur la façon dont une personne concernée mène ses activités au sein de la société d'investissement.
  Si l'adoption ou la mise en oeuvre concrète d'une ou de plusieurs de ces mesures et procédures ne permet pas d'assurer le degré d'indépendance requis, la société d'investissement adopte toutes les mesures et procédures supplémentaires ou de substitution qui sont nécessaires et appropriées à cette fin.
Art.132. De effectieve leiding of de bevoegde interne instantie van de beleggingsvennootschap wordt er onmiddellijk van in kennis gesteld wanneer de door een beleggingsvennootschap getroffen organisatorische of administratieve regelingen voor het beheer van belangenconflicten niet toereikend zijn om met redelijke zekerheid te garanderen dat het risico zal worden vermeden dat de belangen van de deelnemers worden geschaad, zodat zij alle nodige maatregelen kunnen nemen om te waarborgen dat de beleggingsvennootschap in ieder geval in het belang van de deelnemers handelt.
  De beleggingsvennootschap brengt de in het vorige lid bedoelde situaties ter kennis van de deelnemers op een passende [1 duurzame gegevensdrager]1 in de zin van artikel 2, 8°, en vermeldt de redenen waarom zij de betrokken beslissing heeft genomen.
  
Art.132. Lorsque les dispositions organisationnelles ou administratives prises par une société d'investissement pour gérer les conflits d'intérêts ne suffisent pas à garantir, avec une certitude raisonnable, que le risque de porter atteinte aux intérêts des participants sera évité, les dirigeants effectifs ou l'instance interne compétente de la société d'investissement sont rapidement informés afin qu'ils puissent prendre toute mesure nécessaire pour garantir que la société d'investissement agira dans tous les cas au mieux des intérêts des participants.
  La société d'investissement informe les participants des situations visées à l'alinéa précédent au moyen de tout support durable approprié, au sens de l'article 2, 8° et indique les raisons de sa décision.
Art.133. De beleggingsvennootschap ontwikkelt passende en doeltreffende strategieën om te bepalen wanneer en hoe de aan de instrumenten in haar portefeuille verbonden stemrechten moeten worden uitgeoefend.
  De in het eerste lid bedoelde strategie omvat maatregelen en procedures :
  1° voor de follow-up van relevante gebeurtenissen binnen de betrokken vennootschap;
  2° om te garanderen dat de stemrechten worden uitgeoefend in overeenstemming met de beleggingsdoelstellingen en het beleggingsbeleid van de beleggingsvennootschap;
  3° voor de voorkoming of het beheer van eventuele belangenconflicten die uit de uitoefening van de stemrechten voortvloeien.
  Een beknopte beschrijving van de in het eerste lid bedoelde strategieën wordt ter beschikking gesteld van de beleggers.
  Bijzonderheden over de op grond van die strategieën ondernomen maatregelen worden kosteloos en op hun verzoek aan de deelnemers verstrekt.
Art.133. La société d'investissement élabore des stratégies adéquates et effectives déterminant quand et comment sont exercés les droits de vote rattachés aux instruments qu'elle détient.
  La stratégie visée à l'alinéa 1er définit des mesures et des procédures afin :
  1° d'assurer le suivi des événements pertinents relatifs à la vie de la société concernée;
  2° de garantir que les droits de vote sont exercés conformément aux objectifs et à la politique d'investissement de la société d'investissement;
  3° de prévenir ou de gérer tout conflit d'intérêts résultant de l'exercice des droits de vote.
  Une description succinte des stratégies visées à l'alinéa premier est mise à la disposition des investisseurs.
  Les détails des mesures prises sur la base de ces stratégies sont mis gratuitement à disposition des participants, à leur demande.
Art.134. Ingeval de uitoefening van de stemrechten verbonden aan de effecten in de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging, rechtstreeks of onrechtstreeks een belangenconflict kan doen ontstaan of heeft doen ontstaan in hoofde van de beheervennootschap of de personen die de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging bedoeld bij artikel 3, 22°, a), van de wet waarnemen, wordt in het jaarverslag verantwoord hoe de instelling voor collectieve belegging het stemrecht heeft uitgeoefend of waarom zij het stemrecht niet heeft uitgeoefend.
Art.134. Dans le cas où l'exercice des droits de vote attachés aux valeurs mobilières comprises dans le portefeuille de l'organisme de placement collectif est susceptible de créer ou a créé, directement ou indirectement, un conflit d'intérêts dans le chef de la société de gestion ou des personnes assurant les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif, visées à l'article 3, 22°, a), de la loi, la manière dont le droit de vote a été exercé ou les raisons pour lesquelles il ne l'a pas été par l'organisme de placement collectif sont justifiées dans le rapport annuel.
Art.135. § 1. Volgende personen mogen niet rechtstreeks noch onrechtstreeks optreden als tegenpartij in buiten-beursverrichtingen met betrekking tot effecten voor rekening van de instelling voor collectieve belegging :
  1° de beheervennootschap of de personen die de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging bedoeld bij artikel 3, 22°, a) en b), van de wet waarnemen;
  2° de bewaarder;
  3° de bestuurders, de personen die zijn belast met het dagelijkse bestuur en de zaakvoerders, directeuren of lasthebbers van de beleggingsvennootschap, van de beheervennootschap, van de personen die de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging bedoeld bij artikel 3, 22°, a) en b), van de wet waarnemen of van de bewaarder.
  Voor de toepassing van deze bepaling worden verrichtingen die plaatsvinden buiten een markt, zoals bedoeld in artikel 52, § 1, 1°, 2° of 3° [1 ...]1 als buiten-beursverrichtingen beschouwd.
  § 2. De instelling voor collectieve belegging mag niettemin inschrijven op effecten waarvan het openbaar aanbod wordt verwezenlijkt door de in § 1, eerste lid, bedoelde personen.
  
Art.135. § 1er. Ne peuvent directement ou indirectement se porter contrepartie d'opérations sur valeurs mobilières effectuées hors bourse pour le compte de l'organisme de placement collectif, les personnes suivantes :
  1° la société de gestion ou les personnes assurant les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif, visées à l'article 3, 22°, a) et b), de la loi;
  2° le dépositaire;
  3° les administrateurs, les personnes chargées de la gestion journalière et les gérants, directeurs ou mandataires de la société d'investissement, de la société de gestion, des personnes assurant les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif, visées à l'article 3, 22°, a) et b), de la loi, ou du dépositaire.
  Pour l'application de la présente disposition, sont réputées effectuées hors bourse les opérations effectuées en dehors d'un marché visé à l'article 52, § 1er, 1°, 2° ou 3° [1 ...]1.
  § 2. L'organisme de placement collectif peut néanmoins souscrire des titres dont l'offre publique est réalisée par les personnes visées au § 1er, alinéa 1er.
  
Art.136. De toegelaten verrichtingen, waarbij de in artikel 135, § 1, eerste lid, bedoelde personen als tegenpartij optreden, evenals de verrichtingen bedoeld bij artikel 135, § 2, worden in het jaarverslag besproken.
Art.136. Les opérations autorisées dont les personnes visées à l'article 135, § 1er, alinéa 1er, se portent contrepartie, ainsi que les opérations visées à l'article 135, § 2, sont commentées dans le rapport annuel.
Art.137. Wanneer de in artikel 135, § 1, eerste lid, bedoelde personen optreden als tegenpartij bij toegelaten verrichtingen voor rekening van de instelling voor collectieve belegging, dan mogen de voorwaarden van deze verrichtingen niet afwijken van de marktvoorwaarden.
Art.137. Lorsque les personnes visées à l'article 135, § 1er, alinéa 1er, se portent contrepartie d'opérations autorisées effectuées pour le compte de l'organisme de placement collectif, les conditions de ces opérations ne peuvent s'écarter des conditions du marché.
Onderafdeling IV. - Andere verbodsbepalingen en verplichtingen
Sous-section IV. - Autres interdictions et obligations
Art.138. § 1. Een instelling voor collectieve belegging mag de term " gewaarborgd kapitaal " of een gelijkaardige term enkel gebruiken mits aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° de inschrijvingsprijs van de rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging gedurende de initiële inschrijvingsperiode is integraal, onherroepelijk en onvoorwaardelijk gewaarborgd op vervaldag;
  2° de waarborg wordt verleend door een derde die onder prudentieel toezicht staat en gevestigd is in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en wordt geformaliseerd in een juridische bindend contract tussen de instelling voor collectieve belegging en deze derde;
  3° de waarborg geldt voor alle deelnemers.
  De identiteit en kredietwaardigheid van diegene die de waarborg verleent, evenals de nadere regels en de uitoefeningsvoorwaarden van de waarborg worden in het prospectus van de instelling voor collectieve belegging beschreven.
  § 2. Een instelling voor collectieve belegging mag de term " kapitaalbescherming " of " beschermd kapitaal " of een gelijkaardige term enkel gebruiken mits aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° voor de inschrijvingsprijs van de rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging gedurende de initiële inschrijvingsperiode geldt een volledige bescherming op vervaldag;
  2° om de bescherming te verlenen is een beleggingsstrategie vastgelegd waarbij belegd wordt in
  a) deposito's, en/of
  b) schuldinstrumenten die zijn uitgegeven door een onderneming die onder prudentieel toezicht staat en gevestigd is in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en/of
  c) schuldinstrumenten die zijn uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, zonder dat de schuldinstrumenten uitgegeven door eenzelfde lidstaat meer dan 20 % van de activa van de instelling voor collectieve belegging vertegenwoordigen,
  of waarbij een analoge structuur geldt met een identiek tegenpartijrisico;
  3° de bescherming geldt voor alle deelnemers.
  In afwijking van het eerste lid, 2° mag de instelling voor collectieve belegging meer dan 20 % van haar activa beleggen in schuldinstrumenten bedoeld in het eerste lid, 2°, c), voor zover zij kan aantonen dat haar beleggingsstrategie een bescherming biedt aan haar deelnemers die gelijkwaardig is aan de bescherming waarvan de deelnemers in de instellingen voor collectieve belegging die deze begrenzing wel naleven, genieten, waarbij bijvoorbeeld in de mogelijkheid wordt voorzien om haar portefeuille na de lancering aan te passen.
  In het prospectus wordt melding gemaakt van het bestaan en de modaliteiten van het financiële mechanisme dat erop gericht is de kapitaalbescherming te verlenen, alsook van het feit dat er geen formele waarborg is verleend aan de deelnemers of aan de instelling voor collectieve belegging.
Art.138. § 1er. Un organisme de placement collectif peut uniquement se prévaloir du terme " capital garanti " ou d'un autre terme équivalent lorsque les conditions suivantes sont remplies :
  1° le prix de souscription des parts de l'organisme de placement collectif au cours de la période de souscription initiale est entièrement, irrévocablement et inconditionnellement garanti à l'échéance;
  2° la garantie est octroyée par une tierce partie soumise à un contrôle prudentiel et établie dans un Etat membre de l'Espace économique européen et est formalisée dans un contrat juridiquement contraignant, conclu entre l'organisme de placement collectif et cette tierce partie;
  3° la garantie s'applique à l'ensemble des participants.
  L'identité et la solvabilité du garant, ainsi que les modalités de la garantie et les conditions d'exercice de celle-ci, sont mentionnées dans le prospectus de l'organisme de placement collectif.
  § 2. Un organisme de placement collectif peut uniquement se prévaloir du terme " protection du capital " ou " capital protégé " ou d'un terme équivalent lorsque les conditions suivantes sont remplies :
  1° le prix de souscription des parts de l'organisme de placement collectif au cours de la période de souscription initiale fait entièrement l'objet d'une protection à l'échéance;
  2° la protection est obtenue au moyen d'une stratégie d'investissement réalisée par l'investissement en
  a) dépôts, et/ou
  b) titres de créance émis par une entreprise soumise à un contrôle prudentiel et établie dans un Etat membre de l'Espace économique européen, et/ou
  c) titres de créance émis ou garantis par un Etat membre de l'Espace économique européen, sans que des titres de créances émis par un seul Etat membre ne puissent représenter plus de 20 % de l'actif de l'organisme de placement collectif,
  ou par le biais d'une structure analogue présentant un risque de contrepartie identique.
  3° la protection s'applique à l'ensemble des participants.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, 2°, l'organisme de placement collectif peut investir plus de 20 % de ses actifs dans des titres de créances visés à l'alinéa 1er, 2°, c) pour autant qu'il puisse démontrer que sa stratégie d'investissement offre à ses participants une protection équivalente à celle dont bénéficient les participants aux organismes de placement collectif qui respectent cette limite, en prévoyant par exemple des possibilités d'ajustement de son portefeuille après son lancement.
  Le prospectus indique l'existence et les modalités du mécanisme financier qui vise à assurer la protection du capital ainsi que l'absence de garantie formelle octroyée aux participants ou à l'organisme de placement collectif.
Art.139. § 1. Een instelling voor collectieve belegging mag geen ontleningen aangaan.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1 mag een instelling voor collectieve belegging :
  1° ontleningen in deviezen aangaan, waaraan leningen voor een zelfde waarde en met een zelfde looptijd zijn gekoppeld met als enig doel deviezen te kopen, mits ingevolge deze verrichtingen haar netto-schuldpositie ongewijzigd blijft of zal blijven;
  2° ontleningen aangaan tot 10 % van haar nettoactiva, voor zover het gaat om kortlopende ontleningen.
Art.139. § 1er. Un organisme de placement collectif ne peut contracter des emprunts.
  § 2. Par dérogation au § 1er, un organisme de placement collectif peut cependant contracter :
  1° des emprunts en devises liés à des prêts d'une même valeur et de même échéance dans le seul but de l'acquisition de devises, lorsqu'à la suite de ces opérations son endettement net ne se modifie pas ou ne se modifiera pas;
  2° d'autres emprunts à concurrence de 10 % de ses actifs nets, pour autant qu'il s'agisse d'emprunts à court terme.
Art.140. Alvorens te beleggen in OTC-derivaten, deelt de instelling voor collectieve belegging een specifiek activiteitenprogramma mee aan de FSMA. Uit dit programma moet blijken dat de instelling voor collectieve belegging over de vereiste bevoegdheden en over een passende organisatie beschikt, afgestemd op de specifieke aard van dergelijke financiële instrumenten, in het bijzonder op hun waardering en op de opvolging van hun inherente risico's.
Art.140. L'organisme de placement collectif communique, préalablement à l'investissement dans des instruments dérivés de gré à gré, un programme d'activités spécifique à la FSMA. Ce programme met en évidence l'adéquation des compétences et de l'organisation de l'organisme de placement collectif compte tenu des spécificités de tels instruments financiers, notamment au regard de leur valorisation et du suivi des risques qui y sont liés.
Art.141. § 1. Een instelling voor collectieve belegging mag niet verkopen vanuit een ongedekte positie met betrekking tot effecten, geld-marktinstrumenten of andere in [1 artikel 52, § 1,]1 bedoelde instrumenten.
  § 2. Voor de toepassing van voorgaande paragraaf verstaat men onder ongedekte verkopen : het rechtstreeks of onrechtstreeks verkopen van instrumenten zonder deze instrumenten in de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging te houden, waardoor de instelling voor collectieve belegging het risico loopt om instrumenten te moeten verwerven aan een hogere prijs dan de leveringsprijs of om niet in staat te zijn de onderliggende instrumenten te kunnen leveren voor vereffening op vervaldag.
  § 3. Wanneer een financieel derivaat, automatisch of naar keuze van de tegenpartij, voorziet in de materiële levering van de onderliggende activa bij vervaldag of uitoefeningsdatum, en voor zover de materiële levering gewone praktijk voor de betrokken activa vormt, dient de instelling voor collectieve belegging de onderliggende activa in portefeuille te houden.
  In geval de risico's inherent aan de onderliggende activa van het betrokken financieel derivaat passend worden weergegeven door andere liquide activa en voor zover de onderliggende activa van het betrokken financieel derivaat zeer liquide zijn, kan de instelling voor collectieve belegging deze andere liquide activa houden als dekking, voor zover deze laatste activa op elk ogenblik kunnen worden gebruikt voor de verwerving van de te leveren onderliggende activa en voor zover het bijkomend marktrisico inherent aan dit type van verrichting passend wordt gemeten.
  Wanneer een financieel derivaat, automatisch of naar keuze van de instelling voor collectieve belegging, in contanten wordt afgewikkeld, moet de instelling voor collectieve belegging de onderliggende activa niet als dekking houden. In voorkomend geval houdt de instelling voor collectieve belegging als dekking : contanten, liquide schuldinstrumenten met passende waarborgen en andere zeer liquide activa onder passende waarborgen, voor zover deze laatste activa door de FSMA zijn aanvaard rekening houdend met hun correlatie met de onderliggende activa.
  Voor de toepassing van deze paragraaf worden dekkingsinstrumenten als liquide beschouwd indien ze in een tijdspanne van minder dan 7 bankwerkdagen in contanten kunnen worden omgezet tegen een prijs die de actuele waardering van het instrument nauw benadert. Het bedrag in contanten moet ter beschikking zijn van de instelling voor collectieve belegging op de vervaldag of de uitoefeningdatum van het financieel derivaat.
  § 4. De noodzakelijke dekking wordt berekend volgens de benadering op basis van de aangegane verplichtingen (commitment approach), bedoeld bij [1 artikel 58, § 4]1.
  
Art.141. § 1er. Un organisme de placement ne peut pas effectuer de ventes à découvert de valeurs mobilières, d'instruments du marché monétaire ou d'autres instruments visés [1 à l'article 52, § 1er]1.
  § 2. Pour l'application du paragraphe précédent, l'on entend par vente à découvert : la vente directe ou indirecte d'instruments sans détenir ceux-ci dans le portefeuille de l'organisme de placement collectif, de sorte que ce dernier court le risque de devoir acquérir des instruments à un prix supérieur au prix de livraison ou de ne pas être à même de livrer les instruments sous-jacents pour liquidation à l'échéance.
  § 3. Lorsqu'un instrument financier dérivé prévoit, automatiquement ou au choix de la contrepartie, la livraison physique des actifs sous-jacents à la date d'échéance ou d'exercice, et dans la mesure où la livraison physique fait partie des pratiques courantes pour les actifs concernés, l'organisme de placement collectif doit détenir les actifs sous-jacents en portefeuille.
  Lorsque les risques inhérents aux actifs sous-jacents de l'instrument financier dérivé concerné sont adéquatement représentés par d'autres actifs liquides et dans la mesure où les actifs sous-jacents de l'instrument financier dérivé concerné sont très liquides, l'organisme de placement collectif peut détenir ces autres actifs liquides à titre de couverture, pour autant que ces derniers puissent être affectés à tout moment à l'acquisition des actifs sous-jacents à livrer et que le risque de marché supplémentaire inhérent à ce type d'opération soit adéquatement évalué.
  Lorsqu'un instrument financier dérivé est réglé en espèces, soit automatiquement soit au choix de l'organisme de placement collectif, ce dernier n'est pas tenu de détenir les actifs sous-jacents au titre de couverture. Le cas échéant, l'organisme de placement collectif détient au titre de couverture : des espèces, des titres de créance liquides moyennant l'existence de mesures de sécurité appropriées, et d'autres actifs très liquides moyennant l'existence de mesures de sécurité appropriées dans la mesure où ils ont été acceptés par la FSMA compte tenu de leur corrélation avec les actifs sous-jacents.
  Pour l'application du présent paragraphe, les instruments de couverture sont considérés comme étant liquides si, au cours d'une période de moins de 7 jours ouvrables bancaires, ils peuvent être convertis en espèces à un prix correspondant étroitement à la valorisation actuelle de l'instrument. Le montant en espèces doit être à la disposition de l'organisme de placement collectif à la date d'échéance ou d'exercice de l'instrument financier dérivé.
  § 4. La couverture nécessaire est calculée selon la méthode du calcul de l'engagement (commitment approach), visée [1 à l'article 58, § 4]1.
  
Art.142. Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van [1 de artikelen 52 en 62]1 mag een instelling voor collectieve belegging geen kredieten verstrekken noch zich garant stellen ten voordele van derden.
  Niettemin kan een instelling voor collectieve belegging steeds niet volgestorte effecten, geldmarktinstrumenten of andere instrumenten, bedoeld in artikel 52, § 1, 5°, 6°, 8° en 9° [1 ...]1, verwerven.
  
Art.142. Sans préjudice de l'application[1 des articles 52 et 62]1, un organisme de placement collectif ne peut octroyer de crédits ni se porter garant au profit de tiers.
  Toutefois, un organisme de placement collectif peut toujours acquérir des valeurs mobilières, des instruments du marché monétaire ou d'autres instruments visés à l'article 52, § 1er, 5°, 6°, 8° et 9° [1 ...]1, non entièrement libérés.
  
Art.143. Het is elke instelling voor collectieve belegging verboden :
  1° deel te nemen aan een vereniging voor vaste opneming of waarborg of aan enig andere financiële vereniging;
  2° financiële instrumenten uit te lenen, tenzij onder de voorwaarden vastgesteld bij koninklijk besluit. De mogelijkheid tot uitlening van financiële instrumenten moet desgevallend worden vermeld in het beheerreglement of de statuten en in het prospectus;
  3° financiële instrumenten te verwerven van een privaatrechtelijke vennootschap of vereniging die failliet werd verklaard, een gerechtelijke reorganisatie of uitstel van betaling heeft verkregen of ten aanzien waarvan in het buitenland een gelijkaardige maatregel is getroffen;
  4° financiële instrumenten te verwerven van privaatrechtelijke vennootschappen of verenigingen die niet ten minste twee jaarrekeningen hebben openbaar gemaakt. Dit verbod geldt echter niet :
  a) voor de financiële instrumenten als bedoeld in artikel 52, § 1, 1° [1 ...]1 ;
  b) voor financiële instrumenten die de inbreng vertegenwoordigen van het totaal actief en passief van een privaatrechtelijke vennootschap of vereniging in vereffening die ten minste twee jaarrekeningen heeft openbaar gemaakt;
  c) voor financiële instrumenten die werden verworven na uitoefening van de inschrijvings- of conversierechten die verbonden zijn aan effecten in de instelling voor collectieve belegging.
  
Art.143. Sont interdits à l'organisme de placement collectif :
  1° la participation à un syndicat de prise ferme ou de garantie ou à tout autre syndicat financier;
  2° le prêt d'instruments financiers, sauf aux conditions déterminées par arrêté royal. La possibilité de prêt d'instruments financiers doit, le cas échéant, être mentionnée dans le règlement de gestion ou les statuts et dans le prospectus;
  3° l'acquisition d'instruments financiers d'une société ou association de droit privé qui a été déclarée en état de faillite, a obtenu une réorganisation judiciaire ou un sursis de paiement, ou a fait l'objet, dans un pays étranger, d'une mesure analogue;
  4° l'acquisition d'instruments financiers de sociétés ou associations de droit privé n'ayant pas publié au moins deux comptes annuels. Cette interdiction ne s'applique toutefois pas :
  a) aux instruments financiers visés à l'article 52, § 1er, 1° [1 ...]1 ;
  b) aux instruments financiers créés en représentation de l'apport de l'ensemble de l'actif et du passif d'une société ou association de droit privé en liquidation et ayant publié deux comptes annuels au moins;
  c) aux instruments financiers acquis par l'exercice des droits de souscription et de conversion attachés aux valeurs comprises dans l'organisme de placement collectif.
  
Art.144. Een instelling voor collectieve belegging kan cessie-retrocessieovereenkomsten (repurchase agreements) sluiten met de bedoeling tijdelijk liquide middelen op te nemen of tijdelijk liquide middelen te beleggen.
Art.144. Un organisme de placement collectif peut conclure des conventions de cession-rétrocession (repurchase agreements) dans l'intention de recueillir ou de placer temporairement des liquidités.
Art.145. Onverminderd de toepassing van de artikelen 62, § 6, derde lid, [1 ...]1 140, 143, 2°, en 144, mag een instelling voor collectieve belegging technieken en instrumenten gebruiken die betrekking hebben op effecten of geldmarktinstrumenten met het oog op een goed portefeuillebeheer, wanneer deze technieken en instrumenten aan de volgende criteria voldoen :
  1° zij zijn economisch gepast in die zin dat zij kostendoelmatig zijn;
  2° zij worden gehanteerd met het oog op de verwezenlijking van een of meer van de volgende specifieke doelstellingen :
  a) de vermindering van de risico's;
  b) de terugbrenging van de kosten;
  c) het genereren van extra kapitaal of inkomsten voor de instelling voor collectieve belegging, waarbij het daaraan verbonden risico samenhangt met het risicoprofiel van de instelling voor collectieve belegging en de in artikelen [1 62, 63, 64 en 65]1 neergelegde risicospreidingsregels;
  3° met de aan deze technieken en instrumenten verbonden risico's wordt afdoende rekening gehouden in het kader van het risicobeheerproces van de instelling voor collectieve belegging.
  
Art.145. Sans préjudice de l'application des articles 62, § 6, alinéa 3, [1 ...]1 140, 143, 2°, et 144, un organisme de placement collectif peut, aux fins d'une gestion efficace du portefeuille, utiliser des techniques et instruments qui ont pour objet des valeurs mobilières ou des instruments du marché monétaire, pour autant que ces techniques et instruments remplissent les critères suivants :
  1° ils sont économiquement appropriés, en ce sens que leur mise en oeuvre est rentable;
  2° ils sont utilisés en vue d'atteindre un ou plusieurs des objectifs suivants :
  a) réduction des risques;
  b) réduction des coûts;
  c) création de capital ou de revenus supplémentaires pour l'organisme de placement collectif, avec un niveau de risque compatible avec son profil de risque ainsi qu'avec les règles de diversification des risques prévues aux articles [1 62, 63, 64 et 65]1;
  3° les risques qu'ils comportent sont pris en considération par le processus de gestion des risques de l'organisme de placement collectif de manière appropriée.
  
Art.146. § 1. Een instelling voor collectieve belegging mag niet inschrijven op het kapitaal van een beheervennootschap.
  Een instelling voor collectieve belegging mag niet optreden als oprichter van een vennootschap.
  § 2. Op verzoek van een belegger verstrekt de beheer- of beleggingsvennootschap aanvullende gegevens betreffende de kwantitatieve begrenzingen die van toepassing zijn in het risicobeheer van de instelling voor collectieve belegging, de daartoe gekozen methodes en de recente ontwikkeling van de risico's en rendementen van de voornaamste categorieën instrumenten.
Art.146. § 1. Un organisme de placement collectif ne peut souscrire au capital d'une société de gestion.
  Un organisme de placement collectif ne peut agir en qualité de fondateur d'une société.
  § 2. Si un investisseur en fait la demande, la société de gestion ou la société d'investissement fournit des informations complémentaires sur les limites quantitatives qui s'appliquent à la gestion des risques de l'organisme de placement collectif, sur les méthodes choisies pour respecter ces limites et sur l'évolution récente des risques et des rendements des principales catégories d'instruments.
Onderafdeling V. - Ontbinding, vereffening en fusie en andere herstructureringen van instellingen voor collectieve belegging en van compartimenten
Sous-section V. - Dissolution, liquidation, fusion et autres restructurations d'organismes de placement collectif et de compartiments
Art.147. De verwijzingen in de artikelen 148 tot 188 naar het Wetboek van Vennootschappen hebben naar analogie betrekking op gemeenschappelijke beleggingsfondsen en op compartimenten van instellingen voor collectieve belegging.
  A. Ontbinding en vereffening van instellingen voor collectieve belegging en van hun compartimenten
Art.147. Les références faites dans les articles 148 à 188 au Code des sociétés concernent, par analogie, les fonds communs de placement et les compartiments d'organismes de placement collectif.
  A. Dissolution et liquidation d'organismes de placement collectif et de leurs compartiments
Art.148. § 1. Het beheerreglement of de statuten van een instelling voor collectieve belegging bepalen dat de beslissingen tot ontbinding van de instelling voor collectieve belegging of van een van hun compartimenten worden genomen door de bevoegde algemene vergadering van deelnemers.
  In geval de beslissing tot ontbinding een compartiment van een instelling voor collectieve belegging betreft, bepalen haar statuten of beheerreglement dat de algemene vergadering van deelnemers van het betrokken compartiment bevoegd is om tot ontbinding van het compartiment te beslissen.
  Het beheerreglement of de statuten van een instelling voor collectieve belegging kunnen, desgevallend per compartiment, de modaliteiten van vereffening bepalen evenals één of meerdere vereffenaars aanduiden.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen het beheerreglement of de statuten van een instelling voor collectieve belegging voorzien in de ontbinding van rechtswege van de instelling voor collectieve belegging of een compartiment op de in het beheerreglement of de statuten bepaalde vervaldag.
  In dit geval vermelden het beheerreglement of de statuten de vereffeningswijze, de benoeming van één of meerdere vereffenaars en de wijze van afsluiting van de vereffening van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment. Indien de vereffening en de afsluiting van de vereffening betrekking hebben op een compartiment, bepalen de statuten of het beheerreglement van de betrokken instelling voor collectieve belegging op welke wijze de statutenwijziging of de wijziging van het beheerreglement die hier desgevallend uit voortvloeit, zal worden doorgevoerd.
Art.148. § 1er. Le règlement de gestion ou les statuts d'un organisme de placement collectif prévoient que les décisions de dissolution de l'organisme de placement collectif ou d'un de ses compartiments sont prises par l'assemblée générale des participants compétente.
  Si la décision de dissolution concerne un compartiment d'un organisme de placement collectif, le règlement de gestion ou les statuts de celui-ci prévoient que l'assemblée générale des participants du compartiment concerné est compétente pour décider de la dissolution du compartiment.
  Le règlement de gestion ou les statuts d'un organisme de placement collectif peuvent - le cas échéant, par compartiment - prévoir les modalités de liquidation et désigner un ou plusieurs liquidateurs.
  § 2. Par dérogation au § 1er, le règlement de gestion ou les statuts d'un organisme de placement collectif peuvent prévoir la dissolution de plein droit de l'organisme de placement collectif ou d'un compartiment à l'échéance prévue dans le règlement de gestion ou les statuts.
  Dans ce cas, le règlement de gestion ou les statuts mentionnent le mode de liquidation, la désignation d'un ou plusieurs liquidateurs et le mode de clôture de la liquidation de l'organisme de placement collectif ou du compartiment. Si la liquidation et sa clôture portent sur un compartiment, les statuts ou le règlement de gestion de l'organisme de placement collectif concerné prévoient la manière dont sera effectuée la modification des statuts ou du règlement de gestion qui en découlera le cas échéant.
Art.149. Het prospectus herneemt op wie de verbintenis rust tot tussenkomst ten voordele van de deelnemers in de gevallen bedoeld in de artikelen 152, 156 en 157.
Art.149. Le prospectus précise sur qui repose l'engagement d'intervention au bénéfice des participants dans les cas visés aux articles 152, 156 et 157.
Art.150. § 1. Wanneer het bestuursorgaan zich voorneemt om, overeenkomstig artikel 148, § 1, eerste lid, het besluit tot ontbinding van de instelling voor collectieve belegging of een compartiment aan de bevoegde algemene vergadering van deelnemers voor te leggen, dient het bestuursorgaan hiervan voorafgaandelijk kennis te geven aan de FSMA.
  Bij deze kennisgeving wordt een dossier gevoegd dat alle nodige elementen bevat teneinde de voorgenomen ontbinding en, in voorkomend geval, de voorgenomen vereffening te kunnen beoordelen.
  Dit dossier omvat inzonderheid, van zodra de betrokken stukken beschikbaar zijn, het verslag van het bestuursorgaan waarin het voorstel tot ontbinding wordt toegelicht, de staat van activa en passiva van de betrokken instelling voor collectieve belegging of van het betrokken compartiment, het controleverslag van de commissaris over deze staat van activa en passiva, het ontwerp van de oproeping bedoeld in artikel 151, het ontwerp van persbericht bedoeld in artikel 153, en, in voorkomend geval, het ontwerp van statutenwijziging.
  Te gepasten tijde wordt het dossier aangevuld met alle andere verslagen en stukken die ten behoeve van de deelnemers door het bestuursorgaan of de commissaris in de loop van de ontbinding- en vereffeningprocedure worden opgesteld.
  § 2. In geval het beheerreglement of de statuten van een instelling voor collectieve belegging overeenkomstig artikel 148, § 2, voorzien in de ontbinding van rechtswege van de instelling voor collectieve belegging of van een compartiment, maakt het bestuursorgaan aan de FSMA een dossier over dat alle nodige elementen bevat teneinde de voorgenomen vereffening te kunnen beoordelen.
  Dit dossier omvat inzonderheid, van zodra de betrokken stukken beschikbaar zijn, het verslag van het bestuursorgaan inzake de vereffening, de staat van activa en passiva van de betrokken instelling voor collectieve belegging of van het betrokken compartiment, het controleverslag van de commissaris over de staat van activa en passiva en de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming, en het ontwerp van persbericht bedoeld in artikel 153.
  Te gepasten tijde wordt het dossier aangevuld met alle andere verslagen en stukken die ten behoeve van de deelnemers door het bestuursorgaan of de commissaris in de loop van de ontbinding- en vereffeningprocedure worden opgesteld.
Art.150. § 1er. Lorsque l'organe de gestion se propose, conformément à l'article 148, § 1er, alinéa 1er, de soumettre à l'assemblée générale des participants compétente la décision de dissolution de l'organisme de placement collectif ou d'un compartiment, il doit préalablement en aviser la FSMA.
  A cet avis est joint un dossier comprenant tous les éléments permettant de juger de la dissolution et, le cas échéant, de la liquidation proposées.
  Le dossier comprend en particulier, dès le moment où ces documents sont disponibles, le rapport de l'organe de gestion commentant la proposition de dissolution, l'état des actifs et des passifs de l'organisme de placement collectif concerné ou du compartiment concerné, le rapport de contrôle du commissaire sur cet état des actifs et des passifs, le projet de convocation visé à l'article 151, le projet de communiqué de presse visé à l'article 153, et, le cas échéant, le projet de modification des statuts.
  Le dossier est complété en temps utile par tous les autres rapports et documents établis, au cours de la procédure de dissolution et liquidation, par l'organe de gestion ou le commissaire, à l'intention des participants.
  § 2. Si le règlement de gestion ou les statuts d'un organisme de placement collectif prévoient, conformément à l'article 148, § 2, la dissolution de plein droit de l'organisme de placement collectif ou d'un compartiment, l'organe de gestion transmet à la FSMA un dossier comprenant tous les éléments permettant de juger de la liquidation proposée.
  Le dossier comprend en particulier, dès le moment où ces documents sont disponibles, le rapport de l'organe de gestion concernant la liquidation, l'état des actifs et des passifs de l'organisme de placement collectif concerné ou du compartiment concerné, le rapport de contrôle du commissaire sur l'état des actifs et des passifs et sur la valeur de liquidation des parts, et le projet de communiqué de presse visé à l'article 153.
  Le dossier est complété en temps utile par tous les autres rapports et documents établis, au cours de la procédure de dissolution et liquidation, par l'organe de gestion ou le commissaire, à l'intention des participants.
Art.151. In het in artikel 150, § 1, bedoelde geval bevat de oproeping tot de algemene vergadering van de instelling voor collectieve belegging of van een compartiment, onverminderd de toepassing van de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en de bepalingen van het beheerreglement of de statuten, volgende gegevens :
  1° een bondige rechtvaardiging van het voorstel tot ontbinding, eventueel met verwijzing naar het verslag van het bestuursorgaan opgesteld overeenkomstig artikel 181, § 1, eerste lid, van het Wetboek van Vennootschappen;
  2° een vermelding van de verplichting tot schorsing van de bepaling van de netto-inventariswaarde evenals van de uitvoering van aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging;
  3° vermelding van de in artikel 157, § 1, bedoelde mogelijkheid tot kosteloze inschrijving op rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging of compartimenten en de modaliteiten ervan of van de in artikel 157, § 2, bedoelde begeleidingsmaatregelen.
  De FSMA kan, gelet op de omstandigheden, bijkomende publicatiemodaliteiten voor het oproepingsbericht opleggen.
Art.151. Dans le cas visé à l'article 150, § 1er, la convocation à l'assemblée générale de l'organisme de placement collectif ou d'un compartiment comprend, sans préjudice de l'application des dispositions du Code des sociétés et des dispositions du règlement de gestion ou des statuts, les renseignements suivants :
  1° une justification succincte de la proposition de dissolution, faisant éventuellement référence au rapport de l'organe de gestion établi conformément à l'article 181, § 1er, alinéa 1er, du Code des sociétés;
  2° la mention de l'obligation de suspendre la détermination de la valeur nette d'inventaire ainsi que l'exécution des demandes d'émission et de rachat des parts ou de changement de compartiment;
  3° la mention de la possibilité visée à l'article 157, § 1er, de souscription gratuite à des parts d'autres organismes de placement collectif ou d'autres compartiments, et les modalités qui s'y rattachent, ou des mesures d'accompagnement visées à l'article 157, § 2.
  La FSMA peut, eu égard aux circonstances, imposer des modalités de publication complémentaires pour l'avis de convocation.
Art.152. Onverminderd specifieke voorschriften ten aanzien van gedwongen vereffening, mag het besluit tot ontbinding van een master pas in werking treden ten vroegste drie maanden nadat de master al haar deelnemers en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder in kennis heeft gesteld van het bindende besluit tot ontbinding.
  Een master moet, in het in het eerste lid bedoelde geval en vóór de publicatie van de oproeping tot de bevoegde algemene vergadering die wordt samengeroepen om te beslissen over haar ontbinding, de kosten provisioneren van de ontbinding, evenals de kosten die niet worden uitgedrukt als een percentage van de netto-inventariswaarde en die zij moet dragen tot de voorziene datum van de afsluiting van de vereffening. De kosten die deze provisionering te boven gaan, worden gedragen door de in het prospectus aangeduide personen.
Art.152. Sans préjudice des dispositions spécifiques applicables en matière de liquidation obligatoire, la décision de dissolution d'un master ne peut prendre effet que trois mois au plus tôt à compter du moment où le master a informé tous ses participants et les autorités compétentes de l'Etat membre d'origine du feeder de sa décision contraignante de dissolution.
  Un master doit, dans le cas visé à l'alinéa 1er et avant la publication de la convocation à l'assemblée générale compétente qui est invitée à se prononcer sur sa dissolution, provisionner les frais de dissolution ainsi que les frais qui ne sont pas exprimés sous forme de pourcentage de la valeur nette d'inventaire et qu'il doit supporter jusqu'à la date prévue de clôture de la liquidation. Les frais excédant cette provision sont supportés par les personnes indiquées dans le prospectus.
Art.153. Van zodra de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming is vastgesteld, wordt een persbericht gepubliceerd, dat minstens de volgende gegevens bevat :
  1° naar gelang het geval, hetzij vermelding van de beslissing van de bevoegde algemene vergadering tot ontbinding van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment hetzij vermelding van de vervaldag en de ontbinding van rechtswege van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment;
  2° de vereffeningwaarde van de betrokken rechten van deelneming met aanduiding van de berekeningsdatum;
  3° in geval het beleggingsbeleid van de betrokken instelling voor collectieve belegging of van het betrokken compartiment gericht was op de verwezenlijking bij vervaldag van een bepaald rendement middels het gebruik van bepaalde technieken of derivaten, het actuariële rendement, uitgedrukt op jaarbasis, met verwijzingen naar het beleggingsdoel van de instelling voor collectieve belegging of het compartiment;
  4° de instellingen die instaan voor de uitbetaling van de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming;
  5° de periode waarin de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming wordt uitbetaald;
  6° in voorkomend geval, vermelding van de in artikel 157, § 1, bedoelde mogelijkheid tot kosteloze inschrijving op rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging of compartimenten en de modaliteiten ervan of van de in artikel 157, § 2, bedoelde begeleidingsmaatregelen;
  7° vermelding dat de staat van activa en passiva, evenals de verslagen van het bestuursorgaan en het controleverslag van de commissaris zoals bedoeld bij artikel 150, beschikbaar zijn bij de onderneming bedoeld in artikel 85, § 2, van de wet;
  8° de aankondiging van de procedure die zal worden gevolgd voor de sluiting van de vereffening en dat, indien de definitief vastgestelde vereffeningwaarde zou verschillen van het bedrag bedoeld sub 2°, de modaliteiten van de uitbetaling van het verschil in een bijkomend persbericht zullen worden bekend gemaakt.
  Dit persbericht wordt gepubliceerd hetzij in twee dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid hetzij via enig ander gelijkwaardig publicatiemiddel, dat door de FSMA is aanvaard.
Art.153. Dès que la valeur de liquidation des parts est déterminée, un communiqué de presse est publié qui comprend au minimum les renseignements suivants :
  1° selon le cas, soit la mention de la décision de l'assemblée générale compétente de dissoudre l'organisme de placement collectif ou le compartiment, soit la mention de l'échéance et de la dissolution de plein droit de l'organisme de placement collectif ou du compartiment;
  2° la valeur de liquidation des parts concernées, avec l'indication de la date de calcul;
  3° lorsque la politique de placement de l'organisme de placement collectif ou du compartiment concerné était axée sur la réalisation à l'échéance d'un certain rendement en faisant usage de certaines techniques ou de certains instruments dérivés, le rendement actuariel, exprimé sur une base annuelle, avec des références à l'objectif de placement de l'organisme de placement collectif ou du compartiment;
  4° les organismes chargés du paiement de la valeur de liquidation des parts;
  5° la période au cours de laquelle la valeur de liquidation des parts sera payée;
  6° le cas échéant, la mention de la possibilité visée à l'article 157, § 1er, de souscription gratuite à des parts d'autres organismes de placement collectif ou d'autres compartiments, et les modalités qui s'y rattachent, ou des mesures d'accompagnement visées à l'article 157, § 2;
  7° la mention selon laquelle l'état des actifs et des passifs ainsi que les rapports de l'organe de gestion et le rapport de contrôle du commissaire, tels que visés à l'article 150, sont disponibles auprès de l'entreprise visée à l'article 85, § 2, de la loi;
  8° l'annonce de la procédure qui sera suivie pour la clôture de la liquidation, et du fait que, si la valeur de liquidation définitivement déterminée devait différer du montant visé au 2°, les modalités du paiement de la différence seraient publiées dans un communiqué de presse complémentaire.
  Le communiqué de presse visé est publié dans deux quotidiens à diffusion nationale ou à tirage suffisant ou par tout autre moyen de publication équivalent accepté par la FSMA.
Art.154. Onverminderd de bepalingen van Boek IV, Titel IX van het Wetboek van Vennootschappen stelt de commissaris voorafgaandelijk een controleverslag op inzake elke uitbetaling aan de deelnemers die plaats vindt in het kader van de vereffening van een instelling voor collectieve belegging of van een compartiment.
Art.154. Sans préjudice des dispositions du Livre IV, Titre IX, du Code des sociétés, le commissaire établit préalablement un rapport de contrôle concernant chaque paiement aux participants qui a lieu dans le cadre de la liquidation d'un organisme de placement collectif ou d'un compartiment.
Art.155. De onderneming bedoeld in artikel 85, § 2 van de wet staat gedurende minstens 6 maanden in voor de uitbetaling aan de deelnemers van de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging of een compartiment.
Art.155. L'entreprise visée à l'article 85, § 2, de la loi est chargée pendant au moins 6 mois du paiement aux participants de la valeur de liquidation des parts d'un organisme de placement collectif ou d'un compartiment.
Art.156. § 1. Indien in de loop van de 12 maanden hetzij vóór de publicatie van de oproeping tot de algemene vergadering van de instelling voor collectieve belegging of van een compartiment, bedoeld in artikel 151, hetzij, voor een instelling voor collectieve belegging of een compartiment met een vaste vervaldag, vóór de vervaldag, inkopen van rechten van deelneming hebben plaatsgevonden die gezamenlijk meer dan 30 % van het totaal van de uitstaande rechten van deelneming in de betrokken instelling voor collectieve belegging of het betrokken compartiment vertegenwoordigen, dragen de hiertoe in het prospectus aangeduide personen voor eenzelfde percentage als waarvoor inkopen hebben plaatsgevonden bij tot de juridische, administratieve of advieskosten in verband met de voorbereiding en de afronding van de ontbinding, de vereffening en de afsluiting van de vereffening van de betrokken instelling voor collectieve belegging of het betrokken compartiment. Deze kosten worden verminderd met de kosten waartoe desgevallend wordt bijgedragen op basis van het tweede lid.
  Indien de in het eerste lid bedoelde drempel van 30 % wordt overschreden, dragen bovendien de personen die globaal meer dan 5 % van het totaal van de uitstaande rechten van deelneming hebben laten inkopen tijdens de periode van 12 maanden zoals bedoeld in het eerste lid, bij aan de in het eerste lid bedoelde kosten indien de instelling voor collectieve belegging een procedure heeft ingesteld om gedurende 12 maanden de identiteit bij te houden van deze deelnemers. Deze personen dragen bij alsof zij nog deelnemers waren.
  § 2. Voor de vaststelling of inkopen de drempel van 30 % bedoeld in § 1, eerste lid overschrijden, wordt het totaal aantal rechten van deelneming waarvoor inkopen hebben plaatsgevonden, vergeleken met het totaal aantal uitstaande rechten van deelneming op het ogenblik van de publicatie van de oproeping tot de algemene vergadering van de instelling voor collectieve belegging of van een compartiment, bedoeld in artikel 151, hetzij, voor een instelling voor collectieve belegging of een compartiment met een vaste vervaldag, op de vervaldag.
  Voor de vaststelling of inkopen de drempel van 5 % bedoeld in § 1, tweede lid overschrijden, wordt het aantal rechten van deelneming die een persoon heeft laten inkopen verminderd met het aantal rechten van deelneming waarvoor deze persoon heeft ingetekend gedurende dezelfde periode. Dit aantal wordt vergeleken met het totaal aantal uitstaande rechten van deelneming op het ogenblik van de publicatie van de oproeping tot de algemene vergadering van de instelling voor collectieve belegging of van een compartiment, bedoeld in artikel 151, hetzij, voor een instelling voor collectieve belegging of een compartiment met een vaste vervaldag, op de vervaldag.
  Indien binnen de betrokken instelling voor collectieve belegging of het betrokken compartiment verschillende types of klassen van rechten van deelneming bestaan, wordt voor de toepassing van deze paragraaf het percentage van inkopen berekend binnen elk type of elke klasse van rechten van deelneming. Vervolgens worden deze percentages gewogen op basis van het netto-vermogen van het type of de klasse van rechten van deelneming ten opzichte van het netto-vermogen van de instelling voor collectieve belegging of het compartiment.
  § 3. De regeling bepaald in de voorgaande paragrafen moet niet worden nageleefd indien wordt aangetoond dat, sinds de start van de verhandeling van de rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging of van een compartiment met een vaste vervaldag, een jaarlijkse voorziening werd aangelegd tot volledige dekking van de vereffeningskosten van deze instelling voor collectieve belegging of dit compartiment.
Art.156. § 1er. Si, au cours des 12 mois précédant soit la publication de la convocation à l'assemblée générale de l'organisme de placement collectif ou d'un compartiment, visée à l'article 151, soit, s'il s'agit d'un organisme de placement collectif ou d'un compartiment à échéance fixe, la date d'échéance, des rachats de parts ont eu lieu qui représentent ensemble plus de 30 % du total des parts existantes de l'organisme de placement collectif concerné ou du compartiment concerné, les personnes désignées à cet effet dans le prospectus contribuent, à concurrence du pourcentage des rachats, aux frais juridiques, administratifs ou de conseil liés à la préparation et à la mise au point de la dissolution, de la liquidation et de la clôture de la liquidation de l'organisme de placement collectif concerné ou du compartiment concerné. Ces frais sont réduits du montant des frais auxquels les personnes en question ont, le cas échéant, contribué en vertu de l'alinéa 2.
  Si le seuil de 30 % visé à l'alinéa 1er est dépassé, les personnes qui, globalement, ont demandé des rachats de parts pour plus de 5 % du total des parts existantes pendant la période de 12 mois visée à l'alinéa 1er, contribuent en outre aux frais visés à l'alinéa 1er lorsque l'organisme de placement collectif a mis en place une procédure visant à conserver l'identité de ces participants pendant 12 mois. Ces personnes contribuent aux frais comme si elles étaient toujours des participants.
  § 2. Pour déterminer si des rachats dépassent le seuil de 30 % visé au § 1er, alinéa 1er, le nombre total de parts ayant fait l'objet d'un rachat est comparé avec le nombre total de parts existantes soit au moment de la publication de la convocation à l'assemblée générale de l'organisme de placement collectif ou d'un compartiment, visée à l'article 151, soit, s'il s'agit d'un organisme de placement collectif ou d'un compartiment à échéance fixe, à la date d'échéance.
  Pour déterminer si des rachats dépassent le seuil de 5 % visé au § 1er, alinéa 2, le nombre de parts dont une personne a demandé le rachat est diminué du nombre de parts souscrites par cette personne au cours de la même période. Ce nombre est comparé avec le nombre total de parts existantes soit au moment de la publication de la convocation à l'assemblée générale de l'organisme de placement collectif ou d'un compartiment, visée à l'article 151, soit, s'il s'agit d'un organisme de placement collectif ou d'un compartiment à échéance fixe, à la date d'échéance.
  S'il existe au sein de l'organisme de placement collectif concerné ou du compartiment concerné différents types ou classes de parts, le pourcentage des rachats est, aux fins du présent paragraphe, calculé au sein de chaque type ou classe de parts. Ces pourcentages sont ensuite pondérés sur la base de l'actif net du type ou de la classe de parts par rapport à l'actif net de l'organisme de placement collectif ou du compartiment.
  § 3. Les règles prévues par les paragraphes précédents ne doivent pas être respectées s'il est démontré que, depuis le début de la commercialisation des parts d'un organisme de placement collectif ou d'un compartiment à échéance fixe, une provision annuelle a été constituée en vue d'assurer la couverture totale des frais de liquidation de cet organisme de placement collectif ou de ce compartiment.
Art.157. § 1. In het in artikel 150, § 1, bedoelde geval moet aan de betrokken deelnemers gedurende minimaal een maand, te rekenen vanaf de inbetalingstelling van de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming, de mogelijkheid worden geboden om zonder kosten, behoudens eventuele taksen, in te schrijven op rechten van deelneming in één of meerdere andere instellingen voor collectieve belegging of compartimenten die, bij voorkeur, een gelijkaardige beleggingspolitiek hebben als de ontbonden instelling voor collectieve belegging of het ontbonden compartiment. De instellingen voor collectieve belegging of compartimenten waarop deze inschrijvingsmogelijkheid betrekking heeft, zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 33 of 149 van de wet.
  Deze inschrijvingsmogelijkheid moet aan elke deelnemer worden geboden ten bedrage van de globale vereffeningwaarde van zijn rechten van deelneming, desgevallend verhoogd met een bedrag opdat geen onderaandelen van rechten van deelneming aan de deelnemers zouden toekomen.
  De in het prospectus vermelde personen dragen de eventueel verschuldigde provisies en kosten, bedoeld in artikel 117, § 1, naar aanleiding van dergelijke inschrijving.
  § 2. De FSMA kan, ter vervanging van de in de eerste paragraaf vermelde mogelijkheid, gelijkwaardige begeleidingsmaatregelen aanvaarden.
Art.157. § 1er. Dans le cas visé à l'article 150, § 1er, les participants concernés doivent avoir la possibilité, pendant au moins un mois à dater de la mise en paiement de la valeur de liquidation des parts, de souscrire sans frais, sauf taxes éventuelles, à des parts d'un ou plusieurs autres organismes de placement collectif ou compartiments présentant de préférence une politique de placement comparable à celle de l'organisme de placement collectif dissous ou du compartiment dissous. Les organismes de placement collectif ou compartiments sur lesquels porte cette possibilité de souscription sont inscrits à la liste visée à l'article 33 ou 149 de la loi.
  Cette possibilité de souscription doit être offerte à chaque participant à hauteur de la valeur globale de liquidation de ses parts, majorée, le cas échéant, d'une soulte, de telle sorte qu'aucun participant ne se voie attribuer des sous-parts.
  Les personnes mentionnées dans le prospectus supportent les commissions et frais, tels que visés à l'article 117, § 1er, éventuellement dus à l'occasion d'une telle souscription.
  § 2. La FSMA peut, en remplacement de la possibilité mentionnée au § 1er, accepter des mesures d'accompagnement équivalentes.
Art.158. De invereffeningstelling van een instelling voor collectieve belegging of een compartiment leidt, naar gelang het geval, tot de schrapping van de inschrijving van de betrokken instelling voor collectieve belegging of van het betrokken compartiment.
  B. Fusie en andere herstructureringen van instellingen voor collectieve belegging en van compartimenten
Art.158. La mise en liquidation d'un organisme de placement collectif ou d'un compartiment entraîne la suppression, selon le cas, de l'inscription de l'organisme de placement collectif concerné ou de celle du compartiment concerné.
  B. Fusions et autres restructurations d'organismes de placement collectif et de compartiments
Art.159. Voor de toepassing van dit onderdeel B van deze Onderafdeling worden compartimenten beschouwd als instellingen voor collectieve belegging.
Art.159. Pour l'application de la partie B de la présente Sous-section, les compartiments sont considérés comme des organismes de placement collectif.
Art.160. De artikelen 159 tot 188 hebben betrekking op de betrokkenheid van de instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 3 bij :
  1° fusies of andere herstructureringen waarbij enkel instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht betrokken zijn en die niet vallen onder 2° ;
  2° fusies zoals bedoeld in de artikelen 671 en 672 van het Wetboek van vennootschappen waarbij enkel instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG betrokken zijn mits rechten van deelneming in minstens één van die instellingen voor collectieve belegging in een andere lidstaat mogen worden verhandeld;
  3° fusies zoals bedoeld in de artikelen 671 en 672 van het Wetboek van vennootschappen waarbij enkel instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG betrokken zijn, waarbij minstens één instelling voor collectieve belegging uit een andere lidstaat en minstens één instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht betrokken zijn als op te slorpen instelling voor collectieve belegging en waarbij de verkrijgende instelling voor collectieve belegging een instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht is;
  4° fusies zoals bedoeld in de artikelen 671 en 672 van het Wetboek van vennootschappen waarbij enkel instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG betrokken zijn en waarbij minstens één instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht betrokken is, maar waarbij de verkrijgende instelling voor collectieve belegging geen instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht is;
  5° fusies zoals bedoeld in de artikelen 671 en 672 van het Wetboek van vennootschappen waarbij enkel instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG betrokken zijn en waarbij enkel de verkrijgende instelling voor collectieve belegging een instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht is;
  6° fusies zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, p), iii), van Richtlijn 2009/65/EG, waarbij enkel de verkrijgende instelling voor collectieve belegging een instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht is.
Art.160. Les articles 159 à 188 portent sur la participation des organismes de placement collectif visés à l'article 3 à :
  1° des fusions ou autres restructurations qui ne concernent que des organismes de placement collectif de droit belge et qui ne relèvent pas du 2° ;
  2° des fusions telles que visées aux articles 671 et 672 du Code des sociétés qui ne concernent que des organismes de placement collectif de droit belge répondant aux conditions de la Directive 2009/65/EG [1 à condition que]1 les parts d'au moins un de ces organismes de placement collectif puissent être commercialisées dans un autre Etat membre;
  3° des fusions telles que visées aux articles 671 et 672 du Code des sociétés qui ne concernent que des organismes de placement collectif répondant aux conditions de la Directive 2009/65/CE et dans le cadre desquelles au moins un organisme de placement collectif relevant du droit d'un autre Etat membre et au moins un organisme de placement collectif de droit belge figurent parmi les organismes de placement collectif à absorber, tandis que l'organisme de placement collectif bénéficiaire est un organisme de placement collectif de droit belge;
  4° des fusions telles que visées aux articles 671 et 672 du Code des sociétés qui ne concernent que des organismes de placement collectif répondant aux conditions de la Directive 2009/65/CE, parmi lesquels figurent au moins un organisme de placement collectif de droit belge, et dans le cadre desquelles l'organisme de placement collectif bénéficiaire n'est pas un organisme de placement collectif de droit belge;
  5° des fusions telles que visées aux articles 671 et 672 du Code des sociétés qui ne concernent que des organismes de placement collectif répondant aux conditions de la Directive 2009/65/CE et dans le cadre desquelles seul l'organisme de placement collectif bénéficiaire est un organisme de placement collectif de droit belge;
  6° des fusions telles que visées à l'article 2, paragraphe 1, p), iii), de la Directive 2009/65/CE, dans le cadre desquelles seul l'organisme de placement collectif bénéficiaire est un organisme de placement collectif de droit belge.
  
Art.161. § 1. In het geval bepaald in artikel 160, 1°, wordt de fusie of andere herstructurering niet toegelaten indien deze tot gevolg zou hebben dat een deelnemer van een instelling voor collectieve belegging die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, deelnemer zou worden van een instelling voor collectieve belegging die niet voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG.
  § 2. De fusie of andere herstructurering wordt enkel toegelaten indien de verkrijgende instelling voor collectieve belegging gerechtigd is haar rechten van deelneming te verhandelen in alle lidstaten waarin de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling of instellingen voor collectieve belegging gerechtigd is of zijn haar of hun rechten van deelneming te verhandelen.
Art.161. § 1er. Dans le cas visé à l'article 160, 1°, la fusion ou autre restructuration n'est pas autorisée si cette opération aurait pour effet qu'un participant d'un organisme de placement collectif répondant aux conditions de la Directive 2009/65/CE deviendrait participant d'un organisme de placement collectif ne répondant pas aux conditions de la Directive 2009/65/CE.
  § 2. La fusion ou autre restructuration n'est autorisée que si l'organisme de placement collectif bénéficiaire est habilité à commercialiser ses parts dans tous les Etats membres où l'organisme ou les organismes de placement collectif à absorber ou à scinder ou l'organisme ou les organismes de placement collectif apporteurs ou transférants sont habilités à commercialiser leurs parts.
Art.162. Een fusie zoals bedoeld in artikel 160, 6°, wordt in hoofde van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging en in hoofde van de deelnemers van de op te slorpen instelling of instellingen voor collectieve belegging voor de toepassing van dit onderdeel B van deze Onderafdeling naargelang het geval behandeld als een fusie zoals bedoeld in artikel 671 of in artikel 672 van het Wetboek van vennootschappen, behalve wat betreft de beperking van de draagwijdte van de overdracht aan de verkrijgende instelling voor collectieve belegging tot de nettoactiva van de op te slorpen instelling of instellingen voor collectieve belegging.
Art.162. Pour l'application de la partie B de la présente Sous-section, une fusion telle que visée à l'article 160, 6°, est, dans le chef de l'organisme de placement collectif bénéficiaire et dans le chef des participants de l'organisme ou des organismes de placement collectif à absorber, traitée, selon le cas, comme une fusion telle que visée à l'article 671 ou à l'article 672 du Code des sociétés, sauf en ce qui concerne la portée du transfert à l'organisme de placement collectif bénéficiaire, lequel est limité aux actifs nets de l'organisme ou des organismes de placement collectif à absorber.
Art.163. In afwijking van artikel 672 van het Wetboek van vennootschappen kan, onder de in het tweede lid vermelde voorwaarden, worden overgegaan tot de fusie van één enkel compartiment van een Belgische instelling voor collectieve belegging of één enkel Belgisch gemeenschappelijk beleggingsfonds met een nieuw compartiment van een Belgische instelling voor collectieve belegging.
  Onverminderd de toepassing van artikel 161, § 1, is de in het eerste lid bedoelde verrichting slechts mogelijk onder de volgende voorwaarden :
  1° het gehele vermogen van het op te slorpen compartiment of gemeenschappelijk beleggingsfonds gaat als gevolg van de verrichting over op een nieuw compartiment van een andere instelling voor collectieve belegging;
  2° elke deelnemer van het op te slorpen compartiment of gemeenschappelijk beleggingsfonds heeft, voor elk recht van deelneming ingevolge de verrichting recht op één recht van deelneming van hetzelfde type en van een gelijkaardige klasse van rechten van deelneming in het verkrijgende compartiment.
Art.163. Par dérogation à l'article 672 du Code des sociétés, il peut être procédé, moyennant le respect des conditions énoncées à l'alinéa 2, à la fusion d'un seul compartiment d'organisme de placement collectif de droit belge ou d'un seul fonds commun de placement de droit belge avec un nouveau compartiment d'organisme de placement collectif de droit belge.
  Sans préjudice de l'application de l'article 161, § 1er, l'opération visée à l'alinéa 1er n'est possible que si les conditions suivantes sont remplies :
  1° l'ensemble du patrimoine du compartiment ou du fonds commun de placement à absorber est transféré, à la suite de l'opération, à un nouveau compartiment d'un autre organisme de placement collectif;
  2° chaque participant du compartiment ou du fonds commun de placement à absorber a, pour chaque part, droit, à la suite de l'opération, à une part du même type et relevant d'une classe de parts similaire du compartiment bénéficiaire.
Art.164. Het beheerreglement of de statuten van een instelling voor collectieve belegging bepalen dat de beslissingen tot fusie, splitsing, met fusie of splitsing gelijkgestelde verrichtingen en tot inbreng of overdracht van een algemeenheid of een bedrijfstak worden genomen door de bevoegde algemene vergadering van deelnemers.
  In geval de beslissingen bedoeld in het voorgaande lid een compartiment betreffen, bepalen het beheerreglement of de statuten dat de algemene vergadering van deelnemers van het betrokken compartiment bevoegd is voor deze beslissingen.
  Het beheerreglement of de statuten van een instelling voor collectieve belegging kunnen geen strengere bepalingen voorzien voor de meerderheid vereist in de artikelen 699, § 1, 2°, (a), 712, § 1, 2°, (a), 722, § 1, 2°, (a), 736, § 1, 2°, (a), 751, § 1, 2°, (a) en 761, § 3, van het Wetboek van vennootschappen.
Art.164. Le règlement de gestion ou les statuts d'un organisme de placement collectif prévoient que les décisions de fusion, de scission ou d'opération assimilée à une fusion ou à une scission ainsi que les décisions d'apport ou de cession d'universalité ou de branche d'activité sont prises par l'assemblée générale des participants compétente.
  Dans le cas où les décisions visées à l'alinéa précédent concernent un compartiment, le règlement de gestion ou les statuts prévoient que l'assemblée générale des participants du compartiment concerné est compétente pour prendre ces décisions.
  Le règlement de gestion ou les statuts d'un organisme de placement collectif ne peuvent prévoir de dispositions plus rigoureuses, en ce qui concerne la majorité requise, que celles imposées par les articles 699, § 1er, 2°, (a), 712, § 1er, 2°, (a), 722, § 1er, 2°, (a), 736, § 1er, 2°, (a), 751, § 1er, 2°, (a) et 761, § 3, du Code des sociétés.
Art.165. Het prospectus herneemt op wie de verbintenis rust tot tussenkomst ten voordele van de deelnemers in de gevallen bedoeld in de artikelen 179 en 180.
Art.165. Le prospectus précise sur qui repose l'engagement d'intervention au bénéfice des participants dans les cas visés aux articles 179 et 180.
Art.166. § 1. Wanneer het bestuursorgaan van een op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging zich voorneemt om, overeenkomstig artikel 164, het besluit tot herstructurering in de zin van artikel 160, 1° tot 4°, aan de bevoegde algemene vergadering van deelnemers voor te leggen, dient het bestuursorgaan hiervan kennis te geven aan de FSMA met het oog op haar voorafgaandelijke goedkeuring.
  Bij deze kennisgeving wordt een dossier gevoegd dat de volgende informatie bevat :
  1° het fusievoorstel, splitsingsvoorstel of voorstel van inbreng of overdracht, naar behoren goedgekeurd door de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging;
  2° een bijgewerkte versie van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging, indien deze in een andere lidstaat is gevestigd;
  3° een verklaring van elk van de bewaarders van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging waarin wordt bevestigd dat zij hebben nagegaan of de gegevens bedoeld in artikel 167, § 1, tweede lid, 1°, 6° en 7°, of in de wetgeving van een lidstaat tot omzetting van artikel 40, eerste lid, a), f) en g), van Richtlijn 2009/65/EG in overeenstemming zijn met de wet en dit besluit of de wetgeving van de betrokken lidstaat tot omzetting van Richtlijn 2009/65/EG en met het beheerreglement of de statuten van hun instelling voor collectieve belegging;
  4° de informatie over de voorgestelde herstructurering die de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging aan hun respectieve deelnemers willen verstrekken.
  Deze informatie wordt meegedeeld in de taal of de talen waarvan het gebruik wordt opgelegd door artikel 84, § 2, eerste lid, van de wet.
  § 2. Samen met het dossier bedoeld in § 1, worden de volgende stukken betreffende de bij de herstructurering betrokken Belgische instellingen voor collectieve belegging voorgelegd aan de FSMA :
  1° het ontwerp van de oproeping tot de algemene vergadering die zich over de herstructurering dient uit te spreken;
  2° in voorkomend geval, het ontwerp van persbericht bedoeld in artikel 183, § 1;
  3° in voorkomend geval, een bijgewerkte versie van het beheerreglement of de statuten, het prospectus en de essentiële beleggersinformatie.
  Bovendien worden te gepasten tijde alle andere verslagen en stukken die in de loop van de herstructureringsprocedure worden opgesteld ten behoeve van de deelnemers van de bij de herstructurering betrokken Belgische instellingen voor collectieve belegging overgemaakt aan de FSMA.
  § 3. Wanneer het bestuursorgaan van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging zich voorneemt om, overeenkomstig artikel 164, het besluit tot herstructurering in de zin van artikel 160, 5° of 6°, aan de bevoegde algemene vergadering van deelnemers voor te leggen, worden de volgende stukken betreffende deze instelling voor collectieve belegging tijdig voorgelegd aan de FSMA :
  1° het ontwerp van de oproeping tot de algemene vergadering die zich over de herstructurering dient uit te spreken;
  2° het ontwerp van persbericht bedoeld in artikel 183, § 1;
  3° in voorkomend geval, een bijgewerkte versie van het beheerreglement of de statuten, het prospectus en de essentiële beleggersinformatie.
  Bovendien worden te gepasten tijde alle andere verslagen en stukken die in de loop van de herstructureringsprocedure worden opgesteld ten behoeve van de deelnemers van de bij de herstructurering betrokken Belgische instellingen voor collectieve belegging overgemaakt aan de FSMA.
Art.166. § 1er. Lorsque l'organe de gestion d'un organisme de placement collectif à absorber ou à scinder ou d'un organisme de placement collectif apporteur ou transférant se propose de soumettre, conformément à l'article 164, à l'assemblée générale des participants compétente la décision de restructuration au sens de l'article 160, 1° à 4°, il doit en aviser la FSMA en vue d'obtenir son autorisation préalable.
  A cet avis est joint un dossier comportant les informations suivantes :
  1° le projet de fusion, de scission, d'apport ou de cession, dûment approuvé par les organismes de placement collectif concernés par la restructuration;
  2° une version actualisée du prospectus et des informations clés pour l'investisseur émanant de l'organisme de placement collectif bénéficiaire, si celui-ci est établi dans un autre Etat membre;
  3° une déclaration émise par chacun des dépositaires des organismes de placement collectif concernés par la restructuration, confirmant qu'ils ont vérifié la conformité des éléments d'information énoncés à l'article 167, § 1er, alinéa 2, 1°, 6° et 7°, ou dans la législation d'un Etat membre visant à transposer l'article 40, paragraphe 1, a), f) et g), de la Directive 2009/65/CE, avec les exigences de la loi et du présent arrêté ou celles de la législation de l'Etat membre concerné visant à transposer la Directive 2009/65/CE, ainsi qu'avec le règlement de gestion ou les statuts de leur organisme de placement collectif respectif;
  4° les informations relatives à la restructuration proposée que les organismes de placement collectif concernés par la restructuration comptent fournir à leurs participants respectifs.
  Ces informations sont communiquées dans la langue ou dans les langues dont l'usage est imposé par l'article 84, § 2, alinéa 1er, de la loi.
  § 2. Sont, en même temps que le dossier visé au § 1er, soumis à la FSMA les documents suivants concernant les organismes de placement collectif de droit belge concernés par la restructuration :
  1° le projet de convocation à l'assemblée générale appelée à se prononcer sur la restructuration;
  2° le cas échéant, le projet de communiqué de presse visé à l'article 183, § 1er;
  3° le cas échéant, une version actualisée du règlement de gestion ou des statuts, du prospectus et des informations clés pour l'investisseur.
  Tous les autres rapports et documents établis, au cours de la procédure de restructuration, à l'intention des participants des organismes de placement collectif de droit belge concernés par la restructuration sont, en outre, transmis en temps utile à la FSMA.
  § 3. Lorsque l'organe de gestion d'un organisme de placement collectif bénéficiaire se propose de soumettre, conformément à l'article 164, à l'assemblée générale des participants compétente la décision de restructuration au sens de l'article 160, 5° ou 6°, il doit communiquer en temps utile à la FSMA les documents suivants concernant cet organisme de placement collectif :
  1° le projet de convocation à l'assemblée générale appelée à se prononcer sur la restructuration;
  2° le projet de communiqué de presse visé à l'article 183, § 1er;
  3° le cas échéant, une version actualisée du règlement de gestion ou des statuts, du prospectus et des informations clés pour l'investisseur.
  Tous les autres rapports et documents établis, au cours de la procédure de restructuration, à l'intention des participants des organismes de placement collectif de droit belge concernés par la restructuration sont, en outre, transmis en temps utile à la FSMA.
Art.167. § 1. De bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging stellen een gemeenschappelijk fusievoorstel, splitsingsvoorstel of voorstel van inbreng of overdracht op.
  In afwijking van de artikelen 693, tweede lid, 706, tweede lid, 719, tweede lid, 728, tweede lid, 743, tweede lid, en 760, § 2, van het Wetboek van vennootschappen bevat het fusievoorstel, splitsingsvoorstel of voorstel van inbreng of overdracht de volgende informatie, indien van toepassing :
  1° het soort herstructurering en de betrokken instellingen voor collectieve belegging;
  2° de achtergrond en redenen van de voorgenomen herstructurering;
  3° de verwachte gevolgen van de voorgenomen herstructurering voor de deelnemers van al de bij deze herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging; hieronder kan de informatie worden opgenomen over de datum vanaf wanneer de uitgereikte rechten van deelneming in de verkrijgende instelling voor collectieve belegging recht geven te delen in de winst, alsmede elke bijzondere regeling betreffende dit recht;
  4° de criteria die zijn vastgesteld voor de waardering van de activa en de passiva of van de algemeenheid of bedrijfstak op de in artikel 181 bedoelde datum voor de berekening van de ruilverhouding of de vergoeding;
  5° de berekeningsmethode voor de ruilverhouding of de vergoeding;
  6° de beoogde ingangsdatum van de herstructurering; hieronder kan de informatie worden opgenomen over de datum vanaf welke de handelingen van de op te slorpen, te splitsen of inbrengende instelling(en) voor collectieve belegging boekhoudkundig geacht worden te zijn verricht voor rekening van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging;
  7° de regels die van toepassing zijn bij overdracht van activa, respectievelijk omruiling van rechten van deelneming;
  8° het beheerreglement of de statuten van de nieuw op te richten verkrijgende instelling voor collectieve belegging;
  9° in geval van een splitsing, de nauwkeurige beschrijving en verdeling van de aan elke verkrijgende of nieuwe instelling voor collectieve belegging over te dragen delen van de activa en passiva van het vermogen;
  10° in geval van een splitsing, de verdeling onder de deelnemers van de te splitsen instelling voor collectieve belegging van de rechten van deelneming in de verkrijgende of nieuwe instellingen voor collectieve belegging alsmede het criterium waarop deze verdeling is gebaseerd.
  De bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging kunnen besluiten om verdere informatie op te nemen in het fusievoorstel, splitsingsvoorstel of voorstel van inbreng of overdracht.
  Op basis van de gegevens, gekend op het ogenblik van het neerleggen van het fusievoorstel of splitsingsvoorstel, moet de toepassing van de in het tweede lid, 5°, vermelde berekeningsmethode voor de ruilverhouding ertoe leiden dat elke deelnemer van de op te slorpen of te splitsen instelling voor collectieve belegging minstens één recht van deelneming ontvangt van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging. De FSMA kan gelijkwaardige maatregelen aanvaarden.
  § 2. Bij herstructurering zijn de artikelen 444, 602, 694, 707, 730, 745 en 761, § 2, van het Wetboek van vennootschappen niet van toepassing.
Art.167. § 1er. Les organismes de placement collectif concernés par la restructuration établissent un projet commun de fusion, de scission, d'apport ou de cession.
  Par dérogation aux articles 693, alinéa 2, 706, alinéa 2, 719, alinéa 2, 728, alinéa 2, 743, alinéa 2, et 760, § 2, du Code des sociétés, le projet de fusion, de scission, d'apport ou de cession expose, le cas échéant, les éléments suivants :
  1° une identification du type de restructuration et des organismes de placement collectif concernés;
  2° le contexte et la motivation de la restructuration envisagée;
  3° l'incidence prévue de la restructuration envisagée sur les participants de tous les organismes de placement collectif concernés par cette restructuration; cette information peut comprendre l'indication de la date à partir de laquelle les parts de l'organisme de placement collectif bénéficiaire qui sont attribuées donnent le droit de participer aux bénéfices, ainsi que toute modalité relative à ce droit;
  4° les critères adoptés pour l'évaluation de l'actif et du passif ou de l'universalité ou branche d'activité à la date de calcul du rapport d'échange ou de la rémunération, telle que visée à l'article 181;
  5° la méthode de calcul du rapport d'échange ou de la rémunération;
  6° la date d'effet prévue de la restructuration; cette information peut comprendre l'indication de la date à partir de laquelle les opérations de l'organisme ou des organismes de placement collectif à absorber ou à scinder ou de l'organisme ou des organismes de placement collectif apporteurs sont considérées du point de vue comptable comme accomplies pour le compte de l'organisme de placement collectif bénéficiaire;
  7° les règles applicables respectivement au transfert d'actifs et à l'échange de parts;
  8° le règlement de gestion ou les statuts de l'organisme de placement collectif bénéficiaire nouvellement constitué;
  9° dans le cas d'une scission, la description et la répartition précises des éléments du patrimoine actif et passif à transférer à chacun des organismes de placement collectif bénéficiaires ou nouvellement constitués;
  10° dans le cas d'une scission, la répartition entre les participants de l'organisme de placement collectif à scinder des parts des organismes de placement collectif bénéficiaires ou nouvellement constitués, ainsi que le critère sur lequel cette répartition est fondée.
  Les organismes de placement collectif concernés par la restructuration peuvent décider d'inclure des éléments supplémentaires dans le projet de fusion, de scission, d'apport ou de cession.
  Sur la base des données connues au moment du dépôt du projet de fusion ou de scission, l'application de la méthode de calcul du rapport d'échange mentionnée à l'alinéa 2, 5°, doit avoir pour conséquence que chaque participant de l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder reçoive au moins une part de l'organisme de placement collectif bénéficiaire. La FSMA peut accepter des mesures équivalentes.
  § 2. Dans le cas d'une restructuration, les articles 444, 602, 694, 707, 730, 745 et 761, § 2, du Code des sociétés ne sont pas applicables.
Art.168. Bij herstructurering bevat de oproeping tot de algemene vergadering van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging, onverminderd de toepassing van de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en de bepalingen van het beheerreglement of de statuten, een aanduiding van de plaats waar de in artikel 173 bedoelde informatie kosteloos verkrijgbaar wordt gesteld voor het publiek.
  De FSMA kan, gelet op de omstandigheden, bijkomende publicatiemodaliteiten voor het oproepingsbericht opleggen.
Art.168. Dans le cas d'une restructuration, la convocation à l'assemblée générale des organismes de placement collectif concernés par la restructuration comporte, sans préjudice de l'application des dispositions du Code des sociétés et des dispositions du règlement de gestion ou des statuts, une indication du lieu où les informations visées à l'article 173 peuvent être obtenues gratuitement par le public.
  La FSMA peut, eu égard aux circonstances, imposer des modalités de publication complémentaires pour l'avis de convocation.
Art.169. Indien de FSMA oordeelt dat het dossier bedoeld in artikel 166, § 1, onvolledig is, verzoekt zij uiterlijk 10 werkdagen na ontvangst van dit dossier om bijkomende informatie.
  Indien de FSMA oordeelt dat het dossier bedoeld in artikel 166, § 1, niet voldoet aan de vereisten van dit onderdeel B van deze Onderafdeling of indien de aan de deelnemers te verstrekken informatie geacht wordt niet gepast of ontoereikend te zijn in functie van de mogelijke gevolgen van de voorgenomen herstructurering voor de deelnemers van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging, kan zij schriftelijk verzoeken om de nodige aanpassingen door te voeren.
Art.169. Si elle estime que le dossier visé à l'article 166, § 1er, n'est pas complet, la FSMA demande des informations supplémentaires dans un délai maximal de dix jours ouvrables à compter de la réception dudit dossier.
  Si elle estime que le dossier visé à l'article 166, § 1er, ne satisfait pas aux exigences prévues par la partie B de la présente Sous-section ou si elle considère que les informations qu'il est proposé de fournir aux participants ne sont pas appropriées ou pas satisfaisantes au regard de l'incidence potentielle de la restructuration envisagée sur les participants des organismes de placement collectif concernés par la restructuration, la FSMA peut exiger par écrit que les adaptations nécessaires soient effectuées.
Art.170. De FSMA keurt de voorgenomen herstructurering bedoeld in artikel 166, § 1, goed indien deze voldoet aan alle vereisten van de artikelen 161, 166, § 1, 167, 171 en 172 en indien de aan de deelnemers te verstrekken informatie geacht wordt toereikend te zijn. In het geval bedoeld in artikel 160, 4°, wordt de aan de deelnemers van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging te verstrekken informatie toereikend geacht indien de FSMA van de zijde van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging geen signaal heeft ontvangen dat zij deze ontoereikend vinden.
  De beslissing van de FSMA om de herstructureringen al dan niet goed te keuren, wordt binnen 20 werkdagen na indiening van de volledige informatie bedoeld in artikel 166, § 1, desgevallend aangepast overeenkomstig artikel 169, tweede lid, schriftelijk ter kennis gebracht van de aanvragers. Enkel de aanvragers van de goedkeuring mogen, overeenkomstig artikel 121 van de wet van 2 augustus 2002, beroep instellen tegen de beslissing tot weigering van de goedkeuring van de herstructurering. Tegen de beslissing om de herstructurering goed te keuren kan geen beroep worden ingesteld.
Art.170. La FSMA autorise la restructuration envisagée, telle que visée à l'article 166, § 1er, si celle-ci est conforme à toutes les exigences prévues par les articles 161, 166, § 1er, 167, 171 et 172 et si les informations qu'il est proposé de fournir aux participants sont considérées comme satisfaisantes. Dans le cas visé à l'article 160, 4°, les informations qu'il est proposé de fournir aux participants de l'organisme de placement collectif bénéficiaire sont considérées comme satisfaisantes si la FSMA n'a reçu aucune indication marquant une insatisfaction de la part des autorités compétentes de l'Etat membre d'origine de l'organisme de placement collectif bénéficiaire.
  La décision de la FSMA d'autoriser ou non la restructuration est notifiée aux demandeurs par écrit, dans les vingt jours ouvrables qui suivent la transmission de l'ensemble des informations complètes visées à l'article 166, § 1er, le cas échéant adaptées conformément à l'article 169, alinéa 2. Seuls les demandeurs de l'autorisation peuvent introduire un recours, conformément à l'article 121 de la loi du 2 août 2002, contre la décision de refus d'autorisation de la restructuration. La décision d'autoriser la restructuration n'est pas susceptible de recours.
Art.171. De bewaarders van elk van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging controleren of de in artikel 167, § 1, tweede lid, 1°, 6° en 7°, bedoelde gegevens in overeenstemming zijn met de wet en dit besluit en met het beheerreglement of de statuten van hun instelling voor collectieve belegging.
Art.171. Les dépositaires de chacun des organismes de placement collectif concernés par la restructuration vérifient la conformité des éléments d'information énoncés à l'article 167, § 1er, alinéa 2, 1°, 6° et 7°, avec les exigences de la loi et du présent arrêté, ainsi qu'avec le règlement de gestion ou les statuts de leur organisme de placement collectif respectif.
Art.172. § 1. Voor de herstructureringen bedoeld in artikel 160, 1° tot 4°, valideert hetzij een bewaarder, hetzij een onafhankelijke, overeenkomstig Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, toegelaten auditor in een schriftelijk verslag inzonderheid de volgende elementen, indien van toepassing :
  1° de criteria die zijn vastgesteld voor de waardering van de activa en, indien van toepassing, de passiva of van de algemeenheid of bedrijfstak op de in artikel 181 bedoelde datum voor de berekening van de ruilverhouding of vergoeding;
  2° de contante geldwaarde per recht van deelneming;
  3° de berekeningsmethode voor de ruilverhouding of vergoeding, alsmede de ruilverhouding of vergoeding zoals bepaald op de in artikel 181 vastgestelde datum voor de berekening van die ruilverhouding of vergoeding.
  De validatie van de ruilverhouding of vergoeding wordt opgenomen in een addendum bij het schriftelijk verslag van de in het eerste lid bedoelde persoon.
  Voor de toepassing van het eerste lid worden de commissarissen van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging geacht onafhankelijk te zijn.
  Een afschrift van het verslag bedoeld in § 1 en van enig ander verslag over de herstructurering dat is opgesteld op basis van de wetgeving van een lidstaat tot omzetting van artikel 42 van Richtlijn 2009/65/EG wordt aan de FSMA bezorgd en op aanvraag kosteloos ter beschikking gesteld van de deelnemers van al de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging en van hun respectieve bevoegde autoriteiten.
  § 2. In de gevallen bedoeld in artikel 160, 1° tot 6°, zijn de artikelen 695, 708, 731 en 746 van het Wetboek van vennootschappen niet van toepassing.
  Iedere verwijzing naar een verslag bedoeld in één van deze artikelen, moet worden begrepen als een verwijzing naar het verslag bedoeld in § 1 of enig ander verslag over de herstructurering dat is opgesteld op basis van de wetgeving van een lidstaat tot omzetting van artikel 42 van Richtlijn 2009/65/EG.
  § 3. De in § 1 bedoelde personen of de andere personen aangeduid overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat tot omzetting van artikel 42 van Richtlijn 2009/65/EG kunnen ter plaatse inzage nemen van alle documenten die dienstig zijn voor de vervulling van hun taak. Zij zijn gerechtigd van de instellingen voor collectieve belegging die bij de herstructurering betrokken zijn, te verlangen dat hen alle ophelderingen en inlichtingen worden verstrekt. Zij zijn tevens gerechtigd alle controles te verrichten die zij nodig achten.
Art.172. § 1er. Pour les restructurations visées à l'article 160, 1° à 4°, un dépositaire ou un contrôleur légal des comptes indépendant, agréé conformément à la Directive 2006/43/CE du Parlement européen et du Conseil du 17 mai 2006 concernant les contrôles légaux des comptes annuels et des comptes consolidés, rédige un rapport écrit afin de valider, le cas échéant, notamment les éléments suivants :
  1° les critères adoptés pour l'évaluation de l'actif et, le cas échéant, du passif, ou de l'universalité ou de la branche d'activité, à la date de calcul du rapport d'échange ou de la rémunération, telle que visée à l'article 181;
  2° le paiement en espèces par part;
  3° la méthode de calcul du rapport d'échange ou de la rémunération, ainsi que le rapport d'échange ou la rémunération déterminé à la date de calcul de ce rapport d'échange ou de cette rémunération, telle que visée à l'article 181.
  La validation du rapport d'échange ou de la rémunération est reprise dans un supplément joint au rapport écrit de la personne visée à l'alinéa 1er.
  Pour l'application de l'alinéa 1er, les commissaires des organismes de placement collectif concernés par la restructuration sont considérés comme des contrôleurs légaux des comptes indépendants.
  Un exemplaire du rapport visé au § 1er et de tout autre rapport relatif à la restructuration qui est rédigé sur la base de la législation d'un Etat membre visant à transposer l'article 42 de la Directive 2009/65/CE est transmis à la FSMA et mis, sur demande et gratuitement, à la disposition des participants de tous les organismes de placement collectif concernés par la restructuration et à la disposition des autorités compétentes dont ils dépendent respectivement.
  § 2. Dans les cas visés à l'article 160, 1° à 6°, les articles 695, 708, 731 et 746 du Code des sociétés ne sont pas applicables.
  Toute référence faite à un rapport visé dans l'un de ces articles doit être comprise comme une référence faite au rapport visé au § 1er ou à tout autre rapport relatif à la restructuration qui est rédigé sur la base de la législation d'un Etat membre visant à transposer l'article 42 de la Directive 2009/65/CE.
  § 3. Les personnes visées au § 1er ou les autres personnes désignées conformément à la législation d'un Etat membre visant à transposer l'article 42 de la Directive 2009/65/CE peuvent prendre connaissance sans déplacement de tout document utile à l'accomplissement de leur mission. Ils peuvent obtenir auprès des organismes de placement collectif concernés par la restructuration toutes les explications ou informations et procéder à toutes les vérifications qui leur paraissent nécessaires.
Art.173. § 1. De bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging verstrekken hun respectieve deelnemers passende en nauwkeurige informatie over de voorgestelde herstructurering. Deze informatie wordt beknopt en in niet-technische bewoordingen vastgesteld zodat de deelnemers met kennis van zaken het effect van de voorgestelde herstructurering op hun belegging kunnen beoordelen en zij hun rechten kunnen uitoefenen, inzonderheid deze uit hoofde van artikel 179.
  In de gevallen voorzien in artikel 160, 3° tot 6°, lichten de betrokken instellingen voor collectieve belegging in gewone taal alle termen en procedures betreffende de bij de herstructurering betrokken instelling(en) voor collectieve belegging van een andere lidstaat toe die verschillen van die welke gewoonlijk in België worden gebruikt.
  Indien de voorgestelde herstructurering een inbreng of overdracht van een algemeenheid of een bedrijfstak betreft, houdt deze informatie desgevallend rekening met de gevolgen van de eventueel voorgenomen vereffening van de inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging.
  Indien de deelnemers van een instelling voor collectieve belegging ingevolge de voorgestelde herstructurering deelnemers zouden worden van een instelling voor collectieve belegging die tevens betrokken is in een andere voorgenomen herstructurering, houdt de informatie voor de deelnemers van de eerste instelling voor collectieve belegging eveneens rekening met de gevolgen van deze andere voorgenomen herstructurering.
  § 2. De aan de deelnemers van de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging te verstrekken informatie voldoet aan de behoeften van beleggers die geen voorafgaande kennis hebben over de kenmerken van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging of over de wijze van bedrijfsvoering ervan. In deze informatie wordt hun aandacht gevestigd op de essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging en wordt de wenselijkheid benadrukt om die te lezen.
  In de aan deze deelnemers te verstrekken informatie wordt het volgende vermeld, indien van toepassing :
  1° de achtergrond en redenen van de voorgestelde herstructurering;
  2° de mogelijke gevolgen van de voorgestelde herstructurering voor de deelnemers, waaronder in elk geval de wezenlijke verschillen in beleggingspolitiek en -strategie, de kosten, de verwachte resultaten, periodieke verslaggeving en mogelijke verwatering van de resultaten, en - in voorkomend geval - een duidelijke waarschuwing aan de beleggers dat de herstructurering eventueel een verandering qua fiscale behandeling tot gevolg kan hebben. De in dit opzicht te verstrekken informatie bevat tevens :
  a) details betreffende alle verschillen in de rechten van de deelnemers van de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging voordat en nadat de voorgestelde herstructurering ingaat;
  b) indien in de essentiële beleggersinformatie van de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging en van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging synthetische risico- en opbrengstindicatoren in verschillende categorieën worden vermeld of in de begeleidende beschrijving op verschillende materiële risico's wordt gewezen, een vergelijking van die verschillen;
  c) een vergelijking van alle lasten, vergoedingen en kosten voor de betrokken instellingen voor collectieve belegging op basis van de in hun respectieve essentiële beleggersinformatie bekendgemaakte bedragen;
  d) indien de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging een prestatievergoeding toepast, een toelichting op welke wijze deze zal worden toegepast totdat de herstructurering ingaat;
  e) indien de verkrijgende instelling voor collectieve belegging een prestatievergoeding toepast, een toelichting op welke wijze deze verder zal worden toegepast om de eerlijke behandeling te waarborgen van de deelnemers die voorheen rechten van deelneming in de op te slorpen, te splitsen of desgevallend inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging bezaten;
  f) in gevallen waarin kosten in verband met de voorbereiding en de afronding van de herstructurering op grond van artikel 180 bij de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging of de verkrijgende instelling voor collectieve belegging of bij deelnemers ervan in rekening kunnen worden gebracht, details over de wijze van toewijzing van deze kosten;
  g) een toelichting of de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging of haar beheervennootschap voornemens is een herschikking van de portefeuille door te voeren voordat de herstructurering ingaat;
  3° eventuele specifieke rechten die deelnemers bij de voorgestelde herstructurering hebben, waaronder in elk geval het recht op aanvullende informatie, het recht om op aanvraag een afschrift te verkrijgen van het verslag van de onafhankelijke auditor of bewaarder, het recht om te eisen dat hun rechten van deelneming overeenkomstig artikel 179 zonder kosten worden ingekocht of terugbetaald, of indien van toepassing worden omgezet, en de uiterste datum voor de uitoefening van dat recht. De in dit opzicht te verstrekken informatie bevat tevens :
  a) details over op welke wijze alle nog te ontvangen inkomsten in de respectieve instellingen voor collectieve belegging moeten worden behandeld;
  b) een aanwijzing op welke wijze het in artikel 172 bedoelde verslag van de onafhankelijke auditor of bewaarder en enig ander verslag over de herstructurering dat is opgesteld op basis van de wetgeving van een lidstaat tot omzetting van artikel 42 van Richtlijn 2009/65/EG kan worden verkregen;
  4° de relevante procedurele aspecten en de beoogde ingangsdatum van de herstructurering. De in dit opzicht te verstrekken informatie bevat inzonderheid :
  a) de procedure op grond waarvan de deelnemers zal worden gevraagd het voorstel tot fusie, splitsing, inbreng of overdracht goed te keuren en de regelingen die zullen worden getroffen om hen over het resultaat te informeren;
  b) de details over een voorgenomen opschorting van de verhandeling van rechten van deelneming om een efficiënte uitvoering van de herstructurering mogelijk te maken;
  c) wanneer de herstructurering van kracht zal worden in overeenstemming met artikel 181;
  5° een bijgewerkte versie van de essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging;
  6° indien de voorwaarden van de voorgestelde herstructurering bepalingen omvatten betreffende een bijbetaling in geld, details over die voorgestelde bijbetaling, onder meer wanneer en op welke wijze de deelnemers de bijbetaling in geld zullen ontvangen;
  7° de termijn waarbinnen het voor de deelnemers mogelijk blijft om in te schrijven op, of de terugbetaling te vragen van, rechten van deelneming in de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging;
  8° de termijn waarbinnen de deelnemers van de op te slorpen of te splitsen instelling voor collectieve belegging die binnen de toepasselijke tijdslimiet geen gebruik maken van hun rechten op grond van artikel 179, hun rechten als deelnemer van de verkrijgende instelling of instellingen voor collectieve belegging kunnen uitoefenen;
  9° een toelichting dat in gevallen waarin het voorstel tot fusie of splitsing met de nodige meerderheid wordt goedgekeurd, die deelnemers die tegen het voorstel stemmen of in het geheel niet stemmen en binnen de toepasselijke termijn geen gebruik maken van hun rechten op grond van artikel 179, deelnemers worden van de verkrijgende instelling of instellingen voor collectieve belegging.
  § 3. De aan de deelnemers van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging te verstrekken informatie spitst zich toe op de herstructureringsoperatie en het potentiële effect ervan op de verkrijgende instelling voor collectieve belegging.
  In de aan deze deelnemers te verstrekken informatie wordt in elk geval het volgende vermeld :
  1° de achtergrond en redenen van de voorgestelde herstructurering;
  2° de mogelijke gevolgen van de voorgestelde herstructurering voor de deelnemers, waaronder in elk geval de wezenlijke verschillen in beleggingspolitiek en -strategie, de kosten, de verwachte resultaten, periodieke verslaggeving en mogelijke verwatering van de resultaten, en - in voorkomend geval - een duidelijke waarschuwing aan de beleggers dat de herstructurering eventueel een verandering qua fiscale behandeling tot gevolg kan hebben. De in dit opzicht te verstrekken informatie bevat tevens een toelichting of de verkrijgende instelling voor collectieve belegging of haar beheervennootschap verwacht dat de herstructurering enig materieel effect op de portefeuille van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging zal hebben en of deze voornemens is een herschikking van de portefeuille door te voeren voordat of nadat de herstructurering ingaat;
  3° eventuele specifieke rechten die deelnemers bij de voorgestelde herstructurering hebben, waaronder in elk geval het recht op aanvullende informatie, het recht om op aanvraag een afschrift te verkrijgen van het verslag van de onafhankelijke auditor of bewaarder, het recht om te eisen dat hun rechten van deelneming overeenkomstig artikel 179 zonder kosten worden ingekocht of terugbetaald, of indien van toepassing worden omgezet, en de uiterste datum voor de uitoefening van dat recht. De in dit opzicht te verstrekken informatie bevat tevens :
  a) details over op welke wijze alle nog te ontvangen inkomsten in de respectieve instellingen voor collectieve belegging moeten worden behandeld;
  b) een aanwijzing op welke wijze het in artikel 172 bedoelde verslag van de onafhankelijke auditor of bewaarder en enig ander verslag over de herstructurering dat is opgesteld op basis van de wetgeving van een lidstaat tot omzetting van artikel 42 van Richtlijn 2009/65/EG kan worden verkregen;
  4° de relevante procedurele aspecten en de beoogde ingangsdatum van de herstructurering. De in dit opzicht te verstrekken informatie bevat inzonderheid :
  a) de procedure op grond waarvan de deelnemers zal worden gevraagd het voorstel tot fusie, splitsing, inbreng of overdracht goed te keuren en de regelingen die zullen worden getroffen om hen over het resultaat te informeren;
  b) de details over een voorgenomen opschorting van de verhandeling van rechten van deelneming om een efficiënte uitvoering van de herstructurering mogelijk te maken;
  c) wanneer de herstructurering van kracht zal worden in overeenstemming met artikel 181.
  5° de meest recente versie van de essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging, als deze is gewijzigd met het oog op de herstructureringsoperatie;
  § 4. De aan de deelnemers te verstrekken informatie mag een aanbeveling bevatten door de desbetreffende beheervennootschap of de raad van bestuur van de betrokken beleggingsvennootschap ten aanzien van de te maken keuze.
  Indien aan het begin van het informatiedocument een samenvatting van de hoofdpunten van het fusievoorstel, splitsingsvoorstel of voorstel van inbreng of overdracht wordt verstrekt, moet daarin naar de delen van het informatiedocument worden verwezen waarin nadere informatie wordt verstrekt.
Art.173. § 1er. Les organismes de placement collectif concernés par la restructuration fournissent à leurs participants respectifs des informations utiles et précises quant à la restructuration proposée. Ces informations sont rédigées de manière concise et dans un langage non technique permettant aux participants de juger en connaissance de cause de l'incidence de la restructuration proposée sur leur investissement et d'exercer les droits que leur confère notamment l'article 179.
  Dans les cas prévus à l'article 160, 3° à 6°, les organismes de placement collectif concernés expliquent en termes simples toute modalité ou procédure concernant l'organisme ou les organismes de placement collectif concernés par la restructuration qui relèvent du droit d'un autre Etat membre, si elle diffère de celles couramment utilisées en Belgique.
  Si la restructuration proposée concerne un apport ou une cession d'universalité ou de branche d'activité, ces informations tiennent compte, le cas échéant, de l'incidence d'une liquidation éventuellement envisagée de l'organisme de placement collectif apporteur ou transférant.
  Si les participants d'un organisme de placement collectif sont susceptibles, à la suite de la restructuration proposée, de devenir des participants d'un organisme de placement collectif qui est également concerné par une autre restructuration envisagée, les informations fournies aux participants du premier organisme de placement collectif tiennent compte également de l'incidence de cette autre restructuration envisagée.
  § 2. Les informations fournies aux participants de l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder ou de l'organisme de placement collectif apporteur ou transférant doivent répondre aux besoins d'investisseurs qui n'ont aucune connaissance préalable des caractéristiques de l'organisme de placement collectif bénéficiaire ni de son mode de fonctionnement. Elles doivent attirer leur attention sur les informations clés pour l'investisseur diffusées par l'organisme de placement collectif bénéficiaire et insister sur l'utilité de les lire.
  Les informations à fournir à ces participants comprennent, le cas échéant, les éléments suivants :
  1° le contexte et la motivation de la restructuration proposée;
  2° l'incidence possible de la restructuration proposée sur les participants, y compris, notamment, toutes différences substantielles en ce qui concerne la politique et la stratégie de placement, les coûts, les résultats attendus, la présentation périodique de rapports et le risque de dilution de la performance ainsi que, le cas échéant, un avertissement bien visible aux investisseurs sur le fait que leur régime fiscal pourrait changer à la suite de la restructuration. Les informations à fournir à cet égard comprennent en outre :
  a) des informations détaillées sur les différences entre les droits, avant et après la restructuration proposée, des participants de l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder ou de l'organisme de placement collectif apporteur ou transférant;
  b) si, dans les informations clés pour l'investisseur concernant l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder ou l'organisme de placement collectif apporteur ou transférant et celles concernant l'organisme de placement collectif bénéficiaire, les indicateurs synthétiques de risque et de rendement apparaissent dans des catégories différentes, ou si les principaux risques décrits dans l'explication textuelle qui les accompagne sont différents, une comparaison de ces différences;
  c) une comparaison de tous les frais, honoraires et commissions pour les organismes de placement collectif concernés, sur la base des montants indiqués dans leurs informations clés pour l'investisseur respectives;
  d) si l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder ou l'organisme de placement collectif apporteur ou transférant applique une commission de performance, une explication de la manière dont elle sera établie jusqu'au moment où la restructuration deviendra effective;
  e) si l'organisme de placement collectif bénéficiaire applique une commission de performance, une description de la manière dont elle sera établie par la suite pour garantir un traitement équitable aux participants qui détenaient précédemment des parts dans l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder ou, le cas échéant, dans l'organisme de placement collectif apporteur ou transférant;
  f) dans les cas où l'article 180 permet de faire supporter les coûts liés à la préparation et à la réalisation de la restructuration par l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder ou l'organisme de placement collectif apporteur ou transférant, par l'organisme de placement collectif bénéficiaire ou par leurs participants, des informations détaillées sur la manière dont ces coûts seront répartis;
  g) des éclaircissements quant à l'intention éventuelle de l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder ou l'organisme de placement collectif apporteur ou transférant ou de sa société de gestion de rééquilibrer le portefeuille avant la restructuration;
  3° tous droits spécifiques des participants en rapport avec la restructuration proposée, y compris, notamment, le droit d'obtenir des informations complémentaires, le droit d'obtenir sur demande un exemplaire du rapport du contrôleur légal des comptes indépendant ou du dépositaire et le droit de demander le rachat ou le remboursement ou, le cas échéant, la conversion de leurs parts sans frais conformément à l'article 179, ainsi que la date ultime à laquelle ce droit peut être exercé. Les informations à fournir à cet égard comprennent en outre :
  a) des précisions sur le traitement des produits à recevoir de chacun des organismes de placement collectif;
  b) une indication de la manière dont le rapport du contrôleur légal des comptes indépendant ou du dépositaire visé à l'article 172 et tout autre rapport relatif à la restructuration qui est rédigé sur la base de la législation d'un Etat membre visant à transposer l'article 42 de la Directive 2009/65/CE peut être obtenu;
  4° les aspects pertinents de la procédure et la date d'effet prévue de la restructuration. Les informations à fournir à cet égard comprennent notamment :
  a) la procédure selon laquelle les participants seront invités à approuver la proposition de fusion, de scission, d'apport ou de cession, et les modalités selon lesquelles ils seront informés des résultats;
  b) des précisions sur une éventuelle suspension de la négociation des parts pour permettre le bon déroulement de l'opération de restructuration;
  c) la date de prise d'effet de la restructuration, conformément à l'article 181;
  5° une version actualisée des informations clés pour l'investisseur diffusées par l'organisme de placement collectif bénéficiaire;
  6° si les termes de la restructuration proposée prévoient des paiements en espèces, tous les détails des paiements prévus, et notamment quand et comment les participants recevront le paiement en espèces;
  7° la période pendant laquelle les participants pourront continuer à souscrire et à demander le remboursement des parts de l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder ou de l'organisme de placement collectif apporteur ou transférant;
  8° le moment à partir duquel les participants de l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder qui n'ont pas exercé, dans les délais prévus, les droits que leur accorde l'article 179, pourront exercer leurs droits en tant que participants de l'organisme ou des organismes de placement collectif bénéficiaires;
  9° le fait que lorsque la proposition de fusion ou de scission reçoit le nombre de voix requises, les participants qui ont voté contre la proposition ou n'ont pas voté et qui n'ont pas exercé, dans les délais prévus, les droits que leur accorde l'article 179, deviennent participants de l'organisme ou des organismes de placement collectif bénéficiaires.
  § 3. Les informations à fournir aux participants de l'organisme de placement collectif bénéficiaire doivent porter pour l'essentiel sur les modalités de la restructuration et sur son incidence potentielle sur l'organisme de placement collectif bénéficiaire.
  Les informations à fournir à ces participants comprennent notamment les élément suivants :
  1° le contexte et la motivation de la restructuration proposée;
  2° l'incidence possible de la restructuration proposée sur les participants, y compris, notamment, toutes différences substantielles en ce qui concerne la politique et la stratégie de placement, les coûts, les résultats attendus, la présentation périodique de rapports et le risque de dilution de la performance ainsi que, le cas échéant, un avertissement bien visible aux investisseurs sur le fait que leur régime fiscal pourrait changer à la suite de la restructuration. Les informations à fournir à cet égard précisent également si l'organisme de placement collectif bénéficiaire ou sa société de gestion prévoit que la restructuration aura une incidence importante sur le portefeuille de l'organisme de placement collectif bénéficiaire, et si celui-ci prévoit de rééquilibrer ce portefeuille soit avant, soit après la restructuration;
  3° tous droits spécifiques des participants en rapport avec la restructuration proposée, y compris, notamment, le droit d'obtenir des informations complémentaires, le droit d'obtenir sur demande un exemplaire du rapport du contrôleur légal des comptes indépendant ou du dépositaire et le droit de demander le rachat ou le remboursement ou, le cas échéant, la conversion de leurs parts sans frais conformément à l'article 179, ainsi que la date ultime à laquelle ce droit peut être exercé. Les informations à fournir à cet égard comprennent en outre :
  a) des précisions sur le traitement des produits à recevoir de chacun des organismes de placement collectif;
  b) une indication de la manière dont le rapport du contrôleur légal des comptes indépendant ou du dépositaire visé à l'article 172 et tout autre rapport relatif à la restructuration qui est rédigé sur la base de la législation d'un Etat membre visant à transposer l'article 42 de la Directive 2009/65/CE peut être obtenu;
  4° les aspects pertinents de la procédure et la date d'effet prévue de la restructuration. Les informations à fournir à cet égard comprennent notamment :
  a) la procédure selon laquelle les participants seront invités à approuver la proposition de fusion, de scission, d'apport ou de cession, et les modalités selon lesquelles ils seront informés des résultats;
  b) des précisions sur une éventuelle suspension de la négociation des parts pour permettre le bon déroulement de l'opération de restructuration;
  c) la date de prise d'effet de la restructuration, conformément à l'article 181;
  5° la version la plus récente des informations clés pour l'investisseur diffusées par l'organisme de placement collectif bénéficiaire, dès lors qu'elles ont été modifiées aux fins de l'opération de restructuration.
  § 4. Les informations à fournir aux participants peuvent contenir une recommandation de la société de gestion ou du conseil d'administration de la société d'investissement concernée quant au choix à opérer.
  Si un résumé des points principaux du projet de fusion, de scission, d'apport ou de cession est fourni au début du document d'information, il doit renvoyer aux parties du document d'information où des informations complémentaires sont fournies.
Art.174. De in artikel 173 bedoelde informatie wordt pas aan de deelnemers van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging verstrekt nadat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling of instellingen voor collectieve belegging de voorgenomen herstructurering hebben goedgekeurd.
  Deze informatie wordt verstrekt ten minste dertig dagen voor de uiterste datum voor het aanvragen van een inkoop of terugbetaling, of indien van toepassing een omzetting, uit hoofde van artikel 179.
  Een fusie van een master met een andere instelling voor collectieve belegging of de splitsing van een master in twee of meer instellingen voor collectieve beleggingen kan alleen ingaan als de master al haar deelnemers en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst van haar feeders ten minste zestig dagen voor de beoogde ingangsdatum deze informatie heeft verstrekt.
Art.174. Les informations visées à l'article 173 sont transmises aux participants des organismes de placement collectif concernés par la restructuration uniquement après que les autorités compétentes de l'Etat membre d'origine de l'organisme ou des organismes à absorber ou à scinder ou de l'organisme ou des organismes apporteurs ou transférants ont autorisé la restructuration envisagée.
  Ces informations sont transmises au moins trente jours avant la date ultime de demande de rachat ou de remboursement ou, le cas échéant, de conversion au titre de l'article 179.
  La fusion d'un master avec un autre organisme de placement collectif ou la scission d'un master en deux organismes de placement collectif ou plus ne prend effet que si le master a fourni les informations susvisées à tous ses participants et aux autorités compétentes des Etats membres d'origine de ses feeders, au plus tard soixante jours avant la date de prise d'effet proposée.
Art.175. Tussen de datum waarop de in artikel 173 bedoelde informatie aan de deelnemers wordt verstrekt en de datum waarop de herstructurering ingaat, worden deze informatie en de actuele essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging verstrekt aan elke persoon die rechten van deelneming in één van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging aankoopt of daarop inschrijft of om een exemplaar vraagt van het beheerreglement of de statuten, het prospectus of de essentiële beleggersinformatie van een van deze instellingen voor collectieve belegging.
Art.175. Entre la date à laquelle les informations visées à l'article 173 sont fournies aux participants et la date à laquelle la restructuration prend effet, ces informations et le document actualisé contenant les informations clés pour l'investisseur de l'organisme de placement collectif bénéficiaire sont fournis à toute personne achetant ou souscrivant des parts de l'un des organismes de placement collectif concernés par la restructuration ou qui demande à recevoir un exemplaire du règlement de gestion ou des statuts, du prospectus ou des informations clés pour l'investisseur de l'un de ces organismes de placement collectif.
Art.176. De bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging verstrekken de in artikel 173 bedoelde informatie in de taal of de talen waarvan het gebruik wordt opgelegd in artikel 84, § 2, tweede lid, van de wet.
  De instelling voor collectieve belegging die de informatie moet verstrekken, is verantwoordelijk voor de levering van deze vertaling. De vertaling vormt een getrouwe weergave van het origineel.
Art.176. Les organismes de placement collectif concernés par la restructuration fournissent les informations visées à l'article 173 dans la langue ou dans les langues dont l'usage est imposé par l'article 84, § 2, alinéa 2, de la loi.
  L'organisme de placement collectif qui est tenu de fournir les informations est responsable de la réalisation de la traduction. Ladite traduction est le reflet fidèle des informations originales.
Art.177. De bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging verstrekken de in artikel 173 bedoelde informatie aan hun deelnemers op papier of op een andere [1 duurzame gegevensdrager]1.
  Als de informatie op een andere [1 duurzame gegevensdrager]1 dan papier aan alle of bepaalde deelnemers wordt verstrekt, dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld :
  a) de informatieverstrekking past in de context waarin de deelnemer en de bij de herstructurering betrokken instelling voor collectieve belegging of, in voorkomend geval, de respectieve beheervennootschap, zaken met elkaar doen of gaan doen;
  b) de deelnemer aan wie de informatie moet worden verstrekt, kiest, wanneer deze voor de keuze wordt gesteld tussen informatie op papier of op een andere [1 duurzame gegevensdrager]1, uitdrukkelijk voor deze andere drager.
  Voor de toepassing van het tweede lid wordt de verstrekking van informatie via elektronische mededelingen geacht te passen in de context waarin de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging of hun respectieve beheervennootschap en de deelnemer zaken doen of gaan doen indien bewezen is dat de cliënt regelmatig toegang tot het internet heeft. Dit wordt als bewezen aangemerkt als de deelnemer een e-mailadres opgeeft om zaken te doen.
  
Art.177. Les organismes de placement collectif concernés par la restructuration fournissent les informations visées à l'article 173 aux participants sur papier ou sur un autre support durable.
  Si les informations sont fournies à certains participants ou à tous les participants sur un support durable autre que le papier, les conditions suivantes doivent être remplies :
  a) le mode de transmission est adapté au contexte dans lequel sont ou seront conduites les affaires entre le participant et l'organisme de placement collectif concerné par la restructuration ou, le cas échéant, la société de gestion concernée;
  b) le participant à qui l'information doit être fournie, après s'être vu proposer le choix entre la fourniture de l'information sur papier ou sur cet autre support durable, opte formellement pour cet autre support.
  Pour l'application de l'alinéa 2, la fourniture d'informations par voie électronique est considérée comme adaptée au contexte dans lequel sont ou seront conduites les affaires entre les organismes de placement collectif concernés par la restructuration ou les sociétés de gestion concernées et le participant, s'il est prouvé que ce dernier a un accès régulier à l'internet. La fourniture par le participant d'une adresse électronique aux fins de la conduite de ces affaires est considérée comme une preuve de cet accès régulier.
Art.178. De bij de herstructurering betrokken beleggingsvennootschappen of hun compartimenten zijn, in afwijking van artikel 533 van het Wetboek van vennootschappen, niet verplicht om de oproeping tot de algemene vergadering die zich over de herstructurering zal uitspreken te publiceren in het Belgisch Staatsblad en een nationaal verspreid dagblad, voor zover de volgende elementen worden toegevoegd aan de informatie bedoeld in artikel 173 :
  a) de oproeping tot de algemene vergadering die zich over de herstructurering dient uit te spreken;
  b) een schematisch en chronologisch overzicht met de datum waarop de in dit artikel bedoelde informatie wordt verstrekt, de datum van de algemene vergadering die zich over de herstructurering dient uit te spreken, de relevante data vermeld in artikel 173, § 2, 4°, of § 3, 4°, en de periodes waarin de in het tweede lid bedoelde documenten worden gepubliceerd op de website;
  c) de pagina van de website waarop de in het tweede lid bedoelde documenten rechtstreeks kunnen worden geconsulteerd.
  De instelling voor collectieve belegging die gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid stelt de volgende documenten kosteloos ter beschikking op een website die voor iedereen toegankelijk is :
  a) de oproeping tot de algemene vergadering die zich over de herstructurering dient uit te spreken, vanaf de dag van het versturen van de in dit artikel bedoelde informatie tot ten minste de dag van de algemene vergadering;
  b) het persbericht bedoeld in artikel 183, zo snel mogelijk na de algemene vergadering die zich over de herstructurering heeft uitgesproken en gedurende ten minste een maand.
Art.178. Par dérogation à l'article 533 du Code des sociétés, les sociétés d'investissement concernées par la restructuration ou leurs compartiments ne sont pas tenus de publier la convocation à l'assemblée générale appelée à se prononcer sur la restructuration au Moniteur belge et dans un organe de presse de diffusion nationale, pour autant que les éléments suivants soient ajoutés aux informations visées à l'article 173 :
  a) la convocation à l'assemblée générale appelée à se prononcer sur la restructuration;
  b) un aperçu schématique et chronologique mentionnant la date à laquelle les informations visées dans cet article sont fournies, la date de l'assemblée générale appelée à se prononcer sur la restructuration, les dates pertinentes visées à l'article 173, § 2, 4°, ou § 3, 4°, et les périodes pendant lesquelles les documents visés à l'alinéa 2 sont publiés sur le site web;
  c) la page du site web sur laquelle les documents visés à l'alinéa 2 peuvent être directement consultés.
  L'organisme de placement collectif qui fait usage de la possibilité visée à l'alinéa 1er prévoit la mise à disposition, sans frais, sur un site web accessible à tout un chacun des documents suivants :
  a) la convocation à l'assemblée générale appelée à se prononcer sur la restructuration, à partir de la date d'envoi des informations visées dans cet article et au moins jusqu'à la date de l'assemblée générale;
  b) le communiqué de presse visé à l'article 183, le plus rapidement possible après l'assemblée générale qui s'est prononcée sur la restructuration et pendant au moins un mois.
Art.179. De deelnemers van elk van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging mogen eisen dat hun rechten van deelneming zonder enigerlei andere kosten dan die tot dekking van de kosten voor de realisatie van de activa, ingehouden ten gunste van de instelling voor collectieve belegging, worden ingekocht of terugbetaald of, zo mogelijk, worden omgezet in rechten van deelneming in een andere instelling voor collectieve belegging met een soortgelijk beleggingsbeleid en die wordt beheerd door dezelfde beheervennootschap of door een andere maatschappij waarmee de beheervennootschap is verbonden door gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke controle of door een substantiële rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming. Voor deelnemers van een instelling voor collectieve belegging die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG geldt in dit laatste geval de bijkomende voorwaarde dat het moet gaan om de omzetting in rechten van deelneming in een andere instelling voor collectieve belegging die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG.
  De in het eerste lid bedoelde mogelijkheid gaat in zodra de deelnemers van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging overeenkomstig artikel 174 in kennis zijn gesteld van de voorgestelde herstructurering. Het recht vervalt 5 werkdagen voor de in artikel 181 bedoelde datum voor de berekening van de ruilverhouding of de vergoeding.
  De in het prospectus vermelde personen dragen de eventuele verschuldigde provisies en kosten die met toepassing van het eerste lid niet ten laste van de deelnemers mogen vallen.
Art.179. Les participants de chacun des organismes de placement collectif concernés par la restructuration ont le droit d'exiger, sans frais autres que ceux retenus au profit de l'organisme de placement collectif pour couvrir les coûts de la réalisation des actifs, le rachat ou le remboursement de leurs parts ou, lorsque c'est possible, leur conversion en parts d'un autre organisme de placement collectif poursuivant une politique de placement similaire et géré par la même société de gestion ou par toute autre société avec laquelle la société de gestion est liée dans le cadre d'une communauté de gestion ou de contrôle ou par une importante participation directe ou indirecte. Pour les participants d'un organisme de placement collectif qui répond aux conditions de la Directive 2009/65/CE, il doit s'agir, dans ce dernier cas, de la conversion en parts d'un autre organisme de placement collectif qui répond aux conditions de la Directive 2009/65/CE.
  Le droit visé à l'alinéa 1er devient effectif au moment où les participants des organismes de placement collectif concernés par la restructuration ont été informés de la restructuration proposée conformément à l'article 174 et expire cinq jours ouvrables avant la date de calcul du rapport d'échange ou de la rémunération, telle que visée à l'article 181.
  Les personnes mentionnées dans le prospectus supportent les éventuels commissions et frais qui ne peuvent être mis à charge des participants conformément à l'alinéa 1er.
Art.180. Behalve in gevallen waarin een instelling voor collectieve belegging geen beheervennootschap heeft aangesteld, worden juridische, administratieve of advieskosten in verband met de voorbereiding en de afronding van de herstructurering niet in rekening gebracht bij de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging of hun deelnemers.
  In gevallen waarin een instelling voor collectieve belegging geen beheervennootschap heeft aangesteld, is artikel 156 naar analogie van toepassing bij herstructurering.
  De in het prospectus vermelde personen dragen de eventuele verschuldigde kosten, bedoeld in de voorgaande leden.
Art.180. Sauf dans les cas où les organismes de placement collectif n'ont pas désigné de société de gestion, les coûts juridiques, des services de conseil ou administratifs associés à la préparation et à la réalisation de la restructuration ne sont pas facturés aux organismes de placement collectif concernés par la restructuration ou à leurs participants.
  Dans les cas où les organismes de placement collectif n'ont pas désigné de société de gestion, l'article 156 s'applique par analogie à l'occasion d'une restructuration.
  Les personnes mentionnées dans le prospectus supportent les coûts éventuels visés dans les alinéas précédents.
Art.181. § 1. In de gevallen bepaald in artikel 160, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°, worden de ruilverhouding van de rechten van deelneming en in voorkomend geval de opleg dan wel de vergoeding voor de inbreng of overdracht berekend op de datum waarop het bevoegde orgaan van een van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging als laatste van die instellingen de herstructurering goedkeurt.
  Met toepassing van artikel 172 of de wetgeving van een lidstaat tot omzetting van artikel 42 van Richtlijn 2009/65/EG valideert de daarin bedoelde persoon uiterlijk de vijfde bankwerkdag volgend op de in het eerste lid bedoelde datum de ruilverhouding en in voorkomend geval de opleg dan wel de vergoeding voor de inbreng of overdracht.
  Op voorwaarde dat de ruilverhouding en in voorkomend geval de opleg dan wel de vergoeding voor de inbreng of overdracht worden gevalideerd overeenkomstig het tweede lid, is de herstructurering in afwijking van de artikelen 701, tweede lid, 715, 724, tweede lid, 738, tweede lid, en 754 van het Wetboek van vennootschappen, voltrokken en gaat deze in op [1 uiterlijk]1 de zesde bankwerkdag volgend op de in het eerste lid bedoelde datum, hetzij, voor een herstructurering door oprichting van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging en indien deze datum later valt, op de datum waarop de nieuwe instelling voor collectieve belegging is opgericht.
  § 2. In het geval bepaald in artikel 160, 4°, worden de datum waarop de ruilverhouding en in voorkomend geval de opleg worden berekend en de datum waarop de fusie ingaat, bepaald door de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging.
  § 3. Indien de toepassing van de ruilverhouding er toe leidt dat aan de deelnemers van de bij de herstructurering betrokken Belgische instellingen voor collectieve belegging, in ruil voor een volledig recht van deelneming, tevens fracties van rechten van deelneming in de verkrijgende instelling voor collectieve belegging toekomen, moet aan deze deelnemers de mogelijkheid worden geboden om deze fracties van rechten van deelneming zonder kosten, behoudens eventuele taksen, in geld terugbetaald te krijgen, zonder benadeling van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging. De FSMA kan gelijkwaardige maatregelen aanvaarden.
  
Art.181. § 1er. Dans les cas visés à l'article 160, 1°, 2°, 3°, 5° et 6°, le rapport d'échange des parts et, le cas échéant, la soulte ou la rémunération attribuée pour l'apport ou la cession sont calculés à la date à laquelle l'organe compétent de l'un des organismes de placement collectif concernés par la restructuration approuve, en dernier lieu, la restructuration.
  En application de l'article 172 ou de la législation d'un Etat membre visant à transposer l'article 42 de la Directive 2009/65/CE, la personne y visée valide au plus tard le cinquième jour ouvrable bancaire suivant la date visée à l'alinéa 1er, le rapport d'échange et, le cas échéant, la soulte ou la rémunération attribuée pour l'apport ou la cession.
  A condition que le rapport d'échange et, le cas échéant, la soulte ou la rémunération attribuée pour l'apport ou la cession soient validés conformément à l'alinéa 2, la restructuration est, par dérogation aux articles 701, alinéa 2, 715, 724, alinéa 2, 738, alinéa 2, et 754 du Code des sociétés, réalisée et celle-ci prend effet soit [1 au plus tard]1 le sixième jour ouvrable bancaire suivant la date visée à l'alinéa 1er, soit, pour une restructuration par constitution de l'organisme de placement collectif bénéficiaire et si cette date est postérieure, à la date à laquelle le nouvel organisme de placement collectif est constitué.
  § 2. Dans le cas visé à l'article 160, 4°, la date à laquelle le rapport d'échange et, le cas échéant, la soulte sont calculés et la date à laquelle la fusion prend effet, sont déterminées par la législation de l'Etat membre d'origine de l'organisme de placement collectif bénéficiaire.
  § 3. Si, en raison de l'application du rapport d'échange, les participants des organismes de placement collectif de droit belge concernés par la restructuration se voient également attribuer, en échange d'une part complète, des fractions de parts de l'organisme de placement collectif bénéficiaire, ils doivent avoir la possibilité de se faire rembourser ces fractions de parts en espèces et sans frais, sauf taxes éventuelles, sans qu'il soit porté préjudice à l'organisme de placement collectif bénéficiaire. La FSMA peut accepter des mesures équivalentes.
  
Art.182. Van zodra, voor de gevallen bedoeld in artikel 160, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°, de overdracht van de activa en, in voorkomend geval, van de passiva voltooid is, bevestigt de beheervennootschap van de verkijgende instelling voor collectieve belegging schriftelijk de overdracht aan de bewaarder van deze instelling voor collectieve belegging. Indien geen beheervennootschap werd aangesteld, bevestigt de verkrijgende instelling voor collectieve belegging zelf schriftelijk de overdracht aan haar bewaarder.
Art.182. Dès que, dans les cas visés à l'article 160, 1°, 2°, 3°, 5° et 6°, le transfert de l'actif et, le cas échéant, du passif a été effectué, la société de gestion de l'organisme de placement collectif bénéficiaire confirme ce transfert, par écrit, au dépositaire dudit organisme de placement collectif. Si l'organisme de placement collectif bénéficiaire n'a pas désigné de société de gestion, il confirme le transfert lui-même, par écrit, à son dépositaire.
Art.183. § 1. Van zodra de herstructurering is voltrokken, publiceert de verkrijgende instelling voor collectieve belegging voor de gevallen bedoeld in artikel 160, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°, een persbericht dat minstens de volgende gegevens bevat :
  1° een vermelding van de beslissingen van de bevoegde organen tot herstructurering en van het ingaan van de herstructurering;
  2° de ruilverhouding van de betrokken rechten van deelneming en, in voorkomend geval, het bedrag van de opleg dan wel de vergoeding voor de inbreng of overdracht, met aanduiding van de berekeningsdatum;
  3° de ondernemingen die desgevallend instaan voor het ruilen van de rechten van deelneming;
  4° in voorkomend geval, vermelding van de in artikel 181, § 3, bedoelde mogelijkheid tot kosteloze terugbetaling van fracties van rechten van deelneming en de modaliteiten ervan;
  5° vermelding dat de in artikel 173 bedoelde informatie, het fusievoorstel, splitsingsvoorstel of voorstel van inbreng of overdracht en de in het kader van de herstructureringen opgestelde verslagen van een onafhankelijke auditor of bewaarder beschikbaar zijn bij de onderneming bedoeld in artikel 85, § 2, van de wet.
  Dit persbericht wordt gepubliceerd hetzij in twee dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid, hetzij op de website bedoeld in artikel 178, voor zover de instelling voor collectieve belegging gebruikt heeft gemaakt van de mogelijkheid bedoeld in dat artikel, hetzij via enig ander gelijkwaardig publicatiemiddel dat is aanvaard door de FSMA.
  Dit persbericht wordt ter kennis gebracht aan de FSMA en in voorkomend geval aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de op te slorpen instellingen voor collectieve belegging.
  § 2. Indien in één van de in artikel 160 bedoelde gevallen, na de verstrekking van de in artikel 173 bedoelde informatie, vast komt te staan dat de daarin beschreven herstructurering geen doorgang zal vinden, publiceren de Belgische instellingen voor collectieve belegging die bij de herstructurering zijn betrokken een gezamenlijk persbericht waarin dit wordt bekendgemaakt.
  Dit persbericht wordt gepubliceerd hetzij in twee dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid, hetzij op de website bedoeld in artikel 178, voor zover de instellingen voor collectieve belegging gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid bedoeld in dat artikel, hetzij via enig ander gelijkwaardig publicatiemiddel dat is aanvaard door de FSMA.
  Dit persbericht wordt op voorhand ter kennis gebracht van de FSMA.
Art.183. § 1er. Dès que la restructuration est réalisée, l'organisme de placement collectif bénéficiaire publie, dans les cas visés à l'article 160, 1°, 2°, 3°, 5° et 6°, un communiqué de presse qui comprend au moins les renseignements suivants :
  1° la mention des décisions de restructuration prises par les organes compétents et de la prise d'effet de la restructuration;
  2° le rapport d'échange des parts concernées et, le cas échéant, le montant de la soulte ou la rémunération attribuée pour l'apport ou la cession, avec indication de la date de calcul;
  3° les entreprises chargées, le cas échéant, de l'échange des parts;
  4° le cas échéant, la mention de la possibilité visée à l'article 181, § 3, de remboursement sans frais de fractions de parts, et les modalités qui s'y rattachent;
  5° la mention du fait que les informations visées à l'article 173, le projet de fusion, de scission, d'apport ou de cession, ainsi que les rapports établis dans le cadre des restructurations par un contrôleur légal des comptes indépendant ou un dépositaire, sont disponibles auprès de l'entreprise visée à l'article 85, § 2, de la loi.
  Ce communiqué de presse est publié soit dans deux quotidiens à diffusion nationale ou à tirage suffisant, soit sur le site web visé à l'article 178, pour autant que l'organisme de placement collectif ait fait usage de la possibilité visée dans cet article, soit encore par tout autre moyen de publication équivalent accepté par la FSMA.
  Ce communiqué de presse est porté à la connaissance de la FSMA et, le cas échéant, des autorités compétentes de l'Etat membre d'origine des organismes de placement collectif à absorber.
  § 2. Si, dans l'un des cas visés à l'article 160, il apparaît, après la fourniture des informations visées à l'article 173, que la restructuration qui y est décrite n'aura pas lieu, les organismes de placement collectif de droit belge concernés par la restructuration publient un communiqué de presse commun qui en fait état.
  Ce communiqué de presse est publié soit dans deux quotidiens à diffusion nationale ou à tirage suffisant, soit sur le site web visé à l'article 178, pour autant que les organismes de placement collectif aient fait usage de la possibilité visée dans cet article, soit encore par tout autre moyen de publication équivalent accepté par la FSMA.
  Ce communiqué de presse est préalablement porté à la connaissance de la FSMA.
Art.184. De voltrekking van de herstructurering leidt tot de schrapping van de inschrijving van de op te slorpen of te splitsen instelling voor collectieve belegging, tenzij deze niet ophoudt te bestaan.
Art.184. La réalisation de la restructuration entraîne la suppression de l'inscription de l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder, à moins que celui-ci ne cesse pas d'exister.
Art.185. In afwijking van Boek XI, Titel II, Hoofdstuk I, Afdeling VI van het Wetboek van vennootschappen, kan een in artikel 160, 1° tot 6° bedoelde herstructurering niet nietig worden verklaard zodra deze overeenkomstig artikel 181 is ingegaan.
Art.185. Par dérogation au livre XI, titre II, chapitre I, section VI du Code des sociétés, une restructuration visée à l'article 160, 1° à 6°, qui a pris effet conformément à l'article 181 ne peut être déclarée nulle et non avenue.
Art.186. Wanneer de FSMA een dossier ontvangt, bedoeld in artikel 166, § 1, dat betrekking heeft op een fusie bedoeld in artikel 160, 4°, doet zij van zodra zij oordeelt dat het dossier volledig is een afschrift toekomen van dit dossier aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging.
Art.186. Lorsqu'elle reçoit un dossier visé à l'article 166, § 1er, qui porte sur une fusion visée à l'article 160, 4°, la FSMA transmet, dès qu'elle considère que le dossier est complet, une copie de ce dossier aux autorités compétentes de l'Etat membre d'origine de l'organisme de placement collectif bénéficiaire.
Art.187. De FSMA brengt de beslissing bedoeld artikel 170, tweede lid, die betrekking heeft op een fusie bedoeld in artikel 160, 4°, eveneens ter kennis van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging.
Art.187. La FSMA communique la décision visée à l'article 170, alinéa 2, qui porte sur une fusion visée à l'article 160, 4°, également aux autorités compétentes de l'Etat membre d'origine de l'organisme de placement collectif bénéficiaire.
Art.188. Wanneer de FSMA een dossier omtrent een fusie bedoeld in artikel 160, 3°, 5° of 6°, ontvangt vanwege de autoriteiten van de lidstaat van herkomst van een op te slorpen instelling voor collectieve belegging, gaat zij na of aan de deelnemers van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging de passende informatie wordt verstrekt. Hiertoe beoordeelt zij de mogelijke gevolgen van de voorgenomen fusie voor de deelnemers van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging.
  Indien de FSMA het nodig acht, kan zij uiterlijk 15 werkdagen na ontvangst van het in het eerste lid bedoelde volledige dossier schriftelijk eisen dat de verkrijgende instelling voor collectieve belegging de aan haar deelnemers te verstrekken informatie wijzigt. In dergelijk geval brengt zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de betrokken op te slorpen instelling voor collectieve belegging hiervan op de hoogte. Binnen 20 werkdagen nadat zij hiervan in kennis is gesteld, laat zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de betrokken op te slorpen instelling voor collectieve belegging weten of de gewijzigde informatie die aan de deelnemers van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging zal worden verstrekt voor haar voldoet.
Art.188. Lorsqu'elle reçoit un dossier portant sur une fusion visée à l'article 160, 3°, 5° ou 6°, de la part des autorités de l'Etat membre d'origine d'un organisme de placement collectif à absorber, la FSMA vérifie si des informations appropriées sont fournies aux participants de l'organisme de placement collectif bénéficiaire. Elle examine à cet effet l'incidence potentielle de la fusion envisagée sur les participants de l'organisme de placement collectif bénéficiaire.
  Si elle le juge nécessaire, la FSMA peut exiger par écrit, dans un délai maximal de quinze jours ouvrables après réception du dossier complet visé à l'alinéa 1er, que l'organisme de placement collectif bénéficiaire modifie les informations à fournir à ses participants. Elle en informe alors les autorités compétentes de l'Etat membre d'origine de l'organisme de placement collectif à absorber concerné. Elle indique aux autorités compétentes de l'Etat membre d'origine de l'organisme de placement collectif à absorber concerné, dans les vingt jours ouvrables suivant le moment où elle en a reçu notification, si elle considère comme satisfaisantes les informations modifiées destinées aux participants de l'organisme de placement collectif bénéficiaire.
Afdeling IV. - Uitgifte en openbaar aanbod van [1 rechten van deelneming]1 van een instelling voor collectieve belegging
Section IV. - Emission et offre publique de [1 parts]1 d'un organisme de placement collectif
Onderafdeling I. - Behandeling van aanvragen tot uitgifte, inkoop dan wel compartimentswijziging
Sous-section Ire. - Traitement des demandes d'émission ou de rachat, ou de changement de compartiment
Art.189. § 1. Vanaf de eerste bankwerkdag na de afsluiting van de initiële inschrijvingsperiode voert de instelling voor collectieve belegging de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging ten minste tweemaal per maand uit.
  [1 ...]1.
  § 2. In afwijking van § 1 kan de uitgifte van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging enkel in uitzonderlijke gevallen, inzonderheid in de in artikel 196 bedoelde gevallen, en wanneer dat verantwoord is rekening houdend met de belangen van de deelnemers, tijdelijk worden geschorst.
  [2 In afwijking van paragraaf 1 kan de uitgifte van rechten van deelneming worden stopgezet voor de instellingen voor collectieve belegging die de beleggers op bepaalde vooraf bepaalde data op een algoritme gebaseerde volledige terugbetalingen verstrekken die verband houden met de resultaten van financiële activa, indexen of referentieportefeuilles of met de totstandkoming van prijswijzigingen of andere voorwaarden met betrekking tot die financiële activa, indexen of referentieportefeuilles, dan wel instellingen voor collectieve belegging met vergelijkbare kenmerken, en voor de andere instellingen voor collectieve belegging bedoeld bij artikel 138.]2
  De schorsing of stopzetting van de uitgifte van rechten van deelneming overeenkomstig de voorgaande leden wordt bekendgemaakt in een bericht, dat wordt gepubliceerd in één of meer in België uitgegeven dagbladen of op een andere door de FSMA aanvaarde wijze. Deze schorsing of stopzetting wordt vermeld in het prospectus.
  § 3. De prijs van de rechten van deelneming bij uitgifte en inkoop dient binnen de gebruikelijke termijnen te worden gestort.
  
Art.189. § 1er. A partir du premier jour ouvrable bancaire suivant la clôture de la période de souscription initiale, l'organisme de placement exécute les demandes d'émission ou de rachat de parts, ou de changement de compartiment au moins deux fois par mois.
  [1 ...]1.
  § 2. Par dérogation au § 1er, l'émission des parts des organismes de placement collectif ne peut être provisoirement suspendue que dans des cas exceptionnels, notamment ceux visés à l'article 196, et si la suspension est justifiée compte tenu de l'intérêt des participants.
  [2 Par dérogation au paragraphe 1er, il peut être mis fin à l'émission de parts des organismes de placement collectif qui fournissent aux investisseurs, à certaines dates prédéterminées, des rémunérations dont le calcul est fondé sur un algorithme et qui sont liées à la performance ou à l'évolution du prix d'actifs financiers, d'indices ou de portefeuilles de référence ou à la réalisation d'autres conditions concernant ces actifs financiers, indices ou portefeuilles de référence, ou des organismes de placement collectif ayant des caractéristiques similaires, et des autres organismes de placement collectif visés à l'article 138.]2
  La suspension ou l'arrêt de l'émission des parts conformément aux alinéas précédents fait l'objet d'un avis qui est publié dans un ou plusieurs quotidiens diffusés en Belgique ou par un autre moyen de publication accepté par la FSMA. Cette suspension ou cet arrêt est mentionné dans le prospectus.
  § 3. Le prix des parts en cas d'émission et de rachat est versé dans les délais d'usage.
  
Art.190. Tenzij gedurende de initiële inschrijvingsperiode, worden de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging uitgevoerd op basis van de netto-inventariswaarde, zoals berekend overeenkomstig artikel 193.
Art.190. Sauf pendant la période de souscription initiale, les demandes d'émission ou de rachat de parts, ou de changement de compartiment, sont exécutées sur la base de la valeur nette d'inventaire calculée conformément à l'article 193.
Art.191. § 1. Aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging die worden overgemaakt via de financiële tussenpersonen die de instelling voor collectieve belegging zelf heeft aangeduid voor de verhandeling van haar rechten van deelneming, moeten ten laatste op het ogenblik van de afsluiting van de ontvangstperiode, bepaald in het prospectus, door voormelde financiële tussenpersonen worden ontvangen.
  De persoon die de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 22°, b), van de wet waarneemt, en de in het eerste lid bedoelde financiële tussenpersonen moeten derwijze georganiseerd zijn dat voormelde aanvragen binnen een redelijke termijn na de afsluiting van de ontvangstperiode, bepaald in het prospectus, worden overgemaakt aan de persoon die de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 22°, b), van de wet waarneemt, zonder dat deze aanvragen mogen worden gewijzigd of geannuleerd.
  § 2. Aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging die worden overgemaakt via andere financiële bemiddelaars dan deze die de instelling voor collectieve belegging zelf heeft aangeduid voor de verhandeling van haar rechten van deelneming, moeten voor de afsluiting van de ontvangstperiode, bepaald in het prospectus, zijn overgemaakt aan de persoon die de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 22°, b), van de wet waarneemt.
Art.191. § 1er. Les demandes d'émission ou de rachat de parts, ou de changement de compartiment, transmises via les intermédiaires financiers que l'organisme de placement collectif a lui-même désignés pour la commercialisation de ses parts, doivent être reçues par ces intermédiaires au plus tard au moment de la clôture de la période de réception, telle que déterminée dans le prospectus.
  La personne qui assure les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif visées à l'article 3, 22°, b), de la loi, et les intermédiaires financiers visés à l'alinéa 1er doivent être organisés de telle sorte que les demandes susmentionnées soient transmises dans un délai raisonnable après la clôture de la période de réception, telle que déterminée dans le prospectus, à la personne qui assure les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif visées à l'article 3, 22°, b), de la loi, sans que ces demandes puissent être modifiées ni annulées.
  § 2. Les demandes d'émission ou de rachat de parts, ou de changement de compartiment, transmises via des intermédiaires financiers autres que ceux que l'organisme de placement collectif a lui-même désignés pour la commercialisation de ses parts, doivent être transmises avant la clôture de la période de réception, telle que déterminée dans le prospectus, à la personne qui assure les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif visées à l'article 3, 22°, b), de la loi.
Art.192. De contracten met de financiële tussenpersonen die de instelling voor collectieve belegging zelf heeft aangeduid voor de verhandeling van haar rechten van deelneming, bepalen dat :
  1° de betrokken financiële bemiddelaars geen aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging meer ontvangen na de afsluiting van de ontvangstperiode die erop toepasselijk is;
  2° de betrokken financiële bemiddelaars geen aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging ontvangen waarvan zij weten of vermoeden dat ze zijn ingegeven door een praktijk van market timing;
  3° de betrokken financiële bemiddelaars, op eenvoudig verzoek van de instelling voor collectieve belegging, alle gegevens overmaken waaruit blijkt dat één of meerdere aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging vóór de afsluiting van de ontvangstperiode, die erop toepasselijk is, werd ontvangen.
Art.192. Les contrats avec les intermédiaires financiers désignés par l'organisme de placement collectif même pour la commercialisation de ses parts prévoient que :
  1° les intermédiaires financiers concernés ne reçoivent plus de demandes d'émission ou de rachat de parts, ou de changement de compartiment, après la clôture de la période de réception y afférente;
  2° les intermédiaires financiers concernés ne reçoivent pas de demandes d'émission ou de rachat de parts, ou de changement de compartiment, dont ils savent ou soupçonnent qu'elles sont motivées par une pratique de market timing;
  3° les intermédiaires financiers concernés transmettent, sur simple demande de l'organisme de placement collectif, tous les renseignements attestant qu'une ou plusieurs demandes d'émission ou de rachat de parts, ou de changement de compartiment, ont été reçues avant la clôture de la période de réception y afférente.
Onderafdeling II. [1 - Berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming en schorsing ervan; maatregelen bij foutieve berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming; schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop]1
Sous-section II. [1 - Calcul de la valeur nette d'inventaire des parts et suspension de ce calcul; mesures en cas de calcul erroné de la valeur nette d'inventaire des parts; suspension de l'exécution des demandes de rachat]1
Art.193. De netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming wordt vastgesteld op basis van de reële waarde van de activa en de passiva, tenzij anders bepaald in het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.
  Voor ten minste 80 % van de activa wordt een waarde, zoals bedoeld in het eerste lid, in aanmerking genomen die nog niet gekend was bij de afsluiting van de ontvangstperiode van de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging.
  Voor effecten, geldmarktinstrumenten en financiële derivaten die worden verhandeld op een markt geviseerd [1 in artikel 52, § 1, 1°, 2° en 3° ]1 is de waarde, zoals bedoeld in het eerste lid, gelijk aan de slotkoers van het betrokken instrument, tenzij anders bepaald door het koninklijk besluit van 10 november 2006.
  
Art.193. La valeur nette d'inventaire des parts est déterminée sur la base de la valeur réelle des actifs et des passifs, sauf disposition contraire prévue par l'arrêté royal du 10 novembre 2006 relatif à la comptabilité, aux comptes annuels et aux rapports périodiques de certains organismes de placement collectif publics à nombre variable de parts.
  Pour au moins 80 % des actifs, une valeur, telle que visée à l'alinéa 1er, qui n'était pas encore connue au moment de la clôture de la période de réception des demandes d'émission ou de rachat de parts, ou de changement de compartiment, est prise en compte.
  Pour les valeurs mobilières, les instruments du marché monétaire et les instruments financiers dérivés négociés sur un marché visé [1 à l'article 52, § 1er, 1°, 2° et 3°]1 la valeur visée à l'alinéa 1er est égale au cours de clôture de l'instrument concerné, sauf disposition contraire prévue par l'arrêté royal du 10 novembre 2006 précité.
  
Art.194. De instelling voor collectieve belegging maakt de netto-inventariswaarde, zoals berekend overeenkomstig artikel 193, minstens bekend in één of meer in België uitgegeven dagbladen of op een andere door de FSMA aanvaarde wijze.
  Indien categorieën van rechten van deelneming zijn gecreëerd en de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming per categorie kan verschillen, wordt de netto-inventariswaarde van deze rechten van deelneming, uitgedrukt in de betrokken munteenheid, per categorie gepubliceerd volgens de modaliteiten bepaald in het voorgaande lid.
Art.194. L'organisme de placement collectif publie, au moins dans un ou plusieurs quotidiens publiés en Belgique ou par un autre moyen de publication accepté par la FSMA, la valeur nette d'inventaire calculée conformément à l'article 193.
  Si des catégories de parts ont été créées et que la valeur nette d'inventaire des parts peut différer selon la catégorie concernée, la valeur nette d'inventaire de ces parts, exprimée dans la devise concernée, est publiée par catégorie selon les modalités prévues à l'alinéa précédent.
Art.195. Onverminderd de toepassing van artikel 196, kunnen de bepaling van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging slechts worden geschorst bij uitzonderlijke omstandigheden en voor zover de schorsing verantwoord is, rekening houdend met de belangen van de deelnemers.
  In het in het eerste lid bedoelde geval moet de instelling voor collectieve belegging haar voornemen onverwijld meedelen aan de FSMA en, wanneer het gaat om een instelling voor collectieve belegging die haar rechten van deelneming ook in andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte verhandelt, moet zij haar beslissing meedelen aan de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten.
  De schorsing bedoeld in het eerste lid kan, in voorkomend geval, beperkt worden tot één of meerdere categorieën van rechten van deelneming.
Art.195. Sans préjudice de l'application de l'article 196, la détermination de la valeur nette d'inventaire des parts, ainsi que l'exécution des demandes d'émission et de rachat des parts ou de changement de compartiment ne peuvent être suspendues que dans des circonstances exceptionnelles et pour autant que la suspension soit motivée en tenant compte des intérêts des participants.
  Dans le cas visé à l'alinéa 1er, l'organisme de placement collectif doit sans délai communiquer son intention à la FSMA; lorsqu'il s'agit d'un organisme de placement collectif qui commercialise également ses parts dans d'autres Etats membres de l'Espace économique européen, il doit communiquer sa décision aux autorités compétentes de ces Etats.
  La suspension visée à l'alinéa 1er peut, le cas échéant, être limitée à une ou plusieurs catégories de parts.
Art.196. De bepaling van de netto-inventariswaarde, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging worden geschorst :
  1° wanneer één of meerdere markten, waarop meer dan 20 % van de activa van de instelling voor collectieve belegging worden verhandeld, of één of meerdere belangrijke wisselmarkten, waar de deviezen worden verhandeld waarin de waarde van de activa is uitgedrukt, gesloten zijn om een andere reden dan wettelijke vakantie of wanneer de transacties er zijn geschorst of beperkt;
  2° wanneer de toestand zo ernstig is dat de tegoeden en/of verplichtingen van de instelling voor collectieve belegging niet correct kunnen worden gewaardeerd of dat de instelling voor collectieve belegging er niet normaal kan over beschikken of dit niet kan doen zonder de belangen van de deelnemers in de instelling voor collectieve belegging ernstig te schaden;
  3° wanneer de instelling voor collectieve belegging niet in staat is gelden te transfereren of transacties te verwezenlijken tegen een normale prijs of wisselkoers of wanneer beperkingen zijn opgelegd aan de wisselmarkten of aan de financiële markten;
  4° vanaf de publicatie van de oproeping tot de bevoegde algemene vergadering die wordt samengeroepen om te beslissen over de ontbinding van een instelling voor collectieve belegging of een compartiment, wanneer deze ontbinding niet uitsluitend bedoeld is om haar rechtsvorm te wijzigen. Deze schorsing is niet van toepassing op een master in het geval bedoeld in artikel 152;
  5° bij een fusie of andere herstructurering, ten laatste de dag voor de datum waarop de ruilverhouding en in voorkomend geval de opleg dan wel de vergoeding voor de inbreng of overdracht worden berekend.
  In het geval bedoeld in het 4° van het eerste lid en indien een bevoegde algemene vergadering die eerst wordt bijeengeroepen niet kan beslissen omdat [1 desgevallend door de statuten of beheerreglement]1 het vereiste aanwezigheidsquorum niet is bereikt, wordt de schorsing opgeheven tot op het ogenblik van de publicatie van de oproeping tot de tweede bevoegde algemene vergadering, voor zover de kosten van de ontbinding werden geprovisioneerd.
  De in het eerste lid, 5°, bedoelde schorsing neemt een einde :
  - voor de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging, zodra de herstructurering is ingegaan of, indien de herstructurering niet wordt goedgekeurd, de dag na de in het eerste lid, 5°, bedoelde datum;
  - voor de verkrijgende instelling voor collectieve belegging, de dag na de in het eerste lid, 5°, bedoelde datum.
  
Art.196. La détermination de la valeur nette d'inventaire, ainsi que l'exécution des demandes d'émission et de rachat des parts ou de changement de compartiment, sont suspendues :
  1° lorsqu'un ou plusieurs marchés sur lesquels plus de 20 % des actifs de l'organisme de placement collectif sont négociés, ou un ou plusieurs marchés de change importants où sont négociées les devises dans lesquelles est exprimée la valeur des actifs, sont fermés pour une raison autre que les vacances légales, ou lorsque les transactions y sont suspendues ou limitées;
  2° lorsque la situation est grave au point que les avoirs et/ou engagements de l'organisme de placement collectif ne peuvent pas être évalués correctement ou que l'organisme de placement collectif ne peut en disposer normalement, ou ne peut le faire sans porter gravement préjudice aux intérêts des participants de l'organisme de placement collectif;
  3° lorsque l'organisme de placement collectif n'est pas en mesure de transférer des espèces ou d'effectuer des transactions à un prix ou à un taux de change normal, ou lorsque des limitations sont imposées aux marchés des changes ou aux marchés financiers;
  4° dès la publication de la convocation à l'assemblée générale compétente des participants qui est invitée à se prononcer sur la dissolution de l'organisme de placement collectif ou d'un compartiment, lorsque cette dissolution n'a pas pour finalité exclusive la modification de la forme juridique. Cette suspension n'est pas applicable à un master dans le cas visé à l'article 152;
  5° lors d'une fusion ou autre restructuration, au plus tard la veille du jour où le rapport d'échange et, le cas échéant, la soulte ou la rémunération attribuée pour l'apport ou la cession sont calculés.
  Si, dans le cas visé à l'alinéa 1er, 4°, une première assemblée générale compétente ne peut se prononcer en raison d'un quorum de présence insuffisant [1 par rapport aux dispositions des statuts ou du règlement de gestion]1, la suspension est levée jusqu'au moment de la publication de la convocation à la deuxième assemblée générale compétente, à condition que les frais de dissolution aient été provisionnés.
  La suspension visée à l'alinéa 1er, 5°, prend fin :
  - pour l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder ou l'organisme de placement collectif apporteur ou transférant, dès que la restructuration a pris effet ou, si la restructuration n'a pas été approuvée, le lendemain du jour visé à l'alinéa 1er, 5° ;
  - pour l'organisme de placement collectif bénéficiaire, le lendemain du jour visé à l'alinéa 1er, 5°.
  
Art.197. Onverminderd de toepassing van artikel 196, als een master de bepaling van de netto-inventariswaarde van haar rechten van deelneming, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van haar rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging, hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van haar bevoegde autoriteiten tijdelijk schorst, mag elk van haar feeders de bepaling van de netto-inventariswaarde van haar rechten van deelneming, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van haar rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging schorsen in dezelfde periode als die van de master, niettegenstaande de voorwaarden van artikel 195, eerste lid.
Art.197. Sans préjudice de l'application de l'article 196, lorsqu'un master suspend temporairement, soit de sa propre initiative, soit à la demande de ses autorités compétentes, la détermination de la valeur nette d'inventaire de ses parts, ainsi que l'exécution des demandes d'émission et de rachat de ses parts ou de changement de compartiment, chacun de ses feeders peut suspendre la détermination de la valeur nette d'inventaire de ses parts, ainsi que l'exécution des demandes d'émission et de rachat de ses parts ou de changement de compartiment durant la même période que celle fixée par le master, nonobstant les conditions prévues à l'article 195, alinéa 1er.
Art.198. De instelling voor collectieve belegging publiceert elke schorsing van de netto-inventariswaarde [1 op de in het prospectus vermelde plaats]1.
  In het in artikel 196, eerste lid, 4° en 5°, en tweede lid, bedoelde geval, volstaat publicatie middels opname in een oproepingsbericht tot de bevoegde algemene vergadering van deelnemers.
  
Art.198. L'organisme de placement collectif publie chaque suspension de la valeur nette d'inventaire [1 à l'endroit mentionné dans le prospectus]1.
  Dans le cas visé à l'article 196, alinéa 1er, 4° et 5°, et alinéa 2, la publication par insertion dans la convocation à l'assemblée générale compétente des participants suffit.
  
Art. 198/1. [1 Conform dit artikel kan de instelling voor collectieve belegging de uitvoering van de aanvragen tot inkoop gedeeltelijk schorsen.
   De schorsingsmaatregel wordt onder de volgende voorwaarden toegepast:
   - de schorsingsmaatregel mag enkel worden toegepast wanneer op een bepaalde dag de negatieve schommeling van het saldo van het passief van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment, voor die dag, een in het prospectus gedefinieerd en gepubliceerd percentage overschrijdt;
   - het in het vorige streepje bedoelde percentage wordt bepaald in het licht van de oriëntatie van het beheer van de instelling voor collectieve belegging en de liquiditeit van de aangehouden activa;
   - de schorsingsmaatregel heeft betrekking op het deel van het totale bedrag van de inkopen dat de in het eerste streepje vermelde drempel overschrijdt, en wordt proportioneel toegepast op alle individuele aanvragen tot inkoop die voor de betrokken dag worden ingediend op het niveau van het betrokken compartiment of de betrokken instelling voor collectieve belegging;
   - het gedeelte van de aanvragen tot inkoop waarvan de uitvoering is geschorst, wordt, behalve wanneer het order door de deelnemer wordt herroepen, automatisch uitgesteld tot de datum van afsluiting van de eerste daaropvolgende ontvangstperiode van de aanvragen tot inschrijving en terugbetaling. De inkooporders moeten evenredig worden uitgevoerd voor alle deelnemers;
   - de beslissing tot schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop heeft een voorlopig karakter en wordt dag per dag genomen.
   Bij schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop stelt de instelling voor collectieve belegging de FSMA daarvan onmiddellijk in kennis en bezorgt zij haar de cijfergegevens waaruit blijkt dat de in het vorige lid bedoelde drempel is bereikt. Wanneer een instelling voor collectieve belegging haar rechten van deelneming ook in andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte verhandelt, dient zij haar beslissing ook ter kennis te brengen van de bevoegde autoriteiten van die Staten.
   De betrokken deelnemers worden zo snel mogelijk individueel op de hoogte gebracht van de schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop, desgevallend via de betrokken distributeur(s). De instelling voor collectieve belegging bezorgt de betrokken deelnemers tegelijkertijd ook alle informatie die zij nodig hebben om het betrokken order, in voorkomend geval, te herroepen.
   De instelling voor collectieve belegging gaat onmiddellijk over tot de publicatie van de maatregel tot schorsing van de uitvoering van de aanvragen tot inkoop op de in het prospectus vermelde website.]1

  
Art. 198/1. [1 L'organisme de placement collectif peut, conformément au présent article, suspendre partiellement l'exécution des demandes de rachat.
   La mesure de suspension est appliquée conformément aux conditions suivantes:
   - la mesure de suspension ne peut être appliquée que lorsque la variation négative du solde du passif de l'organisme de placement collectif ou du compartiment pour un jour donné dépasse, pour le jour concerné, un pourcentage défini et publié dans son prospectus;
   - le pourcentage visé au tiret précédent est défini au regard de l'orientation de la gestion de l'organisme de placement collectif et de la liquidité des actifs qu'il détient;
   - la mesure de suspension porte sur la proportion du montant global des rachats qui dépasse le seuil mentionné au premier tiret et est appliquée proportionnellement à toutes les demandes de rachat individuelles introduites pour le jour concerné au niveau du compartiment ou de l'organisme de placement collectif concerné;
   - la portion des demandes de rachat dont l'exécution a été suspendue est, sauf révocation de l'ordre par le participant, reportée automatiquement au jour de clôture de la première période de réception des demandes d'inscription et de remboursement qui suit. Les ordres de rachat doivent être exécutés dans les mêmes proportions pour tous les participants;
   - la mesure de suspension de l'exécution des demandes de rachat a un caractère provisoire et se décide jour par jour.
   En cas de suspension de l'exécution des demandes de rachat, l'organisme de placement collectif le notifie immédiatement à la FSMA et communique les données chiffrées desquelles il apparaît que le seuil visé à l'alinéa précédent est atteint. Lorsqu'il s'agit d'un organisme de placement collectif qui commercialise également ses parts dans d'autres Etats membres de l'Espace économique européen, il doit communiquer sa décision aux autorités compétentes de ces Etats.
   Les participants concernés sont informés individuellement dans les plus brefs délais de la suspension de l'exécution des demandes de rachat, le cas échéant par l'intermédiaire du ou des distributeurs concernés. A cette occasion, l'organisme de placement collectif communique également les informations utiles pour permettre aux participants, le cas échéant, de révoquer l'ordre concerné.
   L'organisme de placement collectif publie immédiatement la mesure de suspension de l'exécution des demandes de rachat sur le site internet mentionné dans le prospectus.]1

  
Art.199. De persoon die de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 22°, b), van de wet waarneemt, brengt de FSMA en de bewaarder onmiddellijk op de hoogte bij de vaststelling van een significante fout bij de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming.
  Onder significante fout verstaat men, voor de toepassing van dit artikel, een eenmalige fout of gelijktijdige of opeenvolgende fouten die :
  1° voor instellingen voor collectieve belegging waarvan het merendeel van de activa is belegd in geldmarktinstrumenten en andere kortlopende activa minstens 0,25 % van de netto-inventariswaarde vertegenwoordigt of vertegenwoordigen;
  2° voor instellingen voor collectieve belegging waarvan het merendeel van de activa is belegd in aandelen minstens 1 % van de netto-inventariswaarde vertegenwoordigt of vertegenwoordigen;
  3° voor de andere instellingen voor collectieve belegging minstens 0,5 % van de netto-inventariswaarde vertegenwoordigt of vertegenwoordigen.
Art.199. La personne qui assure les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif visées à l'article 3, 22°, b), de la loi, avertit sans délai la FSMA et le dépositaire si une erreur significative est constatée dans le calcul de la valeur nette d'inventaire des parts.
  Par erreur significative, il y a lieu d'entendre, pour l'application du présent article, une erreur isolée ou des erreurs simultanées ou successives qui :
  1° pour les organismes de placement collectif dont la majeure partie des actifs est placée dans des instruments du marché monétaire et autres avoirs à court terme, représente(nt) au moins 0,25 % de la valeur nette d'inventaire;
  2° pour les organismes de placement collectif dont la majeure partie des actifs est placée en actions, représente(nt) au moins 1 % de la valeur nette d'inventaire;
  3° pour les autres organismes de placement collectif, représente(nt) au moins 0,5 % de la valeur nette d'inventaire.
Art.200. Indien de commissaris een fout in de zin van artikel 199 vaststelt, brengt hij de persoon die de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 22°, b), van de wet waarneemt en de FSMA hiervan op de hoogte. De artikelen 201 tot 204 zijn in een dergelijk geval toepasselijk.
Art.200. Si le commissaire constate une erreur au sens de l'article 199, il en avertit la personne qui assure les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif visées à l'article 3, 22°, b), de la loi, ainsi que la FSMA. Les articles 201 à 204 sont en ce cas d'application.
Art.201. In het in artikel 199 bedoelde geval stelt de persoon die de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 22°, b), van de wet waarneemt, een herstelplan op waarin de reeds genomen of de te nemen maatregelen worden beschreven teneinde aan de oorzaak van de fout te verhelpen.
  De instelling voor collectieve belegging brengt de noodzakelijke verbeteringen aan aan de beheerstructuur en de procedures van interne controle.
Art.201. Dans le cas visé à l'article 199, la personne qui assure les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif visées à l'article 3, 22°, b), de la loi, établit un plan de redressement qui décrit les mesures déjà prises ou à prendre afin de remédier à la cause de l'erreur.
  L'organisme de placement collectif apporte les améliorations nécessaires à la structure de gestion et aux procédures de contrôle interne.
Art.202. De persoon die de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 22°, b), van de wet waarneemt, herberekent de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming op basis van correcte gegevens voor de periode waarop de fout betrekking had. Hij bepaalt de schade die de instelling voor collectieve belegging en de beleggers hebben geleden.
Art.202. La personne qui assure les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif visées à l'article 3, 22°, b), de la loi, recalcule la valeur nette d'inventaire des parts sur la base de données correctes pour la période sur laquelle portait l'erreur. Elle détermine le dommage subi par l'organisme de placement collectif et par les investisseurs.
Art.203. In een speciaal rapport bevestigt de commissaris de juistheid van de overeenkomstig artikel 202 aangebrachte correctie en beoordeelt hij of de maatregelen van het herstelplan, bedoeld bij artikel 201, afdoende zijn.
Art.203. Le commissaire confirme, dans un rapport spécial, l'exactitude des corrections apportées conformément à l'article 202 et juge si les mesures préconisées par le plan de redressement, visé à l'article 201, sont suffisantes.
Art.204. Nadat de commissaris het speciaal rapport, bedoeld bij artikel 203 heeft opgesteld, publiceert de instelling voor collectieve belegging in twee dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid, hetzij via enig ander gelijkwaardig publicatiemiddel dat is goedgekeurd door de FSMA, dat een fout werd gemaakt bij de vaststelling van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming. Zij vermeldt waar de gecorrigeerde netto-inventariswaarde, in vergelijking met de foutieve netto-inventariswaarde, gratis door het publiek kan worden geconsulteerd. Zij vermeldt, in voorkomend geval, welke maatregelen worden voorgesteld teneinde de schade te vergoeden die de instelling voor collectieve belegging of de beleggers hebben geleden.
  Het vorige lid is niet van toepassing indien de instelling voor collectieve belegging en/of de benadeelde deelnemers werden geïdentificeerd, persoonlijk werden verwittigd en, zo nodig, werden vergoed.
Art.204. Une fois que le commissaire a établi le rapport spécial visé à l'article 203, l'organisme de placement collectif annonce, dans deux quotidiens à diffusion nationale ou à tirage suffisant ou par tout autre moyen de publication équivalent accepté par la FSMA, qu'une erreur a été commise dans la détermination de la valeur nette d'inventaire des parts. Il indique où la valeur nette d'inventaire corrigée, en comparaison avec la valeur nette d'inventaire erronée, peut être consultée gratuitement par le public. Il mentionne, le cas échéant, les mesures proposées afin de réparer le préjudice subi par l'organisme de placement collectif ou par les investisseurs.
  L'alinéa précédent n'est pas d'application au cas où l'organisme de placement collectif et/ou les participants lésés ont été identifiés, avertis personnellement et indemnisés s'il échet.
Onderafdeling III. - Nadere regels inzake de uitgifte en openbaar aanbod van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging
Sous-section III. - Règles complémentaires en matière d'émission et d'offre publique de parts d'organismes de placement collectif
Art.205. De opdracht van de in artikel 85, § 2, van de wet bedoelde onderneming kan slechts worden beëindigd wanneer deze onderneming werd vervangen of wanneer de inschrijving van de instelling voor collectieve belegging werd geschrapt of ingetrokken overeenkomstig artikel 109 of 111 van de wet.
Art.205. Il ne peut être mis fin à la mission de l'entreprise visée à l'article 85, § 2, de la loi que lorsque ladite entreprise a été remplacée, ou lorsque l'inscription de l'organisme de placement collectif a été supprimée ou révoquée conformément à l'article 109 ou 111 de la loi.
Art.206. § 1. In alle publicaties waarin de netto-inventariswaarde van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging wordt vermeld, wordt de netto-inventariswaarde gedateerd op de dag van de afsluiting van de ontvangstperiode die betrekking heeft op aanvragen tot uitgifte of inkoop dan wel compartimentswijziging voor rechten van deelneming aan deze netto-inventariswaarde.
  § 2. De maximaal toegestane afwijking, bedoeld in artikel 85, § 3, tweede lid, van de wet, stemt overeen met de maximaal toegestane afwijking die is vastgelegd in de marktregels van de betrokken MTF of gereglementeerde markt, met een maximum van 3 %. Indien geen maximaal toegestane afwijking is bepaald in de marktregels, bedraagt deze 3 %.
Art.206. § 1er. Dans toutes les publications où figure la valeur nette d'inventaire des parts d'un organisme de placement collectif, ladite valeur nette d'inventaire porte la date du jour de clôture de la période de réception, à cette valeur, des demandes d'émission ou de rachat de parts ou de changement de compartiment.
  § 2. L'écart maximal autorisé, visé à l'article 85, § 3, alinéa 2, de la loi, correspond à l'écart maximal autorisé qui est fixé dans les règles de marché du MTF ou du marché réglementé concerné, avec un maximum de 3 %. Si les règles de marché ne prévoient pas d'écart maximal autorisé, celui-ci est fixé à 3 %.
Afdeling V. - Periodieke informatie en boekhouding
Section V. - Information periodique et comptabilité
Art.207. Het in artikel 88, § 1, eerste lid, van de wet bedoelde jaarverslag moet worden openbaar gemaakt binnen drie maanden na het einde van de periode waarop het betrekking heeft.
  Het in artikel 88, § 1, eerste lid, van de wet bedoelde halfjaarlijks verslag moet worden openbaar gemaakt binnen twee maanden na het einde van het halfjaar waarop het betrekking heeft.
Art.207. Le rapport annuel visé à l'article 88, § 1er, alinéa 1er, de la loi doit être publié dans les trois mois qui suivent la fin de la période sur laquelle il porte.
  Le rapport semestriel visé à l'article 88, § 1er, alinéa 1er, de la loi doit être publié dans les deux mois qui suivent la fin du semestre sur lequel il porte.
Art.208. Op het ogenblik van publicatie leggen de instellingen voor collectieve beleggingen hun jaarverslagen en halfjaarlijkse verslagen over aan de FSMA.
Art.208. Au moment de la publication, les organismes de placement collectif communiquent leurs rapports annuels et semestriels à la FSMA.
Art.209. § 1. Er wordt een inventaris bijgehouden van de bestanddelen van het vermogen van de instelling voor collectieve belegging of, in voorkomend geval, van elk van de compartimenten.
  Tenzij anders bepaald, worden de elementen van de inventaris voor de eerste maal bij de afsluiting van de initiële inschrijvingsperiode en, nadien, elke dag waarop aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging kunnen worden uitgevoerd, gewaardeerd.
  § 2. De netto-inventariswaarde van een recht van deelneming in een instelling voor collectieve belegging of een compartiment op een welbepaalde datum is de waarde die wordt verkregen door de netto-inventariswaarde van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment op die datum te delen door het aantal op dezelfde datum bestaande rechten van deelneming, zo nodig rekening houdend met de pariteit tussen de verschillende categorieën van rechten van deelneming.
Art.209. § 1er. Il est tenu un inventaire des éléments du patrimoine de l'organisme de placement collectif ou, le cas échéant, de chacun des compartiments.
  Sauf disposition contraire, les éléments de l'inventaire sont évalués pour la première fois au moment de la clôture de la période de souscription initiale et, ensuite, chaque jour où peuvent être exécutées des demandes d'émission ou de rachat de parts, ou de changement de compartiment.
  § 2. La valeur nette d'inventaire, à une date déterminée, d'une part d'un organisme de placement collectif ou d'un compartiment est la valeur qui est obtenue en divisant la valeur nette d'inventaire, à cette date, de l'organisme de placement collectif ou du compartiment par le nombre de parts existant à la même date, en tenant compte, le cas échéant, de la parité entre les différentes catégories de parts.
HOOFDSTUK III. - Verhandeling in een andere lidstaat van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG
CHAPITRE III. - Commercialisation dans un autre Etat membre des parts d'organismes de placement collectif répondant aux conditions de la Directive 2009/65/CE
Art.210. § 1. De kennisgeving die een instelling voor collectieve belegging op basis van artikel 92, § 2 van de wet indient bij de FSMA, bevat informatie over de verhandelingsregeling voor de rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging in de lidstaat van ontvangst, met inbegrip van, indien relevant, informatie over klassen van rechten van deelneming. In de context van de artikelen 226 en 257, § 2 van de wet, omvat dit de vermelding dat de rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging worden verhandeld door de beheervennootschap die de instelling voor collectieve belegging beheert. [1 De kennisgevingsbrief bevat ook de gegevens, waaronder het adres, die nodig zijn voor de facturatie of voor de mededeling van eventuele wettelijk vastgestelde vergoedingen of kosten door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, alsook informatie over de voorzieningen voor de uitvoering van de in artikel 92 van Richtlijn 2009/65/EG vermelde taken.]1
  § 2. De bijlage die een instelling voor collectieve belegging op basis van artikel 92, § 2 van de wet indient bij de FSMA, bevat de meest recente versie van de volgende documenten :
  1° het beheerreglement of de statuten, het prospectus en, in voorkomend geval, het meest recente jaarverslag en het daaropvolgende halfjaarlijkse verslag van de instelling voor collectieve belegging;
  2° de essentiële beleggersinformatie van de instelling voor collectieve belegging of desgevallend van het betrokken compartiment of de betrokken klasse van rechten van deelneming.
  De instelling voor collectieve belegging is verantwoordelijk voor de levering van de vertalingen van deze documenten. Deze vertalingen vormen een getrouwe weergave van het origineel.
  
Art.210. § 1er. La lettre de notification qu'un organisme de placement collectif transmet à la FSMA conformément à l'article 92, § 2, de la loi, contient des informations sur les modalités prévues pour la commercialisation des parts de l'organisme de placement collectif dans l'Etat membre d'accueil, y compris, le cas échéant, au sujet des classes de parts. Dans le cadre des articles 226 et 257, § 2, de la loi, elle indique notamment que les parts de l'organisme de placement collectif sont commercialisées par la société de gestion qui gère l'organisme de placement collectif. [1 La lettre de notification comprend également les informations, y compris l'adresse, nécessaires à la facturation ou à la communication des éventuels frais ou charges réglementaires applicables par les autorités compétentes de l'Etat membre d'accueil, ainsi que des informations sur les facilités permettant d'exécuter les tâches visées à l'article 92 de la directive 2009/65/CE.]1
  § 2. L'annexe qu'un organisme de placement collectif transmet à la FSMA conformément à l'article 92, § 2, de la loi, comporte la dernière version en date des documents suivants :
  1° le règlement de gestion ou les statuts, le prospectus et, le cas échéant, le dernier rapport annuel et un éventuel rapport semestriel ultérieur de l'organisme de placement collectif;
  2° les informations clés pour l'investisseur concernant l'organisme de placement collectif ou, le cas échéant, le compartiment concerné ou la classe de parts concernée.
  Les traductions de ces documents sont fournies sous la responsabilité de l'organisme de placement collectif. Ces traductions sont le reflet fidèle des informations originales.
  
Art.211. De FSMA aanvaardt dat de in artikel 93 van de wet bedoelde documenten elektronisch worden doorgezonden en ingediend.
Art.211. La FSMA accepte que les documents visés à l'article 93 de la loi soient transmis et archivés sous forme électronique.
Art.212. De instelling voor collectieve belegging zorgt voor de beschikbaarstelling van een elektronisch exemplaar van elk in artikel 210, § 2 bedoeld document op een website van de instelling voor collectieve belegging of een website van de beheervennootschap die deze instelling voor collectieve belegging beheert of op een andere website die door de instelling voor collectieve belegging in de in overeenstemming met artikel 210, § 1 ingediende kennisgevingsbrief of alle bijwerkingen daarvan wordt aangewezen. Alle op een website beschikbaar gestelde documenten worden in een algemeen gebruikelijk elektronisch formaat verstrekt.
  De instelling voor collectieve belegging zorgt ervoor dat haar lidstaat van ontvangst toegang heeft tot de in het tweede lid bedoelde website.
Art.212. L'organisme de placement collectif veille à ce qu'une copie électronique de chaque document visé à l'article 210, § 2, soit disponible sur son site web, le site web de sa société de gestion ou un autre site web indiqué par l'organisme de placement collectif dans la lettre de notification requise par l'article 210, § 1er, ou dans ses mises à jour. Tout document mis à disposition sur un site web est fourni sous un format électronique d'usage courant.
  L'organisme de placement collectif assure l'accès de son Etat membre d'accueil au site web visé à l'alinéa 2.
Art.213. De instelling voor collectieve belegging is verantwoordelijk voor de bijwerking van de in artikel 210, § 2, bedoelde documenten. Zij stelt de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van ontvangst in kennis van de eventuele amendementen op de documenten en vermeldt waar deze documenten elektronisch toegankelijk zijn.
Art.213. La tenue à jour des documents visés à l'article 210, § 2, s'effectue sous la responsabilité de l'organisme de placement collectif. Ce dernier notifie aux autorités compétentes de son Etat membre d'accueil toute modification apportée aux documents et précise où ces documents peuvent être obtenus sous forme électronique.
TITEL III. - Instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht
TITRE III. - Organismes de placement collectif de droit étranger
Art.214. Voor de toepassing van deze Titel gelden de regelen die toepasselijk zijn op een gemeenschappelijk beleggingsfonds, indien de betrokken instelling voor collectieve belegging als een unit trust werd opgericht.
Art.214. Pour l'application du présent Titre, les règles auxquelles sont soumis les fonds communs de placement sont applicables aux organismes de placement collectif constitués sous la forme de unit trust.
Art.215. § 1. De berichten en kennisgevingen aan de aandeelhouders die, krachtens artikel 150 van de wet, in België moeten worden verspreid, omvatten minstens de informatie die de instelling voor collectieve belegging in het land waar zij gevestigd is, verspreidt. Deze berichten en kennisgevingen moeten in België worden verspreid middels gelijkaardige modaliteiten als in het land waar de instelling voor collectieve belegging is gevestigd.
  § 2. De vertaling van de in § 1 bedoelde stukken wordt gemaakt onder de verantwoordelijkheid van de instelling voor collectieve belegging. Deze vertalingen vormen een getrouwe weergave van het origineel.
Art.215. § 1er. Les avis et communications aux actionnaires qui doivent être diffusés en Belgique en vertu de l'article 150 de la loi, contiennent au moins les informations que l'organisme de placement collectif diffuse dans le pays où il est établi. Ces avis et communications doivent être diffusés en Belgique selon des modalités équivalentes à celles applicables dans le pays où l'organisme de placement collectif est établi.
  § 2. La traduction des documents visés au § 1 er est effectuée sous la responsabilité de l'organisme de placement collectif. Les traductions sont le reflet fidèle des documents originaux.
Art.216. Voor de uitoefening van hun werkzaamheden mogen instellingen voor collectieve belegging in hun benaming dezelfde verwijzing naar hun rechtsvorm, zoals beleggingsvennootschap of gemeenschappelijk beleggingsfonds, gebruiken als deze die zij gebruiken in hun lidstaat van herkomst.
Art.216. Un organisme de placement collectif peut, aux fins de l'exercice de ses activités, utiliser pour sa dénomination la même référence à sa forme juridique, telle que " société d'investissement " ou " fonds commun de placement ", que celle qu'il utilise dans son Etat membre d'origine.
HOOFDSTUK I. - Instellingen voor collectieve belegging naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG
CHAPITRE Ier. - Organismes de placement collectif relevant du droit d'un autre Etat membre de l'Espace économique européen et répondant aux conditions de la Directive 2009/65/CE
Art.217. § 1. De instelling voor collectieve belegging naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 149 van de wet, deelt aan de FSMA onverwijld alle nodige gegevens mee opdat de stukken, bedoeld in artikel 93, tweede lid, van Richtlijn 2009/65/EG, en hun vertalingen permanent bijgewerkt zouden zijn. De instelling voor collectieve belegging stelt de FSMA in kennis van eventuele amendementen op de stukken en vermeldt waar deze elektronisch toegankelijk zijn.
  § 2. De FSMA wijst een e-mailadres aan voor het ontvangen van de kennisgeving van bijwerkingen en amendementen ingevolge § 1.
  De instelling voor collectieve belegging zendt aan dit e-mailadres de kennisgeving van alle bijwerkingen of amendementen ingevolge § 1. In de e-mail waarbij van die bijwerking of dat amendement kennisgeving wordt gedaan, mag de verrichte bijwerking of het verrichte amendement worden beschreven of mag een nieuwe versie van het document als bijlage worden verstrekt waarin de bijwerking of het amendement duidelijk verschijnen.
  Alle overeenkomstig het tweede lid bij de e-mail gevoegde documenten moeten door de instelling voor collectieve belegging in een algemeen gebruikelijk elektronisch formaat worden verstrekt.
Art.217. § 1er. L'organisme de placement collectif qui relève du droit d'un autre Etat membre de l'Espace économique européen, qui répond aux conditions énoncées dans la Directive 2009/65/CE et qui est inscrit sur la liste visée à l'article 149 de la loi, communique sans délai à la FSMA toutes les informations nécessaires à la tenue à jour permanente des documents visés à l'article 93, paragraphe 2, de la Directive 2009/65/CE, ainsi que leurs traductions. L'organisme de placement collectif notifie à la FSMA toute modification apportée aux documents et précise où ceux-ci peuvent être obtenus sous forme électronique.
  § 2. La FSMA indique une adresse de courrier électronique pour la notification, conformément au § 1er, des mises à jour et des modifications.
  Aux fins du § 1er, l'organisme de placement collectif notifie les mises à jour ou modifications par courrier électronique, envoyé à l'adresse électronique susvisée. Les courriers électroniques notifiant ces mises à jour ou modifications peuvent soit décrire la mise à jour ou modification effectuée, soit fournir en pièce jointe une nouvelle version du document dans laquelle la mise à jour ou la modification apparaît clairement.
  Tout document joint au courrier électronique visé à l'alinéa 2 doit être fourni par l'organisme de placement collectif sous un format électronique d'usage courant.
Art.218. Voor zover de essentiële beleggersinformatie of het prospectus, opgesteld in het land van herkomst van de instelling voor collectieve belegging naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 149 van de wet, deze gegevens niet bevat, wordt volgende informatie over de verhandeling in België van de rechten van deelneming in de betrokken instelling voor collectieve belegging door de financiële bemiddelaars die instaan voor de verhandeling van die rechten van deelneming, op een [1 duurzame gegevensdrager]1, aan de beleggers verstrekt, vóór hun voorgenomen inschrijving. Indien de inschrijving gebeurt via een website, wordt deze informatie ook via deze website verstrekt.
  1° de onderneming die instaat in België voor de uitkeringen aan de deelnemers, voor de verkoop of de inkoop van de rechten van deelneming alsmede voor de verspreiding van de informatie die de instelling voor collectieve belegging dient te verstrekken;
  2° preciseringen inzake de registratie en de ontvangst van de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming of compartimentswijziging in België;
  3° de provisies en kosten die worden geheven in België bij uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging;
  4° in voorkomend geval, het minimaal inschrijvingsbedrag;
  5° het belastingregime voor door particuliere beleggers ontvangen inkomsten of vermogenswinsten;
  Het stuk met de in het eerste lid vermelde informatie moet niet worden goedgekeurd door de FSMA.
  
Art.218. Pour autant que ces renseignements ne figurent pas dans le document d'informations clés pour l'investisseur ou dans le prospectus établis dans l'Etat d'origine de l'organisme de placement collectif qui relève du droit d'un autre Etat membre de l'Espace économique européen, qui répond aux conditions énoncées dans la Directive 2009/65/CE et qui est inscrit sur la liste visée à l'article 149 de la loi, les informations suivantes relatives à la commercialisation des parts de l'organisme de placement collectif concerné en Belgique sont fournies, aux investisseurs, avant la souscription envisagée, par les intermédiaires financiers qui assurent la commercialisation de ces parts, sur un support durable. Au cas où la souscription est réalisée sur un site web, ces informations sont également fournies au moyen de celui-ci.
  1° l'entreprise qui assure en Belgique les distributions aux participants, la vente ou le rachat des parts, ainsi que la diffusion des informations que l'organisme de placement collectif est tenu de fournir;
  2° des précisions concernant l'enregistrement et la réception des demandes d'émission ou de rachat de parts ou de changement de compartiment en Belgique;
  3° les commissions et frais prélevés en Belgique en cas d'émission ou de rachat de parts ou de changement de compartiment;
  4° le cas échéant, le montant de souscription minimal;
  5° le régime fiscal des revenus ou plus-values obtenus par les investisseurs particuliers;
  Le document reprenant l'information visée à l'alinéa 1er ne doit pas être approuvé par la FSMA.
Art.219. § 1. De artikelen 32 en 33 zijn van toepassing.
  De essentiële beleggersinformatie wordt gebruikt zonder wijzigingen of aanvullingen, afgezien van vertaling.
  § 2. [3 De artikelen 35 tot 43 zijn naar analogie van toepassing op de publicitaire mededelingen die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, voldoet aan de voorwaarden vermeld in Richtlijn 2009/65/EG en is ingeschreven op de lijst als bedoeld in artikel 149 van de wet.]3
  § 3. [1 ...]1
  § 4. Een instelling voor collectieve belegging naar buitenlands recht mag noch de term " gewaarborgd kapitaal " of een gelijkaardige term, noch de term " kapitaalbescherming ", " beschermd kapitaal " of een gelijkaardige term gebruiken in [3 een publicitaire mededeling bedoeld in paragraaf 2]3, tenzij is voldaan aan de voorwaarden bepaald in artikel 138.
  § 5. Een feeder naar buitenlands recht die is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 149 van de wet, moet de in artikel 64, lid 1 van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde informatie verstrekken in een van de landstalen dan wel in een taal die door de FSMA is goedgekeurd. De feeder is verantwoordelijk voor de levering van de vertaling. Deze vertaling vormt een getrouwe weergave van het origineel.
  
Art.219. § 1er. Les articles 32 et 33 sont applicables.
  Les informations clés pour l'investisseur sont utilisées sans adaptation ni ajout, à part leur traduction.
  § 2. [3 Les articles 35 à 43 s'appliquent par analogie aux communications publicitaires qui se rapportent à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif qui relève du droit d'un autre Etat membre de l'Espace économique européen, répond aux conditions énoncées dans la Directive 2009/65/CE et est inscrit sur la liste visée à l'article 149 de la loi.]3
  § 3. [1 ...]1
  § 4. Un organisme de placement collectif de droit étranger ne peut se prévaloir ni du terme " capital garanti " ou d'un terme équivalent, ni du terme " protection du capital " ou " capital protégé " ou d'un terme équivalent, dans [3 une communication publicitaire visée au paragraphe 2]3, sauf si les conditions prévues à l'article 138 sont remplies.
  § 5. Un feeder de droit étranger qui est inscrit sur la liste visée à l'article 149 de la loi, doit fournir les informations visées à l'article 64, paragraphe 1, de la Directive 2009/65/CE dans l'une des langues nationales ou dans une langue acceptée par la FSMA. Le feeder est responsable de la réalisation de la traduction. Cette traduction est le reflet fidèle de l'original.
  
Art.220. De artikelen 191, 192, 198, 205 en 206, § 1 zijn toepasselijk met betrekking tot de verhandeling van de rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging in België.
  De financiële bemiddelaars die instaan voor de verhandeling van de rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging in België mogen geen andere provisies of kosten aanrekenen dan deze die worden bedoeld in artikel 117, § 1, 2° en 3°, § 2, 2° en 3°, § 3, 2°.
  De instelling voor collectieve belegging maakt de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming bekend in één of meer in België uitgegeven dagbladen of op een andere door de FSMA aanvaarde wijze.
  Indien verschillende categorieën van rechten van deelneming in België openbaar worden aangeboden, wordt de netto-inventariswaarde van deze rechten van deelneming, uitgedrukt in de betrokken munteenheid, per categorie gepubliceerd volgens de modaliteiten bepaald in het voorgaande lid.
Art.220. Les articles 191, 192, 198, 205 et 206, § 1er sont applicables en ce qui concerne la commercialisation des parts de l'organisme de placement collectif en Belgique.
  Les intermédiaires financiers qui assurent la commercialisation des parts de l'organisme de placement collectif en Belgique ne peuvent pas prélever de commissions ou frais autres que ceux visés à l'article 117, § 1er, 2° et 3°, § 2, 2° et 3°, et § 3, 2°.
  L'organisme de placement collectif publie la valeur nette d'inventaire des parts dans un ou plusieurs quotidiens diffusés en Belgique ou par un autre moyen de publication accepté par la FSMA.
  Si plusieurs catégories de parts sont offertes publiquement en Belgique, la valeur nette d'inventaire de ces parts, exprimée dans la devise concernée, est publiée par catégorie, selon les modalités prévues à l'alinéa précédent.
HOOFDSTUK II.
CHAPITRE II.
Afdeling I.
Section Ire.
Afdeling II.
Section II.
TITEL IV. - Wijzigingsbepalingen en diverse bepalingen
TITRE IV. - Dispositions modificatives et diverses
Art.226. § 1. In artikel 2, 35° van de wet van 2 augustus 2002, worden de woorden " deel III van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles " vervangen door de woorden " deel III van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles ".
  § 2. In artikel 26, eerste lid, 5° van voormelde wet, worden de woorden " artikel 3, 10° van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles " vervangen door de woorden " artikel 3, 23° van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles ".
  § 3. In artikel 121, § 1, eerste lid van de voormelde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de bepaling onder 4°, gewijzigd bij de wet van 22 juli 2004, de wet van 22 februari 2006, de wet van 1 april 2007, de wet van 22 december 2009, het koninklijk besluit van 25 maart 2003 en het Koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden " van de artikelen 90, 91, 96, 131, derde lid, 132, tweede lid, 135, 136 derde lid en 202 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles " vervangen door de woorden " van de artikelen 110, 115, 151, 155, § 1, derde lid, 157, tweede lid, 165, § 1, eerste lid, 166, § 1, derde lid en § 3, en 255 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles ";
  2° in de bepaling onder 5°, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2004, worden de woorden " van de artikelen 60, 61, tweede lid, 131, derde lid, 135 en 136, derde lid van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles " vervangen door de woorden " van de artikelen 68, 69, tweede lid, 155, § 1, derde lid, 165, § 1, eerste lid en 166 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles ".
  § 4. In artikel 122 van de voormelde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de bepaling onder 21°, laatstelijk gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden " artikel 30 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles " vervangen door de woorden " artikel 32 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles " en worden de woorden " artikel 130 of artikel 134, § 1, tweede lid van de voormelde wet van 20 juli 2004 " vervangen door de woorden " artikel 162, § 2, tweede lid van de voormelde wet van 3 augustus 2012 ";
  2° in de bepaling onder 22°, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2004, worden de woorden " de artikelen 33, 35, eerste lid, artikel 43, § 3, eerste lid, 45, tweede lid, of 49, derde lid, van de voormelde wet van 20 juli 2004 " vervangen door de woorden " de artikelen 34, 36, eerste lid, 45, eerste lid, 47, tweede lid of 51, vierde lid, van de voormelde wet van 3 augustus 2012 ";
  3° in de bepaling onder 23°, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden " artikel 92, § 1, tweede lid, 3° en 6°, artikel 132 en artikel 134, § 2, van de voormelde wet van 20 juli 2004 " vervangen door de woorden " artikel 111, § 1, tweede lid, 3° en 6°, artikel 157 en artikel 164 van de voormelde wet van 3 augustus 2012 ";
  4° in de bepaling onder 24°, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2004, worden de woorden " de artikelen 143 en 144 van de voormelde wet van 20 juli 2004 " vervangen door de woorden " de artikelen 191 en 192 van de voormelde wet van 3 augustus 2012 " en de woorden " het eerste lid van het voormelde artikel 143 " vervangen door de woorden " het eerste lid van het voormelde artikel 191 ";
  5° in de bepaling onder 25°, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2004, worden de woorden " het derde lid van artikel 175 van de voormelde wet van 20 juli 2004 " vervangen door de woorden " het derde lid van artikel 227 van de voormelde wet van 3 augustus 2012 ";
  6° in de bepaling onder 26°, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden " artikel 197, § 1, tweede lid, 1°, 1° bis, 2°, 3° en 4° van de voormelde wet van 20 juli 2004 " vervangen door de woorden " artikel 250, § 1, tweede lid, 1°, 1° bis, 2°, 3° en 4° van de voormelde wet van 3 augustus 2012 ".
Art.226. § 1er. A l'article 2, 35° de la loi du 2 août 2002, les mots " partie III de la loi du 20 juillet 2004 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement " sont remplacés par les mots " partie III de la loi du 3 août 2012 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement ".
  § 2. A l'article 26, alinéa 1er, 5° de la loi précitée, les mots " article 3, 10° de la loi du 20 juillet 2004 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement " sont remplacés par les mots " article 3, 23° de la loi du 3 août 2012 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement ".
  § 3. A l'article 121, § 1er, alinéa 1er de la loi précitée, les modifications suivantes sont apportées :
  1° au 4°, tel que modifié par la loi du 22 juillet 2004, la loi du 22 février 2006, la loi du 1er avril 2007, la loi du 22 décembre 2009, l'arrêté royal du 25 mars 2003 et l'arrêté royal du 3 mars 2011, les mots " des articles 90, 91, 96, 131, alinéa 3, 132, alinéa 2, 135, 136, alinéa 3 et 202 de la loi du 20 juillet 2004 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement " sont remplacés par les mots " des articles 110, 115, 151, 155, § 1er, alinéa 3, 157, alinéa 2, 165, § 1er, alinéa 1er, 166, § 1er, alinéa 3 et § 3, et 255 de la loi du 3 août 2012 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement ";
  2° au 5°, inséré par la loi du 22 juillet 2004, les mots " des articles 60, 61, alinéa 2, 131, alinéa 3, 135 et 136, alinéa 3 de la loi du 20 juillet 2004 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement " sont remplacés par les mots " des articles 68, 69, alinéa 2, 155, § 1er, alinéa 3, 165, § 1er, alinéa 1er et 166 de la loi du 3 août 2012 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement ".
  § 4. A l'article 122 de la loi précitée, les modifications suivantes sont apportées :
  1° au 21°, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 3 mars 2011, les mots " de l'article 30 de la loi du 20 juillet 2004 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement " sont remplacés par les mots " de l'article 32 de la loi du 3 août 2012 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement " et les mots " de l'article 130 ou de l'article 134, § 1er, alinéa 2 de la loi du 20 juillet 2004 précitée " sont remplacés par les mots " de l'article 162, § 2, alinéa 2 de la loi du 3 août 2012 précitée ";
  2° au 22°, inséré par la loi du 22 juillet 2004, les mots " des articles 33, 35, alinéa 1er, 43, § 3, alinéa 1er, 45, alinéa 2 ou 49, alinéa 3, de la loi du 20 juillet 2004 précitée " sont remplacés par les mots " des articles 34, 36, alinéa 1er, 45, alinéa 1er, 47, alinéa 2 ou 51, alinéa 4 de la loi du 3 août 2012 précitée ";
  3° au 23°, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 3 mars 2011, les mots " de l'article 92, § 1er, alinéa 2, 3° et 6°, de l'article 132 et l'article 134, § 2 de la loi du 20 juillet 2004 précitée " sont remplacés par les mots " de l'article 111, § 1er, alinéa 2, 3° et 6°, de l'article 157 et de l'article 164 de la loi du 3 août 2012 précitée ";
  4° au 24°, inséré par la loi du 22 juillet 2004, les mots " des articles 143 et 144 de la loi du 20 juillet 2004 précitée " sont remplacés par les mots " des articles 191 et 192 de la loi du 3 août 2012 précitée " et les mots " l'alinéa 1er de l'article 143 précité " sont remplacés par les mots " l'alinéa 1er de l'article 191 précité ";
  5° au 25°, inséré par la loi du 22 juillet 2004, les mots " l'alinéa 3 de l'article 175 de la loi du 20 juillet 2004 précitée " sont remplacés par les mots " l'alinéa 3 de l'article 227 de la loi du 3 août 2012 précitée ";
  6° au 26°, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 3 mars 2011, les mots " de l'article 197, § 1er, alinéa 2, 2°, 3° et 4°, de la loi du 20 juillet 2004 précitée " sont remplacés par les mots " de l'article 250, § 1er, alinéa 2, 1°, 1° bis, 2°, 3° et 4° de la loi du 2 août 2012 précitée ".
Art.227. [1 De openbare instellingen voor collectieve belegging, die erkend zijn overeenkomstig artikel 145/16 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, en die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG voegen de vermelding "pensioenspaarfonds" toe aan hun naam.]1
  [1 ...]1.
  
Art.227. [1 Les organismes de placement collectif publics qui sont agréés conformément à l'article 145/16 du Code des impôts sur les revenus 1992 et qui répondent aux conditions de la directive 2009/65/CE font suivre leur dénomination de la mention "fonds d'épargne-pension".]1
  [1 ...]1.
  
Art.228. § 1. In artikel 27, § 2, van het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste en het tweede lid worden vervangen als volgt :
  " Instellingen voor collectieve belegging mogen voor de rechten van deelneming waarbij de in artikel 8 van de wet bedoelde netto-opbrengst wordt uitgekeerd, alleen dan tot de uitkering van een dividend overgaan als
  1° dit dividend minder bedraagt dan of gelijk is aan het te bestemmen resultaat; of
  2° dit dividend niet meer bedraagt dan het hoogste van de volgende drie bedragen :
  a) een specifiek bedrag dat conform de fiscale bepalingen moet worden uitgekeerd, ofwel;
  b) de tijdens het boekjaar daadwerkelijk ontvangen interesten, dividenden en gerealiseerde meerwaarden die voortkomen uit de beleggingen van de instelling voor collectieve belegging, ofwel;
  c) een specifiek bedrag waarvan een in dit punt bedoelde instelling voor collectieve belegging de uitkering vooropstelt overeenkomstig haar beleggingsdoelstelling die in het prospectus wordt uiteengezet. Dit punt is van toepassing op de instellingen voor collectieve belegging die de beleggers op bepaalde vooraf bepaalde data op een algoritme gebaseerde volledige terugbetalingen verstrekken die verband houden met de resultaten van financiële activa, indexen of referentieportefeuilles of met de totstandkoming van prijswijzigingen of andere voorwaarden met betrekking tot die financiële activa, indexen of referentieportefeuilles, dan wel instellingen voor collectieve belegging met vergelijkbare kenmerken;
  2° in het derde lid, eerste streepje, wordt het woord " negatief " vervangen door het woord " ontoereikend ".
  § 2. In Hoofdstuk II, Deel 1, Afdeling 2 van de bijlage bij voormeld koninklijk besluit, wordt een punt 2.1.10 ingevoegd, met als titel " Bijzondere informatie in geval van master-feederconstructie ", luidende :
  " Voor een feeder wordt de plaats vermeld waar de halfjaarlijkse en de jaarverslagen van de master kunnen worden verkregen. "
  § 3. In Hoofdstuk II, Deel 1, Afdeling 2, punt 2.5.6 van de bijlage bij voormeld koninklijk besluit, wordt het eerste streepje vervangen als volgt :
  " Indien het compartiment ten minste een jaar eerder is gelanceerd, vermelding van de lopende kosten, berekend overeenkomstig de bepalingen van Verordening 583/2010 van de Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt. De lopende kosten worden berekend op de datum van afsluiting van het boekjaar of halfjaar. Tevens worden alle kosten die niet in de lopende kosten zijn verrekend, opgenomen waaronder voor zover gekend, de vermelding van de transactiekosten. Voor een feeder bevat het jaarverslag een verklaring over de totale kosten van de feeder en de master. "
Art.228. § 1. Dans l'article 27, § 2 de l'arrêté royal du 10 novembre 2006 relatif à la comptabilité, aux comptes annuels et aux rapports périodiques de certains organismes de placement collectif publics à nombre variable de parts, les modifications suivantes sont apportées :
  1° les alinéas 1er et 2 sont remplacés par ce qui suit :
  " Les organismes de placement collectif ne peuvent, dans le cas de parts dont le produit net tel que visé à l'article 8 de la loi est distribué, procéder à la distribution d'un dividende que si
  1° celui-ci est inférieur ou égal au resultat à affecter; ou
  2° le dividende n'excède pas le plus élevé des trois montants suivants :
  a) soit le montant spécifique qui doit être distribué conformément aux dispositions fiscales;
  b) soit le montant des intérêts, dividendes et plus-values réalisées qui provient des placements de l'organisme de placement collectif et qui a été réellement perçu par ce dernier au cours de l'exercice;
  c) soit le montant spécifique qu'un organisme de placement collectif, visé au présent point, prévoit de distribuer conformément à son objectif d'investissement décrit dans le prospectus. Sont visés au présent point, les organismes de placement collectif qui fournissent aux investisseurs, à certaines dates prédéterminées, des rémunérations dont le calcul est fondé sur un algorithme et qui sont liées à la performance ou à l'évolution du prix d'actifs financiers, d'indices ou de portefeuilles de référence ou à la réalisation d'autres conditions concernant ces actifs financiers, indices ou portefeuilles de référence, ou des organismes de placement collectif ayant des caractéristiques similaires.
  2° dans l'alinéa 3, premier tiret, le mot " négatif " est remplacé par le mot " insuffisant ".
  § 2. Au Chapitre II, Partie I, Section 2 de l'annexe à l'arrêté royal précité, il est inséré un point 2.1.10, intitulé " Informations particulières en cas de structure master feeder ", rédigé comme suit :
  " En ce qui concerne les feeders, la manière dont les rapports annuels et semestriels du master peuvent être obtenus est mentionnée. "
  § 3. Au Chapitre II, Partie I, Section 2, point 2.5.6 de l'annexe à l'arrêté royal précité, le premier tiret est remplacé par ce qui suit :
  " Si la date de lancement du compartiment remonte à au moins un an, indication des frais courants, calculés conformément aux dispositions du Règlement 583/2010 de la Commission du 1er juillet 2010 mettant en oeuvre la Directive 2009/65/CE du Parlement européen et du Conseil en ce qui concerne les informations clés pour l'investisseur et les conditions à remplir lors de la fourniture des informations clés pour l'investisseur ou du prospectus sur un support durable autre que le papier ou au moyen d'un site web. Les frais courants sont calculés à la date de clôture de l'exercice ou du semestre. Sont également indiqués tous les coûts non inclus dans les frais courants, y compris les frais de transaction, pour autant qu'ils soient disponibles. Le rapport annuel du feeder mentionne les frais totaux du feeder et du master. "
TITEL V. - Overgangsbepalingen en inwerkingtreding
TITRE V. - Dispositions transitoires et entrée en vigueur
Art.229. In afwijking van artikel 168, bevat tot en met 31 december 2013 de oproeping tot de algemene vergadering van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging, onverminderd de toepassing van de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en de bepalingen van het beheerreglement of de statuten, tevens de volgende gegevens :
  1° een bondige weergave van de achtergrond en redenen van de voorgenomen herstructurering;
  2° een vermelding van de overeenkomstig artikel 196 voorgenomen schorsing van de bepaling van de netto-inventariswaarde evenals van de uitvoering van aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming en tot compartimentswijziging;
  3° een vermelding van de in artikel 179 bedoelde mogelijkheid tot inkoop, terugbetaling of, zo mogelijk, omzetting van de rechten van deelneming in de betrokken instelling voor collectieve belegging alsook van de in artikel 181, § 3, bedoelde mogelijkheid tot kosteloze terugbetaling van fracties van rechten van deelneming en de modaliteiten ervan;
  4° een vermelding van de persoon aan wie de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging, in voorkomend geval voor het compartiment, de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 22°, a), van de wet hebben toevertrouwd en, voor zover mogelijk en in voorkomend geval per klasse van rechten van deelneming, een vergelijking tussen de beleggingspolitiek, de kosten bedoeld bij artikel 117, § 3, 1° en 2°, de lopende kosten over de laatste 12 maanden en het gemiddelde cumulatieve rendement, uitgedrukt op jaarbasis en met vermelding of provisies en kosten ten laste van de deelnemers in rekening werden gebracht, over een periode van 1, 3, 5 en 10 jaar van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging;
  5° een aanduiding van de plaats waar de in artikel 173 bedoelde informatie kosteloos verkrijgbaar wordt gesteld voor het publiek.
  Behalve in het geval bedoeld in het derde lid, wordt deze oproeping gepubliceerd ten minste 30 dagen voor de uiterste datum voor het aanvragen van een inkoop of terugbetaling, of indien van toepassing een omzetting, uit hoofde van artikel 179.
  Indien de instelling voor collectieve belegging kan aantonen dat er geen rechten van deelneming aan toonder bestaan of dat de in artikel 173 bedoelde informatie ook tijdig wordt bezorgd aan iedere houder van rechten van deelneming aan toonder volgens de modaliteiten vermeld in artikel 177, dienen de elementen bedoeld in het eerste lid, 1° tot 4° niet te worden opgenomen in de oproeping.
  De FSMA kan, gelet op de omstandigheden, bijkomende publicatiemodaliteiten voor het oproepingsbericht opleggen.
Art.229. Par dérogation à l'article 168, la convocation à l'assemblée générale des organismes de placement collectif concernés par la restructuration comporte également, jusqu'au 31 décembre 2013 inclus, sans préjudice de l'application des dispositions du Code des sociétés et des dispositions du règlement de gestion ou des statuts, les éléments suivants :
  1° un exposé succinct du contexte et de la motivation de la restructuration envisagée;
  2° la mention de la suspension envisagée, conformément à l'article 196, de la détermination de la valeur nette d'inventaire ainsi que de l'exécution des demandes d'émission et de rachat des parts et de changement de compartiment;
  3° la mention de la possibilité, visée à l'article 179, de rachat, de remboursement ou, le cas échéant, de conversion des parts de l'organisme de placement collectif concerné, ainsi que de la possibilité, visée à l'article 181, § 3, de remboursement sans frais de fractions de parts, et les modalités qui s'y rattachent;
  4° la mention de la personne à laquelle les organismes de placement collectif concernés par la restructuration ont, le cas échéant pour le compartiment, confié les fonctions de gestion d'organismes de placement collectif, visées à l'article 3, 22°, a), de la loi, et, dans la mesure du possible, le cas échéant par classe de parts, une comparaison entre la politique de placement, les frais visés à l'article 117, § 3, 1° et 2°, les frais courants sur les 12 derniers mois et la performance moyenne cumulée, exprimée sur base annuelle et indiquant si les commissions et frais mis à charge des participants ont été pris en compte, sur une période de 1, 3, 5 et 10 ans, des organismes de placement collectif concernés par la restructuration;
  5° une indication du lieu où les informations visées à l'article 173 peuvent être obtenues gratuitement par le public.
  Sauf dans le cas visé à l'alinéa 3, cette convocation est publiée au moins trente jours avant la date ultime de demande de rachat ou de remboursement ou, le cas échéant, de conversion au titre de l'article 179.
  Si l'organisme de placement collectif peut démontrer qu'il n'existe pas de parts au porteur ou que les informations visées à l'article 173 sont également fournies en temps utile à chaque détenteur de parts au porteur selon les modalités prévues à l'article 177, les éléments visés à l'alinéa 1er, 1° à 4°, ne doivent pas être repris dans la convocation.
  La FSMA peut, eu égard aux circonstances, imposer des modalités de publication complémentaires pour l'avis de convocation.
Art.230. In afwijking van artikel 177, eerste lid, zijn tot en met 31 december 2013 de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging enkel verplicht om de in artikel 173 bedoelde informatie op papier of op een andere [1 duurzame gegevensdrager]1 te verstrekken aan de houders van rechten van deelneming die gedematerialiseerd of op naam zijn, onverminderd de mogelijkheid om die informatie aldus ook te bezorgen aan houders van rechten van deelneming aan toonder.
  
Art.230. Par dérogation à l'article 177, alinéa 1er, les organismes de placement collectif concernés par la restructuration sont, jusqu'au 31 décembre 2013 inclus, uniquement tenus de fournir les informations visées à l'article 173 sur papier ou sur un autre support durable aux détenteurs de parts dématérialisées ou nominatives, sans préjudice de la possibilité de fournir ces informations également aux détenteurs de parts au porteur.
Art.231. In afwijking van artikel 178 kan tot en met 31 december 2013 een instelling voor collectieve belegging enkel gebruik maken van de mogelijkheid bedoeld in dat artikel indien zij kan aantonen dat er geen rechten van deelneming aan toonder bestaan of dat de in artikel 173 bedoelde informatie ook tijdig wordt bezorgd aan iedere houder van rechten van deelneming aan toonder volgens de modaliteiten vermeld in artikel 177.
Art.231. Par dérogation à l'article 178, un organisme de placement collectif peut, jusqu'au 31 décembre 2013 inclus, faire usage de la possibilité visée dans cet article uniquement s'il peut démontrer qu'il n'existe pas de parts au porteur ou que les informations visées à l'article 173 sont également fournies en temps utile à tout détenteur de parts au porteur selon les modalités prévues à l'article 177.
Art.232. Niettegenstaande artikel 235 zijn de artikelen 86 tot 95 van voornoemd koninklijk besluit van 4 maart 2005 van toepassing op de herstructureringen van instellingen voor collectieve belegging en van compartimenten van beleggingsvennootschappen in verband waarmee de kennisgeving en het volledige dossier als bedoeld in artikel 89 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 bij de FSMA werden ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art.232. Nonobstant l'article 235, les articles 86 à 95 de l'arrêté royal du 4 mars 2005 précité s'appliquent aux opérations de restructuration d'organismes de placement collectif et de compartiments de sociétés d'investissement pour lesquelles l'avis accompagné d'un dossier complet, prévu à l'article 89 de l'arrêté royal du 4 mars 2005 a été adressé à la FSMA avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art.234. § 1. Artikel 117, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 blijft van toepassing op de instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht die hun rechten van deelneming in België verhandelen en waarop in hun land van herkomst een overgangsregeling conform artikel 118, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG wordt toegepast, zolang die overgangsregeling aldus op hen wordt toegepast en in elk geval tot uiterlijk 30 juni 2012.
  § 2. Tot 30 juni 2012 mag de aan de deelnemers van de op te slorpen of te splitsen instelling voor collectieve belegging of van de inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging krachtens artikel 173, § 2, verstrekte informatie een bijgewerkte versie omvatten van het vereenvoudigd prospectus dat de verkrijgende instelling voor collectieve belegging verspreidt, indien op hen een overgangsregeling conform artikel 118, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG wordt toegepast. De verwijzingen naar de essentiële beleggersinformatie in artikel 173, § 2 moeten in dat geval als verwijzingen naar het vereenvoudigd prospectus worden geïnterpreteerd.
  § 3. In de artikelen 88 tot 114 moeten de verwijzingen naar de essentiële beleggersinformatie als verwijzingen naar het vereenvoudigd prospectus worden geïnterpreteerd, indien op de master of de feeder een overgangsregeling conform artikel 118, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG wordt toegepast, en in elk geval tot uiterlijk 30 juni 2012.
Art.234. § 1er. L'article 117, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté royal du 4 mars 2005 reste applicable aux organismes de placement collectif de droit étranger qui commercialisent leurs parts en Belgique et à qui un régime transitoire conforme à l'article 118, § 2 de la Directive 2009/65/CE est appliqué dans leur pays d'origine, aussi longtemps que ce régime transitoire leur est ainsi appliqué et en toute hypothèse au plus tard jusqu'au 30 juin 2012.
  § 2. Jusqu'au 30 juin 2012, les informations fournies aux participants de l'organisme de placement collectif à absorber ou à scinder ou de l'organisme de placement collectif apporteur ou transférant en vertu de l'article 173, § 2 peuvent contenir une version actualisée du prospectus simplifié diffusé par l'organisme de placement collectif bénéficiaire, si un régime transitoire conforme à l'article 118, § 2 de la Directive 2009/65/CE leur est appliqué. Dans ce cas, les références de l'article 173, § 2 aux informations clés pour l'investisseur se lisent comme des références au prospectus simplifié.
  § 3. Dans les articles 88 à 114, les références aux informations clés pour l'investisseur se lisent comme des références au prospectus simplifié, dans le cas où un régime transitoire conforme à l'article 118, § 2 de la Directive 2009/65/CE est appliqué au master ou au feeder et en toute hypothèse au plus tard jusqu'au 30 juin 2012.
Art.235. Het voormeld koninklijk besluit van 4 maart 2005 wordt opgeheven.
Art.235. L'arrêté royal du 4 mars 2005 précité est abrogé.
Art.236. De minister bevoegd voor Financiën en de minister bevoegd voor Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.236. Le ministre qui a les Finances dans ses attributions et le ministre qui a l'Economie dans ses attributions sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage A. - Inhoud van het prospectus
  I. Voorstelling van de instelling voor collectieve belegging
  1. Gegevens met betrekking tot het gemeenschappelijk beleggingsfonds
  1.1. Naam.
  1.2. Oprichtingsdatum van het gemeenschappelijk beleggingsfonds. Duur, indien die beperkt is.
  1.3. Bij een gemeenschappelijk beleggingsfonds met verschillende compartimenten, vermelding van de gecommercialiseerde compartimenten.
  1.4. Eventuele categorieën van rechten van deelneming die worden gecreëerd overeenkomstig artikel 8, § § 1, en 2, 1° en/of 3°, van de wet.
  In de in artikel 6, § 1, 2° en 3°, bedoelde gevallen, vaststelling van de objectieve criteria die worden gehanteerd om bepaalde personen toe te laten om in te schrijven op een categorie van rechten van deelneming die op één of meerdere punten geniet van een gunstiger regime dan één of meerdere andere categorieën van rechten van deelneming, dan wel om dergelijke rechten van deelneming te verwerven. Vermelding van de schikkingen die worden getroffen zodat steeds kan worden nagegaan of de personen die hebben ingeschreven op rechten van deelneming van een categorie die op één of meerdere punten geniet van een gunstiger regime, dan wel dergelijke rechten van deelneming hebben verworven, aan de gestelde criteria voldoen.
  1.5. Naam van de commissaris, aangesteld overeenkomstig artikel 101, § 1, van de wet. Indien een erkende revisorenvennootschap als commissaris is aangesteld, naam van deze revisorenvennootschap en de naam van de erkende revisor die haar vertegenwoordigt.
  2. Gegevens met betrekking tot de beheervennootschap, met de vermelding of de beheervennootschap gevestigd is in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de instelling voor collectieve belegging
  2.1. Naam, rechtsvorm, zetel van de vennootschap en hoofdkantoor indien afwijkend van de zetel van de vennootschap.
  2.2. Oprichtingsdatum van de vennootschap. Duur, indien die beperkt is.
  2.3. Indien de beheervennootschap het beheer waarneemt van andere gemeenschappelijke beleggingsfondsen overeenkomstig artikel 35 van de wet of is aangesteld door andere beleggingsvennootschappen overeenkomstig artikel 44 van de wet de betrokken instellingen voor collectieve belegging vermelden.
  2.4. Naam en functie van de bestuurders en van de natuurlijke personen aan wie de effectieve leiding is toevertrouwd. Vermelding van de voornaamste andere werkzaamheden uitgeoefend door de betrokken natuurlijke personen, indien deze van belang zijn voor de vennootschap.
  2.5. Naam van de commissaris en, in voorkomend geval, van de plaatsvervangende commissarissen, aangesteld overeenkomstig artikel 242 van de wet. Indien een erkende revisorenvennootschap als commissaris is aangesteld, naam van deze revisorenvennootschap en de naam van de erkende revisor die haar vertegenwoordigt.
  2.6. Bedrag van het kapitaal waarop werd ingeschreven en het gestorte gedeelte van het kapitaal.
  2.7. Beheertaken die de beheervennootschap, overeenkomstig artikel 202, § 1, van de wet, aan een derde heeft toevertrouwd. Identiteit van de betrokken derde.
  3. Gegevens met betrekking tot de beleggingsvennootschap
  3.1. Naam, rechtsvorm, zetel van de vennootschap en hoofdkantoor, indien afwijkend van de zetel van de vennootschap.
  3.2. Oprichtingsdatum van de vennootschap. Duur, indien die beperkt is.
  3.3. Bij een beleggingsvennootschap met verschillende compartimenten, vermelding van de gecommercialiseerde compartimenten.
  3.4. Eventuele categorieën van rechten van deelneming die worden gecreëerd overeenkomstig artikel 8, § § 1 en 2, 1° en/of 2°, van de wet.
  In de in artikel 6, § 1, 2° en 3°, bedoelde gevallen, vaststelling van de objectieve criteria die worden gehanteerd om bepaalde personen toe te laten om in te schrijven op een categorie van rechten van deelneming die op één of meerdere punten geniet van een gunstiger regime dan één of meerdere andere categorieën van rechten van deelneming, dan wel om dergelijke rechten van deelneming te verwerven. Vermelding van de schikkingen die worden getroffen zodat steeds kan worden nagegaan of de personen die hebben ingeschreven op rechten van deelneming van een categorie die op één of meerdere punten geniet van een gunstiger regime, dan wel dergelijke rechten van deelneming hebben verworven, aan de gestelde criteria voldoen.
  3.5. Naam en functie van de bestuurders en van de natuurlijke personen aan wie de effectieve leiding is toevertrouwd. Vermelding van de voornaamste andere werkzaamheden uitgeoefend door de betrokken natuurlijke personen, indien deze van belang zijn voor de vennootschap.
  3.6. Naam van de commissaris, aangesteld overeenkomstig artikel 101, § 1, van de wet, en, in voorkomend geval, van de plaatsvervangende commissarissen, aangesteld overeenkomstig artikel 101, § 2, van de wet. Indien een erkende revisorenvennootschap als commissaris is aangesteld, naam van deze revisorenvennootschap en de naam van de erkende revisor die haar vertegenwoordigt.
  3.7. Kapitaal
  3.8. Indien de beleggingsvennootschap overeenkomstig artikel 44, § 1, van de wet een beheervennootschap heeft aangesteld, vermelding van deze omstandigheid en vermelding van de gegevens bedoeld sub 2. voor de betrokken beheervennootschap.
  3.9. Beheertaken die de beleggingsvennootschap, overeenkomstig artikel 42, § 1, van de wet, aan een derde heeft toevertrouwd. Identiteit van de betrokken derde.
  4. [1 Gegevens met betrekking tot de bewaarder
   4.1. De identiteit van de bewaarder van de instelling voor collectieve belegging en een omschrijving van zijn taken, alsmede van belangenconflicten die kunnen ontstaan.
   4.2. Een beschrijving van alle door de bewaarder gedelegeerde bewaartaken, de lijst van de gedelegeerden en subgedelegeerden en eventuele belangenconflicten die uit dergelijke delegaties kunnen voortvloeien.
   4.3. een verklaring dat actuele informatie met betrekking tot de punten 4.1 en 4.2 op verzoek aan beleggers ter beschikking zal worden gesteld.]1

  5. Varia
  5.1. Financiële groep die de instelling voor collectieve belegging promoot.
  5.2. Persoon of respectieve personen op wie de verbintenissen bedoeld bij de artikelen 115, § 3, derde lid, 149, 152, 156, 157, § 1, derde lid, 165, 179, derde lid, en 180, derde lid, rusten.
  II. Beleggingsgegevens
  1. Omschrijving van het doel van de instelling voor collectieve belegging en inzonderheid :
  1.1. een adequate beschrijving van de resultaten die met iedere belegging van de instelling voor collectieve belegging worden beoogd, met inbegrip van de financiële doelstellingen (bij voorbeeld kapitaalgroei of inkomsten);
  1.2. een duidelijke vermelding van het bestaan van een kapitaalwaarborg of kapitaalbescherming in de zin van artikel 138, of van enige andere garantie of bescherming die door derden wordt geboden. Vermelding van de identiteit en de kredietwaardigheid van de persoon die de waarborg verstrekt of beschrijving van het financieel mechanisme dat erop gericht is de kapitaalbescherming te verlenen en de modaliteiten ervan, bedrag per recht van deelneming waarop de garantie of de bescherming slaat, modaliteiten en uitoefeningsvoorwaarden van de garantie, eventuele beperkingen op de garantie of bescherming alsmede, in geval van een kapitaalbescherming, een waarschuwing dat geen formele waarborg werd verleend aan de instelling voor collectieve belegging of haar deelnemers;
  1.3. in voorkomend geval, een verklaring dat de instelling voor collectieve belegging zich voorneemt om één of meer indices te volgen, vermelding van de betrokken indices en in hoever er tracking wordt toegepast.
  2. Beleggingsbeleid van de instelling voor collectieve belegging.
  2.1. Categorieën activa waarin de instelling voor collectieve belegging mag beleggen. Omschrijving van de toegelaten derivatentransacties.
  2.2. Aan het beleggingsbeleid gestelde grenzen en vermelding van technieken en instrumenten of van de bevoegdheid om ontleningen aan te gaan die bij het beheer van de instelling voor collectieve belegging kunnen worden gebruikt.
  2.3. Voor zover van betekenis en relevant, nadere preciseringen van het beleggingsbeleid :
  a) of de instelling voor collectieve belegging een bepaalde strategie heeft ten aanzien van bepaalde industriële, geografische of andere marktsectoren of specifieke categorieën van activa, bijvoorbeeld beleggingen in de financiële instrumenten van opkomende landen;
  b) in voorkomend geval, een waarschuwing dat het feit dat de samenstelling van de portefeuille weliswaar voldoet aan algemene, wettelijke en statutaire voorschriften en beperkingen, niet verhindert dat een risicoconcentratie kan ontstaan in bepaalde kleinere categorieën van activa of economische en geografische sectoren;
  c) indien de instelling voor collectieve belegging in obligaties of schuldinstrumenten belegt, vermelding of de obligaties of schuldinstrumenten worden uitgegeven door bedrijven of door de overheid, looptijd en ratingvereisten van de obligaties en schuldinstrumenten;
  d) of de wijze van beheer, dan wel de referentie voor de berekening van de prestatievergoeding van de instelling voor collectieve belegging eventueel op een benchmark zal worden afgestemd; in het bijzonder of de instelling voor collectieve belegging erop gericht is een index te volgen, met vermelding van de strategie die hiertoe zal worden gevolgd;
  e) of de instelling voor collectieve belegging zich voorneemt om een aanmerkelijk deel van de portefeuille te beleggen in financiële instrumenten waarvan de waarde en/of het rendement afhangt van de evolutie van één of meerdere andere activa, die zelf niet als toegelaten belegging kunnen worden gekwalificeerd, onverminderd de toepassing van de beleggingsregels vermeld in het besluit; vermelding van het mogelijke effect van dergelijke beleggingen op het risicoprofiel van de instelling voor collectieve belegging;
  f) indien de instelling voor collectieve belegging zich voorneemt om contracten af te sluiten die financiële derivaten uitmaken en betrekking hebben op een kredietrisico, verduidelijking van de kenmerken van de (mogelijke) partijen op wie de instelling voor collectieve belegging een kredietrisico loopt;
  g) voor een instelling voor collectieve belegging bedoeld bij artikel 84, vermelding van de strategieën van de hedge funds waarin rechtstreeks of onrechtstreeks wordt belegd en beschrijving van de voorwaarden opdat deze strategie succesvol zou zijn;
  h) voor een feeder :
  - verklaring dat de feeder een feeder van een bepaalde master is en als zodanig steeds ten minste 85 % van haar activa belegt in rechten van deelneming van deze master;
  - of de resultaten van de feeder en de master identiek zijn, dan wel in welke mate en waarom zij van elkaar afwijken;
  - een korte beschrijving van de master, haar structuur en haar beleggingsdoelstelling en -beleid, waaronder het risicoprofiel, en een vermelding hoe het prospectus van de master kan worden verkregen.
  2.4. Opvallende vermeldingen :
  a) Inzake de toegelaten derivatentransacties wordt op opvallende wijze vermeld of het gebruik van derivaten dient voor risicodekking dan wel ter verwezenlijking van beleggingsdoelstellingen, alsmede het mogelijke effect van het gebruik van derivaten op het risicoprofiel.
  b) Vermelding, op opvallende wijze, dat de instelling voor collectieve belegging voornamelijk belegt in één van de categorieën activa, gedefinieerd in artikel 52, § 1, of artikel 70, § 1, met uitzondering van effecten en geldmarktinstrumenten, of dat de instelling voor collectieve belegging een aandelen- of obligatie-index overeenkomstig artikel 63 of artikel 81 volgt.
  c) Vermelding, op opvallende wijze, van een vermoedelijk hoge volatiliteit van de netto-inventariswaarde van de instelling voor collectieve belegging, indien de netto-inventariswaarde, als gevolg van de samenstelling van de portefeuille of de beheertechnieken die gebruikt mogen worden, vermoedelijk dit kenmerk zal hebben.
  d) De instellingen voor collectieve belegging, bedoeld in de artikelen 64 en 82, lassen op een opvallende plaats een zin in, waarin op de toelating bedoeld in de vermelde artikelen wordt gewezen. Indien zij meer dan 35 % van hun activa gaan beleggen of hebben belegd in de effecten en geldmarktinstrumenten van bepaalde staten, plaatselijke besturen en internationale publiekrechtelijke instellingen, vermelden zij de betrokken staten, plaatselijke besturen en internationale publiekrechtelijke instellingen.
  e) Eventuele mogelijkheid tot uitlening van financiële instrumenten. Modaliteiten van de voorgenomen verrichtingen (OTC, gestandaardiseerd systeem dat wordt beheerd door een agent, gestandaardiseerd systeem dat wordt beheerd door een principaal), hun doelstelling alsook de op deze verrichtingen toepasselijke beperkingen indien de raad van bestuur striktere beperkingen heeft vastgesteld dan bepaald in het koninklijk besluit van 7 maart 2006, en de risico's teweeggebracht door deze verrichtingen.
  2.5. Wisselkoersrisico
  a) Beschrijving van de algemene strategie tot dekking van het wisselkoersrisico. Indien de instelling voor collectieve belegging zich voorneemt om te beleggen in activa die zijn uitgedrukt in een andere munteenheid dan de basismunteenheid, informatie of de instelling voor collectieve belegging zich voorneemt om de blootstelling aan het wisselrisico te dekken en, zo ja, in welke mate. Vermelding van de algemene kosten en het wisselkoersrisico inherent aan dit beleid.
  b) Individuele kenmerken van de klassen van rechten van deelneming met dekking van het wisselkoersrisico.
  In geval van de creatie van een klasse van rechten van deelneming waarbij het wisselkoersrisico niet wordt gedekt, verduidelijking dat de bedragen bij uitgifte, compartimentwijziging, inkoop en bij uitkering zullen worden berekend aan de op dat ogenblik geldende wisselkoersen.
  In geval van creatie van een klasse van rechten van deelneming waarbij het wisselkoersrisico wel wordt gedekt, vermelding in welke mate dat het wisselkoersrisico wordt gedekt. Vermelding van het feit dat de kosten en de winst of het verlies inherent aan de indekkingsverrichtingen zullen worden toegewezen aan de betrokken klasse van rechten van deelneming.
  2.6. De informatie, bedoeld in de punten 1. en 2., kan worden samengevoegd in één enkele rubriek mits hierdoor geen verwarring kan ontstaan over de doelstellingen en het beleid van de instelling voor collectieve belegging. De wijze waarop de informatie wordt geordend, kan worden aangepast aan de specifieke beleggingsdoelstellingen en het beleggingsbeleid van de instelling voor collectieve belegging.
  2.7. Verduidelijking in welke mate rekening wordt gehouden met sociale, ethische en milieuaspecten bij de uitvoering van het beleggingsbeleid.
  3. Beoordeling van het risicoprofiel van de instelling voor collectieve belegging;
  3.1. Algemene structuur van de beoordeling van het risicoprofiel :
  a) de mededeling dat de waarde van de beleggingen zowel kan stijgen als kan dalen en dat de beleggers mogelijk minder terugkrijgen dan zij hebben ingelegd;
  b) een tekstuele beschrijving van elk risico dat beleggers kunnen lopen met hun belegging, maar alleen wanneer dit risico van betekenis en relevant is in het licht van de gevolgen en de waarschijnlijkheid ervan.
  3.2. Nadere precisering inzake de tekstuele beschrijving van bepaalde risico's :
  a) De in punt 3.1, onder b), bedoelde beschrijving verschaft een bevattelijke uitleg over ieder risico dat van betekenis en relevant is of kan worden en dat onder meer voortvloeit uit het beleggingsbeleid of de beleggingsstrategie van de instelling voor collectieve belegging in verband met bepaalde markten of activa, zoals :
  - het risico dat de hele markt van of een categorie van activa daalt, waardoor de prijs en de waarde van de activa in portefeuille worden beïnvloed (marktrisico);
  - het risico dat een uitgevende instelling of een tegenpartij in gebreke blijft (kredietrisico);
  - enkel wanneer dit werkelijk relevant is, het risico dat een afwikkeling via een betalingssysteem niet plaatsvindt zoals verwacht, omdat de betaling of levering door een tegenpartij niet of niet in overeenstemming met de initiële voorwaarden plaatsvindt (afwikkelingsrisico);
  - het risico dat een positie niet tijdig tegen een redelijke prijs kan worden geliquideerd (liquiditeitsrisico);
  - het risico dat de waarde van een belegging beïnvloed wordt door wisselkoersschommelingen (wisselkoers- of valutarisico);
  - enkel wanneer dit werkelijk relevant is, het risico van verlies van in bewaring gegeven activa als gevolg van insolvabiliteit, nalatigheid of frauduleuze handelingen van de bewaarnemer of van een onderbewaarnemer (bewaarnemingrisico);
  - risico's die verband houden met een grote concentratie van de beleggingen in bepaalde activa of op bepaalde markten.
  - rendementsrisico, met inbegrip van het feit dat het risico kan variëren naargelang de keuzes van elke instelling voor collectieve belegging, alsmede het bestaan of ontbreken van, dan wel de beperkingen op eventuele waarborgen van derden;
  - risico's voor het kapitaal, met inbegrip van het potentiële risico van erosie als gevolg van inkopen van rechten van deelneming en winstuitkeringen die hoger zijn dan het beleggingsrendement;
  - aan het product zelf te wijten inflexibiliteit (met inbegrip van het risico van voortijdige afkoop) en beperkingen op het overschakelen op andere aanbieders;
  - inflatierisico;
  - onzekerheid over de onveranderlijkheid van externe factoren zoals het belastingregime;
  - eventuele andere risico's.
  b) Om te voorkomen dat een misleidend beeld wordt gegeven van de gelopen risico's, moet de informatie worden geordend volgens het belang ervan. Het belang van de gelopen risico's wordt bepaald op basis van de omvang en relevantie van de risico's, zodat het risicoprofiel van de individuele instelling voor collectieve belegging beter tot uitdrukking komt. De FSMA kan een gelijkwaardige voorstelling van de risico's aanvaarden.
  3.3. Vermelding van het bestaan van een synthetische risico- en opbrengstindicator, berekend overeenkomstig de bepalingen van Verordening 583/2010, en van een verwijzing naar de essentiële beleggersinformatie, waar de meest recente risico- en opbrengstindicator kan worden teruggevonden. Beschrijving van de risico- en opbrengstindicator en de voornaamste beperkingen ervan.
  3.4. Indien de instelling voor collectieve belegging omwille van haar structuur vatbaar is voor blootstelling aan " market timing "-praktijken, vermelding van haar beleid ter zake en vermelding van de beschermings- en/of controlemaatregelen die worden genomen teneinde dergelijke praktijken te ontdekken en te vermijden.
  4. Vermelding dat het historisch rendement van de instelling voor collectieve belegging, berekend volgens de regels bepaald in deel 2 van afdeling I van bijlage B, beschikbaar is in het laatste jaarverslag, voor zover de instelling voor collectieve belegging al minstens één jaar bestaat.
  5. Profiel van het type belegger tot wie de instelling voor collectieve belegging zich richt.
  6. Bijzondere informatie
  6.1. Voor een instelling voor collectieve belegging bedoeld bij de artikelen 63 of 81, vermelding van de regelen die gelden indien de index niet langer beantwoordt aan de in het besluit gestelde voorwaarden.
  6.2. Voor een instelling voor collectieve belegging, bedoeld bij de artikelen 78, § 1, tweede lid, of 84, vermelding van de samenstelling van de betrokken korf, onderliggend aan het instrument dat de instelling voor collectieve belegging hanteert om op vervaldag een bepaald rendement te verkrijgen, en van de regelen die gelden in geval van vervanging van één van de samenstellende waarden van de korf, inzonderheid in het geval dat de marktwaarde van één van de samenstellende waarden niet langer beschikbaar is.
  III. Bedrijfsinformatie
  1. Regels voor de waardering van de activa.
  2. Balansdatum.
  3. Regels inzake vaststelling en uitkering of kapitalisatie van de netto-opbrengsten.
  4. Provisies en kosten
  4.1. Teneinde de beleggers voorzover mogelijk een redelijke schatting te geven van de te verwachten provisies en kosten, een overzicht van de verwachte kostenstructuur en inzonderheid van de provisies en kosten bedoeld in de artikelen 115, § 1, 116, § 2, derde lid, en 117, opgesteld volgens een schema vastgesteld door de FSMA, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de provisies en kosten die ten laste komen van de deelnemers en de provisies en kosten die ten laste komen van de instelling voor collectieve belegging.
  In dit overzicht wordt bovendien de wijze, het bedrag en de berekeningswijze van de vergoedingen, ten laste van de instelling voor collectieve belegging (waaronder de terugbetaalde onkosten) aan de beheervennootschap, de bestuurders en leidinggevende personen van de beleggingsvennootschap, de commissaris, de bewaarder en derden aangegeven.
  Indien het vermogen van de beleggingsvennootschap wordt vertegenwoordigd door verschillende klassen van rechten van deelneming, worden deze provisies en kosten en de hierna volgende preciseringen vermeld per klasse van rechten van deelneming.
  4.2. Lopende kosten en omloopsnelheid van de portefeuille
  - Vermelding dat de lopende kosten, berekend overeenkomstig de bepalingen van Verordening 583/2010, opgenomen zijn in de essentiële beleggersinformatie.
  - Beschrijving van het begrip 'lopende kosten' en opgave van alle kosten die hier niet in zijn verrekend;
  - Tenzij het instellingen voor collectieve belegging bedoeld in de artikelen 78, § 1, tweede lid, en 84 betreft, uitleg over het begrip 'omloopsnelheid van de portefeuille', zoals aangegeven in bijlage B, Afdeling II, als aanvullende indicator voor de omvang van de transactiekosten. Vermelding dat de omloopsnelheid van de portefeuille wordt opgenomen in het laatste jaarverslag;
  4.3. Vermelding van het bestaan van bepaalde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen, bedoeld bij artikel 118, § 1, 2°, begunstigde(n) van dergelijke vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen en wijze waarop belangenconflicten naar aanleiding van de ontvangst van dergelijke vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen worden vermeden of beheerst.
  Vermelding van het bestaan van regelingen voor het delen van vergoedingen (fee-sharing agreements), bedoeld bij artikel 119 en wijze waarop belangenconflicten naar aanleiding van de ontvangst van dergelijke vergoedingen worden vermeden of beheerst.
  [3 4.4 Indien een instelling voor collectieve belegging het mechanisme toepast zoals voorzien in artikel 117, § 4, vermelding van:
   1° de mogelijkheid voor de instelling voor collectieve belegging om het mechanisme toe te passen;
   2° de lijst van compartimenten waarvoor het mechanisme kan worden toegepast;
   3° een beschrijving van het doel en de werking van het mechanisme.]3

  5. Beheersprovisies
  5.1. Voor een instelling voor collectieve belegging die een aanmerkelijk deel van haar activa belegt in andere instellingen voor collectieve belegging, vermelding van het maximumniveau van de beheersprovisies die ten laste kunnen worden gelegd zowel aan de betrokken instelling voor collectieve belegging als aan de instellingen voor collectieve belegging waarin zij voornemens is te beleggen.
  5.2. Voor een feeder, vermelding van alle vergoedingen en onkosten die de feeder op grond van haar belegging in rechten van deelneming van de master voor haar rekening moet nemen, alsmede de totale kosten van de feeder en de master.
  [2 Het prospectus bevat :
   a) hetzij de nadere gegevens van het geactualiseerde beloningsbeleid, met ten minste een beschrijving van de wijze van berekening van de beloning en de voordelen, de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het toekennen van de beloning en de voordelen, met inbegrip van de samenstelling van het remuneratiecomité, indien een dergelijk comité is ingesteld;
   b) hetzij een samenvatting van het beloningsbeleid en een mededeling dat de nadere gegevens van het geactualiseerde beloningsbeleid, met ten minste een beschrijving van de wijze van berekening van de beloning en de voordelen, de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het toekennen van de beloning en de voordelen, met inbegrip van de samenstelling van het remuneratiecomité, indien een dergelijk comité is ingesteld, beschikbaar zijn op een website (met vermelding van het adres van die website) en dat daarvan op verzoek gratis een afschrift op papier ter beschikking wordt gesteld.]2

  6. Belastingregime
  6.1. Het belastingregime dat in de lidstaat van herkomst op de instelling voor collectieve belegging van toepassing is. Voor een feeder, een beschrijving van de fiscale gevolgen van de belegging in de master voor de feeder.
  6.2. Het belastingregime dat op de deelnemers toepasselijk is en inzonderheid de fiscale behandeling van inkomsten en meerwaarden die worden uitgekeerd door de instelling voor collectieve belegging aan de deelnemers (vermelding of bronbelasting wordt ingehouden op inkomsten of meerwaarden).
  IV. Informatie aangaande de rechten van deelneming en hun verhandeling
  1. Vermelding van de aard en de voornaamste kenmerken van de rechten van deelneming, met name :
  1.1. kenmerken van de rechten van deelneming : op naam of gedematerialiseerd;
  1.2. ISIN-codes van de rechten van deelneming;
  1.3. munteenheid waarin de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming wordt berekend en uitgedrukt;
  1.4. in voorkomend geval, wanneer en hoe dividenden van rechten van deelneming worden uitgekeerd;
  1.5. aard van het recht (zakelijk recht, schuldvordering e.d.) dat het recht van deelneming in een gemeenschappelijk beleggingsfonds vertegenwoordigt;
  1.6. oorspronkelijke effecten of certificaten die deze effecten vertegenwoordigen, inschrijving in een register of boeking op een rekening;
  1.7. in voorkomend geval, beschrijving van het stemrecht van de deelnemers;
  1.8. voorwaarden waaronder tot vereffening van het gemeenschappelijk beleggingsfonds of de beleggingsvennootschap kan worden besloten en de vereffeningsregels, in het bijzonder ten aanzien van de rechten van de deelnemers.
  2. Initiële inschrijvingsperiode en inschrijvingsprijs gedurende deze periode.
  3. Bepaling van de verkoop- of uitgifteprijs alsmede van het bedrag bij terugbetaling of inkoop van de rechten van deelneming, met name :
  3.1. berekeningswijze en -frequentie van deze prijzen;
  [4 3.1/1 Indien een instelling voor collectieve belegging ervoor opteert om het mechanisme zoals voorzien in artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 toe te passen, vermelding van:
   1° de mogelijkheid voor de instelling voor collectieve belegging om het mechanisme toe te passen;
   2° de lijst van compartimenten waarvoor het mechanisme zal worden toegepast;
   3° een beschrijving van het doel en de werking van het mechanisme;
   4° de maximale factor die kan worden toegepast op grond van artikel 21/1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 10 november 2006;
   5° de impact die het gebruik van het mechanisme heeft op de berekening van de prestatievergoeding indien het prospectus voorziet in de berekening van een prestatievergoeding.]4

  3.2. hoe, waar en met welke regelmaat deze prijzen worden bekendgemaakt.
  4. Regels en voorwaarden voor de uitgifte en/of verkoop van rechten van deelneming.
  5. [5 Regels en voorwaarden voor de inkoop en/of terugbetaling van de rechten van deelneming:
   - regels en voorwaarden voor de inkoop en/of terugbetaling van de rechten van deelneming;
   - de gevallen van schorsing en de plaats van publicatie van deze schorsing;
   - in geval van toepassing van een schorsing zoals bepaald in artikel 198/1, het percentage van de negatieve schommeling van het saldo van het passief waarboven de schorsingsmaatregel kan worden genomen.]5

  6. Indien de instelling voor collectieve belegging compartimenten heeft, inlichtingen over de wijze waarop een deelnemer van een compartiment naar een ander compartiment overstapt en de provisies en kosten die hiervoor worden aangerekend.
  7. Onderneming aangeduid door de instelling voor collectieve belegging om te zorgen voor de uitkeringen aan de deelnemers en de uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming; andere bemiddelaars die door de instelling voor collectieve belegging gemachtigd zijn om de rechten van deelneming te verhandelen.
  8. Voor een feeder : een samenvatting van de overeenkomst tussen de feeder en de master, of van de interne bedrijfsvoeringsregels, als bedoeld in artikel 78 van de wet.
  9. In voorkomend geval, vermelding van de markten waar de rechten van deelneming worden verhandeld.
  V. Aanvullende informatie
  1. Plaats waar, op eenvoudig verzoek, het beheerreglement of de statuten en de jaar- en halfjaarlijkse verslagen, wanneer deze niet zijn bijgevoegd, en, desgevallend, de volledige informatie over andere compartimenten van de instelling voor collectieve belegging gratis verkrijgbaar zijn, voor of na de inschrijving op de rechten van deelneming. Voor een feeder, de wijze waarop de deelnemers verdere informatie kunnen verkrijgen over de master en de overeenkomst tussen de feeder en de master ingevolge artikel 91, § 1.
  2. Plaats en tijdstip van de jaarlijkse algemene vergadering van deelnemers.
  3. Gegevens over de getroffen maatregelen voor het verrichten van de uitkeringen aan de deelnemers, de inkoop of de terugbetaling van de rechten van deelneming, alsmede de verspreiding van informatie over de instelling voor collectieve belegging.
  4. Bevoegde autoriteit.
  5. Vermelding van een contactpunt (persoon/afdeling, wanneer bereikbaar etc.) waar, indien nodig, aanvullende inlichtingen kunnen worden ingewonnen.
  6. Verwijzing naar een informatiebron (bijvoorbeeld de website van de instelling voor collectieve belegging) waar de belegger de lopende kosten en de omloopsnelheden van de portefeuille voor de voorafgaande perioden kan verkrijgen.
  7. Vermelding dat de officiële tekst van het beheerreglement of de statuten is neergelegd bij de FSMA of ter griffie van de rechtbank van koophandel, naar gelang van het geval.
  8. Datum van publicatie van het prospectus.
  9. Vermelding dat het prospectus wordt gepubliceerd na goedkeuring door de FSMA, overeenkomstig artikel 60, § 1, van de wet, en dat deze goedkeuring geen beoordeling inhoudt van de opportuniteit en de kwaliteit van het aanbod noch van de toestand van de persoon die ze verwezenlijkt.
  10. Identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie.Verklaring van de verantwoordelijke personen waaruit blijkt dat, voor zover hen bekend, de gegevens in het prospectus en de essentiële beleggersinformatie in overeenstemming zijn met de werkelijkheid, en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie zou wijzigen.
  
Art. N1. Annexe A. - Contenu du prospectus
  I. Présentation de l'organisme de placement collectif
  1. Informations concernant le fonds commun de placement
  1.1. Dénomination.
  1.2. Date de constitution du fonds commun de placement. Indication de la durée, si celle-ci est limitée.
  1.3. Lorsque le fonds commun de placement a plusieurs compartiments, indication des compartiments commercialisés.
  1.4. Existence éventuelle de catégories de parts, créées conformément à l'article 8, § § 1er et 2, 1° et/ou 3°, de la loi.
  Dans les cas visés à l'article 6, § 1er, 2° et 3°, mention des critères objectifs appliqués pour autoriser certaines personnes à souscrire une catégorie de parts bénéficiant, sur un ou plusieurs points, d'un régime plus avantageux qu'une ou plusieurs autres catégories de parts, ou à acquérir de telles parts. Mention des dispositions prises pour vérifier en permanence si les personnes qui ont souscrit des parts d'une catégorie bénéficiant, sur un ou plusieurs points, d'un régime plus avantageux, ou qui ont acquis de telles parts, satisfont aux critères prévus.
  1.5. Identité du commissaire, désigné conformément à l'article 101, § 1er, de la loi. Si une société de réviseurs agréée a été désignée en qualité de commissaire, dénomination de cette société de réviseurs et identité du réviseur agréé qui la représente.
  2. Informations concernant la société de gestion, en mentionnant si elle est établie dans un autre Etat membre que l'Etat membre d'origine de l'organisme de placement collectif
  2.1. Dénomination, forme juridique, siège social et administration centrale si celle-ci est différente du siège social.
  2.2. Date de constitution de la société. Indication de la durée, si celle-ci est limitée.
  2.3. Si la société de gestion gère d'autres fonds communs de placement conformément à l'article 35 de la loi, ou qu'elle a été désignée par d'autres sociétés d'investissement conformément à l'article 44 de la loi, indication des organismes de placement collectif concernés.
  2.4. Identité et fonctions des administrateurs et des personnes physiques chargées de la direction effective. Mention des principales autres activités exercées par les personnes physiques concernées, lorsque ces activités sont significatives par rapport à la société.
  2.5. Identité du commissaire et, le cas échéant, des commissaires suppléants, désignés conformément à l'article 242 de la loi. Si une société de réviseurs agréée a été désignée en qualité de commissaire, dénomination de cette société de réviseurs et identité du réviseur agréé qui la représente.
  2.6. Montant du capital souscrit avec indication du capital libéré.
  2.7. Fonctions de gestion confiées par la société de gestion à un tiers, conformément à l'article 202, § 1er, de la loi. Identité du tiers concerné.
  3. Informations concernant la société d'investissement
  3.1. Dénomination, forme juridique, siège social et administration centrale si celle-ci est différente du siège social.
  3.2. Date de constitution de la société. Indication de la durée, si celle-ci est limitée.
  3.3. Lorsque la société d'investissement a plusieurs compartiments, indication des compartiments commercialisés.
  3.4. Existence éventuelle de catégories de parts, créées conformément à l'article 8, § § 1er et 2, 1° et/ou 2°, de la loi.
  Dans les cas visés à l'article 6, § 1er, 2° et 3°, mention des critères objectifs appliqués pour autoriser certaines personnes à souscrire une catégorie de parts bénéficiant, sur un ou plusieurs points, d'un régime plus avantageux qu'une ou plusieurs autres catégories de parts, ou à acquérir de telles parts. Mention des dispositions prises pour vérifier en permanence si les personnes qui ont souscrit des parts d'une catégorie bénéficiant, sur un ou plusieurs points, d'un régime plus avantageux, ou qui ont acquis de telles parts, satisfont aux critères prévus.
  3.5. Identité et fonctions des administrateurs et des personnes physiques chargées de la direction effective. Mention des principales autres activités exercées par les personnes physiques concernées, lorsque ces activités sont significatives par rapport à la société.
  3.6. Identité du commissaire, désigné conformément à l'article 101, § 1er, de la loi, et, le cas échéant, des commissaires suppléants, désignés conformément à l'article 101, § 2, de la loi. Si une société de réviseurs agréée a été désignée en qualité de commissaire, dénomination de cette société de réviseurs et identité du réviseur agréé qui la représente.
  3.7. Capital
  3.8. Si la société d'investissement a désigné une société de gestion conformément à l'article 44, § 1er, de la loi, mention de ce fait ainsi que des informations visées au point 2 pour la société de gestion concernée.
  3.9. Fonctions de gestion confiées par la société d'investissement à un tiers, conformément à l'article 42, § 1er, de la loi. Identité du tiers concerné.
  4. [1 Informations concernant le dépositaire
   4.1. Identité du dépositaire de l'organisme de placement collectif et description de ses missions et des conflits d'intérêts qui pourraient se produire.
   4.2. Description des éventuelles fonctions de garde déléguées par le dépositaire, liste des délégataires et sous-délégataires et identification des conflits d'intérêts susceptibles de résulter d'une telle délégation.
   4.3. Déclaration indiquant que des informations actualisées concernant les points 4.1 et 4.2 seront mises à disposition des investisseurs sur demande.]1

  5. Divers
  5.1. Groupe financier promouvant l'organisme de placement collectif.
  5.2. Personne ou personnes respectives sur lesquelles reposent les engagements visés aux articles 115, § 3, alinéa 3, 149, 152, 156, 157, § 1er, alinéa 3, 165, 179, alinéa 3, et 180, alinéa 3.
  [2 Le prospectus comporte :
   a) soit les détails de la politique de rémunération actualisée, y compris, notamment, une description de la manière dont les rémunérations et les avantages sont calculés, l'identité des personnes responsables de l'attribution des rémunérations et des avantages, y compris la composition du comité de rémunération, lorsqu'un tel comité existe;
   b) soit un résumé de la politique de rémunération et une déclaration indiquant que les détails de la politique de rémunération actualisée, y compris, notamment, une description de la manière dont les rémunérations et les avantages sont calculés, l'identité des personnes responsables de l'attribution des rémunérations et des avantages, y compris la composition du comité de rémunération, lorsqu'un tel comité existe, sont disponibles sur un site internet (y compris une référence à ce site internet) et qu'un exemplaire sur papier sera mis à disposition gratuitement sur demande.]2

  II. Informations concernant les placements
  1. Définition des objectifs de l'organisme de placement collectif, comprenant notamment :
  1.1. une description appropriée des résultats recherchés par l'organisme de placement collectif au travers de ses placements, y compris des objectifs financiers (par exemple, recherche de plus-values en capital ou de revenus);
  1.2. une indication claire de l'existence d'une garantie ou d'une protection du capital au sens de l'article 138, ou de toute autre garantie ou protection octroyée par une tierce partie. Identité et la solvabilité du garant ou description du mécanisme financier visant à assurer la protection du capital ainsi que de ses modalités, indication du montant par part sur lequel porte la garantie ou la protection, modalités et conditions d'exercice de la garantie, restrictions éventuelles affectant la garantie ou la protection ainsi que, dans le cas d'une protection du capital, un avertissement précisant qu'aucune garantie formelle n'a été octroyée à l'organisme de placement collectif ou à ses participants;
  1.3. une mention indiquant, le cas échéant, que l'organisme de placement collectif a pour objet le suivi d'un ou de plusieurs indices, indication des indices concernés et de la mesure dans laquelle ces indices seront reproduits.
  2. Politique de placement de l'organisme de placement collectif.
  2.1. Indication des catégories d'actifs dans lesquelles l'organisme de placement collectif est habilité à investir. Description des opérations sur instruments financiers dérivés qui sont autorisées.
  2.2. Indication des limites de la politique de placement et mention des techniques et instruments ou des pouvoirs en matière d'emprunts susceptibles d'être utilisés dans la gestion de l'organisme de placement collectif.
  2.3. Pour autant qu'elles soient significatives et pertinentes, précisions suivantes concernant la politique de placement :
  a) la stratégie particulière éventuelle de l'organisme de placement collectif concernant un secteur de marché industriel ou géographique ou tout autre secteur de marché ou une catégorie particulière d'actifs, comme, par exemple, les instruments financiers de pays émergents;
  b) le cas échéant, un avertissement indiquant que, si la composition du portefeuille doit respecter des règles et limites générales prescrites par la loi ou les statuts, il n'en reste pas moins qu'une concentration de risques peut se produire dans des catégories d'actifs ou dans des secteurs économiques ou géographiques plus restreints;
  c) lorsque l'organisme de placement collectif investit en obligations ou en titres de créance, une mention précisant si ces obligations et titres de créance sont émis par des entreprises ou par des pouvoirs publics, et indiquant la duration et les exigences en matière de notation (rating) de ces obligations et titres de créance;
  d) l'utilisation éventuelle, dans le cadre de la gestion de l'organisme de placement collectif ou comme référence pour le calcul de la commission de performance, d'un paramètre de référence (benchmark) et, en particulier, l'existence d'un objectif de suivi d'indice, avec une description de la stratégie adoptée à cet effet;
  e) sans préjudice de l'application des règles de placement énoncées dans l'arrêté, l'intention éventuelle de l'organisme de placement collectif d'investir une part importante de son portefeuille dans des instruments financiers dont la valeur et/ou le rendement dépendent de l'évolution d'un ou de plusieurs autres actifs qui ne font pas partie des placements autorisés; indication de l'impact que peuvent avoir de tels investissements sur le profil de risque de l'organisme de placement collectif;
  f) si l'organisme de placement collectif a l'intention de conclure des contrats constituant des instruments financiers dérivés et portant sur un risque de crédit, mention précise des caractéristiques des parties (possibles) sur lesquelles l'organisme de placement collectif encourt un risque de crédit;
  g) pour un organisme de placement collectif visé à l'article 84, indication des stratégies suivies par les hedge funds dans lesquels des investissements sont directement ou indirectement opérés et description des conditions déterminant le succès de ces stratégies.
  h) pour un feeder :
  - une déclaration précisant que le feeder est le feeder d'un master donné et que, en tant que tel, il investit en permanence 85 % ou plus de ses actifs dans des parts de ce master;
  - des informations quant au point de savoir si les performances du feeder et du master sont identiques, ou dans quelle mesure et pour quelles raisons elles diffèrent;
  - une description brève du master, de son organisation ainsi que de son objectif et de sa politique de placement, y compris son profil de risque et une indication de la manière dont il est possible de se procurer le prospectus du master.
  2.4. Mentions bien visibles :
  a) Concernant les opérations sur instruments financiers dérivés qui sont autorisées, mention bien visible indiquant si ces opérations sont effectuées au titre de couverture ou en vue de la réalisation des objectifs d'investissement, et précisant l'impact que peut avoir l'utilisation d'instruments financiers dérivés sur le profil de risque.
  b) Mention bien visible du fait que l'organisme de placement collectif investit principalement dans une des catégories d'actifs définies à l'article 52, § 1er, ou à l'article 70, § 1er, autres que des valeurs mobilières et des instruments du marché monétaire, ou qu'il reproduit, conformément à l'article 63 ou à l'article 81, un indice d'actions ou d'obligations.
  c) Mention bien visible de la probabilité d'une volatilité élevée de la valeur nette d'inventaire de l'organisme de placement collectif si celle-ci, du fait de la composition du portefeuille ou des techniques de gestion du portefeuille pouvant être employées, est susceptible de présenter cette caractéristique.
  d) Les organismes de placement collectif visés aux articles 64 et 82 incluent une phrase, bien mise en évidence, attirant l'attention sur l'autorisation visée aux articles précités. S'ils ont l'intention de placer ou ont placé plus de 35 % de leurs actifs dans des valeurs mobilières et des instruments du marché monétaire de certains Etats, collectivités publiques territoriales et organismes internationaux à caractère public, ils indiquent les Etats, collectivités publiques territoriales et organismes internationaux à caractère public concernés.
  e) Possibilité éventuelle de prêt d'instruments financiers. Modalités des opérations envisagées (gré à gré, système standardisé géré par un agent, système standardisé géré par un principal), leur objectif, ainsi que les limites applicables à ces opérations lorsque le conseil d'administration a fixé des limites plus strictes que celles prévues dans l'arrêté royal du 7 mars 2006, et les risques engendrés par ces opérations.
  2.5. Risque de change
  a) Description de la stratégie générale visant à couvrir le risque de change. Si l'organisme de placement collectif a l'intention d'investir dans des actifs libellés dans une devise différente de la devise de base, mention précisant si l'organisme de placement collectif a l'intention de couvrir l'exposition au risque de change et, dans l'affirmative, dans quelle mesure il compte le faire. Mention des frais généraux et du risque de change inhérents à cette politique.
  b) Caractéristiques individuelles des classes de parts assorties d'une couverture du risque de change.
  En cas de création d'une classe de parts non assortie d'une couverture du risque de change, mention indiquant que les montants, en cas d'émission, de changement de compartiment, de rachat ou de distribution, seront calculés sur la base des taux de change en vigueur à ce moment-là.
  En cas de création d'une classe de parts assortie d'une couverture du risque de change, mention indiquant dans quelle mesure le risque de change est couvert. Mention du fait que les frais et les bénéfices ou pertes inhérents aux opérations de couverture seront affectés à la classe de parts concernée.
  2.6. Les informations visées aux points 1. et 2. peuvent être présentées conjointement sous une même rubrique pour autant que ce regroupement ne nuise pas à la clarté des objectifs et de la politique de l'organisme de placement collectif. L'ordre de présentation des informations peut être adapté aux spécificités des objectifs d'investissement et de la politique de placement de l'organisme de placement collectif.
  2.7. Précision de la mesure dans laquelle sont pris en compte les aspects sociaux, éthiques et environnementaux, dans la mise en oeuvre de la politique d'investissement.
  3. Evaluation du profil de risque de l'organisme de placement collectif.
  3.1. Structure générale de l'évaluation du profil de risque :
  a) une mention rappelant aux investisseurs que la valeur de leur investissement peut augmenter comme diminuer et que les investisseurs peuvent recevoir moins que leur mise;
  b) une description textuelle, pour les seuls risques jugés significatifs et pertinents au vu de leur incidence et de leur probabilité, de tous les risques que les investisseurs assument ainsi en rapport avec leur investissement.
  3.2. Précisions concernant la description textuelle de certains risques :
  a) La description visée au point 3.1, b), inclut une explication facile à comprendre de tout risque qui est ou peut devenir significatif et pertinent pour l'organisme de placement collectif et qui découle notamment de sa politique ou de sa stratégie de placement, en rapport avec un marché ou des actifs particuliers, comme :
  - le risque de déclin du marché d'une catégorie d'actifs déterminée, propre à affecter les prix et la valeur des actifs en portefeuille (risque de marché);
  - le risque de défaillance d'un émetteur ou d'une contrepartie (risque de crédit);
  - le cas échéant uniquement, le risque que le dénouement ne s'effectue pas comme prévu dans un système de transfert donné, en raison d'un défaut de paiement/de livraison par une contrepartie, ou d'un paiement/d'une livraison non conforme aux conditions de départ (risque de dénouement);
  - le risque qu'une position ne puisse être liquidée en temps opportun à un prix raisonnable (risque de liquidité);
  - le risque que la valeur de l'investissement soit affectée par une variation des taux de change (risque de change);
  - le cas échéant uniquement, le risque de perte des actifs détenus par un dépositaire/sous-dépositaire, pouvant résulter de l'insolvabilité, d'une négligence ou d'un comportement frauduleux de celui-ci (risque de conservation);
  - les risques liés à une concentration importante des investissements sur une catégorie d'actifs ou sur un marché déterminé.
  - le risque de performance, y compris la variabilité des niveaux de risque en fonction de la sélection opérée par chaque organisme de placement collectif, et l'existence ou l'absence de garanties tierces ou les restrictions grevant ces garanties;
  - les risques pesant sur le capital, y compris les risques d'érosion consécutive aux rachats de parts et aux distributions dépassant le rendement;
  - le manque de flexibilité dû au produit même (y compris le risque de rachat anticipé) et les restrictions limitant la possibilité de passer à d'autres fournisseurs;
  - le risque d'inflation;
  - l'incertitude quant à la pérennité de certains éléments de l'environnement, comme le régime fiscal;
  - éventuellement d'autres risques.
  b) Pour éviter de donner une image trompeuse des risques encourus, les informations à fournir doivent être présentées selon un ordre de priorité, fondé sur l'ampleur et l'importance relative des risques en question, afin de mieux mettre en évidence le profil de risque individuel de l'organisme de placement collectif. La FSMA peut accepter une présentation équivalente des risques encourus.
  3.3. Mention de l'existence d'un indicateur synthétique de risque et de rendement, calculé conformément aux dispositions du règlement 583/2010,et insertion d'une référence aux informations clés pour l'investisseur dans lesquelles se trouve l'indicateur de risque et de rendement le plus récent. Description de l'indicateur de risque et de rendement et de ses principales limites.
  3.4. Si l'organisme de placement collectif est susceptible, de par sa structure, d'être exposé aux pratiques de " market timing ", précision de la politique de l'organisme de placement collectif quant à cette problématique, et précision des mesures de protection et/ou de contrôle mises en place afin de détecter et d'éviter de telles pratiques.
  4. Mention du fait que les performances historiques de l'organisme de placement collectif, calculées selon les modalités exposées dans la partie 2 de la section Ire de l'annexe B, sont disponibles dans le dernier rapport annuel, pour autant que l'organisme de placement collectif existe depuis au moins un an.
  5. Profil de l'investisseur type pour lequel l'organisme de placement collectif a été conçu.
  6. Informations particulières
  6.1. Pour un organisme de placement collectif visé aux articles 63 et 81, indication des règles applicables si l'indice ne satisfait plus aux conditions fixées par l'arrêté.
  6.2. Pour un organisme de placement collectif visé aux articles 78, § 1, alinéa 2, et 84, indication de la composition du panier constituant le sous-jacent de l'instrument au moyen duquel l'organisme de placement collectif vise à obtenir à l'échéance un certain rendement, ainsi que des règles applicables en cas de remplacement de l'une des valeurs constitutives du panier, notamment dans le cas où la valeur de marché de l'une des valeurs constitutives n'est plus disponible.
  III. Informations d'ordre économique
  1. Règles pour l'évaluation des actifs.
  2. Date de clôture des comptes.
  3. Règles régissant la détermination et la distribution ou la capitalisation des produits nets.
  4. Commissions et frais
  4.1. Afin de fournir aux investisseurs, dans la mesure du possible, une estimation raisonnable des commissions et frais attendus, un aperçu de la structure des coûts attendus et notamment des commissions et frais visés aux articles 115, § 1er, 116, § 2, alinéa 3, et 117, aperçu présenté selon un schéma déterminé par la FSMA, une distinction étant opérée entre les commissions et frais qui sont mis à charge des participants et les commissions et frais qui sont mis à charge de l'organisme de placement collectif.
  Cet aperçu indique en outre le mode, le montant et le calcul des rémunérations mises à charge de l'organisme de placement collectif (dont les frais remboursés) au profit de la société de gestion, des administrateurs et dirigeants de la société d'investissement, du commissaire, du dépositaire et des tiers.
  Si le patrimoine de la société d'investissement est représenté par différentes classes de parts, ces commissions et frais ainsi que les précisions énumérées ci-dessous sont mentionnés par classe de parts.
  4.2. Frais courants et taux de rotation du portefeuille
  - Mention du fait que les frais courants, calculés conformément aux dispositions du règlement 583/2010, sont repris dans les informations clés pour l'investisseur;
  - Description de la notion de 'frais courants' et indication de tous les frais non inclus dans cette notion;
  - Sauf s'il s'agit d'organismes de placement collectif visés aux articles 78, § 1, alinéa 2, et 84, explications sur la notion de taux de rotation du portefeuille', calculé conformément aux dispositions de la section II de l'annexe B, comme indicateur complémentaire de l'importance des frais de transaction. Mention du fait que le taux de rotation du portefeuille est repris dans le dernier rapport annuel.
  4.3. Existence éventuelle de certains rémunérations, commissions ou avantages non monétaires, visés à l'article 118, § 1, 2°, bénéficiaire(s) de tels rémunérations, commissions ou avantages non monétaires et manière dont les conflits d'intérêts susceptibles de résulter de la perception de tels rémunérations, commissions ou avantages non monétaires sont évités ou maîtrisés.
  Existence éventuelle d'accords de rétrocession de rémunérations (fee-sharing agreements), visés à l'article 119, et manière dont les conflits d'intérêts susceptibles de résulter de la perception de telles rémunérations sont évités ou maîtrisés.
  [3 4.4 Au cas où un organisme de placement collectif choisit d'appliquer le dispositif visé à l'article 117, § 4, mention de :
   1° la possibilité pour l'organisme de placement collectif d'appliquer le dispositif;
   2° la liste des compartiments pour lesquels le dispositif peut être appliqué;
   3° une description de l'objectif et du fonctionnement du dispositif.]3

  5. Commissions de gestion
  5.1. Pour un organisme de placement collectif qui place une part importante de ses actifs dans d'autres organismes de placement collectif, mention du niveau maximal des commissions de gestion qui peuvent être mises à charge à la fois de l'organisme de placement collectif concerné et des organismes de placement collectif dans lesquels il entend investir.
  5.2. Pour un feeder, mention de toutes les rémunérations et de tous les remboursements de coûts dus par le feeder du fait de son investissement dans des parts du master, ainsi que des frais totaux du feeder et du master.
  6. Régime fiscal
  6.1. Régime fiscal applicable à l'organisme de placement collectif dans son Etat membre d'origine. Dans le cas d'un feeder, description des conséquences fiscales, pour le feeder, de l'investissement dans le master.
  6.2. Régime fiscal applicable aux participants et notamment traitement fiscal des revenus et plus-values versés par l'organisme de placement collectif aux participants (indication des retenues à la source effectuées sur ces revenus ou plus-values).
  IV. Informations concernant les parts et leur négociation
  1. Mention de la nature et des caractéristiques principales des parts, avec notamment les indications suivantes :
  1.1. caractéristiques des parts : nominatives ou dématérialisées;
  1.2. codes ISIN des parts;
  1.3. devise de calcul et d'expression de la valeur nette d'inventaire des parts;
  1.4. le cas échéant, moment et mode de distribution des dividendes des parts;
  1.5. nature du droit (réel, de créance ou autre) que la part d'un fonds commun de placement représente;
  1.6. titres originaux ou certificats représentatifs de ces titres, inscription sur un registre ou un compte;
  1.7. description du droit de vote des participants, s'il existe;
  1.8. circonstances dans lesquelles la liquidation du fonds commun de placement ou de la société d'investissement peut être décidée et modalités de la liquidation, notamment quant aux droits des participants.
  2. Période de souscription initiale et prix de souscription lors de cette période.
  3. Détermination des prix de vente ou d'émission et de remboursement ou de rachat des parts, en particulier :
  3.1. méthode et fréquence de calcul de ces prix;
  [4 3.1/1 Au cas où un organisme de placement collectif choisit d'appliquer le dispositif visé à l'article 21/1 de l'arrêté royal du 10 novembre 2006, mention de:
   1° la possibilité pour l'organisme de placement collectif d'appliquer le dispositif ;
   2° la liste des compartiments pour lesquels le dispositif sera appliqué;
   3° une description de l'objectif et du fonctionnement du dispositif ;
   4° le facteur maximal qui peut être appliqué en vertu de l'article 21/1, alinéa 1er, de l'arrêté royal du 10 novembre 2006;
   5° l'impact qu'a l'utilisation du dispositif sur le calcul de la commission de performance si le prospectus prévoit le calcul d'une commission de performance.]4

  3.2. moyens, lieux et fréquence de publication de ces prix.
  4. Modalités et conditions d'émission et/ou de vente des parts.
  5. [5 Modalités et conditions de rachat et/ou de remboursement des parts :
   - règles et conditions pour le rachat et/ou le remboursement de parts;
   - les cas de suspension et l'endroit de la publication de cette suspension;
   - en cas d'application d'une suspension telle que visée à l'article 198/1, le pourcentage de variation négative du solde de passif à partir duquel la mesure de suspension peut être appliquée.]5

  6. Lorsque l'organisme de placement collectif a plusieurs compartiments, indication des modalités permettant à un participant de passer d'un compartiment à un autre et des commissions et frais prélevés à cette occasion.
  7. Entreprise désignée par l'organisme de placement collectif pour assurer les distributions aux participants et émettre et racheter les parts; autres intermédiaires mandatés par l'organisme de placement collectif pour la commercialisation.
  8. Dans le cas d'un feeder, résumé de l'accord entre le feeder et le master ou des règles de conduite internes établis conformément à l'article 78 de la loi.
  9. Le cas échéant, indication des marchés où les parts sont négociées.
  V. Informations supplémentaires
  1. Indication du lieu où l'on peut, sur simple demande, se procurer gratuitement, avant ou après la souscription des parts, le règlement de gestion ou les statuts et les rapports annuels et semestriels,s'ils ne sont pas annexés, et, le cas échéant, toutes les informations sur d'autres compartiments de l'organisme de placement collectif. Dans le cas d'un feeder, indication de la manière dont les participants peuvent obtenir des informations supplémentaires sur le master et l'accord conclu conformément à l'article 91, § 1er, entre le feeder et le master.
  2. Indication du lieu et du moment de l'assemblée générale annuelle des participants.
  3. Informations sur les mesures prises pour effectuer les paiements aux participants, le rachat ou le remboursement des parts, ainsi que la diffusion des informations concernant l'organisme de placement collectif.
  4. Autorité compétente.
  5. Désignation d'un point de contact (personne/service, moment, etc.) où des explications supplémentaires peuvent être obtenues si nécessaire.
  6. Mention d'une source d'information (comme le site web de l'organisme de placement collectif) où l'investisseur peut obtenir les frais courants et les taux de rotation du portefeuille pour les périodes antérieures.
  7. Mention que le texte officiel du règlement de gestion ou des statuts est déposé à la FSMA ou au greffe de tribunal de commerce selon le cas.
  8. Date de publication du prospectus.
  9. Indication que le prospectus est publié après avoir été approuvé par la FSMA conformément à l'article 60, § 1er, de la loi et que cette approbation ne comporte aucune appréciation de l'opportunité et de la qualité de l'offre, ni de la situation de celui qui la réalise.
  10. Identité des personnes responsables du contenu du prospectus et des informations clés pour l'investisseur.Déclaration des personnes responsables certifiant que, à leur connaissance, les données du prospectus et des informations clés pour l'investisseur sont conformes à la réalité et ne comportent pas d'omission de nature à en altérer la portée.
  
Art. N2. Bijlage B. - Toelichting bij bepaalde informatie die moet worden opgenomen in het prospectus en andere stukken met betrekking tot het openbaar aanbod van effecten
  Afdeling I. - Rendementsberekeningen
  Deze afdeling heeft betrekking op de rendementscijfers van instellingen voor collectieve belegging (hierna " ICB's " genoemd) die worden opgenomen in de [4 publicitaire mededelingen die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging]4 (hierna " publiciteit " genoemd) (deel 1) en in het jaarverslag en halfjaarverslag van de ICB (hierna samen " periodieke verslagen " genoemd) (deel 2).
  Rendementscijfers mogen alleen vermeld worden voor een ICB die ten minste één jaar bestaat.
  Indien er compartimenten en/of klassen van rechten van deelneming bestaan, wordt het rendement voor alle compartimenten en/of klassen van rechten van deelneming opgegeven, tenzij anders vermeld. Indien binnen een ICB, compartiment of klasse van rechten van deelneming, kapitalisatie- en distributierechten van deelneming bestaan, volstaat het om de rendementscijfers van de kapitalisatierechten van deelneming weer te geven.
  Deel 1. [2 ...]2
  Deel 2. Periodieke verslagen
  1. In de periodieke verslagen worden rendementscijfers weergegeven in de vorm van een staafdiagram en in de vorm van een tabel met actuariële rendementen.
  2. De rendementscijfers worden vastgesteld op het einde van het boekjaar. Voor het halfjaarverslag wordt onder boekjaar verstaan de periode van 12 maanden voorafgaand aan de halfjaarafsluiting.
  3. De rendementscijfers weergegeven in de vorm van een staafdiagram geven het jaarlijks rendement weer over elk van de laatste tien boekjaren. Indien het eerste boekjaar korter is dan 12 maanden, dan wordt geen rendement vermeld voor het eerste boekjaar. Indien het eerste boekjaar langer is dan 12 maanden, dan wordt het rendement voor het eerste boekjaar vermeld.
  ICB's waarvan de resultaten op minder dan vijf boekjaren betrekking hebben, maken gebruik van een presentatie die enkel de laatste vijf boekjaren bestrijkt.
  Voor boekjaren waarvoor er geen gegevens beschikbaar zijn, wordt het betrokken jaar blanco weergegeven met geen andere vermelding dan de datum.
  Voor een ICB die nog niet over gegevens betreffende de behaalde resultaten voor een volledig boekjaar beschikt, wordt een verklaring opgenomen waarin wordt toegelicht dat er onvoldoende gegevens zijn om beleggers een bruikbare aanwijziging van de in het verleden behaalde resultaten te verschaffen.
  [3 Het staafdiagram voldoet aan de volgende criteria :
   a) de schaal van de Y-as van het staafdiagram is lineair, niet logaritmisch;
   b) de schaal wordt aangepast aan de breedte van de afgebeelde staven en drukt de staven niet samen teneinde het niet moeilijker te maken rendementsschommelingen te onderscheiden;
   c) de X-as bevindt zich ter hoogte van het nulpercentage (resultaat van 0 %);
   d) bij elke staaf wordt het behaalde rendement in procenten vermeld;
   e) cijfers van in het verleden behaalde resultaten worden afgerond tot één cijfer na de komma.]3

  4. De rendementscijfers weergegeven in de vorm van een tabel met actuariële rendementen hebben betrekking op periodes van 1, 3, 5 en 10 jaar. De rendementen worden voor alle periodes vermeld waarvoor ze beschikbaar zijn.
  De ICB kan ervoor opteren om het actuarieel rendement te publiceren van de periode die aanvangt bij de afsluitingsdatum van de initiële inschrijvingsperiode, voor zover dit rendement betrekking heeft op een periode van ten minste één jaar.
  5. [3 De presentatie van de rendementscijfers wordt aangevuld met verklaringen die duidelijk zichtbaar zijn en die :
   a) waarschuwen voor de beperkte waarde van de rendementscijfers als richtsnoer voor toekomstige resultaten en voor het feit dat rendementscijfers uit het verleden misleidend kunnen zijn;
   b) bondig aangeven welke kosten en vergoedingen al dan niet bij de berekening van de in het verleden behaalde resultaten in aanmerking zijn gekomen. Deze verklaring is niet verplicht voor ICB's die geen instap- of uitstapvergoedingen aanrekenen;
   c) het jaar vermelden waarin de ICB in het leven is geroepen;
   d) de valuta aangeven waarin de in het verleden behaalde resultaten zijn berekend. Deze valuta zijn identiek aan de valuta die worden gebruikt voor de berekening van de in het verleden behaalde rendementen vermeld in de essentiële beleggersinformatie. Wanneer de in het verleden behaalde resultaten berusten op gegevens die in een andere valuta luiden dan de euro, wordt de desbetreffende valuta duidelijk vermeld en wordt tegelijk gewaarschuwd dat het rendement in euro door valutaschommelingen lager of hoger kan uitvallen.
   6. De berekening van de rendementscijfers is gebaseerd op de netto-inventariswaarde van de ICB en de veronderstelling dat de uitkeerbare winst van de ICB werd herbelegd.
   7. Indien een materiële wijziging in de doelstellingen en het beleggingsbeleid van de ICB plaatsvindt gedurende de periode die in de rendementscijfers wordt weergegeven, worden de door de ICB in het verleden behaalde resultaten die van voor die materiële wijziging dateren desondanks nog steeds in de rendementscijfers weergegeven.
   De periode voor de in het vorige lid bedoelde materiële wijziging wordt in de rendementscijfers aangeduid met vermelding van een duidelijke waarschuwing dat de resultaten werden behaald in omstandigheden die niet langer van toepassing zijn.
   8. Indien in de afdeling 'Doelstellingen en beleggingsbeleid' van het document met essentiële beleggersinformatie naar een benchmark wordt verwezen, wordt een vergelijking gemaakt tussen de rendementscijfers van de ICB en van de benchmark. Elke rendementsvergelijking is gebaseerd op externe marktgegevens, toegankelijk voor het publiek. De vergelijking heeft betrekking op eenzelfde referentieperiode.
   Voor ICB's die niet beschikken over gegevens betreffende in het verleden behaalde resultaten voor de vereiste referentieperiode, wordt de benchmark voor de jaren waarin de ICB nog niet bestond, niet weergegeven.
   9. In geval van een in artikel 160 bedoelde herstructurering worden enkel de in het verleden behaalde resultaten van de verkrijgende ICB behouden.
   In afwijking van het vorige lid mogen wel de in het verleden behaalde resultaten behouden worden van :
   a) de inbrengende ICB of het inbrengende compartiment, in geval van ICB's of compartimenten die (bij hun oprichting) ontstaan zijn uit de inbreng van de totaliteit van de activa en passiva van één enkele andere ICB of van één enkel ander compartiment;
   b) het op te slorpen compartiment of gemeenschappelijk beleggingsfonds, in geval van een fusie bedoeld in artikel 163 of een herstructurering bedoeld in artikel 300 van de wet van 3 augustus 2012.
   10. De rendementscijfers van een feeder hebben specifiek betrekking op de feeder, en geven het trackrecord op het gebied van de in het verleden behaalde resultaten van de master niet weer.
   Het vorige lid is niet van toepassing :
   a) indien een feeder de in het verleden behaalde resultaten van haar master als benchmark hanteert; of
   b) indien de feeder een trackrecord op het gebied van de in het verleden behaalde resultaten heeft dat dateert van vóór de datum waarop zij haar werkzaamheden als feeder aanving, en haar eigen trackrecord in de rendementscijfers voor de relevante jaren behouden blijft, waarbij de materiële wijziging is aangeduid zoals vereist bij het tweede lid van punt 7.]3

  Afdeling II. - Omloopsnelheid van de portefeuille
  De omloopsnelheid van de portefeuille van een instelling voor collectieve belegging wordt als volgt berekend :
  Aankopen van effecten =X
  Verkopen van effecten =Y
  Totaal 1 = Totaal van de transacties m.b.t. effecten = X + Y
  Uitgiften van rechten van deelneming van de instelling voor collectieve belegging = S
  Inkopen van rechten van deelneming van de instelling voor collectieve belegging = T
  Totaal 2 = Totaal van de transacties m.b.t. rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging = S +T
  Referentiegemiddelde van het totale netto-vermogen = M
  Omloopsnelheid = [(Totaal 1 - Totaal 2)/M]*100
  Het referentiegemiddelde van het totale netto-vermogen is gelijk aan het gemiddelde van de inventariswaarde van de instelling voor collectieve belegging, vastgesteld met dezelfde frequentie als waarmee de netto-inventariswaarde wordt berekend.
  De omloopsnelheid van de portefeuille wordt ten minste eenmaal per jaar ex post berekend, met betrekking tot het boekjaar van de instelling voor collectieve belegging. Voor specifieke doeleinden kan de omloopsnelheid ook voor andere perioden worden bepaald.
  
Art. N2. Annexe B. - Commentaire de certaines informations à insérer dans le prospectus et d'autres documents relatifs à l'offre publique de titres
  Section Ire. - Calcul des performances
  Cette section porte sur les rendements d'organismes de placement collectif (appelés ci-après " OPC ") qui sont mentionnés dans les [4 communications publicitaires qui se rapportent à une offre publique de parts d'un organisme de placement collectif]4 (appelés ci-après " publicité ") (partie 1) et dans les rapports annuels et semestriels de l'OPC (appelés ci-après " rapports périodiques ") (partie 2).
  Des rendements ne peuvent être mentionnés que pour un OPC qui existe depuis au moins un an.
  S'il existe des compartiments et/ou des classes de parts, le rendement est, sauf mention contraire, indiqué pour tous les compartiments et/ou classes de parts. Si, au sein d'un OPC, d'un compartiment ou d'une classe de parts, il existe des parts de capitalisation et de distribution, il suffit d'indiquer les rendements des parts de capitalisation.
  Partie 1. [2 ...]2
  Partie 2. Rapports périodiques
  1. Dans les rapports périodiques, les rendements sont présentés sous la forme d'un diagramme en bâtons et sous la forme d'un tableau mentionnant les rendements actuariels.
  2. Les rendements sont arrêtés à la fin de l'exercice comptable. Pour le rapport semestriel, l'exercice comptable s'entend de la période de 12 mois qui précède la clôture du semestre.
  3. Les rendements présentés sous la forme d'un diagramme en bâtons illustrent le rendement annuel de chacun des dix derniers exercices. Si le premier exercice compte moins de 12 mois, aucun rendement n'est mentionné pour ce premier exercice. Si le premier exercice compte plus de 12 mois, le rendement du premier exercice est mentionné.
  Les OPC dont les performances portent sur moins de cinq exercices comptables, utilisent une présentation couvrant les cinq derniers exercices comptables uniquement.
  Pour tout exercice comptable pour lequel aucune donnée n'est disponible, le diagramme est vide et ne comprend aucune autre indication que la date.
  Dans le cas d'un OPC ne disposant pas encore de données relatives à ses performances passées pour un exercice comptable complet, une déclaration est insérée, qui indique qu'il existe trop peu de données pour fournir aux investisseurs des indications utiles sur les performances passées.
  [3 Le diagramme en bâtons satisfait aux critères suivants :
   a) l'échelle de l'axe des Y du diagramme est linéaire, et non logarithmique;
   b) l'échelle est adaptée à la taille des bâtons et ne comprime pas ceux-ci au point de rendre les fluctuations des rendements difficiles à discerner;
   c) l'axe des X se situe au niveau de performance de 0 %;
   d) une légende est insérée pour chaque bâton, qui indique le rendement réalisé en pourcentage;
   e) les performances passées sont arrondies à la première décimale.]3

  4. Les rendements présentés sous la forme d'un tableau contenant des rendements actuariels portent sur des périodes de 1, 3, 5 et 10 ans. Les rendements sont mentionnés pour toutes les périodes pour lesquelles ils sont disponibles.
  L'OPC peut choisir de publier le rendement actuariel de la période qui commence à la date de clôture de la période de souscription initiale, pour autant que ce rendement porte sur une période d'au moins un an.
  5. [3 La présentation des rendements est complétée par des déclarations, placées bien en évidence, qui :
   a) précisent que ces rendements ne constituent pas une indication fiable des performances futures et que les rendements passés peuvent être trompeurs;
   b) indiquent brièvement quels frais et commissions ont été inclus ou, au contraire, exclus du calcul des performances passées. Cette déclaration n'est pas obligatoire pour les OPC qui ne facturent pas de frais d'entrée ou de sortie;
   c) mentionnent l'année de création de l'OPC;
   d) indiquent la monnaie dans laquelle les performances passées ont été calculées. Cette monnaie est identique à celle qui est utilisée pour le calcul des performances passées mentionnées dans les informations clés pour l'investisseur. Lorsque les performances passées sont exprimées dans une monnaie autre que l'euro, les déclarations signalent clairement de quelle monnaie il s'agit et mentionnent que le rendement en euro peut se voir réduit ou augmenté en fonction des fluctuations du taux de change.
   6. Le calcul des rendements est fondé sur la valeur nette d'inventaire de l'OPC et sur le principe selon lequel toute recette distribuable de l'OPC a été réinvestie.
   7. Lorsqu'un changement important survient dans les objectifs et la politique d'investissement de l'OPC durant la période représentée par les rendements, les performances passées enregistrées par l'OPC avant ce changement important continuent à figurer dans les rendements.
   La période antérieure au changement important visé à l'alinéa précédent est signalée dans les rendements et fait l'objet d'un avertissement clair selon lequel les performances affichées ont été réalisées dans des circonstances qui ne sont plus d'actualité.
   8. Lorsque la section `Objectifs et politique d'investissement' du document d'informations clés pour l'investisseur se réfère à une valeur de référence (benchmark), une comparaison est opérée entre les rendements de l'OPC et ceux de la valeur de référence. Toute comparaison de rendements est basée sur des données de marché externes, accessibles au public. La comparaison porte sur une même période de référence.
   Dans le cas des OPC ne disposant pas de données relatives à leurs performances passées sur la période de référence, la valeur de référence n'est pas affichée pour les années durant lesquelles l'OPC n'existait pas encore.
   9. Dans le cas des restructurations visées à l'article 160, seules les performances passées de l'OPC bénéficiaire sont mentionnées.
   Par dérogation à l'alinéa précédent, peuvent toutefois être mentionnées les performances passées :
   a) de l'OPC apporteur ou du compartiment apporteur, dans le cas d'OPC ou de compartiments qui ont été créés par l'apport de la totalité des actifs et passifs d'un seul autre OPC ou d'un seul autre compartiment;
   b) du compartiment ou fonds commun de placement à absorber, dans le cas d'une fusion visée à l'article 163 ou d'une restructuration visée à l'article 300 de la loi du 3 août 2012.
   10. La présentation des rendements d'un feeder concerne spécifiquement le feeder et ne reproduit pas les performances passées du master.
   L'alinéa précédent ne s'applique pas :
   a) lorsque le feeder affiche les performances passées de son master à titre de valeur de référence; ou
   b) lorsque le feeder dispose d'un historique de performances passées antérieures à la date à laquelle il a commencé à opérer en tant que feeder, ces performances continuant à figurer, pour les années concernées, dans les rendements, où est signalé le changement important survenu entre-temps, conformément à l'alinéa 2 du point 7.]3

  Section II. - Taux de rotation du portefeuille
  Le taux de rotation du portefeuille d'un organisme de placement collectif est calculé comme suit :
  Achats de valeurs mobilières =X
  Ventes de valeurs mobilières =Y
  Total 1 = Total des transactions sur valeurs mobilières = X + Y
  Emissions de parts de l'organisme de placement collectif = S
  Rachats de parts de l'organisme de placement collectif = T
  Total 2 = Total des transactions sur des parts de l'organisme de placement collectif = S +T
  Moyenne de référence de l'actif net total = M
  Taux de rotation = [(Total 1 - Total 2)/M]*100
  La moyenne de référence de l'actif net total correspond à la valeur d'inventaire moyenne de l'organisme de placement collectif, établie selon la fréquence de calcul de la valeur nette d'inventaire.
  Le taux de rotation du portefeuille est calculé ex-post au moins une fois par an, par référence à l'exercice comptable de l'organisme de placement collectif. A des fins spécifiques, il peut aussi être établi pour d'autres périodes.
  
Art. N3. Bijlage C.- Inhoud van het beheerreglement of statuten
  1. Naam van het gemeenschappelijk beleggingsfonds of van de beleggingsvennootschap; vermelding van de hoedanigheid als openbare instelling voor collectieve belegging met veranderlijk aantal rechten van deelneming; in geval van een beleggingsvennootschap, vermelding van de hoedanigheid als vennootschap die een openbaar beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan, bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van vennootschappen; categorie van toegelaten beleggingen waarvoor de instelling voor collectieve belegging heeft geopteerd;
  2. Naam van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van een gemeenschappelijk beleggingsfonds of van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aangesteld door een beleggingsvennootschap overeenkomstig artikel 44, § 1, van de wet;
  3. Wijze waarop de bewaarder wordt benoemd en, in voorkomend geval, wordt ontslagen, alsmede de regels voor de bekendmaking van deze handelingen;
  4. Wijze waarop de ondernemingen worden aangeduid die instaan voor de uitkeringen aan de deelnemers in de instelling voor collectieve belegging en voor de uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming;
  5. Eventuele categorieën van rechten van deelneming die worden gecreëerd overeenkomstig artikel 8, § 2, 1° en/of 2° en/of 3°, van de wet.
  In de in artikel 6, § 1, 2° en 3°, bedoelde gevallen, vaststelling van de objectieve criteria die worden gehanteerd om bepaalde personen toe te laten om in te schrijven op een categorie van rechten van deelneming die op één of meerdere punten geniet van een gunstiger regime dan één of meerdere andere categorieën van rechten van deelneming, dan wel om dergelijke rechten van deelneming te verwerven. Vermelding van de schikkingen die worden getroffen zodat steeds kan worden nagegaan of de personen die hebben ingeschreven op rechten van deelneming van een categorie die op één of meerdere punten geniet van een gunstiger regime, dan wel dergelijke rechten van deelneming hebben verworven, aan de gestelde criteria voldoen.
  In voorkomend geval, vermelding van de gegevens bedoeld bij artikel 6, § 2.
  6. Eventueel bestaan van compartimenten; voor de gemeenschappelijke beleggingsfondsen, de bijzondere beheer- en bestuursregels die erop van toepassing zijn en de respectieve rechten en plichten van de beheervennootschap, de bewaarder en de deelnemers; de wijze waarop de kosten worden toegerekend aan de gehele instelling voor collectieve belegging en per compartiment, de wijze waarop de algemene vergadering het stemrecht uitoefent, de jaarrekening goedkeurt en kwijting verleent aan de bestuurders en commissarissen;
  7. Doel van de instelling voor collectieve belegging; categorieën activa waarin de instelling voor collectieve belegging mag beleggen; in voorkomend geval, vermelding van het beleggingsbeleid bedoeld bij de artikelen 63 of 81;
  8. Eventuele vermelding van de andere secundaire markten bedoeld bij de artikelen 52, § 1, 2°, 3° en 4°, en 70, § 1, 2°, 3° en 4°.
  9. De beschrijving, de berekeningswijze en het tarief van de provisies en kosten bedoeld in artikel 115, § 1, alsook de identiteit van de begunstigde(n) van elk van de provisies en kosten; eventuele toelating bedoeld in [1 artikel 117, § 2, 4° en in]1 artikel 117, § 3, 3°.
  De pensioenspaarfondsen mogen de provisies en kosten bedoeld in artikel 115, § 1, lid 1, niet als een maximum uitdrukken.
  10. Gevallen waarin het vrije toetredings- en uittredingsrecht overeenkomstig [2 de artikelen 195, 196 en 198/1]2 kan worden geschorst en volgens welke regels deze mogelijkheid kan worden benut;
  11. Vermelding dat de dagen waarop de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging worden ontvangen, in het prospectus worden opgenomen en dat elke vermindering van de, in het prospectus en de essentiële beleggerinformatie opgenomen, frequentie waarmee de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging worden ontvangen, de toelating van de algemene vergadering van deelnemers vereist; vermelding van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming op grond waarvan deze aanvragen worden uitgevoerd; berekeningswijze (en, in voorkomend geval, alternatieve berekeningswijze) van de netto-inventariswaarde; munteenheid waarin de netto-inventariswaarde wordt berekend, tenzij het instellingen voor collectieve belegging betreft als bedoeld in de artikelen 78, § 1, tweede lid en 84.
  12. Tenzij in het geval bedoeld bij artikel 148, § 2, vermelding dat de beslissingen tot ontbinding van de instelling voor collectieve belegging of van een compartiment worden genomen door de bevoegde algemene vergadering van deelnemers. In geval de beslissing tot ontbinding een compartiment betreft, bepaling dat de algemene vergadering van deelnemers van het betrokken compartiment bevoegd is om tot ontbinding van het compartiment te beslissen. Eventuele vermelding van de modaliteiten van vereffening evenals aanduiding van één of meerdere vereffenaars, desgevallend per compartiment,
  In het geval bedoeld bij artikel 148, § 2, vermelding van de vervaldag evenals de vereffeningswijze, de benoeming van één of meerdere vereffenaars en de wijze van afsluiting van de vereffening van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment. Indien de vereffening en de afsluiting van de vereffening betrekking hebben op een compartiment, vermelding op welke wijze de statutenwijziging of wijziging van het beheerreglement die hier desgevallend uit voortvloeit, zal worden doorgevoerd.
  In voorkomend geval, vermelding van de procedure bedoeld bij artikel 156, § 1, tweede lid.
  13. Vermelding dat de beslissingen tot herstructurering van een instelling voor collectieve belegging of van één of meerdere compartimenten worden genomen door de bevoegde algemene vergadering van deelnemers.
  In geval de beslissing tot herstructurering een compartiment betreft, bepalen de statuten of het beheerreglement van de instelling voor collectieve belegging dat de algemene vergadering van deelnemers van het betrokken compartiment bevoegd is om tot herstructurering van het compartiment te beslissen.
  14. De wijze van bijeenroeping, beraadslaging en besluitvorming van de algemene vergadering van deelnemers in een gemeenschappelijk beleggingsfonds, alsook de wijze van terbeschikkingstelling van het beheerverslag, van het verslag van de commissarissen en van het jaarverslag aan de deelnemers van het gemeenschappelijk beleggingsfonds; voor de gemeenschappelijke beleggingsfondsen, plaats, dag en uur van de algemene vergadering van deelnemers;
  15. In voorkomend geval, in welke gevallen en onder welke voorwaarden de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging bevoegd is om de stemrechten uit te oefenen die verbonden zijn aan de financiële instrumenten in het gemeenschappelijk beleggingsfonds.
  16. Voor de instellingen voor collectieve belegging, bedoeld in de artikelen 64 en 82, vermelding van de staten, plaatselijke besturen of internationale publiekrechtelijke instellingen die de effecten en/of geldmarktinstrumenten waarin zij meer dan 35 % van hun activa gaan beleggen, uitgeven dan wel waarborgen.
  17. Eventuele mogelijkheid om financiële instrumenten uit te lenen.
  
Art. N3. Annexe C.- Contenu du règlement de gestion ou des statuts
  1. Dénomination du fonds commun de placement ou de la société d'investissement; mention de la qualité d'organisme de placement collectif public à nombre variable de parts; dans le cas d'une société d'investissement, mention de la qualité de société faisant ou ayant fait publiquement appel à l'épargne, au sens de l'article 438 du Code des sociétés; indication de la catégorie de placements autorisés pour laquelle l'organisme de placement collectif a opté;
  2. Dénomination de la société de gestion d'organismes de placement collectif d'un fonds commun de placement, ou de la société de gestion d'organismes de placement collectif désignée par une société d'investissement conformément à l'article 44, § 1er, de la loi;
  3. Mode de nomination et, le cas échéant, de révocation du dépositaire, et indication des mesures de publicité dont ces actes font l'objet;
  4. Mode de désignation des entreprises chargées d'assurer les distributions aux participants de l'organisme de placement collectif et d'émettre et racheter les parts;
  5. Existence éventuelle de catégories de parts, créées conformément à l'article 8, § 2, 1° et/ou 2° et/ou 3°, de la loi.
  Dans les cas visés à l'article 6, § 1, 2° et 3°, mention des critères objectifs appliqués pour autoriser certaines personnes à souscrire une catégorie de parts bénéficiant, sur un ou plusieurs points, d'un régime plus avantageux qu'une ou plusieurs autres catégories de parts, ou à acquérir de telles parts. Mention des dispositions prises pour vérifier en permanence si les personnes qui ont souscrit des parts d'une catégorie bénéficiant, sur un ou plusieurs points, d'un régime plus avantageux, ou qui ont acquis de telles parts, satisfont aux critères prévus.
  Le cas échéant, mention des informations visées à l'article 6, § 2.
  6. Existence éventuelle de compartiments; pour les fonds communs de placement, règles particulières de gestion ou d'administration qui lui sont applicables et les droits et obligations respectifs de la société de gestion, du dépositaire et des participants; mode d'imputation des frais à l'ensemble de l'organisme de placement collectif et par compartiment; mode d'exercice du droit de vote, d'approbation des comptes annuels et d'octroi de la décharge aux administrateurs et aux commissaires par l'assemblée générale;
  7. Objet de l'organisme de placement collectif; catégories d'actifs dans lesquelles l'organisme de placement collectif est habilité à investir; le cas échéant, mention de la politique de placement visée aux articles 63 et 81;
  8. Mention éventuelle des autres marchés secondaires visés aux articles 52, § 1er, 2°, 3° et 4°, et 70, § 1er, 2°, 3° et 4° ;
  9. Description, mode de calcul et tarif des commissions et frais visés à l'article 115, § 1er, et mention de l'identité du ou des bénéficiaires de chacun de ces commissions et frais; le cas échéant, mention de l'autorisation visée [1 à l'article 117, § 2, 4°]1 à l'article 117, § 3, 3°.
  Pour les fonds d'épargne-pension, les commissions et frais visés à l'article 115, § 1er, alinéa 1er, ne peuvent pas être présentés sous la forme de maximums;
  10. Cas dans lesquels le droit de libre entrée et de libre sortie peut être suspendu conformément aux [2 articles 195, 196 et 198/1]2, et modalités d'exercice de cette faculté;
  11. Mention du fait que les jours de réception des demandes d'émission ou de rachat de parts ou de changement de compartiment sont mentionnés dans le prospectus et que toute diminution de la fréquence de réception des demandes d'émission ou de rachat de parts ou de changement de compartiment, telle que mentionnée dans le prospectus et dans les informations clés pour l'investisseur, requiert l'autorisation de l'assemblée générale des participants; précisions sur la valeur nette d'inventaire des parts sur la base de laquelle ces demandes sont exécutées; méthode (et, le cas échéant, méthode alternative) de calcul de la valeur nette d'inventaire; devise de calcul de la valeur nette d'inventaire, sauf s'il s'agit d'organismes de placement collectif visés aux articles 78, § 1, alinéa 2, et 84.
  12. Sauf dans le cas visé à l'article 148, § 2, mention du fait que les décisions de dissolution de l'organisme de placement collectif ou d'un compartiment sont prises par l'assemblée générale des participants compétente. Si la décision de dissolution concerne un compartiment, disposition précisant que l'assemblée générale des participants du compartiment concerné est compétente pour décider de la dissolution du compartiment. Mention éventuelle des modalités de liquidation et de la désignation d'un ou plusieurs liquidateurs, le cas échéant par compartiment.
  Dans le cas visé à l'article 148, § 2, mention de l'échéance ainsi que du mode de liquidation, de la désignation d'un ou plusieurs liquidateurs et du mode de clôture de la liquidation de l'organisme de placement collectif ou du compartiment. Si la liquidation et sa clôture portent sur un compartiment, mention de la manière dont sera effectuée la modification des statuts ou la modification du règlement de gestion qui en découlera éventuellement.
  Le cas échéant, mention de la procédure visée à l'article 156, § 1, alinéa 2.
  13. Mention du fait que les décisions de restructuration d'un organisme de placement collectif ou d'un ou plusieurs compartiments sont prises par l'assemblée générale des participants compétente.
  Si la décision de restructuration concerne un compartiment, les statuts ou le règlement de gestion de l'organisme de placement collectif prévoient que l'assemblée générale des participants du compartiment concerné est compétente pour décider de la restructuration du compartiment.
  14. Mode de convocation, de délibération et de décision de l'assemblée générale des participants d'un fonds commun de placement, et mode de mise à disposition du rapport de gestion, du rapport des commissaires et des comptes annuels aux participants du fonds commun de placement; pour les fonds communs de placement, lieu, jour et heure de l'assemblée générale des participants;
  15. Le cas échéant, mention des cas et des conditions dans lesquels la société de gestion d'organismes de placement collectif est habilitée à exercer les droits de vote attachés aux instruments financiers compris dans le fonds commun de placement.
  16. Pour les organismes de placement collectif visés aux articles 64 et 82, mention des Etats, collectivités publiques territoriales ou organismes internationaux à caractère public qui émettent ou garantissent les valeurs mobilières et/ou instruments du marché monétaire dans lesquels ils ont l'intention de placer plus de 35 % de leurs actifs.
  17. Possibilité éventuelle de prêt d'instruments financiers.