Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
12 NOVEMBER 2012. - [Koninklijk besluit met betrekking tot beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG] <Opschrift vervangen door KB2017-02-25/03, art. 175, 002; Inwerkingtreding : 27-03-2017>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-11-2012 en tekstbijwerking tot 12-12-2022)
Titre
12 NOVEMBRE 2012. - [Arrêté royal relatif aux sociétés de gestion d'organismes de placement collectif qui répondent aux conditions de la directive 2009/65/CE] <Intitulé remplacé par AR2017-02-25/03, art. 175, 002; En vigueur : 27-03-2017>(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-11-2012 et mise à jour au 12-12-2022)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (52)
Texte (52)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales
Artikel 1. Dit koninklijk besluit heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van Richtlijn 2010/43/EU van de Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij.
Article 1er. Le présent arrêté royal assure la transposition partielle de la Directive 2010/43/UE de la Commission du 1er juillet 2010 portant mesures d'exécution de la Directive 2009/65/CE du Parlement européen et du Conseil en ce qui concerne les exigences organisationnelles, les conflits d'intérêts, la conduite des affaires, la gestion des risques et le contenu de l'accord entre le dépositaire et la société de gestion.
Art.2. Tenzij anders bepaald, dient, voor de toepassing van dit besluit, te worden verstaan onder :
  1° Richtlijn 2009/65/EG : Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (herschikking);
  2° wet van 6 april 1995 : de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;
  3° wet van 2 augustus 2002 : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
  4° wet : de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;
  5° koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging : het koninklijk besluit van [...] 2012 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging;
  [1 5° /1 het koninklijk besluit van 10 november 2006: het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming ;]1
  6° koninklijk besluit van 3 juni 2007 : het koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten;
  7° instelling voor collectieve belegging : de openbare instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 3, 2° van de wet;
  8° beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging : de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aangesteld door een instelling voor collectieve belegging, zoals bedoeld in artikel 3, 12° van de wet;
  9° relevante persoon (met betrekking tot een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging) : één van de volgende personen :
  a) een bestuurder of zaakvoerder van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, een aandeelhouder of een daarmee gelijk te stellen persoon;
  b) een werknemer van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, alsook iedere andere natuurlijke persoon van wie de diensten ter beschikking en onder de zeggenschap staan van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, en die betrokken is bij de uitoefening, door die beheervennootschap, van één van de in artikel 3, 22°, van de wet bedoelde beheertaken; of
  c) een natuurlijke persoon die, in het kader van de delegatie van taken aan derden met het oog op de uitoefening van één van de in artikel 3, 22° van de wet bedoelde beheertaken door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, rechtstreeks betrokken is bij het verrichten van diensten ten behoeve van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;
  10° tegenpartijrisico : het risico op verliezen voor de instelling voor collectieve belegging doordat de tegenpartij bij een transactie haar verplichtingen niet nakomt vóór de definitieve afwikkeling van de kasstroom van de transactie;
  11° operationeel risico : het risico op verliezen voor de instelling voor collectieve belegging als gevolg van ontoereikende interne processen en het falen door mensen en systemen van de beheervennootschap, of als gevolg van externe gebeurtenissen, inclusief juridische en documentatierisico's en risico's als gevolg van verhandelings-, afwikkelings- en waarderingsprocedures die voor rekening van de instelling voor collectieve belegging worden beheerd;
  [2 12° duurzaamheidsrisico: een duurzaamheidsrisico in de zin van artikel 2, punt 22), van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad;
   13° duurzaamheidsfactoren: duurzaamheidsfactoren in de zin van artikel 2, punt 24), van Verordening (EU) 2019/2088]2
.
  
Art.2. Pour l'application du présent arrêté, il y a lieu d'entendre par, sauf stipulation contraire :
  1° la Directive 2009/65/CE : la Directive 2009/65/CE du Parlement européen et du conseil du 13 juillet 2009, portant coordination des dispositions législatives, réglementaires et administratives concernant certains organismes de placement collectif en valeurs mobilières (OPCVM) (refonte);
  2° la loi du 6 avril 1995 : la loi du 6 avril 1995 relative au statut et au contrôle des entreprises d'investissement;
  3° la loi du 2 août 2002 : la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers;
  4° la loi : la loi du 3 août 2012 relative à certaines formes de gestion collective de portefeuilles d'investissement;
  5° l'arrêté royal relatif à certains organismes de placement collectif publics : l'arrêté royal du [...] 2012 relatif à certains organismes de placement collectif publics;
  [1 5° /1 l'arrêté royal du 10 novembre 2006 : l'arrêté royal du 10 novembre 2006 relatif à la comptabilité, aux comptes annuels et aux rapports périodiques de certains organismes de placement collectif publics à nombre variable de parts;]1
  6° l'arrêté royal du 3 juin 2007 : l'arrêté royal du 3 juin 2007 portant les règles et modalités visant à transposer la Directive concernant les marchés d'instruments financiers;
  7° organisme de placement collectif : les organismes de placement collectif publics visés à l'article 3, 2° de la loi;
  8° société de gestion d'organismes de placement collectif : la société de gestion d'organismes de placement collectif désignée par un organisme de placement collectif, telle que définie à l'article 3, 12° de la loi;
  9° personne concernée, dans le cas d'une société de gestion d'organismes de placement collectif :
  a) un administrateur ou gérant de la société de gestion d'organismes de placement collectif, actionnaire ou équivalent;
  b) un employé de la société de gestion d'organismes de placement collectif, ainsi que toute autre personne physique dont les services sont mis à la disposition et placés sous le contrôle de la société de gestion d'organismes de placement collectif, et qui participe à l'exercice, par ladite société, d'une des fonctions de gestion visées à l'article 3, 22° de la loi; ou
  c) une personne physique qui participe directement à la fourniture de services à la société de gestion d'organismes de placement collectif, dans le cadre d'une délégation à des tiers en vue de l'exercice, par la société de gestion d'organismes de placement collectif, d'une des fonctions de gestion visées à l'article 3, 22° de la loi;
  10° risque de contrepartie : le risque de perte pour l'organisme de placement collectif résultant du fait que la contrepartie à une transaction peut faillir à ses obligations avant que la transaction ait été réglée de manière définitive sous la forme d'un flux financier;
  11° risque opérationnel : le risque de perte pour l'organisme de placement collectif résultant de l'inadéquation de processus internes et de défaillances liées aux personnes et aux systèmes de la société de gestion, ou résultant d'événements extérieurs, y compris le risque juridique et le risque de documentation, ainsi que le risque résultant des procédures de négociation, de règlement et d'évaluation appliquées pour le compte de l'organisme de placement collectif;
  [2 12° risque en matière de durabilité : un risque en matière de durabilité au sens de l'article 2, point 22), du règlement (UE) 2019/2088 du Parlement européen et du Conseil ;
   13° facteurs de durabilité : des facteurs de durabilité au sens de l'article 2, point 24), du règlement (UE) 2019/2088.]2

  
Art.3. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht [1 die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG]1.
  Artikelen 11 tot 23 zijn van toepassing op de [1 die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG]1 beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging [1 die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG]1 die een bijkantoor in België hebben gevestigd, voor hun verrichtingen op het Belgisch grondgebied.
  
Art.3. Les dispositions du présent arrêté s'appliquent aux sociétés de gestion d'organismes de placement collectif de droit belge [1 qui répondent aux conditions de la directive 2009/65/CE]1.
  Les articles 11 à 23 s'appliquent aux sociétés de gestion d'organismes de placement collectif [1 qui répondent aux conditions de la directive 2009/65/CE]1 étrangères qui ont établi une succursale en Belgique, pour ce qui est de leurs opérations sur le territoire belge.
  
HOOFDSTUK II. - Beleidsstructuur, goede administratieve en boekhoudkundige organisatie en controleprocedures
CHAPITRE II. - Structure de gestion, bonne organisation administrative et comptable et mécanismes de contrôle
Afdeling 1. - Algemene beginselen
Section 1re. - Principes généraux
Art.4. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen :
  1° besluitvormingsprocedures en een organisatiestructuur vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die op een duidelijke en gedocumenteerde wijze de rapporteringslijnen specificeren en de functies en verantwoordelijkheden verdelen;
  2° ervoor te zorgen dat hun relevante personen op de hoogte zijn van de procedures die moeten worden gevolgd voor een goede uitoefening van hun verantwoordelijkheden;
  3° passende interne controleprocedures vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die ertoe strekken te waarborgen dat beslissingen en procedures op alle niveaus van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in acht worden genomen;
  4° op alle relevante niveaus van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een doeltreffende interne rapportering en communicatie van informatie, alsook doeltreffende informatiestromen met alle betrokken derden vast te stellen, te implementeren en in stand te houden;
  5° passende en overzichtelijke gegevens over hun bedrijf en hun interne organisatie bij te houden.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging houden rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het aanbod van de in het kader van dat bedrijf verrichte diensten en activiteiten.
  [1 De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging nemen de duurzaamheidsrisico's in aanmerking wanneer zij de in het eerste lid vastgestelde verplichtingen in acht nemen.]1
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen afdoende systemen en procedures vast te stellen, te implementeren en in stand te houden om de veiligheid, de integriteit en de vertrouwelijkheid van informatie te waarborgen, rekening houdend met de aard van de betrokken informatie.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen een passend bedrijfscontinuïteitsbeleid vast te stellen, te implementeren en in stand te houden dat, bij een onderbreking van hun systemen en procedures, waarborgt dat hun kritieke gegevens en bedrijfsfuncties beschermd zijn en hun diensten en activiteiten worden voortgezet, of, wanneer dat niet mogelijk is, dat deze gegevens en bedrijfsfuncties zo spoedig mogelijk worden hersteld en hun diensten en activiteiten zo spoedig mogelijk worden hervat.
  § 4. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen beleidsregels en procedures op het gebied van de boekhouding vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die hen in staat stellen de FSMA, indien zij daarom verzoekt, zo spoedig mogelijk financiële verslagen te bezorgen die een getrouw beeld geven van hun financiële positie en die aan alle toepasselijke boekhoudkundige standaarden en regels voldoen.
  § 5. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen toezicht te houden op en regelmatig over te gaan tot een evaluatie van de deugdelijkheid en de doeltreffendheid van de overeenkomstig §§ 1 tot en met 4 door hen opgezette systemen, interne controleprocedures en andere regelingen. Zij nemen passende maatregelen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.
  
Art.4. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif se conforment aux exigences suivantes :
  1° établir, mettre en oeuvre et garder opérationnelles des procédures de prise de décision et une structure organisationnelle précisant sous une forme claire et documentée les lignes de reporting et la répartition des fonctions et des responsabilités;
  2° s'assurer que les personnes concernées sont informées des procédures à suivre pour exercer correctement leurs activités;
  3° établir, mettre en oeuvre et garder opérationnels des mécanismes de contrôle interne appropriés, conçus pour garantir le respect des décisions et des procédures à tous les niveaux de la société de gestion d'organismes de placement collectif;
  4° établir, mettre en oeuvre et garder opérationnels, à tous les niveaux pertinents de la société de gestion d'organismes de placement collectif, un système efficace de reporting interne et de communication des informations, ainsi que des canaux d'information efficaces avec tous les tiers concernés;
  5° enregistrer de manière adéquate et ordonnée le détail de leurs activités et de leur organisation interne.
  Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif tiennent compte de la nature, de l'échelle et de la complexité de leur activité, ainsi que de la nature et de l'éventail des services fournis et des activités exercées dans le cadre de cette activité.
  [1 Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif tiennent compte des risques en matière de durabilité lorsqu'elles se conforment aux exigences prévues au premier alinéa.]1
  § 2. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnels des systèmes et des procédures appropriées pour préserver la sécurité, l'intégrité et la confidentialité des informations, en tenant compte de la nature des informations concernées.
  § 3. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnelle une politique appropriée de continuité de l'activité afin de garantir, en cas d'interruption de leurs systèmes et procédures, la sauvegarde de leurs données et fonctions essentielles et la poursuite de leurs services et activités ou, lorsque cela n'est pas possible, afin de permettre la récupération rapide de ces données et fonctions et la reprise rapide de leurs activités et services.
  § 4. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnelles des politiques et des procédures comptables leur permettant de fournir rapidement à la FSMA, si elle en fait la demande, des rapports financiers qui donnent une image fidèle de leur situation financière et qui sont conformes à toutes les normes et règles comptables en vigueur.
  § 5. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif contrôlent et évaluent régulièrement l'adéquation et l'efficacité des systèmes, mécanismes de contrôle interne et autres dispositifs mis en place en application des §§ 1 à 4. Elles prennent des mesures appropriées pour remédier à d'éventuelles défaillances.
  
Art.5. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen :
  1° medewerkers in dienst te hebben die over de nodige vakbekwaamheid, kennis en deskundigheid beschikken om de hun toevertrouwde verantwoordelijkheden uit te oefenen;
  2° de nodige middelen en deskundigheid te behouden om een doeltreffend toezicht uit te oefenen op de activiteiten die, op basis van een overeenkomst met de beheervennootschappen, door derden worden uitgevoerd, in het bijzonder wat het beheer van het aan dergelijke overeenkomsten verbonden risico betreft;
  3° ervoor te zorgen dat relevante personen die verschillende functies uitoefenen, daardoor niet worden of kunnen worden belet één van die functies op degelijke, eerlijke en professionele wijze uit te oefenen.
  Voor de in het vorige lid genoemde doeleinden dienen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging rekening te houden met de aard, de omvang en de complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het aanbod van de in het kader van dat bedrijf verrichte diensten en activiteiten.
  [1 Voor de in het eerste lid genoemde doeleinden behouden de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de nodige middelen en deskundigheid ten behoeve van de doeltreffende integratie van de duurzaamheidsrisico's.]1
  
Art.5. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif :
  1° emploient un personnel disposant des qualifications, des connaissances et de l'expertise nécessaires pour exercer les responsabilités qui lui sont confiées;
  2° conservent les ressources et l'expertise nécessaires pour contrôler effectivement les activités exercées par des tiers dans le cadre d'un accord avec ces sociétés, en particulier en ce qui concerne la gestion du risque lié à ces accords;
  3° s'assurent que l'exercice de multiples fonctions par les personnes concernées ne les empêche pas ni n'est susceptible de les empêcher de s'acquitter de manière convenable, honnête et professionnelle de l'une quelconque de ces fonctions.
  Aux fins visées à l'alinéa précédent, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif tiennent compte de la nature, de l'échelle et de la complexité de leur activités, ainsi que de la nature et de l'éventail des services fournis et des activités exercées dans le cadre de cette activité.
  [1 Aux fins visées à l'alinéa 1er, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif conservent les ressources et l'expertise nécessaires à l'intégration effective des risques en matière de durabilité.]1
  
Afdeling 2. - Interne controleprocedures
Section 2. - Mécanismes de contrôle interne
Art.6. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen er, bij de interne verdeling van de functies, voor dat de verantwoordelijkheid voor de naleving van hun verplichtingen uit hoofde van en krachtens de wet bij de personen ligt die aan de effectieve leiding deelnemen.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat de personen die aan de effectieve leiding deelnemen :
  1° verantwoordelijk zijn voor de uitvoering, voor elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging, van het algemene beleggingsbeleid als omschreven in, naargelang het geval, het prospectus, het beheerreglement of de statuten van de betrokken instelling voor collectieve belegging;
  2° toezicht houden op de goedkeuring van beleggingsstrategieën voor elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging;
  3° erop toezien dat de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging over een permanente en doeltreffende compliancefunctie beschikt als bedoeld in artikel 7, ook als die functie door een derde wordt uitgeoefend;
  4° ervoor zorgen en zich er periodiek van vergewissen dat het algemene beleggingsbeleid en de risicolimieten voor elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging op behoorlijke en doeltreffende wijze worden uitgevoerd en nageleefd, ook als de risicobeheerfunctie door een derde wordt uitgeoefend;
  5° de deugdelijkheid van de interne procedures voor het nemen van beleggingsbeslissingen voor elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging goedkeuren en periodiek evalueren, om ervoor te zorgen dat die beslissingen verenigbaar zijn met de goedgekeurde beleggingsstrategieën;
  6° het risicobeheerbeleid en de regelingen, procedures en technieken voor de uitvoering van dat beleid, zoals bedoeld in artikel 24, goedkeuren en periodiek evalueren, inclusief het risicolimietensysteem voor elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging;
  [1 7° verantwoordelijk zijn voor de integratie van duurzaamheidsrisico's in de punten 1° tot en met 6° genoemde activiteiten.]1
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat hun effectieve leiding :
  1° overgaat tot een toetsing en periodieke evaluatie van de doeltreffendheid van de beleidsregels, regelingen en procedures waarin is voorzien om de verplichtingen uit hoofde van en krachtens de wet na te komen;
  2° passende maatregelen neemt om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.
  § 4. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat hun effectieve leiding frequent en ten minste jaarlijks schriftelijke verslagen over hun compliance, interne audit en risicobeheer ontvangt, waarin met name wordt vermeld of passende corrigerende maatregelen zijn genomen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.
  § 5. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat hun effectieve leiding regelmatig verslagen ontvangt over de uitvoering van de beleggingsstrategieën en van de interne procedures voor het nemen van de beleggingsbeslissingen, zoals bedoeld in § 2, 2° tot 5°.
  
Art.6. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif, lorsqu'elles attribuent les fonctions en interne, veillent à ce que la responsabilité du respect de leurs obligations au titre et en vertu de la loi incombe aux personnes qui participent en fait à la direction effective.
  § 2. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif veillent à ce que les personnes qui participent en fait à la direction effective :
  1° soient responsables de la mise en oeuvre, pour chaque organisme de placement collectif qu'elles gèrent, de la politique générale de placement telle qu'elle est définie, selon le cas, dans le prospectus, le règlement de gestion ou les statuts de l'organisme de placement collectif;
  2° supervisent l'adoption de stratégies d'investissement pour chaque organisme de placement collectif qu'elles gèrent;
  3° aient la responsabilité de veiller à ce que la société de gestion d'organismes de placement collectif dispose d'une fonction permanente et efficace de compliance, au sens de l'article 7, même si cette fonction est assurée par un tiers;
  4° s'assurent, et vérifient régulièrement, que la politique générale de placement et les limites de risque de chaque organisme de placement collectif géré sont effectivement et correctement mises en oeuvre et respectées, même si la fonction de gestion des risques est assurée par un tiers;
  5° adoptent, puis soumettent à un réexamen régulier, des procédures internes adéquates pour l'adoption des décisions d'investissement concernant chaque organisme de placement collectif géré, afin de garantir la conformité de ces décisions avec les stratégies d'investissement adoptées;
  6° adoptent, puis soumettent à un réexamen régulier, la politique de gestion des risques, ainsi que les dispositions, procédures et techniques de mise en oeuvre de cette politique, tels que visées à l'article 24, et notamment le système de limitation des risques pour chaque organisme de placement collectif géré;
  [1 7° soient responsables de l'intégration des risques en matière de durabilité dans les activités visées aux points 1° à 6°;]1
  § 3. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif veillent à ce que leurs dirigeants effectifs :
  1° évaluent, et réexaminent régulièrement, l'efficacité des politiques, dispositions et procédures adoptées pour se conformer aux obligations imposées par et en vertu de la loi;
  2° prennent les mesures appropriées pour remédier à d'éventuelles défaillances.
  § 4. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif veillent à ce que leurs dirigeants effectifs reçoivent, de manière fréquente et au moins une fois par an, des rapports écrits sur la compliance, l'audit interne et la gestion des risques, indiquant notamment si des mesures correctives appropriées ont été prises en cas de défaillance.
  § 5. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif veillent à ce que leurs dirigeants effectifs reçoivent régulièrement des rapports sur la mise en oeuvre des stratégies d'investissement et des procédures internes d'adoption des décisions d'investissement visées au § 2, 2° à 5°.
  
Art.7. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zien erop toe passende beleidsregels en afdoende procedures vast te stellen, te implementeren en in stand te houden waarmee elk risico dat de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging niet aan haar verplichtingen uit hoofde van of krachtens de wet voldoet, alsook de daaraan verbonden risico's kunnen worden opgespoord, en voorzien in passende maatregelen en procedures die dergelijke risico's tot een minimum beperken en de FSMA in staat stellen de haar bij wet verleende bevoegdheden effectief uit te oefenen.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging houden rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het aanbod van de in het kader van dat bedrijf verrichte diensten en activiteiten.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor een permanente en doeltreffende compliancefunctie in te stellen en in stand te houden die onafhankelijk is en de volgende verantwoordelijkheden heeft :
  1° toezicht houden op en regelmatig evalueren van de deugdelijkheid en de doeltreffendheid van de overeenkomstig § 1 ingevoerde maatregelen, beleidsregels en procedures, alsook de genomen maatregelen om eventuele tekortkomingen bij de naleving door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van haar verplichtingen te verhelpen;
  2° de relevante personen die verantwoordelijk zijn voor het verrichten van de diensten en activiteiten van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, adviseren en bijstaan, om te garanderen dat de beheervennootschap haar verplichtingen uit hoofde van of krachtens de wet naleeft.
  § 3. Om de in § 2 bedoelde compliancefunctie in staat te stellen haar verantwoordelijkheden naar behoren en onafhankelijk uit te oefenen, zorgen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging ervoor dat aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° de compliancefunctie beschikt over de nodige autoriteit, middelen en deskundigheid en heeft toegang tot alle dienstige informatie;
  2° er wordt een compliance officer aangesteld die verantwoordelijk is voor de compliancefunctie en voor de frequente en ten minste jaarlijkse rapportering aan de effectieve leiding over de compliancefunctie, waarin met name wordt vermeld of passende corrigerende maatregelen zijn genomen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen;
  3° de relevante personen die deelnemen aan de uitoefening van de compliancefunctie, zijn niet betrokken bij de verrichting van de diensten of de activiteiten waarop zij toezien;
  4° de wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld van de relevante personen die bij de compliancefunctie zijn betrokken, mag en kan hun objectiviteit niet in gevaar brengen.
  De FSMA kan evenwel afwijkingen toestaan van de bepalingen van het eerste lid, 3° of 4°, indien de betrokken beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in staat is aan te tonen dat, gezien de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf, alsook de aard en het aanbod van haar diensten en activiteiten, deze vereiste niet evenredig is en dat haar compliancefunctie doeltreffend blijft. De FSMA kan specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen.
Art.7. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnelles des politiques et des procédures appropriées conçues pour détecter tout risque de manquement de la société de gestion d'organismes de placement collectif aux obligations imposées par ou en vertu de la loi, ainsi que les risques associés, et mettent en place des mesures et des procédures adéquates conçues pour minimiser ce risque et permettre à la FSMA d'exercer effectivement les pouvoirs que lui confère la loi.
  Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif tiennent compte de la nature, de l'échelle et de la complexité de leur activité, ainsi que de la nature et de l'éventail des services fournis et des activités exercées dans le cadre de cette activité.
  § 2. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent et gardent opérationnelle une fonction permanente et efficace de compliance, qui fonctionne de manière indépendante et assume les responsabilités suivantes :
  1° contrôler et, à intervalles réguliers, évaluer l'adéquation et l'efficacité des mesures, politiques et procédures mises en place en application du § 1er, ainsi que des actions entreprises pour remédier à d'éventuels manquements de la société de gestion d'organismes de placement collectif à ses obligations;
  2° conseiller et assister les personnes concernées chargées des services et activités de la société de gestion d'organismes de placement collectif afin d'assurer le respect des obligations imposées à celle-ci par ou en vertu de la loi.
  § 3. Afin de permettre à la fonction de compliance visée au § 2 d'exercer ses responsabilités de manière appropriée et indépendante, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif veillent à ce que les conditions suivantes soient remplies :
  1° la fonction de compliance dispose de l'autorité, des ressources et de l'expertise nécessaires, et a accès à toutes les informations pertinentes;
  2° il est désigné un responsable de la compliance, qui assume la responsabilité de cette fonction et de la remise aux dirigeants effectifs, de manière fréquente et au moins une fois par an, de rapports sur la fonction de compliance, indiquant notamment si des mesures correctives appropriées ont été prises en cas de défaillance;
  3° les personnes concernées qui participent à la fonction de compliance ne participent pas à la fourniture des services ni à l'exercice des activités qu'elles contrôlent;
  4° le mode de détermination de la rémunération des personnes concernées participant à la fonction de compliance ne compromet pas et n'est pas susceptible de compromettre leur objectivité.
  Toutefois, la FSMA peut octroyer des dérogations aux dispositions du 3° ou du 4° de l'alinéa premier, si la société de gestion d'organismes de placement collectif concernée est en mesure de démontrer que, compte tenu de la nature, de l'échelle et de la complexité de son activité, ainsi que de la nature et de l'éventail de ses services et activités, cette exigence n'est pas proportionnée et que sa fonction de compliance demeure efficace. La FSMA peut fixer des conditions spécifiques à l'octroi de ces dérogations.
Art.8. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen een interneauditfunctie in te stellen en in stand te houden die losstaat en onafhankelijk is van hun andere functies en activiteiten.
  De FSMA kan afwijkingen toestaan van de bepalingen van het eerste lid indien de betrokken beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aantoont dat deze vereiste niet evenredig en passend is gezien de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf, alsook de aard en het aanbod van de werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles die zij uitoefent. De FSMA kan specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen.
  § 2. De in § 1 bedoelde interneauditfunctie heeft de volgende verantwoordelijkheden :
  1° een auditplan vaststellen, implementeren en in stand houden om de deugdelijkheid en de doeltreffendheid van de door de beheervennootschap opgezette systemen, interne controleprocedures en andere regelingen te onderzoeken en te beoordelen;
  2° aanbevelingen formuleren op basis van de resultaten van de overeenkomstig 1° uitgevoerde werkzaamheden;
  3° nagaan of gevolg wordt gegeven aan de in 2° bedoelde aanbevelingen;
  4° rapporteren over interneauditaangelegenheden overeenkomstig artikel 6, § 4.
Art.8. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent et gardent opérationnelle une fonction d'audit interne, distincte et indépendante de leurs autres fonctions et activités.
  La FSMA peut octroyer des dérogations aux dispositions de l'alinéa premier, lorsque la société de gestion d'organismes de placement collectif concernée établit que cette exigence n'est pas proportionnée et appropriée compte tenu de la nature, de l'échelle et de la complexité de son activité, ainsi que de la nature et à l'éventail des activités de gestion collective de portefeuille qu'elle exerce. La FSMA peut fixer des conditions spécifiques à l'octroi de ces dérogations.
  § 2. La fonction d'audit interne mentionnée au § 1er est investie des responsabilités suivantes :
  1° établir, mettre en oeuvre et garder opérationnel un programme d'audit visant à examiner et à évaluer l'adéquation et l'efficacité des systèmes, mécanismes de contrôle interne et autres dispositifs mis en place par la société de gestion;
  2° formuler des recommandations fondées sur les résultats des travaux réalisés conformément au 1° ;
  3° vérifier le respect des recommandations visées au 2° ;
  4° faire rapport sur les questions d'audit interne conformément à l'article 6, § 4.
Art.9. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen een permanente risicobeheerfunctie in te stellen en in stand te houden.
  § 2. De in § 1 bedoelde permanente risicobeheerfunctie is hiërarchisch en functioneel onafhankelijk van de operationele diensten.
  De FSMA kan evenwel afwijkingen toestaan van de bepalingen van het eerste lid indien de betrokken beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aantoont dat deze vereiste niet passend en evenredig is gezien de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf en van dat van de instellingen voor collectieve belegging die zij beheert. De FSMA kan specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen.
  Zelfs in het geval bedoeld in het vorige lid moet een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging kunnen aantonen dat zij passende beschermingsmaatregelen tegen belangenconflicten heeft genomen, om zo een onafhankelijke uitvoering van haar risicobeheeractiviteiten mogelijk te maken, alsook dat haar risicobeheerprocedure voldoet aan de vereisten van artikel 201, § 6, derde lid van de wet.
  § 3. De permanente risicobeheerfunctie :
  1° voert het risicobeheerbeleid en de risicobeheerprocedures uit;
  2° ziet erop toe dat aan het risicolimietensysteem van de instellingen voor collectieve belegging wordt voldaan, inclusief de wettelijke limieten voor het totale risico en het tegenpartijrisico als bedoeld in de artikelen 58, §§ 2, 3, 4 en 5, 59, 62, § 6, 76, §§ 2, 3, 4 en 5, 77 en 80, § 6 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging;
  3° verstrekt advies aan het wettelijk bestuursorgaan over de identificatie van het risicoprofiel van elke door haar beheerde instelling voor collectieve belegging;
  4° brengt regelmatig verslag uit aan het wettelijk bestuursorgaan over :
  a) de coherentie tussen de huidige omvang van het risico dat elke door haar beheerde instelling voor collectieve belegging loopt, en het voor die instelling voor collectieve belegging overeengekomen risicoprofiel;
  b) de naleving van de relevante risicolimietensystemen door elke door haar beheerde instelling voor collectieve belegging;
  c) de deugdelijkheid en de doeltreffendheid van de risicobeheerprocedure, waarbij met name wordt vermeld of passende corrigerende maatregelen zijn genomen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen;
  5° brengt regelmatig verslag uit aan de effectieve leiding over de huidige omvang van het risico dat elke door haar beheerde instelling voor collectieve belegging loopt, en over elke feitelijke of voorzienbare inbreuk op hun limieten, om ervoor te zorgen dat onmiddellijke en passende maatregelen kunnen worden genomen;
  6° onderzoekt en ondersteunt, in voorkomend geval, de in artikel 79 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging bedoelde regelingen en procedures voor de waardering van OTC-derivaten.
  § 4. De permanente risicobeheerfunctie beschikt over de nodige autoriteit en heeft toegang tot alle dienstige informatie om de in § 3 beschreven taken te kunnen vervullen.
Art.9. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent et gardent opérationnelle une fonction permanente de gestion des risques.
  § 2. La fonction permanente de gestion des risques visée au § 1er est indépendante, d'un point de vue hiérarchique et fonctionnel, des unités opérationnelles.
  Toutefois, la FSMA peut octroyer des dérogations aux dispositions de l'alinéa premier lorsque la société de gestion d'organismes de placement collectif concernée établit que cette exigence n'est pas appropriée et proportionnée au vu de la nature, de l'échelle et de la complexité de ses activités et de celles des organismes de placement collectif qu'elle gère. La FSMA peut fixer des conditions spécifiques à l'octroi de ces dérogations.
  Même dans le cas visé à l'alinéa précédent, une société de gestion d'organismes de placement collectif doit pouvoir démontrer que des mesures de protection appropriées ont été prises contre les conflits d'intérêt, afin de permettre l'exercice indépendant des activités de gestion des risques, et que sa méthode de gestion des risques satisfait aux exigences de l'article 201, § 6, alinéa 3 de la loi.
  § 3. La fonction permanente de gestion des risques est chargée de :
  1° mettre en oeuvre la politique et les procédures de gestion des risques;
  2° veiller au respect du système de limitation des risques des organismes de placement collectif, et notamment des limites légales sur le risque global et le risque de contrepartie, conformément aux articles 58, §§ 2, 3, 4 et 5, 59, 62, § 6, 76, §§ 2, 3, 4 et 5, 77 et 80, § 6 de l'arrêté royal relatif à certains organismes de placement collectif publics;
  3° conseiller l'organe légal d'administration sur la définition du profil de risque de chaque organisme de placement collectif géré;
  4° faire régulièrement rapport à l'organe légal d'administration sur les points suivants :
  a) la cohérence entre les niveaux de risque actuels encourus par chaque organisme de placement collectif géré et le profil de risque retenu pour cet organisme de placement collectif;
  b) le respect par chaque organisme de placement collectif géré des systèmes pertinents de limitation des risques;
  c) l'adéquation et l'efficacité de la méthode de gestion des risques, en indiquant notamment si des mesures correctives appropriées ont été prises en cas de défaillance;
  5° faire régulièrement rapport aux dirigeants effectifs sur le niveau de risque actuel encouru par chaque organisme de placement collectif géré et sur tout dépassement effectif ou prévisible des limites dont ils font l'objet, afin que des mesures rapides et appropriées puissent être prises;
  6° réexaminer et renforcer, le cas échéant, les dispositifs et procédures d'évaluation des instruments dérivés négociés de gré à gré visés à l'article 79 de l'arrêté royal relatif à certains organismes de placement collectif publics.
  § 4. La fonction permanente de gestion des risques jouit de l'autorité nécessaire et d'un accès à toutes les informations pertinentes nécessaires à l'accomplissement des tâches énumérées au § 3.
Art.10. § 1. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging richt een auditcomité op binnen haar wettelijk bestuursorgaan. Het auditcomité is samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders van het wettelijk bestuursorgaan. Ten minste één lid van het auditcomité is een onafhankelijk lid van het wettelijk bestuursorgaan in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen en beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van boekhouding en/of audit. Bovendien beschikken de leden van het auditcomité over een collectieve deskundigheid op het gebied van de activiteiten van de betrokken beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en op het gebied van boekhouding en audit.
  In het jaarverslag van het wettelijk bestuursorgaan wordt aangetoond dat de leden van het auditcomité over de nodige individuele en collectieve deskundigheid beschikken.
  § 2. Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die voldoet aan ten minste twee van de volgende drie criteria, is vrijgesteld van de verplichting om een auditcomité op te richten :
  a) gemiddeld aantal werknemers gedurende het betrokken boekjaar van minder dan 250 personen;
  b) balanstotaal van minder dan of gelijk aan 43.000.000 euro;
  c) jaarlijkse netto-omzet van minder dan of gelijk aan 50.000.000 euro.
  § 3. Voor zover een auditcomité is opgericht dat voor de gehele groep bevoegd is en voldoet aan de vereisten van dit besluit, kan de FSMA aan een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die een dochter of een kleindochter is van een gemengde financiële holding, van een verzekeringsholding, van een financiële holding, van een kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming, van een herverzekeringsonderneming, van een beleggingsonderneming of van een andere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, afwijkingen toestaan van de voormelde bepalingen en specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen. De FSMA maakt haar afwijkingsbeleid openbaar.
  [1 Wanneer een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging op basis van het eerste lid is vrijgesteld van de verplichting om over een auditcomité te beschikken, worden de in paragraaf 5 bedoelde opdrachten van de erkende commissaris, uitgeoefend ten opzichte van het wettelijk bestuursorgaan.]1
  § 4. [1 § 4. Onverminderd de wettelijke opdrachten van het wettelijk bestuursorgaan, heeft het auditcomité minstens de taken bedoeld in artikel 526bis, § 4, van het Wetboek van Vennootschappen.
   De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten kan, bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, de in deze paragraaf bedoelde elementen op technische punten preciseren en aanvullen.
   Het auditcomité brengt bij het wettelijk bestuursorgaan regelmatig verslag uit over de uitoefening van zijn taken, en ten minste wanneer het wettelijk bestuursorgaan de jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening en de in artikel 235 van de wet bedoelde periodieke staten opstelt die de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging respectievelijk aan het einde van het boekjaar en aan het einde van het eerste halfjaar overmaakt.]1

  § 5. [1 De erkende commissaris is belast met de opdrachten bedoeld in artikel 526bis, § 6, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Vennootschappen.]1
  § 6. De erkende commissaris brengt bij het wettelijk bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité indien een dergelijk comité werd opgericht, verslag uit over belangrijke zaken die bij de uitoefening van zijn wettelijke controle van de jaarrekening aan het licht zijn gekomen, en meer bepaald over ernstige tekortkomingen in de interne controle met betrekking tot de financiële verslaggeving.
  § 7. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen over het auditcomité van de genoteerde vennootschappen in de zin van artikel 4 van dit Wetboek.
  
Art.10. § 1er. La société de gestion d'organismes de placement collectif constitue un comité d'audit au sein de son organe légal d'administration. Le comité d'audit est composé de membres non exécutifs de l'organe légal d'administration. Au moins un membre du comité d'audit est un membre indépendant de l'organe légal d'administration au sens de l'article 526ter du Code des sociétés et est compétent en matière de comptabilité et/ou d'audit. En outre, les membres du comité d'audit disposent d'une compétence collective dans le domaine des activités de la société de gestion d'organismes de placement collectif concernée et en matière de comptabilité et d'audit.
  Le rapport annuel de l'organe légal d'administration justifie la compétence individuelle et collective des membres du comité d'audit.
  § 2. Sont exemptées de l'obligation d'avoir un comité d'audit les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif répondant à au moins deux des trois critères suivants :
  a) nombre moyen de salariés inférieur à 250 personnes sur l'ensemble de l'exercice concerné;
  b) total du bilan inférieur ou égal à 43.000.000 euros;
  c) chiffre d'affaires net annuel inférieur ou égal à 50.000.000 euros.
  § 3. Pour autant qu'un comité d'audit dont les attributions s'étendent à tout le groupe et répondant aux exigences du présent arrêté ait été constitué, la FSMA peut, à l'égard des sociétés de gestion d'organismes de placement collectif qui sont filiales ou sous-filiales d'une compagnie financière mixte, d'une société holding d'assurances, d'une compagnie financière, d'un établissement de crédit, d'une entreprise d'assurances, d'une entreprise de réassurance, d'une entreprise d'investissement ou d'une autre société de gestion d'organismes de placement collectif, accorder des dérogations aux dispositions qui précèdent et fixer des conditions spécifiques à l'octroi de celles-ci. La FSMA rend publique sa politique de dérogation.
  [1 Lorsqu'une société de gestion d'organismes de placement collectif est dispensée, en vertu de l'alinéa 1er, de l'obligation d'avoir un comité d'audit, les missions du commissaire agréé visées au paragraphe 5 sont exécutées vis-à-vis de l'organe légal d'administration.]1
  § 4. [1 Sans préjudice des missions légales de l'organe légal d'administration, le comité d'audit est au moins chargé des missions visées à l'article 526bis, § 4, du Code des sociétés.
   L'Autorité des services et marchés financiers peut, par voie de règlement pris conformément à l'article 64 de la loi du 2 août 2002, préciser et compléter sur des points d'ordre technique les éléments visés au présent paragraphe.
   Le comité d'audit fait régulièrement rapport à l'organe légal d'administration sur l'exercice de ses missions, au moins lors de l'établissement par celui-ci des comptes annuels et consolidés et des états périodiques visés à l'article 235 de la loi, respectivement transmis par la société de gestion d'organismes de placement collectifs à la fin de l'exercice social et à la fin du premier semestre social.]1

  § 5. [1 Le commissaire agréé est chargé des missions visées à l'article 526bis, § 6, alinéas 1er et 2, du Code des sociétés.]1
  § 6. Le commissaire agréé fait rapport à l'organe légal d'administration, le cas échéant par l'intermédiaire du comité d'audit si un tel comité a été constitué, sur les questions importantes apparues dans l'exercice de sa mission de contrôle légal des comptes, et en particulier sur les faiblesses significatives du contrôle interne au regard du processus d'information financière.
  § 7. Les dispositions qui précèdent ne portent pas préjudice aux dispositions du Code des sociétés relatives au comité d'audit des sociétés cotées au sens de l'article 4 de ce Code.
  
HOOFDSTUK III. - Belangenconflicten
CHAPITRE III. - Conflits d'intérêts
Art.11. § 1. Om de soorten belangenconflicten te kunnen bepalen die zich bij het verrichten van diensten en activiteiten kunnen voordoen en de belangen van een instelling voor collectieve belegging kunnen schaden, houden de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging ten minste rekening met de vraag of op de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, op een relevante persoon, dan wel op een persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks via een zeggenschapsband met de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging verbonden is, een van de volgende situaties van toepassing is, ongeacht of die voortvloeit uit de verrichting van werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles, dan wel een andere oorzaak heeft :
  1° de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of deze persoon kan financieel gewin behalen of een financieel verlies vermijden ten koste van de instelling voor collectieve belegging;
  2° de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of deze persoon heeft een belang bij het resultaat van een ten behoeve van de instelling voor collectieve belegging of een andere cliënt verrichte dienst, van een ten behoeve van de instelling voor collectieve belegging of een andere cliënt verrichte activiteit, of van een voor rekening van de instelling voor collectieve belegging of een andere cliënt uitgevoerde transactie, dat verschilt van het belang van de instelling voor collectieve belegging bij dit resultaat;
  3° de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of deze persoon heeft een financiële of andere drijfveer om het belang van een andere cliënt of groep cliënten te laten primeren op het belang van de instelling voor collectieve belegging;
  4° de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of deze persoon oefent dezelfde activiteiten uit voor de instelling voor collectieve belegging en voor een of meer andere cliënten die geen instellingen voor collectieve belegging zijn;
  5° de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of deze persoon ontvangt van een andere persoon dan de instelling voor collectieve belegging, voor het verrichten van werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles ten behoeve van de instelling voor collectieve belegging, een ander "inducement" (voordeel) in de vorm van gelden, goederen of diensten dan de gebruikelijke provisie of vergoeding voor deze dienst, of zal een dergelijk "inducement" (voordeel) ontvangen.
  § 2. Wanneer de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de soorten belangenconflicten bepalen, houden zij rekening met :
  1° de belangen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, inclusief de belangen die voortvloeien uit het feit dat die vennootschap deel uitmaakt van een groep of uit het verrichten van diensten en activiteiten, de belangen van de cliënten en de verplichtingen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging ten aanzien van de instelling voor collectieve belegging;
  2° de belangen van twee of meer door haar beheerde instellingen voor collectieve belegging.
  [1 § 3. Wanneer zij de soorten belangenconflicten bepalen die de belangen van een instelling voor collectieve belegging kunnen schaden, nemen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging ook de soorten belangenconflicten op die kunnen ontstaan als gevolg van de integratie van duurzaamheidsrisico's in hun processen, systemen en interne controles.]1
  
Art.11. § 1er. En vue d'identifier les types de conflits d'intérêts susceptibles de se produire lors de la prestation de services et d'activités, et dont l'existence peut porter atteinte aux intérêts d'un organisme de placement collectif, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif prennent en considération, comme critères minimaux, la possibilité que la société de gestion d'organismes de placement collectif, une personne concernée ou une personne directement ou indirectement liée à la société de gestion d'organismes de placement collectif par une relation de contrôle, se trouve dans l'une quelconque des situations suivantes, que cette situation résulte de l'exercice d'activités de gestion collective de portefeuille ou autre :
  1° la société de gestion d'organismes de placement collectif ou cette personne est susceptible de réaliser un gain financier ou d'éviter une perte financière aux dépens de l'organisme de placement collectif;
  2° la société de gestion d'organismes de placement collectif ou cette personne a un intérêt dans le résultat d'un service fourni à l'organisme de placement collectif ou à un autre client, d'une activité exercée à leur bénéfice, ou d'une transaction réalisée pour le compte de l'organisme de placement collectif ou d'un autre client, qui ne coïncide pas avec l'intérêt de l'organisme de placement collectif quant à ce résultat;
  3° la société de gestion d'organismes de placement collectif ou cette personne est incitée, pour des raisons financières ou autres, à privilégier les intérêts d'un autre client ou groupe de clients par rapport à ceux de l'organisme de placement collectif;
  4° la société de gestion d'organismes de placement collectif ou cette personne exerce les mêmes activités pour l'organisme de placement collectif que pour un ou plusieurs clients qui ne sont pas des organismes de placement collectif;
  5° la société de gestion d'organismes de placement collectif ou cette personne reçoit ou recevra d'une personne autre que l'organisme de placement collectif un avantage en relation avec les activités de gestion collective de portefeuille exercées au bénéfice de l'organisme de placement collectif, sous la forme d'argent, de biens ou de services, autre que la commission ou les frais normalement facturés pour ce service.
  § 2. Lorsqu'elles identifient les types de conflits d'intérêts, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif prennent en considération :
  1° les intérêts de la société de gestion d'organismes de placement collectif, y compris ceux qui découlent de l'appartenance à un groupe ou de la prestation de services ou de l'exercice d'activités, les intérêts des clients et les obligations de la société de gestion d'organismes de placement collectif à l'égard de l'organisme de placement collectif;
  2° les intérêts de deux organismes de placement collectif gérés ou plus.
  [1 § 3. Lorsqu'elles procèdent à la détection des types de conflits d'intérêts dont l'existence peut porter atteinte aux intérêts d'un organisme de placement collectif, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif y incluent les types de conflits d'intérêts qui peuvent découler de l'intégration des risques en matière de durabilité dans leurs processus, systèmes et contrôles internes.]1
  
Art.12. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen een doeltreffend beleid inzake belangenconflicten vast te stellen, te implementeren en in stand te houden. Dat beleid is schriftelijk vastgelegd en is passend vanuit het oogpunt van de omvang en organisatie van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, en vanuit het oogpunt van de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf.
  Wanneer de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging deel uitmaakt van een groep, houdt het beleid ook rekening met alle omstandigheden waarvan de beheervennootschap weet of zou moeten weten dat zij een belangenconflict kunnen doen ontstaan als gevolg van de structuur en de bedrijfsactiviteiten van andere leden van de groep.
  § 2. Het overeenkomstig § 1 vastgestelde beleid inzake belangenconflicten omvat inzonderheid de volgende aspecten :
  1° onder verwijzing naar de werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles die door of voor rekening van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging worden verricht, de omschrijving van de omstandigheden die een belangenconflict doen of kunnen doen ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van de instelling voor collectieve belegging of van een of meer andere cliënten worden geschaad;
  2° de te volgen procedures en te nemen maatregelen voor het beheer van dergelijke conflicten.
  [1 § 3. Indien gebruik wordt gemaakt van de door artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of de artikelen 117, § 4, of 198/1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging geboden mogelijkheden, moet het conform paragraaf 1 ingevoerde beleid inzake belangenconflicten inzonderheid:
   1° de belangenconflicten identificeren die verband houden met het gebruik van die mogelijkheden, ongeacht de personen waartussen deze belangenconflicten zich voordoen;
   2° de met het oog op het beheer van die belangenconflicten te volgen procedures en te nemen maatregelen definiëren.]1

  
Art.12. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent, mettent en oeuvre et appliquent une politique efficace de gestion des conflits d'intérêt. Cette politique est fixée par écrit et elle est appropriée au regard de la taille et de l'organisation de la société de gestion d'organismes de placement collectif ainsi que de la nature, de l'échelle et de la complexité de son activité.
  Lorsque la société de gestion d'organismes de placement collectif appartient à un groupe, la politique prend également en compte les circonstances, qui sont connues ou censées être connues de la société de gestion d'organismes de placement collectif, susceptibles de provoquer un conflit d'intérêts résultant de la structure et des activités des autres membres du groupe.
  § 2. La politique en matière de conflits d'intérêts mise en place conformément au § 1er doit en particulier :
  1° identifier, en relation avec les activités de gestion collective de portefeuille exercées par ou pour le compte de la société de gestion d'organismes de placement collectif, les situations qui donnent lieu ou sont susceptibles de donner lieu à un conflit d'intérêts comportant un risque sensible d'atteinte aux intérêts de l'organisme de placement collectif ou d'un ou de plusieurs autres clients;
  2° définir les procédures à suivre et les mesures à prendre en vue de gérer ces conflits.
  [1 § 3. En cas d'usage des facultés offertes par l'article 21/1 de l'arrêté royal du 10 novembre 2006 ou les articles 117, § 4 ou 198/1 de l'arrêté royal relatif à certains organismes de placement collectif publics, la politique en matière de conflits d'intérêts mise en place conformément au § 1er doit en particulier:
   1° identifier les conflits d'intérêts liés à l'usage de ces facultés, quelles que soient les personnes entre lesquelles ceux-ci surviennent;
   2° définir les procédures à suivre et les mesures à prendre en vue de gérer ces conflits.]1

  
Art.13. § 1. De in artikel 12, § 2, 2°, bedoelde procedures en maatregelen garanderen dat de relevante personen die betrokken zijn bij verschillende bedrijfsactiviteiten waarbij sprake is van een belangenconflict, bij het verrichten van die activiteiten een mate van onafhankelijkheid aan de dag leggen die passend is gelet op de omvang en de activiteiten van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en van de groep waartoe zij behoort, en op de omvang van het risico dat de belangen van de cliënt worden geschaad.
  § 2. De overeenkomstig artikel 12, § 2, 2°, te volgen procedures en te nemen maatregelen omvatten, voor zover deze voor de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging nodig en passend zijn om de vereiste mate van onafhankelijkheid te garanderen :
  1° doeltreffende procedures om de uitwisseling van informatie te voorkomen of te controleren tussen relevante personen die werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles verrichten, waarbij het risico op een belangenconflict bestaat wanneer de uitwisseling van deze informatie de belangen van een of meer cliënten kan schaden;
  2° apart toezicht op de relevante personen van wie de hoofdtaken bestaan in de uitoefening van werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles voor rekening van cliënten of beleggers van wie de belangen strijdig kunnen zijn met elkaar, of de verlening van diensten aan dergelijke cliënten of beleggers, of die anderszins verschillende belangen hebben (inclusief die van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging) die strijdig kunnen zijn met elkaar;
  3° de uitschakeling van elk direct verband tussen, enerzijds, de vergoeding van de relevante personen die hoofdzakelijk bij een bepaalde activiteit betrokken zijn, en, anderzijds, de vergoeding van of de inkomsten gegenereerd door andere relevante personen die hoofdzakelijk bij een andere activiteit betrokken zijn, wanneer, met betrekking tot die activiteiten, een belangenconflict kan ontstaan;
  4° maatregelen om te voorkomen of het risico te beperken dat een persoon ongepaste invloed uitoefent op de wijze waarop een relevante persoon werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles verricht;
  5° maatregelen om te voorkomen dat of te controleren of een relevante persoon gelijktijdig of achtereenvolgens betrokken is bij verschillende afzonderlijke werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles, wanneer die betrokkenheid afbreuk kan doen aan een passend beheer van belangenconflicten.
  Indien de vereiste mate van onafhankelijkheid niet kan worden gegarandeerd bij de toepassing of de uitvoering van een of meer van deze maatregelen en procedures, bepaalt de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging alle alternatieve of aanvullende maatregelen en procedures die daartoe nodig en passend zijn.
Art.13. § 1er. Les procédures et les mesures prévues à l'article 12, § 2, 2°, sont conçues pour garantir que les personnes concernées engagées dans différentes activités impliquant un conflit d'intérêts exercent ces activités avec un degré d'indépendance approprié au regard de la taille et des activités de la société de gestion d'organismes de placement collectif et du groupe dont elle fait partie et de l'importance du risque de préjudice aux intérêts des clients.
  § 2. Les procédures à suivre et les mesures à adopter conformément à l'article 12, § 2, 2°, comprennent, dans la mesure nécessaire et appropriée pour que la société de gestion d'organismes de placement collectif assure le degré d'indépendance requis :
  1° des procédures efficaces en vue de prévenir ou de contrôler les échanges d'informations entre personnes concernées engagées dans des activités de gestion collective de portefeuille comportant un risque de conflit d'intérêts lorsque l'échange de ces informations peut léser les intérêts d'un ou de plusieurs clients;
  2° une surveillance séparée des personnes concernées qui ont pour principales fonctions d'exercer des activités de gestion collective de portefeuille pour le compte de clients ou d'investisseurs ou de leur fournir des services, lorsque les intérêts de ces clients ou investisseurs peuvent entrer en conflit, ou lorsque ces clients représentent des intérêts différents, y compris ceux de la société de gestion d'organismes de placement collectif, pouvant entrer en conflit;
  3° la suppression de tout lien direct entre la rémunération des personnes concernées exerçant principalement une activité donnée et la rémunération d'autres personnes concernées exerçant principalement une autre activité, ou les revenus générés par ces autres personnes, lorsqu'un conflit d'intérêts est susceptible de se produire en relation avec ces activités;
  4° des mesures visant à prévenir ou à limiter l'exercice par toute personne d'une influence inappropriée sur la façon dont une personne concernée mène des activités de gestion collective de portefeuille;
  5° des mesures visant à prévenir ou à contrôler la participation simultanée ou consécutive d'une personne concernée à plusieurs activités distinctes de gestion collective de portefeuille, lorsqu'une telle participation est susceptible de nuire à la bonne gestion des conflits d'intérêts.
  Si l'adoption ou la mise en oeuvre concrète d'une ou de plusieurs de ces mesures et procédures ne permet pas d'assurer le degré d'indépendance requis, la société de gestion d'organismes de placement collectif adopte toutes les mesures et procédures supplémentaires ou de substitution qui sont nécessaires et appropriées à cette fin.
Art.14. Alle beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen een register bij te houden en regelmatig te actualiseren met gegevens over de soorten door of voor rekening van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging verrichte werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles waarbij een belangenconflict is ontstaan of - in het geval van een nog lopende werkzaamheid in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles - kan ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van een of meer instellingen voor collectieve belegging of andere cliënten worden geschaad.
  De effectieve leiding of de bevoegde interne instantie van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging wordt er onmiddellijk van in kennis gesteld wanneer de door een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging getroffen organisatorische of administratieve regelingen voor het beheer van belangenconflicten niet toereikend zijn om met redelijke zekerheid te garanderen dat het risico zal worden vermeden dat de belangen van de instelling voor collectieve belegging of van haar deelnemers worden geschaad, zodat zij alle nodige maatregelen kunnen nemen om te waarborgen dat de beheervennootschap van de instelling voor collectieve belegging in ieder geval in het belang van de instelling voor collectieve belegging en haar deelnemers handelt.
  De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging brengt de in het vorige lid bedoelde situaties ter kennis van de beleggers op een passende [1 duurzame gegevensdrager]1 in de zin van artikel 2, 8° van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging, en vermeldt de redenen waarom zij de betrokken beslissing heeft genomen.
  
Art.14. Toute société de gestion d'organismes de placement collectif tient et actualise régulièrement un registre consignant les types de fonctions de gestion collective de portefeuille exercées par la société de gestion d'organismes de placement collectif ou pour son compte pour lesquelles un conflit d'intérêts comportant un risque sensible d'atteinte aux intérêts d'un ou plusieurs organismes de placement collectif ou autres clients s'est produit ou, dans le cas d'exercice continu d'une fonction de gestion collective de portefeuille, est susceptible de se produire.
  Lorsque les dispositions organisationnelles ou administratives prises par une société de gestion d'organismes de placement collectif pour gérer les conflits d'intérêts ne suffisent pas à garantir, avec une certitude raisonnable, que le risque de porter atteinte aux intérêts de l'organisme de placement collectif ou de ses participants sera évité, les dirigeants effectifs ou l'instance interne compétente de la société de gestion d'organismes de placement collectif sont rapidement informés afin qu'ils puissent prendre toute mesure nécessaire pour garantir que la société de gestion de l'organisme de placement collectif agira dans tous les cas au mieux des intérêts de l'organisme de placement collectif et de ses participants.
  La société de gestion d'organismes de placement collectif informe les investisseurs des situations visées à l'alinéa précédent au moyen de tout support durable approprié, au sens de l'article 2, 8° de l'arrêté royal relatif à certains organismes de placement collectif publics et indique les raisons de sa décision.
Art.15. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging ontwikkelt passende en doeltreffende strategieën om te bepalen wanneer en hoe de aan de instrumenten in de beheerde portefeuilles verbonden stemrechten in het uitsluitende voordeel van de betrokken instelling voor collectieve belegging moeten worden uitgeoefend.
  De in het eerste lid bedoelde strategie omvat maatregelen en procedures :
  1° voor de follow-up van relevante gebeurtenissen binnen de betrokken vennootschap;
  2° om te garanderen dat de stemrechten worden uitgeoefend in overeenstemming met de beleggingsdoelstellingen en het beleggingsbeleid van de betrokken instelling voor collectieve belegging;
  3° voor de voorkoming of het beheer van eventuele belangenconflicten die uit de uitoefening van de stemrechten voortvloeien.
  Een beknopte beschrijving van de in het eerste lid bedoelde strategieën wordt ter beschikking gesteld van de beleggers.
  Bijzonderheden over de op grond van die strategieën ondernomen maatregelen worden kosteloos en op hun verzoek aan de deelnemers verstrekt.
Art.15. La société de gestion d'organismes de placement collectif élabore des stratégies adéquates et effectives déterminant quand et comment sont exercés les droits de vote rattachés aux instruments détenus dans les portefeuilles gérés, afin que ces droits bénéficient exclusivement à l'organisme de placement collectif concerné.
  La stratégie visée à l'alinéa 1er définit des mesures et des procédures afin :
  1° d'assurer le suivi des événements pertinents relatifs à la vie de la société concernée;
  2° de garantir que les droits de vote sont exercés conformément aux objectifs et à la politique d'investissement de l'organisme de placement collectif en question;
  3° de prévenir ou de gérer tout conflit d'intérêts résultant de l'exercice des droits de vote.
  Une description succincte des stratégies visées à l'alinéa premier est mise à la disposition des investisseurs.
  Les détails des mesures prises sur la base de ces stratégies sont mis gratuitement à disposition des participants, à leur demande.
HOOFDSTUK IV. - Gedragsregels
CHAPITRE IV. - Règles de conduite
Afdeling 1. - Algemene beginselen
Section 1re. - Principes généraux
Art.16. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat de deelnemers van door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging op billijke wijze en overeenkomstig het beginsel van gelijkheid tussen de deelnemers worden behandeld.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging plaatsen de belangen van een groep van deelnemers niet boven de belangen van een andere groep van deelnemers.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging implementeren passende beleidsregels en procedures om wanpraktijken te voorkomen waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij de stabiliteit en de integriteit van de markt ongunstig beïnvloeden.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat, voor de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging, billijke, correcte en transparante prijsbepalingsmodellen en waarderingssystemen worden toegepast met het oog op de naleving van de voor hen geldende verplichting om te handelen in het uitsluitende belang van de deelnemers. Zij moeten kunnen aantonen dat de portefeuilles van de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging correct werden gewaardeerd.
  § 4. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat geen onnodige kosten worden aangerekend aan de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging en hun deelnemers.
Art.16. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif veillent à ce que les participants d'organismes de placement collectif qu'elles gèrent soient traités équitablement et conformément au principe de l'égalité entre les participants.
  Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif s'abstiennent de placer les intérêts d'un groupe de participants au dessus de ceux d'un autre groupe de participants.
  § 2. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif mettent en oeuvre des politiques et des procédures appropriées pour prévenir toute malversation dont on peut raisonnablement supposer qu'elle porterait atteinte à la stabilité et à l'intégrité du marché.
  § 3. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif garantissent l'utilisation de modèles de formation des prix et de systèmes d'évaluation équitables, corrects et transparents pour les organismes de placement collectif qu'elles gèrent afin de respecter leur obligation d'agir dans l'intérêt exclusif des participants. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif doivent pouvoir démontrer que les portefeuilles des organismes de placement collectif qu'elles gèrent ont été évalués avec précision.
  § 4. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif veillent à éviter de mettre des coûts indus à la charge des organismes de placement collectif qu'elles gèrent et à leurs participants.
Art.17. § 1. In het belang van de instellingen voor collectieve belegging en de marktintegriteit betrachten de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging een hoge mate van zorgvuldigheid bij de selectie en de continue follow-up van de beleggingen.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging beschikken over voldoende kennis van en inzicht in de activa waarin de instellingen voor collectieve belegging hebben belegd.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen schriftelijke beleidsregels en procedures inzake zorgvuldigheid vast en implementeren doeltreffende regelingen om te garanderen dat de voor rekening van de instellingen voor collectieve belegging genomen beleggingsbeslissingen overeenkomstig hun doelstellingen, beleggingsstrategie en risicolimieten worden uitgevoerd.
  § 4. Wanneer de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging hun risicobeheerbeleid implementeren, dienen zij, waar dit passend is gelet op de aard van een geplande belegging, prognoses te formuleren en analyses te verrichten over de bijdrage van de belegging tot de samenstelling, de liquiditeit en het risico- en opbrengstprofiel van de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging, voor zij tot de belegging overgaan. De analyses mogen enkel worden verricht op grond van informatie die, zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht, betrouwbaar en actueel is.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging leggen de nodige bekwaamheid, zorgzaamheid en zorgvuldigheid aan de dag wanneer zij met derden overeenkomsten aangaan, beheren of beëindigen over de uitoefening van risicobeheeractiviteiten. Voor de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dergelijke overeenkomsten aangaan, nemen zij de nodige maatregelen om na te gaan of de betrokken derde de vereiste bekwaamheid en capaciteiten bezit om de risicobeheeractiviteiten op betrouwbare, professionele en doeltreffende wijze uit te oefenen. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen methoden vast voor de doorlopende beoordeling van de kwaliteit van het door de betrokken derde verstrekte prestatieniveau.
  [1 § 5. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging nemen de duurzaamheidsrisico's in aanmerking wanneer zij de in de paragrafen 1 tot en met 4 vastgestelde verplichtingen in acht nemen.
   § 6. Wanneer de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op de duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen, zoals beschreven in artikel 4, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2019/2088 of zoals vereist in artikel 4, lid 3 of lid 4, van die Verordening, houden zij rekening met die belangrijkste ongunstige effecten wanneer zij de in de paragrafen 1 tot en met 4 van dit artikel vastgestelde verplichtingen in acht nemen.]1

  
Art.17. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif veillent à ce que la sélection et le suivi continu des investissements soient effectués avec une grande diligence et dans l'intérêt des organismes de placement collectif et de l'intégrité du marché.
  § 2. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif ont une connaissance et une compréhension adéquates des actifs dans lesquels les organismes de placement collectif sont investis.
  § 3. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif élaborent des politiques et des procédures écrites quant à la diligence qu'elles exercent et mettent sur pied des dispositifs efficaces garantissant que les décisions d'investissement prises pour le compte des organismes de placement collectif sont exécutées conformément aux objectifs, à la stratégie d'investissement et aux limites de risque de ces organismes de placement collectif.
  § 4. Lorsque les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif mettent en oeuvre leur politique de gestion des risques, elles élaborent, le cas échéant en tenant compte de la nature de l'investissement envisagé, des prévisions et effectuent des analyses concernant la contribution de l'investissement à la composition, à la liquidité et au profil de risque et de rendement du portefeuille de l'organisme de placement collectif avant d'effectuer ledit investissement. Ces analyses ne doivent être effectuées que sur la base d'informations fiables et à jour, tant d'un point de vue quantitatif que qualitatif.
  Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif font preuve de toute la compétence, de toute la prudence et de toute la diligence requises lorsqu'elles concluent, gèrent et mettent fin à des accords avec des tiers ayant trait à l'exercice d'activités de gestion des risques. Avant de conclure de tels accords, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif prennent les mesures nécessaires pour s'assurer que le tiers dispose des compétences et des capacités nécessaires pour exercer les activités de gestion des risques de manière fiable, professionnelle et efficace. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent des méthodes pour évaluer de manière continue la qualité des prestations fournies par le tiers.
  [1 § 5. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif tiennent compte des risques en matière de durabilité lorsqu'elles se conforment aux exigences prévues aux paragraphes 1 à 4.
   § 6. Lorsque des sociétés de gestion d'organismes de placement collectif prennent en compte les principales incidences négatives des décisions d'investissement sur les facteurs de durabilité, comme cela est décrit à l'article 4, paragraphe 1, point a), du règlement (UE) 2019/2088 ou comme cela est exigé à l'article 4, paragraphe 3 ou 4, dudit règlement, ces sociétés de gestion tiennent compte de ces principales incidences négatives lorsqu'elles se conforment aux exigences prévues aux paragraphes 1 à 4 du présent article.]1

  
Afdeling 2. - Verwerking van inschrijvings- en inkooporders
Section 2. - Traitement des ordres de souscription et de rachat
Art.18. § 1. Wanneer de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging een inschrijvings- of inkooporder van een deelnemer hebben uitgevoerd, moeten zij hem een kennisgeving bezorgen op een [1 duurzame gegevensdrager]1 waarin de uitvoering van het order wordt bevestigd, en dit zo spoedig mogelijk en uiterlijk de eerste werkdag na de uitvoering van het order, of, wanneer de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging zelf van een derde een bevestiging van de uitvoering van het order ontvangt, uiterlijk de eerste werkdag na ontvangst van de bevestiging van deze derde.
  Het eerste lid is echter niet van toepassing wanneer de kennisgeving van de bevestiging dezelfde informatie zou bevatten als een bevestiging die door een derde onmiddellijk aan de deelnemer moet worden toegezonden.
  § 2. De in § 1 bedoelde kennisgeving bevat, naargelang het geval, de volgende informatie :
  1° de identificatie van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;
  2° de naam of een andere omschrijving van de deelnemer;
  3° de datum en het tijdstip van ontvangst van het order en de wijze van betaling;
  4° de datum van uitvoering;
  5° de identificatie van de instelling voor collectieve belegging;
  6° de aard van het order (inschrijving of inkoop);
  7° het betrokken aantal rechten van deelneming;
  8° de eenheidsprijs waartegen op de rechten van deelneming werd ingeschreven of waartegen deze werden terugbetaald;
  9° de referentievalutadatum;
  10° de brutowaarde van het order, inclusief inschrijvingskosten, of het nettobedrag na aftrek van de inkoopkosten;
  11° het totaalbedrag van de gefactureerde provisies en kosten en, indien de belegger daarom verzoekt, een uitsplitsing daarvan per post.
  § 3. Bij orders die periodiek voor een deelnemer worden uitgevoerd, nemen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de in § 1 vermelde maatregelen, of verstrekken zij deze deelnemer ten minste om de zes maanden de in § 2 vermelde informatie over de betrokken transacties.
  § 4. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging verstrekken de deelnemer, indien hij daarom verzoekt, informatie over de status van zijn order.
  
Art.18. § 1er. Dès lors que les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif ont exécuté un ordre de souscription ou de rachat d'un participant, elles transmettent à ce dernier un avis sur support durable confirmant l'exécution de l'ordre, et ce dès que possible et au plus tard le premier jour ouvrable suivant l'exécution de l'ordre ou, si la société de gestion d'organismes de placement collectif reçoit elle-même d'un tiers la confirmation de l'exécution, au plus tard le premier jour ouvrable suivant la réception de la confirmation de ce tiers.
  Toutefois, le premier alinéa ne s'applique pas dans les cas où l'avis contiendrait les mêmes informations qu'une confirmation qui doit être transmise promptement au participant par une autre personne.
  § 2. L'avis visé au § 1er contient les informations suivantes, selon le cas :
  1° l'identification de la société de gestion d'organismes de placement collectif;
  2° le nom ou toute autre désignation du participant;
  3° la date et l'heure de la réception de l'ordre et la méthode de paiement;
  4° la date d'exécution;
  5° l'identification de l'organisme de placement collectif;
  6° la nature de l'ordre (souscription ou rachat);
  7° le nombre de parts concernées;
  8° la valeur unitaire à laquelle les unités ont été souscrites ou remboursées;
  9° la date de la valeur de référence;
  10° la valeur brute de l'ordre, frais de souscription inclus, ou le montant net après déduction des frais de rachat;
  11° le montant total des commissions et des frais facturés et, à la demande de l'investisseur, leur ventilation par poste.
  § 3. En ce qui concerne les ordres pour un participant qui sont exécutés périodiquement, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif soit prennent les mesures mentionnées au § 1er, soit fournissent au participant, au moins une fois par semestre, les informations énumérées au § 2 qui se rapportent à ces transactions.
  § 4. Sur demande du participant, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif l'informent du statut de son ordre.
Afdeling 3. - Optimale uitvoering
Section 3. - Meilleure exécution
Art.19. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zetten zich in voor de belangen van de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging wanneer zij beslissingen uitvoeren om voor rekening van die instellingen te handelen in het kader van het beheer van hun portefeuilles.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 nemen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging alle redelijke maatregelen om het best mogelijke resultaat te behalen voor de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang en de aard van het order en alle andere voor de uitvoering van het order relevante aspecten. Het relatieve gewicht van deze factoren wordt bepaald aan de hand van de volgende criteria :
  1° de doelstellingen, het beleggingsbeleid en de risico's eigen aan de instelling voor collectieve belegging, zoals vermeld in het prospectus of, in voorkomend geval, het beheerreglement of de statuten van de instelling voor collectieve belegging;
  2° de kenmerken van het order;
  3° de kenmerken van de financiële instrumenten waarop het order betrekking heeft;
  4° de kenmerken van de plaatsen van uitvoering waar dit order kan worden geplaatst.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten doeltreffende regelingen vaststellen en implementeren om te voldoen aan de in § 2 bedoelde verplichting. Zij moeten met name een beleid vaststellen en implementeren dat hen overeenkomstig § 2 in staat stelt om het best mogelijke resultaat te behalen voor de orders van de instellingen voor collectieve belegging.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten vooraf de instemming met hun uitvoeringsbeleid verkrijgen van de beleggingsvennootschap. Zij stellen de deelnemers passende informatie ter beschikking over het overeenkomstig dit artikel vastgestelde beleid en over alle wezenlijke veranderingen daarin.
  § 4. Om eventuele tekortkomingen op te sporen en, in voorkomend geval, te verhelpen, houden de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging periodiek toezicht op de doeltreffendheid van hun regelingen en beleid met betrekking tot de uitvoering van orders.
  Bovendien voeren de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging jaarlijks een toetsing uit van hun uitvoeringsbeleid. Zo'n toetsing moet ook worden uitgevoerd als zich een wezenlijke verandering voordoet die een impact heeft op het vermogen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging om steeds het best mogelijke resultaat te behalen voor de door haar beheerde instelling voor collectieve belegging.
  § 5. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten kunnen aantonen dat de orders die zij voor rekening van de instelling voor collectieve belegging hebben uitgevoerd, in overeenstemming zijn met hun uitvoeringsbeleid.
Art.19. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif agissent au mieux des intérêts des organismes de placement collectif qu'elles gèrent lorsqu'elles exécutent des décisions de négocier pour le compte de ces organismes de placement collectif, dans le contexte de la gestion de leurs portefeuilles.
  § 2. Aux fins du § 1er, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif prennent toutes les mesures raisonnables pour obtenir le meilleur résultat possible pour l'organisme de placement collectif, compte tenu du prix, du coût, de la rapidité, de la probabilité de l'exécution et du règlement, de la taille et de la nature de l'ordre ou de toute autre considération relative à l'exécution de l'ordre. L'importance relative de ces facteurs est déterminée en se référant aux critères suivants :
  1° les objectifs, la politique d'investissement et les risques spécifiques à l'organisme de placement collectif, tels qu'indiqués dans le prospectus ou, le cas échéant, dans le règlement de gestion ou dans les statuts de l'organisme de placement collectif;
  2° les caractéristiques de l'ordre;
  3° les caractéristiques des instruments financiers qui font l'objet de cet ordre;
  4° les caractéristiques des lieux d'exécution vers lesquels cet ordre peut être acheminé.
  § 3. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent et mettent en oeuvre des dispositions efficaces pour se conformer à l'obligation visée au § 2. En particulier, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent et mettent en oeuvre une politique leur permettant d'obtenir, pour les ordres relatifs aux organismes de placement collectif, le meilleur résultat possible conformément au § 2.
  Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif obtiennent l'assentiment préalable de la société d'investissement en ce qui concerne la politique d'exécution. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif mettent à la disposition des participants des informations appropriées sur la politique arrêtée conformément au présent article et sur toute modification importante de celle-ci.
  § 4. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif contrôlent régulièrement l'efficacité de leurs dispositions et de leur politique en matière d'exécution des ordres afin d'en déceler les défaillances et d'y remédier le cas échéant.
  En outre, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif réexaminent annuellement leur politique d'exécution. Elles réexaminent également cette politique chaque fois qu'intervient un changement significatif qui a une incidence sur la capacité de la société de gestion d'organismes de placement collectif à continuer d'obtenir le meilleur résultat possible pour l'organisme de placement collectif géré.
  § 5. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif doivent pouvoir démontrer que les ordres qu'elles ont exécutés pour le compte de l'organisme de placement collectif l'ont été conformément à leur politique d'exécution.
Art.20. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zetten zich in voor de belangen van de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging, wanneer zij, voor rekening van die instellingen, bij andere entiteiten orders ter uitvoering plaatsen in het kader van het beheer van hun portefeuilles.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging nemen alle redelijke maatregelen om het best mogelijke resultaat te behalen voor de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging, rekening houdend met de prijs, de kosten, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang en de aard van het order en alle andere voor de uitvoering van het order relevante aspecten. Het relatieve gewicht van deze factoren wordt bepaald aan de hand van de in artikel 19, § 2, opgesomde criteria.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen daartoe een beleid vast te stellen en te implementeren dat hen in staat stelt aan de in het eerste lid vermelde verplichting te voldoen. In dit beleid worden, voor alle categorieën van instrumenten, de entiteiten vermeld waarbij de orders mogen worden geplaatst. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging gaan enkel uitvoeringsovereenkomsten aan als die in overeenstemming zijn met de in dit artikel vastgelegde verplichtingen. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen de deelnemers passende informatie ter beschikking over het overeenkomstig dit artikel vastgestelde beleid en over alle wezenlijke veranderingen daarin.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging houden periodiek toezicht op de doeltreffendheid van het overeenkomstig § 2 vastgestelde beleid en met name op de uitvoeringskwaliteit van de in dit beleid vermelde entiteiten en verhelpen, in voorkomend geval, de eventueel vastgestelde tekortkomingen.
  Bovendien voeren de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging jaarlijks een toetsing uit van hun uitvoeringsbeleid. Zo'n toetsing moet ook worden uitgevoerd als zich een wezenlijke verandering voordoet die een impact heeft op het vermogen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging om steeds het best mogelijke resultaat te behalen voor de door haar beheerde instelling voor collectieve belegging.
  § 4. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten kunnen aantonen dat de orders die zij voor rekening van de instelling voor collectieve belegging hebben geplaatst, in overeenstemming zijn met het conform § 2 vastgestelde beleid.
Art.20. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif agissent au mieux des intérêts des organismes de placement collectif qu'elles gèrent lorsqu'elles passent pour le compte de ces organismes de placement collectif des ordres de négociation pour exécution auprès d'autres entités, dans le contexte de la gestion de leurs portefeuilles.
  § 2. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif prennent toutes les mesures raisonnables pour obtenir le meilleur résultat possible pour les organismes de placement collectif compte tenu du prix, du coût, de la rapidité, de la probabilité de l'exécution et du règlement, de la taille, de la nature de l'ordre ou de toute autre considération relative à l'exécution de l'ordre. L'importance relative de ces facteurs est déterminée en se référant aux critères énumérés à l'article 19, § 2.
  A ces fins, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent et mettent en oeuvre une politique leur permettant de respecter l'obligation visée au premier alinéa. Cette politique mentionne, pour chaque catégorie d'instrument, les entités auprès desquelles les ordres peuvent être passés. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif ne concluent d'accords d'exécution que si de tels accords sont conformes aux obligations prévues par le présent article. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif mettent à la disposition des participants des informations appropriées sur la politique arrêtée conformément au présent article et sur toute modification importante de celle-ci.
  § 3. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif contrôlent régulièrement l'efficacité de la politique arrêtée en application du § 2 et, en particulier, la qualité d'exécution des entités mentionnées dans le cadre de cette politique; le cas échéant, elles corrigent les défaillances constatées.
  En outre, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif réexaminent annuellement cette politique. Un tel réexamen doit aussi être réalisé chaque fois qu'intervient un changement significatif qui a une incidence sur la capacité de la société de gestion d'organismes de placement collectif à continuer d'obtenir le meilleur résultat possible pour l'organisme de placement collectif géré.
  § 4. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif doivent pouvoir démontrer que les ordres qu'elles ont passés pour le compte de l'organisme de placement collectif l'ont été conformément à la politique arrêtée en application du § 2.
Afdeling 4. - Orderverwerking
Section 4. - Traitement des ordres
Art.21. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen procedures en regelingen vast te stellen en te implementeren die een onmiddellijke en billijke uitvoering van portefeuilletransacties voor rekening van de instellingen voor collectieve belegging mogelijk maken.
  De door de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging geïmplementeerde procedures en regelingen voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° zij zorgen ervoor dat de orders die voor rekening van instellingen voor collectieve belegging worden uitgevoerd, onmiddellijk en correct worden geregistreerd en toegewezen;
  2° zij zorgen ervoor dat de vergelijkbare orders van de instellingen voor collectieve belegging in volgorde van ontvangst en onmiddellijk worden uitgevoerd, tenzij de aard van het order of de heersende marktvoorwaarden dit onmogelijk maken, of anders moet worden gehandeld in het belang van de instelling voor collectieve belegging.
  De bij de afwikkeling van de uitgevoerde orders ontvangen financiële instrumenten of geldsommen worden onmiddellijk en correct op de rekening van de betrokken instelling voor collectieve belegging overgeschreven.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging maken geen misbruik van informatie over lopende orders van instellingen voor collectieve belegging en nemen alle redelijke maatregelen om misbruik van die informatie door één van hun relevante personen te voorkomen.
Art.21. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent et mettent en oeuvre des procédures et des dispositions qui permettent d'exécuter rapidement et équitablement les opérations de portefeuille pour le compte des organismes de placement collectif.
  Les procédures et les dispositions mises en oeuvre par les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif satisfont aux exigences suivantes :
  1° elles garantissent que les ordres exécutés pour le compte d'organismes de placement collectif sont enregistrés et répartis avec célérité et précision;
  2° elles exécutent les ordres comparables passés par les organismes de placement collectif dans l'ordre de leur arrivée et avec célérité, à moins que la nature de l'ordre ou les conditions prévalant sur le marché ne rendent ceci impossible, ou que les intérêts de l'organisme de placement collectif n'exigent de procéder autrement.
  Les instruments financiers et les montants en espèces reçus en règlement des ordres exécutés sont rapidement et correctement transférés sur le compte de l'organisme de placement collectif concerné.
  § 2. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif s'abstiennent d'exploiter abusivement les informations relatives à des ordres passés par des organismes de placement collectif en attente d'exécution et elles prennent toutes les mesures raisonnables en vue d'empêcher un usage abusif de ces informations par l'une quelconque de leurs personnes concernées.
Art.22. § 1. Het is de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging niet toegestaan om een order van een instelling voor collectieve belegging samen met een order van een andere instelling voor collectieve belegging of van een andere cliënt dan wel samen met een order voor eigen rekening uit te voeren, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° het is onwaarschijnlijk dat de samenvoeging van de orders nadelig is voor een van de instellingen voor collectieve belegging of een van de cliënten van wie de orders worden samengevoegd;
  2° er moet een ordertoewijzingsbeleid worden vastgesteld en geïmplementeerd dat in voldoende nauwkeurige bewoordingen voorziet in een billijke toewijzing van samengevoegde orders en dat onder meer voorschrijft hoe het volume en de prijs van orders bepalend zijn voor de toewijzingen en de behandeling van gedeeltelijke uitvoeringen.
  § 2. Wanneer een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een order van een instelling voor collectieve belegging samenvoegt met een of meer orders van andere instellingen voor collectieve belegging of van andere cliënten, en het aldus samengevoegde order slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, wijst zij de betrokken handelstransacties toe conform haar ordertoewijzingsbeleid.
  § 3. Beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die transacties voor eigen rekening hebben samengevoegd met een of meer orders van instellingen voor collectieve belegging of van andere cliënten, mogen de betrokken handelstransacties niet toewijzen op een voor die instellingen voor collectieve belegging of voor die andere cliënten nadelige wijze.
  § 4. Wanneer een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een order van een instelling voor collectieve belegging of van een andere cliënt samenvoegt met een transactie voor eigen rekening, en het samengevoegde order slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, moet zij die instelling voor collectieve belegging of die andere cliënt bij de toewijzing van de betrokken handelstransacties voorrang geven op de transacties voor eigen rekening.
  Als de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging ten aanzien van de instelling voor collectieve belegging of de andere cliënt echter redelijkerwijze kan aantonen dat zij het order niet onder even gunstige voorwaarden of zelfs helemaal niet had kunnen uitvoeren als dat niet was samengevoegd, mag zij de transactie voor eigen rekening naar evenredigheid toewijzen overeenkomstig haar in § 1, 2°, bedoelde beleid.
Art.22. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif ne peuvent grouper l'exécution d'ordres passés par un organisme de placement collectif avec celle d'ordres d'autres organismes de placement collectif ou d'autres clients, ou avec celle d'ordres émis pour compte propre, sauf si les conditions suivantes sont satisfaites :
  1° il est improbable que le groupement des ordres aura globalement une incidence négative sur l'un quelconque des organismes de placement collectif ou des clients dont les ordres seraient groupés;
  2° une politique de répartition des ordres est mise en place et appliquée, qui prévoit en des termes suffisamment précis la répartition équitable des ordres, éclairant en particulier, dans chaque cas, la manière dont le volume et le prix des ordres déterminent les répartitions et le traitement des exécutions partielles.
  § 2. Dans les cas où une société de gestion d'organismes de placement collectif groupe un ordre passé par un organisme de placement collectif avec un ou plusieurs ordres d'autres organismes de placement collectif ou d'autres clients et où l'ordre ainsi groupé est partiellement exécuté, elle répartit les opérations correspondantes conformément à sa politique de répartition des ordres.
  § 3. Toute société de gestion d'organismes de placement collectif qui a groupé des transactions pour compte propre avec un ou plusieurs ordres d'organismes de placement collectif ou d'autres clients s'abstient de répartir les opérations correspondantes d'une manière qui soit préjudiciable aux organismes de placement collectif ou aux autres clients.
  § 4. Lorsqu'une société de gestion d'organismes de placement collectif groupe l'ordre d'un organisme de placement collectif ou d'un autre client avec une transaction pour compte propre et que l'ordre groupé est partiellement exécuté, la société de gestion d'organismes de placement collectif attribue en priorité les opérations correspondantes à l'organisme de placement collectif ou à l'autre client par rapport aux transactions pour compte propre.
  Toutefois, si la société de gestion d'organismes de placement collectif est en mesure de démontrer raisonnablement à l'organisme de placement collectif ou à l'autre client que sans le groupement, elle n'aurait pas pu exécuter l'ordre à des conditions aussi avantageuses, voire pas du tout, elle peut répartir la transaction pour compte propre proportionnellement, conformément à sa politique telle que visée au § 1er, point 2°.
Afdeling 5. - Klachtenbehandeling
Section 5. - Traitement des plaintes
Art.23. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen doeltreffende en transparante procedures voor een redelijke en snelle behandeling van klachten van beleggers vast te stellen, te implementeren en in stand te houden.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging registreren alle klachten en de voor de behandeling van die klachten genomen maatregelen.
  Beleggers kunnen kosteloos klachten indienen. De informatie over de in het eerste lid bedoelde procedures wordt kosteloos ter beschikking gesteld van de beleggers.
Art.23. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnelles des procédures efficaces et transparentes en vue d'un traitement raisonnable et rapide des plaintes adressées par des investisseurs.
  Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif enregistrent chaque plainte et les mesures prises pour y répondre.
  Les investisseurs peuvent introduire des plaintes sans frais. Les informations relatives aux procédures visées à l'alinéa premier sont mises gratuitement à la disposition des investisseurs.
HOOFDSTUK V. - Risicobeheerbeleid
CHAPITRE V. - Gestion des risques
Art.24. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen een passend en gedocumenteerd risicobeheerbeleid vast dat de risico's onderkent waaraan de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging zijn of zouden kunnen worden blootgesteld, zij implementeren dit en houden het in stand.
  [1 Het risicobeheerbeleid omvat procedures die noodzakelijk zijn om de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in staat te stellen voor elke instelling voor collectieve belegging die zij beheert, de blootstelling van die instelling voor collectieve belegging aan markt-, liquiditeits-, duurzaamheids- en tegenpartijrisico's te beoordelen, alsook de blootstelling van de instelling voor collectieve belegging aan alle andere risico's, inclusief operationele risico's, die van wezenlijk belang kunnen zijn voor elke instelling voor collectieve belegging die zij beheert.]1
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging behandelen ten minste de volgende elementen in hun risicobeheerbeleid :
  1° de technieken, instrumenten en regelingen die hen in staat stellen om te voldoen aan de verplichtingen vermeld in artikel 26 van dit besluit en in de artikelen 58 en 76 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging;
  2° de toewijzing, binnen de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging zelf, van de verantwoordelijkheden met betrekking tot het risicobeheer.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen in hun risicobeheerbeleid als bedoeld in § 1, de voorwaarden, de inhoud en de frequentie vast van de rapportering door de risicobeheerfunctie als bedoeld in artikel 9 aan de raad van bestuur en de effectieve leiding.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging houden bij het vaststellen van het risicobeheerbeleid rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van hun bedrijf en van de instellingen voor collectieve belegging die zij beheren.
  
Art.24. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnelle une politique de gestion des risques appropriée et documentée qui permet de déterminer les risques auxquels les organismes de placement collectif qu'elles gèrent sont exposés ou pourraient être exposés.
  [1 La politique de gestion des risques comporte toutes les procédures nécessaires pour permettre à la société de gestion d'organismes de placement collectif d'évaluer, pour chaque organisme de placement collectif qu'elle gère, l'exposition de cet organisme de placement collectif au risque de marché, au risque de liquidité, au risque en matière de durabilité et au risque de contrepartie, ainsi que l'exposition de l'organisme de placement collectif à tout autre risque, y compris le risque opérationnel, susceptible d'être significatif pour chaque organisme de placement collectif qu'elle gère.]1
  La politique de gestion des risques des sociétés de gestion d'organismes de placement collectif porte au moins sur les éléments suivants :
  1° les techniques, outils et dispositions qui leur permettent de se conformer aux obligations énoncées à l'article 26 du présent arrêté et aux articles 58 et 76 de l'arrêté royal relatif à certains organismes de placement collectif publics;
  2° l'attribution des responsabilités en matière de gestion des risques au sein de la société de gestion d'organismes de placement collectif.
  § 2. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif veillent à ce que la politique de gestion des risques visée au § 1er précise les termes, le contenu et la fréquence des rapports présentés par la fonction de gestion des risques visée à l'article 9 au conseil d'administration et à la direction effective.
  § 3. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif prennent en considération la nature, l'échelle et la complexité de leurs activités et des organismes de placement collectif qu'elles gèrent lorsqu'elles établissent leur politique de gestion des risques.
  
Art.25. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging toetsen, monitoren en evalueren op periodieke wijze :
  1° de deugdelijkheid en doeltreffendheid van het risicobeheerbeleid alsook van de regelingen, procedures en technieken als bedoeld in [1 de artikelen 26 en 26/1]1 van dit besluit en [1 in artikel 58, §§ 2 tot 5]1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging;
  2° de mate waarin zij het risicobeheerbeleid en de regelingen, procedures en technieken als bedoeld in [1 de artikelen 26 en 26/1]1 van dit besluit en [1 in artikel 58, §§ 2 tot 5]1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging zelf naleven;
  3° de deugdelijkheid en doeltreffendheid van de maatregelen die zijn genomen om eventuele onvolkomenheden in de uitvoering van de risicobeheerprocedure te verhelpen.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen de FSMA in kennis van elke wezenlijke wijziging in hun risicobeheerprocedure.
  
Art.25. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif évaluent, contrôlent et réexaminent périodiquement :
  1° l'adéquation et l'efficacité de la politique de gestion des risques et des dispositions, des procédures et des techniques visées [1 aux articles 26 et 26/1]1 du présent arrêté et [1 à l'article 58, §§ 2 à 5]1 de l'arrêté royal relatif à certains organismes de placement collectif publics;
  2° la mesure dans laquelle la société de gestion d'organismes de placement collectif respecte la politique de gestion des risques et les dispositions, les procédures et les techniques visées [1 aux articles 26 et 26/1]1 du présent arrêté et [1 à l'article 58, §§ 2 à 5]1 de l'arrêté royal relatif à certains organismes de placement collectif publics;
  3° l'adéquation et l'efficacité des mesures prises pour remédier à d'éventuelles défaillances dans le fonctionnement de la procédure de gestion des risques.
  § 2. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif notifient à la FSMA toute modification importante de leur procédure de gestion des risques.
  
Art.26. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stellen passende en doeltreffende regelingen, procedures en technieken vast om :
  1° te allen tijde de risico's te kunnen meten en beheren waaraan de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging zijn of zouden kunnen worden blootgesteld;
  2° de naleving te waarborgen van de limieten voor het totale risico en het tegenpartijrisico, overeenkomstig de artikelen 58, §§ 2 tot 5, 62, § 6, 76, §§ 2 tot 5 en 80, § 6 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging.
  Deze regelingen, procedures en technieken zijn evenredig met de aard, de omvang en de complexiteit van het bedrijf van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en van de instellingen voor collectieve belegging die zij beheert, en zijn afgestemd op het risicoprofiel van de instellingen voor collectieve belegging.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 nemen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de volgende maatregelen voor elke instelling voor collectieve belegging die zij beheren :
  1° zij voeren risicometingsregelingen, -procedures en -technieken in die noodzakelijk zijn om te garanderen dat de risico's van ingenomen posities en hun aandeel in het totale risicoprofiel nauwkeurig en op basis van degelijke en betrouwbare gegevens worden gemeten en dat deze risicometingsregelingen, -procedures en -technieken op passende wijze zijn gedocumenteerd;
  2° zij voeren, in voorkomend geval, a posteriori periodieke tests uit om de geldigheid te evalueren van risicometingsregelingen die modelmatige prognoses en ramingen omvatten;
  3° zij voeren, in voorkomend geval, periodieke stresstests en scenarioanalyses uit om de eventueel uit wisselende marktomstandigheden voortvloeiende risico's aan te pakken die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instellingen voor collectieve belegging;
  4° zij stellen een gedocumenteerd systeem van interne limieten vast, implementeren dit en houden het in stand, voor de maatregelen die worden genomen om de relevante risico's voor elke instelling voor collectieve belegging te beheren en te controleren, waarbij rekening wordt gehouden met alle voor de instelling voor collectieve belegging relevante risico's als bedoeld in artikel 24, en waarbij overeenstemming met het risicoprofiel van de instelling voor collectieve belegging wordt gewaarborgd;
  5° zij zorgen ervoor dat voor elke instelling voor collectieve belegging de huidige risico-omvang voldoet aan het risicolimietensysteem als bedoeld in het 4° ;
  6° zij stellen passende procedures vast, implementeren ze en houden ze in stand, die in geval van feitelijke of voorzienbare inbreuken op het risicolimietensysteem van de instelling voor collectieve belegging leiden tot tijdige herstelmaatregelen in het belang van de deelnemers.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging hanteren een passende liquiditeitsrisicobeheerprocedure om te waarborgen dat elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging in staat is om te allen tijde te voldoen aan de verplichting die is opgelegd door artikel 85, § 1 van de wet en artikel 189 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging.
  In voorkomend geval voeren de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging stresstests uit die een beoordeling mogelijk maken van het liquiditeitsrisico dat in uitzonderlijke omstandigheden gelopen wordt door de instellingen voor collectieve belegging.
  § 4. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat het liquiditeitsprofiel van de beleggingen van elke door hen beheerde instelling voor collectieve belegging, past bij het inkoopbeleid dat in haar beheerreglement, statuten of prospectus is vastgelegd.
Art.26. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif adoptent des dispositions, des procédures et des techniques appropriées et efficaces en vue :
  1° de mesurer et de gérer à tout moment les risques auxquels les organismes de placement collectif qu'elles gèrent sont exposés ou sont susceptibles d'être exposés;
  2° de garantir que les limites en matière de risque global et de contrepartie sont respectées, conformément aux articles 58, §§ 2 à 5, 62, § 6, 76, §§ 2 à 5 en 80, § 6 de l'arrêté royal relatif à certains organismes de placement collectif publics.
  Ces dispositions, procédures et techniques sont proportionnées à la nature, à l'échelle et à la complexité des activités des sociétés de gestion d'organismes de placement collectif et des organismes de placement collectif qu'elles gèrent, et conformes au profil de risque des organismes de placement collectif.
  § 2. Aux fins du § 1er, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif prennent les mesures suivantes pour chaque organisme de placement collectif qu'elles gèrent :
  1° elles mettent en place des dispositions, des procédures et des techniques de mesure des risques suffisantes pour garantir que les risques de positions prises et leur contribution au profil de risque global sont mesurés de manière fiable sur la base de données solides et crédibles et que les dispositions, procédures et techniques de mesures des risques sont documentées d'une manière appropriée;
  2° elles effectuent périodiquement, le cas échéant, des vérifications a posteriori afin d'évaluer la validité des dispositions en matière de mesure des risques qui comprennent des prévisions et des estimations basées sur des modèles;
  3° elles effectuent périodiquement, le cas échéant, des simulations de crise et des analyses de scénarios afin de tenir compte des risques résultant d'évolutions possibles des conditions de marché susceptibles d'avoir une incidence négative sur les organismes de placement collectif;
  4° elles établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnel un système documenté de limites internes relatif aux mesures de gestion et de contrôle des risques auxquels chaque organisme de placement collectif est exposé, compte tenu de tous les risques visés à l'article 24, qui sont susceptibles d'être significatifs pour l'organisme de placement collectif, et en veillant à ce que la conformité au profil de risque des organismes de placement collectif soit respectée;
  5° elles font en sorte que pour chaque organisme de placement collectif, le niveau courant de risque soit conforme au système de limites de risques visé au point 4° ;
  6° elles établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnelles des procédures appropriées qui, en cas de non-respect effectif ou prévu du système de limites de risques de l'organisme de placement collectif, débouchent sur des mesures correctrices rapides, servant au mieux des intérêts des participants.
  § 3. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif utilisent une procédure de gestion du risque de liquidité appropriée afin de garantir que tous les organismes de placement collectif qu'elles gèrent peuvent respecter à tout moment l'obligation prévue à l'article 85, § 1er de la loi et l'article 189 de l'arrêté royal relatif à certains organismes de placement collectif publics.
  Le cas échéant, les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif effectuent des simulations de crise qui leur permettent d'évaluer le risque de liquidité auquel les organismes de placement collectif sont exposés dans des circonstances exceptionnelles.
  § 4. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif garantissent que pour chaque organisme de placement collectif qu'elles gèrent, le profil de liquidité des investissements de l'organisme de placement collectif est conforme à la politique de rachat figurant dans le règlement de gestion, les statuts ou le prospectus.
Art.26/1. [1 § 1. Indien gebruik wordt gemaakt van de door artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of de artikelen 117, § 4, of 198/1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging geboden mogelijkheden, stelt de beheervennootschap een passend en doeltreffend beleid vast:
   1° dat de toepassingsvoorwaarden van de betrokken mechanismen verduidelijkt;
   2° dat de organisatorische en administratieve maatregelen verduidelijkt die haar in staat stellen om de in de inleidende zin van deze paragraaf vermelde bepalingen en de in de bepaling onder 1° vermelde toepassingsvoorwaarden na te leven;
   3° dat de desbetreffende specifieke risico's identificeert en een aangepast omkaderings- en controlemechanisme invoert. Dat mechanisme moet het inzonderheid mogelijk maken de vertrouwelijkheid in verband met de ontvangen inschrijvings- en inkooporders te garanderen en het misbruik van de informatie over het gebruik van voornoemde mechanismen te voorkomen.
   § 2. Alvorens gebruik te maken van de mogelijkheden van artikel 21/1 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 of van de artikelen 117, § 4, of 198/1 van het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging, stelt de beheervennootschap de FSMA in kennis van het in paragraaf 1 bedoelde beleid en de eventuele actualiseringen ervan.]1

  
Art.26/1. [1 § 1er. En cas d'usage des facultés offertes par l'article 21/1 de l'arrêté royal du 10 novembre 2006 ou les articles 117, § 4 ou 198/1 de l'arrêté royal relatif à certains organismes de placement collectif publics, la société de gestion adopte une politique appropriée et efficace:
   1° précisant les conditions d'application des dispositifs concernés;
   2° précisant les mesures organisationnelles et administratives lui permettant de respecter les dispositions visées au préambule du présent paragraphe, ainsi que les conditions d'application visées au point 1° ;
   3° identifiant les risques spécifiques qui y sont liés et mettant en place un dispositif d'encadrement et de contrôle adapté. Ce dispositif doit notamment permettre de garantir la confidentialité en ce qui concerne les ordres de souscriptions et de rachat reçus et d'éviter l'exploitation abusive de l'information liée à l'utilisation des facultés sus-mentionnées.
   § 2. La société de gestion communique à la FSMA, préalablement à l'usage des facultés offertes par l'article 21/1 de l'arrêté royal du 10 novembre 2006 ou les articles 117, § 4 ou 198/1 de l'arrêté royal relatif à certains organismes de placement collectif publics, la politique visée au paragraphe 1er, et ses éventuelles mises à jour.]1

  
HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen en verbodsbepalingen
CHAPITRE VI. - Obligations et interdictions
Afdeling 1. - Persoonlijke transacties
Section 1re. - Transactions personnelles
Art.27. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen passende regelingen vast te stellen, te implementeren en in stand te houden om te voorkomen dat een relevante persoon die betrokken is bij activiteiten die een belangenconflict kunnen doen ontstaan, of die toegang heeft tot voorkennis in de zin van artikel 2, 14°, van de wet van 2 augustus 2002 of tot andere vertrouwelijke informatie over instellingen voor collectieve belegging of transacties met of voor rekening van instellingen voor collectieve belegging, in het kader van een activiteit die hij voor rekening van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging uitoefent, één van de volgende activiteiten verricht :
  1° een persoonlijke transactie verrichten die aan een of meer van de volgende criteria voldoet :
  a) het is de betrokkene krachtens de artikelen 25 en 40 van de wet van 2 augustus 2002 verboden deze persoonlijke transactie te verrichten;
  b) deze persoonlijke transactie gaat gepaard met misbruik of ongeoorloofde bekendmaking van vertrouwelijke informatie;
  c) zij is of kan in strijd zijn met de verplichtingen voor de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging uit hoofde van of krachtens de wet dan wel uit hoofde van of krachtens de wet van 6 april 1995 en het koninklijk besluit van 3 juni 2007;
  2° in een ander dan in het normale kader van zijn beroepsuitoefening of dienstencontract, een andere persoon adviseren of aansporen om een transactie in financiële instrumenten te verrichten die, als het om een persoonlijke transactie van een relevante persoon zou gaan, onder 1° hierboven of artikel 90, a) of b), van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 zou vallen, of als misbruik van informatie over lopende orders zou worden aangemerkt;
  3° onverminderd de artikelen 25, § 1, eerste lid, 1°, b), en 40, § 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002, en in een ander dan in het normale kader van zijn beroepsuitoefening of dienstencontract, aan een andere persoon informatie of adviezen bekendmaken indien de relevante persoon weet of redelijkerwijze zou moeten weten dat die andere persoon daardoor een van de volgende stappen zou kunnen zetten :
  a) een transactie in financiële instrumenten verrichten die, als het om een persoonlijke transactie van een relevante persoon zou gaan, onder 1° hierboven of artikel 90, a) of b), van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 zou vallen, of als misbruik van informatie over lopende orders zou worden aangemerkt;
  b) een andere persoon adviseren of aansporen om een dergelijke transactie te verrichten.
  § 2. De in het kader van § 1 vereiste regelingen moeten er met name voor zorgen dat :
  1° elke relevante persoon op wie § 1 van toepassing is, zich bewust is van de beperkingen op persoonlijke transacties en van de maatregelen die de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging overeenkomstig § 1 heeft vastgesteld inzake persoonlijke transacties en bekendmaking van informatie;
  2° de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging onmiddellijk in kennis wordt gesteld van elke persoonlijke transactie die door een relevante persoon wordt verricht, hetzij door die transactie te melden, hetzij via andere procedures die haar in staat stellen dergelijke transacties te identificeren;
  3° gegevens over de aan de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging gemelde of door haar geïdentificeerde persoonlijke transacties worden bijgehouden, waarbij, in voorkomend geval, ook wordt vermeld of de betrokken transactie toegestaan dan wel verboden is.
  Wanneer bepaalde activiteiten door derden worden verricht, moet de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging er, voor de toepassing van het eerste lid, 2°, voor zorgen dat de entiteit die de activiteit verricht, gegevens bijhoudt over de persoonlijke transacties die elke relevante persoon verricht, en dat zij haar die informatie desgevraagd onmiddellijk kan verstrekken.
  § 3. Paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de volgende soorten persoonlijke transacties :
  1° persoonlijke transacties die zijn verricht in het kader van het discretionair portefeuillebeheer en waarover vooraf niet is gecommuniceerd tussen de vermogensbeheerder en de relevante persoon of een andere persoon voor wiens rekening de transactie wordt uitgevoerd;
  2° persoonlijke transacties in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, of in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die niet voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en die onder toezicht staan conform het recht van een lidstaat die een gelijkwaardige risicospreiding in hun activa voorschrijft, waarbij de relevante persoon en elke andere persoon voor wiens rekening de transacties worden verricht, niet deelnemen aan de leiding van de betrokken instelling.
  § 4. Voor de toepassing van §§ 1, 2 en 3 van dit artikel moet het begrip "persoonlijke transactie" worden verstaan in de zin van artikel 78, 1°, van het koninklijk besluit van 3 juni 2007.
Art.27. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif établissent, mettent en oeuvre et gardent opérationnels des dispositifs appropriés pour empêcher toute personne concernée prenant part à des activités qui peuvent donner lieu à un conflit d'intérêts, ou ayant accès à des informations privilégiées au sens de l'article 2, 14° de la loi du 2 août 2002, ou à d'autres informations confidentielles concernant des organismes de placement collectif ou des transactions avec des organismes de placement collectif ou pour le compte d'organismes de placement collectif, dans le cadre d'une activité qu'elle exerce pour le compte de la société de gestion d'organismes de placement collectif, de se livrer à aucun des agissements suivants :
  1° réaliser une transaction personnelle qui remplit un ou plusieurs des critères suivants :
  a) les articles 25 et 40 de la loi du 2 août 2002 interdisent à cette personne de la réaliser;
  b) elle suppose l'utilisation abusive ou la communication inappropriée d'informations confidentielles;
  c) elle est incompatible, ou susceptible d'être incompatible, avec les obligations de la société de gestion d'organismes de placement collectif au titre ou en vertu de la loi ou de la loi du 6 avril 1995 et de l'arrêté royal du 3 juin 2007;
  2° en dehors du cadre normal de son emploi ou du contrat de services qui la lie, conseiller à toute autre personne d'effectuer, ou obtenir qu'elle effectue, une transaction sur instruments financiers qui, s'il s'agissait d'une transaction personnelle de la personne concernée, relèverait du point 1° supra ou de l'article 90, a) ou b) de l'arrêté royal du 3 juin 2007, ou constituerait un usage abusif d'informations relatives à des ordres en attente;
  3° sans préjudice des articles 25, § 1er, alinéa 1er, 1°, b) et 40, § 2, 1° de la loi du 2 août 2002, en dehors du cadre normal de son emploi ou du contrat de services qui la lie, divulguer à toute autre personne des informations ou des avis dont la personne concernée sait, ou devrait raisonnablement savoir, que leur divulgation incitera vraisemblablement cette autre personne à agir comme suit :
  a) effectuer une transaction sur instruments financiers qui, s'il s'agissait d'une transaction personnelle de la personne concernée, relèverait du 1° supra ou de l'article 90, a) ou b) de l'arrêté royal du 3 juin 2007, ou constituerait un usage abusif d'informations relatives à des ordres en attente;
  b) conseiller à une autre personne d'effectuer, ou obtenir qu'elle effectue, une telle transaction.
  § 2. Les dispositifs requis par le § 1er sont notamment conçus pour garantir que :
  1° toutes les personnes concernées relevant du § 1er sont informées des restrictions portant sur les transactions personnelles et des mesures arrêtées par la société de gestion d'organismes de placement collectif en matière de transactions personnelles et de divulgation d'informations en application du § 1er;
  2° la société de gestion d'organismes de placement collectif est informée sans délai de toute transaction personnelle réalisée par une personne concernée, soit par notification de cette transaction, soit par d'autres procédures permettant à l'entreprise d'identifier ces transactions;
  3° il est conservé un enregistrement de la transaction personnelle notifiée à la société de gestion d'organismes de placement collectif ou identifiée par celle-ci, enregistrement qui mentionne également toute autorisation ou interdiction relative à la transaction.
  Aux fins du premier alinéa, 2°, lorsque certaines activités sont exercées par des tiers, la société de gestion d'organismes de placement collectif veille à ce que l'entité exerçant l'activité conserve un enregistrement des transactions personnelles réalisées par toute personne concernée et soit en mesure de lui fournir promptement, à sa demande, ces informations.
  § 3. Les §§ 1er et 2 ne s'appliquent pas aux types de transactions personnelles suivants :
  1° les transactions personnelles effectuées dans le cadre d'un service de gestion de portefeuille discrétionnaire pour lequel il n'y a pas, concernant la transaction, de communication préalable entre le gestionnaire du portefeuille et la personne concernée ou une autre personne pour le compte de laquelle la transaction est exécutée;
  2° les transactions personnelles portant sur des organismes de placement collectif répondant aux conditions de la Directive 2009/65/CE ou des parts d'organismes de placement collectif ne répondant pas aux conditions de la Directive 2009/65/CE qui font l'objet d'une surveillance en vertu du droit d'un Etat membre imposant un niveau équivalent de répartition des risques pour leurs actifs, pour autant que la personne concernée et toute autre personne pour le compte de laquelle les transactions sont effectuées ne participent pas à la gestion de cet organisme.
  § 4. Aux fins des §§ 1er, 2 et 3 du présent article, les termes "transaction personnelle" s'entendent au sens de l'article 78, 1° de l'arrêté royal du 3 juin 2007.
Afdeling 2. - Registratieverplichtingen
Section 2. - Obligations d'enregistrement
Art.28. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat voor elke portefeuilletransactie met betrekking tot de instelling voor collectieve belegging onverwijld voldoende gegevens worden geregistreerd om de details van het order en van de uitgevoerde transactie te kunnen reconstrueren.
  § 2. De in § 1 bedoelde geregistreerde gegevens omvatten :
  1° de naam of een andere omschrijving van de instelling voor collectieve belegging en van de persoon die voor rekening van de instelling voor collectieve belegging handelt;
  2° de details die nodig zijn om het betrokken instrument te identificeren;
  3° de hoeveelheid;
  4° het soort order of transactie;
  5° de prijs;
  6° voor orders, de datum en het exacte tijdstip waarop het order is doorgegeven, en de naam of een andere omschrijving van de persoon aan wie het order is doorgegeven, of, voor transacties, de datum en het exacte tijdstip waarop de verhandelingsbeslissing is genomen en de transactie is uitgevoerd;
  7° de naam van de persoon die het order doorgeeft of de transactie uitvoert;
  8° in voorkomend geval, de redenen voor de intrekking van een order;
  9° voor uitgevoerde transacties, de identificatie van de tegenpartij en van de plaats van uitvoering.
  Voor de toepassing van het eerste lid, 9°, wordt onder "plaats van uitvoering" verstaan : een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 2 augustus 2002; een multilaterale handelsfaciliteit (MTF) als bedoeld in artikel 2, 4°, van de wet van 2 augustus 2002; een systematische internaliseerder als bedoeld in artikel 2, 8°, van de wet van 2 augustus 2002; of een market maker of andere liquiditeitsverschaffer, dan wel een entiteit die in een derde land een soortgelijke taak verricht als die van een van voornoemde plaatsen of partijen.
Art.28. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif veillent à ce que pour chaque opération de portefeuille concernant l'organisme de placement collectif, un enregistrement d'informations suffisant pour permettre la reconstitution des détails de l'ordre et de la transaction exécutée soit effectué sans délai.
  § 2. L'enregistrement visé au § 1er comprend :
  1° le nom ou la désignation de l'organisme de placement collectif et de la personne agissant pour le compte de l'organisme de placement collectif;
  2° les détails nécessaires pour identifier l'instrument en question;
  3° le volume;
  4° le type d'ordre ou de transaction;
  5° le prix;
  6° pour les ordres, la date et l'heure exacte de transmission de l'ordre et le nom ou la désignation de la personne à qui l'ordre a été transmis ou, pour les transactions, la date et l'heure exacte de la décision de négocier et de l'exécution de la transaction;
  7° le nom de la personne transmettant l'ordre ou exécutant la transaction;
  8° le cas échéant, les motifs d'annulation de l'ordre;
  9° pour les transactions exécutées, l'identification de la contrepartie et du lieu d'exécution.
  Aux fins du premier alinéa, point 9°, le "lieu d'exécution" désigne : un marché réglementé au sens de l'article 2, 3° de la loi du 2 août 2002; un système multilatéral de négociation au sens de l'article 2, 4° de la loi du 2 août 2002; un internalisateur systématique au sens de l'article 2, 8° de la loi du 2 août 2002; ou un teneur de marché, un fournisseur de liquidité ou une entité qui exerce dans un pays tiers des fonctions similaires aux fonctions assurées par l'un ou l'autre des lieux ou parties précités.
Art.29. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging nemen alle redelijke maatregelen opdat de gegevens over de inschrijvings- en inkooporders van de instellingen voor collectieve belegging onmiddellijk na ontvangst worden gecentraliseerd en geregistreerd.
  § 2. Die geregistreerde gegevens omvatten informatie over de volgende aspecten :
  1° de betrokken instelling voor collectieve belegging;
  2° de persoon die het order heeft gegeven of overgedragen;
  3° de persoon die het order heeft ontvangen;
  4° de datum en het tijdstip van het order;
  5° de betalingsvoorwaarden en -middelen;
  6° het soort order;
  7° de datum van uitvoering van het order;
  8° het aantal rechten van deelneming waarop wordt ingeschreven of dat wordt ingekocht;
  9° de inschrijvings- of inkoopprijs voor elk recht van deelneming;
  10° de totale inschrijvings- of inkoopwaarde van de rechten van deelneming;
  11° de brutowaarde van het order, inclusief inschrijvingskosten, of het nettobedrag na aftrek van de inkoopkosten.
Art.29. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif prennent toutes les mesures raisonnables pour assurer la centralisation et l'enregistrement immédiats, dès réception, des ordres de souscription et de rachat d'organismes de placement collectif.
  § 2. Cette enregistrement comprend les informations suivantes :
  1° l'organisme de placement collectif concerné;
  2° la personne qui a donné ou transmis l'ordre;
  3° la personne qui a reçu l'ordre;
  4° la date et l'heure de l'ordre;
  5° les conditions et moyens de paiement;
  6° le type d'ordre;
  7° la date d'exécution de l'ordre;
  8° le nombre de parts souscrites ou rachetées;
  9° le prix de souscription ou de rachat de chaque part;
  10° la valeur totale de souscription ou de rachat des parts;
  11° la valeur brute de l'ordre, frais de souscription inclus, ou le montant net après déduction des frais de rachat.
Art.30. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat de in de artikelen 28 en 29 bedoelde geregistreerde gegevens gedurende een periode van ten minste vijf jaar worden bewaard.
  In uitzonderingsgevallen mag de FSMA de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging echter verplichten sommige of alle geregistreerde gegevens zoveel langer te bewaren als in het licht van de aard van het instrument of de portefeuilletransactie gerechtvaardigd is, als dat nodig is om haar toezichthoudende taken uit hoofde van of krachtens de wet te kunnen uitoefenen.
  § 2. Na de herroeping van de vergunning van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging dient die beheervennootschap de in § 1 bedoelde geregistreerde gegevens gedurende het resterende deel van de termijn van vijf jaar te bewaren.
  Indien de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging haar verantwoordelijkheden met betrekking tot een instelling voor collectieve belegging aan een andere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging overdraagt, dienen regelingen te worden getroffen opdat de geregistreerde gegevens over de afgelopen vijf jaar toegankelijk zouden blijven voor die beheervennootschap.
  § 3. De geregistreerde gegevens worden bewaard op een drager waarop informatie zo kan worden opgeslagen dat de FSMA ze later kan raadplegen, en in zodanige vorm en op zodanige wijze dat aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° de FSMA moet vlot toegang kunnen krijgen tot de geregistreerde gegevens en elk belangrijk stadium van de verwerking van elke portefeuilletransactie kunnen reconstrueren;
  2° alle correcties of andere wijzigingen, alsook de inhoud van de geregistreerde gegevens vóór die correcties of andere wijzigingen werden aangebracht, moeten gemakkelijk kunnen worden achterhaald;
  3° de geregistreerde gegevens mogen niet anderszins gemanipuleerd of gewijzigd kunnen worden.
Art.30. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif assurent la conservation des enregistrements visés aux articles 28 et 29 pendant une période d'au moins cinq ans.
  Toutefois, la FSMA peut, dans des circonstances exceptionnelles, exiger des sociétés de gestion d'organismes de placement collectif qu'elles conservent tout ou partie de ces enregistrements pendant une période plus longue, selon la nature de l'instrument ou de l'opération de portefeuille, si cela lui est indispensable pour exercer ses fonctions de surveillance au titre ou en vertu de la loi.
  § 2. En cas de révocation de l'agrément d'une société de gestion d'organismes de placement collectif, celle-ci conserve les enregistrements visés au § 1er jusqu'à l'échéance de la période de cinq ans.
  Si la société de gestion d'organismes de placement collectif transfère à une autre société de gestion d'organismes de placement collectif les responsabilités qu'elle exerce en relation avec un organisme de placement collectif, des dispositions doivent être prises pour que cette société ait accès aux enregistrements des cinq dernières années.
  § 3. Les enregistrements sont conservés sur un support qui permet le stockage d'informations de telle façon qu'elles puissent être consultées ultérieurement par la FSMA, et sous une forme et d'une manière qui satisfont aux conditions suivantes :
  1° la FSMA doit pouvoir y accéder facilement et reconstituer chaque étape essentielle du traitement de chaque opération de portefeuille;
  2° il doit être possible de vérifier aisément toute correction ou autre modification, ainsi que le contenu des enregistrements avant ces corrections ou modifications;
  3° il ne doit pas être possible de manipuler ou d'altérer les enregistrements de quelque façon que ce soit.
Art.31. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging nemen passende maatregelen om over geschikte elektronische systemen te beschikken waarmee elke portefeuilletransactie of elk inschrijvings- of inkooporder tijdig en naar behoren kan worden geregistreerd, om aan de vereisten van de vorige artikelen te kunnen voldoen.
  De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen, waar nodig, voor een hoge mate van beveiliging bij de elektronische gegevensverwerking, om de integriteit en de vertrouwelijkheid van de geregistreerde gegevens te waarborgen.
Art.31. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif prennent les mesures nécessaires pour se doter des systèmes électroniques adaptés, permettant l'enregistrement rapide et correct de chaque opération de portefeuille ou ordre de souscription ou de rachat, afin de pouvoir se conformer aux dispositions des articles précédents.
  Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif veillent à ce que le traitement électronique des données se déroule en toute sécurité et qu'elles assurent, selon que de besoin, l'intégrité et la confidentialité des informations enregistrées.
Afdeling 3. - Boekhoudkundige organisatie
Section 3. - Procédures comptables
Art.32. § 1. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zorgen ervoor dat de in artikel 4, § 4 bedoelde beleidsregels en procedures op het gebied van de boekhouding worden toegepast, om de deelnemers te beschermen.
  De boekhouding van een instelling voor collectieve belegging wordt zodanig gevoerd dat al haar activa en passiva te allen tijde rechtstreeks kunnen worden geïdentificeerd.
  Indien een instelling voor collectieve belegging verschillende beleggingscompartimenten heeft, wordt voor elk van die compartimenten een afzonderlijke boekhouding gevoerd.
  § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen beleidsregels en procedures op het gebied van de boekhouding vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die in overeenstemming zijn met de boekhoudregels van de lidstaten van herkomst van de instellingen voor collectieve belegging, zodat de netto-inventariswaarde van elke instelling voor collectieve belegging nauwkeurig kan worden berekend op basis van haar boekhouding, en dat inschrijvings- of inkooporders naar behoren kunnen worden uitgevoerd tegen die netto-inventariswaarde.
  § 3. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dienen passende procedures vast te stellen om een correcte en accurate waardering van de activa en passiva van de instellingen voor collectieve belegging te waarborgen, in overeenstemming met de verplichtingen uit hoofde van en krachtens de artikelen 88 en 89 van de wet.
  § 4. Dit artikel doet geen afbreuk aan de wettelijke of reglementaire bepalingen die gelden voor de boekhouding van de instellingen voor collectieve belegging.
Art.32. § 1er. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif veillent à l'emploi de politiques et procédures comptables telles que visées à l'article 4, § 4, de manière à assurer la protection des participants.
  Les comptes des organismes de placement collectif doivent être tenus de manière à permettre l'identification directe, à tout moment, de tous les éléments d'actif et de passif d'un organisme de placement collectif.
  Si un organisme de placement collectif possède différents compartiments d'investissement, chacun de ces compartiments fait l'objet d'une comptabilité séparée.
  § 2. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif font établir, mettre en oeuvre et garder opérationnelles des politiques et des procédures comptables conformes aux règles comptables des Etats membres d'origine des organismes de placement collectif et qui permettent un calcul précis de la valeur nette d'inventaire de chaque organisme de placement collectif, sur la base de ses comptes, et une bonne exécution des ordres de souscription et de rachat à cette valeur nette d'inventaire.
  § 3. Les sociétés de gestion d'organismes de placement collectif mettent en place des procédures appropriées pour assurer l'évaluation correcte et précise de l'actif et du passif des organismes de placement collectif, dans le respect des obligations imposées par et en vertu des articles 88 et 89 de la loi.
  § 4. Le présent article est sans préjudice des dispositions légales ou réglementaires applicables à la comptabilité des organismes de placement collectif.
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
CHAPITRE VII. - Dispositions finales
Art.33. Het koninklijk besluit van 26 april 2009 betreffende de buitenlandse beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging wordt opgeheven.
Art.33. L'arrêté royal du 26 avril 2009 relatif aux sociétés de gestion d'organismes de placement collectif étrangères est abrogé.
Art. 34. De minister bevoegd voor Financiën en de minister bevoegd voor Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 34. Le ministre qui a les Finances dans ses attributions et le ministre qui a l'Economie dans ses attributions sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.