Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
18 FEBRUARI 2011. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 22 maart 2010 betreffende de modaliteiten en de procedure voor de toekenning van premies ter bevordering van rationeel energiegebruik
Titre
18 FEVRIER 2011. - Arrêté ministériel modifiant l'arrêté ministériel du 22 mars 2010 relatif aux modalités et à la procédure d'octroi des primes visant à favoriser l'utilisation rationnelle de l'énergie
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
Table des matières
Tekst (29)
Texte (29)
Artikel 1. In artikel 1 van het ministerieel besluit van 22 maart 2010 betreffende de modaliteiten en de procedure voor de toekenning van premies ter bevordering van rationeel energiegebruik, wordt 6° vervangen door de volgende bepaling :
  "6° "natuurlijk isolatiemateriaal" : materiaal dat voor minstens 85 % uit plantaardige, dierlijke of cellulosevezels bestaat;".
Article 1er. A l'article 1er de l'arrêté ministériel du 22 mars 2010 relatif aux modalités et à la procédure d'octroi des primes visant à favoriser l'utilisation rationnelle de l'énergie, le 6° est remplacé par la disposition suivante :
  " 6° " matériau d'isolation naturel " : matériau constitué à concurrence de 85 % minimum de fibres végétales, animales ou de cellulose; ".
Art.2. In artikel 6, § 1, wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt :
  "De voorafgaande energieaudit bedoeld in het tweede lid wordt geacht te zijn verricht wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden :
  1° de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 juni 2006 houdende de definitie van de doelgroep van de meest behoeftigen van het Fonds ter reductie van de globale energiekost;
  2° de aanvrager komt in aanmerking voor een goedkope lening bedoeld in artikel 6 van de beheersovereenkomst die de bijlage vormt van het koninklijk besluit van 6 juli 2009 tot vaststelling van het beheerscontract van het " Fonds ter reductie van de globale energiekost ", toegekend door het plaatselijk bestuur bedoeld in artikel 2, 6°, van hetzelfde koninklijk besluit;
  3° het gebouw heeft het voorwerp uitgemaakt van een voorafgaande energieaudit door het plaatselijk bestuur, waarbij de hiërarchie van de prioriteiten inzake energiebesparende werkzaamheden wordt vastgesteld.".
Art.2. A l'article 6, § 1er, un troisième alinéa est inséré, rédigé comme suit :
  " L'audit énergétique préalable visé à l'alinéa 2 est réputé accompli lorsque les conditions suivantes sont réunies :
  1° le demandeur répond aux conditions de l'article 1er de l'arrêté royal du 2 juin 2006 portant définition du groupe cible des personnes les plus démunies du Fonds de réduction du coût global de l'énergie;
  2° le demandeur bénéficie d'un prêt bon marché visé à l'article 6 du contrat de gestion formant l'annexe de l'arrêté royal du 6 juillet 2009 fixant le contrat de gestion du " Fonds de réduction du coût global de l'énergie ", octroyé par l'entité locale visée à l'article 2, 6°, du même arrêté royal;
  3° le bâtiment a fait l'objet d'une expertise énergétique préalable par l'entité locale, déterminant la hiérarchie des priorités en termes de travaux économiseurs d'énergie. ".
Art.3. In artikel 7, § 1, wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt :
  " De voorafgaande energieaudit bedoeld in het tweede lid wordt geacht te zijn verricht wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden :
  1° de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 juni 2006 houdende de definitie van de doelgroep van de meest behoeftigen van het Fonds ter reductie van de globale energiekost;
  2° de aanvrager komt in aanmerking voor een goedkope lening bedoeld in artikel 6 van de beheersovereenkomst die de bijlage vormt van het koninklijk besluit van 6 juli 2009 tot vaststelling van het beheerscontract van het " Fonds ter reductie van de globale energiekost ", toegekend door het plaatselijk bestuur bedoeld in artikel 2, 6°, van hetzelfde koninklijk besluit;
  3° het gebouw heeft het voorwerp uitgemaakt van een voorafgaande energieaudit door het plaatselijk bestuur, waarbij de hiërarchie van de prioriteiten inzake energiebesparende werkzaamheden wordt vastgesteld. ".
Art.3. A l'article 7, § 1er, un troisième alinéa est inséré, rédigé comme suit :
  " L'audit énergétique préalable visé à l'alinéa 2 est réputé accompli lorsque les conditions suivantes sont réunies :
  1° le demandeur répond aux conditions de l'article 1er de l'arrêté royal du 2 juin 2006 portant définition du groupe cible des personnes les plus démunies du Fonds de réduction du coût global de l'énergie;
  2° le demandeur bénéficie d'un prêt bon marché visé à l'article 6 du contrat de gestion formant l'annexe de l'arrêté royal du 6 juillet 2009 fixant le contrat de gestion du " Fonds de réduction du coût global de l'énergie ", octroyé par l'entité locale visée à l'article 2, 6°, du même arrêté royal;
  3° le bâtiment a fait l'objet d'une expertise énergétique préalable par l'entité locale, déterminant la hiérarchie des priorités en termes de travaux économiseurs d'énergie. "
Art.4. In artikel 9, § 1, tweede lid, wordt 3° aangevuld als volgt :
  " of, in voorkomend geval, een afschrift van de energieaudit en van een document opgesteld door het plaatselijk bestuur waaruit blijkt dat de aanvrager tot de doelgroep bedoeld in de artikelen 6, § 1, derde lid, 3°, en 7, § 1, derde lid, 3°, behoort. ".
Art.4. A l'article 9, § 1er, alinéa 2, le 3° est complété par les termes suivants :
  " ou, le cas échéant, d'une copie de l'expertise énergétique et d'un document établi par l'entité locale qui atteste de l'appartenance du demandeur au groupe cible visé aux articles 6, § 1er, alinéa 3, 3°, et 7, § 1er, alinéa 3, 3°. ".
Art.5. In artikel 11, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, worden de woorden " tegen de stroom in " geschrapt.
Art.5. A l'article 11, alinéa 1er, 2°, du même arrêté, les termes " à contre-courant, " sont supprimés.
Art.6. In artikel 12, § 3, 2°, worden de woorden " tegen de stroom in " geschrapt.
Art.6. A l'article 12, § 3, 2°, les termes " à contre-courant, " sont supprimés.
Art.7. Er wordt een artikel 12/1bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 12/1. § 1. Wanneer de datum van bericht van ontvangst van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag na 31 augustus 2011 valt, wordt een premie van 1.500 euro toegekend voor de bouw van een eengezinswoning die voldoet aan de volgende criteria :
  1° het Ew-peil van de eengezinswoning is gelijk aan 65 of minder;
  2° het globale thermische isolatieniveau K van de eengezinswoning is gelijk aan 35 of minder;
  3° de ventilatie van de eengezinswoning voldoet aan de regelgeving van kracht op de datum van het bericht van ontvangst van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag.
  § 2. Het bedrag van de premie bedoeld in § 1 wordt verhoogd met 110 euro per eenheid Ew-peil onder het peil Ew 65 en mag niet hoger zijn dan 5.000 euro per gebouw.
  § 3. Het bedrag van de premie bedoeld in § 2 wordt verhoogd met 1.500 euro wanneer de aanvrager over het certificaat " déclaration de qualité de maison passive " beschikt, afgegeven overeenkomstig artikel 3 van de wet van 27 april 2007 tot invoering van een belastingvermindering voor passiefhuizen, of wanneer de eengezinswoning voldoet aan de volgende eisen :
  1° de luchtdoorlatendheid van het gebouw wordt getest d.m.v. de techniek van de luchtdrukregeling per ventilator en het luchtverversingspercentage gelijk moet zijn aan n50 < 0,6 h -1 overeenkomstig de norm NBN EN 13829, aangevuld met de bijlagen 1 en 2, volgens de methode A;
  2° de eengezinswoning is uitgerust met een ventilatie van het type "mechanisch verluchtingsstelsel controle D" met warmteterugwinning d.m.v. een warmtewisselaar die voldoet aan de volgende criteria :
  a) het geheel van het geïnstalleerde ventilatiesysteem voldoet aan de regelgeving van kracht op de datum van het bericht van ontvangst van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag;
  b) de warmtewisselaar heeft een minimumrendement van 85 % volgens de norm NBN EN 308;
  c) de installateur meet ter plaatse de debieten bij de uit- en ingang van de verschillende ventilatieopeningen om de installatie bij te stellen zoals het past;
  3° de jaarlijkse warmte- en koelingsvraag is kleiner dan 15 kWu/m2 per jaar berekend volgens de berekeningsmethode PHPP (Passivhaus Projektierungs Paket) 2007 of volgende;
  4° de oververhittingstijd van de eengezinswoning, zoals berekend volgens de berekeningsmethode PHPP 2007 of volgende, boven 25°, mag niet 5 % overschrijden. ".
Art.7. Un article 12/1 est inséré, rédigé comme suit :
  " Art. 12/1. § 1er. Lorsque la date de l'accusé de réception de la demande de permis d'urbanisme est postérieure au 31 août 2011, une prime de 1.500 euros est octroyée lors de la construction d'une maison unifamiliale répondant aux critères suivants :
  1° le niveau Ew de la maison unifamiliale est inférieur ou égal à 65;
  2° le niveau d'isolation thermique globale K de la maison unifamiliale est inférieur ou égal à 35;
  3° la ventilation de la maison unifamiliale est conforme à la réglementation en vigueur lors de la date de l'accusé de réception de la demande de permis d'urbanisme.
  § 2. Le montant de la prime visée au § 1er est majoré de 110 euros par unité de niveau Ew inférieure au niveau Ew 65 et ne peut excéder 5.000 euros par bâtiment.
  § 3. Le montant de la prime visée au § 2 est majoré de 1.500 euros lorsque le demandeur dispose du certificat de " déclaration de qualité de maison passive " délivré conformément à l'article 3 de la loi du 27 avril 2007 instaurant une réduction d'impôt pour maison passive, ou lorsque la maison unifamiliale répond aux exigences suivantes :
  1° la perméabilité à l'air du bâtiment est testée au moyen de la méthode de pressurisation par ventilateur, et le taux de renouvellement d'air doit être de n50 < 0,6 h-1 conformément à la norme NBN EN 13829, complétée par les annexes 1re et 2, selon la méthode A;
  2° la maison unifamiliale est équipée d'une ventilation de type " système de ventilation mécanique contrôlée D " avec récupération de chaleur au moyen d'un échangeur de chaleur répondant aux critères suivants :
  a) l'ensemble du système de ventilation installé est conforme à la réglementation en vigueur lors de la date de l'accusé de réception de la demande de permis d'urbanisme;
  b) l'échangeur thermique doit avoir un rendement minimum de 85 % suivant la norme NBN EN 308;
  c) l'installateur doit mesurer, in situ, les débits en sortie et en entrée des différentes bouches de ventilation afin d'assurer le réglage adéquat de l'installation;
  3° la demande annuelle en chauffage et en refroidissement est inférieure à 15 kWh/m2 par an calculé suivant la méthode de calcul PHPP (Passivhaus Projektierungs Paket) 2007 ou suivante;
  4° le temps de surchauffe de la maison unifamiliale, tel que calculé par la méthode de calcul PHPP 2007 ou suivante, au-delà de 25°, ne peut excéder 5 %. ".
Art.8. Er wordt een artikel 13/1bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 13/1. § 1. Wanneer de datum van bericht van ontvangst van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag na 31 augustus 2010 valt, wordt een premie van 500 euro toegekend voor de bouw van een appartement dat voldoet aan de volgende criteria :
  1° het Ew-peil van het appartement is gelijk aan 65 of minder;
  2° het globale thermische isolatieniveau K van het gebouw is gelijk aan 35 of minder;
  3° de ventilatie van het appartement voldoet aan de regelgeving van kracht op de datum van het bericht van ontvangst van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag.
  § 2. Het bedrag van de premie bedoeld in § 1 wordt verhoogd met 50 euro per eenheid Ew-peil onder het peil EW 65 en mag niet hoger zijn dan 1.500 euro per appartement.
  § 3. Het bedrag van de premie bedoeld in § 2 wordt verhoogd met 500 euro wanneer de aanvrager over het certificaat " déclaration de qualité d'appartement passif " beschikt, afgegeven overeenkomstig artikel 3 van de wet van 27 april 2007 tot invoering van een belastingvermindering voor passiefhuizen, of wanneer het appartement voldoet aan de volgende eisen :
  1° de luchtdoorlatendheid van het appartement wordt getest d.m.v. de techniek van de luchtdrukregeling per ventilator en het luchtverversingspercentage gelijk moet zijn aan n50 < 0,6 h-1 overeenkomstig de norm NBN EN 13829, aangevuld met de bijlagen 1 en 2, volgens de methode A;
  2° de jaarlijkse warmte- en koelingsvraag van het appartement is kleiner dan 15 kWu/m2 per jaar berekend volgens de berekeningsmethode PHPP (Passivhaus Projektierungs Paket) 2007 of volgende;
  3° de oververhittingstijd van het appartement, zoals berekend volgens de berekeningsmethode PHPP 2007 of volgende, boven 25°, mag niet 5 % overschrijden;
  4° het appartement is uitgerust met een ventilatie van het type " mechanisch verluchtingsstelsel controle D " met warmteterugwinning. ".
Art.8. Un article 13/1 est inséré, rédigé comme suit :
  " Art. 13/1. § 1er. Lorsque la date de l'accusé de réception de la demande de permis d'urbanisme est postérieure au 31 août 2010, une prime de 500 euros est octroyée lors de la construction d'un appartement répondant aux critères suivants :
  1° le niveau Ew de l'appartement est inférieur ou égal à 65;
  2° le niveau d'isolation thermique globale K du bâtiment est inférieur ou égal à 35;
  3° la ventilation de l'appartement est conforme à la réglementation en vigueur lors de la date de l'accusé de réception de la demande de permis d'urbanisme.
  § 2. Le montant de la prime visée au § 1er est majoré de 50 euros par unité de niveau Ew inférieure au niveau Ew 65 et ne peut excéder 1.500 euros par appartement.
  § 3. Le montant de la prime visée au § 2 est majoré de 500 euros lorsque le demandeur dispose du certificat de " déclaration de qualité d'appartement passif " délivré conformément à l'article 3 de la loi du 27 avril 2007 instaurant une réduction d'impôt pour maison passive, ou lorsque l'appartement répond aux exigences suivantes :
  1° la perméabilité à l'air de l'appartement est testée au moyen de la méthode de pressurisation par ventilateur, et le taux de renouvellement d'air doit être de n50 < 0,6 h-1 conformément à la norme NBN EN 13829, complétée par les annexes 1re et 2, selon la méthode A;
  2° la demande annuelle en chauffage et en refroidissement de l'appartement est inférieure à 15 kWh/m2 par an calculé suivant la méthode de calcul PHPP (Passivhaus Projektierungs Paket) 2007 ou suivante;
  3° le temps de surchauffe de l'appartement, tel que calculé par la méthode calcul PHPP 2007 ou suivante au-delà de 25°, ne peut excéder 5 % ;
  4° l'appartement est équipé d'une ventilation de type " système de ventilation mécanique contrôlée D " avec récupération de chaleur. ".
Art.9. Artikel 13, § 6, tweede lid, van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van de Richtlijnen 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG, wordt gedeeltelijk omgezet bij dit besluit.
  In artikel 21, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 1, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 1. Artikel 13, § 6, tweede lid, van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van de Richtlijnen 2001/77/EG en 2003/30/EG, wordt gedeeltelijk omgezet bij dit besluit.
  Er wordt een premie toegekend bij de installatie van een biomassa verwarmingsketel met uitsluitend automatische voeding die voldoet aan de definities, vereisten, beproevingsmethoden en etikettering van de norm NBN EN 303-5, en waarvan het rendement, berekend volgens deze norm, hoger is dan 85 %. ";
  2° § 1, vierde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Als verschillende toestellen op hetzelfde verwarmingscircuit aangesloten zijn, wordt één enkele premie toegekend. Het bedrag van de premie wordt berekend naar gelang van het gecumuleerde vermogen. ".
Art.9. Le présent article transpose partiellement l'article 13, § 6, alinéa 2, de la Directive 2009/28/CE du Parlement européen et du Conseil du 23 avril 2009 relative à la promotion de l'utilisation de l'énergie produite à partir de sources renouvelables et modifiant puis abrogeant les Directives 2001/77/CE et 2003/30/CE.
  A l'article 21, les modifications suivantes sont apportées :
  1° le § 1er, alinéa 1er, est remplacé par la disposition suivante :
  " § 1er. Le présent article transpose partiellement l'article 13, § 6, alinéa 2 de la Directive 2009/28/CE du Parlement européen et du Conseil du 23 avril 2009 relative à la promotion de l'utilisation de l'énergie produite à partir de sources renouvelables et modifiant puis abrogeant les Directives 2001/77/CE et 2003/30/CE.
  Une prime est octroyée lors de l'installation d'un appareil de chauffage biomasse à alimentation exclusivement automatique qui répond aux définitions, exigences, essais et marquages de la norme NBN EN 303-5 et dont le rendement est supérieur à 85 % calculé selon cette norme.";
  2° le § 1er, alinéa 4, est remplacé par la disposition suivante :
  " Lorsque plusieurs appareils sont raccordés sur le même circuit de chauffage, une seule prime est accordée. Le montant de la prime est calculé en fonction de leur puissance cumulée. ".
Art.10. In artikel 24, in fine, worden de woorden " voor de productie van sanitair warmwater " vervangen door de woorden " uitsluitend voor de productie van sanitair warmwater ".
Art.10. A l'article 24, in fine, les termes " pour la production d'eau chaude sanitaire " sont remplacés par les termes " pour la production exclusive d'eau chaude sanitaire ".
Art.11. In artikel 26, tweede lid, wordt 3° vervangen door de volgende bepaling :
  " 3° wat betreft de premie bedoeld in artikel 24 :
  a) hetzij het verslag betreffende de test uitgevoerd door een laboratorium overeenkomstig de algemene eisen bepaald bij de norm NBN EN ISO/IEC 17025 voor de uitvoering van tests op warmtepompen volgens de norm NBN EN 255-3 van kracht bij de uitvoering van de test, of volgens de normen pr EN 15879-1 of pr 15897-2, overeenkomstig punt 3.b. van bijlage 3;
  b) hetzij, bij gebrek aan dergelijk laboratorium in het land waar de fabrikant gevestigd is, een testverslag volgens de norm NBN EN 255-3 van kracht bij de uitvoering van de test, of volgens de normen pr EN 15879-1 of pr EN 15897-2, overeenkomstig punt 3.b. van bijlage 3, uitgevoerd door een laboratorium dat voldoet aan de algemene eisen bepaald bij de norm NBN EN ISO/IEC 17025 voor de uitvoering van tests op andere toepassingen. ".
Art.11. A l'article 26, alinéa 2, le 3° est remplacé par la disposition suivante :
  " 3° en ce qui concerne la prime visée à l'article 24 :
  a) soit du rapport de test réalisé par un laboratoire satisfaisant aux exigences générales prévues par la norme NBN EN ISO/IEC 17025 pour la réalisation d'essais sur les pompes à chaleur selon la norme NBN EN 255-3 en vigueur lors de la réalisation du test, ou selon les normes pr EN 15879-1 ou pr EN 15897-2, conformément au point 3.b. de l'annexe 3;
  b) soit, à défaut d'un tel laboratoire dans le pays où le fabricant est établi, d'un rapport de test, selon la norme NBN EN 255-3 en vigueur lors de la réalisation du test, ou selon les normes pr EN 15879-1 ou pr EN 15897-2, conformément au point 3.b. de l'annexe 3, réalisé par un laboratoire satisfaisant aux exigences générales prévues par la norme NBN EN ISO/IEC 17025 pour la réalisation d'essais sur d'autres applications. ".
Art.12. In artikel 27, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, worden de woorden " voor de verwarming van een woning " vervangen door de woorden " als hoofdverwarming van een woning ";
  2° § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 2. Als de warmtepomp aan de eisen van § 1 voldoet en sanitair warmwater ook produceert, in de naleving van de criteria bedoeld in bijlage 3, wordt het bedrag van de premie bedoeld in § 1 verhoogd met 750 euro. ".
Art.12. A l'article 27, les modifications suivantes sont apportées :
  1° au § 1er, les termes " pour le chauffage d'un logement " sont remplacés par les termes " au titre du chauffage principal d'un logement ";
  2° le § 2 est remplacé par la disposition suivante :
  " § 2. Lorsque la pompe à chaleur répond aux exigences du § 1er et produit également de l'eau chaude sanitaire, dans le respect des critères visés à l'annexe 3, le montant de la prime visé au § 1er est majoré de 750 euros. ".
Art.13. Artikel 28 wordt opgeheven.
Art.13. L'article 28 est abrogé.
Art.14. In artikel 30, wordt § 1 vervangen door de volgende bepaling :
  " § 1. Wat betreft de premie bedoeld in artikel 27, wordt het dossier door de aanvrager aan de administratie gericht :
  1° in het geval van een premieaanvraag voor een nieuwe woning in de zin van de artikelen 10 en 11, gelijktijdig op de datum waarop het overeenstemmend premieaanvraagdossier ingediend moet worden.
  Het aanvraagdossier bevat :
  a) het formulier dat bij de administratie verkrijgbaar is en de desbetreffende bijlagen, behoorlijk ingevuld;
  b) het originele of een afschrift van de factuur voor de verrichte investeringen en prestaties;
  c) hetzij het verslag betreffende de test uitgevoerd door een laboratorium overeenkomstig de algemene eisen bepaald bij de norm NBN EN ISO/IEC 17025 voor de uitvoering van tests op warmtepompen volgens de norm NBN EN 14511 van kracht bij de uitvoering van de test, of volgens de normen pr EN 15879-1 of pr 15897-2, overeenkomstig punt 2.b. van bijlage 3;
  d) hetzij, bij gebrek aan dergelijk laboratorium in het land waar de fabrikant gevestigd is, een testverslag volgens de norm NBN EN 14511 van kracht bij de uitvoering van de test, of volgens de normen pr EN 15879-1 of pr EN 15897-2, overeenkomstig punt 2.b. van bijlage 3, uitgevoerd door een laboratorium dat voldoet aan de algemene eisen bepaald bij de norm NBN EN ISO/IEC 17025 voor de uitvoering van tests op andere toepassingen.
  Wanneer de verhoging van premie bedoeld in artikel 27, § 2, wordt aangevraagd, biedt het testverslag de mogelijkheid om de naleving van de in punt 2.c. van bijlage 3 vastgestelde voorwaarden na te gaan;
  2° in de overige gevallen, binnen een termijn van vier maanden die ingaat op de datum van de slotfactuur betreffende de verrichte investeringen en prestaties.
  Het aanvraagdossier bevat :
  a) het formulier dat bij de administratie verkrijgbaar is en de desbetreffende bijlagen, behoorlijk ingevuld;
  b) het originele of een afschrift van de factuur voor de verrichte investeringen en prestaties;
  c) het formulier voor de berekening van de aangegeven coëfficiënt K;
  d) een document met de beschrijving van alle wanden van de thermisch verliesoppervlakte van de woning en de berekening van de coëfficiënten U (of k);
  e) een afschrift van de plannen van alle niveaus en van de dwarsdoorsneden van de woning;
  f) een nota waarin het geïnstalleerde ventilatiesysteem beschreven wordt;
  g) hetzij het verslag betreffende de test uitgevoerd door een laboratorium overeenkomstig de algemene eisen bepaald bij de norm NBN EN ISO/IEC 17025 voor de uitvoering van tests op warmtepompen volgens de norm NBN EN 14511 van kracht bij de uitvoering van de test, of volgens de normen pr EN 15879-1 of pr 15897-2, overeenkomstig punt 2.b. van bijlage 3;
  h) hetzij, bij gebrek aan dergelijk laboratorium in het land waar de fabrikant gevestigd is, een testverslag volgens de norm NBN EN 14511 van kracht bij de uitvoering van de test, of volgens de normen pr EN 15879-1 of pr EN 15897-2, overeenkomstig punt 2.b. van bijlage 3, uitgevoerd door een laboratorium dat voldoet aan de algemene eisen bepaald bij de norm NBN EN ISO/IEC 17025 voor de uitvoering van tests op andere toepassingen.
  Wanneer de verhoging van premie bedoeld in artikel 27, § 2, wordt aangevraagd, biedt het testverslag de mogelijkheid om de naleving van de in punt 2.c. van bijlage 3 vastgestelde voorwaarden na te gaan. "
Art.14. A l'article 30, le § 1er est remplacé par la disposition suivante :
  " § 1er. En ce qui concerne la prime visée à l'article 27, le dossier est introduit par le demandeur auprès de l'administration :
  1° dans le cas d'une demande de prime pour un logement neuf au sens des articles 10 et 11, simultanément à la date à laquelle le dossier de demande de prime correspondant doit être introduit.
  Le dossier de demande est constitué :
  a) du formulaire disponible auprès de l'administration et de ses annexes, dûment complétés;
  b) de l'original ou d'une copie de la facture pour les investissements et les prestations réalisés;
  c) soit du rapport de test réalisé par un laboratoire satisfaisant aux exigences générales prévues par la norme NBN EN ISO/IEC 17025 pour la réalisation d'essais sur les pompes à chaleur selon la norme NBN EN 14511 en vigueur lors de la réalisation du test, ou selon les normes pr EN 15879-1 ou pr EN 15897-2, conformément au point 2.b. de l'annexe 3;
  d) soit, à défaut d'un tel laboratoire dans le pays où le fabricant est établi, d'un rapport de test, selon la norme NBN EN 14511 en vigueur lors de la réalisation du test, ou selon les normes pr EN 15879-1 ou pr EN 15897-2, conformément au point 2.b. de l'annexe 3, réalisé par un laboratoire satisfaisant aux exigences générales prévues par la norme NBN EN ISO/IEC 17025 pour la réalisation d'essais sur d'autres applications.
  Lorsque la majoration de prime visée à l'article 27, § 2, est sollicitée, le rapport de test doit permettre de vérifier le respect des conditions déterminées au point 2.c. de l'annexe 3;
  2° dans les autres cas, dans un délai de quatre mois prenant cours à la date de la facture finale relative aux investissements et prestations réalisés.
  Le dossier de demande est constitué :
  a) du formulaire disponible auprès de l'administration et de ses annexes, dûment complétés;
  b) de l'original ou d'une copie de la facture pour les investissements et les prestations réalisés;
  c) du formulaire de calcul du coefficient K renseigné;
  d) d'un document décrivant toutes les parois de la surface de déperdition thermique du logement et le calcul des coefficients U (ou k);
  e) d'une copie des plans de tous les niveaux et des coupes du logement;
  f) d'une note décrivant le système de ventilation installé;
  g) soit du rapport de test réalisé par un laboratoire satisfaisant aux exigences générales prévues par la norme NBN EN ISO/IEC 17025 pour la réalisation d'essais sur les pompes à chaleur selon la norme NBN EN 14511 en vigueur lors de la réalisation du test, ou selon les normes pr EN 15879-1 ou pr EN 15897-2, conformément au point 2.b. de l'annexe 3;
  h) soit, à défaut d'un tel laboratoire dans le pays où le fabricant est établi, d'un rapport de test, selon la norme NBN EN 14511 en vigueur lors de la réalisation du test, ou selon les normes pr EN 15879-1 ou pr EN 15897-2, conformément au point 2.b. de l'annexe 3, réalisé par un laboratoire satisfaisant aux exigences générales prévues par la norme NBN EN ISO/IEC 17025 pour la réalisation d'essais sur d'autres applications.
  Lorsque la majoration de prime visée à l'article 27, § 2, est sollicitée, le rapport de test doit permettre de vérifier le respect des conditions déterminées au point 2.c. de l'annexe 3. "
Art.15. In artikel 37, § 1, wordt 4° vervangen door de volgende bepaling :
  " 4° het geheel van het geïnstalleerde ventilatiesysteem moet voldoen aan de eisen van bijlage V van het besluit van de Waalse Regering van 17 april 2008 tot vaststelling van de berekeningsmethode en de eisen, de goedkeuringen en de sancties op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen; ".
Art.15. A l'article 37, § 1er, le 4° est remplacé par la disposition suivante :
  " 4° l'ensemble du système de ventilation installé doit répondre aux exigences de l'annexe V de l'arrêté du Gouvernement wallon du 17 avril 2008 déterminant la méthode de calcul et les exigences, les agréments et les sanctions applicables en matière de performance énergétique et de climat intérieur des bâtiments; ".
Art.16. Er wordt een artikel 51/1 ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 51/1. De toestellen bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor de verwarming van de gebouwen waarin ze geïnstalleerd worden.
  Het vermogen van de installaties wordt gerechtvaardigd door de verwarmingsbehoeften van de gebouwen. ".
Art.16. Un article 51/1 est inséré, rédigé comme suit :
  " Art. 51/1. Les appareils visés au présent chapitre doivent être affectés au chauffage des bâtiments dans lesquels ils sont installés.
  La puissance des installations doit être justifiée par les besoins en chauffage des bâtiments. ".
Art.17. Artikel 13, § 6, tweede lid, van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van de Richtlijnen 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG, wordt gedeeltelijk omgezet bij dit besluit.
  In artikel 53, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 1, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 1. Artikel 13, § 6, tweede lid, van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van de Richtlijnen 2001/77/EG en 2003/30/EG, wordt gedeeltelijk omgezet bij dit besluit.
  Er wordt een premie toegekend bij de installatie, in een woning, van een biomassa verwarmingsketel met uitsluitend automatische voeding die voldoet aan de definities, vereisten, beproevingsmethoden en etikettering van de norm NBN EN 303-5, en waarvan het rendement, berekend volgens deze norm, hoger is dan 85 %. Indien het gaat om een ketel met bi-verbranding, wordt uitsluitend aardgas toegelaten. ";
  2° § 1, derde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Als verschillende toestellen op hetzelfde verwarmingscircuit aangesloten zijn, wordt één enkele premie toegekend. Het bedrag van de premie wordt berekend naar gelang van het gecumuleerde vermogen. "
Art.17. Le présent article transpose partiellement l'article 13, § 6, alinéa 2, de la Directive 2009/28/CE du Parlement européen et du Conseil du 23 avril 2009 relative à la promotion de l'utilisation de l'énergie produite à partir de sources renouvelables et modifiant puis abrogeant les Directives 2001/77/CE et 2003/30/CE.
  A l'article 53, les modifications suivantes sont apportées :
  1° le § 1er, alinéa 1er, est remplacé par la disposition suivante :
  " § 1er. Le présent article transpose partiellement l'article 13, § 6, alinéa 2, de la Directive 2009/28/CE du Parlement européen et du Conseil du 23 avril 2009 relative à la promotion de l'utilisation de l'énergie produite à partir de sources renouvelables et modifiant puis abrogeant les Directives 2001/77/CE et 2003/30/CE.
  Une prime est octroyée lors de l'installation, dans un logement, d'un appareil de chauffage biomasse à alimentation exclusivement automatique qui répond aux définitions, exigences, essais et marquages de la norme NBN EN 303-5 et dont le rendement est supérieur à 85 % calculé selon cette norme. Si l'appareil est bi-combustible, seul le gaz naturel est autorisé.";
  2° le § 1er, alinéa 3, est remplacé par la disposition suivante :
  " Lorsque plusieurs appareils sont raccordés sur le même circuit de chauffage, une seule prime est accordée. Le montant de la prime est calculé en fonction de leur puissance cumulée. "
Art.18. In artikel 55, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, worden de woorden " voor de verwarming van een woning " vervangen door de woorden " als hoofdverwarming van een woning ";
  2° § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 2. Als de warmtepomp aan de eisen van § 1 voldoet en sanitair warmwater ook produceert, in de naleving van de criteria bedoeld in bijlage 3, wordt het bedrag van de premie bedoeld in § 1 verhoogd met 750 euro. ".
Art.18. A l'article 55, les modifications suivantes sont apportées :
  1° au § 1er, les termes " pour le chauffage d'un logement " sont remplacés par les termes " au titre du chauffage principal d'un logement ";
  2° le § 2 est remplacé par la disposition suivante :
  " § 2. Lorsque la pompe à chaleur répond aux exigences du § 1er et produit également de l'eau chaude sanitaire, dans le respect des critères visés à l'annexe 3, le montant de la prime visé au § 1er est majoré de 750 euros. ".
Art.19. Artikel 57 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 57. Er wordt een premie van 750 euro toegekend voor de installatie, door een geregistreerde aannemer, van een warmtepomp voor de exclusieve verwarming van het sanitaire warmwater van een woning, die voldoet aan de criteria bedoeld in bijlage 3. ".
Art.19. L'article 57 est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 57. Une prime de 750 euros est octroyée lors de l'installation, par un entrepreneur enregistré, d'une pompe à chaleur répondant aux critères visés à l'annexe 3, pour le chauffage exclusif de l'eau chaude sanitaire d'un logement. ".
Art.20. Artikel 58 wordt opgeheven.
Art.20. L'article 58 est abrogé.
Art.21. In artikel 60, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Wat betreft de premies bedoeld in de artikelen 53, 55 en 57, wordt het dossier door de " Société wallonne du Logement " (Waalse Huisvestingsmaatschappij) aan de administratie gericht binnen een termijn van vier maanden, die ingaat op de datum van goedkeuring van de eindrekening D.1. betreffende de uitgevoerde werken. ";
  2° in het tweede lid, wordt 3° vervangen door de volgende bepaling :
  " 3° voor de premie bedoeld in artikel 55 :
  a) hetzij het verslag betreffende de test uitgevoerd door een laboratorium overeenkomstig de algemene eisen bepaald bij de norm NBN EN ISO/IEC 17025 voor de uitvoering van tests op warmtepompen volgens de norm NBN EN 14511 van kracht bij de uitvoering van de test, of volgens de normen pr EN 15879-1 of pr 15897-2, overeenkomstig punt 2.b. van bijlage 3;
  b) hetzij, bij gebrek aan dergelijk laboratorium in het land waar de fabrikant gevestigd is, een testverslag volgens de norm NBN EN 14511 van kracht bij de uitvoering van de test, of volgens de normen pr EN 15879-1 of pr EN 15897-2, overeenkomstig punt 2.b. van bijlage 3, uitgevoerd door een laboratorium dat voldoet aan de algemene eisen bepaald bij de norm NBN EN ISO/IEC 17025 voor de uitvoering van tests op andere toepassingen.
  Wanneer de verhoging van premie bedoeld in artikel 55, § 2, wordt aangevraagd, biedt het testverslag de mogelijkheid om de naleving van de in punt 2.c. van bijlage 3 vastgestelde voorwaarden na te gaan. ";
  3° in het tweede lid, wordt 4° vervangen door de volgende bepaling :
  " 4° voor de premie bedoeld in artikel 57 :
  a) hetzij het verslag betreffende de test uitgevoerd door een laboratorium overeenkomstig de algemene eisen bepaald bij de norm NBN EN ISO/IEC 17025 voor de uitvoering van tests op warmtepompen volgens de norm NBN EN 255-3 van kracht bij de uitvoering van de test, of volgens de normen pr EN 15879-1 of pr 15897-2, overeenkomstig punt 3.b. van bijlage 3;
  b) hetzij, bij gebrek aan dergelijk laboratorium in het land waar de fabrikant gevestigd is, een testverslag volgens de norm NBN EN 255-3 van kracht bij de uitvoering van de test, of volgens de normen pr EN 15879-1 of pr EN 15897-2, overeenkomstig punt 3.b. van bijlage 3, uitgevoerd door een laboratorium dat voldoet aan de algemene eisen bepaald bij de norm NBN EN ISO/IEC 17025 voor de uitvoering van tests op andere toepassingen. ".
Art.21. A l'article 60, les modifications suivantes sont apportées :
  1° l'alinéa 1er est remplacé par la disposition suivante :
  " En ce qui concerne les primes visées aux articles 53, 55 et 57, le dossier est introduit par la Société wallonne du Logement auprès de l'administration, dans un délai de quatre mois prenant cours à la date d'approbation du décompte final D.1. relatif aux travaux exécutés. ";
  2° à l'alinéa 2, le 3° est remplacé par la disposition suivante :
  " 3° pour la prime visée à l'article 55 :
  a) soit du rapport de test réalisé par un laboratoire satisfaisant aux exigences générales prévues par la norme NBN EN ISO/IEC 17025 pour la réalisation d'essais sur les pompes à chaleur selon la norme NBN EN 14511 en vigueur lors de la réalisation du test, ou selon les normes pr EN 15879-1 ou pr EN 15897-2, conformément au point 2.b. de l'annexe 3;
  b) soit, à défaut d'un tel laboratoire dans le pays où le fabricant est établi, d'un rapport de test, selon la norme NBN EN 14511 en vigueur lors de la réalisation du test, ou selon les normes pr EN 15879-1 ou pr EN 15897-2, conformément au point 2.b. de l'annexe 3, réalisé par un laboratoire satisfaisant aux exigences générales prévues par la norme NBN EN ISO/IEC 17025 pour la réalisation d'essais sur d'autres applications.
  Lorsque la majoration de prime visée à l'article 55, § 2, est sollicitée, le rapport de test doit permettre de vérifier le respect des conditions déterminées au point 2.c. de l'annexe 3. ";
  3° à l'alinéa 2, le 4° est remplacé par la disposition suivante :
  " 4° pour la prime visée à l'article 57 :
  a) soit du rapport de test réalisé par un laboratoire satisfaisant aux exigences générales prévues par la norme NBN EN ISO/IEC 17025 pour la réalisation d'essais sur les pompes à chaleur selon la norme NBN EN 255-3 en vigueur lors de la réalisation du test, ou selon les normes pr EN 15879-1 ou pr EN 15897-2, conformément au point 3.b. de l'annexe 3;
  b) soit, à défaut d'un tel laboratoire dans le pays où le fabricant est établi, d'un rapport de test, selon la norme NBN EN 255-3 en vigueur lors de la réalisation du test, ou selon les normes pr EN 15879-1 ou pr EN 15897-2, conformément au point 3.b. de l'annexe 3, réalisé par un laboratoire satisfaisant aux exigences générales prévues par la norme NBN EN ISO/IEC 17025 pour la réalisation d'essais sur d'autres applications. ".
Art.22. Er wordt een artikel 87/1 ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 87/1. Voor de behandeling van de premieaanvragen bedoeld in de artikelen 11, 13, § 3, 12/1, § 3, 13, § 3, en 13/1, § 3, wordt de termijn van zeventig dagen bedoeld in artikel 87, § 1, tweede lid, op 180 dagen gebracht. ".
Art.22. Un article 87/1 est inséré, rédigé comme suit :
  " Art. 87/1. Pour le traitement des demandes de primes visées aux articles 11, 13, § 3, 12/1, § 3, 13, § 3, et 13/1, § 3, le délai de septante jours visé à l'article 87, § 1er, alinéa 2, est porté à 180 jours. ".
Art.23. In artikel 90, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid, wordt 4° vervangen door de volgende bepaling :
  " 4° ecopremies : de door de " SWCS " en het " FLW " toegekende premies, overeenkomstig de bepalingen van artikel 90/1. ";
  2° het tweede lid wordt geschrapt.
Art.23. A l'article 90, les modifications suivantes sont apportées :
  1° à l'alinéa 1er, le 4° est remplacé par la disposition suivante :
  " 4° éco-primes : les primes octroyées par la SWCS et le FLW, conformément aux dispositions de l'article 90/1. ";
  2° l'alinéa second est supprimé.
Art.24. Er wordt een artikel 90/1 ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 90/1. De in aanmerking komende premies en hun toekenningsvoorwaarden worden bepaald :
  1° wat betreft de door de " SWCS " toegekende ecopremies :
  voor de ecoleningen waarvan de registratiedatum tussen 1 mei 2010 en 31 december 2011 ligt, de premies bedoeld in Titel II van dit besluit, betreffende investeringen waarvan de datum van de slotfactuur na 30 april 2010 valt, met inachtneming van de toekenningsvoorwaarden die van toepassing zijn op de registratiedatum van de ecolening. De premies bedoeld in de artikelen 8, 10, 11, 12, 13, 14, 29, 31 en 32 worden uitgesloten van het genot van de ecoleningen;
  b) voor de ecoleningen waarvan de registratiedatum vóór 1 mei 2010 valt :
  - hetzij de premies bedoeld in Titel II van dit besluit, betreffende investeringen waarvan de datum van de slotfactuur tussen 1 mei 2010 en 31 december 2011 valt, met inachtneming van de toekenningsvoorwaarden die van toepassing zijn op de datum van de slotfactuur. De premies bedoeld in de artikelen 8, 10, 11, 12, 13, 14, 29, 31 en 32 worden uitgesloten van het genot van de ecoleningen;
  - hetzij de ecopremies zoals bedoeld in artikel 93/1 van het ministerieel besluit van van 20 december 2007 betreffende de modaliteiten en de procedure voor de toekenning van premies ter bevordering van rationeel energiegebruik, en betreffende investeringen waarvan de datum van de slotfactuur, in afwijking van de artikelen 95 en 95/1 van genoemd besluit, tussen 1 mei 2010 en 31 december 2011 ligt. Deze ecopremies stemmen overeen met de toekenningsvoorwaarden die van toepassing zijn op de registratiedatum van de ecolening;
  2° wat betreft de door het " FLW " toegekende ecopremies :
  a) voor de ecoleningen waarvan de datum van de beslissing tot toekenning tussen 1 mei 2010 en 31 december 2011 ligt, de premies bedoeld in Titel II van dit besluit, betreffende investeringen waarvan de datum van de slotfactuur na 30 april 2010 valt, met inachtneming van de toekenningsvoorwaarden die van toepassing zijn op de datum van toekenning van de ecolening. De premies bedoeld in de artikelen 8, 10, 11, 12, 13, 14, 29, 31 en 32 worden uitgesloten van het genot van de ecoleningen;
  b) voor de ecoleningen waarvan de datum van de beslissing tot toekenning vóór 1 mei 2010 valt :
  - hetzij de premies bedoeld in Titel II van dit besluit, betreffende investeringen waarvan de datum van de slotfactuur tussen 1 mei 2010 en 31 december 2011 valt, met inachtneming van de toekenningsvoorwaarden die van toepassing zijn op de datum van de slotfactuur. De premies bedoeld in de artikelen 8, 10, 11, 12, 13, 14, 29, 31 en 32 worden uitgesloten van het genot van de ecoleningen;
  - hetzij de ecopremies zoals bedoeld in artikel 93/1 van het ministerieel besluit van van 20 december 2007 betreffende de modaliteiten en de procedure voor de toekenning van premies ter bevordering van rationeel energiegebruik, en betreffende investeringen waarvan de datum van de slotfactuur, in afwijking van de artikelen 95 en 95/1 van genoemd besluit, tussen 1 mei 2010 en 31 december 2011 ligt. Deze ecopremies stemmen overeen met de toekenningsvoorwaarden die van toepassing zijn op de toekenningsdatum van de ecolening.
  De artikelen 91, 97, 98 en 99 van het ministerieel besluit van 20 december 2007 betreffende de modaliteiten en de procedure voor de toekenning van premies ter bevordering van rationeel energiegebruik, en de artikelen 87, 97 en 98 van dit besluit zijn niet van toepassing.
  De voorwaarde van een voorafgaande energieaudit, waarvan sprake in de artikelen 6, § 1, tweede lid, en 7, § 1, tweede lid, van Titel II van dit besluit alsook in de artikelen 6, § 2, en 7, § 2, van Titel II van het ministerieel besluit van 20 december 2007 betreffende de modaliteiten en de procedure voor de toekenning van premies ter bevordering van rationeel energiegebruik is niet toepasselijk wat het genot van de ecopremies betreft, en wordt vervangen door de voorafgaande energieaudit bedoeld respectievelijk in de artikelen 8 en 15 van het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2008 tot invoering van de ecoleningen toegekend door het " Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie " (Woningfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië), en in artikel 8 van het reglement gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2008 tot invoering van de ecoleningen toegekend door de " Société wallonne du Crédit social " (Waalse Maatschappij voor Sociaal Krediet). ".
Art.24. Un article 90/1 est inséré, rédigé comme suit :
  " Art. 90/1. Les primes éligibles et leurs conditions d'octroi sont déterminées :
  1° en ce qui concerne les éco-primes octroyées par la SWCS :
  a) pour les éco-prêts dont la date d'immatriculation est comprise entre le 1er mai 2010 et le 31 décembre 2011, les primes visées au Titre II du présent arrêté, relatives à des investissements dont la date de la facture finale est postérieure au 30 avril 2010, dans le respect des conditions d'octroi applicables à la date de l'immatriculation de l'éco-prêt. Sont exclues du bénéfice des éco-primes, les primes visées aux articles 8, 10, 11, 12, 13, 14, 29, 31 et 32;
  b) pour les éco-prêts dont la date d'immatriculation est antérieure au 1er mai 2010 :
  - soit les primes visées au Titre II du présent arrêté, relatives à des investissements dont la date de la facture finale est comprise entre le 1er mai 2010 et le 31 décembre 2011, dans le respect des conditions d'octroi applicables à la date de la facture finale. Sont exclues du bénéfice des éco-primes, les primes visées aux articles 8, 10, 11, 12, 13, 14, 29, 31 et 32;
  - soit les éco-primes telles que définies à l'article 93/1 de l'arrêté ministériel du 20 décembre 2007 relatif aux modalités et à la procédure d'octroi des primes visant à favoriser l'utilisation rationnelle de l'énergie, et relatives à des investissements dont la date de la facture finale est, par dérogation aux articles 95 et 95/1 dudit arrêté, comprise entre le 1er mai 2010 et le 31 décembre 2011. Ces éco-primes sont conformes aux conditions d'octroi applicables à la date de l'immatriculation de l'éco-prêt;
  2° en ce qui concerne les éco-primes octroyées par le FLW :
  a) pour les éco-prêts dont la date de décision d'octroi est comprise entre le 1er mai 2010 et le 31 décembre 2011, les primes visées au Titre II du présent arrêté, relatives à des investissements dont la date de la facture finale est postérieure au 30 avril 2010, dans le respect des conditions d'octroi applicables à la date d'octroi de l'éco-prêt. Sont exclues du bénéfice des éco-primes, les primes visées aux articles 8, 10, 11, 12, 13, 14, 29, 31 et 32;
  b) pour les éco-prêts dont la date de décision d'octroi est antérieure au 1er mai 2010 :
  - soit les primes visées au Titre II du présent arrêté, relatives à des investissements dont la date de la facture finale est comprise entre le 1er mai 2010 et le 31 décembre 2011, dans le respect des conditions d'octroi applicables à la date de la facture finale. Sont exclues du bénéfice des éco-primes, les primes visées aux articles 8, 10, 11, 12, 13, 14, 29, 31 et 32;
  - soit les éco-primes telles que définies à l'article 93/1 de l'arrêté ministériel du 20 décembre 2007 relatif aux modalités et à la procédure d'octroi des primes visant à favoriser l'utilisation rationnelle de l'énergie, et relatives à des investissements dont la date de la facture finale est, par dérogation aux articles 95 et 95/1 dudit arrêté, comprise entre le 1er mai 2010 et le 31 décembre 2011. Ces éco-primes sont conformes aux conditions d'octroi applicables à la date d'octroi de l'éco-prêt.
  Les articles 91, 97, 98 et 99 de l'arrêté ministériel du 20 décembre 2007 relatif aux modalités et à la procédure d'octroi des primes visant à favoriser l'utilisation rationnelle de l'énergie et les articles 87, 97 et 98 du présent arrêté ne sont pas applicables.
  Pour le bénéfice des éco-primes, l'exigence d'audit énergétique préalable reprise aux articles 6, § 1er, alinéa 2, et 7, § 1er, alinéa 2, du Titre II du présent arrêté ainsi qu'aux articles 6, § 2, et 7, § 2, du Titre II de l'arrêté ministériel du 20 décembre 2007 relatif aux modalités et à la procédure d'octroi des primes visant à favoriser l'utilisation rationnelle de l'énergie n'est pas applicable et est remplacée par l'expertise énergétique préalable visée respectivement aux articles 8 et 15 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 19 décembre 2008 instaurant les éco-prêts accordés par le Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie, et à l'article 8 du règlement annexé à l'arrêté du Gouvernement wallon du 19 décembre 2008 instaurant les éco-prêts accordés par le Société wallonne du Crédit social. ".
Art.25. Er wordt een artikel 90/2 ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 90/2. Voor de toekenning van de verhogingen van de premies bedoeld in de artikelen 5, § 3 en § 4, 6, § 3, § 4 en § 5, en 7, § 3 en § 4 :
  1° wat betreft de door de " SWCS " toegekende ecopremies :
  In afwijking van artikel 1, 13°, worden de inkomens berekend overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2007 houdende het reglement van de hypothecaire leningen van de "Société wallonne de Crédit social" (Waalse Maatschappij voor Sociaal Krediet) en de "Guichets du Crédit social" (Sociale Kredietloketten);
  2° wat betreft de door het " FLW " toegekende ecopremies :
  in afwijking van artikel 1, 13°, 14° en A5°, stemmen de bescheiden en precaires inkomens respectievelijk overeen met de inkomens van categorieën II en I, berekend overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 25 februari 1999 met betrekking tot de hypotheekleningen en de huurtegemoetkoming van het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" (Woningsfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië). ".
Art.25. Un article 90/2 est inséré, rédigé comme suit :
  " Art. 90/2. Pour l'octroi des majorations de primes visées aux articles 5, § 3 et § 4, 6, § 3, § 4 et § 5, et 7, § 3 et § 4 :
  1° en ce qui concerne les éco-primes octroyées par la SWCS :
  Par dérogation à l'article 1er, 13°, les revenus sont calculés conformément à l'arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2007 portant règlement des prêts hypothécaires de la Société wallonne du Crédit social et des Guichets du Crédit social;
  2° en ce qui concerne les éco-primes octroyées par le FLW :
  par dérogation à l'article 1er, 13°, 14° et 15°, les revenus modestes et précaires correspondent respectivement aux revenus des catégories II et I, calculés conformément à l'arrêté du Gouvernement wallon du 25 février 1999 concernant les prêts hypothécaires et l'aide locative du Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie. ".
Art.26. Bijlage 3 wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit, als onderdeel van het ministerieel besluit van 22 maart 2010 betreffende de modaliteiten en de procedure voor de toekenning van premies ter bevordering van rationeel energiegebruik.
Art.26. L'annexe 3 est remplacée par l'annexe au présent arrêté, comme partie intégrante de l'arrêté ministériel du 22 mars 2010 relatif aux modalités et à la procédure d'octroi des primes visant à favoriser l'utilisation rationnelle de l'énergie.
Art.27. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2011.
  Wat betreft de toepassing van de artikelen 9 en 17 treedt dit besluit echter in werking op 1 juni 2011.
Art.27. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2011.
  Toutefois, en ce qui concerne l'application des articles 9 et 17, le présent arrêté entre en vigueur le 1er juin 2011.
  Namen, 18 februari 2011.
  J.-M. NOLLET
  Namur, le 18 février 2011.
  J.-M. NOLLET
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. Bijlage 3.
  1. ALGEMENE BEPALINGEN
  1.a. Energiewinning
  Indien een stedenbouwkundige en/of milieuvergunning vereist wordt voor de exploitatie van dat natuurlijke hulpmiddel, wordt het bewijs van de aanvaarding van de vergunning(en) bij de premieaanvraag gevoegd.
  * In het water :
  De winning kan verricht worden hetzij in oppervlaktewateren (rivieren, vijvers, meren,...), hetzij in diepe wateren (grondwaterlagen, putten,...), op "statische" of "dynamische" wijze.
  De premieaanvraag gaat vergezeld van de berekeningsnota voor het gezamenlijke systeem van energieopneming :
  * in het geval van een "dynamische" winning (door oppompen), omvat het o.a. de dimensionering van de eventuele tussenwarmtewisselaars, de vloeistofdebieten, de temperatuurdelta's, het vermogen van de hulpmiddelen...;
  * in het geval van een "statische" winning (via een onder water gezette wisselaar), omvat het o.a. de dimensionering van de wisselaar, van het eventuele kunstmatig bekken of van de natuurlijke bron,...
  * In de grond :
  De energiewinning kan verwezenlijkt worden hetzij met een horizontaal begraven verdamper, hetzij met een warmtewisselaar met glycolwater die horizontaal of verticaal in de grond begraven is.
  De premieaanvraag gaat vergezeld van de berekeningsnota voor het systeem van energieopneming :
  * bij gebruik van een tussenvloeistof zoals glycolwater, gaat het hetzij om de dimensionering van de horizontaal geplaatste warmtewisselaar, hetzij om de verticale sonde(s). De nota vermeldt o.a. het secundaire vloeistofdebiet en het vermogen van de hulpmiddelen;
  * In het geval van een horizontale verdamper, gaat het om de dimensionering van die verdamper.
  Bij winning d.m.v. een verticale sonde gaat het premieaanvraagformulier vergezeld van een geologisch analyserapport dat door of voor de boormaatschappij is uitgevoerd.
  * In de buitenlucht :
  In de lucht kan de energiewinning op statische of dynamische wijze verwezenlijkt worden.
  De warmtepompen die de buitenlucht als energiebron gebruiken, kunnen eventueel van een extra elektrische dompelaar voorzien worden daar waar warmte geloosd wordt. De dompelaar wordt onder de condensator geplaatst.
  De warmtepompen voor de productie van warm sanitair water moeten daadwerkelijk functioneren onder de temperatuurvoorwaarden die in dit bestek worden bepaald.
  In ieder geval moet de verdamper zich buiten het gebouw bevinden.
  Als de verdamper zich echter binnen het gebouw bevindt, wordt hij voorzien van hermetische omhulsels voor de aanzuiging van de buitenlucht en de afvoer van de aangezogen lucht naar de buitenkant van het gebouw.
  In het geval van een statische winning wordt de warmtepomp niet uitgerust met een ontdooiingssysteem, maar wordt de buitenwisselaar zonder belemmering van het zonlicht en de natuurlijke luchtstroom gericht tussen het oosten en het westen en via het zuiden.
  Ook in dit geval gaat de premieaanvraag vergezeld van de berekeningsnota betreffende de dimensionering van het gezamenlijke systeem van energieopneming. Bij gebruik van een secundaire vloeistof worden het debiet en het vermogen van de hulpmiddelen nader bepaald.
  De warmtepomp moet zodanig gedimensioneerd worden dat ze de totaliteit van het warmteverlies van het gebouw dekt voor een temperatuur van de buitenlucht hoger dan of gelijk aan een waarde genoemd evenwichtspunt. Die waarde moet maximum 2 °C bedragen.
  1.b. Aanvullende bepaling.
  De installatie wordt uitgerust met bijkomende elektrische meters voor de meting van het verbruik i.v.m. het gebruik van de warmtepomp en van de hulpmiddelen van de installatie (namelijk de circulatiepompen, de dompelaars, alsmede voor de productie van sanitair warm water, de extravoorziening).
  1. WARMTEPOMPEN VOOR DE VERWARMING VAN EEN WONING
  De reversibele warmtepompen voor de klimaatregeling van het gebouw komen niet in aanmerking voor de premie.
  2.a. Energielozing.
  - Lozing in de omgevingslucht :
  De warmtepompen die de thermische energie in de lucht lozen, komen niet in aanmerking voor de premie.
  - Lozing d.m.v. een warmtegenererende vloeistof of water :
  Lokalen mogen in geen geval d.m.v. radiatoren of convectoren verwarmd worden. Alleen een laag temperatuur-vloer- of muurverwarmingssysteem en laag temperatuur ventilo-convectoren worden toegelaten in lokalen die niet als woonkamer dienen.
  De verwarming van een woonkamer uitsluitend door middel van een systeem dat slechts met elektriciteit functioneert, wordt alleen in de badkamers en douches toegelaten.
  2.b. Minimale prestaties.
  Om in aanmerking te komen voor de premie, voldoet de warmtepomp voor de verwarming van de woning aan een minimale prestatiecoëfficiënt die varieert naargelang de aangewende technologie.
  De COP van de systemen die rechtstreeks onder de norm NBN 14511 vallen, worden bepaald overeenkomstig de specificaties ervan. De door deze systemen te halen COP zijn :
Art. N. Annexe 3.
  I. DISPOSITIONS GENERALES
  1.a. Captation d'énergie.
  Dans tous les cas, si l'exploitation de la ressource naturelle est soumise à l'octroi d'un permis d'urbanisme et/ou d'environnement, la preuve de l'acceptation de ce(s) permis doit être jointe à la demande de prime.
  * Dans l'eau :
  La captation peut s'effectuer soit dans les eaux de surfaces (rivières, étangs, lacs,...) soit dans les eaux profondes (nappes phréatiques, puits,...), de manière " statique " ou " dynamique ".
  La demande de prime sera accompagnée de la note de calcul de l'ensemble du système de prélèvement d'énergie :
  * dans le cas d'une captation " dynamique " (par pompage), cela comprend notamment le dimensionnement des éventuels échangeurs thermiques intermédiaires, les débits de fluide, les deltas de température, la puissance des auxiliaires...;
  * dans le cas d'une captation " statique " (par échangeur noyé), cela comprend notamment le dimensionnement de l'échangeur, de l'éventuel bassin artificiel ou de la source naturelle,...
  * Dans le sol :
  La captation d'énergie pourra être réalisée soit par un évaporateur enfoui horizontalement soit par un échangeur thermique à eau glycolée enfoui horizontalement ou verticalement dans le sol.
  La demande de prime sera accompagnée de la note de calcul du système de prélèvement d'énergie :
  * dans le cas de l'utilisation d'un fluide intermédiaire tel que l'eau glycolée, il s'agit soit du dimensionnement de l'échangeur thermique placé horizontalement, soit de la ou des sondes verticales. La note doit notamment préciser le débit du fluide secondaire et la puissance des auxiliaires;
  * dans le cas d'un évaporateur horizontal, il s'agit du dimensionnement de ce dernier.
  Dans le cas d'une captation par sonde verticale, le formulaire de demande de prime sera accompagné du rapport d'analyse géologique réalisé par ou pour la société de forage.
  * Dans l'air extérieur :
  La captation d'énergie pourra s'effectuer sur l'air extérieur de manière statique ou dynamique.
  Les pompes à chaleur qui utilisent l'air extérieur comme source d'énergie pourront éventuellement être munies d'un thermoplongeur électrique d'appoint du côté du rejet de chaleur. Celui-ci devra être placé en aval du condenseur.
  Les pompes à chaleur pour la production d'eau chaude sanitaire doivent fonctionner effectivement dans les conditions de température déterminées dans le présent cahier des charges.
  Dans tous les cas, l'évaporateur devra se trouver à l'extérieur du bâtiment.
  Néanmoins, si l'évaporateur est installé à l'intérieur du bâtiment, il est muni de gaines hermétiques pour l'aspiration de l'air extérieur et l'évacuation de l'air aspiré vers l'extérieur du bâtiment.
  Dans le cas d'une captation statique, la pompe à chaleur ne devra pas être équipée d'un dispositif de dégivrage, mais l'échangeur extérieur sera orienté entre l'est et l'ouest en passant par le sud, sans entrave à l'ensoleillement ni à la circulation naturelle de l'air.
  Dans ce cas également, la demande de prime sera accompagnée de la note de dimensionnement du système de prélèvement d'énergie. Si un fluide secondaire est utilisé, son débit et la puissance des auxiliaires seront précisés.
  La pompe à chaleur doit être dimensionnée de manière à couvrir l'ensemble des déperditions thermiques du bâtiment pour une température de l'air extérieur supérieure ou égale à une valeur appelée point d'équilibre. Cette valeur doit être au maximum de 2 °C.
  1.b. Disposition complémentaire.
  L'installation sera munie de compteurs électriques de passage permettant de mesurer la consommation dédiée à l'utilisation de la pompe à chaleur et des auxiliaires de l'installation (c'est-à-dire les circulateurs, thermoplongeurs ainsi que, dans le cas de production d'eau chaude sanitaire, l'appoint).
  1. POMPES A CHALEUR POUR LE CHAUFFAGE D'UNE HABITATION
  Les pompes à chaleur réversibles permettant le refroidissement des bâtiments ne sont pas éligibles au bénéfice de la prime.
  2.a. Rejet d'énergie.
  - Rejet sur l'air ambiant :
  Les pompes à chaleur qui rejettent l'énergie thermique sur l'air ne sont pas éligibles au bénéfice de la prime.
  - Rejet au moyen d'un fluide calorigène ou de l'eau :
  Le chauffage des locaux ne pourra en aucun cas être réalisé par des radiateurs ou des convecteurs. Seuls le chauffage par plancher rayonnant ou mur chauffant, et l'usage de ventilo-convecteurs à basse température pour les locaux hors séjour, sont autorisés.
  Le chauffage d'une pièce de vie exclusivement à l'aide d'un élément d'émission de chaleur fonctionnant uniquement à l'électricité n'est autorisé que dans les salles de bains et douches.
  2.b. Performances minimales.
  Pour être éligible à la prime, la pompe à chaleur pour le chauffage de l'habitation doit respecter un coefficient de performance minimal qui varie en fonction de la technologie mise en oeuvre.
  Les COP des systèmes directement visés par la norme NBN 14511 en vigueur lors de la réalisation du test sont déterminés conformément aux spécifications de cette dernière. Les COP à atteindre par ces systèmes sont :

  
  
Winningsbron Energielozing T° koude bron aan de ingang van de verdamper T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP
  
Dynamische buitenlucht Water Droge T° : 2 °C
  Vochtige T° : 1 °C
35 °C 3.1
  
Diepwater of
  Oppervlaktewater
Water 10 °C (*) 35 °C 5.1
  
Geothermische wisselaar met glycolwater (horizontaal of verticaal) Water 0 °C (*) 35 °C 4.3

  
  
Source de captation Rejet d'énergie T° source froide à l'entrée de l'évaporateur T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal
  
Air extérieur dynamique Eau T° sèche : 2 °C
  T° humide : 1 °C
35 °C 3.1
  
Eau profonde ou
  Eau de surface
Eau 10 °C (*) 35 °C 5.1
  
Echangeur à eau glycolée (horizontal ou vertical) Eau 0 °C (*) 35 °C 4.3
Winningsbron Energielozing T° koude bron aan de ingang van de verdamper T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP
Dynamische buitenlucht Water Droge T° : 2 °C
  Vochtige T° : 1 °C 35 °C 3.1
Diepwater of
  Oppervlaktewater Water 10 °C (*) 35 °C 5.1
Geothermische wisselaar met glycolwater (horizontaal of verticaal) Water 0 °C (*) 35 °C 4.3
Source de captation Rejet d'énergie T° source froide à l'entrée de l'évaporateur T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal
Air extérieur dynamique Eau T° sèche : 2 °C
  T° humide : 1 °C 35 °C 3.1
Eau profonde ou
  Eau de surface Eau 10 °C (*) 35 °C 5.1
Echangeur à eau glycolée (horizontal ou vertical) Eau 0 °C (*) 35 °C 4.3
  (*) Indien een secundair circuit gebruikt wordt (tussenwisselaar en glycolwater), gaat het om de temperatuur van die tussenvloeistof aan de ingang van de verdamper.
  De COP van de systemen die niet onder de norm NBN 14511 vallen, worden bepaald volgens de door deze norm voorgedragen methodologie, rekening houdend met de vereisten opgenomen in onderstaande tabel. De door deze systemen te halen COP zijn :
  (*) Lorsqu'un circuit secondaire est utilisé (échangeur intermédiaire et eau glycolée), il s'agit de la température de ce fluide intermédiaire à l'entrée de l'évaporateur.
  Les COP des systèmes qui ne sont pas visés par la norme NBN 14511 en vigueur lors de la réalisation du test sont déterminés selon la méthodologie proposée par cette dernière en tenant compte des exigences reprises dans le tableau suivant. Les COP à atteindre par ces systèmes sont :
Winningsbron Energielozing T° van de lucht in contact met de wisselaar T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP
  
Statische buitenlucht Water Droge T° : 2 °C
  Vochtige T° : 1 °C
35 °C 3.1
  
Winningsbron Energielozing T° van de vloeistof bij de verdamping T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP
Gaswisselaar (Horizontaal) Water - 5 °C 35 °C 4
  
 Gas - 5 °C 35 °C 4
Winningsbron Energielozing T° van de lucht in contact met de wisselaar T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP
Statische buitenlucht Water Droge T° : 2 °C
  Vochtige T° : 1 °C 35 °C 3.1
Winningsbron Energielozing T° van de vloeistof bij de verdamping T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP Gaswisselaar (Horizontaal) Water - 5 °C 35 °C 4
Gas - 5 °C 35 °C 4
Source de captation Rejet d'énergie T° de l'air en contact avec l'échangeur T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal
  
Air extérieur Statique Eau T° sèche : 2 °C
  T° humide : 1 °C
35 °C 3.1
  
Source de captation Rejet d'énergie T° du fluide à l'évaporation T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal
Echangeur à gaz (horizontal) Eau - 5 °C 35 °C 4
  
 Gaz - 5 °C 35 °C 4
Source de captation Rejet d'énergie T° de l'air en contact avec l'échangeur T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal
Air extérieur Statique Eau T° sèche : 2 °C
  T° humide : 1 °C 35 °C 3.1
Source de captation Rejet d'énergie T° du fluide à l'évaporation T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal Echangeur à gaz (horizontal) Eau - 5 °C 35 °C 4
Gaz - 5 °C 35 °C 4
  De COP van de systemen met directe koeling kunnen echter bepaald worden overeenkomstig de bepalingen van de norm pr EN 15879-1 of pr EN 15879-2 die bij de uitvoering van de test vigerend is, rekening houdend met de vereisten opgenomen in onderstaande tabel.
  De door deze systemen te halen COP zijn :
  Néanmoins, il est aussi possible de déterminer les COP des systèmes à détente directe conformément aux spécifications de la norme pr EN 15879-1 ou pr EN 15879-2 en vigueur lors de la réalisation du test, en tenant compte des exigences reprises dans le tableau suivant.
  Les COP à atteindre par ces systèmes sont :
Winningsbron Energielozing T° van het bad bij de verdamping T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP
Gaswisselaar (Horizontaal) Water 4 °C 35 °C 4.3
  
 Gas 4 °C 35 °C 4.3
Winningsbron Energielozing T° van het bad bij de verdamping T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP Gaswisselaar (Horizontaal) Water 4 °C 35 °C 4.3
Gas 4 °C 35 °C 4.3
Source de captation Rejet d'énergie T° du bain à l'évaporation T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal
Echangeur à gaz (horizontal) Eau 4 °C 35 °C 4.3
  
 Gaz 4 °C 35 °C 4.3
Source de captation Rejet d'énergie T° du bain à l'évaporation T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal Echangeur à gaz (horizontal) Eau 4 °C 35 °C 4.3
Gaz 4 °C 35 °C 4.3
  2.c. Gecombineerd gebruik voor het sanitair warm water
  Als de warmtepomp ook voor de verwarming van het sanitair warm water wordt gebruikt, wordt de premie verhoogd indien de volgende voorwaarden vervuld worden :
  * de warmtepomp leeft de minimale criteria die hierboven voor de verwarming van de woning worden bepaald, na;
  * de warmteopslagballon beschikt over een minimale opslagcapaciteit van 150 liter. De ballon wordt verticaal geplaatst en de verhouding hoogte/omtrek bedraagt minstens 2 om een juiste stratificatie te hebben;
  * Het systeem moet het risico voor salmonella voorkomen en is uitgerust met de klassieke veiligheidsgroep;
  * voor de warmtepompen dynamische lucht/water moet de werking van de warmtepomp gewaarborgd worden voor een temperatuur van de buitenlucht tot 2 °C;
  * De COP van de systemen die rechtstreeks onder de norm NBN 14511 vallen, worden bepaald overeenkomstig de specificaties ervan. De door deze systemen te halen COP zijn :
  2.c. Utilisation combinée pour l'eau chaude sanitaire.
  Si la pompe à chaleur est utilisée aussi pour le chauffage de l'eau chaude sanitaire, la prime est majorée si les conditions suivantes sont remplies :
  * la pompe à chaleur respecte les critères minimaux définis ci-dessus pour le chauffage de l'habitation;
  * le ballon de stockage sera d'une capacité minimale de 150 litres. Il sera placé verticalement et le rapport hauteur/diamètre sera d'au moins 2 pour assurer une stratification correcte;
  * le système devra permettre de prévenir le risque de légionellose et il sera muni du groupe de sécurité classique;
  * pour les pompes à chaleur air dynamique/eau le fonctionnement de la pompe à chaleur doit être garanti pour une température de l'air extérieur jusqu'à 2 °C;
  * les COP des systèmes directement visés par la norme NBN 14511 en vigueur lors de la réalisation du test sont déterminés conformément aux spécifications de cette dernière. Les COP à atteindre par ces systèmes sont :

  
  
Winningsbron Energielozing T° koude bron aan de ingang van de verdamper T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP
  
Dynamische buitenlucht Water Droge T° : 2 °C
  Vochtige T° : 1 °C
45 °C 2.6
  
Diepwater of
  Oppervlaktewater
Water 10 °C (*) 45 °C 4.2
  
Geothermische wisselaar met glycolwater (horizontaal of verticaal) Water 0 °C (*) 45 °C 3.5

  
  
Source de captation Rejet d'énergie T° source froide à l'entrée de l'évaporateur T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal
  
Air extérieur dynamique Eau T° sèche : 2 °C
  T° humide : 1 °C
45 °C 2.6
  
Eau profonde ou
  Eau de surface
Eau 10 °C (*) 45 °C 4.2
  
Echangeur à eau glycolée (horizontal ou vertical) Eau 0 °C (*) 45 °C 3.5
Winningsbron Energielozing T° koude bron aan de ingang van de verdamper T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP
Dynamische buitenlucht Water Droge T° : 2 °C
  Vochtige T° : 1 °C 45 °C 2.6
Diepwater of
  Oppervlaktewater Water 10 °C (*) 45 °C 4.2
Geothermische wisselaar met glycolwater (horizontaal of verticaal) Water 0 °C (*) 45 °C 3.5
Source de captation Rejet d'énergie T° source froide à l'entrée de l'évaporateur T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal
Air extérieur dynamique Eau T° sèche : 2 °C
  T° humide : 1 °C 45 °C 2.6
Eau profonde ou
  Eau de surface Eau 10 °C (*) 45 °C 4.2
Echangeur à eau glycolée (horizontal ou vertical) Eau 0 °C (*) 45 °C 3.5
  (*) Indien een secundair circuit gebruikt wordt (tussenwisselaar en glycolwater), gaat het om de temperatuur van die tussenvloeistof aan de ingang van de verdamper.
  * De COP van de systemen die niet onder de norm NBN 14511 vallen, worden bepaald volgens de door deze norm voorgedragen methodologie, rekening houdend met de vereisten opgenomen in onderstaande tabel. De door deze systemen te halen COP zijn :
  (*) Lorsqu'un circuit secondaire est utilisé (échangeur intermédiaire et eau glycolée), il s'agit de la température de ce fluide intermédiaire à l'entrée de l'évaporateur.
  * les COP des systèmes qui ne sont pas visés par la norme NBN 14511 en vigueur lors de la réalisation du test sont déterminés selon la méthodologie proposée par cette dernière en tenant compte des exigences reprises dans le tableau suivant. Les COP à atteindre par ces systèmes sont :
Winningsbron Energielozing T° van de lucht in contact met de wisselaar T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP
  
Statische buitenlucht Water Droge T° : 2 °C
  Vochtige T° : 1 °C
45 °C 2.6
  
Winningsbron Energielozing T° van de vloeistof bij de verdamping T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP
Gaswisselaar (Horizontaal) Water - 5 °C 45 °C 3
  
 Gas - 5 °C 45 °C 3
Winningsbron Energielozing T° van de lucht in contact met de wisselaar T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP
Statische buitenlucht Water Droge T° : 2 °C
  Vochtige T° : 1 °C 45 °C 2.6
Winningsbron Energielozing T° van de vloeistof bij de verdamping T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP Gaswisselaar (Horizontaal) Water - 5 °C 45 °C 3
Gas - 5 °C 45 °C 3
Source de captation Rejet d'énergie T° de l'air en contact avec l'échangeur T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal
  
Air extérieur Statique Eau T° sèche : 2 °C
  T° humide : 1 °C
45 °C 2.6
  
Source de captation Rejet d'énergie T° du fluide à l'évaporation T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal
Echangeur à gaz (horizontal) Eau - 5 °C 45 °C 3
  
 Gaz - 5 °C 45 °C 3
Source de captation Rejet d'énergie T° de l'air en contact avec l'échangeur T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal
Air extérieur Statique Eau T° sèche : 2 °C
  T° humide : 1 °C 45 °C 2.6
Source de captation Rejet d'énergie T° du fluide à l'évaporation T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal Echangeur à gaz (horizontal) Eau - 5 °C 45 °C 3
Gaz - 5 °C 45 °C 3
  De COP van de systemen met directe koeling kunnen echter bepaald worden overeenkomstig de bepalingen van de norm pr EN 15879-1 of pr EN 15879-2 die bij de uitvoering van de test vigerend is, rekening houdend met de vereisten opgenomen in onderstaande tabel.
  De door deze systemen te halen COP zijn :
  Néanmoins, il est aussi possible de déterminer les COP des systèmes à détente directe conformément aux spécifications de la norme pr EN 15879-1 ou pr EN 15879-2 en vigueur lors de la réalisation du test, en tenant compte des exigences reprises dans le tableau suivant.
  Les COP à atteindre par ces systèmes sont :
Winningsbron Energielozing T° van de vloeistof bij de verdamping T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP
Gaswisselaar (Horizontaal) Water 4 °C 45 °C 3.5
  
 Gas 4 °C 45 °C 3.5
Winningsbron Energielozing T° van de vloeistof bij de verdamping T° warme bron aan de uitgang van de condensator Minimale COP Gaswisselaar (Horizontaal) Water 4 °C 45 °C 3.5
Gas 4 °C 45 °C 3.5
Source de captation Rejet d'énergie T° du bain à l'évaporation T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal
Echangeur à gaz (horizontal) Eau 4 °C 45 °C 3.5
  
 Gaz 4 °C 45 °C 3.5
Source de captation Rejet d'énergie T° du bain à l'évaporation T° source chaude à la sortie du condenseur COP minimal Echangeur à gaz (horizontal) Eau 4 °C 45 °C 3.5
Gaz 4 °C 45 °C 3.5
  3. WARMTEPOMP VOOR DE PRODUCTIE VAN SANITAIR WARM WATER (PAC ECS)
  3.a. Energielozing.
  De warmteopslagballon beschikt over een minimale opslagcapaciteit van 150 liter. De ballon wordt verticaal geplaatst en de verhouding hoogte/omtrek bedraagt minstens 2 om een juiste stratificatie te hebben.
  Het systeem moet het risico voor salmonella voorkomen en is uitgerust met de klassieke veiligheidsgroep.
  3.b. Minimale prestaties.
  Voor de warmtepompen dynamische lucht/water moet de werking van de warmtepomp gewaarborgd worden voor een temperatuur van de buitenlucht tot 2 °C.
  Om in aanmerking te komen voor de premie, voldoet de warmtepomp voor de verwarming van sanitair warm water aan een minimale prestatiecoëfficiënt die varieert naargelang de aangewende technologie.
  De COP van de systemen die rechtstreeks onder de norm NBN EN 255-3 vallen, worden bepaald overeenkomstig de specificaties ervan. De door deze systemen te halen COP zijn :
  3. POMPE A CHALEUR POUR LA PRODUCTION D'EAU CHAUDE SANITAIRE (PAC ECS)
  3.a. Rejet d'énergie.
  Le ballon de stockage sera d'une capacité minimale de 150 litres. Il sera placé verticalement et le rapport hauteur/diamètre sera d'au moins 2 pour assurer une stratification correcte.
  Le système devra permettre de prévenir le risque de légionellose et il sera muni du groupe de sécurité classique.
  3.b. Performances minimales.
  Pour les pompes à chaleur air dynamique/eau le fonctionnement de la pompe à chaleur doit être garanti pour une température de l'air extérieur jusqu'à 2 °C.
  Pour être éligible à la prime, la pompe à chaleur pour le chauffage de l'eau chaude sanitaire doit respecter un coefficient de performance minimal qui varie en fonction de la technologie mise en oeuvre.
  Les COP des systèmes directement visés par la norme NBN EN 255-3 en vigueur lors de la réalisation du test sont déterminés conformément aux spécifications de cette dernière. Les COP à atteindre par ces systèmes sont :

  
  
Winningsbron Energielozing T° koude bron aan de ingang van de verdamper T° warme bron Minimale COP
  
Dynamische buitenlucht Water Droge T° : 2 °C
  Vochtige T° : 1 °C
Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 2.6
  
Diepwater of
  Oppervlaktewater
Water 10 °C (*) Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 4.2
  
Geothermische wisselaar met glycolwater (horizontaal of verticaal) Water 0 °C (*) Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 3.5

  
  
Source de captation Rejet d'énergie T° source froide à l'entrée de l'évaporateur T° source chaude COP minimal
  
Air extérieur dynamique Eau T° sèche : 2 °C
  T° humide : 1 °C
Montée en T° de 15 °C à 45 °C 2.6
  
Eau profonde ou
  Eau de surface
Eau 10 °C (*) Montée en T° de 15 °C à 45 °C 4.2
  
Echangeur à eau glycolée (horizontal ou vertical) Eau 0 °C (*) Montée en T° de 15 °C à 45 °C 3.5
Winningsbron Energielozing T° koude bron aan de ingang van de verdamper T° warme bron Minimale COP
Dynamische buitenlucht Water Droge T° : 2 °C
  Vochtige T° : 1 °C Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 2.6
Diepwater of
  Oppervlaktewater Water 10 °C (*) Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 4.2
Geothermische wisselaar met glycolwater (horizontaal of verticaal) Water 0 °C (*) Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 3.5
Source de captation Rejet d'énergie T° source froide à l'entrée de l'évaporateur T° source chaude COP minimal
Air extérieur dynamique Eau T° sèche : 2 °C
  T° humide : 1 °C Montée en T° de 15 °C à 45 °C 2.6
Eau profonde ou
  Eau de surface Eau 10 °C (*) Montée en T° de 15 °C à 45 °C 4.2
Echangeur à eau glycolée (horizontal ou vertical) Eau 0 °C (*) Montée en T° de 15 °C à 45 °C 3.5
  (*) Indien een secundair circuit gebruikt wordt (tussenwisselaar en glycolwater), gaat het om de temperatuur van die tussenvloeistof aan de ingang van de verdamper.
  De COP van de systemen die niet onder de norm NBN EN 255-3 vallen, worden bepaald volgens de door deze norm voorgedragen methodologie, rekening houdend met de vereisten opgenomen in onderstaande tabel. De door deze systemen te halen COP zijn :
  (*) Lorsqu'un circuit secondaire est utilisé (échangeur intermédiaire et eau glycolée), il s'agit de la température de ce fluide intermédiaire à l'entrée de l'évaporateur.
  Les COP des systèmes qui ne sont pas visés par la norme NBN EN 255-3 en vigueur lors de la réalisation du test sont déterminés selon la méthodologie proposée par cette dernière en tenant compte des exigences reprises dans le tableau suivant. Les COP à atteindre par ces systèmes sont :
Winningsbron Energielozing T° van de lucht in contact met de wisselaar T° warme bron Minimale COP
  
Statische buitenlucht Water Droge T° : 2 °C
  Vochtige T° : 1 °C
Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 2.6
  
Winningsbron Energielozing T° van de vloeistof bij de verdamping T° warme bron Minimale COP
Gaswisselaar (Horizontaal) Water - 5 °C Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 3
  
 Gas - 5 °C Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 3
Winningsbron Energielozing T° van de lucht in contact met de wisselaar T° warme bron Minimale COP
Statische buitenlucht Water Droge T° : 2 °C
  Vochtige T° : 1 °C Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 2.6
Winningsbron Energielozing T° van de vloeistof bij de verdamping T° warme bron Minimale COP Gaswisselaar (Horizontaal) Water - 5 °C Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 3
Gas - 5 °C Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 3
Source de captation Rejet d'énergie T° de l'air en contact avec l'échangeur T° source chaude COP minimal
  
Air extérieur statique Eau T° sèche : 2 °C
  T° humide : 1 °C
Montée en T° de 15 °C à 45 °C 2.6
  
Source de captation Rejet d'énergie T° du fluide à l'évaporation T° source chaude COP minimal
Echangeur à gaz (horizontal) Eau - 5 °C Montée en T° de 15 °C à 45 °C 3
  
 Gaz - 5 °C Montée en T° de 15 °C à 45 °C 3
Source de captation Rejet d'énergie T° de l'air en contact avec l'échangeur T° source chaude COP minimal
Air extérieur statique Eau T° sèche : 2 °C
  T° humide : 1 °C Montée en T° de 15 °C à 45 °C 2.6
Source de captation Rejet d'énergie T° du fluide à l'évaporation T° source chaude COP minimal Echangeur à gaz (horizontal) Eau - 5 °C Montée en T° de 15 °C à 45 °C 3
Gaz - 5 °C Montée en T° de 15 °C à 45 °C 3
  De COP van de systemen met directe koeling kunnen echter bepaald worden overeenkomstig de bepalingen van de norm pr EN 15879-1 of pr EN 15879-2 die bij de uitvoering van de test vigerend is, rekening houdend met de vereisten opgenomen in onderstaande tabel.
  De door deze systemen te halen COP zijn :
  Néanmoins, il est aussi possible de déterminer les COP des systèmes à détente directe conformément aux spécifications de la norme pr EN 15879-1 ou pr EN 15879-2 en vigueur lors de la réalisation du test, en tenant compte des exigences reprises dans le tableau suivant.
  Les COP à atteindre par ces systèmes sont :
Winningsbron Energielozing T° van de vloeistof bij de verdamping T° warme bron Minimale COP
Gaswisselaar (Horizontaal) Water 4 °C Stijging in temperatuur van 15 °C tot 45 °C 3.5
  
 Gas 4 °C Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 3.5
Winningsbron Energielozing T° van de vloeistof bij de verdamping T° warme bron Minimale COP Gaswisselaar (Horizontaal) Water 4 °C Stijging in temperatuur van 15 °C tot 45 °C 3.5
Gas 4 °C Stijging in T° van 15 °C tot 45 °C 3.5
Source de captation Rejet d'énergie T° du bain à l'évaporation T° source chaude COP minimal
Echangeur à gaz (horizontal) Eau 4 °C Montée en T° de 15 °C à 45 °C 3.5
  
 Gaz 4 °C Montée en T° de 15 °C à 45 °C 3.5
Source de captation Rejet d'énergie T° du bain à l'évaporation T° source chaude COP minimal Echangeur à gaz (horizontal) Eau 4 °C Montée en T° de 15 °C à 45 °C 3.5
Gaz 4 °C Montée en T° de 15 °C à 45 °C 3.5
  Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 maart 2010 betreffende de modaliteiten en de procedure voor de toekenning van premies ter bevordering van rationeel energiegebruik.
  Namen, 18 februari 2011.
  De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken,
  J.-M. NOLLET
  Vu pour être annexé à l'arrêté ministériel du 22 mars 2010 relatif aux modalités et à la procédure d'octroi des primes visant à favoriser l'utilisation rationnelle de l'énergie.
  Namur, le 18 février 2011.
  Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique,
  J.-M. NOLLET