Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
10 FEBRUARI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer
Titre
10 FEVRIER 2011. - Arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 7 avril 2003 réglant certaines méthodes de surveillance et de protection du transport de valeurs et relatif aux spécificités techniques des véhicules de transport de valeurs
Informations sur le document
Info du document
Tekst (22)
Texte (22)
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevoer worden volgende wijzigingen aangebracht :
  2° de bepaling onder 15° wordt vervangen als volgt :
  " 15° Bepantserde constructie : constructie bestaande uit platen of glas die over de vier verticale zijden bestand is tegen 3 gegroepeerde schoten afgevuurd door een vuurwapen kalasknikov AK47 met een munitie van het kaliber 7,62x39, waarbij op een afstand van 10 meter in een hoek van 90° wordt geschoten. ";
  2° de bepaling onder 16° wordt vervangen als volgt :
  " 16° Biljettenautomaat : toestel bestemd voor het ontvangen en/of uitgeven van geldbiljetten of het omwisselen van geld; ".
Article 1er. A l'article 1er de l'arrêté royal du 7 avril 2003 réglant certaines méthodes de surveillance et de protection du transport de valeurs et relatif aux spécificités techniques des véhicules de transport de valeurs, les modifications suivantes sont apportées :
  1° le 15° est remplacé par ce qui suit :
  " 15° Construction blindée : construction constituée de plaques ou de vitres, qui résiste sur les quatre faces verticales au 3 tirs groupés d'une arme à feu kalasknikov AK47 avec une munition 7,62x39, effectué à une distance de 10 mètres, dans un angle de 90°. ";
  2° le 16° est remplacé par ce qui suit :
  " 16° Automate à billets : appareil destiné à la réception et/ou à la distribution de billets de banque ou à l'échange d'argent; ".
Art.2. In artikel 2, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord " plafonds, " ingevoegd tussen de woorden " De wanden, " en het woord " ramen " en wordt het woord " inbraakwerende " vervangen door het woord " inbraakvertragende ".
Art.2. A l'article 2, § 2, troisième alinéa, du même arrêté, le mot " plafonds, " est inséré entre les mots " Les murs " et " fenêtres " et le mot " anti-intrusion " est remplacé par les mots " retardant l'intrusion ".
Art.3. In artikel 4bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden " en deze bedoeld in artikel 10, § 3, 2°, " opgeheven.
Art.3. A l'article 4bis, § 1er, premier alinéa, du même arrêté, les mots " et celles visées à l'article 10, § 3, 2° " sont supprimés.
Art.4. In artikel 5, § 3, derde lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord " biljettenverdeler " vervangen door het woord " biljettenautomaat ".
Art.4. A l'article 5, § 3, troisième alinéa, du même arrêté, les mots " au distributeur de billets de banque " sont remplacés par les mots " à l'automate à billets ".
Art.5. In artikel 6, van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In § 2, vierde lid, wordt het woord " biljettenverdeler " vervangen door het woord " biljettenautomaat ".
  2° In § 4, eerste lid, wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt :
  " 4° het buiten werking stellen of de beschadiging van de container, van het besturingssysteem of van haar mechanisme of markering van waarden; ".
  3° In § 4, eerste lid, 5° worden de woorden " A of B " vervangen door de woorden " A, B of E ".
  4° In § 4, eerste lid, 6°, wordt het woord " biljettenverdeler " vervangen door het woord " biljettenautomaat ".
  5° § 4, eerste lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 7°, luidende :
  " 7° elke disfunctie van het besturingssysteem die een impact heeft op de goede werking van het neutralisatiesysteem. "
  6° In § 4 wordt het tweede lid vervangen als volgt :
  " In geval van het neutralisatiesysteem A, B en E voorziet het besturingssysteem in een vertragingsmechanisme, dat de bewakingsagent, indien dit noodzakelijk is, toelaat één keer per traject de stoeptijd voor de aflevering van waarden te verlengen. "
  7° Er wordt een § 5 toegevoegd, luidend als volgt :
  " § 5. De minister kan bepalen dat het in het neutralisatiesysteem aangewende neutralisatiemiddel, elementen moet bevatten waardoor dit middel geïdentificeerd kan worden en de herkomst van de container waarin het werd gebruikt, kan worden achterhaald. "
Art.5. A l'article 6, du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° Au § 2, 4e alinéa, les mots " du distributeur de billets " sont remplacés par le mot " de l'automate à billets ".
  2° Au § 4, alinéa 1er, le 4° est remplacé par ce qui suit :
  " 4° la désactivation ou l'endommagement du conteneur, de son système de gestion ou de son mécanisme de neutralisation ou de marquage des valeurs; ".
  3° Au § 4, alinéa 1er, 5°, les mots " A of B " sont remplacés par les mots " A, B ou E ".
  4° Au § 4, alinéa 1er, 6°, les mots " distributeur de billets " sont remplacés par les mots " automate à billets ".
  5° Au § 4, l'alinéa 1er est complété par un 7°, rédigé comme suit :
  " 7° toute dysfonction du système de gestion ayant un impact sur le bon fonctionnement du système de neutralisation. "
  6° Au § 4, le deuxième alinéa est remplacé comme suit :
  " En cas d'un système de neutralisation type A, B, et E, le système de gestion prévoit un mécanisme de retardement qui permet à l'agent de gardiennage, en cas de nécessité, de prolonger une fois par trajet le temps trottoir pour la livraison des valeurs. "
  7° Un § 5 est ajouté, rédigé comme suit :
  " § 5. Le ministre peut déterminer que le moyen de neutralisation utilisé dans le système de neutralisation doit contenir des éléments qui permettent d'identifier ce moyen et qui peuvent rendre possible la détermination de l'origine du conteneur dans lequel il fut utilisé.
Art.6. In artikel 6bis, van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid vervangen als volgt :
  " De container die is uitgerust met een neutralisatiesysteem type A, B of D mag enkel bankbiljetten bevatten. De container die is uitgerust met een neutralisatiesysteem type A of D kan per verpakkingseenheid van biljetten een document bevatten dat niet groter is dan A5-formaat of dan A4-formaat indien in dit laatste geval is aangetoond dat aan de vereiste bedoeld in artikel 5, § 2, tweede lid, voldaan is. "
Art.6. A l'article 6bis, du même arrêté, le premier alinéa est remplacé comme suit :
  " Le conteneur équipé d'un système de neutralisation type A, B ou D ne peut contenir que des billets de banque. Le conteneur équipé d'un système de neutralisation type A ou D ne peut, par unité d'emballage de billets, contenir un document dont la taille ne dépasse pas le format A5 ou le format A4 si dans ce dernier cas il est démontré que la condition visée à l'article 5, § 2, alinéa 2, est satisfaite. "
Art.7. In artikel 8, van hetzelfde besluit, worden volgend wijzigingen aangebracht :
  1° In § 1, 2°, a), worden de woorden " 2.500 EUR " vervangen door de woorden " 5.000 EUR ";
  2° In § 1, 2°, wordt het vierde lid opgeheven.
Art.7. A l'article 8, du même arrêté, sont apportées les modifications suivantes :
  1° Au § 1er, 2°, a), les mots " 2.500 EUR " sont remplacés par les mots " 5.000 EUR ";
  2° Au § 1er, 2°, le 4e alinéa est supprimé.
Art.8. In artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit, wordt in een bepaling toegevoegd luidend als volgt :
  " 4° waardepapieren, andere dan geldbiljetten, waarvoor geen wettelijk verzet zoals bepaald in artikel 8, § 1, 1°, mogelijk is. "
Art.8. A l'article 9, § 1er, du même arrêté, une disposition est ajoutée, rédigée comme suit :
  " 4° de papiers valeurs, autres que des billets de banque, pour lesquels aucune opposition légale n'est possible au sens de l'article 8, § 1er, 1°. "
Art.9. Artikel 10, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 10. Het beveiligd vervoer categorie 3 omvat het vervoer van geldbiljetten zonder deze zich bevinden in een container die is uitgerust met een neutraliseringsysteem.
  Dit beveiligd vervoer kan enkel worden uitgevoerd :
  1° voor zonevervoer;
  2° voor beveiligd vervoer in niet-publiek toegankelijke delen van luchthavens;
  3° voor ander dan onder 2° bedoeld detailvervoer, waarvoor de Minister van Binnenlandse Zaken op basis van een gemotiveerde aanvraag van de bewakingsonderneming een afwijking toestaat.
  Het beveiligd vervoer categorie 3 wordt uitgevoerd met een voertuig, bemand door minstens twee bewakingsagenten.
  Het vervoer, bedoeld onder 1° en 3°, wordt te allen tijde begeleid door de federale politie.
  Het vervoer bedoeld onder 2°, gebeurt te allen tijde onder het toezicht van de federale politie. "
Art.9. Article 10, du même arrêté, est remplacé comme suit :
  " Art. 10. Le transport protégé de catégorie 3 comporte le transport de billets de banque sans que ceux-ci se trouvent dans un conteneur qui est équipé d'un système de neutralisation.
  Ce transport protégé peut uniquement être exécuté :
  1° pour un transport zonal;
  2° pour un transport protégé dans les espaces non accessibles au public des aéroports;
  3° pour un transport au détail autre que visé au 2°, pour lequel le Ministre de l'Intérieur, sur base d'une demande motivée de l'entreprise de gardiennage, octroie une exception.
  Le transport protégé de catégorie 3 est exécuté avec un véhicule, avec un équipage de minimum deux agents de gardiennage.
  Le transport, visé au 1° et 3°, est à tout instant escorté par la police fédérale.
  Le transport visé au 2°, s'effectue sous la surveillance de la police fédérale. "
Art.10. Artikel 11, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 11. Het beveiligd vervoer categorie 4 omvat de begeleiding van een transport, uitgevoerd door derden, met het oog op het toezicht en de bescherming van dit transport.
  De begeleiding bestaat uit minstens twee bewakingsagenten.
  Indien één of meerdere begeleidingsvoertuigen worden gebruikt, is elk begeleidingsvoertuig bemand met twee bewakingsagenten.
  De functie van de begeleiding bestaat erin de nodige verkenningen uit te voeren teneinde verdachte situaties vroegtijdig op te sporen en te melden.
  Bij het uitoefenen van dit beveiligd vervoer staan de begeleidende bewakingsagenten in radiocontact met de persoon die de goederen draagt of, in voorkomend geval, de bemanning van het voertuig dat de goederen vervoert.
  De begeleiding van een transport is mogelijk bij het transport van alle goederen, behalve het transport van geldbiljetten. "
Art.10. Article 11, du même arrêté, est remplacé comme suit :
  " Art. 11. Le transport protégé de catégorie 4 comporte l'accompagnement d'un transport, exécuté pour des tiers, en vue de la surveillance et de la protection de ce transport.
  L'accompagnement consiste en minimum deux agents de gardiennage.
  Si un ou plusieurs véhicules doivent être utilisés, chaque véhicule d'accompagnement est occupé par deux agents de gardiennage.
  La fonction d'accompagnement consiste à exécuter des observations nécessaires afin de détecter et de signaler le plus tôt possible les situations suspectes.
  Lors de l'exercice de ce transport protégé les agents de gardiennage accompagnants sont en contact radio avec la personne qui transporte les valeurs ou, le cas échéant, l'équipage du véhicule qui transporte les biens.
  L'accompagnement d'un transport est possible pour le transport de tous les biens, à l'exception du transport de billets de banque. "
Art.11. Artikel 12, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 12. § 1. Het beveiligd vervoer categorie 5 omvat het vervoer van geldbiljetten naar biljettenautomaten, de bevoorrading ervan en het verrichten van werkzaamheden bij deze toestellen, waardoor er toegang ontstaat tot het geld of de geldcassettes.
  In dit geval zijn er drie mogelijke werkwijzen :
  1° Er wordt gebruik gemaakt van een neutralisatiesysteem type E, aangevuld met een neutralisatiesysteem type C. In dit geval :
  a) moet het stoppunt, in afwijking van hetgeen voorzien is in artikel 2, § 2, eerste lid, niet uitgerust zijn met een beveiligde ruimte of een beveiligde zone;
  b) kan de biljettenautomaat door de bewakingsagenten uitsluitend bediend worden indien het lokaal waar de bewakingsagenten toegang hebben tot de biljettenautomaat, permanent van aard is en gedurende de tijd dat ze er toegang toe hebben, niet publiek toegankelijk is en manipulatiehandelingen van bewakingsagenten buiten het zicht van het publiek gebeuren;
  c) mag de tijd die verloopt tussen de opening van de container die is uitgerust met een neutralisatiesysteem type E, en het overbrengen van de container die is uitgerust met een neutraliseringsysteem type C in de biljettenautomaat en omgekeerd, 90 seconden niet overschrijden;
  d) mag de afstand tussen de container die is uitgerust met een neutraliseringsysteem type E en de biljettenautomaat gedurende de handeling, bedoeld onder c), 3 meter niet overschrijden.
  2° Er wordt gebruik gemaakt van een neutralisatiesysteem type F en voor de stoeptijd een neutralisatiesysteem type E, aangevuld met een neutralisatiesysteem type C. In dit geval moeten de voorwaarden bedoeld in dit lid, 1°, vervuld zijn, en mag de tijd die verloopt tussen de opening van de container die is uitgerust met een neutralisatiesysteem type F en het overbrengen van een container die is uitgerust met een neutraliseringsysteem type C in de container die is uitgerust met een neutraliseringsysteem E en omgekeerd, 90 seconden niet overschrijden.
  3° Er wordt gebruik gemaakt van een container die is uitgerust met een neutralisatiesysteem type A.
  § 2. Indien de biljettenautomaat zich niet bevindt op een plaats, een gebouw of een onderdeel van een gebouw dat uitgebaat wordt door een kredietinstelling of De Post, moet er gebruik worden gemaakt van de werkwijze, bedoeld in § 1, 1° of 2°.
  § 3. Indien de biljettenautomaat zich bevindt op een plaats, een gebouw of een onderdeel van een gebouw dat uitgebaat wordt door een kredietinstelling of De Post, waar personeel daarvan aanwezig is wanneer de handelingen, bedoeld in de eerste paragraaf, eerste lid, worden gesteld, kan er gebruik gemaakt worden van de werkwijze, bedoeld in § 1, 1°, 2° of 3°.
  § 4. Indien de biljettenautomaat zich bevindt op een plaats, een gebouw of een onderdeel van een gebouw dat uitgebaat wordt door een kredietinstelling of De Post, zonder dat er personeel daarvan aanwezig is wanneer de handelingen, bedoeld in de eerste paragraaf, eerste lid, worden gesteld, kan er gebruik gemaakt worden van de werkwijze, bedoeld in § 1, 1°, 2° of 3°.
  Indien gebruik gemaakt wordt van de werkwijze, bedoeld in § 1, 3°, dient de beveiligde ruimte, naast de vereisten bedoeld in artikelen 2 en 3, tevens te voldoen aan volgende bijkomende voorwaarden :
  1° Ze is voorzien van een inbraakalarmsysteem dat inbraak en, indien mogelijk, pogingen tot inbraak via deuren, vensters, wanden en plafonds, detecteert.
  2° De wanden en plafonds zijn aan elkaar en in de vloer verankerd.
  3° Er bevindt zich ten behoeve van de bewakingsagent een vaste telefoon met buitenlijn.
  4° Er bevindt zich een alarmknop die de bewakingsagent kan in werking stellen en die een alarmsignaal oplevert bij de persoon, bedoeld in artikel 3, § 1.
  5° Er bevindt zich een communicatiesysteem die de bewakingsagent en de persoon bedoeld in artikel 3, § 1, kunnen activeren teneinde met elkaar te spreken.
  6° De toegangsdeur tot de beveiligde ruimte kan voor de bewakingsagenten slechts geopend worden door de persoon die de identificatie en veiligheidscontrole bedoeld in artikel 3, § 1, heeft uitgeoefend; deze veiligheidscontrole gebeurt door middel van één of meerdere camera's, die een volledig zicht verlenen over de aanwezigen en de veiligheidssituatie.
  7° Indien er zich een alarm, afkomstig van een alarmsignaal uit de beveiligde ruimte, heeft voorgedaan, mag de persoon, bedoeld in artikel 3, § 1, slechts toegang verlenen, nadat hij heeft vastgesteld dat dit alarm niet te wijten is, in het geval van een inbraakalarm, aan een inbraak of een poging daartoe of in het geval van een persoonsalarm, aan een gevaarsituatie waarin een persoon verkeert.
  8° De uitgang van de beveiligde ruimte is voorzien van een mogelijkheid voor de bewakingsagenten om er zich visueel te kunnen van vergewissen dat het verlaten van de beveiligde ruimte op een veilige wijze kan gebeuren.
  9° De beveiligde ruimte is, hetzij :
  a) uitgerust met een toegangssas dat twee deuren bevat en, om toegang te verlenen aan de bewakingsagenten, iedere deur slechts kan geopend worden wanneer de andere deur gesloten is. Tussen het toegangssas en de ruimte waar manipulatie van waarden plaatsvindt, bevindt zich geen enkele mogelijke toegang voor onbevoegden. De tweede deur van het toegangssas kan voor toegang voor de bewakingsagent slechts geopend worden indien aan de voorwaarden, beschreven onder 6° en 7°, voldaan is. Het toegangssas is tevens uitgerust met een alarmknop, bedoeld onder 4°.
  b) zodanig uitgerust dat slechts één bewakingsagent toegang kan hebben doordat indien er andere personen er toegang zouden kunnen verkrijgen niemand op welke wijze ook geldbiljetten kan bereiken of gedwongen kan worden ze te bereiken.
  § 5. In het geval :
  1° er gebruik wordt gemaakt van de werkwijze bedoeld in § 1, 1° en 2°, kan het beveiligd vervoer worden uitgevoerd in één tijd door minstens twee bewakingsagenten;
  2° er gebruik wordt gemaakt van de werkwijze bedoeld in § 1, 3°, gebeurt het beveiligd vervoer in twee tijden doordat in een eerste tijd een eerste bewakingsploeg bestaande uit minstens twee bewakingsagenten de container tot in de beveiligde ruimte brengt en dat, in een tweede tijd, een tweede bewakingsploeg instaat voor de manipulatie;
  3° bedoeld in § 3, terwijl er gebruik gemaakt wordt van de werkwijze bedoeld in § 1, 3°, geldt de procedure bedoeld onder 2°, maar kan de tweede bewakingsploeg bestaan uit één bewakingsagent.
  4° bedoeld in § 4, terwijl er gebruik gemaakt wordt van de werkwijze, bedoeld in § 1, 3°, geldt de procedure bedoeld onder 2°, met dien verstande dat de tweede bewakingsagent buiten de beveiligde ruimte blijft en tijdens de stoptijd toeziet op het risico buiten de beveiligde ruimte. "
Art.11. L'article 12, du même arrêté, est remplacé comme suit :
  " Art. 12. § 1er. Le transport protégé de catégorie 5 comprend le transport de billets de banque vers les automates à billets, l'approvisionnement de ceux-ci et l'exécution d'activités à ces appareils, lors desquelles il y a un accès à l'argent ou aux cassettes d'argent.
  Dans ce cas, trois manières de travailler sont possibles :
  1° Il est fait usage d'un système de neutralisation type E, combiné à un système de neutralisation type C. Dans ce cas :
  a) le point d'arrêt, en dérogation de ce qui est prévu à l'article 2, § 2, premier alinéa, ne doit pas être pourvu d'un espace protégé ou d'une zone protégée;
  b) l'automate à billets ne peut être servi par les agents de gardiennage qu'exclusivement si le local où les agents ont accès à l'automate à billets, présente un caractère permanent et que, pendant le temps où les agents y ont accès, il n'est pas accessible au public et que les manipulations des agents de gardiennage s'effectuent en dehors de la vue du public;
  c) le temps qui s'écoule entre l'ouverture du conteneur équipé d'un système de neutralisation type E et le transfert d'un conteneur équipé d'un système de neutralisation type C dans l'automate à billets et inversement, ne peut excéder 90 secondes;
  d) la distance entre le conteneur équipé d'un système de neutralisation type E et l'automate à billets pendant la manipulation, visée au c), ne peut excéder trois mètres.
  2° Il est fait usage d'un système de neutralisation de type F et pour le temps trottoir un système de neutralisation type E, combiné à un système de neutralisation type C. Dans ce cas, les conditions visées à cet alinéa, 1°, doivent être remplies, et le temps qui s'écoule entre l'ouverture du conteneur équipé d'un système de neutralisation de type F et le transfert du conteneur équipé d'un système de neutralisation de type C dans le conteneur équipé d'un système de neutralisation type E et inversement, ne peut excéder 90 secondes.
  3° Il est fait usage d'un conteneur équipé d'un système de neutralisation type A
  § 2. Si l'automate à billets ne se trouve pas dans une place, un bâtiment ou une partie de bâtiment qui est exploité par une institution de crédit ou par La Poste, il doit être fait usage de la méthode de travail visée au § 1er, 1° ou 2.
  § 3. Si l'automate à billets se trouve dans une place, bâtiment ou partie de bâtiment qui est exploité par une institution de crédit ou par La Poste, à l'endroit où du personnel est présent lorsque des manipulations, visées au premier paragraphe, 1er alinéa, sont exécutées, il peut être fait usage de la méthode de travail visée au § 1er, 1°, 2° ou 3°.
  § 4. Si l'automate à billets se trouve dans une place, un bâtiment ou une partie d'un bâtiment qui est exploitée par une Institution de crédit ou par La Poste, sans que du personnel soit présent lorsque des manipulations visées au premier paragraphe, premier alinéa, sont exécutées, il peut être fait usage de la méthode de travail visée au § 1er, 1°, 2° ou 3.
  S'il est fait usage de la méthode de travail, visée au § 1er, 3°, l'espace protégé, en plus des exigences visées aux articles 2 et 3, doit également satisfaire aux conditions suivantes :
  1° Il est équipé d'un système d'alarme qui détecte l'intrusion et, si possible, les tentatives d'intrusion, sur les portes, murs et plafonds.
  2° Les murs et les plafonds sont ancrés entre eux et sont ancrés dans le sol.
  3°Il s'y trouve à la disposition de l'agent de gardiennage un téléphone fixe raccordé avec une ligne extérieure.
  4° Il s'y trouve un bouton d'alarme que l'agent de gardiennage peut déclencher et qui envoie un signal d'alarme à la personne, visée à l'article 3, § 1er.
  5° Il s'y trouve un système de communication que l'agent de gardiennage et la personne visée à l'article 3, § 1er, peuvent activer afin de communiquer entre eux.
  6° La porte d'accès à l'espace protégé ne peut être ouverte pour les agents de gardiennage que par la personne qui a effectué l'identification et le contrôle de sécurité visé à l'article 3, § 1er; ce contrôle de sécurité s'exécute par le moyen de une ou plusieurs caméras qui fournissent une vue complète sur les personnes présentes et sur la situation de sécurité.
  7° Si une alarme, provenant d'un signal d'alarme de l'espace protégé, a été déclenchée, la personne, visée à l'article 3, § 1er, ne peut octroyer l'accès qu'après qu'elle ait constaté que cette alarme n'était pas due, en cas d'alarme anti-effraction, à une effraction ou à une tentative d'effraction ou, en cas d'alarme personnelle, à une situation de danger dans laquelle se trouve une personne.
  8° La sortie de l'espace protégé est pourvue d'une possibilité pour les agents de gardiennage de s'assurer visuellement que le départ de l'espace protégé peut se produire de manière sécurisée.
  9° L'espace protégé est soit :
  a) équipé d'un sas d'accès qui comporte deux portes et, afin de fournir l'accès aux agents de gardiennage, chaque porte ne peut être ouverte que lors que l'autre porte est fermée. Entre le sas d'accès et l'espace dans lequel les manipulations des valeurs ont lieu, il n'y a aucun moyen d'accès possible pour des personnes non autorisées. La deuxième porte du sas d'accès ne peut être ouverte pour l'accès de l'agent de gardiennage qu'uniquement si les conditions décrites sous le 6° et 7°, sont remplies. Le sas d'accès est également équipé d'un bouton d'alarme, visé au 4°.
  b) équipé de sorte que seul un agent de gardiennage puisse avoir accès de manière à ce que si une autre personne devait y avoir accès, personne ne puisse accéder aux billets de banque ou être contraint à y accéder.
  § 5. Dans le cas :
  1° où il est fait usage de la méthode de travail visée au § 1er, 1° et 2°, le transport protégé peut être exécuté en un temps par au moins deux agents de gardiennage;
  2° où il est fait usage de la méthode de travail visée au § 1er, 3°, le transport protégé est exécuté en deux temps de manière à ce que, dans un premier temps, une première équipe de gardiennage composée d'au moins deux agents de gardiennage apporte le conteneur jusque dans l'espace protégé et que, dans un deuxième temps, une deuxième équipe de gardiennage s'occupe de la manipulation;
  3° visé au § 3, pendant qu'il est fait usage de la méthode de travail visée au § 1er, 3°, la procédure visée sous le 2° est d'application, mais la deuxième équipe de gardiennage peut se composer d'un agent de gardiennage.
  4° visé au § 4, pendant qu'il est fait usage de la méthode de travail visée au § 1er, 3°, la procédure visée sous le 2° est d'application, étant entendu que le deuxième agent de gardiennage reste en dehors de l'espace protégé et vérifie pendant le temps d'arrêt le risque présent hors de l'espace protégé. "
Art.12. Artikel 12bis, van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.
Art.12. L'article 12bis, du même arrêté, est supprimé.
Art.13. Artikel 12ter, van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.
Art.13. L'article 12ter, du même arrêté, est supprimé.
Art.14. Artikel 13bis, van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.
Art.14. L'article 13bis, du même arrêté, est supprimé.
Art.15. Artikel 14, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 14. Elk gemengd vervoer van waarden is verboden, met uitzondering van het vervoer :
  1° gemengd, expliciet voorzien in hoofdstuk IV;
  2° voorzien in artikel 8, § 1, 6°;
  3° gemengd, voorzien in artikel 10 met de goederen voorzien in artikel 9, § 1, 1°;
  4° waartoe de minister de toestemming heeft verleend. "
Art.15. L'article 14, du même arrêté, est remplacé comme suit :
  " Art. 14. Tout transport mixte de valeurs est interdit, à l'exception du transport :
  1° mixte explicitement prévu au chapitre IV;
  2° visé à l'article 8, § 1er, 6°;
  3° mixte prévu à l'article 10, avec des biens prévus à l'article 9, § 1er, 1°;
  4° pour lequel le ministre a octroyé l'autorisation. "
Art.16. In artikel 15, van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid vervangen als volgt :
  " Art. 15. De bewakingsagenten die hun activiteiten op een gewapende wijze uitoefenen, dragen een kogelvrije vest, behalve als ze zich in een beveiligde zone bevinden. "
Art.16. A l'article 15, du même arrêté, le premier alinéa est remplacé comme suit :
  " Art. 15. Les agents de gardiennage qui exécutent leurs activités de manière armée, portent un gilet pare-balles, sauf s'ils se trouvent dans une zone protégée. "
Art.17. Artikel 15bis, van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.
Art.17. L'article 15bis, du même arrêté, est supprimé.
Art.18. Artikel 17, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 17. Bij het beveiligd vervoer met een stoep- of manipulatierisico evalueert een bewakingsagent voorafgaand aan het in- en uitladen, het stoeprisico. "
Art.18. L'article 17, du même arrêté, est remplacé comme suit :
  " Art. 17. Lors du transport protégé avec un risque trottoir ou un risque de manipulation, un agent de gardiennage évalue préalablement au chargement et au déchargement le risque trottoir. "
Art.19. Artikel 18, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 18. De bijzondere meldingsplicht vanwege de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst aan de federale politie omvat het vertrek- en aankomstuur van de rit, de namen en adressen van de opeenvolgende stoppunten en het uur van aankomst aan deze stoppunten.
  Deze meldingsplicht geldt voor de transporten, bedoeld in artikel 9, § 1, 2°, a), en 3°, en het beveiligd vervoer categorieën 3 en 4.
  De melding, bedoeld in het eerste lid, geschiedt uiterlijk om 18 uur de dag voor de dag waarop elke rit wordt uitgevoerd.
  De aanvraag voor de uitoefening van politiebegeleiding bij het beveiligd vervoer categorie 3 geschiedt bij de federale politie en gebeurt de derde dag voor de dag waarop elke rit wordt uitgevoerd.
  Ingeval er zich bij het gemelde beveiligd transport een gebeurtenis voordoet die een tijdsafwijking kan opleveren van minstens dertig minuten ten opzichte van de laatst gemelde planning, meldt de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst dit zonder verwijl aan de federale politie. "
Art.19. L'article 18, du même arrêté, est remplacé comme suit :
  " Art. 18. L'obligation particulière de communication de l'entreprise de gardiennage ou du service interne de gardiennage à la police fédérale comprend les heures de départ et d'arrivée du trajet, les noms et adresses des points d'arrêts successifs et l'heure d'arrivée à ces points d'arrêts.
  Ce devoir d'information vaut pour les transports visés à l'article 9, § 1er, 2°, a) et 3°, ainsi que pour le transport protégé de catégorie 3 et 4.
  La communication visée au premier alinéa, a lieu au plus tard à 18 heures le jour précédent le jour où chaque trajet est effectué.
  La demande pour l'exécution de l'escorte de police, lors du transport protégé de catégorie 3, s'effectue auprès de la police fédérale et a lieu le troisième jour précédent le jour où chaque trajet est effectué.
  Lorsque, pour un transport protégé ayant fait l'objet d'une communication, se produit un évènement qui peut entraîner un écart de temps d'au moins trente minute sur le dernier planning communiqué, l'entreprise de gardiennage ou le service interne de gardiennage en informe sans délais la police fédérale. "
Art.20. In artikel 19, van hetzelfde besluit wordt de bepaling in § 3 opgeheven.
Art.20. A l'article 19, du même arrêté, la disposition du § 3 est supprimée.
Art.21. In artikel 20, van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 5, 2°, worden de woorden " - type A " opgeheven.
  2° in § 6, 2°, worden de woorden " - type A " opgeheven.
  3° de bepaling in § 7 wordt vervangen als volgt :
  " § 7. De voertuigen voor het beveiligd vervoer, bedoeld in artikel 11, zijn voorzien van :
  1° de basisuitrusting met uitzondering van de vereiste, bedoeld in § 1, 4°;
  2° een bestuurderscabine voorzien van een bepantserde constructie. "
Art.21. A l'article 20, du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° au § 5, 2°, les mots " - type A " sont supprimés;
  2° aux § 6, 2°, les mots " - type A " sont supprimés;
  3° la disposition du § 7, est remplacée comme suit :
  " § 7. Les véhicules pour le transport protégé visé à l'article 11, sont munis :
  1° de l'équipement de base à l'exception de l'exigence prévue au § 1er, 4°;
  2° une cabine de chauffeur pourvue d'une construction blindée. "
Art. 22. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 22. Notre Ministre de l'Intérieur est chargé de l'exécution du présent arrêté.
  Gegeven te Brussel, 10 februari 2011.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  Mevr. A. TURTELBOOM
  Donné à Bruxelles, le 10 février 2011.
  ALBERT
  Par le Roi :
  La Ministre de l'Intérieur,
  Mme A. TURTELBOOM