Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
18 JUNI 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen [de door het agentschap ["Opgroeien regie"] erkende voorzieningen en vergunde diensten]. (Opschrift vervangen door BVR2014-09-05/12, art. 11 , 004; Inwerkingtreding : 13-11-2014) (Opschrift gewijzigd door BVR2021-03-12/10, art. 11, 011; Inwerkingtreding : 18-04-2019) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-07-2010 en tekstbijwerking tot 11-09-2024)
Titre
18 JUIN 2010. - Arrêté du Gouvernement flamand fixant la subvention d'investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour [les structures agréés par [" Agence Grandir régie "] et les services autorisés] (Intitulé modifié par AGF2014-09-05/12, art. 11, 004; En vigueur : 13-11-2014) (Intitulé modifié par AGF2021-03-12/10, art. 11, 011; En vigueur : 18-04-2019) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 27-07-2010 et mise à jour au 11-09-2024)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (31)
Texte (31)
HOOFDSTUK 1. - Definities
CHAPITRE 1er. - Définitions
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [3 residentiële voorziening: een voorziening die erkend is voor typemodule verblijf conform de bijlage 1 bij het besluit van 5 april 2019;]3
  2° [3 centrum voor ontwikkelingsstoornissen: een voorziening die erkend is conform artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 16 juni 1998 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de centra voor ontwikkelingsstoornissen;]3
  3° [3 voorzieningen in de jeugdhulp: de erkende voorzieningen, vermeld in artikel 2 van het besluit van 5 april 2019 [5 en de vertrouwenscentra kindermishandeling]5]3.
  [2 4° vergunde diensten voor pleegzorg: de vergunde diensten, vermeld in artikel 10 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg.]2
  [3 5° Fonds: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;
   6° besluit van 5 april 2019: het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp.]3

  [4 7° OverKophuis: de locatie waar het aanbod wordt georganiseerd, vermeld in hoofdstuk 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2021 over de financiering van vernieuwend aanbod in de preventieve gezinsondersteuning.
   8° gebruiker: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die, al dan niet vrijwillig, een beroep doet op een gezondheids-of welzijnsvoorziening als vermeld in het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen;]4

  [5 "9° agentschap Opgroeien regie: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, vermeld in artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
   10° centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning: een door de Vlaamse overheid erkend centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019;
   11° vertrouwenscentrum kindermishandeling: een door de Vlaamse overheid erkend vertrouwenscentrum kindermishandeling als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2017 betreffende de erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie;
   12° erfgoedgebouw: een gebouw dat aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
   a) een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
   b) een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
   c) een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
   d) een gebouw dat ingeschreven is in de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest overeenkomstig het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening.]5

  
Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
  1° [3 structure résidentielle : une structure reconnue pour le module type conformément à l'annexe 1re à l'arrêté du 5 avril 2019 ;]3
  2° [3 centre pour troubles du développement : une structure agréée conformément à l'article 4 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 juin 1998 réglant l'agrément et le subventionnement des centres pour troubles du développement;]3
  3° [3 structures de l'aide à la jeunesse : les structures agréées visées à l'article 2 de l'arrêté du 5 avril 2019 [5 et les centres de confiance pour enfants maltraités ]5;]3
  [2 4° services autorisés de placement familial : les services autorisés, visés à l'article 10 du décret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial.]2
  [3 5° Fonds : l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden " ;
   6° l'arrêté du 5 avril 2019 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 avril 2019 relatif aux conditions d'agrément et aux normes de subventionnement des structures d'aide à la jeunesse.]3

  [4 7° maison OverKop : le lieu où l'offre est organisée, visé au chapitre 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 mars 2021 relatif au financement d'une offre innovante en matière de soutien préventif aux familles.
   8° utilisateur : une personne physique ou une personne morale qui, sur une base volontaire ou non, fait appel à une structure de soins de santé ou d'aide sociale telle que visée dans le décret du 17 octobre 2003 relatif à la qualité des structures de soins de santé et d'aide sociale ; ]4

  [5 9° agence Grandir régie : l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique Grandir régie, visée à l'article 3 du décret du 30 avril 2004 portant création de l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique Grandir régie ;
   10° centre de soins de l'enfant et d'assistance familiale : un centre de soins de l'enfant et d'assistance familiale, visé à l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 avril 2019, agréé par l'Autorité flamande ;
   11° centre de confiance pour enfants maltraités : un centre de confiance pour enfants maltraités, visé à l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 novembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement des centres de confiance pour enfants maltraités et de l'organisation partenaire, agréé par l'Autorité flamande ;
   12° bâtiment patrimonial : un bâtiment qui répond à l'une des conditions suivantes :
   a) un monument protégé visé au décret Patrimoine immobilier du 12 juillet 2013 ;
   b) un bâtiment qui fait partie d'un paysage historico-culturel protégé ou d'un site urbain ou rural protégé visé au décret Patrimoine immobilier du 12 juillet 2013 ;
   c) un bâtiment répertorié dans l'inventaire du patrimoine architectural visé au décret Patrimoine immobilier du 12 juillet 2013 ;
   d) un bâtiment répertorié dans l'inventaire du patrimoine architectural de la Région de Bruxelles-Capitale conformément au Code bruxellois de l'aménagement du territoire. ]5

  
HOOFDSTUK 2. - Bouwtechnische en bouwfysische normen
CHAPITRE 2. - Normes techniques et physiques de la construction
Art.2. De algemene bouwtechnische en bouwfysische normen waaraan de infrastructuur met een functionele bestemming in de sector van [2 de [3 voorzieningen in de jeugdhulp, de centra voor ontwikkelingsstoornissen]3 en de vergunde diensten voor pleegzorg]2 moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, zijn :
  1° de regelgeving over de brandveiligheid;
  2° de regelgeving over de toegang van gehandicapten tot gebouwen die toegankelijk zijn voor het publiek;
  3° de regelgeving over de eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat;
  4° het algemeen reglement inzake elektrische installaties;
  5° de typebestekken, opgesteld door het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken;
  6° de regelgeving over de stedenbouw en de ruimtelijke ordening;
  7° de regelgeving over de milieuvergunningen;
  8° [1 indien van toepassing, de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren.]1
  De gebouwen waarover [2 een [3 voorziening in de jeugdhulp of een centrum voor ontwikkelingsstoornissen]3 of een vergunde dienst voor pleegzorg]2 beschikt, moeten gemakkelijk toegankelijk en bereikbaar zijn, onder meer met het openbaar vervoer.
  
Art.2. Les normes physiques et techniques de la construction générales auxquelles doit satisfaire l'infrastructure à destination fonctionnelle dans le secteur les [2 [3 structures de l'aide à la jeunesse, les centres pour troubles du développement]3 et les services autorisés de placement familial]2 afin d'entrer en ligne de compte pour l'octroi d'une subvention d'investissement sont :
  1° la réglementation sur la sécurité incendie;
  2° la réglementation sur l'accès de personnes handicapées aux bâtiments accessibles au public;
  3° la réglementation relative aux exigences et mesures de maintien en matière de performance énergétique et de climat intérieur et portant instauration d'un certificat de performance énergétique;
  4° le Règlement général sur les installations électriques;
  5° les cahiers des charges type, établis par le Ministère flamand de la Mobilité et des Travaux publics;
  6° la réglementation sur l'urbanisme et l'aménagement du territoire;
  7° la réglementation relative aux autorisations écologiques;
  8° [1 si d'application, la réglementation relative à l'intégration d'oeuvres d'art dans des bâtiments de services publics et de services y assimilés, et des établissements, associations et institutions subventionnées par les pouvoirs publics qui relèvent de la Communauté flamande.]1
  Les bâtiments dont dispose [2 [3 une structure de l'aide à la jeunesse ou un centre pour troubles du développement]3 ou un service autorisé de placement familial]2, doivent être facilement accessibles, entre autres en transports en commun.
  
Art.2/1. [1 Een vertrouwenscentrum kindermishandeling komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als de infrastructuur voldoet aan al de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen:
   1° de lokalen voor de ontvangst zijn volledig gescheiden van de lokalen waar de hulp- en dienstverlening plaatsvindt;
   2° de lokalen zijn aangepast aan de hulp- en dienstverleningsdoeleinden en de lokalen waar de ontvangst en de hulp- en dienstverlening plaatsvinden of waar de opvang gebeurt, zijn voldoende geïsoleerd tegen het geluid;
   3° de basisinfrastructuur van een vertrouwenscentrum kindermishandeling bestaat ten minste uit de volgende lokalen, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn:
   a) voor de secretariaatsfunctie:
   1) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
   2) een archief- en bergruimte van samen 10 m2;
   b) voor de hulpverleningsfunctie:
   1) twee gescheiden wachtruimtes van samen 20 m2;
   2) een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de behoeften van de voorziening;
   3) een gespreksruimte van 16 m2;
   4) een spelruimte voor jonge kinderen van 20 m2;
   5) een consultatieruimte van 16 m2, met een vaste wastafel;
   6) een sanitaire ruimte van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen en met een verluierruimte voor ouders met jonge kinderen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet. ]1

  
Art.2/1. [1 Un centre de confiance pour enfants maltraités est éligible à une subvention d'investissement si l'infrastructure satisfait à l'ensemble des normes techniques et physiques de construction particulières suivantes :
   1° les locaux d'accueil sont complètement séparés des locaux où se déroulent l'assistance et les services ;
   2° les locaux sont adaptés aux objectifs d'assistance et de service et les locaux où se déroulent l'accueil, les activités d'assistance et de service ou la garde, sont suffisamment bien isolés du bruit ;
   3° l'infrastructure de base d'un centre de confiance pour enfants maltraités se compose au moins des locaux suivants, avec les superficies nettes minimales suivantes :
   a) pour la fonction de secrétariat :
   1) un espace administratif et d'accueil de 20 m2 ;
   2) un espace d'archives et de remise de 10 m2 au total ;
   b) pour la fonction d'assistance :
   1) deux salles d'attente séparées de 20 m2 au total ;
   2) un espace multifonctionnel de 25 m2 qui peut être divisé en fonction des besoins de la structure ;
   3) un salle d'entretien de 16 m2 ;
   4) une salle de jeu pour jeunes enfants de 20 m2 ;
   5) un espace de consultation de 16 m2, avec lavabo fixe ;
   6) un espace sanitaire de 10 m2, avec WC séparés pour hommes et femmes et avec coin à langer pour les parents avec de jeunes enfants, et au moins une toilette accessible aux personnes en fauteuil roulant. ]1

  
Art.2/2. [1 Een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als de infrastructuur voldoet aan al de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen:
   1° bij nieuwbouw is er voldoende, passende en veilige buitenspeelruimte beschikbaar voor de residentieel of ambulant opgevangen kinderen. De voormelde norm geldt niet voor de infrastructuur waarin alleen ambulante trainingen worden georganiseerd waarbij de aanwezigheid van kinderen niet vereist is;
   2° de basisinfrastructuur van een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning bestaat ten minste uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn:
   a) een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
   b) een sanitaire ruimte van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen, met een verluierruimte voor ouders met jonge kinderen, en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet;
   c) voor de residentiële functie gelden, naast de vereisten, vermeld in punt a) en b), ook de volgende vereisten:
   1) er zijn voldoende ruime kamers naargelang van de leeftijd van de kinderen, met een nettovloeroppervlakte van ten minste 16 m2, met afwijkingsmogelijkheid van ten minste 12 m2 voor minderjarigen;
   2) er zijn voldoende rustruimtes voor baby's en peuters, met een nettovloeroppervlakte minstens 2 m2 per kinderopvangplaats;
   3) er is minimaal één toilet en badgelegenheid per vijf residentiële bewoners, met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet met wastafel;
   4) er is een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de behoeften van de voorziening;
   5) er is een gespreksruimte van 16 m2;
   d) voor de ambulante dagopvang en voor de ambulante trainingen gelden, naast de vereisten, vermeld in punt a) en b), ook de volgende vereisten:
   1) er is een leef- en trainingsruimte;
   2) er zijn voldoende rustruimtes van 16 m2;
   3) er zijn voldoende gespreksruimtes van 16 m2;
   4) er zijn voldoende bureauruimtes van 12 m2;
   e) voor de mobiele dienstverlening gelden, naast de vereisten, vermeld in punt a) en b), ook de volgende vereisten, in overeenstemming met het aantal begeleidingen:
   1) er zijn voldoende vergaderruimtes van 20 m2;
   2) er zijn voldoende gespreksruimtes van 16 m2;
   3) er zijn voldoende multifunctionele ruimtes van 25 m2, die opdeelbaar zijn in functie van de behoeften van de voorziening. ]1

  
Art.2/2. [1 Un centre de confiance pour enfants maltraités est éligible à une subvention d'investissement si l'infrastructure satisfait à l'ensemble des normes techniques et physiques de construction particulières suivantes :
   1° dans les constructions neuves, un espace de jeu extérieur approprié, sûr et suffisamment grand est disponible pour les enfants accueillis en résidence ou en ambulatoire. La norme précitée ne s'applique pas aux infrastructures dans lesquelles seules des formations ambulatoires sont organisées et où la présence d'enfants n'est pas requise ;
   2° l'infrastructure de base d'un centre de soins de l'enfant et d'assistance familiale comprend au moins les locaux suivants, avec les superficies nettes minimales suivantes :
   a) un espace administratif et d'accueil de 20 m2 ;
   b) un espace sanitaire de 10 m2, avec WC séparés pour hommes et femmes et avec coin à langer pour les parents avec de jeunes enfants, et au moins une toilette accessible aux personnes en fauteuil roulant ;
   c) pour la fonction résidentielle, outre les exigences énoncées aux points a) et b), les exigences suivantes s'appliquent :
   1) suffisamment de chambres spacieuses selon l'âge des enfants d'une superficie minimale de 16 m2, avec une possibilité de dérogation jusqu'à 12 m2 minimum pour les mineurs ;
   2) suffisamment de places de couchage pour les bébés et enfants en bas âge, avec une superficie nette de minimum 2 m2 par place d'accueil ;
   3) au moins une toilette et une facilité de bain par cinq occupants résidentiels, avec au moins une toilette avec lavabo accessible aux usagers de fauteuil roulant ;
   4) un espace multifonctionnel de 25 m2 qui peut être divisé en fonction des besoins de la structure ;
   5) un salle d'entretien de 16 m2 ;
   d) pour l'accueil de jour ambulatoire et les formations ambulatoires, outre les exigences énoncées aux points a) et b), les exigences suivantes s'appliquent :
   1) un espace de vie et de formation ;
   2) suffisamment de salles de repos de 16 m2 ;
   3) suffisamment de salles d'entretien de 16 m2 ;
   4) suffisamment d'espaces de bureau de 12 m2 ;
   e) pour les prestations de services mobiles, outre les exigences énoncées aux points a) et b), les exigences suivantes s'appliquent, en accord avec le nombre d'accompagnements :
   1) suffisamment de salles de réunion de 20 m2 ;
   2) suffisamment de salles d'entretien de 16 m2 ;
   3) suffisamment d'espaces multifonctionnels de 25 m2, qui peuvent être divisés en fonction des besoins de la structure. ]1

  
Art.2/3. [1 Een vertrouwenscentrum kindermishandeling kan een investeringssubsidie krijgen voor video-opnameapparatuur, die wordt beschouwd als noodzakelijke uitrusting, die afzonderlijk en in het bijzonder moet worden aangeschaft.
   Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de noodzakelijke meubilering en uitrusting, die afzonderlijk en in het bijzonder moeten worden aangeschaft, bedraagt 60% van de goedgekeurde raming. Als dat nodig is, wordt het voormelde basisbedrag verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald ]1

  
Art.2/3. [1 . Un centre de confiance pour enfants maltraités est éligible à une subvention d'investissement en équipement d'enregistrement vidéo considéré comme un équipement nécessaire devant être acheté séparément et spécifiquement.
   Le montant de base de la subvention d'investissement pour le mobilier et l'équipement nécessaires à acheter séparément et spécifiquement s'élève à 60 % de l'estimation approuvée. Le cas échéant, le montant de base précité est réduit sur la base du décompte final. La subvention d'investissement trop perçue est immédiatement remboursée. ]1

  
Art.3. [1 Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de basisinfrastructuur van een residentiële voorziening [4 , met uitzondering van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning,]4[2 ...]2 ten minste bestaan uit de hierna vermelde ruimtes, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minima zijn:
   1° per erkende capaciteitseenheid of [2 per erkende module verblijf]2 minimaal 30 m2 per bewoner. Die oppervlakte omvat de kamer van de bewoner, inclusief de individuele sanitaire cel, de gemeenschappelijke zit- en eetruimten [3 , de gemeenschappelijke sanitaire ruimten voor bewoners en de keuken die niet aan de HACCP-normen moet beantwoorden]3;
   2° een eenpersoonskamer heeft een nettovloeroppervlakte van ten minste 16 m2, sanitair niet inbegrepen, met de mogelijkheid af te wijken naar ten minste 12 m2, sanitair niet inbegrepen, als het een eenpersoonskamer voor minderjarigen betreft;
   3° in de nabijheid van de kamers en van de gemeenschappelijke zit- en eetruimten is voldoende sanitair. Dat omvat ten minste:
   a) één bad of douche per vijf bewoners als er geen individuele douches zijn;
   b) ten minste één gemeenschappelijke badkamer met bad, [3 ...]3 en toilet als er individuele douches zijn;
   c) één toilet met wastafel per vijf bewoners als er geen individuele toiletten met wastafel zijn en één toilet met wastafel per tien bewoners als er individuele toiletten met wastafel zijn;
   d) voldoende sanitaire installaties voor bezoekers en personeel;
   4° elke eenpersoonskamer beschikt over een wastafel met warm en koud water;
   5° een kwart van de eenpersoonskamers is integraal toegankelijk en beschikt minstens over een wastafel met warm en koud water;
   6° een kwart van de gemeenschappelijke badkamers is integraal toegankelijk en beschikt minstens over een bad of een [3 ...]3 en een rolstoeltoegankelijk toilet met wastafel met warm en koud water, waarvan minstens één gemeenschappelijke badkamer integraal toegankelijk is en minstens beschikt over een bad, een douche en een rolstoeltoegankelijk toilet met wastafel met warm en koud water;
   7° de nettovloeroppervlakte van de gemeenschappelijke zit- en eetruimten bedraagt minimaal 4 m2 per gebruiker.
  [4 8° voldoende buitenruimte voor gebruikers, bezoekers en personeel;";
   2° tussen het eerste en het tweede lid worden vier leden ingevoegd, die luiden als volgt:
   "In afwijking van het eerste lid, 5° en 6°, gelden voor een kleinschalige wooneenheid als vermeld in artikel 1, 25° /1, van het besluit van 5 april 2019, de volgende vereisten:
   1° ten minste één eenpersoonskamer is integraal toegankelijk en beschikt over een sanitaire cel met douche en toilet;
   2° ten minste één gemeenschappelijke badkamer beschikt minstens over een bad en een toilet met wastafel met warm en koud water.
   Als een voorziening in de jeugdhulp voorziet in studiowonen, waarbij de ruimten, vermeld in punt 1°, zich in één ruimte bevinden, beschikt het gebouw van de voorziening in de jeugdhulp minstens over de volgende ruimtes, die voldoen aan de volgende voorwaarden:
   1° een verblijfsruimte. Die bevat de bewonerskamer, de sanitaire cel met minstens een toilet, een wastafel met warm en koud water en een bad of douche, de zit- en eetruimten voor bewoners en de keuken. die niet aan de HACCP-normen moet beantwoorden. De totale nettovloeroppervlakte van de verblijfsruimte bedraagt minimaal 30 m2 per bewoner;
   2° voldoende buitenruimte voor gebruikers, bezoekers en personeel;
   3° 25% integraal toegankelijke studio's;
   4° één gemeenschappelijke badkamer met een bad en een toilet met wastafel met warm en koud water. Voor kleinschalige projecten studiowonen geldt de voormelde voorwaarde niet;
   5° de ruimtes, vermeld in punt 1° tot en met 4°, voldoen aan de toepasselijke normen inzake woonkwaliteit.
   In het derde lid, 4°, wordt verstaan onder kleinschalige projecten studiowonen: projecten studiowonen van maximum zeven studio's.
   Het Fonds kan, op verzoek van de voorziening, een afwijking toestaan van de normen, vermeld in het derde lid, 1° en 3°. De voormelde afwijking kan alleen worden toegestaan als er minimaal één integraal toegankelijke studio aanwezig is.]4

   De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan, op verzoek van de voorziening, een afwijking toestaan van de normen, vermeld in het eerste lid, 1°, 2°, 5° en 6°. Minimum moet bij deze afwijking het volgende aanwezig zijn:
   1° één integraal toegankelijke eenpersoonskamer;
   2° één gemeenschappelijke badkamer die integraal toegankelijk is en minstens beschikt over een douche, een bad en een rolstoeltoegankelijk toilet met wastafel met warm en koud water.
  [4 Het Fonds]4 kan de voorwaarden bepalen waaronder de afwijking, vermeld in het [4 vijfde en zesde lid"]4, kan worden toegestaan.]1

  [3 In dit artikel wordt verstaan onder HACCP-normen, de normen waaraan moet worden voldaan in uitvoering van:
   1° verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne;
   2° verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden;
   3° het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen; en
   4° het ministerieel besluit van 24 oktober 2005 betreffende de versoepelingen van de toepassingsmodaliteiten van de autocontrole en de traceerbaarheid in sommige bedrijven van de levensmiddelensector.]3

  
Art.3. [1 Pour être éligible aux subventions d'investissement, l'infrastructure de base d'une structure résidentielle [4 à l'exception des centres de soins de l'enfant et d'assistance familiale, ]4 [2 ...]2 doit comprendre au moins les espaces énumérés ci-après, les surfaces au sol utiles indiquées étant des minimums :
   1° [2 par module de séjour agréé]2, la surface nette totale au sol des espaces d'habitation est d'au minimum 30 m2 par habitant. Cette surface comprend la chambre du résident, y compris la cellule sanitaire individuelle, les espaces de séjour et les espaces à manger communs [3 , les espaces sanitaires communs pour les résidents et la cuisine qui ne doit pas répondre aux normes HACCP ]3 ;
   2° une chambre individuelle a une surface nette au sol d'au minimum 16 m2, les sanitaires non compris, avec la possibilité d'y déroger et de ne prévoir que 12 m2, sanitaires non compris, s'il s'agit d'une chambre individuelle pour mineurs ;
   3° il y a des équipements sanitaires en nombre suffisant à proximité des chambres et des espaces de séjour et à manger communs. Ceux-ci comprennent au moins :
   a) une baignoire ou une douche par cinq résidents s'il n'y a pas de douches individuelles ;
   b) au moins une salle de bains commune équipée d'une baignoire,[3 ...]3 et d'un w.c. s'il y a des douches individuelles ;
   c) un w.c. avec lavabo par cinq résidents s'il n'y a pas de w.c. individuels avec lavabo et un w.c. avec lavabo par dix résidents s'il y a des w.c. Individuels avec lavabo ;
   d) des sanitaires en nombre suffisant, tant pour les visiteurs que pour le personnel ;
   4° chaque chambre individuelle est équipée d'un lavabo aux robinets d'eau chaude et d'eau froide ;
   5° un quart des chambres individuelles est intégralement accessible et dispose d'au moins un lavabo aux robinets d'eau chaude et d'eau froide ;
   6° un quart des salles de bain communes est intégralement accessible et est équipé d'au moins une baignoire [3 ...]3 et d'un w.c. accessible aux fauteuils roulants équipé d'un lavabo aux robinets d'eau chaude et d'eau froide, dont au moins une salle de bains commune est intégralement accessible et est au minimum équipée d'une baignoire, d'une douche et d'un w.c. accessible aux fauteuils roulants et équipé d'un lavabo aux robinets d'eau chaude et d'eau froide ;
   7° la surface nette au sol des espaces de séjour et à manger communs est d'au moins 4 m2 par usager.
  [4 8° suffisamment d'espace extérieur pour les utilisateurs, les visiteurs et le personnel ; " ;
   2° entre l'alinéa 1er et l'alinéa 2, quatre alinéas sont insérés, rédigés comme suit :
   " Par dérogation à l'alinéa 1er, 5° et 6°, une unité de logement de petite taille telle que visée à l'article 1er, 25° /1, de l'arrêté du 5 avril 2019, répond aux exigences suivantes :
   1° au moins une chambre individuelle est intégralement accessible et dispose d'une unité sanitaire avec douche et WC ;
   2° au moins une salle de bain commune est équipée d'une baignoire, d'un WC et d'un lavabo avec eau chaude et froide.
   Si une structure d'aide à la jeunesse propose des studios, où les pièces, visées au point 1°, se trouvent dans un seul espace, le bâtiment en question comporte au moins les pièces suivantes, qui répondent aux conditions suivantes :
   1° un espace de séjour. Celui-ci comprend la chambre des résidents, l'unité sanitaire avec au moins un WC, un lavabo avec eau chaude et froide, et une baignoire ou une douche, les espaces de vie et de repas pour les résidents, ainsi que la cuisine, qui ne doit pas répondre aux normes HACCP. La superficie nette totale de l'espace de séjour s'élève à 30 m2 minimum par résident ;
   2° suffisamment d'espace extérieur pour les utilisateurs, les visiteurs et le personnel ;
   3° 25 % de studios entièrement accessibles ;
   4° une salle de bain commune équipée d'une baignoire, d'un WC et d'un lavabo avec eau chaude et froide. La condition précitée ne s'applique pas aux petits projets de logement en studio ;
   5° les espaces, visés aux points 1° à 4°, répondent aux normes de qualité du logement applicables.
   Dans l'alinéa 3, 4°, on entend par petits projets de logement en studio : des projets de logement consistant de sept studios maximum.
   A la demande de la structure, le Fonds peut accorder une dérogation aux normes visées à l'alinéa 3, 1° et 3°. Cette dérogation ne peut être accordée que si au moins un studio entièrement accessible est présent. ]4

   Le Ministre flamand, qui a l'assistance aux personnes dans ses attributions peut, à la demande de la structure, accorder une dérogation aux normes, visées dans l'alinéa premier, 1°, 2° ; 5° et 6°. Cette dérogation doit au minimum prévoir :
   1° une chambre individuelle intégralement accessible ;
   2° une salle de bains commune qui est intégralement accessible et qui est au minimum équipée d'une douche, d'une baignoire et d'un w.c. accessible aux fauteuils roulants équipé d'un lavabo aux robinets d'eau chaude et d'eau froide.
  [4 Le Fonds ]4 peut fixer les conditions selon lesquelles la dérogation, visée [4 aux alinéas 5 et 6]4, peut être accordée.]1

  [3 Dans le présent article, on entend par normes HACCP les normes à respecter dans l'application :
   1° du Règlement (CE) n° 852/2004 du Parlement européen et du Conseil du 29 avril 2004 relatif à l'hygiène des denrées alimentaires ;
   2° du Règlement (CE) n° 178/2002 du Parlement européen et du Conseil du 28 janvier 2002 établissant les principes généraux et les prescriptions générales de la législation alimentaire, instituant l'Autorité européenne de la sécurité des aliments et fixant des procédures relatives à la sécurité des denrées alimentaires ;
   3° de l'arrêté royal du 14 novembre 2003 relatif à l'autocontrôle, à la notification obligatoire et à la traçabilité dans la chaîne alimentaire ; et
   4° de l'arrêté ministériel du 24 octobre 2005 relatif aux assouplissements des modalités d'application de l'autocontrôle et de la traçabilité dans certaines entreprises du secteur des denrées alimentaires.]3

  
Art.4. [1 Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de basisinfrastructuur [2 van een voorziening in de jeugdhulp die erkend is voor de typemodule voor dagbegeleiding in groep, of de typemodule begeleiding in functie van onderwijs-welzijnstrajecten, vermeld in bijlage 1 bij het besluit van 5 april 2019,]2 ten minste bestaan uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nuttige vloeroppervlakten minima zijn:
   1° [2 per erkende module dagbegeleiding in groep of typemodule begeleiding in functie van onderwijs-welzijnstrajecten als vermeld in de voormelde bijlage, heeft de leefruimte een oppervlakte van 15 m2, te vermeerderen met 10 m2 per voltijdsequivalent van de personeelsformatie die de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, vaststelt;]2
   2° voldoende administratieve ruimte.]1

  
Art.4. [1 Pour être éligible aux subventions d'investissement, l'infrastructure de base [2 d'une structure de l'aide à la jeunesse qui est agréée pour le module type " accompagnement de jour en groupe, ou le module type " accompagnement en fonction de parcours enseignement-bien-être ", visés à l'annexe 1re de l'arrêté du 5 avril 2019,]2 doit comprendre au moins les espaces énumérés ci-après, les superficies utiles indiquées étant des minimums :
   1° [2 par module agréé " accompagnement de jour en groupe " ou par module type " accompagnement en fonction de parcours enseignement-bien-être " tel que visé à l'annexe mentionnée ci-dessus, l'espace de séjour a une superficie de 15m2, à majorer de 10 m2 par équivalent à temps plein du cadre organique fixé par le Ministre flamand qui a le grandir dans ses attributions ;]2
   2° un espace administratif suffisant.]1

  
Art.5. [1 Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de basisinfrastructuur [4 van een voorziening in de jeugdhulp die erkend is voor de typemodule contextbegeleiding, vermeld in bijlage 1 bij het besluit van 5 april 2019,]4, of van een vergunde dienst voor pleegzorg, ten minste bestaan uit [2 de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn :
   1° een sanitaire ruimte van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen en met minstens één rolstoeltoegankelijk toilet;
   2° een wachtruimte van 10 m2;
   3° een administratieve ruimte en ontvangstruimte van 20 m2;
   4° een multifunctionele ruimte van 25 m2 die opdeelbaar is in functie van de noden van de voorziening;
   5° een archief- en bergruimte van 10 m2;
   6° een gespreksruimte van 16 m2;
   7° een bureauruimte van 12 m2;
   8° een vergaderruimte van 20 m2.]2

   [4 ...]4.]1

  [2 Als een [4 voorziening in de jeugdhulp]4 als vermeld in het eerste lid, voorziet in een spelruimte, heeft die een minimum nettovloeroppervlakte van 20 m2.]2
  [3 [5 Het Fonds, kan, op]5verzoek van de voorziening, een afwijking toestaan van de normen, vermeld in [4 de voorgaande leden]4 . De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan de voorwaarden bepalen waaronder die afwijking kan worden toegestaan.]3
  
Art.5. [1 Pour être éligible à une subvention d'investissement, l'infrastructure de base [4 d'une structure dans l'aide à la jeunesse qui est agréée pour le module type " accompagnement contextuel ", visée à l'annexe 1re à l'arrêté du 5 avril 2019]4, ou d'un service autorisé de placement familial, doit comprendre au moins [2 des espaces suivants, les superficies nettes indiquées étant des superficies minimales :
   1° un espace sanitaire de 10 m2, avec toilettes séparées pour les femmes et les hommes et avec au moins une toilette accessible aux usagers de fauteuil roulant ;
   2° une salle d'attente de 10 m2 ;
   3° un espace administratif et un espace d'accueil de 20 m2 ;
   4° un espace multifonctionnel de 25 m2 qui peut être divisé en fonction des besoins de la structure ;
   5° un local servant d'archives et de remise de 10 m2 ;
   6° un espace de parole de 16 m2 ;
   7° un espace de bureau de 12 m2 ;
   8° une salle de réunion de 20 m2.]2

   [4 ...]4.]1

  [2 Si une [4 structure de l'aide à la jeunesse]4, telle que visée au premier alinéa, prévoit un espace de jeu, celui-ci doit avoir une superficie nette minimale de 20 m2.]2
  [3 [5 Le Fonds peut]5, à la demande de la structure, accorder une dérogation aux normes, visées dans [4 les alinéas précédents]4. Le Ministre flamand qui a l'assistance aux personnes dans ses attributions, peut fixer les conditions sous lesquelles cette dérogation peut être accordée.]3
  
Art. 5/0. [1 Een OverKophuis waaraan 0 tot 3 voltijds equivalente personeelsleden verbonden zijn, zoals aanvaard door het Agentschap Opgroeien regie, komt voor een investeringssubsidie in aanmerking als de basisinfrastructuur ten minste bestaat uit de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn:
   1А een sanitaire ruimte van 10 m2, met gescheiden toilet voor mannen en vrouwen en met minstens щщn rolstoeltoegankelijk toilet;
   2А een archief- en bergruimte van 10 m2;
   3А een gespreksruimte van 16 m2;
   4А voldoende buitenruimte voor gebruikers, bezoekers en personeel;
   5А een activiteitenruimte van 60 m2, die opdeelbaar is afhankelijk van de behoeften.
   Een OverKophuis waaraan 3 tot 6 voltijds equivalente personeelsleden verbonden zijn, zoals aanvaard door het Agentschap Opgroeien regie, komt voor een investeringssubsidie in aanmerking als het ten minste bestaat uit de basisinfrastructuur die nodig is voor een OverKophuis met 0 tot 3 vte, aangevuld met de volgende ruimtes, waarbij de opgegeven nettovloeroppervlakten minima zijn:
   1А een ontmoetingsruimte van 90 m2, die aan al de volgende voorwaarden voldoet:
   a) de ruimte is aangepast ingericht en voldoende groot om activiteiten voor gebruikers te organiseren;
   b) de ruimte is opdeelbaar afhankelijk van de behoeften van de doelgroep;
   2А een bureauruimte van 12 m2.
   Een OverKophuis waaraan 6 of meer voltijds equivalente personeelsleden verbonden zijn, zoals aanvaard door het Agentschap Opgroeien regie, komt voor een investeringssubsidie in aanmerking als het ten minste bestaat uit de ruimtes die nodig zijn voor een OverKophuis met 3 tot 6 vte, aangevuld met minstens extra 100 m2. Het OverKophuis vult de voormelde 100 m2 in met een of meer van de ruimtes, vermeld in het eerste lid, 1А, 2А, 3А en 5А of het tweede lid, 1А en 2А of met een uitbreiding van de oppervlakte van een of meer van de voormelde ruimtes of met een combinatie van beide.
   Het Fonds kan, op verzoek van de voorziening, een afwijking toestaan van de normen, vermeld in het eerste, tweede en derde lid.]1

  

Modifications

[1]Art. 5/0/1. [1 Een netwerkpartner als vermeld in artikel 14, zesde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2021 over de financiering van vernieuwend aanbod in de preventieve gezinsondersteuning, en een actor die voldoet aan al de voorwaarden, vermeld in artikel 18, eerste lid, van het voormelde besluit, kunnen een investeringssubsidie aanvragen.
Het gebouw van een OverKophuis, dat door het Fonds wordt gesubsidieerd, wordt minstens 80% per week gebruikt door het OverKophuis zelf of een netwerkpartner als vermeld in artikel 14, zesde lid, van het voormelde besluit. Het OverKophuis voegt een engagementsverklaring over de voormelde voorwaarde toe aan de aanvraag voor een investeringssubsidie. De voormelde engagementsverklaring wordt opgesteld op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt.
----------
Art. 5/0. [1 Une maison OverKop à laquelle sont attachés 0 à 3 membres du personnel équivalents temps plein, comme accepté par l'Agence Grandir régie, entre en ligne de compte pour une subvention d'investissement si l'infrastructure de base se compose au moins des espaces suivants, où les surfaces nettes au sol indiquées sont au minimum :
   1° un espace sanitaire de 10 m2, avec des WC distincts pour les hommes et les femmes et avec au moins un WC accessible en fauteuil roulant ;
   2° un espace d'archives et de rangement de 10 m2 ;
   3° un espace d'entretien de 16 m2 ;
   4° suffisamment d'espace extérieur pour les utilisateurs, les visiteurs et le personnel ;
   5° un espace d'activités de 60 m2, qui est agençable en fonction des besoins.
   Une maison OverKop à laquelle sont attachés 3 à 6 membres du personnel équivalents temps plein, comme accepté par l'Agence Grandir régie, entre en ligne de compte pour une subvention d'investissement si elle se compose au moins de l'infrastructure de base nécessaire pour une maison OverKop avec 0 à 3 ETP, complétée par les espaces suivants, où les surfaces nettes au sol indiquées sont au minimum :
   1° un espace de rencontre de 90 m2, qui remplit toutes les conditions suivantes :
   a) l'espace est agencé de manière appropriée et est suffisamment grand pour organiser des activités pour les utilisateurs ;
   b) l'espace est agençable en fonction des besoins du groupe-cible ;
   2° un espace de bureau de 12 m2.
   Une maison OverKop à laquelle sont attachés 6 ou membres du personnel équivalents temps plein ou plus, comme accepté par l'Agence Grandir régie, entre en ligne de compte pour une subvention d'investissement si elle se compose au moins des espaces nécessaires pour une maison OverKop avec 3 à 6 ETP, complétée par au moins 100 m2 supplémentaires. La maison OverKop concrétise les 100 m2 précités avec un ou plusieurs des espaces, visés à l'alinéa 1er, 1°, 2°, 3° et 5° ou à l'alinéa 2, 1° et 2° ou avec une extension de la surface d'un ou de plusieurs des espaces précités ou avec une combinaison des deux.
   A la demande de la structure, le Fonds peut autoriser une dérogation aux normes visées aux alinéas 1er, 2 et 3. ]1

  
Art. 5/1. [1 § 1. Een centrum voor ontwikkelingsstoornissen komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als de basisinfrastructuur voldoet aan de specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 5.
   § 2. Voor de algemene infrastructuur gelden de volgende normen:
   1° de ligging en het concept van het gebouw zijn aangepast aan de behoeften en de mogelijkheden van de doelgroep;
   2° de inrichting en uitrusting van het gebouw en de omgeving houden rekening met de leeftijd en de specifieke behoeften van de doelgroep. Het ontwerp en de uitvoering van de sanitaire installaties, de leuningen aan trappen en de inrichting van binnen- en buitenruimten houden daar voldoende rekening mee;
   3° het gebouw is zo geconcipieerd dat er voldoende zicht is op het binnenkomen en het verlaten van het gebouw;
   4° het gebouw is vlot bereikbaar met het openbaar vervoer;
   5° er is voldoende parkeergelegenheid die rekening houdt met de behoeften van de gebruikers. Er is de mogelijkheid om personen dicht bij de ingang af te zetten of op te halen als dat noodzakelijk is;
   6° de infrastructuur laat toe dat de privacy van elke gebruiker gewaarborgd is en dat het altijd mogelijk is om de gepaste zorg te bieden en hulp te verlenen;
   7° de infrastructuur laat toe dat de veiligheid gewaarborgd is;
   8° de gebouwen en de lokalen worden regelmatig onderhouden en volgens het goedehuisvaderprincipe beheerd;
   9° de infrastructuur en de omgeving die toegankelijk is voor gebruikers en bezoekers, is integraal toegankelijk. De integrale toegankelijkheid wordt gegarandeerd door bij het ontwerp en de uitvoering ervan rekening te houden met het advies van Toegankelijk Vlaanderen, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 28 maart 2014 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Toegankelijk Vlaanderen in de vorm van een private stichting.
   Op verzoek van de aanvrager kan het Fonds een afwijking toestaan van de norm, vermeld in het eerste lid, 4°.
   § 3. Voor de specifieke ruimtes van de infrastructuur gelden de volgende normen:
   1° minstens 75% van de netto-oppervlakte van de functionele ruimten is ingericht voor therapie of diagnosestelling. De circulatieruimten, algemene bergingen en technische ruimten behoren niet tot de functionele ruimten;
   2° er zijn voldoende medewerkerslokalen. Elke voorziening beschikt minimaal over een lokaal waar medewerkers met elkaar kunnen overleggen;
   3° er zijn voldoende sanitaire installaties voor bezoekers en personeel;
   4° er is een verzorgingsruimte of -zone in het sanitair;
   5° er is voldoende bergruimte.
   § 4. Voor de circulatie van de infrastructuur gelden de volgende normen:
   1° elk gebouw met twee of meer bouwlagen die toegankelijk zijn voor de gebruikers, beschikt over een aangepaste lift;
   2° in alle ruimten die voor de gebruikers toegankelijk zijn, worden niveauverschillen, zoals treden, trappen en andere hindernissen, vermeden;
   3° het gebouw is zo geconcipieerd dat een vlotte en veilige circulatie mogelijk is;
   4° de deuropeningen zijn voldoende breed en hoog.
   Op verzoek van de aanvrager kan het Fonds [2 ...]2 een afwijking toestaan van de norm, vermeld in het eerste lid, 1° [2 , op voorwaarde dat voor elke functionele ruimte voor bezoekers en gebruikers in een gelijkwaardige ruimte wordt voorzien op het gelijkvloers]2.
   § 5. Voor het gebruikerscomfort van de infrastructuur gelden de volgende normen:
  [2 1° de verlichting houdt rekening met de veiligheid en behoeften van de gebruikers. In de verblijfsruimten is er een basisverlichting, aangevuld met aangepaste accentverlichting. In alle verblijfsruimten zijn daarvoor voldoende aansluitingen geïnstalleerd;
   2° de minimale verdiepingshoogte is 2,50 meter, gemeten van de vloer tot aan het afgewerkte plafond;
   3° in alle verblijfsruimtes bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/6 van het nettovloeroppervlak. In een leefruimte met een nettovloeroppervlakte van meer dan 30 m2 bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/7 van de nettovloeroppervlakte. Het glasoppervlak van het raam begint op maximaal 85 cm hoogte, gemeten vanaf het vloeroppervlak. Er is zittend altijd een ongehinderd zicht naar buiten mogelijk;
   4° de inkijk van buitenaf kan worden beperkt;
   5° de signalisatie is aangepast aan de doelgroep;
   6° de binnentemperatuur is regelbaar per verblijfsruimte, al dan niet via een centraal gebouwbeheersysteem.]2
;
  [2 ...]2
  
Art. 5/0/1. [1 Un partenaire du réseau, tel que visé à l'article 14, alinéa 6, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 mars 2021 relatif au financement d'une offre innovante en matière de soutien préventif aux familles, et un acteur qui remplit les conditions, visées à l'article 18, alinéa 1er, de l'arrêté précité, peuvent demander une subvention d'investissement.
   Le bâtiment d'une maison OverKop, qui est subventionnée par le Fonds, est utilisé au moins pendant 80 % de la semaine par la maison OverKop proprement dite ou par un partenaire du réseau tel que visé à l'article 14, alinéa 6, de l'arrêté précité. La maison OverKop joint une déclaration d'engagement sur la condition précitée à la demande de subvention d'investissement. La déclaration d'engagement précitée est établie sur la base d'un modèle mis à disposition par le Fonds.]1

  
Art. 5/1. [1 § 1. Een centrum voor ontwikkelingsstoornissen komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als de basisinfrastructuur voldoet aan de specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 5.
   § 2. Voor de algemene infrastructuur gelden de volgende normen:
   1° de ligging en het concept van het gebouw zijn aangepast aan de behoeften en de mogelijkheden van de doelgroep;
   2° de inrichting en uitrusting van het gebouw en de omgeving houden rekening met de leeftijd en de specifieke behoeften van de doelgroep. Het ontwerp en de uitvoering van de sanitaire installaties, de leuningen aan trappen en de inrichting van binnen- en buitenruimten houden daar voldoende rekening mee;
   3° het gebouw is zo geconcipieerd dat er voldoende zicht is op het binnenkomen en het verlaten van het gebouw;
   4° het gebouw is vlot bereikbaar met het openbaar vervoer;
   5° er is voldoende parkeergelegenheid die rekening houdt met de behoeften van de gebruikers. Er is de mogelijkheid om personen dicht bij de ingang af te zetten of op te halen als dat noodzakelijk is;
   6° de infrastructuur laat toe dat de privacy van elke gebruiker gewaarborgd is en dat het altijd mogelijk is om de gepaste zorg te bieden en hulp te verlenen;
   7° de infrastructuur laat toe dat de veiligheid gewaarborgd is;
   8° de gebouwen en de lokalen worden regelmatig onderhouden en volgens het goedehuisvaderprincipe beheerd;
   9° de infrastructuur en de omgeving die toegankelijk is voor gebruikers en bezoekers, is integraal toegankelijk. De integrale toegankelijkheid wordt gegarandeerd door bij het ontwerp en de uitvoering ervan rekening te houden met het advies van Toegankelijk Vlaanderen, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 28 maart 2014 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Toegankelijk Vlaanderen in de vorm van een private stichting.
   Op verzoek van de aanvrager kan het Fonds een afwijking toestaan van de norm, vermeld in het eerste lid, 4°.
   § 3. Voor de specifieke ruimtes van de infrastructuur gelden de volgende normen:
   1° minstens 75% van de netto-oppervlakte van de functionele ruimten is ingericht voor therapie of diagnosestelling. De circulatieruimten, algemene bergingen en technische ruimten behoren niet tot de functionele ruimten;
   2° er zijn voldoende medewerkerslokalen. Elke voorziening beschikt minimaal over een lokaal waar medewerkers met elkaar kunnen overleggen;
   3° er zijn voldoende sanitaire installaties voor bezoekers en personeel;
   4° er is een verzorgingsruimte of -zone in het sanitair;
   5° er is voldoende bergruimte.
   § 4. Voor de circulatie van de infrastructuur gelden de volgende normen:
   1° elk gebouw met twee of meer bouwlagen die toegankelijk zijn voor de gebruikers, beschikt over een aangepaste lift;
   2° in alle ruimten die voor de gebruikers toegankelijk zijn, worden niveauverschillen, zoals treden, trappen en andere hindernissen, vermeden;
   3° het gebouw is zo geconcipieerd dat een vlotte en veilige circulatie mogelijk is;
   4° de deuropeningen zijn voldoende breed en hoog.
   Op verzoek van de aanvrager kan het Fonds [2 ...]2 een afwijking toestaan van de norm, vermeld in het eerste lid, 1° [2 , op voorwaarde dat voor elke functionele ruimte voor bezoekers en gebruikers in een gelijkwaardige ruimte wordt voorzien op het gelijkvloers]2.
   § 5. Voor het gebruikerscomfort van de infrastructuur gelden de volgende normen:
  [2 1° de verlichting houdt rekening met de veiligheid en behoeften van de gebruikers. In de verblijfsruimten is er een basisverlichting, aangevuld met aangepaste accentverlichting. In alle verblijfsruimten zijn daarvoor voldoende aansluitingen geïnstalleerd;
   2° de minimale verdiepingshoogte is 2,50 meter, gemeten van de vloer tot aan het afgewerkte plafond;
   3° in alle verblijfsruimtes bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/6 van het nettovloeroppervlak. In een leefruimte met een nettovloeroppervlakte van meer dan 30 m2 bedraagt het raamoppervlak ten minste 1/7 van de nettovloeroppervlakte. Het glasoppervlak van het raam begint op maximaal 85 cm hoogte, gemeten vanaf het vloeroppervlak. Er is zittend altijd een ongehinderd zicht naar buiten mogelijk;
   4° de inkijk van buitenaf kan worden beperkt;
   5° de signalisatie is aangepast aan de doelgroep;
   6° de binnentemperatuur is regelbaar per verblijfsruimte, al dan niet via een centraal gebouwbeheersysteem.]2
;
  [2 ...]2
  
Art. 5/1. [1 § 1er. Un centre pour troubles du développement peut bénéficier d'une subvention d'investissement si l'infrastructure de base répond aux normes techniques et physiques spécifiques de la construction, visées aux paragraphes 2 à 5 inclus .
   § 2. Les normes suivantes s'appliquent à l'infrastructure générale :
   1° la localisation et le concept du bâtiment sont adaptés aux besoins et aux possibilités du groupe-cible ;
   2° l'aménagement et l'équipement du bâtiment et des abords tiennent compte de l'âge et des besoins spécifiques du groupe cible. La conception et l'exécution des installations sanitaires, les mains courantes aux escaliers et l'aménagement des espaces intérieurs et extérieurs en tiennent suffisamment compte ;
   3° le bâtiment est conçu de telle sorte qu'il y ait une vue suffisante sur l'entrée et la sortie du bâtiment ;
   4° le bâtiment est facilement accessible en transports en commun ;
   5° il y a un parking suffisant tenant compte des besoins des utilisateurs. Il est possible de déposer ou d'aller chercher des personnes près de l'entrée lorsque cela s'avère nécessaire ;
   6° l'infrastructure permet de respecter la vie privée de chaque utilisateur et de toujours pouvoir offrir les soins nécessaires et l'assistance requise ;
   7° l'infrastructure permet d'assurer la sécurité ;
   8° les bâtiments et les locaux sont entretenus régulièrement et gérés en bon père de famille ;
   9° l'infrastructure et l'environnement accessible aux utilisateurs et aux visiteurs est intégralement accessible. L'accessibilité intégrale est garantie en tenant compte, lors de la conception et de l'exécution de celle-ci, de l'avis de " Toegankelijk Vlaanderen ", créée par l'article 3 du décret du 28 mars 2014 portant autorisation de création de l'agence autonomisée externe de droit privé " Toegankelijk Vlaanderen " sous la forme d'une fondation privée.
   A la demande du demandeur, le Fonds peut autoriser une dérogation à la norme visée à l'alinéa 1er, 4°.
   § 3. Pour les espaces spécifiques de l'infrastructure, les normes suivantes sont applicables :
   1° au moins 75% de la superficie nette des locaux fonctionnels est aménagée pour la thérapie ou le diagnostic. Les espaces de circulation, les débarras généraux et les locaux techniques ne font pas partie des locaux fonctionnels ;
   2° il y a suffisamment de locaux de collaborateurs. Chaque structure dispose au minimum d'un local où les collaborateurs peuvent se concerter ;
   3° des installations sanitaires suffisantes pour les visiteurs et le personnel sont disponibles ;
   4° un espace de soins ou une zone de soins est disponible dans les locaux sanitaires ;
   5° un espace de rangement suffisant est disponible.
   § 4. Pour la circulation de l'infrastructure, les normes spécifiques sont applicables :
   1° chaque bâtiment à deux ou plusieurs niveaux de construction qui sont accessibles aux usagers, doit disposer d'un ascenseur adapté ;
   2° dans tous les locaux accessibles aux usagers, les différences de niveau telles que des marches, des escaliers et d'autres obstacles, doivent être évitées ;
   3° le bâtiment doit être conçu de manière à permettre une circulation aisée et sûre ;
   les baies de porte doivent être suffisamment larges et hautes.
   A la demande du demandeur, le Fonds peut [2 ...]2 accorder une dérogation à la norme, visée à l'alinéa premier, 1° [2 , à condition que pour chaque espace fonctionnel destiné aux visiteurs et aux usagers, un espace équivalent soit prévu au niveau du sol.]2.
   § 5. Pour le confort des usagers de l'infrastructure, les normes suivantes sont applicables :
   [2 1° l'éclairage tient compte de la sécurité et des besoins des usagers. Dans les espaces de séjour, un éclairage de base est complété par un éclairage d'accentuation adapté. A cet effet, des raccordements sont installés en suffisance dans tous les espaces de séjour ;
   2° la hauteur d'étage s'élève au minimum à 2,50 mètres, mesurée du sol au plafond fini ;
   3° dans tous les espaces de séjour, la superficie vitrée est d'au moins 1/6 de la surface au sol nette. Dans un espace de vie d'une surface au sol nette de plus de 30 m2, la superficie vitrée est d'au moins 1/7 de la surface au sol nette. La surface vitrée de la fenêtre commence à une hauteur d'au maximum 85 cm, mesurée à partir de la surface au sol. Il est toujours possible d'avoir une vue dégagée vers l'extérieur en position assise ;
   4° la vue depuis l'extérieur vers l'intérieur peut être limitée ;
   5° la signalisation est adaptée au groupe-cible ;
   6° la température intérieure est réglable pour chaque espace de séjour, que ce soit ou non à l'aide d'un système central de gestion du bâtiment. ]2
;
  [2 ...]2
  
Art. 6. De bouwfysische normen, vermeld in artikel 2 [1 tot en met 5/1]1, gelden met behoud van de toepassing van de wetgeving over veiligheid, hygiëne, comfort en bescherming van de arbeid.
  
Art.6. Les normes physiques de la construction, visées aux articles 2 [1 à 5/1 inclus]1, s'appliquent sans préjudice de l'application de la législation relative à la sécurité, l'hygiène, le confort et la protection du travail.
  
Art.7.[5 In dit artikel wordt verstaan onder:
CHAPITRE 3. - Superficie subventionnable
Art. 7. [5 In dit artikel wordt verstaan onder:
   1° subsidiabele oppervlakte: de som van de per bouwlaag berekende nuttige vloeroppervlakte, buitenmuren inbegrepen, die in aanmerking wordt genomen voor subsidiëring;
   2° centrum voor integrale gezinszorg: een erkende voorziening van de categorie 2 als vermeld in artikel 2, § 1, 2°, van het besluit van 5 april 2019]5
.
  [4 De subsidiabele oppervlakte bedraagt maximaal:
   1° voor een voorziening in de jeugdhulp die erkend is voor een typemodule verblijf als vermeld in bijlage 1 bij het besluit van 5 april 2019 [5 , met uitzondering van de centra voor integrale gezinszorg]5 : [8 en centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning]8 65 m2 per erkende module verblijf;
   2° voor een voorziening in de jeugdhulp die erkend is voor de typemodule dagbegeleiding in groep, vermeld in de voormelde bijlage: 45 m2 per erkende module dagbegeleiding in groep;
   3° voor een voorziening in de jeugdhulp die erkend is voor een typemodule diagnostiek of een typemodule begeleiding [6 , met uitzondering van [8 de typemodule begeleiding in een kleinschalige wooneenheid" de zinsnede "de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning,]8 de typemodule begeleiding in een kleinschalige wooneenheid,]6 of een typemodule behandeling als vermeld in de voormelde bijlage: 20 m2 per voltijds equivalent van de maximale personeelsbezetting die in aanmerking komt voor de subsidiëring van de personeelskosten, vermeld in het voormelde besluit;
   4° voor een dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling als vermeld in artikel 7 van het voormelde besluit, en voor een vergunde dienst voor pleegzorg: 20 m2 per voltijds equivalent van de personeelsformatie die de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, vaststelt;
   5° voor een centrum voor ontwikkelingsstoornissen: 65 m2 per voltijds equivalent van de personeelsformatie die de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, vaststelt.
  [5 6° voor een centrum voor integrale gezinszorg, met behoud van de toepassing van punt 2° en 3° : 65 m2 per gebruiker die het centrum volgens zijn erkenning kan opnemen;]5
  [6 7° voor een voorziening in de jeugdhulp die erkend is voor de typemodule begeleiding in een kleinschalige wooneenheid, vermeld in de voormelde bijlage: 65 m2 per erkende module begeleiding in een kleinschalige wooneenheid.]6
  [7 8° voor een OverKophuis:
   a) met minder dan 3 vte van de personeelsformatie die het Agentschap Opgroeien regie vaststelt: 150 m2 per OverKophuis;
   b) met 3 tot 6 vte van de personeelsformatie die het Agentschap Opgroeien regie vaststelt: 300 m2 per OverKophuis;
   c) met 6 of meer vte van de personeelsformatie die het Agentschap Opgroeien regie vaststelt: 450 m2 per OverKophuis.]7

  [8 "9° voor een vertrouwenscentrum kindermishandeling: 50 m2 per voltijdsequivalent van de personeelsbezetting die het agentschap Opgroeien regie subsidieert;
   10° voor een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning:
   a) 50 m2 per residentiële opvangplaats waarvoor het centrum subsidies ontvangt van het agentschap Opgroeien regie. De voormelde norm geldt voor de verschillende typemodules van residentiële opvang, vermeld in artikel 45, 49 en 53 van het ministerieel besluit van 21 december 2012 betreffende het aanbod, beschreven in typemodules, van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
   b) 30 m2 per ambulante opvangplaats als vermeld in artikel 23 van het voormelde ministerieel besluit, waarvoor men subsidies ontvangt van het agentschap Opgroeien regie;
   c) 20 m2 per voltijdsequivalent, ingezet voor de mobiele begeleiding, waarvoor men subsidies ontvangt van het agentschap Opgroeien regie. Dat geldt voor de verschillende typemodules van mobiele begeleiding, vermeld in artikel 8, 11, 14, 17 en 20 van het voormelde ministerieel besluit;
   d) 30 m2 per voltijdsequivalent, ingezet voor de typemodule ambulante pedagogische training in groepsverband, van ouders samen met kinderen, als vermeld in artikel 29 van het voormelde ministerieel besluit, waarvoor men subsidies ontvangt van het agentschap Opgroeien regie;
   e) 15 m2 per voltijdsequivalent, ingezet voor andere typemodules van ambulante training in groepsverband als vermeld in artikel 35 en 38 van het voormelde ministerieel besluit, waarvoor men subsidies ontvangt van het agentschap Opgroeien regie]8

   Van de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld in het tweede lid, kan [8 het Fonds alleen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager een afwijking toestaan]8 als de erkennings- en exploitatievoorwaarden dat vereisen of omdat vanwege kleinschaligheid of de bijzonderheid van de doelgroep een meeroppervlakte vereist is om een efficiënte werking te garanderen. De afwijking kan maximaal 30% bedragen.]4

  
Art.7. [5 Dans le présent article, on entend par :
   1° superficie subventionnable : la somme de la superficie utile calculée par niveau de construction, y compris les murs extérieurs, qui est prise en compte pour le subventionnement ;
   2° centre d'aide intégrale aux familles : une structure agréée de la catégorie 2 visée à l'article 2, § 1, 2°, de l'arrêté du 5 avril 2019]5
.
  [4 La superficie subventionnable s'élève au maximum :
   1° pour une structure dans l'aide à la jeunesse qui est agréée pour un module type tel que visé à l'annexe 1re à l'arrêté du 5 avril 2019 [5 , à l'exception des centres d'aide intégrale aux familles]5 [8 et centres de soins de l'enfant et d'assistance familiale ]8: à 65 m2 par module de résidence agréé ;
   2° pour une structure dans l'aide à la jeunesse qui est agréée pour le module type " accompagnement de jour en groupe ", visé à l'annexe précitée: à 45 m2 par module agréé " accompagnement de jour en groupe " ;
   3° pour une structure dans l'aide à la jeunesse qui est agréée pour un module type " diagnostic " ou un module type " accompagnement " [6 , à l'exception [8 des centres de soins de l'enfant et d'assistance familiale,]8 du module type " accompagnement dans une unité résidentielle de petite taille "]6 ou " traitement " tels que visés à l'annexe mentionnée ci-dessus : à 20 m2 par équivalent temps plein de l'effectif maximum qui est éligible au subventionnement des frais de personnel, visé à l'arrêté précité ;
   4° pour un service de traitement restaurateur et constructif tel que visé à l'article 7 de l'arrêté précité, et pour un service de placement familial agréé : à 20 m2 par équivalent temps plein de l'effectif fixé par le Ministre flamand qui a le grandir dans ses attributions ;
   5° pour un centre de troubles du développement : à 65 m2 par équivalent temps plein de l'effectif fixé par le Ministre flamand qui a le grandir dans ses attributions,
  [5 6° pour un centre d'aide intégrale aux familles, sans préjudice de l'application des points 2° et 3° : 65 m2 par usager pouvant être admis dans le centre selon son agrément;]5
  [6 7° pour une structure dans l'aide à la jeunesse qui est agréée pour le module type " accompagnement " dans une unité résidentielle de petite taille, visée à l'annexe précitée : 65 m2 par module " accompagnement " agréé dans une unité résidentielle de petite taille.]6
  [7 8° pour une maison OverKop :
   a) avec moins de 3 ETP de l'effectif fixé par l'Agence Grandir régie : 150 m2 par maison OverKop ;
   b) avec 3 à 6 ETP de l'effectif fixé par l'Agence Grandir régie : 300 m2 par maison OverKop ;
   c) avec 6 ETP ou plus de l'effectif fixé par l'Agence Grandir régie : 450 m2 par maison OverKop.]7

  [8 " 9° pour un centre de confiance pour enfants maltraités : 50 m2 par équivalent temps plein du personnel subventionné par l'agence Grandir régie ;
   10° pour un centre de soins de l'enfant et d'assistance familiale :
   a) 50 m2 par place d'accueil résidentiel pour laquelle le centre reçoit des subventions de l'agence Grandir régie. Cette norme s'applique aux différents modules types d'accueil résidentiel, visés aux articles 45, 49 et 53 de l'arrêté ministériel du 21 décembre 2012 relatif à l'offre, décrite dans les modules type des centres d'aide aux enfants et d'assistance aux familles ;
   b) 30 m2 par place d'accueil ambulatoire, visée à l'article 23 de l'arrêté ministériel précité, subventionnée par l'agence Grandir régie ;
   c) 20 m2 par équivalent temps plein déployé pour l'accompagnement mobile, subventionné par l'agence Grandir régie. Ceci s'applique aux divers modules types d'accompagnement mobile, visés aux articles 8, 11, 14, 17 et 20 de l'arrêté ministériel précité ;
   d) 30 m2 par équivalent temps plein déployé pour le module type de formation pédagogique ambulatoire en groupe des parents avec leurs enfants, visé à l'article 29 de l'arrêté ministériel précité, subventionné par l'agence Grandir régie ;
   e) 15 m2 par équivalent temps plein déployé pour les autres modules types de formation ambulatoire en groupe, visés aux articles 35 et 38 de l'arrêté ministériel précité, subventionné par l'agence Grandir régie.]8

   Il ne peut être dérogé à la superficie maximale subventionnable visée à l'alinéa 2, que sur demande motivée, lorsque les conditions d'agrément et d'exploitation l'exigent ou parce qu'en raison de la petite taille ou de la particularité du groupe-cible, une superficie supplémentaire est requise pour garantir un fonctionnement efficace. La dérogation peut être 30% au maximum.]4

  
Art.8.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouw, uitrusting en meubilering inbegrepen, is voor de sector van [1 de [5 voorzieningen in de jeugdhulp, de centra voor ontwikkelingsstoornissen]5 en de vergunde diensten voor pleegzorg]1 vastgesteld op 550 euro per m2. [4 Als een voorziening een erkenning heeft voor de typemodule [5 [6 veilig]6 verblijf of de typemodule verblijf in een voorziening van categorie 8 als vermeld in bijlage 1 bij het besluit van 5 april 2019]5, wordt het voormelde basisbedrag vastgesteld op 720 euro per m2 voor de infrastructuur die betrekking heeft op die typemodule.]4
CHAPITRE 4. - Subvention d'investissement
Art.9. § 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding is voor de sector van [1 de [4 voorzieningen in de jeugdhulp, de centra voor ontwikkelingsstoornissen]4 en de vergunde diensten voor pleegzorg]1 vastgesteld op 500 euro per m2. [3 Als een voorziening een erkenning heeft voor de typemodule [4 [5 veilig]5 verblijf of de typemodule verblijf in een voorziening van categorie 8 als vermeld in bijlage 1 bij het besluit van 5 april 2019]4, wordt het voormelde basisbedrag vastgesteld op 670 euro per m2 voor de infrastructuur die betrekking heeft op die typemodule.]3
  § 2. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij uitbreiding is voor de sector van [1 de [4 voorzieningen in de jeugdhulp, de centra voor ontwikkelingsstoornissen]4 en de vergunde diensten voor pleegzorg]1 vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening.
  De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
  § 3. De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragrafen 1 en 2, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 8, § 1.
  [2 § 4. Voor een uitbreiding van een voorziening of een dienst als vermeld in paragraaf 1 kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze:
   1° technische uitrusting: 30%;
   2° afwerking: 25%.
   De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.
   Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.
   De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in deze paragraaf, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 8, § 2]2

  
Art.8. § 1er. Le montant de base de la subvention d'investissement pour la construction neuve, y compris équipement et mobilier, est fixé à 550 euros par m2 pour le secteur [1 [5 des structures de l'aide à la jeunesse, des centres pour troubles du développement]5 et des services autorisés de placement familial]1. [4 Si une structure a un agrément pour le module type " [5 séjour [6 sûr]6 ou le module type " séjour dans une structure de catégorie 8 " tels que visés à l'annexe 1re à l'arrêté du 5 avril 2019]5 ", le montant de base précité est fixé à 720 euros par m2 pour l'infrastructure se rapportant à ce module type.]4
  § 2. [3 Pour une construction nouvelle, une promesse de subvention peut être octroyée pour les phases de projet équipement technique, finition, équipement et mobilier, même si la phase de projet gros oeuvre a déjà commencé ou a été réalisée avant la demande de la promesse de subvention pour la construction nouvelle. Dans ce cas, la phase de projet gros oeuvre n'est pas subventionnée. Une promesse de subvention pour la phase de projet équipement et mobilier n'est pas possible à elle seule. Lors de la promesse de subvention, la subvention d'investissement pour la construction nouvelle visée au paragraphe 1er est répartie de la manière suivante :
   1° équipement technique : 30 % ;
   2° finition : 25 % ;
   3° équipement et mobilier: 10 %.
   La phase de projet gros oeuvre visée à l'alinéa premier comprend la fermeture de façade, la superstructure, la structure portante et les toitures, et est réalisée conformément aux normes techniques et physiques de la construction, visées au présent arrêté]3
.
  
Art. 9. § 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding is voor de sector van [1 de [4 voorzieningen in de jeugdhulp, de centra voor ontwikkelingsstoornissen]4 en de vergunde diensten voor pleegzorg]1 vastgesteld op 500 euro per m2. [3 Als een voorziening een erkenning heeft voor de typemodule [4 [5 veilig]5 verblijf of de typemodule verblijf in een voorziening van categorie 8 als vermeld in bijlage 1 bij het besluit van 5 april 2019]4, wordt het voormelde basisbedrag vastgesteld op 670 euro per m2 voor de infrastructuur die betrekking heeft op die typemodule.]3
  § 2. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij uitbreiding is voor de sector van [1 de [4 voorzieningen in de jeugdhulp, de centra voor ontwikkelingsstoornissen]4 en de vergunde diensten voor pleegzorg]1 vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening.
  De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.
  § 3. De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragrafen 1 en 2, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 8, § 1.
  [2 § 4. Voor een uitbreiding van een voorziening of een dienst als vermeld in paragraaf 1 kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze:
   1° technische uitrusting: 30%;
   2° afwerking: 25%.
   De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.
   Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.
   De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in deze paragraaf, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 8, § 2]2

  
Art.9. § 1er. Le montant de base de la subvention d'investissement pour l'extension est fixé à 500 euros par m2 pour le secteur [1 [4 des structures de l'aide à la jeunesse, des centres pour troubles du développement]4 et des services autorisés de placement familial]1. [3 Si une structure a un agrément pour le module type [4 séjour [5 sûr]5 ou le module type " séjour dans une structure de catégorie 8 " tels que visés à l'annexe 1re à l'arrêté du 5 avril 2019]4 , le montant de base précité est fixé à 670 euros par m2 pour l'infrastructure se rapportant à ce module type.]3
  § 2. Le montant de base de la subvention d'investissement pour le premier équipement et mobilier en cas d'extension, est fixé à 60 % de l'estimation approuvée pour le secteur [1 [4 des structures de l'aide à la jeunesse, des centres pour troubles du développement]4 et des services autorisés de placement familial]1. Le cas échéant, ce montant de base est réduit sur la base du décompte final.
  La subvention d'investissement perçue en trop doit être remboursée sans délai.
  § 3. La somme totale du montant de base de la subvention d'investissement pour extension, visée aux paragraphes 1er et 2, ne peut être supérieure au montant de base de la subvention d'investissement pour la construction neuve, visée à l'article 8, § 1er.
  [2 § 4. Pour une extension d'une structure ou d'un service tel que visé au paragraphe 1er, une promesse de subvention peut être octroyée pour les phases de projet équipement technique, finition, équipement et mobilier, même si la phase de projet gros oeuvre a déjà commencé ou a été réalisée avant l'introduction de la demande de la promesse de subvention pour l'extension. Dans ce cas, la phase de projet gros oeuvre n'est pas subventionnée. Une promesse de subvention pour la phase de projet équipement et mobilier n'est pas possible à elle seule. Dans le cas de la promesse de subvention, la subvention d'investissement pour l'extension visée au paragraphe 1er est répartie de la manière suivante :
   1° équipement technique : 30 % ;
   2° finition : 25 %.
   La phase de projet gros oeuvre visée à l'alinéa premier comprend la fermeture de façade, la superstructure, la structure portante et les toitures, et est réalisée conformément aux normes techniques et physiques de la construction, visées au présent arrêté.
   Le montant de base de la subvention d'investissement pour équipement et mobilier, visé à l'alinéa premier, est fixé à 60 % de l'estimation approuvée. Si nécessaire, ce montant de base est diminué sur la base du décompte final. Le trop-perçu de la subvention d'investissement est remboursé sans délai.
   La somme totale du montant de base de la subvention d'investissement pour une extension telle que visée à ce paragraphe ne peut dépasser le montant de base de la subvention d'investissement pour une construction neuve visée à l'article 8, § 2. ]2

  
Art.11. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop [1 met of zonder verbouwing]1, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt maximaal 75 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 8. Als het gebouw dat het voorwerp uitmaakt van de aankoop, in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt of in[3 een van de centrumsteden, vermeld in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds]3, bedraagt het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop [1 met of zonder verbouwing]1, uitrusting en meubilering inbegrepen, maximaal 100 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 8.
  Voor de aankoop kan ten hoogste 60 % van de som van de door [4 de Vlaamse Belastingdienst, vermeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap Vlaamse Belastingdienst,]4 geschatte venale waarde van het gebouw en de aan de aankoop verbonden en bewezen notariskosten en [2 registratiebelasting of registratierechten]2 of btw in aanmerking komen voor de investeringssubsidie.
  [5 In afwijking van het eerste lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor aankoop met verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 9, § 1 en § 3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. De voormelde verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
   1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar die renovatie niet haalbaar blijkt;
   2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen die de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, bepaalt;
   3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.]5

  
Art.10. § 1er. Le montant de base de la subvention d'investissement pour travaux de transformation est fixé à 60 % de l'estimation approuvée. Le cas échéant, ce montant de base est réduit sur la base du décompte final. La subvention d'investissement perçue en trop doit être remboursée sans délai.
  § 2. Le montant de base de la subvention d'investissement totale pour travaux de transformation s'élève au maximum à 75 % du montant de base de la subvention d'investissement pour extension, visée à l'article 9, § 1er.
  [1 Par dérogation à l'alinéa premier, le montant de base de la subvention d'investissement totale pour les travaux de transformation ne peut dépasser 100 % du montant de base de la subvention d'investissement pour l'extension, visée à l'article 9, §§ 1er et 3, s'il s'agit d'une rénovation substantielle et durable qui rend la réalisation équivalente à une construction nouvelle. Cette transformation répond à toutes les conditions suivantes :
   1° il s'agit d'une rénovation dans laquelle les installations techniques permettant d'obtenir un climat intérieur spécifique sont complètement remplacées et au moins 75 % des structures de séparation existantes et nouvelles entourant le volume protégé et adjacentes à l'environnement extérieur sont isolées, sauf dans le cas d'édifices patrimoniaux où une telle rénovation n'est pas possible ;
   2° le projet répond aux prescriptions minimales et aux conditions en matière de confort et d'usage d'énergie, d'eau et de matériaux telles que fixées par le Ministre flamand ayant l'aide aux personnes dans ses attributions ;
   3° le bâtiment a une fonctionnalité équivalente à celle d'une construction nouvelle.
  [3 ...]3
  § 3. Le montant de base de la subvention d'investissement pour le premier équipement et mobilier en cas de transformation est fixé à 60 % de l'estimation approuvée, jusqu'à 50 euros par m2 au maximum. Le cas échéant, ce montant de base est réduit sur la base du décompte final.
  La subvention d'investissement perçue en trop doit être remboursée sans délai.
  
Art. 11. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop [1 met of zonder verbouwing]1, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt maximaal 75 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 8. Als het gebouw dat het voorwerp uitmaakt van de aankoop, in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt of in[3 een van de centrumsteden, vermeld in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds]3, bedraagt het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop [1 met of zonder verbouwing]1, uitrusting en meubilering inbegrepen, maximaal 100 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 8.
  Voor de aankoop kan ten hoogste 60 % van de som van de door [4 de Vlaamse Belastingdienst, vermeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap Vlaamse Belastingdienst,]4 geschatte venale waarde van het gebouw en de aan de aankoop verbonden en bewezen notariskosten en [2 registratiebelasting of registratierechten]2 of btw in aanmerking komen voor de investeringssubsidie.
  [5 In afwijking van het eerste lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor aankoop met verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 9, § 1 en § 3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. De voormelde verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
   1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar die renovatie niet haalbaar blijkt;
   2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen die de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, bepaalt;
   3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.]5

  
Art.11. Le montant de base de la subvention d'investissement pour l'achat [1 avec ou sans transformation]1, y compris équipement et mobilier, s'élève au maximum à 75 % du montant de base de la subvention d'investissement, visée à l'article 8. Si l'immeuble faisant l'objet de l'achat, se situe en région bilingue de Bruxelles-Capitale ou dans [3 une des villes-centres telles que visées à l'article 19terdecies du décret du 5 juillet 2002 réglant la dotation et la répartition du Fonds flamand des Communes]3, le montant de base de la subvention d'investissement pour l'achat [1 avec ou sans transformation]1, y compris équipement et mobilier, s'élève au maximum à 100 % du montant de base de la subvention d'investissement, visée à l'article 8.
  Pour l'achat, seuls peuvent entrer en considération pour la subvention d'investissement, 60 % au maximum de la somme de la valeur vénale de l'immeuble estimée par [4 le Vlaamse Belastingdienst ", visé à l'article 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 11 juin 2004 portant création de l'agence "Vlaamse Belastingdienst" (Service flamand des Impôts),]4 et des frais de notaire et [2 impôt d'enregistrement ou droits d'enregistrement]2 ou la T.V.A. liés à l'achat et prouvés.
  [5 " Par dérogation à l'alinéa 1er, le montant de base de la subvention d'investissement totale pour l'achat y compris la transformation ne doit pas dépasser 100 % du montant de base de la subvention d'investissement pour l'extension, visé à l'article 9, §§ 1er et 3, s'il s'agit d'une transformation durable majeure rendant la réalisation équivalente à une nouvelle construction. La transformation précitée répond à l'ensemble des conditions suivantes :
   1° il s'agit d'une rénovation où les installations techniques visant à réaliser un climat intérieur spécifique sont entièrement remplacées et où au moins 75 % des structures de séparation existantes et nouvelles entourant le volume protégé et adjacentes à l'environnement extérieur sont isolées, sauf pour les bâtiments patrimoniaux où cette rénovation s'avère irréalisable ;
   2° le projet répond aux exigences minimales et aux conditions de confort et d'utilisation de l'énergie, de l'eau et des matériaux, déterminées par le ministre flamand qui a l'infrastructure des soins dans ses attributions ;
   3° le bâtiment a une fonctionnalité équivalente à une construction neuve. ]5

  
Art.14. De bedragen, vermeld in artikelen 8, 9 en 10, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.
  De aanpassing, vermeld in het eerste lid, wordt doorgevoerd aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20, waarbij :
  1° s : het officiële loon in de bouwnijverheid voor categorie 2A, dat van kracht is op 1 januari van het jaar in kwestie;
  2° S : 19,885;
  3° i : de index van de bouwmaterialen die van kracht is op 1 november voorafgaand aan het jaar in kwestie. [1 Vanaf 1 januari 2023 stemt i overeen met de Index I 2021, zoals berekend door de Federale Overheidsdienst Economie op 1 december voorafgaand aan het jaar in kwestie, na vermenigvuldiging met de coëfficiënt 87,02]1;
  4° I : 3627.
  
Art. 14. De bedragen, vermeld in artikelen 8, 9 en 10, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.
  De aanpassing, vermeld in het eerste lid, wordt doorgevoerd aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20, waarbij :
  1° s : het officiële loon in de bouwnijverheid voor categorie 2A, dat van kracht is op 1 januari van het jaar in kwestie;
  2° S : 19,885;
  3° i : de index van de bouwmaterialen die van kracht is op 1 november voorafgaand aan het jaar in kwestie. [1 Vanaf 1 januari 2023 stemt i overeen met de Index I 2021, zoals berekend door de Federale Overheidsdienst Economie op 1 december voorafgaand aan het jaar in kwestie, na vermenigvuldiging met de coëfficiënt 87,02]1;
  4° I : 3627.
  
Art.14. Les montants visés aux articles 8, 9 et 10, sont adaptés le 1er janvier de chaque année à l'indice de la construction. L'indice de base est celui du 1er janvier 1994.
  L'adaptation telle que visée à l'alinéa premier se fait à l'aide de la formule d'actualisation 0,40 s/S + 0,40i/l + 0,20, dans laquelle :
  1° s : le salaire officiel dans la construction pour la catégorie 2A, en vigueur le 1er janvier de l'année concernée;
  2° S : 19,885;
  3° i : l'indice des matériaux de construction en vigueur le 1er novembre précédant l'année concernée. [1 A partir du 1er janvier 2023, i correspond à l'Indice I 2021, tel que calculé par le Service public fédéral Economie au 1er décembre précédant l'année en question, après multiplication par le coefficient 87,02]1;
  4° I : 3627.
  
Art. 15. Behalve voor de aankoop omvat de investeringssubsidie, naast het bedrag dat exclusief btw wordt vastgesteld met toepassing van artikelen 8, 9, [1 10 en 11]1, een subsidie voor de btw tegen het geldende tarief en voor de algemene onkosten tegen 10 %. De totale investeringssubsidie wordt als volgt berekend : basisbedrag + geldende btw op het basisbedrag + algemene onkosten à 10 % op het basisbedrag + geldende btw op de algemene onkosten.
  
Art.15. Sauf pour l'achat, la subvention d'investissement comprend, outre le montant qui est fixé hors T.V.A. en application des articles 8, 9,[1 10 et 11 ]1, une subvention pour la T.V.A. au taux en vigueur et pour les frais généraux à concurrence de 10 %. La subvention globale d'investissement est alors calculée comme suit : montant de base + T.V.A. en vigueur sur le montant de base + frais généraux à concurrence de 10 % du montant de base + T.V.A. d'application aux frais généraux.
  
Art.16. In artikel 15, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 en 24 juli 2009, wordt punt g) vervangen door wat volgt :
CHAPITRE 5. - Disposition modificative
Art. 16. In artikel 15, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 en 24 juli 2009, wordt punt g) vervangen door wat volgt :
  " g) artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand. "
Art.16. Dans l'article 15, 5°, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 1999 établissant les règles de procédure relative à l'infrastructure affectée aux matières personnalisables, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 30 mai 2008 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 19 juin 2009 et 24 juillet 2009, le point g) est remplacé par la disposition suivante :
  " g) article 12 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 juin 2010 fixant la subvention d'investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour les structures d'assistance spéciale à la jeunesse. "
Art.17. Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, wordt opgeheven.
CHAPITRE 6. - Dispositions finales
Art. 17. Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, wordt opgeheven.
Art.17. L'arrêté du Gouvernement flamand du 19 avril 2002 fixant la subvention globale d'investissement et les normes techniques de la construction pour les structures d'assistance spéciale à la jeunesse, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 30 mai 2008, est abrogé.
Art. 18. Voor de dossiers waarvoor de subsidiebelofte werd gegeven voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, gelden de bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.18. Pour les dossiers pour lesquels une promesse de subvention a été octroyée avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, les dispositions applicables avant l'entrée en vigueur du présent arrêté s'appliquent.
Art. 19. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 19. Le Ministre flamand qui a l'assistance aux personnes dans ses attributions et le Ministre flamand qui a la politique de santé dans ses attributions sont chargés, chacun en ce qui le ou la concerne, de l'exécution du présent arrêté.