Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
23 APRIL 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen voor de personeelsleden van de centra voor volwassenenonderwijs (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-06-2010 en tekstbijwerking tot 09-10-2025)
Titre
23 AVRIL 2010. - Arrêté du Gouvernement flamand relatif aux titres et échelles de traitement des membres du personnel des centres d'éducation des adultes (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-06-2010 et mise à jour au 09-10-2025)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (49)
Texte (49)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de volgende personeelsleden van de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde centra voor volwassenenonderwijs :
  1° de personeelsleden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, aangesteld in een selectie- of bevorderingsambt [1 ...]1;
  2° de personeelsleden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, aangesteld in een wervingsambt in een opleiding die modulair georganiseerd wordt op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel;
  3° de personeelsleden van het ondersteunend personeel.
  
Article 1er. Le présent arrêté s'applique aux membres du personnel suivants des centres d'éducation des adultes financés ou subventionnés par la Communauté flamande :
  1° les membres du personnel directeur et enseignant, désignés à une fonction de sélection ou de promotion [1 ...]1;
  2° les membres du personnel directeur et enseignant désignés à une fonction de recrutement dans une formation organisée de façon modulaire, sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand;
  3° les membres du personnel d'appui.
  
Art.2. § 1. Er kan geen salaris noch salaristoelage worden verleend aan een personeelslid, vermeld in artikel 1, tenzij het personeelslid in het bezit is van een van de bekwaamheidsbewijzen die in hoofdstuk II van dit besluit voor de onderscheiden ambten, opleidingen en modules zijn bepaald.
  Deze bekwaamheidsbewijzen worden ingedeeld in :
  1° vereiste bekwaamheidsbewijzen;
  2° voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen;
  3° andere bekwaamheidsbewijzen.
  § 2. In afwijking van § 1 kan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, ieder bekwaamheidsbewijs dat niet is opgenomen in hoofdstuk II van dit besluit, beschouwen als een vereist, een voldoende geacht of een ander bekwaamheidsbewijs, indien er geen enkel in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, bepaald basisdiploma in de betrokken specialiteit wordt uitgereikt.
  § 3. Onder door de Vlaamse Regering nader te bepalen voorwaarden kan een personeelslid, dat een bekwaamheidsbewijs bezit dat is opgenomen in hoofdstuk II van dit besluit, een andere onderwijsbevoegdheid verwerven door een door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, erkende navorming of nascholing te volgen.
Art.2. § 1er. Il ne peut être octroyé ni de traitement, ni de subvention-traitement à un membre du personnel visé à l'article 1er, à moins que le membre du personnel soit porteur d'un des titres fixés au chapitre II du présent arrêté pour les différentes fonctions, les différentes formations et les différents modules.
  Ces titres sont répartis en :
  1° des titres requis;
  2° des titres jugés suffisants;
  3° d'autres titres.
  § 2. Par dérogation au § 1er, le Ministre flamand chargé de l'enseignement, peut considérer chaque titre non repris au chapitre II du présent arrêté, comme un titre requis, jugé suffisant ou comme un autre titre si, pour la spécialité en question, il n'est délivré aucun diplôme de base fixé à l'article 6 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 juin 1989 relatif aux titres, aux échelles de traitement, au régime de prestations et au statut pécuniaire dans l'enseignement secondaire.
  § 3. Aux conditions à fixer par le Gouvernement flamand, un membre du personnel étant porteur d'un titre figurant au chapitre II du présent arrêté, peut acquérir un autre titre en suivant une formation continuée ou éducation continuée agréée par le Ministre flamand chargé de l'enseignement.
HOOFDSTUK II. - Bekwaamheidsbewijzen, salarisschalen en bezoldigingsregeling
CHAPITRE II. - Titres, échelles de traitement et statut pécuniaire
Afdeling I. - Het secundair volwassenenonderwijs
Section Ire. - L'enseignement secondaire des adultes
Art.3. § 1. Voor de toepassing van deze afdeling gelden [1 artikel 3, § 1, § 2, § 3 en § 4]1, artikel 4, § 1 en § 2, [1 artikel 6, § 1]1, artikel 7, artikel 8, § 1, § 1bis, § 2 en § 4, en artikel 9, § 1, § 2 en § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.
  [2 § 1/1. Het diploma van educatieve bachelor in het secundair onderwijs en het diploma van educatief graduaat in het secundair onderwijs worden ook als een bewijs van pedagogische bekwaamheid beschouwd.]2
  § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 4, § 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs wordt een buitenlands diploma uitsluitend voor de hieronder vermelde opleidingen en modules eveneens aanvaard, als een verklaring van NARIC-Vlaanderen is bijgevoegd, waaruit blijkt dat het buitenlandse diploma erkend is in het land van uitreiking, uitgereikt is door een in dat land erkende instelling voor hoger onderwijs en dat de studieomvang vergelijkbaar is met een studieomvang in het hoger onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap :
  1° de opleidingen in het studiegebied talen richtgraad 1 en 2;
  2° de opleidingen in het studiegebied talen richtgraad 3 en 4;
  3° de opleidingen in het studiegebied Nederlands tweede taal;
  4° de volgende modules in het studiegebied algemene vorming :
  a) ASO3-B Duits 1/2/3;
  b) ASO2-B Engels 1/2/3;
  c) ASO3-B Engels 1/2;
  d) ASO2-B Frans 1/2/3;
  e) ASO3-B Frans 1/2/3;
  f) ASO2-B Nederlands 1/2/3/4;
  g) ASO3-B Nederlands 1/2/3;
  h) MTAL3 Moderne Talen 1/2/3/4;
  i) OPF Opfris Engels;
  j) OPF Opfris Engels ASO 3;
  k) OPF Opfris Engels TSO 3;
  l) OPF Opfris Frans;
  m) OPF Opfris Frans ASO 3;
  n) OPF Opfris Frans TSO 3;
  o) OPF Opfris Nederlands;
  p) OPF Opfris Nederlands ASO 3;
  q) OPF Opfris Nederlands TSO 3;
  r) TSO2-B Engels/Frans 1/2/3;
  s) TSO3-B Engels/Frans 1/2;
  t) TSO2-B Nederlands 1/2/3/4;
  u) TSO3-B Nederlands 1/2;
  [1 v) AAV Moderne vreemde talen M1/M2/M3/M4/B1/B2/B3/B4;
   w) AAV Nederlands Basis/M1/M2/B1/B2.]1

  
Art.3. § 1er. Pour l'application de la présente section s'appliquent [1 l'article 3, § 1er, § 2, § 3 et § 4]1, l'article 4, §§ 1er et 2, [1 l'article 6, § 1er]1, l'article 7, l'article 8, §§ 1er, 1bis, 2 et 4, et l'article 9, §§ 1er, 2 et 3, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 juin 1989 relatif aux titres, aux échelles de traitement, au régime de prestations et au statut pécuniaire dans l'enseignement secondaire.
  [2 § 1/1. Le diplôme de " bachelor in het onderwijs : secundair onderwijs " (bachelor en enseignement : enseignement secondaire) et le diplôme d'" educatief graduaat in het secundair onderwijs " (graduat éducatif en enseignement secondaire) sont également censés être un certificat d'aptitudes pédagogiques.]2
  § 2. Sans préjudice de l'application de l'article 4, § 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 juin 1989 relatif aux titres, aux échelles de traitement, au régime de prestations et au statut pécuniaire dans l'enseignement secondaire, un diplôme étranger est uniquement accepté pour les formations et modules mentionnés ci-dessous, s'il est assorti d'une déclaration de NARIC-Vlaanderen, dont il ressort, que le diplôme étranger est reconnu dans le pays de délivrance, qu'il est délivré par une institution d'enseignement supérieur agréée dans ce pays et que le volume des études est comparable à un volume des études dans l'enseignement supérieur dans la Communauté flamande :
  1° les formations de la discipline 'talen richtgraad 1 et 2' (langues degrés 1 et 2);
  2° les formations de la discipline 'talen richtgraad 3 en 4' (langues degrés-guides 3 et 4);
  3° les formations de la discipline 'Nederlands tweede taal (néerlandais - deuxième langue);
  4° les modules suivants de la discipline 'algemene vorming' (formation générale) :
  a) ASO3-B Duits 1/2/3;
  b) ASO2-B Engels 1/2/3;
  c) ASO3-B Engels 1/2;
  d) ASO2-B Frans 1/2/3;
  e) ASO3-B Frans 1/2/3;
  f) ASO2-B Nederlands 1/2/3/4;
  g) ASO3-B Nederlands 1/2/3;
  h) MTAL3 Moderne Talen 1/2/3/4;
  i) OPF Opfris Engels;
  j) OPF Opfris Engels ASO 3;
  k) OPF Opfris Engels TSO 3;
  l) OPF Opfris Frans;
  m) OPF Opfris Frans ASO 3;
  n) OPF Opfris Frans TSO 3;
  o) OPF Opfris Nederlands;
  p) OPF Opfris Nederlands ASO 3;
  q) OPF Opfris Nederlands TSO 3;
  r) TSO2-B Engels/Frans 1/2/3;
  s) TSO3-B Engels/Frans 1/2;
  t) TSO2-B Nederlands 1/2/3/4;
  u) TSO3-B Nederlands 1/2;
  [1 v) AAV Moderne vreemde talen M1/M2/M3/M4/B1/B2/B3/B4;
   w) AAV Nederlands Basis/M1/M2/B1/B2.]1

  
Art.4. Voor de toepassing van artikel 2 worden de bekwaamheidsbewijzen waarvan de personeelsleden, vermeld in artikel 1, houder moeten zijn, opgesomd in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd.
  Wanneer in het volwassenenonderwijs de bekwaamheidsbewijzen op het niveau van een opleiding vastgelegd zijn en nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs of als onderdeel van het bekwaamheidsbewijs vereist is, moet die nuttige ervaring voor alle modules van de opleiding erkend zijn, zoals vermeld in artikel 7, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het onderwijs.
Art.4. Pour l'application de l'article 2, les titres dont les membres du personnel mentionnés à l'article 1er doivent être porteurs sont énumérés dans l'annexe jointe au présent arrêté.
  Si dans l'éducation des adultes, les titres sont définis au niveau d'une formation et une expérience utile est requise comme titre ou comme partie du titre, cette expérience utile doit être reconnue pour tous les modules de la formation, tel qu'il est prévu à l'article 7, deuxième alinéa, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 octobre 1997 relatif à l'expérience utile comme titre pour les personnels de l'enseignement.
Art.5. De personeelsleden, vermeld in artikel 1, worden bezoldigd overeenkomstig de salarisschalen die in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd, naast elk bekwaamheidsbewijs zijn vermeld.
  Die salarisschalen worden vastgesteld bij [1 het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018]1 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs.
  
Art.5. Les membres du personnel visés à l'article 1er du présent arrêté sont rémunérés conformément aux échelles de traitement mentionnées dans l'annexe au présent arrêté en regard de chaque titre.
  Ces échelles de traitement sont fixées par [1 l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 octobre 2018]1 portant les échelles de traitement de certains membres du personnel de l'enseignement.
  
Art.6. [1 § 1.]1 Voor de personeelsleden die belast zijn met uren die geen lesuren zijn, moeten die uren gelijkgesteld worden met een opleiding of module die in het secundair volwassenenonderwijs onderwezen kan worden. Die gelijkstelling wordt bepaald op basis van de bekwaamheidsbewijzen van het personeelslid dat belast is met uren die geen lesuren zijn. De gelijkstelling gebeurt in eerste instantie in een opleiding of module waarvoor het centrum voor volwassenenonderwijs onderwijsbevoegdheid heeft.
  De personeelsleden die belast zijn met uren die geen lesuren zijn, worden bezoldigd op basis van het bekwaamheidsbewijs dat ze bezitten voor de opleiding of module waarmee die uren worden gelijkgesteld.
  [1 § 2. Voor de personeelsleden die belast zijn met een open module, als bepaald in artikel 25bis van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, moet de open module gelijkgesteld worden met een geletterdheidsmodule uit het secundair volwassenenonderwijs waarvan de open module afgeleid is.
   De personeelsleden die belast zijn met een open module, worden bezoldigd op basis van het bekwaamheidsbewijs dat ze bezitten voor de geletterdheidsmodule waarmee die open module wordt gelijkgesteld.]1

  
Art.6. [1 § 1.]1 Pour ce qui est des membres du personnel qui sont chargés d'heures n'étant pas des heures de cours, ces heures doivent être assimilées à une formation ou un module pouvant être enseigné(e) dans l'enseignement secondaire des adultes. Cette assimilation est définie au vu des titres que possède le membre du personnel étant chargé d'heures qui ne sont pas des heures de cours. L'assimilation se fait en premier lieu dans une formation ou un module pour laquelle/lequel le centre d'éducation des adultes a compétence d'enseignement.
  Les membres du personnel chargés d'heures qui ne sont pas des heures de cours sont rémunérés sur la base du titre dont ils sont porteurs pour la formation ou le module à laquelle/auquel sont assimilées ces heures.
  [1 § 2. Pour les membres du personnel chargés d'un module ouvert, tel que défini à l'article 25bis du décret du 15 juin 2007 relatif à l'éducation des adultes, le module ouvert doit être assimilé au module d'alphabétisation de l'enseignement secondaire des adultes dont est dérivé le module ouvert.
   Les membres du personnel chargés d'un module ouvert sont rémunérés sur la base du titre qu'ils possèdent pour le module d'alphabétisation auquel est assimilé ce module ouvert.]1

  
Afdeling II.
Section II.
Afdeling III.
Section III.
HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen
CHAPITRE III. - Dispositions transitoires
Art.12. § 1. Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
  1° uiterlijk op 31 augustus 2010 vastbenoemd zijn in het secundair volwassenenonderwijs;
  2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in het secundair volwassenenonderwijs in de loop van de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 of 2009-2010.
  § 2. De personeelsleden, vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2010, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het vak waarvoor ze vastbenoemd zijn of waarmee ze in de loop van de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 of 2009-2010 belast waren en geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor een opleiding of module waarvoor ze met toepassing van één van de volgende bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs :
  1° artikel 56ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  2° artikel 74quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
  3° artikel 56quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  4° artikel 74quinquies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
  § 3. De personeelsleden vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2010, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het vak waarvoor ze vastbenoemd zijn of waarmee ze in de loop van de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 of 2009-2010 belast waren en geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor een opleiding of module waarvoor ze met toepassing van één van de volgende bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs :
  1° artikel 56ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  2° artikel 74quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
  3° artikel 56quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  4° artikel 74quinquies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
  § 4. De overgangsmaatregelen, vermeld in § 2 en § 3, worden toegekend vanaf 1 september 2010, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
  1° de personeelsleden, vermeld in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
  2° de personeelsleden, vermeld in § 1, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
  1° de vakantieperioden;
  2° de [1 loopbaanonderbreking en zorgkrediet]1;
  3° de militaire dienst;
  4° de perioden van wederoproeping;
  5° de ziekte- en bevallingsverloven;
  6° de onbezoldigde ouderschapsverloven;
  7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
  8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
  9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar,
  10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
  
Art.12. § 1er. Des mesures transitoires sont accordées aux membres du personnel :
  1° étant nommés à titre définitif dans l'enseignement secondaire des adultes au 31 août 2010;
  2° étant temporairement désignés à ou temporairement investis d'une charge dans l'enseignement secondaire des adultes pendant les années scolaires 2007-2008, 2008-2009 et 2009-2010.
  § 2. Les membres du personnel visés au § 1er qui, sur la base de la réglementation en vigueur au 1er septembre 2010, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre requis pour le cours pour lequel ils sont nommés à titre définitif ou dont ils étaient chargés pendant les années scolaires 2007-2008, 2008-2009 ou 2009-2010 et qui ne sont pas porteurs d'un titre requis pour une formation ou un module pour laquelle/lequel ils ont obtenu respectivement, par application d'une des dispositions suivantes, une concordance d'office ou individuelle, sont censés être porteurs d'un titre requis :
  1° l'article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  2° l'article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves;
  3° l'article 56quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  4° l'article 74quinquies du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves.
  § 3. Les membres du personnel visés au § 1er qui, sur la base de la réglementation en vigueur au 1er septembre 2010, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre jugé suffisant pour le cours pour lequel ils sont nommés à titre définitif ou dont ils étaient chargés pendant les années scolaires 2007-2008, 2008-2009 ou 2009-2010 et qui ne sont pas porteurs d'un titre jugé suffisant pour une formation ou un module pour laquelle/lequel ils ont obtenu respectivement, par application d'une des dispositions suivantes, une concordance d'office ou individuelle, sont censés être porteurs d'un titre jugé suffisant :
  1° l'article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  2° l'article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves;
  3° l'article 56quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  4° l'article 74quinquies du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves.
  § 4. Les mesures transitoires visées aux §§ 2 et 3 sont attribuées à partir du 1er septembre 2010, en tenant compte des dispositions suivantes :
  1° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés au § 1er, 1°, aussi longtemps qu'ils sont occupés dans l'enseignement, excepté les instituts supérieur et universités;
  2° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés au § 1er, 2°, aussi longtemps qu'ils sont occupés sans interruption dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités, et qu'ils sont financés ou subventionnés par la Communauté flamande. Pour l'application de la présente disposition, les périodes suivantes ne sont pas considérées comme interruption :
  1° les périodes de vacances scolaires;
  2° l'[1 interruption de carrière et crédit-soins]1;
  3° le service militaire;
  4° les périodes de rappel sous les armes;
  5° les congés de maladie et de maternité;
  6° les congés parentaux non rémunérés;
  7° les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité;
  8° les congés de courte durée avec maintien du traitement ou de la subvention-traitement à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social;
  9° les congés sans maintien du traitement ou de la subvention-traitement ne dépassant pas six jours ouvrables par année scolaire;
  10° une interruption d'une période ininterrompue de deux années calendrier au maximum.
  
Art.13. § 1. In afwijking op artikel 12 worden in de studiegebieden Nederlands tweede taal en talen overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
  1° uiterlijk op 31 augustus 2010 vastbenoemd zijn in de 2e graad van het secundair volwassenenonderwijs;
  2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de 2e graad in het secundair volwassenenonderwijs in de loop van de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 of 2009-2010.
  § 2. De personeelsleden, vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2010, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het vak in de 2e graad waarvoor ze vastbenoemd zijn of waarmee ze in de loop van de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 of 2009-2010 belast waren en geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor een opleiding of module van richtgraad 1 of richtgraad 2 waarvoor ze met toepassing van één van de volgende bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs :
  1° artikel 56ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  2° artikel 74quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
  3° artikel 56quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  4° artikel 74quinquies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
  § 3. De personeelsleden vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2010, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het vak in de 2e graad waarvoor ze vastbenoemd zijn of waarmee ze in de loop van de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 of 2009-2010 belast waren en geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor een opleiding of module in richtgraad 1 of richtgraad 2 waarvoor ze met toepassing van één van de volgende bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs :
  1° artikel 56ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  2° artikel 74quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
  3° artikel 56quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  4° artikel 74quinquies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
  § 4. De overgangsmaatregelen, vermeld in § 2 en § 3, worden toegekend vanaf 1 september 2010, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
  1° de personeelsleden, vermeld in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
  2° de personeelsleden, vermeld in § 1, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
  1° de vakantieperioden;
  2° de [1 loopbaanonderbreking en zorgkrediet]1;
  3° de militaire dienst;
  4° de perioden van wederoproeping;
  5° de ziekte- en bevallingsverloven;
  6° de onbezoldigde ouderschapsverloven;
  7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
  8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
  9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar,
  10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
  
Art.13. § 1er. Par dérogation à l'article12, des mesures transitoires sont accordées dans les disciplines 'Nederlands tweede taal' (néerlandais - deuxième langue) et 'talen' (langues) aux membres du personnel :
  1° étant nommés à titre définitif dans le 2e degré de l'enseignement secondaire des adultes au 31 août 2010;
  2° étant temporairement désignés à ou temporairement investis d'une charge dans le 2e degré de l'enseignement secondaire des adultes pendant les années scolaires 2007-2008, 2008-2009 et 2009-2010.
  § 2. Les membres du personnel visés au § 1er qui, sur la base de la réglementation en vigueur au 1er septembre 2010, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre requis pour le cours dans le 2e degré pour lequel ils sont nommés à titre définitif ou dont ils étaient chargés pendant les années scolaires 2007-2008, 2008-2009 ou 2009-2010 et qui ne sont pas porteurs d'un titre requis pour une formation ou un module pour laquelle/lequel ils ont obtenu respectivement, par application d'une des dispositions suivantes, une concordance d'office ou individuelle, sont censés être porteurs d'un titre requis :
  1° l'article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  2° l'article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves;
  3° l'article 56quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  4° l'article 74quinquies du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves.
  § 3. Les membres du personnel visés au § 1er qui, sur la base de la réglementation en vigueur au 1er septembre 2010, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre jugé suffisant pour le cours dans le 2e degré pour lequel ils sont nommés à titre définitif ou dont ils étaient chargés pendant les années scolaires 2007-2008, 2008-2009 ou 2009-2010 et qui ne sont pas porteurs d'un titre jugé suffisant pour une formation ou un module dans le degré-guide 1 ou 2 pour laquelle/lequel ils ont obtenu respectivement, par application d'une des dispositions suivantes, une concordance d'office ou individuelle, sont censés être porteurs d'un titre jugé suffisant :
  1° l'article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  2° l'article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves;
  3° l'article 56quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  4° l'article 74quinquies du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves.
  § 4. Les mesures transitoires visées aux §§ 2 et 3 sont attribuées à partir du 1er septembre 2010, en tenant compte des dispositions suivantes :
  1° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés au § 1er, 1°, aussi longtemps qu'ils sont occupés dans l'enseignement, excepté les instituts supérieur et universités;
  2° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés au § 1er, 2°, aussi longtemps qu'ils sont occupés sans interruption dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités, et qu'ils sont financés ou subventionnés par la Communauté flamande. Pour l'application de la présente disposition, les périodes suivantes ne sont pas considérées comme interruption :
  1° les périodes de vacances scolaires;
  2° l'[1 interruption de carrière et crédit-soins]1;
  3° le service militaire;
  4° les périodes de rappel sous les armes;
  5° les congés de maladie et de maternité;
  6° les congés parentaux non rémunérés;
  7° les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité;
  8° les congés de courte durée avec maintien du traitement ou de la subvention-traitement à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social;
  9° les congés sans maintien du traitement ou de la subvention-traitement ne dépassant pas six jours ouvrables par année scolaire;
  10° une interruption d'une période ininterrompue de deux années calendrier au maximum.
  
Art.14. § 1. In afwijking op artikel 12 worden in het studiegebied algemene vorming overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
  1° uiterlijk op 31 augustus 2010 vastbenoemd zijn in de 2e graad van het secundair volwassenenonderwijs;
  2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de 2e graad in het secundair volwassenenonderwijs in de loop van de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 of 2009-2010.
  § 2. De personeelsleden, vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2010, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het vak in de 2e graad waarvoor ze vastbenoemd zijn of waarmee ze in de loop van de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 of 2009-2010 belast waren en geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor een module van de opleidingen economie, humane wetenschappen ASO2, wetenschappen, algemene vorming TSO2, opfris 2e graad ASO en opfris 2e graad TSO waarvoor ze met toepassing van één van de volgende bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs :
  1° artikel 56ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  2° artikel 74quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
  3° artikel 56quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  4° artikel 74quinquies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
  § 3. De personeelsleden vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2010, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het vak in de 2e graad waarvoor ze vastbenoemd zijn of waarmee ze in de loop van de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 of 2009-2010 belast waren en geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor een module van de opleidingen economie, humane wetenschappen ASO2, wetenschappen, algemene vorming TSO2, opfris 2e graad ASO en opfris 2e graad TSO waarvoor ze met toepassing van één van de volgende bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs :
  1° artikel 56ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  2° artikel 74quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
  3° artikel 56quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  4° artikel 74quinquies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
  § 4. De overgangsmaatregelen, vermeld in § 2 en § 3, worden toegekend vanaf 1 september 2010, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
  1° de personeelsleden, vermeld in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
  2° de personeelsleden, vermeld in § 1, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
  1° de vakantieperioden;
  2° de [1 loopbaanonderbreking en zorgkrediet]1;
  3° de militaire dienst;
  4° de perioden van wederoproeping;
  5° de ziekte- en bevallingsverloven;
  6° de onbezoldigde ouderschapsverloven;
  7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
  8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
  9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar,
  10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
  
Art.14. § 1er. Par dérogation à l'article 12, des mesures transitoires sont accordées dans la discipline 'algemene vorming' (formation générale) aux membres du personnel :
  1° étant nommés à titre définitif dans le 2e degré de l'enseignement secondaire des adultes au 31 août 2010;
  2° étant temporairement désignés à ou temporairement investis d'une charge dans le 2e degré de l'enseignement secondaire des adultes pendant les années scolaires 2007-2008, 2008-2009 et 2009-2010.
  § 2. Les membres du personnel visés au § 1er qui, sur la base de la réglementation en vigueur au 1er septembre 2010, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre requis pour le cours dans le 2e degré pour lequel ils sont nommés à titre définitif ou dont ils étaient chargés pendant les années scolaires 2007-2008, 2008-2009 ou 2009-2010 et qui ne sont pas porteurs d'un titre requis pour un module des formations 'economie', 'humane wetenschappen ASO2', 'wetenschappen', 'algemene vorming TSO2', 'opfris 2e graad ASO' et 'opfris 2e graad TSO', pour lequel ils ont obtenu respectivement, par application d'une des dispositions suivantes, une concordance d'office ou individuelle, sont censés être porteurs d'un titre requis :
  1° l'article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  2° l'article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves;
  3° l'article 56quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  4° l'article 74quinquies du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves.
  § 3. Les membres du personnel visés au § 1er qui, sur la base de la réglementation en vigueur au 1er septembre 2010, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre jugé suffisant pour le cours dans le 2e degré pour lequel ils sont nommés à titre définitif ou dont ils étaient chargés pendant les années scolaires 2007-2008, 2008-2009 ou 2009-2010 et qui ne sont pas porteurs d'un titre jugé suffisant pour un module des formations 'economie', 'humane wetenschappen ASO2', 'wetenschappen', 'algemene vorming TSO2', 'opfris 2e graad ASO' et 'opfris 2e graad TSO', pour lequel ils ont obtenu respectivement, par application d'une des dispositions suivantes, une concordance d'office ou individuelle, sont censés être porteurs d'un titre jugé suffisant :
  1° l'article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  2° l'article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves;
  3° l'article 56quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  4° l'article 74quinquies du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves.
  § 4. Les mesures transitoires visées aux §§ 2 et 3 sont attribuées à partir du 1er septembre 2010, en tenant compte des dispositions suivantes :
  1° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés au § 1er, 1°, aussi longtemps qu'ils sont occupés dans l'enseignement, excepté les instituts supérieur et universités;
  2° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés au § 1er, 2°, aussi longtemps qu'ils sont occupés sans interruption dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités, et qu'ils sont financés ou subventionnés par la Communauté flamande. Pour l'application de la présente disposition, les périodes suivantes ne sont pas considérées comme interruption :
  1° les périodes de vacances scolaires;
  2° l'[1 interruption de carrière et crédit-soins]1;
  3° le service militaire;
  4° les périodes de rappel sous les armes;
  5° les congés de maladie et de maternité;
  6° les congés parentaux non rémunérés;
  7° les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité;
  8° les congés de courte durée avec maintien du traitement ou de la subvention-traitement à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social;
  9° les congés sans maintien du traitement ou de la subvention-traitement ne dépassant pas six jours ouvrables par année scolaire;
  10° une interruption d'une période ininterrompue de deux années calendrier au maximum.
  
Art.15. § 1. Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
  1° uiterlijk op de vooravond van de datum, waarop een centrum een modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel start, vastbenoemd zijn in het secundair volwassenenonderwijs;
  2° of tijdelijk aangesteld zijn of tijdelijk belast zijn met een opdracht in het secundair volwassenenonderwijs tijdens de periode die voorafgaat aan de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs een modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel start, en die niet verder teruggaat dan de drie voorafgaande schooljaren.
  § 2. De personeelsleden, vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die van kracht was op de vooravond van de datum waarop het centrum de modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd profiel start, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het vak waarvoor ze vastbenoemd zijn of waarmee ze belast waren in de periode die voorafgaat aan de datum, waarop het centrum de modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel start, en die niet verder teruggaat dan de drie voorafgaande schooljaren, en geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor een opleiding of module waarvoor ze met toepassing van één van de volgende bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs :
  1° artikel 56ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  2° artikel 74quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
  3° artikel 56quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  4° artikel 74quinquies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
  § 3. De personeelsleden, vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die van kracht was op de vooravond van de datum waarop het centrum de modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd profiel start, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, voor het vak waarvoor ze vastbenoemd zijn of waarmee ze belast waren in de periode die voorafgaat aan de datum, waarop het centrum de modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel start, en die niet verder teruggaat dan de drie voorafgaande schooljaren, en geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor een opleiding of module waarvoor ze met toepassing van één van de volgende bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs :
  1° artikel 56ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  2° artikel 74quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
  3° artikel 56quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  4° artikel 74quinquies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
  § 4. De overgangsmaatregelen, vermeld in § 2 en § 3, worden toegekend vanaf de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel start, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
  1° de personeelsleden, vermeld in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
  2° de personeelsleden, vermeld in § 1, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
  1° de vakantieperioden;
  2° de [1 loopbaanonderbreking en zorgkrediet]1;
  3° de militaire dienst;
  4° de perioden van wederoproeping;
  5° de ziekte- en bevallingsverloven;
  6° de onbezoldigde ouderschapsverloven;
  7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
  8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
  9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar,
  10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
  
Art.15. § 1er. Des mesures transitoires sont accordées aux membres du personnel :
  1° étant nommés à titre définitif dans l'enseignement secondaire des adultes, au plus tard à la veille de la date, à laquelle un centre débute une formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand;
  2° ou étant temporairement désignés à ou temporairement investis d'une charge dans l'enseignement secondaire des adultes dans la période qui précède la date à laquelle le centre d'éducation des adultes lance une formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, et qui ne remonte à plus de trois années scolaires précédentes.
  § 2. Les membres du personnel visés au § 1er qui, sur la base de la réglementation en vigueur à la veille de la date à laquelle le centre entame la formation modulaire sur la base d'un profil approuvé par le Gouvernement flamand, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre requis pour le cours pour lequel ils sont nommés à titre définitif ou dont ils étaient chargés pendant la période précédant la date à laquelle le centre entame la formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, et qui ne remonte à plus de trois années scolaires précédentes, et qui ne sont pas porteurs d'un titre requis pour une formation ou un module pour laquelle/lequel ils ont obtenu respectivement, par application d'une des dispositions suivantes, une concordance d'office ou individuelle, sont censés être porteurs d'un titre requis :
  1° l'article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  2° l'article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves;
  3° l'article 56quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  4° l'article 74quinquies du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves.
  § 3. Les membres du personnel visés au § 1er qui, sur la base de la réglementation en vigueur à la veille de la date à laquelle le centre entame la formation modulaire sur la base d'un profil approuvé par le Gouvernement flamand, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre jugé suffisant pour le cours pour lequel ils sont nommés à titre définitif ou dont ils étaient chargés pendant la période précédant la date à laquelle le centre entame la formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, et qui ne remonte à plus de trois années scolaires précédentes, et qui ne sont pas porteurs d'un titre jugé suffisant pour une formation ou un module pour laquelle/lequel ils ont obtenu respectivement, par application d'une des dispositions suivantes, une concordance d'office ou individuelle, sont censés être porteurs d'un titre jugé suffisant :
  1° l'article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  2° l'article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves;
  3° l'article 56quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
  4° l'article 74quinquies du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves.
  § 4. Les mesures transitoires, visées aux §§ 2 et 3, sont accordées à partir de la date à laquelle le centre d'éducation des adultes entame la formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, tout en tenant compte des dispositions ci-dessous :
  1° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés au § 1er, 1°, aussi longtemps qu'ils sont occupés dans l'enseignement, excepté les instituts supérieur et universités;
  2° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés au § 1er, 2°, aussi longtemps qu'ils sont occupés sans interruption dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités, et qu'ils sont financés ou subventionnés par la Communauté flamande. Pour l'application de la présente disposition, les périodes suivantes ne sont pas considérées comme interruption :
  1° les périodes de vacances scolaires;
  2° l'[1 interruption de carrière et crédit-soins]1;
  3° le service militaire;
  4° les périodes de rappel sous les armes;
  5° les congés de maladie et de maternité;
  6° les congés parentaux non rémunérés;
  7° les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité;
  8° les congés de courte durée avec maintien du traitement ou de la subvention-traitement à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social;
  9° les congés sans maintien du traitement ou de la subvention-traitement ne dépassant pas six jours ouvrables par année scolaire;
  10° une interruption d'une période ininterrompue de deux années calendrier au maximum.
  
Art. 15/1. [1 Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
   1° uiterlijk aan de vooravond van de datum waarop een centrum voor volwassenenonderwijs een modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel start ter vervanging van een andere modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel, vastbenoemd zijn in het secundair volwassenenonderwijs;
   2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast zijn met een opdracht in het secundair volwassenenonderwijs tijdens een periode van maximaal drie schooljaren voorafgaand aan de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs een modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel start ter vervanging van een andere modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel.
   De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was aan de vooravond van de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd profiel start ter vervanging van een andere modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de opleiding of module waarvoor ze vastbenoemd zijn of waarmee ze belast waren in een periode van maximaal drie schooljaren voorafgaand aan de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel start ter vervanging van een andere modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel, en geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor de opleiding of module waarvoor ze met toepassing van een van de volgende bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs :
   1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
   2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
   3° artikel 56quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
   4° artikel 74quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
   De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was aan de vooravond van de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd profiel start ter vervanging van een andere modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, voor de opleiding of module waarvoor ze vastbenoemd zijn of waarmee ze belast waren in een periode van maximaal drie schooljaren voorafgaand aan de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel start ter vervanging van een andere modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel, en geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor de opleiding of module waarvoor ze met toepassing van een van de volgende bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs :
   1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
   2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
   3° artikel 56quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
   4° artikel 74quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
   De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede en derde lid, worden toegekend vanaf de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel start ter vervanging van een andere modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
   1° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en universiteiten;
   2° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en universiteiten, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. De volgende perioden worden daarbij niet als een onderbreking beschouwd :
   a) de vakantieperioden;
   b) de [2 loopbaanonderbreking en zorgkrediet]2;
   c) de militaire dienst;
   d) de perioden van wederoproeping;
   e) de ziekte- en bevallingsverloven;
   f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
   g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
   h) de verloven van korte duur met behoud van salaris of salaristoelage ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
   i) de verloven zonder behoud van salaris of salaristoelage voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
   j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.]1

  
Art. 15/1. [1 Des mesures transitoires sont accordées aux membres du personnel :
   1° étant nommés à titre définitif dans l'enseignement secondaire des adultes, au plus tard à la veille de la date à laquelle un centre d'éducation des adultes lance une formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, à titre de remplacement d'une autre formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand;
   2° étant temporairement désignés à ou temporairement investis d'une charge dans l'enseignement secondaire des adultes dans la période de trois années scolaires au maximum qui précède la date à laquelle le centre d'éducation des adultes lance une formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, à titre de remplacement d'une autre formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand.
   Les membres du personnel visés à l'alinéa premier qui, sur la base de la réglementation en vigueur à la veille de la date à laquelle le centre entame la formation modulaire sur la base d'un profil approuvé par le Gouvernement flamand, à titre de remplacement d'une autre formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre requis pour la formation ou le module pour laquelle/lequel ils sont nommés à titre définitif ou dont ils étaient chargés pendant la période de trois années scolaires au maximum précédant la date à laquelle le centre entame la formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, à titre de remplacement d'une autre formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, et qui ne sont pas porteurs d'un titre requis pour une formation ou un module pour laquelle/lequel ils ont obtenu respectivement, en application d'une des dispositions suivantes, une concordance d'office ou individuelle, sont censés être porteurs d'un titre requis :
   1° l'article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
   2° l'article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné;
   3° l'article 56quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
   4° l'article 74quinquies du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné.
   Les membres du personnel visés à l'alinéa premier qui, sur la base de la réglementation en vigueur à la veille de la date à laquelle le centre entame la formation modulaire sur la base d'un profil approuvé par le Gouvernement flamand, à titre de remplacement d'une autre formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre jugé suffisant pour la formation ou le module pour laquelle/lequel ils sont nommés à titre définitif ou dont ils étaient chargés pendant la période de trois années scolaires au maximum précédant la date à laquelle le centre entame la formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, à titre de remplacement d'une autre formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, et qui ne sont pas porteurs d'un titre jugé suffisant pour une formation ou un module pour laquelle/lequel ils ont obtenu respectivement, en application d'une des dispositions suivantes, une concordance d'office ou individuelle, sont censés être porteurs d'un titre jugé suffisant :
   1° l'article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
   2° l'article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné;
   3° l'article 56quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire;
   4° l'article 74quinquies du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné.
   Les mesures transitoires, visées aux alinéas deux et trois, sont accordées à partir de la date à laquelle le centre d'éducation des adultes lance une formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, à titre de remplacement d'une autre formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, compte tenu des dispositions suivantes :
   1° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés à l'alinéa premier, 1°, aussi longtemps qu'ils sont occupés dans l'enseignement, à l'exception des instituts supérieurs et des universités;
   2° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés à l'alinéa premier, 2°, aussi longtemps qu'ils sont occupés sans interruption dans l'enseignement, à l'exception des instituts supérieurs et des universités, et qu'ils sont financés ou subventionnés par la Communauté flamande. Les périodes suivantes ne sont pas considérées comme une interruption :
   a) les périodes de vacances;
   b) l'[2 interruption de carrière et crédit-soins]2;
   c) le service militaire;
   d) les périodes de rappel sous les armes;
   e) les congés de maladie et de maternité;
   f) les congés parentaux non rémunérés;
   g) les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité;
   h) les congés de courte durée avec maintien du traitement ou de la subvention-traitement à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social;
   i) les congés sans maintien du traitement ou de la subvention-traitement ne dépassant pas six jours ouvrables par année scolaire;
   j) une interruption d'une période continue de deux années calendaires au maximum.]1

  
Art. 15/2. [1 Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die:
   1° ten laatste op 31 januari 2014 vastbenoemd zijn in de opleiding afgeknoopte draden, de opleiding borduren, de opleiding doorlopende draden of de opleiding naaldkant;
   2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de opleiding afgeknoopte draden, de opleiding borduren, de opleiding doorlopende draden of de opleiding naaldkant in de loop van de schooljaren 2010-2011, 2011-2012, 2012-2013 of tijdens de periode van 1 september 2013 tot en met 31 januari 2014.
   De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 februari 2014, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de opleidingen afgeknoopte draden, borduren, doorlopende draden en naaldkant en die vanaf 1 februari 2014 geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor die vier opleidingen, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor die vier opleidingen.
   De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, worden toegekend op 1 februari 2014, rekening houdend met de onderstaande bepalingen:
   1° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
   2° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd:
   1° de vakantieperioden;
   2° de [2 loopbaanonderbreking en zorgkrediet]2;
   3° de militaire dienst;
   4° de perioden van wederoproeping;
   5° de ziekte- en bevallingsverloven;
   6° de onbezoldigde ouderschapsverloven;
   7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
   8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
   9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
   10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.]1

  
Art. 15/2. [1 Des mesures transitoires sont accordées aux membres du personnel :
   1° étant nommés à titre définitif dans la formation " afgeknoopte draden ", la formation " borduren ", la formation " doorlopende draden " ou la formation " naaldkant " au plus tard le 31 janvier 2014 ;
   2° ayant été temporairement désignés à ou temporairement investis d'une charge dans la formation " afgeknoopte draden ", la formation " borduren ", la formation " doorlopende draden " ou la formation " naaldkant " dans le courant des années scolaires 21010-2011, 2011-2012, 2012-2013 ou dans la période du 1er septembre 2013 au 31 janvier 2014.
   Les membres du personnel visés à l'alinéa premier qui, sur la base de la réglementation en vigueur avant le 1er février 2014, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre requis pour les formations " afgeknoopte draden ", " borduren ", " doorlopende draden " et " naaldkant " et qui, à compter du 1er février 2014, ne sont plus porteurs d'un titre requis pour ces quatre formations, sont censés être porteurs d'un titre requis pour ces quatre formations.
   Les mesures transitoires visées au deuxième alinéa sont attribuées le 1er février 2014, en tenant compte des dispositions suivantes :
   1° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés à l'alinéa premier, 1°, aussi longtemps qu'ils sont occupés dans l'enseignement, excepté les instituts supérieur et universités ;
   2° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés à l'alinéa premier, 2°, aussi longtemps qu'ils sont occupés sans interruption dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités, et qu'ils sont financés ou subventionnés par la Communauté flamande. Pour l'application de la présente disposition, les périodes suivantes ne sont pas considérées comme interruption :
   1° les périodes de vacances scolaires ;
   2° l'[2 interruption de carrière et crédit-soins]2 ;
   3° le service militaire ;
   4° les périodes de rappel sous les armes ;
   5° les congés de maladie et de maternité ;
   6° les congés parentaux non rémunérés ;
   7° les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité ;
   8° les congés de courte durée avec maintien du traitement ou de la subvention-traitement à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social ;
   9° les congés sans maintien du traitement ou de la subvention-traitement ne dépassant pas six jours ouvrables au maximum par année scolaire ;
   10° une interruption d'une période ininterrompue de deux années calendaires au maximum.]1

  
Art. 15/3. [1 Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die:
   1° ten laatste op 31 augustus 2014 vastbenoemd zijn in de modules actuele tendensen in de ouderenzorg 1, actuele tendensen in de ouderenzorg 2, begeleiden van personen met dementie of zorg voor het levenseinde van de opleiding begeleider-animator voor bejaarden;
   2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de modules actuele tendensen in de ouderenzorg 1, actuele tendensen in de ouderenzorg 2, begeleiden van personen met dementie of zorg voor het levenseinde van de opleiding begeleider-animator voor bejaarden in de loop van de schooljaren 2011-2012, 2012-2013 of 2013-2014.
   De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2014, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de modules actuele tendensen in de ouderenzorg 1, actuele tendensen in de ouderenzorg 2, begeleiden van personen met dementie of zorg voor het levenseinde van de opleiding begeleider-animator voor bejaardenen die vanaf 1 september 2014 geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor die vier modules, worden geacht alsnog in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor die vier modules.
   De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, worden toegekend op 1 september 2014, rekening houdend met de onderstaande bepalingen:
   1° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
   2° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd:
   a) de vakantieperioden;
   b) de [2 loopbaanonderbreking en zorgkrediet]2;
   c) de militaire dienst;
   d) de perioden van wederoproeping;
   e) de ziekte- en bevallingsverloven;
   f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
   g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
   h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
   i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
   j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.]1

  
Art. 15/3. [1 Des mesures transitoires sont accordées aux membres du personnel :
   1° étant nommés à titre définitif au plus tard le 31 août 2014 dans les modules " actuele tendensen in de ouderenzorg 1 ", " actuele tendensen in de ouderenzorg 2 ", " begeleiden van personen met dementie " ou " zorg voor het levenseinde " de la formation " begeleider-animator voor bejaarden " ;
   2° ayant été désignés temporairement ou chargés temporairement d'une charge dans les modules " actuele tendensen in de ouderenzorg 1 ", " actuele tendensen in de ouderenzorg 2 ", " begeleiden van personen met dementie " ou " zorg voor het levenseinde " de la formation " begeleider-animator voor bejaarden " au cours des années scolaires 2011-2012, 2012-2013 ou 2013-2014.
   Les membres du personnel visés à l'alinéa premier qui, sur la base de la réglementation en vigueur avant le 1er septembre 2014, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre requis pour les modules " actuele tendensen in de ouderenzorg 1 ", " actuele tendensen in de ouderenzorg 2 ", " begeleiden van personen met dementie " ou " zorg voor het levenseinde " de la formation " begeleider-animator voor bejaarden ", à compter du 1er septembre 2014, ne sont plus porteurs d'un titre requis pour ces quatre modules, sont censés être encore porteurs d'un titre requis pour ces quatre formations.
   Les mesures transitoires visées au deuxième alinéa sont attribuées le 1er septembre 2014, en tenant compte des dispositions suivantes :
   1° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés à l'alinéa premier, 1°, aussi longtemps qu'ils sont occupés dans l'enseignement, excepté les instituts supérieur et universités ;
   2° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés à l'alinéa premier, 2°, aussi longtemps qu'ils sont occupés sans interruption dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités, et qu'ils sont financés ou subventionnés par la Communauté flamande. Pour l'application de la présente disposition, les périodes suivantes ne sont pas considérées comme interruption :
   a) les périodes de vacances ;
   b) l'[2 interruption de carrière et crédit-soins]2 ;
   c) le service militaire ;
   d) les périodes de rappel sous les armes ;
   e) les congés de maladie et de maternité ;
   f) les congés parentaux non rémunérés ;
   g) les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité ;
   h) les congés de courte durée avec maintien du traitement ou de la subvention-traitement à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social ;
   i) les congés sans maintien du traitement ou de la subvention-traitement ne dépassant pas six jours ouvrables au maximum par année scolaire ;
   j) une interruption d'une période continue de deux années calendaires au maximum.]1

  
Art. 15/4. [1 Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die :
   1° uiterlijk op de dag vóór de datum waarop een centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleidingen gids of reisleider op basis van het door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofiel start ter vervanging van de vorige modulaire opleidingen gids of reisleider op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel, vastbenoemd zijn in het ambt van lector als titularis van een betrekking in de opleiding reisleider of in de opleiding gids;
   2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast zijn met een opdracht in het ambt van lector in de opleiding reisleider of in de opleiding gids tijdens een periode van maximaal een schooljaar dat voorafgaat aan de datum waarop een centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleidingen gids of reisleider op basis van het door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofiel start ter vervanging van de vorige modulaire opleidingen gids of reisleider op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel.
   De personeelsleden vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was op de dag vóór de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleidingen gids of reisleider op basis van het door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofiel start ter vervanging van de vorige modulaire opleidingen gids of reisleider op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van lector en geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor de opleidingen gids of reisleider in het secundair volwassenenonderwijs waarvoor ze met toepassing van een van de volgende bepalingen een ambtshalve concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, overeenkomstig :
   1° artikel 56ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
   2° artikel 74quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
   De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, gelden vanaf de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleidingen gids of reisleider op basis van het door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofiel start ter vervanging van de vorige modulaire opleidingen gids of reisleider op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
   1° voor de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 1°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
   2° voor de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 2°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
   a) de vakantieperioden;
   b) de [2 loopbaanonderbreking en zorgkrediet]2;
   c) de militaire dienst;
   d) de perioden van wederoproeping;
   e) de ziekte- en bevallingsverloven;
   f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
   g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
   h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
   i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
   j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.]1

  
Art.15/4. [1 Des mesures transitoires s'appliquent aux membres du personnel qui :
   1° au plus tard au jour avant la date à laquelle un centre d'éducation des adultes lance des formations modulaires de guide ou d'accompagnateur sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand pour remplacer les formations modulaires précédentes de guide ou d'accompagnateur sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, sont nommés dans la fonction de maître de conférence comme titulaire d'un emploi dans la formation d'accompagnateur ou dans la formation de guide ;
   2° sont désignés ou délégués à titre temporaire pour exercer la fonction de maître de conférences dans la formation d'accompagnateur ou la formation de guide pendant une période maximale d'une année scolaire précédant la date à laquelle un centre d'éducation des adultes lance les formations modulaires de guide ou d'accompagnateur sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand pour remplacer les formations modulaires précédentes de guide ou d'accompagnateur sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand.
   Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er qui, sur la base de la réglementation en vigueur au jour avant la date de lancement des formations modulaires sur la base d'un profil approuvé par le Gouvernement flamand pour remplacer les formations modulaires précédentes de guide ou d'accompagnateur sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre jugé suffisant pour la fonction de maître de conférence et ne sont pas porteurs d'un titre jugé suffisant pour des formations modulaires de guide ou d'accompagnateur dans l'enseignement secondaire des adultes pour lesquelles ils ont obtenu en application d'une des dispositions suivantes, une concordance d'office, sont censés être porteurs d'un titre jugé suffisant conformément à :
   1° l'article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire ;
   2° l'article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves.
   Les mesures transitoires visées à l'alinéa 2 seront d'application à la date à laquelle le centre d'éducation des adultes lance les formations modulaires de guide ou d'accompagnateur sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand pour remplacer les formations modulaires précédentes de guide ou d'accompagnateur sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, compte tenu des dispositions suivantes :
   1° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés à l'alinéa 1er, 1°, aussi longtemps qu'ils seront occupés dans l'enseignement, excepté les instituts supérieur et universités ;
   2° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés à l'alinéa 1er, 2°, aussi longtemps qu'ils seront occupés sans interruption dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités, et qu'ils seront financés ou subventionnés par la Communauté flamande. Pour l'application de la présente disposition, les périodes suivantes ne sont pas considérées comme interruption :
   a) les périodes de vacances ;
   b) l'[2 interruption de carrière et crédit-soins]2 ;
   c) le service militaire ;
   d) les périodes de rappel sous les armes ;
   e) les congés de maladie et de maternité ;
   f) les congés parentaux non rémunérés ;
   g) les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité ;
   h) les congés de courte durée avec maintien du traitement ou de la subvention-traitement à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social ;
   i) les congés sans maintien du traitement ou de la subvention-traitement ne dépassant pas six jours ouvrables au maximum par année scolaire ;
   j) une interruption d'une période continue de deux années calendaires au maximum.]1

  
Art.15/5. [1 Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die:
   1° uiterlijk op 31 augustus 2019 vastbenoemd zijn in de opleiding breien;
   2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de opleiding breien in de loop van de schooljaren 2016-2017, 2017-2018 of 2018-2019.
   De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2019, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de opleiding breien en die vanaf 1 september 2019 geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor die opleiding breien, worden geacht alsnog in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de opleiding breien.
   De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, worden toegekend op 1 september 2019, rekening houdend met de onderstaande bepalingen:
   1° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
   2° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd:
   a) de vakantieperioden;
   b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
   c) de militaire dienst;
   d) de perioden van wederoproeping;
   e) de ziekte- en bevallingsverloven;
   f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
   g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
   h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
   i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
   j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.]1

  
Art.15/5. [1 Des mesures transitoires s'appliquent aux membres du personnel étant :
   1° nommés à titre définitif dans la formation " breien " au plus tard le 31 août 2019 ;
   2° temporairement désignés à ou temporairement investis d'une charge dans la formation " breien " pendant les années scolaires 2016-2017, 2017-2018 ou 2018-2019.
   Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er qui, sur la base de la réglementation en vigueur avant le 1er septembre 2019, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre requis pour la formation " breien " et qui, à compter du 1er septembre 2019, ne sont plus porteurs d'un titre requis pour cette formation " breien ", sont censés être porteurs d'un titre requis pour la formation " breien ".
   Les mesures transitoires visées à l'alinéa 2 sont attribuées le 1er septembre 2019, en tenant compte des dispositions suivantes :
   1° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés à l'alinéa 1er, 1°, aussi longtemps qu'ils sont occupés dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités ;
   2° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés à l'alinéa 1er, 2°, aussi longtemps qu'ils restent occupés sans interruption dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités, et qu'ils sont financés ou subventionnés par la Communauté flamande. Pour l'application de la présente disposition, les périodes suivantes ne sont pas considérées comme interruption :
   a) les périodes de vacances ;
   b) l'interruption de carrière et le crédit-soins ;
   c) le service militaire ;
   d) les périodes de rappel sous les armes ;
   e) les congés de maladie et de maternité ;
   f) les congés parentaux non rémunérés ;
   g) les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité ;
   h) les congés de courte durée avec maintien du traitement (ou de la subvention-traitement) à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social ;
   i) les congés sans maintien du traitement (ou de la subvention-traitement) ne dépassant pas six jours ouvrables au maximum par année scolaire ;
   j) une interruption d'une période continue de deux années calendaires au maximum.]1

  
Art.15/6. [1 Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die:
   1° uiterlijk op 31 augustus 2019 vastbenoemd zijn in de [2 module AAV Nederlands Basis of de module AAV Nederlands M1 of de module AAV Nederlands M2]2;
   2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de [2 module AAV Nederlands Basis of de module AAV Nederlands M1 of de module AAV Nederlands M2]2 in de loop van de schooljaren 2016-2017, 2017-2018 of 2018-2019.
   De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2019, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de [2 module AAV Nederlands Basis of de module AAV Nederlands M1 of de module AAV Nederlands M2]2 en die vanaf 1 september 2019 geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor die [2 module AAV Nederlands Basis of de module AAV Nederlands M1 of de module AAV Nederlands M2]2, worden geacht alsnog in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de [2 module AAV Nederlands Basis of de module AAV Nederlands M1 of de module AAV Nederlands M2]2.
   De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, worden toegekend op 1 september 2019, rekening houdend met de onderstaande bepalingen:
   1° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
   2° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd:
   a) de vakantieperioden;
   b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
   c) de militaire dienst;
   d) de perioden van wederoproeping;
   e) de ziekte- en bevallingsverloven;
   f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
   g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
   h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
   i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
   j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.]1

  
Art.15/6. [1 Des mesures transitoires s'appliquent aux membres du personnel étant :
   1° nommés à titre définitif dans le [2 " module AAV Nederlands Basis of de module AAV Nederlands M1 of de module AAV Nederlands M2 "]2 au plus tard le 31 août 2019 ;
   2° temporairement désignés à ou temporairement investis d'une charge dans le [2 " module AAV Nederlands Basis of de module AAV Nederlands M1 of de module AAV Nederlands M2 "]2 pendant les années scolaires 2016-2017, 2017-2018 ou 2018-2019.
   Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er qui, sur la base de la réglementation en vigueur avant le 1er septembre 2019, étaient porteurs, par disposition organique ou par mesure transitoire, d'un titre requis pour le [2 " module AAV Nederlands Basis of de module AAV Nederlands M1 of de module AAV Nederlands M2 "]2 et qui, à compter du 1er septembre 2019, ne sont plus porteurs d'un titre requis pour ce [2 " module AAV Nederlands Basis of de module AAV Nederlands M1 of de module AAV Nederlands M2 "]2, sont censés être porteurs d'un titre requis pour le [2 " module AAV Nederlands Basis of de module AAV Nederlands M1 of de module AAV Nederlands M2 "]2.
   Les mesures transitoires visées à l'alinéa 2 sont attribuées le 1er septembre 2019 en tenant compte des dispositions suivantes :
   1° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés à l'alinéa 1er, 1°, aussi longtemps qu'ils restent occupés dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités ;
   2° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés à l'alinéa 1er, 2°, aussi longtemps qu'ils restent occupés sans interruption dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités, et qu'ils sont financés ou subventionnés par la Communauté flamande. Pour l'application de la présente disposition, les périodes suivantes ne sont pas considérées comme interruption :
   a) les périodes de vacances ;
   b) l'interruption de carrière et le crédit-soins ;
   c) le service militaire ;
   d) les périodes de rappel sous les armes ;
   e) les congés de maladie et de maternité ;
   f) les congés parentaux non rémunérés ;
   g) les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité ;
   h) les congés de courte durée avec maintien du traitement (ou de la subvention-traitement) à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social ;
   i) les congés sans maintien du traitement (ou de la subvention-traitement) ne dépassant pas six jours ouvrables au maximum par année scolaire ;
   j) une interruption d'une période continue de deux années calendaires au maximum.]1

  
Art.15/7. [1 Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die:
   1° uiterlijk op de dag vóór de datum waarop een centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding masseur start ter vervanging van de vorige modulaire opleiding masseur, vastbenoemd zijn in de opleiding masseur of de uitbreidingsmodule werken met aromatische oliën;
   2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de opleiding masseur of de uitbreidingsmodule werken met aromatische oliën tijdens een periode van maximaal drie schooljaren die voorafgaan aan de datum waarop een centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding masseur start ter vervanging van de vorige modulaire opleiding masseur.
   De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was op de dag vóór de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding masseur start ter vervanging van de vorige modulaire opleiding masseur, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de opleiding masseur of de uitbreidingsmodule werken met aromatische oliën en die vanaf de dag dat het voormelde centrum voor volwassenenonderwijs de nieuwe opleiding masseur opstart, geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor de voormelde opleiding masseur of de voormelde uitbreidingsmodule werken met aromatische oliën, worden geacht alsnog in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor hetzij de opleiding masseur, hetzij de uitbreidingsmodule werken met aromatische oliën.
   De overgangsmaatregelen, vermeld in het eerste en tweede lid, gelden vanaf de datum waarop het voormelde centrum voor volwassenenonderwijs de nieuwe opleiding masseur opstart. De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, blijven de voormelde overgangsmaatregelen na die datum behouden, ook als ze uit dienst treden en daarna opnieuw in dienst treden.]1

  
Art.15/7. [1 Des mesures transitoires s'appliquent aux membres du personnel qui :
   1° ont été nommés à titre définitif dans la formation de masseur ou dans le module d'extension utilisation d'huiles aromatiques au plus tard le jour qui précède la date à laquelle un centre d'éducation des adultes commence la formation modulaire de masseur en remplacement de la précédente formation modulaire de masseur ;
   2° ont été temporairement désignés ou chargés d'une mission dans la formation de masseur ou dans le module d'extension utilisation d'huiles aromatiques au cours d'une période de trois années scolaires maximum qui précèdent la date à laquelle un centre d'éducation des adultes commence la formation modulaire de masseur en remplacement de la précédente formation modulaire de masseur.
   Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er, qui, sur la base de la réglementation en vigueur le jour qui précède la date à laquelle le centre d'éducation des adultes commence la formation modulaire de masseur en remplacement de la précédente formation modulaire de masseur, soit organiquement, soit par le biais de mesures transitoires, étaient titulaires d'un titre requis pour la formation de masseur ou pour le module d'extension utilisation d'huiles aromatiques et qui, à partir du jour où le centre d'éducation des adultes précité commence la nouvelle formation modulaire de masseur ne sont plus titulaires du titre requis pour la formation de masseur précitée ou pour le module d'extension utilisation d'huiles aromatiques précité, sont réputés être encore titulaires d'un titre requis pour la formation de masseur ou pour le module d'extension utilisation d'huiles aromatiques.
   Les mesures transitoires visées aux alinéas 1er et 2, s'appliquent à partir de la date à laquelle le centre d'éducation des adultes précité commence la nouvelle formation de masseur. Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er, conservent les mesures transitoires précitées après cette date, même s'ils quittent le service et y entrent à nouveau par la suite.]1

  
Art.15/8. [1 Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die:
   1° uiterlijk op de dag vóór de datum waarop een centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding nagelstylist start ter vervanging van de vorige modulaire opleiding nagelstylist, vastbenoemd zijn in de opleiding nagelstylist;
   2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de opleiding nagelstylist tijdens een periode van maximaal drie schooljaren die voorafgaan aan de datum waarop een centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding nagelstylist start ter vervanging van de vorige modulaire opleiding nagelstylist.
   De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was op de dag vóór de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding nagelstylist start ter vervanging van de vorige modulaire opleiding nagelstylist, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de vorige opleiding nagelstylist en die vanaf de dag dat het voormelde centrum voor volwassenenonderwijs de nieuwe opleiding nagelstylist opstart, geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor die opleiding nagelstylist, worden geacht alsnog in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de opleiding nagelstylist.
   De overgangsmaatregelen, vermeld in het eerste en tweede lid, gelden vanaf de datum waarop het voormelde centrum voor volwassenenonderwijs de nieuwe opleiding nagelstylist opstart. De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, blijven de voormelde overgangsmaatregelen na die datum behouden, ook als ze uit dienst treden en daarna opnieuw in dienst treden.]1

  
Art.15/8. [1 Des mesures transitoires s'appliquent aux membres du personnel qui :
   1° ont été nommés à titre définitif dans la formation de styliste ongulaire au plus tard le jour qui précède la date à laquelle un centre d'éducation des adultes commence la formation modulaire de styliste ongulaire en remplacement de la précédente formation modulaire de styliste ongulaire ;
   2° ont été temporairement désignés ou chargés d'une mission dans la formation de styliste ongulaire au cours d'une période de trois années scolaires maximum qui précèdent la date à laquelle un centre d'éducation des adultes commence la formation modulaire de styliste ongulaire en remplacement de la précédente formation modulaire de styliste ongulaire.
   Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er, qui, sur la base de la réglementation en vigueur le jour qui précède la date à laquelle le centre d'éducation des adultes commence la formation modulaire de styliste ongulaire en remplacement de la précédente formation modulaire de styliste ongulaire, soit organiquement, soit par le biais de mesures transitoires, étaient titulaires d'un titre requis pour la formation précédente de styliste ongulaire et qui, à partir du jour où le centre d'éducation des adultes précité commence la nouvelle formation de styliste ongulaire ne sont plus titulaires du titre requis pour la formation de styliste ongulaire, sont réputés être encore titulaires d'un titre requis pour la formation de styliste ongulaire.
   Les mesures transitoires visées aux alinéas 1er et 2, s'appliquent à partir de la date à laquelle le centre d'éducation des adultes précité commence la nouvelle formation de styliste ongulaire. Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er, conservent les mesures transitoires précitées après cette date, même s'ils quittent le service et y entrent à nouveau par la suite.]1

  
Art.15/9. [1 Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die:
   1° uiterlijk op de dag vóór de datum waarop een centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleidingen schoonheidsspecialist, schoonheidsspecialist-salonverantwoordelijke of schoonheidsspecialist-adviseur start ter vervanging van de modulaire opleidingen schoonheidsspecialist of schoonheidsspecialist-salonbeheerder, vastbenoemd zijn in een van de volgende modules:
   a) de module handverzorging;
   b) de module lichaamsmassage;
   c) de module ontharingstechnieken;
   2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in een van de modules, vermeld in punt 1°, a) tot en met c), tijdens een periode van maximaal drie schooljaren die voorafgaan aan de datum waarop een centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleidingen schoonheidsspecialist, schoonheidsspecialist- salonverantwoordelijke of schoonheidsspecialist-adviseur start ter vervanging van de modulaire opleidingen schoonheidsspecialist of schoonheidsspecialist-salonbeheerder.
   De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was op de dag vóór de datum waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleidingen schoonheidsspecialist, schoonheidsspecialist-salonverantwoordelijke of schoonheidsspecialist-adviseur start ter vervanging van de modulaire opleidingen schoonheidsspecialist of schoonheidsspecialist-salonbeheerder, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor een van de modules, vermeld in het eerste lid, 1°, a) tot en met c), en die vanaf de dag dat het voormelde centrum voor volwassenenonderwijs de nieuwe opleidingen schoonheidsspecialist, schoonheidsspecialist-salonverantwoordelijke of schoonheidsspecialist-adviseur opstart, geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor een van de modules, vermeld in het eerste lid, 1°, a) tot en met c), worden geacht alsnog in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor een van de modules, vermeld in het eerste lid, 1°, a) tot en met c).
   De overgangsmaatregelen, vermeld in het eerste en tweede lid, gelden vanaf de datum waarop het voormelde centrum voor volwassenenonderwijs de nieuwe opleidingen schoonheidsspecialist, schoonheidsspecialist-salonverantwoordelijke of schoonheidsspecialist-adviseur opstart. De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, blijven de voormelde overgangsmaatregelen na die datum behouden, ook als ze uit dienst treden en daarna opnieuw in dienst treden.]1

  
Art.15/9. [1 Des mesures transitoires s'appliquent aux membres du personnel qui :
   1° ont été nommés à titre définitif dans l'un des modules suivants au plus tard le jour qui précède la date à laquelle un centre d'éducation des adultes commence les formations modulaires d'esthéticien, d'esthéticien-responsable de salon ou d'esthéticien-conseiller en remplacement des formations modulaires d'esthéticien ou d'esthéticien-gérant de salon :
   a) le module manucure ;
   b) le module massage corporel ;
   c) le module techniques d'épilation ;
   2° ont été temporairement désignés ou chargés d'une mission dans l'un des modules visés au point 1°, a) à c), au cours d'une période de trois années scolaires maximum qui précèdent la date à laquelle un centre d'éducation des adultes commence les formations modulaires d'esthéticien, d'esthéticien-responsable de salon ou d'esthéticien-conseiller en remplacement des formations modulaires d'esthéticien ou d'esthéticien-gérant de salon.
   Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er, qui, sur la base de la réglementation en vigueur le jour qui précède la date à laquelle le centre d'éducation des adultes commence les formations modulaires d'esthéticien, d'esthéticien-responsable de salon ou d'esthéticien-conseiller en remplacement des formations modulaires d'esthéticien ou d'esthéticien-gérant de salon, soit organiquement, soit par le biais de mesures transitoires, étaient titulaires d'un titre requis pour l'un des modules visés à l'alinéa 1er, 1°, a) à c), et qui, à partir du jour où le centre d'éducation des adultes précité commence les nouvelles formations d'esthéticien, d'esthéticien-responsable de salon ou d'esthéticien-conseiller, ne sont plus titulaires du titre requis pour l'un des modules visés à l'alinéa 1er, 1°, a) à c), sont réputés être encore titulaires d'un titre requis pour l'un des modules visés à l'alinéa 1er, 1°, a) à c).
   Les mesures transitoires visées aux alinéas 1er et 2, s'appliquent à partir de la date à laquelle le centre d'éducation des adultes précité commence les nouvelles formations d'esthéticien, d'esthéticien-responsable de salon ou d'esthéticien-conseiller. Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er, conservent ces mesures transitoires après cette date, même s'ils quittent le service et y entrent à nouveau par la suite.]1

  
Art.16. § 1. Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de directeurs die op 31 augustus 2010 titularis waren van het ambt van directeur en houder zijn van een bekwaamheidsbewijs van ten minste PBA, aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid. Zij worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs.
  § 2. De overgangsmaatregelen worden toegekend op 1 september 2010, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
  1° de vast benoemde directeurs behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
  2° de tijdelijke directeurs behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
  Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
  1° de vakantieperioden;
  2° de [1 loopbaanonderbreking en zorgkrediet]1;
  3° de militaire dienst;
  4° de perioden van wederoproeping;
  5° de ziekte- en bevallingsverloven;
  6° de onbezoldigde ouderschapsverloven;
  7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
  8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
  9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar,
  10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
  
Art.16. § 1er. Des mesures transitoires sont accordées aux directeurs qui, au 31 août 2010, étaient titulaires de la fonction de directeur et qui sont porteurs d'un titre d'au moins PBA, complété d'un certificat d'aptitude professionnelle. Ils sont censés être porteurs d'un titre requis.
  § 2. Les mesures transitoires sont attribuées le 1er septembre 2010, en tenant compte des dispositions suivantes :
  1° ces mesures transitoires restent applicables aux directeurs nommés à titre définitif, aussi longtemps qu'ils sont occupés dans l'enseignement, excepté les instituts supérieur et universités;
  2° ces mesures transitoires sont applicables aux directeurs temporaires aussi longtemps qu'ils sont occupés sans interruption dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités, et qu'ils sont financés ou subventionnés par la Communauté flamande.
  Pour l'application de la présente disposition, les périodes suivantes ne sont pas considérées comme interruption :
  1° les périodes de vacances scolaires;
  2° l'[1 interruption de carrière et crédit-soins]1;
  3° le service militaire;
  4° les périodes de rappel sous les armes;
  5° les congés de maladie et de maternité;
  6° les congés parentaux non rémunérés;
  7° les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité;
  8° les congés de courte durée avec maintien du traitement ou de la subvention-traitement à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social;
  9° les congés sans maintien du traitement ou de la subvention-traitement ne dépassant pas six jours ouvrables par année scolaire;
  10° une interruption d'une période ininterrompue de deux années calendrier au maximum.
  
Art.17. § 1. Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de adjunct-directeurs van het hoger beroepsonderwijs en/of de specifieke lerarenopleiding die op 31 augustus 2010 titularis waren van het ambt van adjunct-directeur en houder zijn van een bekwaamheidsbewijs van ten minste PBA, aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid. Zij worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs.
  § 2. De overgangsmaatregelen worden toegekend op 1 september 2010, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
  1° de vast benoemde adjunct-directeurs behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
  2° de tijdelijke adjunct-directeurs behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
  Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
  1° de vakantieperioden;
  2° de [1 loopbaanonderbreking en zorgkrediet]1;
  3° de militaire dienst;
  4° de perioden van wederoproeping;
  5° de ziekte- en bevallingsverloven;
  6° de onbezoldigde ouderschapsverloven;
  7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
  8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
  9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar,
  10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
  
Art.17. § 1er. Des mesures transitoires sont accordées aux directeurs adjoints de l'enseignement supérieur professionnel HBO-5 et/ou de la formation spécifique des enseignants qui, au 31 août 2010, étaient titulaires de la fonction de directeur et qui sont porteurs d'un titre d'au moins PBA, complété d'un certificat d'aptitude professionnelle. Ils sont censés être porteurs d'un titre requis.
  § 2. Les mesures transitoires sont attribuées le 1er septembre 2010, en tenant compte des dispositions suivantes :
  1° ces mesures transitoires restent applicables aux directeurs adjoints nommés à titre définitif, aussi longtemps qu'ils sont occupés dans l'enseignement, excepté les instituts supérieur et universités;
  2° ces mesures transitoires sont applicables aux directeurs adjoints temporaires aussi longtemps qu'ils sont occupés sans interruption dans l'enseignement, excepté les instituts supérieurs et universités, et qu'ils sont financés ou subventionnés par la Communauté flamande.
  Pour l'application de la présente disposition, les périodes suivantes ne sont pas considérées comme interruption :
  1° les périodes de vacances scolaires;
  2° l'[1 interruption de carrière et crédit-soins]1;
  3° le service militaire;
  4° les périodes de rappel sous les armes;
  5° les congés de maladie et de maternité;
  6° les congés parentaux non rémunérés;
  7° les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité;
  8° les congés de courte durée avec maintien du traitement ou de la subvention-traitement à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social;
  9° les congés sans maintien du traitement ou de la subvention-traitement ne dépassant pas six jours ouvrables par année scolaire;
  10° une interruption d'une période ininterrompue de deux années calendrier au maximum.
  
Art. 17/1. [1 § 1. Er wordt een overgangsmaatregel toegekend aan de personeelsleden die in het bezit zijn van een van de volgende diploma's of getuigschriften :
   1° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding zorgverbreding en remediërend leren;
   2° het diploma van bachelor in het onderwijs : zorgverbreding en remediërend leren;
   3° het diploma van de voortgezette studie van geaggregeerde voor het buitengewoon onderwijs;
   4° het diploma van de voortgezette studie van geaggregeerde voor het buitengewoon onderwijs en remedial teaching;
   5° het diploma van de voortgezette studie van remedial teacher;
   6° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding buitengewoon onderwijs;
   7° het diploma van bachelor in het onderwijs : buitengewoon onderwijs;
   8° het bekwaamheidsgetuigschrift tot het geven van buitengewoon onderwijs.
   Zij moeten aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
   1° uiterlijk op 31 augustus 2013 vastbenoemd zijn;
   2° tijdens de schooljaren 2010-2011, 2011-2012 of 2012-2013 tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en universiteiten.
   § 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2013 in het bezit waren van een bewijs van pedagogische bekwaamheid en vanaf 1 september 2013 krachtens de gewijzigde reglementering geen bewijs van pedagogische bekwaamheid meer hebben, worden geacht alsnog over een bewijs van pedagogische bekwaamheid te beschikken.
   § 3. De overgangsmaatregel, vermeld in paragraaf 2, wordt toegekend op 1 september 2013, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
   1° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, blijven de overgangsmaatregelen gelden, zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en universiteiten;
   2° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, blijven de overgangsmaatregelen gelden, zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en universiteiten, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. De volgende perioden worden daarbij niet als een onderbreking beschouwd :
   a) de vakantieperioden;
   b) de [2 loopbaanonderbreking en zorgkrediet]2;
   c) de militaire dienst;
   d) de perioden van wederoproeping;
   e) de ziekte- en bevallingsverloven;
   f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
   g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
   h) de verloven van korte duur met behoud van salaris of salaristoelage ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
   i) de verloven zonder behoud van salaris of salaristoelage voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
   j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.]1

  
Art. 17/1. [1 § 1er. Une mesure transitoire est accordée aux membres du personnel porteurs d'un des diplômes ou certificats suivants :
   1° le diplôme de la formation continue des enseignants encadrement renforcé et cours de rattrapage;
   2° le diplôme de bachelor en enseignement : encadrement renforcé et cours de rattrapage;
   3° le diplôme d'études complémentaires d'agrégé de l'enseignement spécial;
   4° le diplôme d'études complémentaires d'agrégé de l'enseignement spécial et de l'enseignement de rattrapage;
   5° le diplôme d'études complémentaires d'enseignant de rattrapage;
   6° le diplôme de formation continue des enseignants pour l'enseignement spécial;
   7° le diplôme de bachelor en enseignement : enseignement spécial;
   8° le certificat d'aptitude à l'enseignement spécial;
   lls doivent répondre à une des conditions suivantes :
   1° être nommé à titre définitif le 31 août 2013 au plus tard;
   2° avoir été désigné temporairement à ou chargé temporairement d'une charge d'enseignement au cours des années scolaires 2010-2011, 2011-2012 ou 2012-2013, à l'exception des charges dans les écoles supérieures et les universités.
   § 2. Les membres du personnel, visés au paragraphe 1er, qui étaient porteurs d'un certificat d'aptitudes pédagogiques sur la base de la réglementation en vigueur avant le 1er septembre 2013 et qui n'ont plus de certificat d'aptitude pédagogique à partir du 1er septembre 2013 en vertu de la modification de la réglementation, sont censés être toujours porteurs d'un certificat d'aptitude pédagogique.
   § 3. La mesure transitoire, visée au paragraphe 2, est attribuée le 1er septembre 2013, en tenant compte des dispositions suivantes :
   1° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés au paragraphe premier, alinéa 2, 1°, tant qu'ils sont occupés dans l'enseignement, à l'exception des instituts supérieurs et des universités;
   2° ces mesures transitoires restent applicables aux membres du personnel visés au paragraphe premier, alinéa deux, 2°, tant qu'ils sont occupés sans interruption dans l'enseignement, à l'exception des instituts supérieurs et des universités, et qu'ils sont financés ou subventionnés par la Communauté flamande. Les périodes suivantes ne sont pas considérées comme une interruption :
   a) les périodes de vacances;
   b) l'[2 interruption de carrière et crédit-soins]2;
   c) le service militaire;
   d) les périodes de rappel sous les armes;
   e) les congés de maladie et de maternité;
   f) les congés parentaux non rémunérés;
   g) les périodes d'écartement du risque de maladie professionnelle ou de protection de la maternité;
   h) les congés de courte durée avec maintien du traitement ou de la subvention-traitement à l'occasion de certains événements d'ordre familial ou social;
   i) les congés sans maintien du traitement ou de la subvention-traitement ne dépassant pas six jours ouvrables par année scolaire;
   j) une interruption d'une période continue de deux années calendaires au maximum.]1

  
Art.17/2. [1 De personeelsleden die op 31 augustus 2020 conform artikel 12 tot en met 17/1 overgangsmaatregelen genieten, behouden die na die datum, ook als ze na die datum uit dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden.]1
  
Art.17/2. [1 Les membres du personnel qui bénéficient au 31 août 2020 de mesures transitoires conformément aux articles 12 à 17/1, conservent ces mesures transitoires après cette date, y compris lorsqu'ils partent du service après cette date et reprennent ensuite du service.]1
  
Art.18. De personeelsleden, vermeld in artikel 12, 13, 14, 16 en 17, blijven de salarisschaal genieten die hen op grond van de voor 1 september 2010 geldende reglementering mocht worden verleend, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
Art.18. Les membres du personnel visés aux articles 12, 13, 14, 16 et 17, continuent à bénéficier de l'échelle de traitement qui pouvait leur être octroyée sur la base de la réglementation en vigueur avant le 1er septembre 2010, sauf si le titre dont ils disposent donne droit à une échelle de traitement plus élevée.
Art.19. De personeelsleden, vermeld in artikel 15, blijven de salarisschaal genieten die hen mocht worden verleend op grond van de reglementering die gold voorafgaand aan de datum, waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel start, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
Art.19. Les membres du personnel visés à l'article15 continuent à bénéficier de l'échelle de traitement qui pouvait leur être octroyée sur la base de la réglementation en vigueur avant la date à laquelle le centre d'éducation des adultes entame la formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, sauf si le titre dont ils disposent donne droit à une échelle de traitement plus élevée.
Art. 19/1. [1 De personeelsleden, vermeld in artikel 15/1, blijven de salarisschaal genieten die aan hen mocht worden verleend op grond van de reglementering die gold voorafgaand aan de datum, waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel start ter vervanging van een andere modulaire opleiding op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.]1
  
Art. 19/1. [1 Les membres du personnel, visés à l'article 15/1, continuent à bénéficier de l'échelle de traitement qui pouvait leur être octroyée sur la base de la réglementation en vigueur avant la date à laquelle le centre d'éducation des adultes entame la formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, à titre de remplacement d'une autre formation modulaire sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, sauf si le titre dont ils disposent donne droit à une échelle de traitement plus élevée.]1
  
Art. 19/2. [1 De personeelsleden die met toepassing van een van de volgende bepalingen een ambtshalve concordantie vanuit de opleidingen gids of reisleider in het ambt van lector naar de opleidingen gids of reisleider in het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs gekregen hebben, blijven de salarisschaal genieten die aan hen mocht worden verleend op grond van de reglementering die gold op de dag vóór de datum, waarop het centrum voor volwassenenonderwijs de modulaire opleidingen gids of reisleider op basis van het door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofiel start ter vervanging van de vorige modulaire opleidingen gids of reisleider op basis van een door de Vlaamse Regering goedgekeurd opleidingsprofiel, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal, overeenkomstig :
   1° artikel 56ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
   2° artikel 74quater van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.]1

  
Art.19/1bis. [1 Les membres du personnel, dont la fonction de maître de conférence pour les formations modulaires de guide ou d'accompagnateur est mise en concordance d'office, en application d'une des dispositions suivantes, avec la fonction d'enseignant dans l'enseignement secondaire des adultes pour les formations modulaires de guide ou d'accompagnateur, continuent à bénéficier de l'échelle de traitement qui leur était octroyée sur la base de la réglementation en vigueur au jour avant la date à laquelle le centre d'éducation des adultes lance des formations modulaires de guide ou d'accompagnateur sur la base d'un profil approuvé par le Gouvernement flamand pour remplacer les formations modulaires précédentes de guide ou d'accompagnateur sur la base d'un profil de formation approuvé par le Gouvernement flamand, à moins que le titre dont ils disposent donne droit à une échelle de traitement supérieure, conformément à :
   1° l'article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire ;
   2° l'article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves.]1

  
Art.20. De personeelsleden die uiterlijk op 31 augustus 2010 vastbenoemd zijn in het hoger beroepsonderwijs en/of de specifieke lerarenopleiding of tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in het hoger beroepsonderwijs en/of de specifieke lerarenopleiding in de loop van de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 of 2009-2010 blijven de salarisschaal genieten die hen op grond van de voor 1 september 2010 geldende reglementering mocht worden verleend, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
Art.20. Les membres du personnel qui, le 31 août 2010 au plus tard, sont nommés à titre définitif dans l'enseignement supérieur professionnel HBO-5 et/ou la formation spécifique des enseignants ou qui, pendant les années scolaires 2007-2008, 2008-2009 ou 2009-2010, étaient temporairement désignés à ou temporairement investis d'une charge dans l'enseignement supérieur professionnel HBO-5 et/ou la formation spécifique des enseignants, continuent à bénéficier de l'échelle de traitement qui pouvait leur être octroyée sur la base de la réglementation en vigueur avant le 1er septembre 2010, sauf si le titre dont ils disposent donne droit à une échelle de traitement plus élevée.
Art. 20/1. [1 De directeur van een centrum voor volwassenenonderwijs dat een of meer hbo5-opleidingen naar een ander centrum voor volwassenenonderwijs overhevelt op basis van artikel 65 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs of waarvan een of meer hbo5-opleidingen als bachelor geaccrediteerd worden en als gevolg daarvan aan een hogeschool overgedragen worden, behoudt het gedeelte van zijn salaris dat in zijn centrum aan de vooravond van de overheveling of accreditatie werd gegenereerd door de lesuren cursist in de SLO en de hbo5, verminderd met de volle schijven van 6000 lesuren cursist in de SLO en de hbo5-opleidingen die niet worden geaccrediteerd of overgeheveld. Dat gedeelte van zijn salaris wordt verder aangevuld met een salaris berekend op basis van de reële lesuren cursist.
   De directeur, vermeld in het eerste lid, behoudt dat gedeelte van het salaris tot op het ogenblik dat de berekening van zijn salaris op basis van de reële lesuren cursist minimaal even hoog ligt als het bedrag van het salaris berekend volgens het eerste lid.]1

  
Art. 20/1. [1 Le directeur d'un centre d'éducation des adultes transférant une ou plusieurs formations HBO 5 à un autre centre d'éducation des adultes sur la base de l'article 65 du décret du 15 juin 2007 relatif à l'éducation des adultes ou dont une ou plusieurs formations HBO 5 sont accréditées et par conséquent transférées à un institut supérieur, conserve la partie de son traitement étant générée dans son centre à la veille de transfert ou de l'accréditation par les heures de cours/apprenant dans la SLO (formation spécifique des enseignants) et les HBO 5, réduite des tranches entières de 6000 heures de cours/apprenant dans la SLO et les formations HBO 5 n'étant pas accréditées ou transférées. La partie de son traitement est complétée d'un traitement calculé sur la base des nombres réels d'heures de cours/apprenant.
   Le directeur mentionné à l'alinéa premier conserve la partie du traitement jusqu'au moment où le calcul de son traitement sur la base des heures de cours/apprenant réelles égale au moins le montant du traitement calculé suivant l'alinéa premier.]1

  
Art.20/2. [1 De directeurs die, hetzij uiterlijk op 31 augustus 2019 vastbenoemd zijn in een centrum voor volwassenenonderwijs waar ofwel hbo5 ofwel de specifieke lerarenopleiding op 31 augustus 2019 ingericht wordt, hetzij in de loop van de schooljaren 2016-2017, 2017-2018 of 2018-2019 tijdelijk aangesteld waren in een centrum voor volwassenenonderwijs waar ofwel hbo5 ofwel de specifieke lerarenopleiding op 31 augustus 2019 ingericht wordt, behouden voor het ambt van directeur in een centrum voor volwassenenonderwijs de salarisschaal 565 of 511 ten belope van het volume waaraan zij op 31 augustus 2019 bezoldigd werden op basis van artikel 11 van dit besluit, zoals dit tot en met de vooravond van de inwerkingtreding van het decreet betreffende de uitbouw van de graduaatsopleidingen binnen de hogescholen en de versterking van de lerarenopleidingen binnen de hogescholen en universiteiten van 4 mei 2018 gold, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken recht geeft op een hoger salaris.]1
  
Art.20/2. [1 Les directeurs qui sont nommés à titre définitif au plus tard le 31 août 2019 dans un centre d'éducation des adultes où soit une formation HBO5 soit une formation spécifique des enseignants est organisée le 31 août 2019, ou qui étaient désignés temporairement pendant les années scolaires 2016-2017, 2017-2018 ou 2018-2019 dans un centre d'éducation des adultes où soit une formation HBO5 soit une formation spécifique des enseignants est organisée le 31 août 2019, conservent pour la fonction de directeur d'un centre d'éducation des adultes l'échelle de traitement 565 ou 511 à concurrence du volume auquel ils étaient rémunérés le 31 août 2019 sur la base de l'article 11 du présent arrêté, tel qu'il était applicable jusqu'à la veille de l'entrée en vigueur du décret du 4 mai 2018 relatif au développement des formations de graduat au sein des instituts supérieurs et au renforcement des formations des enseignants au sein des instituts supérieurs et des universités, à moins que le titre qu'ils possèdent ne leur donne droit à un traitement supérieur.]1
  
Art.20/3. [1 De adjunct-directeurs hoger beroepsonderwijs/specifieke lerarenopleiding die, hetzij uiterlijk op 31 augustus 2019 vastbenoemd zijn in een centrum voor volwassenenonderwijs waar ofwel hbo5 ofwel de specifieke lerarenopleiding op 31 augustus 2019 ingericht wordt, hetzij in de loop van de schooljaren 2016-2017, 2017-2018 of 2018-2019 tijdelijk aangesteld waren in een centrum voor volwassenenonderwijs waar ofwel hbo5 ofwel de specifieke lerarenopleiding op 31 augustus 2019 ingericht wordt, behouden voor het ambt van adjunct-directeur secundair volwassenenonderwijs in een centrum voor volwassenenonderwijs de salarisschaal die hen op 31 augustus 2019 toegekend mocht worden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken recht geeft op een hoger salaris.]1
  
Art.20/3. [1 Les directeurs adjoints de l'enseignement professionnel supérieur HBO5/de la formation spécifique des enseignants qui, au plus tard le 31 août 2019, sont nommés à titre définitif dans un centre d'éducation des adultes où soit la formation HBO5 soit la formation spécifique des enseignants est dispensée le 31 août 2019 ou qui ont été désignés temporairement pendant les années scolaires 2016-2017, 2017-2018 ou 2018-2019 dans un centre d'éducation des adultes où soit la formation HBO5 soit la formation spécifique des enseignants est dispensée le 31 août 2019, conservent pour la fonction de directeur adjoint de l'enseignement secondaire des adultes dans un centre d'éducation des adultes l'échelle de traitement qui pourrait leur être attribuée le 31 août 2019, à moins que le titre qu'ils possèdent ne leur donne droit à un traitement supérieur.]1
  
Art.20/4. [1 De personeelsleden die op 31 augustus 2020 conform artikel 18 tot en met 20/3 overgangsmaatregelen genieten, behouden die na die datum, ook als ze na die datum uit dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover die personeelsleden beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.]1
  
Art.20/4. [1 Les membres du personnel qui bénéficient au 31 août 2020 de mesures transitoires conformément aux articles 18 à 20/3, conservent ces mesures transitoires après cette date, y compris lorsqu'ils partent du service après cette date et reprennent ensuite du service, excepté si le titre dont ils disposent ouvre le droit à une échelle de traitement supérieure.]1
  
Art.20/5. [1 Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die in de loop van het schooljaar 2020-2021 tijdelijk aangesteld zijn of tijdelijk belast zijn met een opdracht in een ambt dat uiterlijk op 31 augustus 2021 is opgericht met toepassing van artikel VI.7 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016.
   De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die met toepassing van een van de volgende bepalingen een ambtshalve concordantie verkregen hebben naar het ambt van ICT-coördinator, blijven de salarisschaal genieten die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2021, mocht worden verleend voor het ambt, vermeld in het eerste lid, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal:
   1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
   2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
   Bij de in het tweede lid vermelde overgangsmaatregelen gelden evenwel de volgende voorwaarden:
   1° wie aangesteld is voor het ambt, vermeld in het eerste lid, op basis van een bekwaamheidsbewijs "ten minste HSO" of lager, en daarvoor een salarisschaal geniet die hoger ligt dan of gelijk is aan salarisschaal 202, blijft alleen bij concordantie naar het ambt van "ICT-coördinator 63 punten" die salarisschaal genieten;
   2° wie aangesteld is voor het ambt, vermeld in het eerste lid, op basis van een bekwaamheidsbewijs "ten minste bachelor", en daarvoor een salarisschaal geniet die hoger ligt dan of gelijk is aan salarisschaal 301, blijft alleen bij concordantie naar het ambt van "ICT-coördinator 85 punten" die salarisschaal genieten;
   3° wie aangesteld is voor het ambt, vermeld in het eerste lid, op basis van een bekwaamheidsbewijs "ten minste master", en daarvoor een salarisschaal geniet die hoger ligt dan of gelijk is aan salarisschaal 501, blijft alleen bij concordantie naar het ambt van "ICT-coördinator 126 punten" die salarisschaal genieten.
   De overgangsmaatregelen, vermeld in het eerste en tweede lid, gelden vanaf 1 september 2021. De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, blijven die overgangsmaatregelen na die datum behouden, ook als ze uit dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden.]1

  
Art.20/5. [1 Des mesures transitoires s'appliquent aux membres du personnel qui, au cours de l'année scolaire 2020-2021, ont été temporairement désignés ou temporairement chargés pour exercer une fonction créée au plus tard le 31 août 2021, en application de l'article VI.7 de la Codification de certaines dispositions relatives à l'enseignement du 28 octobre 2016.
   Les membres du personnel visés à l'alinéa premier, qui ont obtenu une concordance d'office avec la fonction de coordinateur TIC en application de l'une des dispositions suivantes, continuent à bénéficier de l'échelle de traitement qui pouvait leur être octroyée sur la base de la réglementation en vigueur avant le 1 septembre 2021 pour l'exercice de la fonction, visée à l'alinéa premier, à moins que le titre dont ils sont titulaires donne droit à une échelle de traitement supérieure :
   1° article 56ter du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement communautaire ;
   2° article 74quater du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné.
   Toutefois, les mesures transitoires mentionnées à l'alinéa deux sont soumises aux conditions suivantes :
   1° la personne désignée pour exercer la fonction visée à l'alinéa premier sur la base d'un titre " au moins ESS " ou inférieur, et qui bénéficie d'une échelle de traitement pour cette fonction supérieure ou égale à l'échelle de traitement 202, continue uniquement à bénéficier de cette échelle de traitement en cas de concordance à la fonction de " coordinateur TIC 63 points " ;
   2° la personne désignée pour exercer la fonction visée à l'alinéa premier sur la base d'un titre " au moins bachelor ", et qui bénéficie d'une échelle de traitement pour cette fonction supérieure ou égale à l'échelle de traitement 301, continue uniquement à bénéficier de cette échelle de traitement en cas de concordance à la fonction de " coordinateur TIC 85 points " ;
   3° la personne désignée pour exercer la fonction visée à l'alinéa premier sur la base d'un titre " au moins master ", et qui bénéficie d'une échelle de traitement pour cette fonction supérieure ou égale à l'échelle de traitement 501, continue uniquement à bénéficier de cette échelle de traitement en cas de concordance à la fonction de " coordinateur TIC 126 points ".
   Les mesures transitoires visées aux alinéas premier et deux, s'appliqueront à partir du 1 septembre 2021. Les membres du personnel visés à l'alinéa premier conservent ces mesures transitoires après cette date, même s'ils quittent le service et y entrent à nouveau par la suite.]1

  
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
CHAPITRE IV. - Dispositions finales
Art.21. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2010.
Art.21. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er septembre 2010.
Art.22. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.22. Le Ministre flamand ayant l'enseignement dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGE.
ANNEXE.