Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet : het decreet van 3 april 2009 betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;
3° administratie : [1 [2 functioneel bevoegde afdeling van het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg, of Zorginspectie als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van het voormelde besluit]2]1;
4° organisatie : een organisatie voor autonoom vrijwilligerswerk;
5° erkende organisatie : een organisatie die erkend is krachtens het decreet;
6° secretaris-generaal : [2 het hoofd van de administratie]2.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
26 FEBRUARI 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-03-2010 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)
Titre
26 FEVRIER 2010. - Arrêté du Gouvernement flamand portant réglementation de l'agrément et du subventionnement des organisations à bénévolat à part entière (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 22-03-2010 et mise à jour au 30-06-2023)
Informations sur le document
Numac: 2010035215
Datum: 2010-02-26
Info du document
Numac: 2010035215
Date: 2010-02-26
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Definities
HOOFDSTUK II. - Erkenningsvoorwaarden
HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure en procedu...
Afdeling I. - Erkenningsprocedure
Afdeling II. - Procedure voor de intrekking van...
Afdeling III. - Bezwaarprocedure
HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring
HOOFDSTUK V. - Toezicht
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Table des matières
CHAPITRE Ier. - Définitions
CHAPITRE II. - Conditions d'agrément
CHAPITRE III. - Procédure d'agrément et procédu...
Section Ire. - Procédure d'agrément
Section II. - Procédure de retrait de l'agrément
Section III. - Procédure de réclamation
CHAPITRE IV. - Subventionnement
CHAPITRE V. - Contrôle
CHAPITRE VI. - Dispositions finales
Tekst (30)
Texte (30)
HOOFDSTUK I. - Definities
CHAPITRE Ier. - Définitions
Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
1° décret : le décret du 3 avril 2009 relatif au bénévolat organisé dans le domaine politique de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille;
2° Ministre : le Ministre flamand chargé de l'assistance aux personnes et le Ministre flamand chargé de la politique de la santé;
3° administration : [1 [2 la division fonctionnellement compétente du Département Soins, visée à l'article 2, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2023 relatif au Département Soins, ou l'Inspection des Soins, telle que visée à l'article 4, § 2, alinéa 3, de l'arrêté précité]2]1;
4° organisation : une organisation à bénévolat à part entière;
5° organisation agréée : une organisation agréée en vertu du décret;
6° secrétaire général : [2 le chef de l'administration]2.
1° décret : le décret du 3 avril 2009 relatif au bénévolat organisé dans le domaine politique de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille;
2° Ministre : le Ministre flamand chargé de l'assistance aux personnes et le Ministre flamand chargé de la politique de la santé;
3° administration : [1 [2 la division fonctionnellement compétente du Département Soins, visée à l'article 2, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2023 relatif au Département Soins, ou l'Inspection des Soins, telle que visée à l'article 4, § 2, alinéa 3, de l'arrêté précité]2]1;
4° organisation : une organisation à bénévolat à part entière;
5° organisation agréée : une organisation agréée en vertu du décret;
6° secrétaire général : [2 le chef de l'administration]2.
HOOFDSTUK II. - Erkenningsvoorwaarden
CHAPITRE II. - Conditions d'agrément
Art.2. Alleen organisaties die voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld bij of krachtens artikel 4 tot en met 8, eerste lid, van het decreet en bij artikel 3, kunnen erkend worden.
Art.2. Seules les organisations qui remplissent les conditions fixées par les articles 4 au 8 inclus (ou en vertu de ces articles), premier alinéa, du décret et par l'article 3, peuvent être agréées.
Art.3. Om erkend te worden moet een organisatie rond minstens een van de volgende thema's werken :
1° bevordering van de levenskwaliteit in voorzieningen : activiteiten die tot doel hebben de kwaliteit van het leven te verbeteren van personen die in voorzieningen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin verblijven, en waarbij het persoonlijke contact centraal staat;
2° palliatieve verzorging : activiteiten die tot doel hebben een zo goed mogelijke levenskwaliteit te waarborgen aan terminale patiënten en hun naastbestaanden;
3° intergenerationele solidariteit : activiteiten met betrekking tot de solidariteit tussen zorgbehoevende ouderen en jongeren;
4° praktische en emotionele bijstand : activiteiten waarbij praktische en emotionele bijstand wordt geboden aan zieken, personen met een handicap en zwaar zorgbehoevenden, ter ondersteuning van thuisverzorgers of ter vervanging van familie, vrienden of partner;
5° de weerbaarheid van jongeren : communicatie- of informatieactiviteiten, gericht op jongeren, die de weerbaarheid van de jongeren helpen verhogen;
6° verhoging van zelfredzaamheid : laagdrempelige activiteiten waarbij mensen in armoede actief betrokken worden om hun zelfredzaamheid te bevorderen, en om hun zelfwaardegevoel en kansen op zelfontplooiing te verhogen;
7° psychosociale begeleiding : activiteiten waarbij mensen met psychosociale moeilijkheden actief worden geholpen om hun zelfredzaamheid en hun kansen op zelfontplooiing te verhogen.
1° bevordering van de levenskwaliteit in voorzieningen : activiteiten die tot doel hebben de kwaliteit van het leven te verbeteren van personen die in voorzieningen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin verblijven, en waarbij het persoonlijke contact centraal staat;
2° palliatieve verzorging : activiteiten die tot doel hebben een zo goed mogelijke levenskwaliteit te waarborgen aan terminale patiënten en hun naastbestaanden;
3° intergenerationele solidariteit : activiteiten met betrekking tot de solidariteit tussen zorgbehoevende ouderen en jongeren;
4° praktische en emotionele bijstand : activiteiten waarbij praktische en emotionele bijstand wordt geboden aan zieken, personen met een handicap en zwaar zorgbehoevenden, ter ondersteuning van thuisverzorgers of ter vervanging van familie, vrienden of partner;
5° de weerbaarheid van jongeren : communicatie- of informatieactiviteiten, gericht op jongeren, die de weerbaarheid van de jongeren helpen verhogen;
6° verhoging van zelfredzaamheid : laagdrempelige activiteiten waarbij mensen in armoede actief betrokken worden om hun zelfredzaamheid te bevorderen, en om hun zelfwaardegevoel en kansen op zelfontplooiing te verhogen;
7° psychosociale begeleiding : activiteiten waarbij mensen met psychosociale moeilijkheden actief worden geholpen om hun zelfredzaamheid en hun kansen op zelfontplooiing te verhogen.
Art.3. Afin d'être agréé une organisation doit être active en matière d'au moins un des thèmes suivants :
1° promotion de la qualité de vie dans les structures : activités visant à améliorer la qualité de vie des personnes séjournant dans les institutions du domaine politique de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille, l'accent étant mis sur le contact personnel;
2° soins palliatifs : activités visant à garantir une qualité de vie maximale aux patients en phase terminale et à leurs proches;
3° solidarité intergénérationnelle : activités axées sur la solidarité entre les personnes âgées nécessitant des soins et les jeunes;
4° assistance pratique et émotionnelle : activités assurant une assistance pratique et émotionnelle aux malades, handicapés et personnes nécessitant des soins intensifs, à titre de soutien pour les intervenants à domicile ou à titre de remplacement de la famille, des amis ou du partenaire;
5° la résistance morale de jeunes : les activités de communication ou d'information, visant à accroître la résistance morale des jeunes;
6° renforcer l'autonomie : les activités facilement accessibles favorisant la participation active des personnes défavorisées en vue d'accroître leur autonomie, leur estime de soi-même et leurs opportunités d'épanouissement;
7° assistance psychosociale : les activités assurant une assistance active aux personnes confrontées à des problèmes psychosociaux en vue d'accroître leur autonomie et leurs opportunités d'épanouissement.
1° promotion de la qualité de vie dans les structures : activités visant à améliorer la qualité de vie des personnes séjournant dans les institutions du domaine politique de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille, l'accent étant mis sur le contact personnel;
2° soins palliatifs : activités visant à garantir une qualité de vie maximale aux patients en phase terminale et à leurs proches;
3° solidarité intergénérationnelle : activités axées sur la solidarité entre les personnes âgées nécessitant des soins et les jeunes;
4° assistance pratique et émotionnelle : activités assurant une assistance pratique et émotionnelle aux malades, handicapés et personnes nécessitant des soins intensifs, à titre de soutien pour les intervenants à domicile ou à titre de remplacement de la famille, des amis ou du partenaire;
5° la résistance morale de jeunes : les activités de communication ou d'information, visant à accroître la résistance morale des jeunes;
6° renforcer l'autonomie : les activités facilement accessibles favorisant la participation active des personnes défavorisées en vue d'accroître leur autonomie, leur estime de soi-même et leurs opportunités d'épanouissement;
7° assistance psychosociale : les activités assurant une assistance active aux personnes confrontées à des problèmes psychosociaux en vue d'accroître leur autonomie et leurs opportunités d'épanouissement.
HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure en procedure voor de intrekking van de erkenning
CHAPITRE III. - Procédure d'agrément et procédure pour le retrait d'agrément
Afdeling I. - Erkenningsprocedure
Section Ire. - Procédure d'agrément
Art.4. Een organisatie die erkend wil worden, bezorgt daartoe voor 1 september een aanvraag aan de administratie. De aanvraag bevat de volgende elementen :
1° de statuten of het besluit tot oprichting van de organisatie;
2° een lijst van de leden van de raad van bestuur van de organisatie of, als de organisatie geen rechtspersoon is, een lijst van de verantwoordelijken;
3° een activiteitenverslag over de werking van de organisatie gedurende een periode van een jaar voor de datum van de erkenningsaanvraag. In dat verslag geeft de organisatie aan binnen welke prioritaire thema's, vermeld in artikel 3, haar activiteiten vallen;
4° de structuur van de organisatie;
5° een beschrijving van de doelstellingen en de doelgroep van de organisatie;
6° de wijze waarop de organisatie concreet met vrijwilligers werkt : rekrutering, onthaal, opleiding, vorming, begeleiding;
7° de wijze waarop de vrijwilligers inspraak hebben in de organisatie en in de concrete situatie waarin ze worden ingeschakeld;
8° het aantal ingezette vrijwilligers;
9° een model van afsprakennota van de organisatie;
10° de wijze waarop en de mate waarin met professionelen die in dezelfde sector of hetzelfde werkveld werken, overleg wordt gepleegd;
11° in voorkomend geval de vermelding van de aan de vrijwilligers toegekende onkostenvergoedingen;
12° de afgesloten verzekering;
13° de goedgekeurde jaarrekening;
14° de begroting van het lopende jaar.
1° de statuten of het besluit tot oprichting van de organisatie;
2° een lijst van de leden van de raad van bestuur van de organisatie of, als de organisatie geen rechtspersoon is, een lijst van de verantwoordelijken;
3° een activiteitenverslag over de werking van de organisatie gedurende een periode van een jaar voor de datum van de erkenningsaanvraag. In dat verslag geeft de organisatie aan binnen welke prioritaire thema's, vermeld in artikel 3, haar activiteiten vallen;
4° de structuur van de organisatie;
5° een beschrijving van de doelstellingen en de doelgroep van de organisatie;
6° de wijze waarop de organisatie concreet met vrijwilligers werkt : rekrutering, onthaal, opleiding, vorming, begeleiding;
7° de wijze waarop de vrijwilligers inspraak hebben in de organisatie en in de concrete situatie waarin ze worden ingeschakeld;
8° het aantal ingezette vrijwilligers;
9° een model van afsprakennota van de organisatie;
10° de wijze waarop en de mate waarin met professionelen die in dezelfde sector of hetzelfde werkveld werken, overleg wordt gepleegd;
11° in voorkomend geval de vermelding van de aan de vrijwilligers toegekende onkostenvergoedingen;
12° de afgesloten verzekering;
13° de goedgekeurde jaarrekening;
14° de begroting van het lopende jaar.
Art.4. Pour obtenir un agrément, l'organisation envoie sa demande à l'administration avant le 1er septembre. La demande comprend les éléments suivants :
1° les statuts ou l'arrêté de constitution de l'organisation;
2° une liste des membres du conseil d'administration de l'organisation ou, si l'organisation n'est pas une personne morale, une liste des responsables;
3° un rapport d'activités sur le fonctionnement de l'organisation pendant une période d'un an avant la date de la demande d'agrément. Dans ce rapport l'organisation indique les thèmes prioritaires, visés à l'article 3, dans lesquels ses activités sont inclues;
4° la structure de l'organisation;
5° une description des objectifs et le groupe cible de l'organisation;
6° la façon de travailler concrètement avec des bénévoles : recrutement, accueil, formation, éducation, guidance;
7° la façon dont la participation des bénévoles dans l'organisation est concrétisée et la situation concrète à laquelle les bénévoles sont affectés;
8° le nombre de bénévoles engagés;
9° un modèle de note d'accords de l'organisation;
10° les modalités de communication avec des professionnels travaillant dans le même secteur ou le même champ d'action;
11° le cas échéant, la mention des indemnités pour frais accordées aux bénévoles;
12° l'assurance conclue;
13° les comptes annuels approuvés;
14° le budget de l'année en cours.
1° les statuts ou l'arrêté de constitution de l'organisation;
2° une liste des membres du conseil d'administration de l'organisation ou, si l'organisation n'est pas une personne morale, une liste des responsables;
3° un rapport d'activités sur le fonctionnement de l'organisation pendant une période d'un an avant la date de la demande d'agrément. Dans ce rapport l'organisation indique les thèmes prioritaires, visés à l'article 3, dans lesquels ses activités sont inclues;
4° la structure de l'organisation;
5° une description des objectifs et le groupe cible de l'organisation;
6° la façon de travailler concrètement avec des bénévoles : recrutement, accueil, formation, éducation, guidance;
7° la façon dont la participation des bénévoles dans l'organisation est concrétisée et la situation concrète à laquelle les bénévoles sont affectés;
8° le nombre de bénévoles engagés;
9° un modèle de note d'accords de l'organisation;
10° les modalités de communication avec des professionnels travaillant dans le même secteur ou le même champ d'action;
11° le cas échéant, la mention des indemnités pour frais accordées aux bénévoles;
12° l'assurance conclue;
13° les comptes annuels approuvés;
14° le budget de l'année en cours.
Art.5. Een ambtenaar van de administratie inspecteert voor 15 november de aanvragende organisatie op haar conformiteit met de erkenningsvoorwaarden en maakt daarvan een verslag op.
Art.5. Un fonctionnaire de l'administration inspecte l'organisation qui introduit la demande avant le 15 novembre sur sa conformité aux conditions d'agrément et il en établit un rapport.
Art.6. Als op basis van de aanvraag en van het verslag, vermeld in artikel 5, blijkt dat aan alle erkenningsvoorwaarden is voldaan, neemt de secretaris-generaal voor 31 december een beslissing tot erkenning, die binnen vijftien dagen per aangetekende brief aan de organisatie wordt meegedeeld.
Als blijkt dat niet aan alle erkenningsvoorwaarden is voldaan, bezorgt de secretaris-generaal voor 1 december per aangetekende brief een gemotiveerd voornemen tot weigering van erkenning aan de betrokken organisatie. De organisatie kan daartegen bezwaar aantekenen conform artikel 11. Als de organisatie binnen de vastgestelde termijn geen bezwaar heeft aangetekend, wordt het voornemen van de secretaris-generaal van rechtswege geacht een beslissing van de secretaris-generaal tot weigering van de erkenning te zijn. De administratie brengt de organisatie daarvan per aangetekende brief op de hoogte binnen een maand nadat de bezwaartermijn verstreken is.
Als blijkt dat niet aan alle erkenningsvoorwaarden is voldaan, bezorgt de secretaris-generaal voor 1 december per aangetekende brief een gemotiveerd voornemen tot weigering van erkenning aan de betrokken organisatie. De organisatie kan daartegen bezwaar aantekenen conform artikel 11. Als de organisatie binnen de vastgestelde termijn geen bezwaar heeft aangetekend, wordt het voornemen van de secretaris-generaal van rechtswege geacht een beslissing van de secretaris-generaal tot weigering van de erkenning te zijn. De administratie brengt de organisatie daarvan per aangetekende brief op de hoogte binnen een maand nadat de bezwaartermijn verstreken is.
Art.6. Lorsqu'il s'avère, sur la base de la demande et du rapport, mentionnés à l'article 5, qu'il est satisfait à toutes les conditions d'agrément, le secrétaire générale prend une décision d'agrément avant le 31 décembre, qui est communiquée à l'organisation dans les quinze jours par lettre recommandée.
Lorsqu'il s'avère qu'il n'est pas satisfait à toutes les conditions d'agrément, le secrétaire général transmet avant le 1er décembre une intention motivée de refus d'agrément à l'organisation concernée par lettre recommandée. L'organisation peut déposer une réclamation conformément à l'article 11. Si aucune réclamation n'est formulée dans le délai prescrit, l'intention du secrétaire général est censée être une décision du secrétaire général de refus de l'agrément. L'administration en informe l'organisation par lettre recommandée dans un mois après l'expiration du délai de réclamation.
Lorsqu'il s'avère qu'il n'est pas satisfait à toutes les conditions d'agrément, le secrétaire général transmet avant le 1er décembre une intention motivée de refus d'agrément à l'organisation concernée par lettre recommandée. L'organisation peut déposer une réclamation conformément à l'article 11. Si aucune réclamation n'est formulée dans le délai prescrit, l'intention du secrétaire général est censée être une décision du secrétaire général de refus de l'agrément. L'administration en informe l'organisation par lettre recommandée dans un mois après l'expiration du délai de réclamation.
Art.7. De erkenning geldt voor onbepaalde duur.
Art.7. L'agrément est valable pour une durée indéterminée.
Afdeling II. - Procedure voor de intrekking van de erkenning
Section II. - Procédure de retrait de l'agrément
Art.8. Als de organisatie niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, stelt de secretaris-generaal de organisatie met een aangetekende brief in gebreke. Ze krijgt de mogelijkheid om binnen drie maanden haar toestand te regulariseren.
Art.8. Lorsque l'organisation ne répond plus aux conditions d'agrément, le secrétaire général met l'organisation en demeure par une lettre recommandée. Elle a la faculté de régulariser sa situation dans les trois mois.
Art.9. Als aan de ingebrekestelling, vermeld in artikel 8, geen gevolg wordt gegeven, deelt de secretaris-generaal per aangetekende brief zijn gemotiveerd voornemen tot intrekking van de erkenning mee aan de organisatie. De organisatie kan daartegen bezwaar aantekenen conform artikel 11. Als binnen de vastgestelde termijn geen bezwaar wordt aangetekend, neemt de secretaris-generaal een beslissing tot intrekking van de erkenning van de organisatie. De administratie stuurt die beslissing aangetekend naar de organisatie binnen een maand nadat de bezwaartermijn verstreken is.
Art.9. Si aucune suite n'est donnée à la mise en demeure, mentionnée à l'article 8, le secrétaire général communique son intention motivée de retirement de l'agrément par lettre recommandée à l'organisation concernée. L'organisation peut déposer une réclamation telle que visée à l'article 11. Si aucune réclamation n'est formulée dans le délai prescrit, le secrétaire général prend une décision de retrait de l'agrément de l'organisation. L'administration envoie cette décision par lettre recommandée à l'organisation dans un mois après l'expiration du délai de réclamation.
Art.10. De organisatie waarvan de erkenning is ingetrokken, kan op zijn vroegst twee jaar na de datum van de intrekking van de erkenning opnieuw worden erkend.
Art.10. L'organisation dont l'agrément a été retiré, peut être agréée à nouveau au plus tôt deux ans après la date du retrait.
Afdeling III. - Bezwaarprocedure
Section III. - Procédure de réclamation
Art.11. Als de organisatie niet akkoord gaat met het voornemen tot weigering van de erkenning, vermeld in artikel 6, tweede lid, of met het voornemen tot intrekking van de erkenning, vermeld in artikel 9, kan ze daartegen bezwaar aantekenen. De organisatie stuurt daartoe een gemotiveerd bezwaarschrift aangetekend naar de administratie, uiterlijk dertig dagen nadat ze het voornemen in kwestie ontvangen heeft.
[1 Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.]1
[1 Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.]1
Modifications
Art.11. Si l'organisation n'est pas d'accord avec l'intention de refus de l'agrément, mentionné à l'article 6, deuxième alinéa, ou avec l'intention de retrait de l'agrément, visé à l'article 9, elle peut déposer une réclamation. A cet effet, l'organisation envoie une réclamation motivée, par lettre recommandée, à l'administration, au plus tard trente jours après qu'elle a reçu l'intention en question.
[1 Le recours est traité conformément aux règles fixées par ou en vertu du chapitre III du décret du 7 décembre 2007 portant création du Conseil consultatif stratégique pour la Politique de l'Aide sociale, de la Santé et de la Famille et d'une Commission consultative pour les Structures de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille et des (Candidats-)accueillants.]1
[1 Le recours est traité conformément aux règles fixées par ou en vertu du chapitre III du décret du 7 décembre 2007 portant création du Conseil consultatif stratégique pour la Politique de l'Aide sociale, de la Santé et de la Famille et d'une Commission consultative pour les Structures de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille et des (Candidats-)accueillants.]1
Modifications
HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring
CHAPITRE IV. - Subventionnement
Art.12. Alleen erkende organisaties die minstens twintig vrijwilligers inzetten, met uitsluiting van vrijwilligers in administratieve, bestuurlijke of beleidsfuncties, komen in aanmerking voor subsidiëring. De secretaris-generaal kan echter afwijkingen toestaan om een of meer van de volgende redenen :
1° de specifieke behoefte van de doelgroep;
2° de noodzaak tot het gebruik van bijzondere methodieken;
3° de bijzondere moeilijkheden om geschikte vrijwilligers te vinden.
1° de specifieke behoefte van de doelgroep;
2° de noodzaak tot het gebruik van bijzondere methodieken;
3° de bijzondere moeilijkheden om geschikte vrijwilligers te vinden.
Art.12. Seulement des organisations agréées qui engagement au moins vingt bénévoles, à l'exclusion des bénévoles exerçant des fonctions administratives ou gestionnelles, entrent en ligne de compte pour subventionnement. Cependant, le secrétaire général peut autoriser une dérogation pour une ou plusieurs des raisons suivantes :
1° le besoin spécifique du groupe cible;
2° la nécessité d'utiliser des méthodiques spécifiques;
3° les difficultés particulières à trouver des bénévoles compétents.
1° le besoin spécifique du groupe cible;
2° la nécessité d'utiliser des méthodiques spécifiques;
3° les difficultés particulières à trouver des bénévoles compétents.
Art.13. [1 De erkende organisaties die met toepassing van artikel 12 voor subsidiëring in aanmerking komen, ontvangen jaarlijks een forfaitair subsidiebedrag. Dat subsidiebedrag wordt bepaald op basis van :
1° het beschikbare begrotingskrediet;
2° het aantal organisaties dat voor een subsidie in aanmerking komt;
3° het aantal ingezette vrijwilligers voor wie een ondertekende afsprakennota bestaat, met uitsluiting van vrijwilligers in administratieve, bestuurlijke of beleidsfuncties. Het referentiepunt daarvoor is 1 januari van het voorafgaande jaar.
De secretaris-generaal bepaalt binnen het beschikbare begrotingskrediet het jaarlijkse subsidiebedrag per organisatie als volgt op basis van het aantal vrijwilligers, vermeld in het eerste lid, 3° :
1° van de eerste tot en met de 50e vrijwilliger : 30 euro per vrijwilliger;
2° van de 51e tot en met de 100e vrijwilliger : 29 euro per vrijwilliger;
3° van de 101e tot en met de 200e vrijwilliger : 28 euro per vrijwilliger;
4° van de 201e tot en met de 500e vrijwilliger : 27 euro per vrijwilliger;
5° van de 501e tot en met de 1 000e vrijwilliger : 26 euro per vrijwilliger;
6° van de 1 001e tot en met de 2 000e vrijwilliger : 25 euro per vrijwilliger;
7° vanaf de 2 001e vrijwilliger : 24 euro per vrijwilliger.
Als na de toepassing van het tweede lid nog begrotingskrediet beschikbaar is, wordt dat krediet gelijkmatig over alle organisaties verdeeld. Daarbij ontvangen organisaties met minder dan 20 vrijwilligers slechts de helft van het bedrag dat aan organisaties met minstens 20 vrijwilligers wordt toegekend, en ontvangen organisaties met minder dan 10 vrijwilligers slechts een vierde van dat bedrag.
Vanaf 1 januari 2010 wordt, binnen het beschikbare begrotingskrediet, het totale subsidiebedrag jaarlijks geïndexeerd volgens de formule Nx = Tx (Cx/Cx-i), waarbij :
1° Nx = het geïndexeerde bedrag in het begrotingsjaar X;
2° Tx = het bedrag dat in de tabel voor het vorige begrotingsjaar X-1 vermeld staat;
3° Cx = de gezondheidsindex bij het begin van het begrotingsjaar X;
4° Cx-i = de gezondheidsindex bij het begin van het begrotingsjaar X-1.]1
1° het beschikbare begrotingskrediet;
2° het aantal organisaties dat voor een subsidie in aanmerking komt;
3° het aantal ingezette vrijwilligers voor wie een ondertekende afsprakennota bestaat, met uitsluiting van vrijwilligers in administratieve, bestuurlijke of beleidsfuncties. Het referentiepunt daarvoor is 1 januari van het voorafgaande jaar.
De secretaris-generaal bepaalt binnen het beschikbare begrotingskrediet het jaarlijkse subsidiebedrag per organisatie als volgt op basis van het aantal vrijwilligers, vermeld in het eerste lid, 3° :
1° van de eerste tot en met de 50e vrijwilliger : 30 euro per vrijwilliger;
2° van de 51e tot en met de 100e vrijwilliger : 29 euro per vrijwilliger;
3° van de 101e tot en met de 200e vrijwilliger : 28 euro per vrijwilliger;
4° van de 201e tot en met de 500e vrijwilliger : 27 euro per vrijwilliger;
5° van de 501e tot en met de 1 000e vrijwilliger : 26 euro per vrijwilliger;
6° van de 1 001e tot en met de 2 000e vrijwilliger : 25 euro per vrijwilliger;
7° vanaf de 2 001e vrijwilliger : 24 euro per vrijwilliger.
Als na de toepassing van het tweede lid nog begrotingskrediet beschikbaar is, wordt dat krediet gelijkmatig over alle organisaties verdeeld. Daarbij ontvangen organisaties met minder dan 20 vrijwilligers slechts de helft van het bedrag dat aan organisaties met minstens 20 vrijwilligers wordt toegekend, en ontvangen organisaties met minder dan 10 vrijwilligers slechts een vierde van dat bedrag.
Vanaf 1 januari 2010 wordt, binnen het beschikbare begrotingskrediet, het totale subsidiebedrag jaarlijks geïndexeerd volgens de formule Nx = Tx (Cx/Cx-i), waarbij :
1° Nx = het geïndexeerde bedrag in het begrotingsjaar X;
2° Tx = het bedrag dat in de tabel voor het vorige begrotingsjaar X-1 vermeld staat;
3° Cx = de gezondheidsindex bij het begin van het begrotingsjaar X;
4° Cx-i = de gezondheidsindex bij het begin van het begrotingsjaar X-1.]1
Modifications
Art.13. [1 Les organisations agréées qui, par application de l'article 12, entrent en ligne de compte pour l'octroi de subventions, reçoivent annuellement un montant de subvention forfaitaire. Ce montant de subvention est fixé sur la base :
1° du crédit budgétaire disponible;
2° du nombre d'organisations entrant en ligne de compte pour une subvention;
3° du nombre de bénévoles engagés pour lesquels il existe un arrangement signé, à l'exception des bénévoles exerçant des fonctions administratives ou gestionnelles. Le point de référence est le 1er janvier de l'année précédente.
Dans les limites des crédits budgétaires disponibles, le secrétaire général fixe le montant de subvention annuel disponible par organisation sur la base du nombre de bénévoles, visé à l'alinéa premier, 3° :
1° du premier au 50e bénévole : 30 euros par bénévole;
2° du 51e au 100e bénévole : 29 euros par bénévole;
3° du 101e au 200e bénévole : 28 euros par bénévole;
4° du 201e au 500e bénévole : 27 euros par bénévole;
5° du 501e au 1 000e bénévole : 26 euros par bénévole;
6° du 1 001e au 2 000e bénévole : 25 euros par bénévole;
7° à partir du 2 001e bénévole : 24 euros par bénévole.
Si, après l'application du deuxième alinéa, un crédit budgétaire est encore disponible, ce crédit est réparti de manière égale entre toutes les organisations. Des organisations ayant moins de 20 bénévoles ne reçoivent que la moitié du montant accordé aux organisations ayant au moins 20 bénévoles, et des organisations ayant moins de 10 bénévoles ne reçoivent qu'un quatrième de ce montant.
A partir du 1er janvier 2010 et dans les limites des crédits budgétaires disponibles, le montant de subvention total est indexé annuellement suivant la formule Nx = Tx (Cx/Cx-i), où :
1° Nx = le montant indexé pour l'année budgétaire X;
2° Tx = le montant mentionné au tableau pour l'année budgétaire précédente X-1;
3° Cx = l'indice de santé au début de l'année budgétaire X;
4° Cx-i = l'indice de santé au début de l'année budgétaire X-1.]1
1° du crédit budgétaire disponible;
2° du nombre d'organisations entrant en ligne de compte pour une subvention;
3° du nombre de bénévoles engagés pour lesquels il existe un arrangement signé, à l'exception des bénévoles exerçant des fonctions administratives ou gestionnelles. Le point de référence est le 1er janvier de l'année précédente.
Dans les limites des crédits budgétaires disponibles, le secrétaire général fixe le montant de subvention annuel disponible par organisation sur la base du nombre de bénévoles, visé à l'alinéa premier, 3° :
1° du premier au 50e bénévole : 30 euros par bénévole;
2° du 51e au 100e bénévole : 29 euros par bénévole;
3° du 101e au 200e bénévole : 28 euros par bénévole;
4° du 201e au 500e bénévole : 27 euros par bénévole;
5° du 501e au 1 000e bénévole : 26 euros par bénévole;
6° du 1 001e au 2 000e bénévole : 25 euros par bénévole;
7° à partir du 2 001e bénévole : 24 euros par bénévole.
Si, après l'application du deuxième alinéa, un crédit budgétaire est encore disponible, ce crédit est réparti de manière égale entre toutes les organisations. Des organisations ayant moins de 20 bénévoles ne reçoivent que la moitié du montant accordé aux organisations ayant au moins 20 bénévoles, et des organisations ayant moins de 10 bénévoles ne reçoivent qu'un quatrième de ce montant.
A partir du 1er janvier 2010 et dans les limites des crédits budgétaires disponibles, le montant de subvention total est indexé annuellement suivant la formule Nx = Tx (Cx/Cx-i), où :
1° Nx = le montant indexé pour l'année budgétaire X;
2° Tx = le montant mentionné au tableau pour l'année budgétaire précédente X-1;
3° Cx = l'indice de santé au début de l'année budgétaire X;
4° Cx-i = l'indice de santé au début de l'année budgétaire X-1.]1
Modifications
Art.14. Het aantal ingezette vrijwilligers, vermeld in artikel 13, eerste lid, 3°, wordt vastgesteld op basis van het werkingsverslag, vermeld in artikel 16.
Art.14. Le nombre de bénévoles engagés, mentionnés à l'article 13, premier alinéa, 3°, sont fixés sur la base du rapport de fonctionnement, mentionné à l'article 16.
Art.15. De secretaris-generaal kent de subsidie toe.
De subsidie wordt verantwoord op basis van het werkingsverslag, vermeld in artikel 16.
De subsidie wordt verantwoord op basis van het werkingsverslag, vermeld in artikel 16.
Art.15. Le secrétaire général octroie la subvention.
La subvention est justifiée sur la base du rapport de fonctionnement, visé à l'article 16.
La subvention est justifiée sur la base du rapport de fonctionnement, visé à l'article 16.
HOOFDSTUK V. - Toezicht
CHAPITRE V. - Contrôle
Art.16. Jaarlijks voor 30 april bezorgt de erkende organisatie een werkingsverslag over het afgelopen jaar aan de administratie. Dat werkingsverslag bevat zowel een inhoudelijk als een financieel deel. De minister stelt daarvoor een model ter beschikking.
De erkende organisatie bezorgt aan de administratie elke wijziging van de stukken, vermeld in artikel 8 van het decreet, alsook elke wijziging van de elementen, vermeld in artikel 2 en 3.
Ambtenaren van de administratie houden toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden en op de aanwending van de subsidie, met behoud van de toepassing van artikel 55 tot en met 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. Ze kunnen de werking van de erkende organisatie en het aantal ingezette vrijwilligers ter plaatse controleren.
De erkende organisatie bezorgt aan de administratie elke wijziging van de stukken, vermeld in artikel 8 van het decreet, alsook elke wijziging van de elementen, vermeld in artikel 2 en 3.
Ambtenaren van de administratie houden toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden en op de aanwending van de subsidie, met behoud van de toepassing van artikel 55 tot en met 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. Ze kunnen de werking van de erkende organisatie en het aantal ingezette vrijwilligers ter plaatse controleren.
Art.16. L'organisation agréée remet chaque année, au plus tard le 30 avril, un rapport de fonctionnement à l'administration. Ce rapport de fonctionnement comprend une partie de fond et une partie financière. A cet effet, le ministre met un modèle à disposition.
L'organisation agréée remet à l'administration chaque modification des pièces, mentionnées à l'article 8 du décret, ainsi que chaque modification des éléments, mentionnés aux articles 2 et 3.
Des fonctionnaires de l'administration assurent le contrôle sur le respect des conditions d'agrément et sur l'affectation de la subvention, sans préjudice de l'application des articles 55 à 58 inclus des lois sur la Comptabilité de l'Etat, coordonnées le 17 juillet 1991. Ils peuvent contrôler sur place le fonctionnement de l'organisation agréée et le nombre de bénévoles engagés.
L'organisation agréée remet à l'administration chaque modification des pièces, mentionnées à l'article 8 du décret, ainsi que chaque modification des éléments, mentionnés aux articles 2 et 3.
Des fonctionnaires de l'administration assurent le contrôle sur le respect des conditions d'agrément et sur l'affectation de la subvention, sans préjudice de l'application des articles 55 à 58 inclus des lois sur la Comptabilité de l'Etat, coordonnées le 17 juillet 1991. Ils peuvent contrôler sur place le fonctionnement de l'organisation agréée et le nombre de bénévoles engagés.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
CHAPITRE VI. - Dispositions finales
Art.17. Het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector wordt opgeheven.
Art.17. L'arrêté du Gouvernement flamand du 30 mai 2008 portant exécution du décret du 23 mars 1994 relatif au bénévolat organisé dans le secteur de l'aide sociale et de la santé, est abrogé.
Art.18. De organisaties die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit erkend zijn, blijven erkend met behoud van de toepassing van artikel 16 van het decreet. Als ze nog erkend zijn voor een bepaalde duur, blijven ze erkend voor de resterende duur van de erkenning. Uiterlijk drie maanden voor hun erkenning afloopt, dienen ze een aanvraag in voor een erkenning van onbepaalde duur conform dit besluit.
De organisaties, vermeld in het eerste lid, conformeren zich aan de bepalingen van het decreet en van dit besluit, uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding ervan.
De organisaties, vermeld in het eerste lid, conformeren zich aan de bepalingen van het decreet en van dit besluit, uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding ervan.
Art.18. Les organisations, agréées à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, restent agréées sans préjudice de l'application de l'article 16 du décret. Si elles sont toujours agréées pour une durée déterminée, elles restent agréées pour la durée restante de l'agrément. Au plus tard trois mois avant l'expiration de leur agrément, ils introduisent une demande pour un agrément à durée indéterminée conformément au présent arrêté.
Les organisations, visées à l'alinéa premier, se conforment aux dispositions du décret et du présent arrêté, au plus tard dans un an après son entrée en vigueur.
Les organisations, visées à l'alinéa premier, se conforment aux dispositions du décret et du présent arrêté, au plus tard dans un an après son entrée en vigueur.
Art.19. Zolang hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin niet in werking is getreden, wordt het bezwaarschrift, vermeld in artikel 11, tweede lid, bezorgd aan en behandeld door de commissie, vermeld in artikel 13 van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden.
Art.19. Tant que le chapitre III du décret du 7 décembre 2007 portant création du Conseil consultatif stratégique pour la Politique flamande de l'Aide Sociale, de la Santé et de la Famille n'est pas encore entré en vigueur, la réclamation, mentionnée à l'article 11 du décret, deuxième alinéa, est transmise à et traitée par la commission, mentionnée à l'article 13 du décret du 15 juillet 1997 portant création d'un Conseil de la Famille et de l'Aide sociale et d'une Commission consultative d'Appel pour les questions de la famille et de l'aide sociale.
Art.20. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010.
Art.20. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2010.
Art. 21. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 21. Le Ministre flamand qui a l'assistance aux personnes dans ses attributions et le Ministre flamand qui a la politique de santé dans ses attributions sont chargés, chacun en ce qui le ou la concerne, de l'exécution du présent arrêté.