Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
20 NOVEMBER 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
Titre
20 NOVEMBRE 2009. - Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l'annexe 1re de l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 février 1991 fixant le règlement flamand relatif à l'autorisation écologique et modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 1er juin 1995 fixant les dispositions générales et sectorielles en matière d'hygiène de l'environnement
Informations sur le document
Info du document
Tekst (56)
Texte (58)
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van de bijlagen van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning
CHAPITRE Ier. - Modifications des annexes de l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 février 1991 fixant le règlement flamand relatif à l'autorisation écologique
Artikel 1. In bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° rubriek 2.3.8 wordt vervangen door wat volgt :
  "
Article 1er. A l'annexe 1re de l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 février 1991 fixant le règlement flamand relatif à l'autorisation écologique, modifiée en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand des 19 septembre 2008, sont apportées les modifications suivantes :
  1° la rubrique 2.3.8 est remplacée par ce qui suit :
  "

  
  
2.3.8.Installaties voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen, met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag, in de zin van de bijlage II A bij EG-richtlijn 75/442/EEG en in de zin van EG-richtlijn 75/439/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie, namelijk :
  (er kan een overlapping zijn met andere deelrubrieken van rubriek 2.3)
     
  
 D1 Storten op of in de bodem (bv. - op een vuilstortplaats)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D2 Uitrijden (bv. - biodegradatie van vloeibaar of slibachtig afval in de bodem)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D3 Injectie in de diepe ondergrond (bv. - injectie van verpompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels of natuurlijk gevormde holten)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D4 Opslag in waterbekkens (bv. - het lozen van vloeibaar of slibachtig afval in putten, vijvers of lagunen)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D5 Verwijderen op speciaal ingerichte locaties (bv. - in afzonderlijke beklede, afgedekte cellen die onderling en van de omgeving afgeschermd zijn)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D6 Lozen in wateren, behalve zeeën en oceanen;1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D7 Verwijderen in zeeën en oceanen, inclusief inbrengen in de bodem1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D8 Biologische behandeling op een niet elders in dit artikel aangegeven wijze waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd op een van de methodes, vermeld in D1 tot en met D121N,G,O,XBEJ,RB
  
 D9 Fysisch-chemische behandeling op een niet elders in dit artikel aangegeven wijze waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd op een van de methodes, vermeld in D1 tot en met D12 (bv. - verdampen, drogen, calcineren)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D10 Verbranding op het land1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D11 Verbranding op zee1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D12 Permanente opslag (bv. - plaatsen van houders in mijnen)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D13 Vermengen vóór een van de handelingen, vermeld in D1 tot en met D12;1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D14 Herverpakken vóór een van de handelingen, vermeld in D1 tot en met D131N,G,O,XBEJ,RB
  
 D15 Opslag in afwachting van een van de behandelingen, vermeld in D1 tot en met D14 (met uitsluiting van voorlopige opslag die voorafgaat aan inzameling op de plaats van productie)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D16 Installaties voor de verwijdering van afgewerkte olie (EG-richtlijn 75/439/EEG van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie)1N,G,O,XBEJ,RB

  
  
2.3.8.Installations pour l'élimination de déchets dangereux d'une capacité de plus de 10 tonnes par jour, au sens de l'annexe II A de la directive CE 75/442/CEE et de la directive CE 75/439/CEE du Conseil du 16 juin 1975 concernant l'élimination des huiles usagées, notamment :
  (il peut exister un chevauchement avec d'autres sous-rubriques de la rubrique 2.3)
     
  
 D1 Dépôt sur ou dans le sol (p.ex. mise en décharge)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D2 Traitement en milieu terrestre (p.ex. biodégradation de déchets liquides ou de boues dans le sol)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D3 Injection en profondeur (p.ex. injection des déchets pompables dans des puits, des dômes de sel ou des failles géologiques naturelles)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D4 Lagunage (p.ex. déversement de déchets liquides ou de boues dans des puits, des étangs ou des bassins)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D5 Mise en décharge spécialement aménagée (p.ex. placement dans des alvéoles étanches séparées, recouvertes et isolées les unes et les autres et de l'environnement)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D6 Rejet dans le milieu aquatique sauf dans les mers et océans;1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D7 Immersion dans les mers et océans, y compris enfouissement dans le sous-sol marin1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D8 Traitement biologique non spécifié ailleurs dans le présent article, aboutissant à des composés ou à des mélanges qui sont éliminés selon l'un des procédés numérotés D1 à D121N,G,O,XBEJ,RB
  
 D9 Traitement physico-chimique non spécifié ailleurs dans le présent article, aboutissant à des composés ou à des mélanges qui sont éliminés selon l'un des procédés numérotés D1 à D12 (p.ex. évaporation, séchage, calcination)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D10 Incinération à terre1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D11 Incinération en mer1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D12 Stockage permanent (p.ex. placement de conteneurs dans une mine)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D13 Regroupement préalablement à l'une des opérations numérotées D1 à D12; 1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D14 Ré-emballage préalablement à l'une des opérations numérotées D1 à D131N,G,O,XBEJ,RB
  
 D15 Stockage préalablement à l'une des opérations numérotées D1 à D14 (à l'exclusion du stockage temporaire, avant collecte, sur le site de production)1N,G,O,XBEJ,RB
  
 D16 Installations pour l'élimination des huiles usagées (directive CE 75/439/CEE du 16 juin 1975 concernant l'élimination des huiles usagées)1N,G,O,XBEJ,RB
2.3.8.Installaties voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen, met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag, in de zin van de bijlage II A bij EG-richtlijn 75/442/EEG en in de zin van EG-richtlijn 75/439/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie, namelijk :
  (er kan een overlapping zijn met andere deelrubrieken van rubriek 2.3)
D1 Storten op of in de bodem (bv. - op een vuilstortplaats)1N,G,O,XBEJ,RB
D2 Uitrijden (bv. - biodegradatie van vloeibaar of slibachtig afval in de bodem)1N,G,O,XBEJ,RB
D3 Injectie in de diepe ondergrond (bv. - injectie van verpompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels of natuurlijk gevormde holten)1N,G,O,XBEJ,RB
D4 Opslag in waterbekkens (bv. - het lozen van vloeibaar of slibachtig afval in putten, vijvers of lagunen)1N,G,O,XBEJ,RB
D5 Verwijderen op speciaal ingerichte locaties (bv. - in afzonderlijke beklede, afgedekte cellen die onderling en van de omgeving afgeschermd zijn)1N,G,O,XBEJ,RB
D6 Lozen in wateren, behalve zeeën en oceanen;1N,G,O,XBEJ,RB
D7 Verwijderen in zeeën en oceanen, inclusief inbrengen in de bodem1N,G,O,XBEJ,RB
D8 Biologische behandeling op een niet elders in dit artikel aangegeven wijze waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd op een van de methodes, vermeld in D1 tot en met D121N,G,O,XBEJ,RB
D9 Fysisch-chemische behandeling op een niet elders in dit artikel aangegeven wijze waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd op een van de methodes, vermeld in D1 tot en met D12 (bv. - verdampen, drogen, calcineren)1N,G,O,XBEJ,RB
D10 Verbranding op het land1N,G,O,XBEJ,RB
D11 Verbranding op zee1N,G,O,XBEJ,RB
D12 Permanente opslag (bv. - plaatsen van houders in mijnen)1N,G,O,XBEJ,RB
D13 Vermengen vóór een van de handelingen, vermeld in D1 tot en met D12;1N,G,O,XBEJ,RB
D14 Herverpakken vóór een van de handelingen, vermeld in D1 tot en met D131N,G,O,XBEJ,RB
D15 Opslag in afwachting van een van de behandelingen, vermeld in D1 tot en met D14 (met uitsluiting van voorlopige opslag die voorafgaat aan inzameling op de plaats van productie)1N,G,O,XBEJ,RB
D16 Installaties voor de verwijdering van afgewerkte olie (EG-richtlijn 75/439/EEG van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie)1N,G,O,XBEJ,RB
2.3.8.Installations pour l'élimination de déchets dangereux d'une capacité de plus de 10 tonnes par jour, au sens de l'annexe II A de la directive CE 75/442/CEE et de la directive CE 75/439/CEE du Conseil du 16 juin 1975 concernant l'élimination des huiles usagées, notamment :
  (il peut exister un chevauchement avec d'autres sous-rubriques de la rubrique 2.3)
D1 Dépôt sur ou dans le sol (p.ex. mise en décharge)1N,G,O,XBEJ,RB
D2 Traitement en milieu terrestre (p.ex. biodégradation de déchets liquides ou de boues dans le sol)1N,G,O,XBEJ,RB
D3 Injection en profondeur (p.ex. injection des déchets pompables dans des puits, des dômes de sel ou des failles géologiques naturelles)1N,G,O,XBEJ,RB
D4 Lagunage (p.ex. déversement de déchets liquides ou de boues dans des puits, des étangs ou des bassins)1N,G,O,XBEJ,RB
D5 Mise en décharge spécialement aménagée (p.ex. placement dans des alvéoles étanches séparées, recouvertes et isolées les unes et les autres et de l'environnement)1N,G,O,XBEJ,RB
D6 Rejet dans le milieu aquatique sauf dans les mers et océans;1N,G,O,XBEJ,RB
D7 Immersion dans les mers et océans, y compris enfouissement dans le sous-sol marin1N,G,O,XBEJ,RB
D8 Traitement biologique non spécifié ailleurs dans le présent article, aboutissant à des composés ou à des mélanges qui sont éliminés selon l'un des procédés numérotés D1 à D121N,G,O,XBEJ,RB
D9 Traitement physico-chimique non spécifié ailleurs dans le présent article, aboutissant à des composés ou à des mélanges qui sont éliminés selon l'un des procédés numérotés D1 à D12 (p.ex. évaporation, séchage, calcination)1N,G,O,XBEJ,RB
D10 Incinération à terre1N,G,O,XBEJ,RB
D11 Incinération en mer1N,G,O,XBEJ,RB
D12 Stockage permanent (p.ex. placement de conteneurs dans une mine)1N,G,O,XBEJ,RB
D13 Regroupement préalablement à l'une des opérations numérotées D1 à D12; 1N,G,O,XBEJ,RB
D14 Ré-emballage préalablement à l'une des opérations numérotées D1 à D131N,G,O,XBEJ,RB
D15 Stockage préalablement à l'une des opérations numérotées D1 à D14 (à l'exclusion du stockage temporaire, avant collecte, sur le site de production)1N,G,O,XBEJ,RB
D16 Installations pour l'élimination des huiles usagées (directive CE 75/439/CEE du 16 juin 1975 concernant l'élimination des huiles usagées)1N,G,O,XBEJ,RB
  "
  2° in rubriek 9.4.1, d, worden de woorden " rubriek 9.3.2. " vervangen door de woorden " rubriek 9.4.1. ";
  3° in rubriek 16.4 worden de woorden " Inrichtingen voor het niet-huishoudelijk vullen van verplaatsbare recipiënten, met inbegrip van de LPG-stations met : " vervangen door de woorden " Inrichtingen voor het niet-huishoudelijk vullen van verplaatsbare recipiënten en voor de bevoorrading van motorvoertuigen, met uitzondering van deze bedoeld in rubriek 16.9, met : ";
  4° in rubriek 32.8.1 worden na de woorden " scholen en dergelijke " de woorden ", voor zover ze bestaan uit een vaste constructie " toegevoegd;
  5° in rubriek 45.17 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in punt 1°, 2°, 3°, 4° en 5° worden de woorden " per jaar of meer " vervangen door de woorden " of meer per jaar ";
  2° in punt 6° wordt het woord " per " vervangen door de woorden " of meer per jaar ";
  3° in punt 7° worden de woorden " per dag of meer " vervangen door de woorden " of meer per dag ".
  "
  2° à la rubrique 9.4.1, d, les mots " rubrique 9.3.2. " sont remplacés par les mots " rubrique 9.4.1. ";
  3° à la rubrique 16.4, les mots " Etablissements industriels de recharge non-domestique des récipients mobiles, stations LPG. comprises contenant : " sont remplacés par les mots " Etablissements industriels de recharge non-domestique des récipients mobiles et d'approvisionnement de véhicules à moteur, à l'exception de ceux visés à la rubrique 16.9, contenant : ";
  4° à la rubrique 32.8.1, les mots " , pour autant qu'ils sont constitués d'une construction fixe " sont ajoutés après les mots " des écoles et autres ";
  5° à la rubrique 45.17 sont apportées les modifications suivantes :
  1° aux points 1°, 2°, 3°, 4° en 5°, les mots " par an ou plus " sont remplacés par les mots " ou plus par an ";
  2° au point 6°, le mot " par " est remplacé par les mots " ou plus par an ";
  3° au point 7°, les mots " par jour ou plus " sont remplacés par les mots " ou plus par jour ".
Art.2. In bijlage 8 van hetzelfde besluit, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005, in bijlage 8bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005, in bijlage 8ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2009, in bijlage 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005, in bijlage 10bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005, in bijlage 10ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2009, wordt de ondertekeningsformule " De Burgemeester " telkens vervangen door de ondertekeningsformule.
  " De Burgemeester,
  De gemeentesecretaris, "
Art.2. A l'annexe 8 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 juin 2005, à l'annexe 8bis du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 juin 2005, à l'annexe 8ter du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 septembre 2009, à l'annexe 10 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 juin 2005, à l'annexe 10bis du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 juin 2005, à l'annexe 10ter du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 septembre 2009, la formule de signature " Le Bourgmestre " est chaque fois remplacée par la formule de signature.
  " Le Bourgmestre, Le secrétaire communal, "
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
CHAPITRE II. - Modifications à l'arrêté du Gouvernement flamand du 1er juin 1995 fixant les dispositions générales et sectorielles en matière d'hygiène de l'environnement
Art.3. In artikel 1.1.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in definities dieren (hoofdstukken 5.9 en 5.28), wordt de definitie " - " honden " : inheemse en uitheemse honden die gespeend zijn) " vervangen door de definitie - " honden " : inheemse en uitheemse honden vanaf een leeftijd van 6 maanden; "
  2° aan definities gassen (hoofdstuk 5.16), worden de volgende definities toegevoegd :
  " - " LPG-station " :
  publiek toegankelijke verdeelinstallatie voor de bevoorrading van motorvoertuigen met vloeibaar gemaakte petroleumgassen (LPG);
  - " kwetsbare locatie " :
  een locatie waar veel personen verblijven of kunnen verblijven, inzonderheid scholen, ziekenhuizen, bejaardentehuizen en gelijkaardige risicogroepen;
  - " potentiële woning " :
  een woning die volgens de regelgeving inzake ruimtelijke ordening op een onbebouwd bouwperceel kan worden gebouwd. ";
  3° aan definities koelinstallaties wordt de volgende definitie toegevoegd :
  " - " een bevoegde deskundige " :
  een bevoegde deskundige als vermeld in artikel 5.16.3.3, § 3, 4°, is een persoon die voldoet aan minstens één van de volgende voorwaarden :
  1° een certificaat, vermeld in artikel 14, § 1, 1° en 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 inzake de certificering van koeltechnische bedrijven en hun koeltechnici, behaald hebben;
  2° een bachelor in de elektromechanica, afstudeerrichting klimatisering behaald hebben;
  3° een diploma van het secundair onderwijs in koel- en warmtetechnieken, industriële koeltechnieken of koeltechnische installaties behaald hebben;
  4° een van de volgende door de Vlaamse overheid erkende getuigschriften behaald hebben :
  a) een getuigschrift van technicus klimaatbeheersing - airconditioning;
  b) een getuigschrift van installateur airco- en warmtepompen;
  c) een getuigschrift van koeltechnicus;
  d) een modulegetuigschrift airco;
  5° in het volwassenenonderwijs het diploma van koeltechnieker, het certificaat van aircotechnicus of het certificaat van koeltechnicus behaald hebben;
  6° onderdaan zijn van een EU-lidstaat en in het bezit zijn van de kwalificatie of erkenning die in het andere gewest of in de andere EU-lidstaat verplicht wordt gesteld voor de keuring van airconditioningsystemen zoals bedoeld in artikel 9 en 10 van de richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen;
  7° minstens drie jaar aantoonbare ervaring hebben inzake onderhoud en afregelaspecten van airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kW. ".
  De definitie van bevoegd deskundige voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestaties van gebouwen
  4° in definities zwembaden (afdeling 5.32.9), onder de definities ontspanningsinrichtingen (hoofdstuk 5.32), worden de woorden " " baden " : a) zwem-, instructie-, stoei- en relaxatiebaden en hot whirl-pools " vervangen door de woorden " " vaste baden " : a) zwem-, instructie- en stoeibaden ".
Art.3. A l'article 1.1.2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 1er juin 1995 fixant les dispositions générales et sectorielles en matière d'hygiène de l'environnement, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2008, sont apportées les modifications suivantes :
  1° aux définitions animaux (chapitres 5.9 et 5.28), la définition " -chiens : chiens aborigènes et étrangers sevrés " est remplacée par la définition - " chiens : chiens aborigènes et étrangers à partir de l'âge de 6 mois; "
  2° aux définitions gaz (chapitre 5.16), les définitions suivantes sont ajoutées :
  " - station LPG " :
  installation de distribution accessible au public pour l'approvisionnement de véhicules à moteur en gaz de pétrole liquéfiés (LPG);
  - " site vulnérable " :
  un site où résident ou peuvent résider nombreuses personnes, notamment les écoles, hôpitaux, maisons de repos pour personnes âgées et groupes à risques similaires;
  - " habitation potentielle " :
  une habitation qui peut être construite sur un parcelle à bâtir non-bâtie suivant la règlementation de l'aménagement du territoire. ";
  3° aux définitions installations de réfrigération, sont installées les définitions suivantes :
  " - " un expert compétent " :
  un expert compétent tel que visé à l'article 5.16.3.3, § 3, 4°, est une personne répondant au moins aux conditions suivantes :
  1° avoir obtenu un certificat, visé à l'article 14, § 1er, 1° et 2°, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 septembre 2009 en matière de certification d'entreprises frigorifiques et de leurs frigoristes;
  2° avoir obtenu un baccalauréat en électromécanique, discipline d'étude climatisation;
  3° avoir obtenu un diplôme de l'enseignement secondaire en techniques frigorifiques et calorifiques, techniques frigorifiques industrielles ou installations frigorifiques;
  4° avoir obtenu une des attestations suivantes agréées par l'Autorité flamande :
  a) une attestation de technicien de climatisation - air conditionné;
  b) une attestation d'installateur de pompes d'eau et de systèmes de climatisation;
  c) une attestation de frigoriste;
  d) une attestation du module climatisation;
  5° ayant obtenu dans l'enseignement pour adultes le diplôme de frigoriste, le certificat de technicien en climatisation ou le certificat de frigoriste;
  6° être ressortissant d'un Etat-Membre UE et être en possession d'une qualification ou d'agrément qui est obligatoire dans l'autre région ou dans l'autre Etat-membre UE en vue de l'inspection de systèmes de climatisation telle que visée aux articles 9 et 10 de la Directive 2002/91/CE du Parlement européen et du Conseil du 16 décembre 2002 sur la performance énergétique des bâtiments;
  7° avoir au moins trois ans d'expérience démontrable en matière d'entretien et des aspect de réglage de systèmes de climatisation ayant une puissance nominale de plus de 12 kW. "
  La définition d'expert compétent prévoit en une conversion partielle de la Directive 2002/91/CE du Parlement européen et du Conseil du 16 décembre 2002 sur la performance énergétique des bâtiments;
  aux définitions bassins de natation (section 5.32.9), sous les définitions des établissements de relaxation (chapitre 5.32), les mots " " bains " : a) bassin de natation, d'apprentissage, de jeux et de relaxation, de jeux et hot whirlpools " sont remplacés par les mots " " bassins fixes : a) bassin de natation, d'apprentissage et de jeux ". a) bassin de natation, d'apprentissage et de jeux ".
Art.4. In artikel 1.3.4.2, 2°, en artikel 1.3.4.3, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt het woord " Interregionale " telkens vervangen door het woord " Intergewestelijke ".
Art.4. Dans les articles 1.3.4.2, 2°, et 1.3.4.3, § 1er, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 janvier 1999, dans le texte néerlandais, le mot " Interregionale " est chaque fois remplacé par le mot " Intergewestelijke ".
Art.5. Aan artikel 2.2.4.4.1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008, worden een paragraaf 8 en een paragraaf 9 toegevoegd, die luiden als volgt :
  " § 8. De geluidsactieprogramma's en elke wijziging en herziening ervan worden als volgt opgesteld :
  1° het ontwerp van geluidsplanning en geluidsactieprogramma's worden door de Vlaamse minister na kennisgeving aan de Vlaamse Regering bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en voor een termijn van een maand ter inzage gelegd bij het bestuur. Gedurende deze termijn kan iedereen bezwaren of opmerkingen schriftelijk ter kennis brengen van het bestuur;
  2° tegelijkertijd met de bekendmaking ervan wordt het ontwerp bezorgd aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, die een met redenen omkleed advies uitbrengen binnen een vervaltermijn van een maand na ontvangst van het ontwerp. Deze adviezen zijn niet bindend;
  3° de geluidsplanning en geluidsactieprogramma's worden vastgesteld door de Vlaamse Regering, rekening houdend met de gegeven adviezen en met de ingediende bezwaren of opmerkingen. Wanneer de regering het door de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen of de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen uitgebrachte advies niet volgt, hetzij geheel of gedeeltelijk, dan verantwoordt ze dit in een verslag, gevoegd bij de in punt 4 bedoelde bekendmaking;
  4° de geluidsplanning en geluidsactieprogramma's worden bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en liggen met het oog op een degelijke informering, ter inzage bij het bestuur.
  § 9. Dit artikel voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai. "
Art.5. A l'article 2.2.4.4.1 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 décembre 2008, sont ajoutés un paragraphe 8 et un paragraphe 9, rédigés comme suit :
  " § 8. Les programmes de gestion du bruit et toutes leurs modifications et révisions sont établis comme suit :
  1° le projet de planification et les programmes de gestion du bruit sont publiés par extrait au Moniteur belge par le Ministre flamand après notification au Gouvernement flamand et transmis pour consultation à l'administration pendant une période d'un mois. Pendant cette période, chacun peut transmettre des objections ou remarques écrites à l'administration;
  2° En même temps que sa publication, le projet est transmis au Conseil de l'Environnement et de la Nature de la Flandre et au Conseil socio économique de la Flandre, qui rend un avis motivé dans un délai de deux mois de la réception du projet.
  Ces avis ne sont pas contraignants;
  3° La planification et les programmes de gestion du bruit sont établis par le Gouvernement flamand en tenant compte des avis émis et des objections réclamations et remarques formulées. Lorsque le Gouvernement ne suit pas, en tout ou en partie, l'avis émis par le Conseil de l'Environnement et de la Nature de la Flandre ou du Conseil socio économique de la Flandre, il dresse un rapport de justification qui est joint à la publication visée au point 4;
  4° La planification et les programmes de gestion du bruit sont publiés par extrait au Moniteur belge et peuvent être consultés à l'administration en vue d'une bonne information.
  § 9. Le présent article prévoit en une conversion partielle de la directive 2002/49/CE du Parlement européen du 25 juin 2002 relative à l'évaluation et à la gestion du bruit dans l'environnement. "
Art.6. Afdeling 4.1.11 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en 16 januari 2009, wordt vervangen door wat volgt :
  " Afdeling 4.1.11. - Gebruik van gevaarlijke stoffen (verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie)
  Art. 4.1.11.1. Overeenkomstig artikel 67 van de Verordening (EG) nr. 1907/2006 mag een stof als zodanig of in een preparaat of voorwerp waarvoor in bijlage XVII van de Verordening (EG) nr. 1907/2006 een beperking is opgenomen, niet worden vervaardigd of worden gebruikt tenzij aan de voorwaarden van die beperking wordt voldaan. Dit geldt niet voor de vervaardiging en het gebruik van een stof bij wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke ontwikkeling. In bijlage XVII wordt bepaald wanneer de beperking niet van toepassing is op onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés en wordt de vrijgestelde maximum hoeveelheid gespecificeerd.
  Art. 4.1.11.2. Overeenkomstig artikel 56 van de Verordening (EG) nr. 1907/2006 mag een fabrikant, importeur of downstreamgebruiker een in bijlage XIV van de Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgenomen stof niet voor een bepaald gebruik gebruiken, tenzij voldaan is aan de bepalingen gesteld in artikel 56 van deze Verordening. "
Art.6. La section 4.1.11 du même arrêté, insérée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2006 et modifiée par les arrêtés du Gouvernement flamand du 19 septembre 2008 et 16 janvier 2009, sont remplacés par la disposition suivante :
  " Section 4.1.11. - Emploi de substances dangereuses (règlement (CE) n° 1907/2006 du Parlement européen et du Conseil du 18 décembre 2006 concernant l'enregistrement, l'évaluation et l'autorisation des substances chimiques, ainsi que les restrictions applicables à ces substances (REACH), instituant une agence européenne des produits chimiques, modifiant la directive 1999/45/CE et abrogeant le règlement (CEE) n° 793/93 du Conseil et le règlement (CE) n° 1488/94 de la Commission ainsi que la directive 76/769/CEE du Conseil et les directives 91/155/CEE, 93/67/CEE, 93/105/CE et 2000/21/CE de la Commission)
Art.7. In artikel 4.2.5.4.1, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° tussen de woorden " debietsevenredige 24-uurmonsters " en de woorden " genomen op vaste plaatsen " worden de woorden " of tijdsevenredige 24-uurmonsters " ingevoegd;
  2° tussen de woorden " de behandelingsinstallatie " en de woorden " de registratie " wordt de zin " Bij gebruik van tijdsevenredige monsters wordt een monsternamepauze van maximaal 10 minuten gehanteerd. " ingevoegd.
Art. 4.1.11.1. Conformément à l'article 67 du Règlement (CE) n° 1907/2006, une substance, telle quelle ou contenue dans une préparation ou un article, qui fait l'objet d'une restriction au titre de l'annexe XVII du Règlement (CE) n° 1907/2006, ne peut pas être fabriquée ou utilisée tant qu'elle ne respecte pas les conditions prévues par ladite restriction. Cette disposition n'est pas applicable à la fabrication et à l'utilisation d'une substance dans le cadre d'activités de recherche et de développement scientifiques. L'annexe XVII précise si la restriction n'est pas applicable aux activités de recherche et de développement axées sur les produits et les processus ainsi que la quantité maximale qui en bénéficie.
Art.8. In artikel 4.2.5.4.1, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, worden de woorden " debietsevenredige 24-uurmonsters " vervangen door de woorden " debiets- of tijdsevenredige 24-uurmonsters ".
Art. 4.1.11.2. Conformément à l'article 56 du Règlement (CE) n° 1907/2006, un fabricant, importateur ou utilisateur en aval s'abstient de mettre sur le marché une substance en vue d'une utilisation ou de l'utiliser lui-même si cette substance est incluse à l'annexe XIV du Règlement (CE) n° 1907/2006, sauf si les dispositions de l'article 56 de ce Règlement ont été respectées. "
Art.9. Het opschrift van subafdeling 4.2.8.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008, wordt vervangen door wat volgt :
  " Subafdeling 4.2.8.1. Lozing van huishoudelijk afvalwater in het individueel te optimaliseren buitengebied of het collectief te optimaliseren buitengebied ".
Art.7. A l'article 4.2.5.4.1, § 1er, alinéa premier, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 janvier 1999, sont apportées les modifications suivantes :
  1° les mots " ou correspondant au temps " sont insérés entre les mots " échantillons couvrant 24 heures et correspondant au débit " et les mots " doivent être prélevés ";
  2° la phrase " En cas d'utilisation d'échantillons correspondant au temps, une pause de prélèvement d'au maximum 10 minutes est appliquée. " est insérée avant les mots " Outre les résultats ".
Art.10. Artikel 4.2.8.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 4.2.8.1.1. § 1. In een gemeente waarvoor het gemeentelijk zoneringsplan definitief is vastgesteld, luiden de algemene voorwaarden voor de lozing van huishoudelijk afvalwater gelegen in het individueel te optimaliseren buitengebied of het collectief te optimaliseren buitengebied als volgt :
  1° het te lozen afvalwater dat in zodanige hoeveelheden pathogene kiemen bevat dat het ontvangende water er gevaarlijk door kan worden besmet, moet ontsmet worden;
  2° de pH van het geloosde water mag niet meer dan 9 of niet minder dan 6,5 bedragen;
  3° het biochemisch zuurstofverbruik in vijf dagen bij 20 °C van het geloosde water mag volgende waarde niet overschrijden :
  25 milligram zuurstofverbruik per liter
  4° in het geloosde afvalwater mag het volgende gehalte niet overschreden worden :
  60 milligram per liter voor de zwevende stoffen;
  5° bovendien mag het geloosde afvalwater geen stoffen bevatten van bijlage 2C in concentraties die hoger zijn dan 10 keer de milieukwaliteitsnormen van toepassing voor de uiteindelijk ontvangende waterloop, noch alle andere stoffen, met een gehalte dat rechtstreeks of onrechtstreeks schadelijk zou kunnen zijn voor de gezondheid van de mens, voor de flora of fauna;
  6° een representatief monster van het geloosde afvalwater mag geen oliën, vetten of andere drijvende stoffen bevatten in zulke hoeveelheden dat een drijvende laag op ondubbelzinnige wijze kan vastgesteld worden; in geval van twijfel, kan dit vastgesteld worden door het monster over te gieten in een schei-trechter en door vervolgens na te gaan of twee fasen gescheiden kunnen worden
  7° de installatie moet lekvrij zijn, structureel stabiel, duurzaam en corrosiebestendig.
  § 2. Voor lozingen gelegen in een individueel te optimaliseren buitengebied wordt geacht aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1 te zijn voldaan indien het water minstens wordt gezuiverd door middel van een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater, waarvan de capaciteit is afgestemd op het aangesloten IE. Het verwijderingspercentage van deze individuele behandelingsinstallatie bedraagt minimaal 90 % voor biochemisch zuurstofverbruik en minimaal 70 % voor zwevende stoffen.
  § 3. De inrichtingen gelegen in het individueel te optimaliseren buitengebied waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt verleend voor het bouwen of herbouwen van een gebouw na de vaststelling van het definitief zoneringsplan, moeten onmiddellijk aan paragraaf 1 en 2 van dit artikel voldoen.
  Voor de inrichtingen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen of herbouwen van een gebouw wordt verleend voor de vaststelling van het definitief zoneringsplan, gaan de voorwaarden van deze subafdeling die in strengere zin afwijken van de situatie zoals die bestond voor de definitieve vaststelling van het gemeentelijk zoneringsplan, in voege ten laatste op 22 december 2015, tenzij anders vermeld in het uitvoeringsplan. Evenwel wordt geacht dat in dit geval met een bestaande individuele behandelingsinstallatie wordt voldaan aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.
  § 4. Voor lozingen in het collectief te optimaliseren buitengebied wordt geacht aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, te zijn voldaan indien het afvalwater minstens gezuiverd wordt door middel van een individuele voorbehandelingsinstallatie, die conform de code van goede praktijk gebouwd en uitgebaat is.
  § 5. Indien het collectief te optimaliseren buitengebied geheel of gedeeltelijk overgaat in het collectief geoptimaliseerde buitengebied, is de noodzaak tot afkoppeling van de bestaande individuele voorbehandelingsinstallatie in het veranderde gedeelte afhankelijk van de afwateringssituatie en/of de aard van de toegepaste zuiveringstechnologie.
  § 6. Indien het collectief te optimaliseren buitengebied geheel of gedeeltelijk overgaat in het collectief geoptimaliseerde buitengebied moeten de bestaande individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater in het veranderde gedeelte afgekoppeld worden. "
Art.8. Dans l'article 4.2.5.4.1, § 2, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 janvier 1999, les mots " des échantillons couvrant 24 heures et correspondant au débit " sont remplacés par les mots " des échantillons couvrant 24 heures et correspondant au débit ou au temps ".
Art.11. Het opschrift van subafdeling 4.2.8.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008, wordt vervangen door wat volgt :
  " Subafdeling 4.2.8.2. - Lozing van huishoudelijk afvalwater in het centrale gebied of het collectief geoptimaliseerde buitengebied ".
Art.9. L'intitulé de la sous-section 4.2.8.1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008, est remplacé par la disposition suivante :
  " Sous-section 4.2.8.1. - Déversement d'eaux usées domestiques dans la zone extérieure à optimaliser individuellement ou dans la zone extérieure à optimaliser collectivement ".
Art.12. In artikel 4.2.8.2.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 worden de woorden " het centrale gebied, het collectief geoptimaliseerde buitengebied of het collectief te optimaliseren buitengebied " vervangen door de woorden " het centrale gebied of het collectief geoptimaliseerde buitengebied ";
  2° paragraaf 3 en 4 worden opgeheven.
Art.10. L'article 4.2.8.1.1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008 et remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2008 est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 4.2.8.1.1. § 1er. Dans une commune pour laquelle le plan de zonage communal est définitivement fixé, les conditions générales de déversement d'eaux usées domestiques situé dans la zone extérieure à optimaliser individuellement ou dans la zone extérieure à optimaliser collectivement, sont rédigées comme suit :
  1° les eaux usées à déverser contenant des germes pathogènes dans de telles quantités que les eaux réceptrices risquent d'être dangereusement contaminées, doivent être décontaminées;
  2° le pH des eaux déversées ne peut pas être supérieur à 9 ou inférieur à 6,5;
  3° la demande biochimique en oxygène en cinq jours à 20 °C des eaux déversées ne peut pas dépasser la valeur suivante :
  25 milligrammes de demande en oxygène par litre
  4° la teneur suivante dans les eaux déversées ne peut pas être dépassée :
  60 milligrammes par litre pour les substances en suspension;
  5° les eaux usées déversées ne peuvent en outre pas contenir des substances de l'annexe 2C en des concentrations qui sont 10 fois supérieures aux normes de qualité environnementale qui s'appliquent au cours d'eau récepteur final, ni toute autre substance, en une teneur qui pourrait directement ou indirectement nuire à la santé de l'homme, à la flore ou à la faune;
  6° un échantillon représentatif des eaux usées déversées ne peut pas contenir des huiles, graisses ou autres substances flottantes en de telles quantités qu'une couche flottante peut être explicitement constatée; en cas de doute, ceci peut être constaté en transvasant l'échantillon dans un entonnoir séparateur et en vérifiant en suite si les deux phases peuvent être séparées;
  7° l'installation doit être exempte de fuites, présenter une structure stable, durable et résistante à la corrosion.
  § 2. En ce qui concerne les déversements dans une zone extérieure à optimaliser individuellement, les conditions visées au paragraphe 1er sont supposées être respectées si l'eau est au moins épurée à l'aide d'une installation de traitement d'eaux usées individuelle, dont la capacité est adaptée à l'équivalent d'habitants raccordés. Le pourcentage d'élimination de cette installation de traitement individuelle s'élève à au moins 90 % pour la demande biochimique en oxygène et à au moins 70 % pour les substances en suspension.
  § 3. Les établissements situés dans la zone extérieure à optimaliser individuellement pour lesquels une autorisation urbanistique est accordée pour la construction ou la reconstruction d'un bâtiment après la fixation du plan de zonage définitif, doivent immédiatement répondre aux paragraphes 1er et 2 du présent article.
  Pour les établissements pour lesquels une autorisation urbanistique a été accordée pour la construction ou la reconstruction d'un bâtiment avant la fixation du plan de zonage définitif, les conditions de la présente sous-section qui dérogent dans un sens plus stricte à la situation telle qu'elle existait avant la fixation définitive du plan de zonage communal, entrent en vigueur au plus tard le 22 décembre 2015, sauf autrement stipulé dans le plan d'exécution. Cependant, il est supposé que dans ce cas il est répondu aux conditions du paragraphe 1er par une installation de traitement individuelle existante.
  § 4. En ce qui concerne les déversements dans la zone extérieure à optimaliser collectivement, il est supposé être répondu aux conditions visées au paragraphe 1er, si les eaux usées sont au moins épurées à l'aide d'une installation de prétraitement individuelle, construite et exploitée conformément au code des bonnes pratiques.
  § 5. Si la zone extérieure à optimaliser collectivement transite entièrement ou partiellement dans la zone extérieure collectivement optimalisée, la nécessité de découplage de l'installation de prétraitement individuelle existante dans la partie modifiée dépend de la situation d'évacuation des eaux et/ou de la nature de la technologie d'épuration appliquée.
  § 6. Si la zone extérieure à optimaliser collectivement transite entièrement ou partiellement dans la zone extérieure collectivement optimalisée, les installations de traitement d'eaux usées individuelles existantes dans la partie modifiée doivent être découplées. "
Art.13. Artikel 4.2.8.4.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008, wordt opgeheven.
Art.11. L'intitulé de la sous-section 4.2.8.2 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008, est remplacé par la disposition suivante :
  " Sous-section 4.2.8.2. - Déversement d'eaux usées domestiques dans la zone centrale ou dans la zone extérieure collectivement optimalisée ".
Art.14. Artikel 4.3.2.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 4.3.2.1. Onverminderd de bijzondere voorwaarden die in de milieuvergunning kunnen worden opgelegd, zijn de volgende voorwaarden van toepassing op de indirecte lozing van bedrijfsafvalwater in grondwater, zoals vermeld in de subrubrieken 52.1.1, 2°, en 52.2, 2°, van de indelingslijst :
  1° elke lozingsmethode waarbij het afvalwater rechtstreeks in de bodem of in een grondwaterlaag wordt geïnjecteerd, is verboden;
  2° elke lozing van afvalstoffen, zoals afvalolie, verfresten, e.d., is ten strengste verboden;
  3° de indirecte lozing moet gebeuren via een besterfput die aan de volgende voorwaarden voldoet :
  a) een maximale diepte van 10 m onder het maaiveld;
  b) zich bevinden op een afstand van ten minste :
  1° 75 m van een oppervlaktewater;
  2° 75 m van elke open kunstmatige afvoerweg voor hemelwater;
  3° 200 m van een grondwaterwinning;
  4° 200 m van elke bron van drinkwater, thermaalwater of mineraalwater;
  c) geen overloop hebben;
  d) voorzien zijn van een gemakkelijk en veilig bereikbare opening die toelaat monsters te nemen van de materie die zich in de besterfput bevindt;
  4° met betrekking tot de afgevoerde afvalwaters gelden voor de respectieve parameters als emissiegrenswaarden, de richtwaarden als bedoeld in artikel 2.4.1.1; deze emissiegrenswaarden zijn absolute waarden die op elk ogenblik moeten worden nageleefd; in de milieuvergunning kunnen in functie van de milieukwaliteitsnormen, vastgesteld in artikel 2.4.1.1 en 2.4.2.1, strengere emissiegrenswaarden worden vastgesteld; in de milieuvergunning kunnen daarenboven beperkingen worden opgelegd met betrekking tot de maximum debieten die per uur, per dag, per maand of per jaar naar de besterfput, vermeld in punt 3°, mogen worden afgevoerd;
  5° de indirecte lozing in grondwater van bedrijfsafvalwater dat stoffen van lijst II van bijlage 2B van titel I van het VLAREM bevat, is verboden als de openbare weg van openbare riolering is voorzien of als het gezuiverde afvalwater, rekening houdend met de afstandsregels, vermeld in punt 3°, b), in een gewoon oppervlaktewater of overeenkomstig artikel 4.2.1.3 in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater geloosd kan worden. "
Art.12. A l'article 4.2.8.2.1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008, sont apportées les modifications suivantes :
  1° au paragraphe 1er, les mots " la zone centrale, la zone extérieure optimalisée collectivement ou dans la zone extérieure à optimaliser collectivement " sont remplacés par les mots " la zone centrale ou la zone extérieure optimalisée collectivement ";
  2° les paragraphes 3 et 4 sont abrogés.
Art.15. Artikel 4.3.3.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, 18 november 2003 en 9 mei 2008, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 4.3.3.1. Onverminderd de bijzondere voorwaarden die in de milieuvergunning kunnen worden opgelegd, zijn de volgende voorwaarden van toepassing op de indirecte lozing van normaal huisafvalwater in grondwater, zoals vermeld in de subrubriek 52.1.1, 1°, en 52.2, 1°, van de indelingslijst :
  1° elke lozingsmethode waarbij het afvalwater rechtstreeks in de bodem of in een grondwaterlaag wordt geïnjecteerd, is verboden;
  2° alleen de lozing van huishoudelijk afvalwater is toegestaan; het is verboden hierin afvalstoffen te lozen of te laten toekomen;
  3° de indirecte lozing moet gebeuren via een besterfput die aan de volgende voorwaarden voldoet :
  a) een maximale diepte van 10 m onder het maaiveld;
  b) zich bevinden op een afstand van ten minste :
  1° 50 m van een oppervlaktewater;
  2° 50 m van elke open kunstmatige afvoerweg voor hemelwater;
  3° 100 m van een grondwaterwinning;
  4° 100 m van elke bron van drinkwater, thermaalwater of mineraalwater;
  c) geen overloop hebben;
  d) voorzien zijn van een gemakkelijk en veilig bereikbare opening die toelaat monsters te nemen van de materie die zich in de besterfput bevindt;
  4° de indirecte lozing in grondwater van huishoudelijk afvalwater is verboden als de openbare weg van openbare riolering is voorzien of als het gezuiverde afvalwater, rekening houdend met de afstandsregels, vermeld in punt 3°, b), in een gewoon oppervlaktewater of overeenkomstig artikel 4.2.1.3 in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater geloosd kan worden;
  5° het huishoudelijk afvalwater moet voor het in een besterfput geloosd wordt, behandeld worden volgens de algemene voorwaarden, vermeld in afdeling 4.2.7 en afdeling 4.2.8. "
Art.13. L'article 4.2.8.4.1 du même arrêté, insérée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008, est abrogé.
Art.16. Aan artikel 4.5.3.1, § 5, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt het woord " dB(A) " toegevoegd.
Art.14. L'article 4.3.2.1 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008, est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 4.3.2.1. Sans préjudice des conditions particulières qui peuvent être imposées dans l'autorisation écologique, les conditions suivantes sont applicables au déversement indirect d'eaux usées industrielles dans les eaux souterraines, visées aux sous-rubriques 52.1.1,2°, et 52.2.2°, de la liste de classification :
  1° toute méthode de déversement par laquelle les eaux usées sont directement injectées dans le sol ou dans une nappe aquifère est interdite;
  2° tout déversement de déchets, tels que huile usée, restes de peintures, etc., est strictement interdit;
  3° le déversement indirect doit être effectué par le biais d'un puisard qui répond aux conditions suivantes :
  a) avoir une profondeur maximale de 10 m en-dessous du niveau du sol;
  b) être situé à une distance d'au moins :
  1° 75 m d'une eau de surface;
  2° 75 m de toute voie ouverte artificielle d'évacuation des eaux pluviales;
  3° 200 m d'un captage d'eau;
  4° 200 m de toute source d'eau potable, thermale ou minérale;
  c) ne pas avoir de trop-plein;
  d) être pourvu d'une ouverture aisément accessible en toute sécurité permettant de prélever des échantillons de substances se trouvant dans le puisard;
  4° en ce qui concerne les eaux usées évacuées, les valeurs-guides visées à l'article 2.4.1.1 servent de paramètres respectifs tels que les valeurs limites d'émission; ces valeurs limites d'émission concernent des valeurs absolues qui doivent être respectées à tout moment; en fonction des normes de qualité de l'environnement fixés aux art. 2.4.1.1 et 2.4.2.1, l'autorisation écologique peut imposer des valeurs limites d'émission plus strictes; en outre, l'autorisation écologique peut imposer des limitations relatives aux débits maximaux qui peuvent être évacués par heure, par jour, par mois ou par année vers le puisard visé au point 3°;
  5° " 8° le déversement indirecte dans les eaux souterraines d'eaux usées industrielles contenant des substances de la liste II de l'annexe 2B du titre Ier du VLAREM, est interdit lorsque la voie publique est équipée d'égouts publics ou lorsque les eaux usées épurées, compte tenu des règles de distance visés au point 3°, b), peuvent être déversées dans une eau de surface normale ou, conformément à l'article 4.2.1.3 dans une canalisation d'évacuation artificielle des eaux pluviales. "
Art.17. In artikel 4.5.5.1, § 6, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt tussen de woorden " verminderd met 5 " en de woorden " en voor bestaande inrichtingen " het woord " dB(A) " ingevoegd.
Art.15. L'article 4.3.3.1 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 19 janvier 1999, 18 novembre 2003 et 9 mai 2008, est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 4.3.3.1. Sans préjudice des conditions particulières qui peuvent être imposées dans l'autorisation écologique, les conditions suivantes sont applicables au déversement indirect d'eaux usées domestiques dans les eaux souterraines, visées aux sous-rubriques 52.1.1, 1°, et 52.2, 1°, de la liste de classification :
  1° toute méthode de déversement par laquelle les eaux usées sont directement injectées dans le sol ou dans une nappe aquifère est interdite;
  2° seul le déversement d'eaux usées domestiques est autorisé; il est interdit d'y déverser ou d'y faire arriver des substances usées;
  3° le déversement indirect doit être effectué par le biais d'un puisard qui répond aux conditions suivantes :
  a) avoir une profondeur maximale de 10 m en-dessous du niveau du sol;
  b) être situé à une distance d'au moins :
  1° 50 m d'une eau de surface;
  2° 50 m de toute voie ouverte artificielle d'évacuation des eaux pluviales;
  3° 100 m d'un captage d'eau;
  4° 100 m de toute source d'eau potable, thermale ou minérale;
  c) ne pas avoir de trop-plein;
  d) être pourvu d'une ouverture aisément accessible en toute sécurité permettant de prélever des échantillons de substances se trouvant dans le puisard;
  4° le déversement indirect d'eaux usées domestiques dans les eaux souterraines, est interdit lorsque la voie publique est équipée d'égouts publics ou lorsque les eaux usées épurées, compte tenu des règles de distance visées au point 3°, b, peuvent être déversées dans une eau de surface normale ou, conformément à l'article 4.2.1.3, dans une canalisation d'évacuation artificielle des eaux pluviales;
  5° les eaux usées domestiques doivent être traitées suivant les conditions générales visées aux sections 4.2.7 et 4.2.8 avant d'être déversées dans un puisard. "
Art.18. Artikel 5.9.4.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003 en 19 september 2008, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 5.9.4.3. Het is verboden varkenshouderijen te exploiteren, indien zij gelegen zijn :
  1° geheel of gedeeltelijk in een waterwingebied en/of een beschermingszone type I, II of III;
  2° geheel of gedeeltelijk in een gebied ander dan agrarische gebieden. "
Art.16. L'article 4.5.3.1, § 5, du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 janvier 1999, est complété par le mot " dB(A) ".
Art. 19. Artikel 5.9.4.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en 19 september 2008, wordt vervangen door wat volgt :
  " Tussen elke stal en/of opslag van vaste dierlijke mest of mengmest van de inrichting gelegen in agrarisch gebied enerzijds en elk op het gewestplan aangegeven woonuitbreidingsgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, gebied voor verblijfsrecreatie en woongebied ander dan een woongebied met een landelijk karakter en ten opzichte van elk in het bosdecreet van 13 juni 1990 aangegeven bosreservaat anderzijds, moet in functie van het aantal varkens dat in de inrichting wordt gehouden, uitgedrukt in varkenseenheden, en van het overeenkomstig artikel 5.9.4.2 voor de inrichting berekend aantal waarderingspunten, ten minste de volgende afstand bestaan :
Art.17. A l'article 4.5.5.1, § 6, du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 janvier 1999, le mot (dB(A)" est inséré dans le texte néerlandais entre les mots " verminderd met 5 et les mots " en voor bestaande inrichtingen ".
Waarderingspunten, toegekend aan de inrichtingMinimale afstand in meter bij volgend aantal varkenseenheden
  
 van 100 tot 500van 501 tot 1 050van 1 051 tot 1 575van 1 576 tot 2 100van 2 101 tot 2 625meer dan 2 625
  
< 50250300350verbodverbodverbod
  
50 -100200225250300350400
  
101 - 150100150200250300350
  
151 - 20050100150200250300
  
> 2005050100150200300
Waarderingspunten, toegekend aan de inrichtingMinimale afstand in meter bij volgend aantal varkenseenheden
van 100 tot 500van 501 tot 1 050van 1 051 tot 1 575van 1 576 tot 2 100van 2 101 tot 2 625meer dan 2 625
< 50250300350verbodverbodverbod
50 -100200225250300350400
101 - 150100150200250300350
151 - 20050100150200250300
> 2005050100150200300
-
  voor de toepassing van voormelde bepalingen wordt :
  - één zeug inclusief biggen gelijkgesteld aan 2,5 varkenseenheden;
  - een ander varken > 10 weken gelijkgesteld aan 1 varkenseenheid. "
-
Art.20. Artikel 5.9.4.6, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt opgeheven.
Art.18. L'article 5.9.4.3 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 19 septembre 2003 et 19 septembre 2008, est remplacé par la disposition suivante :
  " Art. 5.9.4.3. Il est interdit d'exploiter des porcheries si elles sont situées :
  1° entièrement ou partiellement dans une zone de captage d'eau et/ou dans une zone de protection du type I, II ou III;
  2° entièrement ou partiellement dans une zone autre qu'une zone agraire. "
Art.21. Artikel 5.9.5.3, § 6, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 19. L'article 5.9.4.4 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 19 janvier 1999 et 19 septembre 2008, est remplacé par la disposition suivante :
  " Entre chaque étable et/ou dépôt d'excréments animaux ou de lisier de l'établissement situé dans une zone agraire d'une part, et toute zone indiquée dans le plan de secteur comme zone d'extension d'habitat, zone naturelle à valeur scientifique ou réserve naturelle, zone de séjour et de récréation et zone d'habitat autre qu'à caractère rural et par rapport à chaque réserve forestière mentionnée dans le décret forestier du 13 juin 1990, d'autre part, la distance suivante doit exister en fonction du nombre de porcs qui peut être tenu dans l'établissement, exprimé en unités de porcs, et du nombre de points d'appréciation calculé conformément à l'article 5.9.4.2 :
-
Points d'appréciation attribués à l'établissementDistance minimale en mètres imposée pour le nombre suivant d'unités de porcs
  
 de 100 à 500de 501 à 1 050de 1 051 à 1 575de 1 576 à 2 100de 2 101 à 2 625plus de 2 625
  
< 50250300350inter- dictioninter- dictioninter- diction
  
50 -100200225250300350400
  
101 - 150100150200250300350
  
151 - 20050100150200250300
  
> 2005050100150200300
Points d'appréciation attribués à l'établissementDistance minimale en mètres imposée pour le nombre suivant d'unités de porcs
de 100 à 500de 501 à 1 050de 1 051 à 1 575de 1 576 à 2 100de 2 101 à 2 625plus de 2 625
< 50250300350inter- dictioninter- dictioninter- diction
50 -100200225250300350400
101 - 150100150200250300350
151 - 20050100150200250300
> 2005050100150200300
-
  pour l'application des dispositions précitées :
  une truie y compris les porcelets assimilés à 2,5 unités de porcs; un autre porc > 10 semaines assimilé à une unité de porc. "
Art.22. In artikel 5.16.2.1 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt :
  " § 2. Tenzij het met inachtneming van EU-verordening nr. 2037/2000 van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen anders is vermeld in de milieuvergunning, zijn de productie en het gebruik van de volgende stoffen verboden :
  1° chloorfluorkoolstoffen;
  2° andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen;
  3° halonen;
  4° tetrachloorkoolstof;
  5° 1,1,1-trichloorethaan;
  6° broomfluorkoolwaterstoffen;
  7° broomchloormethaan. "
Art.20. L'article 5.9.4.6, § 2, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 janvier 1999, est abrogé.
Art.23. In artikel 5.16.3.3, § 3, 4°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006, wordt een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Het eerste lid voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestaties van gebouwen. "
Art.21. L'article 5.9.5.3, § 6 du même arrêté est abrogé.
Art.24. Het opschrift van afdeling 5.16.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999, wordt vervangen door wat volgt :
  " Afdeling 5.16.4. Niet-huishoudelijk vullen van verplaatsbare recipiënten en bevoorrading van motorvoertuigen ".
Art.22. Dans l'article 5.16.2.1 du même arrêté, le paragraphe 2 est remplacé par la disposition suivante :
  " § 2. Sauf autrement mentionné dans le respect du Règlement UE n° 2037/2000 du 29 juin 2000 relatif à des substances qui appauvrissent la couche d'ozone, la production et l'utilisation des substances suivantes sont interdites :
  1° substances carboniques chlorofluorées;
  2° autres substances carboniques chlorofluorées entèrement halogènées;
  3° halones;
  4° tetrachlorocarbone;
  5° 1,1,1-trichloroéthane;
  6° hydrocarbures bromofluorés;
  7° bromochlorométhane. "
Art.25. Aan artikel 5.16.4.4.11, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " Voor het bepalen van de veiligheidsafstandregels wordt de volgende werkwijze gevolgd :
  1° voor LPG-opslagtanks met een waterinhoud tussen 10 000 en 24 500 liter wordt de veiligheidsafstand bepaald door lineaire interpolatie tussen de waarden die verkregen zijn uit de curves van de LPG-opslagtanks, met de dichtstbijgelegen waterinhouden;
  2° voor LPG-opslagtanks met een waterinhoud kleiner dan 10 000 liter worden de curves voor de LPG-opslagtank met een waterinhoud van 10.000 liter gebruikt en wordt de jaaromzet LPG (in ton per jaar) als volgt gecorrigeerd :
  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 23-02-2010, p. 12648)
  Bij het lezen van de veiligheidsafstand van de curve wordt rekening gehouden met de gecorrigeerde jaaromzet;
  3° voor LPG-opslagtanks met een waterinhoud groter dan 24.500 liter en kleiner dan of gelijk aan 25 000 liter worden de curves voor de LPG-opslagtank met een waterinhoud van 24.500 liter gebruikt;
  4° voor LPG-stations met een jaaromzet die kleiner is dan 50 ton/jaar, worden de waarden gebruikt die corresponderen met een jaaromzet van 50 ton/jaar. "
Art.23. A l'article 5.16.3.3, § 3, 4° du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 décembre 2006, il est ajouté un alinéa deux, ainsi rédigé :
  " L'alinéa premier prévoit en une conversion partielle de la Directive 2002/91/CE du Parlement européen et du Conseil du 16 décembre 2002 sur la performance énergétique des bâtiments. "
Art.26. In artikel 5.19.1.4, § 6, eerste lid, van hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt er na de eerste zin een zin toegevoegd, die luidt als volgt :
  " Met betrekking tot de meetmethode en de evaluatie van de meetresultaten gelden de bepalingen van de meetstrategie voor luchtverontreinigende stoffen, vermeld in afdeling 4.4.4. "
Art.24. L'intitulé de la section 5.16.4, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 janvier 1999, est remplacé par la disposition suivante :
  " Section 5.16.4. Remplissage non-domestique de récipients déplaçables et approvisionnement de véhicules à moteur ".
Art.27. In artikel 5.32.5.2 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 4 opgeheven.
Art.25. A l'article 5.16.4.4.11, § 1er, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2008, il est ajouté un quatrième alinéa, rédigé comme suit :
  " En vue de la définition des règles de distance de sécurité, la procédure suivante est suivie :
  1° pour les réservoirs de LPG ayant un contenu d'eau entre 10 000 et 24 500 litres, la distance de sécurité est définie par une interpolation linéaire entre les valeurs obtenues des courbes des réservoirs LPG et les contenus d'eau les plus proches;
  2° pour les réservoirs de LPG ayant un contenu d'eau de moins de 10 000 litres, les courbes pour un réservoir LPG ayant un contenu d'eau de 10 000 litres sont utilisées et le volume d'affaires annuel LPG (en tonnes par an) est corrigé comme suit :
  (Formule non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 23-02-2010, p. 12668)
  Lors de la lecture de la distance de sécurité de la courbe, il est tenu compte du volume d'affaire annuel corrigé;
  3° pour les réservoirs de LPG ayant un contenu d'eau de plus de 24 500 litres et de moins de ou égal à 25.000 litres, les courbes pour un réservoir LPG ayant un contenu d'eau de 24 500 litres sont utilisées;
  4° pour les stations LPG ayant un volume d'affaires annuel inférieur à 50 tonnes/an, les valeurs correspondant à 50 tonnes/an sont utilisées. "
Art.28. In artikel 5.32.9.2.1, § 3, van hetzelfde besluit wordt punt 2° vervangen door wat volgt :
  " 2° Tenzij anders bepaald in de milieuvergunning, wordt het bad volledig omringd door een kade met een minimumbreedte van 1,5 m. "
Art.26. A l'article 5.19.1.4, § 6, alinéa premier, du même arrêté, ajouté par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2008, il est ajouté une phrase après la première phrase, rédigée comme suit :
  " En ce qui concerne la méthode de mesurage et l'évaluation des résultats de mesurage, les dispositions de la stratégie de mesurage des substances polluant l'air, visées à la section 4.4.4. s'appliquent. "
Art.29. In artikel 5.32.9.3.1, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en 19 september 2008, wordt punt 1° vervangen door wat volgt :
  " 1° Tenzij anders bepaald in de milieuvergunning, wordt het bad volledig omringd door een kade met een minimumbreedte van 1,5 m. "
Art.27. Dans l'article 5.32.5.2 du même arrêté, le paragraphe 4 est abrogé.
Art.30. In artikel 5.32.9.7.1, § 3, van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door wat volgt :
  " Tenzij anders bepaald in de milieuvergunning, wordt het bad volledig omringd door een kade met een minimumbreedte van 1,5 m. "
Art.28. Dans l'article 5.32.9.1.1, § 3, du même arrêté, le point 2° est remplacé par la disposition suivante :
  " 2° sauf autrement stipulé dans l'autorisation écologique, le bassin est entièrement entouré d'un bord ayant une largeur d'au moins 1,5 m. "
Art.31. In artikel 5.32.10.6, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt het woord " L 10 " vervangen door het woord " LA10,2h ".
Art.29. A l'article 5.32.9.3.1, § 3, du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 19 janvier 1999 et 19 septembre 2008, le point 1° est remplacé par la disposition suivante :
  " 1° sauf autrement stipulé dans l'autorisation écologique, le bassin est entièrement entouré d'un bord ayant une largeur d'au moins 1,5 m. "
Art.32. In artikel 5.35.1.2 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 opgeheven.
Art.30. Dans l'article 5.32.9.7.1, § 3, du même arrêté, le point 1° est remplacé par la disposition suivante :
  " Sauf autrement stipulé dans l'autorisation écologique, le bassin est entièrement entouré d'un bord ayant une largeur d'au moins 1,5 m. "
Art.33. In artikel 5.45.1.4, § 1, van hetzelfde besluit wordt punt 2° opgeheven.
Art.31. Dans l'article 5.32.10.6, alinéa premier, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2008, le mot " L10 " est remplacé par le mot " LA10,2h ".
Art.34. Aan artikel 5bis.15.5.4.3.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 4. Voor de lozingen van afvalwater die niet zijn opgenomen in een van de op de zoneringsplannen aangeduide zuiveringszones, gelden - tenzij anders bepaald in de milieuvergunning - de lozingsvoorwaarden die in subafdeling 5bis.15.5.4.3. zijn vastgesteld voor lozingen gelegen in het individueel te optimaliseren buitengebied. "
Art.32. Dans l'article 5.35.1.2 du même arrêté, le paragraphe 3 est abrogé.
Art.35. Artikel 5bis.15.5.4.3.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 5bis.15.5.4.3.6. Lozing van huishoudelijk afvalwater in oppervlaktewater en/of in het collectief te optimaliseren buitengebied of het individueel te optimaliseren buitengebied
  § 1. De algemene voorwaarden voor de lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren van een gemeente waarvoor het definitief gemeentelijk zoneringsplan nog niet is vastgesteld en/of in het collectief te optimaliseren buitengebied of het individueel te optimaliseren buitengebied van een gemeente waarvoor het definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld, luiden als volgt :
  1° het te lozen afvalwater dat in zodanige hoeveelheden pathogene kiemen bevat dat het ontvangende water er gevaarlijk door kan worden besmet, moet ontsmet worden;
  2° de pH van het geloosde water mag niet meer dan 9 of niet minder dan 6,5 bedragen;
  3° het biochemisch zuurstofverbruik in vijf dagen bij 20 °C van het geloosde water mag volgende waarde niet overschrijden :
  25 milligram zuurstofverbruik per liter
  4° in het geloosde afvalwater mag het volgende gehalte niet overschreden worden :
  60 milligram per liter voor de zwevende stoffen;
  5° bovendien mag het geloosde afvalwater geen stoffen bevatten van bijlage 2C in concentraties die hoger zijn dan 10 keer de milieukwaliteitsnormen van toepassing voor de uiteindelijk ontvangende waterloop, noch alle andere stoffen, met een gehalte dat rechtstreeks of onrechtstreeks schadelijk zou kunnen zijn voor de gezondheid van de mens, voor de flora of fauna;
  6° een representatief monster van het geloosde afvalwater mag geen oliën, vetten of andere drijvende stoffen bevatten in zulke hoeveelheden dat een drijvende laag op ondubbelzinnige wijze kan vastgesteld worden; in geval van twijfel, kan dit vastgesteld worden door het monster over te gieten in een schei-trechter en door vervolgens na te gaan of twee fasen gescheiden kunnen worden
  7° de installatie moet lekvrij zijn, structureel stabiel, duurzaam en corrosiebestendig.
  § 2. Voor bestaande lozingen in de gewone oppervlaktewateren in een gemeente waarvoor het definitief gemeentelijk zoneringsplan nog niet is vastgesteld en met een vuilvracht van maximum 20 inwonerequivalenten of afkomstig van uitsluitend voor bewoning dienende gebouwen, wordt geacht aan de voorwaarden onder paragraaf 1 te zijn voldaan indien het water minstens wordt gezuiverd door middel van een septische put of een gelijkwaardige individuele voorbehandelingsinstallatie, gebouwd en uitgebaat overeenkomstig een code van goede praktijk.
  § 3. Voor lozingen gelegen in een individueel te optimaliseren buitengebied wordt geacht aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1 te zijn voldaan indien het water minstens wordt gezuiverd door middel van een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater, waarvan de capaciteit is afgestemd op het aangesloten IE. Het verwijderingspercentage van deze individuele behandelingsinstallatie bedraagt minimaal 90 % voor biochemisch zuurstofverbruik en minimaal 70 % voor zwevende stoffen.
  § 4. De inrichtingen gelegen in het individueel te optimaliseren buitengebied waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt verleend voor het bouwen of herbouwen van een gebouw na de vaststelling van het definitief zoneringsplan, moeten onmiddellijk aan paragraaf 1 en 3 van dit artikel voldoen.
  Voor de inrichtingen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen of herbouwen van een gebouw werd verleend voor de vaststelling van het definitief zoneringsplan, gaan de voorwaarden van deze subafdeling die in strengere zin afwijken van de situatie zoals die bestond voor de definitieve vaststelling van het gemeentelijk zoneringsplan, in voege ten laatste op 22 december 2015, tenzij anders vermeld in het uitvoeringsplan. Evenwel wordt geacht dat in dit geval met een bestaande individuele behandelingsinstallatie wordt voldaan aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.
  § 5. Voor lozingen in het collectief te optimaliseren buitengebied wordt geacht aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, te zijn voldaan indien het afvalwater minstens gezuiverd wordt door middel van een individuele voorbehandelingsinstallatie, die conform de code van goede praktijk gebouwd en uitgebaat is.
  § 6. Indien het collectief te optimaliseren buitengebied geheel of gedeeltelijk overgaat in het collectief geoptimaliseerde buitengebied, is de noodzaak tot afkoppeling van de bestaande individuele voorbehandelingsinstallatie in het veranderde gedeelte afhankelijk van de afwateringssituatie en/of de aard van de toegepaste zuiveringstechnologie.
  § 7. Indien het collectief te optimaliseren buitengebied geheel of gedeeltelijk overgaat in het collectief geoptimaliseerde buitengebied moeten de bestaande individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater in het veranderde gedeelte afgekoppeld worden. "
Art.33. A l'article 5.45.1.4, § 1er, du même arrêté le point 2° est abrogé.
Art.36. Artikel 5bis.15.5.4.3.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 5bis.15.5.4.3.8. Lozing van huishoudelijk afvalwater in openbare riolering en/of in het centrale gebied of het collectief geoptimaliseerde buitengebied
  § 1. De lozing van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering, gelegen in zuiveringszone A of B van een gemeente waarvoor nog geen definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld, respectievelijk in het centrale gebied of het collectief geoptimaliseerde buitengebied van een gemeente waarvoor een definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld, is toegelaten onder de volgende algemene voorwaarden :
  1° het geloosde afvalwater mag noch textielvezels, noch verpakkingsmateriaal in plastiek, noch vaste huishoudelijke afvalstoffen van organische of niet-organische aard bevatten;
  2° het geloosde afvalwater mag niet bevatten :
  a) minerale oliën, ontvlambare stoffen en vluchtige solventen;
  b) andere stoffen extraheerbaar met petroleumether, met een gehalte van hoger dan 0,5 g/l;
  c) andere stoffen die het rioleringswater giftig of gevaarlijk kunnen maken.
  § 2. In een zuiveringszone A of B van een gemeente waarvoor nog geen definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld, respectievelijk in het centrale gebied of een collectief geoptimaliseerd buitengebied van een gemeente waarvoor een definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld, wordt het huishoudelijk afvalwater bij voorkeur rechtstreeks geloosd in de openbare riolering. Indien de afwateringssituatie of de aard van de toegepaste zuiveringstechnologie dit vereist, kan door het gemeentebestuur opgelegd worden dat het afvalwater via een individuele voorbehandelingsinstallatie moet worden geleid alvorens te lozen in de openbare riolering.
  § 3. De lozing van huishoudelijk afvalwater in openbare riolering in een zuiveringszone C van een gemeente waarvoor nog geen definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld, moet beantwoorden aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5bis.15.5.4.3.6.
  § 4. Indien een zuiveringszone B geheel of gedeeltelijk overgaat in een zuiveringszone A, is de noodzaak tot afkoppeling van de bestaande individuele voorbehandelingsinstallatie in het veranderde gedeelte afhankelijk van de afwateringssituatie en/of de aard van de toegepaste zuiveringstechnologie. "
Art.34. A l'article 5bis.15.5.4.3.2 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 septembre 2006 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008, il est ajouté un paragraphe 4, rédigé comme suit :
  " § 4. En ce qui concerne les déversements des eaux usées qui ne sont pas repris dans une des zones d'épuration indiquées sur les plans de zonage, les conditions de déversement fixées dans la sous-section 5bis.15.5.4.3. s'appliquent - sauf si autrement stipulé dans l'autorisation écologique - aux déversements dans la zone extérieure à optimaliser individuellement. "
Art.37. Aan artikel 5bis.19.8.4.5.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 4. Voor de lozingen van afvalwater die niet zijn opgenomen in een van de op de zoneringsplannen aangeduide zuiveringszones, gelden - tenzij anders bepaald in de milieuvergunning - de lozingsvoorwaarden die in deze subafdeling 5bis.19.8.4.5 van dit besluit zijn vastgesteld voor lozingen gelegen in het individueel te optimaliseren buitengebied. "
Art.35. L'article 5bis.15.5.4.3.6 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 septembre 2006 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008, est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 5bis.15.5.4.3.6. Déversement d'eaux usées domestiques dans des eaux de surface et/ou dans la zone extérieure à optimaliser collectivement ou dans la zone extérieure à optimaliser individuellement
  § 1. Les conditions générales de déversement d'eaux usées domestiques dans des eaux de surface normales d'une commune pour laquelle le plan de zonage communal n'est pas encore définitivement fixé et/ou dans la zone extérieure à optimaliser collectivement ou dans la zone extérieure à optimaliser individuellement d'une commune pour laquelle le plan de zonage communal est définitivement fixé, sont rédigées comme suit :
  1° les eaux usées à déverser contenant des germes pathogènes dans de telles quantités que les eaux réceptrices risquent d'être dangereusement contaminées, doivent être décontaminées;
  2° le pH des eaux déversées ne peut pas être supérieur à 9 ou inférieur à 6,5;
  3° la demande biochimique en oxygène en cinq jours à 20 °C des eaux déversées ne peut pas dépasser la valeur suivante :
  25 milligrammes de demande en oxygène par litre
  4° la teneur suivante dans les eaux déversées ne peut pas être dépassée :
  60 milligrammes par litre pour les substances en suspension;
  5° les eaux usées déversées ne peuvent en outre pas contenir des substances de l'annexe 2C en des concentrations qui sont 10 fois supérieures aux normes de qualité environnementale qui s'appliquent au cours d'eau récepteur final, ni toute autre substance, en une teneur qui pourrait directement ou indirectement nuire à la santé de l'homme, à la flore ou à la faune;
  6° un échantillon représentatif des eaux usées déversées ne peut pas contenir des huiles, graisses ou autres substances flottantes en de telles quantités qu'une couche flottante peut être explicitement constatée; en cas de doute, ceci peut être constaté en transvasant l'échantillon dans un entonnoir séparateur et en vérifiant en suite si les deux phases peuvent être séparées;
  7° l'installation doit être exempte de fuites, présenter une structure stable, durable et résistante à la corrosion.
  § 2. En ce qui concerne les déversements existants dans les eaux de surface normales dans une commune pour laquelle le plan de zonage communal n'est pas encore définitivement fixé et ayant une charge polluante d'au maximum 20 équivalents d'habitants ou provenant de bâtiments destinés exclusivement au logement, les conditions visées au paragraphe 1er sont supposées être respectées si l'eau est au moins épurée à l'aide d'une fosse sceptique ou d'une installation de prétraitement d'eaux usées individuelle équivalente, construite et exploitée conformément à un code de bonne pratique.
  § 3. En ce qui concerne les déversements dans une zone extérieure à optimaliser individuellement, les conditions visées au paragraphe 1er sont supposées être respectées si l'eau est au moins épurée à l'aide d'une installation de traitement d'eaux usées individuelle, dont la capacité est adaptée à l'équivalent d'habitants raccordés. Le pourcentage d'élimination de cette installation de traitement individuelle s'élève à au moins 90 % pour la demande biochimique en oxygène et à au moins 70 % pour les substances en suspension.
  § 4. Les établissements situés dans la zone extérieure à optimaliser individuellement pour lesquels une autorisation urbanistique est accordée pour la construction ou la reconstruction d'un bâtiment après la fixation du plan de zonage définitif, doivent immédiatement répondre aux paragraphes 1er et 3 du présent article.
  Pour les établissements pour lesquels une autorisation urbanistique a été accordée pour la construction ou la reconstruction d'un bâtiment avant la fixation du plan de zonage définitif, les conditions de la présente sous-section qui dérogent dans un sens plus stricte à la situation telle qu'elle existait avant la fixation définitive du plan de zonage communal, entrent en vigueur au plus tard le 22 décembre 2015, sauf autrement stipulé dans le plan d'exécution. Cependant, il est supposé que dans ce cas il est répondu aux conditions du paragraphe 1er par une installation de traitement individuelle existante.
  § 5. En ce qui concerne les déversements dans la zone extérieure à optimaliser collectivement, il est supposé être répondu aux conditions visées au paragraphe 1er, si les eaux usées sont au moins épurées à l'aide d'une installation de prétraitement individuelle, construite et exploitée conformément au code des bonnes pratiques.
  § 6. Si la zone extérieure à optimaliser collectivement transite entièrement ou partiellement dans la zone extérieure collectivement optimalisée, la nécessité de découplage de l'installation de prétraitement individuelle existante dans la partie modifiée dépend de la situation d'évacuation des eaux et/ou de la nature de la technologie d'épuration appliquée.
  § 7. Si la zone extérieure à optimaliser collectivement transite entièrement ou partiellement dans la zone extérieure collectivement optimalisée, les installations de traitement d'eaux usées individuelles existantes dans la partie modifiée doivent être découplées. "
Art.38. In artikel 5bis.19.8.4.5.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 worden de woorden " , een collectief te optimaliseren buitengebied " geschrapt;
  2° in paragraaf 2 worden de woorden " een individueel te optimaliseren buitengebied " vervangen door de woorden " een collectief te optimaliseren buitengebied of een individueel te optimaliseren buitengebied ".
Art.36. L'article 5bis.15.5.4.3.8 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 septembre 2006 et remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008, est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 5bis.15.5.4.3.8. Déversement d'eaux usées domestiques dans les égouts publics et/ou dans la zone centrale ou dans la zone extérieure collectivement optimalisée
  § 1. Le déversement d'eaux usées domestiques dans les égouts publics situés dans les zones d'épuration A ou B d'une commune pour laquelle le plan de zonage n'a pas encore été définitivement fixé, respectivement dans la zone centrale ou dans une zone extérieure collectivement optimalisée d'une commune pour laquelle le plan de zonage a été définitivement fixé, est autorisé aux conditions suivantes :
  1° les eaux usées déversées ne peuvent ni contenir des fibres de textile, ni des matériaux d'emballage plastiques, ni des déchets domestiques solides de nature organique on inorganique;
  2° les eaux usées déversées ne peuvent pas contenir :
  a) des huiles minérales, substances inflammables et solvants volatiles;
  b) d'autres substances extractibles à l'éther de pétrole, ayant une teneur supérieure à 0,5 g/l;
  c) d'autres substances pouvant rendre les eaux d'égout toxiques ou dangereuses.
  § 2. Dans les zones d'épuration A ou B d'une commune pour laquelle le plan de zonage n'a pas encore été définitivement fixé, respectivement dans la zone centrale ou une zone extérieure collectivement optimalisée d'une commune pour laquelle le plan de zonage a été définitivement fixé, les eaux usées domestiques sont à déverser de préférence directement dans les égouts publics. Si la situation de l'évacuation des eaux ou la nature de la technologie d'épuration appliquée l'exige, l'administration communale peut imposer que les eaux usées doivent d'abord passer dans une installation de prétraitement individuelle avant d'être déversées dans les égouts publics.
  § 3. Le déversement d'eaux usées domestiques dans les égouts publics situés dans une zone d'épuration C d'une commune pour laquelle le plan de zonage n'a pas encore été définitivement fixé, doit répondre aux conditions visées à l'article 5bis.15.5.4.3.6.
  § 4. Si une zone d'épuration B transite entièrement ou partiellement dans une zone d'épuration A, la nécessité de découplage de l'installation de prétraitement individuelle existante dans la partie modifiée dépend de la situation d'évacuation des eaux et/ou de la nature de la technologie d'épuration appliquée. "
Art.39. Artikel 5bis.19.8.4.5.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 5bis.19.8.4.5.6. Lozing van huishoudelijk afvalwater in oppervlaktewater en/of in het collectief te optimaliseren buitengebied of het individueel te optimaliseren buitengebied
  § 1. De algemene voorwaarden voor de lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren van een gemeente waarvoor nog geen definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld en/of in het collectief te optimaliseren buitengebied of het individueel te optimaliseren buitengebied van een gemeente waarvoor een definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld, luiden als volgt :
  1° het te lozen afvalwater dat in zodanige hoeveelheden pathogene kiemen bevat dat het ontvangende water er gevaarlijk door kan worden besmet, moet ontsmet worden;
  2° de pH van het geloosde water mag niet meer dan 9 of niet minder dan 6,5 bedragen;
  3° het biochemisch zuurstofverbruik in vijf dagen bij 20 °C van het geloosde water mag volgende waarde niet overschrijden :
  25 milligram zuurstofverbruik per liter;
  4° in het geloosde afvalwater mag het volgende gehalte niet overschreden worden :
  60 milligram per liter voor de zwevende stoffen;
  5° bovendien mag het geloosde afvalwater geen stoffen bevatten van bijlage 2C in concentraties die hoger zijn dan 10 keer de milieukwaliteitsnormen van toepassing voor de uiteindelijk ontvangende waterloop, noch alle andere stoffen, met een gehalte dat rechtstreeks of onrechtstreeks schadelijk zou kunnen zijn voor de gezondheid van de mens, voor de flora of fauna;
  6° een representatief monster van het geloosde afvalwater mag geen oliën, vetten of andere drijvende stoffen bevatten in zulke hoeveelheden dat een drijvende laag op ondubbelzinnige wijze kan vastgesteld worden; in geval van twijfel, kan dit vastgesteld worden door het monster over te gieten in een schei-trechter en door vervolgens na te gaan of twee fasen gescheiden kunnen worden;
  7° de installatie moet lekvrij zijn, structureel stabiel, duurzaam en corrosiebestendig.
  § 2. Voor bestaande lozingen in de gewone oppervlaktewateren in een gemeente waarvoor het definitief gemeentelijk zoneringsplan nog niet is vastgesteld en met een vuilvracht van maximum 20 inwonerequivalenten of afkomstig van uitsluitend voor bewoning dienende gebouwen wordt geacht aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, te zijn voldaan indien het water minstens wordt gezuiverd door middel van een septische put of een gelijkwaardige individuele voorbehandelingsinstallatie, gebouwd en uitgebaat overeenkomstig een code van goede praktijk.
  § 3. Voor lozingen gelegen in een individueel te optimaliseren buitengebied wordt geacht aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1 te zijn voldaan indien het water minstens wordt gezuiverd door middel van een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater, waarvan de capaciteit is afgestemd op het aangesloten IE. Het verwijderingspercentage van deze individuele behandelingsinstallatie bedraagt minimaal 90 % voor biochemisch zuurstofverbruik en minimaal 70 % voor zwevende stoffen.
  § 4. De inrichtingen gelegen in het individueel te optimaliseren buitengebied waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt verleend voor het bouwen of herbouwen van een gebouw na de vaststelling van het definitief zoneringsplan, moeten onmiddellijk aan paragraaf 1 en 3 voldoen.
  Voor de inrichtingen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen of herbouwen van een gebouw werd verleend voor de vaststelling van het definitief zoneringsplan, gaan de voorwaarden van deze subafdeling die in strengere zin afwijken van de situatie zoals die bestond voor de definitieve vaststelling van het gemeentelijk zoneringsplan, in voege ten laatste op 22 december 2015, tenzij anders vermeld in het uitvoeringsplan. Evenwel wordt geacht dat in dit geval met een bestaande individuele behandelingsinstallatie wordt voldaan aan de voorwaarden onder paragraaf 1.
  § 5. Voor lozingen in het collectief te optimaliseren buitengebied wordt geacht aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, te zijn voldaan indien het afvalwater minstens gezuiverd wordt door middel van een individuele voorbehandelingsinstallatie, die conform de code van goede praktijk gebouwd en uitgebaat is.
  § 6. Indien het collectief te optimaliseren buitengebied geheel of gedeeltelijk overgaat in het collectief geoptimaliseerde buitengebied, is de noodzaak tot afkoppeling van de bestaande individuele voorbehandelingsinstallatie in het veranderde gedeelte afhankelijk van de afwateringssituatie en/of de aard van de toegepaste zuiveringstechnologie.
  § 7. Indien het collectief te optimaliseren buitengebied geheel of gedeeltelijk overgaat in het collectief geoptimaliseerde buitengebied moeten de bestaande individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater in het veranderde gedeelte afgekoppeld worden. "
Art.37. A l'article 5bis.19.8.4.5.2 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 septembre 2006 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008, il est ajouté un paragraphe 4, rédigé comme suit :
  " § 4. En ce qui concerne les déversements des eaux usées qui ne sont pas repris dans une des zones d'épuration indiquées sur les plans de zonage, les conditions de déversement fixées dans la présente sous-section 5bis.19.8.4.5 du présent arrêté s'appliquent - sauf si autrement stipulé dans l'autorisation écologique - aux déversements dans la zone extérieure à optimaliser individuellement. "
Art.40. Artikel 5bis.19.8.4.5.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2006 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 5bis.19.8.4.5.8. Lozing van huishoudelijk afvalwater in openbare riolering en/of in het centrale gebied of het collectief geoptimaliseerde buitengebied
  § 1. De lozing van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering, gelegen in zuiveringszone A of B van een gemeente waarvoor nog geen definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld, respectievelijk in het centrale gebied of het collectief geoptimaliseerde buitengebied van een gemeente waarvoor een definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld, is toegelaten onder volgende algemene voorwaarden :
  1° het geloosde afvalwater mag noch textielvezels, noch verpakkingsmateriaal in plastiek, noch vaste huishoudelijke afvalstoffen van organische of niet organische aard bevatten.
  2° het geloosde afvalwater mag niet bevatten :
  a) minerale oliën, ontvlambare stoffen en vluchtige solventen;
  b) andere stoffen extraheerbaar met petroleumether, met een gehalte van hoger dan 0,5 g/l;
  c) andere stoffen die het rioleringswater giftig of gevaarlijk kunnen maken.
  § 2. In een zuiveringszone A of B van een gemeente waarvoor nog geen definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld, respectievelijk in het centrale gebied of een collectief geoptimaliseerde buitengebied van een gemeente waarvoor een definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld, wordt het huishoudelijk afvalwater bij voorkeur rechtstreeks geloosd in de openbare riolering. Indien de afwateringssituatie of de aard van de toegepaste zuiveringstechnologie dit vereist, kan door het gemeentebestuur opgelegd worden dat het afvalwater via een individuele voorbehandelingsinstallatie moet worden geleid alvorens te lozen in de openbare riolering.
  § 3. De lozing van huishoudelijk afvalwater in openbare riolering in een zuiveringszone C van een gemeente waarvoor nog geen definitief gemeentelijk zoneringsplan is vastgesteld, moet beantwoorden aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5bis.19.8.4.5.6.
  § 4. Indien een zuiveringszone B geheel of gedeeltelijk overgaat in een zuiveringszone A, is de noodzaak tot afkoppeling van de bestaande individuele voorbehandelingsinstallatie in het veranderde gedeelte afhankelijk van de afwateringssituatie en/of de aard van de toegepaste zuiveringstechnologie. "
Art.38. A l'article 5bis.19.8.4.5.5 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 septembre 2006 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008, sont apportées les modifications suivantes :
  1° au paragraphe 1er, les mots " , une zone extérieure à optimaliser collectivement " sont supprimés;
  2° au paragraphe 2, les mots " une zone extérieure à optimaliser individuellement " sont remplacés par les mots " une zone extérieure à optimaliser collectivement ou une zone extérieure à optimaliser individuellement ".
Art.41. In artikel 6.2.2.3.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 en gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 2 worden de woorden " wordt geacht aan de voorwaarden onder § 1, 3°en 4° " vervangen door de woorden " wordt geacht aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, ";
  2° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 4. Als het collectief te optimaliseren buitengebied geheel of gedeeltelijk overgaat in het collectief geoptimaliseerde buitengebied, moeten de bestaande individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater in het veranderde gedeelte afgekoppeld worden. "
Art.39. L'article 5bis.19.8.4.5.6 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 septembre 2006 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008, est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 5bis.15.5.4.3.6. Déversement d'eaux usées domestiques dans des eaux de surface et/ou dans la zone extérieure à optimaliser collectivement ou dans la zone extérieure à optimaliser individuellement
  § 1. Les conditions générales de déversement d'eaux usées domestiques dans des eaux de surface normales d'une commune pour laquelle le plan de zonage communal n'est pas encore définitivement fixé et/ou dans la zone extérieure à optimaliser collectivement ou dans la zone extérieure à optimaliser individuellement d'une commune pour laquelle le plan de zonage communal est définitivement fixé, sont rédigées comme suit :
  1° les eaux usées à déverser contenant des germes pathogènes dans de telles quantités que les eaux réceptrices risquent d'être dangereusement contaminées, doivent être décontaminées;
  2° le pH des eaux déversées ne peut pas être supérieur à 9 ou inférieur à 6,5;
  3° la demande biochimique en oxygène en cinq jours à 20 °C des eaux déversées ne peut pas dépasser la valeur suivante :
  25 milligrammes de demande en oxygène par litre :
  4° la teneur suivante dans les eaux déversées ne peut pas être dépassée :
  60 milligrammes par litre pour les substances en suspension;
  5° les eaux usées déversées ne peuvent en outre pas contenir des substances de l'annexe 2C en des concentrations qui sont 10 fois supérieures aux normes de qualité environnementale qui s'appliquent au cours d'eau récepteur final, ni toute autre substance, en une teneur qui pourrait directement ou indirectement nuire à la santé de l'homme, à la flore ou à la faune;
  6° un échantillon représentatif des eaux usées déversées ne peut pas contenir des huiles, graisses ou autres substances flottantes en de telles quantités qu'une couche flottante peut être explicitement constatée; en cas de doute, ceci peut être constaté en transvasant l'échantillon dans un entonnoir séparateur et en vérifiant en suite si les deux phases peuvent être séparées;
  7° l'installation doit être exempte de fuites, présenter une structure stable, durable et résistante à la corrosion.
  § 2. En ce qui concerne les déversements existants dans les eaux de surface normales dans une commune pour laquelle le plan de zonage communal n'est pas encore définitivement fixé et ayant une charge polluante d'au maximum 20 équivalents d'habitants ou provenant de bâtiments destinés exclusivement au logement, les conditions visées au paragraphe 1er sont supposées être respectées si l'eau est au moins épurée à l'aide d'une fosse septique ou d'une installation de prétraitement d'eaux usées individuelle équivalente, construite et exploitée conformément à un code de bonne pratique.
  § 3. En ce qui concerne les déversements dans une zone extérieure à optimaliser individuellement, les conditions visées au paragraphe 1er sont supposées être respectées si l'eau est au moins épurée à l'aide d'une installation de traitement d'eaux usées individuelle, dont la capacité est adaptée à l'équivalent d'habitants raccordés. Le pourcentage d'élimination de cette installation de traitement individuelle s'élève à au moins 90 % pour la demande biochimique en oxygène et à au moins 70 % pour les substances en suspension.
  § 4. Les établissements situés dans la zone extérieure à optimaliser individuellement pour lesquels une autorisation urbanistique est accordée pour la construction ou la reconstruction d'un bâtiment après la fixation du plan de zonage définitif, doivent immédiatement répondre aux paragraphes 1er et 3 du présent article.
  Pour les établissements pour lesquels une autorisation urbanistique a été accordée pour la construction ou la reconstruction d'un bâtiment avant la fixation du plan de zonage définitif, les conditions de la présente sous-section qui dérogent dans un sens plus stricte à la situation telle qu'elle existait avant la fixation définitive du plan de zonage communal, entrent en vigueur au plus tard le 22 décembre 2015, sauf autrement stipulé dans le plan d'exécution. Cependant, il est supposé que dans ce cas il est répondu aux conditions du paragraphe 1er par une installation de traitement individuelle existante.
  § 5. En ce qui concerne les déversements dans la zone extérieure à optimaliser collectivement, il est supposé être répondu aux conditions visées au paragraphe 1er, si les eaux usées sont au moins épurées à l'aide d'une installation de prétraitement individuelle, construite et exploitée conformément au code des bonnes pratiques.
  § 6. Si la zone extérieure à optimaliser collectivement transite entièrement ou partiellement dans la zone extérieure collectivement optimalisée, la nécessité de découplage de l'installation de prétraitement individuelle existante dans la partie modifiée dépend de la situation d'évacuation des eaux et/ou de la nature de la technologie d'épuration appliquée.
  § 7. Si la zone extérieure à optimaliser collectivement transite entièrement ou partiellement dans la zone extérieure collectivement optimalisée, les installations de traitement d'eaux usées individuelles existantes dans la partie modifiée doivent être découplées. "
Art.42. In artikel 6.2.2.4.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt :
  " § 2. Voor lozingen gelegen in een individueel te optimaliseren buitengebied wordt geacht aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1 te zijn voldaan indien het water minstens wordt gezuiverd door middel van een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater, waarvan de capaciteit is afgestemd op het aangesloten IE. Het verwijderingspercentage van deze individuele behandelingsinstallatie bedraagt minimaal 90 % voor biochemisch zuurstofverbruik en minimaal 70 % voor zwevende stoffen. ";
  2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt :
  " § 3. De inrichtingen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt verleend voor het bouwen of herbouwen van een gebouw na de vaststelling van het definitief zoneringsplan, moeten onmiddellijk aan de bepalingen van deze subafdeling voldoen.
  Voor de inrichtingen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen of herbouwen van een gebouw werd verleend vóór de vaststelling van het definitief zoneringsplan, gaan de voorwaarden van deze subafdeling die in strengere zin afwijken van de situatie zoals die bestond voor de definitieve vaststelling van het gemeentelijk zoneringsplan, in voege op de datum vastgesteld in het uitvoeringsplan. Evenwel wordt geacht dat in dit geval met een bestaande individuele behandelingsinstallatie wordt voldaan aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1. "
Art.40. L'article 5bis.19.8.4.5.8 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 septembre 2006 et remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008, est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 5bis.19.8.4.5.8. Déversement d'eaux usées domestiques dans les égouts publics et/ou dans la zone centrale ou dans la zone extérieure collectivement optimalisée
  § 1er. Le déversement d'eaux usées domestiques dans les égouts publics situés dans les zones d'épuration A ou B d'une commune pour laquelle le plan de zonage n'a pas encore été définitivement fixé, respectivement dans la zone centrale ou dans une zone extérieure collectivement optimalisée d'une commune pour laquelle le plan de zonage a été définitivement fixé, est autorisé aux conditions suivantes :
  1° les eaux usées ne peuvent ni contenir des fibres de textile, ni des matériaux d'emballage, ni des déchets domestiques solides de nature organique on inorganique.
  2° les eaux usées déversées ne peuvent pas contenir :
  a) des huiles minérales, substances inflammables et solvants volatiles;
  b) d'autres substances extractibles à l'éther de pétrole, ayant une teneur supérieure à 0,5 g/l;
  c) d'autres substances pouvant rendre les eaux d'égout toxiques ou dangereuses.
  § 2. Dans les zones d'épuration A ou B d'une commune pour laquelle le plan de zonage n'a pas encore été définitivement fixé, respectivement dans la zone centrale ou une zone extérieure collectivement optimalisée d'une commune pour laquelle le plan de zonage a été définitivement fixé, les eaux usées domestiques sont à déverser de préférence directement dans les égouts publics. Si la situation de l'évacuation des eaux ou la nature de la technologie d'épuration appliquée l'exige, l'administration communale peut imposer que les eaux usées doivent d'abord passer dans une installation de prétraitement individuelle avant d'être déversées dans les égouts publics.
  § 3. Le déversement d'eaux usées domestiques dans les égouts publics situés dans une zone d'épuration C d'une commune pour laquelle le plan de zonage n'a pas encore été définitivement fixé, doit répondre aux conditions visées à l'article 5bis.19.8.4.5.6.
  § 4. Si une zone d'épuration B transite entièrement ou partiellement dans une zone d'épuration A, la nécessité de découplage de l'installation de prétraitement individuelle existante dans la partie modifiée dépend de la situation d'évacuation des eaux et/ou de la nature de la technologie d'épuration appliquée. "
Art.43. Aan deel 6 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt een hoofdstuk 6.9, bestaande uit artikel 6.9.0.1 tot 6.9.2.2, toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " HOOFDSTUK 6.9. - Beheersing van bodem- en grondwaterverontreiniging
  Art. 6.9.0.1. Dit hoofdstuk is van toepassing op niet ingedeelde lozingen in grondwater, winning van grondwater en boringen.
  Afdeling 6.9.1. - Winning van grondwater en boringen
  Art. 6.9.1.1. Grondwaterwinningen en boringen, met uitzondering van grondwaterwinningen voor handpompen, worden aangelegd, gewijzigd, verbouwd en geëxploiteerd volgens de regels van goed vakmanschap, die opgenomen zijn in de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning, vermeld in bijlage 5.53.1, die bij dit besluit is gevoegd.
  Art. 6.9.1.2. Het boorgat wordt bovenaan afgedicht om verontreiniging van de grondwaterlagen te voorkomen. Het is verboden om verschillende watervoerende lagen met elkaar in verbinding te brengen, zowel via meerdere filters in één boorgat als via de ruimte tussen de boorput en de wand van het boorgat. Het plaatsen van kleistoppen ter hoogte van de scheidende lagen of het cementeren van de ruimte tussen de ingebrachte buizen en de wand van het boorgat is verplicht.
  Afdeling 6.9.2. - Indirecte lozing in grondwater van huishoudelijk afvalwater
  Art. 6.9.2.1. Voor de lozingen van afvalwater die niet zijn opgenomen in een van de op de zoneringsplannen aangeduide zuiveringszones, gelden de lozingsvoorwaarden die in dit besluit zijn vastgesteld voor lozingen in het individueel te optimaliseren buitengebied.
  Art. 6.9.2.2. De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de indirecte lozing van huishoudelijk afvalwater in grondwater :
  1° elke lozingsmethode waarbij het afvalwater rechtstreeks in de bodem of in een grondwaterlaag wordt geïnjecteerd, is verboden;
  2° alleen de indirecte lozing van huishoudelijk afvalwater is toegestaan. Het is verboden hierin afvalstoffen te lozen of te laten toekomen;
  3° de indirecte lozing moet gebeuren via een besterfput die aan de volgende voorwaarden voldoet :
  a) een maximale diepte van 10 meter onder het maaiveld;
  b) zich bevinden op een afstand van ten minste :
  1° 50 meter van een oppervlaktewater;
  2° 50 meter van elke open kunstmatige afvoerweg voor hemelwater;
  3° 100 meter van een grondwaterwinning;
  4° 100 meter van elke bron van drinkwater, thermaal water of mineraalwater;
  c) geen overloop hebben;
  d) voorzien zijn van een gemakkelijk en veilig bereikbare opening die toelaat monsters te nemen van de materie die zich in de besterfput bevindt;
  4° de indirecte lozing in grondwater van huishoudelijk afvalwater is verboden als de openbare weg van openbare riolering is voorzien of als het gezuiverde afvalwater, rekening houdend met de afstandsregels, vermeld in punt 3°, b), in een gewoon oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater geloosd kan worden;
  5° het huishoudelijk afvalwater moet voor het in een besterfput geloosd wordt, behandeld worden volgens de algemene voorwaarden, vermeld in artikel 6.2.1.3, in een gemeente waarvoor het gemeentelijke zoneringsplan nog niet definitief is vastgesteld, of volgens de algemene voorwaarden, vermeld in artikel 6.2.2.3.1 en 6.2.2.4.1, in een gemeente waarvoor het gemeentelijke zoneringsplan definitief is vastgesteld. "
Art.41. A l'article 6.2.2.3.1 du même arête, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2008, les modifications suivantes sont apportées :
  1° au paragraphe 2, les mots " aux conditions visées sous le § 1er, 3° et 4° " sont remplacés par les mots " aux condtions, visées au paragraphe 1er, ";
  2° il est ajouté un paragraphe 4, rédigé comme suit :
  " § 4. Si la zone extérieure à optimaliser collectivement transite entièrement ou partiellement dans la zone extérieure collectivement optimalisée, les installations de traitement d'eaux usées individuelles existantes dans la partie modifiée doivent être découplées. "
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de bijlagen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
Art.42. A l'article 6.2.2.4.1 du même arête, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2008 et remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2008, les modifications suivantes sont apportées :
Art.44. In bijlage 2.2.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, vervangen bij het besluit de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het woord " Milieukwaliteisnormen " wordt vervangen door het woord " Milieukwaliteitsnormen ";
  2° het woord " richtwaarden " wordt vervangen door het woord " milieukwaliteitsnormen ";
  3° het woord " richtwaarde " wordt vervangen door het woord " milieukwaliteitsnorm ".
Art.43. A la partie 6 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2008, il est ajouté un chapitre 6.9, comprenant les articles 6.9.0.1 à 6.9.2.2, rédigés comme suit :
  " CHAPITRE 6.9. - Gestion de la pollution du sol et des eaux souterraines
  Art. 6.9.0.1. Le présent chapitre ne s'applique pas aux déversements non-classifiés dans les eaux souterraines, les captages d'eau et les forages.
  Section 6.9.1. - Captage d'eaux souterraines et forages
  Art. 6.9.1.1. Les captages d'eau et les forages, à l'exception des captages d'eau pour pompes manuelles, sont aménagés, modifiés, transformés et exploités suivant les règles du bon artisanat, reprises dans le code de bonne pratique pour le forage, l'exploitation et l'obturation de puits de forage des captages d'eau, visés à l'annexe 5.53.1, jointe au présent arrêté.
  Art. 6.9.1.2. Le puits de forage est obturé au-dessus afin d'éviter la pollution des nappes aquifères. Il est interdit d'interconnecter les différentes nappes aquifères, tant à l'aide de plusieurs filtres dans un seul puits de forage que par l'espace entre le puits de forage et la paroi du puits de forage. La pose de bouchons en argile au droit des différentes couches séparatrices ou le cimentage de l'espace entre les tubes introduits et la paroi du puits de forage est obligatoire.
  Section 6.9.2. - Déversement indirect d'eaux usées domestiques dans l'eau souterraine
  Art. 6.9.2.1. En ce qui concerne les déversements des eaux usées qui ne sont pas repris dans une des zones d'épuration désignées indiquées sur les plans de zonage, les conditions de déversement fixées dans le présent arrêté s'appliquent aux déversements situés dans la zone extérieure à optimaliser individuellement.
  Art. 6.9.2.2. Les conditions suivantes s'appliquent au déversement indirect d'eaux usées domestiques dans l'eau souterraine :
  1° toute méthode de déversement par laquelle les eaux usées sont directement injectées dans le sol ou dans une nappe aquifère est interdite;
  2° seul le déversement d'eaux usées domestiques est autorisé. Il est interdit d'y déverser ou d'y faire arriver des substances usées;
  3° le déversement indirect doit être effectué par le biais d'un puisard qui répond aux conditions suivantes :
  a) avoir une profondeur maximale de 10 m en-dessous du niveau du sol;
  b) être situé à une distance d'au moins :
  1° 50 mètres d'une eau de surface;
  2° 50 mètres de toute voie ouverte artificielle d'évacuation des eaux pluviales;
  3° 100 mètres d'un captage d'eau;
  4° 100 mètres de toute source d'eau potable, thermale ou minérale;
  c) ne pas avoir de trop-plein;
  d) être pourvu d'une ouverture aisément accessible en toute sécurité permettant de prélever des échantillons de substances se trouvant dans le puisard;
  4° le déversement indirect d'eaux usées domestiques dans les eaux souterraines, est interdit lorsque la voie publique est équipée d'égouts publics ou lorsque les eaux usées épurées, compte tenu des règles de distance visées au point 3°, b, peuvent être déversées dans une eau de surface normale ou dans une canalisation d'évacuation artificielle des eaux pluviales;
  5° les eaux usées domestiques doivent, avant d'être déversées dans un puisard, être traitées suivant les conditions générales, visées à l'article 6.2.1.3, dans une commune pour laquelle le plan de zonage n'a pas encore été définitivement fixé, ou suivant les conditions générales, visées aux articles 6.2.2.3.1 en 6.2.2.4.1, dans une commune pour laquelle le plan de zonage a été définitivement fixé. "
Art. 45. In artikel 4 van bijlage 4.2.5.2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt :
CHAPITRE III. - Modifications aux annexes à l'arrêté du Gouvernement flamand du 1er juin 1995 fixant les dispositions générales et sectorielles en matière d'hygiène de l'environnement
Art.46. Aan artikel 1, § 2, van bijlage 4.2.5.4 van hetzelfde besluit wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " Bij ontstentenis van de milieukwaliteitsnorm voor een bepaalde parameter wordt getoetst aan de rapportagegrens voor deze parameter. "
Art.44. A l'article 2.2.1 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 1er juin 1995 fixant les dispositions générales et sectorielles en matière d'hygiène de l'environnement, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 janvier 1999 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2008, sont apportées les modifications suivantes :
  1° dans le texte néerlandais, le mot " Milieukwaliteisnormen " est remplacé par le mot " Milieukwaliteitsnormen ";
  2° les mots " valeurs-guides " sont remplacés par les mots " Normes de qualité environnementale ";
  3° les mots " valeur-guide " sont remplacés par les mots " Norme de qualité environnementale ".
Art.47. Bijlage 5.7 van hetzelfde besluit wordt opgeheven;
Art. 45. A l'article 4 de l'annexe 4.2.5.2 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2008, le paragraphe 1er est remplacé par ce qui suit :
  " § 1. En vue du contrôle du respect des valeurs d'émission limites, la méthode de mesurage de référence avec limite de rapportage, précision et exactitude est utilisée pour les paramètres suivants :
-

  
  
Paramètre Limite de rapportagePrécisionExactitudeMéthode de mesurage de référence
  
Paramètres organoleptiques   
  
Couleur1 Delta(E*ab20 % WAC/II/A
  
    
  
Paramètres inorganiques   
  
Paramètres inorganiques généraux   
  
température 0,5°C1°C WAC/III/A
  
conductibilité électrique 10 %10 %WAC/III/A
  
degré d'acidité 0,2 unité pH0,2 unité pHWAC/III/A
  
point d'inflammation> 40° C20 % WAC/III/A
  
débit  20 %
  
    
  
Eléments   
  
Rem. : sauf si explicitement mentionné autrement, la concentration totale est toujours prise en considération    
  
arsenic15 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
chrome10 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
cuivre25 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
plomb25 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
nickel10 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
argent10 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
zinc25 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
cadmium2 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
mercure0,25 æg/l20 %20 %WAC/III/B
  
fer50 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
manganèse20 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
sélénium5 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
baryum10 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
antimoine20 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
étain40 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
aluminium100 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
cobalt10 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
molybdène20 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
titane20 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
cérium100 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
phosphore150 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
bore200 æg/l20 %10 %WAC/III/B
  
    
  
Anions   
  
chlorure25 mg/l20 %10 %WAC/III/C
  
sulfate25 mg/l20 %10 %WAC/III/C
  
nitrate0,5 mg/l
  (0,1 mg N/l)
20 %10 %WAC/III/C
  
nitrite0,1 mg/l
  (0,03 mg N/l)
20 %10 %WAC/III/C
  
orthophosphate0,15 mg/l
  (0,05 mg P/l)
20 %10 %WAC/III/C
  
fluorure dissous0,2 mg/l20 %10 %WAC/III/C
  
fluorure lié inorganique total 0,2 mg/l20 %20 %WAC/III/C
  
cyanure libre0,01 mg/l20 %10 %WAC/III/C
  
sulfite0,2 mg/l20 %10 %WAC/III/C
  
sulfure dissous0,2 mg/l20 %10 %WAC/III/C
  
sulfure soluble en milieu acide0,2 mg/l20 %20 %WAC/III/C
  
chrome VI0,01 mg/l20 %10 %WAC/III/C
  
chrome libre0,1 mg/l20 %20 %WAC/III/C
  
chlore total0,1 mg/l20 %20 %WAC/III/C
  
    
  
Paramètres de groupe   
  
substances décantables0,1 ml/lsomme 20 %WAC/III/D
  
substances en suspension2 mg/l20 %20 %WAC/III/D
  
mesures des substances en suspension   WAC/III/D
  
DBO3 mg O2/lsomme 40 %WAC/III/D
  
DCO7 mg O2/l30 %10 %WAC/III/D
  
azote Kjeldahl2 mg/l20 %10 %WAC/III/D
  
azote total2 mg/l20 %10 %WAC/III/D
  
TONNE 20 %10 %WAC/III/D
  
cyanure total0,01 mg/l20 %10 %WAC/III/D
  
COT10 mg/l20 %10 %WAC/III/D
  
    
  
Cations   
  
ammonium0,25 mg/l
  (0,2 mg N/l)
20 %10 %WAC/III/E
  
    
  
Paramètres organiques   
  
Phénols   
  
phénol200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2-chlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
3-chlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
4-chlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
o-crésol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
m-crésol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
p-crésol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,6-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
o-éthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,4-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,5-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
p-éthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
m-éthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
3,5-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,3-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
3,4-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
nonylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
bisphénol A100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,4-dichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,5-dichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,3-dichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,6-dichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
3,5-dichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
3,4-dichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
4-chloro-3-méthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
4-chloro-3,5-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,3,5-trichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,4,6-trichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,4,5-trichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,3,4-trichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,3,6-trichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
3,4,5-trichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,3,5,6-tetrachlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,3,4,5-tetrachlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,3,4,6-tetrachlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
pentachlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2-isopropylphénol 100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
2,3,5-trimétylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
  
    
  
Hydrocarbures aromatiques monocycliques (HAM)   
  
BTEXS :   
  
benzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
toluène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
xylènes1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
éthylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
styrène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
autres :   WAC/IV/A/016
  
isopropylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
propylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,3,5-trimétylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
tert-butylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,2,4-triméthylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
sec-butylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
p-isopropyltoluène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
n-butylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
    
  
Hydrocarbures aromatiques polycycliques   
  
naphtalène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  WAC/IV/A/016
  
acenaphtylène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
acenaphtène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
fluorène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
phénantrène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
anthracène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
fluorantène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
pyrène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
benzo(a)anthracène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
chrysène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
benzo(b)fluoranthène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
benzo(k)fluoranthène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
benzo(a)pyrène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
indeno(1,2,3-cd)pyrène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
dibenzo(a,h)anthracène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
benzo(g,h,i)perylène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  
    
  
Amines aromatiques chlorées   
  
o-chloroaniline   
  
m- chloroaniline   
  
p-chloroaniline   
  
2,3-dichloroaniline   
  
2,4-dichloroaniline   
  
2,5-dichloroaniline   
  
2,6-dichloroaniline   
  
3,5-dichloroaniline   
  
3,4-dichloroaniline   
  
    
  
Pesticides   
  
Pesticides organochlorés (POC)   
  
alpha-hexachlorocyclohexane (alpha-HCH)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
ss-hexachlorocyclohexane (ssalpha-HCH)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
gamma-hexachlorocyclohexane (gamma-HCH, lindane)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
delta-hexachlorocyclohexane (delta-HCH)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
aldrine400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
isodrine400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
dieldrine400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
endrine1000 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
telodrine400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
hexachlorobenzène (HCB)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
heptachlore500 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
heptachloroepoxide400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
alphaendosulfan400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
ssendosulfan400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
sulfate d'endosulfan400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
trans-chlordane100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
cis-chlordane100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
o,p'-DDD100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
o,p'-DDT100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
o,p'-DDE100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
p,p'-DDD100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
p,p'-DDT100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
p,p'-DDE100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
2,3,5,6-tetrachloronitrobenzène (tecnazène)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
pentachloronitrobenzène (quintozene)400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
methoxychlore100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
  
    
  
Pesticides organophosphorés (OPP)    
  
azinphos-éthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
azinphos-méthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
bromophos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
bromophos-éthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
chlorfenvinphos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
chlorpyriphos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
chlorpyriphos-méthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
diazinon50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
dichlorophos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
dimethoate50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
ethoprophos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
fenitrothion50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
fenthion50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
fonophos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
malathion50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
methidathion50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
mevinphos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
parathion-éthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
parathion-méthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
pirimiphos-méthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
terbuphos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
  
    
  
Pesticides azotés   
  
herbicides du type triazine   
  
atrazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
  
cyanazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
  
deséthylatrazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
  
desisopropylatrazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  
hexazinone50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
  
prometryn50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
  
propazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
  
sebutylazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
  
simazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
  
terbutryn50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
  
terbutylazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
  
urons (phenylurea) et anilides   
  
alachlore200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
chlortoluron200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
diuron 200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
isoproturon200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
linuron200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
metabenzthiazuron200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
metabromuron200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
metazachlore200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
metolachlore200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
metoxuron200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
monolinuron200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
    
  
Autres pesticides azotés   
  
chloridazon (pyrazon)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
trifluraline200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/028
  
    
  
Herbicides acides   
  
(2,4,5-trichlorophénoxy) acide acétique (2,4,5-T)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
(2,4-dichlorophénoxy) acide acétique (2,4-D)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
2,4-DB4-(2,4-dichlorophénoxy) acide butanoique (2,4-DB)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
bentazone200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
dichloroprop200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
fenoprop (2,4-TP)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
fluroxypyr200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
MCPA200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
MCPB200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
mecoprop (MCPP)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
  
    
  
Polychlorobiphènyles (PCB)   
  
PCB 2820 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
PCB 5220 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
PCB 10120 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
PCB 11820 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
PCB 13820 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
PCB 15320 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
PCB 18020 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
    
  
Polychloroterphényles (PCT)   
  
    
  
Composés halogènes organiques volatils   
  
dichlorodifluorméthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
chlorométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
chlorure de vinyle10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
bromométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
choroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
trichlorofluorométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,1-dichloroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
dichlorométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,2-dichloroéthène,trans10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,1-dichloroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
2,2-dichloropropane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,2-dichloroéthène,cis10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
bromochlorométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
chloroforme10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,1,1-trichloroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,1-dichloropropène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
tetrachlorure de carbone 10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,2-dichloroéthane (EDC)10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
trichloroéthylène (TRI) 10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,2-dichloropropane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
dibromométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
bromodichlorométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,3-dichloropropène, cis10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,3-dichloropropène, trans10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,1,2-trichloroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
tetrachloroéthène (PER)10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,3-dichloropropane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
dibromochlorométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,2-dibromoéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
chlorobenzène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,1,1,2-tetrachloroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
bromoforme 10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,1,2,2-tétrachloroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
bromobenzène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,2,3-trichloropropane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
2-chlorotoluène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
4-chlorotoluène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,3-dichlorobenzène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,4-dichlorobenzène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,2-dichlorobenzène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
1,2-dibromo-3-chloropropane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
  
    
  
Composes halogènes organiques modérément volatils   
  
hexachloroéthane100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
1,2,5-trichlorobenzène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
1,2,4-trichlorobenzène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/016
  
1,2,3-trichlorobenzène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/016
  
hexachlorobutadiène (HCBD)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/016
  
1,2,3,5-tetrachlorobenzène200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
1,2,4,5-tetrachlorobenzène200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
1,2,3,4-tetrachlorobenzène200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
2-chloronaphtalène200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
1-chloronaphtalène200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
pentachlorobenzène200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  
    
  
Agents de surface anioniques   
  
sulfonates d'alkylbenzène (LAS et ABS) : C10-C1440 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/020
  
alkylsulfates (AS) : C10-C1820 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/020
  
alkylethersulfates (AES) : C10-C15, nEO où n = 1-460 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/020
  
alpha-oléfinesulfonates (AOS) : C12-C1880 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/020
  
    
  
Agents de surface non-ionogènes   
  
alcool ethoxylaté (AE)20 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/021
  
ethoxylates d'alkylphenol (APE)20 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/021
  
Alcool gras ethoxyle (FAE)20 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/021
  
    
  
Agents de surface cationiques10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/022
  
Composés organofluorés   
  
acide pentane nonafluoré (PFPA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
acide hexane undecaperfluoré (PFHxA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
acide heptane tridecafluoré (FHpA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
acide octane pentadecafluoré (PFOA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
acide nonane heptadecafluoré (PFNA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
acide decane nonadecafluoré (PFDA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
acide undecane perfluoré (PFUnA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
acide dodecane perfluoré (PFDoA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
acide butasulfonique nonafluoré (PFBS)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
acide hexasulfonique tridecafluoré (PFHxS)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
acide octasulfonique heptadecafluoré (PFOS)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
acide decasulfonique perfluoré
  (PFDS)
100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
octasulfonamide perfluoré (PFOSA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
  
    
  
Agents retardant la combustion    
  
BDE-2820 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
  
BDE-4720 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
  
BDE-9920 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
  
BDE-10020 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
  
BDE-15320 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
  
BDE-15420 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
  
BDE-2091000 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
  
HBCD100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
  
DBDPE1000 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
  
    
  
Substances de pétrole extractibles à l'éther10 mg/l25 %25 %WAC/IV/B/005
  
    
  
composés halogènes organiques extractibles (EOX)5 æg Cl/l25 %25 %WAC/IV/B/010
  
    
  
Composés halogènes organiques adsorbables (AOX)20 æg/l25 %25 %WAC/IV/B/011
  
    
  
Composés halogènes organiques purgeables (POX)10 æg/l25 %25 %WAC/IV/B/012
  
    
  
Huiles minérales à chromatographie gazeuse100 æg/l25 %25 %WAC/IV/B/025
  
Substances perchloroéthylènes apolaires extractibles0,4 mg/l25 %25 %WAC/IV/B/026
  
    
  
Paramètres biologiques   
  
Ecotoxicité   
  
Toxicité aiguë pour daphniesunité toxique < 1--WAC/V/B/001
  
Toxicité aiguë pour poissonsunité toxique < 1--WAC/V/B/002
  
Test de croissance-inhibition pour algues unicellulairesunité toxique < 1--WAC/V/B/003
  
Inhibition de la bioluminescence in Vibriofisheriunité toxique < 1--WAC/V/B/004
-
Paramètre Limite de rapportagePrécisionExactitudeMéthode de mesurage de référence
Paramètres organoleptiques
Couleur1 Delta(E*ab20 %WAC/II/A
-
Paramètres inorganiques
Paramètres inorganiques généraux
température0,5°C1°C WAC/III/A
conductibilité électrique10 %10 %WAC/III/A
degré d'acidité0,2 unité pH0,2 unité pHWAC/III/A
point d'inflammation> 40° C20 %WAC/III/A
débit20 %
-
Eléments
Rem. : sauf si explicitement mentionné autrement, la concentration totale est toujours prise en considération
arsenic15 æg/l20 %10 %WAC/III/B
chrome10 æg/l20 %10 %WAC/III/B
cuivre25 æg/l20 %10 %WAC/III/B
plomb25 æg/l20 %10 %WAC/III/B
nickel10 æg/l20 %10 %WAC/III/B
argent10 æg/l20 %10 %WAC/III/B
zinc25 æg/l20 %10 %WAC/III/B
cadmium2 æg/l20 %10 %WAC/III/B
mercure0,25 æg/l20 %20 %WAC/III/B
fer50 æg/l20 %10 %WAC/III/B
manganèse20 æg/l20 %10 %WAC/III/B
sélénium5 æg/l20 %10 %WAC/III/B
baryum10 æg/l20 %10 %WAC/III/B
antimoine20 æg/l20 %10 %WAC/III/B
étain40 æg/l20 %10 %WAC/III/B
aluminium100 æg/l20 %10 %WAC/III/B
cobalt10 æg/l20 %10 %WAC/III/B
molybdène20 æg/l20 %10 %WAC/III/B
titane20 æg/l20 %10 %WAC/III/B
cérium100 æg/l20 %10 %WAC/III/B
phosphore150 æg/l20 %10 %WAC/III/B
bore200 æg/l20 %10 %WAC/III/B
-
Anions
chlorure25 mg/l20 %10 %WAC/III/C
sulfate25 mg/l20 %10 %WAC/III/C
nitrate0,5 mg/l
  (0,1 mg N/l)20 %10 %WAC/III/C
nitrite0,1 mg/l
  (0,03 mg N/l)20 %10 %WAC/III/C
orthophosphate0,15 mg/l
  (0,05 mg P/l)20 %10 %WAC/III/C
fluorure dissous0,2 mg/l20 %10 %WAC/III/C
fluorure lié inorganique total 0,2 mg/l20 %20 %WAC/III/C
cyanure libre0,01 mg/l20 %10 %WAC/III/C
sulfite0,2 mg/l20 %10 %WAC/III/C
sulfure dissous0,2 mg/l20 %10 %WAC/III/C
sulfure soluble en milieu acide0,2 mg/l20 %20 %WAC/III/C
chrome VI0,01 mg/l20 %10 %WAC/III/C
chrome libre0,1 mg/l20 %20 %WAC/III/C
chlore total0,1 mg/l20 %20 %WAC/III/C
-
Paramètres de groupe
substances décantables0,1 ml/lsomme 20 %WAC/III/D
substances en suspension2 mg/l20 %20 %WAC/III/D
mesures des substances en suspensionWAC/III/D
DBO3 mg O2/lsomme 40 %WAC/III/D
DCO7 mg O2/l30 %10 %WAC/III/D
azote Kjeldahl2 mg/l20 %10 %WAC/III/D
azote total2 mg/l20 %10 %WAC/III/D
TONNE20 %10 %WAC/III/D
cyanure total0,01 mg/l20 %10 %WAC/III/D
COT10 mg/l20 %10 %WAC/III/D
-
Cations
ammonium0,25 mg/l
  (0,2 mg N/l)20 %10 %WAC/III/E
-
Paramètres organiques
Phénols
phénol200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2-chlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
3-chlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
4-chlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
o-crésol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
m-crésol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
p-crésol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,6-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
o-éthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,4-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,5-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
p-éthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
m-éthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
3,5-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,3-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
3,4-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
nonylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
bisphénol A100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,4-dichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,5-dichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,3-dichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,6-dichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
3,5-dichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
3,4-dichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
4-chloro-3-méthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
4-chloro-3,5-diméthylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,3,5-trichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,4,6-trichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,4,5-trichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,3,4-trichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,3,6-trichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
3,4,5-trichlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,3,5,6-tetrachlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,3,4,5-tetrachlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,3,4,6-tetrachlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
pentachlorophénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2-isopropylphénol 100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
2,3,5-trimétylphénol100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/001
-
Hydrocarbures aromatiques monocycliques (HAM)
BTEXS :
benzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
toluène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
xylènes1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
éthylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
styrène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
autres :WAC/IV/A/016
isopropylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
propylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,3,5-trimétylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
tert-butylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,2,4-triméthylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
sec-butylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
p-isopropyltoluène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
n-butylbenzène1 g/l25 %25 %WAC/IV/A/016
-
Hydrocarbures aromatiques polycycliques
naphtalène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
  WAC/IV/A/016
acenaphtylène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
acenaphtène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
fluorène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
phénantrène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
anthracène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
fluorantène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
pyrène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
benzo(a)anthracène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
chrysène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
benzo(b)fluoranthène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
benzo(k)fluoranthène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
benzo(a)pyrène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
indeno(1,2,3-cd)pyrène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
dibenzo(a,h)anthracène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
benzo(g,h,i)perylène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/002
-
Amines aromatiques chlorées
o-chloroaniline
m- chloroaniline
p-chloroaniline
2,3-dichloroaniline
2,4-dichloroaniline
2,5-dichloroaniline
2,6-dichloroaniline
3,5-dichloroaniline
3,4-dichloroaniline
-
Pesticides
Pesticides organochlorés (POC)
alpha-hexachlorocyclohexane (alpha-HCH)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
ss-hexachlorocyclohexane (ssalpha-HCH)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
gamma-hexachlorocyclohexane (gamma-HCH, lindane)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
delta-hexachlorocyclohexane (delta-HCH)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
aldrine400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
isodrine400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
dieldrine400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
endrine1000 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
telodrine400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
hexachlorobenzène (HCB)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
heptachlore500 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
heptachloroepoxide400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
alphaendosulfan400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
ssendosulfan400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
sulfate d'endosulfan400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
trans-chlordane100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
cis-chlordane100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
o,p'-DDD100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
o,p'-DDT100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
o,p'-DDE100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
p,p'-DDD100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
p,p'-DDT100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
p,p'-DDE100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
2,3,5,6-tetrachloronitrobenzène (tecnazène)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
pentachloronitrobenzène (quintozene)400 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
methoxychlore100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/028
-
Pesticides organophosphorés (OPP)
azinphos-éthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
azinphos-méthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
bromophos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
bromophos-éthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
chlorfenvinphos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
chlorpyriphos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
chlorpyriphos-méthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
diazinon50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
dichlorophos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
dimethoate50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
ethoprophos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
fenitrothion50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
fenthion50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
fonophos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
malathion50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
methidathion50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
mevinphos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
parathion-éthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
parathion-méthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
pirimiphos-méthyl50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
terbuphos50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/028
-
Pesticides azotés
herbicides du type triazine
atrazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
cyanazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
deséthylatrazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
desisopropylatrazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
hexazinone50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
prometryn50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
propazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
sebutylazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
simazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
terbutryn50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
terbutylazine50 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/010
  WAC/IV/A/027
  WAC/IV/A/028
urons (phenylurea) et anilides
alachlore200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
chlortoluron200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
diuron 200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
isoproturon200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
linuron200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
metabenzthiazuron200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
metabromuron200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
metazachlore200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
metolachlore200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
metoxuron200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
monolinuron200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
-
Autres pesticides azotés
chloridazon (pyrazon)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
trifluraline200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/028
-
Herbicides acides
(2,4,5-trichlorophénoxy) acide acétique (2,4,5-T)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
(2,4-dichlorophénoxy) acide acétique (2,4-D)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
2,4-DB4-(2,4-dichlorophénoxy) acide butanoique (2,4-DB)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
bentazone200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
dichloroprop200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
fenoprop (2,4-TP)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
fluroxypyr200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
MCPA200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
MCPB200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
mecoprop (MCPP)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/027
-
Polychlorobiphènyles (PCB)
PCB 2820 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
PCB 5220 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
PCB 10120 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
PCB 11820 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
PCB 13820 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
PCB 15320 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
PCB 18020 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
-
Polychloroterphényles (PCT)
-
Composés halogènes organiques volatils
dichlorodifluorméthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
chlorométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
chlorure de vinyle10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
bromométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
choroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
trichlorofluorométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,1-dichloroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
dichlorométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,2-dichloroéthène,trans10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,1-dichloroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
2,2-dichloropropane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,2-dichloroéthène,cis10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
bromochlorométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
chloroforme10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,1,1-trichloroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,1-dichloropropène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
tetrachlorure de carbone 10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,2-dichloroéthane (EDC)10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
trichloroéthylène (TRI) 10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,2-dichloropropane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
dibromométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
bromodichlorométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,3-dichloropropène, cis10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,3-dichloropropène, trans10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,1,2-trichloroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
tetrachloroéthène (PER)10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,3-dichloropropane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
dibromochlorométhane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,2-dibromoéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
chlorobenzène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,1,1,2-tetrachloroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
bromoforme 10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,1,2,2-tétrachloroéthane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
bromobenzène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,2,3-trichloropropane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
2-chlorotoluène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
4-chlorotoluène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,3-dichlorobenzène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,4-dichlorobenzène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,2-dichlorobenzène10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
1,2-dibromo-3-chloropropane10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/016
-
Composes halogènes organiques modérément volatils
hexachloroéthane100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
1,2,5-trichlorobenzène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
1,2,4-trichlorobenzène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/016
1,2,3-trichlorobenzène100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/016
hexachlorobutadiène (HCBD)200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
  WAC/IV/A/016
1,2,3,5-tetrachlorobenzène200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
1,2,4,5-tetrachlorobenzène200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
1,2,3,4-tetrachlorobenzène200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
2-chloronaphtalène200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
1-chloronaphtalène200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
pentachlorobenzène200 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/015
-
Agents de surface anioniques
sulfonates d'alkylbenzène (LAS et ABS) : C10-C1440 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/020
alkylsulfates (AS) : C10-C1820 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/020
alkylethersulfates (AES) : C10-C15, nEO où n = 1-460 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/020
alpha-oléfinesulfonates (AOS) : C12-C1880 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/020
-
Agents de surface non-ionogènes
alcool ethoxylaté (AE)20 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/021
ethoxylates d'alkylphenol (APE)20 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/021
Alcool gras ethoxyle (FAE)20 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/021
-
Agents de surface cationiques10 æg/l25 %25 %WAC/IV/A/022
Composés organofluorés
acide pentane nonafluoré (PFPA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
acide hexane undecaperfluoré (PFHxA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
acide heptane tridecafluoré (FHpA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
acide octane pentadecafluoré (PFOA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
acide nonane heptadecafluoré (PFNA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
acide decane nonadecafluoré (PFDA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
acide undecane perfluoré (PFUnA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
acide dodecane perfluoré (PFDoA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
acide butasulfonique nonafluoré (PFBS)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
acide hexasulfonique tridecafluoré (PFHxS)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
acide octasulfonique heptadecafluoré (PFOS)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
acide decasulfonique perfluoré
  (PFDS)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
octasulfonamide perfluoré (PFOSA)100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/025
-
Agents retardant la combustion
BDE-2820 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
BDE-4720 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
BDE-9920 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
BDE-10020 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
BDE-15320 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
BDE-15420 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
BDE-2091000 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
HBCD100 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
DBDPE1000 ng/l25 %25 %WAC/IV/A/030
-
Substances de pétrole extractibles à l'éther10 mg/l25 %25 %WAC/IV/B/005
-
composés halogènes organiques extractibles (EOX)5 æg Cl/l25 %25 %WAC/IV/B/010
-
Composés halogènes organiques adsorbables (AOX)20 æg/l25 %25 %WAC/IV/B/011
-
Composés halogènes organiques purgeables (POX)10 æg/l25 %25 %WAC/IV/B/012
-
Huiles minérales à chromatographie gazeuse100 æg/l25 %25 %WAC/IV/B/025
Substances perchloroéthylènes apolaires extractibles0,4 mg/l25 %25 %WAC/IV/B/026
-
Paramètres biologiques
Ecotoxicité
Toxicité aiguë pour daphniesunité toxique < 1--WAC/V/B/001
Toxicité aiguë pour poissonsunité toxique < 1--WAC/V/B/002
Test de croissance-inhibition pour algues unicellulairesunité toxique < 1--WAC/V/B/003
Inhibition de la bioluminescence in Vibriofisheriunité toxique < 1--WAC/V/B/004
Art.48. In bijlage 5.9 van hetzelfde besluit worden de zinnen " Het beton moet drager zijn van het merk van overeenkomstigheid van BENOR. " en " Zij dragen het BENOR-merk. " en de zinsnede " en dragen het BENOR-merk " opgeheven.
Art.46. A l'article 1er, § 2, de l'annexe 4.2.5.4 du même arrêté, il est ajouté un alinéa, rédigé comme suit :
  " A défaut d'une norme de qualité environnementale pour un certaine paramètre, il sera référé à la limite de rapportage pour ce paramètre. "
Art.49. In bijlage 5.16.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in " standaardcriteria " onder " minimale veiligheidsregels " wordt punt 1° vervangen door wat volgt :
  " 1° het LPG-station heeft maximaal één vaste LPG-opslagtank met een waterinhoud van 7 500 liter tot en met 25 000 liter; ";
  2°
  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 23-02-2010, p. 12662)
  3° onder " minimale veiligheidsregels " wordt het onderdeel " berekening veiligheidsafstanden " opgeheven.
Art.47. L'annexe 5.7 du même arrêté est abrogée.
HOOFDSTUK IV. - Wijziging het besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning met het oog op de afstemming van de milieuvergunningsprocedure met de procedure voor de stedenbouwkundige vergunning
Art.48. A l'annexe 5.9 du même arrêté, les phrases " Le béton doit porter la marque de conformité BENOR. " et " Ils portent la marque BENOR. " et la partie de phrase 'et portent la marque BENOR " sont abrogées.
Art.50. In artikel 21,1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning met het oog op de afstemming van de milieuvergunningsprocedure met de procedure voor de stedenbouwkundige vergunning, worden de woorden " artikel 2 tot en met 7 " vervangen door de woorden " artikel 3 tot en met 7 ".
Art.49. A l'annexe 5.16.6 du même arrêté, remplacée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2008, sont apportées les modifications suivantes :
  1° aux " critères standards " sous " règles de sécurité minimales ", le point 1° est remplacé par la disposition suivante :
  " 1° la station LPG comprend au moins un réservoir LPG fixe ayant un contenu d'eau de 7 500 litres à 25 000 litres compris; ";
  2°
  (Formule non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 23-02-2010, p. 12682)
  3° sous " règles de sécurité minimales ", la partie " calcul des distances de sécurité " est abrogée.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
CHAPITRE IV. - Modification de l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 septembre 2009 modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 février 1991 fixant le règlement flamand relatif à l'autorisation écologique visant à harmoniser la concordance de la procédure de l'autorisation écologique avec la procédure de l'autorisation urbanistique
Art. 51. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 20 november 2009.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  K. PEETERS
  De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,
  J. SCHAUVLIEGE
Art.50. A l'article 21, 1°, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 septembre 2009 modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 février 1991 fixant le règlement flamand relatif à l'autorisation écologique visant à harmoniser la concordance de la procédure de l'autorisation écologique avec la procédure de l'autorisation urbanistique, les mots " articles 2 à 7 compris " sont remplacés par les mots " articles 3 à 7 compris ".
-
CHAPITRE V. - Dispositions finales
-
Art. 51. La Ministre flamande ayant l'environnement dans ses attributions est chargée de l'exécution du présent arrêté.
  Bruxelles, le 20 novembre 2009.
  Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
  K. PEETERS
  La Ministre flamande de l'Environnement, de la Nature et de la Culture,
  J. SCHAUVLIEGE