Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
30 DECEMBER 2009. - Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (I)
Titre
30 DECEMBRE 2009. - Loi portant des dispositions diverses en matière de Justice (I)
Informations sur le document
Numac: 2010009012
Datum: 2009-12-30
Info du document
Numac: 2010009012
Date: 2009-12-30
Table des matières
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
HOOFDSTUK 2. - Diverse wijzigingen van strafpro...
Afdeling 1. - Wijziging van het Wetboek van str...
Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 26 maart...
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 26 ju...
HOOFDSTUK 4. - Diverse wijzigingen van het Gere...
Afdeling 1. - Wijziging van het Gerechtelijk We...
Afdeling 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk ...
Afdeling 3. - Wijzigingen van het Gerechtelijk ...
Afdeling 4. - Wijziging van het Gerechtelijk We...
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 15 juni...
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van artikel 2 van de w...
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van artikel 94 van de ...
Table des matières
CHAPITRE 1er. - Disposition générale
CHAPITRE 2. - Modifications diverses de procédu...
Section 1re. - Modification du Code d'instructi...
Section 2. - Modification de la loi du 26 mars ...
CHAPITRE 3. - Modifications de la loi du 26 jui...
CHAPITRE 4. - Modifications diverses du Code ju...
Section 1re. - Modification du Code judiciaire ...
Section 2. - Modifications du Code judiciaire e...
Section 3. - Modifications du Code judiciaire e...
Section 4. - Modification du Code judiciaire en...
CHAPITRE 5. - Modification de la loi du 15 juin...
CHAPITRE 6. - Modification de l'article 2 de la...
CHAPITRE 7. - Modification de l'article 94 de l...
Tekst (36)
Texte (36)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
CHAPITRE 1er. - Disposition générale
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l'article 77 de la Constitution.
HOOFDSTUK 2. - Diverse wijzigingen van strafprocesrecht
CHAPITRE 2. - Modifications diverses de procédure pénale
Afdeling 1. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering met het oog op de toewijzing aan de politierechtbank van geschillen inzake treinongevallen
Section 1re. - Modification du Code d'instruction criminelle en vue de conférer au tribunal de police le contentieux en matière d'accidents ferroviaires
Art.2. Artikel 138, 6°bis, van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 21 februari 1959, vervangen bij de wet van 7 februari 2003 en gewijzigd bij de wet van 20 juli 2005, wordt aangevuld met de woorden " en in artikel 422 van het Strafwetboek ".
Art.2. Dans l'article 138 du Code d'instruction criminelle, le 6°bis, inséré par la loi du 21 février 1959, remplacé par la loi du 7 février 2003 et modifié par la loi du 20 juillet 2005, est complété par les mots " , et à l'article 422 du Code pénal ".
Art.3. Artikel 2 is van toepasssing :
1° op de zaken waarin een onderzoeksrechter of een onderzoeksgerecht geadieerd is en dit laatste gerecht de verwijzing beveelt na 1 september 2010;
2° op de zaken waarin geen onderzoeksrechter of onderzoeksgerecht geadieerd is en de beklaagde gedagvaard wordt na 1 september 2010.
1° op de zaken waarin een onderzoeksrechter of een onderzoeksgerecht geadieerd is en dit laatste gerecht de verwijzing beveelt na 1 september 2010;
2° op de zaken waarin geen onderzoeksrechter of onderzoeksgerecht geadieerd is en de beklaagde gedagvaard wordt na 1 september 2010.
Art.3. L'article 2 est applicable :
1° aux causes où le juge ou une juridiction d'instruction a été saisi, et dont cette dernière juridiction ordonne le renvoi après le 1er septembre 2010;
2° aux causes où aucun juge ou juridiction d'instruction n'a été saisi, et où le prévenu est cité après le 1er septembre 2010.
1° aux causes où le juge ou une juridiction d'instruction a été saisi, et dont cette dernière juridiction ordonne le renvoi après le 1er septembre 2010;
2° aux causes où aucun juge ou juridiction d'instruction n'a été saisi, et où le prévenu est cité après le 1er septembre 2010.
Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties
Section 2. - Modification de la loi du 26 mars 2003 portant création d'un Organe central pour la Saisie et la Confiscation et portant des dispositions sur la gestion à valeur constante des biens saisis et sur l'exécution de certaines sanctions patrimoniales
Art.4. In artikel 4, § 2, van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, vervangen bij de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II), worden de woorden " kennisgeving vermeld in " vervangen door de woorden " kennisgeving, in ".
Art.4. Dans le texte néerlandais de l'article 4, § 2, de la loi du 26 mars 2003 portant création d'un Organe central pour la Saisie et la Confiscation et portant des dispositions sur la gestion à valeur constante des biens saisis et sur l'exécution de certaines sanctions patrimoniales, remplacé par la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses (II), les mots " kennisgeving vermeld in " sont remplacés par les mots " kennisgeving, in ".
Art.5. Artikel 15 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II), wordt vervangen als volgt :
" Art. 15. § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de ontvanger van domeinen en van de ontvanger van de penale boeten, kan het Centraal Orgaan, teneinde de haalbaarheid van een effectieve tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring te beoordelen, de solvabiliteit van een veroordeelde persoon onderzoeken.
§ 2. Het Centraal Orgaan kan, met uitzondering van de Cel voor financiële informatieverwerking, aan alle administratieve diensten van de federale Staat, van de gemeenschappen en de gewesten en van de lokale besturen en de overheidsbedrijven, vragen om het, binnen de termijn die het bepaalt, alle inlichtingen mee te delen die het nuttig acht in het kader van dit onderzoek.
§ 3. Wanneer de informatie van de ontvanger van domeinen of de ontvanger van de penale boeten ontoereikend is met betrekking tot de solvabiliteit van een veroordeelde persoon, of indien er aanwijzingen zijn dat de veroordeelde poogt zich te onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing tot verbeurdverklaring, kan het Centraal Orgaan informatie over de solvabiliteit van die veroordeelde persoon inwinnen bij de ondernemingen en de personen, bedoeld in artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.
§ 4. Het Centraal Orgaan kan eveneens de procureur des Konings verzoeken om de politiediensten te belasten met een onderzoek naar de solvabiliteit van een veroordeelde persoon.
§ 5. Het Centraal Orgaan kan de met toepassing van dit artikel bekomen inlichtingen overmaken aan de bevoegde administraties van de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie. ".
" Art. 15. § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de ontvanger van domeinen en van de ontvanger van de penale boeten, kan het Centraal Orgaan, teneinde de haalbaarheid van een effectieve tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring te beoordelen, de solvabiliteit van een veroordeelde persoon onderzoeken.
§ 2. Het Centraal Orgaan kan, met uitzondering van de Cel voor financiële informatieverwerking, aan alle administratieve diensten van de federale Staat, van de gemeenschappen en de gewesten en van de lokale besturen en de overheidsbedrijven, vragen om het, binnen de termijn die het bepaalt, alle inlichtingen mee te delen die het nuttig acht in het kader van dit onderzoek.
§ 3. Wanneer de informatie van de ontvanger van domeinen of de ontvanger van de penale boeten ontoereikend is met betrekking tot de solvabiliteit van een veroordeelde persoon, of indien er aanwijzingen zijn dat de veroordeelde poogt zich te onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing tot verbeurdverklaring, kan het Centraal Orgaan informatie over de solvabiliteit van die veroordeelde persoon inwinnen bij de ondernemingen en de personen, bedoeld in artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.
§ 4. Het Centraal Orgaan kan eveneens de procureur des Konings verzoeken om de politiediensten te belasten met een onderzoek naar de solvabiliteit van een veroordeelde persoon.
§ 5. Het Centraal Orgaan kan de met toepassing van dit artikel bekomen inlichtingen overmaken aan de bevoegde administraties van de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie. ".
Art.5. L'article 15 de la même loi, remplacé par la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses (II), est remplacé par ce qui suit :
" Art. 15. § 1er. Sans préjudice des compétences du receveur des domaines et du receveur des amendes pénales, l'Organe central peut, pour apprécier la faisabilité d'une exécution effective de la confiscation, faire une enquête sur la solvabilité d'une personne condamnée.
§ 2. L'Organe central peut demander aux services administratifs de l'Etat fédéral, des communautés, des régions, des administrations locales et des entreprises publiques, à l'exception de la Cellule de traitement des informations financières, de lui communiquer, dans le délai qu'il fixe, toutes les informations qu'il juge utiles dans le cadre de cette enquête.
§ 3. Lorsque les informations du receveur des domaines ou du receveur des amendes pénales sont insuffisantes au sujet de la solvabilité d'une personne condamnée, ou s'il existe des indices que le condamné tente de se soustraire à l'exécution de la décision judiciaire de confiscation, l'Organe central peut recueillir des informations sur la solvabilité de cette personne condamnée auprès des entreprises et des personnes visées à l'article 2 de la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l'utilisation du système financier aux fins du blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme.
§ 4. L'Organe central peut également demander au procureur du Roi de charger les services de police de faire une enquête sur la solvabilité d'une personne condamnée.
§ 5. L'Organe central peut transmettre aux administrations compétentes de l'Administration générale de la documentation patrimoniale, les renseignements obtenus en application de cet article. ".
" Art. 15. § 1er. Sans préjudice des compétences du receveur des domaines et du receveur des amendes pénales, l'Organe central peut, pour apprécier la faisabilité d'une exécution effective de la confiscation, faire une enquête sur la solvabilité d'une personne condamnée.
§ 2. L'Organe central peut demander aux services administratifs de l'Etat fédéral, des communautés, des régions, des administrations locales et des entreprises publiques, à l'exception de la Cellule de traitement des informations financières, de lui communiquer, dans le délai qu'il fixe, toutes les informations qu'il juge utiles dans le cadre de cette enquête.
§ 3. Lorsque les informations du receveur des domaines ou du receveur des amendes pénales sont insuffisantes au sujet de la solvabilité d'une personne condamnée, ou s'il existe des indices que le condamné tente de se soustraire à l'exécution de la décision judiciaire de confiscation, l'Organe central peut recueillir des informations sur la solvabilité de cette personne condamnée auprès des entreprises et des personnes visées à l'article 2 de la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l'utilisation du système financier aux fins du blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme.
§ 4. L'Organe central peut également demander au procureur du Roi de charger les services de police de faire une enquête sur la solvabilité d'une personne condamnée.
§ 5. L'Organe central peut transmettre aux administrations compétentes de l'Administration générale de la documentation patrimoniale, les renseignements obtenus en application de cet article. ".
Art.6. In hoofdstuk III, afdeling 4, met als opschrift " Tenuitvoerlegging ", van dezelfde wet wordt een artikel 15bis ingevoegd, luidende :
" Art. 15bis. § 1. Onder de voorwaarden bepaald in artikel 15, § 3, kan het Centraal Orgaan, bij de ondernemingen en de personen, bedoeld in artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme de mededeling van de volgende inlichtingen vorderen :
1° de lijst van bankrekeningen, bankkluizen of financiële instrumenten zoals bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, waarvan de veroordeelde titularis, gevolmachtigde of de uiteindelijk gerechtigde is, en, in voorkomend geval alle nadere gegevens hieromtrent;
2° de bankverrichtingen die in een bepaald tijdvak zijn uitgevoerd op één of meerdere van deze bankrekeningen of financiële instrumenten, met inbegrip van de bijzonderheden betreffende de rekening van herkomst of bestemming;
3° de gegevens met betrekking tot de titularissen of gevolmachtigden, die in een bepaald tijdvak toegang hebben of hadden tot deze bankkluizen.
§ 2. In zijn schriftelijke en gemotiveerde vordering bepaalt het Centraal Orgaan onder welke vorm en binnen welke termijn de in § 1 bedoelde gegevens aan hem worden meegedeeld.
§ 3. Indien de aan het Centraal Orgaan overeenkomstig §§ 1 en 2 meegedeelde inlichtingen het bestaan aantonen van tegoeden in hoofde van de veroordeelde, kan het Centraal Orgaan op schriftelijke en gemotiveerde wijze vorderen dat de in § 1 bedoelde ondernemingen en personen de aan deze bankrekeningen, bankkluizen of financiële instrumenten verbonden schuldvorderingen en verbintenissen niet meer uit handen mogen geven voor een periode die niet langer mag duren dan drie werkdagen en die ingaat op de dag dat het Centraal Orgaan zijn vordering verzendt door middel van een aangetekend schrijven of per telefax.
De maatregel neemt van rechtswege een einde bij het verstrijken van de termijn van drie werkdagen. Een werkdag is elke dag met uitsluiting van een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag. Vóór het verstrijken van deze termijn neemt de maatregel een einde in geval van vrijwillige betaling van het krachtens de verbeurdverklaring verschuldigde saldo, of van zodra de ontvanger van domeinen of de ontvanger van de penale boeten zelf de nodige bewarende maatregelen heeft getroffen.
§ 4. De in § 1 bedoelde ondernemingen en personen zijn ertoe gehouden onverwijld hun medewerking te verlenen.
Indien zij weigeren hun medewerking te verlenen aan de vorderingen en maatregelen bedoeld in dit artikel worden zij gestraft met een geldboete van zesentwintig euro tot tienduizend euro.
§ 5. De in § 1 bedoelde ondernemingen en personen, of elke derde, die goederen bewaren en beheren, die het voorwerp uitmaken van een in § 3 bedoelde maatregel, en deze met bedrieglijk opzet wegmaken, worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 507 van het Strafwetboek. De poging wordt gestraft met dezelfde straffen.
§ 6. Iedere persoon die uit hoofde van zijn functie kennis krijgt van de vorderingen of maatregelen bedoeld in dit artikel of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
§ 7. De Koning stelt, op voorstel van de minister van Justitie, de nadere regels van de tarifering van de onderzoeken bedoeld in de artikelen 15 en 15bis vast. ".
" Art. 15bis. § 1. Onder de voorwaarden bepaald in artikel 15, § 3, kan het Centraal Orgaan, bij de ondernemingen en de personen, bedoeld in artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme de mededeling van de volgende inlichtingen vorderen :
1° de lijst van bankrekeningen, bankkluizen of financiële instrumenten zoals bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, waarvan de veroordeelde titularis, gevolmachtigde of de uiteindelijk gerechtigde is, en, in voorkomend geval alle nadere gegevens hieromtrent;
2° de bankverrichtingen die in een bepaald tijdvak zijn uitgevoerd op één of meerdere van deze bankrekeningen of financiële instrumenten, met inbegrip van de bijzonderheden betreffende de rekening van herkomst of bestemming;
3° de gegevens met betrekking tot de titularissen of gevolmachtigden, die in een bepaald tijdvak toegang hebben of hadden tot deze bankkluizen.
§ 2. In zijn schriftelijke en gemotiveerde vordering bepaalt het Centraal Orgaan onder welke vorm en binnen welke termijn de in § 1 bedoelde gegevens aan hem worden meegedeeld.
§ 3. Indien de aan het Centraal Orgaan overeenkomstig §§ 1 en 2 meegedeelde inlichtingen het bestaan aantonen van tegoeden in hoofde van de veroordeelde, kan het Centraal Orgaan op schriftelijke en gemotiveerde wijze vorderen dat de in § 1 bedoelde ondernemingen en personen de aan deze bankrekeningen, bankkluizen of financiële instrumenten verbonden schuldvorderingen en verbintenissen niet meer uit handen mogen geven voor een periode die niet langer mag duren dan drie werkdagen en die ingaat op de dag dat het Centraal Orgaan zijn vordering verzendt door middel van een aangetekend schrijven of per telefax.
De maatregel neemt van rechtswege een einde bij het verstrijken van de termijn van drie werkdagen. Een werkdag is elke dag met uitsluiting van een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag. Vóór het verstrijken van deze termijn neemt de maatregel een einde in geval van vrijwillige betaling van het krachtens de verbeurdverklaring verschuldigde saldo, of van zodra de ontvanger van domeinen of de ontvanger van de penale boeten zelf de nodige bewarende maatregelen heeft getroffen.
§ 4. De in § 1 bedoelde ondernemingen en personen zijn ertoe gehouden onverwijld hun medewerking te verlenen.
Indien zij weigeren hun medewerking te verlenen aan de vorderingen en maatregelen bedoeld in dit artikel worden zij gestraft met een geldboete van zesentwintig euro tot tienduizend euro.
§ 5. De in § 1 bedoelde ondernemingen en personen, of elke derde, die goederen bewaren en beheren, die het voorwerp uitmaken van een in § 3 bedoelde maatregel, en deze met bedrieglijk opzet wegmaken, worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 507 van het Strafwetboek. De poging wordt gestraft met dezelfde straffen.
§ 6. Iedere persoon die uit hoofde van zijn functie kennis krijgt van de vorderingen of maatregelen bedoeld in dit artikel of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
§ 7. De Koning stelt, op voorstel van de minister van Justitie, de nadere regels van de tarifering van de onderzoeken bedoeld in de artikelen 15 en 15bis vast. ".
Art.6. Dans le chapitre III, section 4, intitulée " Exécution ", de la même loi, il est inséré un article 15bis, rédigé comme suit :
" Art. 15bis. § 1er. Dans les conditions fixées par l'article 15, § 3, l'Organe central peut requérir des entreprises et des personnes visées à l'article 2 de la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l'utilisation du système financier aux fins de blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme, la communication des informations suivantes :
1° la liste des comptes bancaires, des coffres bancaires ou des instruments financiers tels que définis à l'article 2, 1°, de la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers, dont le condamné est le titulaire, le mandataire ou le véritable bénéficiaire et, le cas échéant, toutes les données à ce sujet;
2° les transactions bancaires qui ont été réalisées pendant une période déterminée sur un ou plusieurs de ces comptes bancaires ou instruments financiers, y inclus les renseignements concernant tout compte émetteur ou récepteur;
3° les données concernant les titulaires ou mandataires qui, pendant une période déterminée, ont ou avaient accès à ces coffres bancaires.
§ 2. L'Organe central spécifie dans sa requête écrite et motivée, sous quelle forme et dans quel délai, les données visées au § 1er lui sont communiquées.
§ 3. Si les informations communiquées à l'Organe central conformément aux §§ 1er et 2 révèlent l'existence d'avoirs dans le chef du condamné, l'Organe central peut requérir de manière écrite et motivée que les entreprises et personnes visées au § 1er ne pourront plus se dessaisir des créances et engagements liés à ces comptes bancaires, à ces coffres bancaires ou à ces instruments financiers pour une période qui ne peut excéder trois jours ouvrables et qui prend cours le jour où l'Organe central envoie sa requête par lettre recommandée ou par télécopie.
La mesure prend fin d'office à l'expiration de la période de trois jours ouvrables. Tous les jours sont des jours ouvrables à l'exclusion d'un samedi, un dimanche ou un jour férié légal. La mesure prend fin avant l'expiration de cette période en cas de paiement volontaire de la somme due en vertu de la confiscation, ou lorsque le receveur des domaines ou le receveur des amendes pénales a pris les mesures conservatoires nécessaires.
§ 4. Les entreprises et les personnes visées au § 1er sont tenues de prêter sans délai leur concours.
Si elles refusent de prêter leur concours aux réquisitions et aux mesures visées au présent article, elles sont punies d'une amende de vingt-six euros à dix mille euros.
§ 5. Les entreprises et les personnes visées au § 1er ou tout tiers qui conservent ou gèrent des biens visés par une mesure prévue au § 3 et qui les détournent avec une intention frauduleuse, sont punis des peines prévues à l'article 507 du Code pénal. La tentative est punie des mêmes peines.
§ 6. Toute personne qui, du chef de sa fonction, a connaissance des réquisitions ou des mesures visées à cet article ou y prête son concours, est tenue de garder le secret. Toute violation du secret est punie conformément à l'article 458 du Code pénal.
§ 7. Le Roi fixe, sur la proposition du ministre de la Justice, les modalités de tarification des enquêtes visées aux articles 15 et 15bis. ".
" Art. 15bis. § 1er. Dans les conditions fixées par l'article 15, § 3, l'Organe central peut requérir des entreprises et des personnes visées à l'article 2 de la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l'utilisation du système financier aux fins de blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme, la communication des informations suivantes :
1° la liste des comptes bancaires, des coffres bancaires ou des instruments financiers tels que définis à l'article 2, 1°, de la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers, dont le condamné est le titulaire, le mandataire ou le véritable bénéficiaire et, le cas échéant, toutes les données à ce sujet;
2° les transactions bancaires qui ont été réalisées pendant une période déterminée sur un ou plusieurs de ces comptes bancaires ou instruments financiers, y inclus les renseignements concernant tout compte émetteur ou récepteur;
3° les données concernant les titulaires ou mandataires qui, pendant une période déterminée, ont ou avaient accès à ces coffres bancaires.
§ 2. L'Organe central spécifie dans sa requête écrite et motivée, sous quelle forme et dans quel délai, les données visées au § 1er lui sont communiquées.
§ 3. Si les informations communiquées à l'Organe central conformément aux §§ 1er et 2 révèlent l'existence d'avoirs dans le chef du condamné, l'Organe central peut requérir de manière écrite et motivée que les entreprises et personnes visées au § 1er ne pourront plus se dessaisir des créances et engagements liés à ces comptes bancaires, à ces coffres bancaires ou à ces instruments financiers pour une période qui ne peut excéder trois jours ouvrables et qui prend cours le jour où l'Organe central envoie sa requête par lettre recommandée ou par télécopie.
La mesure prend fin d'office à l'expiration de la période de trois jours ouvrables. Tous les jours sont des jours ouvrables à l'exclusion d'un samedi, un dimanche ou un jour férié légal. La mesure prend fin avant l'expiration de cette période en cas de paiement volontaire de la somme due en vertu de la confiscation, ou lorsque le receveur des domaines ou le receveur des amendes pénales a pris les mesures conservatoires nécessaires.
§ 4. Les entreprises et les personnes visées au § 1er sont tenues de prêter sans délai leur concours.
Si elles refusent de prêter leur concours aux réquisitions et aux mesures visées au présent article, elles sont punies d'une amende de vingt-six euros à dix mille euros.
§ 5. Les entreprises et les personnes visées au § 1er ou tout tiers qui conservent ou gèrent des biens visés par une mesure prévue au § 3 et qui les détournent avec une intention frauduleuse, sont punis des peines prévues à l'article 507 du Code pénal. La tentative est punie des mêmes peines.
§ 6. Toute personne qui, du chef de sa fonction, a connaissance des réquisitions ou des mesures visées à cet article ou y prête son concours, est tenue de garder le secret. Toute violation du secret est punie conformément à l'article 458 du Code pénal.
§ 7. Le Roi fixe, sur la proposition du ministre de la Justice, les modalités de tarification des enquêtes visées aux articles 15 et 15bis. ".
Art.7. In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt de indeling in afdelingen, gewijzigd bij de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (II) vervangen als volgt :
1° Na het opschrift van hoofdstuk III wordt het opschrift van afdeling 1, omvattende de artikelen 4 en 5, ingevoegd, luidende :
" Afdeling 1. Beheer van gegevens met betrekking tot vermogensbestanddelen "
2° Na artikel 5 wordt het opschrift van afdeling 2, omvattende de artikelen 6 tot 11, ingevoegd, luidende :
" Afdeling 2. Waardevast beheer "
3° Na artikel 11 wordt het opschrift van afdeling 3, omvattende de artikelen 12 tot 14, ingevoegd, luidende :
" Afdeling 3. Bijzonder beheer "
4° Na artikel 14 wordt het opschrift van afdeling 4, omvattende het artikel 15 en het artikel 15bis, ingevoegd, luidende :
" Afdeling 4. Tenuitvoerlegging "
5° Na artikel 15bis wordt het opschrift van afdeling 5, omvattende het artikel 16, ingevoegd, luidende :
" Afdeling 5. Opdracht tot bijstand "
1° Na het opschrift van hoofdstuk III wordt het opschrift van afdeling 1, omvattende de artikelen 4 en 5, ingevoegd, luidende :
" Afdeling 1. Beheer van gegevens met betrekking tot vermogensbestanddelen "
2° Na artikel 5 wordt het opschrift van afdeling 2, omvattende de artikelen 6 tot 11, ingevoegd, luidende :
" Afdeling 2. Waardevast beheer "
3° Na artikel 11 wordt het opschrift van afdeling 3, omvattende de artikelen 12 tot 14, ingevoegd, luidende :
" Afdeling 3. Bijzonder beheer "
4° Na artikel 14 wordt het opschrift van afdeling 4, omvattende het artikel 15 en het artikel 15bis, ingevoegd, luidende :
" Afdeling 4. Tenuitvoerlegging "
5° Na artikel 15bis wordt het opschrift van afdeling 5, omvattende het artikel 16, ingevoegd, luidende :
" Afdeling 5. Opdracht tot bijstand "
Art.7. Dans le chapitre III de la même loi, la division en sections, modifiée par la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses (II), est remplacée par ce qui suit :
1° Après l'intitulé du chapitre III, il est inséré l'intitulé de la section 1re, comprenant les articles 4 et 5, rédigé comme suit :
" Section 1re. Gestion des donnés relatives aux avoirs patrimoniaux "
2° Après l'article 5, il est inséré l'intitulé de la section 2, comprenant les articles 6 jusqu' à 11, rédigé comme suit :
" Section 2. Gestion à valeur constante "
3° Après l'article 11, il est inséré l' intitulé de la section 3, comprenant les articles 12 jusqu' à 14, rédigé comme suit :
" Section 3. Gestion particulière "
4° Après l'article 14, il est inséré l' intitulé de la section 4, comprenant l'article 15 et l' article 15bis, rédigé comme suit :
" Section 4. Exécution "
5° Après l'article 15bis, il est inséré l' intitulé de la section 5, comprenant l'article 16, rédigé comme suit :
" Section 5. Mission d'appui "
1° Après l'intitulé du chapitre III, il est inséré l'intitulé de la section 1re, comprenant les articles 4 et 5, rédigé comme suit :
" Section 1re. Gestion des donnés relatives aux avoirs patrimoniaux "
2° Après l'article 5, il est inséré l'intitulé de la section 2, comprenant les articles 6 jusqu' à 11, rédigé comme suit :
" Section 2. Gestion à valeur constante "
3° Après l'article 11, il est inséré l' intitulé de la section 3, comprenant les articles 12 jusqu' à 14, rédigé comme suit :
" Section 3. Gestion particulière "
4° Après l'article 14, il est inséré l' intitulé de la section 4, comprenant l'article 15 et l' article 15bis, rédigé comme suit :
" Section 4. Exécution "
5° Après l'article 15bis, il est inséré l' intitulé de la section 5, comprenant l'article 16, rédigé comme suit :
" Section 5. Mission d'appui "
Art.8. In artikel 17bis, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de programmawet (II) van 27 december 2006, wordt de zin " ze zijn meer bepaald belast met de in artikel 15 bedoelde onderzoeken naar de gegoedheid van veroordeelde " vervangen als volgt :
" Ze zijn, onder het gezag van de directeur van het Centraal Orgaan, inzonderheid belast met de in de artikelen 15 en 15bis bedoelde onderzoeken. ".
" Ze zijn, onder het gezag van de directeur van het Centraal Orgaan, inzonderheid belast met de in de artikelen 15 en 15bis bedoelde onderzoeken. ".
Art.8. Dans l'article 17bis, § 1er, de la même loi, inséré par la loi-programme (II) du 27 décembre 2006, la phrase " Ils sont notamment chargés des enquêtes de solvabilité du condamné visées à l'article 15 " est remplacée par la phrase suivante :
" Ils sont notamment chargés des enquêtes visées aux articles 15 et 15bis, sous l'autorité du directeur de l'Organe central. ".
" Ils sont notamment chargés des enquêtes visées aux articles 15 et 15bis, sous l'autorité du directeur de l'Organe central. ".
Art.9. In artikel 18, § 1, van dezelfde wet, wordt het woord " liet " vervangen door het woord " Het ".
Art.9. Dans le texte néerlandais de l'article 18, § 1er, de la même loi, le mot " liet " est remplacé par le mot " Het ".
Art.10. In artikel 24 van dezelfde wet wordt het vierde lid vervangen als volgt :
" Behoudens instemming van de minister van Justitie na gemotiveerd advies van de directeur van het Centraal Orgaan, mogen de aan de andere consulenten te vergoeden prestaties niet hoger zijn dan de vergoedingen waarop deskundigen aanspraak kunnen maken krachtens het door de Koning ter uitvoering van artikel 6 van de programmawet (II) van 27 december 2006 genomen besluit. ".
" Behoudens instemming van de minister van Justitie na gemotiveerd advies van de directeur van het Centraal Orgaan, mogen de aan de andere consulenten te vergoeden prestaties niet hoger zijn dan de vergoedingen waarop deskundigen aanspraak kunnen maken krachtens het door de Koning ter uitvoering van artikel 6 van de programmawet (II) van 27 december 2006 genomen besluit. ".
Art.10. Dans l'article 24 de la même loi, l'alinéa 4 est remplacé par la disposition suivante :
" Sauf accord du ministre de la Justice après avis motivé du directeur de l'Organe central, les prestations à rémunérer aux autres consultants ne peuvent être supérieures aux rémunérations que les experts peuvent réclamer en vertu de l'arrêté pris par le Roi conformément à l'article 6 de la loi-programme (II) du 27 décembre 2006. ".
" Sauf accord du ministre de la Justice après avis motivé du directeur de l'Organe central, les prestations à rémunérer aux autres consultants ne peuvent être supérieures aux rémunérations que les experts peuvent réclamer en vertu de l'arrêté pris par le Roi conformément à l'article 6 de la loi-programme (II) du 27 décembre 2006. ".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke
CHAPITRE 3. - Modifications de la loi du 26 juin 1990 relative à la protection de la personne des malades mentaux
Art.11. In artikel 1, § 2, van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, ingevoegd bij de wet van 13 juni 2006, wordt tussen het derde en het vierde lid een lid ingevoegd, luidende :
" Het ambt van openbaar ministerie wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel 8 van de voormelde wet van 8 april 1965, door de procureur des Konings bij de jeugdrechtbank of de jeugdrechter die territoriaal bevoegd is. ".
" Het ambt van openbaar ministerie wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel 8 van de voormelde wet van 8 april 1965, door de procureur des Konings bij de jeugdrechtbank of de jeugdrechter die territoriaal bevoegd is. ".
Art.11. Dans l'article 1er, § 2, de la loi du 26 juin 1990 relative à la protection de la personne des malades mentaux, inséré par la loi du 13 juin 2006, un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas 3 et 4 :
" Les fonctions du ministère public sont exercées conformément à l'article 8 de la loi précitée du 8 avril 1965, par le procureur du Roi près le tribunal de la jeunesse ou le juge de la jeunesse territorialement compétent. ".
" Les fonctions du ministère public sont exercées conformément à l'article 8 de la loi précitée du 8 avril 1965, par le procureur du Roi près le tribunal de la jeunesse ou le juge de la jeunesse territorialement compétent. ".
Art.12. In artikel 9, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden " of, in voorkomend geval, de procureur des Konings bedoeld in artikel 1, § 2, vierde lid, " ingevoegd tussen de woorden " plaats waar de zieke zich bevindt " en de woorden " beslissen ".
Art.12. Dans l'article 9, alinéa 1er, de la même loi, les mots " ou s'il échet, le procureur du Roi visé à l'article 1er, § 2, alinéa 4, " sont insérés entre les mots " lieu où le malade se trouve " et les mots " , peut décider ".
HOOFDSTUK 4. - Diverse wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
CHAPITRE 4. - Modifications diverses du Code judiciaire
Afdeling 1. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de lijst van de gecertificeerde opleidingen
Section 1re. - Modification du Code judiciaire relative à la liste des formations certifiées
Art.13. In artikel 281 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden " per vakrichting " en de woorden " , op voorstel van de door deze laatste minister opgerichte commissies " opgeheven.
Art.13. Dans l'article 281 du Code judiciaire, remplacé par la loi du 25 avril 2007, les mots " par filière de métiers " et les mots " ,sur proposition des commissions constituées par ce dernier " sont abrogés.
Afdeling 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek in uitvoering van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemersloketten en houdende diverse bepalingen
Section 2. - Modifications du Code judiciaire en exécution de la loi du 16 janvier 2003 portant création d'une Banque-Carrefour des Entreprises, modernisation du registre de commerce et création des guichets d'entreprises agréés, et portant diverses dispositions
Art.14. In artikel 574, 5°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden " in het handelsregister " vervangen door de woorden " in de Kruispuntbank van Ondernemingen, in de hoedanigheid van handelaar ".
Art.14. Dans l'article 574, 5°, du même Code, les mots " au registre de commerce " sont remplacés par les mots " à la Banque-Carrefour des Entreprises, en qualité de commerçant ".
Art.15. In artikel 627, 7°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden " de plaats van het handelsregister, wanneer het gaat om wijziging of doorhaling van inschrijvingen in het handelsregister " vervangen door de woorden " de woonplaats of de zetel van de aanvrager, wanneer het gaat over aanpassingen en schrappingen van inschrijvingen, in de Kruispuntbank van Ondernemingen, in de hoedanigheid van handelaar ".
Art.15. Dans l'article 627, 7°, du même Code, les mots " où se trouve le registre de commerce lorsqu'il s'agit de modifications et de radiations d'inscriptions au registre du commerce " sont remplacés par les mots " du domicile ou du siège social du demandeur, lorsqu'il s'agit de modifications et de radiations d'inscriptions, à la Banque-Carrefour des Entreprises, en qualité de commerçant ".
Art.16. In artikel 631, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 8 augustus 1997, 4 september 2002 en 16 juli 2004, worden de woorden " bij het handelsregister " vervangen door de woorden " in de Kruispuntbank van Ondernemingen, in de hoedanigheid van handelaar ".
Art.16. Dans l'article 631, § 1er, alinéa 1er, du même Code, modifié par les lois du 8 août 1997, du 4 septembre 2002 et du 16 juillet 2004, les mots " au registre du commerce " sont remplacés par les mots " à la Banque-Carrefour des Entreprises, en qualité de commerçant ".
Afdeling 3. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de toewijzing aan de politierechtbank van geschillen inzake treinongevallen
Section 3. - Modifications du Code judiciaire en vue de conférer au tribunal de police le contentieux en matière d'accidents ferroviaires
Art.17. In artikel 601bis van het hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1994, worden de woorden " of een treinongeval " ingevoegd tussen de woorden " verkeersongeval " en " zelfs ".
Art.17. Dans l'article 601bis du même Code, inséré par la loi du 11 juillet 1994, les mots " ou d'un accident ferroviaire " sont insérés entre les mots " circulation " et " même ".
Art.18. Artikel 17 is van toepassing op de zaken die na 1 september 2010 op de rol van de politierechtbank worden ingeschreven.
Art.18. L'article 17 s'applique aux causes qui sont inscrites au rôle du tribunal de police après le 1er septembre 2010.
Afdeling 4. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat betreft de territoriale bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarders
Section 4. - Modification du Code judiciaire en ce qui concerne la compétence territoriale des huissiers de justice
Art.19. Artikel 513, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 april 1999, wordt vervangen als volgt :
" De bepalingen inzake de territoriale bevoegdheid in artikel 633, § 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de gerechtsdeurwaarders. ".
" De bepalingen inzake de territoriale bevoegdheid in artikel 633, § 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de gerechtsdeurwaarders. ".
Art.19. L'article 513, alinéa 4, du Code judiciaire, modifié par la loi du 22 avril 1999, est remplacé par ce qui suit :
" Les dispositions relatives à la compétence territoriale prévues à l'article 633, § 2, s'appliquent par analogie aux huissiers. ".
" Les dispositions relatives à la compétence territoriale prévues à l'article 633, § 2, s'appliquent par analogie aux huissiers. ".
Art.20. Artikel 633 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, wordt vervangen als volgt :
" Art. 633. § 1. De vorderingen inzake bewarende beslagen en middelen tot tenuitvoerlegging worden uitsluitend gebracht voor de rechter van de plaats van het beslag, tenzij de wet anders bepaalt.
Inzake beslag onder derden is de rechter van de woonplaats van de beslagen schuldenaar bevoegd. Indien de woonplaats van de beslagen schuldenaar zich in het buitenland bevindt of onbekend is, is de rechter van de plaats van de tenuitvoerlegging van het beslag bevoegd.
§ 2. Voor de vorderingen betreffende bewarende beslagen en middelen tot tenuitvoerlegging ingesteld krachtens de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, zijn de beslagrechters van de arrondissementen van Veurne, Brugge en Antwerpen tevens bevoegd.
Indien de vordering betrekking heeft op een beslag gelegd in de territoriale zee, bedoeld in artikel 1 van de wet van 6 oktober 1987 tot bepaling van de breedte van de territoriale zee van België, of in de exclusieve economische zone, bedoeld in artikel 2 van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee, zijn de beslagrechters van de arrondissementen Antwerpen, Brugge en Veurne eveneens bevoegd.
De beslagrechter van het arrondissement Antwerpen is eveneens bevoegd voor de vorderingen die betrekking hebben op een beslag op zeeschip gelegd op het grondgebied van de Antwerpse haven gelegen binnen het arrondissement Dendermonde. ".
" Art. 633. § 1. De vorderingen inzake bewarende beslagen en middelen tot tenuitvoerlegging worden uitsluitend gebracht voor de rechter van de plaats van het beslag, tenzij de wet anders bepaalt.
Inzake beslag onder derden is de rechter van de woonplaats van de beslagen schuldenaar bevoegd. Indien de woonplaats van de beslagen schuldenaar zich in het buitenland bevindt of onbekend is, is de rechter van de plaats van de tenuitvoerlegging van het beslag bevoegd.
§ 2. Voor de vorderingen betreffende bewarende beslagen en middelen tot tenuitvoerlegging ingesteld krachtens de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, zijn de beslagrechters van de arrondissementen van Veurne, Brugge en Antwerpen tevens bevoegd.
Indien de vordering betrekking heeft op een beslag gelegd in de territoriale zee, bedoeld in artikel 1 van de wet van 6 oktober 1987 tot bepaling van de breedte van de territoriale zee van België, of in de exclusieve economische zone, bedoeld in artikel 2 van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee, zijn de beslagrechters van de arrondissementen Antwerpen, Brugge en Veurne eveneens bevoegd.
De beslagrechter van het arrondissement Antwerpen is eveneens bevoegd voor de vorderingen die betrekking hebben op een beslag op zeeschip gelegd op het grondgebied van de Antwerpse haven gelegen binnen het arrondissement Dendermonde. ".
Art.20. L'article 633 du même Code, modifié en dernier lieu par la loi du 27 décembre 2004, est remplacé par ce qui suit :
" Art. 633. § 1er. Les demandes en matière de saisies conservatoires et de voies d'exécution sont exclusivement portées devant le juge du lieu de la saisie, à moins que la loi n'en dispose autrement.
En matière de saisie-arrêt, le juge compétent est celui du domicile du débiteur saisi. Si le domicile du débiteur saisi est situé à l'étranger ou est inconnu, le juge compétent est celui du lieu d'exécution de la saisie.
§ 2. Pour les demandes en matière de saisies conservatoires et les voies d'exécution instituées en vertu de la loi du 20 janvier 1999 visant la protection du milieu marin dans les espaces marins sous juridiction de la Belgique, sont également compétents, les juges des saisies des arrondissements de Furnes, Bruges et Anvers.
Si la demande a trait à une saisie opérée dans la mer territoriale visée à l'article 1er de la loi du 6 octobre 1987 fixant la largeur de la mer territoriale de la Belgique ou dans la zone économique exclusive visée à l'article 2 de la loi du 22 avril 1999 concernant la zone économique exclusive de la Belgique en Mer du Nord, les juges des saisies des arrondissements d'Anvers, Bruges et Furnes sont également compétents.
Le juge des saisies de l'arrondissement d'Anvers est aussi compétent pour les demandes relatives à une saisie sur navire dans la partie du territoire du port d'Anvers qui est située dans l'arrondissement de Termonde. ".
" Art. 633. § 1er. Les demandes en matière de saisies conservatoires et de voies d'exécution sont exclusivement portées devant le juge du lieu de la saisie, à moins que la loi n'en dispose autrement.
En matière de saisie-arrêt, le juge compétent est celui du domicile du débiteur saisi. Si le domicile du débiteur saisi est situé à l'étranger ou est inconnu, le juge compétent est celui du lieu d'exécution de la saisie.
§ 2. Pour les demandes en matière de saisies conservatoires et les voies d'exécution instituées en vertu de la loi du 20 janvier 1999 visant la protection du milieu marin dans les espaces marins sous juridiction de la Belgique, sont également compétents, les juges des saisies des arrondissements de Furnes, Bruges et Anvers.
Si la demande a trait à une saisie opérée dans la mer territoriale visée à l'article 1er de la loi du 6 octobre 1987 fixant la largeur de la mer territoriale de la Belgique ou dans la zone économique exclusive visée à l'article 2 de la loi du 22 avril 1999 concernant la zone économique exclusive de la Belgique en Mer du Nord, les juges des saisies des arrondissements d'Anvers, Bruges et Furnes sont également compétents.
Le juge des saisies de l'arrondissement d'Anvers est aussi compétent pour les demandes relatives à une saisie sur navire dans la partie du territoire du port d'Anvers qui est située dans l'arrondissement de Termonde. ".
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken met het oog op de volledige invulling van het operationeel kader van het federaal parket
CHAPITRE 5. - Modification de la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire en vue de rendre complet le cadre opérationnel du parquet fédéral
Art.21. Artikel 43bis, § 4, zesde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, ingevoegd bij de wet van 21 juni 2001, wordt aangevuld met de volgende zin :
" Zolang een federale magistraat die het bewijs levert van de kennis van de Duitse taal niet kan worden aangewezen, wordt er voorzien in de aanwijzing in overtal van een federale magistraat die door zijn diploma bewijst het examen van doctor of licentiaat in de rechten in het Nederlands of in het Frans te hebben afgelegd, overeenkomstig het vierde en vijfde lid. ".
" Zolang een federale magistraat die het bewijs levert van de kennis van de Duitse taal niet kan worden aangewezen, wordt er voorzien in de aanwijzing in overtal van een federale magistraat die door zijn diploma bewijst het examen van doctor of licentiaat in de rechten in het Nederlands of in het Frans te hebben afgelegd, overeenkomstig het vierde en vijfde lid. ".
Art.21. L'article 43bis, § 4, alinéa 6, de la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire, inséré par la loi du 21 juin 2001, est complété par la phrase suivante :
" Aussi longtemps qu'un magistrat fédéral qui justifie de la connaissance de la langue allemande ne peut être désigné, il est pourvu à une désignation en surnombre d'un magistrat fédéral qui justifie par son diplôme avoir subi en langue française ou néerlandaise les examens de docteur ou de licencié en droit, conformément aux alinéas 4 et 5. ".
" Aussi longtemps qu'un magistrat fédéral qui justifie de la connaissance de la langue allemande ne peut être désigné, il est pourvu à une désignation en surnombre d'un magistrat fédéral qui justifie par son diplôme avoir subi en langue française ou néerlandaise les examens de docteur ou de licencié en droit, conformément aux alinéas 4 et 5. ".
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van artikel 2 van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting teneinde het kader van het federaal parket aan te vullen, met het oog op de uitoefening van de strafvordering ten aanzien van door Belgische militairen in het buitenland gepleegde misdrijven in vredestijd
CHAPITRE 6. - Modification de l'article 2 de la loi du 3 avril 1953 d'organisation judiciaire afin de compléter le cadre du parquet fédéral, en vue de l'exercice de l'action publique pour les infractions commises par des militaires belges en temps de paix
Art.22. In artikel 2 van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, vervangen door de wet van 21 juni 2001 en gewijzigd door de wet van 14 december 2004, wordt het cijfer " 22 " vervangen door het cijfer " 24 ".
Art.22. à l'article 2, de la loi du 3 avril 1953 d'organisation judiciaire, remplacé par la loi du 21 juin 2001 et modifié par la loi du 14 décembre 2004, le chiffre " 22 " est remplacé par le chiffre " 24 ".
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van artikel 94 van de wet van 17 februari 1997 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het personeel van de griffies en parketten
CHAPITRE 7. - Modification de l'article 94 de la loi du 17 février 1997 modifiant certaines dispositions du Code judiciaire en ce qui concerne le personnel des greffes et des parquets
Art. 23. In artikel 94 van de wet van 17 februari 1997 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het personeel van de griffies en parketten, gewijzigd bij de wet van 12 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden " adjunct-adviseur " worden vervangen door het woord " attaché ";
2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :
" Om in aanmerking te blijven komen voor het bepaalde in het eerste lid moeten de geslaagden, bij een ter post aangetekende brief, ten laatste drie maanden na de inwerkingtreding van de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (I), aan de minister bevoegd voor de Justitie te kennen geven te willen dat hun goede uitslag onbeperkt geldig blijft. Daartoe maakt de minister bevoegd voor de Justitie, een bijzondere oproep in het Belgisch Staatsblad bekend. ".
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 30 december 2009.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
S. DECLERCK
1° de woorden " adjunct-adviseur " worden vervangen door het woord " attaché ";
2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :
" Om in aanmerking te blijven komen voor het bepaalde in het eerste lid moeten de geslaagden, bij een ter post aangetekende brief, ten laatste drie maanden na de inwerkingtreding van de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (I), aan de minister bevoegd voor de Justitie te kennen geven te willen dat hun goede uitslag onbeperkt geldig blijft. Daartoe maakt de minister bevoegd voor de Justitie, een bijzondere oproep in het Belgisch Staatsblad bekend. ".
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 30 december 2009.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
S. DECLERCK
Art. 23. A l'article 94 de la loi du 17 février 1997 modifiant certaines dispositions du Code judiciaire en ce qui concerne le personnel des greffes et des parquets, modifié par la loi du 12 avril 1999, les modifications suivantes sont apportées :
1° les mots " conseiller adjoint " sont remplacés par le mot " attaché ";
2° l'article est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Pour continuer à bénéficier des dispositions de l'alinéa 1er, les lauréats doivent, par lettre recommandée à la poste, au plus tard trois mois après l'entrée en vigueur de la loi du 30 décembre 2009 portant des dispositions diverses en matière de Justice (I), avoir fait part au ministre qui a la Justice dans ses compétences du souhait de pouvoir conserver, pour une durée illimitée, le bénéfice de leur réussite. Le ministre qui a la Justice dans ses compétences publie à cette fin un appel particulier au Moniteur belge. ".
Promulguons la présente loi, ordonnons qu'elle soi revêtue du sceau de l'Etat et publiée par le Moniteur belge.
Donné à Châteuneuf-de-Grasse, le 30 décembre 2009.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de la Justice,
S. DE CLERCK
Scellé du sceau de l'Etat :
Le Ministre de la Justice,
S. DE CLERCK
1° les mots " conseiller adjoint " sont remplacés par le mot " attaché ";
2° l'article est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Pour continuer à bénéficier des dispositions de l'alinéa 1er, les lauréats doivent, par lettre recommandée à la poste, au plus tard trois mois après l'entrée en vigueur de la loi du 30 décembre 2009 portant des dispositions diverses en matière de Justice (I), avoir fait part au ministre qui a la Justice dans ses compétences du souhait de pouvoir conserver, pour une durée illimitée, le bénéfice de leur réussite. Le ministre qui a la Justice dans ses compétences publie à cette fin un appel particulier au Moniteur belge. ".
Promulguons la présente loi, ordonnons qu'elle soi revêtue du sceau de l'Etat et publiée par le Moniteur belge.
Donné à Châteuneuf-de-Grasse, le 30 décembre 2009.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de la Justice,
S. DE CLERCK
Scellé du sceau de l'Etat :
Le Ministre de la Justice,
S. DE CLERCK