Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
25 MEI 2009. - Decreet houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-07-2009 en tekstbijwerking tot 06-06-2025)
Titre
25 MAI 2009. - Décret relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 14-07-2009 et mise à jour au 06-06-2025)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (158)
Texte (158)
TITEL I. - GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
TITRE Ier. - DISPOSITIONS COMMUNES
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities
CHAPITRE Ier. - Champ d'application et définitions
Artikel 1. Toepassingsgebied
  § 1. Dit decreet legt de bepalingen betreffende de begroting en de boekhouding van de in artikel 2 nummer 2 gedefinieerde instellingen van de Duitstalige Gemeenschap vast.
  § 2. Titel I van dit decreet is van toepassing op alle instellingen.
Article 1er. Champ d'application
  § 1er. Le présent décret fixe les dispositions relatives au budget et à la comptabilité des institutions de la Communauté germanophone définies à l'article 2, 2.
  § 2. Le Titre Ier du présent décret est applicable à toutes les institutions.
Art.2. Definities
  Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
  1. [1 "de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen": de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof;]1
  2. "de instellingen" : voor de Duitstalige Gemeenschap :
  a) de diensten van het hoofdbestuur;
  b) de diensten met afzonderlijk beheer overeenkomstig artikel 74 van dit decreet;
  c) de instellingen van openbaar nut overeenkomstig artikel 87 van dit decreet;
  3. "het Parlement" : het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap;
  4. "de Regering" : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;
  5. "de Minister van begroting" : de Minister van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, bevoegd voor de begroting;
  6. "de toezichthoudende Minister" : de Minister van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, tot wiens bevoegdheidsgebied een instelling van openbar nut behoort;
  7. "de economische classificatie" : de uniforme classificatie van het Europees Stelsel van Economische Rekeningen;
  8. "de functionele classificatie" : de internationale classificatie voor overheidsuitgaven volgens uitgavendomeinen;
  [1 9. "het INR": het Instituut voor nationale rekeningen vermeld in artikel 107 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;]1
  [1 10. "de economische begroting" : de begroting vermeld in artikel 108, g), van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;]1
  [1 11. "de consolidatiekring" : alle eenheden die het INR indeelt bij de subsector S.1312 "Deelstaatoverheid" van de sector S.13 "Overheid" overeenkomstig de Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie.]1
  
Art.2. Définitions
  Pour l'application du présent décret, on entend par :
  1. [1 "la loi portant des dispositions générales" : la loi du 16 mai 2003 fixant les dispositions générales applicables aux budgets, au contrôle des subventions et à la comptabilité des communautés et des régions, ainsi qu'à l'organisation du contrôle de la Cour des comptes; ]1
  2. " les institutions " : pour la Communauté germanophone :
  a) les services de l'Administration générale,
  b) les services à gestion séparée conformément à l'article 74 du présent décret;
  c) les organismes d'intérêt public conformément à l'article 87 du présent décret;
  3. " le Parlement " : le Parlement de la Communauté germanophone;
  4. " le Gouvernement " : le Gouvernement de la Communauté germanophone;
  5. " le Ministre du budget " : le Ministre du Gouvernement de la Communauté germanophone, en charge du budget;
  6. " le Ministre de tutelle " : le Ministre du Gouvernement de la Communauté germanophone, dont dépend un organisme d'intérêt public;
  7. " la classification économique " : la classification uniforme des recettes et des dépenses budgétaires dans le cadre du système européen des comptes économiques nationaux;
  8. " la classification fonctionnelle " : la classification internationale des dépenses de l'État par champs d'action;
  [1 9. "l'ICN" : l'Institut des comptes nationaux mentionné à l'article 107 de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses;]1
  [1 10. "le budget économique" : le budget mentionné à l'article 108, g), de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses;]1
  [1 11. "le périmètre de consolidation" : l'ensemble des entités que l'ICN classe dans le sous-secteur S.1312 "Administrations d'Etats fédérés" du secteur S.13 "Administrations publiques" conformément au Règlement (UE) n° 549/2013 du Parlement européen et du Conseil du 21 mai 2013 relatif au système européen des comptes nationaux et régionaux dans l'Union européenne.]1
  
HOOFDSTUK II. - Algemene begrotingsbepalingen
CHAPITRE II. - Dispositions budgétaires générales
Art.3. Vaststelling van de begroting
  Iedere instelling stelt haar begroting voor het begin van het begrotingsjaar vast.
Art.3. Arrêt du budget
  Chaque institution arrête son budget avant le début de l'année budgétaire.
Art.4. Betekenis en werking van de begroting
  De begroting dient tot de vaststelling en dekking van de financiële behoeften die voor de uitvoering van de taken van de instelling gedurende de begrotingsperiode vermoedelijk nodig zijn. Zij vormt de grondslag van het financiële en economische beheer.
  De begroting machtigt de instelling verbintenissen aan te gaan en uitgaven te verrichten.
  De begroting heeft niet tot gevolg dat vorderingen of verbintenissen worden geschapen of opgeheven.
Art.4. Signification et effet du budget
  Le budget est destiné à fixer et à couvrir les besoins financiers estimés nécessaires pour l'exécution des missions de l'institution au cours de la période budgétaire. Il sert de base à la gestion financière et économique.
  Le budget autorise l'institution à souscrire des engagements et à effectuer des dépenses.
  Le budget n'a pas pour effet de créer ou d'annuler des prétentions ou des obligations.
Art.5. Jaarperiodiciteit
  De in de begroting opgenomen kredieten worden toegestaan voor de duur van een begrotingsjaar. Overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen begint het begrotingsjaar op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.
Art.5. Annualité
  Les crédits inscrits au budget sont autorisés pour la durée d'un exercice budgétaire. En application de l'article 3, alinéa 2 de la loi fixant les dispositions générales, l'exercice budgétaire commence le 1er janvier et s'achève le 31 décembre de la même année.
Art.6. Universaliteit
  De gezamenlijke ontvangsten dienen ter dekking van de gezamenlijke uitgaven.
  De ontvangsten mogen voor bepaalde doeleinden worden bestemd voor zover een decreet daarin voorziet.
Art.6. Couverture globale
  L'ensemble des recettes couvre l'ensemble des dépenses.
  Les recettes peuvent être affectées dans la mesure où le décret le permet.
Art.7. Begrotingswaarachtigheid
  Bij de opstelling van de begroting worden alleen de ontvangsten ingeschreven die vermoedelijk zullen binnenkomen en wordt alleen in de vastleggingskredieten en ordonnanceringskredieten voorzien die voor de uitvoering van de taken van de instelling noodzakelijk zijn.
Art.7. Vérité budgétaire
  Pour l'établissement du budget, seules seront inscrites les recettes probables ainsi que les crédits d'engagement et les crédits d'ordonnancement nécessaires pour l'exécution des missions de l'institution.
Art.8. Zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid
  Bij de opstelling en uitvoering van de begroting moeten de beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid in acht worden genomen. Voor alle maatregelen met financiële gevolgen moeten passende economische onderzoeken worden ingesteld.
Art.8. Economie, efficience et efficacité
  Les principes d'économie, d'efficience et d'efficacité doivent être respectés lors de l'établissement et de l'exécution du budget. Des enquêtes d'efficience appropriées doivent être effectuées pour toutes les mesures à incidence financière.
Art.9. Volledigheid en eenheid
  Voor elk begrotingsjaar moet een begroting worden opgesteld.
  Overeenkomstig artikel 3 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen bevat de begroting alle gedurende het begrotingsjaar te verwachten ontvangsten, alle vermoedelijk benodigde vastleggingskredieten en alle vermoedelijk te verrichten uitgaven.
  De begroting machtigt alle verplichtingen en uitgaven ten behoeve van derden. Voor de toepassing van dit decreet worden de diensten van het hoofdbestuur, de diensten met afzonderlijk beheer overeenkomstig artikel 74 en de instellingen van openbaar nut overeenkomstig artikel 87 ten aanzien van elkaar als derden beschouwd.
Art.9. Universalité et unité
  Il y a lieu d'arrêter un budget pour chaque année budgétaire.
  En application de l'article 3 de la loi fixant les dispositions générales, le budget contient toutes les recettes attendues au cours de l'année budgétaire, tous les crédits d'engagement estimés nécessaires et toutes les dépenses probables.
  Le budget autorise tout engagement et toute dépense au profit de tiers. Pour l'application du présent décret les services de l'Administration générale, les services à gestion séparée visés à l'article 74 et les organismes d'intérêt public visés à l'article 87 sont considérés comme étant tiers les uns vis-à-vis des autres.
Art.10. Brutoboeking
  De ontvangsten en uitgaven worden in volledige omvang en afzonderlijk in de begroting opgenomen.
  In afwijking van het eerste lid kan de Regering uitzonderingen van het beginsel van brutobudgettering toestaan, inzonderheid voor bijkomende kosten en bijkomende opbrengsten bij koop- en verkoopverrichtingen. In dit geval moet de berekening van het ingeschreven bedrag in de toelichting bij de begroting worden opgenomen.
Art.10. Imputation brute
  Les recettes et les dépenses seront inscrites séparément et avec leur montant total.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, le Gouvernement peut autoriser des exceptions au principe de l'imputation brute, notamment pour les frais accessoires et les rentrées complémentaires provenant d'opérations d'achat et de vente. Dans ces cas, le calcul du montant inscrit doit figurer dans les informations relatives au budget.
Art.11. Individuele boeking
  De ontvangsten worden volgens de oorzaak van hun ontstaan, de vastleggings- en ordonnanceringskredieten volgens de doeleinden afzonderlijk ingeschreven.
Art.11. Spécialité
  Les recettes seront inscrites suivant la cause de leur survenance, les crédits d'engagement et d'ordonnancement suivant leur destination, et ce séparément.
Art.12. Ontvangsten
  Overeenkomstig artikel 4, 1°, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen betreft de schatting van de ontvangsten de rechten die tijdens het begrotingsjaar ten gunste van de instelling moeten worden vastgesteld, de toegewezen ontvangsten desgevallend inbegrepen.
  [1 ...]1
  
Art.12. Recettes
  En application de l'article 4, 1° de la loi fixant les dispositions générales, l'estimation des recettes concerne les droits à constater au profit de l'institution au cours de l'année budgétaire, y compris les recettes affectées éventuelles.
  [1 ...]1
  
Art.13. Uitgaven
  Overeenkomstig artikel 4, 2°, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen betreft de uitgavenmachtiging :
  1. de vastleggingskredieten : voor dit bedrag mogen kredieten voor verbintenissen worden vastgelegd die gedurende het begrotingsjaar worden gesloten. Bij recurrente verbintenissen die gevolgen voor meerdere jaren hebben worden alleen de bedragen vastgelegd die gedurende het begrotingsjaar opeisbaar worden;
  2. de ordonnanceringskredieten : voor dit bedrag mogen kredieten worden vastgesteld om verbintenissen na te komen die gedurende het lopende jaar of in voorafgaande jaren werden gesloten.
Art.13. Dépenses
  En application de l'article 4, 2° de la loi fixant les dispositions générales, l'autorisation des dépenses concerne :
  1. les crédits d'engagement : des fonds peuvent être engagés à concurrence de ce montant pour les obligations souscrites au cours de l'année budgétaire. Pour les obligations récurrentes, qui ont un impact sur plusieurs années, seuls les montants dus au cours de l'année budgétaire sont engagés;
  2. les crédits d'ordonnancement : des dépenses peuvent être liquidées pour ce montant afin de remplir les engagements souscrits pendant l'année en cours ou pendant les années antérieures.
Art. 13.1. [1 Vastgesteld recht
   Een recht geldt als vastgesteld wanneer :
   1° het bedrag precies is bepaald;
   2° de identiteit van de schuldenaar of de schuldeiser bekend is;
   3° de betalingsverplichting bestaat en
   4° een verantwoordingsstuk beschikbaar is.]1

  
Art. 13.1. [1 Droits constatés
   Un droit est considéré comme constaté lorsque :
   1° le montant précis a été déterminé;
   2° l'identité du débiteur ou du créancier est connue;
   3° l'obligation de paiement existe et
   4° une pièce justificative est disponible.]1

  
HOOFDSTUK III. - Uitvoering van de begroting en begrotingsboekhouding
CHAPITRE III. - Exécution du budget et comptabilité budgétaire
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Section 1re. - Dispositions générales
Art.14. Aanrekening van de ontvangsten en uitgaven
  Worden aangerekend op de begroting van een bepaald jaar :
  1. als ontvangsten : de rechten vastgesteld gedurende het begrotingsjaar, inbegrepen de rechten betreffende de toegewezen ontvangsten;
  2. als uitgaven ten laste van de vastleggingskredieten : de kredieten die worden vastgelegd op basis van de verbintenissen welke gedurende het begrotingsjaar zijn ontstaan of gesloten evenals bij recurrente verbintenissen de bedragen die gedurende het begrotingsjaar opeisbaar worden;
  3. als uitgaven ten laste van de ordonnanceringskredieten : de uitgaven die gedurende het begrotingsjaar betaalbaar worden gesteld.
Art.14. Imputation des recettes et des dépenses
  Sont imputés sur le budget d'une année déterminée :
  1. comme recettes : les droits constatés au cours d'une année budgétaire, y compris les droits afférents aux recettes affectées;
  2. comme dépenses à charge des crédits d'engagement : les fonds engagés en vertu des obligations nées ou des engagements souscrits au cours de l'année budgétaire ainsi que, pour les obligations récurrentes, les montants dus au cours de l'année budgétaire;
  3. comme dépenses à charge des crédits d'ordonnancement : les dépenses liquidées pendant l'année budgétaire.
Art.15. Permanente controle
  [1 § 1.]1 De begrotingsboekhouding wordt zo gevoerd, dat een permanente controle van de uitvoering van de begrotingen mogelijk is.
  [1 § 2. Overeenkomstig artikel 16/13 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen worden de begrotingsprognoses vermeld in artikel 59, eerste lid, die bij de opstelling van de begroting gehanteerd worden, om de drie jaar op basis van objectieve criteria door een onafhankelijke instantie geëvalueerd. Indien uit de evaluatie een significante afwijking blijkt, neemt de Regering de nodige maatregelen om de methodologie van de toekomstige begrotingsprognoses te verbeteren en maakt ze openbaar.
   De onafhankelijke instantie wordt in een samenwerkingsakkoord bepaald.]1

  
Art.15. Contrôle permanent
  [1 § 1.]1 La comptabilité budgétaire est tenue d'une telle manière qu'elle permet un contrôle permanent des dépenses inscrites aux budgets.
  [1 § 2. Conformément à l'article 16/13 de la loi fixant les dispositions générales, les prévisions macroéconomiques mentionnées à l'article 59, alinéa 1er, qui seront utilisées pour établir le budget, sont évaluées tous les trois ans sur la base de critères objectifs par un organisme indépendant. Si un écart significatif ressort de l'évaluation, le Gouvernement prend les mesures nécessaires pour améliorer la méthodologie des prévisions budgétaires ultérieures et les rend publiques.
   L'organisme indépendant est désigné dans un accord de coopération.]1

  
Art.16. Uitvoeringsrekening van de begroting
  De uitvoeringsrekening van de begroting bestaat uit tabellen die precies ingedeeld zijn zoals de begrotingen. Naast de ramingen of machtigingen worden de overeenkomstig artikel 14 gedane begrotingsboekingen opgesomd.
Art.16. Compte d'exécution budgétaire
  Le compte d'exécution budgétaire est composé de tableaux subdivisés de la même manière que les budgets. Il reprend, outre les estimations et les engagements, les opérations comptables effectuées conformément à l'article 14.
Afdeling 2. - Gebruik van de begrotingskredieten
Section 2. - Utilisation des fonds budgétaires
Art.17. Inning van de ontvangsten en verrichting van de uitgaven
  De ontvangsten worden tijdig en volledig geïnd.
  De uitgaven worden alleen in de mate en niet eerder verricht waarin ze voor het economisch beheer noodzakelijk zijn. De vastleggings- en ordonnanceringskredieten moeten zo worden beheerd dat ze voor de dekking van alle uitgaven volstaan die overeenstemmen met de bestemming opgegeven in de begroting.
  De goedgekeurde begrotingskredieten worden in uitvoering van de decreten en van de uitvoerings- en delegatiebesluiten gebruikt.
Art.17. Perception des recettes et liquidation des dépenses
  Les recettes doivent être perçues entièrement et à temps.
  Les dépenses ne sont liquidées que dans la mesure où elles sont nécessaires pour la gestion financière. Les crédits d'engagement et d'ordonnancement doivent être gérés de manière telle qu'ils suffisent à couvrir toutes les dépenses correspondant à l'affectation indiquée dans le budget.
  L'utilisation des crédits budgétaires accordés a lieu en application des décrets et des arrêtés d'exécution et de délégation.
Art.18. Feitelijke en tijdelijke binding
  De vastleggings- en ordonnanceringskredieten worden enkel voor de bestemming bepaald in de uitgavenbegroting en enkel tot het einde van het betreffende begrotingsjaar gebruikt.
Art.18. Lien factuel et temporel
  Les crédits d'engagement et d'ordonnancement sont utilisés uniquement dans le but indiqué au budget des dépenses et seulement jusqu'à la fin de l'année budgétaire concernée.
Art.19. Wettelijke en budgettaire verplichting
  De toestemming tot contracten of overeenkomsten onder bezwarende titel evenals tot besluiten tot toekenning van subsidies of andere eenzijdige overeenkomsten onder bezwarende titel wordt pas bekendgemaakt als het desbetreffende bedrag op de daarvoor uitgetrokken vastleggingskredieten is geboekt. Pas de desbetreffende wettelijke verplichting die de precieze voorwaarden bepaalt, opent derden een recht tegenover de instelling.
  Wanneer het bedrag van de wettelijke verplichting afwijkt van het bedrag van de budgettaire verplichting moet het laatste in het kader van de beschikbare begrotingskredieten dienovereenkomstig worden aangepast.
  Wanneer een budgettaire verplichting niet door een wettelijke verplichting wordt bevestigd, vervalt ze uiterlijk op het einde van het begrotingsjaar.
  Uitgaven die niet in het eerste lid worden vermeld, mogen enkel op basis van verantwoordingsstukken die het bestaan en de precieze voorwaarden van de verplichting bevestigen op de daarvoor uitgetrokken vastleggingskredieten worden geboekt.
Art.19. Obligation légale et budgétaire
  Le consentement aux contrats ou accords à caractère onéreux ainsi qu'aux arrêtés d'octroi de subventions ou d'autres obligations unilatérales à caractère onéreux ne sera pas communiqué tant que le montant correspondant n'aura pas été imputé sur les crédits d'engagement prévus à cet effet. Seule l'obligation légale fixant les conditions précises ouvre aux tiers un droit à l'encontre de l'institution.
  Lorsque le montant de l'obligation légale diffère du montant de l'obligation budgétaire, celui-ci doit dans le cadre des moyens budgétaires disponibles être adapté en conséquence.
  Lorsqu'une obligation budgétaire n'est pas confirmée par une obligation légale, elle expire au plus tard à la fin de l'année budgétaire.
  Les dépenses autres que celles mentionnées à l'alinéa 1er ne peuvent être imputées sur les crédits d'engagement prévus à cet effet que moyennant des preuves justifiant l'existence et les conditions précises de l'obligation.
Art.20. Vastleggingen ten laste van de volgende begroting
  Vanaf 1 november mogen de voor de verdere werking van de instellingen noodzakelijke vastleggingen ten laste van de vastleggingskredieten van het daaropvolgende begrotingsjaar binnen de perken van de goedgekeurde begrotingskredieten voor de overeenkomstige uitgaven van het lopende jaar worden gedaan. Volgens deze vastleggingen mogen voor het begin van het begrotingsjaar geen goederen worden geleverd en geen diensten worden verleend.
Art.20. Engagements à charge du prochain budget
  A partir du 1er novembre, les engagements nécessaires pour la pérennité des institutions peuvent être effectués à charge des crédits d'engagement de l'année budgétaire suivante dans le cadre des crédits alloués pour les dépenses correspondantes de l'année en cours. Ces engagements interdisent toute fourniture de biens ou de services avant le début de l'année budgétaire.
Art.21. Begrotingsstop
  Wanneer de ontwikkeling van de ontvangsten of uitgaven van een instelling ertoe leidt, dat waarschijnlijk een slechter begrotingsresultaat wordt bereikt, kan de Regering het sluiten van nieuwe verbintenissen van haar toestemming afhankelijk maken.
Art.21. Embargo budgétaire
  Lorsque l'évolution des recettes ou des dépenses d'une institution implique qu'un résultat budgétaire défavorable sera probablement atteint, le Gouvernement peut conditionner la prise de nouveaux engagements à son accord.
Afdeling 3. - Financiële actoren
Section 3. - Acteurs financiers
Art.22. Beginsel van scheiding van functies
  De functies van ordonnateur en rekenplichtige zijn gescheiden en zijn onderling onverenigbaar.
Art.22. Principe de la séparation des fonctions
  Les fonctions de l'ordonnateur et du comptable sont séparées et incompatibles entre elles.
Art.23. De ordonnateur
  § 1. Elke instelling beschikt over een ordonnateur.
  § 2. De ordonnateur bepaalt aan welke personeelsleden hij de functies van ordonnateur delegeert alsook de omvang van de toegekende bevoegdheden. Hij mag eveneens in de mogelijkheid voorzien om deze bevoegdheid te subdelegeren.
  Delegatie en subdelegatie van de functies van ordonnateur worden slechts toegestaan aan personeelsleden die zijn onderworpen aan het statuut of aan de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.
  De gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs kunnen slechts handelen binnen de in de (sub)delegatieverordening gestelde grenzen. De bevoegde gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur kan in de uitoefening van zijn taak worden bijgestaan door een of meer personeelsleden die onder zijn verantwoordelijkheid belast zijn met bepaalde handelingen die voor de uitvoering van de begroting en voor de rekeningaflegging nodig zijn.
Art.23. L'ordonnateur
  § 1er. Chaque institution dispose d'un ordonnateur.
  § 2. L'ordonnateur détermine les agents de niveau approprié auxquels il délègue des fonctions d'ordonnateur ainsi que l'étendue des pouvoirs conférés. En outre, il peut prévoir la possibilité pour les bénéficiaires de cette délégation de subdéléguer leurs pouvoirs.
  Les délégations et les subdélégations des fonctions d'ordonnateur ne sont accordées qu'aux personnes soumises au statut ou au régime applicable aux autres agents de l'institution concernée.
  Les ordonnateurs délégués ou subdélégués ne peuvent agir que dans les limites fixées par l'acte de délégation ou de subdélégation. L'ordonnateur délégué ou subdélégué compétent peut être assisté dans sa tâche par un ou plusieurs agents chargés d'effectuer, sous la responsabilité du premier, certaines opérations nécessaires à l'exécution du budget et à la reddition des comptes.
Art.24. Taken van de ordonnateur
  § 1. De ordonnateur is belast met het innen van de ontvangsten en het verrichten van de uitgaven in overeenstemming met de beginselen van de begrotingsboekhouding en staat in voor de wettigheid en regelmatigheid ervan.
  § 2. Voor het verrichten van de uitgaven gaat de ordonnateur vastleggingen en juridische verbintenissen aan, stelt hij de uitgaven betaalbaar en legt hij de desbetreffende betalingsopdrachten op.
  § 3. De vastlegging bestaat erin ten laste van de vastleggingskredieten de kredieten aan te tekenen die noodzakelijk zijn om de betalingen die voortvloeien uit een juridische verbintenis op een later tijdstip te kunnen verrichten.
  Bij elke vastlegging vergewist de ordonnateur zich van de nauwkeurigheid van de aanwijzing op de begroting, de beschikbaarheid van de kredieten, de regelmatigheid en de overeenstemming van de uitgave met de geldende rechtsvoorschriften en de begroting evenals van de naleving van de beginselen van de begrotingsboekhouding.
  § 4. De betaalbaarstelling van een uitgave is de handeling waarbij de ordonnateur het bestaan van de rechten van de begunstigde, het bestaan en het bedrag van de schuldvordering en de opeisbaarheid van de schuldvordering verifieert.
  § 5. De betalingsopdracht is de handeling waarbij de ordonnateur, nadat hij heeft geverifieerd of de kredieten beschikbaar zijn, de rekenplichtige door middel van een betalingsopdracht oplegt het bedrag van de door hem betaalbaar gestelde uitgaven te betalen.
  § 6. In volgende gevallen kan de ordonnateur tegelijkertijd een bedrag vastleggen en de desbetreffende uitgave betaalbaar stellen :
  1. wanneer het een vaste uitgave zoals een wedde of sociale lasten betreft;
  2. wanneer de uitgave een door de Regering vastgelegd bedrag niet overschrijdt.
  § 7. De inning van de ontvangsten behelst de vaststelling van de schuldvorderingen, de vaststelling van de te innen rechten en de verstrekking van invorderingsopdrachten. In voorkomend geval kan van het innen van een vastgestelde schuldvordering worden afgezien.
  § 8. De vaststelling van een schuldvordering is de handeling waarbij de ordonnateur het bestaan van de verbintenissen van de schuldenaar verifieert, het bestaan en het bedrag van de schuld bepaalt en verifieert en de opeisbaarheid van de schuldvordering verifieert.
  Na de vaststelling van de schuldvordering geeft de ordonnateur een inningsopdracht af aan de rekenplichtige en brengt de schuldenaar op de hoogte van het te betalen bedrag, het soort schuldvordering, haar budgettaire aanrekening evenals de betalingsmodaliteiten en de betalingstermijn.
Art.24. Missions des ordonnateurs
  § 1er. L'ordonnateur est chargé d'exécuter les recettes et les dépenses suivant les principes de la comptabilité budgétaire et d'en assurer la légalité et la régularité.
  § 2. Pour exécuter des dépenses, l'ordonnateur procède à des engagements budgétaires et des engagements juridiques, à la liquidation des dépenses et à l'ordonnancement des paiements nécessaires.
  § 3. L'engagement consiste à réserver à charge des crédits d'engagement les fonds nécessaires au paiement ultérieur de sommes dues en vertu d'une obligation juridique.
  L'ordonnateur qui procède à un engagement s'assure de la pertinence de l'imputation budgétaire, de la disponibilité des fonds, de la régularité et de la concordance de la dépense avec les dispositions juridiques en vigueur et avec le budget ainsi que du respect des principes de la comptabilité budgétaire.
  § 4. La liquidation d'une dépense est l'acte par lequel l'ordonnateur vérifie la prétention du bénéficiaire, l'existence et le montant de la créance et l'échéance de la créance.
  § 5. L'ordonnancement d'une dépense est l'acte par lequel l'ordonnateur, après avoir vérifié la disponibilité des fonds, ordonne au comptable, par délivrance d'une ordonnance de paiement, de payer le montant de la dépense liquidée par ses soins.
  § 6. Dans les cas suivants, l'ordonnateur peut procéder à un engagement et liquider en même temps la dépense correspondante :
  1. lorsqu'il s'agit d'une dépense fixe comme un traitement ou les cotisations sociales,
  2. lorsque la dépense ne dépasse pas un certain montant, fixé par le Gouvernement.
  § 7. L'exécution des recettes comporte la constatation des créances et l'émission des ordres de recouvrement. Elle comporte, le cas échéant, la renonciation aux créances constatées
  § 8. La constatation d'une créance est l'acte par lequel l'ordonnateur vérifie l'existence des dettes du débiteur, détermine ou vérifie l'existence et le montant de la dette et vérifie l'échéance de la dette.
  Après la constatation de la créance, l'ordonnateur délivre un ordre de recouvrement au comptable et communique au débiteur le montant à payer, le type de la créance, son imputation budgétaire ainsi que les modalités de paiement et le délai de paiement.
Art.25. De rekenplichtige
  § 1. De instelling wijst een rekenplichtige aan die wordt belast met :
  1. de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de vastgestelde schuldvorderingen;
  2. het opstellen en inrichten van de rekeningen overeenkomstig hoofdstuk V van dit titel;
  3. het voeren van de boekhouding overeenkomstig hoofdstuk V van dit titel;
  4. het vaststellen van de boekhoudregels en -methoden en het rekeningstelsel overeenkomstig hoofdstuk V van dit titel;
  5. het vaststellen en valideren van de boekhoudsystemen, evenals, waar van toepassing, het valideren van de door de ordonnateur vastgestelde systemen die tot doel hebben boekhoudkundige gegevens te verstrekken of te motiveren;
  6. het beheer van de kasmiddelen.
  De Regering bepaalt de aanwijzingsmodaliteiten van de rekenplichtigen.
  § 2. De rekenplichtige ontvangt van de ordonnateurs, die de betrouwbaarheid ervan garanderen, alle gegevens die nodig zijn voor de opstelling van rekeningen die een getrouw beeld geven van het vermogen van de instelling en de uitvoering van de begroting.
  § 3. In afwijking van artikel 22 stelt de rekenplichtige bij onmiddellijke ontvangsten de schuldvordering vast.
  § 4. Behoudens de in artikel 26 genoemde afwijkingen, is de rekenplichtige als enige bevoegd het beheer te voeren over de kasmiddelen en waarden. Hij is aansprakelijk voor de bewaring ervan.
  § 5. De rekenplichtige kan voor de uitvoering van zijn taken een aantal van zijn functies delegeren aan onder zijn hiërarchische verantwoordelijkheid geplaatste personeelsleden.
  § 6. Voor [1 31 oktober]1 van elk jaar maakt de rekenplichtige onder zijn eigen verantwoordelijkheid aan het Rekenhof de jaarrekening van het voorafgaand jaar over, waaruit blijkt dat alle vastgestelde rechten en gesloten verbintenissen zijn geboekt en dat de saldi van de kasstromen zich weerspiegelen in de vlottende activa van de balans van de instelling.
  
Art.25. Le comptable
  § 1er. Chaque institution nomme un comptable chargé
  1. de la bonne exécution des paiements, de l'encaissement des recettes et du recouvrement des créances constatées;
  2. de préparer et de présenter les comptes, conformément aux dispositions du chapitre V du présent titre;
  3. de la tenue de la comptabilité conformément aux dispositions du chapitre V du présent titre;
  4. de définir, conformément aux dispositions du chapitre V du présent titre, les règles et les méthodes comptables ainsi que le plan comptable;
  5. de définir et de valider les systèmes comptables ainsi que le cas échéant de valider les systèmes définis par l'ordonnateur et destinés à fournir ou justifier des informations comptables;
  6. de la gestion de la trésorerie.
  Le gouvernement détermine les modalités de nomination des comptables.
  § 2. Le comptable obtient des ordonnateurs, qui en garantissent la fiabilité, toutes les informations nécessaires à l'établissement de comptes présentant une image fidèle du patrimoine de l'institution et de l'exécution budgétaire.
  § 3. Par dérogation à l'article 22, le comptable constate la créance pour les recettes immédiates.
  § 4. Sauf dérogation prévue à l'article 26, le comptable est seul habilité pour le maniement de fonds et de valeurs. Il est responsable de leur conservation.
  § 5. Le comptable peut, pour l'exercice de ses tâches, déléguer certaines de ses fonctions à des agents placés sous sa responsabilité hiérarchique.
  § 6. Avant le [1 le 31 octobre]1 de chaque année, le comptable transmet sous sa propre responsabilité à la Cour des comptes le bilan de l'exercice précédent qui démontre que tous les droits constatés et tous les engagements ont été comptabilisés et que les soldes des mouvements de comptes se reflètent dans les actifs circulants des institutions.
  
Art.26. De beheerder van gelden ter goede rekening
  Voor de betaling van kleine bedragen, waarvan het maximumbedrag wordt vastgelegd door de rekenplichtige, en de inning van andere ontvangsten dan de eigen middelen kan beheer van gelden ter goede rekening worden ingesteld, waarvoor de middelen worden verstrekt door de rekenplichtige van de instelling. Dat onder de verantwoordelijkheid valt van door de rekenplichtige van de instelling aangewezen beheerders van gelden ter goede rekening.
  De beheerder van gelden ter goede rekening voert een kasboek. Voor [1 31 oktober]1 van elk jaar maakt hij onder zijn eigen verantwoordelijkheid aan het Rekenhof een verslag over het kasboek van het voorafgaand jaar over.
  
Art.26. Le gestionnaire de caisses
  En vue du paiement de dépenses de faible montant dont le montant maximal est fixé par le comptable et d'encaissement de recettes autres que les ressources propres, il peut être créé des caisses qui sont alimentées par le comptable de l'institution et qui sont sous la responsabilité de gestionnaires de caisses désignés par le comptable de l'institution.
  Le gestionnaire de caisse tient un livre de caisse. Avant le [1 le 31 octobre]1 de chaque année il transmet sous sa propre responsabilité à la Cour des comptes un rapport sur la gestion de caisse de l'exercice précédent.
  
Afdeling 4. - Verantwoordelijkheid van de financiële actoren
Section 4. - Responsabilité des acteurs financiers
Art.27. Ontheffing van taken
  Onverminderd de toepassing van eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kan de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs te allen tijde tijdelijk of definitief hun delegatie of subdelegatie worden ontnomen.
  Onverminderd de toepassing van eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kunnen de rekenplichtige of, in voorkomende gevallen, het personeelslid waaraan in uitvoering van artikel 25, § 5 bepaalde functies werden gedelegeerd te allen tijde tijdelijk of definitief van zijn taken worden ontheven.
  Onverminderd de toepassing van eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kunnen de beheerders van gelden ter goede rekening te allen tijde tijdelijk of definitief van hun taken worden ontheven.
  Als de bovengenoemde ontheffing van taken in feite tot een afzetting leidt, zijn de in het statuut voorziene tuchtrechtelijke bepalingen van toepassing.
Art.27. Déchargement de fonctions
  Sans préjudice d'éventuelles mesures disciplinaires, les ordonnateurs délégués et subdélégués peuvent à tout moment se voir retirer, temporairement ou définitivement, leur délégation ou subdélégation.
  Sans préjudice d'éventuelles mesures disciplinaires, le comptable ou, le cas échéant, l'agent auquel certaines tâches ont été déléguées en application de l'article 25, § 5 peut à tout moment être déchargé temporairement ou définitivement de ses fonctions.
  Sans préjudice d'éventuelles mesures disciplinaires, les gestionnaires de caisses peuvent à tout moment être déchargés temporairement ou définitivement de leurs fonctions.
  Si dans les cas précités un déchargement de fonctions conduit en fait à une révocation, les dispositions disciplinaires prévues dans le statut sont d'application.
Art.28. Tuchtrechtelijke maatregelen
  De bepalingen van deze afdeling doen niets af aan de eventuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de in artikel 27 genoemde personeelsleden.
  Onverminderd het bepaalde in de artikelen 29 en 30 is elke gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur, rekenplichtige of, in voorkomende gevallen, elk personeelslid waaraan in uitvoering van artikel 25, § 5 bepaalde functies werden gedelegeerd, en elke beheerder van gelden ter goede rekening tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk onder de voorwaarden vastgesteld in het statuut. Gevallen van illegale activiteit, fraude of corruptie die de belangen van de instelling kunnen schaden, worden voorgelegd aan de in de geldende wetgeving aangewezen autoriteiten en instanties.
Art.28. Mesures disciplinaires
  Les dispositions du présent chapitre ne préjugent pas de la responsabilité pénale que pourraient engager les agents visés à l'article 27.
  Tout ordonnateur délégué ou subdélégué, comptable ou, le cas échéant, agent auquel certaines tâches ont été déléguées en application de l'article 25, § 5 ainsi que tout gestionnaire de caisses engage sa responsabilité disciplinaire et pécuniaire, dans les conditions prévues par le statut de la fonction publique, sans préjudice des dispositions des articles 29 et 30. Dans le cas d'une activité illégale, de fraude ou de corruption susceptibles de nuire aux intérêts de l'institution, les autorités et les instances désignées par la législation en vigueur seront saisies.
Art.29. Regels betreffende de gedelegeerde en gesubdelegeerde ordonnateurs
  § 1. De gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur is geldelijk aansprakelijk en kan worden verplicht de schade die de instelling door zijn grove nalatigheid, zware fout of herhaaldelijk een lichte fout in de uitoefening van zijn functie of ter gelegenheid daarvan heeft geleden, geheel of gedeeltelijk te vergoeden, vooral wanneer hij in te vorderen rechten vaststelt of inningsopdrachten afgeeft, een vaststelling aangaat of een betalingsopdracht ondertekent in afwijking van de in dit decreet en de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde bepalingen. Ditzelfde geldt indien hij door zijn grove nalatigheid, zware fout of herhaaldelijk een lichte fout nalaat een document op te stellen waarbij een vordering ontstaat of indien hij zonder geldige reden de afgifte van een inningsopdracht achterwege laat of vertraagt, of indien hij zonder geldige reden de afgifte van een betalingsopdracht achterwege laat of vertraagt, waardoor een burgerlijke aansprakelijkheid van de instelling tegenover derden kan ontstaan.
  § 2. Wanneer een gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur oordeelt dat een door hem uit te voeren besluit onregelmatig is of tegen de beginselen van de begrotingsboekhouding indruist, deelt hij dat schriftelijk mede aan het delegatieverlenend gezag. Indien dit schriftelijk de met redenen omklede opdracht geeft het genoemde besluit uit te voeren, is de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur van zijn aansprakelijkheid ontslagen.
  § 3. In geval van subdelegatie blijft de gedelegeerde ordonnateur binnen zijn diensten verantwoordelijk voor de doelmatigheid van het ingestelde systeem voor beheer en interne controle en voor de keuze van de gesubdelegeerde ordonnateur.
Art.29. Règles applicables aux ordonnateurs délégués et subdélégués
  § 1er. L'ordonnateur délégué ou subdélégué engage sa responsabilité pécuniaire et peut être tenu de réparer en totalité ou en partie le préjudice subi par l'institution en raison d'une négligence grave, d'une faute lourde ou d'une faute légère à caractère habituel qu'il aurait commises dans l'exercice ou à l'occasion de ses fonctions, en particulier lorsqu'il constate les droits à recouvrer ou émet les ordres de recouvrement, engage une dépense ou signe un ordre de paiement, sans se conformer au présent décret et à ses arrêtés d'exécution. Il en est de même lorsque, par sa négligence grave, sa faute lourde ou sa faute légère à caractère habituel, il néglige d'établir un acte engendrant une créance ou lorsqu'il néglige ou retarde, sans justification, l'émission d'ordres de recouvrement ou qu'il néglige ou retarde, sans justification, l'émission d'un ordre de paiement pouvant entraîner une responsabilité civile de la Communauté à l'égard de tiers.
  § 2. Lorsqu'un ordonnateur délégué ou subdélégué considère qu'une décision qui lui incombe est entachée d'irrégularité ou qu'elle contrevient aux principes de la comptabilité budgétaire, il doit le signaler par écrit à l'autorité délégante. Si l'autorité délégante donne par écrit l'instruction motivée de prendre la décision susvisée à l'ordonnateur délégué ou subdélégué, celui-ci est dégagé de sa responsabilité.
  § 3. En cas de subdélégation à l'intérieur de ses services, l'ordonnateur délégué reste responsable de l'efficience des systèmes de gestion et de contrôle interne mis en place et du choix de l'ordonnateur subdélégué.
Art.30. Regels betreffende de rekenplichtigen en de beheerders van gelden ter goede rekening
  § 1. De rekenplichtige of, in voorkomende gevallen, het personeelslid waaraan in uitvoering van artikel 25, § 5 bepaalde functies werden gedelegeerd is, onder de voorwaarden en volgens de procedures vastgesteld bij het statuut, tuchtrechtelijk verantwoordelijk. Hij is geldelijk aansprakelijk wanneer hij met grove nalatigheid, zware fout of herhaaldelijk een lichte fout handelt. Hij kan met name aansprakelijk worden gesteld voor de volgende fouten :
  1. middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;
  2. bankrekeningen of postrekeningen ten onrechte wijzigen;
  3. invorderingen of betalingen verrichten die niet in overeenstemming zijn met de invorderings- of betalingsopdrachten;
  4. nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.
  § 2. De beheerder van gelden ter goede rekening is, onder de voorwaarden en volgens de procedures vastgesteld bij het statuut, tuchtrechtelijk verantwoordelijk. Hij is geldelijk aansprakelijk wanneer hij met grove nalatigheid, zware fout of herhaaldelijk een lichte fout handelt. Hij kan met name aansprakelijk worden gesteld voor de volgende fouten :
  1. middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;
  2. verrichte betalingen niet met deugdelijke bewijsstukken kunnen verantwoorden;
  3. aan een ander dan de rechthebbende betalen;
  4. nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.
  § 3. De rekeningplichtigen of, in voorkomende gevallen, de personeelsleden waaraan in uitvoering van artikel 25, § 5 bepaalde functies werden gedelegeerd, en de beheerders van gelden ter goede rekening vallen onder de jurisdictie van het Rekenhof.
Art.30. Règles applicables aux comptables et gestionnaires de caisses
  § 1er. Le comptable ou, le cas échéant, l'agent auquel certaines tâches ont été déléguées en application de l'article 25, § 5 engage, dans les conditions et selon les procédures prévues par le statut, sa responsabilité disciplinaire et, en cas de négligence grave, d'une faute lourde ou d'une faute légère à caractère habituel, sa responsabilité civile. Constitue en particulier une faute susceptible d'engager sa responsabilité le fait :
  1. de perdre ou de détériorer des fonds, des valeurs et des documents dont il a la garde;
  2. de modifier indûment des comptes bancaires ou des comptes courants postaux;
  3. d'effectuer des recouvrements ou des paiements non conformes aux ordres de recouvrement ou de paiement correspondants;
  4. d'omettre d'encaisser des recettes échues.
  § 2. Le gestionnaire de caisses engage, dans les conditions et selon les procédures prévues par le statut, sa responsabilité disciplinaire et, en cas de négligence grave, d'une faute lourde ou d'une faute légère à caractère habituel, sa responsabilité civile. Constitue en particulier une faute susceptible d'engager sa responsabilité le fait :
  1. de perdre ou détériorer des fonds, des valeurs et des documents dont il a la garde;
  2. de ne pouvoir justifier par des pièces régulières des paiements qu'il effectue;
  3. de payer à d'autres que les ayants droit;
  4. d'omettre d'encaisser des recettes échues.
  § 3. Les comptables ou, le cas échéant, les agents auxquels certaines tâches ont été déléguées en application de l'article 25, § 5 ainsi que les gestionnaires de caisses sont soumis à la compétence juridictionnelle de la Cour des Comptes.
HOOFDSTUK IV. - De algemene boekhouding
CHAPITRE IV. - La comptabilité générale
Art.31. Boekhouding
  Overeenkomstig artikel 5 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen houden de instellingen een algemene boekhouding. De algemene boekhouding omvat een financiële boekhouding en een kosten- en prestatierekening.
Art.31. Comptabilité
  En application de l'article 5 de la loi fixant les dispositions générales, les institutions tiennent une comptabilité générale. La comptabilité générale comprend une comptabilité financière et un compte des frais et des prestations.
Art.32. Financiële boekhouding
  § 1. Overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen berust de financiële boekhouding op het beginsel van dubbele boekhouding en levert een getrouw beeld van de financiële en patrimoniale situatie en van het resultaat van de instelling. Te dien einde registreert zij het vermogen, de rechten, de verbintenissen en de verplichtingen van de instelling.
  De Regering stelt de boekhoudregels en -methoden en het uniforme rekeningstelsel vast dat op alle instellingen moet worden toegepast. Het rekeningstelsel is onderdeelt in bilansklassen.
  § 2. Overeenkomstig artikel 6, derde lid, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen begint het boekjaar op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.
  § 3. Overeenkomstig artikel 6, tweede lid, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen wordt elke verrichting op basis van een gedateerd verantwoordingsstuk onmiddellijk in de boeken en rekeningen van de algemene boekhouding geboekt, getrouw, volledig en chronologisch gerangschikt. Zij wordt dan aangerekend op het boekjaar waarin de rechten worden vastgesteld. De inschrijving in de algemene boekhouding en in de begrotingsboekhouding vermeld in artikel 14 heeft tegelijkertijd plaats.
  § 4. De boeken en de boekhouding waarborgen de continuïteit evenals de rechtmatigheid en de onbetwistbaarheid van de boekingen.
  Alle verantwoordingsstukken worden systematisch geclassificeerd en opbewaard. De Regering bepaalt de modaliteiten en de termijnen voor de bewaring van de boeken en de verantwoordingsstukken.
  De informatiedrager die voor de bewaring van de boeken en de verantwoordingsstukken wordt gebruikt moet de onbetwistbaarheid en de toegankelijkheid van de data gedurende de voorgeschreven bewaringstermijn verzekeren.
  § 5. De Regering bepaalt op welke elektronische informatiedragersystemen de boekhouding van de instellingen wordt opgemaakt.
Art.32. Comptabilité financière
  § 1er. En application de l'article 6, alinéa 1er de la loi fixant les dispositions générales, la comptabilité financière repose sur le principe de comptabilité en partie double et présente une image fidèle de la situation financière et patrimoniale ainsi que du résultat de l'institution. A cette fin, elle enregistre le patrimoine, les droits, les engagements et les obligations de l'institution.
  Le Gouvernement fixe les règles et les méthodes comptables ainsi que le plan comptable uniforme, à appliquer par toutes les institutions. Le plan comptable est divisé en classes de bilan.
  § 2. En application de l'article 6, alinéa 3 de la loi fixant les dispositions générales, l'exercice comptable court du 1er janvier au 31 décembre de la même année.
  § 3. En application de l'article 6, alinéa 2 de la loi fixant les dispositions générales, chaque opération est immédiatement inscrite dans les livres et les comptes de la comptabilité générale sur la base d'une preuve datée et classée soigneusement par ordre chronologique. Elle est rattachée à l'exercice comptable pendant lequel les droits ont été constatés. L'inscription dans la comptabilité générale et dans la comptabilité budgétaire visée à l'article 14 a lieu en même temps.
  § 4. Les livres et la gestion des comptes assurent la continuité ainsi que la légalité et l'inamovibilité des inscriptions.
  Toutes les preuves sont classées méthodiquement et conservées. Le Gouvernement fixe les modalités et les délais de conservation des livres et des pièces justificatives.
  Le support numérique utilisé pour la conservation des livres et des pièces justificatives doit garantir l'inamovibilité et l'accessibilité des données pendant les délais de conservation prescrits.
  § 5. Le Gouvernement détermine la nature des supports électroniques à utiliser pour la comptabilité des institutions.
Art.33. Opvolging van de kasstromen
  De algemene boekhouding maakt een permanente opvolging van de kasstromen en de opstelling van periodieke kassaldi mogelijk.
Art.33. Suivi des opérations de caisse
  La comptabilité générale permet un suivi permanent des opérations de caisse et l'établissement de situations de caisse périodiques.
Art.34. Rekening van de kosten en opbrengsten
  De algemene boekhouding bevat een rekening van de kosten en opbrengsten die het mogelijk maakt alle voor het beheer nuttige inlichtingen te leveren, met name de kosten van de diensten te berekenen. De Regering bepaalt de nadere modaliteiten.
Art.34. Compte des frais et des prestations
  La comptabilité générale comprend un compte des frais et des prestations permettant de fournir toutes les informations utiles pour la gestion, notamment de déterminer les frais des prestations. Le Gouvernement en fixe les autres modalités.
Art.35. Inventaris
  Elk jaar wordt per 31 december een volledige inventaris van alle bestanddelen van het vermogen van de instelling opgemaakt. Deze omvat alle soorten van bezittingen en rechten en alle soorten van schulden en verbintenissen. Deze inventaris is op dezelfde wijze ingedeeld als de balansklassen van het rekeningstelsel vermeld in artikel 32, § 1.
Art.35. Inventaire
  Un inventaire complet de toutes les composantes du patrimoine de l'institution est établi le 31 décembre de chaque année. Il comprend tous les biens et tous les droits quels qu'ils soient ainsi que les dettes et les obligations quelles qu'elles soient. Cet inventaire est organisé de la même manière que les catégories de bilan du plan comptable visé à l'article 32, § 1er.
Art.36. Toewijzing aan het boekjaar
  De rechten kunnen enkel aan een bepaald boekjaar worden toegewezen indien zij in de loop van dat jaar zijn vastgesteld. Niettemin worden de op 31 december vastgestelde rechten die niet voor [1 15 februari]1 van het daaropvolgende jaar worden geboekt, aan een later jaar toegewezen.
  
Art.36. Affectation à l'exercice comptable
  L'affectation de droits à un exercice comptable déterminé n'est possible que si ceux-ci ont été constatés au cours de cet exercice. Toutefois, les droits constatés le 31 décembre et non comptabilisés avant le [1 15 février]1 de l'exercice suivant seront affectés à un exercice ultérieur.
  
Art.37. Verval
  De rechten vastgesteld ten behoeve van de instelling vervallen door hun betaling, hun annulering of hun verjaring.
Art.37. Extinction
  Les droits constatés au profit de l'institution s'éteignent par paiement, annulation ou prescription.
HOOFDSTUK V. - Rekeningaflegging
CHAPITRE V. - Reddition des comptes
Art.38. Rekeningaflegging
  Overeenkomstig artikel 9 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen en onverminderd de bepalingen van artikel 25, § 6 en van artikel 26, tweede lid, stelt de Regering elk jaar onder haar verantwoordelijkheid de rekeningaflegging van alle instellingen op.
  De rekeningaflegging omvat :
  1. het ontwerp van decreet houdende definitieve afrekening van het boekjaar, bestaand uit een normatief gedeelte, [1 ...]1 de jaarrekeningen van alle instellingen evenals de geconsolideerde uitvoeringsrekening van de begroting en de geconsolideerde jaarrekening die de gegevens in compacte vorm voorstellen;
  2. de toelichting.
  De jaarrekeningen vermeld in het tweede lid omvatten voor elke instelling :
  1. de balans per 31 december;
  2. de resultatenrekening opgesteld op basis van de lasten en opbrengsten;
  3. een analyse van de balans waaruit blijkt dat alle vastgestelde rechten en gesloten verbintenissen zijn geboekt en dat de saldi van de kasstromen zich weerspiegelen in de vlottende activa van de balans;
  4. een samenvattende rekening van de begrotingsverrichtingen van het jaar, wat de ontvangsten en de uitgaven betreft;
  [1 5. de uitvoeringsrekeningen overeenkomstig artikel 16;
   6. een samenvattend overzicht van de vastleggingen die op 31 december openstaan.]1

  [2 Overeenkomstig artikel 16/14 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen publiceert de Regering in het kader van de balans vermeld in het derde lid, 1°, relevante informatie over voorwaardelijke verplichtingen met mogelijk grote gevolgen voor de begroting, zoals onder meer overheidsgaranties, oninbare leningen en uit de exploitatie van overheidsbedrijven voortvloeiende verplichtingen, en informatie over participaties in kapitaal van particuliere en overheidsbedrijven, voor zover het om economisch significante bedragen gaat.]2
  
Art.38. Reddition des comptes
  En application de l'article 9 de la loi fixant les dispositions générales et sans préjudice des dispositions de l'article 25, § 6, et de l'article 26, alinéa 2, le Gouvernement présente chaque année, sous sa responsabilité, la reddition des comptes de l'ensemble des institutions.
  La reddition des comptes comprend :
  1. le projet de décret fixant le décompte définitif de l'exercice comptable, composé d'une partie normative, [1 ...]1 des états financiers de toutes les institutions ainsi que du compte d'exécution consolidé du budget et du compte annuel consolidé, qui présentent les données sous une forme compacte;
  2. les commentaires.
  Les états financiers visés à l'alinéa 2 comprennent pour chaque institution :
  1. le bilan au 31 décembre;
  2. le compte de résultat établi sur la base des charges et des produits;
  3. une analyse du bilan montrant que tous les droits constatés et tous les engagements souscrits ont été comptabilisés et que les actifs circulants du bilan reflètent les soldes des mouvements de comptes;
  4. un compte de récapitulation des opérations budgétaires de l'année, en recettes et en dépenses;
  [1 5. les comptes d'exécution du budget visés à l'article 16;
   6. un récapitulatif des engagements ouverts au 31 décembre.]1

  [2 Conformément à l'article 16/14 de la loi fixant les dispositions générales, le Gouvernement publie, dans le cadre du bilan mentionné à l'alinéa 3, 1., les informations pertinentes sur les engagements conditionnels susceptibles d'avoir un impact élevé sur les budgets publics, y compris les garanties publiques, les prêts improductifs et les passifs découlant de l'activité d'entreprises publiques, ainsi que des informations sur les participations des administrations publiques au capital de sociétés privées ou publiques pour des montants économiques significatifs.]2
  
Art.39. Beginselen van de rekeningaflegging
  § 1. [1 De rekeningaflegging moet]1 regelmatig, waarheidsgetrouw en volledig zijn en een getrouw beeld geven van
  1. wat de uitvoeringsrekening van de begroting betreft : de elementen van de uitvoering van de begroting aan de ontvangstenzijde en aan de uitgavenzijde;
  2. wat de jaarrekeningen betreft : de activa, de passiva, de lasten en opbrengsten, de rechten en verplichtingen die niet bij de activa en passiva zijn opgenomen, evenals de kasstromen.
  § 2. De jaarrekeningen worden naar volgende beginselen opgemakt :
  1. continuïteit van de activiteiten;
  2. voorzichtigheid;
  3. bestendigheid van de boekhoudmethoden;
  4. vergelijkbaarheid van de informatie;
  5. relatief belang;
  6. niet-compensatie;
  7. voorrang van werkelijkheid voor schijn;
  8. periodetoerekening per begrotingsjaar.
  
Art.39. Principes de la reddition des comptes
  § 1er. [1 La reddition des comptes doit être régulière, sincère et complète et présenter une image fidèle :]1
  1. en ce qui concerne les comptes d'exécution du budget, des éléments de l'exécution du budget en recettes et en dépenses;
  2. en ce qui concerne les états financiers, des éléments d'actif, de passif, des charges et des produits, des droits et des obligations non repris à l'actif et au passif, ainsi que des flux de trésorerie.
  § 2. Les états financiers sont établis sur la base des principes comptables suivants :
  1. la continuité des activités;
  2. la prudence;
  3. la permanence des méthodes comptables;
  4. la comparabilité des informations;
  5. l'importance relative;
  6. la non-compensation;
  7. la prééminence de la réalité sur l'apparence;
  8. la comptabilité d'exercice.
  
Art.40. Toezending aan het Rekenhof
  Het ontwerp van de rekeningaflegging wordt vóór [1 31 mei]1 van het jaar dat volgt op het begrotingsjaar toegezonden aan het Rekenhof.
  [1 De jaarrekening van de diensten van het hoofdbestuur wordt vóór 15 mei van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt, toegezonden aan het Rekenhof.]1
  
Art.40. Transmission à la Cour des Comptes
  Le projet de reddition des comptes est transmis à la Cour des Comptes avant le [1 31 mai]1 de l'année suivant l'année budgétaire.
  [1 Les comptes annuels des services de l'administration générale sont transmis à la Cour des Comptes pour le 15 mai de l'année suivant l'année budgétaire.]1
  
Art. 40/1. [1 Certificering
   Uiterlijk op de 30ste september die volgt op het einde van het begrotingsjaar zendt het Rekenhof de in artikel 46 beschreven certificering van de jaarrekeningen toe aan het Parlement, aan de Regering en aan de betreffende instellingen.]1

  
Art. 40.1. [1 Certification
   Pour le 30 septembre suivant la fin de l'année budgétaire, la Cour des comptes transmet au Parlement, au Gouvernement et aux institutions concernées la certification des comptes annuels décrite à l'article 46.]1

  
Art.41. [1 Opmerkingen bij de rekeningaflegging]1
  In de loop van de maand oktober die volgt op het einde van het begrotingsjaar, zendt het Rekenhof zijn opmerkingen omtrent de rekeningaflegging [1 ...]1 toe aan het Parlement, aan de Regering en aan de betreffende instelling.
  
Art.41. [1 Remarques à propos de la reddition des comptes]1
  Dans le courant du mois d'octobre suivant la fin de l'année budgétaire, la Cour des Comptes transmet au Parlement, au Gouvernement et à l'institution concernée ses observations sur la reddition des comptes [1 ...]1.
  
Art.42. Indiening in het Parlement
  Uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat volgt op het einde van het begrotingsjaar dient de Regering de rekeningaflegging bij het Parlement in.
Art.42. Dépôt au Parlement
  Au plus tard le 31 octobre de l'année suivant la fin de l'année budgétaire, le Gouvernement dépose la reddition des comptes au Parlement.
Art.43. Eindafrekening
  Het decreet houdende eindafrekening van het begrotingsjaar wordt uiterlijk op 31 december van het jaar goedgekeurd dat volgt op het begrotingsjaar. Daarmee is het boekjaar definitief afgesloten.
Art.43. Décompte définitif
  Le décret portant décompte définitif de l'année budgétaire est adopté au plus tard le 31 décembre de l'année suivant l'année budgétaire. Ceci clôt définitivement l'exercice comptable.
HOOFDSTUK VI. - Toezicht- en controlebepalingen
CHAPITRE VI. - Tutelle et contrôle
Art.44. Interne controle
  § 1. Het systeem van de interne controle beoogt, een zo groot mogelijke zekerheid en risicobeheersing te bereiken wat betreft :
  1. de overeenstemming van de beslissingen met de geldende bepalingen en contracten;
  2. de preventie en de vaststelling van fouten en overtredingen;
  3. de verwezenlijking van de gestelde doelen;
  4. de betrouwbaarheid en de volledigheid van de boekingsgegevens;
  5. de zuinigheid, de efficiëntie en de doeltreffendheid van de verrichtingen;
  6. de handhaving van de bezittingen.
  De Regering bepaalt de minimumnormen voor de interne controle.
  § 2. De ordonnateur voert, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde minimumnormen en rekening houdend met de aan de beheeromstandigheden en de aard van de gefinancierde acties verbonden risico's, de organisatorische structuur en de systemen en procedures voor beheer en interne controle in die passen bij de uitvoering van zijn taken, in voorkomend geval met inbegrip van ex post verificaties. Vooraleer een verrichting wordt toegestaan, worden de operationele en financiële aspecten ervan geverifieerd door andere personeelsleden dan degene die de verrichting heeft ingeleid. Ex ante en ex post verificatie en de inleiding van een verrichting zijn gescheiden functies.
  § 3. Elk personeelslid dat verantwoordelijk is voor de controle van het beheer van de financiële verrichtingen bezit de vereiste beroepsbekwaamheden. Hij respecteert een specifieke beroepscode die door de Regering wordt vastgesteld.
  § 4. Elk bij het financieel beheer of de controle van de verrichtingen betrokken personeelslid dat van oordeel is dat een besluit dat zijn meerdere hem verplicht toe te passen of te accepteren onregelmatig is of strijdig is met het beginsel van goed financieel beheer of de beroepscode die hij gehouden is te respecteren, deelt dit schriftelijk aan de gedelegeerde ordonnateur mede en, wanneer deze niet optreedt binnen een door de Regering vastgelegde termijn, aan de ordonnateur. Indien deze niet optreedt binnen een door de Regering vastgelegde termijn, deelt hij dit schriftelijk aan het Rekenhof mede. In geval van illegale activiteiten, fraude of corruptie die de belangen van de Gemeenschap kunnen schaden, waarschuwt hij de bij de geldende wetgeving aangewezen autoriteiten en instanties.
  [1 Als het gaat om informatie over inbreuken die binnen het toepassingsgebied vallen van hoofdstuk 3 van het decreet van 21 februari 2022 tot vaststelling van verschillende instrumenten voor informatie- en klachtenbeheer in de Duitstalige Gemeenschap, dan kan het betrokken personeelslid overeenkomstig de bepalingen van datzelfde hoofdstuk een interne of externe melding doen.]1
  
Art.44. Contrôle interne
  § 1er. Le but du système de contrôle interne est d'assurer un maximum de sécurité et de limitation des risques en ce qui concerne :
  1. la concordance entre les décisions et les dispositions et contrats en vigueur;
  2. la prévention et la constatation d'erreurs et d'infractions;
  3. la réalisation des objectifs fixés;
  4. la fiabilité et l'universalité des données comptables;
  5. l'économie, l'efficience et l'efficacité des opérations;
  6. la conservation des acquis.
  Le Gouvernement fixe les normes minimales pour le contrôle interne.
  § 2. L'ordonnateur met en place, conformément aux normes minimales arrêtées par le Gouvernement et en tenant compte des risques associés à l'environnement de gestion et à la nature des actions financées, la structure organisationnelle ainsi que les systèmes et les procédures de gestion et de contrôle internes à l'exécution de ses tâches, y compris, le cas échéant, des vérifications ex post. Avant qu'une opération soit autorisée, ses aspects opérationnels et financiers sont vérifiés par des agents distincts de l'agent ayant initié l'opération. La vérification ex ante et ex post et l'initiation d'une opération sont des fonctions séparées.
  § 3. Tout agent responsable du contrôle de la gestion des opérations financières doit avoir les compétences professionnelles requises. Il respecte un code spécifique de normes professionnelles arrêté par le Gouvernement.
  § 4. Tout agent partie à la gestion financière ou au contrôle des opérations qui estime qu'une décision que son supérieur lui impose d'appliquer ou d'accepter est irrégulière ou contraire aux principes de bonne gestion financière ou aux règles professionnelles qu'il est tenu de respecter en informe par écrit l'ordonnateur délégué et, en cas d'inaction de celui-ci dans le délai fixé par le Gouvernement, l'ordonnateur. En cas d'inaction de celui-ci dans le délai fixé par le Gouvernement, il en informe par écrit la Cour des Comptes. Dans le cas d'une activité illégale, de fraude ou de corruption susceptibles de nuire aux intérêts de la Communauté, il informe les autorités et les instances désignées par la législation en vigueur.
  [1 S'il s'agit d'informations sur des violations qui relèvent du champ d'application du chapitre 3 du décret du 21 février 2022 établissant différents instruments relatifs à la gestion des informations et des réclamations en Communauté germanophone, l'agent concerné peut effectuer un signalement interne ou externe conformément aux dispositions du même chapitre.]1
  
Art.45. Interne audit
  De instelling richt een interne auditdienst op die ermee belast is de werking van de uitvoering van de begroting en van de boekhouding van de instelling evenals van haar systeem van interne controle te controleren. Zij zorgt voor de noodzakelijke onafhankelijkheid van de auditdienst en bepaalt zijn werkwijze. De auditdienst oefent een bewakings- en adviesfunctie uit. Eén auditdienst mag voor meerdere of voor alle instellingen opereren.
  De werkprogramma's van de auditdienst, zijn vaststellingen en zijn aanbevelingen evenals de toegepaste procedures worden onmiddellijk meegedeeld aan de ordonnateur en aan de andere controle-instanties.
Art.45. Audit interne
  L'institution met en place un service d'audit interne chargé de surveiller le fonctionnement de l'exécution budgétaire et de la comptabilité de l'institution et de son système de contrôle interne. Elle veille à l'indépendance du service d'audit et en fixe le mode de fonctionnement. Le service d'audit exerce une fonction de surveillance et de conseil. Un service d'audit peut travailler pour plusieurs ou pour toutes les institutions.
  Les plans de travail du service d'audit, ses constatations et ses recommandations ainsi que les procédures appliquées sont transmis sans délai tant à l'ordonnateur qu'aux autres instances de contrôle.
Art.46. Externe controle door het Rekenhof
  [4 § 1.]4 In uitvoering van artikel 10, § 1, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen houdt het Rekenhof toezicht op de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding van de instellingen.
  Een controleverslag beschrijft de modaliteiten van deze controle en eindigt [4 overeenkomstig artikel 10, § 1/1, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen]4 met de [2 certificering van de jaarrekeningen]2. Deze certificering omvat de concluderende vaststellingen van het Rekenhof :
  1. met betrekking tot de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten wat de bijhouding van de rekeningen en de opstelling van de rekeningaflegging betreft;
  2. met betrekking tot de wettigheid, de waarachtigheid en de betrouwbaarheid van de rekeningaflegging wat de bezittingen, de financiële situatie en het resultaat van de instelling betreft;
  3. met betrekking tot de goede werking van het boekhoudsysteem en de inachtneming van de desbetreffende procedures binnen de boekhoudingsdiensten;
  4. met betrekking tot de wettelijkheid en de regelmatigheid van de gedane verrichtingen.
  [2 Bij het vaststellen van de controlemodaliteiten worden de diensten van het hoofdbestuur en de diensten met afzonderlijk beheer voor de certificering en voor de opmerkingen bij de rekeningaflegging als een eenheid beschouwd.]2
  [1 Het Rekenhof controleert :
   - de VZW Agentschap voor Europese vormingsprogramma's (Agentur für Europäische Bildungsprogramme VoG);
   - de VZW Sport voor Allen (VoG Sport für Alle);]1

  [2 - de VZW Jeugdbureau van de Duitstalige Gemeenschap;
   - de Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap;
   - de Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap.]2

  [3 - de vzw-fracties vermeld in artikel 2 van het besluit van het Parlement van 3 november 2014 betreffende de financiële en materiële ondersteuning van de erkende fracties, de niet-erkende fracties en de fractielozen. ]3
  [4 § 2. Het Parlement kan het Rekenhof belasten met het toetsen van de wettigheid en regelmatigheid van bepaalde uitgaven of met het maken van audits over het financieel beheer in de diensten en instellingen die onder de controle van het Rekenhof vallen.]4
  
Art.46. Contrôle externe par la Cour des Comptes
  [4 § 1.]4 En application de l'article 10, § 1er, de la loi fixant les dispositions générales, la Cour des Comptes contrôle la comptabilité budgétaire et la comptabilité générale des institutions.
  Un rapport de contrôle décrit les modalités de ce contrôle; il se termine par la [2 certification des comptes annuels]2 [4 conformément à l'article 10, § 1/1, de la loi fixant les dispositions générales]4 . Cette certification comprend les constatations finales de la Cour des Comptes
  1. en ce qui concerne le respect des dispositions du présent décret et de ses arrêtés d'exécution quant à la tenue des comptes et à l'établissement de la reddition des comptes;
  2. en ce qui concerne la légalité, la sincérité et la fiabilité de la reddition des comptes quant au patrimoine, à la situation financière et au résultat de l'institution;
  3. en ce qui concerne le fonctionnement régulier du système comptable et du respect des procédures prévues par le système comptable;
  4. en ce qui concerne la légalité et la régularité des opérations effectuées.
  [2 Lors de la fixation des modalités de contrôle, les services de l'administration générale et les services à gestion séparée sont considérés comme une seule et même unité aux fins de la certification et pour les remarques relatives à la reddition des comptes.]2
  [1 Sont soumis au contrôle de la Cour des comptes :
   - l'ASBL "Agence pour programmes de formation européens" (Agentur für Europäische Bildungsprogramme VoG);
   - l'ASBL "Sport pour tous" (VoG Sport für Alle);]1

  [2 - l'ASBL "Bureau de la Jeunesse de la Communauté germanophone" (Jugendbüro der Deutschsprachigen Gemeinschaft);
   - le Conseil économique et social de la Communauté germanophone;
   - le Conseil des médias de la Communauté germanophone.]2

  [3 - les groupes politiques constitués en ASBL et mentionnés à l'article 2 de la décision relative au soutien financier et matériel des groupes politiques, reconnus et non reconnus, ainsi que des députés indépendants, adoptée le 3 novembre 2014 par le Parlement.]3
  [4 § 2. Le Parlement peut charger la Cour des Comptes de vérifier la légalité et la régularité de certaines dépenses et d'établir des audits relatifs à la gestion financière dans les services et organismes soumis au contrôle de la Cour des comptes. ]4
  
Art.47. Toegang tot de boekhouding
  Voor de uitvoering van zijn taken heeft het Rekenhof onmiddellijk toegang tot de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding van de instellingen. De Regering bepaalt de nadere modaliteiten.
Art.47. Accès à la comptabilité
  Pour remplir ses missions, la Cour des Comptes dispose d'un accès direct à la comptabilité budgétaire et à la comptabilité générale des institutions. Le Gouvernement en fixe les modalités.
HOOFDSTUK VII. - Inning van de schuldvorderingen
CHAPITRE VII. - Recouvrement des créances constatées
Art.48. Aanvechting van vastgestelde vorderingen
  Wanneer de overeenkomstig artikel 24 vastgestelde vorderingen door de schuldenaar worden aangevochten deelt de bevoegde rekenplichtige dit aan de ordonnateur mede. Deze beoordeelt de aanvechting. Ondertussen schorst de rekenplichtige de inning van de vastgestelde vordering.
  De aangevochten vorderingen worden door de ordonnateur gedeeltelijk of volledig geannuleerd of bevestigd. Zijn beslissingen worden medegedeeld aan de rekenplichtige die in voorkomend geval de nodige boekingen in de algemene boekhouding en in de begrotingsboekhouding doet.
Art.48. Contestation des créances constatées
  Lorsque le débiteur conteste les créances constatées conformément à l'article 24, le comptable compétent en informe l'ordonnateur. Celui-ci se prononce sur la contestation. Dans l'intervalle, le comptable suspend le recouvrement de la créance constatée.
  Les créances contestées sont entièrement ou partiellement annulées ou confirmées par l'ordonnateur. Ses décisions sont communiquées au comptable qui procède, le cas échéant, aux inscriptions nécessaires dans la comptabilité générale et la comptabilité budgétaire.
Art.49. Betalingsfaciliteiten
  De rekenplichtige kan onder de door de Regering bepaalde algemene voorwaarden uitstel van betaling of betalingsfaciliteiten aan schuldenaars verlenen die klaarblijkelijk in financiële moeilijkheden zitten.
Art.49. Facilités de paiement
  Le comptable peut, dans le cadre défini par le Gouvernement, accorder des reports ou des facilités de paiement aux débiteurs en proie à des difficultés financières manifestes.
Art.50. Gerechtelijke weg
  De vastgestelde vorderingen die op de vervaldag niet zijn betaald kunnen door de rekenplichtige worden genotuleerd en door de ordonnateur langs gerechtelijke weg worden opgeëist.
Art.50. Voie judiciaire
  Les créances constatées, non honorées le jour de leur échéance, peuvent être consignées par le comptable et faire l'objet d'une action en justice, introduite par l'ordonnateur.
Art.51. Niet inbare vorderingen
  § 1. De vastgestelde vorderingen worden door de ordonnateur als geheel of gedeeltelijk niet inbaar verklaard wanneer :
  1. ze volgens wettelijke of contractuele bepalingen zijn verjaard;
  2. de geschatte invorderingkosten hoger zijn dan het bedrag van de vastgestelde vordering;
  3. de insolventie van de schuldenaar door gerechtsdeurwaarders of belastingdiensten wordt bevestigd;
  4. ze uitgeschreven zijn op vennootschappen die failliet gegaan of in staat van ontbinding zijn en de curator het oninbare karakter van de vordering bevestigt.
  In dit geval boekt de rekenplichtige een overeenkomstige waardevermindering in de algemene boekhouding en in voorkomend geval in de begrotingsboekhouding.
  § 2. In afwijking van artikel 23, § 2, geschiedt de in paragraaf 1 bedoelde verklaring van het niet inbare karakter van een vordering door de ordonnateur zelf, zonder mogelijkheid van delegatie aan een gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur.
  § 3. Elke storting die na de verklaring over het oninbare karakter vermeld in paragraaf 1 wordt verricht, wordt in de algemene boekhouding en in de begrotingsboekhouding als onmiddellijke ontvangst geboekt.
Art.51. Créances irrécouvrables
  § 1er. Les créances constatées sont déclarées irrécouvrables en tout ou en partie par l'ordonnateur
  1. lorsqu'elles sont prescrites en vertu des dispositions légales ou contractuelles;
  2. lorsque les frais de recouvrement estimés sont supérieurs au montant de la créance constatée;
  3. lorsque l'insolvabilité du créancier est attestée par un huissier de justice ou par l'administration fiscale;
  4. lorsque les créances sont libellées sur des sociétés en état de faillite ou de dissolution et que le curateur atteste le caractère irrécouvrable de la créance.
  Dans ces cas, le comptable inscrit une moins-value correspondant au montant irrécouvrable dans la comptabilité générale et, le cas échéant, dans la comptabilité budgétaire.
  § 2. Par dérogation à l'article 23, § 2, la déclaration d'irrécouvrabilité d'une créance visée au paragraphe 1er est effectuée par l'ordonnateur lui-même, sans possibilité de délégation à un ordonnateur délégué ou subdélégué.
  § 3. Tout versement opéré après la déclaration constatant le caractère irrécouvrable, visée au paragraphe 1er, est inscrite comme recette directe dans la comptabilité générale et dans la comptabilité budgétaire.
Art. 51.1. [1 Inschakeling van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën die belast is met de inning en de invordering van niet-fiscale vorderingen
   Onverminderd artikel 50 kunnen de Duitstalige Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut vastgestelde en niet-betwiste niet-fiscale vorderingen laten invorderen door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën die belast is met de inning en de invordering van niet-fiscale vorderingen en die handelt op basis van de bepalingen van de domaniale wet van 22 december 1949.
   In dat geval zijn de artikelen 49 en 51 niet van toepassing. ]1

  
Art. 51.1. [1 Recours à l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement de créances non fiscales
   Sans préjudice des dispositions de l'article 50, la Communauté germanophone et les organismes d'intérêt public peuvent faire procéder, par l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement de créances non fiscales agissant en vertu des dispositions de la loi domaniale du 22 décembre 1949, au recouvrement de créances non fiscales constatées et non contestées.
   Dans ce cas, les articles 49 et 51 ne sont pas applicables. ]1

  
HOOFDSTUK VIII. - Vervreemding van activa
CHAPITRE VIII. - Cession d'actifs
Art.52. Afstanden
  Onder voorbehoud van andersluidende wettelijke of decreetbepalingen kunnen de roerende en onroerende activa van de instellingen die niet meer kunnen worden gebruikt, maar een handelswaarde hebben, worden vervreemd.
Art.52. Cessions
  Sous réserve de dispositions légales ou décrétales contraires, les actifs mobiliers et immobiliers des institutions, devenus inutilisables, mais possédant une valeur marchande, peuvent être cédés.
Art.53. Afgeschreven activa
  De activa die in de algemene boekhouding volledig afgeschreven zijn en nog worden gebruikt, worden in de inventaris als waardeloos vermeld.
Art.53. Actifs amortis
  Les actifs entièrement amortis dans la comptabilité générale, mais toujours utilisés, sont repris sans valeur dans l'inventaire.
TITEL II. - BIJZONDERE BEPALINGEN
TITRE II. - DISPOSITIONS PARTICULIÔRES
HOOFDSTUK I. - De diensten van het hoofdbestuur
CHAPITRE Ier. - Les services de l'Administration générale
Art.54. Toepassingsgebied
  De bepalingen van dit hoofdstuk zijn enkel van toepassing op de diensten van het hoofdbestuur.
Art.54. Champ d'application
  Les dispositions du présent chapitre ne s'appliquent qu'aux services de l'Administration générale.
Art.55. Begrotingsdecreet
  De begroting van de diensten van het hoofdbestuur wordt door het begrotingsdecreet vastgesteld.
Art.55. Décret budgétaire
  Le budget des services de l'Administration générale est arrêté par le décret budgétaire.
Art.56. Begrotingsfonds
  § 1. In uitvoering van artikel 6, tweede lid, kan een decreet begrotingsfondsen oprichten door ontvangsten aan bepaalde uitgaven toe te wijzen. In dit geval worden de vastleggings- en ordonnanceringskredieten als variabele kredieten aangeduid.
  § 2. In afwijking van artikel 13 kunnen de toegestane kredieten in een begrotingsfonds worden overschreden en kredieten worden vastgelegd alsook uitgaven worden verricht ten beloop van de jaarlijkse ontvangsten vermeerderd met het beschikbare krediet voor de vastlegging en vereffening van de uitgaven, dat naar het volgende boekjaar is overdragen in uitvoering van § 5 van dit artikel.
  § 3. Er worden geen kredieten uit de algemene uitgavenbegroting aan het begrotingsfonds toegewezen.
  § 4. In afwijking van artikel 5 worden aan het einde van het begrotingsjaar de beschikbare ontvangsten van een begrotingsfonds overgedragen naar het volgende begrotingsjaar.
  Vanaf het begin van het begrotingsjaar mag het beschikbare saldo ten laste waarvan geen kredieten werden vastgelegd, voor nieuwe verbintenissen worden gebruikt binnen het toepassingsgebied van het begrotingsfonds.
  Vanaf het begin van het begrotingsjaar mag het beschikbare saldo ten laste waarvan geen uitgaven werden vastgesteld, voor nieuwe uitgaven worden gebruikt binnen het toepassingsgebied van het begrotingsfonds.
  § 5. Als aanvulling op artikel 16 bepaalt de uitvoeringsrekening van de begroting van de diensten van het hoofdbestuur de saldi van de vastleggings- en ordonnanceringsmiddelen van de variabele kredieten die naar het volgende begrotingsjaar moeten worden overgedragen.
Art.56. Fonds budgétaires
  § 1er. En application de l'article 6, alinéa 2, un décret peut créer des fonds budgétaires en affectant certaines recettes à certaines dépenses. Dans ce cas, les crédits d'engagement et d'ordonnancement sont appelés crédits variables.
  § 2. Par dérogation à l'article 13, sont permis dans un fond budgétaire le dépassement des moyens et l'engagement de moyens ainsi que l'exécution de dépenses à concurrence des recettes majorées des soldes des fonds d'engagement et de paiement reportés à la fin de l'exercice précédent en application du paragraphe 5.
  § 3. Les fonds budgétaires ne sont pas approvisionnés par des fonds en provenance du budget général des dépenses.
  § 4. Par dérogation à l'article 5, les recettes disponibles dans un des fonds budgétaires à la fin de l'exercice budgétaire sont reportées à l'exercice budgétaire suivant.
  A partir du début de l'exercice budgétaire, le solde disponible à charge duquel aucune somme n'a été engagée, peut être utilisé pour de nouveaux engagements dans le champ d'application du fond budgétaire.
  A partir du début de l'exercice budgétaire, le solde disponible à charge duquel aucune dépense n'a été liquidée, peut être utilisé pour de nouvelles dépenses dans le champ d'application du fond budgétaire.
  § 5. En complément à l'article 16, le compte d'exécution du budget des services de l'Administration générale fixe les soldes des fonds d'engagement et de paiement des crédits variables à reporter à l'année budgétaire suivante.
Art.57. Begrotingsstructuur
  § 1. De begroting omvat :
  1. het ontwerp van decreet met een normatief gedeelte, de ontvangstenbegroting en de algemene uitgavenbegroting;
  2. de Algemene Toelichting met de toelichtingen bij de begrotingen van ontvangsten en uitgaven, de administratieve begroting van uitgaven, de lijst van de begrotingsfondsen, de lijst van de meerjarige verbintenissen en de lijst van de borgtochten.
  § 2. Het normatieve gedeelte van het begrotingsdecreet bevat de bepalingen verbonden aan de ontvangsten en uitgaven voor het begrotingsjaar, inbegrepen de machtiging voor de Regering, leningen binnen bepaalde perken en bepalingen aan te gaan.
  Voor elke subsidie die niet op een wettelijke basis berust, bevat het begrotingsdecreet een bepaling die het soort subsidie verduidelijkt. Deze subsidies kunnen onder de voorwaarden worden verleend die de Regering bepaalt.
  § 3. De ontvangstenbegroting somt de geschatte ontvangsten volgens de oorzaak van hun ontstaan overeenkomstig de economische classificatie op. De geschatte bedragen beperken niet de rechten die moeten worden vastgesteld.
  Het enige indelingsniveau van de ontvangstenbegroting is het begrotingsartikel. Elk begrotingsartikel wordt door een nadere beschrijving geïdentificeerd en volgens de economische en de functionele classificatie van een code voorzien.
  § 4. De algemene uitgavenbegroting somt de vermoedelijk benodigde vastleggings- en ordonnanceringskredieten op.
  Het eerste indelingsniveau van de algemene uitgavenbegroting is de organieke afdeling. Deze bevat de kredieten voor alle activiteiten van een bepaald taakgebied van de diensten van het hoofdbestuur.
  Het tweede indelingsniveau van de algemene uitgavenbegroting is het programma. Per afdeling zijn er één of meer bestuurs- en activiteitenprogramma's. De bestuursprogramma's bevatten de personeels-, werkings- en investeringskredieten die voor de vervulling van de taken van een afdeling nodig zijn. De activiteitenprogramma's bevatten de specifieke kredieten voor de verwezenlijking van bepaalde doeleinden van de organieke afdeling.
  De vastleggingskredieten worden per programma geboekt en goedgekeurd. De ordonnanceringskredieten worden voor de hele begroting geboekt en goedgekeurd.
  De variabele kredieten bevatten vastleggingskredieten en ordonnanceringskredieten. Zij worden in het begrotingsopstel op het overeenkomstige programma geboekt. Zij worden niet samengevoegd met de kredieten van het programma.
  § 5. De Algemene Toelichting bevat de inlichtingen betreffende de begroting. Moeten volstrekt worden bijgevoegd :
  1. de administratieve begroting als derde indelingsniveau van de Algemene Toelichting. Elk programma is onderverdeeld in één of meerdere allocaties met kredieten voor bepaalde activiteiten. Elke allocatie wordt door een nadere beschrijving geïdentificeerd en volgens de economische en de functionele classificatie van een code voorzien;
  2. een lijst van de begrotingsfondsen met volgende gegevens : het saldo van de vastleggings- en ordonnanceringskredieten die van het voorafgegane jaar is overgedragen, de schatting van de ontvangsten van het begrotingsjaar, de schatting van de beschikbare kredieten, de schatting van de kredieten die gedurende het begrotingsjaar zullen worden gebruikt en het definitieve saldo van de vastleggings- en ordonnanceringskredieten die naar het volgende begrotingsjaar moeten worden overgedragen;
  3. [1 overeenkomstig artikel 16/12 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen een begrotingskader voor de middellange termijn en een meerjarige begrotingsplanning, met telkens de eventuele aanpassingen en de verantwoording voor elke eventuele afwijking in de begroting ten opzichte van het begrotingskader voor de middellange termijn;]1
  4. een lijst van de meerjarige verbintenissen van de Gemeenschap volgens artikel 58, § 2;
  5. een lijst van de borgtochten, waarborgen of andere vrijwaringen van de Gemeenschap in uitvoering van artikel 58, § 3;
  6. een lijst van de schuldvorderingen die in uitvoering van artikel 51 werden als niet inbaar verklaard;
  7. de door de Regering goedgekeurde begrotingen van de diensten met afzonderlijk beheer en de instellingen van openbaar nut;
  [1 8. overeenkomstig artikel 16/11 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen :
   a) een gevoeligheidsanalyse met daarin een overzicht van de ontwikkelingen van de belangrijkste begrotingsvariabelen onder verschillende groei- en renteaannames;
   b) een opsomming van alle instellingen en fondsen van de overheid die niet in de begrotingen zijn opgenomen maar die deel uitmaken van de consolidatiekring bepaald door het INR, alsook een analyse van de impact van die instellingen en fondsen op het financieringssaldo en op de overheidsschuld.]1

  [1 Het begrotingskader voor de middellange termijn vermeld in het eerste lid, 3°, dekt de regeerperiode en bestrijkt een periode van minstens drie jaar. Een nieuwe regering mag het door een vorige regering bepaalde begrotingskader op middellange termijn aanpassen aan haar nieuwe beleidsprioriteiten. In dat geval geeft de nieuwe regering aan in hoeverre dat begrotingskader verschilt van het voorgaande begrotingskader voor de middellange termijn.
   De meerjarige begrotingsplanning vermeld in het eerste lid, 3°, vloeit voort uit het begrotingskader voor de middellange termijn en is gebaseerd op de economische prognoses van het INR. Ze bevat de volgende elementen :
   1° algemene en transparante meerjarige begrotingsdoelstellingen voor het overheidstekort, de overheidsschuld en andere samenvattende begrotingsindicatoren, zoals uitgaven;
   2° prognoses voor elke belangrijke uitgaven- en ontvangstenpost, bij ongewijzigd beleid;
   3° een beschrijving van de geplande maatregelen voor de middellange termijn die gevolgen hebben voor de overheidsfinanciën, uitgesplitst naar de voornaamste ontvangsten- en uitgavenposten, waarbij wordt getoond op welke wijze de aanpassing aan de middellangetermijndoelstellingen voor de begroting wordt verwezenlijkt, afgezet tegen de prognoses bij ongewijzigd beleid;
   4° een beoordeling van de wijze waarop de voorgenomen beleidsmaatregelen in het licht van hun rechtstreekse langetermijnimpact op de overheidsfinanciën de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn zouden kunnen beïnvloeden.]1

  
Art.57. Structure budgétaire
  § 1er. Le budget comprend :
  1. le décret budgétaire, composé d'une partie normative, du budget des recettes et du budget général des dépenses;
  2. l'Exposé Général contenant les informations relatives aux budgets des recettes et des dépenses, au budget administratif des dépenses, à la liste des fonds budgétaires, à la liste des engagements pluriannuels et à la liste des cautionnements.
  § 2. La partie normative du décret budgétaire contient les dispositions relatives aux recettes et aux dépenses de l'année budgétaire, y compris l'autorisation pour le Gouvernement de contracter des emprunts dans le cadre des limites et des dispositions arrêtées.
  Pour toute subvention dépourvue de base légale, le décret budgétaire contient une disposition précisant la nature de la subvention. Ces subventions peuvent être octroyées aux conditions fixées par le Gouvernement.
  § 3. Le budget des recettes contient les recettes, énumérées suivant leur origine, conformément à la classification économique. Il fait la distinction entre recettes générales et recette affectées. Les montants estimés ne limitent pas les droits à constater.
  L'article budgétaire constitue le seul niveau de répartition des recettes. Chaque article budgétaire est identifié par une description et codifié suivant la classification économique et fonctionnelle.
  § 4. Le budget général des dépenses énumère les crédits d'engagement et les crédits d'ordonnancement nécessaires selon les prévisions.
  La division organique est le premier niveau de répartition du budget général des dépenses. Elle comprend les moyens prévus pour l'ensemble des activités dans un domaine déterminé des services de l'Administration générale.
  Le programme est le deuxième niveau de répartition du budget général des dépenses. Chaque division organique comprend un ou plusieurs programmes administratifs et opérationnels. Les programmes administratifs contiennent les crédits de personnel, d'exploitation et d'investissement destinés à l'exécution des missions de la division organique. Les programmes opérationnels contiennent les crédits spécifiques nécessaires pour atteindre les différents objectifs de la division organique.
  Les crédits d'engagement sont prévus et octroyés par programme. Les crédits d'ordonnancement sont prévus et octroyés pour l'ensemble du plan budgetaire.
  Les crédits variables comprennent des crédits d'engagement et des crédits d'ordonnancement. Ils sont repris dans la division budgétaire du programme concerné. Ils ne sont pas fusionnés avec les crédits du programme.
  § 5. L'Exposé Général comprend les commentaires relatifs au projet. Doivent obligatoirement y être joints :
  1. le budget administratif en tant que troisième niveau de répartition du budget général des dépenses. Chaque programme est subdivisé en une ou plusieurs allocations, dotées de crédits destinés à des activités particulières. Chaque allocation est identifiée par une description et codifiée suivant la classification économique et fonctionnelle;
  2. la liste des fonds budgétaires comportant les indications suivantes : le solde des crédits d'engagement et d'ordonnancement reportés de l'année précédente, l'estimation des recettes de l'année budgétaire, l'estimation des crédits disponibles, l'estimation des crédits utilisés pendant l'année budgétaire et le solde définitif des crédits d'engagement et d'ordonnancement à reporter à l'année suivante;
  3. [1 conformément à l'article 16/12 de la loi fixant les dispositions générales, un cadre budgétaire à moyen terme et une programmation budgétaire pluriannuelle, leurs éventuelles actualisations ainsi que la justification de tout écart éventuel du budget par rapport au cadre budgétaire à moyen terme;]1
  4. la liste des engagements pluriannuels de la Communauté, conformément à l'article 58, § 2;
  5. la liste des cautionnements, garanties ou autres avals de la Communauté, en application de l'article 58, § 3;
  6. une liste des créances qui conformément à l'article 51 ont été déclarées irrécouvrables;
  7. les budgets des services à gestion séparée et des organismes d'intérêt public, approuvés par le Gouvernement, accompagnés de leurs explications;
  [1 8. conformément à l'article 16/11 de la loi fixant les dispositions générales :
   a) une analyse de sensibilité, reprenant un aperçu des évolutions principales variables budgétaires en fonction de différentes hypothèses relatives aux taux de croissance et d'intérêt;
   b) une énumération de tous les organismes et fonds qui ne sont pas repris dans le budget des dépenses, mais qui font partie du périmètre de consolidation tel que défini par l'ICN ainsi qu'une analyse de leur impact sur le solde de financement et sur la dette publique.]1

  [1 Le cadre budgétaire à moyen terme mentionné à l'alinéa 1er, 3., s'étend sur la législature et sur une période d'au moins trois ans. Un nouveau gouvernement peut actualiser le cadre budgétaire à moyen terme fixé par le gouvernement précédent de manière à tenir compte de ses nouvelles priorités politiques. Dans ce cas, le nouveau gouvernement souligne les différences avec le précédent cadre budgétaire à moyen terme.
  La programmation budgétaire pluriannuelle mentionnée à l'alinéa 1er, 3., résulte du cadre budgétaire à moyen terme et se base sur les prévisions économiques de l'ICN. Elle comprend les éléments suivants :
   1° des objectifs budgétaires pluriannuels globaux et transparents, exprimés en termes de déficit public, de dette publique ou par tout autre indicateur budgétaire synthétique, tel que les dépenses;
   2° des prévisions pour chaque poste majeur de dépenses et de recettes des administrations publiques, à politiques inchangées;
   3° une description des politiques envisagées à moyen terme ayant un impact sur les finances des administrations publiques, ventilées par poste de dépenses et de recettes important, qui montre comment l'ajustement permet d'atteindre les objectifs budgétaires à moyen terme en comparaison des projections à politiques inchangées;
   4° une évaluation de l'effet que les politiques envisagées, vu leur impact direct à long terme sur les finances des administrations publiques, sont susceptibles d'avoir sur la soutenabilité à long terme des finances publiques.]1

  
Art.58. Leningen, meerjarige verbintenissen en borgtochten
  § 1. Het begrotingsdecreet bepaalt het maximumbedrag van de leningen dat de Regering binnen het kader van het dekken van de investeringsuitgaven kan aangaan.
  § 2. Behalve voor recurrente verbintenissen overeenkomstig artikel 13 zijn maatregelen die de Gemeenschap in toekomstige begrotingsjaren tot het verrichten van uitgaven kunnen verplichten die de begrotingsmachtiging overschrijden, alleen dan toegelaten wanneer het begrotingsdecreet in zijn normatief gedeelte de machtiging daartoe verleent.
  § 3. Voor de overname van borgtochten, waarborgen of andere vrijwaringen die tot uitgaven in toekomstige begrotingsjaren kunnen leiden, is een machtiging door het begrotingsdecreet vereist die de hoogte bepaalt.
  § 4. De Minister van begroting is gemachtigd
  1. de financiële verrichtingen te doen die in het algemeen belang van het beheer van de Thesaurie van de Duitstalige Gemeenschap nodig zijn, inbegrepen het aangaan van leningen op korte termijn waarvan de looptijd minder dan één jaar moet bedragen;
  2. de voorwaarden voor de terugbetaling van de leningen die de Duitstalige Gemeenschap in België of in het buitenland is aangegaan, in afspraak met de geldgever aan te passen of administratieve contracten op dit gebied te sluiten;
  3. de reserves van de Duitstalige Gemeenschap, de eventuele dagopbrengsten van de Thesaurie die de uitgaven overschrijden en de opbrengsten van de leningen in het belang van de Thesaurie te beheren door gebruik te maken van de beleggingsmogelijkheden van de kapitaalmarkt.
Art.58. Emprunts, engagements pluriannuels et cautionnements
  § 1er. Le décret budgétaire fixe le montant des emprunts destinés à la couverture de dépenses d'investissement que le Gouvernement peut contracter.
  § 2. Sauf pour les engagements récurrents au sens de l'article 13, les mesures susceptibles d'engager la Communauté au-delà de l'habilitation budgétaire dans des dépenses au cours d'années budgétaires à venir ne sont admises que si le décret budgétaire les autorise dans sa partie normative.
  § 3. La constitution de cautionnements, garanties ou autres avals susceptibles d'entraîner des dépenses au cours d'années budgétaires à venir nécessite une habilitation par le décret budgétaire, qui fixe le montant maximal.
  § 4. Le Ministre du budget est habilité
  1. à conclure les opérations financières nécessaires dans l'intérêt général de la gestion de la Trésorerie de la Communauté germanophone, y compris la souscription d'emprunts à court terme, dont la durée doit être inférieure à un an;
  2. à adapter, de commun accord avec le bailleur de fonds, les conditions de remboursement des emprunts contractés par la Communauté germanophone en Belgique ou à l'étranger et à conclure des contrats administratifs en la matière;
  3. à gérer dans l'intérêt de la Trésorerie les réserves de la Communauté germanophone ainsi que les recettes journalières éventuelles de la Trésorerie, supérieures aux dépenses, et le produit des emprunts en utilisant les possibilités de placement de capitaux offertes par le marché.
Art.59. Opstelling van de begrotingen en begrotingsaanpassingen
  [2 Met inachtneming van het begrotingskader voor de middellange termijn bepaalt de Regering de richtsnoeren en de werkwijze voor het opstellen van de begrotingen en de begrotingsaanpassingen. Overeenkomstig artikel 16/9 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen stelt de Regering haar begrotingen op op basis van de macro-economische prognoses van de economische begroting van het INR. Eventuele afwijkingen van deze prognoses worden uitdrukkelijk vermeld en gemotiveerd in de algemene toelichting vermeld in artikel 57, paragraaf 5.]2
  De Regering stelt het begrotingsontwerp op dient het uiterlijk op 31 oktober van het jaar, dat aan het begrotingsjaar voorafgaat, in het Parlement in. Tegelijk met de indiening bij het Parlement maakt de Regering het begrotingsontwerp over aan het Rekenhof.
  Uiterlijk op 31 december van hetzelfde jaar wordt de begroting door het Parlement goedgekeurd.
  Elk jaar heeft een begrotingscontrole met het oog op een eventuele aanpassing van de begroting in het eerste kwartaal plaats. [1 Verdere begrotingscontroles en aanpassingen van de begroting zijn te allen tijde mogelijk tot de eindafrekening overeenkomstig artikel 43.]1
  De aanpassing van de begroting heeft op dezelfde wijze plaats als de opstelling van de begroting, met inachtneming van de begrotingsstructuur bepaald in artikel 57. De verschillende tabellen van de ontvangstenbegroting, van de algemene uitgavenbegroting en van de administratieve begroting van uitgaven worden geactualiseerd waarbij een vergelijking tussen de oorspronkelijke en de aangepaste kredieten wordt gemaakt.
  De Regering dient de decreetontwerpen houdende aanpassing van de begroting samen met de verantwoordingsstukken in het Parlement in.
  Indien de aanpassing binnen de begrotingscontrole vermeld in het derde lid plaatsheeft, worden de ontwerpen uiterlijk op 30 april van het lopende begrotingsjaar ingediend. Deze aanpassingen moeten uiterlijk op 30 juni van het lopende begrotingsjaar door het Parlement worden goedgekeurd.
  
Art.59. Etablissement des budgets et des ajustements budgétaires
  [2 Le Gouvernement fixe les directives et le fonctionnement pour l'établissement du budget et des ajustements budgétaires en tenant compte du cadre budgétaire à moyen terme. Conformément à l'article 16/9 de la loi fixant les dispositions générales, le Gouvernement élabore son budget sur la base des prévisions macroéconomiques du budget économique de l'Institut des comptes nationaux. Les écarts éventuels par rapport à ces prévisions doivent être notifiés et motivés dans la justification générale mentionnée à l'article 57, § 5.]2
  Le Gouvernement établit le projet de budget et le dépose au Parlement au plus tard le 31 octobre de l'année précédant l'année budgétaire. En même temps que le dépôt au Parlement, le Gouvernement fait parvenir le projet de budget à la Cour des comptes.
  Au plus tard le 31 décembre de la même année, le budget est adopté par le Parlement.
  Un contrôle budgétaire a lieu chaque année au cours du premier trimestre en vue d'un ajustement éventuel du budget. [1 D'autres contrôles et ajustements budgétaires sont possibles à tout moment jusqu'au décompte définitif conformément à l'article 43]1.
  L'ajustement du budget a lieu de la même manière que l'établissement du budget, dans le respect de la structure budgétaire décrite à l'article 57. Les différents tableaux du budget des recettes, du budget général des dépenses et du budget administratif des dépenses sont actualisés; ils font la comparaison entre les crédits initiaux et les crédits ajustés.
  Le Gouvernement dépose en même temps au Parlement les projets de décret ajustant le budget et les documents justificatifs.
  Lorsque l'ajustement a lieu dans le cadre du contrôle budgétaire visé à l'alinéa 3, les projets sont déposés au plus tard le 30 avril de l'année budgétaire en cours. Ces ajustements sont adoptés par le Parlement au plus tard le 30 juin de l'année budgétaire en cours.
  
Art.60. Voorlopige kredieten
  Indien blijkt dat de begroting niet voor 31 december van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat, kan worden goedgekeurd, legt het decreet de ontvangstenbegroting vast en stelt de voorlopige kredieten ter beschikking die voor de werking van de diensten nodig zijn en die op de algemene uitgavenbegroting van het desbetreffende begrotingsjaar worden aangerekend.
  Indien nodig, worden decreetontwerpen voor de terbeschikkingstelling van bijkomende voorlopige kredieten die op de algemene uitgavenbegroting van het desbetreffende begrotingsjaar worden aangerekend, in het Parlement ingediend.
Art.60. Crédits budgétaires provisoires
  S'il apparaît que le budget ne pourra pas être voté avant le 31 décembre de l'année précédant l'année budgétaire, le décret arrête le budget des recettes et alloue les crédits provisoires nécessaires au fonctionnement des services, qui sont imputés sur le budget général des dépenses de l'année budgétaire en question.
  Si nécessaire, des projets de décret allouant des crédits provisoires supplémentaires, imputés sur le budget général des dépenses de l'année budgétaire en question, sont déposés au Parlement.
Art.61. Duur van de voorlopige kredieten
  In het decreet dat voorlopige kredieten ter beschikking stelt, wordt de termijn vastgesteld waarop de kredieten betrekking hebben.
  De termijn mag niet meer dan vier maanden bedragen, behalve wanneer geldende bepalingen of contracten eisen dat ze voor een langere termijn ter beschikking worden gesteld.
Art.61. Durée des crédits budgétaires provisoires
  Le décret allouant des crédits provisoires indique la période à laquelle ces crédits se rapportent.
  Cette période ne peut pas excéder quatre mois, sauf si certaines dispositions ou certains contrats en vigueur exigent qu'ils soient alloués pour une période plus longue.
Art.62. Berekening van de voorlopige kredieten
  De voorlopige kredieten worden op basis van de kredieten van de laatste goedgekeurde uitgavenbegroting berekend.
  Voorlopige kredieten worden niet voor nieuwe uitgaven benut.
  Voor zover bijzondere bepalingen in de decreten houdende terbeschikkingstelling van voorlopige kredieten niets anders voorschrijven, liggen de uitgaven per programma in de uitgavenbegroting respectievelijk per allocatie in de administratieve begroting niet hoger dan de bedragen van de laatste goedgekeurde begroting, en dit in verhouding tot de termijn waarop deze voorlopige kredieten betrekking hebben.
Art.62. Calcul des crédits budgétaires provisoires
  Les crédits budgétaires provisoires sont calculés sur la base des crédits du dernier budget des dépenses qui a été voté.
  Les crédits budgétaires provisoires ne sont pas utilisés pour de nouveaux types de missions.
  Sauf dispositions particulières contraires dans les décrets allouant des crédits budgétaires provisoires, les dépenses par programme pour le budget des dépenses et par allocation pour le budget administratif des dépenses ne sont pas supérieures aux montants du dernier budget voté, et ce par rapport à la période à laquelle se rapportent ces crédits budgétaires provisoires.
Art.63. Kaseenheid
  Alle geldontvangsten in de kassen van het hoofdbestuur worden centraal op de rekeningen van de Thesaurie gestort.
Art.63. Unité de caisse
  Toutes les rentrées pécuniaires dans les caisses de l'Administration générale sont centralisées sur les comptes de la Trésorerie.
Art.64. Terugbetalingen
  In afwijking van artikel 10 kunnen de rekenplichtigen onmiddellijk over de ontvangsten beschikken om ten onrechte geïnde bedragen en de daaraan verbonden achterstandsrenten in overeenstemming met de geldende bepalingen terug te betalen.
Art.64. Remboursements
  Par dérogation à l'article 10, les comptables peuvent disposer immédiatement des recettes pour rembourser les montants perçus indûment et les intérêts de retard y afférents selon les dispositions en vigueur.
Art.65. Dringendheid
  § 1. In dringende gevallen veroorzaakt door uitzonderlijke of onvoorzienbare omstandigheden en bij ontbrekende of onvoldoende vastleggingskredieten of ordonnanceringskredieten kan de Regering bij gemotiveerde beslissing machtiging verlenen tot het vastleggen van kredieten, het betaalbaarstellen van verbintenissen, het geven van betalingsopdrachten en het betalen van uitgaven die het bedrag van de geboekte kredieten overschrijden of die bij ontstentenis van geboekte kredieten overeenstemmen met het per beraadslaging vastgestelde bedrag.
  De beslissing van de Regering kan betrekking hebben op de verhoging van het vastleggingskrediet [1 met of zonder]1 wijziging van het ordonnanceringskrediet, de verhoging van het ordonnanceringskrediet [1 met of zonder]1 wijziging van het vastleggingskrediet of de wijziging van een machtiging die in het normatieve gedeelte van het begrotingsdecreet werd toegestaan.
  De tekst van de beslissing wordt omiddellijk meegedeeld aan het Parlement en het Rekenhof. Het Rekenhof doet onverwijld zijn opmerkingen toekomen aan het Parlement.
  § 2. Voor de machtigingen vermeld in § 1 wordt in de loop van de maand die op de beslissing volgt, een overeenkomstig ontwerp van aanpassingsbegroting in het Parlement ingediend dat de nodige kredieten ter beschikking stelt.
  
Art.65. Urgence
  § 1er. En cas d'urgence à la suite de circonstances exceptionnelles ou imprévisibles et en cas d'absence ou d'insuffisance des crédits d'engagement ou d'ordonnancement, le Gouvernement peut, par une décision motivée, autoriser l'engagement de crédits budgétaires, la liquidation d'engagements, l'ordonnancement et le paiement de dépenses dépassant le cadre des crédits budgétaires alloués ou correspondant, à défaut d'allocation de crédits budgétaires, au montant fixé par cette décision.
  La décision du Gouvernement peut porter sur l'augmentation du crédit d'engagement [1 avec ou sans]1 modification du crédit d'ordonnancement, l'augmentation du crédit d'ordonnancement [1 avec ou sans]1modification du crédit d'engagement ou la modification d'une habilitation donnée dans la partie normative du décret budgétaire.
  Le libellé des décisions du Gouvernement est transmis immédiatement au Parlement et à la Cour des Comptes. La Cour des Comptes fait parvenir ses observations au Parlement.
  § 2. Pour les habilitations visées au paragraphe 1er, un projet d'ajustement budgétaire allouant les crédits budgétaires nécessaires est déposé au Parlement dans le mois suivant la décision.
  
Art.66. [1 Toezending van begrotingsgegevens]1
  [1 § 1.]1 De Regering zendt elk kwartaal een overzicht van de uitvoering van de begroting toe aan het Parlement.
  [1 § 2. Overeenkomstig artikel 16/10 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen worden de begrotingsgegevens met betrekking tot de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten op kasbasis of boekhoudkundige basis maandelijks voor publicatie overgezonden aan de federale overheid. Dit overzicht omvat ook de ontvangsten en uitgaven van de instellingen die deel uitmaken van de consolidatiekring bepaald door het INR.
   De Regering bepaalt de nadere regels voor die toezending.]1

  
Art.66. [1 Transmission de données budgétaires]1
  [1 §1.]1 Chaque trimestre, le Gouvernement transmet au Parlement un aperçu de l'exécution des budgets.
  [1 § 2. Conformément à l'article 16/10 de la loi fixant les dispositions générales, les données budgétaires afférentes aux dépenses et recettes réalisées sur la base caisse ou sur la base de la comptabilité sont mensuellement communiquées pour publication à l'Etat fédéral. Cet aperçu inclut les recettes et dépenses des institutions faisant partie du périmètre de consolidation tel que défini par l'Institut des comptes nationaux.
   Le Gouvernement fixe les modalités de cette transmission. ]1

  
Art.67. Opening van bijkomende kredieten
  Wanneer na het uitputten van alle mogelijkheden van de herverdeling vermeld in artikel 68 blijkt dat een ordonnanceringskrediet onvoldoende is om een uitgave te verrichten die alle voorwaarden van een betaalbaar gestelde uitgave vervult, opent de Regering de overeenkomstige kredieten door een gemotiveerde beslissing volgens de modaliteiten bepaald in artikel 65.
Art.67. Ouverture de crédits budgétaires supplémentaires
  S'il s'avère, après épuisement de toutes les possibilités de réallocation visées à l'article 68, qu'un crédit d'ordonnancement est insuffisant pour couvrir une dépense remplissant toutes les conditions d'une dépense liquidée, le Gouvernement ouvre les crédits budgétaires nécessaires par une décision motivée, conformément aux modalités prévues à l'article 65.
Art.68. Herverdeling van de allocaties
  Tijdens het begrotingsjaar [1 en tot de eindafrekening overeenkomstig artikel 43]1 kan de Regering de kredieten op de allocaties van de administratieve begroting van uitgaven hervedelen. Bij elke herverdeling worden de kredietverhogingen volledig door kredietverminderingen gecompenseerd.
  Bij de vastleggingskredieten kunnen de kredieten van een programma over de allocaties van hetzelfde programma worden herverdeeld. [2 Alleen binnen de organisatieafdeling voor de infrastructuuruitgaven kunnen de vastleggingskredieten over alle basisallocaties van die organisatieafdeling herverdeeld worden.]2
  Bij de ordonnanceringskredieten kunnen de begrotingskredieten over de allocaties van de begroting worden herverdeeld.
  Noch de vastleggingskredieten noch de ordonnanceringskredieten van variabele kredieten kunnen worden herverdeeld.
  Als de Regering tot een herverdeling van de kredieten op de allocaties van de administratieve begroting van uitgaven overgaat, informeert zij het Parlement.
  
Art.68. Réaffectation des allocations
  Au cours de l'année budgétaire[1 et jusqu'au décompte définitif conformément à l'article 43]1, le Gouvernement peut réaffecter les crédits budgétaires aux allocations du budget administratif des dépenses. A chaque réaffectation, les augmentations de crédits sont entièrement compensées par des diminutions de crédits.
  Au niveau des crédits d'engagement, les crédits d'un programme peuvent être répartis autrement sur les allocations de ce même programme. [2 C'est seulement au sein de la division organique prévue pour les dépenses d'infrastructure que les crédits d'engagement peuvent être répartis autrement sur toutes les allocations de ladite division.]2
  Au niveau des crédits d'ordonnancement, les crédits budgétaires peuvent être répartis autrement sur les allocations du budget.
  Ni les crédits d'engagement ni les crédits d'ordonnancement de crédits variables ne peuvent faire l'objet d'une réaffectation.
  Lorsque le Gouvernement procède à une réaffectation des crédits budgétaires aux allocations du budget administratif des dépenses, il en informe le Parlement.
  
Art.69. Ordonnateur
  De Regering oefent de functies van ordonnateur uit. Zij bepaalt hoe deze bevoegdheid onder de leden van de Regering wordt verdeeld.
  De Regering kan deze bevoegdheid aan gedelegeerde ordonnateurs overdragen. De overdracht kan voorzien in de mogelijkheid van een nieuwe delegatie aan gesubdelegeerde ordonnateurs.
Art.69. L'ordonnateur
  Le Gouvernement exerce la fonction d'ordonnateur. Il fixe les modalités de répartition de cette compétence entre les membres du Gouvernement.
  Le Gouvernement peut déléguer cette compétence à des ordonnateurs délégués. La délégation peut prévoir la possibilité d'une nouvelle délégation à des ordonnateurs subdélégués.
Art.70. Aanpassingen en correcties in de boekhouding
  De rekenplichtige kan aanpassingen blijven boeken totdat de algemene rekeningaflegging binnen de termijn bepaald in artikel 40 aan het Rekenhof wordt overgemaakt. Deze aanpassingen hebben enkel betrekking op belangrijke gebeurtenissen die tijdens het desbetreffende boekjaar hebben plaatsgevonden en waarvan het ontstaan of de gevolgen op het tijdstip van de afsluiting van de rekeningen niet gekend waren.
  Correcties in de boekhouding ten gevolge van controle- en certificeringswerken van het Rekenhof, zoals bepaald in artikel 46, kunnen door de rekenplichtige worden verricht totdat het Rekenhof het controleverslag over de algemene rekeningaflegging in uitvoering van artikel 41 aan het Parlement heeft overgemaakt.
Art.70. Ajustements et corrections comptables
  Le comptable peut continuer à procéder à des ajustements comptables jusqu'à la transmission de la reddition générale des comptes à la Cour des Comptes dans les délais prévus à l'article 40. Ces ajustements se rapportent uniquement à des événements importants survenus au cours de l'exercice comptable concerné et dont la survenance ou les effets n'étaient pas connus au moment de la clôture des comptes.
  Les ajustements comptables découlant du travail de contrôle et de certification de la Cour des Comptes, tel que prévu à l'article 46, restent possibles dans le chef du comptable jusqu'à ce que la Cour des Comptes ait transmis au Parlement le rapport de contrôle relatif à la reddition générale des comptes en application de l'article 41.
Art.71. Begrotingscontrole
  De Regering organiseert de administratieve en budgettaire controle. Zij wordt daarbij door de bij haar geaccrediteerde inspecteurs van financiën ondersteund die onder haar toezicht werken.
Art.71. Contrôle budgétaire
  Le Gouvernement organise le contrôle administratif et budgétaire. Il est aidé dans cette tâche par les inspecteurs financiers agréés par lui, qui travaillent sous sa supervision.
Art.72. Analyse van de begrotingsontwerpen
  In verband met de controle van de wettelijkheid en de regelmatigheid van de uitgaven en ontvangsten analyseert het Rekenhof de begrotingsontwerpen van de Regering en deelt zijn opmerkingen mee aan het Parlement.
Art.72. Analyse des projets budgétaires
  Dans le cadre du contrôle de la légalité et de la régularité des dépenses et des recettes, la Cour des Comptes analyse les projets budgétaires du Gouvernement et transmet ses observations au Parlement.
HOOFDSTUK II. - Diensten met afzonderlijk beheer
CHAPITRE II. - Services à gestion séparée
Art.73. Toepassingsgebied
  De bepalingen van dit hoofdstuk zijn enkel van toepassing op de diensten met afzonderlijk beheer gedefinieerd in artikel 74.
Art.73. Champ d'application
  Les dispositions du présent chapitre sont uniquement applicables aux services à gestion séparée définis à l'article 74.
Art.74. Definitie
  De diensten van de Gemeenschap waarvan het beheer gelet op een wet of een decreet gescheiden is van het beheer van de diensten van het hoofdstuur worden als diensten met afzonderlijk beheer aangeduid.
  De dienst met afzonderlijk beheer staat onder de hiërarchische toezicht van de bevoegde minister.
Art.74. Définition
  Les services de la Communauté dont la gestion est séparée de la gestion des services de l'Administration générale en vertu d'une loi ou d'un décret sont appelés services à gestion séparée.
  Le service à gestion séparée est soumis au contrôle hiérarchique du Ministre compétent.
Art.75. Vaststelling van de begroting
  De begroting van een dienst met afzonderlijk beheer wordt door de bevoegde minister vastgesteld en door de Regering goedgekeurd.
  Indien er een ontvangstendotatie van de dienst met afzonderlijk beheer bestaat, wordt deze dotatie als vastleggings- en ordonnanceringskrediet van de diensten met afzonderlijk beheer ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting vermeld in artikel 57, § 4, en als zodanig door het Parlement goedgekeurd.
  In ieder geval wordt het maximumbedrag van het totaal van de vastleggingskredieten van de dienst met afzonderlijk beheer door het begrotingsdecreet van het Parlement vermeld in artikel 55 goedgekeurd. Het Parlement kan dit maximumbedrag van de ontwikkeling van de eigen ontvangsten van de dienst met afzonderlijk beheer afhankelijk maken.
  De door de Regering goedgekeurde begroting wordt als deel van de algemene toelichting vermeld in artikel 57, § 5, aan het Parlement overgemaakt.
Art.75. Arrêt du budget
  Le budget du service à gestion séparée est arrêté par le Ministre compétent et approuvé par le Gouvernement.
  Lorsqu'une dotation des recettes est prévue pour le service à gestion séparée, celle-ci est reprise comme crédit d'engagement et crédit d'ordonnancement des services de l'Administration générale dans le budget général des dépenses visé à l'article 57, § 4, et approuvée par le Parlement à ce titre.
  En tous les cas, le plafond de la somme globale des crédits d'engagement du service à gestion séparée est approuvé par le décret budgétaire du Parlement visé à l'article 55. Le Parlement peut faire dépendre ce plafond de l'évolution des recettes propres du service à gestion séparée.
  Le budget approuvé par le Gouvernement est transmis au Parlement en tant que partie intégrante de l'Exposé Général visé à l'article 57, § 5.
Art.76. Begrotingsstructuur
  § 1. De begroting van een dienst met afzonderlijk beheer bevat de ontvangstenbegroting, de uitgavenbegroting en de toelichting van de begroting.
  § 2. De ontvangstenbegroting somt de geschatte ontvangsten volgens de oorzaak van hun ontstaan overeenkomstig de economische classificatie op. De geschatte bedragen beperken niet de rechten die moeten worden vastgesteld.
  Het enige indelingsniveau van de ontvangstenbegroting is het begrotingsartikel. Elk begrotingsartikel wordt door een beschrijving geïdentificeerd en volgens de economische en de functionele classificatie van een code voorzien.
  § 3. De uitgavenbegroting somt de vermoedelijk benodigde vastleggings- en ordonnanceringskredieten op.
  Het eerste indelingsniveau van de uitgavenbegroting is de organieke afdeling. Deze bevat de kredieten voor alle activiteiten op een bepaald taakgebied van de dienst met afzonderlijk beheer.
  Het tweede indelingsniveau van de algemene uitgavenbegroting is het programma. Per afdeling zijn er één of meerdere bestuurs- en activiteitenprogramma's. De bestuursprogramma's bevatten de personeels-, werkings- en investeringskredieten die voor de vervulling van de taken van een organieke afdeling nodig zijn. De activiteitenprogramma's bevatten de specifieke kredieten voor de verwezenlijking van bepaalde doeleinden van de organieke afdeling.
  Het derde indelingsniveau van de uitgavenbegroting is de allocatie. Elke allocatie wordt door een beschrijving geïdentificeerd en volgens de economische en de functionele classificatie van een code voorzien.
  De vastleggingskredieten worden per programma uitgetrokken en goedgekeurd, de ordonnanceringskredieten voor de gehele begroting.
  § 4. De Regering kan bepalen dat de structuur van de uitgavenbegroting van een bepaalde dienst met afzonderlijk beheer alleen programma's en allocaties of alleen allocaties bevat. In het laatste geval worden de vastleggingskredieten per allocatie en de ordonnanceringskredieten voor de begroting uitgetrokken en goedgekeurd.
Art.76. Structure budgétaire
  § 1er. Le budget du service à gestion séparée comprend le budget des recettes, le budget des dépenses et les commentaires relatifs au budget.
  § 2. Le budget des recettes énumère les recettes estimées suivant leur origine conformément à la classification économique. L'estimation des montants ne limite pas les droits à constater.
  L'article budgétaire est le seul niveau de répartition du budget des recettes. Chaque article budgétaire est identifié par une description et codifié suivant la classification économique et fonctionnelle.
  § 3. Le budget des dépenses énumère les crédits d'engagement et les crédits d'ordonnancement probablement nécessaires.
  La division organique est le premier niveau de répartition du budget général des dépenses. Elle comprend les moyens prévus pour l'ensemble des activités dans un domaine déterminé du service à gestion séparée.
  Le programme est le deuxième niveau de répartition du budget général des dépenses. Chaque division organique comprend un ou plusieurs programmes administratifs et opérationnels. Les programmes administratifs contiennent les crédits de personnel, d'exploitation et d'investissement destinés à l'exécution des missions de la division organique. Les programmes opérationnels contiennent les crédits spécifiques nécessaires pour atteindre les différents objectifs de la division organique.
  L'allocation est le troisième niveau de répartition du budget des dépenses. Chaque allocation est identifiée par une description et codifiée suivant la classification économique et fonctionnelle.
  Les crédits d'engagement sont prévus et approuvés par programme, les crédits d'ordonnancement pour l'ensemble du budget.
  § 4. Le Gouvernement peut décider que la structure du budget des dépenses d'un service à gestion séparée déterminé ne comprend que des programmes et des allocations ou uniquement des allocations. Dans le dernier cas, les crédits d'engagement sont prévus et approuvés par allocation, les crédits d'ordonnancement pour le budget.
Art.77. Leningen en meerjarige verbintenissen
  § 1. Het in artikel 55 genoemde begrotingsdecreet bepaalt in zijn normatief gedeelte het maximumbedrag van de leningen dat de dienst met afzonderlijk beheer binnen het kader van het dekken van de investeringsuitgaven kan aangaan.
  § 2. Behalve voor recurrente verbintenissen overeenkomstig artikel 13 zijn maatregelen die de dienst met afzonderlijk beheer in toekomstige begrotingsjaren tot het verrichten van uitgaven kunnen verplichten die de begrotingsmachtiging overschrijden, alleen dan toegelaten wanneer het begrotingsdecreet vermeld in artikel 55 in zijn normatief gedeelte de machtiging daartoe geeft.
  § 3. Alleen met uitdrukkelijke toestemming van de Regering is de dienst met afzonderlijk beheer gemachtigd
  1. de financiële verrichtingen te doen die in het algemeen belang van het beheer van de dienst met afzonderlijk beheer nodig zijn, inbegrepen het aangaan van leningen op korte termijn, waarvan de looptijd minder dan één jaar moet bedragen;
  2. de voorwaarden voor de terugbetaling van de leningen die de dienst met afzonderlijk beheer in België of in het buitenland is aangegaan, in afspraak met de geldgever aan te passen of administratieve contracten op dit gebied te sluiten;
  3. de reserves van de dienst met afzonderlijk beheer, de eventuele dagopbrengsten die de uitgaven overschrijden en de opbrengsten van de leningen in het belang van de dienst met afzonderlijk beheer te beheren door gebruik te maken van de beleggingsmogelijkheden van de kapitaalmarkt. In dit geval bepaalt de Regering tevoren in beginsel de aard, het maximumbedrag en de maximumduur van de mogelijke kapitaalbeleggingen.
Art.77. Emprunts et engagements pluriannuels
  § 1er. Le décret budgétaire visé à l'article 55 fixe dans sa partie normative le montant des emprunts destinés à la couverture de dépenses d'investissement que le service à gestion séparée peut contracter.
  § 2. Sauf pour les engagements récurrents au sens de l'article 13, les mesures susceptibles d'engager le service à gestion séparée au-delà de l'habilitation budgétaire dans des dépenses au cours d'années budgétaires à venir ne sont admises que si le décret budgétaire visé à l'article 55 les autorise dans sa partie normative.
  § 3. Le service à gestion séparée est habilité, mais uniquement avec l'autorisation expresse du Gouvernement,
  1. à conclure les opérations financières nécessaires dans l'intérêt général de la gestion du service à gestion séparée, y compris la souscription d'emprunts à court terme, dont la durée doit être inférieure à un an;
  2. à adapter, de commun accord avec le bailleur de fonds, les conditions de remboursement des emprunts contractés par le service à gestion séparée en Belgique ou à l'étranger et à conclure des contrats administratifs en la matière;
  3. à gérer dans l'intérêt du service à gestion séparée les réserves du service à gestion séparée ainsi que les recettes journalières éventuelles, supérieures aux dépenses, et le produit des emprunts en utilisant les possibilités de placement de capitaux offertes par le marché. Dans le dernier cas, le Gouvernement fixe préalablement principalement le type, le montant maximal et la durée maximale des placements de capitaux possibles.
Art.78. Opstelling van de begrotingen en begrotingsaanpassingen
  De Regering bepaalt de richtlijnen en de werkwijze voor de opstelling van de begrotingen en begrotingsaanpassingen.
  Het begrotingsontwerp wordt uiterlijk op 30 september van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat, aan de Minister van begroting overgemaakt.
  Elk jaar heeft een begrotingscontrole met het oog op een eventuele aanpassing van de begroting in het eerste kwartaal plaats. [1 Verdere begrotingscontroles en aanpassingen van de begroting zijn te allen tijde mogelijk tot de eindafrekening overeenkomstig artikel 43.]1
  De aanpassing van de begroting heeft op dezelfde wijze plaats als de opstelling van de begroting, met inachtneming van de begrotingsstructuur bepaald in artikel 76. De verschillende tabellen van de ontvangstenbegroting en van de algemene uitgavenbegroting worden geactualiseerd waarbij een vergelijking tussen de oorspronkelijke en de aangepaste kredieten wordt gemaakt.
  De bevoegde minister maakt het decreetontwerp houdende aanpassing van de begroting samen met de toelichting over aan de Minister van begroting. De begrotingsaanpassing wordt door de Regering goedgekeurd en aan het Parlement ter informatie overgemaakt.
  Indien de aanpassing binnen de begrotingscontrole vermeld in het derde lid plaatsheeft, worden de ontwerpen uiterlijk op 31 maart van het lopende begrotingsjaar ingediend.
  
Art.78. Etablissement des budgets et des ajustements budgétaires
  Le Gouvernement fixe les lignes directrices et les modalités d'établissement des budgets et des ajustements budgétaires.
  Le projet de budget est transmis au Ministre du budget au plus tard le 30 septembre de l'année précédant l'année budgétaire.
  Un contrôle budgétaire a lieu chaque année au cours du premier trimestre en vue d'une adaptation éventuelle du budget. [1 D'autres contrôles et ajustements budgétaires sont possibles à tout moment jusqu'au décompte définitif conformément à l'article 43]1.
  L'ajustement du budget a lieu de la même manière que l'établissement du budget, dans le respect de la structure budgétaire décrite à l'article 76. Les différents tableaux du budget des recettes et du budget des dépenses sont actualisés; ils font la comparaison entre les crédits initiaux et les crédits ajustés.
  Le Ministre compétent transmet le projet d'ajustement budgétaire au Ministre du budget en même temps que les commentaires. L'ajustement budgétaire est approuvé par le Gouvernement et transmis au Parlement pour information.
  Lorsque l'ajustement a lieu dans le cadre du contrôle budgétaire visé à l'alinéa 3, les projets sont transmis au plus tard le 31 mars de l'année budgétaire en cours.
  
Art.79. Voorlopige kredieten
  Indien de begroting van de dienst met afzonderlijk beheer niet voor 31 december van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat, goedgekeurd werd, kunnen de kredieten in het begrotingsontwerp overgemaakt door de bevoegde Minister worden benut, behalve voor nieuwe uitgaven die in de begroting van het voorafgaand jaar niet werden goedgekeurd.
Art.79. Crédits budgétaires provisoires
  Si le budget du service à gestion séparée n'est pas approuvé avant le 31 décembre de l'année précédant l'année budgétaire, les crédits du projet budgétaire transmis par le Ministre compétent peuvent être utilisés, sauf pour des dépenses nouvelles non approuvées par le budget de l'année précédente.
Art.80. Inlichting van de Regering
  De dienst met afzonderlijk beheer zendt elk kwartaal een overzicht van de uitvoering van de begroting toe aan de bevoegde minister en aan de Minister van begroting.
Art.80. Information du Gouvernement
  Chaque trimestre, le service à gestion séparée transmet au Ministre compétent et au Ministre du budget un aperçu de l'exécution du budget.
Art.81. Herverdeling van de allocaties
  Tijdens het begrotingsjaar [1 en tot de eindafrekening overeenkomstig artikel 43]1 kan de bevoegde minister de kredieten over de allocaties van de uitgavenbegroting herverdelen. Bij elke herverdeling worden de kredietverhogingen volledig door kredietverminderingen gecompenseerd.
  Bij de vastleggingskredieten kunnen de kredieten van een programma over de allocaties van hetzelfde programma worden herverdeeld. Indien de uitgavenbegroting enkel één indelingsniveau bevat, kunnen de vastleggingskredieten niet worden herverdeeld.
  Bij de ordonnanceringskredieten kunnen de begrotingskredieten over de allocaties van de begroting worden herverdeeld.
  Als de bevoegde minister tot een herverdeling van de kredieten op de allocaties van de begroting van uitgaven overgaat, informeert hij de Regering.
  
Art.81. Réaffectation des allocations
  Au cours de l'année budgétaire[1 et jusqu'au décompte définitif conformément à l'article 43]1, le Ministre compétent peut adapter la répartition des crédits budgétaires sur les allocations du budget des dépenses. A chaque réaffectation, les augmentations de crédits sont entièrement compensées par des diminutions de crédits.
  Au niveau des crédits d'engagement, les crédits d'un programme peuvent être répartis autrement sur les allocations de ce même programme. Lorsque le budget des dépenses ne comporte qu'un seul niveau de répartition, les crédits d'engagement ne peuvent pas faire l'objet d'une réaffectation.
  Au niveau des crédits d'ordonnancement, les crédits budgétaires peuvent être répartis autrement sur les allocations du budget.
  Lorsque le Ministre compétent procède à une réaffectation des crédits budgétaires aux allocations du budget des dépenses, il en informe le Gouvernement.
  
Art.82. Ordonnateur
  De bevoegde minister oefent de functies van ordonnateur uit. Hij kan deze bevoegdheid overdragen aan gedelegeerde ordonnateurs. De overdracht kan voorzien in de mogelijkheid van een nieuwe delegatie aan gesubdelegeerde ordonnateurs.
Art.82. L'ordonnateur
  Le Ministre compétent exerce la fonction d'ordonnateur. Il peut déléguer cette compétence à des ordonnateurs délégués. La délégation peut prévoir la possibilité d'une nouvelle délégation à des ordonnateurs subdélégués.
Art.83. Aanpassingen en correcties in de boekhouding
  De rekenplichtige kan aanpassingen blijven boeken totdat de algemene rekeningaflegging binnen de termijn bepaald in artikel 84 wordt overgemaakt. Deze aanpassingen hebben enkel betrekking op belangrijke gebeurtenissen die tijdens het desbetreffende boekjaar hebben plaatsgevonden en waarvan het ontstaan of de gevolgen op het tijdstip van de afsluiting van de rekeningen niet gekend waren.
  Correcties in de boekhouding ten gevolge van controle- en certificeringswerken van het Rekenhof, zoals bepaald in artikel 46, kunnen door de rekenplichtige worden verricht totdat het Rekenhof het controleverslag over de algemene rekeningaflegging in uitvoering van artikel 41 aan het Parlement heeft overgemaakt.
Art.83. Ajustements et corrections comptables
  Le comptable peut continuer à procéder à des ajustements comptables jusqu'à la transmission du compte d'exécution budgétaire et des comptes annuels dans les délais prévus à l'article 84. Ces ajustements se rapportent uniquement à des événements importants survenus au cours de l'exercice comptable concerné et dont la survenance ou les effets n'étaient pas connus au moment de la clôture des comptes.
  Les ajustements comptables découlant du travail de contrôle et de certification de la Cour des Comptes, tel que prévu à l'article 46, restent possibles dans le chef du comptable jusqu'à ce que la Cour des Comptes ait transmis au Parlement le rapport de contrôle relatif à la reddition générale des comptes en application de l'article 41.
Art.84. [1 Jaarrekening]1
  [1 Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt, zendt de rekenplichtige van de dienst met afzonderlijk beheer de jaarrekening overeenkomstig artikel 38 toe aan de bevoegde minister en aan de Minister van Begroting.]1
  Na goedkeuring door de Regering maakt de Minister van begroting [1 de jaarrekening]1 over aan het Rekenhof. Deze overmaking heeft uiterlijk plaats op [1 15 april]1 van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt.
  [2 Indien de rekenplichtige van de dienst met afzonderlijk beheer overeenkomstig artikel 83, tweede lid, correcties in de boekhouding verricht, zendt hij - in afwijking van het eerste lid - het gecorrigeerde jaarverslag zelf toe aan het Rekenhof. Tegelijk zendt hij de Regering ter informatie een kopie van de gecorrigeerde jaarrekening. ]2
  
Art.84. [1 Comptes annuels]1
  [1 Pour le 31 mars de l'année suivant l'année budgétaire, le comptable du service à gestion séparée transmet les comptes annuels au ministre compétent et au Ministre du Budget, et ce, conformément à l'article 38.]1
  Après approbation par le Gouvernement, le Ministre du budget transmet [1 les comptes annuels]1 à la Cour des Comptes. La transmission a lieu au plus tard le [1 15 avril]1 de l'année suivant l'année budgétaire.
  [2 Par dérogation à l'alinéa 1er, le comptable du service à gestion séparée transmet lui-même les comptes annuels corrigés à la Cour des Comptes s'il procède à des corrections comptables conformément à l'article 83, alinéa 2. Il adresse simultanément une copie des comptes annuels corrigés au Gouvernement, pour information.]2
  
Art. 84.1. [1 Jaarverslag
   Uiterlijk op [2 30 juni]2 van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt, zendt de gedelegeerde ordonnateur van de dienst met afzonderlijk beheer een jaarverslag over zijn activiteiten tijdens het afgelopen begrotingsjaar toe aan de bevoegde minister en aan de Minister van begroting. Indien de dienst met afzonderlijk beheer een beheerscontract met de Regering heeft gesloten, bevat het jaarverslag ook een beschrijving van de situatie qua uitvoering van dit beheerscontract.
   Na goedkeuring door de Regering zendt de Minister van begroting het jaarverslag toe aan het Rekenhof. Deze toezending heeft uiterlijk plaats op [2 15 juli]2 van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt.]1

  
Art. 84.1. [1 Rapport annuel
   Pour [2 le 30 juin]2 de l'année suivant l'année budgétaire, l'ordonnateur délégué du service à gestion séparée transmet au ministre compétent et au Ministre du Budget un rapport annuel sur les activités menées au cours de l'année budgétaire écoulée. Si le service à gestion séparée a conclu un contrat de gestion avec le Gouvernement, le rapport annuel comprend également le rapport relatif à l'exécution dudit contrat.
   Après approbation par le Gouvernement, le Ministre du Budget transmet le rapport annuel à la Cour des Comptes, et ce, au plus tard [2 le 15 juillet]2 de l'année suivant l'année budgétaire.]1

  
HOOFDSTUK III. - Instellingen van openbaar nut
CHAPITRE III. - Organismes d'intérêt public
Art.86. Toepassingsgebied
  De bepalingen van dit hoofdstuk zijn enkel van toepassing op de instellingen van openbaar nut gedefinieerd in artikel 87.
Art.86. Champ d'application
  Les dispositions du présent chapitre sont uniquement applicables aux organismes d'intérêt public définis à l'article 87.
Art.87. Definitie
  § 1. De instelling van openbaar nut wordt door het decreet geschapen. Zij bezit rechtspersoonlijkheid.
  Het organieke decreet tot schepping van de instelling van openbaar nut bepaalt de taken en de werking van de instelling van openbaar nut.
  De instelling van openbaar nut wordt door een raad van beheer beheerd. Het organieke decreet bepaalt de samenstelling van de raad van beheer.
  § 2. Volgende instellingen zijn instellingen van openbaar nut in de zin van paragraaf 1 :
  1. het "Belgische Rundfunk- und Fernsehzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft" (Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap);
  2. de [2 Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven]2;
  3. het "Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in kleinen und mittleren Unternehmen" (Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen);
  4. [3 ...]3;
  5. de "Autonome Hochschule der Deutschsprachigen Gemeinschaft" (Autonome Hogeschool van de Duitstalige Gemeenschap), zodra de bepalingen van dit decreet door een decreet overeenkomstig artikel 24, § 2, van de Grondwet op haar werden toepasselijk gemaakt;
  [1 6. het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren]1[4 ;]4
  [4 7° het centrum voor kinderopvang van de Duitstalige Gemeenschap.]4
  
Art.87. Définition
  § 1er. L'organisme d'intérêt public est créé par le décret. Il possède la personnalité juridique.
  Le décret organique portant création de l'organisme d'intérêt public fixe les missions et le mode de fonctionnement de l'organisme d'intérêt public.
  L'organisme d'intérêt public est dirigé par un conseil d'administration. Le décret organique fixe la composition du conseil d'administration.
  § 2. Les institutions suivantes sont des organismes d'intérêt public au sens du paragraphe 1er :
  1. le Centre belge de radiodiffusion et de télévision de la Communauté germanophone (Belgisches Rundfunk- und Fernsehzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft);
  2. [2 l'Office de la Communauté germanophone pour une vie autodéterminée]2 ;
  3. l'Institut de formation des classes moyennes et des petites et moyennes entreprises (Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in kleinen und mittleren Unternehmen);
  4. [3 ...]3;
  5. la Haute-Ecole autonome de la Communauté germanophone, (Autonome Hochschule der Deutschsprachigen Gemeinschaft) dès que les dispositions du présent décret auront été rendues applicables pour elle par un décret adopté conformément à l'article 24, § 2 de la Constitution;
  [1 6° un représentant du centre pour le [4 développement sain]4 des enfants et des jeunes;]1
  [4 7° le Centre de la Communauté germanophone pour l'accueil d'enfants.]4
  
Art.88. Toezicht
  § 1. De instelling van openbaar nut staat onder het toezicht van de bevoegde minister en van de Minister van begroting. Het toezicht van de Minister van begroting betreft alle beslissingen die financiële of budgettaire gevolgen hebben.
  Het toezicht wordt door één of meerdere regeringscommissarissen uitgeoefend die op voorstel van de bevoegde minister en van de Minister van begroting door de Regering worden benoemd.
  Voor elke regeringscommisssaris kan de Regering een plaatsvervanger aanduiden die in geval van verhindering de taken van de regeringscommissaris overneemt.
  § 2. De regeringscommissaris neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van de raad van beheer. Hij heeft meest verstrekkende bevoegdheden voor de vervulling van zijn taak.
  § 3. Iedere regeringscommissaris heeft vier volle dagen tijd om verzet aan te tekenen tegen elke beslissing die naar zijn mening strijdig is met geldende bepalingen of met het algemeen belang. Door het verzet van de regeringscommissaris wordt de uitvoering van de beslissing opgeschorst. De regeringscommissaris brengt de raad van beheer schriftelijk op de hoogte van zijn verzet.
  De termijn van vier volle dagen bedoeld in het eerste lid, loopt vanaf de dag van de vergadering waarin de beslissing werd genomen voor zover de regeringscommissaris zoals voorgeschreven uitgenodigd werd tot deze vergadering, in het andere geval vanaf de dag, waarop hij nota van de beslissing heeft genomen.
  § 4. De regeringscommissaris tekent verzet aan bij de minister op wiens voorstel hij is benoemd.
  De minister bij wie verzet wordt aangetekend heeft dertig volle dagen tijd vanaf het tijdstip vermeld in paragraaf 3, tweede lid, om het advies van de andere betrokken ministers in te winnen en de beslissing op te heffen. Hij deelt de opheffing van de beslissing mede aan de raad van beheer. Indien de beslissing niet in de bovenvermelde termijn wordt opgeheven, geldt zij als definitief.
  § 5. De Regering bepaalt het bedrag van de vergoedingen en zitpenningen die ten laste van de begroting van de instelling van openbaar nut aan de regeringscommissarissen worden toegekend.
Art.88. Tutelle
  § 1er. L'organisme d'intérêt public est soumis à la tutelle du Ministre compétent et du Ministre du budget. La tutelle du Ministre du budget couvre toutes les décisions à incidence financière ou budgétaire.
  La tutelle est exercée par un ou plusieurs commissaires du Gouvernement désignés par le Gouvernement sur proposition du Ministre compétent et du Ministre du budget.
  Pour chaque commissaire du Gouvernement, le Gouvernement peut désigner un suppléant qui exerce, en cas d'empêchement, les missions du commissaire du Gouvernement.
  § 2. Le commissaire du Gouvernement assiste avec voix consultative aux réunions du conseil d'administration. Il jouit des pouvoirs les plus étendus pour remplir sa mission.
  § 3. Chaque commissaire du Gouvernement dispose d'un délai de quatre jours pleins pour introduire un recours contre toute décision qui, à son avis, viole des dispositions en vigueur ou l'intérêt général. Le recours du commissaire du Gouvernement suspend l'exécution de la décision. Le commissaire du Gouvernement informe par écrit le conseil d'administration de l'organisme de son recours.
  Le délai de quatre jours pleins, indiqué à l'alinéa 1er, court à partir du jour de la réunion pendant laquelle la décision a été prise, pour autant que le commissaire du Gouvernement ait régulièrement été invité. Dans le cas contraire, il court à partir du jour où celui-ci a pris connaissance de la décision.
  § 4. Le commissaire du Gouvernement introduit son recours auprès du Ministre sur proposition duquel il a été désigné.
  Le Ministre auprès duquel le recours est introduit dispose d'un délai de trente jours pleins à partir du moment indiqué au paragraphe 3, alinéa 2, pour solliciter l'avis des autres Ministres concernés et annuler la décision. Il informe le conseil d'administration de l'annulation de la décision. A défaut d'annulation dans le délai précité, la décision est considérée comme définitive.
  § 5. Le Gouvernement fixe le montant des indemnités et des jetons de présence accordés aux commissaires du Gouvernement à charge du budget de l'organisme d'intérêt public.
Art.89. Dwangtoezicht
  § 1. Wanneer het algemeen belang of geldende voorschriften dit eisen, kan een toezichthoudende minister of de Minister van begroting de raad van beheer van de instelling van openbaar nut verzoeken over bepaalde besluitontwerpen te beslissen of bepaalde vragen te beantwoorden. De minister of de regeringscommissaris die op zijn voorstel is aangeduid deelt de raad van beheer mee over welke vraagstukken de raad van beheer van de instelling van openbaar nut een beslissing moet nemen en binnen welke termijn.
  Indien de raad van beheer van de instelling van openbaar nut geen beslissing binnen de aangegeven termijn heeft genomen of indien de minister het niet eens is met de beslissing van de raad van beheer, kan de Regering bij besluit de beslissing in plaats van de raad van beheer nemen. Een kopie van het desbetreffende besluit wordt onverwijld overgemaakt aan het Parlement.
  § 2. De Regering kan een bijzondere commissaris benoemen wanneer de instelling van openbaar nut nalaat de vereiste inlichtingen of gegevens te verstrekken of de maatregelen te nemen die door geldende bepalingen of door een in kracht van gewijsde gegane gerechtelijke beslissing voorgeschreven zijn. De bijzondere commissaris is in plaats van de nalatige overheid bevoegd alle nodige maatregelen binnen de perken van het mandaat te nemen dat hem per benoemingsbesluit is toegekend.
  Alvorens de Regering een bijzondere commissaris stuurt :
  1. maakt zij bij aangetekende brief een gemotiveerde aanmaning over aan de instelling van openbaar nut waarin wordt uitgelegd wat van haar wordt geëist of welke maatregelen zij heeft nagelaten te nemen;
  2. staat zij in dezelfde aanmaning een bepaalde, gepaste termijn toe aan de instelling van openbaar nut binnen dewelke deze de aan haar gerichte aanmaning moet opvolgen, haar houding moet rechtvaardigen, haar standpunt moet bevestigen of de voorgeschreven maatregelen moet nemen.
Art.89. Tutelle coercitive
  § 1er. Si l'intérêt général ou des dispositions en vigueur l'exigent, le Ministre de tutelle ou le Ministre du budget peut obliger l'organisme d'intérêt public à décider de certains projets de décision ou à répondre à certaines questions. Le Ministre ou le commissaire du Gouvernement désigné sur sa proposition informe le conseil d'administration des questions dont le conseil d'administration de l'organisme d'intérêt public doit décider et du délai qui lui est imparti.
  Si le conseil d'administration de l'organisme d'intérêt public n'a pas pris de décision dans le délai indiqué ou si le Ministre ne peut pas se rallier à la décision du conseil d'administration, le Gouvernement peut prendre une décision par arrêté en lieu et place du conseil d'administration. Une photocopie de l'arrêté en question est immédiatement transmise au Parlement.
  § 2. Le Gouvernement peut désigner un commissaire spécial lorsque l'organisme d'intérêt public omet de communiquer les informations ou les données requises ou de prendre les mesures prescrites par des dispositions en vigueur ou par un jugement coulé en force de chose jugée. Le commissaire spécial est habilité en lieu et place de l'instance retardataire à prendre toutes les mesures dans le cadre du mandat qui lui a été confié par arrêté de nomination.
  Avant d'envoyer un commissaire spécial, le Gouvernement
  1. transmet à l'organisme d'intérêt public, par recommandé, un rappel motivé expliquant ce qu'on attend de lui ou les mesures qu'il a omis de prendre;
  2. fixe à l'organisme d'intérêt public, dans le même rappel, un certain délai, raisonnable, pour répondre à la sommation qui lui a été adressée, pour justifier son comportement, pour confirmer son point de vue ou pour prendre les mesures prescrites.
Art.90. Vaststelling van de begroting
  De begroting van een instelling van openbaar nut wordt door haar raad van beheer vastgesteld en door de Regering goedgekeurd.
  In voorkomend geval wordt de ontvangstendotatie van de instelling van openbaar nut als ordonnanceringskrediet van de diensten van het hoofdbestuur ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting vermeld in artikel 57, § 4, en als zodanig door het Parlement goedgekeurd.
  In ieder geval wordt het maximumbedrag van het totaal van de vastleggingskredieten van de instelling van openbaar nut door het in artikel 55 vermelde begrotingsdecreet van het Parlement goedgekeurd. Het Parlement kan dit maximumbedrag van de ontwikkeling van de eigen ontvangsten van de instelling van openbaar nut afhankelijk maken.
  De door de Regering goedgekeurde begroting wordt als deel van de algemene toelichting vermeld in artikel 57, § 5, aan het Parlement overgemaakt.
Art.90. Arrêt du budget
  Le budget de l'organisme d'intérêt public est arrêté par son conseil d'administration et approuvé par le Gouvernement.
  Le cas échéant, la dotation des recettes de l'organisme d'intérêt public est reprise comme crédit d'ordonnancement dans le budget général des dépenses des services de l'Administration générale, visé à l'article 57, § 4, et approuvée par le Parlement à ce titre.
  En tous les cas, le plafond de la somme globale des crédits d'engagement de l'organisme d'intérêt public est approuvé par le décret budgétaire du Parlement visé à l'article 55. Le Parlement peut faire dépendre ce plafond de l'évolution des recettes propres de l'organisme d'intérêt public.
  Le budget approuvé par le Gouvernement est transmis au Parlement en tant que partie intégrante de l'Exposé Général visé à l'article 57, § 5.
Art.91. Begrotingsstructuur
  § 1. De begroting van een instelling van openbaar nut bevat de ontvangstenbegroting, de uitgavenbegroting en de toelichting van de begroting.
  § 2. De ontvangstenbegroting somt de geschatte ontvangsten volgens de oorzaak van hun ontstaan overeenkomstig de economische classificatie op. De geschatte bedragen beperken niet de rechten die moeten worden vastgesteld.
  Het enige indelingsniveau van de ontvangstenbegroting is het begrotingsartikel. Elk begrotingsartikel wordt door een beschrijving geïdentificeerd en volgens de economische en de functionele classificatie van een code voorzien.
  § 3. De uitgavenbegroting somt de vermoedelijk benodigde vastleggings- en ordonnanceringskredieten op.
  Het eerste indelingsniveau van de uitgavenbegroting is de organieke afdeling. Deze bevat de kredieten voor alle activiteiten op een bepaald taakgebied van de instelling van openbaar nut.
  Het tweede indelingsniveau van de algemene uitgavenbegroting is het programma. Per afdeling zijn er één of meer bestuurs- en activiteitenprogramma's. De bestuursprogramma's bevatten de personeels-, werkings- en investeringskredieten die voor de vervulling van de taken van een organieke afdeling nodig zijn. De activiteitenprogramma's bevatten de specifieke kredieten voor de verwezenlijking van bepaalde doeleinden van de organieke afdeling.
  Het derde indelingsniveau van de uitgavenbegroting is de allocatie. Elke allocatie wordt door een beschrijving geïdentificeerd en volgens de economische en de functionele classificatie van een code voorzien.
  De vastleggingskredieten worden per programma uitgetrokken en goedgekeurd. De ordonnanceringskredieten worden per programma uitgetrokken en voor de gehele begroting goedgekeurd.
  § 4. De Regering kan bepalen dat de structuur van de uitgavenbegroting van een bepaalde instelling van openbaar nut alleen programma's en allocaties of alleen allocaties bevat. In het laatste geval worden de vastleggingskredieten per allocatie en de ordonnanceringskredieten voor de begroting uitgetrokken en goedgekeurd.
Art.91. Structure budgétaire
  § 1er. Le budget de l'organisme d'intérêt public comprend le budget des recettes, le budget des dépenses et les commentaires relatifs au budget.
  § 2. Le budget des recettes énumère les recettes estimées suivant leur origine conformément à la classification économique. L'estimation des montants ne limite pas les droits à constater.
  L'article budgétaire est le seul niveau de répartition du budget des recettes. Chaque article budgétaire est identifié par une description et codifié suivant la classification économique et fonctionnelle.
  § 3. Le budget des dépenses énumère les crédits d'engagement et les crédits d'ordonnancement probablement nécessaires.
  La division organique est le premier niveau de répartition du budget général des dépenses. Elle comprend les moyens prévus pour l'ensemble des activités dans un domaine déterminé de l'organisme d'intérêt public.
  Le programme est le deuxième niveau de répartition du budget général des dépenses. Chaque division organique comprend un ou plusieurs programmes administratifs et opérationnels. Les programmes administratifs contiennent les crédits de personnel, d'exploitation et d'investissement destinés à l'exécution des missions de la division organique. Les programmes opérationnels contiennent les crédits spécifiques nécessaires pour atteindre les différents objectifs de la division organique.
  L'allocation est le troisième niveau de répartition du budget des dépenses. Chaque allocation est identifiée par une description et codifiée suivant la classification économique et fonctionnelle.
  Les crédits d'engagement sont prévus et approuvés par programme. Les crédits d'ordonnancement sont prévus et approuvés pour l'ensemble du budget.
  § 4. Le Gouvernement peut décider que la structure du budget des dépenses d'un organisme d'intérêt public déterminé ne comprend que des programmes et des allocations ou uniquement des allocations. Dans le dernier cas, les crédits d'engagement sont prévus et approuvés par allocation, les crédits d'ordonnancement pour le budget.
Art.92. Leningen en meerjarige verbintenissen
  § 1. Het in artikel 55 genoemde begrotingsdecreet bepaalt in zijn normatief gedeelte het maximumbedrag van de leningen dat de instelling van openbaar nut binnen het kader van het dekken van de investeringsuitgaven kan aangaan.
  § 2. Behalve voor recurrente verbintenissen overeenkomstig artikel 13 zijn maatregelen die de instelling van openbaar nut in toekomstige begrotingsjaren tot het verrichten van uitgaven kunnen verplichten die de begrotingsmachtiging overschrijden, alleen dan toegelaten wanneer het begrotingsdecreet vermeld in artikel 55 in zijn normatief gedeelte daartoe de machtiging geeft.
  § 4. Alleen met uitdrukkelijke toestemming van de Regering is de instelling van openbaar nut gemachtigd :
  1. de financiële verrichtingen te doen die in het algemeen belang van het beheer van de instelling van openbaar nut nodig zijn, inbegrepen het aangaan van leningen op korte termijn, waarvan de looptijd minder dan één jaar moet bedragen;
  2. de voorwaarden voor de terugbetaling van de leningen die de instelling van openbaar nut in België of in het buitenland is aangegaan, in afspraak met de geldgever aan te passen of administratieve contracten op dit gebied te sluiten;
  3. de reserves van de instelling van openbaar nut, de eventuele dagopbrengsten die de uitgaven overschrijden en de opbrengsten van de leningen in het belang van de instelling van openbaar nut te beheren door gebruik te maken van de beleggingsmogelijkheden van de kapitaalmarkt. In dit geval bepaalt de Regering tevoren in beginsel de aard, het maximumbedrag en de maximumduur van de mogelijke kapitaalbeleggingen.
Art.92. Emprunts et engagements pluriannuels
  § 1er. Le décret budgétaire visé à l'article 55 fixe dans sa partie normative le montant des emprunts destinés à la couverture de dépenses d'investissement que l'organisme d'intérêt public peut contracter.
  § 2. Sauf pour les engagements récurrents au sens de l'article 13, les mesures susceptibles d'engager l'organisme d'intérêt public au-delà de l'habilitation budgétaire dans des dépenses au cours d'années budgétaires à venir ne sont admises que si le décret budgétaire visé à l'article 55 les autorise dans sa partie normative.
  § 3. L'organisme d'intérêt public est habilité, mais uniquement avec l'autorisation expresse du Gouvernement,
  1. à conclure les opérations financières nécessaires dans l'intérêt général de l'organisme d'intérêt public, y compris la souscription d'emprunts à court terme, dont la durée doit être inférieure à un an;
  2. à adapter, de commun accord avec le bailleur de fonds, les conditions de remboursement des emprunts contractés par l'organisme d'intérêt public en Belgique ou à l'étranger et à conclure des contrats administratifs en la matière;
  3. à gérer dans l'intérêt de l'organisme d'intérêt public les réserves de l'organisme d'intérêt public ainsi que les recettes journalières éventuelles, supérieures aux dépenses, et le produit des emprunts en utilisant les possibilités de placement de capitaux offertes par le marché. Dans le dernier cas, le Gouvernement fixe préalablement principalement le type, le montant maximal et la durée maximale des placements de capitaux possibles.
Art.93. Opstelling van de begrotingen en begrotingsaanpassingen
  De Regering bepaalt de richtlijnen en de werkwijze voor de opstelling van de begrotingen en begrotingsaanpassingen.
  Het begrotingsontwerp wordt uiterlijk op 30 september van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat, aan de toezichthoudende minister en aan de Minister van begroting overgemaakt. Als het begrotingsontwerp van een instelling van openbaar nut niet binnen deze termijn wordt overgemaakt, worden eventuele betalingen aan de instelling van openbaar nut ten laste van de begroting van de diensten van het hoofdbestuur geschorst.
  Elk jaar heeft een begrotingscontrole met het oog op een eventuele aanpassing van de begroting in het eerste kwartaal plaats. [1 Verdere begrotingscontroles en aanpassingen van de begroting zijn te allen tijde mogelijk tot de eindafrekening overeenkomstig artikel 43.]1
  De aanpassing van de begroting heeft op dezelfde wijze plaats als de opstelling van de begroting, met inachtneming van de begrotingsstructuur bepaald in artikel 91. De verschillende tabellen van de ontvangstenbegroting en van de algemene uitgavenbegroting worden geactualiseerd waarbij een vergelijking tussen de oorspronkelijke en de aangepaste kredieten wordt gemaakt.
  De instelling van openbaar nut maakt het ontwerp houdende aanpassing van de begroting samen met de toelichting over aan de toezichthoudende minister en aan de Minister van begroting. De begrotingsaanpassing wordt door de Regering goedgekeurd en aan het Parlement ter informatie overgemaakt.
  Indien de aanpassing binnen de begrotingscontrole vermeld in het derde lid plaatsheeft, worden de ontwerpen uiterlijk op 31 maart van het lopende begrotingsjaar ingediend.
  
Art.93. Etablissement des budgets et des ajustements budgétaires
  Le Gouvernement fixe les lignes directrices et les modalités d'établissement des budgets et des ajustements budgétaires.
  Le projet de budget est transmis au Ministre de tutelle et au Ministre du budget au plus tard le 30 septembre de l'année précédant l'année budgétaire. Si la transmission du projet de budget de l'organisme d'intérêt public n'est pas effectuée endéans ce délai, les paiements éventuels à charge du budget de l'Administration générale à l'adresse de l'organisme d'intérêt public sont suspendus.
  Un contrôle budgétaire a lieu chaque année au cours du premier trimestre en vue d'une adaptation éventuelle du budget. [1 D'autres contrôles et ajustements budgétaires sont possibles à tout moment jusqu'au décompte définitif conformément à l'article 43]1.
  L'ajustement du budget a lieu de la même manière que l'établissement du budget, dans le respect de la structure budgétaire décrite à l'article 91. Les différents tableaux du budget des recettes et du budget des dépenses sont actualisés; ils font la comparaison entre les crédits initiaux et les crédits ajustés.
  L'organisme d'intérêt public transmet le projet d'ajustement budgétaire au Ministre de tutelle et au Ministre du budget en même temps que les commentaires.
  Lorsque l'ajustement a lieu dans le cadre du contrôle budgétaire visé à l'alinéa 3, les projets sont transmis au plus tard le 31 mars de l'année budgétaire en cours.
  
Art.94. Voorlopige kredieten
  Indien de begroting van de instelling van openbaar nut niet voor 31 december van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat, goedgekeurd werd, kunnen de kredieten in het begrotingsontwerp ingediend door de instelling van openbaar nut worden benut, behalve voor nieuwe uitgaven die in de begroting van het voorafgaand jaar niet werden goedgekeurd.
Art.94. Crédits budgétaires provisoires
  Si le budget de l'organisme d'intérêt public n'est pas approuvé avant le 31 décembre de l'année précédant l'année budgétaire, les crédits du projet budgétaire déposé par l'organisme d'intérêt public peuvent être utilisés, sauf pour des dépenses nouvelles non approuvées par le budget de l'année précédente.
Art.95. Inlichting van de Regering
  De instelling van openbaar nut zendt elk kwartaal een overzicht van de uitvoering van de begroting toe aan de bevoegde minister.
Art.95. Information du Gouvernement
  Chaque trimestre, l'organisme d'intérêt public transmet au Ministre de tutelle et au Ministre du budget un aperçu de l'exécution du budget.
Art.96. Herverdeling van de allocaties
  Tijdens het begrotingsjaar [1 en tot de eindafrekening overeenkomstig artikel 43]1 kan de raad van beheer de kredieten over de allocaties van de uitgavenbegroting hervedelen. Bij elke herverdeling worden de kredietverhogingen volledig door kredietverminderingen gecompenseerd.
  Bij de vastleggingskredieten kunnen de kredieten van een programma over de allocaties van het programma worden herverdeeld. Indien de uitgavenbegroting enkel één indelingsniveau bevat, kunnen de vastleggingskredieten niet worden herverdeeld.
  Bij de ordonnanceringskredieten kunnen de begrotingskredieten over de allocaties van de begroting worden herverdeeld.
  Als de raad van beheer tot een herverdeling van de kredieten op de allocaties van de begroting van uitgaven overgaat, informeert hij de Regering.
  
Art.96. Nouvelle répartition des allocations
  Au cours de l'année budgétaire[1 et jusqu'au décompte définitif conformément à l'article 43]1, le conseil d'administration peut adapter la répartition des crédits budgétaires sur les allocations du budget des dépenses. A chaque nouvelle répartition, les augmentations de crédits sont entièrement compensées par des diminutions de crédits.
  Au niveau des crédits d'engagement, les crédits d'un programme peuvent être répartis autrement sur les allocations de ce programme. Lorsque le budget des dépenses ne comporte qu'un seul niveau de répartition, les crédits d'engagement ne peuvent pas faire l'objet d'une nouvelle répartition.
  Au niveau des crédits d'ordonnancement, les crédits budgétaires peuvent être répartis autrement sur les allocations du budget.
  Lorsque le conseil d'administration procède à une réaffectation des crédits budgétaires aux allocations du budget des dépenses, il en informe le Gouvernement.
  
Art.97. Ordonnateur
  De raad van beheer oefent de functies van ordonnateur uit. Hij kan deze bevoegdheid overdragen aan gedelegeerde ordonnateurs. De overdracht kan voorzien in de mogelijkheid van een nieuwe delegatie aan gesubdelegeerde ordonnateurs.
Art.97. L'ordonnateur
  Le conseil d'administration exerce la fonction d'ordonnateur. Il peut déléguer cette compétence à des ordonnateurs délégués. La délégation peut prévoir la possibilité d'une nouvelle délégation à des ordonnateurs subdélégués.
Art.98. Aanpassingen en correcties in de boekhouding
  De rekenplichtige kan aanpassingen blijven boeken totdat de algemene rekeningaflegging binnen de termijn bepaald in artikel 99 wordt overgemaakt. Deze aanpassingen hebben enkel betrekking op belangrijke gebeurtenissen die tijdens het desbetreffende boekjaar hebben plaatsgevonden en waarvan het ontstaan of de gevolgen op het tijdstip van de afsluiting van de rekeningen niet gekend waren.
  Correcties in de boekhouding ten gevolge van controle- en certificeringswerken van het Rekenhof, zoals bepaald in artikel 46, kunnen door de rekenplichtige worden verricht totdat het Rekenhof het controleverslag over de algemene rekeningaflegging in uitvoering van artikel 41 aan het Parlement heeft overgemaakt.
Art.98. Ajustements et corrections comptables
  Le comptable peut continuer à procéder à des ajustements comptables jusqu'à la transmission du compte d'exécution budgétaire et des comptes annuels dans les délais prévus à l'article 99. Ces ajustements se rapportent uniquement à des événements importants survenus au cours de l'exercice comptable concerné et dont la survenance ou les effets n'étaient pas connus au moment de la clôture des comptes.
  Les ajustements comptables découlant du travail de contrôle et de certification de la Cour des Comptes, tel que prévu à l'article 46, restent possibles dans le chef du comptable jusqu'à ce que la Cour des Comptes ait transmis au Parlement le rapport de contrôle relatif à la reddition générale des comptes en application de l'article 41.
Art.99. [1 Jaarrekening]1
  [1 Uiterlijk op 15 april van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt, zendt de rekenplichtige van de instelling van openbaar nut de jaarrekening overeenkomstig artikel 38 toe aan de toezichthoudende minister en aan de Minister van begroting.]1
  Na goedkeuring door de Regering maakt de Minister van begroting [1 de jaarrekening]1 over aan het Rekenhof. Deze overmaking heeft uiterlijk plaats op [1 30 april]1 van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt.
  [2 Indien de rekenplichtige van de instelling van openbaar nut overeenkomstig artikel 98, tweede lid, correcties in de boekhouding verricht, zendt hij - in afwijking van het eerste lid - het gecorrigeerde jaarverslag zelf toe aan het Rekenhof. Tegelijk zendt hij de Regering ter informatie een kopie van de gecorrigeerde jaarrekening. ]2
  
Art.99. [1 Comptes annuels]1
  [1 Pour le 15 avril de l'année suivant l'année budgétaire, le comptable de l'organisme d'intérêt public transmet les comptes annuels au ministre compétent et au Ministre du Budget, et ce, conformément à l'article 38.]1
  Après approbation par le Gouvernement, le Ministre du budget transmet [1 les comptes annuels]1 à la Cour des Comptes. La transmission a lieu au plus tard le [1 30 avril]1 de l'année suivant l'année budgétaire.
  [2 Par dérogation à l'alinéa 1er, le comptable de l'organisme d'intérêt public transmet lui-même les comptes annuels corrigés à la Cour des Comptes s'il procède à des corrections comptables conformément à l'article 98, alinéa 2. Il adresse simultanément une copie des comptes annuels corrigés au Gouvernement, pour information. ]2
  
Art. 99/1. [1 Jaarverslag
   Uiterlijk op [2 30 juni]2 van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt, zendt de gedelegeerde ordonnateur van de instelling van openbaar nut een jaarverslag over de activiteiten tijdens het afgelopen begrotingsjaar toe aan de toezichthoudende minister en aan de Minister van begroting. Indien de instelling van openbaar nut een beheerscontract met de Regering heeft gesloten, bevat het jaarverslag ook een beschrijving van de situatie qua uitvoering van dit beheerscontract.
   Na goedkeuring door de Regering zendt de Minister van Begroting het jaarverslag toe aan het Rekenhof. Deze toezending heeft uiterlijk plaats op [2 15 juli]2 van het jaar dat op het begrotingsjaar volgt.]1

  
Art. 99.1. [1 Rapport annuel
   Pour [2 le 30 juin]2 de l'année suivant l'année budgétaire, l'ordonnateur délégué de l'organisme d'intérêt public transmet au ministre de tutelle et au Ministre du Budget un rapport annuel sur les activités menées au cours de l'année budgétaire écoulée. Si l'organisme d'intérêt public a conclu un contrat de gestion avec le Gouvernement, le rapport annuel comprend également le rapport relatif à l'exécution dudit contrat.
   Après approbation par le Gouvernement, le Ministre du Budget transmet le rapport annuel à la Cour des comptes, et ce, au plus tard [2 le 15 juillet]2 de l'année suivant l'année budgétaire.]1

  
Art.101. Bedrijfsrevisor
  De Regering kan voor elke instelling van openbaar nut een of meerdere bedrijfsrevisoren aanduiden. De bedrijfsrevisor(en) kunnen binnen de in artikel 45 gedefinieerde interne auditdienst werkzaam worden.
  De bedrijfsrevisoren controleren de boekhouding en bevestigen de echtheid en nauwkeurigheid van de boekingen. Zij kunnen de boeken en bescheiden, de correspondentie, de proces-verbalen, de financiële situaties en over het algemeen alle boekhoudkundige verrichtingen inzien. Zij controleren de samenstelling van de goederen en voorwerpen van waarde die toebehoren aan de instelling van openbaar nut of die deze beheert of waarover zij beschikt. Zij komen niet tussenbeide in het beheer van de instelling van openbaar nut.
  De bedrijfsrevisoren zenden minstens één keer per jaar een verslag over de activa en passiva evenals over het bedrijfsresultaat van de instelling van openbaar nut toe aan de toezichthoudende minister, de Minister van begroting en de raad van beheer van de instelling. Zij informeren onverwijld over elke nalatigheid, elke onregelmatigheid en over het algemeen over elke situatie die de solventie en de liquiditeit van de instelling van openbaar nut in gevaar brengt.
Art.101. Réviseur d'entreprises
  Le Gouvernement peut désigner un ou plusieurs réviseurs d'entreprises pour chaque organisme d'intérêt public. Le ou les réviseurs d'entreprises peuvent intervenir dans le cadre du service d'audit interne défini à l'article 45.
  Les réviseurs d'entreprises vérifient la comptabilité et certifient la sincérité et la véracité des opérations comptables. Ils peuvent consulter tous les livres et documents comptables, la correspondance, les procès-verbaux, les situations financières et les opérations comptables en général. Ils vérifient la consistance des biens et des valeurs appartenant à l'organisme d'intérêt public ou gérés par lui ou dont il dispose. Ils n'interviennent pas dans la gestion de l'organisme d'intérêt public.
  Les réviseurs d'entreprises transmettent au Ministre de tutelle, au Ministre du budget et au conseil d'administration de l'organisme d'intérêt public au moins une fois par an, à l'occasion de l'établissement du bilan et du compte de résultat, un rapport sur la situation de l'actif et du passif ainsi que sur le résultat opérationnel de l'organisme d'intérêt public. Ils signalent immédiatement toute négligence, toute irrégularité et en général toute situation mettant en péril la solvabilité et la liquidité de l'organisme d'intérêt public.
Art.102. Personeel
  § 1. De Regering bepaalt het statuut van de personeelsleden en de personeelsformatie van de instellingen van openbaar nut.
  Onder voorbehoud van de bepalingen van het organieke decreet van de instelling van openbaar nut worden de personeelsleden door de raad van beheer benoemd, bevorderd en ontslaan.
  De instellingen van openbaar nut zenden op verzoek elke inlichting betreffende de loopbaan of de bezoldiging van hun personeelsleden toe aan de toezichthoudende minister, de Minister van begroting en de Minister van het openbaar ambt. Bij aanvragen van de Minister van begroting of de Minister van het openbaar ambt worden de inlichtingen ook overgemaakt aan de toezichthoudende minister.
  De Regering bepaalt met welke computersystemen het personeel van de instellingen van openbaar nut wordt beheerd.
  § 2. De Regering kan een instelling van openbaar nut machtigen tot deelneming in het pensioenssysteem dat werd ingevoerd door de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden.
Art.102. Personnel
  § 1er. Le Gouvernement fixe le statut du personnel des agents et l'organigramme des organismes d'intérêt public.
  Sous réserve des dispositions du décret organique de l'organisme d'intérêt public, les membres du personnel sont nommés, promus et licenciés par le conseil d'administration.
  Les organismes d'intérêt public transmettent sur demande au Ministre de tutelle, au Ministre du budget et au Ministre de la fonction publique toutes les informations relatives à la carrière ou la rémunération de leur personnel. Pour les demandes émanant du Ministre du budget ou du Ministre de la fonction publique, les informations sont également communiquées au Ministre de tutelle.
  Le Gouvernement décide des systèmes de traitement de données utilisés pour la gestion du personnel des organismes d'intérêt public.
  § 2. Le Gouvernement peut habiliter un organisme d'intérêt public à participer au système de pensions introduit par la loi du 28 avril 1958 relative à la pension des membres du personnel de certains organismes d'intérêt public et de leurs ayants droit.
TITEL III. - VERSCHILLENDE BEPALINGEN
TITRE III. - DISPOSITIONS DIVERSES
Art.103. Recht op toelagen en subsidies
  In afwijking van andersluidende voorschriften bestaat geen recht op de uitbetaling van toelagen en subsidies van welke aard dan ook, waarvan het jaarlijks bedrag 124 euro niet overschrijdt, met uitzondering van de toelagen en tegemoetkomingen aan natuurlijke personen.
  In afwijking van het eerste lid bestaat geen recht op de uitbetaling van toelagen :
  - die minder dan 2.500 euro bedragen voor de infrastructuurprojecten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1° tot 3°, 5° en 7° tot 10° van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur;
  - die minder dan 2.500 euro bedragen voor het infrastructuurproject bedoeld in artikel 2, eerste lid, 4°, van hetzelfde decreet, als de aanvrager een rechtspersoon is;
  - die minder dan 750 euro bedragen voor het infrastructuurproject bedoeld in artikel 2, eerste lid, 4°, van hetzelfde decreet, als de aanvrager een natuurlijke persoon is;
  - die minder dan 750 euro bedragen voor het infrastructuurproject bedoeld in artikel 2, eerste lid, 6°, van hetzelfde decreet;
  [1 - onder 20 euro voor de ondersteuning van voortgezette opleidingen.]1
  
Art.103. Droits au paiement de subventions et de subsides
  Par dérogation à toute prescription contraire, il n'existe pas de droit au paiement de subventions et subsides de toute nature dont le montant annuel ne dépasse pas 124 euros, à l'exception des subsides et allocations aux personnes physiques.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, il n'existe pas de droit au paiement de subsides
  - inférieurs à 2.500 EUR pour les projets d'infrastructure prévus à l'article 2, alinéa 1er, 1° à 3°, 5° et 7° à 10°, du décret du 18 mars 2002 relatif à l'infrastructure;
  - inférieurs à 2.500 EUR pour les projets d'infrastructure prévus à l'article 2, alinéa 1er, 4°, du même décret lorsque le demandeur est une personne morale de droit privé ou public;
  - inférieurs à 750 EUR pour les projets d'infrastructure prévus à l'article 2, alinéa 1er, 4°, du même décret, lorsque le demandeur est une personne physique;
  - inférieurs à 750 EUR pour les projets d'infrastructure prévus à l'article 2, alinéa 1er, 6°, du même décret;
  [1 - en-dessous de 20 euros pour la promotion de formations continues.]1
  
Art.104. Uitbetaling van toelagen en subsidies
  § 1. In afwijking van alle andersluidende regels, met uitzondering van de normen aangenomen door een hogere instantie, zullen alle uit te betalen [2 toelagen en dotaties voor werkings- en personeelskosten alsook voorschotten op toelagen en dotaties voor werkings- en personeelskosten waarvan het jaarlijkse bedrag in voorkomend geval vermoedelijk meer dan [3 10.000 euros]3 bedraagt]2 binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen in de vorm van twaalfden maandelijks uitbetaald worden, telkens vóór de 22e van de maand.
  [2 ...]2.
  § 2. [2 In afwijking van alle andersluidende voorschriften, met uitzondering van hogere normen, worden alle uit te betalen toelagen en dotaties voor werkings- en personeelskosten, alsook voorschotten op toelagen en dotaties voor werkings- en personeelskosten waarvan het jaarlijkse bedrag in voorkomend geval vermoedelijk meer dan [3 10.000 euros]3 bedraagt, binnen de perken van de daarvoor beschikbare begrotingsmiddelen volledig als eenmalig bedrag uitbetaald in het eerste kwartaal van het activiteitenjaar in kwestie.]2
  [2 ...]2.
  [2 ...]2.
  [1 § 3. Worden de voor een bepaald jaar uitbetaalde toelagen of dotaties niet waarheidsgetrouw gestaafd of wordt er niet aan de uitbetalingsvoorwaarden voldaan, dan kunnen de betrokken bedragen van de bedragen van het volgende jaar worden afgetrokken.]1
  [2 Indien het uitbetaalde bedrag hoger is dan de toelage die krachtens de eindafrekening had moeten worden betaald, kan het te veel betaalde bedrag afgehouden worden van de toelage van het volgende jaar.]2
  
Art.104. Paiement de subventions et de dotations
  § 1er. Par dérogation à toute règle contraire, à l'exception de normes fixées par des instances supérieures, [2 toutes les subventions et dotations pour frais de fonctionnement et de personnel, ainsi que les avances sur subventions et dotations pour frais de fonctionnement et de personnel dont le montant annuel éventuellement escompté dépasse [3 10.000 euros]3 euros, seront liquidées]2 mensuellement, par douzième, avant le 22 de chaque mois, dans les limites des différents crédits budgétaires disponibles.
  [2 ...]2.
  § 2. [2 Par dérogation à toute disposition contraire, exception faite de normes supérieures, toutes les subventions et dotations pour frais de fonctionnement et de personnel, ainsi que les avances sur subventions et dotations pour frais de fonctionnement et de personnel dont le montant annuel éventuellement escompté s'élève à [3 10.000 euros]3 au plus, seront - dans les limites des crédits budgétaires disponibles à cette fin - liquidées entièrement sous forme d'un montant unique, et ce, dans le courant du premier trimestre de l'année d'activités concernée.]2
  [2 ...]2.
  [2 ...]2.
  [1 § 3. Si les subventions ou dotations liquidées pour une année déterminée ne sont pas étayées par des justificatifs véritables ou si les conditions de liquidation ne sont pas remplies, les sommes concernées peuvent être déduites des montants de l'année suivante.]1
  [2 Si le montant liquidé est supérieur au montant de subventions dû, déterminé au terme du décompte final, la somme concernée peut être déduite des montants de l'année suivante.]2
  
Art.105. Beheerscontracten
  Voor een duur die naar gelang het geval moet worden vastgelegd, kan de Regering met inrichtingen of diensten die werkzaam zijn in het ambtsgebied van de Duitstalige Gemeenschap een beheerscontract afsluiten waarin de opdrachten van deze inrichtingen of diensten, de kadervoorwaarden voor de vervulling ervan alsmede de financiering ervan vastgelegd worden.
  Vóór de ondertekening moet elk beheerscontract aan het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap ter goedkeuring worden voorgelegd.
  [1 De verplichting vervat in het tweede lid geldt niet voor wijzigingen van beheerscontracten met inrichtingen of diensten die overeenkomstig artikel 57, § 2, tweede lid, gesubsidieerd worden, [2 waarbij via een addendum bij het beheerscontract het bedrag van de subsidie wordt aangepast of de looptijd eenmalig voor een jaar wordt verlengd]2. De Regering zendt het Parlement dan ter informatie een kopie van het aangepaste beheerscontract.]1
  
Art.105. Contrats de gestion
  Pour une période à définir à chaque fois, le Gouvernement peut conclure avec des institutions ou des services actifs sur le territoire de la Communauté germanophone un contrat de gestion dans lequel sont fixées les missions de ces institutions ou services, les conditions-cadres dans lesquelles elles doivent être assumées ainsi que leur financement.
  Avant sa signature, chaque contrat de gestion doit être soumis à l'approbation du Parlement de la Communauté germanophone.
  [1 Par dérogation à l'alinéa 2 sont exclues les modifications apportées à des contrats de gestion conclus avec des institutions ou services subsidiés conformément à l'article 57, § 2, alinéa 2, lorsque lesdites modifications [2 introduisent en conséquence une adaptation du montant du subside ou une prolongation unique d'un an par le biais d'un avenant]2 au contrat de gestion. En pareils cas, le Gouvernement transmet au Parlement, pour information, une copie du contrat de gestion adapté.]1
  
Art. 105.1. [1 Verwijzing naar ondersteuning
   De ontvangers van subsidies die structureel of projectgericht uitbetaald worden op grond van decreten, beheerscontracten of overeenkomsten, verwijzen hierbij overeenkomstig de door de Regering vastgestelde regels naar de ondersteuning die ze van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen.]1

  
Art. 105.1. [1 Indication du soutien
   Les bénéficiaires de subsides qui sont liquidés, de manière structurelle ou par projet, conformément à des décrets, contrats de gestion ou conventions, indiquent à cet effet le soutien de la Communauté germanophone, et ce, conformément aux prescriptions fixées par le Gouvernement.]1

  
Art. 105.2. [1 Wetgeving inzake overheidsopdrachten
   Als de ontvanger van subsidies die op grond van decreten, beheerscontracten of overeenkomsten structureel of projectgebonden worden uitbetaald, onder de wetgeving inzake overheidsopdrachten valt, kan de Regering die subsidies geheel of gedeeltelijk terugvorderen als de subsidieontvanger bij de gunning van de gesubsidieerde opdrachten voor werken, leveringen of diensten de voormelde wetgeving schendt.]1

  
Art. 105.2. [1 Législation sur les marchés publics
   Si le bénéficiaire de subsides liquidés de manière structurelle ou en lien avec des projets sur la base de décrets, contrats de gestion ou conventions est soumis à la législation sur les marchés publics, le Gouvernement peut récupérer ces subventions en tout ou partie si ledit bénéficiaire, lors de la passation des marchés de travaux, fournitures ou services subsidiés, enfreint les dispositions de ladite législation.]1

  
TITEL IV. - SLOTBEPALINGEN
TITRE IV. - DISPOSITIONS FINALES
Art.106. Voorafgaande begrotingsjaren
  De opstelling en overmaking van de algemene rekeningaflegging en van de balans van de rekeningen van de rekenplichtigen voor de begrotingsjaren die aan de inwerkingtreding van dit decreet voorafgaan, blijft onderworpen aan de wetgeving die op dit tijdstip van toepassing was.
Art.106. Années budgétaires antérieures
  L'établissement et la transmission de la reddition générale des comptes et des balances de comptes des comptables pour les années budgétaires antérieures à l'entrée en vigueur du présent décret restent soumis à la législation applicable à l'époque.
Art.107. Openingsbalans
  Tijdens de indiening van het eerste ontwerp van begroting volgens de bepalingen van dit decreet stellen de bevoegde ministers en de begrotingsminister een openingsbalans voor alle instellingen op.
  In deze openingsbalans :
  1. worden de activa, de overlopende rekeningen en de schulden opgenomen die per 31 december 2009 in de balans van de rekeningen van de rekeningplichtigen staan; de activa en de schulden moeten worden geschat;
  2. worden de schuldvorderingen en verbintenissen die per 31 december 2009 in de balans van de rekeningen van de rekeningplichtigen staan individueel geregistreerd en geschat;
  3. wordt het saldo van elke per 31 december 2009 uitstaande verbintenis opgegeven;
  4. stemmen de per 1 januari 2010 te boeken tegoeden overeen met de door de geldinstituten op basis van rekeninguittreksels bevestigde bedragen;
  5. stemmen de materiële en geldelijke tegoeden overeen met de bedragen van de kasstaten die de rekeningplichtigen per 31 december 2009 hebben opgemakt.
Art.107. Bilan d'ouverture
  Lors du dépôt du premier projet de budget conformément aux dispositions du présent décret, les Ministres concernés ainsi que le Ministre du budget établissent pour l'ensemble des institutions un bilan d'ouverture.
  Lors de ce bilan d'ouverture,
  1. les éléments d'actifs, les comptes de régularisation et les dettes figurant dans les balances de comptes des comptables au 31 décembre 2009 sont repris, avec évaluation des éléments d'actifs et des dettes;
  2. les créances et les engagements figurant dans les balances de comptes des comptables au 31 décembre 2009 sont recensés et évalués individuellement,
  3. le solde de tout engagement non honoré au 31 décembre 2009 est repris;
  4. les avoirs à inscrire le 1er janvier 2010 correspondent aux montants certifiés par les organismes financiers sur la base d'extraits de comptes;
  5. les avoirs réels et les avoirs en espèces correspondent aux montants des relevés de caisse effectués le 31 décembre 2009 par les comptables.
Art. 107.1. [1 Overgangsbepaling.
   Niettegenstaande elke strijdige bepaling kan de Regering voor de toelagen en dotaties die ten laste van de begroting 2009 moeten worden uitbetaald, de uitbetalingsmodaliteiten zodanig vastleggen dat de voor het begrotingsjaar 2009 bepaalde toelage of dotatie ten laatste op 31 december 2009 volledig zal worden uitbetaald.]1

  
Art. 107.1. [1 Disposition transitoire.
   Pour les subventions et dotations à liquider à charge du budget 2009, le Gouvernement peut, nonobstant toute disposition contraire, fixer les modalités de liquidation de manière à ce que la subvention ou dotation déterminée pour l'année budgétaire 2009 soit complètement liquidée pour le 31 décembre 2009 au plus tard.]1

  
Art.108. Wijzigende bepaling
  Artikel 7, § 5 van de wet van 18 februari 1977 houdende de bepalingen betreffende de openbare Radio- en Televisiedienst, gewijzigd door het decreet van 27 juni 1986, wordt opgeheven.
Art.108. Disposition modificative
  L'article 7, § 5, de la loi du 18 février 1977 portant certaines dispositions relatives au service public de la Radiodiffusion et de la Télévision, modifié par le décret du 27 juin 1986, est abrogé.
Art.109. Wijzigende bepaling
  In artikel 1 van het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap wordt een vierde lid luidend als volgt ingevoegd :
  "Het Centrum is een instelling van openbaar nut in de zin van artikel 87 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap en is onderworpen aan de bepalingen van dat decreet."
Art.109. Disposition modificative
  A l'article 1er du décret du 27 juin 1986 relatif au Centre belge pour la Radiodiffusion-Télévision de la Communauté germanophone, il est inséré un quatrième alinéa libellé comme suit :
  " Le Centre est un organisme d'intérêt public conformément à l'article 87 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone et est soumis aux dispositions de ce décret. "
Art.110. Wijzigende bepaling
  Artikel 34, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd door de decreten van 16 oktober 1995 en van 7 januari 2002, wordt als volgt vervangen :
  "§ 2. Het Centrum richt een reserverekening volgens artikel 100 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap in. Het maximumbedrag van de reserve wordt vastgelegd op 1.250.000 euro."
Art.110. Disposition modificative
  L'article 34, § 2, du même décret, modifié par les décrets du 16 octobre 1995 et du 7 janvier 2002, est remplacé comme suit :
  " § 2. Le Centre instaure des comptes de réserve conformément à l'article 100 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone. Le plafond de la réserve ainsi comptabilisée est fixé à 1.250.000 euros. "
Art.111. Wijzigende bepaling
  Artikel 35 van hetzelfde decreet, gewijzigd door de decreten van 16 oktober 1995 en 8 november 2004, wordt opgeheven.
Art.111. Disposition modificative
  L'article 35 du même décret, modifié par les décrets du 16 octobre 1995 et du 8 novembre 2004, est abrogé.
Art.112. Wijzigende bepaling
  In artikel 1, eerste lid, van het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle für Personen mit einer Behinderung" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor personen met een handicap), gewijzigd door het decreet van 29 juni 1998, wordt de tweede zin als volgt vervangen : "De dienst bezit rechtspersoonlijkheid en behoort tot de instellingen van openbaar nut in de zin van artikel 87 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap. Hij is onderworpen aan de bepalingen van dat decreet."
Art.112. Disposition modificative
  A l'article 1er, alinéa 1er, du décret du 19 juin 1990 portant création d'un Office de la Communauté germanophone pour les personnes handicapées, modifié par le décret du 29 juin 1998, la deuxième phrase est remplacée par ce qui suit : " Le service possède la personnalité juridique et fait partie des organismes d'intérêt public conformément à l'article 87 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone. Il est soumis aux dispositions de ce décret. "
Art.113. Wijzigende bepaling
  In artikel 17 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid opgeheven.
  In het tweede lid van dezelfde artikel worden in de eerste zin de woorden "Het personeel is ook onderworpen" vervangen door de woorden "Het personeel van de Dienst met inbegrip van de directeur zijn onderworpen".
Art.113. Disposition modificative
  A l'article 17 du même décret, l'alinéa 1er est abrogé.
  A l'alinéa 2 du même article, dans la première partie de phrase, les mots " Ils sont également soumis " sont remplacés par les mots " Les membres du personnel de l'Office, y compris le directeur, sont soumis ".
Art.114. Wijzigende bepaling
  Artikel 33bis van hetzelfde decreet, ingevoegd door het decreet van 29 juni 1998 en gewijzigd door het decreet van 7 januari 2002 wordt als volgt vervangen :
  "Art. 33bis. De Dienst richt een reserverekening volgens artikel 100 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap in. Het maximumbedrag van de reserve wordt vastgelegd op 1.250.000 euro."
Art.114. Disposition modificative
  L'article 33bis du même décret, inséré par le décret du 29 juin 1998 et modifié par le décret du 7 janvier 2002, est remplacé comme suit :
  " Art. 33bis. L'Office instaure des comptes de réserve conformément à l'article 100 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone. Le plafond de la réserve ainsi comptabilisée est fixé à 1.250.000 euros. "
Art.115. Wijzigende bepaling
  Artikel 16 en artikel 39 van hetzelfde decreet worden opgeheven.
Art.115. Disposition modificative
  Les articles 16 et 39 du même décret sont abrogés.
Art.116. Wijzigende bepaling
  In artikel 15 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en in Kleine en Middelgrote Ondernemingen wordt het eerste lid als volgt vervangen :
  "Onder de benaming "Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in kleineren und mittleren Unternehmen" wordt een instelling van openbaar nut in de zin van artikel 87 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap opgericht. Het instituut is onderworpen aan de bepalingen van dat decreet."
Art.116. Disposition modificative
  A l'article 15 du décret du 16 décembre 1991 relatif à la formation et à la formation continue dans les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises, le premier alinéa est remplacé comme suit :
  " Il est créé, sous la dénomination "Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in kleinen und mittleren Unternehmen", un organisme d'intérêt public conformément à l'article 87 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone. L'Institut est soumis aux dispositions de ce décret.
Art.117. Wijzigende bepaling
  Artikel 38bis van hetzelfde decreet, ingevoegd door het decreet van 29 juni 1998 en gewijzigd door het decreet van 7 januari 2002 wordt als volgt vervangen :
  "Art. 38bis. Het instituut richt een reserverekening volgens artikel 100 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap in. Het maximumbedrag van de reserve wordt vastgelegd op 400.000 euro."
Art.117. Disposition modificative
  L'article 38bis du même décret, inséré par le décret du 29 juin 1998 et modifié par le décret du 7 janvier 2002, est remplacé comme suit :
  " Art. 38bis. L'Institut instaure des comptes de réserve conformément à l'article 100 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone. Le plafond de la réserve ainsi comptabilisée est fixé à 400.000 euros. "
Art.118. Wijzigende bepaling
  De artikels 24 tot 26, artikel 35, tweede lid, en artikel 45 van hetzelfde decreet worden opgeheven.
Art.118. Disposition modificative
  Les articles 24 à 26, l'article 35, alinéa 2, et l'article 45 du même décret sont abrogés.
Art.119. Wijzigende bepaling
  In artikel 7 van het decreet van 20 december 1999 tot wijziging van het decreet van 21 januari 1991 houdende afschaffing en reorganisatie van begrotingsfondsen en tot oprichting van een "Sport-, Freizeit- und Touristikzentrum Worriken" (Sport-, Vrijetijds- en Toerismecentrum van Worriken), dienst met autonoom beheer, worden in de eerste deel van de zin de woorden "Met toepassing van artikel 140 van het Koninklijk Besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit " vervangen door de woorden "In uitvoering van artikel 74 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap."
Art.119. Disposition modificative
  A l'article 7 du décret du 20 décembre 1999 modifiant le décret du 21 janvier 1991 portant suppression et réorganisation des fonds budgétaires et instituant le " Sport-, Freizeit- und Touristikzentrum Worriken ", service à gestion séparée, dans la première partie de phrase, les mots " En application de l'article 140 de l'arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l'État " sont remplacés par les mots " En application de l'article 74 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone ".
Art.120. Wijzigende bepaling
  De artikel 8bis, derde lid, en de artikel 10 van hetzelfde decreet worden opgeheven.
Art.120. Disposition modificative
  L'articles 8bis, alinéa 3, et l'article 10 du même décret sont abrogés.
Art.121. Wijzigende bepaling
  Artikel 1, tweede lid, van het decreet van 17 januari 2000 tot oprichting van een dienst voor arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap wordt als volgt vervangen :
  "De Dienst is een instelling van openbaar nut in de zin van artikel 87 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap en is onderworpen aan de bepalingen van dat decreet."
Art.121. Disposition modificative
  L'article 1er, alinéa 2, du décret du 17 janvier 2000 portant création d'un Office de l'emploi en Communauté germanophone est remplacé comme suit :
  " L'Office de l'emploi est un organisme d'intérêt public conformément à l'article 87 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone et est soumis aux dispositions de ce décret.
Art.122. Wijzigende bepaling
  Artikel 16 van hetzelfde decreet, gewijzigd door het decreet van 7 januari 2002 wordt als volgt vervangen :
  "Art. 16. De Dienst richt een reserverekening volgens artikel 100 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap in. Het maximumbedrag van de reserve wordt vastgelegd op 620.000 euro."
Art.122. Disposition modificative
  L'article 16 du même décret, modifié par le décret du 7 janvier 2002, est remplacé comme suit :
  " Art. 16. L'Office instaure des comptes de réserve conformément à l'article 100 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone. Le plafond de la réserve ainsi comptabilisée est fixé à 620.000 euros. "
Art.123. Wijzigende bepaling
  Artikel 4, § 5, en de artikels 14 en 19 van hetzelfde decreet worden opgeheven.
Art.123. Disposition modificative
  L'article 4, § 5, ainsi que les articles 14 et 19 du même décret sont abrogés.
Art.124. Wijzigende bepaling
  Artikel 55 van het programmadecreet 2000 van 23 oktober 2000 wordt opgeheven.
Art.124. Disposition modificative
  L'article 55 du décret-programme 2000 du 23 octobre 2000 est abrogé.
Art.125. Wijzigende bepaling
  Artikel 24, eerste lid, van het programmadecreet 2001 van 7 januari 2002 wordt als volgt vervangen :
  "In uitvoering van artikel 74 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap wordt een dienst met afzonderlijk beheer onder de benaming "Medienzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft" opgericht."
Art.125. Disposition modificative
  L'article 24, alinéa 1er, du décret-programme 2001 du 7 janvier 2002 est remplacé comme suit :
  " En application de l'article 74 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone, il est créé un service à gestion séparée sous l'appellation "Medienzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft" ".
Art.126. Wijzigende bepaling
  In artikel 25 van hetzelfde decreet, gewijzigd door het decreet van 1 maart 2004, wordt de paragraaf 1 opgeheven.
Art.126. Disposition modificative
  A l'article 25 du même décret, modifié par le décret du 1er mars 2004, le paragraphe 1er est abrogé.
Art.127. Wijzigende bepaling
  In artikel 110, eerste lid, 4° van het decreet van 27 juni 2005 over de radio-omroep en de filmvoorstellingen, ingevoegd door het decreet van 25 juni 2007, worden de woorden "van artikel 2 van het programmadecreet van 4 maart 1996" door de woorden "van artikel 104, § 1, tweede lid, van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap" vervangen.
Art.127. Disposition modificative
  A l'article 110, alinéa 1er, 4°, du décret du 27 juin 2005 sur la radiodiffusion et les représentations cinématographiques, inséré par le décret du 25 juin 2007, les mots " à l'article 2 du décret-programme du 4 mars 1996 " sont remplacés par les mots " à l'article 104, § 1er, alinéa 2 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone ".
Art.128. Wijzigende bepaling
  Volgende bepalingen worden opgeheven :
  - de artikels 1, 2 en 2bis van het programmadecreet van 4 maart 1996, gewijzigd door de decreten van 23 oktober 2000, 7 januari 2002, 3 februari 2003 en 21 maart 2005;
  - artikel 6 van het programmadecreet van 3 februari 2003;
  - artikel 32 van het programmadecreet van 20 februari 2006.
Art.128. Disposition modificative
  Les dispositions suivantes sont abrogées :
  - les articles 1, 2 et 2bis du décret-programme du 4 mars 1996, modifié par les décrets du 23 octobre 2000, du 3 février 2003 et du 21 mars 2005;
  - l'article 6 du décret-programme du 3 février 2003;
  - l'article 32 du décret-programme du 20 février 2006.
Art.129. Opheffende bepaling
  De wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut wordt opgeheven voor de in artikel 87, § 2, vermelde instellingen van openbaar nut.
Art.129. Disposition abrogatoire
  La loi du 16 mars 1954 relative au contrôle de certains organismes d'intérêt public est abrogée pour les organismes d'intérêt public visés à l'article 87, § 2.
Art.130. Opheffende bepaling
  De wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd door het Koninklijk Besluit van 17 juli 1991, worden opgeheven.
Art.130. Disposition abrogatoire
  Les lois sur la comptabilité de l'État, coordonnées par l'arrêté royal du 17 juillet 1991, sont abrogées.
Art. 131. Inwerkingtreding
  Het onderhavig decreet treedt in werking op 1 januari 2010.
Art. 131. Entrée en vigueur
  Le présent décret entre en vigueur le 1er janvier 2010.