Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
11 MEI 2009. - [Decreet over het Centrum voor bevorderingspedagogiek, ter verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen, evenals ter aanmoediging van de ondersteuning van leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen] (Opschrift vervangen door ERRATUM, zie B.St. 18-11-2011, Ed. 2, p. 68758) (Tekst vervangen door Erratum, B.St. 18-11-2011, Ed. 2, p. 68758-68795) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-08-2009 en tekstbijwerking tot 07-02-2024)
Titre
11 MAI 2009. - [Décret relatif au Centre de pédagogie de soutien, visant l'amélioration du soutien pédagogique spécialisé dans les écoles ordinaires et spécialisées et encourageant le soutien des élèves à besoins spécifiques ou en difficulté d'adaptation ou d'apprentissage dans les écoles ordinaires et spécialisées] (Intitulé remplacé par ERRATUM, voir M.B. 08-03-2012, p. 14283) (Texte remplacé par ERRATUM, voir M.B. 08-03-2012, p. 14283-14317)(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 04-08-2009 et mise à jour au 07-02-2024)
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
TITEL I. - Algemene bepalingen TITEL II. - Het Centrum voor bevorderingspedago... HOOFDSTUK I. - Oprichting en taken HOOFDSTUK II. - Adviescomité HOOFDSTUK III. - Pedagogische Raad HOOFDSTUK IV. - Lestijden- en urenpakket TITEL III. - Verbetering van de gespecialiseerd... Titel IV. - Hulp bij de ondersteuning van leerl... TITEL V. - Wijziging van verschillende bepalingen HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk bes... HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 22 jun... HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk b... HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk be... HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk bes... HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk be... HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk b... HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk ... HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het koninklijk be... HOOFDSTUK X. - Wijziging van het koninklijk bes... HOOFDSTUK XI. - Wijziging van de wet van 6 juli... HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het koninklijk b... HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het koninklijk ... HOOFDSTUK XIV. - Wijziging van het koninklijk b... HOOFDSTUK XV. - Wijziging van het koninklijk be... HOOFDSTUK XVI. - Wijziging van het koninklijk b... HOOFDSTUK XVII. - Wijziging van het koninklijk ... HOOFDSTUK XVIII. - Wijziging van het koninklijk... HOOFDSTUK XIX. - Wijziging van het koninklijk b... HOOFDSTUK XX. - Wijziging van het koninklijk be... HOOFDSTUK XXI. - Wijziging van het koninklijk b... HOOFDSTUK XXII. - Wijziging van het koninklijk ... HOOFDSTUK XXIII. - Wijziging van het koninklijk... HOOFDSTUK XXIV. - Wijziging van het koninklijk ... HOOFDSTUK XXV. - Wijziging van het decreet van ... HOOFDSTUK XXVI. - Wijziging van het koninklijk ... HOOFDSTUK XXVII. - Wijziging van het decreet va... HOOFDSTUK XXVIII. - Wijziging van het decreet v... HOOFDSTUK XXIX. - Wijziging van het decreet van... HOOFDSTUK XXX. - Wijziging van het decreet van ... HOOFDSTUK XXXI. - Wijziging van het decreet van... HOOFDSTUK XXXII. - Wijziging van het decreet va... HOOFDSTUK XXXIII. - Wijziging van het decreet v... HOOFDSTUK XXXIV. - Wijziging van het decreet va... HOOFDSTUK XXXV. - Wijziging van het decreet van... HOOFDSTUK XXXVI. - Wijziging van het decreet va... HOOFDSTUK XXXVII. - Wijziging van het decreet v... HOOFDSTUK XXXVIII. - Wijziging van het decreet ... HOOFDSTUK XXXIX. - Wijziging van het decreet va... HOOFDSTUK XL. - Wijziging van het decreet van 2... Titel VI. - Slotbepalingen
Table des matières
TITRE Ier. - Dispositions générales TITRE II. - Le Centre de pédagogie de soutien CHAPITRE Ier. - Création et missions CHAPITRE II. - Conseil consultatif CHAPITRE III. - Conseil pédagogique CHAPITRE IV. - Capital périodes TITRE III. - Amélioration du soutien pédagogiqu... TITRE IV. - Aide au soutien accordé aux élèves ... TITRE V. - Modification de différentes disposit... CHAPITRE Ier. - Modification de l'arrêté royal ... CHAPITRE II. - Modification de la loi du 22 jui... CHAPITRE III. - Modification de l'arrêté royal ... CHAPITRE IV. - Modification de l'arrêté royal d... CHAPITRE V. - Modification de l'arrêté royal du... CHAPITRE VI. - Modification de l'arrêté royal d... CHAPITRE VII. - Modification de l'arrêté royal ... CHAPITRE VIII. - Modification de l'arrêté royal... CHAPITRE IX. - Modification de l'arrêté royal d... CHAPITRE X. - Modification de l'arrêté royal du... CHAPITRE XI. - Modification de la loi du 6 juil... CHAPITRE XII. - Modification de l'arrêté royal ... CHAPITRE XIII. - Modification de l'arrêté royal... CHAPITRE XIV. - Modification de l'arrêté royal ... CHAPITRE XV. - Modification de l'arrêté royal d... CHAPITRE XVI. - Modification de l'arrêté royal ... CHAPITRE XVII. - Modification de l'arrêté royal... CHAPITRE XVIII. - Modification de l'arrêté roya... CHAPITRE XIX. - Modification de l'arrêté royal ... CHAPITRE XX. - Modification de l'arrêté royal d... CHAPITRE XXI. - Modification de l'arrêté royal ... CHAPITRE XXII. - Modification de l'arrêté royal... CHAPITRE XXIII. - Modification de l'arrêté roya... CHAPITRE XXIV. - Modification de l'arrêté royal... CHAPITRE XXV. - Modification du décret du 21 dé... CHAPITRE XXVI. - Modification de l'arrêté royal... CHAPITRE XXVII. - Modification du décret du 27 ... CHAPITRE XXVIII. - Modification du décret du 18... CHAPITRE XXIX. - Modification du décret du 17 j... CHAPITRE XXX. - Modification du décret du 31 ao... CHAPITRE XXXI. - Modification du décret du 14 d... CHAPITRE XXXII. - Modification du décret du 26 ... CHAPITRE XXXIII. - Modification du décret du 16... CHAPITRE XXXIV. - Modification du décret du 24 ... CHAPITRE XXXV. - Modification du décret du 29 m... CHAPITRE XXXVI. - Modification du décret du 19 ... CHAPITRE XXXVII. - Modification du décret du 17... CHAPITRE XXXVIII. - Modification du décret du 2... CHAPITRE XXXIX. - Modification du décret du 26 ... CHAPITRE XL. - Modification du décret du 21 avr... TITRE VI. - Dispositions finales
Tekst (261)
Texte (261)
TITEL I. - Algemene bepalingen
TITRE Ier. - Dispositions générales
Artikel 1. Toepassingsgebied
  Dit decreet is van toepassing op het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt.
Article 1. Champ d'application.
  Le présent décret s'applique à l'enseignement ordinaire et spécialisé organisé ou subventionné par la Communauté germanophone.
Art.2. Persoonsnamen
  De persoonsnamen in dit decreet gelden voor beide geslachten.
Art.2. Qualifications.
  Dans le présent décret, les qualifications s'appliquent aux deux sexes.
Art.3. Meerderjarigheid
  Vanaf de dag waarop een leerling meerderjarig wordt, gelden de in dit decreet vastgelegde rechten en plichten van de personen belast met de opvoeding ten aanzien van de leerling. Elke minderjarige leerling heeft het recht overeenkomstig zijn beoordelingsvermogen zijn mening te uiten over zaken die hem aanbelangen.
Art.3. Majorité.
  A dater du jour où un élève est majeur, les droits et devoirs des personnes chargées de l'éducation tels que fixés dans le présent décret s'appliquent à lui; chaque élève mineur d'âge a le droit de donner son avis quant aux questions qui le touchent en fonction de son discernement.
Art.4. Definities
  Voor de toepassing van dit decreet verstaat men onder :
  1. gewone school : inrichting voor vorming en opvoeding van het gewoon onderwijs die door een inrichtingshoofd wordt geleid en waar de leerlingen onderwezen worden volgens een studieprogramma dat door de Regering is vastgelegd of goedgekeurd, waarbij de onderwijsdoelstellingen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften kunnen worden aangepast;
  2. gespecialiseerde school : inrichting voor vorming en opvoeding van het gespecialiseerd onderwijs die door een inrichtingshoofd wordt geleid en waar de leerlingen geheel of gedeeltelijk worden onderwezen volgens een studieprogramma dat door de Regering is vastgelegd of goedgekeurd;
  3. centrum voor bevorderingspedagogiek : samenvoeging van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde scholen voor gespecialiseerd onderwijs tot een organisatorische en pedagogische eenheid van het gemeenschapsonderwijs;
  4. plaats waar de ondersteuning wordt aangeboden : gewone school of gespecialiseerde school waar de leerling gespecialiseerde pedagogische ondersteuning krijgt;
  5. inrichtende macht : rechts- of natuurlijke persoon die de rechtelijke verantwoordelijkheid voor de oprichting, de organisatie en het bestuur van één of meerdere scholen op zich neemt en die prestaties verleent die eigen zijn aan het beheer van een school;
  6. personen belast met de opvoeding : personen die krachtens de wet of een gerechtelijke beslissing het ouderlijke gezag over het kind of de jongere uitoefenen;
  7. integratieproject : scolarisatie van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs waarbij middelen op maat worden ingezet, ongeacht of het gaat om personeelsmiddelen, materiële middelen of didactische middelen voor gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;
  8. betrekkingenpakket : aantal betrekkingen waarover een school beschikt;
  9. pedagogische ondersteuning : gedifferentieerde onderwijs- en opvoedingsmaatregelen op maat die aan de ondersteuningsbehoefte van een bepaalde leerling beantwoorden;
  10. gespecialiseerde pedagogische ondersteuning : stimulering van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften op basis van een individueel ondersteuningsplan in gespecialiseerde of gewone scholen. Deze ondersteuning heeft tot doel leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden bij het leren van schoolse, sociale en maatschappelijke vaardigheden te ondersteunen en te stimuleren. Ze biedt de leerlingen hulp en oriëntering bij het overnemen van waarden, instellingen en houdingen.
Art.4. Définitions.
  Pour l'application du présent décret, l'on entend par :
  1° école ordinaire : l'établissement de formation et d'éducation de l'enseignement ordinaire placé sous la direction d'un chef d'établissement et où est dispensé un enseignement conforme au programme d'études fixé ou approuvé par le Gouvernement, les objectifs de l'enseignement pouvant être adaptés pour des élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé;
  2° école spécialisée : l'établissement de formation et d'éducation de l'enseignement spécialisé placé sous la direction d'un chef d'établissement et où est dispensé aux élèves un enseignement conforme en tout ou partie à un programme d'études fixé ou approuvé par le Gouvernement;
  3° centre de pédagogie de soutien (Zentrum für Förderpädagogik) : la fusion des écoles spécialisées organisées par la Communauté germanophone en une unité organisationnelle et pédagogique dont le pouvoir organisateur est l'enseignement communautaire;
  4° lieu de soutien : l'école ordinaire ou spécialisée où l'élève bénéficie d'un soutien pédagogique spécialisé;
  5° pouvoir organisateur : la personne morale ou physique juridiquement responsable de la création, de l'organisation et de la gestion d'une ou de plusieurs écoles et qui fournit ses propres prestations pour l'entretien de l'école;
  6° personnes chargées de l'éducation : les personnes qui exercent l'autorité parentale vis-à-vis de l'enfant ou du jeune, soit de plein droit soit à la suite d'un jugement;
  7° projet d'intégration : la scolarisation d'un élève nécessitant un soutien pédagogique spécialisé dans l'enseignement ordinaire moyennant la mise en oeuvre de moyens de soutien fixés individuellement, qu'il s'agisse de moyens humains, matériels ou didactiques de soutien pédagogique spécialisé;
  8° capital emplois : le nombre d'emplois dont dispose une école;
  9° mesures de soutien pédagogique : les mesures d'enseignement et d'éducation différenciées et individualisées qui répondent au soutien dont a besoin un élève déterminé;
  10° soutien pédagogique spécialisé : le soutien d'élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé conformément à un plan de soutien individuel, dans des écoles spécialisées ou ordinaires. Il vise à soutenir et à encourager, dans l'apprentissage d'aptitudes scolaires, sociales et sociétales, les élèves à besoins spécifiques ou en difficulté d'adaptation ou d'apprentissage. Il aide et oriente les élèves lors de l'acquisition de valeurs, d'attitudes et de comportements.
TITEL II. - Het Centrum voor bevorderingspedagogiek
TITRE II. - Le Centre de pédagogie de soutien
HOOFDSTUK I. - Oprichting en taken
CHAPITRE Ier. - Création et missions
Art.5. Oprichting
  Onder de naam Centrum voor bevorderingspedagogiek wordt een dienst met afzonderlijk beheer opgericht. Daartoe fuseren in het gemeenschapsonderwijs de Basisschool voor Gedifferentieerd Onderwijs van Elsenborn-Sankt Vith en het Instituut voor Buitengewoon Onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap in Eupen.
  Het Centrum voor bevorderingspedagogiek bestaat uit een afdeling basisonderwijs, een afdeling secundair onderwijs en een internaat.
Art.5. Création.
  Un service à gestion séparée est créé sous la dénomination "Zentrum für Förderpädagogik" (Centre de pédagogie de soutien). A cette fin, la "Grundschule für differenzierten Unterricht Elsenborn-Sankt Vith" (l'école fondamentale pour l'enseignement différencié) et l'"Institut der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Sonderunterricht Eupen" (l'Institut de la Communauté germanophone pour l'enseignement spécial) sont fusionnés dans l'enseignement communautaire.
  Le Centre de pédagogie de soutien se compose d'une section fondamentale, d'une section d'enseignement secondaire et d'un internat.
Art. 6.. Opdrachten
  Het Centrum voor bevorderingspedagogiek zorgt, samen met de gespecialiseerde scholen van het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde onderwijs, voor de basisvoorzieningen inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de Duitstalige Gemeenschap. Het heeft in het bijzonder de volgende taken :
  1. gespecialiseerd basisonderwijs en gespecialiseerd secundair onderwijs verstrekken;
  2. de maatregelen inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de integratieprojecten coördineren;
  3. hulp en advies verlenen bij het opstellen van individuele ondersteuningsplannen;
  4. personeel dat onderlegd is in het verlenen van gespecialiseerde pedagogische ondersteuning ter beschikking stellen van de gewone scholen;
  5. de gewone scholen en de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's adviseren en begeleiden bij vragen omtrent pedagogische ondersteuning;
  6. hulp verlenen bij de uitbreiding van de methodisch-didactische, pedagogische en psychologische competenties [3 van de gewone scholen, de gespecialiseerde scholen en]3 van de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;
  7. hulp verlenen bij de integratie van leerlingen in het arbeidsproces en integratieve stages in ondernemingen organiseren;
  [1 8° het onderwijs voor zieke kinderen;
   9° de begeleiding van leerlingen die wegens bijzondere moeilijkheden gedurende enige tijd de gewone lessen niet meer volgen en sociaal-pedagogische begeleiding moeten krijgen om zo snel mogelijk weer aan het dagelijkse schoolleven te kunnen deelnemen;
   10° organisatie en uitvoering van maatregelen om de competenties inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning bij de personeelsleden in het onderwijs uit te breiden;
   11° adviseren en begeleiden op het gebied van intercultureel onderwijs en taalonderwijs;
   12° meewerken aan de ontwikkeling van concepten inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning en aan de sturing van de uitvoering van die concepten.]1

  Voor het vervullen van die taken werkt het Centrum voor bevorderingspedagogiek samen met alle partners die actief zijn op het gebied van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning, in het bijzonder met de [2 [4 door de Regering bepaalde dienst]4]2.
  
Art.6. Missions.
  Il revient au Centre de pédagogie de soutien d'assurer en collaboration avec les écoles spécialisées de l'enseignement organisé et subventionné par la Communauté germanophone le soutien pédagogique spécialisé de base en Communauté germanophone. Il remplit notamment les missions suivantes :
  1° dispenser l'enseignement spécialisé au niveau fondamental et secondaire;
  2° coordonner les mesures de soutien pédagogique spécialisé dans les projets d'intégration;
  3° aider et conseiller lors de l'élaboration de plans de soutien individuels;
  4° mettre à la disposition des écoles ordinaires des spécialistes en soutien pédagogique spécialisé;
  5° conseiller et encadrer les écoles ordinaires et les centres de formation et de formation continue dans les classes moyennes et les PME pour les questions relatives au soutien pédagogique;
  6° fournir de l'aide au niveau du soutien pédagogique spécialisé lors de l'élargissement des compétences didactico-méthodologiques, pédagogiques et psychologiques [3 des écoles ordinaires et spécialisées ainsi que]3 des centres de formation et de formation continue dans les Classes moyennes et les P.M.E.;
  7° fournir de l'aide lors de l'intégration professionnelle des élèves et garantir des stages d'intégration en entreprise;
  [1 8° dispenser les cours pour enfants malades;
   9° assurer la guidance d'élèves qui, en raison de difficultés particulières rencontrées pendant une certaine période, quittent la classe normale et doivent bénéficier d'un soutien sociopédagogique, et ce, dans le but de les réintégrer le plus rapidement possible dans le système scolaire;
   10° organiser et mettre en place des mesures visant à élargir les compétences en pédagogie de soutien chez les membres du personnel de l'enseignement;
   11° assurer le conseil et la guidance en pédagogie interculturelle et la promotion des langues étrangères;
   12° participer au développement de concepts en matière de pédagogie de soutien et au pilotage de leur mise en oeuvre.]1

  Pour remplir ces missions, le Centre de pédagogie de soutien coopère avec tous les partenaires actifs dans le secteur du soutien pédagogique spécialisé et en particulier avec le "Dienststelle für Personen mit Behinderung" l'[2 [4 avec le service désigné par le Gouvernement]4]2.
  
HOOFDSTUK II. - Adviescomité
CHAPITRE II. - Conseil consultatif
Art.7. Oprichting van het adviescomité
  § 1. Er wordt een adviescomité opgericht dat als volgt samengesteld is :
  1. een vertegenwoordiger van het gemeenschapsonderwijs;
  2. een vertegenwoordiger van het gesubsidieerd vrij onderwijs;
  3. een vertegenwoordiger van het gesubsidieerd officieel onderwijs;
  4. een vertegenwoordiger van het Bestuur voor Onderwijs en een vertegenwoordiger van de afdeling van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap die bevoegd is voor sociale aangelegenheden;
  5. een vertegenwoordiger van een erkende inrichting die actief is op het vlak van onderzoek rond onderwijs en voortgezette opleidingen inzake gespecialiseerde pedagogie;
  6. [2 6. een vertegenwoordiger van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;]2
  7. een vertegenwoordiger van de [4 [5 door de Regering bepaalde dienst die bevoegd is voor de bevordering van de werkgelegenheid en voor arbeidsbemiddeling]5]4;
  8. een vertegenwoordiger van een instelling van openbaar nut die in de gespecialiseerde pedagogie in de Duitstalige Gemeenschap actief is en die de belangen van de personen belast met de opvoeding behartigt;
  9. een vertegenwoordiger van de werkgeversorganisaties in de Duitstalige Gemeenschap;
  10. een vertegenwoordiger van de werknemersorganisaties in de Duitstalige Gemeenschap;
  11. een vertegenwoordiger van de Autonome Hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap;
  12. een vertegenwoordiger van het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's;
  13. een vertegenwoordiger van het technisch en beroepsonderwijs;
  14. een vertegenwoordiger van de Dienst voor Arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap;
  [1 15° een vertegenwoordiger van een inrichting van openbare nut die in de Duitstalige Gemeenschap werkzaam is op het gebied van de gezondheidsvoorlichting en -preventie;]1
  [3 16° een vertegenwoordiger van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor jeugdbijstand. ]3
  Het adviescomité wordt voorgezeten door de directeur van het Centrum voor bevorderingspedagogiek. De departementshoofden van het Centrum voor bevorderingspedagogiek nemen met adviserende stem aan de vergaderingen deel.
  § 2. Voor elk in § 1, eerste lid, vermeld werkend lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.
  De Regering wijst de werkende en de plaatsvervangende leden van het adviescomité aan voor een termijn van vijf jaar.
  § 3. Het adviescomité kan andere personen met adviserende stem voor zijn vergaderingen uitnodigen.
  
Art.7. Création du Conseil consultatif.
  § 1er. Il est institué un Conseil consultatif composé comme suit :
  1° un représentant de l'enseignement communautaire;
  2° un représentant de l'enseignement libre subventionné;
  3° un représentant de l'enseignement officiel subventionné;
  4° un représentant de l'administration de l'enseignement et un de la division Affaires sociales du Ministère de la Communauté germanophone;
  5° un représentant d'un établissement reconnu actif dans le domaine de la recherche et de la formation continue en matière de pédagogie spécialisée;
  6° [2 6° un représentant du centre pour le développent sain des enfants et des jeunes;]2
  7° un représentant de l'[4 [5 de l'Office de la Communauté germanophone pour une vie autodéterminée " sont remplacés par les mots " du service désigné par le Gouvernement, compétent en matière de vie autodéterminée]5]4;
  8° un représentant d'un organisme d'utilité publique actif au sein de la Communauté germanophone dans le domaine de la pédagogie spécialisée et qui représente les intérêts des personnes chargées de l'éducation;
  9° un représentant des organisations des employeurs en Communauté germanophone;
  10° un représentant des organisations des travailleurs en Communauté germanophone;
  11° un représentant de la haute école autonome;
  12° un représentant de l'Institut pour la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les P.M.E.;
  13° un représentant de l'enseignement technique et professionnel;
  14° un représentant [5 du service désigné par le Gouvernement, compétent en matière de promotion de l'emploi et de placement ]5;
   [1 15° un représentant d'un établissement d'intérêt public qui est actif dans le domaine de l'information et de la prévention sanitaire en Communauté germanophone;]1
  [3 16° un représentant du département du Ministère compétent pour l'Aide à la jeunesse.]3
  Le Conseil consultatif est présidé par le directeur du Centre de pédagogie de soutien. Les chefs de département du Centre de pédagogie de soutien participent aux réunions avec voix consultative.
  § 2. Un membre suppléant est désigné pour chaque membre effectif visé au § 1er, alinéa 1er.
  Les membres effectifs et suppléants du Conseil consultatif sont désignés par le Gouvernement pour une durée de cinq ans.
  § 3. Le Conseil consultatif peut inviter à ses réunions d'autres personnes ayant voix consultative.
  
Art.8. Taken van het adviescomité
  Het adviescomité heeft de volgende taken :
  1. de Regering en de directie van het Centrum voor bevorderingspedagogiek adviseren rond alle algemene vragen omtrent ondersteuning en in het bijzonder omtrent gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de Duitstalige Gemeenschap;
  2. op verzoek van de Regering of op eigen initiatief adviezen opstellen over vragen omtrent gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;
  3. een breed opgevatte maatschappelijke dialoog op gang brengen over alle aspecten van de pedagogische ondersteuning in de Duitstalige Gemeenschap.
  [1 Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap kan door bemiddeling van zijn voorzitter een advies aanvragen bij het adviescomité. Het adviescomité bezorgt dat advies aan de aanvrager binnen een door het Parlement gestelde termijn.
   Als het adviescomité een advies over een voorontwerp van decreet geeft, dient de Regering dat advies samen met het ontwerp van decreet in bij het Parlement.
   Als het adviescomité een activiteitenverslag opstelt, wordt dat activiteitenverslag gelijktijdig aan het Parlement en aan de Regering toegezonden.]1

  
Art.8. Missions du Conseil consultatif.
  Le Conseil consultatif assume les missions suivantes :
  1° conseiller le Gouvernement et la direction du Centre de pédagogie de soutien dans toutes les questions d'ordre général relatives au soutien, plus particulièrement au soutien pédagogique spécialisé en Communauté germanophone;
  2° émettre des avis sur des questions relatives au soutien pédagogique spécialisé, à la demande du Gouvernement ou de sa propre initiative;
  3° lancer un large dialogue sociétal sur tous les aspects du soutien pédagogique en Communauté germanophone.
  [1 Le Parlement de la Communauté germanophone peut, par l'intermédiaire de son président, demander un avis au Conseil consultatif. Celui-ci transmet cet avis au demandeur dans le délai fixé par le Parlement.
   Si le Conseil consultatif rend un avis à propos d'un avant-projet de décret, le Gouvernement le joint au projet de décret déposé au Parlement.
   Si le conseil consultatif établit un rapport d'activités, celui-ci est transmis simultanément au Parlement et au Gouvernement.]1

  
Art.9. Werkwijze van het adviescomité
  § 1. De directeur van het Centrum voor bevorderingspedagogiek belegt de vergaderingen op eigen initiatief of op schriftelijk verzoek van een lid van het adviescomité. Hij stelt de agenda op.
  § 2. Het adviescomité werkt zijn eigen huishoudelijk reglement uit en legt dit ter goedkeuring aan de Regering voor.
  § 3. De bij toepassing van artikel 8, 2°, opgestelde adviezen van het Adviescomité worden bij gewone meerderheid goedgekeurd.
  Alle leden van het Adviescomité - met uitzondering van de directeur en het departementshoofd van het Centrum voor bevorderingspedagogiek - zijn stemgerechtigd.
  Met onthoudingen wordt geen rekening gehouden.
  Indien de minderheid daarom verzoekt, wordt haar standpunt als bijlage bij het advies gevoegd.
  § 4. Het Adviescomité komt minstens twee keer per schooljaar bijeen.
  § 5. Bij toepassing van het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen de werkende leden en de plaatsvervangende leden van het Adviescomité presentiegeld en reiskostenvergoedingen ten laste van de begroting van het Centrum voor bevorderingspedagogiek.
Art.9. Fonctionnement du Conseil consultatif.
  § 1er. Le directeur du Centre de pédagogie de soutien réunit le Conseil consultatif de sa propre initiative ou à la demande écrite d'un membre du Conseil. Il établit l'ordre du jour.
  § 2. Le Conseil consultatif élabore son propre règlement d'ordre intérieur et le soumet à l'approbation du Gouvernement.
  § 3. Les avis émis par le Conseil consultatif en application de l'article 8, 2°, sont adoptés à la majorité simple.
  Exception faite du directeur et des chefs de département du Centre de pédagogie de soutien, tous les membres du Conseil consultatif ont voix délibérative.
  Les abstentions ne sont pas prises en considération.
  A sa demande, la position prise par la minorité est annexée à l'avis.
  § 4. Le Conseil consultatif se réunit au moins deux fois par année scolaire.
  § 5. Conformément à l'arrêté du Gouvernement du 12 juillet 2001 portant harmonisation des jetons de présence et des indemnités de déplacement au sein d'organismes et de conseils d'administration de la Communauté germanophone les membres effectifs et suppléants du Conseil consultatif reçoivent des jetons de présence et des indemnités pour frais de déplacement à charge du budget du Centre de pédagogie de soutien.
HOOFDSTUK III. - Pedagogische Raad
CHAPITRE III. - Conseil pédagogique
Art.10. Samenwerking met het adviescomité
  Onverminderd artikel 51 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen houdt de Pedagogische Raad van het Centrum voor bevorderingspedagogiek in het kader van zijn activiteiten rekening met de adviezen en aanbevelingen van het Adviescomité van het Centrum voor bevorderingspedagogiek en informeert hij dit adviescomité over de actuele ontwikkelingen.
Art.10. Collaboration avec le Conseil consultatif.
  Sans préjudice de l'article 51 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées, le Conseil pédagogique du Centre de pédagogie de soutien tient compte dans le cadre de son activité des avis et recommandations du Conseil consultatif du Centre de pédagogie de soutien et l'informe des développements actuels.
Art.11. Deelname van de departementshoofden aan de vergaderingen van de Pedagogische Raad
  Onverminderd artikel 49, eerste lid, van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen zijn de departementshoofden lid van de Pedagogische Raad die bij het Centrum voor bevorderingspedagogiek wordt ingesteld.
Art.11. Participation des chefs de département aux réunions du Conseil pédagogique.
  Sans préjudice de l'article 49, alinéa 1er, du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées, les chefs de département sont membres du Conseil pédagogique créé auprès du Centre de pédagogie de soutien.
HOOFDSTUK IV. - Lestijden- en urenpakket
CHAPITRE IV. - Capital périodes
Art.12. Berekening
  Onverminderd artikel 5quater , 44.1, 53ter en 53quater van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor gespecialiseerd onderwijs worden bepaald, komt het lestijden- en urenpakket van het onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch en het psychosociaal personeel van het Centrum voor bevorderingspedagogiek vanaf de inwerkingtreding van het decreet voor een termijn van vijf jaar overeen met de som van het lestijden- en urenpakket dat bij toepassing van de artikelen 5ter , 34 en 53quater van hetzelfde decreet van 27 juni 1990 in het schooljaar 2008-2009 aan het Instituut van de Duitstalige Gemeenschap voor Buitengewoon Onderwijs en aan de Basisschool voor Gedifferentieerd Onderwijs is toegekend.
  Vóór het verstrijken van de in het eerste lid vermelde periode maakt de Regering een behoeftenanalyse om een nieuw systeem voor de berekening van het lestijden- en urenpakket op te stellen.
Art.12. Calcul.
  Sans préjudice des articles 5quater, 44.1, 53ter et 53quater du décret du 27 juin 1990 fixant la façon de déterminer les fonctions du personnel dans l'enseignement spécialisé, le capital périodes pour le personnel enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique du Centre de pédagogie de soutien correspond, à partir de l'entrée en vigueur du décret et pour une durée de cinq ans, à la somme du capital périodes attribué à l'Institut de la Communauté germanophone pour l'enseignement spécial et à l'école fondamentale pour l'enseignement différencié pour l'année scolaire 2008-2009, et ce en application des articles 5ter, 34, et 53quater du même décret du 27 juin 1990.
  Avant l'expiration de la période mentionnée à l'alinéa premier, le Gouvernement procède à une analyse des besoins afin d'élaborer un nouveau système de calcul du capital périodes.
Art.13. Schoolleiding
  De artikelen 9 en 10 van hetzelfde decreet van 27 juni 1990 zijn niet van toepassing op het Centrum voor bevorderingspedagogiek.
Art.13. Direction d'école.
  Les articles 9 et 10 du même décret du 27 juin 1990 ne s'appliquent pas au Centre de pédagogie de soutien.
Art.14. Departementshoofd
  De derde betrekking van departementshoofd vermeld in artikel 24 van hetzelfde decreet van 27 juni 1990 wordt in het Centrum voor bevorderingspedagogiek georganiseerd vanaf 1 september 2010.
  [1 De vierde betrekking van departementshoofd vermeld in artikel 24 van hetzelfde decreet van 27 juni 1990 wordt in het Centrum voor bevorderingspedagogiek georganiseerd vanaf 1 september 2016.]1
  
Art.14. Chef de département.
  Le troisième poste de chef de département visé à l'article 24 du même décret du 27 juin 1990 sera organisé à partir du 1er septembre 2010 auprès du Centre de pédagogie de soutien.
  [1 Le quatrième poste de chef de département visé à l'article 24 du même décret du 27 juin 1990 sera organisé à partir du 1er septembre 2016 auprès du Centre de pédagogie de soutien.]1
  
Art.15. Rekenplichtig correspondent
  Onverminderd de artikelen 30 en 31 van hetzelfde decreet van 27 juni 1990 worden bij het Centrum voor bevorderingspedagogiek 15 bijkomende uren voor het ambt van rekenplichtig correspondent gecreëerd. Zodra uren voor hetzelfde ambt in de betrokken school openvallen, worden de opengevallen uren afgetrokken van de bijkomende uren die krachtens dit artikel zijn gecreëerd.
Art.15. Correspondant-comptable.
  Sans préjudice des articles 30 et 31 du même décret du 27 juin 1990, quinze périodes supplémentaires sont créées auprès du Centre de pédagogie de soutien pour la fonction de correspondant-comptable. Dès que des périodes sont déclarées vacantes dans la même fonction dans l'école concernée, le nombre de périodes déclarées vacantes sont déduites des périodes supplémentaires créées par le présent article.
TITEL III. - Verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen
TITRE III. - Amélioration du soutien pédagogique spécialisé dans les écoles ordinaires et spécialisées
Art.16. Gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen
  In het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen wordt een hoofdstuk VIIIbis ingevoegd dat de artikelen 93.1 tot en met 93.32 bevat en dat als volgt luidt :
  "Hoofdstuk VIIIbis - GESPECIALISEERDE PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING IN DE GEWONE EN GESPECIALISEERDE SCHOLEN
  Afdeling 1. - Principe van het onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften
  Artikel 93.1 Doelstelling en organisatie
  Gespecialiseerde pedagogische ondersteuning heeft tot doel leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in staat te stellen zelfstandig en in gemeenschap te leven, te leren en te handelen, rekening houdend met hun individuele mogelijkheden. Ze ondersteunt en stimuleert deze leerlingen bij het leren van schoolse, sociale en maatschappelijke vaardigheden en biedt hen hulp en oriëntatie bij het overnemen van waarden, instellingen en houdingen.
  Tot de in het eerste lid vermelde waarden behoren :
  1. gelijkwaardigheid-evenwaardigheid ondanks de verscheidenheid;
  2. solidariteit;
  3. het vinden van een eigen identiteit.
  Gespecialiseerde pedagogische ondersteuning omvat de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften op basis van een individueel ondersteuningsplan in gespecialiseerde scholen of in gewone scholen.
  De omvang en de inhoud van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning worden vastgelegd op basis van de individuele specifieke onderwijsbehoeften, evenals op basis van de personeels-, materiële en organisatorische kadervoorwaarden. Deze kadervoorwaarden zijn samen met de individuele behoeften van de leerling bepalend voor het vastleggen van de plaats waar de ondersteuning wordt aangeboden. Het gaat hierbij om de plaats waar het snelst en het best tegemoetgekomen kan worden aan de behoeften van het kind en waar het kind zijn vakgebonden en vakoverstijgende competenties en ontwikkelingsdoelen het best kan ontwikkelen.
  Afdeling 2. - Procedure voor het vaststellen van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning
  Onderafdeling 1. - Algemeen
  Artikel 93.2 - Definitie
  Er is sprake van een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wanneer algemene pedagogische maatregelen ontoereikend zijn om in de ondersteuningsbehoefte te voorzien. Dit is het geval wanneer de beperking van het kind of de jongere van dien aard is dat intensieve maatregelen inzake ontwikkelings- en leerbevordering noodzakelijk zijn en wanneer de aard van de beperking specifieke maatregelen vereist waarvoor de leerkrachten, de therapeuten en het verzorgend personeel specifiek opgeleid moeten zijn.
  Artikel 93.3 - Advisering van de personen belast met de opvoeding
  § 1 - De personen belast met de opvoeding hebben recht op een objectieve, professionele en uitvoerige advisering en begeleiding, in het bijzonder gedurende de periode die aan de indiening van de aanvraag voorafgaat en tijdens de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning.
  § 2 - Het advies wordt in eerste instantie verleend door de leiding van de school die het kind bezoekt of door de leiding van de school waar de personen belast met de opvoeding het kind of de jongere willen laten inschrijven.
  De personen belast met de opvoeding kunnen zich ook laten adviseren door een psycho-medisch-sociaal centrum dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt of door andere gekwalificeerde instellingen.
  § 3 - De adviezen en de informatie die de in § 2 vermelde instellingen aan de personen belast met de opvoeding bieden over de problemen die bij het kind of de jongere zijn vastgesteld, de ondersteuningsmaatregelen die tot hier toe zijn genomen, de resultaten van de eventuele tests om de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vast te stellen en de verschillende mogelijkheden om gespecialiseerde pedagogische ondersteuning te bieden, moeten zo uitvoerig en objectief mogelijk zijn.
  § 4 - De aanvraag tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning bevat de inlichtingen over de hele procedure die voor de personen belast met de opvoeding noodzakelijk zijn. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van die inlichtingen.
  Onderafdeling 2. - Starten van de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning
  Artikel 93.4 - Aanvraag
  Indien bij een kind of een jongere een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wordt vermoed, moet de vaststelling van die behoefte uiterlijk op 1 februari bij een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd psycho-medisch-sociaal centrum worden aangevraagd, indien vanaf het daaropvolgende schooljaar gespecialiseerde pedagogische ondersteuning moet worden aangeboden.
  Bij ziekte, ongeval of verhuizing kan de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning ook buiten de in het eerste lid vermelde termijn worden gestart. De indiener moet in zijn aanvraag motiveren waarom hij de termijn niet naleeft.
  § 2 - De personen belast met de opvoeding of het hoofd van de gewone school waar het kind of de jongere ingeschreven is of moet worden ingeschreven, dient de aanvraag tot vaststelling van een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning schriftelijk in bij een psycho-medisch-sociaal centrum. Indien de aanvraag wordt ingediend door een inrichtingshoofd is de instemming van de personen belast met de opvoeding vereist.
  § 3 - De indiening van een aanvraag opent geen recht op gespecialiseerde pedagogische ondersteuning.
  Artikel 93.5 - Vorm van de aanvraag
  De aanvraag tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wordt met redenen omkleed. Hiertoe kunnen adviezen van artsen, psychologen of andere deskundigen worden voorgelegd.
  Indien de aanvraag door een gewone school wordt ingediend, wordt de schriftelijke toestemming van de personen belast met de opvoeding bijgevoegd.
  Indien het kind of de jongere al naar een basisschool of secundaire school gaat, wordt in de aanvraag vermeld welke ondersteuningsmaatregelen tot hier toe zijn genomen.
  Artikel 93.6 - Aanvraag door een gewone school
  § 1 - Indien het hoofd van de gewone school een aanvraag tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wil indienen, informeert hij de personen belast met de opvoeding per aangetekend schrijven over dit voornemen, voert hij hiervoor de redenen aan en wijst hij het psycho-medisch-sociaal centrum aan waarbij de aanvraag zal worden ingediend.
  § 2 - Indien de personen belast met de opvoeding het met dat voornemen eens zijn, verlenen zij hun schriftelijke toestemming binnen een termijn van acht kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven.
  § 3 - Indien de personen belast met de opvoeding niet instemmen met de aanwijzing van een bepaald centrum, stellen zij het hoofd van de gewone school daarvan in kennis binnen een termijn van acht kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. Tegelijk wijzen zij een ander door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd psycho-medisch-sociaal centrum aan dat met de procedure belast moet worden.
  § 4 - Indien de personen belast met de opvoeding binnen een termijn van acht kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven niet hun schriftelijke toestemming geven om een procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning te starten, mag het hoofd van de gewone school een beroep doen op het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. Hij stelt de personen belast met de opvoeding daarvan in kennis.
  Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt de personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gewone school binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het het beroep ontvangen heeft, per aangetekend schrijven zijn gemotiveerde beslissing mee.
  Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.
  Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften verwijst de zaak ook naar de bevoegde jeugdrechter wanneer de personen belast met de opvoeding geen gevolg geven aan de beslissing van het Comité.
  Onderafdeling 3. - Vaststellen van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning
  Artikel 93.7 - Opstellen van een advies
  Na ontvangst van de overeenkomstig onderafdeling 2 ingediende aanvraag stelt het psycho-medisch-sociaal centrum in het kader van een multidisciplinair onderzoek een gemotiveerd advies op waarin op bindende wijze wordt vastgelegd :
  1. of de leerling gespecialiseerde pedagogische ondersteuning nodig heeft;
  2. welke aard van beperking de leerling heeft;
  3. op welke gebieden gespecialiseerde pedagogische ondersteuning moet worden aangeboden;
  4. welke aard van gespecialiseerde pedagogische ondersteuning of welke therapeutische en verzorgende maatregelen vereist zijn.
  Indien een medisch onderzoek tot vaststelling van de lichamelijke ontwikkeling en de gezondheidstoestand werd uitgevoerd en indien het medisch verslag gegevens bevat die van betekenis zijn voor de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning en de therapeutische ondersteuning door gekwalificeerde personen, moeten die gegevens bij het advies worden gevoegd.
  Artikel 93.8 - Overzending van het advies
  Uiterlijk op 1 april van het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarin de ondersteuningsmaatregelen voor het eerst moeten worden genomen, zendt het psycho-medisch-sociaal centrum het advies over aan de volgende personen :
  1. de personen belast met de opvoeding;
  2. het hoofd van de gewone school die het kind of de jongere bezoekt of volgens de wens van de ouders moet bezoeken;
  3. het hoofd van de gespecialiseerde school waarmee de gewone school die het kind of de jongere bezoekt of volgens de wens van de ouders moet bezoeken, tot dusver heeft samengewerkt.
  In afwijking van het eerste lid zendt het psycho-medisch-sociaal centrum het advies niet over aan het hoofd van de gespecialiseerde school vermeld in de bepaling onder 3°, wanneer in het advies staat dat de leerling geen gespecialiseerde pedagogische ondersteuning nodig heeft.
  Artikel 93.9 - Gevolgen van het advies
  Indien in het advies een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning wordt vastgesteld, ontstaat binnen de perken van de beschikbare ondersteuningsmiddelen een recht op gespecialiseerde pedagogische ondersteuning. Dat betekent echter niet dat de betrokkene recht heeft op een bepaald aantal uren ondersteuning of dat de ondersteuningsmiddelen op een bepaalde plaats ter beschikking moeten worden gesteld.
  Indien een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, vragen de personen belast met de opvoeding, op basis van het advies, de inschrijving van hun kind in een gespecialiseerde school of in een gewone school aan.
  Artikel 93.10 - Nagaan van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning
  Onverminderd de artikelen 93.4, 93.5 en 93.6 kan worden gevraagd om de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning te laten nagaan door een psycho-medisch-sociaal centrum dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt.
  Onverminderd de artikelen 93.4, 93.5 en 93.6 moet de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning bij leerlingen die de basisschool afgesloten hebben, nagegaan worden voordat die ondersteuning in een gewone of gespecialiseerde secundaire school kan worden aangeboden.
  Afdeling 3. - Inschrijving in een gewone school
  Artikel 93.11 - Beleggen van een ondersteuningsvergadering
  Indien de personen belast met de opvoeding wensen dat het kind respectievelijk de jongere bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, in een gewone school wordt ingeschreven, belegt het hoofd van de gewone school waar de personen belast met de opvoeding hun kind wensen in te schrijven of waar hun kind al naar school gaat, na ontvangst van het door het psycho-medisch-sociaal centrum opgestelde advies, een ondersteuningsvergadering.
  Artikel 93.12 - Samenstelling van de ondersteuningsvergadering
  § 1 - De ondersteuningsvergadering bestaat uit :
  1. de personen belast met de opvoeding;
  2. het hoofd van de gewone school;
  3. de klastitularis van de betrokken klas in het gewoon secundair, lager of kleuteronderwijs;
  4. het hoofd van de gespecialiseerde school die met de gewone school samenwerkt of diens gevolmachtigde vertegenwoordiger;
  5. een lid van het onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch of het psychosociaal personeel van de betrokken gespecialiseerde school.
  Het hoofd van de gewone school zit de ondersteuningsvergadering voor.
  § 2 - Op verzoek van het hoofd van de gewone school kunnen maximaal twee vertegenwoordigers van het Bestuur voor Onderwijs met adviserende stem aan de ondersteuningsvergadering deelnemen.
  De personen belast met de opvoeding hebben het recht zich tijdens de ondersteuningsvergadering te laten begeleiden door een adviseur van eigen keuze.
  § 3 - Een gevolmachtigde vertegenwoordiger van het psycho-medisch-sociaal centrum dat de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning heeft vastgesteld, is adviserend lid van de ondersteuningsvergadering en wordt door die vergadering gehoord om het advies toe te lichten.
  Artikel 93.13 - Beslissingen van de ondersteuningsvergadering
  § 1 - Uiterlijk op 30 april leggen de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering voor het volgende schooljaar unaniem vast :
  1. of het kind respectievelijk de jongere onderwijs krijgt dat geheel of gedeeltelijk gebaseerd is op de referentiekaders, dan wel of het uitsluitend onderwijs krijgt op basis van een individueel ondersteuningsplan;
  2. welke ondersteuningsdoelen moeten worden nagestreefd;
  3. welke pedagogische, therapeutische en/of verzorgende ondersteuningsmaatregelen moeten worden genomen;
  4. op welke plaats de ondersteuningsmiddelen kunnen worden ingezet;
  5. welke onderwijsvorm wordt gekozen, indien het gaat om een leerling die een gespecialiseerde secundaire school bezoekt of moet bezoeken.
  Bovendien geven ze een aanbeveling met betrekking tot de personeelsmiddelen die in het volgende schooljaar moeten worden ingezet voor de ondersteuning.
  § 2 - De inrichtingshoofden van de gespecialiseerde scholen die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd en gesubsidieerd worden, onderzoeken de aanbeveling die op basis van § 1, tweede lid, is gedaan; ze nemen in onderling overleg en in nauwe samenwerking met de betrokken gewone scholen een definitieve beslissing over de personeelsmiddelen die voor de ondersteuning moeten worden ingezet, rekening houdend met de bepalingen van artikel 53ter , §§ 3, 4 en 5, van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald.
  Uiterlijk op 15 mei delen de inrichtingshoofden van de gespecialiseerde scholen hun met redenen omklede beslissing per aangetekend schrijven mee aan de inrichtingshoofden van de betrokken gewone scholen.
  Uiterlijk op 20 mei deelt het hoofd van de gewone school de gemotiveerde beslissing over de personeelsmiddelen die voor de ondersteuning zullen worden ingezet, per aangetekend schrijven mee aan de personen belast met de opvoeding.
  § 3 - Bij het vaststellen van de plaats waar de ondersteuning wordt aangeboden, wordt principieel een school aangewezen overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap dat op 13 december 2006 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is aangenomen. Indien de ondersteuningsvergadering, uitgaande van de individuele behoefte van de leerling aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning, tot de vaststelling zou komen dat de leerling thuishoort in een gespecialiseerde school, kan ze ook een gespecialiseerde school als ondersteuningsplaats aanwijzen.
  Alle beslissingen van de ondersteuningsvergadering worden uitvoerig gemotiveerd.
  § 4 - Indien de procedure tot vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning overeenkomstig artikel 93.4, § 1, tweede lid, in geval van ziekte, ongeval of verhuizing van een leerling buiten de vastgestelde termijnen wordt gestart en bij de betrokken leerling een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, kan de ondersteuningsvergadering buiten de in § 1 vermelde termijnen bijeenkomen.
  § 5 - Indien gevolg wordt gegeven aan een verzoek tot verandering van school dat uitgaat van een leerling bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning werd vastgesteld en voor wie een gewone school als ondersteuningsplaats werd aangewezen, belegt het hoofd van de gewone school die de leerling opneemt onmiddellijk een nieuwe ondersteuningsvergadering. Daarbij gelden de nadere regels vervat in de §§ 1 tot 3 en artikel 93.14.
  Artikel 93.14 - Bijeenroeping van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften
  Indien de leden tijdens de ondersteuningsvergadering geen unanimiteit betreffende de in artikel 93.13, § 1, eerste lid, 1° tot 5°, opgesomde aspecten bereiken, verwijst het hoofd van de gewone school binnen een termijn van acht kalenderdagen na afsluiting van het overleg tijdens de ondersteuningsvergadering het dossier per aangetekende brief door aan het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
  Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften bezorgt de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school en het hoofd van de gespecialiseerde school per aangetekende brief zijn beslissing inzake de in artikel 93.13, § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, vermelde aspecten, evenals zijn aanbeveling met betrekking tot de in het volgende schooljaar in te zetten personeelsmiddelen voor de ondersteuning binnen een termijn van twintig dagen na verzending van het in het vorige lid vermelde aangetekende schrijven.
  Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.
  "Afdeling 4. - Individueel ondersteuningsplan en ondersteuningsportfolio
  Artikel 93.15 - Individueel ondersteuningsplan
  Onder de verantwoordelijkheid van het hoofd van de school die door de ondersteuningsvergadering als ondersteuningsplaats is aangewezen en met medewerking van de personen belast met de opvoeding, evenals van de met de uitvoering van de ondersteuningsmaatregelen belaste leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel wordt bij het begin van het schooljaar voor elke leerling die gespecialiseerde pedagogische ondersteuning nodig heeft, een individueel ondersteuningsplan opgesteld. Dit ondersteuningsplan omvat het volgende :
  1. een precieze beschrijving van de ondersteuningsdoelen die in samenwerking met de personen belast met de opvoeding moeten worden bereikt;
  2. de beschrijving van de ondersteuningsmaatregelen en de namen van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel die met de uitvoering van die maatregelen belast zijn.
  Voor het opstellen van het ondersteuningsplan kan ook advies worden gevraagd aan externe deskundigen.
  Artikel 93.16 - Ondersteuningsportfolio
  De in artikel 93.15, eerste lid, 2°, vermelde personen documenteren hun visie op de leerontwikkeling en de uitvoering van het ondersteuningsplan in een ondersteuningsportfolio.
  De verantwoordelijkheid voor het bijhouden van het portfolio ligt bij het inrichtingshoofd van de plaats waar de ondersteuning wordt aangeboden.
  Artikel 93.17 - Evaluatie
  De in artikel 93.15, eerste lid, 2°, vermelde personen evalueren op basis van het individuele ondersteuningsplan en op basis van het portfolio minstens één keer per schooljaar, samen met de personen belast met de opvoeding, in welke mate de in het individuele ondersteuningsplan vastgelegde ondersteuningsdoelen werden bereikt. Indien nodig stellen ze de doelen en de maatregelen bij.
  Afdeling 5. - Voortzetting of stopzetting van lopende integratieprojecten
  Artikel 93.18 - Evaluatie van een integratieproject door de ondersteuningsvergadering
  Op basis van de in artikel 93.17 vermelde evaluatie beslissen de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering uiterlijk op 30 april van het lopende schooljaar unaniem over de voortzetting of de stopzetting van een lopend integratieproject voor het volgende schooljaar.
  Artikel 93.19 - Voortzetting van een integratieproject
  § 1. Indien de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering zich voor een voortzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone school uitspreken, leggen zij ten laatste op 30 april van het lopende schooljaar unaniem voor het volgende schooljaar vast :
  1. of het kind respectievelijk de jongere geheel of gedeeltelijk volgens de referentiekaders respectievelijk uitsluitend volgens een individueel ondersteuningsplan wordt onderwezen;
  2. de ondersteuningsdoelen;
  3. de pedagogische, therapeutische en/of verzorgende maatregelen die moeten worden genomen.
  De ondersteuningsvergadering verstrekt bovendien een aanbeveling over de personeelsmiddelen die tijdens het volgende schooljaar moeten worden ingezet.
  § 2. De inrichtingshoofden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde scholen voor gespecialiseerd onderwijs onderzoeken de in § 1, tweede lid, vermelde aanbeveling en nemen een definitieve beslissing over de personeelsmiddelen die voor ondersteuning moeten worden ingezet. Zij doen dit in onderling overleg en in nauwe samenwerking met de betrokken scholen voor gewoon onderwijs, rekening houdend met de bepalingen van artikel 53ter , §§ 3, 4 en 5, van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald.
  De inrichtingshoofden van de gespecialiseerde scholen delen de inrichtingshoofden van de betrokken gewone scholen uiterlijk op 15 mei per aangetekend schrijven hun gemotiveerde beslissing mee.
  Het inrichtingshoofd van de gewone school deelt de personen belast met de opvoeding de gemotiveerde beslissing inzake de voortzetting van de ondersteuning en de voor de ondersteuning in te zetten personeelsmiddelen uiterlijk op 20 mei per aangetekend schrijven mee.
  Artikel 93.20. Stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in een gewone school na afloop van een schooljaar
  § 1. Indien de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering zich tegen een voortzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in een gewone school uitspreken, stellen zij ten laatste op 30 april van het lopende schooljaar unaniem vast of de verdere scolarisatie in de gewone school zonder gespecialiseerde pedagogische ondersteuning of in een gespecialiseerde school dient plaats te vinden.
  Een beslissing tot stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone school kan alleen worden genomen, indien voorafgaandelijk :
  1. het advies van het begeleidend psycho-medisch-sociaal centrum werd ingewonnen en dit advies in de ondersteuningsvergadering toegelicht werd;
  2. het standpunt van de personen belast met de opvoeding werd ingewonnen.
  § 2. Het hoofd van de gewone school zendt de personen belast met de opvoeding uiterlijk op 30 april van het lopende schooljaar per aangetekend schrijven de gemotiveerde beslissing over de stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de betrokken gewone school en over de plaats waar de ondersteuning voortaan zal worden aangeboden.
  Artikel 93.21. Bijeenroeping van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften
  Indien de leden tijdens de ondersteuningsvergadering geen overeenstemming bereiken over de aspecten vermeld in de artikelen 93.18, 93.19, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, en 93.20, § 1, eerste lid, verwijst het hoofd van de gewone school het dossier binnen een termijn van acht kalenderdagen na het afsluiten van het overleg in de ondersteuningsvergadering door naar het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
  Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt binnen een termijn van twintig werkdagen na het verzenden van het in het vorige lid vermelde aangetekend schrijven aan de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school en het hoofd van de gespecialiseerde school per aangetekend schrijven zijn gemotiveerde beslissing over de in de artikelen 93.18, 93.19, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3, en 93.20, § 1, eerste lid, vermelde aspecten mee, evenals zijn aanbeveling met betrekking tot de personeelsmiddelen die in het volgende schooljaar voor ondersteuning moeten worden ingezet.
  Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na verzending van het aangetekend schrijven waarin de beslissing staat. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.
  Artikel 93.22. Afbreken van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in een gewone school in de loop van een schooljaar
  § 1. Het afbreken van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in een gewone school in de loop van een schooljaar gebeurt op basis van een unanieme beslissing van de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering. Zij kunnen deze beslissing slechts nemen, mits voorafgaandelijk :
  1. het advies van het begeleidend psycho-medisch-sociaal centrum werd ingewonnen;
  2. het standpunt van de personen belast met de opvoeding werd ingewonnen.
  § 2. Het hoofd van de gewone school stuurt de personen belast met de opvoeding per aangetekend schrijven de gemotiveerde beslissing over de stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de betrokken gewone school en over de plaats waar de ondersteuning voortaan zal worden aangeboden. Bovendien stelt hij het Bestuur voor Onderwijs over de stopzetting in kennis.
  § 3. Indien de leden tijdens de ondersteuningsvergadering geen overeenstemming bereiken, verwijst het hoofd van de gewone school het dossier binnen een termijn van acht kalenderdagen na het afsluiten van het overleg in de ondersteuningsvergadering door naar het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
  Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school en het hoofd van de gespecialiseerde school zijn gemotiveerde beslissing mee binnen een termijn van twintig werkdagen na verzending van het aangetekend schrijven waarbij beroep wordt ingesteld.
  Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na verzending van het aangetekend schrijven waarin de beslissing staat. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.
  Artikel 93.23. Advies van het psycho-medisch-sociaal centrum
  Indien de personen belast met de opvoeding principieel niet willen dat het in artikel 93.20, § 1, tweede lid, 1°, of 93.22, § 1, eerste lid, 1°, vermelde advies bij een psycho-medisch-sociaal centrum wordt ingewonnen, kan het hoofd van de gewone school zich wenden tot het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. Hij stelt de personen belast met de opvoeding ervan in kennis dat hij de zaak voorlegt aan het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
  Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften deelt de personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gewone school binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het comité het beroep ontvangen heeft, per aangetekend schrijven zijn beslissing mee.
  Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het aangetekend schrijven. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.
  Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften verwijst de zaak eveneens naar de bevoegde jeugdrechter, wanneer de personen belast met de opvoeding geen gevolg geven aan de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.
  Afdeling 6.-. Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften
  Artikel 93.24. Oprichting
  § 1. De Regering richt een Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften op, bestaande uit :
  1. een voorzitter;
  2. een vertegenwoordiger van de Dienst voor Personen met een Handicap;
  3. een persoon met bijzondere ervaring of een bijzondere kwalificatie op het gebied van bevorderingspedagogiek;
  4. een persoon, voorgesteld door de inrichtende macht van de gewone school waar de leerling naar school gaat of volgens de wens van de ouders naar school dient te gaan en die geen deel uitmaakt van het personeel van de betrokken gewone school;
  5. een secretaris.
  In afwijking van het eerste lid, 4°, worden de vergaderingen waarin het Comité beraadslaagt over de toekenning van de afwijkingsmogelijkheid bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs bijgewoond door een persoon die is voorgedragen door de inrichtende macht van de gespecialiseerde school waar de leerling naar school gaat en die niet tot het personeel van de betrokken school behoort.
  § 2. Voor elk in § 1 vermeld gewoon lid wijst de Regering een plaatsvervangend lid aan. In geval van ontslag of verlies van het ambt krachtens hetwelk het lid in het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften werd opgenomen, doet het plaatsvervangend lid het mandaat uit en wordt een nieuw plaatsvervangend lid aangewezen. Indien een gewoon lid verhinderd is, neemt het plaatsvervangend lid aan de vergadering deel.
  De voorzitter en zijn plaatsvervanger evenals de secretaris en zijn plaatsvervanger worden gekozen onder de leden van het Bestuur voor Onderwijs die in actieve dienst zijn.
  § 3. De in § 1 vermelde leden en de in § 2 vermelde plaatsvervangende leden worden voor een termijn van vier jaar door de Regering aangewezen.
  Artikel 93.25. Opdrachten
  Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vervult de in de artikelen 93.6, § 4, 93.14, 93.20, 93.22, 93.23, § 3, en 93.24 vermelde taken.
  Bovendien is het bevoegd om de afwijkingsmogelijkheid toe te kennen die wordt vermeld in artikel 4, tweede lid, van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs.
  Artikel 93.26. Huishoudelijk reglement
  Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften werkt zijn eigen huishoudelijk reglement uit en legt het ter goedkeuring aan de Regering voor.
  Artikel 93.27. Vrijstelling van leden
  Een lid kan vrijstelling vragen, indien het denkt een moreel belang bij de zaak te hebben of wanneer het denkt dat men zijn onpartijdigheid in twijfel zou kunnen trekken. De voorzitter beslist of aan dat verzoek gevolg wordt gegeven. Hij kan ook op eigen initiatief een lid om dezelfde redenen vrijstellen.
  De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de gewone leden en de plaatsvervangende leden mogen niet vergaderen over een zaak die hun kind respectievelijk het kind van een familielid tot de vierde graad aanbelangt.
  Artikel 93.28. Werkwijze van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften in geval van bijeenroeping krachtens de artikelen 93.6, § 4, 93.14, 93.21, 93.22, § 3, en 93.23
  De voorzitter roept de in het tweede lid vermelde partijen binnen tien werkdagen na ontvangst van het dossier bijeen. Tussen het uitnodigen en het horen van de partijen liggen minstens drie werkdagen, waarbij de poststempel als bewijs geldt.
  Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften hoort de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school in zijn hoedanigheid van voorzitter van de ondersteuningsvergadering en het hoofd van de gespecialiseerde school.
  De personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school en het hoofd van de gespecialiseerde school kunnen zich laten bijstaan door een advocaat of een vertegenwoordiger van een vereniging die hun respectieve belangen behartigt. De personen belast met de opvoeding hebben bovendien het recht zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat of een vertegenwoordiger van een vereniging die hun belangen behartigt.
  Het Comité kan een aanvullend onderzoek gelasten. Het kan ook deskundigen consulteren.
  Het feit dat de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gewone school, het hoofd van de gespecialiseerde school of hun respectieve vertegenwoordiger niet op de vergadering verschijnen, belet het Comité niet om uitspraak te doen.
  Artikel 93.29. Werkwijze van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften indien het wordt bijeengeroepen om een afwijking toe te kennen om een leerling in het gespecialiseerd onderwijs te laten blijven
  De in het tweede lid vermelde partijen worden door de voorzitter bijeengeroepen binnen tien werkdagen na ontvangst van het positieve advies van de klassenraad van de gespecialiseerde school over de vraag of een bepaalde leerling na zijn eenentwintigste jaar in het gespecialiseerd secundair onderwijs kan blijven. Tussen het uitnodigen en het horen van de partijen liggen minstens drie werkdagen, waarbij de poststempel als bewijs geldt.
  De personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gespecialiseerde school worden door het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften gehoord.
  De personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gespecialiseerde school kunnen zich laten bijstaan door een advocaat of een vertegenwoordiger van een vereniging die hun respectieve belangen behartigt. De personen belast met de opvoeding hebben bovendien het recht zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat of een vertegenwoordiger van een vereniging die hun belangen behartigt.
  Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften kan een aanvullend onderzoek gelasten. Het kan ook deskundigen consulteren.
  Het feit dat de personen belast met de opvoeding, het hoofd van de gespecialiseerde school of hun respectieve vertegenwoordiger niet op de vergadering verschijnen, belet het Comité niet om uitspraak te doen.
  Artikel 93.30. Quorum voor de aanwezigheden en de stemming
  Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften kan slechts rechtsgeldig beraadslagen, als alle gewone leden, of indien ze afwezig zijn, hun respectieve plaatsvervangers aanwezig zijn. Is dat niet het geval, dan convoceert de voorzitter binnen vijf werkdagen een nieuwe vergadering. Op die vergadering kan dan een beslissing worden genomen, ongeacht het aantal aanwezige leden.
  Alle in artikel 93.24, § 1, 1°, 2°, 3° en 4° vermelde gewone leden, of indien ze afwezig zijn, hun respectieve plaatsvervangers zijn stemgerechtigd.
  De gemotiveerde beslissing wordt genomen na stemming bij gewone meerderheid. Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.
  Artikel 93.31. Mededeling van de beslissing
  De gemotiveerde beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften wordt de partijen binnen vijf werkdagen na de vergadering waarin zij werd genomen per aangetekend schrijven meegedeeld.
  Artikel 93.32. Werkingskosten en vergoedingen
  De werkingskosten van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vallen ten laste van de Duitstalige Gemeenschap.
  Bij toepassing van het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap ontvangen de leden respectievelijk de plaatsvervangende leden van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften presentiegeld en reiskostenvergoedingen ten laste van de begroting van de Duitstalige Gemeenschap.
Art.16. Soutien pédagogique spécialisé dans les écoles ordinaires et spécialisées.
  Dans le décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées, il est inséré un chapitre VIIIbis, comportant les articles 93.1 à 93.32, rédigé comme suit :
  "CHAPITRE VIIIbis. - Soutien pédagogique spécialisé dans les écoles ordinaires et spécialisées
  Section 1re. - Principe du soutien pédagogique spécialisé
  Article 93.1. Objectif et organisation.
  Le soutien pédagogique spécialisé a pour mission de permettre aux élèves à besoins spécifiques, en difficulté d'adaptation ou d'apprentissage, de vivre, étudier et agir de manière autonome et commune tout en tenant compte de leurs capacités individuelles. Il soutient et stimule ces élèves dans l'apprentissage d'aptitudes scolaires, sociales et sociétales, les aide et les oriente lors de l'acquisition de valeurs, d'attitudes et de comportements.
  Font partie des valeurs visées au premier alinéa :
  1° l'équivalence dans la diversité;
  2° la solidarité;
  3° la quête d'identité.
  Le soutien pédagogique spécialisé comprend le soutien donné aux élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé conformément à un plan de soutien individuel, dans les écoles spécialisées et ordinaires.
  Le volume et le contenu du soutien pédagogique spécialisé sont déterminés par le soutien pédagogique spécialisé nécessaire individuellement ainsi que par les conditions-cadres sur le plan du personnel, du matériel et de l'organisation. Ces conditions-cadres ainsi que les besoins individuels de l'élève sont déterminantes pour fixer le lieu de soutien, qui sera celui où l'on peut répondre le mieux et le plus rapidement aux besoins de l'enfant et où l'enfant peut développer au mieux ses capacités disciplinaires et pluridisciplinaires et ses objectifs de développement.
  Section 2. - Procédure visant à établir la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé
  Sous-section 1re. - Généralités
  Article 93.2. Définition.
  Un soutien pédagogique spécialisé est nécessaire lorsque le soutien requis ne peut être rencontré par le biais de mesures pédagogiques générales. C'est le cas lorsque le handicap de l'enfant ou du jeune est tel que des mesures intensives de soutien au développement et à l'éducation sont nécessaires et que la nature du handicap exige des mesures spécifiques requérant des enseignants, thérapeutes et soignants qui disposent d'une formation technique adéquate.
  Article 93.3. Conseils prodigués aux personnes chargées de l'éducation.
  § 1er. Les personnes chargées de l'éducation ont le droit d'être conseillées et encadrées de façon objective, professionnelle et aussi large que possible, notamment dans la période précédant l'introduction de la demande ainsi qu'avant et pendant la procédure visant à établir les besoins.
  § 2. Les conseils sont prodigués en premier lieu par la direction de l'école fréquentée par l'enfant ou par la direction de l'école où les personnes chargées de l'éducation souhaitent inscrire l'enfant ou le jeune.
  Les personnes chargées de l'éducation peuvent également s'adresser pour des conseils à un centre psycho-médico-social organisé ou subventionné par la Communauté germanophone ou à tout autre établissement qualifié.
  § 3. Les conseils et l'information que les établissements mentionnés au § 2 fournissent aux personnes chargées de l'éducation quant aux problèmes constatés chez l'enfant ou le jeune et à propos des mesures de soutien déjà prises et des résultats d'éventuels contrôles portant sur le soutien pédagogique spécialisé doivent être aussi larges et objectifs que possible.
  § 4. La demande visant à établir la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé contient les informations nécessaires aux personnes chargées de l'éducation pour l'ensemble de la procédure. Le Gouvernement fixe la forme et le contenu de ces informations.
  Sous-section 2. - Début de la procédure visant à établir la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé
  Article 93.4. Demande.
  § 1er. Si l'on suppose qu'un enfant ou un jeune a besoin d'un soutien pédagogique spécialisé, il faut demander l'établissement de cette nécessité auprès d'un centre psycho-médico-social organisé ou subventionné par la Communauté germanophone pour le 1er février au plus tard si un soutien pédagogique spécialisé doit être mis en place dès l'année scolaire suivante.
  En cas de maladie, d'accident ou de migration, la procédure visant à établir la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé peut être entamée en dehors du délai visé au premier alinéa. Le demandeur doit motiver dans sa demande le non-respect du délai.
  § 2. La demande visant à établir la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé est introduite par écrit auprès d'un centre psycho-médico-social par les personnes chargées de l'éducation ou par le chef d'établissement de l'école ordinaire où l'enfant ou le jeune est déjà ou doit être inscrit; dans ce dernier cas, les personnes chargées de l'éducation doivent marquer leur accord.
  § 3. L'introduction d'une demande n'ouvre aucun droit à un soutien pédagogique spécialisé.
  Article 93.5. Forme de la demande.
  La demande visant à établir la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé est motivée. Des avis rendus par des médecins, psychologues ou autres spécialistes peuvent être présentés à cette fin.
  Si la demande est introduite par l'école ordinaire, elle est accompagnée de l'accord écrit des personnes chargées de l'éducation.
  Si l'enfant ou le jeune fréquente déjà une école fondamentale ou secondaire, la demande doit indiquer les mesures de soutien déjà prises.
  Article 93.6. Demande introduite par l'école ordinaire.
  § 1er. Lorsque le chef d'établissement de l'école ordinaire veut introduire la demande visant à établir la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé, il en informe par recommandé les personnes chargées de l'éducation en indiquant ses motivations et en désignant le centre psycho-médico-social auprès duquel la demande serait introduite.
  § 2. Si les personnes chargées de l'éducation approuvent cette intention, elles marquent leur accord par écrit dans les huit jours calendrier suivant la réception du recommandé.
  § 3. Si les personnes chargées de l'éducation n'approuvent pas la désignation du centre psycho-médico-social en question, elles en informent le chef d'établissement de l'école ordinaire dans les huit jours calendrier suivant la réception du recommandé. Elles désignent en même temps un autre centre psycho-médico-social organisé ou subventionné par la Communauté germanophone qui sera chargé de la procédure.
  § 4. Si les personnes chargées de l'éducation n'approuvent pas par écrit dans les huit jours calendrier suivant la réception du recommandé l'initiative d'entamer une procédure visant à établir la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé, le chef d'établissement de l'école ordinaire peut prendre contact avec la Commission de soutien visée à l'article 93.24. Il en informe les personnes chargées de l'éducation.
  La Commission de soutien transmet sa décision motivée aux personnes chargées de l'éducation et au chef d'établissement de l'école ordinaire, et ce par recommandé dans les vingt jours ouvrables suivant la réception du recours.
  Si les personnes chargées de l'éducation ne sont pas d'accord avec la décision de la Commission de soutien, elles en informent le président de la Commission par écrit dans les quinze jours calendrier suivant la réception du recommandé. Le président renvoie alors l'affaire devant le juge de la jeunesse compétent.
  La Commission de soutien renvoie également l'affaire devant le juge de la jeunesse compétent si les personnes chargées de l'éducation ne donnent pas suite à la décision qu'elle a prise.
  Sous-section 3. - Etablissement de la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé
  Article 93.7. Etablissement d'un avis
  Après réception de la demande introduite conformément à la sous-section 2, le centre psycho-médico-social établit dans le cadre d'un examen pluridisciplinaire un avis motivé stipulant de façon contraignante :
  1° si l'élève a besoin d'un soutien pédagogique spécialisé;
  2° la nature du handicap;
  3° les domaines où le soutien pédagogique spécialisé doit être apporté;
  4° la nature du soutien pédagogique spécialisé nécessaire, respectivement les mesures thérapeutiques ou sanitaires nécessaires.
  S'il y a eu un examen médical visant à constater le développement physique et l'état de santé et si le rapport médical contient des données significatives pour le soutien pédagogique spécialisé et thérapeutique par des personnes qualifiées, ces données doivent être jointes à l'avis concerné.
  Article 93.8. Transmission de l'avis.
  Le centre psycho-médico-social transmet l'avis aux personnes suivantes au plus tard le 1er avril de l'année scolaire précédant celle où doivent débuter les mesures de soutien :
  1° aux personnes chargées de l'éducation;
  2° au chef d'établissement de l'école ordinaire que l'enfant, respectivement le jeune, fréquente ou fréquentera conformément au souhait des parents;
  3° au chef d'établissement de l'école spécialisée avec laquelle collaborait jusque là l'école ordinaire que l'enfant, respectivement le jeune, fréquente ou fréquentera conformément au souhait des parents.
  Par dérogation au premier alinéa, le centre psycho-médico-social ne transmet pas l'avis au chef d'établissement de l'école spécialisée visé au 3° si l'avis conclut qu'un soutien pédagogique spécialisé n'est pas nécessaire.
  Article 93.9. Conséquences de l'avis.
  Si l'avis stipule qu'un soutien pédagogique spécialisé est nécessaire, un droit à un soutien pédagogique spécialisé s'ouvre dans les limites des moyens de soutien disponibles. Ceci n'implique cependant aucun droit à un nombre déterminé d'heures de soutien ni à la mise à disposition des moyens de soutien à un endroit précis.
  Si la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé est établie, les personnes chargées de l'éducation demandent l'inscription de leur enfant dans une école spécialisée ou dans une école ordinaire sur la base de l'avis établi.
  Article 93.10. Vérification de la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé.
  Sans préjudice des articles 93.4, 93.5 et 93.6, il peut être demandé de faire vérifier la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé par un centre psycho-médico-social organisé ou subventionné par la Communauté germanophone.
  Sans préjudice des articles 93.4, 93.5 et 93.6, la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé doit être vérifiée chez les élèves qui ont terminé l'enseignement fondamental avant que le soutien pédagogique spécialisé ne puisse être accordé dans une école secondaire ordinaire ou spécialisée.
  Section 3. - Inscription dans une école ordinaire
  Article 93.11. Convocation d'une Conférence de soutien.
  Si les personnes chargées de l'éducation souhaitent que l'enfant, respectivement le jeune, chez qui la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été constatée, soit inscrit dans une école ordinaire, le chef d'établissement de l'école ordinaire où les personnes chargées de l'éducation souhaitent inscrire leur enfant ou que l'enfant fréquente déjà convoque une Conférence de soutien après avoir reçu l'avis établi par le centre psycho-médico-social.
  Article 93.12. Composition de la Conférence de soutien.
  § 1er. La Conférence de soutien est composée comme suit :
  1° les personnes chargées de l'éducation;
  2° le chef d'établissement de l'école ordinaire;
  3° le titulaire de classe de l'enseignement ordinaire secondaire, primaire ou maternel concerné;
  4° le chef d'établissement de l'école spécialisée qui collabore avec l'école ordinaire, ou son mandataire;
  5° un membre du personnel enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical ou sociopsychologique de l'école spécialisée concernée.
  Le chef d'établissement de l'école ordinaire préside la Conférence de soutien.
  § 2. A la demande du chef d'établissement de l'école ordinaire, deux représentants au plus de l'administration de l'enseignement peuvent participer avec voix consultative à la Conférence de soutien.
  Les personnes chargées de l'éducation ont le droit de se faire accompagner à la conférence de soutien par le conseil de leur choix.
  § 3. Un représentant mandaté par le centre psycho-médico-social qui a établi la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé participe avec voix consultative à la Conférence de soutien et est entendu par elle afin d'expliciter l'avis établi.
  Article 93.13. Décisions prises par la Conférence de soutien.
  § 1er. Pour le 30 avril au plus tard, les membres de la Conférence de soutien visés à l'article 93.12, § 1er, établissent par consensus pour l'année scolaire suivante :
  1° si l'enfant, respectivement le jeune, recevra un enseignement basé en tout ou en partie sur les référentiels de compétences ou basé exclusivement sur un plan de soutien individuel;
  2° les objectifs du soutien;
  3° les mesures de soutien pédagogiques, thérapeutiques et/ou sanitaires à mettre en oeuvre;
  4° le lieu de soutien où les moyens de soutien peuvent être mis en oeuvre;
  5° la forme d'enseignement, lorsqu'il s'agit d'un élève qui fréquente ou fréquentera l'école secondaire spécialisée.
  Ils formulent en outre une recommandation sur les moyens humains à mettre en oeuvre pour le soutien durant l'année scolaire suivante.
  § 2. Les chefs d'établissement des écoles spécialisées organisées ou subventionnées par la Communauté germanophone examinent la recommandation formulée conformément au § 1er, alinéa 2; ils prennent de commun accord et en étroite collaboration avec les établissements d'enseignement ordinaire concernés une décision définitive quant aux moyens humains à mettre en oeuvre au niveau du soutien dans le respect des dispositions de l'article 53ter, §§ 3, 4 et 5, du décret du 27 juin 1990 fixant la façon de déterminer les fonctions du personnel dans l'enseignement spécialisé.
  Au plus tard pour le 15 mai, les chefs d'établissement des écoles spécialisées communiquent leur décision motivée aux chefs d'établissement des écoles ordinaires concernées, et ce par recommandé.
  Au plus tard pour le 20 mai, le chef d'établissement de l'école ordinaire communique aux personnes chargées de l'éducation, par recommandé, la décision motivée relative aux moyens humains à mettre en oeuvre pour le soutien.
  § 3. La décision quant au lieu de soutien désignera par principe une école conformément à la Convention des Nations unies relative aux droits des personnes handicapées adoptée par l'Assemblée générale des Nations unies le 13 décembre 2006. Si la Conférence de soutien constate, sur la base des besoins individuels de l'élève en matière de soutien pédagogique spécialisé, que l'école spécialisée constitue le lieu de soutien approprié pour l'élève, elle peut aussi désigner une école spécialisée comme lieu de soutien.
  Toutes les décisions de la Conférence de soutien sont motivées de manière détaillée.
  § 4. Si la procédure visant à établir la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé est, conformément à l'article 93.4, § 1er, alinéa 2, introduite hors délai en cas de maladie, d'accident ou de migration d'un élève et que la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé est établie chez cet élève, la Conférence de soutien peut se réunir en-dehors des délais fixés au § 1er.
  § 5. S'il est donné suite à une demande de changement d'école introduite pour un élève chez lequel la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été établie et pour lequel une école ordinaire a été désignée comme lieu de soutien, le chef d'établissement de l'école ordinaire qui accueille l'élève convoque sans tarder une nouvelle Conférence de soutien conformément aux modalités fixées aux §§ 1er à 3 et à l'article 93.14.
  Article 93.14. Convocation de la Commission de soutien.
  Si les membres de la Conférence de soutien ne parviennent pas à un accord quant aux aspects visés à l'article 93.13, § 1er, alinéa 1er, 1° à 5°, le chef d'établissement de l'école ordinaire renvoie le dossier devant la Commission de soutien mentionnée à l'article 93.24, et ce par recommandé dans les huit jours calendrier suivant la clôture des délibérations au sein de la Conférence de soutien.
  La Commission de soutien communique sa décision motivée quant aux aspects visés à l'article 93.13, § 1er, alinéa 1er, 1° à 5°, ainsi que sa recommandation quant aux moyens humains à mettre en oeuvre pour le soutien durant l'année scolaire suivante aux personnes chargées de l'éducation, au chef d'établissement de l'école ordinaire et au chef d'établissement de l'école spécialisée, et ce par recommandé dans les vingt jours ouvrables suivant l'envoi du recommandé mentionné à l'alinéa précédent.
  Si les personnes chargées de l'éducation ne sont pas d'accord avec la décision de la Commission de soutien, elles en informent le président de la Commission par écrit dans les quinze jours calendrier suivant l'envoi du recommandé contenant la décision. Le président renvoie alors l'affaire devant le juge de la jeunesse compétent.
  Section 4. - Plan de soutien individuel et portfolio de soutien
  Article 93.15. Plan de soutien individuel.
  Sous la responsabilité du chef d'établissement de l'école désignée comme lieu de soutien par la Conférence de soutien, et en collaboration avec les personnes chargées de l'éducation et les membres du personnel directeur, enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique chargés d'exécuter les mesures de soutien, un plan de soutien individuel est établi en début d'année scolaire pour chaque élève qui nécessite un soutien pédagogique spécialisé. Ce plan de soutien comprend les éléments suivants :
  1° une description précise des objectifs de soutien qui doivent être réalisés en collaboration avec les personnes chargées de l'éducation;
  2° la description des mesures de soutien et les noms des membres du personnel directeur, enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique chargés de la mise en oeuvre des mesures de soutien.
  Des spécialistes extérieurs peuvent être consultés dans le cadre de l'élaboration du plan de soutien.
  Article 93.16. Portfolio de soutien.
  Les personnes visées à l'article 93.15 alinéa 1er, 2°, présentent leur vision quant au développement de l'apprentissage et quant à la mise en oeuvre du plan de soutien dans un portfolio de soutien.
  Le chef d'établissement du lieu de soutien est responsable de la tenue du portfolio de soutien.
  Article 93.17. Evaluation.
  Avec les personnes chargées de l'éducation, les personnes énumérées à l'article 93.15, alinéa 1er, 2°, évaluent au moins une fois par année scolaire, sur la base du plan de soutien individuel et du portfolio, en quelle mesure les objectifs de soutien fixés dans le plan de soutien individuel ont été atteints. Ils corrigent le cas échéant les objectifs et les mesures correspondantes.
  Section 5. - Poursuite ou cessation de projets d'intégration en cours
  Article 93.18. Evaluation d'un projet d'intégration par la Conférence de soutien.
  Au plus tard pour le 30 avril de l'année scolaire en cours, les membres de la Conférence de soutien visés à l'article 93.12, § 1er, décident par consensus et sur la base de l'évaluation visée à l'article 93.17 si un projet d'intégration en cours sera ou non poursuivi l'année scolaire suivante.
  Article 93.19. Poursuite d'un projet d'intégration.
  § 1er. Si les membres de la Conférence de soutien visés à l'article 93.12, § 1er, se prononcent en faveur d'une poursuite du soutien pédagogique spécialisé dans l'école ordinaire, ils déterminent par consensus pour l'année scolaire suivante et avant le 30 avril de l'année scolaire en cours :
  1° si l'enfant, respectivement le jeune, recevra un enseignement basé en tout ou en partie sur les référentiels de compétences ou basé exclusivement sur un plan de soutien individuel;
  2° les objectifs du soutien;
  3° les mesures pédagogiques, thérapeutiques et/ou sanitaires qui devront être mises en place.
  La Conférence de soutien formule, en outre, une recommandation quant aux moyens humains à mettre en oeuvre durant l'année scolaire suivante.
  § 2. Les chefs d'établissement des écoles spécialisées organisées ou subventionnées par la Communauté germanophone examinent la recommandation formulée conformément au § 1er, alinéa 2; ils prennent de commun accord et en étroite collaboration avec les établissements d'enseignement ordinaire concernés une décision définitive quant aux moyens humains à mettre en oeuvre au niveau du soutien dans le respect des dispositions de l'article 53ter, §§ 3, 4 et 5, du décret du 27 juin 1990 fixant la façon de déterminer les fonctions du personnel dans l'enseignement spécialisé.
  Au plus tard pour le 15 mai, les chefs d'établissement des écoles spécialisées communiquent leur décision motivée aux chefs d'établissement des écoles ordinaires concernées, et ce par recommandé.
  Au plus tard pour le 20 mai, le chef d'établissement de l'école ordinaire communique aux personnes chargées de l'éducation, par recommandé, la décision motivée relative à la poursuite et aux moyens humains à mettre en oeuvre pour le soutien.
  Article 93.20. Cessation du soutien pédagogique spécialisé dans une école ordinaire au terme d'une année scolaire.
  § 1er. Si les membres de la Conférence de soutien visés à l'article 93.12, § 1er, se prononcent contre la poursuite du soutien pédagogique spécialisé dans une école ordinaire, ils déterminent par consensus, au plus tard le 30 avril de l'année scolaire en cours, si la scolarisation doit être poursuivie dans une école ordinaire sans soutien pédagogique spécialisé ou dans une école spécialisée.
  La décision relative à la cessation du soutien pédagogique spécialisé dans l'école ordinaire ne peut être prise qu'après avoir obtenu :
  1° un avis du centre psycho-médico-social assurant l'encadrement, explicité au sein de la Conférence de soutien;
  2° l'avis des personnes chargées de l'éducation.
  § 2. Au plus tard pour le 30 avril de l'année scolaire en cours, le chef d'établissement de l'école ordinaire transmet par recommandé aux personnes chargées de l'éducation la décision motivée relative à la cessation du soutien pédagogique spécialisé dans l'école ordinaire concernée et au futur lieu de soutien.
  Article 93.21. Convocation de la Commission de soutien.
  Si les membres de la Conférence de soutien ne parviennent pas à un accord quant aux aspects visés aux articles 93.18, 93.19, § 1er, alinéa 1er, 1° à 3°, et 93.20, § 1er, alinéa 1er, le chef d'établissement de l'école ordinaire renvoie le dossier devant la Commission de soutien mentionnée à l'article 93.24, et ce par recommandé dans les huit jours calendrier suivant la clôture des délibérations au sein de la Conférence de soutien.
  La Commission de soutien communique sa décision motivée quant aux aspects visés aux articles 93.18, 93.19, § 1er, alinéa 1er, 1° à 3°, et 93.20, § 1er, alinéa 1er, ainsi que - le cas échéant - sa recommandation quant aux moyens humains à mettre en oeuvre pour le soutien durant l'année scolaire suivante aux personnes chargées de l'éducation, au chef d'établissement de l'école ordinaire et au chef d'établissement de l'école spécialisée, et ce par recommandé dans les vingt jours ouvrables suivant l'envoi du recommandé mentionné à l'alinéa précédent.
  Si les personnes chargées de l'éducation ne sont pas d'accord avec la décision de la Commission de soutien, elles en informent le président de la Commission par écrit dans les quinze jours calendrier suivant l'envoi du recommandé contenant la décision. Le président renvoie alors l'affaire devant le juge de la jeunesse compétent.
  Article 93.22. Interruption du soutien pédagogique spécialisé dans une école ordinaire en cours d'année scolaire.
  § 1er. Le soutien pédagogique spécialisé dans une école ordinaire est interrompu en cours d'année scolaire sur décision unanime des membres de la Conférence de soutien visés à l'article 93.12, § 1er. Ils ne peuvent prendre cette décision qu'après avoir obtenu :
  1° un avis du centre psycho-médico-social assurant l'encadrement;
  2° l'avis des personnes chargées de l'éducation.
  § 2. Le chef d'établissement de l'école ordinaire transmet par recommandé aux personnes chargées de l'éducation la décision motivée relative à la cessation du soutien pédagogique spécialisé dans l'école ordinaire concernée et au futur lieu de soutien. Il informe, en outre, l'administration de l'enseignement de cette interruption.
  Si les membres de la Conférence de soutien ne parviennent pas à un accord, le chef d'établissement de l'école ordinaire renvoie le dossier devant la Commission de soutien mentionnée à l'article 93.24, et ce par recommandé dans les huit jours calendrier suivant la clôture des délibérations au sein de la Conférence de soutien.
  La Commission de soutien communique sa décision motivée aux personnes chargées de l'éducation, au chef d'établissement de l'école ordinaire et au chef d'établissement de l'école spécialisée, et ce par recommandé dans les vingt jours ouvrables suivant l'envoi du recommandé qui introduit le recours.
  Si les personnes chargées de l'éducation ne sont pas d'accord avec la décision de la Commission de soutien, elles en informent le président de la Commission par écrit dans les quinze jours calendrier suivant l'envoi du recommandé contenant la décision. Le président renvoie alors l'affaire devant le juge de la jeunesse compétent.
  Article 93.23. Avis du centre psycho-médico-social.
  Si les personnes chargées de l'éducation s'opposent par principe à demander l'avis émis par le centre psycho-médico-social visé à l'article 93.20, § 1er, alinéa 2, 1° ou 93.23, § 1er, alinéa 1er, 1°, le chef d'établissement de l'école ordinaire peut contacter la Commission de soutien. Il informe les personnes chargées de l'éducation du fait qu'il contacte la Commission de soutien.
  La Commission de soutien communique sa décision aux personnes chargées de l'éducation et au chef d'établissement de l'école ordinaire par recommandé, et ce dans les vingt jours ouvrables suivant la réception du recours.
  Si les personnes chargées de l'éducation ne sont pas d'accord avec la décision de la Commission de soutien, elles en informent le président de la Commission par écrit dans les quinze jours calendrier suivant la réception du recommandé. Le président renvoie alors l'affaire devant le juge de la jeunesse compétent.
  La Commission de soutien renvoie également l'affaire devant le juge de la jeunesse compétent si les personnes chargées de l'éducation ne donnent pas suite à la décision qu'elle a prise.
  Section 6. - La Commission de soutien
  Article 93.24. Installation.
  § 1er. Le Gouvernement installe une Commission de soutien. Elle se compose :
  1° d'un président;
  2° d'un représentant de l'Office pour les personnes handicapées;
  3° d'une personne disposant d'une expérience ou qualification spécifique dans le domaine de la pédagogie de soutien;
  4° d'une personne proposée par le pouvoir organisateur de l'école ordinaire que l'élève fréquente ou fréquentera conformément au souhait des parents, et qui n'appartient pas au personnel de l'école ordinaire concernée;
  5° d'un secrétaire.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, 4°, une personne proposée par le pouvoir organisateur de l'école spécialisée que l'élève fréquente et qui n'appartient pas au personnel de l'école spécialisée concernée est présente aux réunions où la Commission de soutien délibère sur l'octroi de la dérogation prévue à l'article 4, alinéa 2, de la loi du 6 juillet 1970 sur l'enseignement spécialisé et intégré.
  § 2. Le Gouvernement désigne un suppléant pour chaque membre effectif mentionné au § 1er. En cas de démission ou de perte de la fonction en vertu de laquelle la personne a été désignée membre de la Commission de soutien, le suppléant achève le mandat et un autre suppléant est désigné. Si un membre effectif est empêché, c'est le suppléant qui participe à la séance.
  Le président et son suppléant ainsi que le secrétaire et son suppléant sont désignés parmi les membres de l'administration de l'enseignement en activité de service.
  § 3. Les membres visés au § 1er et leurs suppléants visés au § 2 sont désignés par le Gouvernement pour une période de quatre ans.
  Article 93.25. Missions.
  La Commission de soutien remplit les missions citées aux articles 93.6, § 4, 93.14, 93.20, 93.22, 93.23, § 3 et 93.24.
  En outre, elle est compétente pour octroyer la dérogation prévue à l'article 4, alinéa 2, de la loi du 6 juillet 1970 sur l'enseignement spécialisé et intégré.
  Article 93.26. Règlement d'ordre intérieur.
  La Commission de soutien se dote d'un règlement d'ordre intérieur et le soumet à l'approbation du Gouvernement.
  Article 93.27. Décharge de membres.
  Un membre peut demander à être déchargé s'il estime avoir un intérêt moral en la cause ou s'il croit que l'on pourrait douter de son impartialité. Le président décide s'il fait droit à cette demande ou pas. Il peut aussi dispenser de sa propre initiative un membre pour les mêmes raisons.
  Le président, le président suppléant, les membres effectifs et les membres suppléants ne peuvent siéger dans une affaire concernant leur enfant, respectivement l'enfant d'un parent jusqu'au 4e degré inclus.
  Article 93.28. Fonctionnement de la Commission de soutien en cas de convocation conformément aux articles 93.6, § 4, 93.14, 93.21, 93.22, § 3, et 93.23.
  Les parties visées à l'alinéa 2 sont convoquées par le président dans les dix jours ouvrables suivant la réception du dossier. Trois jours ouvrables au moins doivent séparer l'invitation et l'audition des parties; le cachet de la poste fait foi.
  Les personnes chargées de l'éducation, le chef d'établissement de l'école ordinaire en sa qualité de président de la Conférence de soutien, et le chef d'établissement de l'école spécialisée sont entendus par la Commission de soutien.
  Les personnes chargées de l'éducation, le chef d'établissement de l'école ordinaire et le chef d'établissement de l'école spécialisée peuvent se faire assister par un avocat ou un représentant d'une association qui défend leurs intérêts respectifs. Les personnes chargées de l'éducation ont, en outre, le droit de se faire représenter par un avocat ou un représentant d'une association qui défend leurs intérêts.
  La Commission de soutien peut ordonner une enquête complémentaire. Elle peut aussi consulter des experts.
  Le fait que les personnes chargées de l'éducation, le chef d'établissement de l'école ordinaire, le chef d'établissement de l'école spécialisée ou encore leur représentant respectif ne comparaissent pas lors de la séance n'empêche pas la Commission de soutien de statuer.
  Article 93.29. Fonctionnement de la Commission de soutien en cas de convocation de la Commission pour octroyer une dérogation en vue du maintien dans l'enseignement spécialisé.
  Les parties citées à l'alinéa 2 sont convoquées par le président dans les dix jours ouvrables suivant la réception de l'avis positif émis par le conseil de classe de l'école spécialisée à propos du maintien de l'élève dans l'école secondaire spécialisée au-delà de son vingt-et-unième anniversaire. Trois jours ouvrables au moins doivent séparer l'invitation et l'audition des parties; le cachet de la poste fait foi.
  Les personnes chargées de l'éducation et le chef d'établissement de l'école spécialisée sont entendus par la Commission de soutien.
  Les personnes chargées de l'éducation et le chef d'établissement de l'école spécialisée peuvent se faire assister par un avocat ou un représentant d'une association qui défend leurs intérêts respectifs. Les personnes chargées de l'éducation ont, en outre, le droit de se faire représenter par un avocat ou un représentant d'une association qui défend leurs intérêts.
  La Commission de soutien peut ordonner une enquête complémentaire. Elle peut aussi consulter des experts.
  Le fait que les personnes chargées de l'éducation, le chef d'établissement de l'école spécialisée ou encore leur représentant respectif ne comparaissent pas lors de la séance n'empêche pas la Commission de soutien de statuer.
  Article 93.30. Quorum de présence et de vote.
  La Commission de soutien ne peut délibérer valablement que si tous les membres effectifs ou, s'ils sont absents, leurs suppléants respectifs sont présents. Si ce n'est pas le cas, le président convoque une nouvelle réunion dans les cinq jours ouvrables. Au cours de cette nouvelle réunion, une décision peut être prise indépendamment du nombre de membres présents.
  Tous les membres effectifs cités à l'article 93.24, § 1er, 1°, 2°, 3° et 4°, ou s'ils sont absents, leurs suppléants respectifs, ont voix délibérative.
  La décision motivée est prise à l'issue d'un vote à la majorité simple. Les abstentions ne sont pas admises. En cas de parité, la voix du président est prépondérante.
  Article 93.31. Communication de la décision.
  La décision motivée de la Commission de soutien est communiquée par recommandé aux parties, dans les cinq jours ouvrables qui suivent la réunion au cours de laquelle elle a été prise.
  Article 93.32. Frais de fonctionnement et indemnités.
  Les frais de fonctionnement de la Commission de soutien sont à charge de la Communauté germanophone.
  En application de l'arrêté du Gouvernement du 12 juillet 2001 portant harmonisation des jetons de présence et des indemnités de déplacement au sein d'organismes et de conseils d'administration de la Communauté germanophone, les membres effectifs, respectivement les membres suppléants, perçoivent des jetons de présence et une indemnité de déplacement à charge du budget de la Communauté germanophone."
Titel IV. - Hulp bij de ondersteuning van leerlingen met leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen
TITRE IV. - Aide au soutien accordé aux élèves en difficulté d'apprentissage dans les écoles ordinaires et spécialisées
Art. 17. Hulp bij de ondersteuning van leerlingen met leermoeilijkheden in de gewone scholen
  In hoofdstuk VI van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs wordt een afdeling 2bis, dat de artikelen 52.1 tot en met 52.5 bevat, ingevoegd, luidende :
  "Afdeling 2bis - Bijzondere ondersteuning van leerlingen met leermoeilijkheden in de gewone basisscholen
  Onderafdeling 1. - Principe
  Artikel 52.1. Diagnose van de specifieke onderwijsbehoeften en bijzondere ondersteuning in de gewone basisscholen
  § 1 - Om de vaardigheden op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek te stimuleren en de competenties op het gebied van bevorderingspedagogiek in de gewone basisscholen te vergroten, worden het gewoon basisonderwijs 100 vierden van een betrekking ter beschikking gesteld die volgens de volgende verdeelsleutel worden toegekend :
  blok 1 : 20 / 4
  blok 2 : 15 / 4
  blok 3 : 25 / 4
  blok 4 : 20 / 4
  blok 5 : 20 / 4
  § 2. Elke inrichtende macht van het gewoon basisonderwijs krijgt een bepaald aantal vierden van een betrekking, berekend volgens deze formule :
Art. 17. Aide au soutien accordé aux élèves en difficulté d'apprentissage dans les écoles ordinaires.
  Dans le chapitre VI du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, il est inséré une section 2bis, comportant les articles 52.1 à 52.5, rédigée comme suit :
  "Section 2bis. - Soutien particulier accordé aux élèves en difficulté d'apprentissage dans les écoles fondamentales ordinaires
  Sous-section 1re. - Principe
  Article 52.1. Diagnostic et soutien particulier dans les écoles fondamentales ordinaires.
  § 1er. Afin de stimuler l'aptitude au diagnostic et d'élargir les compétences en pédagogie de soutien dans les écoles fondamentales ordinaires, cent quarts d'emploi échelonnés comme suit sont mis à disposition de l'enseignement fondamental ordinaire :
  Bloc 1 : 20 quarts d'emploi.
  Bloc 2 : 15 quarts d'emploi.
  Bloc 3 : 25 quarts d'emploi.
  Bloc 4 : 20 quarts d'emploi.
  Bloc 5 : 20 quarts d'emploi.
  § 2. Chaque pouvoir organisateur de l'enseignement fondamental ordinaire reçoit un certain nombre de quarts d'emploi calculé selon la formule suivante :
A x B/C
A x B/C
A = aantal overeenkomstig § 1 aan het gewoon basisonderwijs ter beschikking gestelde vierden van een betrekking
  B = aantal leerlingen in de gewone basisscholen van de inrichtende macht
  C = totaal aantal leerlingen in de gewone basisscholen in de Duitstalige Gemeenschap
  Indien het eerste decimaal getal kleiner dan 5 is, wordt tot het vorige vierde van een betrekking afgerond. Vanaf een waarde van 5 wordt tot het volgende vierde van een betrekking afgerond.
  § 3. Binnen zes jaar na inwerkingtreding van dit decreet worden de in § 1 vermelde vierden van een betrekking ter beschikking gesteld. De Regering bepaalt het tijdstip en de nadere regels voor de terbeschikkingstelling.
  Onderafdeling 2. - Berekeningswijze
  Artikel 52.2. Principe
  De berekening van het betrekkingenpakket gebeurt voor alle basisscholen van een inrichtende macht samen.
  Als teldag voor de berekening geldt de laatste schooldag van januari van het voorgaande schooljaar.
  Artikel 52.3. Aard van de telling
  De volgende leerlingenaantallen worden samengeteld :
  1. het aantal regelmatige kleuters dat tijdens de maand januari gedurende ten minste vijf schooldagen ten belope van een halve dag aanwezig was;
  2. het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs.
  Onderafdeling 3. - Aanwending van het betrekkingenpakket
  Artikel 52.4. Aanwendingsduur
  Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 is beschikbaar voor het lopende schooljaar.
  Artikel 52.5. Aanwending
  De inrichtende macht kan het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 in een of meer van zijn scholen aanwenden om :
  1. personeelsleden te vervangen die een door de Regering erkende voortgezette opleiding volgen op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek, bevorderingspedagogiek en in het bijzonder de ondersteuning van leerlingen met bijzondere moeilijkheden op het vlak van de ontwikkelingsdoelen en de kerncompetenties van de onderwijstaal, de eerste vreemde taal of wiskunde en eventueel ook op het vlak van vakoverschrijdende competenties;
  2. vanaf het schooljaar 2014-2015 personeelsleden aan te werven die niet alleen houder zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het uit te oefenen ambt, maar bovendien houder zijn van een bijkomende en op grond van een door de Regering goedgekeurde opleiding toegekende kwalificatie op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek, bevorderingspedagogiek of de ondersteuning van leerlingen met bijzondere moeilijkheden op het vlak van de ontwikkelingsdoelen en de kerncompetenties van de onderwijstaal, de eerste vreemde taal of wiskunde en zo nodig ook op het vlak van vakoverschrijdende competenties.
  Het betrekkingenpakket wordt gevoegd bij het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig afdeling 3 van dit hoofdstuk. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 wordt niet in aanmerking genomen voor een vaste benoeming of een definitieve aanstelling."
A x B/C
A x B/C
A = nombre de quarts d'emploi mis à disposition de l'enseignement fondamental ordinaire conformément au § 1er.
  B = nombre d'élèves dans les écoles fondamentales ordinaires du pouvoir organisateur.
  C = nombre total d'élèves dans les écoles fondamentales ordinaires en Communauté germanophone.
  Si la première décimale du nombre de quarts d'emploi calculé est inférieure à 5, le résultat est arrondi au quart d'emploi inférieur. Si elle est égale ou supérieure à 5, le résultat est arrondi au quart d'emploi supérieur.
  § 3. Les quarts d'emploi visés au § 1er sont mis à disposition dans les six ans suivant l'entrée en vigueur du décret. Le Gouvernement fixe le moment et les modalités de leur mise à disposition.
  Sous-section 2. - Base de calcul
  Article 52.2. Principe.
  Le calcul du capital emplois s'effectue collectivement pour toutes les écoles fondamentales d'un même pouvoir organisateur.
  Le jour de référence pour calculer le capital emplois est le dernier jour d'école du mois de janvier de l'année scolaire précédente.
  Article 52.3. Mode de calcul.
  Les élèves suivants sont additionnés :
  1° les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui durant le mois de janvier ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées;
  2° les élèves réguliers de l'enseignement primaire.
  Sous-section 3. - Utilisation du capital emplois
  Article 52.4. Durée d'utilisation.
  Le capital emplois calculé conformément aux articles 52.1 à 52.3 est disponible pour l'année scolaire en cours.
  Article 52.5. Utilisation.
  Le pouvoir organisateur peut utiliser le capital emplois calculé conformément aux articles 52.1 à 52.3 dans une ou plusieurs de ses écoles pour :
  1° remplacer des membres du personnel qui suivent une formation continuée reconnue par le Gouvernement et portant sur le diagnostic, la pédagogie de soutien et plus particulièrement le soutien donné à des élèves qui présentent des difficultés particulières quant aux objectifs de développement, aux macro-compétences en ce qui concerne la langue de l'enseignement, la première langue étrangère ou les mathématiques et, le cas échéant, aux compétences transversales;
  2° engager à partir de l'année scolaire 2014-2015 des membres du personnel qui sont porteurs, outre du titres requis pour la fonction à pourvoir ou du titre jugé suffisant, d'une qualification supplémentaire acquise dans le cadre d'une formation reconnue par le Gouvernement et portant sur le diagnostic, la pédagogie de soutien ou le soutien donné à des élèves qui présentent des difficultés particulières quant aux objectifs de développement, aux macro-compétences en ce qui concerne la langue de l'enseignement, la première langue étrangère ou les mathématiques et, le cas échéant, aux compétences transversales.
  Le capital emplois est ajouté au capital emplois calculé conformément à la section 3 du présent chapitre. Le capital emplois calculé conformément aux articles 52.1 à 52.3 n'est pas disponible pour une nomination ou un engagement à titre définitif."
Art.18. Hulp bij de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in gespecialiseerde scholen
  In hoofdstuk I van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald, wordt een artikel 5quater ingevoegd, luidend als volgt :
  "Artikel 5quater. Hulp bij de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in gespecialiseerde scholen
  § 1. Ter ondersteuning van de vaardigheden op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek en ter uitbreiding van de competenties op het vlak van bevorderingspedagogiek in de gespecialiseerde basisscholen worden aan het gespecialiseerd basisonderwijs 18 vierden van een betrekking ter beschikking gesteld die volgens de volgende verdeelsleutel worden toegekend :
  blok 1 : 4 / 4
  blok 2 : 2 / 4
  blok 3 : 5 / 4
  blok 4 : 3 / 4
  blok 5 : 4 / 4
  Elke inrichtende macht van het gespecialiseerd onderwijs krijgt een bepaald aantal vierden van een betrekking, berekend volgens deze formule :
  A x B/C
  A = aantal overeenkomstig § 1 aan het gespecialiseerd onderwijs ter beschikking gestelde vierden van een betrekking
  B = aantal leerlingen in de gespecialiseerde scholen van de inrichtende macht
  C = totaal aantal leerlingen in de gespecialiseerde scholen in de Duitstalige Gemeenschap
  Indien het eerste decimaal getal kleiner dan 5 is, wordt tot het vorige vierde van een betrekking afgerond. Vanaf een waarde van 5 wordt tot het volgende vierde van een betrekking afgerond.
  Binnen zes jaar na inwerkingtreding van dit decreet worden de in het eerste lid vermelde vierden van een betrekking ter beschikking gesteld. De Regering bepaalt het tijdstip en de nadere regels voor de terbeschikkingstelling.
  § 2. Als teldag voor de berekening geldt de laatste schooldag van januari van het voorgaande schooljaar.
  § 3. De volgende leerlingenaantallen worden samengeteld :
  1. het aantal regelmatige kleuters die tijdens de maand januari gedurende ten minste vijf schooldagen ten belope van een halve dag aanwezig waren;
  2. het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs;
  3. het aantal regelmatige leerlingen secundair onderwijs.
  § 4. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de §§ 1 tot 3 is beschikbaar voor het lopende schooljaar.
  § 5. Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig de §§ 1 tot 3 kan door de inrichtende macht worden aangewend om in een gespecialiseerde school :
  1. leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel te vervangen die een door de Regering erkende voortgezette opleiding volgen op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek, bevorderingspedagogiek en in het bijzonder de ondersteuning van leerlingen met bijzondere moeilijkheden op het vlak van de ontwikkelingsdoelen en de kerncompetenties van de onderwijstaal, de eerste vreemde taal of wiskunde en eventueel ook op het vlak van vakoverschrijdende competenties;
  2. vanaf het schooljaar 2014-2015 personeelsleden aan te werven die niet alleen houder zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het uit te oefenen ambt, maar bovendien houder zijn van een bijkomende en op grond van een door de Regering goedgekeurde opleiding toegekende kwalificatie op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek, bevorderingspedagogiek, heilpedagogie of orthopedagogie.
  Het betrekkingenpakket wordt gevoegd bij het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig artikel 5ter. Het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig de §§ 1 tot en met 3 wordt niet in aanmerking genomen voor een vaste benoeming of een definitieve aanstelling."
Art. 18. Aide au soutien accordé aux élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé dans les écoles spécialisées.
  Dans le chapitre VI du décret du 27 juin 1990 fixant la façon de déterminer les fonctions du personnel dans l'enseignement spécialisé, il est inséré un article 5quater rédigé comme suit :
  "Article 5quater. Aide au soutien accordé aux élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé dans les écoles spécialisées.
  § 1er. Afin de stimuler l'aptitude au diagnostic et d'élargir les compétences en pédagogie de soutien dans les écoles fondamentales spécialisées, dix-huit quarts d'emploi échelonnés comme suit sont mis à disposition de l'enseignement fondamental spécialisé :
  Bloc 1 : 4 quarts d'emploi
  Bloc 2 : 2/4 d'emploi
  Bloc 3 : 5 quarts d'emploi
  Bloc 4 : 3 quarts d'emploi
  Bloc 5 : 4 quarts d'emploi
  Chaque pouvoir organisateur de l'enseignement spécialisé reçoit un certain nombre de quarts d'emploi calculé selon la formule suivante :
-
A x B/C
A x B/C
A = nombre de quarts d'emploi mis à disposition de l'enseignement spécialisé conformément au § 1er.
  B = nombre d'élèves dans les écoles spécialisées du pouvoir organisateur.
  C = nombre total d'élèves dans les écoles spécialisées en Communauté germanophone.
  Si la première décimale du nombre de quarts d'emploi calculé est inférieure à 5, le résultat est arrondi au quart d'emploi inférieur. Si elle est égale ou supérieure à 5, le résultat est arrondi au quart d'emploi supérieur.
  Les quarts d'emploi visés au premier alinéa sont mis à disposition dans les six ans suivant l'entrée en vigueur du décret. Le Gouvernement fixe le moment et les modalités de leur mise à disposition.
  § 2. Le jour de référence pour calculer le capital emplois est le dernier jour d'école du mois de janvier de l'année scolaire précédente.
  § 3. Les élèves suivants sont additionnés :
  1° les élèves réguliers de l'enseignement maternel qui durant le mois de janvier ont été présents pendant au moins cinq jours d'école à raison de demi-journées;
  2° les élèves réguliers de l'enseignement primaire;
  3° les élèves réguliers de l'enseignement secondaire.
  § 4. Le capital emplois calculé conformément aux §§ 1er à 3 est disponible pour l'année scolaire en cours.
  § 5. Le pouvoir organisateur peut utiliser le capital emplois calculé conformément aux §§ 1er à 3 dans une école spécialisée pour :
  1° remplacer des membres du personnel directeur, enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique qui suivent une formation continuée reconnue par le Gouvernement et portant sur le diagnostic, la pédagogie de soutien et plus particulièrement le soutien donné à des élèves qui présentent des difficultés particulières quant aux objectifs de développement, aux macro-compétences en ce qui concerne la langue de l'enseignement, la première langue étrangère ou les mathématiques et, le cas échéant, aux compétences transversales;
  2° engager à partir de l'année scolaire 2014-2015 des membres du personnel qui sont porteurs, outre du titre requis pour la fonction à pourvoir ou du titre jugé suffisant, d'une qualification supplémentaire acquise dans le cadre d'une formation reconnue par le Gouvernement et portant sur le diagnostic, la pédagogie de soutien, la pédagogie curative ou l'orthopédagogie.
  Le capital emplois est ajouté au capital emplois calculé conformément à l'article 5ter. Le capital emplois calculé conformément aux §§ 1er à 3 n'est pas disponible pour une nomination ou un engagement à titre définitif."
Art.19. Verlof om deel te nemen aan een door de Regering erkende voortgezette opleiding op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek of bevorderingspedagogiek
  § 1. Dit artikel is van toepassing op :
  1. de personeelsleden van de onderwijsinstellingen die door de Duitstalige Gemeenschap worden georganiseerd en die aan een statuut onderworpen zijn;
  2. de gesubsidieerde personeelsleden van de onderwijsinstellingen die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden en die aan een statuut onderworpen zijn.
  § 2. Op voorstel van het inrichtingshoofd kan de inrichtende macht aan een in § 1 vermeld personeelslid dat in actieve dienst is, verlof toekennen om deel te nemen aan een door de Regering erkende voortgezette opleiding op het vlak van handelingsgerichte diagnostiek of bevorderingspedagogiek.
  De inrichtende macht kent het verlof toe in het kader van het betrekkingenpakket waarover ze beschikt overeenkomstig artikel 5quater van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald of overeenkomstig de artikelen 52.1 tot en met 52.3 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs.
  Het in het eerste lid vermelde verlof kan worden toegekend voor de hele dienstprestatie van het personeelslid of voor een deel ervan.
  De duur van het verlof is gelijk aan de duur van de gevolgde voortgezette opleiding.
  § 3. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het in § 2 vermelde verlof dient via het inrichtingshoofd respectievelijk de directeur, uiterlijk dertig dagen voor het begin van het verlof, bij de inrichtende macht schriftelijk een verzoek in waarin hij de begin- en einddatum van het verlof vermeldt. Bij dit verzoek wordt een bevestiging van deelname gevoegd die wordt afgegeven door de instelling die de voortgezette opleiding organiseert.
  In afwijking van het vorige lid kan de inrichtende macht het in § 2 vermelde verlof ook toekennen, wanneer dat na verstrijken van de in het vorige lid gestelde termijn werd aangevraagd, voor zover het inrichtingshoofd vaststelt dat een vlotte werking van de dienst niet in het gedrang komt.
  Na het afsluiten van de voortgezette opleiding dient het personeelslid via het inrichtingshoofd bij de inrichtende macht een bevestiging van deelname in die werd afgegeven door de instelling die de voortgezette opleiding organiseert.
  § 4. Het in § 2 vermelde verlof wordt bezoldigd en met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
Art.19. Congé en vue de participer à une formation continuée reconnue par le Gouvernement et portant sur le diagnostic ou sur la pédagogie de soutien.
  § 1er. Le présent article s'applique :
  1° aux membres du personnel des établissements d'enseignement organisés par la Communauté germanophone et qui sont soumis à un statut;
  2° aux membres du personnel subsidiés des établissements d'enseignement subventionnés par la Communauté germanophone et qui sont soumis à un statut.
  § 2. Sur proposition du chef d'établissement, le pouvoir organisateur peut octroyer un congé à un membre du personnel en activité de service visé au § 1er afin de lui permettre de participer à une formation continuée reconnue par le Gouvernement et portant sur le diagnostic ou la pédagogie de soutien.
  Le pouvoir organisateur octroie le congé dans le cadre du capital emplois dont il dispose conformément à l'article 5quater du décret du 27 juin 1990 fixant la façon de déterminer les fonctions du personnel dans l'enseignement spécial, respectivement aux articles 52.1 à 52.3 du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire.
  Le congé visé au premier alinéa peut être octroyé pour l'ensemble ou une partie des prestations fournies par le membre du personnel.
  La durée du congé correspond à la durée de la formation continuée suivie.
  § 3. Le membre du personnel qui souhaite bénéficier du congé mentionné au § 2 introduit auprès de son pouvoir organisateur, par l'intermédiaire du chef d'établissement, respectivement du directeur, une demande écrite mentionnant les dates de début et de fin du congé, et ce au plus tard trente jours avant le début du congé. Cette demande est accompagnée d'une autorisation de participation délivrée par l'établissement qui organise la formation continuée.
  Par dérogation à l'alinéa précédent, le pouvoir organisateur peut même octroyer le congé mentionné au § 2 lorsqu'il a été demandé après expiration du délai prévu à l'alinéa précédent, pour autant que le chef d'établissement estime que le fonctionnement du service n'en est pas affecté.
  A l'issue de la formation continuée, le membre du personnel introduit auprès du pouvoir organisateur, par l'intermédiaire du chef d'établissement, une attestation de participation délivrée par l'établissement qui organise la formation continuée.
  § 4. Le congé mentionné au § 2 est un congé rémunéré assimilé à une activité de service.
TITEL V. - Wijziging van verschillende bepalingen
TITRE V. - Modification de différentes dispositions
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
CHAPITRE Ier. - Modification de l'arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé du Ministère de l'instruction publique
Art.20. In artikel 16, § 3, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, vervangen bij het decreet van 25 juni 2007, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.20. Dans l'article 16, § 3, de l'arrêté royal du 15 avril 1958 portant statut pécuniaire du personnel enseignant, scientifique et assimilé du ministère de l'instruction publique, remplacé par le décret de 25 juin 2007, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs
CHAPITRE II. - Modification de la loi du 22 juin 1964 relative au statut des membres du personnel de l'enseignement de l'Etat
Art.21. In artikel 3, § 2, van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, laatstelijk gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en wordt het woord "psychologische" vervangen door het woord "psychosociale".
Art.21. Dans l'article 3, § 2, de la loi du 22 juin 1964 relative au statut des membres du personnel de l'enseignement de l'Etat, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal n° 456 du 10 septembre 1986, les mots "d'enseignement spécial" sont remplacés par les mots "d'enseignement spécialisé" et le mot "psychologique" par le mot "sociopsychologique".
Art.22. In artikel 5, vijfde lid, van diezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
  Hetzelfde artikel wordt met een zesde lid aangevuld, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid wordt het ambt van departementshoofd van een gespecialiseerde secundaire school vanaf 1 september 2009 toegewezen in de vorm van een aanstelling van doorlopende duur overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, evenals der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen. Daarna kan overeenkomstig hetzelfde koninklijk besluit een definitieve benoeming plaatsvinden."
Art.22. Dans l'article 5, alinéa 5, de la même loi, inséré par le décret du 25 juin 2007, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
  Le même article est complété par un sixième alinéa, rédigé comme suit :
  "Par dérogation au premier alinéa, la fonction de chef de département d'une école secondaire spécialisée sera, à partir du 1er septembre 2009, attribuée sous forme d'une désignation pour une durée indéterminée conformément aux dispositions y afférentes de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécialisé, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements. Une nomination à titre définitif pourra intervenir par la suite conformément au même arrêté royal."
Art.23. In artikel 6, eerste lid, van dezelfde wet, aangevuld bij wet van 6 juli 1970, worden de woorden "van het psychologisch personeel, van het paramedisch personeel en van het sociaal personeel" vervangen door de woorden "van het psychosociaal personeel en van het paramedisch personeel".
Art.23. Dans l'article 6, alinéa 1er, de la même loi, complété par la loi du 6 juillet 1970, les mots "du personnel psychologique, paramédical et social" sont remplacés par les mots "du personnel sociopsychologique et du personnel paramédical".
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
CHAPITRE III. - Modification de l'arrêté royal du 29 août 1966 fixant le statut des membres du personnel administratif, du personnel de maîtrise, gens de métier et de service des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat
Art.24. In het opschrift van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs en in artikel 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij decreet van 23 maart 2009, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.24. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 29 août 1966 fixant le statut des membres du personnel administratif, du personnel de maîtrise, gens de métier et de service des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat ainsi que dans l'article 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal, modifié par le décret du 23 mars 2009, le mot "spécial" est chaque fois remplacé par le mot "spécialisé".
Art.25. In artikel 57 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.25. Dans l'article 57 du même arrêté royal, remplacé par le décret du 26 juin 2006, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief, meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
CHAPITRE IV. - Modification de l'arrêté royal du 28 février 1967 fixant le statut des membres du personnel administratif, du personnel de maîtrise, gens de métier et de service des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat
Art.26. In het opschrift van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief, meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.26. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 28 février 1967 déterminant les positions administratives du personnel administratif, du personnel de maîtrise, gens de métier et de service des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 juni 1967 tot vaststelling van de bekwaamheidsbewijzen vereist van de kandidaten voor de wervingsambten van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
CHAPITRE V. - Modification de l'arrêté royal du 19 juin 1967 fixant les titres requis des candidats aux fonctions de recrutement du personnel administratif, du personnel de maîtrise, gens de métier et de service des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat
Art.27. In het opschrift van het koninklijk besluit van 19 juni 1967 tot vaststelling van de bekwaamheidsbewijzen vereist van de kandidaten voor de wervingsambten van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.27. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 19 juin 1967 fixant les titres requis des candidats aux fonctions de recrutement du personnel administratif, du personnel de maîtrise, gens de métier et de service des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
CHAPITRE VI. - Modification de l'arrêté royal du 8 décembre 1967 pris en application de l'article 3 de l'arrêté royal du 28 février 1967 déterminant les positions administratives du personnel administratif, du personnel de maîtrise, gens de métier et de service des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat
Art.28. In het opschrift van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.28. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 8 décembre 1967 pris en application de l'article 3 de l'arrêté royal du 28 février 1967 déterminant les positions administratives du personnel administratif, du personnel de maîtrise, gens de métier et de service des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
Art.29. In artikel 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Regering van 27 januari 1993, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.29. Dans l'article 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement du 27 janvier 1993, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen
CHAPITRE VII. - Modification de l'arrêté royal du 2 octobre 1968 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat et les fonctions des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements
Art.30. In het opschrift van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen worden de woorden "paramedisch personeel" vervangen door de woorden "paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.30. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 2 octobre 1968 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat et les fonctions des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements les mots ", du personnel paramédical" sont remplacés par les mots ", du personnel paramédical et sociopsychologique" et le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
Art.31. Het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt :
  "Hoofdstuk II - Ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de onderwijsinrichtingen van de Staat en bij de internaten die van deze inrichtingen afhangen"
Art.31. L'intitulé du chapitre II du même arrêté royal est remplacé par l'intitulé suivant :
  "CHAPITRE II. - Fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement de l'Etat et des internats qui en dépendent"
Art.32. Artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 23 maart 2009, wordt als volgt gewijzigd :
  1. Na het eerste lid wordt een tweede lid ingevoegd, luidende :
  "De hierna opgesomde wervings-, selectie- en bevorderingsambten worden afzonderlijk vermeld voor de gewone scholen en voor de gespecialiseerde scholen."
  2. A, c), wordt aangevuld met een bepaling onder 14bis, luidende :
  "14bis. Departementshoofd van een gespecialiseerde school".
  C, c), wordt aangevuld met een bepaling onder 17°, luidende :
  "17° Directeur van een gespecialiseerde school".
Art.32. A l'article 6 du même arrêté royal, modifié en dernier lieu par le décret du 23 mars 2009, les modifications suivantes sont apportées :
  1° un alinéa 2 rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Les fonctions de recrutement, de sélection et de promotion citées ci-dessous sont chaque fois ventilées entre école ordinaire et école spécialisée.";
  2° un 14bis, rédigé comme suit, est inséré dans la lettre C, b) :
  "14bis. Chef de département d'une école spécialisée";
  3° un 17°, rédigé comme suit, est inséré dans la lettre C, c) :
  "17° Directeur d'une école spécialisée".
Art.33. Artikel 7, a), 8°, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij decreet van 27 juni 2005, wordt vervangen als volgt :
  "8. School- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek".
Art.33. L'article 7, a), 8°, du même arrêté royal, modifié par le décret du 27 juin 2005, est remplacé par ce qui suit :
  "8° Auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien".
Art.34. In hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt een artikel 9.1 ingevoegd, luidende :
  "Artikel 9.1. De ambten van de leden van het psychosociaal personeel van de inrichtingen voor kleuter-, lager, middelbaar en niet-universitair hoger onderwijs van de Staat worden als volgt vastgelegd en in wervingsambten ingedeeld :
  a) Wervingsambten
  1. Psychosociale begeleider;
  2. Maatschappelijk assistent."
Art.34. Dans le chapitre II du même arrêté, il est inséré un article 9.1 rédigé comme suit :
  "Article 9.1 - Les fonctions des membres du personnel sociopsychologique des établissements d'enseignement gardien, primaire, secondaire et supérieur non-universitaire de l'Etat sont fixées et classées comme suit en fonctions de recrutement :
  a) fonctions de recrutement
  1° auxiliaire psychosocial;
  2° assistant social."
HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 21 oktober 1968, genomen ter uitvoering van artikel 7 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
CHAPITRE VIII. - Modification de l'arrêté royal du 21 octobre 1968 pris en application de l'article 7 de l'arrêté royal 28 février 1967 déterminant les positions administratives du personnel administratif, du personnel de maîtrise, gens de métier et de service des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat
Art.35. In het opschrift van het koninklijk besluit van 21 oktober 1968 genomen ter toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief, meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.35. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 21 octobre 1968 pris en application de l'article 7 de l'arrêté royal du 28 février 1967 déterminant les positions administratives du personnel administratif, du personnel de maîtrise, gens de métier et de service des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
CHAPITRE IX. - Modification de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements
Art.36. In het opschrift van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, evenals der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen worden de woorden "paramedisch personeel" vervangen door de woorden "paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.36. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, les mots ", du personnel paramédical" sont remplacés par les mots ", du personnel paramédical et sociopsychologique" et le mot "spécial" par le mot "spécialisé".
Art.37. In artikel 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het besluit van de Regering van 2 maart 1995 en gewijzigd bij decreet van 23 maart 2009, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden "paramedisch personeel" vervangen door de woorden "paramedisch en psychosociaal personeel".
Art.37. Dans l'article 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal, remplacé par l'arrêté du Gouvernement du 2 mars 1995 et modifié par le décret du 23 mars 2009, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé" et les mots "du personnel paramédical, social et psychologique" sont remplacés par les mots "du personnel paramédical et sociopsychologique".
Art.38. In artikel 16, eerste lid, 5°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een bepaling onder e) ingevoegd, luidende :
  "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend."
  Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de aanstelling houder zijn van het bekwaamheidsbewijs dat voor het te bekleden ambt vereist is, tijdelijk aangesteld worden in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider."
Art.38. L'article 16, alinéa 1er, 5°, du même arrêté royal, remplacé par le décret du 26 juin 2006 et modifié par le décret du 23 juin 2008, est complété un e) rédigé comme suit :
  "e) lorsqu'il s'agit d'un membre du personnel enseignant d'une école spécialisée, celui-ci doit disposer d'un titre sanctionnant une formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou d'un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement."
  Le même article est complété par un cinquième alinéa, rédigé comme suit :
  "Par dérogation à l'alinéa 1er, 5°, seules les personnes disposant, au moment de leur désignation, du titre requis pour la fonction à pourvoir peuvent faire l'objet d'une désignation à titre temporaire à la fonction d'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien et à la fonction d'auxiliaire psychosocial."
Art.39. In artikel 24, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt een tweede lid ingevoegd, luidende :
  "Het inrichtingshoofd kan zich voor de beoordeling van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."
Art.39. Dans l'article 24 du même arrêté royal, remplacé par le décret du 26 juin 2006, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Lors de l'évaluation d'un membre du personnel, le chef d'établissement peut se baser sur le rapport écrit d'un autre membre du personnel occupant une fonction de sélection ou de promotion et qu'il a chargé par écrit d'établir un tel rapport sur le travail du membre du personnel concerné."
Art.40. In artikel 32 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt een tweede lid ingevoegd, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid kan onder de volgende voorwaarden een permutatie tussen het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs voor een ander ambt plaatsvinden :
  1. het ambt dat het personeelslid in het kader van de permutatie wil uitoefenen, heeft dezelfde benaming als het ambt waarin het personeelslid vast benoemd is;
  2. het personeelslid bezit het vereiste bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van het ambt waarvan de uitoefening in het kader van de permutatie wordt aangevraagd."
Art.40. Dans l'article 32 du même arrêté royal, remplacé par le décret du 26 juin 2006, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Par dérogation au premier alinéa, une permutation entre l'enseignement ordinaire et l'enseignement spécialisé peut être opérée dans une autre fonction aux conditions suivantes :
  1° la fonction que le membre du personnel demande d'occuper dans le cadre de la permutation porte la même dénomination que la fonction à laquelle le membre du personnel est nommé à titre définitif;
  2° le membre du personnel dispose du titre requis pour exercer la fonction qu'il demande d'occuper dans le cadre de la permutation."
Art.41. In artikel 33, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 21 april 2008, wordt een vierde lid ingevoegd, luidende :
  "In afwijking van het derde lid kan onder de volgende voorwaarden een mutatie van het gewoon onderwijs naar het gespecialiseerd onderwijs en omgekeerd voor een ander ambt plaatsvinden :
  1. het ambt dat het personeelslid via mutatie wenst te bekleden, heeft dezelfde benaming als het ambt waarin dat personeelslid vast benoemd is;
  2. het personeelslid bezit het vereiste bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van het ambt dat het via mutatie wenst te bekleden."
Art.41. Dans l'article 33, § 1er, du même arrêté royal, remplacé par le décret du 26 juin 2006 et complété par le décret du 21 avril 2008, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 3 :
  "Par dérogation à l'alinéa 3, une mutation entre l'enseignement ordinaire et l'enseignement spécialisé et inversement peut être opérée dans une autre fonction aux conditions suivantes :
  1° la fonction que le membre du personnel souhaite occuper par mutation porte la même dénomination que la fonction à laquelle le membre du personnel est nommé à titre définitif;
  2° le membre du personnel dispose du titre requis pour exercer la fonction qu'il souhaite occuper par mutation."
Art.42. Artikel 39, eerste lid, 5°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt aangevuld met een bepaling onder e), luidende :
  "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend."
  Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een vierde lid, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de benoeming houder zijn van het bekwaamheidsbewijs dat voor het te bekleden ambt vereist is, vast benoemd worden in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider."
Art.42. L'article 39, alinéa 1er, 5° du même arrêté royal, remplacé par le décret du 26 juin 2006 et modifié par le décret du 23 juin 2008, est complété un e) rédigé comme suit :
  "e) lorsqu'il s'agit d'un membre du personnel enseignant d'une école spécialisée, celui-ci doit disposer d'un titre sanctionnant une formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou d'un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement."
  Le même article est complété par un quatrième alinéa, rédigé comme suit :
  "Par dérogation à l'alinéa 1er, 5°, seules les personnes disposant, au moment de leur nomination, du titre requis pour la fonction à pourvoir peuvent faire l'objet d'une nomination à titre définitif à la fonction d'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien et à la fonction d'auxiliaire psychosocial."
Art.43. In artikel 67 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt een tweede lid ingevoegd, luidende :
  "Het inrichtingshoofd kan zich voor de evaluatie van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."
Art.43. Dans l'article 67 du même arrêté royal, remplacé par le décret du 26 juin 2006, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Lors de l'évaluation d'un membre du personnel, le chef d'établissement peut se baser sur le rapport écrit d'un autre membre du personnel occupant une fonction de sélection ou de promotion et qu'il a chargé par écrit d'établir un tel rapport sur le travail du membre du personnel concerné."
Art.44. In artikel 81 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij besluit van de Regering van 2 maart 1995, worden de woorden "van het paramedisch personeel evenals het psychologisch personeel en het sociaal personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel".
Art.44. Dans l'article 81 du même arrêté royal, remplacé par l'arrêté du Gouvernement du 2 mars 1995, les mots "du personnel paramédical, social et psychologique" sont remplacés par les mots "du personnel paramédical et sociopsychologique".
Art.45. In artikel 84, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij besluit van de Regering van 2 maart 1995, worden de woorden "van het paramedisch personeel en het sociaal personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel".
  Het vierde lid van hetzelfde artikel wordt opgeheven.
Art.45. Dans l'article 84, alinéa 2, du même arrêté royal, remplacé par l'arrêté du Gouvernement du 2 mars 1995, les mots "du personnel paramédical et du personnel social" sont remplacés par les mots "du personnel paramédical et sociopsychologique".
  L'alinéa 4 du même article est supprimé.
Art.46. In artikel 128, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006, worden de woorden "van het paramedisch, het psychologisch en het sociaal personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel".
Art.46. Dans l'article 128, alinéa 1er, du même arrêté royal, inséré par le décret du 26 juin 2006, les mots "du personnel paramédical, social et psychologique" sont remplacés par les mots "du personnel paramédical et sociopsychologique".
Art.47. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een hoofdstuk VIIbis, dat de artikelen 91ter tot en met 91terdecies bevat, ingevoegd, luidende :
  HOOFDSTUK VIIbis. - Bijzondere bepalingen voor departementshoofden van een gespecialiseerde secundaire school
  Artikel 91ter. Principe
  In afwijking van hoofdstuk VII wordt het ambt van departementshoofd van een gespecialiseerde secundaire school, hierna "departementshoofd" genoemd, uitsluitend toegewezen in de vorm van een aanstelling en een vaste benoeming, overeenkomstig de navolgende bepalingen.
  Artikel 91quater. Toelatingsvoorwaarden
  Personen mogen dit ambt uitoefenen, als ze :
  1. aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
  a) burger van de Europese Unie of familielid van een Unieburger zijn in de zin van artikel 4, § 2, van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs; de Regering kan een afwijking toestaan;
  b) de status van langdurig ingezeten onderdaan van een derde land hebben krachtens de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
  c) de status van vluchteling of de subsidiaire beschermingsstatus hebben krachtens de bepalingen van dezelfde wet van 15 december 1980;
  d) de verblijfstitel met toepassing van de artikelen 61/2 tot en met 61/5 van dezelfde wet van 15 december 1980 hebben;
  2. ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad bezitten;
  3. de kandidatuur in de vorm en binnen de termijn hebben ingediend, zoals vastgelegd in de oproep tot de kandidaten;
  4. de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  5. aan de dienstplichtwetten voldoen.
  Het eerste lid, 1°, b) tot en met d), voorziet in de omzetting van de richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, van de richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie en van de richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming.
  Artikel 91quinquies. Oproep en kandidatuur
  De inrichtende macht maakt de oproep tot de kandidaten bekend in de pers, door aanplakking in de scholen alsmede in elke andere vorm die als gepast wordt geacht.
  De oproep bevat het profiel dat van het departementshoofd vereist wordt en de doelstellingen die tijdens de aanstelling moeten worden bereikt.
  De kandidatuur wordt per aangetekend schrijven ingediend. Bij de kandidatuur voegt de kandidaat onder andere een strategie- en actieplan om de in het vorige lid vermelde doelstellingen te verwezenlijken.
  Artikel 91sexies. Aan stelling
  De inrichtende macht beslist welke kandidaat het ambt mag uitoefenen.
  Zij steunt zich daarbij onder andere op het strategie- en actieplan van de kandidaat, op een of meer sollicitatiegesprekken evenals op de beroepservaring en de pedagogische kwalificatie.
  Artikel 91septies. Duur en einde van de aanstelling, benoeming
  § 1. Het gaat om een aanstelling van doorlopende duur.
  § 2. De aanstelling eindigt in de volgende gevallen :
  1. in geval van een preventieve schorsing voor meer dan zes maanden;
  2. in geval van een terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst voor meer dan zes maanden;
  3. indien een van de volgende tuchtmaatregelen wordt opgelegd :
  a) inhouding van wedde;
  b) schorsing bij tuchtmaatregel;
  c) op-non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel;
  d) ontslag wegens een zware fout;
  4. bij vrijwillig ontslag, indien het gaat om een vast benoemd personeelslid;
  5. bij vrijwillige beëindiging van de aanstelling;
  6. bij eenzijdige opzegging door de inrichtende macht;
  7. indien op het evaluatieverslag de vermelding "onvoldoende" staat.
  De inrichtende macht kan de aanstelling beëindigen in geval van een verlof of terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid voor een periode van meer dan zes opeenvolgende maanden.
  In de gevallen vermeld in het eerste lid, 4° en 5°, dient het departementshoofd een opzeggingstermijn van 60 dagen in acht te nemen.
  In het geval vermeld in het eerste lid, 6°, beloopt de opzeggingstermijn zes maanden, als het departementshoofd een ambtsanciënniteit van ten hoogste vijf jaar telt; voor elke begonnen termijn van vijf jaar wordt de duur van de opzeggingstermijn met drie maanden verlengd.
  De in de voorafgaande leden voorgeschreven opzeggingstermijn kan in onderlinge overeenstemming worden verkort. De opzegging geschiedt per aangetekend schrijven met vermelding van de duur van de opzeggingstermijn. Het aangetekend schrijven heeft uitwerking vanaf de derde werkdag na de verzendingsdatum.
  § 3. Een departementshoofd dat ten minste 50 jaar oud is, wordt definitief aangesteld indien :
  1. hij een ambtsanciënniteit van ten minste vijf jaar telt;
  2. op zijn laatste evaluatieverslag op zijn minst de vermelding "voldoende" als eindconclusie staat.
  Artikel 91octies. Statuut
  § 1. Onverminderd het tweede lid valt het departementshoofd tijdens de uitoefening van zijn ambt onder de artikelen 5 tot 14, 52, 54 tot en met 65, 122 tot en met 167, 168, 2°, en 169, 3°, van voorliggend statuut.
  Het is het departementshoofd verboden :
  1. een verlof te nemen of ter beschikking te worden gesteld, met uitzondering van volgende types van verlof en terbeschikkingstelling :
  a) jaarlijkse vakantie,
  b) omstandigheidsverlof,
  c) buitengewoon verlof wegens overmacht,
  d) bevallingsverlof,
  e) opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij,
  f) verlof wegens ziekte of gebrekkigheid,
  g) verlof wegens een opdracht in het belang van het onderwijs,
  h) terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid,
  i) voltijdse terbeschikkingstelling om persoonlijke redenen voorafgaand aan de opruststelling;
  2. een loopbaanonderbreking te nemen, behalve de deeltijdse of voltijdse loopbaanonderbreking wegens ouderschapsverlof, de loopbaanonderbreking om palliatieve zorg te verstrekken en de loopbaanonderbreking voor de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid.
  § 2. De bepalingen van § 1 gelden ook voor een departementshoofd dat met toepassing van artikel 91septies, § 3, definitief aangesteld is.
  Artikel 91nonies. Tijdelijke vervanging
  § 1. Indien het departementshoofd wegens een van de in artikel 91octies vermelde verloven of terbeschikkingstellingen vermoedelijk meer dan vijf opeenvolgende werkdagen afwezig zal zijn, kan de inrichtende macht hem tijdelijk vervangen door een ander definitief aangesteld lid van het bestuurs-, onderwijzend, paramedisch of psychosociaal personeel dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 91quater, behalve die vermeld in de bepaling onder 3°.
  In de zin van vorig lid worden de volgende dagen niet als werkdagen beschouwd :
  1. de schoolvrije dagen vermeld in artikel 58 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen;
  2. de zomervakantiedagen die krachtens de verlofwetgeving tot de jaarlijkse vakantie behoren.
  Indien het departementshoofd wegens een van de in artikel 91octies vermelde verloven of terbeschikkingstellingen vermoedelijk meer dan een jaar afwezig zal zijn, kan de inrichtende macht hem tijdelijk vervangen door een persoon die voldoet aan de voorwaarden in artikel 91quater. De procedure vermeld in de artikelen 91quinquies en 91sexies is van toepassing.
  § 2. Tijdens de periode van tijdelijke vervanging zijn de artikelen 91octies, § 1, tweede lid, 91decies, 91duodecies en 91terdecies van toepassing op het personeelslid dat het departementshoofd vervangt.
  Artikel 91decies. Wedde en premie
  § 1. Tijdens zijn aanstelling ontvangt het departementshoofd een wedde op basis van de weddeschaal 422 vermeld in de bijlage van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat.
  § 2. Wordt een personeelslid tot departementshoofd aangesteld, ontvangt hij in afwijking van § 1 verder zijn wedde evenals, ter compensatie, een maandelijkse premie die als volgt wordt berekend :
  P = X - M
  P = de premie
  X = de in § 1 bedoelde wedde
  M = de maandelijkse brutowedde van het personeelslid
  De premie wordt tegelijk met de maandwedde en onder dezelfde voorwaarden uitbetaald.
  § 3. Indien als departementshoofd een persoon wordt aangesteld die geen personeelslid is, dan ontvangt hij het vakantiegeld en een eindejaarspremie overeenkomstig de bepalingen die in het onderwijs gelden, waarbij het in § 1 vermelde bedrag als berekeningsbasis dient.
  § 4. Het bedrag vermeld in de §§ 1 en 2 is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982, het koninklijk besluit van 24 december 1993 en de wetten van 2 januari 2001 en 19 juli 2001.
  In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid wordt de premie verder uitbetaald.
  Artikel 91undecies. Evaluatieverslag
  § 1. Voor een departementshoofd stelt het inrichtingshoofd ten minste om de vijf jaar een evaluatieverslag op. Te dien einde vindt een evaluatiegesprek plaats. Het departementshoofd kan om een evaluatie verzoeken.
  Het departementshoofd stelt vooraf een verslag over de uitvoering van het strategie- en actieplan en de verwezenlijking van de doelstellingen op. Dat verslag dient als basis voor het evaluatiegesprek.
  Op het evaluatieverslag staat de vermelding "onvoldoende", "niet tevredenstellend", "voldoende", "goed" of"zeer goed" als eindconclusie.
  § 2. Het verslag wordt in drie exemplaren aan het departementshoofd overhandigd. Het departementshoofd ondertekent de drie exemplaren en behoudt één ervan.
  § 3. Het departementshoofd kan het verslag onder voorbehoud ondertekenen en kan binnen tien dagen na afgifte ervan beroep instellen bij de raad van beroep.
  Binnen een termijn van 45 dagen te rekenen vanaf de dag waarop de raad van beroep het beroep heeft ontvangen, zendt hij een met redenen omkleed advies aan de inrichtende macht.
  Binnen tien dagen na ontvangst van het advies overhandigt de inrichtende macht haar definitieve beslissing. Ze vermeldt, in voorkomend geval, de redenen waarom ze het advies niet volgt.
  Het beroep is opschortend.
  Artikel 91duodecies. Terugkeer
  Voor zover het personeelslid in het gemeenschapsonderwijs vast benoemd is, bekleedt het na de aanstelling opnieuw zijn voormalig ambt, behalve in de gevallen vermeld in artikel 91septies, § 2, eerste lid, 3°, d), en 4°.
  Artikel 91terdecies. In aanmerking komende diensten
  Voor zover het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs gaat, worden de diensten gepresteerd tijdens de uitoefening van het ambt als departementshoofd in aanmerking genomen om de dienstanciënniteit, de ambtsanciënniteit en de geldelijke anciënniteit vast te leggen."
Art.47. Dans le même arrêté royal, il est inséré un chapitre VIIbis, comportant les articles 91ter à 91terdecies, rédigé comme suit :
  "CHAPITRE VIIbis. - Conditions particulières pour le chef de département dans une école secondaire spécialisée
  Article 91ter. Principe.
  Par dérogation au chapitre VII, la fonction de chef de département dans une école secondaire spécialisée, ci-après "chef de département", est attribuée exclusivement sous forme d'une désignation et d'une nomination à titre définitif conformément aux dispositions ci-dessous.
  Article 91quater. Conditions d'admission.
  Pour occuper cette fonction, le candidat doit :
  1° remplir l'une des conditions suivantes :
  a) être citoyen de l'Union européenne ou membre de la famille d'un citoyen de l'Union au sens de l'article 4, § 2, de la loi du 22 juin 1964 relative au statut des membres du personnel de l'enseignement de l'Etat; le Gouvernement peut accorder une dérogation à cette condition;
  b) posséder le statut de résident de longue durée, ressortissant d'un pays tiers, conformément aux dispositions de la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers;
  c) posséder le statut de réfugié ou le statut de protection subsidiaire conformément aux dispositions de la même loi du 15 décembre 1980;
  d) posséder le titre de séjour en application des articles 61/2 à 61/5 de la même loi du 15 décembre 1980;
  2° disposer au moins d'un diplôme de l'enseignement supérieur du premier degré;
  3° avoir introduit sa candidature dans les formes et délais fixés dans l'appel aux candidats;
  4° jouir des droits civils et politiques;
  5° avoir satisfait aux lois sur la milice.
  L'alinéa 1er, 1°, b) à d), sert à transposer la Directive 2003/109/CE du Conseil du 25 novembre 2003 relative au statut des ressortissants de pays tiers résidents de longue durée, la Directive 2004/81/CE du Conseil du 29 avril 2004 relative au titre de séjour délivré aux ressortissants de pays tiers qui sont victimes de la traite des êtres humains ou ont fait l'objet d'une aide à l'immigration clandestine et qui coopèrent avec les autorités compétentes et la Directive 2004/83/CE du Conseil du 29 avril 2004 concernant les normes minimales relatives aux conditions que doivent remplir les ressortissants des pays tiers ou les apatrides pour pouvoir prétendre au statut de réfugié ou les personnes qui, pour d'autres raisons, ont besoin d'une protection internationale, et relatives au contenu de ces statuts.
  Article 91quinquies. Appel aux candidats et candidature.
  L'appel aux candidats est publié par le pouvoir organisateur dans la presse, dans les écoles par affichage et sous toute autre forme appropriée.
  L'appel aux candidats mentionne le profil requis du chef de département et les objectifs à réaliser pendant la désignation.
  La candidature est introduite par recommandé. Le candidat y joint entre autres un plan de stratégie et d'action visant à réaliser les objectifs dont question à l'alinéa précédent.
  Article 91sexies. Désignation.
  Le pouvoir organisateur décide quel candidat assumera la fonction.
  Il se base entre autres sur le plan de stratégie et d'action introduit par le candidat, un ou plusieurs entretiens de candidature ainsi que sur l'expérience professionnelle et la qualification pédagogique.
  Article 91septies. Durée et fin de la désignation et nomination.
  § 1er. La désignation est de durée indéterminée.
  § 2. Elle prend fin dans les cas suivants :
  1° suspension préventive de plus de six mois;
  2° mise en disponibilité par retrait d'emploi dans l'intérêt du service de plus de six mois;
  3° prononcé des peines disciplinaires suivantes :
  a) retenue sur traitement;
  b) suspension disciplinaire;
  c) mise en non-activité par mesure disciplinaire;
  d) licenciement pour faute grave;
  4° démission volontaire, s'il s'agit d'un membre du personnel nommé à titre définitif;
  5° renonciation volontaire à la désignation;
  6° résiliation unilatérale par le pouvoir organisateur;
  7° rapport d'évaluation portant la mention "insuffisant".
  Le pouvoir organisateur peut mettre fin à la désignation en cas de congé ou de mise en disponibilité pour cause de maladie ou d'infirmité pour une période ininterrompue de plus de six mois.
  Dans les cas prévus à l'alinéa 1er, 4° et 5°, le chef de département doit respecter un délai de préavis de soixante jours.
  Dans le cas prévu à l'alinéa 1er, 6°, le délai de préavis est de six mois lorsque l'ancienneté de fonction du chef de département est inférieure ou égale à de cinq ans; la durée de préavis est prolongée de trois mois pour chaque période entamée de cinq ans.
  Le délai de préavis prescrit dans les alinéas précédents peut être réduit de commun accord. La résiliation se fait par lettre recommandée mentionnant la durée du préavis. Le recommandé produit ses effets le troisième jour ouvrable suivant la date de son expédition.
  § 3. Un chef de département qui a au moins 50 ans est nommé à titre définitif s'il a :
  1° une ancienneté de fonction d'au moins cinq ans;
  2° obtenu au moins la mention "suffisant" dans son dernier rapport d'évaluation.
  Article 91octies. Statut.
  § 1er. Sans préjudice de l'alinéa 2, le chef de département est soumis pendant l'exercice de sa fonction aux articles 5 à 14, 52, 54 à 65, 122 à 167, 168, 2°, et 169, 3°, du présent statut.
  Il est interdit au chef de département :
  1° de prendre un congé une mise en disponibilité autres que :
  a) le congé annuel;
  b) le congé de circonstance;
  c) le congé exceptionnel pour cas de force majeure;
  d) le congé de maternité;
  e) le congé pour adoption ou tutelle officieuse;
  f) le congé pour cause de maladie ou d'infirmité;
  g) le congé pour mission dans l'intérêt de l'enseignement;
  h) la mise en disponibilité pour cause de maladie ou d'infirmité;
  i) la mise en disponibilité complète pour convenance personnelle précédant la mise à la retraite;
  2° prendre une autre interruption de carrière que l'interruption de carrière complète ou partielle pour congé parental, l'interruption de carrière pour soins palliatifs et l'interruption de carrière pour l'octroi de soins à un membre du ménage ou de la famille qui souffre d'une maladie grave.
  § 2. Les dispositions du § 1er valent également pour un chef de département nommé à titre définitif en application de l'article 91septies, § 3.
  Article 91novies. Remplacement temporaire.
  § 1er. Lorsque le chef de département est absent pendant plus de cinq jours de travail consécutifs en raison d'un des congés ou d'une des mises en disponibilité énumérés à l'article 91octies, le pouvoir organisateur peut le faire remplacer temporairement par un autre membre du personnel directeur, enseignant, paramédical ou sociopsychologique nommé à titre définitif et remplissant les conditions de l'article 91quater, sauf celle énoncée au point 3°.
  Les jours suivants ne sont pas considérés comme jours de travail au sens de l'alinéa précédent :
  1° les jours de congé scolaire mentionnés à l'article 58 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées,
  2° les jours des vacances d'étés, qui en vertu de la législation en matière de congés fontpartie intégrante des congés de vacances annuelles.
  Lorsqu'il est prévu que le chef de département sera vraisemblablement absent pendant au moins plus d'une année en raison d'un des congés ou d'une des mises en disponibilité énumérés à l'article 91octies, le pouvoir organisateur peut le faire remplacer temporairement par une personne remplissant les conditions de l'article 91quater. La procédure énoncée aux articles 91quinquies et 91sexies est d'application.
  § 2. Pendant le remplacement temporaire, les articles 91octies, § 1er, alinéa 2, 91decies, 91duodecies et 91terdecies s'appliquent au remplaçant.
  Article 91decies. Traitement et prime.
  § 1er. Pendant la désignation, le chef de département perçoit un traitement calculé sur base de l'échelle de traitement 422 figurant dans l'annexe de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et fixant les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat.
  § 2. Si un membre du personnel est désigné comme chef de département, il continue de percevoir son traitement par dérogation au § 1er et bénéficie d'une prime mensuelle compensatoire calculée comme suit :
  P = X - M
  P = la prime
  X = le traitement visé au § 1er
  M = le traitement mensuel brut du membre du personnel
  La prime est liquidée en même temps et aux mêmes conditions que le traitement mensuel.
  § 3. S'il n'est pas membre du personnel, le chef de département perçoit un pécule de vacances et une prime de fin d'année conformément aux dispositions en vigueur dans l'enseignement, le montant visé au § 1er servant de base de calcul.
  § 4. Le montant déterminé en application des §§ 1er et 2 est soumis aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public, modifiée par les arrêtés royaux n° 178 des 30 décembre 1982 et 24 décembre 1993, ainsi que par les lois des 2 janvier 2001 et 19 juillet 2001.
  La prime continue à être versée en cas de congé pour cause de maladie ou d'infirmité.
  Article 91undecies. Rapport d'évaluation.
  § 1er. Le chef d'établissement établit au moins un rapport d'évaluation tous les cinq ans pour le chef de département. Il mène à cette fin un entretien d'évaluation. Le chef de département peut demander une telle évaluation.
  Le chef de département établit au préalable un rapport portant sur la mise en oeuvre du plan de stratégie et d'action et sur la réalisation des objectifs, rapport qui servira de base à l'entretien d'évaluation.
  Le rapport d'évaluation portera en conclusion la mention "insuffisant", "insatisfaisant", "satisfaisant", "bon" ou "très bon".
  § 2. Le rapport est remis en triple exemplaire au chef de département. Il signe les trois exemplaires et en conserve un.
  § 3. Le chef de département peut signer le rapport sous réserve et introduire un recours devant la chambre de recours dans les dix jours de sa délivrance.
  Dans un délai de quarante-cinq jours à dater de la réception du recours, la chambre de recours transmet un avis motivé au pouvoir organisateur.
  Dans un délai de dix jours à dater de la réception de l'avis, le pouvoir organisateur communique sa décision définitive au membre du personnel. S'il ne suit pas l'avis, il en indique les raisons.
  Le recours est suspensif.
  Article 91duodecies. Retour.
  Pour autant qu'il soit nommé à titre définitif dans l'enseignement communautaire, le membre du personnel réintègre son ancienne fonction à la fin de la désignation, sauf dans les cas énoncés à l'article 91septies, § 2, alinéa 1er, 3°, d), et 4°.
  Article 91terdecies. Prise en compte des services.
  Pour autant qu'il s'agisse d'un membre du personnel de l'enseignement communautaire, les services prestés par le membre du personnel pendant l'exercice de sa fonction de chef de département sont pris en considération pour calculer l'ancienneté de service, l'ancienneté de fonction et l'ancienneté pécuniaire."
Art.48. In hoofdstuk VII, afdeling 6, wordt het woord "buitengewone" in het opschrift van de afdeling en in artikel 121bis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, vervangen door het woord "gespecialiseerde".
Art.48. Dans le chapitre VIII, section 6, du même arrêté royal, les mots "ou spéciale" sont remplacés par les mots "ou spécialisée" dans l'intitulé de la section ainsi que dans l'article 121bis, inséré par le décret du 25 juin 2007.
Art.49. Artikel 121ter, eerste lid, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "2. a) voor het ambt van studieprefect of directeur van een gewone secundaire school ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de tweede graad bezitten; bij gebrek aan een kandidaat met dit diploma is een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad voldoende;
  b) voor het ambt van directeur van een gespecialiseerde school ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad bezitten;"
Art.49. L'article 121ter, alinéa 1er, 2°, du même arrêté royal, inséré par le décret du 25 juin 2007, est remplacé par ce qui suit :
  "2° a) disposer au moins d'un diplôme de l'enseignement supérieur du deuxième degré pour la fonction de préfet des études ou de directeur d'une école secondaire ordinaire; à défaut d'un candidat disposant de ce diplôme, un diplôme d'enseignement supérieur du premier degré suffit;
  b) disposer au moins d'un diplôme de l'enseignement supérieur du premier degré pour la fonction de directeur d'une école secondaire spécialisée;"
Art.50. In artikel 121quinquies, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007 en aangevuld bij decreet van 21 april 2008, wordt het woord "twaalf" vervangen door het woord "vierentwintig".
Art.50. Dans l'article 121quinquies, alinéa 2, du même arrêté royal, inséré par le décret du 25 juin 2007 et complété par le décret du 21 avril 2008, le mot "douze" est remplacé par le mot "vingt-quatre".
Art.51. In artikel 121septies, § 1, tweede lid, 1°, g), van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt het punt op het eind van de zin door een puntkomma vervangen.
  Hetzelfde lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen h) en i), luidende :
  "h) verlof wegens een opdracht in het belang van het onderwijs;
  i) voltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat."
Art.51. Dans l'article 121septies paragraphe 1er alinéa 2, 1° lettre g) du même arrêté royal, inséré par le décret du 25 juin 2007, le point en fin de phrase est remplacé par une virgule.
  Deux lettres h) et i) rédigés comme suit sont ajoutés dans le même alinéa numéro 1 :
  " h) le congé pour cause d'une mission dans l'intérêt de l'enseignement;
  i) la mise en disponibilité complète pour raisons personnelles avant la mise à la retraite."
Art.52. In artikel 121octies, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt het woord "twintig" vervangen door het woord "vijf".
  In dezelfde paragraaf worden in het derde lid de woorden "gedurende meer dan één jaar" vervangen door de woorden "gedurende ten minste een jaar".
Art.52. Dans l'article 121octies, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal, inséré par le décret du 25 juin 2007, les mots "20 jours" sont remplacés par les mots "cinq jours".
  Dans l'alinéa 3 du même paragraphe les mots "pendant plus d'une année" sont remplacés par les mots "pendant au moins un an".
Art.53. In artikel 121nonies, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt het woord "inrichtingshoofd" vervangen door de woorden "inrichtingshoofd van een gewone secundaire school" en de woorden "lid 2" door de woorden "derde lid".
  Dezelfde paragraaf wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
  "Tijdens zijn aanstelling ontvangt het inrichtingshoofd van een gespecialiseerde secundaire school een wedde op basis van de weddeschaal vermeld in bijlage 3 met een geldelijke anciënniteit van 19 jaar of met zijn werkelijke geldelijke anciënniteit, indien deze meer dan 19 jaar bedraagt, verhoogd met een maandelijkse premie van 428,48 EUR. De verhogingen bepaald in de weddeschaal worden om de twee jaar toegekend.
  In dezelfde paragraaf wordt in het derde lid het woord "buitengewoon" telkens vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.53. Dans l'article 121nonies, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal, inséré par le décret du 25 juin 2007 et modifié par le décret du 23 juin 2008, les mots "chef d'établissement" sont remplacés par les mots "chef d'établissement d'une école secondaire ordinaire" et les mots "alinéa 2" par les mots "alinéa 3".
  Dans le même paragraphe, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Durant sa désignation, le chef d'établissement d'une école secondaire spécialisée perçoit un traitement calculé sur la base de l'échelle de traitement mentionnée à l'alinéa 3 avec une ancienneté pécuniaire de 19 ans ou son ancienneté pécuniaire réelle si elle est supérieure, majorée d'une prime mensuelle de 428,48 EUR. Les augmentations prévues dans l'échelle de traitement sont octroyées tous les deux ans."
  Dans le nouvel alinéa 3 du même paragraphe, les mots "enseignement spécial" sont chaque fois remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
HOOFDSTUK X. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurspersoneel en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, kunstonderwijs en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen
CHAPITRE X. - Modification de l'arrêté royal du 22 avril 1969 fixant les titres requis des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat et des internats dépendant de ces établissements
Art.54. In het opschrift van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurspersoneel en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, kunstonderwijs en normaalonderwijs, evenals der internaten die van deze inrichtingen afhangen worden de woorden "en van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.54. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 22 avril 1969 fixant les titres requis des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat et des internats dépendant de ces établissements, les mots ", du personnel paramédical" sont remplacés par les mots ", du personnel paramédical et sociopsychologique" et le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
Art.55. Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  "Artikel 1. De diploma's, bewijzen en brevetten die worden vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch en psychosociaal personeel van de onderwijsinstellingen van de Staat en van de internaten die van deze inrichtingen afhangen evenals van de leden van de inspectiedienst belast met toezicht op deze inrichtingen worden in vijf niveaus onderverdeeld."
Art.55. L'article 1er du même arrêté est remplacé par ce qui suit :
  "Article 1er. Les diplômes, titres et brevets requis des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement de l'Etat et des internats dépendant de ces établissements, ainsi que des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements sont subdivisés en cinq niveaux."
Art.56. In hoofdstuk II van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 12.1 ingevoegd, luidende :
  "Artikel 12.1. Voor de uitoefening van de ambten in het gespecialiseerd onderwijs moeten de in het onderhavige hoofdstuk vermelde bekwaamheidsbewijzen worden aangevuld met een bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of met één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig erkend worden. Deze aanvullende opleiding is goed voor ten minste 10 ECTS-punten en omvat het vak 'handelingsgerichte diagnostiek', alsook vakken over pedagogische en didactische ondersteuningsmethoden."
Art.56. Dans le chapitre II du même arrêté royal, il est inséré un article 12.1 rédigé comme suit :
  "Article 12.1. Pour exercer les fonctions dans l'enseignement spécialisé, il faut - en plus des titres mentionnés dans ce chapitre - un titre sanctionnant une formation complémentaire en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement. Cette formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS comprend la matière "pédagogie de soutien" ainsi que des matières relatives aux méthodes de pédagogie de soutien et de didactique de soutien."
Art.57. Artikel 14, 8°, van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt :
  "8. School- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek :
  a) licentie of master in de bevorderingspedagogiek;
  b) licentie of master in de heilpedagogie;
  c) licentie of master in de orthopedagogie;
  d) licentie of master in de pedagogie (specialisatie bevorderingspedagogiek);
  e) licentie of master in de psychopedagogie (specialisatie bevorderingspedagogiek);
  f) licentie of master in de psychologie (specialisatie bevorderingspedagogiek);
  g) licentie of master in de opvoedingswetenschappen.
  Als vereist bekwaamheidsbewijs geldt eveneens elk diploma dat na een succesvolle beëindiging van een opleiding van het hoger onderwijs van de tweede graad werd uitgereikt en waarvan de hoofdvakken verband houden met het ambt van de school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek. In voorkomend geval beslist de Regering, op grond van een advies van de pedagogische inspectie-begeleiding, of het diploma de houder ervan voor de uitoefening van het ambt geschikt maakt."
Art.57. L'article 14, 8°, du même arrêté royal est remplacé par ce qui suit :
  "8° Auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien :
  a) licence ou master en pédagogie de soutien;
  b) licence ou master en pédagogie curative;
  c) licence ou master en orthopédagogie;
  d) licence ou master en pédagogie (point fort pédagogie de soutien);
  e) licence ou master en psychopédagogie (point fort pédagogie de soutien);
  f) licence ou master en psychologie (point fort pédagogie de soutien);
  g) licence ou master en sciences de l'éducation.
  Vaut aussi comme titre requis tout diplôme sanctionnant une formation de l'enseignement supérieur du deuxième degré dont les matières principales sont liées à la fonction de l'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien. Dans ce cas, le Gouvernement décide sur base d'un avis de l'inspection-guidance pédagogique si le diplôme qualifie la personne à exercer la fonction."
Art.58. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd, dat artikel 15.1 bevat, luidende :
  "Hoofdstuk IVbis - Bekwaamheidsbewijzen die van de leden van het psychosociaal personeel worden vereist
  Artikel 15.1. De bekwaamheidsbewijzen die vereist zijn voor de hierna opgesomde ambten die de leden van het psychosociaal personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager-, secundair en niet-universitair hoger onderwijs kunnen uitoefenen, worden als volgt bepaald :
  1° Psychosociaal begeleider :
  a) licentie of master in de psychopedagogie;
  b) licentie of master in de psychologie;
  c) licentie of master in de sociale pedagogiek;
  d) licentie of master in de bevorderingspedagogiek;
  e) licentie of master in de heilpedagogie;
  f) licentie of master in de orthopedagogie;
  g) licentie of master in de familiale en seksuele wetenschappen;
  h) licentie of master in de opvoedingswetenschappen;
  i) licentie of master in de criminologie;
  j) licentie of master in de volwassenenvorming en de permanente vorming."
  Als vereist bekwaamheidsbewijs geldt eveneens elk diploma dat na een succesvolle beëindiging van een opleiding van het hoger onderwijs van de tweede graad werd uitgereikt en waarvan de hoofdvakken verband houden met het ambt van de psychosociaal begeleider. In voorkomend geval beslist de Regering, op grond van een advies van de pedagogische inspectie-begeleiding, of het diploma de houder ervan voor de uitoefening van het ambt geschikt maakt.
  2° Maatschappelijk assistent : diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad van maatschappelijk assistent."
Art.58. Dans le même arrêté royal, il est inséré un chapitre IVbis, comportant l'article 15.1, rédigé comme suit :
  "CHAPITRE IVbis. - Titre requis des membres du personnel sociopsychologique
  Article 15.1 Les titres requis pour les fonctions citées ci-dessous pouvant être occupées par les membres du personnel sociopsychologique des établissements d'enseignement gardien, primaire, secondaire et supérieur non universitaire de l'Etat sont fixés comme suit :
  1° Auxiliaire psychosocial :
  a) licence ou master en psychopédagogie;
  b) licence ou master en psychologie;
  c) licence ou master en socio-pédagogie;
  d) licence ou master en pédagogie de soutien;
  e) licence ou master en pédagogie curative;
  f) licence ou master en orthopédagogie;
  g) licence ou master en sciences de la famille et de la sexualité;
  h) licence ou master en sciences de l'éducation;
  i) licence ou master en criminologie;
  j) licence ou master en formation d'adultes et en formation continue.
  Vaut aussi comme titre requis tout diplôme sanctionnant une formation de l'enseignement supérieur du deuxième degré dont les matières principales sont liées à la fonction de l'auxiliaire psychosocial. Dans ce cas, le Gouvernement décide sur base d'un avis de l'inspection-guidance pédagogique si le diplôme qualifie la personne à exercer la fonction.
  2° assistant social : diplôme d'assistant social délivré par l'enseignement supérieur du premier degré."
HOOFDSTUK XI. - Wijziging van de wet van 6 juli 1970 over het buitengewoon en het geïntegreerd onderwijs
CHAPITRE XI. - Modification de la loi du 6 juillet 1970 sur l'enseignement spécial et intégré
Art.59. In artikel 1, eerste lid, van de wet van 6 juli 1970 over het buitengewoon en het geïntegreerd onderwijs, gewijzigd bij de wet van 11 maart 1986, wordt de eerste zin vervangen als volgt :
  "De onderhavige wet is van toepassing op de kinderen en jongeren die ingeschreven zijn in een gespecialiseerde school en bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld overeenkomstig artikel 93.7 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen."
Art.59. Dans l'article 1er, alinéa 1er, de la loi du 6 juillet 1970 sur l'enseignement spécial et intégré, modifié par la loi du 11 mars 1986, la première phrase est remplacée par ce qui suit :
  "La présente loi s'applique aux enfants et jeunes inscrits dans une école spécialisée et pour lesquels la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été établie conformément à l'article 93.7 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées."
Art.60. Artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij decreet van 1 juni 1992, wordt vervangen als volgt :
  "Artikel 4. De voordelen van deze wet zijn voorbehouden aan de leerlingen die ten minste drie jaar oud zijn of deze leeftijd uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar bereiken en op 30 juni van het lopende schooljaar ten hoogste eenentwintig jaar oud zijn."
  Op grond van een positief advies van de klassenraad kan het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, vermeld in artikel 93.24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, toestemming geven om de voordelen van deze wet eveneens te laten gelden voor leerlingen die op 30 juni van het lopende schooljaar ouder dan eenentwintig jaar zijn. Deze toestemming geldt voor een schooljaar en kan slechts een keer worden verleend."
Art.60. L'article 4 de la même loi, modifié par le décret du 1er juin 1992, est remplacé par ce qui suit :
  "Article 4. Les avantages offerts par cette loi sont réservés aux élèves âgés de 3 ans au moins ou qui les auront le 31 décembre de l'année scolaire en cours et qui ont 21 ans au plus le 30 juin de l'année scolaire en cours.
  Sur la base d'un avis positif rendu par le conseil de classe, la Commission de soutien visée à l'article 93.24 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées peut permettre aux élèves ayant plus de 21 ans le 30 juin de l'année scolaire en cours de bénéficier également des avantages offerts par cette loi. Cette autorisation vaut pour une année scolaire et ne peut être accordée qu'une fois."
HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap
CHAPITRE XII. - Modification de l'arrêté royal du 25 octobre 1971 fixant le statut des maîtres de religion, des professeurs de religion et des inspecteurs de religion des religions catholique, protestante, israélite, orthodoxe, islamique et anglicane dans les établissements d'enseignement de la Communauté germanophone
Art.61. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden "en paramedische" vervangen door de woorden "paramedische en psychosociale".
Art.61. Dans l'article 2 de l'arrêté royal du 25 octobre 1971 fixant le statut des maîtres de religion, des professeurs de religion et des inspecteurs de religion des religions catholique, protestante, israélite, orthodoxe, islamique et anglicane dans les établissements d'enseignement de la Communauté germanophone, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé" et les mots "et paramédical" sont remplacés par les mots ", paramédical et sociopsychologique".
Art.62. Artikel 4, § 1, eerste lid, 5°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt aangevuld met een bepaling onder e), luidende :
  "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend."
Art.62. L'article 4, alinéa 1er, 5° du même arrêté royal, remplacé par le décret du 26 juin 2006 et modifié par le décret du 23 juin 2008, est complété par un e) rédigé comme suit :
  "e) lorsqu'il s'agit d'un membre du personnel enseignant d'une école spécialisée, celui-ci doit disposer d'un titre sanctionnant une formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou d'un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement."
Art.63. In artikel 7bis, § 3, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 21 april 2008, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en wordt het woord "paramedisch" vervangen door de woorden "paramedisch en psychosociaal".
Art.63. Dans l'article 7bis, § 3, du même arrêté royal, inséré par le décret du 21 avril 2008, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé" et les mots "et paramédical" sont remplacés par les mots ", paramédical et sociopsychologique".
Art.64. Artikel 12, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
  "Het inrichtingshoofd kan zich voor de beoordeling van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."
Art.64. Dans l'article 12, § 2, du même arrêté royal, remplacé par le décret du 26 juin 2006, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Lors de l'évaluation d'un membre du personnel, le chef d'établissement peut se baser sur le rapport écrit d'un autre membre du personnel occupant une fonction de sélection ou de promotion et qu'il a chargé par écrit d'établir un tel rapport sur le travail du membre du personnel concerné."
Art.65. Artikel 22sexies, eerste lid, 5°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt aangevuld met een bepaling onder e), luidende :
  "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend."
Art.65. L'article 22sexies, alinéa 1er, 5°, du même arrêté royal, remplacé par le décret du 26 juin 2006 et modifié par le décret du 23 juin 2008, est complété par un e) rédigé comme suit :
  "e) lorsqu'il s'agit d'un membre du personnel enseignant d'une école spécialisée, celui-ci doit disposer d'un titre sanctionnant une formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou d'un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement."
Art.66. In artikel 28 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "Het inrichtingshoofd kan zich voor de evaluatie van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."
Art.66. Dans l'article 28 du même arrêté royal, remplacé par le décret du 26 juin 2006, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Lors de l'évaluation d'un membre du personnel, le chef d'établissement peut se baser sur le rapport écrit d'un autre membre du personnel occupant une fonction de sélection ou de promotion et qu'il a chargé par écrit d'établir un tel rapport sur le travail du membre du personnel concerné."
Art.67. In artikel 32, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 21 april 2008, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden "van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel".
Art.67. Dans l'article 32, alinéa 1er, du même arrêté royal, inséré par le décret du 26 juin 2006 et modifié par le décret du 21 avril 2008, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé" et les mots "et paramédical" sont remplacés par les mots ", paramédical et sociopsychologique".
Art.68. In artikel 47bis, § 4, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij decreet van 23 juni 2008, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.68. Dans l'article 47bis, § 4, du même arrêté royal, inséré par le décret du 23 juin 2008, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
Art.69. In artikel 48 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij decreet van 23 juni 2008, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden "van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel".
Art.69. Dans l'article 48 du même arrêté royal, remplacé par le décret du 23 juin 2008, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé" et les mots "et paramédical" sont remplacés par les mots ", paramédical et sociopsychologique".
HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 mei 1972 betreffende de dagen bezoldigd ziekte- en bevallingsverlof toegekend aan het tijdelijk aangesteld bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
CHAPITRE XIII. - Modification de l'arrêté royal du 29 mai 1972 relatif aux jours de congé rémunéré de maladie et de maternité des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation et du personnel paramédical, désignés à titre temporaire, des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat
Art.70. In het opschrift van het koninklijk besluit van 29 mei 1972 betreffende de dagen bezoldigd ziekte- of bevallingsverlof toegekend aan het tijdelijk aangesteld bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs worden de woorden "paramedisch personeel" vervangen door de woorden "paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.70. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 29 mai 1972 relatif aux jours de congé rémunéré de maladie et de maternité des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation et du personnel paramédical, désignés à titre temporaire, des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, les mots "et du personnel paramédical" sont remplacés par les mots "et du personnel paramédical et sociopsychologique" et le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
HOOFDSTUK XIV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 1973, genomen ter toepassing van artikel 161 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
CHAPITRE XIV. - Modification de l'arrêté royal du 20 décembre 1973 pris en application de l'article 161 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements
Art.71. In het opschrift van het koninklijk besluit van 20 december 1973, genomen ter toepassing van artikel 161 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen worden de woorden "van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.71. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 20 décembre 1973 pris en application de l'article 161 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, les mots ", du personnel paramédical" sont remplacés par les mots ", du personnel paramédical et sociopsychologique" et le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
HOOFDSTUK XV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp- en paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
CHAPITRE XV. - Modification de l'arrêté royal du 15 janvier 1974 pris en application de l'article 160 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements
Art.72. In het opschrift van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp- en paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, evenals der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen worden de woorden "en paramedisch personeel" vervangen door de woorden ", van het paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.72. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 15 janvier 1974 pris en application de l'article 160 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, les mots ", du personnel paramédical" sont remplacés par les mots ", du personnel paramédical et sociopsychologique" et le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
Art.73. In artikel 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 21 april 2008, worden de woorden "en paramedisch personeel" vervangen door de woorden ", van het paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
  In hetzelfde eerste lid, 1°, vervangen bij decreet van 6 juni 2005, worden na de woorden "de inrichtingshoofden," de woorden "de departementshoofden van een gespecialiseerde school," ingevoegd.
  In hetzelfde eerste lid, 2°, worden na de woorden "de inrichtingshoofden," de woorden "de departementshoofden van een gespecialiseerde school," ingevoegd.
  In de inleidende zin van hetzelfde eerste lid, 4°, vervangen bij decreet van 6 juni 2005, wordt het woord "en" door een komma vervangen en worden na de woorden "opvoedend hulppersoneel" de woorden "en van het psychosociaal personeel" ingevoegd.
  In hetzelfde lid, 4°, c), tweede streepje, vervangen bij decreet van 6 juni 2005, worden na de woorden "opvoedend hulppersoneel" de woorden "evenals van het psychosociaal personeel" ingevoegd.
Art.73. Dans l'article 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal, modifié en dernier lieu par le décret du 21 avril 2008, les mots ", du personnel paramédical" sont remplacés par les mots ", du personnel paramédical et sociopsychologique" et le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
  Dans le même alinéa 1er, 1°, remplacé par le décret du 6 juin 2005, les mots "chefs de département d'une école spécialisée" sont insérés après les mots "chefs d'établissement".
  Dans le même alinéa 1er, 2°, les mots ", chef de département d'une école spécialisée" sont insérés après les mots "chef d'établissement".
  Dans la phrase introductive du même alinéa 1er, 4°, remplacée par le décret du 6 juin 2005, le mot "et" est remplacé par une virgule et les mots "et du personnel sociopsychologique" sont insérés après les mots "personnel auxiliaire d'éducation".
  Dans le même alinéa 1er, 4°, c), deuxième tiret, remplacé par le décret du 6 juin 2005, les mots "et du personnel sociopsychologique" sont insérés après les mots "personnel auxiliaire d'éducation".
HOOFDSTUK XVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1974, genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
CHAPITRE XVI. - Modification de l'arrêté royal du 18 janvier 1974 pris en application de l'article 164 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements
Art.74. In het opschrift en in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 januari 1974, genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen worden de woorden "van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden "van het paramedisch en psychosociaal personeel" en wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.74. Dans l'intitulé et dans l'article 1er de l'arrêté royal du 18 janvier 1974 pris en application de l'article 164 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécial, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, les mots "du personnel paramédical" sont remplacés par les mots "du personnel paramédical et sociopsychologique" et le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
HOOFDSTUK XVII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat
CHAPITRE XVII. - Modification de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat
Art.75. In het opschrift en in artikel 2, hoofdstuk C, "Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager secundair onderwijs" van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden "en van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden "en van het paramedisch en psychosociaal personeel".
Art.75. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat, les mots ", du personnel paramédical" sont remplacés par les mots ", du personnel paramédical et sociopsychologique".
HOOFDSTUK XVIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs
CHAPITRE XVIII. - Modification de l'arrêté royal du 20 juin 1975 relatif aux titres suffisants dans l'enseignement gardien et primaire
Art.76. Artikel 11 van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
  "Voor de uitoefening van de ambten in de categorie van het onderwijzend personeel in het gespecialiseerd onderwijs moeten de in de onderhavige afdeling vermelde voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen worden aangevuld met een bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of met één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig erkend worden. Deze aanvullende opleiding is goed voor ten minste 10 ECTS-punten en omvat het vak 'handelingsgerichte diagnostiek', alsook vakken over pedagogische en didactische ondersteuningsmethoden."
Art.76. L'article 11 de l'arrêté royal du 20 juin 1975 relatif aux titres suffisants dans l'enseignement gardien et primaire, modifié en dernier lieu par le décret du 23 juin 2008, est complété par un alinéa 2 rédigé comme suit :
  "Pour exercer les fonctions dans la catégorie du personnel enseignant dans l'enseignement spécialisé, il faut - en plus des titres jugés suffisants mentionnés dans cette section - un titre sanctionnant une formation complémentaire en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement. Cette formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS comprend la matière "pédagogie de soutien" ainsi que des matières relatives aux méthodes de pédagogie de soutien et de didactique de soutien."
HOOFDSTUK XIX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs
CHAPITRE XIX. - Modification de l'arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l'enseignement secondaire dispensé dans les établissements d'enseignement moyen ou d'enseignement normal officiels subventionnés
Art.77. In artikel 11, D, van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs, wordt een bepaling onder d) ingevoegd, luidende :
  "Voor de uitoefening van de ambten in de categorie van het onderwijzend personeel in het gespecialiseerd onderwijs moeten de in de onderhavige afdeling vermelde voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen worden aangevuld met een bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of met één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig erkend worden. Deze aanvullende opleiding is goed voor ten minste 10 ECTS-punten en omvat het vak 'handelingsgerichte diagnostiek', alsook vakken over pedagogische en didactische ondersteuningsmethoden."
Art.77. L'article 11, D, de l'arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l'enseignement secondaire dispensé dans les établissements d'enseignement moyen ou d'enseignement normal officiels subventionnés, est complété par un d) rédigé comme suit :
  "d) pour exercer les fonctions dans la catégorie du personnel enseignant dans l'enseignement spécialisé, il faut - en plus des titres jugés suffisants mentionnés dans cette section - un titre sanctionnant une formation complémentaire en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement. Cette formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS comprend la matière "pédagogie de soutien" ainsi que des matières relatives aux méthodes de pédagogie de soutien et de didactique de soutien."
HOOFDSTUK XX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar
CHAPITRE XX. - Modification de l'arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l'enseignement secondaire dispensé dans les établissements libres d'enseignement moyen ou d'enseignement normal subventionnés, y compris l'année postsecondaire psycho-pédagogique
Art.78. In artikel 11, D, van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar, wordt een letter d) ingevoegd, luidende :
  "Voor de uitoefening van de ambten in de categorie van het onderwijzend personeel in het gespecialiseerd onderwijs moeten de in de onderhavige afdeling vermelde voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen worden aangevuld met een bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of met één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig erkend worden. Deze aanvullende opleiding is goed voor ten minste 10 ECTS-punten en omvat het vak 'handelingsgerichte diagnostiek', alsook vakken over pedagogische en didactische ondersteuningsmethoden."
Art.78. L'article 11, D, de l'arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans l'enseignement secondaire dispensé dans les établissements libres d'enseignement moyen ou d'enseignement normal subventionnés, y compris l'année postsecondaire psycho-pédagogique est complété par un d) rédigé comme suit :
  "d) pour exercer les fonctions dans la catégorie du personnel enseignant dans l'enseignement spécialisé, il faut - en plus des titres jugés suffisants mentionnés dans cette section - un titre sanctionnant une formation complémentaire en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement. Cette formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS comprend la matière "pédagogie de soutien" ainsi que des matières relatives aux méthodes de pédagogie de soutien et de didactique de soutien."
HOOFDSTUK XXI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het gesubsidieerd onderwijs, verstrekt in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie
CHAPITRE XXI. - Modification de l'arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres juges suffisants dans les établissements subventionnés d'enseignement technique et d'enseignement professionnel secondaire de plein exercice et de promotion sociale
Art.79. In artikel 11, D, van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een 7° ingevoegd, luidende :
  "7° Voor de uitoefening van de ambten in de categorie van het onderwijzend personeel in het gespecialiseerd onderwijs moeten de in de onderhavige afdeling vermelde voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen worden aangevuld met een bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of met één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig erkend worden. Deze aanvullende opleiding is goed voor ten minste 10 ECTS-punten en omvat het vak 'handelingsgerichte diagnostiek', alsook vakken over pedagogische en didactische ondersteuningsmethoden."
Art.79. L'article 11, D, de l'arrêté royal du 30 juillet 1975 relatif aux titres jugés suffisants dans les établissements subventionnés d'enseignement technique et d'enseignement professionnel secondaire de plein exercice et de promotion sociale, modifié en dernier lieu par le décret du 23 juin 2008, est complété par un 7° rédigé comme suit :
  "7° pour exercer les fonctions dans la catégorie du personnel enseignant dans l'enseignement spécialisé, il faut - en plus des titres jugés suffisants mentionnés dans cette section - un titre sanctionnant une formation complémentaire en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement. Cette formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS comprend la matière "pédagogie de soutien" ainsi que des matières relatives aux méthodes de pédagogie de soutien et de didactique de soutien."
HOOFDSTUK XXII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 juli 1976 tot reglementering van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de toekenning van een wachtweddetoelage in het gesubsidieerd onderwijs
CHAPITRE XXII. - Modification de l'arrêté royal du 27 juillet 1976 réglementant la mise en disponibilité par défaut d'emploi, la réaffectation et l'octroi d'une subvention-traitement d'attente dans l'enseignement subventionné
Art.80. In artikel 7bis, § 4, van het koninklijk besluit van 27 juli 1976 tot reglementering van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de toekenning van een wachtweddetoelage in het gesubsidieerd onderwijs, ingevoegd bij decreet van 23 juni 2008, wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.80. Dans l'article 7bis, § 4, de l'arrêté royal du 27 juillet 1976 réglementant la mise en disponibilité par défaut d'emploi, la réaffectation et l'octroi d'une subvention-traitement d'attente dans l'enseignement subventionné, inséré par le décret du 23 juin 2008, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
HOOFDSTUK XXIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs
CHAPITRE XXIII. - Modification de l'arrêté royal du 28 juin 1978 portant définition des types et organisation de l'enseignement spécial et déterminant les conditions d'admission et de maintien dans les divers niveaux d'enseignement spécial
Art.81. In het opschrift en in artikel 37bis, ingevoegd bij besluit van de Regering van 1 september 1993, van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs wordt het woord "buitengewoon" telkens vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.81. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 28 juin 1978 portant définition des types et organisation de l'enseignement spécial et déterminant les conditions d'admission et de maintien dans les divers niveaux d'enseignement spécial et dans l'article 37bis, inséré par l'arrêté du Gouvernement du 1er septembre 1993, les mots "enseignement spécial" sont chaque fois remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
HOOFDSTUK XXIV. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de staat georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs
CHAPITRE XXIV. - Modification de l'arrêté royal n° 456 du 10 septembre 1986 portant rationalisation et programmation des internats de l'enseignement organisé ou subventionné par l'Etat
Art.82. In artikel 7, eerste en tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de staat georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, vervangen bij decreet van 7 mei 1990, wordt het woord "buitengewoon" telkens vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.82. Dans l'article 7, alinéas 1er et 2, de l'arrêté royal n° 456, du 10 septembre 1986 portant rationalisation et programmation des internats de l'enseignement organisé ou subventionné par l'Etat, remplacé par le décret du 7 mai 1990, les mots "enseignement spécial" sont chaque fois remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
HOOFDSTUK XXV. - Wijziging van het decreet van 21 december 1987 tot aanmoediging van het verzorgd gebruik van de Duitse taal op school
CHAPITRE XXV. - Modification du décret du 21 décembre 1987 tendant a promouvoir le bon emploi du Haut-Allemand dans les écoles
Art.83. In artikel 2, § 1, van het decreet van 21 december 1987 tot aanmoediging van het verzorgd gebruik van de Duitse taal op school wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
  In § 2, vierde en vijfde streepje, van hetzelfde artikel wordt het woord "buitengewone" vervangen door het woord "gespecialiseerde".
Art.83. Dans l'article 2, § 1er, du décret du 21 décembre 1987 tendant à promouvoir le bon emploi du Haut-Allemand dans les écoles, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
  Dans le § 2, tirets 4 et 5, du même article, les mots "école spéciale" sont chaque fois remplacés par les mots "école spécialisée".
HOOFDSTUK XXVI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 september 1989 betreffende verloven voor verminderde prestaties toegestaan aan de personeelsleden van het Rijksonderwijs en van de psycho-medisch-sociale centra van het Rijk die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt of die ten minste twee kinderen hebben die de leeftijd van veertien jaar niet hebben overschreden en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat
CHAPITRE XXVI. - Modification de l'arrêté royal du 4 septembre 1989 relatif aux congés pour prestations réduites accordés aux membres du personnel de l'enseignement de l'Etat et des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat qui ont atteint l'âge de cinquante ans ou qui ont au moins deux enfants qui n'ont pas dépassé l'âge de quatorze ans et relatif à la mise en disponibilité pour convenance personnelle précédant la mise à la retraite
Art.84. In artikel 1, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 4 september 1989 betreffende verloven voor verminderde prestaties toegestaan aan de personeelsleden van het Rijksonderwijs en van de psycho-medisch-sociale centra van het Rijk die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt of die ten minste twee kinderen hebben die de leeftijd van veertien jaar niet hebben overschreden en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat wordt het woord "buitengewoon" telkens vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.84. Dans l'article 1er, 1° et 2°, de l'arrêté royal du 4 septembre 1989 relatif aux congés pour prestations réduites accordés aux membres du personnel de l'enseignement de l'Etat et des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat qui ont atteint l'âge de cinquante ans ou qui ont au moins deux enfants qui n'ont pas dépassé l'âge de quatorze ans et relatif à la mise en disponibilité pour convenance personnelle précédant la mise à la retraite, le mot "spécial" est chaque fois remplacé par le mot "spécialisé".
HOOFDSTUK XXVII. - Wijziging van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald
CHAPITRE XXVII. - Modification du décret du 27 juin 1990 fixant la façon de déterminer les fonctions du personnel dans l'enseignement spécial
Art.85. In het opschrift van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald wordt het woord "voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "in het gespecialiseerd onderwijs".
Art.85. Dans l'intitulé du décret du 27 juin 1990 fixant la façon de déterminer les fonctions du personnel dans l'enseignement spécial, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
Art.86. In het opschrift van hoofdstuk I van hetzelfde decreet wordt het woord "buitengewone scholen" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen". In artikel 1, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord "Gemeenschapsinrichtingen" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen van het gemeenschapsonderwijs" en worden de woorden "gesubsidieerde inrichtingen" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen van het gesubsidieerd onderwijs".
  In § 3 van hetzelfde artikel 1, vervangen bij decreet van 29 juni 1998, worden de woorden "buitengewoon onderwijs" telkens vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".
Art.86. Dans l'intitulé du chapitre 1er et dans l'article 1er, § 1er, du même décret, les mots "écoles spéciales" sont chaque fois remplacés par les mots "écoles spécialisées".
  Dans le § 3 du même article 1er, remplacé par le décret du 29 juin 1998, les mots "écoles spéciales" sont chaque fois remplacés par les mots "écoles spécialisées".
Art.87. In artikel 2, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
  In artikel 2, § 2, tweede lid, worden de woorden "buitengewoon secundair onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd secundair onderwijs".
Art.87. [Cet article ne concerne pas la traduction française]
  
Art.88. Artikel 5ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 30 juni 2003, wordt vervangen als volgt :
  "Artikel 5ter. Het overeenkomstig de artikelen 6, § 3, 21, 34, 37, § 3, en 44 vastgelegde lestijdenpakket is tijdens de schooljaren 2009-2010 tot en met 2013-2014 gelijk aan het lestijdenpakket dat aan de gespecialiseerde school voor het schooljaar 2008-2009 werd toegekend."
Art.88. L'article 5ter du même décret, inséré par le décret du 30 juin 2003, est remplacé par ce qui suit :
  "Article 5ter. Le capital périodes déterminé conformément aux articles 6, § 3, 21, 34, 37, § 3, et 44 correspond, pour les années scolaires 2009-2010 à 2013-2014 comprise, au capital périodes octroyé à l'école spécialisée pour l'année scolaire 2008-2009."
Art.89. In hoofdstuk I van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling II vervangen als volgt : "Gespecialiseerd basisonderwijs".
Art.89. Dans le chapitre Ier du même décret, les mots "enseignement spécial fondamental" sont remplacés par les mots "enseignement fondamental spécialisé" dans l'intitulé de la section 2.
Art.90. Artikel 6, § 1, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Onder gespecialiseerd basisonderwijs wordt het gespecialiseerd onderwijs in kleuterscholen en lagere scholen verstaan."
Art.90. Dans l'article 6, § 1er, du même décret, les mots "enseignement spécial fondamental" sont remplacés par les mots "enseignement fondamental spécialisé".
Art.91. In artikel 10, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 25 juni 1991, worden de woorden "buitengewone lagere school" vervangen door de woorden "gespecialiseerde lagere school".
  Paragraaf 2 van hetzelfde artikel, vervangen bij decreet van 25 juni 1991, wordt vervangen als volgt :
  "§ 2. Het inrichtingshoofd wordt vrijgesteld van het lesgeven, wanneer het totale aantal leerlingen dertig of meer bedraagt."
Art.91. Dans l'article 10, § 1er, du même décret, remplacé par le décret du 25 juin 1991, les mots "école primaire d'enseignement spécial" sont remplacés par les mots "école primaire spécialisée".
  Le § 2 du même article, remplacé par le décret du 25 juin 1991, est remplacé par ce qui suit :
  " § 2. Le chef d'établissement est libéré de toute charge professorale lorsque le nombre total d'élèves est supérieur ou égal à trente."
Art.92. Artikel 11 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
  "Artikel 11. Voor de leerlingen van het lager onderwijs die in aanmerking komen, kunnen bijzondere leermeesters godsdienst of niet-confessionele zedenleer de opdracht krijgen om per georganiseerde klas twee lesuren godsdienst of niet-confessionele zedenleer te geven."
Art.92. L'article 11 du même décret est remplacé par ce qui suit :
  "Article 11. Pour les élèves de l'enseignement primaire pris en considération, des maîtres spéciaux de religion ou de morale non confessionnelle peuvent être chargés de dispenser deux périodes de religion ou de morale non confessionnelle par classe organisée."
Art.93. In artikel 13 en artikel 14, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "basisschool voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde basisschool".
Art.93. Dans l'article 13 et l'article 14, alinéa 1er, du même décret, les mots "établissement d'enseignement spécial fondamental" sont remplacés par les mots "école fondamentale spécialisée".
Art.94. Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd :
  1. onder b) worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs";
  2. onder c) worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs";
  3. onder d) worden de woorden "inrichting voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde school" en worden de woorden "type van buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "type van gespecialiseerd onderwijs";
  4. onder e) worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs" en worden de woorden "te wijzen" vervangen door de woorden "te wijten";
  5. De bepaling onder f) wordt vervangen als volgt :
  "f) de pedagogische inspectie-begeleiding moet een met redenen omkleed advies verstrekt hebben."
Art.94. A l'article 16 du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans la lettre b) les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé";
  2° dans la lettre c) les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé";
  3° dans la lettre d) les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé";
  4° dans la lettre e) les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé";
  5° la lettre f) est remplacée par ce qui suit :
  "f) avoir reçu un avis motivé favorable de l'inspection-guidance pédagogique."
Art.95. Artikel 17 van hetzelfde decreet wordt door de volgende bepaling vervangen :
  "Artikel 17. De pedagogische inspectie-begeleiding controleert of het huisonderwijs tot de positieve ontwikkeling van de algemene persoonlijkheid van de leerling bijdraagt en of het diens sociale integratie niet verhindert of bemoeilijkt."
Art.95. L'article 17 du même décret est remplacé par ce qui suit :
  "Article 17. L'inspection-guidance pédagogique apprécie si l'enseignement à domicile contribue au développement positif de toute la personnalité de l'élève et n'empêche ni ne freine son intégration sociale."
Art.96. In artikel 18, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "school voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde school". In artikel 18, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon basisonderwijs van type 4" vervangen door de woorden "basisonderwijs van type 4".
Art.96. Dans l'article 18 du même décret, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
Art.97. In hoofdstuk I, afdeling IV, van hetzelfde decreet worden in het opschrift van de afdeling de woorden "Buitengewoon secundair onderwijs" vervangen door de woorden "Gespecialiseerd secundair onderwijs".
Art.97. Dans le chapitre Ier, du même décret, les mots "enseignement spécial secondaire" sont remplacés par les mots "enseignement secondaire spécialisé dans l'intitulité de la section".
Art.98. In artikel 23, § 1, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd :
  "De directeur is van het lesgeven vrijgesteld."
Art.98. L'article 23, § 1er, du même décret est remplacé par ce qui suit :
  "Le directeur est dispensé de sa charge professorale."
Art.99. Artikel 24 van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 29 juni 1998, wordt door de volgende bepaling vervangen :
  "Artikel 24. Indien een gespecialiseerde school op de laatste schooldag van september van het lopende schooljaar ten minste 150 regelmatige leerlingen telt, kunnen drie betrekkingen van departementshoofd worden georganiseerd of gesubsidieerd.
  De departementshoofden ressorteren onder de directeur."
Art.99. L'article 24 du même décret, remplacé par le décret du 29 juin 1998, est remplacé par ce qui suit :
  "Article 24. Trois emplois de chef de département peuvent être organisés ou subventionnés lorsque le nombre d'élèves réguliers d'une école spécialisée atteint au moins 150 le dernier jour scolaire du mois de septembre de l'année scolaire en cours.
  Les chefs de département sont placés sous l'autorité du directeur."
Art.100. In artikel 25 van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 25 mei 1999, worden de woorden "buitengewone secundaire school" vervangen door de woorden "gespecialiseerde secundaire school".
Art.100. Dans l'article 25 du même décret, remplacé par le décret du 25 mai 1999, les mots "école secondaire spéciale" sont remplacés par les mots "école secondaire spécialisée".
Art.101. In het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewone scholen" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen".
Art.101. Dans le chapitre II du même décret, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisés" dans l'intitulé du chapitre.
Art.102. In artikel 27, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord "Rijksinrichtingen" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen van het gemeenschapsonderwijs" en worden de woorden "gesubsidieerde scholen voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen van het gesubsidieerd onderwijs".
  In § 4 van hetzelfde artikel, vervangen bij decreet van 29 juni 1998, worden de woorden "buitengewoon onderwijs" telkens vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".
Art.102. Dans l'article 27, § 1er, du même décret, les mots "enseignement spécial" sont chaque fois remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
  Dans le § 4 du même article, remplacé par le décret du 29 juin 1998, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
Art.103. In hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling II vervangen als volgt : "Gespecialiseerd basisonderwijs".
Art.103. Dans le chapitre II du même décret, les mots "enseignement spécial fondamental" sont remplacés par les mots "enseignement fondamental spécialisé" dans l'intitulé de la section 2.
Art.104. De §§ 1 en 2 van artikel 30 van hetzelfde decreet worden vervangen als volgt :
  "§ 1. In de gespecialiseerde scholen van het gemeenschapsonderwijs die meer dan 74 leerlingen in het basisonderwijs tellen, wordt een volwaardige betrekking van rekenplichtig correspondent ingericht.
  § 2. Indien het aantal leerlingen minder dan 75 bedraagt, worden voor de betrekking van rekenplichtig correspondent per week 15 uren voorzien."
Art.104. Dans l'article 30 du même décret, les §§ 1er et 2, sont remplacés par ce qui suit :
  " § 1er. Dans les écoles spécialisées de l'enseignement de la Communauté comptant plus de 74 élèves dans l'enseignement fondamental, un emploi de correspondant-comptable à temps plein est organisé.
  § 2. Si le nombre d'élèves est inférieur à 75, l'emploi de correspondant-comptable est organisé à raison de quinze heures par semaine."
Art.105. Artikel 31 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Dezelfde normen zijn van toepassing op de basisscholen van het gesubsidieerd gespecialiseerd onderwijs."
Art.105. Dans l'article 31 du même décret, les mots "enseignement spécial fondamental" sont remplacés par les mots "enseignement fondamental spécialisé".
Art.106. In artikel 31bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 27 juni 1994 en gewijzigd bij decreet van 7 januari 2002, worden de woorden "basisscholen van het buitengewoon onderwijs" telkens vervangen door de woorden "basisscholen van het gespecialiseerd onderwijs".
Art.106. Dans l'article 31bis du même décret, inséré par le décret du 27 juin 1994 et modifié par le décret du 7 janvier 2002, les mots "enseignement spécial" sont chaque fois remplacés par les mots "enseignement spécialisé ".
Art.107. In hoofdstuk II, afdeling II, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 7 januari 2002, wordt een artikel 31ter ingevoegd, luidende :
  "Artikel 31ter. In een basisschool van het gespecialiseerd onderwijs kan een halve betrekking van kleuteronderwijzer of leraar lager onderwijs tot een halve betrekking van studiemeester-opvoeder worden omgevormd."
Art.107. Dans le chapitre II, section 2 du même décret, modifiée en dernier lieu par le décret du 7 janvier 2002, il est inséré un article 31ter rédigé comme suit :
  "Article 31ter. Dans une école spécialisée, un demi-emploi d'instituteur maternel ou d'instituteur primaire peut être transformé en un demi-emploi de surveillant-éducateur."
Art.108. In hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling III vervangen als volgt : "Gespecialiseerd secundair onderwijs".
Art.108. Dans le chapitre II du même décret, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé" dans l'intitulé de la section 3.
Art.109. In artikel 34, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 25 juni 1991, worden de woorden "In de inrichtingen voor buitengewoon secundair onderwijs" vervangen door de woorden "In de gespecialiseerde secundaire scholen" en wordt het woord "schijf" vervangen door het woord "groep".
  De Duitse tekst van artikel 34, § 2, van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd :
  1. in de inleidende zin wordt het woord "wird" geschrapt;
  2. in de bepaling onder a) wordt voor de woorden "die dritte Planstelle" het woord "wird" ingevoegd.
Art.109. Dans l'article 34, § 1er, du même décret, remplacé par le décret du 25 juin 1991, les mots "écoles secondaires de l'enseignement spécial" sont remplacés par les mots "écoles secondaires spécialisées".
  [Le deuxième alinéa ne concerne pas la traduction française.]
  

Modifications

------------
Art.110. Hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een afdeling IV, die artikel 34.1 bevat, luidende :
  "Afdeling IV - Gemeenschappelijke bepalingen voor het gespecialiseerd basisonderwijs en het gespecialiseerd secundair onderwijs
  Artikel 34.1. Vanaf 1 januari 2010 kan in de categorie opvoedend hulppersoneel een betrekking als school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek worden georganiseerd of gesubsidieerd, indien de gespecialiseerde school op de laatste schooldag van september van het lopende schooljaar ten minste 150 regelmatige leerlingen telt. Indien het aantal leerlingen minder dan 150 bedraagt, kan een halve betrekking van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek worden georganiseerd of gesubsidieerd."
Art.110. Dans le chapitre II du même décret, il est inséré une section 4, comportant l'article 34.1, rédigée comme suit :
  "Section 4. - Dispositions communes pour l'enseignement fondamental et secondaire spécialisé
  Article 34.1. A partir du 1er janvier 2010, un emploi d'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien peut être organisé ou subventionné dans la catégorie du personnel auxiliaire d'éducation lorsque le nombre d'élèves réguliers d'une école spécialisée est d'au moins 150 le dernier lundi du mois de septembre de l'année scolaire en cours. Si le nombre d'élèves est inférieur à 150, un demi-emploi d'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien peut être organisé ou subventionné."
Art.111. Het opschrift van hoofdstuk III van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 1 juni 1992, wordt gewijzigd als volgt : "Bepalingen betreffende de ambten van het paramedisch en psychosociaal personeel, met uitzondering van de internaten of semi-internaten".
Art.111. Dans l'intitulé du chapitre III du même décret, modifié par le décret du 1er juin 1992, les mots "et sociopsychologique" sont ajoutés après le mot "paramédical" et les mots "et les fonctions du personnel social" sont abrogés.
Art.112. In artikel 35, § 1, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 6 juni 2005, worden de woorden "sociaal personeel" door de woorden "psychosociaal personeel" vervangen en de woorden "het ambt van maatschappelijk assistent" door de woorden "de ambten van maatschappelijk assistent en van psychosociaal begeleider".
  In artikel 35, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 1 juni 1992, worden de woorden "sociaal personeel" vervangen door de woorden "psychosociaal personeel" en worden de woorden "inrichtingen voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen".
  In § 4 van hetzelfde artikel, vervangen bij decreet van 29 juni 1998, worden de woorden "buitengewoon onderwijs" telkens vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".
Art.112. Dans l'article 35, § 1er, du même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 6 juin 2005, les mots "personnel social" sont remplacés par les mots "personnel sociopsychologique" et les mots "la fonction d'assistant social" sont remplacés par les mots "les fonctions d'assistant social et d'auxiliaire psychosocial".
  Dans le § 2 du même article, remplacé par le décret du 1er juin 1992, les mots "personnel social" sont remplacés par les mots "personnel sociopsychologique" et les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
  Dans le § 4 du même article, modifié par le décret du 29 juin 1998, les mots "de l'enseignement spécial" sont chaque fois remplacés par les mots "de l'enseignement spécialisé".
Art.113. In artikel 36, c), van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".
Art.113. Dans l'article 36, c), du même décret, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
Art.114. Artikel 37, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 1 juni 1992, wordt vervangen als volgt : "§ 1. Het volume van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde betrekkingen van het paramedisch en psychosociaal personeel van de gespecialiseerde scholen wordt door een urenpakket vastgelegd."
  Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een § 5, luidende :
  "§ 5. Het betrekkingenpakket berekend overeenkomstig artikel 37, § 3, kan met maximaal twee betrekkingen van psychosociaal begeleider worden verhoogd. Die twee betrekkingen vloeien voort uit de omvorming van maximaal twee betrekkingen van studiemeester-opvoeder in een externaat."
Art.114. Dans l'article 37, § 1er, du même décret, modifié par le décret du 1er juin 1992, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé", les mots "et sociopsychologique" sont insérés après le mot "paramédical" et les mots "et du personnel social" sont abrogés.
  Le même article est complété par un § 5, rédigé comme suit :
  " § 5. Le capital emplois déterminé conformément à l'article 37, § 3, peut être élargi de maximum deux emplois d'auxiliaire psychosocial. Ces deux emplois découlent de la transformation de maximum deux emplois de surveillant-éducateur d'externat."
Art.115. Het opschrift van hoofdstuk IV van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Bepalingen betreffende het paramedisch personeel en het voor het internaat toegekend personeel in de gespecialiseerde scholen van het gemeenschapsonderwijs".
Art.115. Dans l'intitulé du chapitre IV du même décret, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
Art.116. Artikel 41 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk IV is van toepassing op de gespecialiseerde scholen van het gemeenschapsonderwijs."
Art.116. Dans l'article 41 du même décret, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
Art.117. In artikel 42 van hetzelfde decreet worden de woorden "school van het buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde school".
Art.117. Dans l'article 42 du même décret, les mots "école spéciale" sont remplacés par les mots "école spécialisée".
Art.118. In artikel 44, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon onderwijs" telkens vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs" en worden de woorden "school voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerde school".
Art.118. Dans l'article 44, § 2, du même décret, les mots "enseignement spécial" sont chaque fois remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
Art.119. In hoofdstuk IV, afdeling I, van hetzelfde decreet wordt een artikel 44.1 ingevoegd, luidende :
  "Artikel 44.1. Aan een gespecialiseerde school waar een internaat bij hoort, worden voor het ambt van studiemeester-opvoeder van een internaat bijkomend 32 uur per week toegekend."
Art.119. Dans le chapitre IV, section 1re, du même décret, il est inséré un article 44.1 rédigé comme suit :
  "Article 44.1. Dans la fonction de surveillant-éducateur, 32 heures supplémentaires par semaine sont octroyées aux écoles spécialisées dont dépend un internat."
Art.120. In artikel 48, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".
  In paragraaf 2 van hetzelfde artikel worden de woorden "het gemeenschapsinstituut voor buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "de gespecialiseerde school van het gemeenschapsonderwijs".
Art.120. Dans l'article 48, § 1er, du même décret, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
  Dans le § 2 du même article, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
Art.121. Artikel 53bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 23 oktober 2000, wordt vervangen als volgt :
  "§ 1. Het lestijdenpakket kan binnen eenzelfde onderwijsinrichting van het ene onderwijsniveau op het andere evenals van de ene personeelscategorie op de andere worden overgedragen."
Art.121. L'article 53bis, § 1er, du même décret, inséré par le décret du 23 octobre 2000, est remplacé par ce qui suit :
  " § 1er. Au sein d'un établissement d'enseignement, le capital périodes peut être transféré d'un niveau d'enseignement à l'autre et d'une catégorie de personnel à une autre."
Art.122. Artikel 53ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 17 mei 2004 en vervangen bij decreet van 23 juni 2008, wordt vervangen als volgt :
  "Artikel 53ter - § 1. Voor het schooljaar 2009-2010 wordt, naast het lestijdenpakket berekend overeenkomstig artikel 5ter, een aanvullend lestijdenpakket toegekend voor de integratie van leerlingen die gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in het basisonderwijs nodig hebben.
  Dit lestijdenpakket stemt overeen met vier voltijdse betrekkingen, verhoogd met de uren die worden berekend door de betrekkingen van de gesubsidieerde contractuele personeelsleden die voor het schooljaar 2003-2004 toegekend werden met het oog op de integratie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, te vermenigvuldigen met de overeenstemmende administratieve delers. Onder administratieve delers verstaat men 28 voor een kleuteronderwijzer en 24 voor een leraar lager onderwijs.
  § 2. Elke door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde school voor gespecialiseerd onderwijs krijgt elk schooljaar, naast het overeenkomstig artikel 5ter verkregen lestijdenpakket, een bepaald aantal vierden van een betrekking dat volgens de volgende formule wordt berekend :
  88 x A/B
  A = aantal op de laatste schooldag van januari van het voorgaande schooljaar in een gewone school ingeschreven regelmatige leerlingen bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning werd vastgesteld overeenkomstig artikel 93.7 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen en die door de betrokken gespecialiseerde school werden begeleid;
  B = totaal aantal van de op de laatste schooldag van januari van het voorgaande schooljaar in een gewone school ingeschreven regelmatige leerlingen bij wie overeenkomstig artikel 93.7 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vastgesteld is.
  Indien het eerste decimaal getal van het aantal vierden van een betrekking vastgelegd overeenkomstig het eerste lid kleiner dan 5 is, wordt tot het vorige vierde van een betrekking afgerond. Vanaf een waarde van 5 wordt tot het volgende vierde van een betrekking afgerond.
  Het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig het eerste lid komt voor 50 % in aanmerking voor een definitieve benoeming of een definitieve aanstelling.
  Het overeenkomstig het eerste lid toegekende betrekkingenpakket kan geheel of gedeeltelijk door een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde school voor gespecialiseerd onderwijs op een andere door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde school worden overgedragen, indien de betrokken inrichtende machten hiermee instemmen. De overdracht kan op gelijk welk ogenblik gebeuren en geldt voor het lopende schooljaar.
  § 3. Een bepaald aantal vierden van een betrekking van de som van het betrekkingenpakket vastgelegd overeenkomstig artikel 5ter en de voorgaande paragraaf moet voor de ondersteuning van de integratie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs worden aangewend. Het aantal vierden van een betrekking dat elke gespecialiseerde school voor de integratie dient te voorzien, wordt als volgt berekend :
  138 x A/B
  A = aantal op de laatste schooldag van januari van het voorgaande schooljaar in een gewone school ingeschreven leerlingen bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vastgesteld werd overeenkomstig artikel 93.7 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen en die door de betrokken gespecialiseerde school werden begeleid;
  B = totaal aantal van de op de laatste schooldag van januari van het voorgaande schooljaar in een gewone school ingeschreven leerlingen bij wie overeenkomstig artikel 93.7 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vastgesteld is.
  Indien het eerste decimaal getal van het aantal vierden van een betrekking vastgelegd overeenkomstig het eerste lid kleiner dan 5 is, wordt tot het vorige vierde van een betrekking afgerond. Vanaf een waarde van 5 wordt tot het volgende vierde van een betrekking afgerond.
  Indien een gespecialiseerde school met toepassing van § 2, vierde lid, een betrekkingenpakket aan een andere gespecialiseerde school heeft overgedragen, moet het overgedragen aantal betrekkingen van het volgens § 3, eerste lid, vastgelegde aantal vierden van een betrekking worden afgetrokken.
  Indien aan een gespecialiseerde school met toepassing van § 2, vierde lid, een betrekkingenpakket van een andere gespecialiseerde school is overgedragen, moet het overgedragen aantal vierden van een betrekking bij het volgens § 3, eerste lid, vastgelegde aantal vierden van een betrekking worden geteld.
  § 4. Ten minste 5 % van het volgens § 3 vastgelegde betrekkingenpakket mag eerst na 30 september van het lopende schooljaar worden aangewend.
  Indien het eerste decimaal getal van het aantal vierden van een betrekking vastgelegd overeenkomstig het eerste lid kleiner dan 5 is, wordt tot het vorige vierde van een betrekking afgerond. Vanaf een waarde van 5 wordt tot het volgende vierde van een betrekking afgerond.
  Onverminderd het eerste lid mogen ten minste vier vierden van een betrekking eerst na 30 september van het lopende schooljaar worden aangewend.
  § 5. Bij de toewijzing van de integratie-uren zorgt de gespecialiseerde school ervoor dat leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften die in een Franstalige afdeling van een gewone school ingeschreven zijn, begeleid worden door personeelsleden die de Franse taal grondig beheersen.
  § 6. Indien de integratie van een leerling in een gewone school in de loop van een schooljaar wordt afgebroken, dan kan het betrekkingenpakket dat voor de integratie van die leerling was uitgetrokken tot het eind van het schooljaar op de nieuwe ondersteuningsplaats worden aangewend.
  § 7. De bepalingen van de §§ 2 tot en met 6 gelden voor de schooljaren 2010-2011 tot en met 2013-2014."
Art. 122. L'article 53ter du même décret, inséré par le décret du 17 mai 2004 et remplacé par le décret du 23 juin 2008, est remplacé par ce qui suit :
  "Article 53ter. § 1er. Pour l'année scolaire 2009-2010, il est octroyé en plus du capital périodes calculé conformément à l'article 5ter un capital périodes en vue de l'intégration d'élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé dans l'enseignement fondamental.
  Ce capital périodes correspond à quatre emplois à temps plein en plus des heures obtenues en multipliant les emplois des membres du personnel contractuel subventionnés octroyés pour l'année scolaire 2003-2004 en vue de l'intégration d'élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé par les diviseurs administratifs correspondants. Le diviseur administratif est chiffré à 28 pour un instituteur maternel et à 24 pour un instituteur primaire.
  § 2. Chaque école spécialisée organisée ou subventionnée par la Communauté germanophone reçoit chaque année scolaire un nombre déterminé de quarts d'emploi calculé selon la formule suivante en sus du capital périodes obtenu conformément à l'article 5ter :
-
88 x A/B
88 x A/B
A = le nombre d'élèves régulièrement inscrits dans une école ordinaire au dernier jour d'école du mois de janvier de l'année scolaire précédente, pour lesquels la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été établie conformément à l'article 93.7 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées, et qui sont encadrés par l'école spécialisée en question;
  B = le nombre total d'élèves régulièrement inscrits dans une école ordinaire au dernier jour d'école du mois de janvier de l'année scolaire précédente et pour lesquels la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été établie conformément à l'article 93.7 du même décret du 31 août 1998.
  Si la première décimale du nombre de quarts d'emploi calculé conformément au premier alinéa est inférieure à 5, le résultat est arrondi au quart d'emploi inférieur. Si elle est égale ou supérieure à 5, le résultat est arrondi au quart d'emploi supérieur.
  Le capital d'emplois calculé conformément au premier alinéa est disponible à 50 % pour un engagement ou une nomination à titre définitif.
  Moyennant l'accord du pouvoir organisateur concerné, le capital emplois accordé conformément au premier alinéa peut intégralement ou en partie être transféré d'une école spécialisée organisée ou subventionnée par la Communauté germanophone à une autre école spécialisée organisée ou subventionnée par la Communauté germanophone. Ce transfert peut intervenir à tout moment et vaut chaque fois pour l'année scolaire en cours.
  § 3. Un nombre déterminé des quarts d'emploi obtenus en additionnant le capital emplois calculé conformément à l'article 5ter et au paragraphe précédent doit être utilisé pour soutenir l'intégration des élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé dans l'enseignement ordinaire. Le nombre de quarts d'emploi que chaque école spécialisée doit normalement prévoir pour l'intégration est calculé comme suit :
-
138 x A/B
138 x A/B
A = le nombre d'élèves régulièrement inscrits dans une école ordinaire au dernier jour d'école du mois de janvier de l'année scolaire précédente, pour lesquels la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été établie conformément à l'article 93.7 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées, et qui sont encadrés par l'école spécialisée en question
  B = le nombre total d'élèves inscrits dans une école ordinaire au dernier jour d'école du mois de janvier de l'année scolaire précédente et pour lesquels la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été établie conformément à l'article 93.7 du même décret du 31 août 1998.
  Si la première décimale du nombre de quarts d'emploi calculé conformément au premier alinéa est inférieure à 5, le résultat est arrondi au quart d'emploi inférieur. Si elle est égale ou supérieure à 5, le résultat est arrondi au quart d'emploi supérieur.
  Si une école spécialisée a transféré du capital emplois à une autre en application du § 2, alinéa 4, le nombre d'emplois ainsi transféré doit être déduit du nombre de quarts d'emploi calculé conformément au § 3, alinéa 1er.
  Si une école spécialisée a reçu du capital emplois transféré d'une autre école spécialisée en application du § 2, alinéa 4, le nombre d'emplois transféré doit être ajouté au nombre de quarts d'emploi calculé conformément au § 3, alinéa 1er.
  § 4. Au moins 5 % du capital emplois calculé conformément au § 3 ne peuvent être utilisés qu'après le 30 septembre de l'année scolaire en cours.
  Si la première décimale du nombre de quarts d'emploi calculé conformément au premier alinéa est inférieure à 5, le résultat est arrondi au quart d'emploi inférieur. Si elle est égale ou supérieure à 5, le résultat est arrondi au quart d'emploi supérieur.
  Sans préjudice du premier alinéa, au moins 4 quarts d'emploi ne peuvent être utilisés qu'après le 30 septembre de l'année scolaire en cours.
  § 5. Lors de l'octroi des périodes d'intégration, l'école spécialisée veille à ce que les élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé inscrits dans une section francophone d'une école ordinaire soient encadrés par des membres du personnel ayant une connaissance approfondie du français.
  § 6. Si l'intégration d'un élève dans une école ordinaire est interrompue dans le courant d'une année scolaire, le capital emplois employé pour l'intégration de cet élève peut être utilisé jusqu'à la fin de l'année scolaire au nouveau lieu de soutien de l'élève.
  § 7. Les dispositions des §§ 2 à 6 s'appliquent aux années scolaires 2010-2011 à 2013-2014 incluse."
Art.123. Artikel 53quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 6 juni 2005 en gewijzigd bij decreet van 25 juni 2007, wordt door de volgende bepaling vervangen :
  "Artikel 53quater - § 1. Bovenop het overeenkomstig artikel 5ter vastgelegd lestijdenpakket krijgt een gespecialiseerde basisschool een bijkomende halve betrekking, indien zij op 30 september van het lopende schooljaar vijf leerlingen meer telt dan op 30 september 2008. Voor elke verdere begonnen groep van vijf bijkomende leerlingen wordt een bijkomende halve betrekking toegekend.
  Bovenop het overeenkomstig artikel 5ter vastgelegd lestijdenpakket krijgt een gespecialiseerde secundaire school een bijkomende betrekking, indien zij op 30 september van het lopende schooljaar zeven leerlingen meer telt dan op 30 september 2008. Voor elke verdere begonnen groep van zeven bijkomende leerlingen wordt een bijkomende betrekking toegekend.
  Het overeenkomstig het eerste lid vastgelegde lestijdenpakket staat voor het lopende schooljaar ter beschikking.
  § 2. De bepalingen van § 1 gelden voor de schooljaren 2009-2010 tot en met 2013-2014."
Art.123. L'article 53quater du même décret, inséré par le décret du 6 juin 2005 et modifié par le décret du 25 juin 2007, est remplacé par ce qui suit :
  "Article 53quater. § 1er. En plus du capital emplois obtenu conformément à l'article 5ter, un demi-emploi supplémentaire est accordé à une école fondamentale spécialisée si le 30 septembre de l'année scolaire en cours elle compte cinq élèves de plus qu'au 30 septembre 2008. Un demi-emploi supplémentaire est accordé par groupe entamé de cinq élèves supplémentaires.
  En plus du capital emplois obtenu conformément à l'article 5ter, un emploi supplémentaire est accordé à une école secondaire spécialisée si le 30 septembre de l'année scolaire en cours elle compte sept élèves de plus qu'au 30 septembre 2008. Un emploi supplémentaire est accordé par groupe entamé de sept élèves supplémentaires.
  Le capital emplois obtenu conformément au premier alinéa est disponible pour l'année scolaire en cours.
  § 2. Les dispositions du § 1er s'appliquent aux années scolaires 2009-2010 à 2013-2014 incluse."
HOOFDSTUK XXVIII. - Wijziging van het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs
CHAPITRE XXVIII. - Modification du décret du 18 avril 1994 fixant le montant des subventions de fonctionnement pour l'enseignement subventionné
Art.124. In artikel 2, eerste lid, van het decreet van 18 april 1994 tot vaststelling van het bedrag van de werkingstoelagen voor het gesubsidieerd onderwijs worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".
Art.124. Dans l'article 2, alinéa 1er, du décret du 18 avril 1994 fixant le montant des subventions de fonctionnement pour l'enseignement subventionné les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
Art.125. In artikel 3, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 7 januari 2002, worden de woorden "buitengewoon basisonderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd basisonderwijs".
Art.125. Dans l'article 3, alinéa 2, du même décret, modifié par le décret du 7 janvier 2002, les mots "enseignement fondamental ordinaire et spécial" sont remplacés par les mots "enseignement fondamental ordinaire et spécialisé".
Art.126. Artikel 6 van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 25 juni 2001, wordt door de volgende bepaling vervangen :
  "Artikel 6. In het gespecialiseerd onderwijs krijgt de inrichtende macht voor de organisatie van het toezicht tijdens het middaguur per vestiging voor de eerste begonnen groep van 40 regelmatige leerlingen een toelage van 8 EUR, wanneer de studiemeester houder van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs is, respectievelijk een toelage van 6 EUR, wanneer de studiemeester geen pedagogisch bekwaamheidsbewijs heeft.
  Telt de school respectievelijk de vestiging meer dan 40 regelmatige leerlingen, dan heeft de inrichtende macht voor elke bijkomende begonnen groep van 40 regelmatige leerlingen recht op een bijkomende toelage volgens de in het eerste lid vastgelegde bedragen, wanneer zij voor het toezicht tijdens het middaguur bijkomende studiemeesters inschakelt.
  Als teldag voor de berekening geldt de laatste schooldag van september. Voor de berekening worden de volgende leerlingen in aanmerking genomen : de regelmatige kleuters die tot die dag gedurende ten minste tien schooldagen een halve dag aanwezig waren evenals de regelmatige leerlingen lager onderwijs.
  De Regering kan afwijken van het aantal regelmatige leerlingen dat in het eerste en het tweede lid wordt vermeld, indien het toezicht wegens de infrastructuur van een vestiging onvoldoende kan worden gewaarborgd."
Art.126. L'article 6 du même décret, modifié par le décret du 25 juin 2001, est remplacé par ce qui suit :
  "Article 6. Dans l'enseignement spécialisé, le pouvoir organisateur perçoit une subvention pour l'organisation de la surveillance du temps de midi, et ce par implantation et pour le premier groupe comptant jusqu'à 40 élèves réguliers. Cette subvention est de 8 EUR lorsque le surveillant est porteur d'un titre pédagogique et de 6 EUR lorsqu'il ne l'est pas.
  Si l'école, respectivement l'implantation, compte plus de 40 élèves réguliers, le pouvoir organisateur perçoit, par groupe entamé de 40 élèves réguliers, une subvention supplémentaire calculée conformément à l'alinéa 1er s'il engage des surveillants supplémentaires pour la surveillance du temps de midi.
  Le jour de référence pour calculer le capital emplois est le dernier jour d'école du mois de septembre. Il est tenu compte des élèves réguliers de maternelle présents au moins 10 demi-journées jusqu'au jour de référence ainsi que des élèves du primaire.
  Le Gouvernement peut déroger aux nombres d'élèves réguliers visés aux alinéas 1er et 2 si la surveillance ne peut être suffisamment garantie pour des raisons d'infrastructure dans un établissement donné."
Art.127. In 4° van de bijlage van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon lager onderwijs" door de woorden "gespecialiseerd lager onderwijs" vervangen.
Art.127. Dans le 4° de l'annexe du même décret, les mots "enseignement primaire spécial" sont remplacés par les mots "enseignement primaire spécialisé".
HOOFDSTUK XXIX. - Wijziging van het decreet van 17 juli 1995 betreffende het inschrijvings- en het schoolgeld in het onderwijs
CHAPITRE XXIX. - Modification du décret du 17 juillet 1995 relatif aux droits d'inscription et au minerval dans l'enseignement
Art.128. In artikel 2, § 1, van het decreet van 17 juli 1995 betreffende het inschrijvings- en het schoolgeld in het onderwijs worden de woorden "buitengewoon lager onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd lager onderwijs" en de woorden "buitengewoon secundair onderwijs" door de woorden "gespecialiseerd secundair onderwijs".
  In § 2 van hetzelfde artikel worden de woorden "buitengewoon kleuteronderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd kleuteronderwijs".
Art.128. Dans l'article 2, § 1er, du décret du 17 juillet 1995 relatif aux droits d'inscription et au minerval dans l'enseignement, les mots "enseignement fondamental ordinaire ou spécial" sont remplacés par les mots "enseignement fondamental ordinaire ou spécialisé" et les mots "enseignement secondaire ordinaire ou spécial" par les mots "enseignement secondaire ordinaire ou spécialisé".
  Dans le § 2, alinéa 1er, du même article, les mots "enseignement gardien ordinaire ou spécial" sont remplacés par les mots "enseignement maternel ordinaire ou spécialisé".
HOOFDSTUK XXX. - Wijziging van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone scholen
CHAPITRE XXX. - Modification du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires
Art.129. In het opschrift van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone scholen worden de woorden "de gewone scholen" vervangen door de woorden "de gewone en gespecialiseerde scholen".
Art.129. Dans l'intitulé du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires, les mots "écoles ordinaires" sont remplacés par les mots "écoles ordinaires et spécialisées".
Art.130. In artikel 1 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 23 maart 2009, worden het eerste, tweede en derde lid vervangen door een eerste en een tweede lid, luidende :
  "Dit decreet is van toepassing op het gewoon basisonderwijs en het gespecialiseerd basisonderwijs evenals op het gewoon secundair onderwijs en het gespecialiseerd secundair onderwijs dat door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt, met uitzondering van het aanvullend secundair beroepsonderwijs, waarop uitsluitend de artikelen 38 en 39 evenals 42 tot en met 45 van toepassing zijn.
  De artikelen 23 tot en met 27, 28, 32, 57 tot en met 59 en 63 zijn eveneens van toepassing op het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd en gesubsidieerd secundair onderwijs met beperkt leerplan."
Art.130. Dans l'article 1er du même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 23 mars 2009, les alinéas 1er, 2 et 3 sont remplacés par ce qui suit :
  "Le présent décret est applicable à l'enseignement fondamental et secondaire ordinaire et spécialisé organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, à l'exception de l'enseignement professionnel secondaire complémentaire auquel s'appliquent exclusivement les articles 38 et 39 ainsi que 42 à 45.
  Les articles 23 à 27, 28, 32, 57 à 59 et 63 sont également applicables à l'enseignement secondaire à horaire réduit organisé et subventionné par la Communauté germanophone."
Art.131. Artikel 4 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 17 mei 2004 en 16 juni 2008, wordt als volgt gewijzigd :
  1. De bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt :
  "3° school : inrichting voor vorming en opvoeding die door een inrichtingshoofd wordt geleid en waar de leerlingen onderwezen worden volgens een studieprogramma dat door de Regering is vastgelegd of goedgekeurd, waarbij de onderwijsdoelstellingen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften kunnen worden aangepast;"
  2. De bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt :
  "5° personen belast met de opvoeding : personen die krachtens de wet of een gerechtelijke beslissing het ouderlijke gezag over het kind of de jongere uitoefenen;"
  3. De bepaling onder 18° wordt vervangen als volgt :
  "18° onderwijsniveau : indeling van het gewoon of gespecialiseerd onderwijs in kleuteronderwijs, lager onderwijs en secundair onderwijs;"
  4. De bepaling onder 23° wordt vervangen als volgt :
  "23° leerling met specifieke onderwijsbehoeften : leerling bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld;"
  5. De bepaling onder 24° wordt vervangen als volgt :
  "24° pedagogische inspectie-begeleiding : personen die door de Regering ermee belast zijn om, met toepassing van het decreet van 24 maart 2003 houdende oprichting van de pedagogische inspectie-begeleiding voor het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap en tot vastlegging van de opdrachten ervan, controle- en begeleidingsopdrachten in het onderwijs uit te oefenen;"
  6. Onder 28° tot en met 32° worden de volgende bepalingen ingevoegd :
  "28° leergroep : groep lerenden die een leerinhoud verwerken of uitdiepen;
  29° integratieproject : scolarisatie van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs waarbij middelen op maat worden ingezet, ongeacht of het gaat om personeelsmiddelen, materiële middelen of didactische middelen voor gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;
  30° ondersteuningsvergadering : vergadering van de personen belast met de opvoeding en de vertegenwoordigers van de gewone school en de gespecialiseerde school waarop de speciale onderwijsdoeleinden en de speciale onderwijsmaatregelen worden bepaald en overleg wordt gepleegd over de speciale onderwijsmiddelen en de plaats waar een kind of jongere met specifieke onderwijsbehoeften ondersteuning zal krijgen;
  31° individueel ondersteuningsplan : een onder de verantwoordelijkheid van het inrichtingshoofd opgesteld document waarmee de door diagnose gestuurde begeleiding van de leerprocessen wordt gewaarborgd. Uitgaand van de individuele sterke punten, de interessen en het ontwikkelingsniveau worden de speciale onderwijsdoeleinden en onderwijsmaatregelen beschreven. Het ondersteuningsplan bevat bovendien een lijst met de namen van de leden van het bestuurspersoneel, het onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch en psychosociaal personeel dat het individueel ondersteuningsplan uitvoert. Voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften wordt systematisch met een ondersteuningsplan gewerkt;
  32° ondersteuningsportfolio : documentatiemap met alle gegevens die voor de ondersteuning van de leerling relevant zijn, in het bijzonder diagnostische adviezen, gegevens over het ontwikkelingsniveau van de leerling, getuigenissen, documenten en bewijzen van de tot nu toe genomen pedagogische en therapeutische maatregelen."
Art.131. A l'article 4 du même décret, modifié par les décrets des 17 mai 2004 et 16 juin 2008, les modifications suivantes sont apportées :
  1° le 3° est remplacé par ce qui suit :
  "3° école : établissement de formation et d'éducation placé sous la direction d'un chef d'établissement et où est dispensé un enseignement conforme à un programme d'études fixé ou approuvé par le Gouvernement, les objectifs de l'enseignement pouvant être adaptés pour des élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé;"
  2° le 5° est remplacé par ce qui suit :
  "5 personnes chargées de l'éducation : personnes qui exercent l'autorité parentale vis-à-vis de l'enfant ou du jeune, soit de plein droit soit à la suite d'un jugement;"
  3° le 18° est remplacé par ce qui suit :
  "18° niveau d'enseignement : subdivision de l'enseignement ordinaire et spécialisé en section maternelle, école primaire et école secondaire;"
  4° le 23° est remplacé par ce qui suit :
  "23° élève nécessitant un soutien pédagogique spécialisé : élève pour lequel la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été établie conformément à l'article 93.7;"
  5° le 24° est remplacé par ce qui suit :
  "24 inspection : personnes chargées par le Gouvernement pour exercer des missions de contrôle et de guidance dans l'enseignement en application du décret du 24 mars 2003 instaurant l'inspection-guidance pédagogique pour l'enseignement en Communauté germanophone et en fixant les missions;"
  6° les 28° à 32° rédigés comme suit sont insérés :
  "28 groupe d'apprentissage : ensemble d'apprenants qui développent ou approfondissent un contenu d'apprentissage;
  29° projet d'intégration : scolarisation d'un élève nécessitant un soutien pédagogique spécialisé dans l'enseignement ordinaire moyennant la mise en oeuvre de moyens de soutien fixés individuellement, qu'il s'agisse de moyens humains, matériels ou didactiques de soutien pédagogique spécialisé;
  30° conférence de soutien : réunion des personnes chargées de l'éducation avec des représentants de l'école ordinaire et de l'école spécialisée qui déterminent des objectifs et mesures de soutien et qui discutent des moyens de soutien et du lieu où un enfant ou jeune nécessitant un soutien pédagogique spécialisé sera soutenu;
  31° plan de soutien individuel : document élaboré sous la responsabilité du chef d'établissement et qui garantit la guidance du processus d'apprentissage conformément au diagnostic. Il décrit des objectifs et des mesures de soutien à partir des points forts individuels, des intérêts et du stade de développement. Le plan de soutien comporte en outre une liste des noms des membres du personnel directeur, enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique chargés de l'exécution du plan de soutien individuel. Le plan de soutien est systématiquement mis en oeuvre pour les élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé;
  32° portfolio de soutien : documentation reprenant toutes les données pertinentes pour le soutien de l'élève. Il s'agit plus particulièrement d'avis diagnostiques, de données relatives au stade de développement de l'élève, de témoignages, de documents et de justificatifs des mesures pédagogiques et thérapeutiques prises jusqu'ici."
Art.132. Het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 16 juni 2008, wordt vervangen als volgt :
  "Hoofdstuk II. - Opdracht toevertrouwd door de maatschappij aan de inrichtende machten en aan het personeel van de gewone en gespecialiseerde scholen"
Art.132. L'intitulé du chapitre II du même décret, modifié par le décret du 16 juin 2008, est remplacé par ce qui suit :
  "CHAPITRE II. - Mission confiée par la société aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles ordinaires et spécialisées"
Art.133. In hoofdstuk II, afdeling I, van hetzelfde decreet wordt een artikel 6.1 ingevoegd, luidende :
  "Artikel 6.1. Individuele ondersteuning
  Elke leerling heeft recht op passende ondersteuning op school. Die ondersteuning heeft tot doel alle leerlingen, ook die met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden, bij het leren van schoolse, sociale en maatschappelijke vaardigheden te ondersteunen en aan te moedigen. Zij biedt de leerlingen hulp en oriëntatie bij het overnemen van waarden, instellingen en houdingen.
  Een evaluatie van de vaardigheden en beperkingen van de leerlingen vormt de grondslag voor de uitvoering van de individuele ondersteuning. Bij de uitvoering van de individuele ondersteuning komt het erop aan ervoor te zorgen dat deze plaatsvindt in de natuurlijke leefomgeving van de leerling, zo dicht mogelijk bij zijn plaats van herkomst, zo veel mogelijk in een klas van het gewoon onderwijs en, als pedagogische ondersteuning moet worden geboden, in het kader van een integratieproject of scolarisatie in het gespecialiseerd onderwijs. Er moet ook rekening worden gehouden met preventieve maatregelen en vroegtijdige opsporing van de behoefte aan individuele ondersteuning."
Art.133. Dans le chapitre II, section 1re, du même décret, est inséré un article 6.1 rédigé comme suit :
  "Article 6.1. Soutien individuel.
  Chaque élève a droit à un soutien scolaire sur mesure. Le soutien a pour objectif d'aider et de stimuler tous les élèves lors de l'apprentissage d'aptitudes scolaires, sociales et sociétales, y compris ceux qui présentent un handicap ou des difficultés d'adaptation ou d'apprentissage. Il offre aide et orientation aux élèves lors de l'apprentissage de valeurs, d'attitudes et de comportements.
  La base de la mise en oeuvre d'un soutien individuel est une évaluation des aptitudes et limites des élèves. Lors de la mise en oeuvre du soutien individuel, il faut veiller à ce que celui-ci se déroule dans l'environnement naturel de l'élève, aussi près que possible de son lieu d'origine, autant que possible en intégration dans une classe de l'enseignement ordinaire et, si des mesures de soutien pédagogique sont nécessaires, en assurant un projet d'intégration ou une scolarisation dans l'enseignement spécialisé. Il faut également tenir compte de mesures préventives ainsi que du dépistage précoce de la nécessité d'un soutien individuel. "
Art.134. In artikel 17, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 16 juni 2008, wordt een vijfde lid ingevoegd, luidende :
  "De individuele ondersteuning van leerlingen in het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs kan gebaseerd worden op een individueel ondersteuningsplan. Indien overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, is het opstellen en volgen van een individueel ondersteuningsplan verplicht."
Art.134. L'article 17, § 1er, du même décret, modifié par le décret du 16 juin 2008, est complété par un cinquième alinéa, rédigé comme suit :
  "Le soutien individuel des élèves dans l'enseignement ordinaire et spécialisé peut s'appuyer sur un plan de soutien individuel. Si la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été établie conformément à l'article 93.7, il est obligatoire d'établir et de poursuivre un plan de soutien individuel."
Art.135. § 1. Artikel 20, tweede lid, 1° en 2°, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
  "1° een beschrijving van het algemene pedagogische concept dat in de betrokken school of in de leergroep wordt toegepast, met inbegrip van de pedagogische methoden en maatregelen voor de individuele ondersteuning van de leerlingen;
  2° de pedagogische organisatiestructuur van de school, inzonderheid de criteria voor de indeling van de leerlingen in klassen of leergroepen en de begeleiding van leerlingen bij wie een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vastgesteld is;"
  Artikel 20, tweede lid, 5°, van hetzelfde decreet wordt geschrapt.
  § 2. In hetzelfde artikel worden na het tweede lid twee nieuwe leden ingevoegd, luidende :
  "Onverminderd het eerste lid bevat het schoolproject in de gewone scholen ook de beschrijving van de maatregelen die voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften worden getroffen, met inbegrip van de vormen van samenwerking met gespecialiseerde scholen of andere diensten en inrichtingen die door de Regering of de Dienst voor Personen met een Handicap erkend zijn.
  Onverminderd het eerste lid bevat het schoolproject in de gespecialiseerde scholen ook het begeleidingstraject van alle leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, onafhankelijk van de plaats waar de ondersteuning wordt geboden."
Art.135. Dans l'article 20, alinéa 2, du même décret, les 1° et 2° sont remplacés par ce qui suit :
  "1° une description du concept pédagogique global, y compris les méthodes pédagogiques et les mesures de soutien individuel de l'élève, qui est appliqué dans l'école concernée, respectivement dans le groupe d'apprentissage;
  2° la structure organisationnelle de l'école au niveau pédagogique, notamment les critères de répartition des élèves dans les classes, respectivement en groupes d'apprentissage, et la guidance d'élèves pour lesquels la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été établie;"
  Dans l'article 20, alinéa 2, du même décret, le 5° est abrogé.
  Dans le même article, deux nouveaux alinéas rédigés comme suit sont insérés après l'alinéa 2 :
  "Sans préjudice du premier alinéa, le projet d'établissement comprend également, dans l'enseignement ordinaire, la description des mesures qui sont prises pour les élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé, y compris les formes de coopération avec des écoles spécialisées ou d'autres services et établissements reconnus par le Gouvernement ou l'Office pour les personnes handicapées.
  Sans préjudice du premier alinéa, le projet d'établissement comprend également, dans l'enseignement spécialisé, le processus de guidance pour tous les enfants nécessitant un soutien pédagogique spécialisé, indépendamment de leur lieu de soutien respectif."
Art.136. Het opschrift van hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
  "Hoofdstuk III - Structuur van het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs"
Art.136. L'intitulé du chapitre III du même décret est remplacé par ce qui suit :
  "CHAPITRE III. - Structure de l'enseignement ordinaire et spécialisé"
Art.137. In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen als volgt :
  "Afdeling 1 - De gewone basisschool"
Art.137. Dans le chapitre III du même décret, l'intitulé de la première section est remplacé par ce qui suit :
  "Section 1re. - L'école fondamentale ordinaire"
Art.138. In hoofdstuk III van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een afdeling 1bis, die artikel 21.1 bevat, ingevoegd, luidende :
  "Afdeling 1bis - De gespecialiseerde basisschool
  Artikel 21.1. Structuur
  § 1. De basisschool bestaat uit een kleuterafdeling en een lagere school.
  § 2. De kleuterafdeling is voor kinderen die nog niet leerplichtig zijn.
  De lagere school is voor leerplichtige kinderen.
  § 3. Een kind bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, mag als regelmatige leerling in de kleuterafdeling worden ingeschreven, indien het nog niet leerplichtig is en ten minste drie jaar oud is of deze leeftijd op 31 december van het lopende schooljaar bereikt.
  In afwijking van het eerste lid kan een leerplichtig kind tijdens het eerste jaar van de leerplicht naar de kleuterafdeling gaan. De personen belast met de opvoeding nemen daaromtrent een beslissing na kennis te hebben genomen van een gemotiveerd advies van de klassenraad en van het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum. Bij een kind dat nog niet naar de kleuterafdeling gaat, is enkel het advies van een psycho-medisch-sociaal centrum vereist. Deze beslissing over het behoud in de kleuterafdeling kan een tweede keer worden uitgesproken.
  § 4. Een kind dat zijn woonplaats in het buitenland heeft, mag slechts in een kleuterafdeling worden ingeschreven :
  1. als het aan de algemene toelatingsvoorwaarden van § 3 voldoet;
  2. na overlegging van een door het Bestuur voor Onderwijs goedgekeurde aanvraag waaruit blijkt dat bijzondere persoonlijke omstandigheden de inschrijving rechtvaardigen;
  3. als overeenkomstig artikel 32, § 3, in voorkomend geval een inschrijvingsgeld werd betaald.
  In afwijking van de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, hoeft een kind dat zijn woonplaats in het ambtsgebied van een buitenlandse publiekrechtelijke entiteit heeft geen door het Ministerie goedgekeurde aanvraag over te leggen en geen inschrijvingsgeld te betalen, indien deze entiteit evenredig bijdraagt in de personeels- en werkingskosten die de Duitstalige Gemeenschap voor deze kleuterafdeling moet dragen en op voorwaarde dat die kostenbijdrage in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd is.
  Het eerste lid, 2°, is niet van toepassing op een kind dat in het vreemdelingen-, wacht- of bevolkingsregister van een Belgische gemeente ingeschreven is.
  § 5. Een leerling bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, mag als regelmatige leerling in de lagere school worden ingeschreven, indien hij op 31 december van het lopende schooljaar ten minste zes jaar oud is en de leeftijd van vijftien jaar nog niet heeft overschreden. Een leerling die houder is van het bewijs van basisonderwijs mag niet tot de lagere school worden toegelaten.
  De leerling bezoekt de lagere school tijdens zes schooljaren.
  In afwijking van het tweede lid kan de klassenraad beslissen dat de leerling een jaar langer op de lagere school blijft. Wanneer een leerling van school verandert, is deze beslissing bindend voor alle scholen.
  In afwijking van het tweede lid kunnen de personen belast met de opvoeding, op voorstel van de klassenraad en op grond van een advies van het psycho-medisch-sociaal centrum, beslissen dat hun kind een achtste jaar in de lagere school doorbrengt. Deze beslissing tot behoud in de lagere school kan een tweede keer worden uitgesproken.
  § 6. Indien een leerling die zijn woonplaats in het buitenland heeft en die de algemene toelatingsvoorwaarden vastgelegd in § 5, eerste lid, vervult, zich wil laten inschrijven in een lagere school, moet hij eerst een attest voorleggen dat is afgegeven door de bevoegde schooloverheid van de Staat waar hij zijn woonplaats heeft en waaruit blijkt dat hij in België een lagere school mag bezoeken. Dit attest hoeft alleen bij de eerste inschrijving te worden voorgelegd.
  Om in een lagere school in de Duitstalige Gemeenschap te worden ingeschreven, moet de in het buitenland woonachtige leerling bovendien aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
  1. een van de ouders van de leerling heeft een betrekking in de Duitstalige Gemeenschap in het kader van een arbeidsovereenkomst met een looptijd van ten minste zes maanden;
  2. een broer of zus van de leerling is reeds in dezelfde school van de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven;
  3. er is een overmacht van pedagogische of sociale aard die door de Regering moet worden goedgekeurd.
  Voor leerlingen van wie de woonplaats onder de bevoegdheid van een ambtsgebied van een buitenlandse publiekrechtelijke entiteit valt, zijn de toelatingsvoorwaarden vermeld in het tweede lid niet van toepassing, voor zover er een dienovereenkomstige schriftelijke overeenkomst tussen die entiteit en de Duitstalige Gemeenschap bestaat.
  Het eerste tot en met het derde lid is niet van toepassing op de leerling die in het vreemdelingen-, wacht- of bevolkingsregister van een Belgische gemeente ingeschreven is.
  § 7. De in de §§ 3 en 5 vermelde algemene toelatingsvoorwaarden gelden onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 1.
  § 8. Op het einde van de lagereschooltijd beslist de klassenraad over de uitreiking van het getuigschrift."
Art.138. Dans le chapitre III du même décret, modifié par le décret du 23 juin 2008, il est inséré une section 1rebis, comportant l'article 21.1, rédigée comme suit :
  Section 1rebis. - L'école fondamentale spécialisée
  Article 21.1. - Structure.
  § 1er. L'école fondamentale se compose d'une section maternelle et d'une école primaire.
  § 2. La section maternelle s'adresse aux enfants qui ne sont pas encore soumis à l'obligation scolaire.
  L'école primaire s'adresse aux enfants soumis à l'obligation scolaire.
  § 3. Un enfant pour lequel la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été établie conformément à l'article 93.7 peut être régulièrement inscrit dans la section maternelle s'il n'est pas encore soumis à l'obligation scolaire et a trois ans au moins ou atteindra cet âge au plus tard le 31 décembre de l'année scolaire en cours.
  Par dérogation au premier alinéa, un enfant soumis à l'obligation scolaire peut fréquenter la section maternelle pendant la première année de l'obligation scolaire. Les personnes chargées de son éducation prennent une décision allant dans ce sens après avoir pris connaissance d'un avis motivé émis par le conseil de classe et le centre P.M.S. compétent. Lorsqu'il s'agit d'un enfant n'ayant pas encore fréquenté la section maternelle, seul est requis l'avis d'un centre P.M.S. Cette décision de maintien dans la section maternelle peut être prise une deuxième fois.
  § 4. Un enfant domicilié à l'étranger ne peut être inscrit dans une section maternelle que :
  1° s'il remplit les conditions générales d'admission fixées au § 3;
  2° sur présentation d'une demande approuvée par l'administration de l'enseignement et dont il ressort que des circonstances personnelles particulières justifient cette inscription;
  3° si, le cas échéant, un droit d'inscription a été acquitté conformément à l'article 32, § 3.
  Par dérogation aux conditions énoncées à l'alinéa 1er, 2° et 3°, il ne faut, pour un enfant domicilié dans le ressort d'une entité territoriale étrangère de droit public, ni présenter une demande approuvée par le Ministère ni acquitter un droit d'inscription si cette entité territoriale participe proportionnellement aux frais de personnel et de fonctionnement encourus par la Communauté germanophone pour cette section maternelle et à condition que cette participation fasse l'objet d'une convention écrite.
  L'alinéa 1er, 2°, ne s'applique pas aux enfants inscrits au registre des étrangers, au registre d'attente ou au registre de la population d'une commune belge.
  § 5. Un élève pour lequel la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été établie conformément à l'article 93.7 peut être régulièrement inscrit à l'école primaire s'il a six ans au moins et quinze ans au plus au 31 décembre de l'année scolaire en cours. Un élève titulaire du certificat d'études de base ne peut être admis à l'école primaire.
  L'élève passe six années scolaires en primaire.
  Par dérogation au deuxième alinéa, le conseil de classe peut décider qu'un élève passe une année supplémentaire en primaire. En cas de changement d'école, cette décision est contraignante pour toutes les écoles.
  Par dérogation au deuxième alinéa, les personnes chargées de l'éducation peuvent décider, sur proposition du conseil de classe et sur avis d'un centre psycho-médico-social, que leur enfant passe une huitième année en primaire. Cette décision de maintien en primaire peut être prise une deuxième fois.
  § 6 - L'élève domicilié à l'étranger qui remplit les conditions générales d'admission fixées au § 5, alinéa 1er, produit, avant de pouvoir s'inscrire à l'école primaire, une attestation délivrée par l'autorité scolaire compétente de son pays de domicile et dont il ressort qu'il peut fréquenter une école primaire en Belgique. Cette attestation ne doit être présentée que lors de la première inscription.
  Pour pouvoir être inscrit dans une école primaire en Communauté germanophone, l'élève domicilié à l'étranger doit, en outre, remplir l'une des conditions suivantes :
  1° l'un de ses parents occupe un emploi en Communauté germanophone dans le cadre d'un contrat de travail d'une durée minimale de 6 mois;
  2° un frère ou une soeur de l'élève est déjà inscrit dans la même école en Communauté germanophone;
  3° il y a cas de force majeure, d'ordre pédagogique ou social, qui doit être approuvé par le Gouvernement.
  Pour les élèves dont le domicile relève d'une entité territoriale étrangère de droit public, les conditions d'admission reprises au deuxième alinéa ne s'appliquent pas lorsqu'il existe une convention écrite dans ce sens entre cette entité territoriale et la Communauté germanophone.
  Les alinéas 1er à 3 ne s'appliquent pas à un élève inscrit au registre des étrangers, au registre d'attente ou au registre de la population d'une commune belge.
  § 7. Les conditions générales d'admission mentionnées aux §§ 3 et 5 s'appliquent sans préjudice des dispositions de la section 1re du chapitre IV.
  § 8. A la fin de la scolarité primaire, le conseil de classe décide de délivrer ou non un certificat de fin d'études."
Art.139. In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen als volgt :
  "Afdeling 2 - De gewone secundaire school"
Art.139. Dans le chapitre III du même décret, l'intitulé de la section 2 est remplacé par ce qui suit :
  "Section 2. - L'école secondaire ordinaire"
Art.140. Hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een afdeling 2bis, dat artikel 22.1 bevat, luidende :
  "Afdeling 2bis - De gespecialiseerde secundaire school
  Artikel 22.1. Structuur
  § 1. Een leerling bij wie overeenkomstig artikel 93.7 een behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning is vastgesteld, mag als regelmatige leerling in de gespecialiseerde secundaire school worden ingeschreven, indien hij op 31 december van het lopende schooljaar ten minste twaalf jaar oud is en op 30 juni van het lopende schooljaar de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet heeft overschreden.
  In afwijking van het eerste lid kan het in artikel 93.24 vermelde Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, op grond van een positief advies van de klassenraad, goedkeuren dat een leerling die op 30 juni van het lopende schooljaar de leeftijd van eenentwintig jaar heeft overschreden een bijkomend jaar in de gespecialiseerde secundaire school doorbrengt. Het is de taak van het hoofd van de gespecialiseerde school om contact op te nemen met het Comité en die goedkeuring aan te vragen.
  § 2. De in § 1 vermelde algemene toelatingsvoorwaarden gelden onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 1, van dit decreet.
  § 3. Indien een leerling die zijn woonplaats in het buitenland heeft en die de algemene toelatingsvoorwaarden vastgelegd in § 1, eerste lid, vervult, zich wil laten inschrijven in een secundaire school, moet hij eerst een attest voorleggen dat is afgegeven door de bevoegde schooloverheid van de Staat waar hij zijn woonplaats heeft en waaruit blijkt dat hij in België een secundaire school mag bezoeken. Dit attest hoeft alleen bij de eerste inschrijving te worden voorgelegd.
  § 4. In het gespecialiseerd secundair onderwijs kunnen de volgende onderwijsvormen worden georganiseerd :
  1. gespecialiseerd secundair onderwijs voor sociale aanpassing;
  2. gespecialiseerd secundair onderwijs voor sociale en professionele aanpassing;
  3. gespecialiseerd secundair beroepsonderwijs.
  § 5. De overstap van een leerling naar een andere onderwijsvorm gebeurt op basis van een gemotiveerde beslissing van de klassenraad. De klassenraad neemt die beslissing op grond van een advies van het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum."
Art.140. Dans le chapitre III du même décret, il est inséré une section 2bis, comportant l'article 22.1, rédigée comme suit :
  "Section 2bis. - L'école secondaire spécialisée
  Article 22.1. Structure.
  § 1er- Un élève pour lequel la nécessité d'un soutien pédagogique spécialisé a été établie conformément à l'article 93.7 peut être régulièrement inscrit dans une école secondaire spécialisée s'il a douze ans au moins au 31 décembre de l'année scolaire en cours et vingt et un ans au plus au 30 juin de l'année scolaire en cours.
  Par dérogation au premier alinéa, la commission de soutien visée à l'article 93.24 peut, sur avis positif du conseil de classe, permettre qu'un élève âgé de plus de vingt et un ans au 30 juin de l'année scolaire en cours passe une année supplémentaire dans l'école secondaire spécialisée. Il revient au chef d'établissement de l'école spécialisée de contacter la Commission de soutien en vue de l'octroi de l'autorisation.
  § 2. Les conditions générales d'admission mentionnées au § 1er sont d'application sans préjudice des dispositions de la section 1re du chapitre IV du présent décret.
  § 3. L'élève domicilié à l'étranger qui remplit les conditions générales d'admission fixées au § 1er, alinéa 1er, produit, avant de pouvoir s'inscrire à l'école secondaire, une attestation délivrée par l'autorité scolaire compétente de son pays de domicile et dont il ressort qu'il peut fréquenter une école secondaire en Belgique. Cette attestation ne doit être présentée que lors de la première inscription.
  § 4. Les formes d'enseignement suivantes peuvent être organisées dans l'enseignement secondaire spécialisé :
  1° enseignement secondaire spécialisé d'adaptation sociale;
  2° enseignement secondaire spécialisé d'adaptation sociale et professionnelle;
  3° enseignement secondaire professionnel spécialisé.
  § 5. Le changement d'un élève d'une forme d'enseignement à l'autre s'effectue sur décision motivée du conseil de classe basée sur un avis émis par le centre psycho-médico-social compétent."
Art.141. Het opschrift van hoofdstuk IV van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
  "Hoofdstuk IV - De leerling in het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs"
Art.141. L'intitulé du chapitre IV du même décret est remplacé par ce qui suit :
  "CHAPITRE IV. - L'élève dans l'enseignement ordinaire et spécialisé"
Art.142. Artikel 33, 8°, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
  "8° zo nodig, de maatregelen die de gewone school voor de daar ingeschreven leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften heeft genomen, met inbegrip van de vormen van samenwerking met gespecialiseerde scholen."
Art.142. L'article 33, 8°, du même décret est remplacé par ce qui suit :
  "8° le cas échéant, les mesures prises par l'école ordinaire pour les élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé qui y sont inscrits, y compris les formes que peut revêtir la collaboration avec des écoles spécialisées."
Art.143. In artikel 34, derde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 23 oktober 2000, wordt het woord "inspectie" telkens door de woorden "pedagogische inspectie-begeleiding" vervangen.
Art.143. Dans l'article 34, alinéa 3, du même décret, inséré par le décret du 23 octobre 2000, le mot "inspection" est chaque fois remplacé par les mots "inspection-guidance pédagogique".
Art.144. In artikel 38, § 2, 1°, van hetzelfde decreet wordt het woord "inspectie" door de woorden "pedagogische inspectie-begeleiding" vervangen.
Art.144. Dans l'article 38, § 2, 1°, du même décret, le mot "inspection" est remplacé par les mots "inspection-guidance pédagogique".
Art.145. In artikel 39, § 3, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de eerste zin vervangen als volgt :
  "Het beroep wordt per aangetekend schrijven ingesteld bij de leidend ambtenaar van het Bestuur voor Onderwijs, die de raad van beroep onmiddellijk bijeenroept."
Art.145. Dans l'article 39, § 3, alinéa 1er, du même décret, la première phrase est remplacée par ce qui suit :
  "Le recours est adressé par recommandé au fonctionnaire dirigeant de l'administration de l'enseignement, lequel convoque immédiatement la chambre de recours."
Art.146. Het opschrift van hoofdstuk V van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
  "Hoofdstuk V - Medebeslissing in de gewone en de gespecialiseerde scholen"
Art.146. L'intitulé du chapitre V du même décret est remplacé par ce qui suit :
  "CHAPITRE V. - Implication dans les écoles ordinaires et spécialisées"
Art.147. In artikel 49, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "van het onderwijzend en opvoedend personeel" door de woorden "van het onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel" vervangen.
  In hetzelfde artikel worden in het tweede lid de woorden "onderwijzend en opvoedend personeel" door de woorden "onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel" vervangen.
  In hetzelfde artikel wordt het zesde lid vervangen als volgt :
  "Alle leden van het onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel, met inbegrip van de personeelsleden die tijdelijk en krachtens een schriftelijk arbeidscontract tot het einde van het schooljaar zijn aangesteld of in dienst zijn genomen, zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar."
Art.147. Dans l'article 49, alinéa 1er, du même décret, les mots "du personnel enseignant et éducatif" sont remplacés par les mots "du personnel enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique".
  Dans l'alinéa 2 du même article, les mots "personnel enseignant et éducatif" sont remplacés par les mots "personnel enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique".
  Dans le même article, l'alinéa 6 est remplacé par ce qui suit :
  "Tous les membres du personnel enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique, y compris les membres du personnel temporaire et les travailleurs désignés ou engagés dans les liens d'un contrat de travail écrit jusqu'à la fin de l'année scolaire, ont le droit de vote et d'éligibilité."
Art.148. § 1. In artikel 51 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 16 december 2002, wordt een 15° ingevoegd, luidende :
  "15. Ondersteuning van de externe evaluatie van de school".
  § 2. Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende :
  "In de gewone school ontwikkelt de pedagogische raad een concept voor de gedifferentieerde ondersteuning van leerlingen met leermoeilijkheden en voor de integratie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
  In de gespecialiseerde school doet de pedagogische raad voorstellen om de gewone scholen te helpen bij de concrete uitvoering van de integratieprojecten."
Art.148. § 1er. L'article 51 du même décret, inséré par le décret du 16 décembre 2002, est complété par un 15°, rédigé comme suit :
  "15° aide à l'évaluation externe de l'école".
  § 2. Le même article est complété par les alinéas 2 et 3, rédigés comme suit :
  "Dans l'école ordinaire, le Conseil pédagogique développe un concept visant le soutien différencié pour les élèves en difficulté d'apprentissage ainsi que l'intégration d'élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé.
  Dans l'école spécialisée, le Conseil pédagogique formule des propositions visant à soutenir les écoles ordinaires lors de la mise en oeuvre des projets d'intégration."
Art.149. Artikel 52 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
  "Artikel 52. Notulen
  De voorstellen van de pedagogische raad worden opgenomen in een notulenboek dat het Bestuur voor Onderwijs ter inzage ter beschikking staat."
Art.149. L'article 52 du même décret est remplacé par ce qui suit :
  "Article 52. Procès-verbaux.
  Les propositions formulées par le Conseil pédagogique sont consignées dans un registre des procès-verbaux qui reste à la disposition de l'administration de l'enseignement pour consultation."
Art.150. Artikel 86, eerste en tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
  "Het inrichtingshoofd of zijn vertegenwoordiger, evenals alle met de rechtstreekse begeleiding van de leerling belaste leden van het onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel zijn stemgerechtigde leden van de klassenraad; een vertegenwoordiger van het psycho-medisch-sociaal centrum neemt als adviserend lid aan de vergaderingen van de klassenraad deel. De klassenraad kan externe adviseurs consulteren.
  Het inrichtingshoofd of zijn vertegenwoordiger is voorzitter van de klassenraad. De voorzitter ziet erop toe dat de wettelijke en reglementaire bepalingen worden nageleefd."
Art.150. Dans l'article 86 du même décret, les alinéas 1er et 2, sont remplacés par ce qui suit :
  "Le chef d'établissement ou son représentant ainsi que tous les membres du personnel enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique chargés directement de la guidance ont voix délibérative au sein du conseil de classe concerné; un représentant du centre psycho-médico-social participe aux réunions du conseil de classe avec voix consultative. Le conseil de classe peut faire appel à des consultants extérieurs.
  La présidence du conseil de classe est assurée par le chef d'établissement ou son représentant. Le président veille au respect des dispositions légales et réglementaires."
Art.151. In artikel 90 van hetzelfde decreet wordt het woord "basisschool" door de woorden "gewone basisschool" vervangen.
Art.151. Dans l'article 90 du même décret, les mots "études de base" sont chaque fois remplacés, dans l'intitulé et dans le texte, par les mots "études de base ordinaires".
Art.152. In artikel 91 van hetzelfde decreet worden de woorden "secundaire school" door de woorden "gewone secundaire school" vervangen en de woorden "secundair onderwijs" door de woorden "gewoon secundair onderwijs".
Art.152. Dans l'article 91 du même décret, les mots "école secondaire" sont remplacés par les mots "école secondaire ordinaire" et les mots "enseignement secondaire" par les mots "enseignement secondaire ordinaire".
Art.153. In artikel 92 van hetzelfde decreet worden in het opschrift en in de tekst de woorden "secundair onderwijs" door de woorden "gewoon secundair onderwijs" vervangen en de woorden "het bezoek van het secundair onderwijs" door de woorden "het bezoek van het gewoon secundair onderwijs".
Art.153. Dans l'article 92 du même décret les mots "enseignement secondaire" sont chaque fois remplacés, dans l'intitulé et dans le texte, par les mots "enseignement secondaire ordinaire".
Art.154. In artikel 93 van hetzelfde decreet worden de woorden "het secundair onderwijs" door de woorden "het gewoon secundair onderwijs" vervangen.
Art.154. Dans l'article 93 du même décret, les mots "enseignement secondaire" sont remplacés par les mots "enseignement secondaire ordinaire".
Art.155. In artikel 96, 18°, van hetzelfde decreet wordt het punt op het eind van de zin door een komma vervangen.
  Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 19°, luidende :
  "19° de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning coördineren."
Art.155. Dans l'article 96, 18°, du même décret, le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule.
  Le même article est complété par un 19°, rédigé comme suit :
  "19° coordonner des mesures de soutien pédagogique."
Art.156. In hoofdstuk IX, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt een artikel 96.1 ingevoegd, luidende :
  "Artikel 96.1. Departementshoofd van een gespecialiseerde school
  De opdracht van het departementshoofd van een gespecialiseerde school omvat vooral de volgende taken :
  1° de pedagogische en organisatorische leiding over het door het inrichtingshoofd toegewezen takenpakket;
  2° de coördinatie van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;
  3° de ondersteuning van het inrichtingshoofd bij de uitvoering van het maatschappelijk project, het opvoedkundig project en het schoolproject;
  4° de ondersteuning van het inrichtingshoofd bij het beheer van de school, het opmaken van de wekelijkse en jaarlijkse uurroosters, de organisatie van toezicht en vervangingen evenals bij andere administratieve taken;
  5° de ondersteuning van het inrichtingshoofd bij het leiden en begeleiden van het personeel van de school;
  6° de coördinatie bij de implementering van de kerncompetenties en referentiekaders;
  7° de coördinatie bij de aanschaf van didactisch materiaal;
  8° de bevordering van de teamvorming binnen het personeel;
  9° het verwelkomen van nieuwe leerkrachten en het bijdragen tot hun snelle integratie;
  10° de samenwerking met de personeelsleden, de pedagogische raad en de andere vertegenwoordigingsorganen van de school;
  11° de samenwerking met de psycho-medisch-sociale centra;
  12° de adviesverlening aan de leerlingen en de personen belast met hun opvoeding;
  13° zich permanent bijscholen en voortgezette opleiding volgen;
  14° taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen."
Art.156. Dans le chapitre IX, section 1re, du même décret, il est inséré un article 96.1, rédigé comme suit :
  "Article 96.1. Chef de département d'une école spécialisée.
  La mission du chef de département d'une école spécialisée comprend surtout les tâches suivantes :
  1° direction pédagogique et organisationnelle des attributions confiées par le chef d'établissement;
  2° coordination des mesures de soutien pédagogique spécialisé;
  3° soutien du chef d'établissement dans la mise en oeuvre du projet social, du projet éducatif et du projet d'établissement;
  4° soutien du chef d'établissement dans la gestion de l'enseignement, dans l'établissement d'horaires hebdomadaires et annuels, dans l'organisation de surveillances et de remplacements, ainsi que dans d'autres tâches administratives;
  5° soutien du chef d'établissement dans la direction et l'encadrement du personnel;
  6° coordination de la mise en oeuvre des macro-compétences et des référentiels;
  7° coordination de l'acquisition de matériel didactique;
  8° promotion de la formation d'équipes au sein de l'effectif;
  9° accueil des nouveaux enseignants et contribution à leur intégration rapide;
  10° collaboration avec les membres du personnel, le conseil pédagogique et les autres organes de représentation au sein de l'école;
  11° collaboration avec les centres psycho-médico-sociaux;
  12° conseils aux élèves et aux personnes chargées de leur éducation;
  13° formation continuée et perfectionnement personnels;
  14° les tâches qui contribuent à la réalisation du projet d'établissement."
Art.157. Artikel 98 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende :
  "Onverminderd het eerste lid omvat de opdracht van de school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek de volgende taken :
  1° hulp bij het opstellen van individuele ondersteuningsplannen en bij het aanpassen van de leerdoelstellingen;
  2° begeleiding en advisering van de personeelsleden bij het omgaan met leerlingen die verschillende leermogelijkheden hebben;
  3° begeleiding en advisering bij het inzetten van methoden en materialen voor pedagogische ondersteuning;
  4° ontwikkeling van individuele leerstrategieën bij individuele leerlingen;
  5° initiëren en ontwikkelen van bijscholingen over pedagogische ondersteuning in samenwerking met de Autonome Hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap.
  De school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek vervult deze taken op het gebied van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone scholen en in het Centrum voor Bevorderingspedagogiek."
Art.157. L'article 98 du même décret, est complété par les alinéas 2 et 3, rédigés comme suit :
  " Sans préjudice de l'alinéa 1er, la mission de l'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien comprend les tâches suivantes :
  1° aider lors de l'élaboration de plans de soutien individuels, respectivement de l'adaptation des objectifs d'apprentissage;
  2° guider et conseiller les membres du personnel dans la gestion des élèves qui présentent des aptitudes d'apprentissage différentes;
  3° guider et conseiller lors de l'application de méthodes et matériels propres à la pédagogie de soutien;
  4° développer des stratégies d'apprentissage individuelles avec des élèves particuliers;
  5° conception et développement de formations continuées dans le domaine de la pédagogie de soutien, en collaboration avec la Haute école autonome de la Communauté germanophone.
  L'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien assume ces missions dans le domaine du soutien pédagogique spécialisé au niveau de l'école ordinaire et du Centre de pédagogie de soutien."
Art.158. In hoofdstuk IX, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt een artikel 98.1 ingevoegd, luidende :
  "Artikel 98.1. Paramedisch personeel
  § 1. De opdracht van de verpleegkundigen omvat vooral de volgende taken :
  1° de verpleegkundige opdracht, dat wil zeggen de bevordering van het algemeen welzijn van de leerling, de door de arts bevolen medische hulp, de eerste hulp bij ongevallen en ziekte, de coördinatie en begeleiding van de bezoeken aan de schoolarts evenals het coördineren en verstrekken van medische inlichtingen tussen de ouders en de school;
  2° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van de sociale en persoonlijke vaardigheden van de leerling, inzonderheid de bevordering van de zelfredzaamheid van de leerlingen qua hygiëne en voeding, en hulpverlening aan meervoudig gehandicapten bij het toiletbezoek;
  3° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;
  4° deelnemen aan pedagogische conferenties;
  5° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;
  6° vervangingen;
  7° oudercontacten organiseren, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;
  8° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;
  9° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;
  10° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.
  § 2. De opdracht van de kinderverzorgers omvat vooral de volgende taken :
  1° de verzorgende taken, dat wil zeggen de bevordering van het algemeen welzijn van de leerling, de eerste hulp bij ongevallen en ziekte, de coördinatie en begeleiding van de bezoeken aan de schoolarts evenals het coördineren en verstrekken van medische inlichtingen tussen de ouders en de school;
  2° de opvoedende opdracht, de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van de sociale en persoonlijke vaardigheden van de leerling, inzonderheid de bevordering van de zelfredzaamheid van de leerlingen qua hygiëne en voeding, en hulpverlening aan meervoudig gehandicapten bij het toiletbezoek;
  3° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;
  4° deelnemen aan pedagogische conferenties;
  5° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;
  6° vervangingen;
  7° oudercontacten organiseren, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;
  8° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;
  9° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;
  10° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.
  § 3. De opdracht van de logopedisten, kinesitherapeuten en ergotherapeuten omvat vooral de volgende taken :
  1° de therapeutische opdracht, dat wil zeggen het onderzoeken van de uitgangssituatie van de leerlingen en het opstellen van een individueel therapieplan rekening houdend met de medische voorschriften, het toepassen van passende methoden en technieken, de samenwerking met de klastitularis en de ouders evenals het opmaken en bijhouden van een dossier per leerling;
  2° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van zijn persoonlijke en sociale vaardigheden door passende therapievormen;
  3° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;
  4° deelnemen aan pedagogische conferenties;
  5° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;
  6° vervangingen;
  7° organiseren van oudercontacten, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;
  8° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;
  9° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;
  10° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen.
  Onverminderd het vorige lid omvat de opdracht van de kinesitherapeuten en de ergotherapeuten bovendien de hulp aan meervoudig gehandicapten bij het toiletbezoek."
Art.158. Dans le chapitre IX, section 1re, du même décret, il est inséré un article 98.1, rédigé comme suit :
  "Article 98.1. Personnel paramédical.
  § 1er. La mission de l'infirmier comprend surtout les tâches suivantes :
  1° les tâches de soins, c'est-à-dire la promotion du bien-être général de l'élève, l'aide médicale prescrite par le médecin, les premiers soins en cas d'accident et de maladie, la coordination et l'accompagnement des visites médicales scolaires, ainsi que la coordination et la diffusion d'informations médicales entre parents et école;
  2° la mission éducative, c'est-à-dire l'accompagnement et la guidance réguliers et personnels de l'élève, le développement et la promotion de ses compétences personnelles et sociales, notamment la promotion de son autonomie dans le domaine des soins corporels et de l'alimentation et le soutien et l'accompagnement à la toilette des personnes polyhandicapées;
  3° la participation régulière à des formations continues;
  4° la participation à des conférences pédagogiques;
  5° la participation à des réunions de personnel, à des réunions des conseils de classe et à des réunions de coordination;
  6° les remplacements;
  7° l'organisation de contacts avec les parents, la participation aux réunions de parents ainsi que la coopération avec les personnes chargées de l'éducation;
  8° la participation à l'évaluation interne et externe de l'école;
  9° la coopération avec les centres psycho-médico-sociaux et autres services de guidance;
  10° les tâches qui contribuent à la réalisation du projet d'établissement.
  § 2. La mission du puériculteur comprend avant tout les tâches suivantes :
  1° les tâches d'aide aux soins, c'est-à-dire la promotion du bien-être général de l'élève, les premiers soins en cas d'accident et de maladie, la coordination et l'accompagnement des visites médicales scolaires, ainsi que la coordination et la diffusion d'informations médicales entre parents et école;
  2° la mission éducative, c'est-à-dire l'accompagnement et la guidance réguliers et personnels de l'élève, le développement et la promotion de ses compétences personnelles et sociales, notamment la promotion de son autonomie dans le domaine des soins corporels et de l'alimentation et le soutien et l'accompagnement à la toilette des personnes polyhandicapées;
  3° la participation régulière à des formations continues;
  4° la participation à des conférences pédagogiques;
  5° la participation à des réunions de personnel, à des réunions des conseils de classe et à des réunions de coordination;
  6° les remplacements;
  7° l'organisation de contacts avec les parents, la participation aux réunions de parents ainsi que la coopération avec les personnes chargées de l'éducation;
  8° la participation à l'évaluation interne et externe de l'école;
  9° la coopération avec les centres psycho-médico-sociaux et autres services de guidance;
  10° les tâches qui contribuent à la réalisation du projet d'établissement.
  § 3. La mission des logopèdes, kinésithérapeutes et ergothérapeutes comprend surtout les tâches suivantes :
  1° la mission thérapeutique, c'est-à-dire l'analyse de la situation de départ de l'élève et l'établissement d'un plan thérapeutique individuel en tenant compte des prescriptions médicales, la mise en oeuvre de méthodes et techniques adéquates, la coopération avec le titulaire de classe et les parents ainsi que la tenue d'un dossier pour chaque élève;
  2° la mission éducative, c'est-à-dire la guidance régulière et personnelle de l'élève, le développement et la promotion de ses compétences personnelles et sociales par des thérapies adaptées;
  3° la participation régulière à des formations continues;
  4° la participation à des conférences pédagogiques;
  5° la participation à des réunions de personnel, à des réunions des conseils de classe et à des réunions de coordination;
  6° les remplacements;
  7° l'organisation de contacts avec les parents, la participation aux réunions de parents ainsi que la coopération avec les personnes chargées de l'éducation;
  8° la participation à l'évaluation interne et externe de l'école;
  9° la coopération avec les centres psycho-médico-sociaux et autres services de guidance;
  10° les tâches qui contribuent à la réalisation du projet d'établissement.
  Sans préjudice de l'alinéa précédent, la mission des kinésithérapeutes et des ergothérapeutes comprend en outre l'accompagnement à la toilette des personnes polyhandicapées."
Art.159. In hoofdstuk IX, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt een artikel 98.2 ingevoegd, luidende :
  "Artikel 98.2. Psychosociaal personeel
  § 1. De opdracht van de psychosociale begeleider omvat vooral de volgende taken :
  1° de psychosociale begeleiding van leerlingen met opvallend gedrag of met emotionele en gedragsstoornissen;
  2° de advisering van en hulp aan personeelsleden bij de beheersing van moeilijke opvoedingssituaties;
  3° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling en de ontwikkeling en bevordering van zijn persoonlijke en sociale vaardigheden door de ontwikkeling van zijn verantwoordelijkheidsbesef;
  4° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;
  5° deelnemen aan pedagogische conferenties;
  6° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;
  7° vervangingen;
  8° organiseren van oudercontacten, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;
  9° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school en van het eigen werk;
  10° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;
  11° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen."
  § 2. De opdracht van de maatschappelijk assistent omvat vooral de volgende taken :
  1° de sociale opdracht, dat wil zeggen het probleemgericht opvoedende en adviserende werk, de hulp bij het voorkomen, beheersen en oplossen van sociale problemen evenals de coördinatie tussen school, ouders en verschillende sociale instellingen;
  2° de opvoedende opdracht, dat wil zeggen de persoonlijke en regelmatige omkadering en begeleiding van de leerling, de ontwikkeling en bevordering van zijn persoonlijke en sociale vaardigheden door aangepast advies;
  3° de beroepsoriëntatie van de leerling in samenwerking met de Dienst voor personen met een handicap, inzonderheid de planning en begeleiding van de stages samen met de leerling, de personen belast met de opvoeding en de leraars;
  4° vervangingen;
  5° regelmatig deelnemen aan voortgezette opleidingen;
  6° deelnemen aan pedagogische conferenties;
  7° deelnemen aan personeelsvergaderingen, vergaderingen van de klassenraad en coördinatievergaderingen;
  8° organiseren van oudercontacten, deelnemen aan spreekuren voor ouders en samenwerken met de personen belast met de opvoeding;
  9° meewerken aan de interne en externe evaluatie van de school;
  10° samenwerken met de psycho-medisch-sociale centra en andere begeleidingsdiensten;
  11° de taken die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen."
Art.159. Dans le chapitre IX, section 1re, du même décret, il est inséré un article 98.2, rédigé comme suit :
  "Article 98.2. Personnel sociopsychologique.
  § 1er. La mission de l'auxiliaire psychosocial comprend avant tout les tâches suivantes :
  1° la guidance psychosociale d'élèves au comportement difficile ou qui présentent des troubles émotionnels ou comportementaux;
  2° le conseil et l'assistance aux membres du personnel pour gérer des situations éducatives difficiles;
  3° la mission éducative, c'est-à-dire la guidance et l'encadrement réguliers et personnels de l'élève et le développement et la promotion de ses compétences personnelles et sociales par le développement de son sens des responsabilités;
  4° la participation régulière à des formations continues;
  5° la participation à des conférences pédagogiques;
  6° la participation à des réunions de personnel, à des réunions des conseils de classe et à des réunions de coordination;
  7° les remplacements;
  8° l'organisation de contacts avec les parents, la participation aux réunions de parents ainsi que la coopération avec les personnes chargées de l'éducation;
  9° la collaboration à l'évaluation interne et externe de l'école et de leur propre travail;
  10° la coopération avec les centres psycho-médico-sociaux et autres services de guidance;
  11° les tâches qui contribuent à la réalisation du projet d'établissement.
  § 2. La mission de l'assistant social comprend avant tout les tâches suivantes :
  1° la mission sociale, c'est-à-dire le travail d'éducation et de guidance ciblant les problèmes, l'aide à la prévention, la gestion et la résolution de problèmes sociaux ainsi que la coordination entre l'école, la maison parentale et différentes institutions sociales;
  2° la mission éducative, c'est-à-dire la guidance et l'encadrement réguliers et personnels de l'élève et le développement et la promotion de ses compétences personnelles et sociales par des conseils adaptés;
  3° l'orientation professionnelle de l'élève en collaboration avec l'Office de la Communauté germanophone pour les personnes handicapées, notamment la planification et l'encadrement des stages en concertation avec l'élève, les personnes chargées de l'éducation et les enseignants;
  4° les remplacements;
  5° la participation régulière à des formations continues;
  6° la participation à des conférences pédagogiques;
  7° la participation à des réunions de personnel, à des réunions des conseils de classe et à des réunions de coordination;
  8° l'organisation de contacts avec les parents, la participation aux réunions de parents ainsi que la coopération avec les personnes chargées de l'éducation;
  9° la participation à l'évaluation interne et externe de l'école;
  10° la coopération avec les centres psycho-médico-sociaux et autres services de guidance;
  11° les tâches qui contribuent à la réalisation du projet d'établissement."
Art.160. In artikel 100 van hetzelfde decreet wordt het woord "inspectie" door de woorden "pedagogische inspectie-begeleiding" vervangen.
Art.160. Dans l'article 100 du même décret, le mot "inspection" est remplacé par les mots "inspection-guidance pédagogique".
HOOFDSTUK XXXI. - Wijziging van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum
CHAPITRE XXXI. - Modification du décret du 14 décembre 1998 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné et du centre psycho-médico-social subventionné
Art.161. In artikel 33, eerste lid, 5°, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum, gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een bepaling onder e) ingevoegd, luidende :
  "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend."
  Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de aanstelling houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het te bekleden ambt, tijdelijk aangesteld worden in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider."
Art.161. L'article 33, alinéa 1er, 5°, du 14 décembre 1998 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné et du centre psycho-médico-social subventionné, modifié par le décret du 23 juin 2008, est complété par un e), rédigé comme suit :
  "e) lorsqu'il s'agit d'un membre du personnel enseignant d'une école spécialisée, celui-ci doit disposer d'un titre sanctionnant une formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou d'un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement."
  Le même article est complété par un cinquième alinéa, rédigé comme suit :
  "Par dérogation à l'alinéa 1er, 5°, ne peuvent faire l'objet d'un engagement à titre temporaire dans la fonction d'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien et dans la fonction d'auxiliaire psychosocial que les personnes porteuses, au moment de leur engagement, du titre requis ou d'un titre jugé suffisant pour la fonction à pourvoir."
Art.162. In artikel 39bis, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "Het inrichtingshoofd kan zich voor de evaluatie van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."
Art.162. Dans l'article 39bis, § 2, du même décret, inséré par le décret du 26 juin 2006, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Lors de l'évaluation d'un membre du personnel, le chef d'établissement peut se baser sur le rapport écrit d'un autre membre du personnel occupant une fonction de sélection ou de promotion et qu'il a chargé par écrit d'établir un tel rapport sur le travail du membre du personnel concerné."
Art.163. In artikel 47bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid kan onder de volgende voorwaarden een permutatie tussen het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs voor een ander ambt plaatsvinden :
  1° het ambt dat het personeelslid via permutatie wenst te bekleden, heeft dezelfde benaming als het ambt waarin dat personeelslid vast benoemd is;
  2° het personeelslid bezit het vereiste bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van het ambt dat het via permutatie wenst te bekleden."
Art.163. Dans l'article 47bis du même décret, inséré par le décret du 26 juin 2006, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Par dérogation au premier alinéa, une permutation entre l'enseignement ordinaire et l'enseignement spécialisé peut être opérée dans une autre fonction aux conditions suivantes :
  1° la fonction que le membre du personnel demande d'occuper dans le cadre de la permutation porte la même dénomination que la fonction à laquelle le membre du personnel est engagé à titre définitif;
  2° le membre du personnel est porteur du titre requis pour exercer la fonction qu'il demande d'occuper dans le cadre de la permutation."
Art.164. In artikel 48, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en aangevuld bij decreet van 21 april 2008, wordt na het vierde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "In afwijking van het vierde lid kan onder de volgende voorwaarden een mutatie van het gewoon onderwijs naar het gespecialiseerd onderwijs en omgekeerd voor een ander ambt plaatsvinden :
  1° het ambt dat het personeelslid via mutatie wenst te bekleden, draagt dezelfde benaming als het ambt waarin dat personeelslid vast benoemd is;
  2° het personeelslid bezit het vereiste bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van het ambt dat het via mutatie wenst te bekleden."
Art.164. L'article 48, § 1er, du même décret, remplacé par le décret du 26 juin 2006 et complété par le décret du 21 avril 2008, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 4 :
  "Par dérogation à l'alinéa 4 une mutation entre l'enseignement ordinaire et l'enseignement spécialisé ou inversement peut être opérée dans une autre fonction aux conditions suivantes :
  1° la fonction que le membre du personnel souhaite occuper par mutation porte la même dénomination que la fonction à laquelle le membre du personnel est engagé à titre définitif;
  2° le membre du personnel est porteur du titre requis pour exercer la fonction qu'il souhaite occuper par mutation."
Art.165. In artikel 49, § 1, eerste lid, 5°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een bepaling onder e) ingevoegd, luidende :
  "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend."
  Dezelfde paragraaf wordt aangevuld met een vierde lid, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de aanstelling houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het te bekleden ambt, definitief aangesteld worden in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider."
Art.165. L'article 49, § 1er, alinéa 1er, 5°, du même décret, modifié par le décret du 23 juin 2008, est complété par un e), rédigé comme suit :
  "e) lorsqu'il s'agit d'un membre du personnel enseignant d'une école spécialisée, celui-ci doit disposer d'un titre sanctionnant une formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou d'un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement."
  Le même paragraphe est complété par un quatrième alinéa, rédigé comme suit :
  "Par dérogation à l'alinéa 1er, 5°, ne peuvent faire l'objet d'un engagement à titre définitif dans la fonction d'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien et dans la fonction d'auxiliaire psychosocial que les personnes porteuses, au moment de leur engagement, du titre requis ou d'un titre jugé suffisant pour la fonction à pourvoir."
Art.166. In titel I van hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IVbis, dat de artikelen 62.2 tot en met 62.12 bevat, ingevoegd, luidende :
  "Hoofdstuk IVbis - Bijzondere bepalingen voor departementshoofden van een gespecialiseerde secundaire school
  Artikel 62.2. Principe
  In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van departementshoofd van een gespecialiseerde secundaire school, hierna departementshoofd te noemen, toegewezen op basis van een aanstelling van doorlopende duur en van een definitieve aanstelling, overeenkomstig de onderstaande voorwaarden.
  Artikel 62.3. Toelatingsvoorwaarden
  Personen mogen dit ambt uitoefenen, als ze :
  1. aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
  a) burger van de Europese Unie of familielid van een Unieburger zijn in de zin van artikel 4, § 2, van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs; de Regering kan een afwijking toestaan;
  b) de status van langdurig ingezeten onderdaan van een derde land hebben krachtens de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
  c) de status van vluchteling of de subsidiaire beschermingsstatus hebben krachtens de bepalingen van dezelfde wet van 15 december 1980;
  d) de verblijfstitel met toepassing van de artikelen 61/2 tot en met 61/5 van dezelfde wet van 15 december 1980 hebben;
  2. ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad bezitten;
  3. de kandidatuur in de vorm en binnen de termijn hebben ingediend, zoals vastgelegd in de oproep tot de kandidaten;
  4. de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  5. aan de dienstplichtwetten voldoen.
  Het eerste lid, 1°, b) tot en met d), voorziet in de omzetting van richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie en van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming.
  Artikel 62.4. Oproep en kandidatuur
  De oproep tot de kandidaten wordt door de inrichtende macht gepubliceerd in de krant evenals in elke andere vorm die als gepast wordt geacht.
  De oproep bevat het van het departementshoofd vereiste profiel en de doelstellingen die tijdens de aanstelling moeten worden bereikt.
  De kandidatuur wordt per aangetekend schrijven ingediend. Bij de kandidatuur voegt de kandidaat onder andere een strategie- en actieplan om de in het vorige lid vermelde doelstellingen te verwezenlijken.
  Artikel 62.5. Aanstelling van het departementshoofd
  De inrichtende macht beslist welke kandidaat het ambt mag uitoefenen.
  Zij steunt zich daarbij onder andere op het strategie- en actieplan van de kandidaat, op een of meer sollicitatiegesprekken evenals op de beroepservaring en de pedagogische kwalificatie.
  Artikel 62.6. Aanstelling van doorlopende duur, beëindiging en definitieve aanstelling
  § 1. De aanstelling gebeurt voor onbepaalde duur.
  § 2. Zij eindigt in de volgende gevallen :
  1. in geval van een preventieve schorsing voor meer dan zes maanden;
  2. in geval van een terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst voor meer dan zes maanden;
  3. indien een van de volgende tuchtmaatregelen wordt opgelegd :
  a) inhouding van wedde;
  b) schorsing bij tuchtmaatregel;
  c) op-non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel;
  d) ontslag wegens een zware fout;
  4. bij vrijwillig ontslag, indien het gaat om een definitief aangesteld personeelslid;
  5. bij vrijwillige beëindiging van de aanstelling;
  6. bij eenzijdige opzegging door de inrichtende macht;
  7. indien op het evaluatieverslag de vermelding "onvoldoende" staat.
  De inrichtende macht kan de aanstelling beëindigen in geval van een verlof of terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid voor een periode van meer dan zes opeenvolgende maanden.
  In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 4° en 5°, en in afwijking van artikel 80, eerste lid, 1°, moet het departementshoofd een opzeggingstermijn van 60 dagen in acht nemen.
  In het geval bedoeld in het eerste lid, 6°, bedraagt de opzeggingstermijn zes maanden, als het departementshoofd een ambtsanciënniteit van ten hoogste vijf jaar telt; voor elke begonnen termijn van vijf jaar wordt de duur van de opzeggingstermijn met drie maanden verlengd.
  De in de voorafgaande leden voorgeschreven opzeggingstermijn kan in onderlinge overeenstemming worden verkort. De opzegging geschiedt per aangetekend schrijven met vermelding van de duur van de opzeggingstermijn. Het aangetekend schrijven heeft uitwerking vanaf de derde werkdag na de verzendingsdatum.
  § 3. Een departementshoofd dat ten minste 50 jaar oud is, wordt definitief aangesteld, indien :
  1. hij/zij een ambtsanciënniteit van ten minste vijf jaar telt;
  2. op zijn laatste evaluatieverslag ten minste de vermelding "voldoende" als eindconclusie staat.
  Artikel 62.7. Statuut
  § 1. Onverminderd het tweede lid is het departementshoofd tijdens de uitoefening van zijn ambt onderworpen aan de artikelen 13 tot en met 30, 32, 70, 72 tot en met 78 en 81 tot en met 99 van het onderhavige statuut.
  Het is het departementshoofd verboden :
  1. een verlof te nemen of ter beschikking te worden gesteld, met uitzondering van volgende types van verlof en terbeschikkingstelling :
  a) jaarlijkse vakantie,
  b) omstandigheidsverlof,
  c) buitengewoon verlof wegens overmacht,
  d) bevallingsverlof,
  e) verlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij,
  f) verlof wegens ziekte of gebrekkigheid,
  g) verlof wegens een opdracht in het belang van het onderwijs,
  h) terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid,
  i) voltijdse terbeschikkingstelling om persoonlijke redenen voorafgaand aan de opruststelling;
  2. een loopbaanonderbreking te nemen, behalve de deeltijdse of voltijdse loopbaanonderbreking wegens ouderschapsverlof, de loopbaanonderbreking om palliatieve zorg te verstrekken en de loopbaanonderbreking voor verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid.
  § 2. De bepalingen van § 1 gelden ook voor een departementshoofd dat met toepassing van artikel 62.6, § 3, definitief aangesteld is.
  Artikel 62.8. Tijdelijke vervanging
  § 1. Indien het departementshoofd wegens een van de in artikel 62.7 vermelde verloven of terbeschikkingstellingen gedurende meer dan vijf opeenvolgende werkdagen afwezig zal zijn, kan de inrichtende macht hem tijdelijk vervangen door een ander definitief aangesteld personeelslid van de categorie bestuurs-, onderwijzend of paramedisch personeel dat aan de voorwaarden in artikel 62.3. voldoet, met uitzondering van de voorwaarde in 3°.
  In de zin van het vorige lid worden de volgende dagen niet als werkdagen beschouwd :
  1. de schoolvrije dagen vermeld in artikel 58 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen;
  2. de zomervakantiedagen die krachtens de verlofwetgeving tot de jaarlijkse vakantie behoren.
  Indien het departementshoofd wegens een van de in artikel 62.7 vermelde verloven of terbeschikkingstellingen vermoedelijk meer dan een jaar afwezig zal zijn, kan de inrichtende macht hem tijdelijk vervangen door een persoon die de voorwaarden in artikel 62.3 vervult. Dan is de in de artikelen 62.4 en 62.5 vermelde procedure van toepassing.
  § 2. Tijdens de periode van tijdelijke vervanging zijn de artikelen 62.7, § 1, tweede lid, 62.9, 62.11 en 62.12 van toepassing op het personeelslid dat het departementshoofd vervangt.
  Artikel 62.9. Wedde en premie
  § 1. Tijdens de aanstelling ontvangt het departementshoofd een wedde op basis van weddeschaal 422 vermeld in de bijlage van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat.
  § 2. Wordt een personeelslid tot departementshoofd aangesteld, ontvangt het in afwijking van § 1 verder zijn wedde evenals, ter compensatie, een maandelijkse premie die als volgt wordt berekend :
  P = X - M
  P = de premie
  X = de in § 1 bedoelde wedde
  M = de maandelijkse brutowedde van het personeelslid
  De premie wordt tegelijk met de maandwedde en onder dezelfde voorwaarden uitbetaald.
  § 3. Wordt iemand van buitenaf tot departementshoofd aangesteld, dan ontvangt hij het vakantiegeld en een eindejaarspremie overeenkomstig de bepalingen die in het onderwijs gelden, waarbij het in § 1 vermeld bedrag als berekeningsbasis dient.
  § 4. Het bedrag vermeld in de §§ 1 en 2 is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982, het koninklijk besluit van 24 december 1993 en de wetten van 2 januari 2001 en 19 juli 2001.
  In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid wordt de premie verder uitbetaald.
  Artikel 62.10. Evaluatieverslag
  § 1. Voor een departementshoofd stelt het inrichtingshoofd ten minste om de vijf jaar een evaluatieverslag op. Te dien einde vindt een evaluatiegesprek plaats. Het departementshoofd kan om een evaluatie verzoeken.
  Het departementshoofd stelt vooraf een verslag op over de uitvoering van het strategie- en actieplan en de verwezenlijking van de doelstellingen. Dat verslag dient als basis voor het evaluatiegesprek.
  Op het evaluatieverslag staat de vermelding "onvoldoende", "niet tevredenstellend", "voldoende", "goed" of "zeer goed" als eindconclusie.
  § 2. Het verslag wordt in drie exemplaren aan het departementshoofd overhandigd. Het departementshoofd ondertekent de drie exemplaren en behoudt een ervan.
  § 3. Het departementshoofd kan het verslag onder voorbehoud ondertekenen en binnen een termijn van tien dagen na de afgifte ervan beroep instellen bij de raad van beroep.
  Binnen een termijn van 45 dagen te rekenen vanaf de dag waarop de raad van beroep het beroep heeft ontvangen, zendt hij een met redenen omkleed advies aan de inrichtende macht.
  Binnen tien dagen na ontvangst van het advies overhandigt de inrichtende macht haar definitieve beslissing. Ze vermeldt, in voorkomend geval, de redenen waarom ze het advies niet volgt.
  Het beroep is opschortend.
  Artikel 62.11. Terugkeer
  Voor zover het personeelslid definitief aangesteld is in het gesubsidieerd vrij onderwijs, bekleedt het op het einde van de aanstelling opnieuw zijn voormalig ambt, behalve in de gevallen vermeld in artikel 62.6, § 2, eerste lid, 3°, d) evenals 4°.
  Artikel 62.12. In aanmerking komende diensten
  Voor zover het om een personeelslid van het gesubsidieerd vrij onderwijs gaat, worden de diensten gepresteerd tijdens de uitoefening van het ambt als departementshoofd in aanmerking genomen om de dienstanciënniteit, de ambtsanciënniteit en de geldelijke anciënniteit vast te leggen."
Art.166. Dans le titre premier du même décret, il est inséré un chapitre IVbis comportant les articles 62.2 à 62.12 et rédigé comme suit :
  "CHAPITRE IVbis. - Conditions particulières pour les chefs de département dans une école secondaire spécialisée
  Article 62.2. Principe.
  Par dérogation au chapitre IV, la fonction de chef de département dans une école secondaire spécialisée, ci-après "chef de département", est attribuée sous la forme d'engagement à durée indéterminée et d'engagement à titre définitif conformément aux dispositions ci-dessous.
  Article 62.3. Conditions d'admission.
  Pour occuper cette fonction, le candidat doit :
  1° remplir l'une des conditions suivantes :
  a) être citoyen de l'Union européenne ou membre de la famille d'un citoyen de l'Union au sens de l'article 4, § 2, de la loi du 22 juin 1964 relative au statut des membres du personnel de l'enseignement de l'Etat; le Gouvernement peut accorder une dérogation à cette condition;
  b) posséder le statut de résident de longue durée, ressortissant d'un pays tiers, conformément aux dispositions de la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers;
  c) posséder le statut de réfugié ou le statut de protection subsidiaire conformément aux dispositions de la même loi du 15 décembre 1980;
  d) posséder le titre de séjour en application des articles 61/2 à 61/5 de la même loi du 15 décembre 1980;
  2° disposer au moins d'un diplôme de l'enseignement supérieur du premier degré;
  3° avoir introduit sa candidature dans les formes et délais fixés dans l'appel aux candidats;
  4° jouir des droits civils et politiques;
  5° avoir satisfait aux lois sur la milice.
  L'alinéa 1er, 1°, b) à d), sert à transposer la Directive 2003/109/CE du Conseil du 25 novembre 2003 relative au statut des ressortissants de pays tiers résidents de longue durée, la Directive 2004/81/CE du Conseil du 29 avril 2004 relative au titre de séjour délivré aux ressortissants de pays tiers qui sont victimes de la traite des êtres humains ou ont fait l'objet d'une aide à l'immigration clandestine et qui coopèrent avec les autorités compétentes et la Directive 2004/83/CE du Conseil du 29 avril 2004 concernant les normes minimales relatives aux conditions que doivent remplir les ressortissants des pays tiers ou les apatrides pour pouvoir prétendre au statut de réfugié ou les personnes qui, pour d'autres raisons, ont besoin d'une protection internationale, et relatives au contenu de ces statuts.
  Article 62.4. Appel aux candidats et candidature.
  L'appel aux candidats est publié par le pouvoir organisateur dans la presse et sous toute autre forme appropriée.
  L'appel aux candidats mentionne le profil requis du chef de département et les objectifs à atteindre pendant l'engagement.
  La candidature est introduite par recommandé. Le candidat y joint entre autres un plan de stratégie et d'action visant à réaliser les objectifs dont question à l'alinéa précédent.
  Article 62.5. Désignation du chef de département.
  Le pouvoir organisateur décide quel candidat doit exercer la fonction.
  Il se base entre autres sur le plan de stratégie et d'action introduit par le candidat, un ou plusieurs entretiens de candidature ainsi que sur l'expérience professionnelle et la qualification pédagogique.
  Article 62.6. Durée et fin de l'engagement à durée indéterminée et engagement à titre définitif.
  § 1er. L'engagement est de durée indéterminée.
  § 2. Il prend fin dans les cas suivants :
  1° suspension préventive de plus de six mois;
  2° mise en disponibilité par retrait d'emploi dans l'intérêt du service de plus de six mois;
  3° prononcé des peines disciplinaires suivantes :
  a) retenue sur traitement;
  b) suspension disciplinaire;
  c) mise en non-activité par mesure disciplinaire;
  d) licenciement pour faute grave;
  4° démission volontaire s'il s'agit d'un membre du personnel engagé à titre définitif;
  5° renonciation volontaire à l'engagement;
  6° résiliation unilatérale par le pouvoir organisateur;
  7° rapport d'évaluation portant la mention "insuffisant".
  En cas de congé ou de mise en disponibilité pour cause de maladie ou d'infirmité pour une période ininterrompue de plus de six mois, le pouvoir organisateur peut mettre fin à l'engagement.
  Dans les cas prévus à l'alinéa 1er, 4° et 5°, et par dérogation à l'article 80, alinéa 1er, 1°, le chef de département doit respecter un délai de préavis de soixante jours.
  Dans le cas prévu à l'alinéa 1er, 6°, le délai de préavis est de six mois lorsque l'ancienneté de fonction du chef de département est inférieure ou égale à cinq ans; la durée du préavis est prolongée de trois mois pour chaque période entamée de cinq ans.
  Le délai de préavis prescrit dans les alinéas précédents peut être réduit de commun accord. Le congé est donné par lettre recommandée indiquant la durée du préavis et qui produit ses effets le troisième jour ouvrable suivant la date de son expédition.
  § 3. Un chef de département âgé de 50 ans au moins est engagé à titre définitif s'il a :
  1° une ancienneté de fonction d'au moins cinq ans;
  2° obtenu au moins la mention "suffisant" dans son dernier rapport d'évaluation.
  Article 62.7. Statut.
  § 1er. Sans préjudice de l'alinéa 2, le chef de département est soumis, pendant l'exercice de sa fonction, aux articles 13 à 30, 32, 70, 72 à 78 et 81 à 99 du présent statut.
  Il est interdit au chef de département :
  1° de prendre un congé ou une mise en disponibilité autres que :
  a) le congé annuel;
  b) le congé de circonstance;
  c) le congé exceptionnel pour cas de force majeure;
  d) le congé de maternité;
  e) le congé pour adoption ou tutelle officieuse;
  f) le congé pour cause de maladie ou d'infirmité;
  g) le congé pour mission dans l'intérêt de l'enseignement;
  h) la mise en disponibilité pour cause de maladie ou d'infirmité;
  i) la mise en disponibilité complète pour convenance personnelle précédant la mise à la retraite;
  2° de prendre une autre interruption de carrière que l'interruption de carrière complète ou partielle pour congé parental, pour soins palliatifs ou pour l'octroi de soins à un membre du ménage ou de la famille qui souffre d'une maladie grave.
  § 2. Le § 1er vaut également pour un chef de département engagé à titre définitif en application de l'article 62.6, § 3.
  Article 62.8. Remplacement temporaire.
  § 1er. Lorsque le chef de département est absent pendant plus de cinq jours de travail consécutifs en raison d'un des congés ou d'une des mises en disponibilité énumérés à l'article 62.7, le pouvoir organisateur peut le faire remplacer temporairement par un autre membre du personnel directeur, enseignant ou paramédical engagé à titre définitif et remplissant les conditions de l'article 62.3, sauf celle énoncée au point 3°.
  Les jours suivants ne sont pas considérés comme jours de travail au sens de l'alinéa précédent :
  1° les jours de congé scolaire mentionnés à l'article 58 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées;
  2° les jours des vacances d'été qui, en vertu de la législation en matière de congés, font partie intégrante des congés de vacances annuelles.
  Lorsqu'il est prévu que le chef de département sera vraisemblablement absent pendant au moins une année en raison d'un des congés ou d'une des mises en disponibilité énumérés à l'article 62.7, le pouvoir organisateur peut le faire remplacer temporairement par une personne remplissant les conditions de l'article 62.3. La procédure énoncée aux articles 62.4 et 62.5 est d'application.
  § 2. Pendant le remplacement temporaire, les articles 62.7, § 1er, alinéa 2, 62.9, 62.11 et 62.12 s'appliquent au remplaçant.
  Article 62.9. Traitement et prime.
  § 1er. Pendant son engagement, le chef de département perçoit un traitement calculé sur base de l'échelle de traitement 422 figurant dans l'annexe de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et fixant les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat.
  § 2. Si un membre du personnel est engagé comme chef de département, il continue de percevoir son traitement par dérogation au § 1er et bénéficie d'une prime mensuelle compensatoire calculée comme suit :
  P = X - M
  P = la prime
  X = le traitement visé au § 1er
  M = le traitement mensuel brut du membre du personnel
  La prime est liquidée en même temps et aux mêmes conditions que le traitement mensuel.
  § 3. S'il n'est pas membre du personnel, le chef de département perçoit un pécule de vacances et une prime de fin d'année conformément aux dispositions en vigueur dans l'enseignement, le montant visé au § 1er servant de base de calcul.
  § 4. Le montant déterminé en application des §§ 1er et 2 est soumis aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public, modifiée par l'arrêté royal n° 178 du 30 décembre 1982, l'arrêté royal du 24 décembre 1993 et les lois des 2 janvier 2001 et 19 juillet 2001.
  La prime continue à être versée en cas de congé pour cause de maladie ou d'infirmité.
  Article 62.10. Rapport d'évaluation.
  § 1er. Le chef d'établissement établit au moins un rapport d'évaluation tous les cinq ans pour le chef de département. Il mène à cette fin un entretien d'évaluation. Le chef de département peut demander une telle évaluation.
  Le chef de département établit au préalable un rapport portant sur la mise en oeuvre du plan de stratégie et d'action et sur la réalisation des objectifs, qui servira de base à l'entretien d'évaluation.
  Le rapport d'évaluation portera en conclusion la mention "insuffisant", "insatisfaisant", "satisfaisant", "bon " ou "très bon".
  § 2. Le rapport est remis en triple exemplaire au chef de département. Il signe les trois exemplaires et en conserve un.
  § 3. Le chef de département peut signer le rapport sous réserve et introduire un recours devant la chambre de recours dans les dix jours de sa délivrance.
  Dans un délai de quarante-cinq jours à dater de la réception du recours, la chambre de recours transmet un avis motivé au pouvoir organisateur.
  Dans un délai de dix jours à dater de la réception de l'avis, le pouvoir organisateur communique sa décision définitive au membre du personnel. S'il ne suit pas l'avis, il en indique les raisons.
  Le recours est suspensif.
  Article 62.11. Retour.
  Pour autant qu'il soit engagé à titre définitif dans l'enseignement libre subventionné, le membre du personnel réintègre son ancienne fonction à la fin de l'engagement, sauf dans les cas énoncés à l'article 62.5, § 2, alinéa 1er, 3, d) et 4.
  Article 62.12. Prise en compte des services prestés.
  Pour autant qu'il s'agisse d'un membre du personnel de l'enseignement libre subventionné, les services prestés pendant l'exercice de la fonction de chef de département sont pris en considération pour calculer l'ancienneté de service, l'ancienneté de fonction et l'ancienneté pécuniaire."
Art.167. In het opschrift van hoofdstuk Vbis evenals in artikel 69.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, worden de woorden "buitengewone secundaire school" vervangen door de woorden "gespecialiseerde secundaire school".
Art.167. Dans l'intitulé du chapitre Vbis ainsi que dans l'article 69.1 du même décret, inséré par le décret du 25 juin 2007, le mot "spéciale" est remplacé par le mot "spécialisée".
Art.168. Artikel 69.2, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "2. a) voor het ambt van studieprefect of directeur van een gewone secundaire school ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de tweede graad bezitten; bij gebrek aan een kandidaat met dit diploma is een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad voldoende;
  b) voor het ambt van directeur van een gespecialiseerde secundaire school ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad bezitten;"
Art.168. L'article 69.2, alinéa 1er, 2°, du même décret, inséré par le décret du 25 juin 2007, est remplacé par ce qui suit :
  "2° a) disposer au moins d'un diplôme de l'enseignement supérieur du deuxième degré pour la fonction de préfet des études ou de directeur d'une école secondaire ordinaire; à défaut d'un candidat porteur de ce diplôme, un diplôme d'enseignement supérieur du premier degré suffit;
  b) disposer au moins d'un diplôme de l'enseignement supérieur du premier degré pour la fonction de directeur d'une école secondaire spécialisée;"
Art.169. In artikel 69.6, § 1, tweede lid, 1°, g), van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt het punt op het eind van de zin door een komma vervangen.
  Hetzelfde lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder h) en i), luidende :
  "h) verlof wegens een opdracht in het belang van het onderwijs,
  i) voltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat."
Art.169. Dans l'article 69.6 § 1er alinéa 2, 1° lettre g) du même décret, inséré par le décret du 25 juin 2007, le point à la fin de la phrase est remplacé par une virgule.
  Les lettres h) et i) rédigées comme suit sont ajoutées dans le même alinéa, 1° :
  " h) le congé pour cause d'une mission dans l'intérêt de l'enseignement;
  i) la mise en disponibilité complète pour raisons personnelles avant la mise à la retraite."
Art.170. In artikel 69.7, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007, wordt het woord "20" door het woord "vijf" vervangen.
  In dezelfde paragraaf worden in het derde lid de woorden "meer dan een jaar" door de woorden "gedurende ten minste een jaar" vervangen.
Art.170. Dans l'article 62.7 (Justel lit : 69.7, voir version néerlandaise), § 1er, alinéa 1er, du même décret, inséré par le décret du 25 juin 2007, le chiffre " 20" est remplacé par le mot "cinq".
  Dans l'alinéa 3 du même paragraphe, les mots "pendant plus d'une année" sont remplacés par les mots "pendant au moins un an".
Art.171. In artikel 69.8, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 25 juni 2007 en gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt het woord "inrichtingshoofd" vervangen door de woorden "inrichtingshoofd van een gewone secundaire school" en worden de woorden "lid 2" vervangen door de woorden "derde lid".
  In dezelfde paragraaf wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "Tijdens de aanstelling ontvangt het inrichtingshoofd van een gespecialiseerde secundaire school een wedde op basis van de weddeschaal vermeld in bijlage 3, met een geldelijke anciënniteit van 19 jaar of met zijn werkelijke geldelijke anciënniteit, indien deze meer dan 19 jaar bedraagt, verhoogd met een maandelijkse premie van 428,48 EUR. De verhogingen bepaald in de weddeschaal worden om de twee jaar toegekend."
  In dezelfde paragraaf worden in het tweede lid, dat het derde lid wordt, de woorden " een inrichting van het buitengewoon onderwijs" telkens vervangen door de woorden "een gespecialiseerde school".
Art.171. Dans l'article 69.8, § 1er, alinéa 1er, du même décret, inséré par le décret du 25 juin 2007 et modifié par le décret du 23 juin 2008, les mots "chef d'établissement" sont remplacés par les mots "chef d'établissement d'une école secondaire ordinaire" et les mots "alinéa 2" par les mots "alinéa 3".
  Dans le même paragraphe, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Durant son engagement, le chef d'établissement d'une école secondaire spécialisée perçoit un traitement calculé sur la base de l'échelle de traitement mentionnée à l'alinéa 3 avec une ancienneté pécuniaire de 19 ans ou son ancienneté pécuniaire réelle si elle est supérieure, majorée d'une prime mensuelle de 428,48 EUR. Les augmentations prévues dans l'échelle de traitement sont octroyées tous les deux ans."
  Dans l'alinéa 2 du même paragraphe, qui devient l'alinéa 3, les mots "de l'enseignement spécial" sont chaque fois remplacés par les mots "de l'enseignement spécialisé".
Art.172. In artikel 69.15 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij decreet van 25 juni 2007, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "Het inrichtingshoofd kan zich voor de evaluatie van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."
Art.172. Dans l'article 69.15 du même décret, inséré par le décret du 26 juin 2006 et modifié par le décret du 25 juin 2007, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Lors de l'évaluation d'un membre du personnel, le chef d'établissement peut se baser sur le rapport écrit d'un autre membre du personnel occupant une fonction de sélection ou de promotion et qu'il a chargé par écrit d'établir un tel rapport sur le travail du membre du personnel concerné."
HOOFDSTUK XXXII. - Wijziging van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs
CHAPITRE XXXII. - Modification du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire
Art.173. In artikel 18, tweede lid, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs, vervangen bij decreet van 16 juni 2008, en in artikel 19 van hetzelfde decreet worden telkens de woorden "en de leerlingen die krachtig moeten worden gesteund, vermeld in artikel 60, lid 2" geschrapt.
Art.173. Dans l'article 18, alinéa 2, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, remplacé par le décret du 16 juin 2008, les mots "et à l'élève nécessitant un soutien accru visé à l'article 60, alinéa 2" et dans l'article 19 du même décret, les mots "et l'élève nécessitant un soutien accru visé à l'article 60, alinéa 2" sont abrogés.
Art.174. In artikel 30, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en de in artikel 29 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone scholen vermelde leerlingen die krachtig moeten worden gesteund" geschrapt.
Art.174. Dans l'article 30, § 2, alinéa 2, du même décret, les mots "et les élèves nécessitant un soutien accru visés à l'article 29 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires" sont abrogés.
HOOFDSTUK XXXIII. - Wijziging van het decreet van 16 december 2002 betreffende de toekenning van financiële middelen voor pedagogische doeleinden in het onderwijs
CHAPITRE XXXIII. - Modification du décret du 16 décembre 2002 relatif à l'octroi de moyens financiers pour des objectifs pédagogiques dans l'enseignement
Art.175. In artikel 1 van het decreet van 16 december 2002 betreffende de toekenning van financiële middelen voor pedagogische doeleinden in het onderwijs worden de woorden "buitengewoon onderwijs" door de woorden "gespecialiseerd onderwijs" vervangen.
Art.175. Dans l'article 1er du décret du 16 décembre 2002 relatif à l'octroi de moyens financiers pour des objectifs pédagogiques dans l'enseignement, les mots "de l'enseignement spécial" sont remplacés par les mots "de l'enseignement spécialisé".
Art.176. In artikel 4, § 1, tweede lid, 5°, worden de woorden "buitengewoon onderwijs" door de woorden "gespecialiseerd onderwijs" vervangen.
Art.176. Dans l'article 4, § 1er, alinéa 2, 5°, du même décret, les mots "enseignement spécial" sont remplacés par les mots "enseignement spécialisé".
Art.177. Artikel 5 van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd :
  1. In § 1, tweede lid, worden de woorden "buitengewoon kleuteronderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd kleuteronderwijs" en worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs";
  2. In § 2, tweede lid, worden de woorden "buitengewoon lager onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd lager onderwijs" en worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs";
  3. In § 3, tweede lid, worden de woorden "buitengewoon secundair onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd secundair onderwijs" en worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".
Art.177. A l'article 5 du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans le § 1er, alinéa 2, les mots "enseignement maternel spécial" sont remplacés par les mots "enseignement maternel spécialisé" et les mots "enseignement spécial" par les mots "enseignement spécialisé";
  2° dans le § 2, alinéa 2, les mots "enseignement primaire spécial" sont remplacés par les mots "enseignement primaire spécialisé" et les mots "enseignement spécial" par les mots "enseignement spécialisé";
  3° dans le § 3, alinéa 2, les mots "enseignement secondaire spécial" sont remplacés par les mots "enseignement secondaire spécialisé" et les mots "enseignement spécial" par les mots "enseignement spécialisé".
HOOFDSTUK XXXIV. - Wijziging van het decreet van 24 maart 2003 houdende oprichting van de pedagogische inspectie-begeleiding voor het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap en tot vastlegging van de opdrachten ervan
CHAPITRE XXXIV. - Modification du décret du 24 mars 2003 instaurant l'inspection-guidance pédagogique pour l'enseignement en Communauté germanophone et en fixant les missions
Art.178. [Deze bepaling geldt niet voor de Nederlandse tekst.]
Art.178. [Ne concerne pas la traduction française].
HOOFDSTUK XXXV. - Wijziging van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra
CHAPITRE XXXV. - Modification du décret du 29 mars 2004 fixant le statut des membres du personnel subsidié de l'enseignement officiel subventionné et des centres psycho-médico-sociaux officiels subventionnés
Art.179. In artikel 20, § 1, eerste lid, 5°, van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt een bepaling onder e) ingevoegd, luidende :
  "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend."
  Dezelfde paragraaf wordt aangevuld met een vierde lid, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de aanstelling houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het te bekleden ambt, tijdelijk aangesteld worden in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider."
Art.179. L'article 20, § 1er, alinéa 1er, 5°, du décret du 29 mars 2004 fixant le statut des membres du personnel subsidié de l'enseignement officiel subventionné et des centres psycho-médico-sociaux officiels subventionnés, modifié par le décret du 23 juin 2008, est complété par un e), rédigé comme suit :
  "e) lorsqu'il s'agit d'un membre du personnel enseignant d'une école spécialisée, celui-ci doit disposer d'un titre sanctionnant une formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou d'un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement."
  Le même paragraphe est complété par un alinéa 4, rédigé comme suit :
  "Par dérogation à l'alinéa 1er, 5°, ne peuvent faire l'objet d'une désignation à titre temporaire dans la fonction d'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien et dans la fonction d'auxiliaire psychosocial que les personnes porteuses, au moment de leur désignation, du titre requis ou d'un titre jugé suffisant pour la fonction à pourvoir."
Art.180. In artikel 28, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 26 juni 2006, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "Het inrichtingshoofd kan zich voor de beoordeling van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."
Art.180. Dans l'article 28, § 2, du même décret, remplacé par le décret du 26 juin 2006, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Lors de l'évaluation d'un membre du personnel, le chef d'établissement peut se baser sur le rapport écrit d'un autre membre du personnel occupant une fonction de sélection ou de promotion et qu'il a chargé par écrit d'établir un tel rapport sur le travail du membre du personnel concerné."
Art.181. In artikel 36bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 26 juni 2006, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid kan onder de volgende voorwaarden een permutatie tussen het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs voor een ander ambt plaatsvinden :
  1° het ambt dat het personeelslid via permutatie wenst te bekleden, heeft dezelfde benaming als het ambt waarin dat personeelslid vast benoemd is;
  2° het personeelslid bezit het vereiste bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van het ambt dat het via permutatie wenst te bekleden."
Art.181. Dans l'article 36bis du même décret, inséré par le décret du 26 juin 2006, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Par dérogation au premier alinéa, une permutation entre l'enseignement ordinaire et l'enseignement spécialisé peut être opérée dans une autre fonction aux conditions suivantes :
  1° la fonction que le membre du personnel demande d'occuper dans le cadre de la permutation porte la même dénomination que la fonction à laquelle le membre du personnel est nommé à titre définitif;
  2° le membre du personnel est porteur du titre requis pour exercer la fonction qu'il demande d'occuper dans le cadre de la permutation."
Art.182. Artikel 37, eerste lid, 5°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt aangevuld met een bepaling onder e), luidende :
  "e) indien het om een lid van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school gaat, beschikt dit lid over het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 10 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of over één of meer bewijzen die door de Regering als gelijkwaardig worden erkend."
  Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid, 5°, mogen alleen personen die op het ogenblik van de benoeming houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs of van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs dat overeenstemt met het te bekleden ambt, vast benoemd worden in het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek en in het ambt van psychosociaal begeleider."
Art.182. L'article 37, alinéa 1er, 5°, du même décret, modifié par le décret du 23 juin 2008, est complété par un e), rédigé comme suit :
  "e) lorsqu'il s'agit d'un membre du personnel enseignant d'une école spécialisée, celui-ci doit disposer d'un titre sanctionnant une formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie délivré par un établissement d'enseignement supérieur de la Communauté germanophone ou d'un ou plusieurs titres reconnus équivalents par le Gouvernement."
  Le même article est complété par un cinquième alinéa, rédigé comme suit :
  "Par dérogation à l'alinéa 1er, 5°, ne peuvent faire l'objet d'une nomination à titre définitif dans la fonction d'auxiliaire d'intégration scolaire en pédagogie de soutien et dans la fonction d'auxiliaire psychosocial que les personnes porteuses, au moment de leur nomination, du titre requis ou d'un titre jugé suffisant pour la fonction à pourvoir."
Art.183. In artikel 42, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 26 juni 2006 en aangevuld bij decreet van 21 april 2008, wordt na het derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "In afwijking van het derde lid kan onder de volgende voorwaarden een mutatie van het gewoon onderwijs naar het gespecialiseerd onderwijs en omgekeerd voor een ander ambt plaatsvinden :
  1° het ambt dat het personeelslid via mutatie wenst te bekleden, heeft dezelfde benaming als het ambt waarin dat personeelslid vast benoemd is;
  2° het personeelslid bezit het vereiste bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van het ambt dat het via mutatie wenst te bekleden."
Art.183. Dans l'article 42, § 1er, du même décret, remplacé par le décret du 26 juin 2006 et complété par le décret du 21 avril 2008, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 3 :
  "Par dérogation à l'alinéa 3, une mutation entre l'enseignement ordinaire et l'enseignement spécialisé et inversement peut être opérée dans une autre fonction aux conditions suivantes :
  1° la fonction que le membre du personnel souhaite occuper par mutation porte la même dénomination que la fonction à laquelle le membre du personnel est nommé à titre définitif;
  2° le membre du personnel est porteur du titre requis pour exercer la fonction qu'il souhaite occuper par mutation."
Art.184. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IVter, dat het artikel 56.12 bevat, ingevoegd :
  "Hoofdstuk IVter - Bijzondere bepalingen voor departementshoofden van een gespecialiseerde secundaire school
  Artikel 56.12. In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van departementshoofd van een gespecialiseerde secundaire school vanaf 1 september 2009 toegewezen in de vorm van een aanstelling van doorlopende duur en van een vaste benoeming overeenkomstig de voorwaarden geldend in het gesubsidieerd vrij onderwijs."
Art.184. Dans le même décret, il est inséré un chapitre IVter, comportant l'article 56.12, rédigé comme suit :
  "CHAPITRE IVter. - Conditions particulières pour les chefs de département dans une école secondaire spécialisée
  Article 56.12. Par dérogation au chapitre IV, la fonction de chef de département dans une école secondaire spécialisée est attribuée, à partir du 1er septembre 2009, sous la forme d'une désignation à durée indéterminée et d'une nomination à titre définitif conformément aux dispositions valables dans l'enseignement libre subventionné."
Art.185. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk Vter, dat het artikel 64.12 bevat, ingevoegd :
  "Hoofdstuk Vter - Bijzondere bepalingen voor inrichtingshoofden of directeuren van een gewone secundaire school of een gespecialiseerde secundaire school
  Artikel 64.12. In afwijking van hoofdstuk V wordt het ambt van inrichtingshoofd of directeur van een gewone secundaire school of een gespecialiseerde secundaire school vanaf 1 september 2007 toegewezen in de vorm van een aanstelling van doorlopende duur en van een vaste benoeming overeenkomstig de voorwaarden geldend in het gesubsidieerd vrij onderwijs."
Art.185. Dans le même décret, il est inséré un chapitre Vter, comportant l'article 64.12, rédigé comme suit :
  "CHAPITRE Vter. - Dispositions particulières pour les chefs d'établissement ou les directeurs d'une école secondaire ordinaire ou spécialisée
  Article 64.12. Par dérogation au chapitre V, la fonction de chef d'établissement ou de directeur d'une école secondaire ordinaire ou spécialisée est attribuée, à partir du 1er septembre 2007, sous forme d'une désignation à durée indéterminée et d'une nomination à titre définitif conformément aux dispositions valables dans l'enseignement libre subventionné."
Art.186. In artikel 66 van hetzelfde decreet wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "Het inrichtingshoofd kan zich voor de evaluatie van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."
Art.186. Dans l'article 66 du même décret, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Lors de l'évaluation d'un membre du personnel, le chef d'établissement peut se baser sur le rapport écrit d'un autre membre du personnel occupant une fonction de sélection ou de promotion et qu'il a chargé par écrit d'établir un tel rapport sur le travail du membre du personnel concerné."
HOOFDSTUK XXXVI. - Wijziging van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs
CHAPITRE XXXVI. - Modification du décret du 19 avril 2004 relatif à la transmission des connaissances linguistiques et à l'emploi des langues dans l'enseignement
Art.187. In artikel 1 van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs worden de woorden "buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd onderwijs".
Art.187. Dans l'article 1er du décret du 19 avril 2004 relatif à la transmission des connaissances linguistiques et à l'emploi des langues dans l'enseignement, les mots "ordinaire ou spécial" sont remplacés par les mots "ordinaire ou spécialisé".
Art.188. In artikel 6, § 1, tweede lid, § 2, tweede en vierde lid, en § 3, tweede en vierde lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewone scholen" telkens vervangen door de woorden "gespecialiseerde scholen".
Art.188. Dans l'article 6, § 1er, alinéa 2, § 2, alinéas 2 et 4, et § 3, alinéas 2 et 4, du même décret, les mots "écoles spéciales" sont chaque fois remplacés par les mots "écoles spécialisées".
Art.189. In titel IV van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewone basisscholen" vervangen door de woorden "gespecialiseerde basisscholen".
Art.189. Dans le titre IV du même décret, les mots "écoles fondamentales ordinaires et spéciales" sont remplacés par les mots "écoles fondamentales ordinaires et spécialisées".
Art.190. In het opschrift van artikel 7 van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon basisonderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd basisonderwijs".
Art.190. Dans l'intitulé de l'article 7 du même décret, les mots "enseignement fondamental ordinaire et spécial " sont remplacés par les mots "enseignement fondamental ordinaire et spécialisé".
Art.191. In het opschrift van artikel 8 van hetzelfde decreet worden de woorden "buitengewoon basisonderwijs" door de woorden "gespecialiseerd basisonderwijs" vervangen.
Art.191. Dans l'intitulé de l'article 8, du même décret, les mots "enseignement fondamental ordinaire et spécial" sont remplacés par les mots "enseignement fondamental ordinaire et spécialisé".
Art.192. In titel VI, ondertitel II, hoofdstuk 1, worden in het opschrift van het hoofdstuk de woorden "buitengewoon basisonderwijs" vervangen door de woorden "gespecialiseerd basisonderwijs".
Art.192. Dans le titre VI, sous-titre II, chapitre 1er, du même décret, les mots "enseignement fondamental ordinaire et spécial" sont remplacés par les mots "enseignement fondamental ordinaire et spécialisé" dans l'intitulé du chapitre.
Art.193. In titel VI, ondertitel II, hoofdstuk 2, worden in het opschrift van het hoofdstuk de woorden "buitengewoon secundair basisonderwijs" door de woorden "gespecialiseerd secundair basisonderwijs" vervangen.
Art.193. Dans le titre VI, sous-titre II, chapitre 2, du même décret, les mots "enseignement secondaire ordinaire et spécial" sont remplacés par les mots "enseignement secondaire ordinaire et spécialisé" dans l'intitulé du chapitre.
Art.194. In titel VI, ondertitel III, van hetzelfde decreet wordt het opschrift vervangen als volgt : "Wervingsambten voor het administratief personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel en het psychosociaal personeel".
Art.194. Dans le titre VI, sous-titre III, du même décret, les mots "personnel éducatif et paramédical" sont remplacés par les mots "personnel auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique".
HOOFDSTUK XXXVII. - Wijziging van het decreet van 17 mei 2004 over maatregelen inzake onderwijs, opleiding en infrastructuur - 2004
CHAPITRE XXXVII. - Modification du décret du 17 mai 2004 portant des mesures en matière d'enseignement, de formation et d'infrastructure - 2004
Art.195. In artikel 21 van het decreet van 17 mei 2004 over maatregelen inzake onderwijs, opleiding en infrastructuur - 2004 wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "Wanneer de plaats waar het personeelslid wordt ingezet verder van zijn woonplaats verwijderd is dan de dichtst bijgelegen vestiging van de gespecialiseerde school die het personeelslid detacheert, wordt de afstand tussen die vestiging en de plaats waar het personeelslid wordt ingezet als dienstreis beschouwd en op verzoek volgens de geldende tarieven van de federale openbare dienst vergoed."
Art.195. Dans l'article 21 du décret du 17 mai 2004 portant des mesures en matière d'enseignement, de formation et d'infrastructure - 2004, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Lorsque le lieu d'affectation du membre du personnel est plus éloigné de son domicile que l'implantation la plus proche de l'école spécialisée qui le détache, la distance entre l'implantation et le lieu d'affectation est considérée comme un déplacement de service et le membre du personnel est dédommagé sur demande selon les taux valables pour la fonction publique fédérale."
HOOFDSTUK XXXVIII. - Wijziging van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool
CHAPITRE XXXVIII. - Modification du décret du 27 juin 2005 portant création d'une haute école autonome
Art.196. In artikel 5.2, eerste lid, van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden ", van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden ", van het paramedisch en psychosociaal personeel".
Art.196. Dans l'article 5.2, alinéa 1er, du décret du 27 juin 2005 portant création d'une haute école autonome, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé" et les mots "et paramédical" sont remplacés par les mots ", paramédical et sociopsychologique".
Art.197. In artikel 5.3, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden ", van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden ", van het paramedisch en psychosociaal personeel".
Art.197. Dans l'article 5.3, alinéa 1er, du même décret le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé" et les mots "et paramédical" sont remplacés par les mots ", paramédical et sociopsychologique".
Art.198. In artikel 5.22, § 2, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 23 juni 2008, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "De directeur kan zich voor de beoordeling van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."
Art.198. Dans l'article 5.22, § 2, du même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 23 juin 2008, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Lors de l'évaluation d'un membre du personnel, le directeur peut se baser sur le rapport écrit d'un autre membre du personnel occupant une fonction de sélection ou de promotion et qu'il a chargé par écrit d'établir un tel rapport sur le travail du membre du personnel concerné."
Art.199. In artikel 5.40 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 26 juni 2006, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
  "De directeur kan zich voor de beoordeling van een personeelslid baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen."
Art.199. Dans l'article 5.40 du même décret, modifié par le décret du 26 juin 2006, un alinéa rédigé comme suit est inséré après l'alinéa 1er :
  "Lors de l'évaluation d'un membre du personnel, le directeur peut se baser sur le rapport écrit d'un autre membre du personnel occupant une fonction de sélection ou de promotion et qu'il a chargé par écrit d'établir un tel rapport sur le travail du membre du personnel concerné."
Art.200. In artikel 5.81, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd".
Art.200. Dans l'article 5.81, alinéa 2, du même décret, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé".
HOOFDSTUK XXXIX. - Wijziging van het decreet van 26 juni 2006 houdende maatregelen inzake onderwijs - 2006
CHAPITRE XXXIX. - Modification du décret du 26 juin 2006 portant des mesures en matière d'enseignement 2006
Art.201. In de artikelen 113, 114, 115, 117 en 118 van het decreet van 26 juni 2006 houdende maatregelen inzake onderwijs - 2006 wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden ", van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden ", van het paramedisch en psychosociaal personeel".
Art.201. Dans les articles 113, 114, 115, 117 et 118 du décret du 26 juin 2006 portant des mesures en matière d'enseignement 2006, le mot "spécial" est chaque fois remplacé par le mot "spécialisé" et les mots "et paramédical" sont chaque fois remplacés par les mots ", paramédical et sociopsychologique".
HOOFDSTUK XL. - Wijziging van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep
CHAPITRE XL. - Modification du décret du 21 avril 2008 portant valorisation du métier d'enseignant
Art.202. In artikel 104, eerste lid, 1°, van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep wordt het woord "buitengewoon" vervangen door het woord "gespecialiseerd" en worden de woorden ", van het paramedisch personeel" vervangen door de woorden ", van het paramedisch en psychosociaal personeel".
Art.202. Dans l'article 104, alinéa 1er, 1°, du décret du 21 avril 2008 portant valorisation du métier d'enseignant, le mot "spécial" est remplacé par le mot "spécialisé" et les mots "du personnel paramédical" sont remplacés par les mots "du personnel paramédical et sociopsychologique".
Titel VI. - Slotbepalingen
TITRE VI. - Dispositions finales
Art.203. Slotbepaling
  Een nieuwe gespecialiseerde school mag uitsluitend in de onmiddellijke nabijheid van een gewone school worden gebouwd.
Art.203. Disposition finale.
  Une nouvelle école spécialisée ne peut être construite qu'à proximité d'une école ordinaire.
Art.204. Slotbepaling
  De artikelen 84, 85, 86, 88 en 89 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen treden in werking op 1 september 2009.
Art.204. Disposition finale.
  Les articles 84, 85, 86, 88 et 89 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées entrent en vigueur le 1er septembre 2009.
Art.205. Slotbepaling
  De artikelen 18 en 19 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs treden in werking op 1 september 2009.
Art.205. Disposition finale.
  Les articles 18 et 19 du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire entrent en vigueur le 1er septembre 2009.
Art.206. Slotbepaling
  Na verstrijken van het schooljaar 2013-2014 gaat de Regering over tot een evaluatie van titel III, IV en V van dit decreet. De Regering kan hiertoe deskundigen raadplegen.
Art.206. Disposition finale.
  Le Gouvernement procède à une évaluation des titres III, IV et V du présent décret après l'année scolaire 2013-2014. A cette fin, le Gouvernement peut faire appel à des experts.
Art.207. Opheffingsbepaling
  Opgeheven worden :
  1. artikel 3, § 2, 4°, van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, gewijzigd bij wet van 6 juli 1970;
  2. de artikelen 5, 6 tot en met 11, 14, 18 en 19 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs;
  3. de artikelen 8, 9, 10, 13, 14, 15, 18 tot en met 22, 23, 25 tot en met 28 en 47 van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs;
  4. de artikelen 6, § 2, 23, §§ 2, 3 en 4, 27, § 2, 37, § 4 en 43, § 1 van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor buitengewoon onderwijs worden bepaald;
  5. het besluit van de Regering van 20 juli 1994 over de samenstelling en de werking van de Commissie van Advies van het buitengewoon onderwijs;
  6. de artikelen 30, 31, 51, 7° en 8°, en artikel 85, tweede lid, van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen.
Art.207. Disposition abrogatoire.
  Sont abrogés :
  1° l'article 3, § 2, 4°, de la loi du 22 juin 1964 relative au statut des membres du personnel de l'enseignement de l'Etat, modifié par la loi du 6 juillet 1970;
  2° les articles 5, 6 à 11, 14, 18 et 19 de la loi du 6 juillet 1970 sur l'enseignement spécial et l'enseignement intégré;
  3° les articles 8, 9, 10, 13, 14, 15, 18 à 22, 23, 25 à 28 et 47 de l'arrêté royal du 28 juin 1978 portant définition des types et organisation de l'enseignement spécial et déterminant les conditions d'admission et de maintien dans les divers niveaux d'enseignement spécial;
  4° les articles 6, § 2, 23, §§ 2, 3 et 4, 27, § 2, 37, § 4, et 43, § 1er, du décret du 27 juin 1990 fixant la façon de déterminer les fonctions du personnel dans l'enseignement spécial;
  5° l'arrêté du Gouvernement du 20 juillet 1994 portant composition et fonctionnement de la Commission consultative pour l'enseignement spécial;
  6° les articles 30, 31, 51, 7° et 8°, et 85, alinéa 2, du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.
Art.208. Overgangsbepaling
  [1 Voor het verkrijgen van het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding in de bevorderingspedagogiek, heilpedagogie of orthopedagogie die goed is voor ten minste 10 ECTS-punten - een bewijs dat vereist is om in het gespecialiseerd onderwijs een ambt in de categorie onderwijzend personeel te kunnen uitoefenen - wordt de in een gewone of gespecialiseerde school opgedane beroepservaring van de personeelsleden die vóór 1 september 2010 leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften begeleid hebben en van de gesubsidieerde contractuele personeelsleden die vóór 1 september 2010 in een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde gewone school als integratieleerkracht werkzaam waren, omgezet in ECTS-punten]1. Hierbij geldt dat per schooljaar waarin het personeelslid leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in een gewone of gespecialiseerde school begeleid heeft, 2 ECTS-punten worden toegekend, indien het personeelslid in het betrokken schooljaar ten minste 180 dienstdagen heeft gepresteerd.
  De in het eerste lid vermelde personeelsleden die op 1 september 2010 over ten minste 10 ECTS-punten beschikken, worden beschouwd als houder van het voor de uitoefening van het respectieve ambt vereiste of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, voor zover op het laatste evaluatieverslag de vermelding "voldoende" als eindconclusie staat.
  De in het eerste lid vermelde personeelsleden die op 1 september 2010 over ten minste 6 en minder dan 10 ECTS-punten beschikken, worden beschouwd als houder van het voor de uitoefening van het respectieve ambt vereiste of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, voor zover op het laatste evaluatieverslag de vermelding "voldoende" als eindconclusie staat. Een tijdelijke aanstelling respectievelijk een aanstelling van doorlopende duur evenals een vaste benoeming respectievelijk een definitieve aanstelling zijn alleen mogelijk indien het personeelslid over ten minste 10 ECTS-punten beschikt. Deze maatregel is van toepassing tot 31 augustus 2014.
  Voor de in het eerste lid vermelde berekening van de dienstdagen gelden de volgende bepalingen :
  a) in aanmerking worden genomen de tot 31 augustus 2010 gepresteerde dienstdagen waarop het personeelslid leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in een gespecialiseerde school of in een gewone school heeft begeleid.
  b) In aanmerking worden genomen de dienstdagen gepresteerd als gesubsidieerd contractueel personeelslid en als tijdelijk aangewezen of aangesteld personeelslid vanaf het begin tot het einde van de ononderbroken periode van actieve dienst, met inbegrip van het ontspanningsverlof, de kerst- en paasvakantie, het bevallingsverlof, het voorbehoedend verlof, de periode tijdens welke het personeelslid van elk werk wordt vrijgesteld in het kader van de moederschapsbescherming of van de bedreiging door een beroepsziekte, het verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij, het verlof voor persoonlijke omstandigheden of de overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen toegekende uitzonderlijke verloven, indien ze in deze periode vallen. Dit aantal dagen wordt met 1,2 vermenigvuldigd. Uitgesloten van deze vermenigvuldiging zijn de dienstdagen die gepresteerd worden door een personeelslid aangesteld voor een doorlopende duur en die betrekking hebben op een volledig academie- of schooljaar.
  c) De diensten die gepresteerd werden in een ambt met onvolledige prestaties en ten minste de helft van het aantal uren vereist voor het ambt met volledige prestaties omvatten, worden in aanmerking genomen zoals diensten gepresteerd in een ambt met volledige prestaties.
  d) Het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige prestaties dat niet de helft van het aantal uren vereist voor het ambt met volledige prestaties omvat, wordt gehalveerd.
  e) Het aantal dagen verworven in twee of meer gelijktijdig uitgeoefende ambten met volledige of onvolledige prestaties mag nooit het aantal dagen overschrijden dat in een gedurende dezelfde periode uitgeoefend ambt met volledige prestaties verworven wordt.
  
Art.208. Disposition transitoire.
  Pour l'obtention du titre sanctionnant la formation complémentaire d'au moins 10 points ECTS en pédagogie de soutien, pédagogie curative ou orthopédagogie, nécessaire pour exercer une fonction dans la catégorie du personnel enseignant dans l'enseignement spécialisé, l'expérience professionnelle acquise par les membres du personnel enseignant qui étaient occupés avant le 1er septembre 2010 dans une école spécialisée organisée ou subventionnée par la Communauté germanophone [1 et ont encadré des élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé dans une école ordinaire ou spécialisée, et par les membres du personnel contractuel subventionné qui, avant cette date, étaient occupés comme enseignants d'intégration auprès d'une école ordinaire organisée ou subventionnée par la Communauté germanophone,]1 est transformée en points ECTS. Le membre du personnel obtient 2 points ECTS par année scolaire durant laquelle il a encadré, dans une école ordinaire ou spécialisée, des élèves ayant besoin d'un soutien pédagogique spécialisé, à condition d'avoir accompli au moins 180 jours de service durant l'année scolaire concernée.
  Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er qui ont obtenu au moins 10 points ECTS au 1er septembre 2010 sont considérés comme porteurs des titres requis ou jugés suffisants pour l'exercice de la fonction concernée, pour autant que leur dernier rapport d'évaluation porte au moins la mention "suffisant".
  Les membres du personnel visés à l'alinéa 1er qui ont obtenu au moins 6 mais moins de 10 points ECTS au 1er septembre 2010 sont considérés comme porteurs des titres requis ou jugés suffisants pour l'exercice de la fonction concernée, pour autant que leur dernier rapport d'évaluation porte au moins la mention "suffisant". Le membre du personnel ne peut prétendre à une désignation à titre temporaire, un engagement à durée indéterminée ou une nomination définitive qu'après avoir obtenu au moins 10 points ECTS. Cette mesure reste en vigueur jusqu'au 31 août 2014.
  Les dispositions suivantes s'appliquent au calcul des jours de service visés à l'alinéa 1er :
  a) sont pris en compte les jours de service prestés jusqu'au 31 août 2010 durant lesquels le membre du personnel a encadré des élèves nécessitant un soutien pédagogique spécialisé dans une école ordinaire ou spécialisée;
  b) les jours de service prestés en tant que membre du personnel contractuel subsidié et en tant que membre du personnel désigné, respectivement engagé, à titre temporaire sont pris en compte du premier au dernier jour d'une période de service actif ininterrompue, y compris, s'ils en font partie, les congés de détente, les vacances de Noël et de Pâques, le congé de maternité, le congé pour raisons prophylactiques, les périodes durant lesquelles le membre du personnel est dispensé de l'exercice de toute activité dans le cadre de la grossesse ou de la menace de maladie professionnelle, le congé pour adoption ou tutelle, le congé de circonstance ou le congé exceptionnel conformément aux dispositions légales et réglementaires. Le nombre de jours de service déterminé de la sorte est multiplié par 1,2. Les jours de service prestés par un membre du personnel désigné pour une durée indéterminée et qui se réfèrent à une année scolaire complète sont exclus de cette multiplication;
  c) les services prestés dans une fonction à horaire incomplet mais atteignant au moins la moitié du nombre d'heures nécessaires à une fonction à horaire complet, sont pris en compte comme ceux d'une fonction à horaire complet;
  d) le nombre de jours acquis dans une fonction à horaire incomplet n'atteignant pas la moitié du nombre d'heures nécessaire à une fonction à horaire complet, est réduit de moitié;
  e) le nombre de jours acquis dans deux ou plusieurs fonctions à horaire complet ou incomplet exercées simultanément ne peut jamais dépasser le nombre de jours acquis dans une fonction à horaire complet exercée durant la même période.
  
Art.209. Overgangsbepaling
  De leden van het onderwijzend personeel van een gespecialiseerde school die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt en die op 31 augustus 2010 voor doorlopende duur tijdelijk aangewezen respectievelijk aangesteld, vast benoemd respectievelijk definitief aangesteld zijn, worden vanaf 1 september 2010 beschouwd als zijnde voor doorlopende duur tijdelijk aangewezen respectievelijk aangesteld of vast benoemd respectievelijk definitief aangesteld in een ambt van het gespecialiseerd onderwijs dat dezelfde benaming heeft als het ambt waarin zij tot dat ogenblik voor doorlopende duur tijdelijk aangewezen respectievelijk aangesteld of vast benoemd respectievelijk definitief aangesteld waren.
Art.209. Disposition transitoire.
  Les membres du personnel enseignant d'une école spécialisée organisée ou subventionnée par la Communauté germanophone désignés, respectivement engagés, à titre temporaire ou nommés, respectivement engagés, à titre définitif au 31 août 2010, sont considérés à partir du 1er septembre 2010 comme désignés, respectivement engagés à titre temporaire à durée indéterminée ou comme nommés ou engagés à titre définitif dans une fonction de l'enseignement spécialisé portant la même dénomination que la fonction pour laquelle ils étaient désignés, respectivement engagés à titre temporaire à durée indéterminée ou comme nommés ou engagés à titre définitif jusqu'à cette date.
Art.210. Overgangsbepaling
  In afwijking van de artikelen 91quinquies en 91sexies van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen wijst de inrichtende macht op 1 september 2009 de hoofdonderwijzer in het lager onderwijs van het Instituut van de Duitstalige Gemeenschap voor Buitengewoon Onderwijs van Eupen en het inrichtingshoofd van de Basisschool voor Gedifferentieerd Onderwijs van Elsenborn - Sankt Vith aan als eerste departementshoofden bij het Centrum voor bevorderingspedagogiek.
  De beide departementshoofden dienen uiterlijk op 31 december 2009 een strategie- en actieplan in.
Art.210. Disposition transitoire.
  Par dérogation aux articles 91quinquies et 91sexies de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécialisé, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, le pouvoir organisateur désigne, au 1er septembre 2009, comme premiers chefs de département au Centre de pédagogie de soutien, le directeur de l'"Institut der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Sonderunterricht Eupen" et le chef d'établissement de la "Grundschule für differenzierten Unterricht Elsenborn-Sankt Vith".
  Les deux chefs de département introduisent un plan d'action et de stratégie au plus tard le 31 décembre 2009.
Art. 211. Inwerkingtreding
  Dit decreet treedt in werking op 1 september 2009, met uitzondering van de artikelen 47, 49, 50 tot en met 52, 166, 168 tot en met 170, 184, en artikel 185, die in werking treden op de dag dat dit decreet aangenomen wordt, en met uitzondering van de artikelen 32, 1°, 38, 40 tot en met 42, 56, 62, 65, 76 tot en met 79, 161, 163 tot en met 165, 179, 181 tot en met 183, die in werking treden op 1 september 2010.
Art. 211. Entrée en vigueur.
  Le présent décret entre en vigueur le 1er septembre 2009, à l'exception des articles 47, 49, 50 à 52, 166, 168 à 170, 184 et l'article 185, lesquels entrent en vigueur le jour de l'adoption du présent décret, et des articles 32, 1°, 38, 40 à 42, 56, 62, 65, 76 à 79, 161, 163 à 165, 179, 181 à 183, qui entrent en vigueur au 1er septembre 2010.