Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "decreet grote ondernemingen" : het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de grote ondernemingen;
2° "decreet kleine of middelgrote ondernemingen" : het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de kleine of middelgrote ondernemingen;
3° "decreet" : het decreet van 11 maart 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen;
4° "Minister" : de Minister bevoegd voor Economie en K.M.O.'s;
5° "onderneming" : de onderneming bedoeld in artikel 1, §§ 1 en 2, van het decreet;
6° "grote onderneming" : de onderneming bedoeld in artikel 1, § 2, van het decreet;
7° "middelgrote onderneming" : de in artikel 1, § 1, van het decreet bedoelde onderneming met het tewerkstellingsbestand en de financiële drempels bedoeld in artikel 2.1. van [1 bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, hierna bijlage I bij Verordening (EU) van 17 juni 2014 nr. 651/2014 genoemd]1, met uitsluiting van de kleine onderneming bedoeld in punt 8°;
8° "kleine onderneming" : de in artikel 1, § 1, van het decreet bedoelde onderneming met het tewerkstellingsbestand en de financiële drempels bedoeld in artikel 2.2. van [1 bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014 van 17 juni 2014 waarvan de micro-onderneming, die nader omschreven is in artikel 2.3 van dezelfde bijlage, deel uitmaakt]1;
9° "administratie" : [2 de Waalse Overheidsdienst Economie, Tewerkstelling en Onderzoek]2.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
12 MAART 2009. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de grote ondernemingen en ten gunste van de kleine of middelgrote ondernemingen die investeren met het oog op de bevordering van alternatieve vervoerswijzen op het wegvervoer en die doelstellingen inzake de milieubescherming nastreven(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-04-2009 en tekstbijwerking tot 20-07-2023)
Titre
12 MARS 2009. - Arrêté du Gouvernement wallon relatif aux incitants régionaux en faveur des grandes entreprises et en faveur des petites ou moyennes entreprises qui réalisent des investissements favorisant des modes de transport alternatifs à la route et qui poursuivent des objectifs de protection de l'environnement(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 09-04-2009 et mise à jour au 20-07-2023)
Informations sur le document
Numac: 2009201570
Datum: 2009-03-12
Info du document
Numac: 2009201570
Date: 2009-03-12
Table des matières
HOOFDSTUK 1. - Definities
HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied
HOOFDSTUK 3. - Toekenningsprocedure
Afdeling 1. - Premie voor de alternatieve vervo...
Afdeling 2. - Premie voor het fluviale containe...
Afdeling 3. - Premie voor de adviesdiensten
Afdeling 4. - Vrijstelling van de onroerende vo...
Afdeling 5. - Garantie
Table des matières
CHAPITRE 1er. - Définitions
CHAPITRE 2. - Champ d'application
CHAPITRE 3. - Procédure d'octroi
Section 1re. - De la prime au mode de transport...
Section 2. - De la prime au transport fluvial d...
Section 3. - De la prime aux services de conseil
Section 4. - De l'exonération du précompte immo...
Section 5. - De la garantie
Tekst (36)
Texte (36)
HOOFDSTUK 1. - Definities
CHAPITRE 1er. - Définitions
Article 1er. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
1° "décret grandes entreprises" : le décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants régionaux en faveur des grandes entreprises;
2° "décret petites ou moyennes entreprises" : le décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants régionaux en faveur des petites ou moyennes entreprises;
3° "décret" : le décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants destinés à favoriser la protection de l'environnement et l'utilisation durable de l'énergie;
4° "Ministre" : [2 le Ministre ayant l'Economie et les P.M.E. dans ses attributions]2;
5° "entreprise" : l'entreprise visée à l'article 1er, §§ 1er et 2, du décret;
6° "grande entreprise" : l'entreprise visée à l'article 1er, § 2, du décret;
7° "moyenne entreprise" : l'entreprise visée à l'article 1er, § 1er, du décret dont l'effectif d'emploi et les seuils financiers sont ceux visés à l'article 2.1. de [1 l'annexe I du règlement (UE) n° 651/2014 de la Commission du 17 juin 2014 déclarant certaines catégories d'aides compatibles avec le marché intérieur en application des articles 107 et 108 du Traité, ci-après dénommée l'annexe I du règlement (UE) du 17 juin 2014 n° 651/2014]1, et à l'exclusion de la petite entreprise visée au point 8°;
8° "petite entreprise" : l'entreprise visée à l'article 1er, § 1er, du décret dont l'effectif d'emploi et les seuils financiers sont ceux visés à l'article 2.2. de [1 l'annexe I du règlement (UE) du 17 juin 2014 n° 651/2014 dont fait partie la microentreprise]1 mieux identifiée à l'article 2.3. de ladite annexe;
9° "administration" : [2 le Service public de Wallonie Economie, Emploi et Recherche.]2.
1° "décret grandes entreprises" : le décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants régionaux en faveur des grandes entreprises;
2° "décret petites ou moyennes entreprises" : le décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants régionaux en faveur des petites ou moyennes entreprises;
3° "décret" : le décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants destinés à favoriser la protection de l'environnement et l'utilisation durable de l'énergie;
4° "Ministre" : [2 le Ministre ayant l'Economie et les P.M.E. dans ses attributions]2;
5° "entreprise" : l'entreprise visée à l'article 1er, §§ 1er et 2, du décret;
6° "grande entreprise" : l'entreprise visée à l'article 1er, § 2, du décret;
7° "moyenne entreprise" : l'entreprise visée à l'article 1er, § 1er, du décret dont l'effectif d'emploi et les seuils financiers sont ceux visés à l'article 2.1. de [1 l'annexe I du règlement (UE) n° 651/2014 de la Commission du 17 juin 2014 déclarant certaines catégories d'aides compatibles avec le marché intérieur en application des articles 107 et 108 du Traité, ci-après dénommée l'annexe I du règlement (UE) du 17 juin 2014 n° 651/2014]1, et à l'exclusion de la petite entreprise visée au point 8°;
8° "petite entreprise" : l'entreprise visée à l'article 1er, § 1er, du décret dont l'effectif d'emploi et les seuils financiers sont ceux visés à l'article 2.2. de [1 l'annexe I du règlement (UE) du 17 juin 2014 n° 651/2014 dont fait partie la microentreprise]1 mieux identifiée à l'article 2.3. de ladite annexe;
9° "administration" : [2 le Service public de Wallonie Economie, Emploi et Recherche.]2.
HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied
CHAPITRE 2. - Champ d'application
Art.2. § 1. Overeenkomstig artikel 2 van het decreet kan de Minister incentives toekennen aan de onderneming voor de verwezenlijking van een investeringsprogramma in het raam van een beleid inzake milieubescherming en duurzaam energiegebruik via de ontwikkeling van het vervoer van goederen over de bevaarbare waterwegen en de spoorwegen, incluis het gecombineerd vervoer, zoals bepaald bij artikel 3, § 1, tweede lid, 1° tot 6°, of voor de tenuitvoerlegging van de acties bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 7° en 8°.
§ 2. Het gaat om de volgende incentives :
1° de investeringspremie voor de ontwikkeling van het vervoer over de bevaarbare waterwegen en de spoorwegen, incluis het gecombineerd vervoer, wat betreft de investeringen bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 1° tot 3°, hierna "premie voor alternatieve vervoerswijze" genoemd;
2° de investeringspremie [2 voor de vergroening, ontwikkeling en specialisatie van de Waalse binnenvaartvloot]2, wat betreft de investeringen bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 4° tot 6°, hierna "premie voor de technische aanpassing" genoemd;
3° de premie voor de geregelde diensten voor het vervoer van containers over de bevaarbare waterwegen, wat betreft de exploitatiekosten bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 7°, hierna "premie voor het vervoer van containers over de waterwegen" genoemd;
4° [1 ...]1
5° de vrijstelling van de onroerende voorheffing bedoeld in artikel 23, hierna "vrijstelling van de onroerende voorheffing" genoemd;
6° de in artikel 24 bedoelde garantie van het Gewest, hierna "garantie" genoemd.
§ 3. De onderneming mag het voordeel van de in § 2 bedoelde incentives, die betrekking hebben op investeringen of uitgaven zoals bedoeld in artikel 3, niet cumuleren met andere steun verkregen krachtens andere geldende wetgevingen of regelgevingen, m.i.v. de steun van de Europese structurele fondsen.
§ 2. Het gaat om de volgende incentives :
1° de investeringspremie voor de ontwikkeling van het vervoer over de bevaarbare waterwegen en de spoorwegen, incluis het gecombineerd vervoer, wat betreft de investeringen bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 1° tot 3°, hierna "premie voor alternatieve vervoerswijze" genoemd;
2° de investeringspremie [2 voor de vergroening, ontwikkeling en specialisatie van de Waalse binnenvaartvloot]2, wat betreft de investeringen bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 4° tot 6°, hierna "premie voor de technische aanpassing" genoemd;
3° de premie voor de geregelde diensten voor het vervoer van containers over de bevaarbare waterwegen, wat betreft de exploitatiekosten bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 7°, hierna "premie voor het vervoer van containers over de waterwegen" genoemd;
4° [1 ...]1
5° de vrijstelling van de onroerende voorheffing bedoeld in artikel 23, hierna "vrijstelling van de onroerende voorheffing" genoemd;
6° de in artikel 24 bedoelde garantie van het Gewest, hierna "garantie" genoemd.
§ 3. De onderneming mag het voordeel van de in § 2 bedoelde incentives, die betrekking hebben op investeringen of uitgaven zoals bedoeld in artikel 3, niet cumuleren met andere steun verkregen krachtens andere geldende wetgevingen of regelgevingen, m.i.v. de steun van de Europese structurele fondsen.
Art.2. § 1er Conformément à l'article 2 du décret, le Ministre peut octroyer des incitants à l'entreprise qui réalise un programme d'investissements mettant en oeuvre une politique de protection de l'environnement et d'utilisation durable de l'énergie par le développement du transport de marchandises par voies navigables et par chemin de fer, en ce compris le transport combiné, tels que déterminés à l'article 3, § 1er, alinéa 2, 1° à 6°, ou qui met en oeuvre des actions visées à l'article 3, § 1er, alinéa 2, 7° et 8°.
§ 2. Les incitants sont :
1° la prime à l'investissement pour le développement du transport de marchandises par voies navigables et par chemin de fer, en ce compris le transport combiné, pour les investissements visés à l'article 3, § 1er, alinéa 2, 1° à 3°, ci-après dénommée : "prime au mode de transport alternatif";
2° la prime à l'investissement [2 pour le verdissement, le développement et la spécialisation de la flotte wallonne de navigation intérieure]2 pour les investissements visés à l'article 3, § 1er, alinéa 2, 4° à 6°, ci-après dénommée "prime à l'adaptation technique";
3° la prime aux services réguliers de transport de conteneurs par voies navigables pour les coûts d'exploitation visés à l'article 3, § 1er, alinéa 2, 7°, ci-après dénommée "prime au transport fluvial de conteneurs";
4° [1 ...]1
5° l'exonération du précompte immobilier visée à l'article 23, ci-après dénommée : "exonération du précompte immobilier";
6° la garantie de la Région visée à l'article 24, ci-après dénommée : "garantie".
§ 3. L'entreprise ne peut cumuler le bénéfice des incitants visés au § 2 portant sur des investissements ou sur des dépenses tels que visés à l'article 3, avec d'autres aides obtenues en vertu d'autres législations ou réglementations en vigueur en ce compris celles provenant des fonds structurels européens.
§ 2. Les incitants sont :
1° la prime à l'investissement pour le développement du transport de marchandises par voies navigables et par chemin de fer, en ce compris le transport combiné, pour les investissements visés à l'article 3, § 1er, alinéa 2, 1° à 3°, ci-après dénommée : "prime au mode de transport alternatif";
2° la prime à l'investissement [2 pour le verdissement, le développement et la spécialisation de la flotte wallonne de navigation intérieure]2 pour les investissements visés à l'article 3, § 1er, alinéa 2, 4° à 6°, ci-après dénommée "prime à l'adaptation technique";
3° la prime aux services réguliers de transport de conteneurs par voies navigables pour les coûts d'exploitation visés à l'article 3, § 1er, alinéa 2, 7°, ci-après dénommée "prime au transport fluvial de conteneurs";
4° [1 ...]1
5° l'exonération du précompte immobilier visée à l'article 23, ci-après dénommée : "exonération du précompte immobilier";
6° la garantie de la Région visée à l'article 24, ci-après dénommée : "garantie".
§ 3. L'entreprise ne peut cumuler le bénéfice des incitants visés au § 2 portant sur des investissements ou sur des dépenses tels que visés à l'article 3, avec d'autres aides obtenues en vertu d'autres législations ou réglementations en vigueur en ce compris celles provenant des fonds structurels européens.
Art.3. § 1. Beschouwd worden als investeringsprogramma's voor de tenuitvoerlegging van een beleid tot ontwikkeling van het vervoer van goederen over de bevaarbare waterwegen en de spoorwegen, incluis het gecombineerd vervoer in de zin van artikel 5, § 2, van het decreet grote ondernemingen en van het decreet kleine of middelgrote ondernemingen, de investeringen of uitgaven i.v.m. goederenvervoer tussen de lidstaten waarvoor de vrachtwagen, de oplegger, de semi-oplegger, al dan niet met trekker, de mobiele bak of de container van 20 voet en meer gebruik maakt van de weg voor het begin- of eindgedeelte van het traject en van de spoorweg of van een bevaarbare waterweg of een maritieme weg wanneer het traject langer is dan 100 kilometer in vogelvlucht, en het begin- en eindgedeelte van het wegtraject aflegt :
1° hetzij tussen het punt waar de goederen geladen worden en het dichtsbij liggende geschikte spoorwegstation waar de goederen ingeladen worden, wat het begingedeelte van het traject betreft, en het geschikte spoorwegstation waar de goederen gelost worden, wat het eindgedeelte van het traject betreft;
2° hetzij binnen een straal van hoogstens 150 kilometer in vogelvlucht vanaf de fluviale of maritieme laad- of loshaven.
Die investeringen en uitgaven bedoeld in artikel 1 betreffen :
1° [3 ...]3
2° de inrichtingen van infrastructuren en installaties die nodig zijn voor de intermodale overslag of voor de overslag van bulk;
3° de overslaguitrustingen en de intermodale laad- en lossystemen of de systemen voor het laden en lossen van bulk die speciaal gebouwd zijn voor het vervoer van goederen over de bevaarbare waterwegen en de spoorwegen, m.i.v. het gecombineerd vervoer, met uitzondering van de vrachtwagens [3 , de locomotieven en treinwagons]3;
4° [3 de aankoop en de installatie aan boord van binnenvaartschepen van nieuwe propere motorisaties als bedoeld in artikel 6, tweede lid, 1° en 2°, die voldoen aan de normen van Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG, of de aankoop en installatie aan boord van binnenvaartschepen van oplossingen die bedoeld zijn om het energieverbruik op duurzame wijze te beperken;]3
5° [3 de aankoop van een eerste binnenvaartschip in het kader van een eerste installatie of in het geval van een kleine of middelgrote onderneming die goederenvervoer over de binnenwateren verricht of logistieke diensten verleent, op voorwaarde dat het schip door de onderneming voor eigen rekening wordt geëxploiteerd;]3
6° [3 de installatie van nieuwe en innoverende logistieke uitrustingen aan boord van binnenvaartschepen om nieuwe vervoersstromen over de binnenwateren te organiseren of te ontwikkelen;]3
7° de exploitatiekosten van geregelde diensten voor het vervoer van lege of volle containers over de bevaarbare waterwegen, vanaf een in Wallonië gelegen terminal die met de waterweg verbonden is;
8° [3 ...]3
[2 [3 Onder de eerste installatie, bedoeld in het tweede lid, 5°, wordt verstaan de situatie van, enerzijds, een natuurlijke persoon wiens eerste inschrijving als hoofdberoep bij de Kruispuntbank van Ondernemingen tot niet verder teruggaat dan vierentwintig maanden ten opzichte van de indiening van het dossier, en dit als natuurlijke persoon die een zelfstandig beroep uitoefent waarvan de hoofdactiviteit uit het goederenvervoer via waterwegen bestaat, en anderzijds, een rechtspersoon wiens eerste inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen tot niet verder teruggaat dan vierentwintig maanden ten opzichte van de indiening van het dossier, en dit als onderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het vervoer van goederen over de binnenwateren en waarvan het kapitaal voor ten minste 75 % in handen is van een of meerdere natuurlijke personen, op voorwaarde dat een van deze personen de onderneming leidt.]3]2
Voor de investeringen en uitgaven bedoeld in het eerste lid, 1° tot 3°, verbindt de onderneming zich ertoe een nieuw of een bijkomend trafiek t.o.v. het bestaande trafiek tot stand te brengen of in stand te houden gedurende [3 drie]3 jaar na afloop van [1 het jaar van de verrichting]1 van de investeringen.
§ 2. De investeringen bedoeld in § 1, tweede lid, 1° tot 3°, vormen een geheel van verrichtingen en uitgaven die noodzakelijkerwijs vermeld moeten worden bij de activa van de balans in de rubriek "vastgelegd" en minimum 25.000 euro bedragen.
[2 De investeringen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 4° tot 6°, bedragen minimum 25.000 euro.]2
De investeringen bedoeld in het eerste en in het tweede lid slaan niet op :
1° het tweedehands materieel of meubilair, behalve als het deel uitmaakt van investeringen bedoeld in § 1, [3 tweede lid]3 5°;
2° het hergeconditioneerde materieel;
3° het tentoonstellings- en demonstratiematerieel of -meubilair;
4° de vervangonderdelen;
5° de investeringen bestemd voor verhuur;
6° de investeringen in vervangend materieel.
[2 7° [3 ...]3
8° [3 ...]3]2
1° hetzij tussen het punt waar de goederen geladen worden en het dichtsbij liggende geschikte spoorwegstation waar de goederen ingeladen worden, wat het begingedeelte van het traject betreft, en het geschikte spoorwegstation waar de goederen gelost worden, wat het eindgedeelte van het traject betreft;
2° hetzij binnen een straal van hoogstens 150 kilometer in vogelvlucht vanaf de fluviale of maritieme laad- of loshaven.
Die investeringen en uitgaven bedoeld in artikel 1 betreffen :
1° [3 ...]3
2° de inrichtingen van infrastructuren en installaties die nodig zijn voor de intermodale overslag of voor de overslag van bulk;
3° de overslaguitrustingen en de intermodale laad- en lossystemen of de systemen voor het laden en lossen van bulk die speciaal gebouwd zijn voor het vervoer van goederen over de bevaarbare waterwegen en de spoorwegen, m.i.v. het gecombineerd vervoer, met uitzondering van de vrachtwagens [3 , de locomotieven en treinwagons]3;
4° [3 de aankoop en de installatie aan boord van binnenvaartschepen van nieuwe propere motorisaties als bedoeld in artikel 6, tweede lid, 1° en 2°, die voldoen aan de normen van Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG, of de aankoop en installatie aan boord van binnenvaartschepen van oplossingen die bedoeld zijn om het energieverbruik op duurzame wijze te beperken;]3
5° [3 de aankoop van een eerste binnenvaartschip in het kader van een eerste installatie of in het geval van een kleine of middelgrote onderneming die goederenvervoer over de binnenwateren verricht of logistieke diensten verleent, op voorwaarde dat het schip door de onderneming voor eigen rekening wordt geëxploiteerd;]3
6° [3 de installatie van nieuwe en innoverende logistieke uitrustingen aan boord van binnenvaartschepen om nieuwe vervoersstromen over de binnenwateren te organiseren of te ontwikkelen;]3
7° de exploitatiekosten van geregelde diensten voor het vervoer van lege of volle containers over de bevaarbare waterwegen, vanaf een in Wallonië gelegen terminal die met de waterweg verbonden is;
8° [3 ...]3
[2 [3 Onder de eerste installatie, bedoeld in het tweede lid, 5°, wordt verstaan de situatie van, enerzijds, een natuurlijke persoon wiens eerste inschrijving als hoofdberoep bij de Kruispuntbank van Ondernemingen tot niet verder teruggaat dan vierentwintig maanden ten opzichte van de indiening van het dossier, en dit als natuurlijke persoon die een zelfstandig beroep uitoefent waarvan de hoofdactiviteit uit het goederenvervoer via waterwegen bestaat, en anderzijds, een rechtspersoon wiens eerste inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen tot niet verder teruggaat dan vierentwintig maanden ten opzichte van de indiening van het dossier, en dit als onderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het vervoer van goederen over de binnenwateren en waarvan het kapitaal voor ten minste 75 % in handen is van een of meerdere natuurlijke personen, op voorwaarde dat een van deze personen de onderneming leidt.]3]2
Voor de investeringen en uitgaven bedoeld in het eerste lid, 1° tot 3°, verbindt de onderneming zich ertoe een nieuw of een bijkomend trafiek t.o.v. het bestaande trafiek tot stand te brengen of in stand te houden gedurende [3 drie]3 jaar na afloop van [1 het jaar van de verrichting]1 van de investeringen.
§ 2. De investeringen bedoeld in § 1, tweede lid, 1° tot 3°, vormen een geheel van verrichtingen en uitgaven die noodzakelijkerwijs vermeld moeten worden bij de activa van de balans in de rubriek "vastgelegd" en minimum 25.000 euro bedragen.
[2 De investeringen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 4° tot 6°, bedragen minimum 25.000 euro.]2
De investeringen bedoeld in het eerste en in het tweede lid slaan niet op :
1° het tweedehands materieel of meubilair, behalve als het deel uitmaakt van investeringen bedoeld in § 1, [3 tweede lid]3 5°;
2° het hergeconditioneerde materieel;
3° het tentoonstellings- en demonstratiematerieel of -meubilair;
4° de vervangonderdelen;
5° de investeringen bestemd voor verhuur;
6° de investeringen in vervangend materieel.
[2 7° [3 ...]3
8° [3 ...]3]2
Art.3. § 1er. Sont considérés comme programmes d'investissements mettant en oeuvre une politique de développement du transport de marchandises par voies navigables et par chemin de fer, en ce compris le transport combiné au sens des articles 5, § 2, du décret grandes entreprises et du décret petites ou moyennes entreprises, les investissements ou les dépenses liées aux transports de marchandises entre Etats membres pour lesquels le camion, la remorque, la semi-remorque, avec ou sans tracteur, la caisse mobile ou le conteneur de 20 pieds et plus utilisent la route pour la partie initiale ou terminale du trajet et, pour l'autre partie, le chemin de fer ou une voie navigable, ou un parcours maritime lorsque celui-ci excède 100 kilomètres à vol d'oiseau, et effectuent le trajet initial ou terminal routier :
1° soit entre le point de chargement de la marchandise et la gare ferroviaire d'embarquement appropriée la plus proche pour le trajet initial et entre la gare ferroviaire de débarquement appropriée la plus proche et le point de déchargement de la marchandise pour le trajet terminal;
2° soit dans un rayon n'excédant pas 150 kilomètres à vol d'oiseau à partir du port fluvial ou maritime d'embarquement ou de débarquement.
Ces investissements et dépenses visées à l'alinéa 1er sont relatifs :
1° [3 ...]3
2° aux aménagements d'infrastructures et d'installations nécessaires au transbordement intermodal ou de vrac;
3° aux équipements de transbordement et aux systèmes de chargement et de déchargement intermodaux ou de vrac qui sont spécifiquement construits pour le transport de marchandises par voies navigables et par chemin de fer, en ce compris le transport combiné, à l'exclusion des camions [3 , des locomotives et des wagons ferroviaires]3;
4° [3 à l'acquisition et à l'installation à bord des bateaux de navigation intérieure de motorisations neuves propres telles que visées à l'article 6, alinéa 2, 1° et 2°, répondant aux normes du règlement (UE) 2016/1628 du Parlement européen et du Conseil du 14 septembre 2016 relatif aux exigences concernant les limites d'émission pour les gaz polluants et les particules polluantes et la réception par type pour les moteurs à combustion interne destinés aux engins mobiles non routiers, modifiant les règlements (UE) n° 1024/2012 et (UE) n° 167/2013 et modifiant et abrogeant la directive 97/68/CE, ou à l'acquisition et à l'installation à bord des bateaux de navigation intérieure de solutions destinées à en limiter la consommation énergétique de façon durable;]3
5° [3 à l'acquisition d'un premier bateau de navigation intérieure dans le cadre d'une première installation ou s'il s'agit d'une petite entreprise ou d'une moyenne entreprise utilisatrice de transports fluviaux de fret ou active dans les prestations de services logistiques, à condition que le bateau soit exploité en compte propre par l'entreprise;]3
6° [3 à l'installation d'équipements logistiques neufs et innovants à bord des bateaux de navigation intérieure et destinés à capter ou à développer des nouveaux flux de transport réalisés par voie navigable; ]3
7° aux coûts d'exploitation de services réguliers de transport de conteneurs, qu'ils soient vides ou remplis, par voies navigables, à partir d'un terminal relié à la voie d'eau situé en Wallonie;
8° [3 ...]3
[2 [3 La première installation, visée à l'alinéa 2, 5°, s'entend comme la situation, d'une part, d'une personne physique dont la première inscription, à titre principal, auprès de la Banque Carrefour des Entreprises ne remonte pas à plus de vingt-quatre mois à la date de l'introduction du dossier et ce, en tant que personne physique exerçant une profession indépendante dont l'activité principale est le transport fluvial de fret et, d'autre part, d'une personne morale dont l'inscription, auprès de la Banque Carrefour des Entreprises ne remonte pas à plus de vingt-quatre mois à la date de l'introduction du dossier, en tant que société dont l'activité principale est le transport fluvial de fret et dont le capital est détenu à concurrence de minimum 75 % par une ou plusieurs personnes physiques pour autant qu'une de ces personnes exerce la gestion de la société.]3]2
Pour les investissements et les dépenses visés aux points 1° à 3° de l'alinéa 1er, l'entreprise doit s'engager à mettre en oeuvre et à conserver un trafic nouveau ou supplémentaire par rapport au trafic existant et ce, pendant [3 trois]3 années à l'issue de l'année [1 de]1 la réalisation des investissements.
§ 2. Les investissements visés au § 1er, alinéa 2, 1° à 3°, constituent un ensemble d'opérations et de dépenses devant nécessairement figurer à l'actif du bilan dans la rubrique "immobilisés" et s'élevant au minimum à 25.000 euros.
[2 Les investissements visés au paragraphe 1er, alinéa 2, 4° à 6°, s'élèvent au minimum à 25.000 euros.]2
Les investissements visés aux alinéas 1er et 2 ne comprennent pas les investissements suivants :
1° le matériel ou mobilier d'occasion sauf si celui-ci fait partie d'investissements visés au § 1er, [3 alinéa 2,]3 5°;
2° le matériel reconditionné;
3° le matériel ou mobilier d'exposition et de démonstration;
4° les pièces de rechange;
5° les investissements destinés à la location;
6° les investissements de remplacement.
[2 7° [3 ...]3
8° [3 ...]3]2
1° soit entre le point de chargement de la marchandise et la gare ferroviaire d'embarquement appropriée la plus proche pour le trajet initial et entre la gare ferroviaire de débarquement appropriée la plus proche et le point de déchargement de la marchandise pour le trajet terminal;
2° soit dans un rayon n'excédant pas 150 kilomètres à vol d'oiseau à partir du port fluvial ou maritime d'embarquement ou de débarquement.
Ces investissements et dépenses visées à l'alinéa 1er sont relatifs :
1° [3 ...]3
2° aux aménagements d'infrastructures et d'installations nécessaires au transbordement intermodal ou de vrac;
3° aux équipements de transbordement et aux systèmes de chargement et de déchargement intermodaux ou de vrac qui sont spécifiquement construits pour le transport de marchandises par voies navigables et par chemin de fer, en ce compris le transport combiné, à l'exclusion des camions [3 , des locomotives et des wagons ferroviaires]3;
4° [3 à l'acquisition et à l'installation à bord des bateaux de navigation intérieure de motorisations neuves propres telles que visées à l'article 6, alinéa 2, 1° et 2°, répondant aux normes du règlement (UE) 2016/1628 du Parlement européen et du Conseil du 14 septembre 2016 relatif aux exigences concernant les limites d'émission pour les gaz polluants et les particules polluantes et la réception par type pour les moteurs à combustion interne destinés aux engins mobiles non routiers, modifiant les règlements (UE) n° 1024/2012 et (UE) n° 167/2013 et modifiant et abrogeant la directive 97/68/CE, ou à l'acquisition et à l'installation à bord des bateaux de navigation intérieure de solutions destinées à en limiter la consommation énergétique de façon durable;]3
5° [3 à l'acquisition d'un premier bateau de navigation intérieure dans le cadre d'une première installation ou s'il s'agit d'une petite entreprise ou d'une moyenne entreprise utilisatrice de transports fluviaux de fret ou active dans les prestations de services logistiques, à condition que le bateau soit exploité en compte propre par l'entreprise;]3
6° [3 à l'installation d'équipements logistiques neufs et innovants à bord des bateaux de navigation intérieure et destinés à capter ou à développer des nouveaux flux de transport réalisés par voie navigable; ]3
7° aux coûts d'exploitation de services réguliers de transport de conteneurs, qu'ils soient vides ou remplis, par voies navigables, à partir d'un terminal relié à la voie d'eau situé en Wallonie;
8° [3 ...]3
[2 [3 La première installation, visée à l'alinéa 2, 5°, s'entend comme la situation, d'une part, d'une personne physique dont la première inscription, à titre principal, auprès de la Banque Carrefour des Entreprises ne remonte pas à plus de vingt-quatre mois à la date de l'introduction du dossier et ce, en tant que personne physique exerçant une profession indépendante dont l'activité principale est le transport fluvial de fret et, d'autre part, d'une personne morale dont l'inscription, auprès de la Banque Carrefour des Entreprises ne remonte pas à plus de vingt-quatre mois à la date de l'introduction du dossier, en tant que société dont l'activité principale est le transport fluvial de fret et dont le capital est détenu à concurrence de minimum 75 % par une ou plusieurs personnes physiques pour autant qu'une de ces personnes exerce la gestion de la société.]3]2
Pour les investissements et les dépenses visés aux points 1° à 3° de l'alinéa 1er, l'entreprise doit s'engager à mettre en oeuvre et à conserver un trafic nouveau ou supplémentaire par rapport au trafic existant et ce, pendant [3 trois]3 années à l'issue de l'année [1 de]1 la réalisation des investissements.
§ 2. Les investissements visés au § 1er, alinéa 2, 1° à 3°, constituent un ensemble d'opérations et de dépenses devant nécessairement figurer à l'actif du bilan dans la rubrique "immobilisés" et s'élevant au minimum à 25.000 euros.
[2 Les investissements visés au paragraphe 1er, alinéa 2, 4° à 6°, s'élèvent au minimum à 25.000 euros.]2
Les investissements visés aux alinéas 1er et 2 ne comprennent pas les investissements suivants :
1° le matériel ou mobilier d'occasion sauf si celui-ci fait partie d'investissements visés au § 1er, [3 alinéa 2,]3 5°;
2° le matériel reconditionné;
3° le matériel ou mobilier d'exposition et de démonstration;
4° les pièces de rechange;
5° les investissements destinés à la location;
6° les investissements de remplacement.
[2 7° [3 ...]3
8° [3 ...]3]2
Art.4. De onderneming die verzoekt om het voordeel van de incentives vervult de volgende voorwaarden :
1° zorgen voor minimum 25 % van de financiering van investeringsprogramma zonder het voorwerp uit te maken van een publieke tegemoetkoming die beschouwd kan worden als steun in de zin van artikel 87, § 1, van het Verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap;
2° [1 geen onderneming in moeilijkheden zijn in de zin van artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;]1
[1 3° voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 4 van het decreet;
4° niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een bevel tot invordering krachtens een besluit van de Europese Commissie waarbij de ontvangen steun onwettig en onverenigbaar met de interne markt verklaard wordt.]1
De verantwoordelijke van de onderneming bezorgt de administratie een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat de onderneming voldoet aan de voorwaarden [1 bedoeld in het eerste lid, 1° tot 4°]1.
De administratie kan de onderneming desgevallend verzoeken om de overlegging van de nodige stukken en bewijzen wanneer het dossier op grond van de regelgeving in aanmerking mag komen.
De methode aan de hand waarvan de administratie nagaat of de voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 2°, vervuld is, kan nader bepaald worden door de Minister, met inachtneming van de bepalingen bedoeld in het eerste lid, 2°. De Minister kan ook de definitie "onderneming in moeilijkheden" aan de evolutie van het Europees recht aanpassen.
[1 [2 Met uitzondering van de in artikel 3, § 1, derde lid, bedoelde eerste installatie, beschikt de onderneming die de premie voor de technische aanpassing aanvraagt, sinds ten minste drie jaar vóór de datum van indiening van de aanvraag voor de premie voor de technische aanpassing over een bedrijfszetel in het Waalse Gewest en moet bedoelde bedrijfszetel gedurende ten minste vijf jaar na de datum van het einde van verrichting van de investering bewaren.]2]1
1° zorgen voor minimum 25 % van de financiering van investeringsprogramma zonder het voorwerp uit te maken van een publieke tegemoetkoming die beschouwd kan worden als steun in de zin van artikel 87, § 1, van het Verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap;
2° [1 geen onderneming in moeilijkheden zijn in de zin van artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;]1
[1 3° voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 4 van het decreet;
4° niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een bevel tot invordering krachtens een besluit van de Europese Commissie waarbij de ontvangen steun onwettig en onverenigbaar met de interne markt verklaard wordt.]1
De verantwoordelijke van de onderneming bezorgt de administratie een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat de onderneming voldoet aan de voorwaarden [1 bedoeld in het eerste lid, 1° tot 4°]1.
De administratie kan de onderneming desgevallend verzoeken om de overlegging van de nodige stukken en bewijzen wanneer het dossier op grond van de regelgeving in aanmerking mag komen.
De methode aan de hand waarvan de administratie nagaat of de voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 2°, vervuld is, kan nader bepaald worden door de Minister, met inachtneming van de bepalingen bedoeld in het eerste lid, 2°. De Minister kan ook de definitie "onderneming in moeilijkheden" aan de evolutie van het Europees recht aanpassen.
[1 [2 Met uitzondering van de in artikel 3, § 1, derde lid, bedoelde eerste installatie, beschikt de onderneming die de premie voor de technische aanpassing aanvraagt, sinds ten minste drie jaar vóór de datum van indiening van de aanvraag voor de premie voor de technische aanpassing over een bedrijfszetel in het Waalse Gewest en moet bedoelde bedrijfszetel gedurende ten minste vijf jaar na de datum van het einde van verrichting van de investering bewaren.]2]1
Art.4. L'entreprise qui sollicite le bénéfice des incitants remplit les conditions suivantes :
1° assurer un minimum de 25 % du financement du programme d'investissements sans faire l'objet d'une intervention publique ayant un caractère d'aide au sens de l'article 87, § 1er, du traité instituant la Communauté européenne;
2° [1 ne pas être une entreprise en difficulté au sens de l'article 2, point 18, du règlement (UE) n° 651/2014 de la Commission du 17 juin 2014 déclarant certaines catégories d'aides compatibles avec le marché intérieur en application des articles 107 et 108 du Traité;]1
[1 3° respecter les conditions prévues à l'article 4 du décret;
4° ne pas avoir fait l'objet d'une injonction de récupération suivant une décision de la Commission européenne déclarant des aides qu'elle a perçues illégales et incompatibles avec le marché intérieur.]1
Le responsable de l'entreprise communique à l'administration une déclaration sur l'honneur de laquelle il ressort que l'entreprise respecte les conditions [1 visées à l'alinéa 1er, 1° à 4°]1.
L'entreprise peut, le cas échéant, être invitée par l'administration à produire les documents et preuves nécessaires lorsque le dossier est reconnu éligible au terme de la réglementation.
Le Ministre peut, dans le respect des dispositions visées à l'alinéa 1er, 2°, préciser la méthodologie de vérification par l'administration de la condition visée à l'alinéa 1er, 2°. Il peut également adapter la définition d'entreprise en difficulté à l'évolution du droit européen.
[1 [2 A l'exception de la première installation visée à l'article 3, § 1er, alinéa 3, l'entreprise qui sollicite]2 le bénéfice de la prime à l'adaptation technique dispose d'un siège d'exploitation en Région wallonne depuis au moins trois ans avant la date d'introduction de la demande de prime à l'adaptation technique et doit le conserver au minimum cinq ans après la date de fin de réalisation de l'investissement.]1
1° assurer un minimum de 25 % du financement du programme d'investissements sans faire l'objet d'une intervention publique ayant un caractère d'aide au sens de l'article 87, § 1er, du traité instituant la Communauté européenne;
2° [1 ne pas être une entreprise en difficulté au sens de l'article 2, point 18, du règlement (UE) n° 651/2014 de la Commission du 17 juin 2014 déclarant certaines catégories d'aides compatibles avec le marché intérieur en application des articles 107 et 108 du Traité;]1
[1 3° respecter les conditions prévues à l'article 4 du décret;
4° ne pas avoir fait l'objet d'une injonction de récupération suivant une décision de la Commission européenne déclarant des aides qu'elle a perçues illégales et incompatibles avec le marché intérieur.]1
Le responsable de l'entreprise communique à l'administration une déclaration sur l'honneur de laquelle il ressort que l'entreprise respecte les conditions [1 visées à l'alinéa 1er, 1° à 4°]1.
L'entreprise peut, le cas échéant, être invitée par l'administration à produire les documents et preuves nécessaires lorsque le dossier est reconnu éligible au terme de la réglementation.
Le Ministre peut, dans le respect des dispositions visées à l'alinéa 1er, 2°, préciser la méthodologie de vérification par l'administration de la condition visée à l'alinéa 1er, 2°. Il peut également adapter la définition d'entreprise en difficulté à l'évolution du droit européen.
[1 [2 A l'exception de la première installation visée à l'article 3, § 1er, alinéa 3, l'entreprise qui sollicite]2 le bénéfice de la prime à l'adaptation technique dispose d'un siège d'exploitation en Région wallonne depuis au moins trois ans avant la date d'introduction de la demande de prime à l'adaptation technique et doit le conserver au minimum cinq ans après la date de fin de réalisation de l'investissement.]1
Art.5. Het globale bedrag van de premie voor de alternatieve vervoerswijze toegekend aan de onderneming die de in artikel 3, tweede lid, 1° tot 3°, bedoelde toegelaten investeringen verricht en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing betreffende die investeringen is gelijk aan maximum 30 % van het bedrag van de investeringen wanneer het om een kleine of middelgrote onderneming gaat, en aan maximum 20 % van het bedrag van de investeringen wanneer het om een grote onderneming gaat.
[1 Het bedrag van de premie is niet hoger dan 500.000 euro per periode van twaalf opeenvolgende maanden na ontvangst van de [2 in artikel 9, paragraaf 1, derde lid]2 bedoelde periode.]1
[1 Het bedrag van de premie is niet hoger dan 500.000 euro per periode van twaalf opeenvolgende maanden na ontvangst van de [2 in artikel 9, paragraaf 1, derde lid]2 bedoelde periode.]1
Art.5. Le montant global de la prime au mode de transport alternatif octroyé à l'entreprise qui réalise les investissements admis visés à l'article 3, alinéa 2, 1° à 3°, et de l'exonération du précompte immobilier afférent à ces investissements s'élève s'il s'agit d'une petite entreprise ou d'une moyenne entreprise à maximum 30 % du montant des investissements ou s'il s'agit d'une grande entreprise à maximum 20 % du montant des investissements.
[1 Le montant de la prime ne dépasse pas 500.000 euros par période de douze mois consécutifs à dater de la réception de la demande visée [2 à l'article 9, paragraphe 1er, alinéa 3.]2]1
[1 Le montant de la prime ne dépasse pas 500.000 euros par période de douze mois consécutifs à dater de la réception de la demande visée [2 à l'article 9, paragraphe 1er, alinéa 3.]2]1
Art.6. [1 Het bedrag van de premie voor de technische aanpassing die toegekend is aan de onderneming die de investeringen bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 4° tot 6°, verricht, is gelijk aan 30 % van het bedrag van de investeringen indien het gaat om een kleine of een middelgrote onderneming of aan 20 % van het bedrag van de investeringen als het gaat om een grote onderneming.
Het bedrag van de premie voor de technische aanpassing is gelijk aan 50 % van de in aanmerking komende investeringen als het gaat om :
1° investeringen betreffende de aankoop en de installatie van alternatieve aandrijvingen waarvan de technologie erkend is en normaal in de handel gebracht wordt, met name de hybride motoren, de motoren die werken met alternatieve brandstoffen of de brandstofcellen;
2° investeringen betreffende de aankoop en de installatie van erkende systemen voor de vermindering van de verontreinigende emissies van de aandrijfmotoren, met name de katalysatoren.
Het bedrag van de premie mag, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1407/2013 van de Commisse van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, niet hoger zijn dan 200.000 euro over een periode van drie boekjaren.]1
Het bedrag van de premie voor de technische aanpassing is gelijk aan 50 % van de in aanmerking komende investeringen als het gaat om :
1° investeringen betreffende de aankoop en de installatie van alternatieve aandrijvingen waarvan de technologie erkend is en normaal in de handel gebracht wordt, met name de hybride motoren, de motoren die werken met alternatieve brandstoffen of de brandstofcellen;
2° investeringen betreffende de aankoop en de installatie van erkende systemen voor de vermindering van de verontreinigende emissies van de aandrijfmotoren, met name de katalysatoren.
Het bedrag van de premie mag, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1407/2013 van de Commisse van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, niet hoger zijn dan 200.000 euro over een periode van drie boekjaren.]1
Modifications
Art.6. [1 Le montant de la prime à l'adaptation technique octroyé à l'entreprise qui réalise des investissements visés à l'article 3, § 1er, alinéa 2, 4° à 6°, s'élève à 30 pour cent du montant des investissements s'il s'agit d'une petite entreprise ou d'une moyenne entreprise ou à 20 pour cent du montant des investissements s'il s'agit d'une grande entreprise.
Le montant de la prime à l'adaptation technique s'élève à 50 pour cent des investissements éligibles s'il s'agit :
1° d'investissements relatifs à l'achat et à l'installation de systèmes de propulsion alternatifs dont la technologie est avérée et normalement commercialisée, notamment les moteurs hybrides, les moteurs fonctionnant avec des carburants alternatifs ou pile à combustible;
2° d'investissements relatifs à l'achat et à l'installation de systèmes avérés de réduction des émissions polluantes des moteurs de propulsion, notamment les catalyseurs.
Le montant de la prime ne dépasse pas 200.000 euros par entreprise sur une période de trois exercices fiscaux, conformément au Règlement (UE) n° 1407/2013 de la Commission du 18 décembre 2013 concernant l'application des articles 107 et 108 du traité sur le fonctionnement de l'Union européenne aux aides de minimis.]1
Le montant de la prime à l'adaptation technique s'élève à 50 pour cent des investissements éligibles s'il s'agit :
1° d'investissements relatifs à l'achat et à l'installation de systèmes de propulsion alternatifs dont la technologie est avérée et normalement commercialisée, notamment les moteurs hybrides, les moteurs fonctionnant avec des carburants alternatifs ou pile à combustible;
2° d'investissements relatifs à l'achat et à l'installation de systèmes avérés de réduction des émissions polluantes des moteurs de propulsion, notamment les catalyseurs.
Le montant de la prime ne dépasse pas 200.000 euros par entreprise sur une période de trois exercices fiscaux, conformément au Règlement (UE) n° 1407/2013 de la Commission du 18 décembre 2013 concernant l'application des articles 107 et 108 du traité sur le fonctionnement de l'Union européenne aux aides de minimis.]1
Modifications
Art.7. De premie voor het riviercontainervervoer, waarvan de uitgaven vastliggen in artikel 3, § 1, tweede lid 2, 7°, wordt per geregelde dienst inzake fluviaal gecombineerd vervoer toegekend vanaf de eerste dag van het semester in de loop waarvan het aanvraagdossier inzake premieverlening aan het fluviaal containervervoer is ingediend en bedraagt maximum 30 % van de exploitatekosten van de diensten als het gaat om een kleine of middelgrote onderneming of maximum 20 % van de exploitatekosten van de diensten als het gaat om een grote onderneming.
[2 Voor één onderneming in de zin van artikel 2, paragraaf 2, van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, mag het bedrag van de premie voor het containervervoer over de binnenwateren niet hoger zijn dan 500 000 EUR per periode van twaalf opeenvolgende maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de in artikel 19, derde lid, bedoelde aanvraag.]2
[1 De premie voor het containervervoer over de binnenwateren wordt berekend als volgt :
1° 12 euro per container van 20 voet;
2° 20 euro per container van 30 voet;
3° 36 euro per container van 40 voet;
4° 40 euro per container van 45 voet.]1
De exploitatiekosten van de diensten bedoeld in het eerste lid omvatten o.a. de contractuele kosten voor de verhuur of de exploitatie voor eigen rekening van één of meer lichters, de scheepvaartrechten, de havenrechten, de overslagrechten, het geheel in het raam van het scheepvaartschema (de scheepvaartschema's) voorzien door de geregelde dienst(en) voor fluviaal gecombineerd vervoer.
In geval van totstandbrenging van een nieuwe geregelde dienst voor fluviaal containervervoer kan de premie voor fluviaal containervervoer niet toegekend worden voor containers die voorheen via een bestaande fluviale containerpendeldienst vervoerd werden vanaf een terminal in Wallonië.
[2 Bovendien kan elke container die via de binnenwateren in het Waalse Gewest wordt vervoerd, in aanmerking komen voor één enkele premie voor het containervervoer over de binnenwateren.]2
[2 Voor één onderneming in de zin van artikel 2, paragraaf 2, van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, mag het bedrag van de premie voor het containervervoer over de binnenwateren niet hoger zijn dan 500 000 EUR per periode van twaalf opeenvolgende maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de in artikel 19, derde lid, bedoelde aanvraag.]2
[1 De premie voor het containervervoer over de binnenwateren wordt berekend als volgt :
1° 12 euro per container van 20 voet;
2° 20 euro per container van 30 voet;
3° 36 euro per container van 40 voet;
4° 40 euro per container van 45 voet.]1
De exploitatiekosten van de diensten bedoeld in het eerste lid omvatten o.a. de contractuele kosten voor de verhuur of de exploitatie voor eigen rekening van één of meer lichters, de scheepvaartrechten, de havenrechten, de overslagrechten, het geheel in het raam van het scheepvaartschema (de scheepvaartschema's) voorzien door de geregelde dienst(en) voor fluviaal gecombineerd vervoer.
In geval van totstandbrenging van een nieuwe geregelde dienst voor fluviaal containervervoer kan de premie voor fluviaal containervervoer niet toegekend worden voor containers die voorheen via een bestaande fluviale containerpendeldienst vervoerd werden vanaf een terminal in Wallonië.
[2 Bovendien kan elke container die via de binnenwateren in het Waalse Gewest wordt vervoerd, in aanmerking komen voor één enkele premie voor het containervervoer over de binnenwateren.]2
Art.7. La prime au transport fluvial de conteneurs [2 dont les dépenses sont déterminées]2 à l'article 3, § 1er, alinéa 2, 7°, est accordée par service régulier de transport combiné fluvial à dater du premier jour du semestre au cours duquel le dossier de demande de prime au transport fluvial de conteneurs a été introduit et s'élève, s'il s'agit d'une petite entreprise ou [2 ou d'une moyenne entreprise]2, à maximum 30 % des coûts d'exploitation des services, ou s'il s'agit d'une grande entreprise à maximum 20 % des coûts d'exploitation des services.
[2 Par entreprise unique au sens de l'article 2, paragraphe 2, du règlement (UE) n° 1407/2013 du 18 décembre 2013 relatif à l'application des articles 107 et 108 du traité sur le fonctionnement de l'Union européenne aux aides de minimis, le montant de la prime au transport fluvial de conteneurs ne peut pas dépasser 500.000 euros par période de douze mois consécutifs à dater de la réception de la demande visée à l'article 19, alinéa 3. ]2
[1 La prime au transport fluvial de conteneurs se calcule comme suit :
1° 12 euros par conteneur de 20 pieds;
2° 20 euros par conteneur de 30 pieds;
3° 36 euros par conteneur de 40 pieds;
4° 40 euros par conteneur de 45 pieds.]1
Les coûts d'exploitation des services visés à l'alinéa 1er, comprennent notamment les coûts contractuels pour la location ou l'exploitation en compte propre d'une ou de plusieurs allèges, les droits de navigation, les droits de port, les frais de transbordement, le tout dans le cadre du ou des schémas de navigation prévus par le ou les services réguliers de transports combinés fluviaux.
En cas de mise en oeuvre d'un nouveau service régulier de transport fluvial de conteneurs, la prime au transport fluvial de conteneurs ne peut être accordée pour des conteneurs dont le transport était auparavant effectué via une navette fluviale de conteneurs existante, au départ d'un terminal situé en Wallonie.
[2 En outre, tout conteneur transporté par voie navigable en Région wallonne peut bénéficier d'une seule prime au transport fluvial de conteneurs.]2
[2 Par entreprise unique au sens de l'article 2, paragraphe 2, du règlement (UE) n° 1407/2013 du 18 décembre 2013 relatif à l'application des articles 107 et 108 du traité sur le fonctionnement de l'Union européenne aux aides de minimis, le montant de la prime au transport fluvial de conteneurs ne peut pas dépasser 500.000 euros par période de douze mois consécutifs à dater de la réception de la demande visée à l'article 19, alinéa 3. ]2
[1 La prime au transport fluvial de conteneurs se calcule comme suit :
1° 12 euros par conteneur de 20 pieds;
2° 20 euros par conteneur de 30 pieds;
3° 36 euros par conteneur de 40 pieds;
4° 40 euros par conteneur de 45 pieds.]1
Les coûts d'exploitation des services visés à l'alinéa 1er, comprennent notamment les coûts contractuels pour la location ou l'exploitation en compte propre d'une ou de plusieurs allèges, les droits de navigation, les droits de port, les frais de transbordement, le tout dans le cadre du ou des schémas de navigation prévus par le ou les services réguliers de transports combinés fluviaux.
En cas de mise en oeuvre d'un nouveau service régulier de transport fluvial de conteneurs, la prime au transport fluvial de conteneurs ne peut être accordée pour des conteneurs dont le transport était auparavant effectué via une navette fluviale de conteneurs existante, au départ d'un terminal situé en Wallonie.
[2 En outre, tout conteneur transporté par voie navigable en Région wallonne peut bénéficier d'une seule prime au transport fluvial de conteneurs.]2
HOOFDSTUK 3. - Toekenningsprocedure
CHAPITRE 3. - Procédure d'octroi
Afdeling 1. - Premie voor de alternatieve vervoerswijze en premie voor de technische aanpassing
Section 1re. - De la prime au mode de transport alternatif et de la prime à l'adaptation technique
Art.9. [1 § 1. De onderneming dient een premie voor alternatieve vervoerswijze in bij de Administratie vóór het begin van de werken i.v.m. het investeringsprogramma.
De in het eerste lid bedoelde premieaanvraag waarvan het model door de Minister wordt bepaald, bevat minstens de volgende gegevens:
1° de naam en de omvang van de onderneming;
2° een omschrijving van het investeringsprogramma, met inbegrip van zijn begin- en einddatum;
3° de ligging van het investeringsprogramma;
4° de lijst van de kosten van het investeringsprogramma;
5° het type steun en het bedrag van de openbare financiering die noodzakelijk is om het investeringsprogramma uit te voeren.
De Administratie bericht ontvangst van de in het tweede lid bedoelde premieaanvraag binnen de vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag een stelt de datum vast voor het in overweging nemen van het investeringsprogramma dat overeenstemt met de datum van verzending van de aanvraag.
Binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de datum van het bericht van ontvangst bedoeld in het derde lid dient de onderneming bij de Administratie een dossier in op basis van een modelformulier dat door de Minister bepaald wordt.
Het formulier bevat ten minste de beschrijving van de uit te voeren investeringen, de kenmerken ervan, de gevolgen voor het vervoer en de mobiliteit, de herkomst en de bestemming van de goederen en de beoogde extra tonnage.
De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan, op voorafgaandelijk verzoek van de onderneming en om behoorlijk gerechtvaardigde redenen, de termijn bedoeld in het vierde lid verlengen.
§ 2. Binnen drie maanden na de datum van de eerste factuur dient de onderneming een aanvraag voor een premie voor de technische aanpassing in bij de administratie op basis van een modelformulier dat door de Minister bepaald wordt
Het formulier bevat ten minste de beschrijving van de uit te voeren investeringen, de kenmerken ervan en de gevolgen voor het leefmilieu.
De Administratie bericht ontvangst van de premieaanvraag binnen de vijftien dagen na ontvangst van het dossier een stelt de datum vast voor het in overweging nemen van het investeringsprogramma dat overeenstemt met de datum van de eerste factuur.
§ 3. Als de Administratie de nodige gegevens voor de behandeling van de aanvraag rechtstreeks kan inwinnen bij authentieke bronnen, wordt de onderneming ervan vrijgesteld ze aan de Administratie over te maken.]1
De in het eerste lid bedoelde premieaanvraag waarvan het model door de Minister wordt bepaald, bevat minstens de volgende gegevens:
1° de naam en de omvang van de onderneming;
2° een omschrijving van het investeringsprogramma, met inbegrip van zijn begin- en einddatum;
3° de ligging van het investeringsprogramma;
4° de lijst van de kosten van het investeringsprogramma;
5° het type steun en het bedrag van de openbare financiering die noodzakelijk is om het investeringsprogramma uit te voeren.
De Administratie bericht ontvangst van de in het tweede lid bedoelde premieaanvraag binnen de vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag een stelt de datum vast voor het in overweging nemen van het investeringsprogramma dat overeenstemt met de datum van verzending van de aanvraag.
Binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de datum van het bericht van ontvangst bedoeld in het derde lid dient de onderneming bij de Administratie een dossier in op basis van een modelformulier dat door de Minister bepaald wordt.
Het formulier bevat ten minste de beschrijving van de uit te voeren investeringen, de kenmerken ervan, de gevolgen voor het vervoer en de mobiliteit, de herkomst en de bestemming van de goederen en de beoogde extra tonnage.
De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan, op voorafgaandelijk verzoek van de onderneming en om behoorlijk gerechtvaardigde redenen, de termijn bedoeld in het vierde lid verlengen.
§ 2. Binnen drie maanden na de datum van de eerste factuur dient de onderneming een aanvraag voor een premie voor de technische aanpassing in bij de administratie op basis van een modelformulier dat door de Minister bepaald wordt
Het formulier bevat ten minste de beschrijving van de uit te voeren investeringen, de kenmerken ervan en de gevolgen voor het leefmilieu.
De Administratie bericht ontvangst van de premieaanvraag binnen de vijftien dagen na ontvangst van het dossier een stelt de datum vast voor het in overweging nemen van het investeringsprogramma dat overeenstemt met de datum van de eerste factuur.
§ 3. Als de Administratie de nodige gegevens voor de behandeling van de aanvraag rechtstreeks kan inwinnen bij authentieke bronnen, wordt de onderneming ervan vrijgesteld ze aan de Administratie over te maken.]1
Modifications
Art.9. [1 § 1er. L'entreprise introduit une demande de prime au mode de transport alternatif auprès de l'administration avant le début des travaux liés au programme d'investissements.
La demande de prime visée à l'alinéa 1er, dont le modèle est déterminé par le Ministre, contient, au moins, les informations suivantes :
1° le nom et la taille de l'entreprise;
2° une description du programme d'investissements, en ce compris ses dates de début et de fin;
3° la localisation du programme d'investissements;
4° la liste des coûts du programme d'investissements;
5° le type d'aide et le montant du financement public nécessaire pour réaliser le programme d'investissements.
L'administration accuse réception de la demande de prime visée à l'alinéa 2, dans les quinze jours de la réception de la demande et fixe la date de prise en considération du programme d'investissements qui correspond à la date d'envoi de la demande.
Dans un délai de six mois à compter de la date de l'accusé de réception visée à l'alinéa 3, l'entreprise introduit auprès de l'administration un dossier sur base d'un formulaire type que le Ministre détermine.
Le formulaire contient au moins la description des investissements à réaliser, ses caractéristiques, l'impact en termes de transport et sur la mobilité, l'origine et la destination des marchandises ainsi que le tonnage supplémentaire envisagé.
Le Ministre ou le fonctionnaire délégué peut, sur demande préalable de l'entreprise et pour des raisons dûment justifiées, augmenter le délai visé à l'alinéa 4.
§ 2. L'entreprise introduit auprès de l'administration, dans un délai de trois mois à dater de la première facture, un dossier de demande de prime à l'adaptation technique sur base d'un formulaire type que le Ministre détermine.
Le formulaire contient au moins la description des investissements à réaliser, ses caractéristiques ainsi que l'impact sur l'environnement.
L'administration accuse réception de celui-ci dans les quinze jours de la réception du dossier et fixe la date de prise en considération du programme d'investissements qui correspond à la date de la première facture.
§ 3. Dans le cas où l'administration peut obtenir auprès des sources authentiques les données nécessaires à l'examen de la demande, l'entreprise est dispensée de les transmettre à l'administration.]1
La demande de prime visée à l'alinéa 1er, dont le modèle est déterminé par le Ministre, contient, au moins, les informations suivantes :
1° le nom et la taille de l'entreprise;
2° une description du programme d'investissements, en ce compris ses dates de début et de fin;
3° la localisation du programme d'investissements;
4° la liste des coûts du programme d'investissements;
5° le type d'aide et le montant du financement public nécessaire pour réaliser le programme d'investissements.
L'administration accuse réception de la demande de prime visée à l'alinéa 2, dans les quinze jours de la réception de la demande et fixe la date de prise en considération du programme d'investissements qui correspond à la date d'envoi de la demande.
Dans un délai de six mois à compter de la date de l'accusé de réception visée à l'alinéa 3, l'entreprise introduit auprès de l'administration un dossier sur base d'un formulaire type que le Ministre détermine.
Le formulaire contient au moins la description des investissements à réaliser, ses caractéristiques, l'impact en termes de transport et sur la mobilité, l'origine et la destination des marchandises ainsi que le tonnage supplémentaire envisagé.
Le Ministre ou le fonctionnaire délégué peut, sur demande préalable de l'entreprise et pour des raisons dûment justifiées, augmenter le délai visé à l'alinéa 4.
§ 2. L'entreprise introduit auprès de l'administration, dans un délai de trois mois à dater de la première facture, un dossier de demande de prime à l'adaptation technique sur base d'un formulaire type que le Ministre détermine.
Le formulaire contient au moins la description des investissements à réaliser, ses caractéristiques ainsi que l'impact sur l'environnement.
L'administration accuse réception de celui-ci dans les quinze jours de la réception du dossier et fixe la date de prise en considération du programme d'investissements qui correspond à la date de la première facture.
§ 3. Dans le cas où l'administration peut obtenir auprès des sources authentiques les données nécessaires à l'examen de la demande, l'entreprise est dispensée de les transmettre à l'administration.]1
Modifications
Art.10. De administratie kan de onderneming binnen drie maanden, met ingang van de datum van ontvangst van het dossier, verzoeken om de overmaking van de ontbrekende gegevens. De onderneming beschikt over een termijn van één maand om haar dossier aan te vullen.
Indien de onderneming de door de administratie gevraagde gegevens niet binnen een maand overmaakt, wordt haar een aangetekend schrijven toegestuurd om haar een nieuwe termijn van een maand toe te staan. Na afloop van die termijn neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing geweigerd wordt. De administratie geeft de onderneming kennis van die beslissing bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.
Indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 4, 2°, neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de aanvraag van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing opgeschort wordt. De administratie geeft de onderneming kennis van die beslissing bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent. Die beslissing gaat in op de datum waarop de onderneming er kennis van neemt en eindigt op de datum waarop de administratie kennis neemt van een nieuwe financiële toestand betreffende één van de twee volgende boekjaren.
Indien de onderneming binnen een termijn van vierentwintig maanden, met ingang van de datum van de beslissing tot opschorting bedoeld in het derde lid, niet kennis geeft van een nieuwe financiële toestand die voldoet aan de kenmerken omschreven in het derde lid, neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing geweigerd wordt. De administratie geeft de onderneming kennis van die beslissing bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.
Indien de onderneming de door de administratie gevraagde gegevens niet binnen een maand overmaakt, wordt haar een aangetekend schrijven toegestuurd om haar een nieuwe termijn van een maand toe te staan. Na afloop van die termijn neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing geweigerd wordt. De administratie geeft de onderneming kennis van die beslissing bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.
Indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 4, 2°, neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de aanvraag van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing opgeschort wordt. De administratie geeft de onderneming kennis van die beslissing bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent. Die beslissing gaat in op de datum waarop de onderneming er kennis van neemt en eindigt op de datum waarop de administratie kennis neemt van een nieuwe financiële toestand betreffende één van de twee volgende boekjaren.
Indien de onderneming binnen een termijn van vierentwintig maanden, met ingang van de datum van de beslissing tot opschorting bedoeld in het derde lid, niet kennis geeft van een nieuwe financiële toestand die voldoet aan de kenmerken omschreven in het derde lid, neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing geweigerd wordt. De administratie geeft de onderneming kennis van die beslissing bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.
Art.10. L'administration peut adresser à l'entreprise, dans un délai de trois mois à compter de la date de réception du dossier, une demande relative aux renseignements manquants lui accordant un délai d'un mois afin de compléter son dossier.
Si l'entreprise n'a pas transmis dans le mois les renseignements sollicités par l'administration, une lettre recommandée lui est adressée lui octroyant un nouveau délai d'un mois. Passé ce délai, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de refus de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.
Si l'entreprise ne respecte pas la condition visée à l'article 4, 2°, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de suspension de la demande de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi. Cette décision prend cours à dater de sa réception par l'entreprise et prend fin à dater de la réception par l'administration d'une nouvelle situation financière portant sur l'un des deux exercices comptables subséquents.
Si l'entreprise ne produit pas dans un délai de vingt quatre mois prenant cours à dater de la décision de suspension visée à l'alinéa 3, une nouvelle situation financière répondant aux caractéristiques définies à l'alinéa 3, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de refus de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.
Si l'entreprise n'a pas transmis dans le mois les renseignements sollicités par l'administration, une lettre recommandée lui est adressée lui octroyant un nouveau délai d'un mois. Passé ce délai, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de refus de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.
Si l'entreprise ne respecte pas la condition visée à l'article 4, 2°, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de suspension de la demande de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi. Cette décision prend cours à dater de sa réception par l'entreprise et prend fin à dater de la réception par l'administration d'une nouvelle situation financière portant sur l'un des deux exercices comptables subséquents.
Si l'entreprise ne produit pas dans un délai de vingt quatre mois prenant cours à dater de la décision de suspension visée à l'alinéa 3, une nouvelle situation financière répondant aux caractéristiques définies à l'alinéa 3, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de refus de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.
Art.11. Voor elke beslissing tot toekenning van een premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing en op behoorlijk gemotiveerd verzoek van de onderneming kan de Minister of de afgevaardigde ambtenaar instemmen met investeringen die het investeringsprogramma aanvullen of met een wijziging van het aangenomen investeringsprogramma.
Art.11. Avant toute décision d'octroi de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique et sur demande dûment justifiée de l'entreprise, le Ministre ou le fonctionnaire délégué peut accepter des investissements complémentaires au programme d'investissements ou autoriser une modification du programme d'investissements admis.
Art.12. De investeringsprogramma's bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 1° tot 6°, worden uitgevoerd binnen een termijn van twee jaar, [1 met ingang van de datum van ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid, of in artikel 9, § 2, derde lid, volgens het type premie]1.
De termijn bedoeld in het eerste lid kan door de Minister of de afgevaardigde ambtenaar verlengd worden op behoorlijk gemotiveerd verzoek van de onderneming.
De termijn bedoeld in het eerste lid kan door de Minister of de afgevaardigde ambtenaar verlengd worden op behoorlijk gemotiveerd verzoek van de onderneming.
Modifications
Art.12. Les programmes d'investissements visés à l'article 3, § 1er, alinéa 2, 1° à 6°, sont réalisés dans un délai de deux ans prenant cours [1 à dater de la réception de la demande visée à l'article 9, § 1er, alinéa 3 ou à l'article 9, § 2, alinéa 3, selon le type de prime.]1
Le Ministre ou le fonctionnaire délégué peut, sur demande dûment justifiée de l'entreprise, augmenter le délai visé à l'alinéa 1er.
Le Ministre ou le fonctionnaire délégué peut, sur demande dûment justifiée de l'entreprise, augmenter le délai visé à l'alinéa 1er.
Modifications
Art.13. Binnen vier maanden na ontvangst van het dossier bedoeld in artikel 9, van de ontbrekende gegevens bedoeld in artikel 10, tweede lid, of na de mededeling van de nieuwe financiële toestand bedoeld in artikel 10, derde lid, neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing toegekend of geweigerd wordt, al naar gelang van het geval. De administratie geeft de onderneming kennis van die beslissing bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.
De beslissing tot toekenning van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing gaat desgevallend vergezeld van een bijlage waarin o.a. de volgende gegevens voorkomen :
1° de begindatum van het investeringsprogramma die met de datum van de eerste factuur overeenstemt;
2° de datum waarop het investeringsprogramma uitgevoerd moet worden;
3° de bepalingen betreffende de betaling van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing;
4° in het geval van de premie voor de alternatieve vervoerswijze, hetzij de bijkomende [1 ...]1 tonnenmaat vervoerd over de bevaarbare waterwegen of de spoorwegen, hetzij het aantal overslagen van bijkomende of nieuwe intermodale eenheden naar de water- of spoorweg, alsook de duur van de instandhouding ervan.
De beslissing tot toekenning van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing gaat desgevallend vergezeld van een bijlage waarin o.a. de volgende gegevens voorkomen :
1° de begindatum van het investeringsprogramma die met de datum van de eerste factuur overeenstemt;
2° de datum waarop het investeringsprogramma uitgevoerd moet worden;
3° de bepalingen betreffende de betaling van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing;
4° in het geval van de premie voor de alternatieve vervoerswijze, hetzij de bijkomende [1 ...]1 tonnenmaat vervoerd over de bevaarbare waterwegen of de spoorwegen, hetzij het aantal overslagen van bijkomende of nieuwe intermodale eenheden naar de water- of spoorweg, alsook de duur van de instandhouding ervan.
Modifications
Art.13. Dans les quatre mois qui suivent, selon le cas, la réception du dossier visé à l'article 9, des renseignements manquants visés à l'article 10, alinéa 2, ou de la nouvelle situation financière visée à l'article 10, alinéa 3, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision d'octroi ou de refus de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique. Celle-ci est notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.
La décision d'octroi de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique est accompagnée, le cas échéant, d'une annexe qui comprend notamment :
1° la date de début du programme d'investissements qui correspond à la date de la première facture;
2° l'échéance de réalisation du programme d'investissements;
3° les dispositions relatives à la liquidation de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique;
4° dans le cas de la prime au mode de transport alternatif, soit le tonnage supplémentaire ou nouveau qui sera réalisé par voies navigables ou par chemin de fer, soit le nombre de transbordements d'unités intermodales supplémentaires [1 ...]1 vers la voie d'eau ou le rail, ainsi que leur durée de maintien.
La décision d'octroi de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique est accompagnée, le cas échéant, d'une annexe qui comprend notamment :
1° la date de début du programme d'investissements qui correspond à la date de la première facture;
2° l'échéance de réalisation du programme d'investissements;
3° les dispositions relatives à la liquidation de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique;
4° dans le cas de la prime au mode de transport alternatif, soit le tonnage supplémentaire ou nouveau qui sera réalisé par voies navigables ou par chemin de fer, soit le nombre de transbordements d'unités intermodales supplémentaires [1 ...]1 vers la voie d'eau ou le rail, ainsi que leur durée de maintien.
Modifications
Art.14. De onderneming dient uiterlijk binnen drie maanden, met ingang van de datum van ontvangst van de beslissing tot toekenning van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing, een aanvraag tot betaling van die premie in, samen met het bewijs van de uitvoering en de betaling van het gezamenlijke investeringsprogramma en van de naleving van :
1° artikel 10 van het decreet volgens de modaliteiten bepaald door de Minister;
2° de regel bedoeld in artikel 4, 1°;
3° de voorwaarde bedoeld in artikel 4, 2°, tijdens het afgesloten boekjaar voorafgaand aan de aanvraag tot betaling van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing;
[1 4° de verrichting van een bijkomende of nieuwe tonnenmaat vervoerd over de bevaarbare waterwegen of de spoorwegen of een aantal overslagen van bijkomende of nieuwe intermodale eenheden naar de water- of spoorweg bepaald in de bijlage bij de beslissing in het geval van de premie voor de alternatieve vervoerswijze.]1
Indien de onderneming de in het eerste lid, 1° tot 3°, bedoelde bewijzen niet levert, neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de betaling van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing opgeschort wordt gedurende twaalf maanden, met ingang van de datum van de aanvraag tot betaling. De administratie geeft de onderneming kennis van die beslissing bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent en gelast haar te voldoen aan de wetgevingen en regelgevingen bedoeld in artikel 10 van het decreet, alsook aan de voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 3°, met inachtneming van de modaliteiten en de termijnen overeengekomen met de bevoegde administratie.
Indien de onderneming na afloop van die termijnen niet het bewijs geleverd heeft dat ze voldoet aan de wetgevingen en regelgevingen bedoeld in artikel 10, alsook aan de voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 3°, gaat de Minister of de afgevaardigde ambtenaar over tot de intrekking van de beslissing tot toekenning van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing. De intrekking wordt door de administratie aan de onderneming meegedeeld bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.
De administratie vordert de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing overeenkomstig artikel 18 in.
1° artikel 10 van het decreet volgens de modaliteiten bepaald door de Minister;
2° de regel bedoeld in artikel 4, 1°;
3° de voorwaarde bedoeld in artikel 4, 2°, tijdens het afgesloten boekjaar voorafgaand aan de aanvraag tot betaling van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing;
[1 4° de verrichting van een bijkomende of nieuwe tonnenmaat vervoerd over de bevaarbare waterwegen of de spoorwegen of een aantal overslagen van bijkomende of nieuwe intermodale eenheden naar de water- of spoorweg bepaald in de bijlage bij de beslissing in het geval van de premie voor de alternatieve vervoerswijze.]1
Indien de onderneming de in het eerste lid, 1° tot 3°, bedoelde bewijzen niet levert, neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de betaling van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing opgeschort wordt gedurende twaalf maanden, met ingang van de datum van de aanvraag tot betaling. De administratie geeft de onderneming kennis van die beslissing bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent en gelast haar te voldoen aan de wetgevingen en regelgevingen bedoeld in artikel 10 van het decreet, alsook aan de voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 3°, met inachtneming van de modaliteiten en de termijnen overeengekomen met de bevoegde administratie.
Indien de onderneming na afloop van die termijnen niet het bewijs geleverd heeft dat ze voldoet aan de wetgevingen en regelgevingen bedoeld in artikel 10, alsook aan de voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 3°, gaat de Minister of de afgevaardigde ambtenaar over tot de intrekking van de beslissing tot toekenning van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing. De intrekking wordt door de administratie aan de onderneming meegedeeld bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.
De administratie vordert de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing overeenkomstig artikel 18 in.
Modifications
Art.14. L'entreprise introduit, au plus tard trois ans à dater de la réception de la décision d'octroi de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique, une demande de liquidation de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique comprenant la preuve de la réalisation et du paiement de l'intégralité du programme d'investissements et la preuve du respect :
1° de l'article 10 du décret selon les modalités déterminées par le Ministre;
2° de la règle visée à l'article 4, 1°.
3° de la condition visée à l'article 4, 2°, pendant l'exercice comptable clôturé précédant la demande de liquidation de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique;
[1 4° de la réalisation d'un tonnage supplémentaire ou nouveau de transport réalisé par voies navigables ou par chemin de fer ou d'un nombre de transbordements d'unités intermodales supplémentaires vers la voie d'eau ou le rail fixé dans l'annexe à la décision dans le cas de la prime au mode de transport alternatif.]1
A défaut pour l'entreprise d'apporter les preuves visées à l'alinéa 1er, 1° et 3°, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de suspension de la liquidation de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique pendant une durée de douze mois prenant cours à dater de la demande de liquidation et l'administration notifie cette décision à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi en lui enjoignant de se conformer, selon des modalités et délais convenus avec l'administration compétente, aux législations et réglementations visées à l'article 10 du décret ainsi qu'à la condition visée à l'alinéa 1er, 3°.
Passé ces délais, si l'entreprise n'a pas apporté les preuves du respect des législations et réglementations visées à l'article 10 du décret ainsi que de la condition visée à l'alinéa 1er, 3°, le Ministre ou le fonctionnaire délégué procède au retrait de la décision d'octroi de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique notifié par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.
L'administration récupère la prime au mode de transport alternatif ou la prime à l'adaptation technique conformément à l'article 18.
1° de l'article 10 du décret selon les modalités déterminées par le Ministre;
2° de la règle visée à l'article 4, 1°.
3° de la condition visée à l'article 4, 2°, pendant l'exercice comptable clôturé précédant la demande de liquidation de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique;
[1 4° de la réalisation d'un tonnage supplémentaire ou nouveau de transport réalisé par voies navigables ou par chemin de fer ou d'un nombre de transbordements d'unités intermodales supplémentaires vers la voie d'eau ou le rail fixé dans l'annexe à la décision dans le cas de la prime au mode de transport alternatif.]1
A défaut pour l'entreprise d'apporter les preuves visées à l'alinéa 1er, 1° et 3°, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de suspension de la liquidation de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique pendant une durée de douze mois prenant cours à dater de la demande de liquidation et l'administration notifie cette décision à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi en lui enjoignant de se conformer, selon des modalités et délais convenus avec l'administration compétente, aux législations et réglementations visées à l'article 10 du décret ainsi qu'à la condition visée à l'alinéa 1er, 3°.
Passé ces délais, si l'entreprise n'a pas apporté les preuves du respect des législations et réglementations visées à l'article 10 du décret ainsi que de la condition visée à l'alinéa 1er, 3°, le Ministre ou le fonctionnaire délégué procède au retrait de la décision d'octroi de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique notifié par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.
L'administration récupère la prime au mode de transport alternatif ou la prime à l'adaptation technique conformément à l'article 18.
Modifications
Art.15. Behoudens behoorlijk gemotiveerd geval en met uitzondering van de kleine onderneming waarvan het investeringsprogramma bedoeld in artikel 3, § 1, 1° tot 6°, 500.000 euro of minder bedraagt, verliest de onderneming die minder dan 80 % van het investeringsprogramma uitvoert het voordeel van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing. De administratie vordert de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing overeenkomstig artikel 18 in, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 17.
[1 Bij niet-naleving van de in artikel 4, vijfde lid, bedoelde verplichting vordert de administratie de volledige premie voor de technische aanpassing overeenkomstig artikel 18 terug.]1
[1 Bij niet-naleving van de in artikel 4, vijfde lid, bedoelde verplichting vordert de administratie de volledige premie voor de technische aanpassing overeenkomstig artikel 18 terug.]1
Modifications
Art.15. Sauf cas dûment justifié et à l'exception de la très petite entreprise dont le programme d'investissements visés à l'article 3, § 1er, 1° à 6° est inférieur ou égal à 500.000 euros, l'entreprise qui réalise moins de 80 % du programme d'investissements perd le bénéfice de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique. Sous réserve de l'application de l'article 17, l'administration récupère la prime au mode de transport alternatif ou la prime à l'adaptation technique conformément à l'article 18.
[1 En cas de non-respect de l'obligation visée à l'article 4, alinéa 5, l'administration récupère l'intégralité de la prime à l'adaptation technique conformément à l'article 18.]1
[1 En cas de non-respect de l'obligation visée à l'article 4, alinéa 5, l'administration récupère l'intégralité de la prime à l'adaptation technique conformément à l'article 18.]1
Modifications
Art.16. De Minister of de afgevaardigde ambtenaar gaat over tot de intrekking van de beslissing tot toekenning van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing in geval van niet naleving van de bij of krachtens het decreet afgekondigde voorwaarden of in geval van niet nakoming van de verbintenissen gevoegd bij de beslissing tot toekenning bedoeld in artikel 13. De administratie vordert de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing overeenkomstig artikel 18 in, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 17.
Art.16. Le Ministre ou le fonctionnaire délégué procède au retrait de la décision d'octroi de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique en cas de non respect des conditions édictées par ou en vertu du décret ainsi qu'en cas de non respect des engagements annexés à la décision d'octroi visée à l'article 13. Sous réserve de l'application de l'article 17, l'administration récupère la prime au mode de transport alternatif ou la prime à l'adaptation technique conformément à l'article 18.
Art.17. Overeenkomstig artikel 16, eerste lid, van het decreet, kan de beslissing tot toekenning van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing door de Minister of de afgevaardigde ambtenaar behouden worden.
Art.17. Conformément à l'article 16, alinéa 1er, du décret, le Ministre ou le fonctionnaire délégué peut maintenir la décision d'octroi de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique.
Art.18. In geval van intrekking van de beslissing tot toekenning van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of voor de technische aanpassing, vordert de administratie de premies overeenkomstig artikel 15 van het decreet in.
Overeenkomstig artikel 16, tweede lid, van het decreet, kan de Minister of de afgevaardigde ambtenaar, wanneer de feiten die aanleiding tot de invordering geven niet te wijten zijn aan een fout of een vrijwillige handeling van de onderneming of van haar aandeelhouders, de invordering van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of de technische aanpassing beperken ten belope van de verhouding tussen het aantal jaren reël gebruik van het goed dat het voorwerp van een dergelijke premie heeft uitgemaakt en het aantal jaren bepaald bij artikel 12 van het decreet, evenwel zonder dat minder dan [1 drie jaren]1 verlopen zijn tussen het einde van de uitvoering van het investeringsprogramma en de dag van het voorval dat de intrekking van de beslissing tot toekenning van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of de technische aanpassing rechtvaardigt.
Overeenkomstig artikel 16, tweede lid, van het decreet, kan de Minister of de afgevaardigde ambtenaar, wanneer de feiten die aanleiding tot de invordering geven niet te wijten zijn aan een fout of een vrijwillige handeling van de onderneming of van haar aandeelhouders, de invordering van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of de technische aanpassing beperken ten belope van de verhouding tussen het aantal jaren reël gebruik van het goed dat het voorwerp van een dergelijke premie heeft uitgemaakt en het aantal jaren bepaald bij artikel 12 van het decreet, evenwel zonder dat minder dan [1 drie jaren]1 verlopen zijn tussen het einde van de uitvoering van het investeringsprogramma en de dag van het voorval dat de intrekking van de beslissing tot toekenning van de premie voor de alternatieve vervoerswijze of de technische aanpassing rechtvaardigt.
Modifications
Art.18. En cas de retrait de la décision d'octroi de prime au mode de transport alternatif ou de prime à l'adaptation technique, l'administration récupère celles-ci conformément à l'article 15 du décret.
Conformément à l'article 16, alinéa 2, du décret, le Ministre ou le fonctionnaire délégué peut limiter, dans les cas où les faits donnant lieu à récupération ne trouvent pas leur origine dans une faute ou un acte volontaire de l'entreprise ou de ses actionnaires, la récupération de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique à concurrence du rapport entre le nombre d'années d'utilisation réelle du bien qui a fait l'objet d'une prime au mode de transport alternatif ou d'une prime à l'adaptation technique et le nombre d'années prévu à l'article 12 du décret sans toutefois que moins [1 de trois ans]1 se soient écoulés depuis la fin de la réalisation du programme d'investissements jusqu'au jour de l'événement justifiant le retrait de la décision d'octroi de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique.
Conformément à l'article 16, alinéa 2, du décret, le Ministre ou le fonctionnaire délégué peut limiter, dans les cas où les faits donnant lieu à récupération ne trouvent pas leur origine dans une faute ou un acte volontaire de l'entreprise ou de ses actionnaires, la récupération de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique à concurrence du rapport entre le nombre d'années d'utilisation réelle du bien qui a fait l'objet d'une prime au mode de transport alternatif ou d'une prime à l'adaptation technique et le nombre d'années prévu à l'article 12 du décret sans toutefois que moins [1 de trois ans]1 se soient écoulés depuis la fin de la réalisation du programme d'investissements jusqu'au jour de l'événement justifiant le retrait de la décision d'octroi de la prime au mode de transport alternatif ou de la prime à l'adaptation technique.
Modifications
Afdeling 2. - Premie voor het fluviale containervervoer
Section 2. - De la prime au transport fluvial de conteneurs
Art.19. [2 De onderneming dient een aanvraag voor een premie voor het containervervoer over de binnenwateren in bij de Administratie vóór het begin van de werken i.v.m. het investeringsprogramma.
De in het eerste lid bedoelde premieaanvraag waarvan het model door de Minister op voorstel van de Administratie wordt bepaald, bevat minstens de volgende gegevens:
1° de naam en de omvang van de onderneming;
2° een omschrijving van het investeringsprogramma, met inbegrip van zijn begin- en einddatum;
3° de ligging van het investeringsprogramma;
4° de lijst van de kosten van het investeringsprogramma;
5° het type steun en het bedrag van de openbare financiering die noodzakelijk is om het investeringsprogramma uit te voeren.
De Administratie bericht ontvangst van de in het tweede lid bedoelde premieaanvraag binnen de vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag een stelt de datum vast voor het in overweging nemen van het investeringsprogramma dat overeenstemt met de datum van verzending van de aanvraag.
Binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de datum van het bericht van ontvangst bedoeld in het derde lid dient de onderneming bij de Administratie een aanvraagdossier in voo een premie voor het containervervoer over de binnenwateren voor een periode van ten hoogste twee jaar op basis van een modelformulier dat door de Minister bepaald wordt.
Het formulier bevat ten minste de beschrijving van de uit te voeren investeringen, de kenmerken ervan, de gevolgen voor het vervoer en de mobiliteit, de herkomst en de bestemming van de goederen.]2
Het dossier gaat vergezeld van één of meer nauwkeurige scheepvaartschema's die het hele jaar in beide scheepvaartsrichtingen operationeel zijn en zorgen o.a. voor het aanbod aan en de toegang voor alle mogelijke gebruikers, zonder discriminatie, met inachtneming van de vastgelegde dienstregelingen en frequenties. Het bevat een financieel plan met de kosten i.v.m. de uitoefening van de activiteit en de verwachte rendabiliteit.
De administratie bericht ontvangst van het dossier binnen tien werkdagen na ontvangst ervan. Indien het dossier niet volledig is, is artikel 10, tweede lid, van toepassing.
[1 Als de onderneming de voorwaarde bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, niet naleeft, neemt de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot opschorting van de premie voor het containervervoer over de binnenwateren die door het bestuur aan de onderneming per aangetekend schrijven of op enige andere wijze van mededeling met vaste dagtekening wordt meegedeeld. De beslissing begint te lopen op de datum waarop de onderneming ze ontvangt en eindigt op de datum van ontvangst door het bestuur van een nieuwe financiële toestand m.b.t. één van beide volgende boekhoudjaren.
Indien de onderneming niet binnen een termijn van vierentwintig maanden te rekenen van de beslissing tot opschorting bedoeld in het vierde lid een nieuwe financiële of balanstoestand voorlegt die beantwoordt aan de kenmerken omschreven in het [2 achtste lid]2, treft de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot weigering van de premie voor het containervervoer over de binnenwateren, waarvan door het bestuur aan de onderneming kennis wordt gegeven bij aangetekend schrijven of op enige andere wijze van mededeling met vaste dagtekening.]1
Binnen drie maanden na ontvangst van het dossier of van de ontbrekende gegevens bedoeld in artikel 10, tweede lid, neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de premie voor de alternatieve vervoerswijze of de technische aanpassing toegekend of geweigerd wordt. Hij maakt de beslissing over aan de administratie, die ze aan de onderneming meedeelt bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.
De in het eerste lid bedoelde premieaanvraag waarvan het model door de Minister op voorstel van de Administratie wordt bepaald, bevat minstens de volgende gegevens:
1° de naam en de omvang van de onderneming;
2° een omschrijving van het investeringsprogramma, met inbegrip van zijn begin- en einddatum;
3° de ligging van het investeringsprogramma;
4° de lijst van de kosten van het investeringsprogramma;
5° het type steun en het bedrag van de openbare financiering die noodzakelijk is om het investeringsprogramma uit te voeren.
De Administratie bericht ontvangst van de in het tweede lid bedoelde premieaanvraag binnen de vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag een stelt de datum vast voor het in overweging nemen van het investeringsprogramma dat overeenstemt met de datum van verzending van de aanvraag.
Binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de datum van het bericht van ontvangst bedoeld in het derde lid dient de onderneming bij de Administratie een aanvraagdossier in voo een premie voor het containervervoer over de binnenwateren voor een periode van ten hoogste twee jaar op basis van een modelformulier dat door de Minister bepaald wordt.
Het formulier bevat ten minste de beschrijving van de uit te voeren investeringen, de kenmerken ervan, de gevolgen voor het vervoer en de mobiliteit, de herkomst en de bestemming van de goederen.]2
Het dossier gaat vergezeld van één of meer nauwkeurige scheepvaartschema's die het hele jaar in beide scheepvaartsrichtingen operationeel zijn en zorgen o.a. voor het aanbod aan en de toegang voor alle mogelijke gebruikers, zonder discriminatie, met inachtneming van de vastgelegde dienstregelingen en frequenties. Het bevat een financieel plan met de kosten i.v.m. de uitoefening van de activiteit en de verwachte rendabiliteit.
De administratie bericht ontvangst van het dossier binnen tien werkdagen na ontvangst ervan. Indien het dossier niet volledig is, is artikel 10, tweede lid, van toepassing.
[1 Als de onderneming de voorwaarde bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, niet naleeft, neemt de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot opschorting van de premie voor het containervervoer over de binnenwateren die door het bestuur aan de onderneming per aangetekend schrijven of op enige andere wijze van mededeling met vaste dagtekening wordt meegedeeld. De beslissing begint te lopen op de datum waarop de onderneming ze ontvangt en eindigt op de datum van ontvangst door het bestuur van een nieuwe financiële toestand m.b.t. één van beide volgende boekhoudjaren.
Indien de onderneming niet binnen een termijn van vierentwintig maanden te rekenen van de beslissing tot opschorting bedoeld in het vierde lid een nieuwe financiële of balanstoestand voorlegt die beantwoordt aan de kenmerken omschreven in het [2 achtste lid]2, treft de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot weigering van de premie voor het containervervoer over de binnenwateren, waarvan door het bestuur aan de onderneming kennis wordt gegeven bij aangetekend schrijven of op enige andere wijze van mededeling met vaste dagtekening.]1
Binnen drie maanden na ontvangst van het dossier of van de ontbrekende gegevens bedoeld in artikel 10, tweede lid, neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de premie voor de alternatieve vervoerswijze of de technische aanpassing toegekend of geweigerd wordt. Hij maakt de beslissing over aan de administratie, die ze aan de onderneming meedeelt bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.
Art.19. [2 L'entreprise introduit une demande de prime au transport fluvial de conteneurs auprès de l'administration avant le début des travaux liés au programme d'investissements.
La demande de prime visée à l'alinéa 1er, dont le modèle est déterminé par le Ministre sur proposition de l'administration, contient, au moins, les informations suivantes :
1° le nom et la taille de l'entreprise;
2° une description du programme d'investissements, en ce compris ses dates de début et de fin;
3° la localisation du programme d'investissements;
4° la liste des coûts du programme d'investissements;
5° le type d'aide et le montant du financement public nécessaire pour réaliser le programme d'investissements.
L'administration accuse réception de la demande de prime visée à l'alinéa 2, dans les quinze jours de la réception de la demande et fixe la date de prise en considération du programme d'investissements qui correspond à la date d'envoi de la demande.
Dans un délai de six mois à compter de la date de l'accusé de réception visée à l'alinéa 3, l'entreprise introduit auprès de l'administration un dossier de demande de prime au transport fluvial de conteneurs qui couvre une période maximale de deux ans sur base d'un formulaire type que le Ministre détermine.
Le formulaire contient au moins la description des investissements à réaliser, ses caractéristiques, l'impact en termes de transport et sur la mobilité ainsi que l'origine et la destination des marchandises.]2
Il est accompagné d'un ou de schémas de navigation précis, opérationnels toute l'année dans les deux sens de navigation, prévoyant notamment, l'assurance de l'offre et de l'accès à tous les utilisateurs potentiels sans discrimination, respectant les horaires et fréquences établis et présentant un plan financier exposant les coûts liés à l'exercice de l'activité et la rentabilité escomptée.
L'administration accuse réception du dossier dans les dix jours ouvrables qui suivent la réception de celui-ci. Si le dossier n'est pas complet, l'article 10, alinéa 2, s'applique.
[1 Si l'entreprise ne respecte pas la condition visée à l'article 4, alinéa 1er, 2°, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de suspension de la demande de prime au transport fluvial de conteneurs, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi. La décision prend cours à dater de sa réception par l'entreprise et prend fin à dater de la réception par l'administration d'une nouvelle situation financière portant sur l'un des deux exercices comptables subséquents.
Si l'entreprise ne produit pas dans un délai de vingt-quatre mois prenant cours à dater de la décision de suspension visée [2 à l'alinéa 8]2, une nouvelle situation financière répondant aux caractéristiques définies à l'alinéa 4, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de refus d'octroi de la prime au transport fluvial de conteneurs, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.]1
Dans les trois mois de la réception du dossier ou des renseignements manquants visés à l'article 10, alinéa 2, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision d'octroi ou de refus de la prime au transport fluvial de conteneurs et la transmet à l'administration pour notification à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.
La demande de prime visée à l'alinéa 1er, dont le modèle est déterminé par le Ministre sur proposition de l'administration, contient, au moins, les informations suivantes :
1° le nom et la taille de l'entreprise;
2° une description du programme d'investissements, en ce compris ses dates de début et de fin;
3° la localisation du programme d'investissements;
4° la liste des coûts du programme d'investissements;
5° le type d'aide et le montant du financement public nécessaire pour réaliser le programme d'investissements.
L'administration accuse réception de la demande de prime visée à l'alinéa 2, dans les quinze jours de la réception de la demande et fixe la date de prise en considération du programme d'investissements qui correspond à la date d'envoi de la demande.
Dans un délai de six mois à compter de la date de l'accusé de réception visée à l'alinéa 3, l'entreprise introduit auprès de l'administration un dossier de demande de prime au transport fluvial de conteneurs qui couvre une période maximale de deux ans sur base d'un formulaire type que le Ministre détermine.
Le formulaire contient au moins la description des investissements à réaliser, ses caractéristiques, l'impact en termes de transport et sur la mobilité ainsi que l'origine et la destination des marchandises.]2
Il est accompagné d'un ou de schémas de navigation précis, opérationnels toute l'année dans les deux sens de navigation, prévoyant notamment, l'assurance de l'offre et de l'accès à tous les utilisateurs potentiels sans discrimination, respectant les horaires et fréquences établis et présentant un plan financier exposant les coûts liés à l'exercice de l'activité et la rentabilité escomptée.
L'administration accuse réception du dossier dans les dix jours ouvrables qui suivent la réception de celui-ci. Si le dossier n'est pas complet, l'article 10, alinéa 2, s'applique.
[1 Si l'entreprise ne respecte pas la condition visée à l'article 4, alinéa 1er, 2°, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de suspension de la demande de prime au transport fluvial de conteneurs, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi. La décision prend cours à dater de sa réception par l'entreprise et prend fin à dater de la réception par l'administration d'une nouvelle situation financière portant sur l'un des deux exercices comptables subséquents.
Si l'entreprise ne produit pas dans un délai de vingt-quatre mois prenant cours à dater de la décision de suspension visée [2 à l'alinéa 8]2, une nouvelle situation financière répondant aux caractéristiques définies à l'alinéa 4, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de refus d'octroi de la prime au transport fluvial de conteneurs, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.]1
Dans les trois mois de la réception du dossier ou des renseignements manquants visés à l'article 10, alinéa 2, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision d'octroi ou de refus de la prime au transport fluvial de conteneurs et la transmet à l'administration pour notification à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.
Art.20. [1 De premie voor het containervervoer over de binnenwateren wordt om de zes maanden op verzoek van de onderneming gestort.]1
[2 ...]2 [2 Elke zesmaandelijkse storting van genoemde premie is onderworpen aan een controle van een uitvoerige lijst van de containers van een rivierpendeldienst die ter hoogte van een in Wallonië gelegen containerterminal geladen of gelost werden.]2. Die lijst bevat alle bewijsstukken waaruit blijkt dat de vooropgestelde cijfers exact zijn, o.a. de cognossementsformulieren.
[1 De onderneming dient uiterlijk één jaar na het einde van het betrokken halfjaar, een uitbetalingsaanvraag in samen met het bewijs van de naleving van :
1° artikel 10 van het decreet volgens de modaliteiten bepaald door de Minister;
2° de voorwaarde bedoeld in artikel 4, lid 1, 2°, tijdens het boekjaar afgesloten vóór de aanvraag tot vereffening van de premie voor het containervervoer over de binnenwateren.
Indien de bewijzen bedoeld in het derde lid, 1°, niet worden verstrekt door de onderneming, treft de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot opschorting van de uitbetaling van de premie voor het containervervoer over de binnenwateren tijdens een maximumduur van twaalf maanden ingaand te rekenen van de indiening van de aanvraag tot vereffening en het bestuur geeft kennis van die beslissing bij ter post aangetekend schrijven of op enige andere wijze van mededeling met vaste dagtekening aan de onderneming en gelast haar om zich te schikken naar de voorwaarden bedoeld in het derde lid volgens de modaliteiten en termijnen overeengekomen met de bevoegde administratie.
Als de onderneming de voorwaarde bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, niet naleeft, neemt de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot opschorting van de premie voor het containervervoer over de binnenwateren die door het bestuur aan de onderneming per aangetekend schrijven of op enige andere wijze van mededeling met vaste dagtekening wordt meegedeeld. De beslissing begint te lopen op de datum waarop de onderneming ze ontvangt en eindigt op de datum van ontvangst door het bestuur van een nieuwe financiële toestand m.b.t. één van beide volgende boekhoudjaren.
Als de in het vierde lid bedoelde termijn verstreken is, en indien de onderneming niet heeft aangetoond dat zij de voorwaarden bedoeld in het derde lid naleeft, trekt de Minister of de gemachtigd ambtenaar de beslissing tot toekenning van de premie voor het fluviale containerpark, waarvan het bestuur aan de onderneming kennis gegeven heeft bij aangetekend schrijven of op enige andere wijze van mededeling met vaste dagtekening in.
Het bestuur vordert dan de premie voor het containervervoer over de binnenwateren overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 van het decreet terug.]1
[2 ...]2 [2 Elke zesmaandelijkse storting van genoemde premie is onderworpen aan een controle van een uitvoerige lijst van de containers van een rivierpendeldienst die ter hoogte van een in Wallonië gelegen containerterminal geladen of gelost werden.]2. Die lijst bevat alle bewijsstukken waaruit blijkt dat de vooropgestelde cijfers exact zijn, o.a. de cognossementsformulieren.
[1 De onderneming dient uiterlijk één jaar na het einde van het betrokken halfjaar, een uitbetalingsaanvraag in samen met het bewijs van de naleving van :
1° artikel 10 van het decreet volgens de modaliteiten bepaald door de Minister;
2° de voorwaarde bedoeld in artikel 4, lid 1, 2°, tijdens het boekjaar afgesloten vóór de aanvraag tot vereffening van de premie voor het containervervoer over de binnenwateren.
Indien de bewijzen bedoeld in het derde lid, 1°, niet worden verstrekt door de onderneming, treft de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot opschorting van de uitbetaling van de premie voor het containervervoer over de binnenwateren tijdens een maximumduur van twaalf maanden ingaand te rekenen van de indiening van de aanvraag tot vereffening en het bestuur geeft kennis van die beslissing bij ter post aangetekend schrijven of op enige andere wijze van mededeling met vaste dagtekening aan de onderneming en gelast haar om zich te schikken naar de voorwaarden bedoeld in het derde lid volgens de modaliteiten en termijnen overeengekomen met de bevoegde administratie.
Als de onderneming de voorwaarde bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, niet naleeft, neemt de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot opschorting van de premie voor het containervervoer over de binnenwateren die door het bestuur aan de onderneming per aangetekend schrijven of op enige andere wijze van mededeling met vaste dagtekening wordt meegedeeld. De beslissing begint te lopen op de datum waarop de onderneming ze ontvangt en eindigt op de datum van ontvangst door het bestuur van een nieuwe financiële toestand m.b.t. één van beide volgende boekhoudjaren.
Als de in het vierde lid bedoelde termijn verstreken is, en indien de onderneming niet heeft aangetoond dat zij de voorwaarden bedoeld in het derde lid naleeft, trekt de Minister of de gemachtigd ambtenaar de beslissing tot toekenning van de premie voor het fluviale containerpark, waarvan het bestuur aan de onderneming kennis gegeven heeft bij aangetekend schrijven of op enige andere wijze van mededeling met vaste dagtekening in.
Het bestuur vordert dan de premie voor het containervervoer over de binnenwateren overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 van het decreet terug.]1
Art.20. [1 Le versement de la prime au transport fluvial de conteneurs est semestriel et subordonné à la demande de l'entreprise.]1
[2 ...]2 tout versement semestriel de ladite prime est subordonné au contrôle d'un relevé précis des conteneurs ayant été chargés ou déchargés d'une navette fluviale au droit d'un terminal à conteneurs situé en Wallonie. Ce relevé comprend toutes les pièces justificatives prouvant l'exactitude des chiffres avancés, notamment les bordereaux de connaissements.
[1 L'entreprise introduit, au plus tard un an à dater de la fin du semestre concerné, une demande de liquidation comprenant la preuve du respect :
1° de l'article 10 du décret selon les modalités déterminées par le Ministre;
2° de la condition visée à l'article 4, alinéa 1er, 2°, pendant l'exercice comptable clôturé précédant la demande de liquidation de la prime au transport fluvial de conteneurs.
A défaut pour l'entreprise d'apporter les preuves visées à l'alinéa 3, 1°, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de suspension de la liquidation de la prime au transport fluvial de conteneurs pendant une durée de douze mois prenant cours à dater de la demande de liquidation et l'administration notifie la décision à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi, en lui enjoignant de se conformer, selon des modalités et délais convenus avec l'administration compétente, aux conditions visées à l'alinéa 3.
Si l'entreprise ne respecte pas la condition visée à l'article 4, alinéa 1er, 2°, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de suspension de la demande de prime au transport fluvial de conteneurs, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi. La décision prend cours à dater de sa réception par l'entreprise et prend fin à dater de la réception par l'administration d'une nouvelle situation financière portant sur l'un des deux exercices comptables subséquents.
Passé le délai visé à l'alinéa 4, si l'entreprise n'a pas apporté les preuves du respect des conditions visées à l'alinéa 3, le ministre ou le fonctionnaire délégué procède au retrait de la décision d'octroi de prime au transport fluvial de conteneurs notifié par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.
L'administration récupère alors la prime au transport fluvial de conteneurs conformément à l'article 15 du décret.]1
[2 ...]2 tout versement semestriel de ladite prime est subordonné au contrôle d'un relevé précis des conteneurs ayant été chargés ou déchargés d'une navette fluviale au droit d'un terminal à conteneurs situé en Wallonie. Ce relevé comprend toutes les pièces justificatives prouvant l'exactitude des chiffres avancés, notamment les bordereaux de connaissements.
[1 L'entreprise introduit, au plus tard un an à dater de la fin du semestre concerné, une demande de liquidation comprenant la preuve du respect :
1° de l'article 10 du décret selon les modalités déterminées par le Ministre;
2° de la condition visée à l'article 4, alinéa 1er, 2°, pendant l'exercice comptable clôturé précédant la demande de liquidation de la prime au transport fluvial de conteneurs.
A défaut pour l'entreprise d'apporter les preuves visées à l'alinéa 3, 1°, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de suspension de la liquidation de la prime au transport fluvial de conteneurs pendant une durée de douze mois prenant cours à dater de la demande de liquidation et l'administration notifie la décision à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi, en lui enjoignant de se conformer, selon des modalités et délais convenus avec l'administration compétente, aux conditions visées à l'alinéa 3.
Si l'entreprise ne respecte pas la condition visée à l'article 4, alinéa 1er, 2°, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de suspension de la demande de prime au transport fluvial de conteneurs, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi. La décision prend cours à dater de sa réception par l'entreprise et prend fin à dater de la réception par l'administration d'une nouvelle situation financière portant sur l'un des deux exercices comptables subséquents.
Passé le délai visé à l'alinéa 4, si l'entreprise n'a pas apporté les preuves du respect des conditions visées à l'alinéa 3, le ministre ou le fonctionnaire délégué procède au retrait de la décision d'octroi de prime au transport fluvial de conteneurs notifié par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi.
L'administration récupère alors la prime au transport fluvial de conteneurs conformément à l'article 15 du décret.]1
Afdeling 3. - Premie voor de adviesdiensten
Section 3. - De la prime aux services de conseil
Afdeling 4. - Vrijstelling van de onroerende voorheffing
Section 4. - De l'exonération du précompte immobilier
Art.23. De vrijstelling van de onroerende voorheffing bedoeld in artikel 8 van het decreet grote ondernemingen of in artikel 11 van het decreet kleine of middelgrote ondernemingen kan door de Minister of de afgevaardigde ambtenaar aan de onderneming verleend worden.
De onderneming verzoekt om het voordeel van de vrijstelling van de onroerende voorheffing volgens de procedure bedoeld in de artikelen 9 tot 11.
Elke beslissing tot vrijstelling van de onroerende voorheffing wordt aan de bevoegde administratie meegedeeld.
De duur van de vrijstelling wordt door de Minister vastgelegd overeenkomstig artikel 8, tweede en derde lid, van het decreet grote ondernemingen of in artikel 11, tweede en derde lid, van het decreet kleine of middelgrote ondernemingen.
Indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden die vastliggen in de beslissing tot toekenning en de desbetreffende bijlage, neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de vrijstelling van de onroerende voorheffing ingetrokken wordt. De administratie geeft de onderneming en de bevoegde administratie kennis van die beslissing bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.
De vrijstelling van de onroerende voorheffing wordt toegekend voor zover de minimale investeringsbedragen bedoeld in artikel 3, § 2, bereikt zijn.
De onderneming verzoekt om het voordeel van de vrijstelling van de onroerende voorheffing volgens de procedure bedoeld in de artikelen 9 tot 11.
Elke beslissing tot vrijstelling van de onroerende voorheffing wordt aan de bevoegde administratie meegedeeld.
De duur van de vrijstelling wordt door de Minister vastgelegd overeenkomstig artikel 8, tweede en derde lid, van het decreet grote ondernemingen of in artikel 11, tweede en derde lid, van het decreet kleine of middelgrote ondernemingen.
Indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden die vastliggen in de beslissing tot toekenning en de desbetreffende bijlage, neemt de Minister of de afgevaardigde ambtenaar een beslissing waarbij de vrijstelling van de onroerende voorheffing ingetrokken wordt. De administratie geeft de onderneming en de bevoegde administratie kennis van die beslissing bij aangetekend schrijven of via elke modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.
De vrijstelling van de onroerende voorheffing wordt toegekend voor zover de minimale investeringsbedragen bedoeld in artikel 3, § 2, bereikt zijn.
Art.23. Le Ministre ou le fonctionnaire délégué peut octroyer à l'entreprise l'exonération du précompte immobilier visée à l'article 8 du [1 décret grandes entreprises ou à l'article 11 du décret petites ou moyennes]1.
L'entreprise sollicite le bénéfice de l'exonération de précompte immobilier selon la procédure visée aux articles 9 à 11.
Toute décision d'exonération du précompte immobilier est notifiée à l'administration compétente.
Le Ministre fixe la durée de l'exonération conformément à l'article 8, alinéas 2 et 3, du décret grandes entreprises ou à l'article 11, alinéas 2 et 3, du décret petites ou moyennes entreprises.
En cas de non respect des conditions fixées dans la décision d'octroi et son annexe, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de retrait de l'exonération du précompte immobilier, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi et à l'administration compétente.
L'exonération du précompte immobilier est accordée pour autant que les montants minimum d'investissements visés à l'article 3, § 2, soient atteints.
L'entreprise sollicite le bénéfice de l'exonération de précompte immobilier selon la procédure visée aux articles 9 à 11.
Toute décision d'exonération du précompte immobilier est notifiée à l'administration compétente.
Le Ministre fixe la durée de l'exonération conformément à l'article 8, alinéas 2 et 3, du décret grandes entreprises ou à l'article 11, alinéas 2 et 3, du décret petites ou moyennes entreprises.
En cas de non respect des conditions fixées dans la décision d'octroi et son annexe, le Ministre ou le fonctionnaire délégué prend une décision de retrait de l'exonération du précompte immobilier, notifiée par l'administration à l'entreprise par lettre recommandée ou par toute modalité conférant date certaine à l'envoi et à l'administration compétente.
L'exonération du précompte immobilier est accordée pour autant que les montants minimum d'investissements visés à l'article 3, § 2, soient atteints.
Modifications
Afdeling 5. - Garantie
Section 5. - De la garantie
Art.24. De garantie kan aan de onderneming verleend worden overeenkomstig artikel 9 van het decreet grote ondernemingen en volgens de procedure bedoeld in de artikelen 23 tot 29 van het besluit van de Waalse Regering van 6 mei 2004 tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de grote ondernemingen of overeenkomstig [1 het decreet van 19 oktober 2022 betreffende de gewestelijke maatschappijen voor economische ontwikkeling en de gespecialiseerde maatschappijen]1.
Modifications
Art.24. La garantie peut être octroyée à l'entreprise conformément à l'article 9 du décret grandes entreprises et selon la procédure visée aux articles 23 à 29 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 6 mai 2004 portant exécution du décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants régionaux en faveur des grandes entreprises ou conformément au [1 décret du 19 octobre 2022 relatif aux sociétés régionales de développement économique et aux sociétés spécialisées]1.
Modifications
Art.25. Opgeheven worden :
1° het besluit van de Waalse Regering van 2 december 2004 tot toekenning van een premie aan de ondernemingen die investeringen verrichten voor de ontwikkeling van het vervoer over de bevaarbare waterwegen;
2° het besluit van de Waalse Regering van 2 december 2004 tot toekenning van een subsidie voor de ontwikkeling van container-lijndiensten over de bevaarbare waterwegen in Wallonië;
3° het besluit van de Waalse Regering van 2 december 2004 tot toekenning een premie voor de technische aanpassing van de Waalse binnenvaartvloot;
4° het besluit van de Waalse Regering van 25 augustus 2005 houdende verschillende maatregelen betreffende het gecombineerd vervoer ter uitvoering van artikel 5, § 1, 2°, a, van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de grote ondernemingen en van artikel 5, § 1, 2°, a, van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen.
1° het besluit van de Waalse Regering van 2 december 2004 tot toekenning van een premie aan de ondernemingen die investeringen verrichten voor de ontwikkeling van het vervoer over de bevaarbare waterwegen;
2° het besluit van de Waalse Regering van 2 december 2004 tot toekenning van een subsidie voor de ontwikkeling van container-lijndiensten over de bevaarbare waterwegen in Wallonië;
3° het besluit van de Waalse Regering van 2 december 2004 tot toekenning een premie voor de technische aanpassing van de Waalse binnenvaartvloot;
4° het besluit van de Waalse Regering van 25 augustus 2005 houdende verschillende maatregelen betreffende het gecombineerd vervoer ter uitvoering van artikel 5, § 1, 2°, a, van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de grote ondernemingen en van artikel 5, § 1, 2°, a, van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen.
Art.25. Sont abrogés :
1° l'arrêté du Gouvernement wallon du 2 décembre 2004 octroyant une prime aux entreprises qui réalisent des investissements amenant un développement du transport par voies navigables;
2° l'arrêté du Gouvernement wallon du 2 décembre 2004 octroyant un subside au développement de services réguliers de transports de conteneurs par voies navigables en Wallonie;
3° l'arrêté du Gouvernement wallon du 2 décembre 2004 octroyant une prime pour l'adaptation technique de la flotte de navigation intérieure wallonne;
4° l'arrêté du Gouvernement wallon du 25 août 2005 portant diverses mesures relatives au transport combiné en exécution de l'article 5, § 1er, 2°, a, du décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants régionaux en faveur des grandes entreprises et de l'article 5, § 1er, 2°, a, du décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants régionaux en faveur des petites et moyennes entreprises.
1° l'arrêté du Gouvernement wallon du 2 décembre 2004 octroyant une prime aux entreprises qui réalisent des investissements amenant un développement du transport par voies navigables;
2° l'arrêté du Gouvernement wallon du 2 décembre 2004 octroyant un subside au développement de services réguliers de transports de conteneurs par voies navigables en Wallonie;
3° l'arrêté du Gouvernement wallon du 2 décembre 2004 octroyant une prime pour l'adaptation technique de la flotte de navigation intérieure wallonne;
4° l'arrêté du Gouvernement wallon du 25 août 2005 portant diverses mesures relatives au transport combiné en exécution de l'article 5, § 1er, 2°, a, du décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants régionaux en faveur des grandes entreprises et de l'article 5, § 1er, 2°, a, du décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants régionaux en faveur des petites et moyennes entreprises.
Art.26. [1 In afwijking van artikel 9, § 2, eerste lid, mogen de facturen tijdens een periode van drie maanden te rekenen van 31 december 2020 in aanmerking genomen worden voor zover ze na 30 september 2020 gedateerd zijn.]1
Modifications
Art.26. [1 Durant une période de trois mois à dater du 31 décembre 2020, et par dérogation à l'article 9, § 2, alinéa 1er, les factures sont prises en considération si elles sont postérieures au 30 septembre 2020.]1
Modifications
Art.27. [1 Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014.
[2 ...]2]1
[2 ...]2]1
Art.27. [1 Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2014.
[2 ...]2 ]1
[2 ...]2 ]1
Art. 28. De Minister bevoegd voor Economie en K.M.O.'s is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 28. Le Ministre qui a l'Economie et les P.M.E. dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.