Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
1° asbest :
de vezelachtige vorm van de hierna vernoemde silicaatmineralen behorende tot de groep der serpentijnen en amfibolen :
a) actinoliet (nr. CAS 77536-66-4);
b) amosiet (bruin asbest, nr. CAS 12172-73-5);
c) anthofylliet (nr. CAS 77536-67-5);
d) chrysotiel (wit asbest, nr. CAS 12001-29-5);
e) crocidoliet (blauw asbest, nr. CAS 12001-28-4);
f) tremoliet (nr. CAS 77536-68-6). Worden gelijkgesteld met asbest :
a) asbesthoudende materialen;
b) materialen die in contact zijn gekomen met of besmet zijn door asbestvezels en die niet ter plaatse kunnen gesaneerd worden met behulp van een stofzuiger en/of water;
2° niet-broos asbest : asbest waarvan de vezels sterk gebonden zijn door een bindmiddel. Het gaat onder andere om asbestcement, vloertegels en -bekledingslagen die asbest bevatten, bitumen en bedekkingsproducten die asbest bevatten en voegen en dichtingen die asbest bevatten en waarvan het bindmiddel bestaat uit cement, bitumen, synthetische materialen of lijmen;
3° broos asbest : asbest waarvan de vezels makkelijk loskomen. Het gaat onder andere om spuitasbest, warmte-isolerende materialen die asbest bevatten en materialen van het "Pical"type;
4° materiaal van het "Pical"-type : materiaal dat zich in het algemeen voordoet in de vorm van platen met een variabele broosheid, dat onder andere bestaat uit amosiet en soms chrysotiel en dat een ander bindmiddel dan cement bevat;
5° materiaal in goede staat : materiaal waarvan de oppervlakte intact is of waarvan de oppervlakten die in slechte staat zijn, ingekapseld zijn;
6° zuivere demontage : demontage die wordt uitgevoerd in zodanige omstandigheden dat de integriteit van het asbesthoudend materiaal behouden blijft, waarbij het risico dat asbestvezels vrijkomen in de lucht dus onbestaand of zeer beperkt is;
7° inkapseling van asbest : behandeling van asbest door oppervlaktebedekking, door impregnatie of door het aanbrengen van hermetisch afdichtende kleefbandjes;
8° oppervlaktebedekking : techniek die erin bestaat rechtstreeks op de asbesthoudende toepassing een bedekkingslaag aan te brengen;
9° impregnatie : techniek die erin bestaat een verdund bindmiddel aan te brengen dat door capillariteit diep in de bedekking zal doordringen, bij voorkeur tot de drager, en vervolgens ofwel direct ofwel door toevoeging van een tweede bestanddeel zal polymeriseren;
10° fixatie : vernevelen, aan de oppervlakte van een asbesthoudend materiaal of besmette materialen of asbeststof, van een in water oplosbaar product dat de verspreiding van asbestvezels in de lucht moet voorkomen of verminderen;
11° nat sas : sas uitgerust met een douche;
12° containerbag of depotbag : zak, die bestaat uit een buitenste zeil in verstevigd plastic dat gevoerd is met een plastic hoes en die speciaal voorzien is voor de verpakking van niet-broos asbestafval in een open container;
13° verantwoordelijke voor het asbestbeheer : houder van het zakelijk recht op het gebouw waar de activiteit zich afspeelt;
14° asbestverwijderaar : de onderneming die belast is met de werken voor de verwijdering of de inkapseling van asbest;
15° BIM : Brussels Instituut voor Milieubeheer, opgericht bij het Koninklijk Besluit van 8 maart 1989.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
10 APRIL 2008. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de voorwaarden die van toepassing zijn op de werven voor de verwijdering en de inkapseling van asbest(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-06-2008 en tekstbijwerking tot 31-07-2019)
Titre
10 AVRIL 2008. - Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale relatif aux conditions applicables aux chantiers d'enlèvement et d'encapsulation d'amiante(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 18-06-2008 et mise à jour au 31-07-2019)
Informations sur le document
Numac: 2008031254
Datum: 2008-04-10
Info du document
Numac: 2008031254
Date: 2008-04-10
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
HOOFDSTUK II. - Asbestinventaris.
HOOFDSTUK III. - Methoden voor de verwijdering ...
Afdeling 1. - Hermetisch afgesloten zone.
Afdeling 2. - Semi-hermetisch afgesloten zone.
Afdeling 3. - Couveusezakmethode.
Afdeling 4. - Afgebakende zone.
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Afdeling 1. - Informatie die voor de aanvang va...
Afdeling 2. - Informatie die tijdens de werken ...
Afdeling 3. - Documenten die na de werken aan d...
HOOFDSTUK V. - Veiligheid.
HOOFDSTUK VI. - Lucht.
Afdeling 1. - Algemeen.
Afdeling 2. - Hermetisch afgesloten zone.
Afdeling 3. - Semi-hermetisch afgesloten zone.
Afdeling 4. - Couveusezakmethode.
Afdeling 5. - Afgebakende zone.
Afdeling 6. - Visuele inspectie.
HOOFDSTUK VII. - Afval.
HOOFDSTUK VIII. - Lozing van afvalwater in de o...
HOOFDSTUK IX. - Inhoud van de aanvraag van een ...
HOOFDSTUK X. - Slot- en opheffingsbepalingen.
BIJLAGEN.
Table des matières
CHAPITRE Ier. - Définitions et champ d'applicat...
CHAPITRE II. - Inventaire amiante.
CHAPITRE III. - Méthodes d'enlèvement et d'enca...
Section 1re. - Zone fermée hermétiquement.
Section 2. - Zone semi-hermétique.
Section 3. - Méthode des sacs à manchons.
Section 4. - Zone balisée.
CHAPITRE IV. - Dispositions générales.
Section 1re. - Informations à fournir aux autor...
Section 2. - Informations à fournir aux autorit...
Section 3. - Documents à faire parvenir à la Di...
CHAPITRE V. - Sécurité.
CHAPITRE VI. - Air.
Section 1re. - Généralités.
Section 2. - Zone fermée hermétiquement.
Section 3. - Zone semi-hermétique.
Section 4. - Méthode des sacs à manchons.
Section 5. - Zone balisée.
Section 6. - Inspection visuelle.
CHAPITRE VII. - Déchets.
CHAPITRE VIII. - Rejet des eaux usées dans les ...
CHAPITRE IX. - Contenu de la demande de permis ...
CHAPITRE X. - Dispositions finales et abrogatoi...
ANNEXES.
Tekst (83)
Texte (83)
HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
CHAPITRE Ier. - Définitions et champ d'application.
Article 1. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
1° amiante
la forme fibreuse des silicates minéraux repris ci-après appartenant au groupe des serpentines et des amphiboles
a) l'actinolite (n° CAS 77536-66-4);
b) l'amosite (amiante brun, n° CAS 12172-73-5)
c) l'anthophyllite (n° CAS 77536-67-5);
d) la chrysotile (amiante blanc, n° CAS 12001-29-5);
e) la crocidolite (amiante bleu, n° CAS 12001-28-4);
f) la trémolite (n° CAS 77536-68-6). Sont assimilés à l'amiante
a) les matériaux contenant de l'amiante;
b) les matériaux qui ont été en contact ou ont été contaminés par les fibres d'amiante et qui ne peuvent être décontaminés sur place à l'aide d'un aspirateur et/ou à l'eau;
2° amiante non friable : l'amiante dont les fibres sont liées fortement à un liant. II s'agit, notamment, de l'amiante-ciment, des dalles et revêtements de sol contenant de l'amiante, des bitumes et produits de couverture contenant de l'amiante et des joints et colmatages contenant de l'amiante dont l'agent de liaison se compose de ciment, de bitumes, de matières synthétiques ou de colles;
3° amiante friable : l'amiante dont les fibres se dégagent facilement. II s'agit, notamment, du flocage et des calorifuges contenant de l'amiante, ainsi que des matériaux de type "Pical";
4° matériau de type "Pical" : matériau se présentant sous la forme de plaques de friabilité variable et qui est, notamment, composé d'amosite et parfois de chrysotile et dont le liant est autre que du ciment;
5° matériau en bon état : matériau dont la surface est intacte ou dont les surfaces en mauvais état sont encapsulées;
6° démontage propre : démontage qui est réalisé dans des conditions telles que l'intégrité du matériau amianté est conservée et donc que le risque de libérer des fibres d'amiante dans l'air est nul ou très limité;
7° encapsulation de l'amiante : traitement de l'amiante par revêtement de surface, par imprégnation ou par la pose de bandelettes adhésives étanches;
8° revêtement de surface : procédé consistant en l'application superficielle d'un enduit directement sur l'application amiantée;
9° imprégnation : procédé consistant à appliquer un liant dilué qui va pénétrer profondément dans le revêtement par capillarité, de préférence jusqu'au support et polymériser ensuite soit directement soit par application d'un deuxième composant;
10° fixation : pulvérisation, à la surface d'un matériau amianté ou de matériaux contaminés ou de poussières d'amiante, d'un produit hydrosoluble destiné à empêcher ou réduire la dispersion de fibres d'amiante dans l'air;
11° sas humide : sas équipé d'une douche;
12° conteneur-bag ou dépôt-bag : sac constitué d'une toile extérieure en plastique renforcé et doublé avec une enveloppe de plastique, spécialement prévu pour le conditionnement de déchets d'amiante non friable dans un conteneur ouvert;
13° responsable de la gestion de l'amiante titulaire de droit réel sur l'immeuble où se déroule l'activité;
14° enleveur d'amiante : l'entreprise chargée des travaux de retrait ou d'encapsulation d'amiante;
15° IBGE : Institut bruxellois pour la gestion de l'environnement, créé par l'arrêté royal du 8 mars 1989.
1° amiante
la forme fibreuse des silicates minéraux repris ci-après appartenant au groupe des serpentines et des amphiboles
a) l'actinolite (n° CAS 77536-66-4);
b) l'amosite (amiante brun, n° CAS 12172-73-5)
c) l'anthophyllite (n° CAS 77536-67-5);
d) la chrysotile (amiante blanc, n° CAS 12001-29-5);
e) la crocidolite (amiante bleu, n° CAS 12001-28-4);
f) la trémolite (n° CAS 77536-68-6). Sont assimilés à l'amiante
a) les matériaux contenant de l'amiante;
b) les matériaux qui ont été en contact ou ont été contaminés par les fibres d'amiante et qui ne peuvent être décontaminés sur place à l'aide d'un aspirateur et/ou à l'eau;
2° amiante non friable : l'amiante dont les fibres sont liées fortement à un liant. II s'agit, notamment, de l'amiante-ciment, des dalles et revêtements de sol contenant de l'amiante, des bitumes et produits de couverture contenant de l'amiante et des joints et colmatages contenant de l'amiante dont l'agent de liaison se compose de ciment, de bitumes, de matières synthétiques ou de colles;
3° amiante friable : l'amiante dont les fibres se dégagent facilement. II s'agit, notamment, du flocage et des calorifuges contenant de l'amiante, ainsi que des matériaux de type "Pical";
4° matériau de type "Pical" : matériau se présentant sous la forme de plaques de friabilité variable et qui est, notamment, composé d'amosite et parfois de chrysotile et dont le liant est autre que du ciment;
5° matériau en bon état : matériau dont la surface est intacte ou dont les surfaces en mauvais état sont encapsulées;
6° démontage propre : démontage qui est réalisé dans des conditions telles que l'intégrité du matériau amianté est conservée et donc que le risque de libérer des fibres d'amiante dans l'air est nul ou très limité;
7° encapsulation de l'amiante : traitement de l'amiante par revêtement de surface, par imprégnation ou par la pose de bandelettes adhésives étanches;
8° revêtement de surface : procédé consistant en l'application superficielle d'un enduit directement sur l'application amiantée;
9° imprégnation : procédé consistant à appliquer un liant dilué qui va pénétrer profondément dans le revêtement par capillarité, de préférence jusqu'au support et polymériser ensuite soit directement soit par application d'un deuxième composant;
10° fixation : pulvérisation, à la surface d'un matériau amianté ou de matériaux contaminés ou de poussières d'amiante, d'un produit hydrosoluble destiné à empêcher ou réduire la dispersion de fibres d'amiante dans l'air;
11° sas humide : sas équipé d'une douche;
12° conteneur-bag ou dépôt-bag : sac constitué d'une toile extérieure en plastique renforcé et doublé avec une enveloppe de plastique, spécialement prévu pour le conditionnement de déchets d'amiante non friable dans un conteneur ouvert;
13° responsable de la gestion de l'amiante titulaire de droit réel sur l'immeuble où se déroule l'activité;
14° enleveur d'amiante : l'entreprise chargée des travaux de retrait ou d'encapsulation d'amiante;
15° IBGE : Institut bruxellois pour la gestion de l'environnement, créé par l'arrêté royal du 8 mars 1989.
Art.2. § 1. Dit besluit is van toepassing op elke werf voor het verwijderen of inkapselen van asbest.
§ 2. Niet-ingedeelde werken
De hoofdstukken IV, V, VI, VIII en IX van dit besluit zijn niet van toepassing op niet-ingedeelde werken.
In het kader van de niet-ingedeelde werken moeten, tijdens alle werken die asbesthoudende toepassingen betreffen en bij het beheer van het asbesthoudend afval, alle voorzorgsmaatregelen worden getroffen om verspreiding van de asbestvezels in de omgeving te vermijden.
Deze voorzorgsmaatregelen worden bepaald in functie van, onder andere, het type van asbesthoudend materiaal, het risico dat asbestvezels vrijkomen tijdens de werken of de aanwezigheid van personen die niet betrokken zijn bij de werf.
Ze bestaan onder andere uit de al dan niet gecombineerde toepassing van de volgende maatregelen : een zuivere demontage die ofwel manueel wordt uitgevoerd, ofwel met aangepaste gereedschappen die de verspreiding van asbestvezels beperken, de afsluiting van de werkzone van de aangrenzende vertrekken, de verneveling van water of van een fixeermiddel (vóór en tijdens de werken), de afzuiging van de vezels aan de bron met behulp van een speciale stofzuiger die is voorzien van een absoluutfilter, het gebruik van de couveusezakmethode.
§ 3. Verplichtingen en verbodsbepaling
In geval van afbraak moet alle asbest in het gebouw worden verwijderd overeenkomstig de voorschriften van dit besluit, behoudens afwijking toegestaan door het BIM. De naar behoren gemotiveerde afwijkingsaanvraag moet worden ingediend bij het BIM (afgifte met ontvangstbevestiging of aangetekend schrijven) uiterlijk twee maanden voor de afbraak.
In het geval van een verbouwing van een gebouw, in de zin van artikel 98 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, moeten alle asbesthoudende toepassingen, waaraan men bij de werken raakt, vooraf worden weggehaald, behoudens afwijking toegestaan door het BIM. De naar behoren gemotiveerde afwijkingsaanvraag moet worden ingediend bij het BIM (afgifte met ontvangstbevestiging of aangetekend schrijven) uiterlijk twee maanden voor de verbouwingswerken.
De afwijkingen zullen toegestaan worden indien stabiliteitsproblemen of problemen met de toegankelijkheid van de gebouwen, de voorafgaande verwijdering van asbest, technisch of financieel onmogelijk maken. Het BIM kan bij deze afwijkingen, specifieke voorwaarden voegen met het oog op het beperken van het risico op de verspreiding van asbest op het ogenblik van de afbraak of de renovatie van het gebouw.
Het is verboden, behoudens afwijking toegestaan door het BIM, gebruik te maken van mechanische werktuigen met hoge snelheid, hogedrukreinigers, droge straalmiddelen (met zand), luchtcompressoren, schuurschijven en slijpmachines voor het bewerken, snijden, doorboren of reinigen van voorwerpen of ondergronden die asbest bevatten of die bekleed zijn met dergelijke materialen, of voor de verwijdering van asbest. De naar behoren gemotiveerde afwijkingsaanvraag moet worden ingediend bij het BIM (afgifte met ontvangstbevestiging of aangetekend schrijven) uiterlijk twee maanden voor de werken.
Deze afwijking wordt toegestaan indien werd aangetoond dat de voorgestelde methode, de enige technisch beschikbare is voor het uitvoeren van het werk en dat gebruiksvoorwaarden van de methode het risico op verspreiding van asbestvezels terugbrengen tot een aanvaardbaar niveau.
§ 2. Niet-ingedeelde werken
De hoofdstukken IV, V, VI, VIII en IX van dit besluit zijn niet van toepassing op niet-ingedeelde werken.
In het kader van de niet-ingedeelde werken moeten, tijdens alle werken die asbesthoudende toepassingen betreffen en bij het beheer van het asbesthoudend afval, alle voorzorgsmaatregelen worden getroffen om verspreiding van de asbestvezels in de omgeving te vermijden.
Deze voorzorgsmaatregelen worden bepaald in functie van, onder andere, het type van asbesthoudend materiaal, het risico dat asbestvezels vrijkomen tijdens de werken of de aanwezigheid van personen die niet betrokken zijn bij de werf.
Ze bestaan onder andere uit de al dan niet gecombineerde toepassing van de volgende maatregelen : een zuivere demontage die ofwel manueel wordt uitgevoerd, ofwel met aangepaste gereedschappen die de verspreiding van asbestvezels beperken, de afsluiting van de werkzone van de aangrenzende vertrekken, de verneveling van water of van een fixeermiddel (vóór en tijdens de werken), de afzuiging van de vezels aan de bron met behulp van een speciale stofzuiger die is voorzien van een absoluutfilter, het gebruik van de couveusezakmethode.
§ 3. Verplichtingen en verbodsbepaling
In geval van afbraak moet alle asbest in het gebouw worden verwijderd overeenkomstig de voorschriften van dit besluit, behoudens afwijking toegestaan door het BIM. De naar behoren gemotiveerde afwijkingsaanvraag moet worden ingediend bij het BIM (afgifte met ontvangstbevestiging of aangetekend schrijven) uiterlijk twee maanden voor de afbraak.
In het geval van een verbouwing van een gebouw, in de zin van artikel 98 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, moeten alle asbesthoudende toepassingen, waaraan men bij de werken raakt, vooraf worden weggehaald, behoudens afwijking toegestaan door het BIM. De naar behoren gemotiveerde afwijkingsaanvraag moet worden ingediend bij het BIM (afgifte met ontvangstbevestiging of aangetekend schrijven) uiterlijk twee maanden voor de verbouwingswerken.
De afwijkingen zullen toegestaan worden indien stabiliteitsproblemen of problemen met de toegankelijkheid van de gebouwen, de voorafgaande verwijdering van asbest, technisch of financieel onmogelijk maken. Het BIM kan bij deze afwijkingen, specifieke voorwaarden voegen met het oog op het beperken van het risico op de verspreiding van asbest op het ogenblik van de afbraak of de renovatie van het gebouw.
Het is verboden, behoudens afwijking toegestaan door het BIM, gebruik te maken van mechanische werktuigen met hoge snelheid, hogedrukreinigers, droge straalmiddelen (met zand), luchtcompressoren, schuurschijven en slijpmachines voor het bewerken, snijden, doorboren of reinigen van voorwerpen of ondergronden die asbest bevatten of die bekleed zijn met dergelijke materialen, of voor de verwijdering van asbest. De naar behoren gemotiveerde afwijkingsaanvraag moet worden ingediend bij het BIM (afgifte met ontvangstbevestiging of aangetekend schrijven) uiterlijk twee maanden voor de werken.
Deze afwijking wordt toegestaan indien werd aangetoond dat de voorgestelde methode, de enige technisch beschikbare is voor het uitvoeren van het werk en dat gebruiksvoorwaarden van de methode het risico op verspreiding van asbestvezels terugbrengen tot een aanvaardbaar niveau.
Art.2. § 1er. Le présent arrêté s'applique à tout chantier relatif à l'enlèvement ou à l'encapsulation de l'amiante.
§ 2. Chantiers non classés
Les chapitres IV, V, VI, VIII et IX du présent arrêté ne s'appliquent pas aux chantiers non classés.
Dans le cadre des chantiers non classés, toutes les précautions doivent être prises lors de tous travaux où des applications amiantées sont concernées et lors de la gestion des déchets amiantés, pour éviter la dispersion de fibres d'amiante dans l'environnement.
Ces précautions seront, notamment, fonction du type de matériau amianté, du risque de libération de fibres d'amiante lors des travaux ou de la présence de personnes étrangères au chantier.
Elles consisteront, notamment, en l'application combinée ou non des mesures suivantes : un démontage propre réalisé manuellement ou avec des outils adaptés qui limitent la dispersion de fibres d'amiante, un isolement de la zone de travail par rapport aux locaux adjacents, une pulvérisation d'eau ou de fixateur (avant et pendant le travail), une aspiration des fibres à la source au moyen d'un aspirateur spécial muni d'un filtre absolu, l'utilisation de sacs à manchons.
§ 3. Obligations et interdiction
En cas de démolition, tout bâtiment doit, sauf dérogation accordée par l'IBGE, être débarrassé de l'amiante qu'il contient conformément aux prescriptions contenues dans le présent arrêté. La demande de dérogation dûment motivée, doit être transmise à l'IBGE (dépôt contre accusé de réception ou envoi recommandé) au plus tard deux mois avant la démolition.
En cas de transformation d'un bâtiment, au sens de l'article 98 du Code bruxellois de l'aménagement du territoire, toutes les applications d'amiante touchées par les travaux doivent, sauf dérogation accordée par l'IBGE, être enlevées au préalable. La demande de dérogation dûment motivée, doit être transmise à l'IBGE (dépôt contre accusé de réception ou envoi recommandé) au plus tard deux mois avant les travaux de transformation.
Les dérogations seront accordées en cas de problème de stabilité ou d'accessibilité des bâtiments, rendant l'enlèvement préalable d'amiante techniquement ou financièrement impossible. L'IBGE peut assortir ces dérogations de conditions spécifiques en vue de limiter le risque de propagation d'amiante lors de la démolition ou la transformation du bâtiment.
II est interdit, sauf dérogation accordée par l'IBGE, d'utiliser des outils mécaniques à grande vitesse, des nettoyeurs à jet d'eau sous haute pression, des moyens de projection à sec (sableuse, ...), des compresseurs d'air, des disques abrasifs et des meuleuses pour usiner, découper, percer ou nettoyer des objets ou supports en matériaux contenant de l'amiante ou revêtus de tels matériaux ou pour le retrait d'amiante. La demande de dérogation dûment motivée, doit être transmise à l'IBGE (dépôt contre accusé de réception ou envoi recommandé) au plus tard deux mois avant les travaux.
Cette dérogation est accordée s'il est prouvé que la méthode proposée est la seule techniquement disponible pour réaliser le travail et que les conditions d'utilisation de la méthode ramènent le risque de propagation des fibres d'amiante à un niveau acceptable.
§ 2. Chantiers non classés
Les chapitres IV, V, VI, VIII et IX du présent arrêté ne s'appliquent pas aux chantiers non classés.
Dans le cadre des chantiers non classés, toutes les précautions doivent être prises lors de tous travaux où des applications amiantées sont concernées et lors de la gestion des déchets amiantés, pour éviter la dispersion de fibres d'amiante dans l'environnement.
Ces précautions seront, notamment, fonction du type de matériau amianté, du risque de libération de fibres d'amiante lors des travaux ou de la présence de personnes étrangères au chantier.
Elles consisteront, notamment, en l'application combinée ou non des mesures suivantes : un démontage propre réalisé manuellement ou avec des outils adaptés qui limitent la dispersion de fibres d'amiante, un isolement de la zone de travail par rapport aux locaux adjacents, une pulvérisation d'eau ou de fixateur (avant et pendant le travail), une aspiration des fibres à la source au moyen d'un aspirateur spécial muni d'un filtre absolu, l'utilisation de sacs à manchons.
§ 3. Obligations et interdiction
En cas de démolition, tout bâtiment doit, sauf dérogation accordée par l'IBGE, être débarrassé de l'amiante qu'il contient conformément aux prescriptions contenues dans le présent arrêté. La demande de dérogation dûment motivée, doit être transmise à l'IBGE (dépôt contre accusé de réception ou envoi recommandé) au plus tard deux mois avant la démolition.
En cas de transformation d'un bâtiment, au sens de l'article 98 du Code bruxellois de l'aménagement du territoire, toutes les applications d'amiante touchées par les travaux doivent, sauf dérogation accordée par l'IBGE, être enlevées au préalable. La demande de dérogation dûment motivée, doit être transmise à l'IBGE (dépôt contre accusé de réception ou envoi recommandé) au plus tard deux mois avant les travaux de transformation.
Les dérogations seront accordées en cas de problème de stabilité ou d'accessibilité des bâtiments, rendant l'enlèvement préalable d'amiante techniquement ou financièrement impossible. L'IBGE peut assortir ces dérogations de conditions spécifiques en vue de limiter le risque de propagation d'amiante lors de la démolition ou la transformation du bâtiment.
II est interdit, sauf dérogation accordée par l'IBGE, d'utiliser des outils mécaniques à grande vitesse, des nettoyeurs à jet d'eau sous haute pression, des moyens de projection à sec (sableuse, ...), des compresseurs d'air, des disques abrasifs et des meuleuses pour usiner, découper, percer ou nettoyer des objets ou supports en matériaux contenant de l'amiante ou revêtus de tels matériaux ou pour le retrait d'amiante. La demande de dérogation dûment motivée, doit être transmise à l'IBGE (dépôt contre accusé de réception ou envoi recommandé) au plus tard deux mois avant les travaux.
Cette dérogation est accordée s'il est prouvé que la méthode proposée est la seule techniquement disponible pour réaliser le travail et que les conditions d'utilisation de la méthode ramènent le risque de propagation des fibres d'amiante à un niveau acceptable.
HOOFDSTUK II. - Asbestinventaris.
CHAPITRE II. - Inventaire amiante.
Art.3. Een volledige asbestinventaris, volgens het model in bijlage 1 en ondertekend door de verantwoordelijke voor het asbestbeheer, moet als bijlage worden opgenomen bij elke milieuvergunningsaanvraag van klasse I.B of aangifte van Masse I.C, die betrekking heeft op een werf voor de verwijdering of de inkapseling van asbest, en dit in overeenstemming met artikel 40.
Deze asbestinventaris bestrijkt minstens de zone(s) die betrokken is (zijn) bij werken voor de verwijdering of de inkapseling van asbest. De persoon of de onderneming die belast is met het opstellen van de asbestinventaris, moet onafhankelijk zijn van de onderneming die belast is met de werken voor de verwijdering of de inkapseling van asbest.
Deze asbestinventaris bestrijkt minstens de zone(s) die betrokken is (zijn) bij werken voor de verwijdering of de inkapseling van asbest. De persoon of de onderneming die belast is met het opstellen van de asbestinventaris, moet onafhankelijk zijn van de onderneming die belast is met de werken voor de verwijdering of de inkapseling van asbest.
Art.3. Un inventaire amiante complet, conforme au modèle repris à l'annexe 1 et signé par le responsable de la gestion de l'amiante, devra être fourni en annexe à toute demande de permis d'environnement de classe 1.13 ou de déclaration de classe I.C, relative à un chantier d'enlèvement ou d'encapsulation d'amiante et ce, conformément à l'article 40.
Cet inventaire amiante couvrira, au minimum, la ou les zones concernées par les travaux d'enlèvement et/ou d'encapsulation d'amiante. La personne ou la société chargée de la réalisation de l'inventaire amiante, doit être indépendante de la société en charge des travaux d'enlèvement ou d'encapsulation d'amiante.
Cet inventaire amiante couvrira, au minimum, la ou les zones concernées par les travaux d'enlèvement et/ou d'encapsulation d'amiante. La personne ou la société chargée de la réalisation de l'inventaire amiante, doit être indépendante de la société en charge des travaux d'enlèvement ou d'encapsulation d'amiante.
Art.4. Om te voldoen aan de verplichting tot verwijdering die is opgenomen in artikel 2, § 3, moet eveneens een volledige asbestinventaris, volgens het model opgenomen in bijlage 1 en ondertekend door de verantwoordelijke voor het asbestbeheer, worden opgesteld voor de volgende gevallen :
- afbraak van een gebouw of een kunstwerk met een bruto-oppervlakte van meer dan 500 m2;
- verbouwing van een oppervlakte van meer dan 500 m2 van een gebouw of van een kunstwerk.
Overeenkomstig artikel 42 zijn de 2 bovenstaande activiteiten onderworpen aan een voorafgaande aangifte. Een asbestinventaris, volgens het model in bijlage 1 en ondertekend door de verantwoordelijke voor het asbestbeheer, moet worden toegevoegd aan elk aangifteformulier voor beide activiteiten.
De asbesthoudende toepassingen die in de inventaris worden opgenomen moeten, voorafgaand aan elke verbouwing of afbraak, ter plaatse van een merkteken worden voorzien. Indien het aanbrengen van deze merktekens niet mogelijk is, moeten er op een zichtbare plaats plannen opgehangen worden waarop de betrokken asbesthoudende toepassingen zijn aangeduid.
De asbestinventaris moet beschikbaar zijn voor de ambtenaren, die belast zijn met het toezicht, gedurende de hele duur van de verbouwings- of afbraakwerken.
De in dit artikel bedoelde inventaris moet niet worden opgesteld voor gebouwen waarvan de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw werd afgeleverd na 30 september 1998.
- afbraak van een gebouw of een kunstwerk met een bruto-oppervlakte van meer dan 500 m2;
- verbouwing van een oppervlakte van meer dan 500 m2 van een gebouw of van een kunstwerk.
Overeenkomstig artikel 42 zijn de 2 bovenstaande activiteiten onderworpen aan een voorafgaande aangifte. Een asbestinventaris, volgens het model in bijlage 1 en ondertekend door de verantwoordelijke voor het asbestbeheer, moet worden toegevoegd aan elk aangifteformulier voor beide activiteiten.
De asbesthoudende toepassingen die in de inventaris worden opgenomen moeten, voorafgaand aan elke verbouwing of afbraak, ter plaatse van een merkteken worden voorzien. Indien het aanbrengen van deze merktekens niet mogelijk is, moeten er op een zichtbare plaats plannen opgehangen worden waarop de betrokken asbesthoudende toepassingen zijn aangeduid.
De asbestinventaris moet beschikbaar zijn voor de ambtenaren, die belast zijn met het toezicht, gedurende de hele duur van de verbouwings- of afbraakwerken.
De in dit artikel bedoelde inventaris moet niet worden opgesteld voor gebouwen waarvan de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw werd afgeleverd na 30 september 1998.
Art.4. Afin de répondre à l'obligation d'enlèvement reprise à l'article 2, § 3, un inventaire amiante complet conforme au modèle repris à l'annexe 1 et signé par le responsable de la gestion de l'amiante, devra également être établi pour les cas suivant :
- démolition d'un bâtiment ou d'un ouvrage d'art d'une surface brute de plus de 500 m2;
- transformation d'une surface de plus de 500 m2 d'un bâtiment ou d'un ouvrage d'art.
Conformément à l'article 42, les deux activités qui précèdent sont soumises à déclaration préalable. Un inventaire amiante, conforme au modèle repris à l'annexe 1re et signé par le responsable de la gestion de l'amiante, devra être joint à tout formulaire de déclaration relatif à l'une de ces deux installations classées.
Les applications amiantées reprises dans l'inventaire devront faire l'objet d'un marquage sur site, avant toute transformation ou démolition. Si ce marquage n'est pas possible, des plans sur lesquels les applications d'amiante concernées ont été localisées, seront affichés à tout endroit utile.
L'inventaire amiante devra être accessible aux agents chargés de la surveillance, pendant toute la durée des travaux de transformation ou de démolition.
L'inventaire visé au présent article ne doit pas être réalisé pour les bâtiments dont le permis d'urbanisme autorisant la construction, a été délivré après le 30 septembre 1998.
- démolition d'un bâtiment ou d'un ouvrage d'art d'une surface brute de plus de 500 m2;
- transformation d'une surface de plus de 500 m2 d'un bâtiment ou d'un ouvrage d'art.
Conformément à l'article 42, les deux activités qui précèdent sont soumises à déclaration préalable. Un inventaire amiante, conforme au modèle repris à l'annexe 1re et signé par le responsable de la gestion de l'amiante, devra être joint à tout formulaire de déclaration relatif à l'une de ces deux installations classées.
Les applications amiantées reprises dans l'inventaire devront faire l'objet d'un marquage sur site, avant toute transformation ou démolition. Si ce marquage n'est pas possible, des plans sur lesquels les applications d'amiante concernées ont été localisées, seront affichés à tout endroit utile.
L'inventaire amiante devra être accessible aux agents chargés de la surveillance, pendant toute la durée des travaux de transformation ou de démolition.
L'inventaire visé au présent article ne doit pas être réalisé pour les bâtiments dont le permis d'urbanisme autorisant la construction, a été délivré après le 30 septembre 1998.
HOOFDSTUK III. - Methoden voor de verwijdering en de inkapseling.
CHAPITRE III. - Méthodes d'enlèvement et d'encapsulation.
Afdeling 1. - Hermetisch afgesloten zone.
Section 1re. - Zone fermée hermétiquement.
Art.5. De hermetisch afgesloten zone is een, door middel van een rooktest, luchtdicht verklaarde werkzone die in onderdruk wordt gebracht door één of meerdere extractoren met absoluutfilters.
De afsluiting bestaat uit een luchtdichte, uit twee lagen bestaande, bekleding (bijvoorbeeld : twee afzonderlijke stukken stevige plasticfolie). De bestaande oppervlaktes (vloeren, muren, plafonds, te beschermen niet verplaatsbare voorwerpen, ...) binnen in de afgesloten zone worden afgedekt met een enkele luchtdichte bekleding (bijvoorbeeld : een stuk stevige plasticfolie).
De werkzone wordt betreden of verlaten langs een sas dat uit ten minste 3 afzonderlijke compartimenten bestaat : een buitenste compartiment, een tussencompartiment uitgerust met een douche en een binnenste compartiment. Er moet ook een materiaalsas zijn met 2 compartimenten, waarvan een uitgerust met een douche, behalve indien de opbouw van de plaatsen dit onmogelijk maakt.
Aan de binnenkant van de afgesloten zone moet duidelijk en zichtbaar de letter "A" (voor asbest) worden aangebracht, 1 teken per 15 vierkante meter. De gecontroleerde luchtinlaten, die eventueel nodig zijn voor de goede luchtcirculatie in de zone, moeten worden uitgerust met flappen of terugslagkleppen om te vermijden dat lucht ontsnapt wanneer de onderdruk plots daalt.
Om een visuele controle mogelijk te maken, moeten de afschermende dekzeilen voldoende vensters bevatten om de binnenkant van de zone volledig te kunnen overzien.
Elke afwijking van bovenvermelde principes moet in de milieuvergunningsaanvraag van klasse I.B worden verantwoord.
De afsluiting bestaat uit een luchtdichte, uit twee lagen bestaande, bekleding (bijvoorbeeld : twee afzonderlijke stukken stevige plasticfolie). De bestaande oppervlaktes (vloeren, muren, plafonds, te beschermen niet verplaatsbare voorwerpen, ...) binnen in de afgesloten zone worden afgedekt met een enkele luchtdichte bekleding (bijvoorbeeld : een stuk stevige plasticfolie).
De werkzone wordt betreden of verlaten langs een sas dat uit ten minste 3 afzonderlijke compartimenten bestaat : een buitenste compartiment, een tussencompartiment uitgerust met een douche en een binnenste compartiment. Er moet ook een materiaalsas zijn met 2 compartimenten, waarvan een uitgerust met een douche, behalve indien de opbouw van de plaatsen dit onmogelijk maakt.
Aan de binnenkant van de afgesloten zone moet duidelijk en zichtbaar de letter "A" (voor asbest) worden aangebracht, 1 teken per 15 vierkante meter. De gecontroleerde luchtinlaten, die eventueel nodig zijn voor de goede luchtcirculatie in de zone, moeten worden uitgerust met flappen of terugslagkleppen om te vermijden dat lucht ontsnapt wanneer de onderdruk plots daalt.
Om een visuele controle mogelijk te maken, moeten de afschermende dekzeilen voldoende vensters bevatten om de binnenkant van de zone volledig te kunnen overzien.
Elke afwijking van bovenvermelde principes moet in de milieuvergunningsaanvraag van klasse I.B worden verantwoord.
Art.5. La zone fermée hermétiquement est une zone de travail déclarée étanche au moyen d'un test de fumée et mise en dépression au moyen d'un ou plusieurs extracteurs munis de filtres absolus.
Le cloisonnement est constitué d'un revêtement étanche bicouche (par exemple deux feuilles séparées de plastique résistant). A l'intérieur du confinement, les surfaces existantes (sols, murs, plafonds, équipements non déplaçables à protéger, ...) sont couvertes à l'aide d'un revêtement étanche monocouche (par exemple : une feuille de plastique résistant).
L'entrée et la sortie de la zone de travail se font par un sas composé d'au moins 3 compartiments séparés : un compartiment extérieur, un compartiment intermédiaire muni d'une douche et un compartiment intérieur. Un sas matériel comportant 2 compartiments, dont un muni d'une douche, doit également être présent sauf si la configuration des lieux l'en empêche.
Sur les faces intérieures du confinement, un sigle " A " (pour amiante) est apposé de façon claire et visible par 15 mètres carrés. Les entrées d'air contrôlées, qui sont éventuellement nécessaires à la bonne circulation de l'air à l'intérieur de la zone, doivent être équipées de flaps ou de clapets anti-retour pour empêcher toute sortie d'air en cas de chute de la dépression.
Pour permettre un contrôle visuel, les bâches de confinement doivent être pourvues de fenêtres en quantité suffisante pour avoir une vue d'ensemble sur l'intérieur de la zone.
Toute dérogation aux principes qui précèdent, doit être justifiée dans la demande de permis d'environnement de classe I.B.
Le cloisonnement est constitué d'un revêtement étanche bicouche (par exemple deux feuilles séparées de plastique résistant). A l'intérieur du confinement, les surfaces existantes (sols, murs, plafonds, équipements non déplaçables à protéger, ...) sont couvertes à l'aide d'un revêtement étanche monocouche (par exemple : une feuille de plastique résistant).
L'entrée et la sortie de la zone de travail se font par un sas composé d'au moins 3 compartiments séparés : un compartiment extérieur, un compartiment intermédiaire muni d'une douche et un compartiment intérieur. Un sas matériel comportant 2 compartiments, dont un muni d'une douche, doit également être présent sauf si la configuration des lieux l'en empêche.
Sur les faces intérieures du confinement, un sigle " A " (pour amiante) est apposé de façon claire et visible par 15 mètres carrés. Les entrées d'air contrôlées, qui sont éventuellement nécessaires à la bonne circulation de l'air à l'intérieur de la zone, doivent être équipées de flaps ou de clapets anti-retour pour empêcher toute sortie d'air en cas de chute de la dépression.
Pour permettre un contrôle visuel, les bâches de confinement doivent être pourvues de fenêtres en quantité suffisante pour avoir une vue d'ensemble sur l'intérieur de la zone.
Toute dérogation aux principes qui précèdent, doit être justifiée dans la demande de permis d'environnement de classe I.B.
Afdeling 2. - Semi-hermetisch afgesloten zone.
Section 2. - Zone semi-hermétique.
Art.6. Een semi-hermetisch afgesloten zone is een werkzone waarin de lucht, afhankelijk van wat de milieuvergunning van klasse I.B oplegt, al dan niet wordt ververst met behulp van een of meer extractoren met absoluutfilters.
Afhankelijk van wat de milieuvergunning van klasse I.B oplegt, zijn de binnenoppervlakken gedeeltelijk of volledig bedekt met een luchtdichte bekleding in één of twee lagen, en wordt de werkzone betreden of verlaten langs een droog of een nat sas. Indien nodig wordt een sas voor materiaal en afval geïnstalleerd.
Om een visuele controle mogelijk te maken, moeten de afschermende dekzeilen voldoende vensters bevatten om de binnenkant van de zone volledig te kunnen overzien.
Elke afwijking van dit principe moet in de milieuvergunningsaanvraag van klasse 1.13 worden verantwoord.
Afhankelijk van wat de milieuvergunning van klasse I.B oplegt, zijn de binnenoppervlakken gedeeltelijk of volledig bedekt met een luchtdichte bekleding in één of twee lagen, en wordt de werkzone betreden of verlaten langs een droog of een nat sas. Indien nodig wordt een sas voor materiaal en afval geïnstalleerd.
Om een visuele controle mogelijk te maken, moeten de afschermende dekzeilen voldoende vensters bevatten om de binnenkant van de zone volledig te kunnen overzien.
Elke afwijking van dit principe moet in de milieuvergunningsaanvraag van klasse 1.13 worden verantwoord.
Art.6. Une zone semi-hermétique est une zone de travail à l'intérieur de laquelle l'air est renouvelé ou non selon ce qu'impose le permis d'environnement de classe 1.13, au moyen d'un ou plusieurs extracteurs munis de filtres absolus.
Selon ce qu'impose le permis d'environnement de classe 1.13, les surfaces intérieures sont partiellement ou totalement recouvertes d'un revêtement étanche mono ou bicouche, et l'entrée et la sortie de la zone de travail se font par un sas sec ou humide. Au besoin, un sas pour le matériel et les déchets est installé.
Pour permettre un contrôle visuel, les bâches de confinement doivent être pourvues de fenêtres en quantité suffisante pour avoir une vue d'ensemble sur l'intérieur de la zone.
Toute dérogation à ce principe, doit être justifiée dans la demande de permis d'environnement de classe I.B.
Selon ce qu'impose le permis d'environnement de classe 1.13, les surfaces intérieures sont partiellement ou totalement recouvertes d'un revêtement étanche mono ou bicouche, et l'entrée et la sortie de la zone de travail se font par un sas sec ou humide. Au besoin, un sas pour le matériel et les déchets est installé.
Pour permettre un contrôle visuel, les bâches de confinement doivent être pourvues de fenêtres en quantité suffisante pour avoir une vue d'ensemble sur l'intérieur de la zone.
Toute dérogation à ce principe, doit être justifiée dans la demande de permis d'environnement de classe I.B.
Afdeling 3. - Couveusezakmethode.
Section 3. - Méthode des sacs à manchons.
Art.7. De couveusezakmethode is een techniek die erin bestaat bepaalde asbesthoudende materialen te verwijderen in een zone die plaatselijk hermetisch wordt afgesloten, door middel van een speciale plastic zak die rond de te verwijderen toepassing wordt geplaatst en die is voorzien van handschoenen zodat deze toepassing kan worden weggehaald, waarbij geen of zo weinig mogelijk asbestvezels in de lucht vrijkomen.
Art.7. La méthode des sacs à manchons est un procédé destiné à enlever certains matériaux amiantés dans une zone confinée locale hermétiquement fermée, constituée par un sac spécial en matière plastique, placé autour de l'application à enlever, pourvu de gants permettant le retrait de celle-ci, en empêchant ou en limitant la libération de fibres d'amiante dans l'air.
Afdeling 4. - Afgebakende zone.
Section 4. - Zone balisée.
Art.8. Een afgebakende zone is een werkzone die, bijvoorbeeld door middel van reglementaire linten en pictogrammen, ontoegankelijk wordt gemaakt voor het publiek en voor personen die niet betrokken zijn bij de werf voor de verwijdering of de inkapseling van asbest.
Art.8. Une zone balisée est une zone de travail rendue inaccessible au public et aux personnes étrangères au chantier d'enlèvement ou d'encapsulation d'amiante, notamment, par le placement de rubans et de pictogrammes réglementaires.
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE IV. - Dispositions générales.
Afdeling 1. - Informatie die voor de aanvang van de werken aan de overheidsdiensten moet worden verstrekt.
Section 1re. - Informations à fournir aux autorités avant le début des travaux.
Art.9. De aanvang van de werken tot asbestverwijdering of -inkapseling of, voor werken van meer dan 3 maand, de aanvang van elke werkfase die in het werkplan staat, dient het voorwerp uit te maken van een kennisgeving. Dit gebeurt uiterlijk vijftien dagen vóór de aanvang van de werken, door de houder van de milieuvergunning van klasse I.B of de aangever of, bij ontstentenis, door de aannemer, en dit volgens het model in bijlage 2, aan :
1° het BIM;
2° het bestuur van de gemeente waar de werf zich bevindt;
3° de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp.
1° het BIM;
2° het bestuur van de gemeente waar de werf zich bevindt;
3° de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp.
Art.9. Le début des travaux d'enlèvement ou d'encapsulation d'amiante ou, pour les chantiers de plus de 3 mois, le début de chaque phase de travail figurant dans le plan de travail, fait l'objet d'une notification. Celle-ci est faite, au plus tard, quinze jours avant le début des travaux par le titulaire du permis d'environnement de classe I.B ou le déclarant ou, à défaut, par l'entrepreneur et ce, conformément au modèle repris à l'annexe 2
1° à l'IBGE;
2° à l'Administration communale du lieu où se situe le chantier;
3° au Service d'Incendie et d'Aide médicale urgente de la Région de Bruxelles-Capitale.
1° à l'IBGE;
2° à l'Administration communale du lieu où se situe le chantier;
3° au Service d'Incendie et d'Aide médicale urgente de la Région de Bruxelles-Capitale.
Art.10. Bij het verwijderen of inkapselen van asbest in een hermetisch afgesloten zone wordt het verslag van de uitvoering van de rooktest, volgens het model in bijlage 3, onverwijld naar het BIM gestuurd.
Art.10. En cas d'enlèvement d'amiante ou d'encapsulation en zone fermée hermétiquement, le rapport de réalisation du test de fumée, conforme au modèle repris à l'annexe 3, est envoyé sans délai à l'IBGE.
Afdeling 2. - Informatie die tijdens de werken aan de overheid moet worden versterkt.
Section 2. - Informations à fournir aux autorités pendant les travaux.
Art.11. § 1. Elke wijziging van het werkplan moet worden gemeld aan het BIM.
De uitvoering van de werken, volgens dit gewijzigde werkplan, mag pas starten na een schriftelijke goedkeuring van het BIM.
§ 2. Voor elke asbestverwijdering of inkapseling die niet wordt toegestaan door de aanvankelijke milieuvergunning van klasse 1.13, moet een uitbreiding van de vergunning of een nieuwe milieuvergunning worden aangevraagd, en dit volgens het model in bijlage 9.
§ 3. Voor elke asbestverwijdering of inkapseling die niet wordt toegestaan door de bijzondere uitbatingsvoorwaarden zoals beschreven in het kader van een aangifte van klasse I.C, moet een nieuwe aangifte van klasse I.C worden ingediend.
Indien de uitbreiding voor de werf het overgaan van de inrichting naar de klasse I.B met zich meebrengt, moet een aanvraag ingediend worden voor een milieuvergunning van klasse I. B.
De uitvoering van de werken, volgens dit gewijzigde werkplan, mag pas starten na een schriftelijke goedkeuring van het BIM.
§ 2. Voor elke asbestverwijdering of inkapseling die niet wordt toegestaan door de aanvankelijke milieuvergunning van klasse 1.13, moet een uitbreiding van de vergunning of een nieuwe milieuvergunning worden aangevraagd, en dit volgens het model in bijlage 9.
§ 3. Voor elke asbestverwijdering of inkapseling die niet wordt toegestaan door de bijzondere uitbatingsvoorwaarden zoals beschreven in het kader van een aangifte van klasse I.C, moet een nieuwe aangifte van klasse I.C worden ingediend.
Indien de uitbreiding voor de werf het overgaan van de inrichting naar de klasse I.B met zich meebrengt, moet een aanvraag ingediend worden voor een milieuvergunning van klasse I. B.
Art.11. § 1er. Toute modification du plan de travail doit être notifiée à l'IBGE.
La réalisation des travaux, suivant ce plan de travail modifié ne pourra commencer qu'après autorisation écrite de l'IBGE.
§ 2. Tout enlèvement ou encapsulation d'amiante non autorisé par le permis d'environnement initial de classe I.B doit faire l'objet d'une demande d'extension ou de nouveau permis d'environnement et ce conformément au modèle repris à l'annexe 9.
§ 3. Tout enlèvement ou encapsulation d'amiante non autorisé par les conditions particulières d'exploitation prescrites dans le cadre d'une déclaration de classe I.C, doit faire l'objet d'une nouvelle déclaration de classe I.C.
Dans le cas où l'extension du chantier entraîne le passage de l'installation en classe 1.13, une demande de permis d'environnement de classe I.B devra être introduite.
La réalisation des travaux, suivant ce plan de travail modifié ne pourra commencer qu'après autorisation écrite de l'IBGE.
§ 2. Tout enlèvement ou encapsulation d'amiante non autorisé par le permis d'environnement initial de classe I.B doit faire l'objet d'une demande d'extension ou de nouveau permis d'environnement et ce conformément au modèle repris à l'annexe 9.
§ 3. Tout enlèvement ou encapsulation d'amiante non autorisé par les conditions particulières d'exploitation prescrites dans le cadre d'une déclaration de classe I.C, doit faire l'objet d'une nouvelle déclaration de classe I.C.
Dans le cas où l'extension du chantier entraîne le passage de l'installation en classe 1.13, une demande de permis d'environnement de classe I.B devra être introduite.
Art.12. Elk ongeval of incident dat het leefmilieu of de gezondheid en de veiligheid van personen zou kunnen schaden, moet onmiddellijk worden gemeld aan het BIM en aan het gemeentebestuur van de plaats waar de werf zich bevindt, en moet in het in artikel 14 beoogde werfregister worden ingeschreven.
Art.12. Tout cas d'accident ou d'incident de nature à porter préjudice à l'environnement ou à la santé et à la sécurité des personnes, doit être notifié, sans délai, à l'IBGE et à l'Administration communale du lieu où se situe le chantier, et doit être indiqué dans le registre chantier visé à l'article 14.
Art.13. De houder van de milieuvergunning van klasse I.B of de aangever moet, uiterlijk de eerste werkdag na het verkrijgen van de resultaten, het BIM op de hoogte brengen van de overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtmetingen, zoals vastgesteld in artikel 27, en voor de afvalwaterlozingen, zoals vastgesteld in artikel 39.
Indien het laboratorium verklaart dat de filters onleesbaar zijn, moet dit eveneens en binnen dezelfde termijn worden meegedeeld met vermelding van de vermoedelijke oorzaken.
Indien het laboratorium verklaart dat de filters onleesbaar zijn, moet dit eveneens en binnen dezelfde termijn worden meegedeeld met vermelding van de vermoedelijke oorzaken.
Art.13. Le titulaire de permis d'environnement de classe 1.13 ou le déclarant doit notifier à l'IBGE, au plus tard le premier jour ouvrable après l'obtention des résultats, les dépassements des valeurs limites relatives aux mesures de contrôle dans l'air, reprises à l'article 27, et dans les eaux usées, reprises à l'article 39.
Dans le même délai, les filtres déclarés illisibles par le laboratoire doivent également faire l'objet d'une notification en mentionnant les causes les plus probables.
Dans le même délai, les filtres déclarés illisibles par le laboratoire doivent également faire l'objet d'une notification en mentionnant les causes les plus probables.
Art.14. § 1. De houder van de milieuvergunning van klasse I.B moet een werfregister opstellen en bijhouden dat, afhankelijk van de gevolgde methode(s), de volgende documenten bevat :
1. een afschrift van de milieuvergunning van Masse I.B;
2. een afschrift van het werkplan en van de inplantingsplannen van de werkzones, afgestempeld door het BIM, met vermelding van de mogelijke wijzigingen aan het werkplan en aan de inplantingsplannen van de werkzones;
3. een overzicht van de dagelijkse activiteiten, met verwijzing naar het werkplan, evenals de vaststellingen en opmerkingen van de toezichthoudende ambtenaren;
4. voor de werven die krachtens de milieuvergunning van klasse I.B verplicht zijn luchtmetingen uit te voeren : een register met de meetresultaten inzake de luchtkwaliteit;
5. een overzichtstabel van de geproduceerde afvalstoffen, volgens het model in bijlage 5, en de ontvangstbewijzen van het asbestafval die worden afgeleverd door de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkende ophaler van asbestafval;
6. het register met de meetresultaten inzake waterlozingen, zoals bedoeld in artikel 39;
7. de inventaris van de asbesthoudende materialen, volgens het model in bijlage 1, die minder dan 1 jaar geleden werd bijgewerkt;
8. het bewijs dat het blusmateriaal werd nagezien;
9. een afschrift van het attest van het laatste onderhoud van de extractoren en van de efficiëntie van de absoluutfilter;
10. de verslagen van de rooktesten, opgesteld volgens het model in bijlage 3;
11. de verslagen van de visuele inspecties, ingevuld door de asbestverwijderaar, waarvan de inhoud minstens overeenkomt met het model in bijlage 6;
12. de banden waarop het onderdrukniveau in de hermetisch afgesloten zone(s) wordt vastgelegd en de afwijkingsverslagen betreffende de onderdrukcontrole;
13. een register van de onregelmatigheden (overschrijdingen, incidenten en ongevallen) dat onder andere alle verslagen bevat over de analyse en de behandeling van de overschrijdingen van de controlemetingen, van de concentratie van asbestvormige vezels in de lucht en van de totale concentratie zwevende deeltjes in het water, waarvan de inhoud minstens overeenkomt met het model in bijlage 7.
§ 2. Voor een aangifte van klasse I.C moet de aangever een werfregister opstellen en bijhouden dat, afhankelijk van de gevolgde methode(s), de volgende documenten bevat :
1. voor de werken waarvoor luchtmetingen opgelegd worden krachtens de bijzondere uitbatingsvoorwaarden : een luchtregister met de meetresultaten inzake de luchtkwaliteit;
2. een overzichtstabel van de geproduceerde afvalstoffen, volgens het model in bijlage 5, en de ontvangstbewijzen van het asbestafval die worden afgeleverd door de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkende ophaler van asbestafval;
3. de inventaris van de asbesthoudende materialen, volgens het model in bijlage 1, die minder dan 1 jaar geleden werd bijgewerkt;
4. een register van de onregelmatigheden (overschrijdingen, incidenten en ongevallen) dat onder andere alle verslagen bevat over de analyse en de behandeling van de overschrijdingen van de controlemetingen van de concentratie van asbestvormige vezels in de lucht, waarvan de inhoud minstens overeenkomt met het model in bijlage 7.
1. een afschrift van de milieuvergunning van Masse I.B;
2. een afschrift van het werkplan en van de inplantingsplannen van de werkzones, afgestempeld door het BIM, met vermelding van de mogelijke wijzigingen aan het werkplan en aan de inplantingsplannen van de werkzones;
3. een overzicht van de dagelijkse activiteiten, met verwijzing naar het werkplan, evenals de vaststellingen en opmerkingen van de toezichthoudende ambtenaren;
4. voor de werven die krachtens de milieuvergunning van klasse I.B verplicht zijn luchtmetingen uit te voeren : een register met de meetresultaten inzake de luchtkwaliteit;
5. een overzichtstabel van de geproduceerde afvalstoffen, volgens het model in bijlage 5, en de ontvangstbewijzen van het asbestafval die worden afgeleverd door de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkende ophaler van asbestafval;
6. het register met de meetresultaten inzake waterlozingen, zoals bedoeld in artikel 39;
7. de inventaris van de asbesthoudende materialen, volgens het model in bijlage 1, die minder dan 1 jaar geleden werd bijgewerkt;
8. het bewijs dat het blusmateriaal werd nagezien;
9. een afschrift van het attest van het laatste onderhoud van de extractoren en van de efficiëntie van de absoluutfilter;
10. de verslagen van de rooktesten, opgesteld volgens het model in bijlage 3;
11. de verslagen van de visuele inspecties, ingevuld door de asbestverwijderaar, waarvan de inhoud minstens overeenkomt met het model in bijlage 6;
12. de banden waarop het onderdrukniveau in de hermetisch afgesloten zone(s) wordt vastgelegd en de afwijkingsverslagen betreffende de onderdrukcontrole;
13. een register van de onregelmatigheden (overschrijdingen, incidenten en ongevallen) dat onder andere alle verslagen bevat over de analyse en de behandeling van de overschrijdingen van de controlemetingen, van de concentratie van asbestvormige vezels in de lucht en van de totale concentratie zwevende deeltjes in het water, waarvan de inhoud minstens overeenkomt met het model in bijlage 7.
§ 2. Voor een aangifte van klasse I.C moet de aangever een werfregister opstellen en bijhouden dat, afhankelijk van de gevolgde methode(s), de volgende documenten bevat :
1. voor de werken waarvoor luchtmetingen opgelegd worden krachtens de bijzondere uitbatingsvoorwaarden : een luchtregister met de meetresultaten inzake de luchtkwaliteit;
2. een overzichtstabel van de geproduceerde afvalstoffen, volgens het model in bijlage 5, en de ontvangstbewijzen van het asbestafval die worden afgeleverd door de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkende ophaler van asbestafval;
3. de inventaris van de asbesthoudende materialen, volgens het model in bijlage 1, die minder dan 1 jaar geleden werd bijgewerkt;
4. een register van de onregelmatigheden (overschrijdingen, incidenten en ongevallen) dat onder andere alle verslagen bevat over de analyse en de behandeling van de overschrijdingen van de controlemetingen van de concentratie van asbestvormige vezels in de lucht, waarvan de inhoud minstens overeenkomt met het model in bijlage 7.
Art.14. § 1er. Le titulaire du permis d'environnement de classe 1.13 doit établir et tenir à jour un registre de chantier comportant, en fonction de la ou des méthodologies mises en oeuvre, les documents suivants
1. la copie du permis d'environnement de classe 1.13;
2. la copie du plan de travail et des plans d'implantation des zones de travail cachetés par l'IBGE, ainsi que l'indication des modifications éventuelles au plan de travail et aux plans d'implantation des zones de travail;
3. le récapitulatif des activités journalières en se référant au plan de travail, ainsi que les constatations et remarques des agents chargés de la surveillance;
4. pour les chantiers pour lesquels des mesures d'atmosphère sont imposées par le permis d'environnement de classe 1.13, le registre reprenant les résultats des mesures concernant la qualité de l'air;
5. le récapitulatif des déchets produits, conforme au modèle repris à l'annexe 5, et les récépissés des déchets amiantés délivrées par le collecteur agréé, dans la Région de Bruxelles-Capitale, pour les déchets d'amiante;
6. le registre des mesures de contrôle effectuées sur les rejets d'eau, visé à l'article 39;
7. l'inventaire des matériaux contenant de l'amiante, conforme au modèle repris à l'annexe 1re et dont la dernière actualisation date de moins de 1 an;
8. la preuve du contrôle du matériel d'extinction;
9. une copie de l'attestation du dernier entretien des extracteurs et de l'efficacité du filtre absolu;
10. les rapports relatifs aux tests de fumée, rédigés suivant le modèle repris en annexe 3;
11. les rapports d'inspection visuelle remplis par l'enleveur d'amiante, dont le contenu minimum est repris en annexe 6;
12. les bandes d'enregistrement du niveau de dépression dans la ou les zones fermées hermétiquement et les rapports d'anomalie concernant le contrôle de la dépression;
13. un registre des anomalies (dépassements, incidents et accidents) qui regroupera notamment les rapports relatifs à l'analyse et au traitement des dépassements des mesures de contrôle de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air et de la concentration des matières totales en suspension dans l'eau, dont le contenu minimum est repris en annexe 7.
§ 2. Pour les déclarations de classe I.C, le déclarant doit établir et tenir à jour un registre de chantier comportant, en fonction de la ou des méthodologies mises en oeuvre, les documents suivants
1. pour les chantiers pour lesquels des mesures d'atmosphère sont imposées par les conditions particulières d'exploitation le registre reprenant les résultats des mesures concernant la qualité de l'air;
2. le récapitulatif des déchets produits, conforme au modèle repris à l'annexe 5, et les récépissés des déchets amiantés délivrées par le collecteur agréé, dans la Région de Bruxelles-Capitale, pour les déchets d'amiante;
3. l'inventaire des matériaux contenant de l'amiante, conforme au modèle repris à l'annexe 1re et dont la dernière actualisation date de moins de 1 an;
4. un registre des anomalies (dépassements, incidents et accidents) qui regroupera notamment tes rapports relatifs à l'analyse et au traitement des dépassements des mesures de contrôle de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air, dont le contenu minimum est repris en annexe 7.
1. la copie du permis d'environnement de classe 1.13;
2. la copie du plan de travail et des plans d'implantation des zones de travail cachetés par l'IBGE, ainsi que l'indication des modifications éventuelles au plan de travail et aux plans d'implantation des zones de travail;
3. le récapitulatif des activités journalières en se référant au plan de travail, ainsi que les constatations et remarques des agents chargés de la surveillance;
4. pour les chantiers pour lesquels des mesures d'atmosphère sont imposées par le permis d'environnement de classe 1.13, le registre reprenant les résultats des mesures concernant la qualité de l'air;
5. le récapitulatif des déchets produits, conforme au modèle repris à l'annexe 5, et les récépissés des déchets amiantés délivrées par le collecteur agréé, dans la Région de Bruxelles-Capitale, pour les déchets d'amiante;
6. le registre des mesures de contrôle effectuées sur les rejets d'eau, visé à l'article 39;
7. l'inventaire des matériaux contenant de l'amiante, conforme au modèle repris à l'annexe 1re et dont la dernière actualisation date de moins de 1 an;
8. la preuve du contrôle du matériel d'extinction;
9. une copie de l'attestation du dernier entretien des extracteurs et de l'efficacité du filtre absolu;
10. les rapports relatifs aux tests de fumée, rédigés suivant le modèle repris en annexe 3;
11. les rapports d'inspection visuelle remplis par l'enleveur d'amiante, dont le contenu minimum est repris en annexe 6;
12. les bandes d'enregistrement du niveau de dépression dans la ou les zones fermées hermétiquement et les rapports d'anomalie concernant le contrôle de la dépression;
13. un registre des anomalies (dépassements, incidents et accidents) qui regroupera notamment les rapports relatifs à l'analyse et au traitement des dépassements des mesures de contrôle de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air et de la concentration des matières totales en suspension dans l'eau, dont le contenu minimum est repris en annexe 7.
§ 2. Pour les déclarations de classe I.C, le déclarant doit établir et tenir à jour un registre de chantier comportant, en fonction de la ou des méthodologies mises en oeuvre, les documents suivants
1. pour les chantiers pour lesquels des mesures d'atmosphère sont imposées par les conditions particulières d'exploitation le registre reprenant les résultats des mesures concernant la qualité de l'air;
2. le récapitulatif des déchets produits, conforme au modèle repris à l'annexe 5, et les récépissés des déchets amiantés délivrées par le collecteur agréé, dans la Région de Bruxelles-Capitale, pour les déchets d'amiante;
3. l'inventaire des matériaux contenant de l'amiante, conforme au modèle repris à l'annexe 1re et dont la dernière actualisation date de moins de 1 an;
4. un registre des anomalies (dépassements, incidents et accidents) qui regroupera notamment tes rapports relatifs à l'analyse et au traitement des dépassements des mesures de contrôle de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air, dont le contenu minimum est repris en annexe 7.
Afdeling 3. - Documenten die na de werken aan de Afdeling Inspectie van het BIM moet worden bezorgd.
Section 3. - Documents à faire parvenir à la Division Inspectorat de l'IBGE après les travaux.
Art.15. § 1. De verplichtingen van § 2 van dit artikel betreffen de werken van klasse I.B en van klasse I.C.
De verplichtingen van § 3 van dit artikel betreffen de werken van klasse I.B.
De verplichtingen van § 4 van dit artikel betreffen de werken van klasse I.C.
§ 2. Het einde van de werken of, voor werken die langer dan 3 maanden duren, het einde van elke werkfase die in het werkplan staat, moet onmiddellijk gemeld worden aan het BIM.
§ 3. Binnen de 3 maanden na het einde van de werken of van elke werkfase die in het werkplan staat, moeten, in voorkomend geval, de volgende documenten worden verstuurd naar het BIM :
1° een overzicht van de metingen van de concentratie van asbestvormige vezels in de lucht, met vermelding van elke gemeten waarde (met, indien de waarde tijdens de werken meer dan 0,010 vezel/c m3 bedraagt, het resultaat van de overeenstemmende meting die vóór de aanvang van de werken op dezelfde plaats werd uitgevoerd);
2° een overzicht van de metingen, ter hoogte van de sassen, van de totale concentratie van zwevende deeltjes in het water dat na filtering wordt geloosd;
3° een afschrift van het (de) ontvangstbewijs(zen) van de afvalstoffen door de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkende ophaler van asbestafval en van het (de) ontvangstbewijs(zen) door het verwerkings- of inzamelingscentrum met vermelding van het gewicht van de ontvangen afvalstoffen;
4° een afschrift van de overzichtstabel van de afvalstoffen volgens het model in bijlage 5;
5° een afschrift van de verslagen van de visuele controle die worden opgemaakt door de asbestverwijderaar en waarvan de inhoud minstens overeenkomt met het model in bijlage 6;
6° een lijst van de werkposten die nog niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd. De verantwoordelijke voor het asbestbeheer bewaart deze documenten en de bijlagen bij de asbestinventaris.
§ 4. Binnen de 3 maanden na het einde van de werken of van elke werkfase die in het werkplan staat, moeten in voorkomend geval de volgende documenten worden verstuurd naar het BIM :
1° een afschrift van het ontvangstbewijs of de ontvangstbewijzen van de afvalstoffen door de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkende ophaler van asbestafval en van het (de) ontvangstbewijs(zen) of het (de) ontvangstbewijs(zen) door het verwerkings- of inzamelingscentrum met vermelding van het gewicht van de ontvangen afvalstoffen.
2° voor de werken waarvoor luchtmetingen opgelegd werken krachtens de bijzondere uitbatingsvoorwaarden : een overzicht van de metingen van de concentratie van asbestvormige vezels in de lucht, met vermelding van elke gemeten waarde (met, indien de waarde tijdens de werken meer dan 0,010 vezel/c m3 bedraagt, het resultaat van de overeenstemmende meting die vóór de aanvang van de werken op dezelfde plaats werd uitgevoerd);
De verplichtingen van § 3 van dit artikel betreffen de werken van klasse I.B.
De verplichtingen van § 4 van dit artikel betreffen de werken van klasse I.C.
§ 2. Het einde van de werken of, voor werken die langer dan 3 maanden duren, het einde van elke werkfase die in het werkplan staat, moet onmiddellijk gemeld worden aan het BIM.
§ 3. Binnen de 3 maanden na het einde van de werken of van elke werkfase die in het werkplan staat, moeten, in voorkomend geval, de volgende documenten worden verstuurd naar het BIM :
1° een overzicht van de metingen van de concentratie van asbestvormige vezels in de lucht, met vermelding van elke gemeten waarde (met, indien de waarde tijdens de werken meer dan 0,010 vezel/c m3 bedraagt, het resultaat van de overeenstemmende meting die vóór de aanvang van de werken op dezelfde plaats werd uitgevoerd);
2° een overzicht van de metingen, ter hoogte van de sassen, van de totale concentratie van zwevende deeltjes in het water dat na filtering wordt geloosd;
3° een afschrift van het (de) ontvangstbewijs(zen) van de afvalstoffen door de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkende ophaler van asbestafval en van het (de) ontvangstbewijs(zen) door het verwerkings- of inzamelingscentrum met vermelding van het gewicht van de ontvangen afvalstoffen;
4° een afschrift van de overzichtstabel van de afvalstoffen volgens het model in bijlage 5;
5° een afschrift van de verslagen van de visuele controle die worden opgemaakt door de asbestverwijderaar en waarvan de inhoud minstens overeenkomt met het model in bijlage 6;
6° een lijst van de werkposten die nog niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd. De verantwoordelijke voor het asbestbeheer bewaart deze documenten en de bijlagen bij de asbestinventaris.
§ 4. Binnen de 3 maanden na het einde van de werken of van elke werkfase die in het werkplan staat, moeten in voorkomend geval de volgende documenten worden verstuurd naar het BIM :
1° een afschrift van het ontvangstbewijs of de ontvangstbewijzen van de afvalstoffen door de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkende ophaler van asbestafval en van het (de) ontvangstbewijs(zen) of het (de) ontvangstbewijs(zen) door het verwerkings- of inzamelingscentrum met vermelding van het gewicht van de ontvangen afvalstoffen.
2° voor de werken waarvoor luchtmetingen opgelegd werken krachtens de bijzondere uitbatingsvoorwaarden : een overzicht van de metingen van de concentratie van asbestvormige vezels in de lucht, met vermelding van elke gemeten waarde (met, indien de waarde tijdens de werken meer dan 0,010 vezel/c m3 bedraagt, het resultaat van de overeenstemmende meting die vóór de aanvang van de werken op dezelfde plaats werd uitgevoerd);
Art.15. § 1er. Les obligations des § 2 du présent article concernent les chantiers de classe LB et de classe I.C.
Les obligations des § 3 du présent article concernent les chantiers de classe I.B.
Les obligations des § 4 du présent article concernent les chantiers de classe I.C.
§ 2. La fin des travaux ou, pour les chantiers de plus de 3 mois, la fin de chaque phase de travail figurant dans le plan de travail, doit immédiatement être notifiée à l'IBGE.
§ 3. Dans les 3 mois qui suivent la fin des travaux ou la fin de chaque phase de travail figurant dans le plan de travail, les documents suivants doivent, le cas échéant, être envoyés à l'IBGE
1° un récapitulatif des mesures de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air reprenant chaque valeur mesurée (avec le résultat de la mesure correspondante réalisée avant les travaux au même endroit lorsque la valeur mesurée est, durant les travaux, supérieure à 0,010 fibre/c m3);
2° un récapitulatif des mesures de la concentration totale des matières en suspension dans l'eau, rejetée après filtration, au niveau des sas;
3° une copie du (ou des) récépissé(s) des déchets par le collecteur agréé, dans la Région de Bruxelles-Capitale, pour les déchets d'amiante et du (ou des) récépissé(s) des déchets dans le centre de traitement ou de regroupement mentionnant le poids des déchets réceptionnés;
4° une copie du récapitulatif des déchets tel que défini à l'annexe 5;
5° une copie des rapports d'inspection visuelle émis par l'enleveur d'amiante, dont le contenu minimum est repris en annexe 6;
6° une liste des postes de travail qui n'auraient pas été réalisés en tout ou partie. Le responsable de la gestion de l'amiante conserve ces documents et les annexes à l'inventaire amiante.
§ 4. Dans les 3 mois qui suivent la fin des travaux ou la fin de chaque phase de travail figurant dans le plan de travail, les documents suivant doivent, le cas échéant, être envoyés à l'IBGE
1° une copie du (ou des) récépissé(s) des déchets par le collecteur agréé, dans la Région de Bruxelles-Capitale, pour les déchets d'amiante et du (ou des) récépissé(s) des déchets dans le centre de traitement ou de regroupement mentionnant le poids des déchets réceptionnés.
2° pour les chantiers pour lesquels des mesures d'atmosphère ont été imposées par les conditions particulières d'exploitation un récapitulatif des mesures de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air reprenant chaque valeur mesurée (avec le résultat de la mesure correspondante réalisée avant les travaux au même endroit lorsque la valeur mesurée est, durant les travaux, supérieure à 0,010 fibre/c m3).
Les obligations des § 3 du présent article concernent les chantiers de classe I.B.
Les obligations des § 4 du présent article concernent les chantiers de classe I.C.
§ 2. La fin des travaux ou, pour les chantiers de plus de 3 mois, la fin de chaque phase de travail figurant dans le plan de travail, doit immédiatement être notifiée à l'IBGE.
§ 3. Dans les 3 mois qui suivent la fin des travaux ou la fin de chaque phase de travail figurant dans le plan de travail, les documents suivants doivent, le cas échéant, être envoyés à l'IBGE
1° un récapitulatif des mesures de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air reprenant chaque valeur mesurée (avec le résultat de la mesure correspondante réalisée avant les travaux au même endroit lorsque la valeur mesurée est, durant les travaux, supérieure à 0,010 fibre/c m3);
2° un récapitulatif des mesures de la concentration totale des matières en suspension dans l'eau, rejetée après filtration, au niveau des sas;
3° une copie du (ou des) récépissé(s) des déchets par le collecteur agréé, dans la Région de Bruxelles-Capitale, pour les déchets d'amiante et du (ou des) récépissé(s) des déchets dans le centre de traitement ou de regroupement mentionnant le poids des déchets réceptionnés;
4° une copie du récapitulatif des déchets tel que défini à l'annexe 5;
5° une copie des rapports d'inspection visuelle émis par l'enleveur d'amiante, dont le contenu minimum est repris en annexe 6;
6° une liste des postes de travail qui n'auraient pas été réalisés en tout ou partie. Le responsable de la gestion de l'amiante conserve ces documents et les annexes à l'inventaire amiante.
§ 4. Dans les 3 mois qui suivent la fin des travaux ou la fin de chaque phase de travail figurant dans le plan de travail, les documents suivant doivent, le cas échéant, être envoyés à l'IBGE
1° une copie du (ou des) récépissé(s) des déchets par le collecteur agréé, dans la Région de Bruxelles-Capitale, pour les déchets d'amiante et du (ou des) récépissé(s) des déchets dans le centre de traitement ou de regroupement mentionnant le poids des déchets réceptionnés.
2° pour les chantiers pour lesquels des mesures d'atmosphère ont été imposées par les conditions particulières d'exploitation un récapitulatif des mesures de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air reprenant chaque valeur mesurée (avec le résultat de la mesure correspondante réalisée avant les travaux au même endroit lorsque la valeur mesurée est, durant les travaux, supérieure à 0,010 fibre/c m3).
HOOFDSTUK V. - Veiligheid.
CHAPITRE V. - Sécurité.
Art.16. Alle voorzorgsmaatregelen worden getroffen om te vermijden dat, in de lokalen waar het asbest wordt verwijderd of ingekapseld en waar het asbestafval tijdelijk wordt opgeslagen, de asbestvezels zich verspreiden buiten de werkzone of de tijdelijke opslagplaats (stillegging van de ventilatie en airconditioning, afsluiting van de luchtgaten, ...). De niet-verplaatsbare inhoud wordt, indien nodig, tegen mogelijke asbestbesmetting beschermd.
Art.16. Toutes les précautions sont prises afin d'éviter que dans les locaux où l'amiante est enlevé ou encapsulé et où les déchets d'amiante sont entreposés, les fibres d'amiante ne soient dispersées vers l'extérieur de la zone de travail ou de stockage (arrêt de la ventilation, du conditionnement d'air, obturation des bouches d'aération, ...). Le contenu non déplaçable est, au besoin, protégé afin d'éviter une contamination par l'amiante.
Art.17. Het publiek mag de werf niet betreden. Dit verbod wordt door de gepaste borden ten minste in het Nederlands en in het Frans aangegeven. Ter hoogte van de sassen en van de werkzone wordt het gevaar van asbest uitdrukkelijk aangegeven en een pictogram wijst erop dat een masker moet worden gedragen.
Art.17. L'accès au chantier est interdit au public. Des panneaux adéquats rédigés au moins en français et en néerlandais signalent cette interdiction. Au niveau des sas et de la zone de travail, le danger lié à l'amiante est explicitement indiqué et un pictogramme avertit que le port du masque est obligatoire.
Art.18. Alle voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat de werf voor de buurt een bron van gevaar, overmatige hinder of ongezondheid wordt.
De toegangen tot de werf moeten op regelmatige basis worden gereinigd en onderhouden.
De toegangen tot de werf moeten op regelmatige basis worden gereinigd en onderhouden.
Art.18. Toutes les précautions sont prises pour empêcher que le chantier devienne cause de danger, d'incommodité excessive ou d'insalubrité pour le voisinage.
Les accès du chantier doivent être régulièrement nettoyés et entretenus.
Les accès du chantier doivent être régulièrement nettoyés et entretenus.
Art.19. De gangen en nooduitgangen moeten steeds van elke hindernis, en meer bepaald van alle materiaal en afval, worden vrijgehouden. Elke afwijking van dit principe moet vooraf worden goedgekeurd door de Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, behalve indien het gebouw niet wordt gebruikt tijdens de werken.
Art.19. Les couloirs de dégagement et issues de secours doivent en permanence être laissés libres de tout obstacle, notamment de tout matériel ou déchet. Une dérogation à ce principe devra avoir reçu l'accord préalable du Service d'incendie et d'aide médicale urgente de la Région de Bruxelles-Capitale, à moins que le bâtiment ne soit inoccupé pendant la durée des travaux.
Art.20. Persoonlijke beschermingsmiddelen (halfgelaatsmasker, ademhalingsmasker, ...) voor twee personen moeten worden voorzien voor de toezichthoudende ambtenaren, met het oog op de controle van de werken.
Art.20. Des équipements de protection individuelle (demi-masque, masque à ventilation assistée, ...) pour deux personnes sont prévus pour les agents chargés de la surveillance, en vue du contrôle du chantier.
Art.21. Het vereiste aantal bluseenheden bedraagt minstens twee bluseenheden per 100 m2 te beschermen vloeroppervlakte voor een hermetisch afgesloten zone en één bluseenheid per 100 m2 te beschermen vloeroppervlakte buiten de hermetisch afgesloten zone.
Elke muurhaspel kan voor drie blusapparaten worden gerekend.
De haspels en blusapparaten zijn op elk moment bereikbaar en worden jaarlijks aan een controle onderworpen.
Voor de als middelhoog of hoog ingedeelde gebouwen, in de zin van de federale reglementering tot vastlegging van de basisnormen inzake brand- en ontploffingspreventie waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen, moeten de verticale buisleidingen voor watertoevoer naar de hydranten met een diameter van 45 mm en de muurhaspels met een axiale voeding onder druk staan op alle verdiepingen. De aansluitingen moeten voldoen aan de federale wetgeving ter zake.
Indien er geen muurhaspels aanwezig zijn of indien het niet mogelijk is om ze (terug) in dienst te stellen, dan moet dit duidelijk gemeld worden in de kennisgeving van de aanvang van de werken aan de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Elke muurhaspel kan voor drie blusapparaten worden gerekend.
De haspels en blusapparaten zijn op elk moment bereikbaar en worden jaarlijks aan een controle onderworpen.
Voor de als middelhoog of hoog ingedeelde gebouwen, in de zin van de federale reglementering tot vastlegging van de basisnormen inzake brand- en ontploffingspreventie waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen, moeten de verticale buisleidingen voor watertoevoer naar de hydranten met een diameter van 45 mm en de muurhaspels met een axiale voeding onder druk staan op alle verdiepingen. De aansluitingen moeten voldoen aan de federale wetgeving ter zake.
Indien er geen muurhaspels aanwezig zijn of indien het niet mogelijk is om ze (terug) in dienst te stellen, dan moet dit duidelijk gemeld worden in de kennisgeving van de aanvang van de werken aan de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art.21. Le nombre requis d'unités d'extinction est d'au moins deux unités par 100 m2 de surface au sol à protéger en zone fermée hermétiquement et d'une unité par 100 m2 de surface au sol à protéger hors zone fermée hermétiquement.
Les dévidoirs muraux peuvent être comptabilisés pour trois extincteurs.
Les dévidoirs et extincteurs seront accessibles à tout moment et soumis à un contrôle annuel.
Pour les bâtiments classés moyens et élevés au sens de la réglementation fédérale fixant les normes de base en matière de prévention contre l'incendie et l'explosion auxquelles les bâtiments nouveaux doivent répondre, les colonnes alimentant les hydrants d'un diamètre de 45 mm et les dévidoirs muraux à alimentation axiale doivent être sous pression à tous les niveaux. Les raccords doivent être conformes à la réglementation fédérale en la matière.
Si les dévidoirs muraux sont inexistants ou s'il s'avère impossible de les (re)mettre en service, ce fait doit être clairement précisé au sein de la notification de début de chantier à destination du Service d'incendie et d'aide médicale urgente de la Région de Bruxelles-Capitale.
Les dévidoirs muraux peuvent être comptabilisés pour trois extincteurs.
Les dévidoirs et extincteurs seront accessibles à tout moment et soumis à un contrôle annuel.
Pour les bâtiments classés moyens et élevés au sens de la réglementation fédérale fixant les normes de base en matière de prévention contre l'incendie et l'explosion auxquelles les bâtiments nouveaux doivent répondre, les colonnes alimentant les hydrants d'un diamètre de 45 mm et les dévidoirs muraux à alimentation axiale doivent être sous pression à tous les niveaux. Les raccords doivent être conformes à la réglementation fédérale en la matière.
Si les dévidoirs muraux sont inexistants ou s'il s'avère impossible de les (re)mettre en service, ce fait doit être clairement précisé au sein de la notification de début de chantier à destination du Service d'incendie et d'aide médicale urgente de la Région de Bruxelles-Capitale.
HOOFDSTUK VI. - Lucht.
CHAPITRE VI. - Air.
Afdeling 1. - Algemeen.
Section 1re. - Généralités.
Art.22. De metingen van de concentratie van asbestvormige vezels in de lucht worden vastgelegd door de milieuvergunning van klasse I.B of door de bijzondere uitbatingsvoorwaarden opgelegd in het kader van een aangifte van klasse I.C.
Voor werken die 4 uur duren of langer, worden luchtmetingen uitgevoerd volgens de voorwaarden vastgelegd door bijlage 4.
Voor werken die 4 uur duren of langer, worden luchtmetingen uitgevoerd volgens de voorwaarden vastgelegd door bijlage 4.
Art.22. Les mesures de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air sont déterminées par le permis d'environnement de classe I.B ou les conditions particulières d'exploitation prescrites dans le cadre d'une déclaration de classe I.C.
Pour les travaux d'une durée égale ou supérieure à 4 heures, les mesures sont effectuées selon les prescriptions reprises à l'annexe 4.
Pour les travaux d'une durée égale ou supérieure à 4 heures, les mesures sont effectuées selon les prescriptions reprises à l'annexe 4.
Art.23. Alle filters van de pompen voor luchtmonsters, worden systematisch doormidden gesneden en gedurende een jaar bewaard door het erkende laboratorium, onder zodanige omstandigheden dat een correcte analyse mogelijk is, en dit wanneer de gemeten waarde hoger is dan 0,010 vezels/c m3.
Art.23. Tous les filtres montés sur des pompes de prélèvement d'air seront systématiquement coupés en deux et conservés par le laboratoire agréé, pendant une période d'un an dans des conditions permettant une analyse correcte et ce, lorsque la valeur mesurée est supérieure à 0,010 fibre/c m3.
Art.24. Wanneer de door artikel 23 vastgelegde norm wordt overschreden, kan het BIM eisen dat de filters door middel van elektronische microscopie worden geanalyseerd.
Indien de omstandigheden dit vereisen, kart het BIM opleggen dat elektronische kwantitatieve metingen worden uitgevoerd.
Indien de omstandigheden dit vereisen, kart het BIM opleggen dat elektronische kwantitatieve metingen worden uitgevoerd.
Art.24. En cas de dépassement de la norme fixée à l'article 23, l'IBGE peut exiger l'analyse du filtre par microscopie électronique.
Si les circonstances l'exigent, elle peut imposer que des mesures électroniques quantitatives soient réalisées.
Si les circonstances l'exigent, elle peut imposer que des mesures électroniques quantitatives soient réalisées.
Art.25. Naargelang van de kenmerken van de werf bepalen de milieuvergunning van klasse 1.13 of de bijzondere uitbatingsvoorwaarden opgelegd in het kader van een aangifte van klasse I.C of de asbestbehandeling moet plaatsvinden in een hermetisch afgesloten zone, een semi-hermetisch afgesloten zone, met behulp van de couveusezakmethode of in een afgebakende zone overeenkomstig de hierna vermelde voorwaarden.
Art.25. En fonction des caractéristiques du chantier, le permis d'environnement de classe I.B ou les conditions particulières d'exploitation prescrites dans le cadre d'une déclaration de classe I.C, stipulent que les manipulations d'amiante se font en zone fermée hermétiquement, en zone semi-hermétique, à l'aide de sacs à manchons ou en zone balisée, conformément aux conditions énoncées ci-après.
Afdeling 2. - Hermetisch afgesloten zone.
Section 2. - Zone fermée hermétiquement.
Art.26. De werken in een hermetisch afgesloten zone worden uitgevoerd in onderdruk in vergelijking met het gebied erbuiten. Het afzuigdebiet wordt zo berekend dat de lucht in het afgesloten volume minstens viermaal per uur wordt ververst.
De luchtdichtheid van de afsluiting wordt gecontroleerd door middel van een rooktest. Na de rooktest mag het niet langer dan 15 minuten duren voor de rook is verdwenen uit de hermetisch afgesloten zone en de sassen. Na de rooktest wordt een verslag opgesteld volgens het model in bijlage 3.
Tussen de werkzone en de omgeving moet een statische onderdruk van minstens 10 Pascal worden behouden. Deze onderdruk wordt op elk punt in de zone gewaarborgd. De meting ervan gebeurt buiten de luchtstroom die door de extractoren wordt veroorzaakt. Een monitor controleert voortdurend de onderdruk in de afgesloten zone. De onderdruk wordt geregistreerd op tijdstippen met een regelmatig interval. Een alarm gaat af wanneer de onderdruk zakt onder de 10 Pascal. Elke onregelmatigheid wordt in het werfregister opgetekend en van commentaar voorzien (oorzaken en getroffen maatregelen).
Er wordt bij voorkeur voor gezorgd dat de extractoren uitgeven buiten het gebouw waar de werken van asbestverwijdering en -inkapseling worden uitgevoerd, en in elk geval op plaatsen die ontoegankelijk zijn voor personen die niet betrokken zijn bij de werf. Elke aanvraag tot afwijking van dit principe moet in het werkplan worden verantwoord en specifieke voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen. Deze afwijking(en) wordt (worden) toegestaan door het BIM indien werd aangetoond dat de voorgestelde oplossing, de enige technisch beschikbare is voor het uitvoeren van het werk en dat deze het risico op verspreiding van asbestvezels terugbrengt tot een aanvaardbaar niveau.
De, via de extractor(en), uit de hermetisch afgesloten zones weggezogen lucht moet met behulp van absoluutfilters worden gefilterd. De afgesloten zone, vrij van obstakels, moet dagelijks visueel worden gecontroleerd. Onregelmatigheden en de maatregelen die worden getroffen om ze te verhelpen, worden opgetekend in het werfregister.
Er wordt voorzien in een reserve-extractor die het mogelijk maakt om bij eventuele storingen de onderdruk te behouden en de defecte extractor te vervangen.
De luchtdichtheid van de afsluiting wordt gecontroleerd door middel van een rooktest. Na de rooktest mag het niet langer dan 15 minuten duren voor de rook is verdwenen uit de hermetisch afgesloten zone en de sassen. Na de rooktest wordt een verslag opgesteld volgens het model in bijlage 3.
Tussen de werkzone en de omgeving moet een statische onderdruk van minstens 10 Pascal worden behouden. Deze onderdruk wordt op elk punt in de zone gewaarborgd. De meting ervan gebeurt buiten de luchtstroom die door de extractoren wordt veroorzaakt. Een monitor controleert voortdurend de onderdruk in de afgesloten zone. De onderdruk wordt geregistreerd op tijdstippen met een regelmatig interval. Een alarm gaat af wanneer de onderdruk zakt onder de 10 Pascal. Elke onregelmatigheid wordt in het werfregister opgetekend en van commentaar voorzien (oorzaken en getroffen maatregelen).
Er wordt bij voorkeur voor gezorgd dat de extractoren uitgeven buiten het gebouw waar de werken van asbestverwijdering en -inkapseling worden uitgevoerd, en in elk geval op plaatsen die ontoegankelijk zijn voor personen die niet betrokken zijn bij de werf. Elke aanvraag tot afwijking van dit principe moet in het werkplan worden verantwoord en specifieke voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen. Deze afwijking(en) wordt (worden) toegestaan door het BIM indien werd aangetoond dat de voorgestelde oplossing, de enige technisch beschikbare is voor het uitvoeren van het werk en dat deze het risico op verspreiding van asbestvezels terugbrengt tot een aanvaardbaar niveau.
De, via de extractor(en), uit de hermetisch afgesloten zones weggezogen lucht moet met behulp van absoluutfilters worden gefilterd. De afgesloten zone, vrij van obstakels, moet dagelijks visueel worden gecontroleerd. Onregelmatigheden en de maatregelen die worden getroffen om ze te verhelpen, worden opgetekend in het werfregister.
Er wordt voorzien in een reserve-extractor die het mogelijk maakt om bij eventuele storingen de onderdruk te behouden en de defecte extractor te vervangen.
Art.26. Les travaux en zone fermée hermétiquement, sont réalisés en dépression par rapport à l'extérieur. Le débit d'extraction est calculé de manière à obtenir au moins 4 renouvellements d'air par heure dans le volume confiné.
L'étanchéité du confinement est vérifiée au moyen d'un test de fumée. A l'issue du test de fumée, le temps de désenfumage de la zone fermée hermétiquement et des sas ne doit pas excéder 15 minutes. Un rapport est rédigé après le test de fumée suivant le modèle repris en annexe 3.
Une dépression statique d'au moins 10 Pascals est maintenue entre la zone de travail et l'environnement. Cette dépression est assurée en tout point de la zone. Elle doit être mesurée en dehors du flux d'air provoqué par les extracteurs. Un moniteur contrôle constamment la dépression dans la zone confinée. Le niveau de dépression est enregistrée à intervalles réguliers. Une alarme retentit quand la dépression est inférieure à 10 Pascals. Toute anomalie est reprise au registre de chantier et doit y être commentée (causes et mesures prises).
Tout est mis en oeuvre pour que le débouché des extracteurs se fasse de préférence à l'extérieur du bâtiment dans lequel on procède aux travaux d'enlèvement et d'encapsulation d'amiante, et en tout cas à des endroits inaccessibles pour des personnes étrangères au chantier. Toute demande de dérogation à ces principes doit être justifiée dans le plan de travail et des précautions particulières doivent être prises. La ou les dérogations seront accordées par l'IBGE s'il est prouvé que la solution proposée est la seule techniquement disponible pour réaliser le travail et que celle-ci ramène le risque de propagation des fibres d'amiante à un niveau acceptable. L'air évacué des zones fermées hermétiquement, via le ou les extracteurs, doit être filtré au moyen de filtres absolus.
Le confinement, dégagé de tout obstacle, fait l'objet d'inspections visuelles quotidiennes. Les anomalies, ainsi que les mesures prises pour y remédier, sont notées dans le registre du chantier.
Un extracteur de rechange permettant de maintenir la dépression en cas d'incident, est prévu et prend le relais de l'extracteur défaillant.
L'étanchéité du confinement est vérifiée au moyen d'un test de fumée. A l'issue du test de fumée, le temps de désenfumage de la zone fermée hermétiquement et des sas ne doit pas excéder 15 minutes. Un rapport est rédigé après le test de fumée suivant le modèle repris en annexe 3.
Une dépression statique d'au moins 10 Pascals est maintenue entre la zone de travail et l'environnement. Cette dépression est assurée en tout point de la zone. Elle doit être mesurée en dehors du flux d'air provoqué par les extracteurs. Un moniteur contrôle constamment la dépression dans la zone confinée. Le niveau de dépression est enregistrée à intervalles réguliers. Une alarme retentit quand la dépression est inférieure à 10 Pascals. Toute anomalie est reprise au registre de chantier et doit y être commentée (causes et mesures prises).
Tout est mis en oeuvre pour que le débouché des extracteurs se fasse de préférence à l'extérieur du bâtiment dans lequel on procède aux travaux d'enlèvement et d'encapsulation d'amiante, et en tout cas à des endroits inaccessibles pour des personnes étrangères au chantier. Toute demande de dérogation à ces principes doit être justifiée dans le plan de travail et des précautions particulières doivent être prises. La ou les dérogations seront accordées par l'IBGE s'il est prouvé que la solution proposée est la seule techniquement disponible pour réaliser le travail et que celle-ci ramène le risque de propagation des fibres d'amiante à un niveau acceptable. L'air évacué des zones fermées hermétiquement, via le ou les extracteurs, doit être filtré au moyen de filtres absolus.
Le confinement, dégagé de tout obstacle, fait l'objet d'inspections visuelles quotidiennes. Les anomalies, ainsi que les mesures prises pour y remédier, sont notées dans le registre du chantier.
Un extracteur de rechange permettant de maintenir la dépression en cas d'incident, est prévu et prend le relais de l'extracteur défaillant.
Art.27. De volgende grenswaarden voor de concentratie asbestvormige vezels in de lucht mogen gedurende de werken niet worden overschreden :
1° bij elke uitiaat van een luchtextractor : de gemeten waarde mag niet hoger zijn dan 0,010 vezel/c m3;
2° op de andere plaatsen in de omgeving, die in de milieuvergunning van klasse I.B zijn vastgelegd : de gemeten waarde mag de vóór de aanvang van de werken gemeten waarde niet met meer dan 0,010 vezel/c m3 overschrijden.
1° bij elke uitiaat van een luchtextractor : de gemeten waarde mag niet hoger zijn dan 0,010 vezel/c m3;
2° op de andere plaatsen in de omgeving, die in de milieuvergunning van klasse I.B zijn vastgelegd : de gemeten waarde mag de vóór de aanvang van de werken gemeten waarde niet met meer dan 0,010 vezel/c m3 overschrijden.
Art.27. Les valeurs limites de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air reprises ci-dessous, ne peuvent être dépassées dans l'air pendant les travaux
1° au niveau des rejets de chaque extracteur d'air la valeur mesurée ne peut dépasser 0,010 fibre/c m3;
2° aux autres points dans l'environnement fixés par le permis d'environnement de classe 1.13 la valeur mesurée ne peut dépasser de plus de 0,010 fibre/c m3, la valeur mesurée avant le début des travaux.
1° au niveau des rejets de chaque extracteur d'air la valeur mesurée ne peut dépasser 0,010 fibre/c m3;
2° aux autres points dans l'environnement fixés par le permis d'environnement de classe 1.13 la valeur mesurée ne peut dépasser de plus de 0,010 fibre/c m3, la valeur mesurée avant le début des travaux.
Art.28. Er moet minstens een vrijgaveluchtmeting worden uitgevoerd door een laboratorium dat erkend is in overeenstemming met de federale wetgeving ter zake. De waarde van de vrijgavemeting, die het mogelijk maakt de omhulling te verwijderen, is de waarde die wordt aanbevolen door de federale reglementering betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's die verband houden met de blootstelling aan asbest. Tijdens deze metingen moet de lucht binnen in de hermetisch afgesloten zone verstoord worden, aangezien de extractoren vooraf werden stilgelegd.
Art.28. Au moins une mesure libératoire de l'atmosphère est réalisée par un laboratoire agréé conformément à la réglementation fédérale en la matière. La valeur de la mesure libératoire permettant le retrait du confinement, est identique à celle préconisée par la réglementation fédérale relative à la protection des travailleurs contre les risques liés à l'exposition à l'amiante. Durant les mesures, l'air à l'intérieur de la zone fermée hermétiquement doit être perturbé, les extracteurs ayant préalablement été mis à l'arrêt.
Afdeling 3. - Semi-hermetisch afgesloten zone.
Section 3. - Zone semi-hermétique.
Art.29. § 1. Indien de milieuvergunning van Masse I.B dit oplegt, moet de hele tijd worden gezorgd voor luchtverversing in de zone met behulp van een of meer extractoren met absoluutfilters.
De afgesloten zone moet dagelijks visueel worden gecontroleerd. Onregelmatigheden worden opgetekend in het werfregister, samen met de maatregelen die werden getroffen om ze te verhelpen.
§ 2. De volgende grenswaarden voor de concentratie asbestvormige vezels in de lucht mogen gedurende de werden niet worden overschreden :
1° bij elke uitlaat van een luchtextractor :
de gemeten waarde mag niet hoger zijn dan 0,010 vezel/c m3;
2° op de andere plaatsen in de omgeving, die in de milieuvergunning van klasse I.B zijn vastgelegd : de gemeten waarde mag de vóór de aanvang van de werden gemeten waarde niet met meer dan 0,010 vezel/cm' overschrijden.
De afgesloten zone moet dagelijks visueel worden gecontroleerd. Onregelmatigheden worden opgetekend in het werfregister, samen met de maatregelen die werden getroffen om ze te verhelpen.
§ 2. De volgende grenswaarden voor de concentratie asbestvormige vezels in de lucht mogen gedurende de werden niet worden overschreden :
1° bij elke uitlaat van een luchtextractor :
de gemeten waarde mag niet hoger zijn dan 0,010 vezel/c m3;
2° op de andere plaatsen in de omgeving, die in de milieuvergunning van klasse I.B zijn vastgelegd : de gemeten waarde mag de vóór de aanvang van de werden gemeten waarde niet met meer dan 0,010 vezel/cm' overschrijden.
Art.29. § 1er. Si le permis d'environnement de classe I.B, l'impose, le renouvellement de l'air à l'intérieur de la zone est, en tout temps, assuré au moyen d'un ou plusieurs extracteurs munis de filtres absolus.
Le confinement fait l'objet d'inspections visuelles quotidiennes. Les anomalies, ainsi que les mesures prises pour y remédier, sont notées dans le registre du chantier.
§ 2. Les valeurs limites de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air reprises ci-dessous, ne peuvent être dépassées dans l'air pendant les travaux
1° au niveau des rejets de chaque extracteur d'air
la valeur mesurée ne peut dépasser 0,010 fibre/c m3;
2° aux autres points dans l'environnement fixés par le permis d'environnement de classe 1.13 la valeur mesurée ne peut dépasser de plus de 0,010 fibre/cm', la valeur mesurée avant le début des travaux.
Le confinement fait l'objet d'inspections visuelles quotidiennes. Les anomalies, ainsi que les mesures prises pour y remédier, sont notées dans le registre du chantier.
§ 2. Les valeurs limites de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air reprises ci-dessous, ne peuvent être dépassées dans l'air pendant les travaux
1° au niveau des rejets de chaque extracteur d'air
la valeur mesurée ne peut dépasser 0,010 fibre/c m3;
2° aux autres points dans l'environnement fixés par le permis d'environnement de classe 1.13 la valeur mesurée ne peut dépasser de plus de 0,010 fibre/cm', la valeur mesurée avant le début des travaux.
Afdeling 4. - Couveusezakmethode.
Section 4. - Méthode des sacs à manchons.
Art.30. § 1. De couveusezakmethode kan worden gebruikt op voorwaarde dat :
1° de werkzone wordt afgebakend;
2° het te verwijderen materiaal wordt afgeschermd tijdens de verwijdering en de schoonmaak van de drager. Hiervoor moet het materiaal in goede staat zijn, gemakkelijk toegankelijk zijn en gemakkelijk kunnen worden verwijderd van de drager.
§ 2. In de milieuvergunning van klasse I.B of in de bijzondere uitbatingsvoorwaarden opgelegd in het kader van een aangifte van klasse I.C kunnen metingen, van de concentratie asbestvormige vezels in de lucht, worden opgelegd naargelang van de aard van de werken of de verwijderde materialen, of van de aanwezigheid van personen, in de omgeving van de werken, die niet betrokken zijn bij de werf. In dat geval mag de concentratie asbestvormige vezels die wordt gemeten tijdens de werken niet hoger liggen dan 0,01 vezel/c m3 boven de concentratie gemeten vóór de aanvang van de werken in de afgebakende zone en de omgeving ervan.
1° de werkzone wordt afgebakend;
2° het te verwijderen materiaal wordt afgeschermd tijdens de verwijdering en de schoonmaak van de drager. Hiervoor moet het materiaal in goede staat zijn, gemakkelijk toegankelijk zijn en gemakkelijk kunnen worden verwijderd van de drager.
§ 2. In de milieuvergunning van klasse I.B of in de bijzondere uitbatingsvoorwaarden opgelegd in het kader van een aangifte van klasse I.C kunnen metingen, van de concentratie asbestvormige vezels in de lucht, worden opgelegd naargelang van de aard van de werken of de verwijderde materialen, of van de aanwezigheid van personen, in de omgeving van de werken, die niet betrokken zijn bij de werf. In dat geval mag de concentratie asbestvormige vezels die wordt gemeten tijdens de werken niet hoger liggen dan 0,01 vezel/c m3 boven de concentratie gemeten vóór de aanvang van de werken in de afgebakende zone en de omgeving ervan.
Art.30. § 1er. La méthode des sacs à manchons peut être utilisée à condition
1° de baliser l'espace de travail;
2° d'isoler le matériau à enlever pendant toute l'opération de retrait et de nettoyage du support. Pour cela, le matériau doit être en bon état, aisément accessible et facilement séparable du support.
§ 2. Des mesures de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air, peuvent être imposées dans le permis d'environnement de classe I.B ou dans les conditions particulières d'exploitation prescrites dans le cadre d'une déclaration de classe LC, en fonction de la nature des travaux ou des matériaux enlevés ou encore de la présence à proximité des travaux de personnes étrangères au chantier. Dans ce cas, la concentration en fibres asbestiformes mesurée pendant les travaux ne peut dépasser de 0,010 fibre/c m3, la concentration mesurée avant le début des travaux dans l'espace balisé et environnant.
1° de baliser l'espace de travail;
2° d'isoler le matériau à enlever pendant toute l'opération de retrait et de nettoyage du support. Pour cela, le matériau doit être en bon état, aisément accessible et facilement séparable du support.
§ 2. Des mesures de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air, peuvent être imposées dans le permis d'environnement de classe I.B ou dans les conditions particulières d'exploitation prescrites dans le cadre d'une déclaration de classe LC, en fonction de la nature des travaux ou des matériaux enlevés ou encore de la présence à proximité des travaux de personnes étrangères au chantier. Dans ce cas, la concentration en fibres asbestiformes mesurée pendant les travaux ne peut dépasser de 0,010 fibre/c m3, la concentration mesurée avant le début des travaux dans l'espace balisé et environnant.
Afdeling 5. - Afgebakende zone.
Section 5. - Zone balisée.
Art.31. Bij werken in een afgebakende zone moet alles in het werk worden gesteld om te beletten dat asbestvezels vrijkomen in de lucht. Dit kan door bevochtiging, verneveling van een fixeermiddel, gebruik van een extractor of van een stofzuiger met absoluutfilter.
In de milieuvergunning van klasse 1.13 of in de bijzondere uitbatingsvoorwaarden opgelegd in het kader van een aangifte van klasse I.C kunnen metingen, van de concentratie asbestvormige vezels in de lucht, worden opgelegd naargelang van de aard van de werken of de verwijderde materialen, of van de aanwezigheid van personen, in de omgeving van de werken, die niet betrokken zijn bij de werf. In dat geval mag de concentratie asbestvormige vezels die wordt gemeten tijdens de werken niet hoger liggen dan 0,01 vezel/c m3 boven de concentratie gemeten vóór de aanvang van de werken in de afgebakende zone en de omgeving ervan.
In de milieuvergunning van klasse 1.13 of in de bijzondere uitbatingsvoorwaarden opgelegd in het kader van een aangifte van klasse I.C kunnen metingen, van de concentratie asbestvormige vezels in de lucht, worden opgelegd naargelang van de aard van de werken of de verwijderde materialen, of van de aanwezigheid van personen, in de omgeving van de werken, die niet betrokken zijn bij de werf. In dat geval mag de concentratie asbestvormige vezels die wordt gemeten tijdens de werken niet hoger liggen dan 0,01 vezel/c m3 boven de concentratie gemeten vóór de aanvang van de werken in de afgebakende zone en de omgeving ervan.
Art.31. Lors des travaux réalisés en zone balisée, tout moyen doit être employé pour empêcher la libération de fibres d'amiante dans l'air. Ces moyens peuvent être l'humidification, la pulvérisation d'un fixateur, l'utilisation d'un extracteur ou d'un aspirateur à filtre absolu.
Des mesures de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air, peuvent être imposées dans le permis d'environnement de classe I.B ou dans les conditions particulières d'exploitation prescrites dans le cadre d'une déclaration de classe LC, en fonction de la nature des travaux ou des matériaux enlevés ou encore de la présence à proximité des travaux de personnes étrangères au chantier. Dans ce cas, la concentration en fibres asbestiformes mesurée pendant les travaux ne peut dépasser de 0,010 fibre/c m3, la concentration mesurée avant le début des travaux dans l'espace balisé et environnant.
Des mesures de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air, peuvent être imposées dans le permis d'environnement de classe I.B ou dans les conditions particulières d'exploitation prescrites dans le cadre d'une déclaration de classe LC, en fonction de la nature des travaux ou des matériaux enlevés ou encore de la présence à proximité des travaux de personnes étrangères au chantier. Dans ce cas, la concentration en fibres asbestiformes mesurée pendant les travaux ne peut dépasser de 0,010 fibre/c m3, la concentration mesurée avant le début des travaux dans l'espace balisé et environnant.
Afdeling 6. - Visuele inspectie.
Section 6. - Inspection visuelle.
Art.32. Alvorens de werkzone vrijgesteld te verklaren, wordt een visuele inspectie uitgevoerd om zeker te zijn dat er geen zichtbare sporen van asbest zijn op de behandelde plaatsen. Na de visuele inspectie stelt de asbestverwijderaar een attest op waarin hij verklaart dat het asbest werd verwijderd in overeenstemming met het werkplan en dat de zone schoon is en vrij van zichtbare asbestresten. De inhoud van het rapport van de visuele inspectie wordt minimum opgesteld volgens het model in bijlage 6.
Indien het resultaat van de visuele inspectie voldoening biedt, kan een fixatiemiddel worden verstoven op de oppervlakken, dit zonder te overdrijven om te vermijden dat de vloeistof zich opstapelt.
Indien het resultaat van de visuele inspectie geen voldoening biedt, moeten de gepaste maatregelen worden getroffen om deze situatie te verhelpen.
Indien het resultaat van de visuele inspectie voldoening biedt, kan een fixatiemiddel worden verstoven op de oppervlakken, dit zonder te overdrijven om te vermijden dat de vloeistof zich opstapelt.
Indien het resultaat van de visuele inspectie geen voldoening biedt, moeten de gepaste maatregelen worden getroffen om deze situatie te verhelpen.
Art.32. Avant la libération de la zone de travail, une inspection visuelle est réalisée afin de s'assurer de l'absence de toute trace visible d'amiante aux endroits traités. A l'issue de l'inspection visuelle, l'enleveur d'amiante rédige une attestation par laquelle il déclare que l'amiante a été enlevé conformément au plan de travail et que la zone est propre et exempte de résidus visibles d'amiante. Le contenu minimum du rapport d'inspection visuelle est repris en annexe 6.
Si le résultat de l'inspection visuelle est satisfaisante, les surfaces peuvent alors être pulvérisées au moyen d'un fixateur, et ceci sans excès de façon à ne pas provoquer l'accumulation de liquides.
Si le résultat de l'inspection visuelle se révèle insatisfaisante, toutes les mesures adéquates devront être prises afin de remédier à cette situation.
Si le résultat de l'inspection visuelle est satisfaisante, les surfaces peuvent alors être pulvérisées au moyen d'un fixateur, et ceci sans excès de façon à ne pas provoquer l'accumulation de liquides.
Si le résultat de l'inspection visuelle se révèle insatisfaisante, toutes les mesures adéquates devront être prises afin de remédier à cette situation.
HOOFDSTUK VII. - Afval.
CHAPITRE VII. - Déchets.
Art.33. § 1. Het asbestafval wordt gescheiden van het ander afval.
Materiaal dat in contact is geweest met of dat werd besmet door asbestvezels en dat niet ter plaatse kan worden schoongemaakt met behulp van, bijvoorbeeld een stofzuiger met absoluutfilter en/of water, wordt gelijkgesteld met asbestafval.
Asbestafval en met asbestafval gelijkgesteld afval mag niet worden gerecycleerd.
Het asbestafval wordt per categorie gesorteerd (in functie van het verwijderingscircuit) en verpakt in ondoorlatende verpakkingen (dikte : minstens 150 pm) alvorens uit de werkzone te worden weggevoerd.
§ 2. Voor de werkzones met een nat sas (hermetisch afgesloten zone en semihermetisch afgesloten zone, indien deze er een heeft) wordt het verpakte afval afgevoerd langs het materiaalsas (of eventueel het personeelssas als de milieuvergunning van klasse I.B het toelaat) dat is uitgerust met een douche waar het wordt ontstoft en vervolgens opnieuw wordt verpakt in een tweede schone verpakking (die niet in contact is geweest met de lucht in de werkzone), die is vervaardigd van PE, PVC of een vergelijkbaar materiaal (met een dikte van minstens 200 pm) en hermetisch afgesloten, alvorens te worden vervoerd naar een tijdelijke opslagplaats.
Voor de werkzones die niet zijn uitgerust met een nat sas, wordt het verpakte asbestafval ontstoft en vervolgens opnieuw verpakt in een tweede schone verpakking, die is vervaardigd van PE, PVC of een vergelijkbaar materiaal (met een dikte van minstens 200 pm) en hermetisch afgesloten, alvorens te worden vervoerd naar een tijdelijke opslagplaats.
Niettemin mag niet-broos asbestafval worden verpakt in een hermetisch afgesloten enkelvoudige verpakking (dikte minstens 150 pm) of in bulk worden vervoerd onder de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 36. Elke afwijking van de voorafgaande principes moet vooraf worden goedgekeurd door het BIM.
§ 3. Scherp afval wordt verpakt in speciale verpakkingen, zoals zakken in polypropyleen (dikte meer dan 200 pm) gevoerd met een ondoorlaatbare zak van PE, PVC of van een vergelijkbaar type (dikte minstens 200 pm).
De buitenste verpakking bedoeld in § 2 en het voorgaande lid van deze paragraaf wordt hermetisch gesloten en voorzien van een etiket dat de aanwezigheid van asbest aangeeft, overeenkomstig de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 2001 tot beperking van het op de markt brengen, de vervaardiging en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen (asbest).
Materiaal dat in contact is geweest met of dat werd besmet door asbestvezels en dat niet ter plaatse kan worden schoongemaakt met behulp van, bijvoorbeeld een stofzuiger met absoluutfilter en/of water, wordt gelijkgesteld met asbestafval.
Asbestafval en met asbestafval gelijkgesteld afval mag niet worden gerecycleerd.
Het asbestafval wordt per categorie gesorteerd (in functie van het verwijderingscircuit) en verpakt in ondoorlatende verpakkingen (dikte : minstens 150 pm) alvorens uit de werkzone te worden weggevoerd.
§ 2. Voor de werkzones met een nat sas (hermetisch afgesloten zone en semihermetisch afgesloten zone, indien deze er een heeft) wordt het verpakte afval afgevoerd langs het materiaalsas (of eventueel het personeelssas als de milieuvergunning van klasse I.B het toelaat) dat is uitgerust met een douche waar het wordt ontstoft en vervolgens opnieuw wordt verpakt in een tweede schone verpakking (die niet in contact is geweest met de lucht in de werkzone), die is vervaardigd van PE, PVC of een vergelijkbaar materiaal (met een dikte van minstens 200 pm) en hermetisch afgesloten, alvorens te worden vervoerd naar een tijdelijke opslagplaats.
Voor de werkzones die niet zijn uitgerust met een nat sas, wordt het verpakte asbestafval ontstoft en vervolgens opnieuw verpakt in een tweede schone verpakking, die is vervaardigd van PE, PVC of een vergelijkbaar materiaal (met een dikte van minstens 200 pm) en hermetisch afgesloten, alvorens te worden vervoerd naar een tijdelijke opslagplaats.
Niettemin mag niet-broos asbestafval worden verpakt in een hermetisch afgesloten enkelvoudige verpakking (dikte minstens 150 pm) of in bulk worden vervoerd onder de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 36. Elke afwijking van de voorafgaande principes moet vooraf worden goedgekeurd door het BIM.
§ 3. Scherp afval wordt verpakt in speciale verpakkingen, zoals zakken in polypropyleen (dikte meer dan 200 pm) gevoerd met een ondoorlaatbare zak van PE, PVC of van een vergelijkbaar type (dikte minstens 200 pm).
De buitenste verpakking bedoeld in § 2 en het voorgaande lid van deze paragraaf wordt hermetisch gesloten en voorzien van een etiket dat de aanwezigheid van asbest aangeeft, overeenkomstig de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 2001 tot beperking van het op de markt brengen, de vervaardiging en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen (asbest).
Art.33. § 1er. Les déchets d'amiante sont séparés des autres déchets.
Les matériaux qui ont été en contact ou qui ont été contaminés par des fibres d'amiante et qui ne peuvent être décontaminés sur place, par exemple à l'aide d'un aspirateur à filtre absolu et/ou d'eau, sont assimilés à des déchets d'amiante.
Les déchets d'amiante et les déchets assimilés à des déchets d'amiante ne peuvent être recyclés.
Les déchets d'amiante sont triés par catégorie (en fonction de leur filière d'élimination) et conditionnés en emballage étanche (épaisseur de 150 pm au minimum) avant d'être évacués de la zone de travail.
§ 2. Pour les zones de travail équipées d'un sas humide (zone fermée hermétiquement et zone semi-hermétique si elle en est équipée), l'évacuation des déchets conditionnés en emballage se fait au travers du sas matériel (ou du sas personnel si le permis d'environnement de classe 1.13 l'autorise) muni d'une douche où ils sont dépoussiérés et placés, ensuite, dans un second emballage propre (n'ayant pas été en contact avec l'atmosphère de la zone de travail) et étanche en PE, PVC ou similaire (épaisseur de 200 pm au minimum) avant d'être transportés vers un lieu de stockage provisoire.
Pour les zones de travail qui ne sont pas équipées d'un sas humide, les déchets d'amiante conditionnés sont dépoussiérés et placés, ensuite, dans un second emballage propre et étanche en PE, PVC ou similaire (épaisseur de 200 pm au minimum) avant d'être transportés vers un lieu de stockage provisoire.
Néanmoins, les déchets d'amiante non friable peuvent être conditionnés dans un emballage à simple paroi fermé hermétiquement (épaisseur de 150 pm au minimum) ou transporté en vrac aux conditions fixées par l'article 36. Toute dérogation aux principes qui précèdent, devra faire l'objet d'une autorisation préalable de l'IBGE.
§ 3. Les déchets tranchants seront conditionnés en emballages spécifiques, tels des sacs en polypropylène (épaisseur supérieure à 200 pm) doublés d'un sac étanche en PE, PVC ou similaire (épaisseur de 200 pm au minimum).
L'emballage extérieur visé au § 2 et à l'alinéa précédent du présent paragraphe, est fermé hermétiquement et pourvu d'une étiquette indiquant la présence d'amiante, conforme à l'annexe de l'arrêté royal du 23 octobre 2001 limitant la mise sur le marché, la fabrication et l'emploi de certaines substances dangereuses (amiante).
Les matériaux qui ont été en contact ou qui ont été contaminés par des fibres d'amiante et qui ne peuvent être décontaminés sur place, par exemple à l'aide d'un aspirateur à filtre absolu et/ou d'eau, sont assimilés à des déchets d'amiante.
Les déchets d'amiante et les déchets assimilés à des déchets d'amiante ne peuvent être recyclés.
Les déchets d'amiante sont triés par catégorie (en fonction de leur filière d'élimination) et conditionnés en emballage étanche (épaisseur de 150 pm au minimum) avant d'être évacués de la zone de travail.
§ 2. Pour les zones de travail équipées d'un sas humide (zone fermée hermétiquement et zone semi-hermétique si elle en est équipée), l'évacuation des déchets conditionnés en emballage se fait au travers du sas matériel (ou du sas personnel si le permis d'environnement de classe 1.13 l'autorise) muni d'une douche où ils sont dépoussiérés et placés, ensuite, dans un second emballage propre (n'ayant pas été en contact avec l'atmosphère de la zone de travail) et étanche en PE, PVC ou similaire (épaisseur de 200 pm au minimum) avant d'être transportés vers un lieu de stockage provisoire.
Pour les zones de travail qui ne sont pas équipées d'un sas humide, les déchets d'amiante conditionnés sont dépoussiérés et placés, ensuite, dans un second emballage propre et étanche en PE, PVC ou similaire (épaisseur de 200 pm au minimum) avant d'être transportés vers un lieu de stockage provisoire.
Néanmoins, les déchets d'amiante non friable peuvent être conditionnés dans un emballage à simple paroi fermé hermétiquement (épaisseur de 150 pm au minimum) ou transporté en vrac aux conditions fixées par l'article 36. Toute dérogation aux principes qui précèdent, devra faire l'objet d'une autorisation préalable de l'IBGE.
§ 3. Les déchets tranchants seront conditionnés en emballages spécifiques, tels des sacs en polypropylène (épaisseur supérieure à 200 pm) doublés d'un sac étanche en PE, PVC ou similaire (épaisseur de 200 pm au minimum).
L'emballage extérieur visé au § 2 et à l'alinéa précédent du présent paragraphe, est fermé hermétiquement et pourvu d'une étiquette indiquant la présence d'amiante, conforme à l'annexe de l'arrêté royal du 23 octobre 2001 limitant la mise sur le marché, la fabrication et l'emploi de certaines substances dangereuses (amiante).
Art.34. De exploitant of zijn aangestelde houdt dagelijks een overzichtstabel van het geproduceerde afval bij overeenkomstig de tabel in bijlage 5.
Hierin noteert hij dagelijks de hoeveelheden asbestafval die worden geproduceerd per type van asbest, evenals de hoeveelheden afval die worden afgevoerd van de werf, met vermelding van hun bestemming.
Deze overzichtstabel dient als afvalregister zoals bedoeld door het besluit van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 30 januari 1997.
Hierin noteert hij dagelijks de hoeveelheden asbestafval die worden geproduceerd per type van asbest, evenals de hoeveelheden afval die worden afgevoerd van de werf, met vermelding van hun bestemming.
Deze overzichtstabel dient als afvalregister zoals bedoeld door het besluit van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 30 januari 1997.
Art.34. L'exploitant ou son préposé tient journellement un récapitulatif des déchets produits, conformément au tableau de l'annexe 5.
II y indique journellement les quantités de déchets d'amiante produites par type de déchet, ainsi que les quantités de déchets évacuées hors du chantier avec leur destination.
Ce récapitulatif tient lieu de registre des déchets au sens de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 30 janvier 1997.
II y indique journellement les quantités de déchets d'amiante produites par type de déchet, ainsi que les quantités de déchets évacuées hors du chantier avec leur destination.
Ce récapitulatif tient lieu de registre des déchets au sens de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 30 janvier 1997.
Art.35. Het transport van het afval tussen de werf en de containers, het opslaglokaal of een opslagzone die ontoegankelijk is gemaakt voor personen die niet betrokken zijn bij de werf voor de asbestverwijdering of -inkapseling, gebeurt zodanig dat het traject van het asbestafval het traject niet kruist van de personen die niet betrokken zijn bij de werf voor de asbestverwijdering of -inkapseling.
Art.35. Le transport des déchets entre la zone de travail et les conteneurs, le local de stockage ou une zone de stockage rendue inaccessible aux personnes étrangères au chantier de retrait ou d'encapsulation d'amiante, est réalisé de façon à ne pas croiser les personnes étrangères au chantier de retrait ou d'encapsulation d'amiante.
Art.36. Met het oog op het transport wordt het verpakte asbestafval opgeslagen in afgesloten scheepscontainers, in een afgesloten lokaal voor tijdelijke opslag of in een zone die ontoegankelijk is gemaakt voor personen die niet betrokken zijn bij de werf voor de asbestverwijdering of -inkapseling.
Op de deur van het tijdelijke opslaglokaal wordt ten minste in het Nederlands en in het Frans de vermelding "gevaar asbest" aangebracht. In dit lokaal wordt een duidelijke verdeling in compartimenten voorzien, zodat het afval kan worden gesorteerd volgens het verwijderingscircuit. Affiches geven aan welk type asbestafval in welk compartiment moet geplaatst worden.
Open containers of gesloten scheepscontainers worden van een merkteken voorzien, zodat de aard en de bestemming van het afval dat erin zit kan worden herkend.
Als er gesloten scheepscontainers met asbestafval op de openbare weg staan, wordt er altijd een omheining rond aangebracht met een minimale hoogte van 2 meter, die elke toegang verhindert, behalve als het om containers gaat die onmiddellijk geladen en weggehaald zullen worden.
Met het oog op het transport buiten de werf kan het niet-broos asbestafval worden opgeslagen in een open container met containerbag.
Buiten de laadperiodes zijn de containerbags gesloten.
Open containers mogen in geen geval op de openbare weg worden geplaatst, behalve indien ze onmiddellijk worden geladen en weggevoerd. Alle maatregelen moeten genomen worden om de verspreiding van asbestvezels in de omgeving te vermijden tijdens de behandeling van het asbestafval en de belading van het asbestafval in de containers.
Op de deur van het tijdelijke opslaglokaal wordt ten minste in het Nederlands en in het Frans de vermelding "gevaar asbest" aangebracht. In dit lokaal wordt een duidelijke verdeling in compartimenten voorzien, zodat het afval kan worden gesorteerd volgens het verwijderingscircuit. Affiches geven aan welk type asbestafval in welk compartiment moet geplaatst worden.
Open containers of gesloten scheepscontainers worden van een merkteken voorzien, zodat de aard en de bestemming van het afval dat erin zit kan worden herkend.
Als er gesloten scheepscontainers met asbestafval op de openbare weg staan, wordt er altijd een omheining rond aangebracht met een minimale hoogte van 2 meter, die elke toegang verhindert, behalve als het om containers gaat die onmiddellijk geladen en weggehaald zullen worden.
Met het oog op het transport buiten de werf kan het niet-broos asbestafval worden opgeslagen in een open container met containerbag.
Buiten de laadperiodes zijn de containerbags gesloten.
Open containers mogen in geen geval op de openbare weg worden geplaatst, behalve indien ze onmiddellijk worden geladen en weggevoerd. Alle maatregelen moeten genomen worden om de verspreiding van asbestvezels in de omgeving te vermijden tijdens de behandeling van het asbestafval en de belading van het asbestafval in de containers.
Art.36. En vue de leur transport, les déchets d'amiante conditionnés sont déposés soit dans des conteneurs maritimes fermés à clé, soit dans un local de stockage temporaire fermé à clé, soit dans une zone de stockage rendue inaccessible aux personnes étrangères au chantier de retrait ou d'encapsulation d'amiante.
La mention "danger amiante" rédigés au moins en français et en néerlandais est apposée sur la porte du local de stockage temporaire. Dans ce local, une compartimentation claire est réalisée de façon à séparer les déchets en fonction de leur filière d'élimination. Des affiches indiquent le type de déchets d'amiante à entreposer dans chaque compartiment.
Les conteneurs ouverts ou maritimes fermés, sont pourvus d'un marquage permettant d'identifier la nature des déchets contenus et leur destination.
Les conteneurs maritimes fermés placés en voirie sont toujours entourés d'une palissade d'une hauteur minimale de 2 mètres, garantissant l'inaccessibilité, à l'exception de ceux placés pour chargement et enlèvement immédiat.
En vue de leur transport hors du chantier, les déchets d'amiante non friable peuvent être déposés dans un conteneur ouvert muni d'un conteneur-bag (ou container-bag).
En dehors des périodes de chargement, les conteneurs-bags sont fermés.
Aucun conteneur ouvert ne pourra être placé en voirie et ce, à l'exception de ceux placés pour chargement et enlèvement immédiat. Toutes les précautions doivent être prises pour éviter la dispersion de fibres d'amiante dans l'environnement lors de la manipulation des déchets d'amiante et de leur chargement dans les conteneurs.
La mention "danger amiante" rédigés au moins en français et en néerlandais est apposée sur la porte du local de stockage temporaire. Dans ce local, une compartimentation claire est réalisée de façon à séparer les déchets en fonction de leur filière d'élimination. Des affiches indiquent le type de déchets d'amiante à entreposer dans chaque compartiment.
Les conteneurs ouverts ou maritimes fermés, sont pourvus d'un marquage permettant d'identifier la nature des déchets contenus et leur destination.
Les conteneurs maritimes fermés placés en voirie sont toujours entourés d'une palissade d'une hauteur minimale de 2 mètres, garantissant l'inaccessibilité, à l'exception de ceux placés pour chargement et enlèvement immédiat.
En vue de leur transport hors du chantier, les déchets d'amiante non friable peuvent être déposés dans un conteneur ouvert muni d'un conteneur-bag (ou container-bag).
En dehors des périodes de chargement, les conteneurs-bags sont fermés.
Aucun conteneur ouvert ne pourra être placé en voirie et ce, à l'exception de ceux placés pour chargement et enlèvement immédiat. Toutes les précautions doivent être prises pour éviter la dispersion de fibres d'amiante dans l'environnement lors de la manipulation des déchets d'amiante et de leur chargement dans les conteneurs.
Art.37. Het ontvangstbewijs van de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkende ophaler van asbestafval dat aan de asbestverwijderaar wordt overhandigd, moet conform zijn aan de betreffende wetgeving. De asbestverwijderaar dient de afschriften van de ontvangstbewijzen te bewaren gedurende een periode conform aan de betreffende wetgeving.
Art.37. Le récépissé remis par le collecteur agréé, dans la Région de Bruxelles-Capitale, pour les déchets d'amiante à l'enleveur d'amiante, doit être conforme à la législation en vigueur, relative aux déchets dangereux. L'enleveur d'amiante, conserve les copies des récépissés pendant une période conforme à la législation en vigueur, relative aux déchets dangereux.
Art.38. De hoeveelheid afval die tijdelijk is opgeslagen in de werkzone, moet zo beperkt mogelijk worden gehouden. Het asbestafval moet worden afgevoerd vóór de datum van de visuele inspectie van de werkzone.
Elke afwijking van de voorafgaande principes moet vooraf worden goedgekeurd door het BIM.
Elke afwijking van de voorafgaande principes moet vooraf worden goedgekeurd door het BIM.
Art.38. La quantité des déchets provisoirement stockés dans la zone de travail doit être aussi réduite que possible. Les déchets d'amiante doivent être évacués avant la réalisation de l'inspection visuelle de la zone de travail.
Toute dérogation aux principes qui précèdent, devra faire l'objet d'une autorisation préalable de l'IBGE.
Toute dérogation aux principes qui précèdent, devra faire l'objet d'une autorisation préalable de l'IBGE.
HOOFDSTUK VIII. - Lozing van afvalwater in de openbare riolen.
CHAPITRE VIII. - Rejet des eaux usées dans les égouts publics.
Art.39. § 1. Naargelang de oorsprong wordt het afvalwater in twee categorieën ingedeeld :
1° afvalwater afkomstig van de hermetisch afgesloten zones en de natte sassen;
2° al het ander afvalwater afkomstig van de werf.
§ 2. Met het oog op analyses wordt in een toegang voorzien tot de plaatsen waar het water, afkomstig van de hermetisch afgesloten zones en de natte sassen, in de openbare riool worden geloosd en tot de filters.
Het lozen van afvalwater afkomstig van de hermetisch afgesloten zones en de natte sassen is toegestaan onder de volgende voorwaarden :
1° Het afvalwater wordt opgevangen en vervolgens gefilterd tot 1 pm alvorens rechtstreeks of via het systeem voor de afvoer van sanitair afvalwater of regenwater in de pool te worden geloosd.
2° In afwijking van de voorwaarde vastgesteld in artikel 19, 5°, van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, moet de kwaliteit van het geloosde water zo zijn dat de totale concentratie van zwevende deeltjes in het water niet hoger ligt dan 45 mg/1 water per schepmonster.
Het bepalen van de totale concentratie van zwevende deeltjes gebeurt via filtratie over een membraan van 0,45 micron, met droging bij 105 °C.
Ter hoogte van de natte sassen moeten deze controles dagelijks worden uitgevoerd tijdens de eerste drie dagen na de ingebruikname van de filterinstallatie. Indien de gemeten concentratiewaarden lager liggen dan de voornoemde grenswaarde, wordt de controlefrequentie teruggebracht tot één monsterneming per week.
3° Het afgevoerde water wordt gecontroleerd aan de hand van monsters die worden geanalyseerd door een laboratorium dat erkend is overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 juni 1994 betreffende de algemene voorwaarden en de procedure voor erkenning van laboratoria voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De meetresultaten worden samengevat in een afvalwaterregister. Dat register vermeldt de datum van de monsterneming en de verschillende analyseresultaten.
4° Het maximum toegelaten geloosd watervolume bedraagt 100 liter per persoon en per ploegéndienst en 2 liter per kg asbestafval.
§ 3. De lozing van al het ander afvalwater afkomstig van de werf wordt toegestaan mits het de volgende elementen niet bevat :
1° textielvezels,
2° synthetisch verpakkingsmateriaal;
3° organisch of niet-organisch huishoudelijk afval;
4° minerale oliën, afvaloliën, ontvlambare producten, vluchtige solventen, verf, geconcentreerd zuur of base (zoals bijtend soda, zoutzuur, ...);
5° elke andere stof die het rioolwater toxisch of gevaarlijk kan maken;
6° meer dan 0,5 g/I andere met petroleumether extraheerbare stoffen..
§ 4. De § 2 is enkel van toepassing voor de milieuvergunning van klasse I.B.
1° afvalwater afkomstig van de hermetisch afgesloten zones en de natte sassen;
2° al het ander afvalwater afkomstig van de werf.
§ 2. Met het oog op analyses wordt in een toegang voorzien tot de plaatsen waar het water, afkomstig van de hermetisch afgesloten zones en de natte sassen, in de openbare riool worden geloosd en tot de filters.
Het lozen van afvalwater afkomstig van de hermetisch afgesloten zones en de natte sassen is toegestaan onder de volgende voorwaarden :
1° Het afvalwater wordt opgevangen en vervolgens gefilterd tot 1 pm alvorens rechtstreeks of via het systeem voor de afvoer van sanitair afvalwater of regenwater in de pool te worden geloosd.
2° In afwijking van de voorwaarde vastgesteld in artikel 19, 5°, van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, moet de kwaliteit van het geloosde water zo zijn dat de totale concentratie van zwevende deeltjes in het water niet hoger ligt dan 45 mg/1 water per schepmonster.
Het bepalen van de totale concentratie van zwevende deeltjes gebeurt via filtratie over een membraan van 0,45 micron, met droging bij 105 °C.
Ter hoogte van de natte sassen moeten deze controles dagelijks worden uitgevoerd tijdens de eerste drie dagen na de ingebruikname van de filterinstallatie. Indien de gemeten concentratiewaarden lager liggen dan de voornoemde grenswaarde, wordt de controlefrequentie teruggebracht tot één monsterneming per week.
3° Het afgevoerde water wordt gecontroleerd aan de hand van monsters die worden geanalyseerd door een laboratorium dat erkend is overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 juni 1994 betreffende de algemene voorwaarden en de procedure voor erkenning van laboratoria voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De meetresultaten worden samengevat in een afvalwaterregister. Dat register vermeldt de datum van de monsterneming en de verschillende analyseresultaten.
4° Het maximum toegelaten geloosd watervolume bedraagt 100 liter per persoon en per ploegéndienst en 2 liter per kg asbestafval.
§ 3. De lozing van al het ander afvalwater afkomstig van de werf wordt toegestaan mits het de volgende elementen niet bevat :
1° textielvezels,
2° synthetisch verpakkingsmateriaal;
3° organisch of niet-organisch huishoudelijk afval;
4° minerale oliën, afvaloliën, ontvlambare producten, vluchtige solventen, verf, geconcentreerd zuur of base (zoals bijtend soda, zoutzuur, ...);
5° elke andere stof die het rioolwater toxisch of gevaarlijk kan maken;
6° meer dan 0,5 g/I andere met petroleumether extraheerbare stoffen..
§ 4. De § 2 is enkel van toepassing voor de milieuvergunning van klasse I.B.
Art.39. § 1er. Deux catégories de rejets d'eau sont définies suivant leur origine :
1° les eaux provenant des zones fermées hermétiquement et des sas humide;
2° l'ensemble des autres eaux provenant du chantier.
§ 2. En vue de procéder aux analyses, un accès est aménagé aux endroits de déversements dans l'égout public des eaux usées provenant des zones fermées hermétiquement et des sas humides, ainsi qu'aux filtres.
Les rejets des eaux provenant des zones fermées hermétiquement et des sas humides, sont autorisés aux conditions suivantes :
1° Les eaux rejetées sont collectées puis filtrées jusqu'à 1 Nm avant d'être directement rejetées à l'égout ou via le système d'évacuation des eaux sanitaires ou pluviales.
2° Par dérogation à la condition fixée à l'article 19, 5°, de l'arrêté royal du 3 août 1976 portant règlement général relatif au déversement des eaux usées dans les eaux de surface ordinaires, dans les égouts publics et dans les voies artificielles d'écoulement des eaux pluviales, la qualité des eaux rejetées sera telle que la concentration des matières totales en suspension dans l'eau ne dépasse pas 45 mg/l d'eau en valeur ponctuelle.
La détermination de la concentration des matières totale en suspension se fait par filtration sur membrane de 0,45 microns, avec séchage à 105 °C.
Au niveau des sas humides, ces contrôles sont répétés journellement pendant les trois premiers jours de mise en service de l'installation de filtration. Si les valeurs des concentrations mesurées sont inférieures à la valeur limite susmentionnée, la fréquence des contrôles est réduite à une prise d'échantillon par semaine.
3° Les eaux rejetées sont contrôlées au moyen d'échantillons qui seront analysés par un laboratoire agréé, conformément à l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 23 juin 1994 relatif aux conditions générales et à la procédure d'agrément de laboratoires pour la Région de Bruxelles-Capitale.
Les valeurs des mesures sont résumées dans un registre de contrôle des rejets d'eau. Ce registre mentionne la date de la prise d'échantillon ainsi que les différents résultats d'analyse.
4° Le volume maximum d'eau rejeté autorisé s'élève à 100 litres par homme et par pause et 2 litres par kg de déchet d'amiante.
§ 3. Le rejet de l'ensemble des autres eaux provenant du chantier est autorisé si celles-ci ne contiennent pas les éléments suivants
1° des fibres textiles;
2° du matériel d'emballage en matière synthétique;
3° des déchets domestiques solides organiques ou non organiques;
4° des huiles minérales, huiles usagées, produits inflammables, solvant volatil, peinture, acide concentré ou base (tels que soude caustique, acide chlorhydrique, ...);
5° toute autre matière pouvant rendre l'eau des égouts toxique ou dangereuse;
6° plus de 0,5 g/I d'autres matières extractibles à l'éther de pétrole.
§ 4. Le § 2 s'applique uniquement au permis d'environnement de classe I. B.
1° les eaux provenant des zones fermées hermétiquement et des sas humide;
2° l'ensemble des autres eaux provenant du chantier.
§ 2. En vue de procéder aux analyses, un accès est aménagé aux endroits de déversements dans l'égout public des eaux usées provenant des zones fermées hermétiquement et des sas humides, ainsi qu'aux filtres.
Les rejets des eaux provenant des zones fermées hermétiquement et des sas humides, sont autorisés aux conditions suivantes :
1° Les eaux rejetées sont collectées puis filtrées jusqu'à 1 Nm avant d'être directement rejetées à l'égout ou via le système d'évacuation des eaux sanitaires ou pluviales.
2° Par dérogation à la condition fixée à l'article 19, 5°, de l'arrêté royal du 3 août 1976 portant règlement général relatif au déversement des eaux usées dans les eaux de surface ordinaires, dans les égouts publics et dans les voies artificielles d'écoulement des eaux pluviales, la qualité des eaux rejetées sera telle que la concentration des matières totales en suspension dans l'eau ne dépasse pas 45 mg/l d'eau en valeur ponctuelle.
La détermination de la concentration des matières totale en suspension se fait par filtration sur membrane de 0,45 microns, avec séchage à 105 °C.
Au niveau des sas humides, ces contrôles sont répétés journellement pendant les trois premiers jours de mise en service de l'installation de filtration. Si les valeurs des concentrations mesurées sont inférieures à la valeur limite susmentionnée, la fréquence des contrôles est réduite à une prise d'échantillon par semaine.
3° Les eaux rejetées sont contrôlées au moyen d'échantillons qui seront analysés par un laboratoire agréé, conformément à l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 23 juin 1994 relatif aux conditions générales et à la procédure d'agrément de laboratoires pour la Région de Bruxelles-Capitale.
Les valeurs des mesures sont résumées dans un registre de contrôle des rejets d'eau. Ce registre mentionne la date de la prise d'échantillon ainsi que les différents résultats d'analyse.
4° Le volume maximum d'eau rejeté autorisé s'élève à 100 litres par homme et par pause et 2 litres par kg de déchet d'amiante.
§ 3. Le rejet de l'ensemble des autres eaux provenant du chantier est autorisé si celles-ci ne contiennent pas les éléments suivants
1° des fibres textiles;
2° du matériel d'emballage en matière synthétique;
3° des déchets domestiques solides organiques ou non organiques;
4° des huiles minérales, huiles usagées, produits inflammables, solvant volatil, peinture, acide concentré ou base (tels que soude caustique, acide chlorhydrique, ...);
5° toute autre matière pouvant rendre l'eau des égouts toxique ou dangereuse;
6° plus de 0,5 g/I d'autres matières extractibles à l'éther de pétrole.
§ 4. Le § 2 s'applique uniquement au permis d'environnement de classe I. B.
HOOFDSTUK IX. - Inhoud van de aanvraag van een milieuvergunning van Masse 1.13 en van het aangifteformulier van Masse LC betreffende de ingedeelde werven.
CHAPITRE IX. - Contenu de la demande de permis d'environnement de classe I.B et du formulaire de déclaration de classe I.C relative aux chantiers classés.
HOOFDSTUK X. - Slot- en opheffingsbepalingen.
CHAPITRE X. - Dispositions finales et abrogatoires.
Art. 41. In de bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II en III, met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, dient de omschrijving van rubriek 27, zoals gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 mei 2001 betreffende de voorwaarden die van toepassing zijn op de werven voor de verwijdering van asbest in gebouwen en kunstwerken en op de werven voor de isolatie van asbest, door de volgende omschrijving te worden vervangen :
Art. 41. Dans l'annexe de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 4 mars 1999 fixant la liste des installations de classe IB, II et III en exécution de l'article 4 de l'ordonnance du 5 juin 1997 relative aux permis d'environnement, le libellé de la rubrique 27, tel que modifiée par l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 23 mai 2001 relatif aux conditions applicables aux chantiers de décontamination de bâtiments ou d'ouvrages d'art contenant de l'amiante et aux chantiers d'encapsulation de l'amiante, est remplacé par le libellé suivant :
Nr. Benaming Klas-
ru- se
briek
- - -
27 1°A Werven voor het saneren van asbesthoudende gebouwen of I.C
kunstwerken met inbegrip van de aanhorige inrichtingen
(uitgezonderd inrichtingen die asbestafval thermisch of
chemisch behandelen) :
- werven voor de inkapseling van 20 tot 120 m2 materiaal in
broos asbest in goede staat (met uitzondering van
spuitasbest);
- werven voor de zuivere demontage van 120 m2 of meer
materiaal in niet-broos asbest in goede staat (met
uitzondering van materiaal van het "Pical"-type);
- werven voor de verwijdering van 120 m2 of meer
asbesthoudende vinyltegels;
- werven voor de verwijdering van 5 tot 20 m
warmte-isolerend asbesthoudend materiaal in goede staat
rond buizen, met de couveusezakmethode;
- werven voor de verwijdering van 5 tot 20 m asbesthoudend
touw in goede staat, met de couveusezakmethode of elke
andere techniek die het mogelijk maakt het risico dat
asbestvezels vrijkomen zoveel mogelijk te beperken
(impregnatie, afzuiging, enz.);
- werven voor de verwijdering van 20 m2 of meer van elke
toepassing in goede staat, van het "Pical"-type (of in
broos asbest), waarbij het broos materiaal wordt
ingekapseld of waarvan de asbesthoudende oppervlakten in
goede staat zijn en voorafgaand aan de demontage volledig
kunnen worden bedekt met een hermetische verpakking, zonder
dat hierbij asbestvezels vrijkomen;
1°B - werven voor de inkapseling van meer dan 120 M2 materiaal I.B
in 1.13 broos asbest in goede staat;
- werven voor de inkapseling van materiaal in niet-broos
asbest in slechte staat;
- werven voor de verwijdering van materiaal in niet-broos
asbest in slechte staat of dat niet kan onderworpen worden
aan zuivere demontage;
- werven voor de verwijdering van toepassingen van het
"Pical"-type die niet beantwoorden aan de onder 27 1 °A
opgenomen kenmerken;
- werven voor de verwijdering van asbesthoudende lijm, met
uitzondering van de manuele verwijdering van minder dan 20
m2 asbesthoudende lijm;
- andere werven voor de verwijdering of de inkapseling van
asbest met uitzondering van :
- de inkapseling van materialen in niet-broos asbest in
goede staat;
- de verwijdering van asbesthoudende afdichtingen,
brandwerende panelen, mastiek en remelementen;
- de inkapseling van minder dan 20 m2 materiaal in broos
asbest in goede staat (met uitzondering van spuitasbest);
- de zuivere demontage van minder dan 120 m2 materialen in
niet-broos asbest in goede staat (met uitzondering van
materialen van het °Pical"-type);
- de verwijdering met de couveusezakmethode van minder dan 5
m asbesthoudend warmte-isolerend materiaal in goede staat
rond buizen;
- de verwijdering met de couveusezakmethode of elke andere
techniek waardoor het risico dat asbestvezels vrijkomen
zoveel mogelijk kan worden beperkt (impregnatie, afzuiging
enz.), van minder dan 5 m asbesthoudend touw;
- de verwijdering van minder dan 20 m2 van elke toepassing
in goede staat van het "Pical"-type (of in broos asbest)
waarbij het asbesthoudend materiaal wordt ingekapseld en
waarbij de asbesthoudende oppervlakten in goede staat zijn
en volledig kunnen worden bedekt met een hermetische
verpakking voor de demontage ervan, zonder dat hierbij
asbestvezels vrijkomen;
- de inkapseling van asbesthoudende lijm en/of
asbesthoudende vinyltegels;
- de verwijdering van minder dan 120 m2 asbesthoudende
vinyltegels
2°A Werven voor het saneren van een plaats waar afbraakmateriaal I.C
dat asbest bevat, aanwezig is :
- werven die bestaan uit het manueel scheiden van
asbestcement van het besmette puin;
2°B - werven die bestaan uit het verzamelen zonder sorteren van I.B
het besmette puin.
3° Werven voor het ontstoffen van een oppervlakte van meer dan I.B
20 m2, die zicht bevindt in een overdekte plaats en die
gecontamineerd is met stof dat asbestvezels bevat.
ru- se
briek
- - -
27 1°A Werven voor het saneren van asbesthoudende gebouwen of I.C
kunstwerken met inbegrip van de aanhorige inrichtingen
(uitgezonderd inrichtingen die asbestafval thermisch of
chemisch behandelen) :
- werven voor de inkapseling van 20 tot 120 m2 materiaal in
broos asbest in goede staat (met uitzondering van
spuitasbest);
- werven voor de zuivere demontage van 120 m2 of meer
materiaal in niet-broos asbest in goede staat (met
uitzondering van materiaal van het "Pical"-type);
- werven voor de verwijdering van 120 m2 of meer
asbesthoudende vinyltegels;
- werven voor de verwijdering van 5 tot 20 m
warmte-isolerend asbesthoudend materiaal in goede staat
rond buizen, met de couveusezakmethode;
- werven voor de verwijdering van 5 tot 20 m asbesthoudend
touw in goede staat, met de couveusezakmethode of elke
andere techniek die het mogelijk maakt het risico dat
asbestvezels vrijkomen zoveel mogelijk te beperken
(impregnatie, afzuiging, enz.);
- werven voor de verwijdering van 20 m2 of meer van elke
toepassing in goede staat, van het "Pical"-type (of in
broos asbest), waarbij het broos materiaal wordt
ingekapseld of waarvan de asbesthoudende oppervlakten in
goede staat zijn en voorafgaand aan de demontage volledig
kunnen worden bedekt met een hermetische verpakking, zonder
dat hierbij asbestvezels vrijkomen;
1°B - werven voor de inkapseling van meer dan 120 M2 materiaal I.B
in 1.13 broos asbest in goede staat;
- werven voor de inkapseling van materiaal in niet-broos
asbest in slechte staat;
- werven voor de verwijdering van materiaal in niet-broos
asbest in slechte staat of dat niet kan onderworpen worden
aan zuivere demontage;
- werven voor de verwijdering van toepassingen van het
"Pical"-type die niet beantwoorden aan de onder 27 1 °A
opgenomen kenmerken;
- werven voor de verwijdering van asbesthoudende lijm, met
uitzondering van de manuele verwijdering van minder dan 20
m2 asbesthoudende lijm;
- andere werven voor de verwijdering of de inkapseling van
asbest met uitzondering van :
- de inkapseling van materialen in niet-broos asbest in
goede staat;
- de verwijdering van asbesthoudende afdichtingen,
brandwerende panelen, mastiek en remelementen;
- de inkapseling van minder dan 20 m2 materiaal in broos
asbest in goede staat (met uitzondering van spuitasbest);
- de zuivere demontage van minder dan 120 m2 materialen in
niet-broos asbest in goede staat (met uitzondering van
materialen van het °Pical"-type);
- de verwijdering met de couveusezakmethode van minder dan 5
m asbesthoudend warmte-isolerend materiaal in goede staat
rond buizen;
- de verwijdering met de couveusezakmethode of elke andere
techniek waardoor het risico dat asbestvezels vrijkomen
zoveel mogelijk kan worden beperkt (impregnatie, afzuiging
enz.), van minder dan 5 m asbesthoudend touw;
- de verwijdering van minder dan 20 m2 van elke toepassing
in goede staat van het "Pical"-type (of in broos asbest)
waarbij het asbesthoudend materiaal wordt ingekapseld en
waarbij de asbesthoudende oppervlakten in goede staat zijn
en volledig kunnen worden bedekt met een hermetische
verpakking voor de demontage ervan, zonder dat hierbij
asbestvezels vrijkomen;
- de inkapseling van asbesthoudende lijm en/of
asbesthoudende vinyltegels;
- de verwijdering van minder dan 120 m2 asbesthoudende
vinyltegels
2°A Werven voor het saneren van een plaats waar afbraakmateriaal I.C
dat asbest bevat, aanwezig is :
- werven die bestaan uit het manueel scheiden van
asbestcement van het besmette puin;
2°B - werven die bestaan uit het verzamelen zonder sorteren van I.B
het besmette puin.
3° Werven voor het ontstoffen van een oppervlakte van meer dan I.B
20 m2, die zicht bevindt in een overdekte plaats en die
gecontamineerd is met stof dat asbestvezels bevat.
N° ru- Denomination Clas-
brique se
- - -
27 1°A Chantiers de decontamination de batiments ou d'ouvrages I.C
d'art contenant de l'amiante y compris les installations
annexes (a l'exception des installations de traitement des
dechets d'amiante par procede thermique ou chimique)
- chantiers d'encapsulation de 20 a 120 ml de materiaux en
amiante friable en bon etat (a l'exception du flocage);
- chantiers consistant a demonter proprement 120 ml ou plus,
de materiaux en amiante non friable en bon etat (a
l'exception de materiaux de type "Pical";
- chantier consistant a enlever 120 m2 ou plus de dalles
vinyles amiantees;
- chantiers consistant a enlever de 5 a 20 m de calorifuge
amiante en bon etat recouvrant des tuyauteries, par la
methode dite des sacs a manchons;
- chantiers consistant a enlever de 5 a 20 m de corde
amiantee en bon etat, par la methode dite des sacs a
manchons ou par toute autre technique permettant de limiter
au maximum le risque de liberer des fibres d'amiante
(impregnation, aspiration, etc.);
- chantiers consistant a enlever 20 m2 ou plus de toute
application en bon etat de type "Pical" (ou en amiante
friable) ou le materiau amiante est encapsule ou dont les
surfaces amiantees sont en bon etat et peuvent etre
entierement recouvertes d'un emballage hermetique avant son
demontage et ce, sans liberation de fibres d'amiante;
1°B - chantiers d'encapsulation de plus de 120 m2 de materiaux I.B
en amiante friable en bon etat;
- chantiers d'encapsulation de materiaux en amiante non
friable en mauvais etat;
- chantiers d'enlevement de materiaux en amiante non friable
en mauvais etat ou qui ne peuvent être demontes proprement;
- chantiers d'enlevement d'applications de type "Pical", qui
ne repondent pas aux caracteristiques reprises sous 27 1
°A;
- chantiers consistant a enlever de la colle amiantee, a
l'exception de l'enlevement manuel de moins de 20 m2 de
colle amiantee;
- autres chantiers d'enlevement ou d'encapsulation d'amiante
a l'exception
- de l'encapsulation de materiaux en amiante non friable en
bon etat;
- de l'enlevement de joints, de plaques foyeres, de mastic,
et d'elements de frein amiantes;
- de l'encapsulation de moins de 20 m2 de materiaux en
amiante friable en bon etat (a l'exception du flocage);
- du demontage propre de moins de 120 m2, de materiaux en
amiante non friable en bon etat (a l'exception de materiaux
de type "Pical");
- de l'enlevement par la methode dite des sacs a manchons,
de moins de 5 m de calorifuge amiante en bon etat
recouvrant des tuyauteries;
- de l'enlevement par la methode dite des sacs a manchons ou
par toute autre technique permettant de limiter au maximum
le risque de liberer des fibres d'amiante (impregnation,
aspiration, etc..), de moins de 5 m de corde amiantee;
- de l'enlevement de moins de 20 m2 de toute application en
bon etat de type "Pical" (ou en amiante friable) ou le
materiau amiante est encapsule ou dont les surfaces
amiantees sont en bon etat et peuvent être entierement
recouvertes d'un emballage hermetique avant son demontage
et ce, sans liberation de fibres d'amiante;
- de l'encapsulation de colle et/ou de dalles vinyles
amiantees;
- de l'enlevement de moins de 120 m2 de dalles vinyles
amiantees.
2°A Chantiers de decontamination d'un lieu ou des gravats I.C
contenant de l'amiante sont presents
- chantiers consistant a separer manuellement
l'amiante-ciment des gravats contamines;
2°B - chantiers consistant a ramasser sans tri des gravats I.B
contamines
3° Chantier de depoussierage d'une surface de plus de 20 m2, I.B
localisee dans un lieu couvert et contaminee par des
poussieres contentant des fibres d'amiante.
brique se
- - -
27 1°A Chantiers de decontamination de batiments ou d'ouvrages I.C
d'art contenant de l'amiante y compris les installations
annexes (a l'exception des installations de traitement des
dechets d'amiante par procede thermique ou chimique)
- chantiers d'encapsulation de 20 a 120 ml de materiaux en
amiante friable en bon etat (a l'exception du flocage);
- chantiers consistant a demonter proprement 120 ml ou plus,
de materiaux en amiante non friable en bon etat (a
l'exception de materiaux de type "Pical";
- chantier consistant a enlever 120 m2 ou plus de dalles
vinyles amiantees;
- chantiers consistant a enlever de 5 a 20 m de calorifuge
amiante en bon etat recouvrant des tuyauteries, par la
methode dite des sacs a manchons;
- chantiers consistant a enlever de 5 a 20 m de corde
amiantee en bon etat, par la methode dite des sacs a
manchons ou par toute autre technique permettant de limiter
au maximum le risque de liberer des fibres d'amiante
(impregnation, aspiration, etc.);
- chantiers consistant a enlever 20 m2 ou plus de toute
application en bon etat de type "Pical" (ou en amiante
friable) ou le materiau amiante est encapsule ou dont les
surfaces amiantees sont en bon etat et peuvent etre
entierement recouvertes d'un emballage hermetique avant son
demontage et ce, sans liberation de fibres d'amiante;
1°B - chantiers d'encapsulation de plus de 120 m2 de materiaux I.B
en amiante friable en bon etat;
- chantiers d'encapsulation de materiaux en amiante non
friable en mauvais etat;
- chantiers d'enlevement de materiaux en amiante non friable
en mauvais etat ou qui ne peuvent être demontes proprement;
- chantiers d'enlevement d'applications de type "Pical", qui
ne repondent pas aux caracteristiques reprises sous 27 1
°A;
- chantiers consistant a enlever de la colle amiantee, a
l'exception de l'enlevement manuel de moins de 20 m2 de
colle amiantee;
- autres chantiers d'enlevement ou d'encapsulation d'amiante
a l'exception
- de l'encapsulation de materiaux en amiante non friable en
bon etat;
- de l'enlevement de joints, de plaques foyeres, de mastic,
et d'elements de frein amiantes;
- de l'encapsulation de moins de 20 m2 de materiaux en
amiante friable en bon etat (a l'exception du flocage);
- du demontage propre de moins de 120 m2, de materiaux en
amiante non friable en bon etat (a l'exception de materiaux
de type "Pical");
- de l'enlevement par la methode dite des sacs a manchons,
de moins de 5 m de calorifuge amiante en bon etat
recouvrant des tuyauteries;
- de l'enlevement par la methode dite des sacs a manchons ou
par toute autre technique permettant de limiter au maximum
le risque de liberer des fibres d'amiante (impregnation,
aspiration, etc..), de moins de 5 m de corde amiantee;
- de l'enlevement de moins de 20 m2 de toute application en
bon etat de type "Pical" (ou en amiante friable) ou le
materiau amiante est encapsule ou dont les surfaces
amiantees sont en bon etat et peuvent être entierement
recouvertes d'un emballage hermetique avant son demontage
et ce, sans liberation de fibres d'amiante;
- de l'encapsulation de colle et/ou de dalles vinyles
amiantees;
- de l'enlevement de moins de 120 m2 de dalles vinyles
amiantees.
2°A Chantiers de decontamination d'un lieu ou des gravats I.C
contenant de l'amiante sont presents
- chantiers consistant a separer manuellement
l'amiante-ciment des gravats contamines;
2°B - chantiers consistant a ramasser sans tri des gravats I.B
contamines
3° Chantier de depoussierage d'une surface de plus de 20 m2, I.B
localisee dans un lieu couvert et contaminee par des
poussieres contentant des fibres d'amiante.
Art. 42. In de bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, Il en III, met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, dient de omschrijving van rubriek 28 door de volgende omschrijving te worden vervangen :
Art. 42. Dans l'annexe de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 4 mars 1999 fixant la liste des installations de classe IB, II et III en exécution de l'article 4 de l'ordonnance du 5 juin 1997 relative aux permis d'environnement, le libellé de la rubrique 28 est remplacé par le libellé suivant :
28 Werven voor : III
- de bouw, de verbouwing of de afbraak van gebouwen buiten
het openbare wegennet waarbij installaties worden gebruikt
met een totale drijfkracht van meer dan 50 kW, met inbegrip
van de installaties die onder andere rubrieken vallen
(uitgezonderd de thermische of chemische in situ
behandeling van gevaarlijke afvalstoffen);
- de afbraak van een gebouw of een kunstwerk met een
bruto-oppervlakte van meer dan 500 m2, waarvan de
bouwvergunning is afgeleverd voor 1 oktober 1998;
- de verbouwing van een oppervlakte van meer dan 500 m2 van
een gebouw of een kunstwerk waarvan de bouwvergunning is
afgeleverd voor 1 oktober 1998.
- de bouw, de verbouwing of de afbraak van gebouwen buiten
het openbare wegennet waarbij installaties worden gebruikt
met een totale drijfkracht van meer dan 50 kW, met inbegrip
van de installaties die onder andere rubrieken vallen
(uitgezonderd de thermische of chemische in situ
behandeling van gevaarlijke afvalstoffen);
- de afbraak van een gebouw of een kunstwerk met een
bruto-oppervlakte van meer dan 500 m2, waarvan de
bouwvergunning is afgeleverd voor 1 oktober 1998;
- de verbouwing van een oppervlakte van meer dan 500 m2 van
een gebouw of een kunstwerk waarvan de bouwvergunning is
afgeleverd voor 1 oktober 1998.
28 Chantiers de : III
- construction, transformation ou demolition de batiments
hors voirie mettant en couvre des installations ayant une
force motrice totale de plus de 50 kW, y compris les
installations reprises a d'autres rubriques (a l'exception
du traitement thermique ou chimique in situ des dechets
dangereux);
- demolition d'un batiment ou d'un ouvrage d'art d'une
surface brute de plus de 500 m2, dont le permis d'urbanisme
autorisant la construction, a ete delivre avant le 1 et
octobre 1998;
- transformation d'une surface de plus de 500 m2 d'un
batiment ou d'un ouvrage d'art, dont le permis d'urbanisme
autorisant la construction, a ete delivre avant le 1 et
octobre 1998.
- construction, transformation ou demolition de batiments
hors voirie mettant en couvre des installations ayant une
force motrice totale de plus de 50 kW, y compris les
installations reprises a d'autres rubriques (a l'exception
du traitement thermique ou chimique in situ des dechets
dangereux);
- demolition d'un batiment ou d'un ouvrage d'art d'une
surface brute de plus de 500 m2, dont le permis d'urbanisme
autorisant la construction, a ete delivre avant le 1 et
octobre 1998;
- transformation d'une surface de plus de 500 m2 d'un
batiment ou d'un ouvrage d'art, dont le permis d'urbanisme
autorisant la construction, a ete delivre avant le 1 et
octobre 1998.
Art.43. Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 mei 2001, betreffende de voorwaarden die van toepassing zijn op de werven voor de verwijdering van asbest in gebouwen en kunstwerken en op de werven voor de isolatie van asbest, wordt opgeheven.
Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 februari 1994 waarbij het advies van het Brussels Instituut voor Milieubeheer wordt geëist voor bepaalde tijdelijke inrichtingen wordt opgeheven.
Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 februari 1994 waarbij het advies van het Brussels Instituut voor Milieubeheer wordt geëist voor bepaalde tijdelijke inrichtingen wordt opgeheven.
Art.43. L'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 23 mai 2001, relatif aux conditions applicables aux chantiers de décontamination de bâtiments ou d'ouvrages d'art contenant de l'amiante et au chantier d'encapsulation de l'amiante, est abrogé.
L'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 10 février 1994 imposant l'avis de l'Institut Bruxellois pour la Gestion de l'Environnement pour certaines installations temporaires est abrogé.
L'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 10 février 1994 imposant l'avis de l'Institut Bruxellois pour la Gestion de l'Environnement pour certaines installations temporaires est abrogé.
Art. 43bis. Het opschrift van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 juni 1993 betreffende de aanstelling van de verantwoordelijke ambtenaren van het Instituut die gemachtigd zijn om de milieuattesten en de milieuvergunningen af te geven, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 22 januari 1998, wordt aangevuld met de woorden : "en de aangiften te ontvangen en de uitbatingsvoorwaarden betreffende de aangegeven inrichtingen voor te schrijven".
In artikel 1 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : "De ambtenaar gemachtigd voor het ontvangen van de aangiften en het voorschrijven van de uitbatingsvoorwaarden voorzien in artikel 68 van de in het vorige lid vermelde ordonnantie, is :
1° de heer Jean Delfosse, Hoofd van de Afdeling Vergunningen van het Brussels Instituut voor Leefmilieu;
2° in geval van zijn afwezigheid, ziekte of verhindering, de heer Jean-Pierre Hannequart van het Brussels Instituut voor Leefmilieu. "
In artikel 1 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : "De ambtenaar gemachtigd voor het ontvangen van de aangiften en het voorschrijven van de uitbatingsvoorwaarden voorzien in artikel 68 van de in het vorige lid vermelde ordonnantie, is :
1° de heer Jean Delfosse, Hoofd van de Afdeling Vergunningen van het Brussels Instituut voor Leefmilieu;
2° in geval van zijn afwezigheid, ziekte of verhindering, de heer Jean-Pierre Hannequart van het Brussels Instituut voor Leefmilieu. "
Art. 43bis. Le titre de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 10 juin 1993 relatif a la désignation des fonctionnaires responsables de l'Institut délégués aux fins de délivrer les certificats et permis d'environnement, modifié par l'arrêté du Gouvernement du 22 janvier 1998, est complete par les mots : " et de recevoir les déclarations et de prescrire les conditions d'exploitation relatives aux installations déclarées ".
Dans l'article 1er du même arrêté, il est inséré un deuxième alinea, libellé comme suit : " Le fonctionnaire délégué aux fins de recevoir les déclarations et de prescrire les conditions d'exploitation prévues à l'article 68 de l'ordonnance visée à l'alinéa précédent, est :
1° M. Jean Delfosse, Chef de la Division Autorisations de l'Institut bruxellois pour la Gestion de l'Environnement;
2° en cas d'absence, de maladie ou d'empêchement de celui-ci, M. Jean-Pierre Hannequart de l'Institut bruxellois pour la Gestion de l'Environnement. "
Dans l'article 1er du même arrêté, il est inséré un deuxième alinea, libellé comme suit : " Le fonctionnaire délégué aux fins de recevoir les déclarations et de prescrire les conditions d'exploitation prévues à l'article 68 de l'ordonnance visée à l'alinéa précédent, est :
1° M. Jean Delfosse, Chef de la Division Autorisations de l'Institut bruxellois pour la Gestion de l'Environnement;
2° en cas d'absence, de maladie ou d'empêchement de celui-ci, M. Jean-Pierre Hannequart de l'Institut bruxellois pour la Gestion de l'Environnement. "
Art.44. Afhankelijk van de opgedane ervaring en de technologische evoluties kan de Minister, met het doel het milieu en de gezondheid te beschermen, aanpassingen of aanvullingen aanbrengen aan de bepalingen van dit besluit die : de technische middelen vastleggen die moeten worden gebruikt in de werven die worden bedoeld in artikel 2, de wijzen van uitvoering van een asbestinventaris zoals bedoeld in artikelen 3 en 4, en de voorwaarden voor opslag en transport van het asbesthoudend afval die worden bedoeld in artikelen 33 tot 38.
Art.44. En fonction de l'expérience acquise et des évolutions technologiques, la Ministre peut, dans le but d'améliorer la protection de l'environnement et de la santé, compléter ou adapter les dispositions du présent arrêté qui déterminent les moyens techniques à mettre en oeuvre dans les chantiers visés à l'article 2, les modalités de réalisation d'un inventaire amiante visées aux articles 3 et 4, ainsi que les conditions de stockage et de transport des déchets amiantés visées aux articles 33 à 38.
Art.45. De ordonnantie van 19 juli 2007 tot wijziging van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake het leefmilieu treedt in werking op 1 juli 2008.
Art.45. L'ordonnance du 19 juillet 2007 modifiant l'ordonnance du 5 juin 1997 relative au permis d'environnement et l'ordonnance du 25 mars 1999 relative à la recherche, la constatation, la poursuite et la répression des infractions en matière d'environnement entre en vigueur le 1er juillet 2008.
Art.46. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2008.
De conformiteit van de asbestinventaris bedoeld in de artikelen 3 en 4, met het mode/ zoals opgenomen in bijlage 1, is pas verplicht vanaf 1 jaar na de publicatie van dit besluit.
De conformiteit van de asbestinventaris bedoeld in de artikelen 3 en 4, met het mode/ zoals opgenomen in bijlage 1, is pas verplicht vanaf 1 jaar na de publicatie van dit besluit.
Art.46. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er juillet 2008.
La conformité de l'inventaire amiante visé aux articles 3 et 4, avec le modèle repris à l'annexe 1re, n'est obligatoire qu'un an après la publication du présent arrêté.
La conformité de l'inventaire amiante visé aux articles 3 et 4, avec le modèle repris à l'annexe 1re, n'est obligatoire qu'un an après la publication du présent arrêté.
Art.47. De Minister bevoegd voor het Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 april 2008.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :
De Minister-Voorzitter,
Ch. PICQUE
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu,
Mevr. E. HUYTEBROECK
Brussel, 10 april 2008.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :
De Minister-Voorzitter,
Ch. PICQUE
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu,
Mevr. E. HUYTEBROECK
Art.47. La Ministre ayant l'Environnement dans ses attributions est chargée de l'exécution du présent arrête
Bruxelles, le 10 avril 2008.
Par le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale :
Le Ministre-Président,
Ch. PICQUE
La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargée de l'Environnement,
Mme E. HUYTEBROECK
Bruxelles, le 10 avril 2008.
Par le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale :
Le Ministre-Président,
Ch. PICQUE
La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargée de l'Environnement,
Mme E. HUYTEBROECK
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage 1. - Asbestinventaris : Formulier
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31490-31510).
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31490-31510).
Art. N1. Annexe 1. - Inventaire amiante : Formulaire
(Formulaire non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31541--31561).
(Formulaire non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31541--31561).
Art. N2. Bijlage 2. - Model van kennisgeving van aanvang van de werken
(Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31511).
(Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31511).
Art. N2. Annexe 2. - Modèle de notification de début de chantier
(Modèle non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31562).
(Modèle non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31562).
Art. N3. Bijlage 3. - Model van het verslag betreffende de uitvoering van een rooktest
(Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31512-31513).
(Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31512-31513).
Art. N3. Annexe 3. - Modèle de rapport relatif à la réalisation d'un test de fumée
(Modèle non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31563-31564).
(Modèle non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31563-31564).
Art. N4. Bijlage 4. - Meting van de concentratie asbestvormige vezels in de omgevingslucht door een laboratorium dat erkend is door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
(Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31514).
(Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31514).
Art. N4. Annexe 4. - Mesures de la concentration en fibres asbestiformes dans l'air ambiant par un laboratoire agréé par le SPF Emploi, Travail et Concertation sociale
(Modèle non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31565).
(Modèle non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31565).
Art. N5. Bijlage 5. - Overzichtstabel van de geproduceerde afvalstoffen
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31515).
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31515).
Art. N5. Annexe 5. - Récapitulatif des déchets produits
(Tableau non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31566).
(Tableau non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31566).
Art. N6. Bijlage 6. - Model van het verslag betreffende de uitvoering van een visuele inspectie
(Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31516).
(Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31516).
Art. N6. Annexe 6. - Modèle de rapport relatif à la réalisation d'une inspection visuelle
(Modèle non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31567).
(Modèle non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31567).
Art. N7. Bijlage 7. - Model van de fiche voor kennisgeving van onregelmatigheden
(Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31517-31518).
(Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31517-31518).
Art. N7. Annexe 7. - Modèle de fiche de notification d'anomalie
(Modèle non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31568-31569).
(Modèle non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31568-31569).
Art. N9. Bijlage 9. - Model van kennisgeving betreffende bijkomende werken voor de verwijdering of de inkapseling van asbest
(Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31536).
(Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31536).
Art. N9. Annexe 9. - Modèle de notification relative à des travaux d'enlèvement ou d'encapsulation d'amiante supplémentaire
(Modèle non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31586).
(Modèle non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31586).
Art. N10. Bijlage 10. - Zelfcontroleverslag
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31537-31540).
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-06-2008, p. 31537-31540).
Art. N10. Annexe 10. - Rapport d'autocontrôle
(Annexe non reprise pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31587-31590).
(Annexe non reprise pour motifs techniques. Voir M.B. 18-06-2008, p. 31587-31590).