Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
19 SEPTEMBER 2002. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende afbakening van een beschermingszone rondom grondwaterwinningen in het Ter Kamerenbos en onder de Lotharingendreef in het Zoniënwoud(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-06-2008 en tekstbijwerking tot 10-03-2017)
Titre
19 SEPTEMBRE 2002. - Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale délimitant les zones de protection des captages d'eau souterraine au Bois de la Cambre et à la Drève de Lorraine dans la forêt de Soignes(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 10-06-2008 et mise à jour au 10-03-2017)
Informations sur le document
Numac: 2008031227
Datum: 2002-09-19
Info du document
Numac: 2008031227
Date: 2002-09-19
Tekst (9)
Texte (9)
Artikel 1. Ten gevolge van de aan [1 de operator belast met de productie van drinkwater, VIVAQUA, voorheen]1 de BIWM (Brusselse Intercommunale Watermaatschappij), Wolstraat 70, te 1000 Brussel, afgegeven vergunningen van 12 januari 1972 en 18 februari 1977 voor grondwaterwinning door middel van putten in het Ter Kamerenbos te Brussel en via wingalerijen in het Ter Kamerenbos en in het Zoniënwoud te Brussel en Ukkel, en overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 september 1987 betreffende de bescherming van het grondwater in het Brussels Gewest tegen verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen en bij toepassing van artikel 7, lid 3b, worden de waterwinningsgebieden en de bijbehorende beschermingszones type I, II en III afgebakend overeenkomstig de plannen in bijlage 2 bij dit besluit.
Article 1. Suite à la délivrance à [1 l'opérateur en charge de la production d'eau potable, VIVAQUA, anciennement]1 la C.I.B.E. (Compagnie intercommunale bruxelloise des Eaux), rue aux Laines 70, à 1000 Bruxelles des autorisations les 12 janvier 1972 et 18 février 1977 pour les captages par puits situés dans le Bois de la Cambre à Bruxelles et par galeries situées dans le Bois de la Cambre et la Forêt de Soignes à Bruxelles et à Uccle, et conformément à l'arrêté royal du 18 septembre 1987 relatif à la protection en Région bruxelloise des eaux souterraines contre la pollution causée par certaines substances dangereuses et en application de l'article 7, alinéa 3b, les zones de captage et les zones de protection de type I, II et III sont déterminées, [1 telles que représentées sur la carte figurant à l'annexe 1re du présent arrêté]1.
Modifications
Art.2. § 1. In de waterwinningsgebieden en de beschermingszones van type I worden slechts de activiteiten toegelaten die rechtstreeks verband houden met de grondwaterbescherming en waterproductie, met inbegrip van het onderhoud en de aanleg van waterwinningen.
[1 Een activiteit of een project kan echter bij wijze van afwijking worden toegestaan voor zover de volgende cumulatieve voorwaarden zijn vervuld :
- de activiteit of het project wordt gerechtvaardigd om dwingende redenen van groot openbaar belang;
- een verzoek tot afwijking moet worden ingediend bij het Brussels Instituut voor het Milieubeheer (hierna genoemd "Het Instituut");
- er bestaat geen andere alternatieve oplossing die technisch haalbaar en/of economisch leefbaar is;
- de uitvoering van de werken en de exploitatie van de installaties hebben geen invloed op de kwaliteit en de kwantiteit van het gewonnen grondwater dat bestemd is om de openbare watervoorziening te bevoorraden.
Vereist de beoogde activiteit of het beoogde project een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning overeenkomstig de toepasselijke wetgeving, dan is de toekenning van het in het vorige lid bedoelde verzoek tot afwijking een voorwaarde voor de afgifte van deze vergunning.
Het verzoek tot afwijking moet omvatten :
- een gedetailleerde motivatie met meer bepaald een effectennota van het project betreffende de activiteiten van grondwaterwinning van VIVAQUA;
- het advies van VIVAQUA, na overleg tussen de aanvrager en de exploitant van de waterwinningen.
Wanneer het verzoek tot afwijking onvolledig is, brengt het Instituut binnen de vijftien dagen vanaf de ontvangst van het verzoek de aanvrager hiervan op de hoogte met vermelding van de ontbrekende stukken of inlichtingen.
Wanneer het verzoek tot afwijking volledig is, neemt het Instituut een beslissing in verband daarmee binnen de zestig dagen vanaf de ontvangst van het verzoek of vanaf de ontvangst van de ontbrekende inlichtingen indien het verzoek onvolledig werd verklaard. Bovendien mag het Instituut elke voorwaarde vastleggen die het nuttig acht teneinde de grondwatervoorraden te beschermen. Het uitblijven van beslissing binnen de vermeld termijn wordt gelijkgesteld met een weigering van het verzoek tot afwijking.
Deze afwijkingsprocedure is specifiek voor de beschermingszone van de waterwinning en ontslaat de aanvrager niet van de verplichtingen die hem zouden worden opgelegd door of krachtens de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud.]1
§ 2. In de beschermingszones type II zijn de volgende activiteiten verboden :
1° de besproeiing of de irrigatie met lozingswater;
2° de aanleg van zinkputten [1 , met inbegrip van regenwater]1 en het ondergronds verspreiden van huishoudelijk [1 , zelfs gezuiverd]1 afvalwater;
3° de boringen, uitgravingen, de grondwerken dieper dan 2,5 m onder het maaiveld, met uitzondering van de controleputten [1 en de toegestane activiteiten of projecten bij toepassing van paragraaf 1 van dit artikel]1;
4° [1 de directe of indirecte lozingen, de storting, de opslag op of in de grond, het verspreiden en het vervoer van stoffen die voorkomen op de lijst van de bijlage V van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 juni 2010 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand, met uitzondering van de activiteiten of projecten die worden toegestaan bij toepassing van paragraaf 1 van dit artikel;]1
5° de opslag van baggerspecie of van zuiveringsslib;
6° de aanleg van nieuwe, overdekte omheinde terreinen bestemd voor dieren, inzonderheid stallen en kennels; de bodem van de op de datum van bekendmaking van het besluit houdende afbakening van een beschermingszone II bestaande overdekte omheinde terreinen voor dieren dient waterdicht te worden gemaakt en te worden voorzien van een vergaarsysteem zodat elke vloeibare lozing in de bodem wordt verhinderd.
§ 3 In de beschermingszones type II worden de volgende activiteiten aan bepaalde voorwaarden onderworpen :
1° [1 de opslag of de storting van stoffen die voorkomen op de lijst van de bijlage V van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 juni 2010 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand op voorwaarden die worden vastgesteld in een milieuvergunning afgegeven in afwijking van paragraaf 2, 4°, van dit besluit en overeenkomstig ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, onverminderd de ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Bij gebrek aan een dergelijke vergunning zijn enkel toegestaan de storting en opslag van deze stoffen voor huishoudelijk, agrarisch en in bosbouw gebruik voor zover :
- het in voldoende zwakke hoeveelheden of gehalten is om elk risico van kwaliteitsbederf van de opvangende ondergrondse waterlaag uit te sluiten;
- deze stoffen in een waterdichte kelder of in een waterdichte en toegankelijk gemaakte opslagkamer opgeslagen zijn waarvan de opvangcapaciteit ten minste gelijk is aan deze van de tank.]1
2° De leidingen bestemd voor het vervoer van stoffen [1 bedoeld in de lijst van de bijlage V van het besluit van 10 juni 2010 zoals genoemd in punt 1°]1 zijn waterdicht en het breukrisico is nagenoeg verwaarloosbaar.
3° Het lozen en transport van afvalwater gebeuren enkel door middel van een net waterdichte riolering of goten. [1 Alle nieuwe leidingen zullen worden onderworpen aan een proef van dichtheid vóór hun ingebruikname]1
4° De weggedeelten die [1 deze beschermingszones type II]1 doorkruisen worden met waterdichte goten uitgerust, die al de vloei- of andere stoffen tegenhouden die er per ongeluk zouden worden gestort.
§ 4. [1 In de beschermingszones type III :
1° naast de inrichtingen bepaald door de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen voor welke specifieke voorwaarden kunnen vastgesteld worden, worden de ingegraven opslagplaatsen van koolwaterstoffen met een opvangcapaciteit van meer dan 5 000 liter aan dichtheidsproeven onderworpen die om de vijf jaar worden uitgevoerd ten laste van de eigenaars of de uitbaters van deze inrichtingen. De resultaten van deze proeven worden binnen de maand die volgt op hun uitvoering ter kennis gebracht van het Brussels Instituut voor Milieubeheer;
2° moet elke aanvraag van stedenbouwkundige vergunning of milieuvergunning het voorwerp uitmaken van een advies van VIVAQUA die hierbij waakt over het behoud van de kwaliteit en kwantiteit van het grondwater;
3° is verboden elke vorm van geothermische installatie (open en gesloten systeem).]1
[1 Een activiteit of een project kan echter bij wijze van afwijking worden toegestaan voor zover de volgende cumulatieve voorwaarden zijn vervuld :
- de activiteit of het project wordt gerechtvaardigd om dwingende redenen van groot openbaar belang;
- een verzoek tot afwijking moet worden ingediend bij het Brussels Instituut voor het Milieubeheer (hierna genoemd "Het Instituut");
- er bestaat geen andere alternatieve oplossing die technisch haalbaar en/of economisch leefbaar is;
- de uitvoering van de werken en de exploitatie van de installaties hebben geen invloed op de kwaliteit en de kwantiteit van het gewonnen grondwater dat bestemd is om de openbare watervoorziening te bevoorraden.
Vereist de beoogde activiteit of het beoogde project een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning overeenkomstig de toepasselijke wetgeving, dan is de toekenning van het in het vorige lid bedoelde verzoek tot afwijking een voorwaarde voor de afgifte van deze vergunning.
Het verzoek tot afwijking moet omvatten :
- een gedetailleerde motivatie met meer bepaald een effectennota van het project betreffende de activiteiten van grondwaterwinning van VIVAQUA;
- het advies van VIVAQUA, na overleg tussen de aanvrager en de exploitant van de waterwinningen.
Wanneer het verzoek tot afwijking onvolledig is, brengt het Instituut binnen de vijftien dagen vanaf de ontvangst van het verzoek de aanvrager hiervan op de hoogte met vermelding van de ontbrekende stukken of inlichtingen.
Wanneer het verzoek tot afwijking volledig is, neemt het Instituut een beslissing in verband daarmee binnen de zestig dagen vanaf de ontvangst van het verzoek of vanaf de ontvangst van de ontbrekende inlichtingen indien het verzoek onvolledig werd verklaard. Bovendien mag het Instituut elke voorwaarde vastleggen die het nuttig acht teneinde de grondwatervoorraden te beschermen. Het uitblijven van beslissing binnen de vermeld termijn wordt gelijkgesteld met een weigering van het verzoek tot afwijking.
Deze afwijkingsprocedure is specifiek voor de beschermingszone van de waterwinning en ontslaat de aanvrager niet van de verplichtingen die hem zouden worden opgelegd door of krachtens de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud.]1
§ 2. In de beschermingszones type II zijn de volgende activiteiten verboden :
1° de besproeiing of de irrigatie met lozingswater;
2° de aanleg van zinkputten [1 , met inbegrip van regenwater]1 en het ondergronds verspreiden van huishoudelijk [1 , zelfs gezuiverd]1 afvalwater;
3° de boringen, uitgravingen, de grondwerken dieper dan 2,5 m onder het maaiveld, met uitzondering van de controleputten [1 en de toegestane activiteiten of projecten bij toepassing van paragraaf 1 van dit artikel]1;
4° [1 de directe of indirecte lozingen, de storting, de opslag op of in de grond, het verspreiden en het vervoer van stoffen die voorkomen op de lijst van de bijlage V van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 juni 2010 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand, met uitzondering van de activiteiten of projecten die worden toegestaan bij toepassing van paragraaf 1 van dit artikel;]1
5° de opslag van baggerspecie of van zuiveringsslib;
6° de aanleg van nieuwe, overdekte omheinde terreinen bestemd voor dieren, inzonderheid stallen en kennels; de bodem van de op de datum van bekendmaking van het besluit houdende afbakening van een beschermingszone II bestaande overdekte omheinde terreinen voor dieren dient waterdicht te worden gemaakt en te worden voorzien van een vergaarsysteem zodat elke vloeibare lozing in de bodem wordt verhinderd.
§ 3 In de beschermingszones type II worden de volgende activiteiten aan bepaalde voorwaarden onderworpen :
1° [1 de opslag of de storting van stoffen die voorkomen op de lijst van de bijlage V van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 juni 2010 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand op voorwaarden die worden vastgesteld in een milieuvergunning afgegeven in afwijking van paragraaf 2, 4°, van dit besluit en overeenkomstig ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, onverminderd de ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Bij gebrek aan een dergelijke vergunning zijn enkel toegestaan de storting en opslag van deze stoffen voor huishoudelijk, agrarisch en in bosbouw gebruik voor zover :
- het in voldoende zwakke hoeveelheden of gehalten is om elk risico van kwaliteitsbederf van de opvangende ondergrondse waterlaag uit te sluiten;
- deze stoffen in een waterdichte kelder of in een waterdichte en toegankelijk gemaakte opslagkamer opgeslagen zijn waarvan de opvangcapaciteit ten minste gelijk is aan deze van de tank.]1
2° De leidingen bestemd voor het vervoer van stoffen [1 bedoeld in de lijst van de bijlage V van het besluit van 10 juni 2010 zoals genoemd in punt 1°]1 zijn waterdicht en het breukrisico is nagenoeg verwaarloosbaar.
3° Het lozen en transport van afvalwater gebeuren enkel door middel van een net waterdichte riolering of goten. [1 Alle nieuwe leidingen zullen worden onderworpen aan een proef van dichtheid vóór hun ingebruikname]1
4° De weggedeelten die [1 deze beschermingszones type II]1 doorkruisen worden met waterdichte goten uitgerust, die al de vloei- of andere stoffen tegenhouden die er per ongeluk zouden worden gestort.
§ 4. [1 In de beschermingszones type III :
1° naast de inrichtingen bepaald door de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen voor welke specifieke voorwaarden kunnen vastgesteld worden, worden de ingegraven opslagplaatsen van koolwaterstoffen met een opvangcapaciteit van meer dan 5 000 liter aan dichtheidsproeven onderworpen die om de vijf jaar worden uitgevoerd ten laste van de eigenaars of de uitbaters van deze inrichtingen. De resultaten van deze proeven worden binnen de maand die volgt op hun uitvoering ter kennis gebracht van het Brussels Instituut voor Milieubeheer;
2° moet elke aanvraag van stedenbouwkundige vergunning of milieuvergunning het voorwerp uitmaken van een advies van VIVAQUA die hierbij waakt over het behoud van de kwaliteit en kwantiteit van het grondwater;
3° is verboden elke vorm van geothermische installatie (open en gesloten systeem).]1
Modifications
Art.2. § 1er. Dans les zones de captages et les zones de protection I, ne sont autorisées que les activités en rapport direct avec la protection des eaux souterraines et la production d'eau, en ce compris l'entretien et l'aménagement des prises d'eau.
[1 Toutefois, une activité ou un projet peut être autorisé à titre dérogatoire moyennant le respect des conditions cumulatives suivantes :
- l'activité ou le projet se justifie pour des raisons impératives d'intérêt public majeur;
- une demande de dérogation doit être introduite auprès de l'Institut bruxellois pour la gestion de l'environnement (ci-après " l'Institut ");
- il n'existe pas d'autre solution alternative techniquement réalisable et/ou économiquement viable;
- la réalisation des travaux et l'exploitation des installations n'affectent pas la qualité et de la quantité des eaux souterraines captées qui sont destinées à alimenter le réseau public de distribution d'eau potable.
Si l'activité ou le projet envisagé nécessite un permis d'urbanisme ou un permis d'environnement conformément à la législation en vigueur, l'octroi de la dérogation visée à l'alinéa précédent constitue une condition préalable à la délivrance de ce permis.
La demande de dérogation doit comporter :
- une motivation détaillée comprenant notamment une note d'incidences du projet sur les activités de captage de l'eau souterraine de VIVAQUA;
- l'avis de VIVAQUA, après concertation entre le demandeur et l'exploitant des captages.
Si la demande de dérogation est incomplète, l'Institut en informe le demandeur dans les quinze jours de sa réception et lui précise les renseignements manquants.
Lorsque la demande de dérogation est complète, l'Institut statue sur celle-ci dans les soixante jours de sa réception ou de la réception des renseignements manquants si elle a été déclarée incomplète. Il peut en outre fixer toute condition qu'il juge utile afin de préserver les ressources en eau souterraine. L'absence de décision dans le délai précité équivaut à un refus de la demande de dérogation.
Cette procédure de dérogation est spécifique à la zone de protection de captage et ne soustrait pas le demandeur aux obligations qui lui seraient imposées par ou en vertu de l'ordonnance du 1er mars 2012 relative à la conservation de la nature.]1
§ 2. Dans les zones II de protection les opérations suivantes sont interdites :
1° l'arrosage ou l'irrigation à l'aide d'eaux usées;
2° les puits perdus [1 , en ce compris d'eau pluviale,]1 et l'épandage souterrain d'effluents domestiques [1 même épurés ]1;
3° les forages, excavations, travaux de terrassement dépassant une profondeur de 2,5 m sous la surface du sol, à l'exception des puits témoins [1 et des activités ou projets autorisés en application du paragraphe 1er du présent article]1;
4° [1 le rejet direct ou indirect, le dépôt, le stockage sur ou dans le sol, l'épandage et le transport de substances relevant de la liste de l'annexe V de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 10 juin 2010 relatif à la protection des eaux souterraines contre la pollution et la détérioration, à l'exception des activités ou projets autorisés en application du paragraphe 1er du présent article;]1
5° le dépôt de boues de dragage ou d'épuration;
6° l'implantation nouvelle d'enclos couvert pour animaux, notamment d'étables et de chenils; les enclos couverts pour animaux existant à la date de la parution de l'Arrêté délimitant une zone de protection II, doivent être rendus étanche au sol et équipés d'un système de collecte garantissant l'absence de tout rejet liquide dans le sol.
§ 3. Dans les zones II de protection sont soumises à conditions les opérations suivantes :
1° [1 le stockage ou le dépôt de substances relevant de la liste figurant à l'annexe V de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 10 juin 2010 relatif à la protection des eaux souterraines contre la pollution et la détérioration dans les conditions fixées dans le permis d'environnement délivré en dérogation au paragraphe 2, 4°, du présent arrêté et conformément à l'ordonnance du 5 juin 1997 relative aux permis d'environnement, sans préjudice de l'ordonnance du 20 juin 2013 relative à une utilisation des pesticides compatible avec le développement durable en Région de Bruxelles-Capitale.
En l'absence d'un tel permis sont seuls autorisés le dépôt et le stockage de ces substances pour des usages domestiques, agricoles et forestiers pour autant :
- qu'il s'agisse de quantités et de concentrations suffisamment faibles pour exclure tout risque de dégradation de la qualité des eaux souterraines réceptrices;
- que ces substances soient stockées dans une cave étanche ou une chambre de stockage étanche et visitable dont la capacité est au moins égale à celle de la citerne;]1
2° Les conduites destinées au transport de substances relevant [1 de la liste de l'annexe V de l'arrêté du 10 juin 2010 mentionné au point 1° ]1 doivent être étanches. Le risque de leur rupture doit être réduit à des valeurs négligeables.
3° Les déversements et les transferts d'eaux usées ne peuvent s'effectuer que par un réseau d'égouts ou de caniveaux étanches. [1 Toutes nouvelles canalisations seront soumises à un essai d'étanchéité préalablement à leur mise en service.]1
4° Les portions de voiries traversant [1 ces zones II de protection]1 sont pourvues de caniveaux étanches retenant tous les liquides ou matière qui y seraient déversés accidentellement.
§ 4. [1 Dans les zones III de protection :
1° outre les installations régies par l'ordonnance du 5 juin 1997 relative aux permis d'environnement pour lesquelles des conditions spécifiques peuvent être fixées, les stockages souterrains d'hydrocarbures de capacité supérieure à 5 000 litres sont soumis à des essais d'étanchéité effectués selon une périodicité quinquennale à charge des propriétaires ou exploitants de ces installations. Les résultats de ces essais sont communiqués dans le mois qui suit leur réalisation à l'Institut bruxellois pour la gestion de l'environnement;
2° toute demande de permis d'urbanisme ou d'environnement doit faire l'objet d'un avis de VIVAQUA qui veillera à la préservation des aspects qualitatifs et quantitatifs des eaux souterraines;
3° est interdit tout type d'installation géothermique (système ouvert et fermé).]1
[1 Toutefois, une activité ou un projet peut être autorisé à titre dérogatoire moyennant le respect des conditions cumulatives suivantes :
- l'activité ou le projet se justifie pour des raisons impératives d'intérêt public majeur;
- une demande de dérogation doit être introduite auprès de l'Institut bruxellois pour la gestion de l'environnement (ci-après " l'Institut ");
- il n'existe pas d'autre solution alternative techniquement réalisable et/ou économiquement viable;
- la réalisation des travaux et l'exploitation des installations n'affectent pas la qualité et de la quantité des eaux souterraines captées qui sont destinées à alimenter le réseau public de distribution d'eau potable.
Si l'activité ou le projet envisagé nécessite un permis d'urbanisme ou un permis d'environnement conformément à la législation en vigueur, l'octroi de la dérogation visée à l'alinéa précédent constitue une condition préalable à la délivrance de ce permis.
La demande de dérogation doit comporter :
- une motivation détaillée comprenant notamment une note d'incidences du projet sur les activités de captage de l'eau souterraine de VIVAQUA;
- l'avis de VIVAQUA, après concertation entre le demandeur et l'exploitant des captages.
Si la demande de dérogation est incomplète, l'Institut en informe le demandeur dans les quinze jours de sa réception et lui précise les renseignements manquants.
Lorsque la demande de dérogation est complète, l'Institut statue sur celle-ci dans les soixante jours de sa réception ou de la réception des renseignements manquants si elle a été déclarée incomplète. Il peut en outre fixer toute condition qu'il juge utile afin de préserver les ressources en eau souterraine. L'absence de décision dans le délai précité équivaut à un refus de la demande de dérogation.
Cette procédure de dérogation est spécifique à la zone de protection de captage et ne soustrait pas le demandeur aux obligations qui lui seraient imposées par ou en vertu de l'ordonnance du 1er mars 2012 relative à la conservation de la nature.]1
§ 2. Dans les zones II de protection les opérations suivantes sont interdites :
1° l'arrosage ou l'irrigation à l'aide d'eaux usées;
2° les puits perdus [1 , en ce compris d'eau pluviale,]1 et l'épandage souterrain d'effluents domestiques [1 même épurés ]1;
3° les forages, excavations, travaux de terrassement dépassant une profondeur de 2,5 m sous la surface du sol, à l'exception des puits témoins [1 et des activités ou projets autorisés en application du paragraphe 1er du présent article]1;
4° [1 le rejet direct ou indirect, le dépôt, le stockage sur ou dans le sol, l'épandage et le transport de substances relevant de la liste de l'annexe V de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 10 juin 2010 relatif à la protection des eaux souterraines contre la pollution et la détérioration, à l'exception des activités ou projets autorisés en application du paragraphe 1er du présent article;]1
5° le dépôt de boues de dragage ou d'épuration;
6° l'implantation nouvelle d'enclos couvert pour animaux, notamment d'étables et de chenils; les enclos couverts pour animaux existant à la date de la parution de l'Arrêté délimitant une zone de protection II, doivent être rendus étanche au sol et équipés d'un système de collecte garantissant l'absence de tout rejet liquide dans le sol.
§ 3. Dans les zones II de protection sont soumises à conditions les opérations suivantes :
1° [1 le stockage ou le dépôt de substances relevant de la liste figurant à l'annexe V de l'arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 10 juin 2010 relatif à la protection des eaux souterraines contre la pollution et la détérioration dans les conditions fixées dans le permis d'environnement délivré en dérogation au paragraphe 2, 4°, du présent arrêté et conformément à l'ordonnance du 5 juin 1997 relative aux permis d'environnement, sans préjudice de l'ordonnance du 20 juin 2013 relative à une utilisation des pesticides compatible avec le développement durable en Région de Bruxelles-Capitale.
En l'absence d'un tel permis sont seuls autorisés le dépôt et le stockage de ces substances pour des usages domestiques, agricoles et forestiers pour autant :
- qu'il s'agisse de quantités et de concentrations suffisamment faibles pour exclure tout risque de dégradation de la qualité des eaux souterraines réceptrices;
- que ces substances soient stockées dans une cave étanche ou une chambre de stockage étanche et visitable dont la capacité est au moins égale à celle de la citerne;]1
2° Les conduites destinées au transport de substances relevant [1 de la liste de l'annexe V de l'arrêté du 10 juin 2010 mentionné au point 1° ]1 doivent être étanches. Le risque de leur rupture doit être réduit à des valeurs négligeables.
3° Les déversements et les transferts d'eaux usées ne peuvent s'effectuer que par un réseau d'égouts ou de caniveaux étanches. [1 Toutes nouvelles canalisations seront soumises à un essai d'étanchéité préalablement à leur mise en service.]1
4° Les portions de voiries traversant [1 ces zones II de protection]1 sont pourvues de caniveaux étanches retenant tous les liquides ou matière qui y seraient déversés accidentellement.
§ 4. [1 Dans les zones III de protection :
1° outre les installations régies par l'ordonnance du 5 juin 1997 relative aux permis d'environnement pour lesquelles des conditions spécifiques peuvent être fixées, les stockages souterrains d'hydrocarbures de capacité supérieure à 5 000 litres sont soumis à des essais d'étanchéité effectués selon une périodicité quinquennale à charge des propriétaires ou exploitants de ces installations. Les résultats de ces essais sont communiqués dans le mois qui suit leur réalisation à l'Institut bruxellois pour la gestion de l'environnement;
2° toute demande de permis d'urbanisme ou d'environnement doit faire l'objet d'un avis de VIVAQUA qui veillera à la préservation des aspects qualitatifs et quantitatifs des eaux souterraines;
3° est interdit tout type d'installation géothermique (système ouvert et fermé).]1
Modifications
Art.3. Om het eventuele effect van de waterwinning in te schatten, worden de grondwaterstanden om de twee maanden in tien strategisch gelegen controleputten gemeten [1 door de exploitant, VIVAQUA]1.
Elke maand wordt het waterpeil in meerdere controleputten gemeten die dichtbij de winningsputten zijn gelegen. Gedurende deze metingen wordt het debiet van elke winningsput opgetekend.
Elke maand wordt het waterpeil in meerdere controleputten gemeten die dichtbij de winningsputten zijn gelegen. Gedurende deze metingen wordt het debiet van elke winningsput opgetekend.
Modifications
Art.3. Afin de pouvoir évaluer l'incidence éventuelle du prélèvement d'eau, les niveaux des eaux souterraines sont mesurés [1 par l'exploitant, VIVAQUA,]1 tous les deux mois dans dix puits de sondage situés stratégiquement.
Chaque mois, le niveau d'eau est mesuré dans plusieurs puits témoins proches des puits de captage. Lors des mesures, le débit pour chaque puits de captage est indiqué.
Chaque mois, le niveau d'eau est mesuré dans plusieurs puits témoins proches des puits de captage. Lors des mesures, le débit pour chaque puits de captage est indiqué.
Modifications
Art.4. Elke put wordt voorzien van een meettoestel welk het uit de waterlaag onttrokken debiet in kubieke meters opgeeft en welk aan de gestelde normen beantwoordt.
Art.4. Chaque puits doit être muni d'un dispositif de mesure indiquant le débit prélevé à la nappe en mètres cubes et qui répond aux dispositions en vigueur en la matière.
Art.5. De meetresultaten van de in artikel 3 vermelde toestellen en de op grond van deze resultaten berekende hoeveelheden water worden maandelijks in een register opgenomen.
Art.5. Les résultats des dispositifs de mesures visés à l'article 3 et les quantités d'eau calculées sur la base desdits résultats, doivent être consignés mensuellement dans un registre.
Art.6. De maandelijks onttrokken hoeveelheden alsook de gegevens van de in artikelen 3 en 5 van dit besluit bepaalde metingen worden [1 jaarlijks en/of op aanvraag meegedeeld]1 aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer.
Modifications
Art.6. Les quantités extraites mensuellement ainsi que les données de sondages mentionnées aux articles 3 et 5 du présent arrêté, doivent être communiqués [1 annuellement et/ou sur demande]1 à l'Institut Bruxellois pour la Gestion de l'Environnement.
Modifications
Art.7. [1 De aanwezigheid van de waterwinningen en de verschillende beschermingszones is het voorwerp van een signalisatie en informatiepanelen vermeldende met name de contactgegevens van de exploitant van deze waterwinningen, de civiele bescherming en het Instituut.]1
Art.7. [1 La présence des captages et des différentes zones de protection fait l'objet d'une signalisation et de panneaux d'information mentionnant notamment les coordonnées de l'exploitant de ces captages, de la protection civile et de l'Institut.]1
Modifications
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. Famille et groupe de substances
Art. N. Famille et groupe de substances.
(Bijlage 1 niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 10-06-2008, p. 29120-29121).
(Annexe 1 non reprise pour motifs techniques. Voir M.B. 10-06-2008, p. 29120-29121).
Vervalt door :
Supprimée par :
(Bijlage 2 die bijlage 1 wordt : Kaart tot afbakening van de beschermingszones 1, 2 en 3 van de grondwaterwinningen in het Ter Kamerenbos en onder de Lotharingendreef in het Zoniënwoud)
(Annexe 2 qui devient l'annexe 1 : Carte délimitant les zones de protection 1, 2 et 3 des captages d'eau souterraine dans le Bois de la Cambre et à la Drève de Lorraine dans la forêt de Soignes)
Vervangen door :
remplacée par :