Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
18 JULI 2008. - Decreet tot democratisering van het hoger onderwijs, ter bevordering van de slaagkansen van de studenten en tot oprichting van het Waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-09-2008 en tekstbijwerking tot 27-08-2021)
Titre
18 JUILLET 2008. - Décret démocratisant l'enseignement supérieur, oeuvrant à la promotion de la réussite des étudiants et créant l'Observatoire de l'enseignement supérieur (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 01-09-2008 et mise à jour au 27-08-2021)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (48)
Texte (48)
TITEL I. - Democratisering door verhoging van de slaagkansen.
TITRE Ier. - De la démocratisation par la réussite.
HOOFDSTUK I. - Beleid ter bevordering van de slaagkansen.
CHAPITRE Ier. - Des politiques mises en place pour la réussite.
Artikel 1. [1 De hogescholen bestemmen voor de bevordering van de slaagkansen van de studenten, bij voorrang voor de studenten van het eerste jaar van de eerste cyclus die ze ontvangen, binnen hun instelling, een bedrag dat overeenstemt met één tot drie procent van de globale jaartoelage die ze genieten. Dat percentage wordt door de Regering binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten vastgelegd. Zo niet, dan bedraagt het één procent.
   Zonder dat de lijst exhaustief is, bestaan de maatregelen ter bevordering van de slaagkansen uit :
   1° de verplichte aanwijzing binnen de hogeschool van personeel dat specifiek bestemd is voor de bevordering van de slaagkansen. Dat personeel heeft als opdracht de studenten te informeren, te oriënteren en, in het algemeen, te begeleiden, om hun de mogelijkheid te bieden om hun studieproject tot een goed einde te brengen. Dat personeel wordt samengebracht binnen een duidelijk geïdentificeerde dienst voor de bevordering van de slaagkansen, opgericht binnen de hogeschool of verschillende hogescholen en/of in medewerking met een dienst van een universitaire instelling die dezelfde doelstellingen heeft;
   2° het verplichte aanbod van specifieke activiteiten voor de studenten van het eerste jaar van de eerste cyclus, om hun de mogelijkheid te bieden om de methoden en technieken te verwerven die hun slaagkansen kunnen verhogen;
   3° de terbeschikkingstelling van zelfevaluatie-instrumenten en van raadgevingsdiensten voor het opsporen van de vaardigheden van de studenten of van hun eventuele leemten;
   4° de verplichte organisatie, vóór 1 december van elk academiejaar, van een onderwijs binnen kleine groepen, besteed aan praktische oefeningen in ten minste één vak dat voor de gekozen studiecategorie specifiek is, om zich van de goede oriëntatie van de student te vergewissen;
   5° de ontwikkeling van vernieuwende didactische methoden, gericht op het profiel van studenten van het eerste jaar van de eerste cyclus in een bijzondere studiecategorie;
   6° het verplichte voeren van een beleid, gericht op de sociaal-economisch kansarme bevolkingsgroepen die in het hoger onderwijs komen, om aan hun specifieke behoeften en vragen te beantwoorden;
   7° het organiseren van een opleiding bestemd voor de verbetering van de taalvaardigheden;
   8° de ondertekening, met het Centrum voor Hogere Didactiek van het hoger onderwijs van het academische pool, van een samenwerkingsovereenkomst voor de begeleiding van de leerkrachten die zich met de betrokken leerlingen bezighouden. Het centrum voor hogere didactiek van het hoger onderwijs van het academische pool waarmee de hogeschool een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten, is ter beschikking van de leerkrachten en de directies die het willen raadplegen om ze, in voorkomend geval, raadgevingen te verstrekken, en samen oplossingen te vinden voor de verbetering van het verstrekte onderwijs.
   De Regering kan daartoe bijkomende middelen aan de hogescholen toekennen en bepaalt de wijze waarop kan worden bewezen dat die middelen uitsluitend voor zulke activiteiten worden aangewend.]1

  
Article 1. [1 Les Hautes Ecoles consacrent à l'aide à la réussite des étudiants, prioritairement pour les étudiants de première année de premier cycle qu'elles accueillent, au sein de leur établissement, un montant correspondant de un à trois pour cent de l'allocation annuelle globale dont elles bénéficient. Ce pourcentage est fixé par le Gouvernement dans les limites des crédits budgétaires disponibles. A défaut, il est de un pour cent.
   Sans que la liste soit exhaustive, l'aide à la réussite consiste en les mesures suivantes :
   1° l'affectation obligatoire au sein de la Haute Ecole de personnel spécifiquement consacré à l'aide à la réussite. Ce personnel a pour mission d'informer, d'orienter et, de façon générale, d'accompagner les étudiants en vue de leur permettre de faire aboutir leur projet d'études. Ce personnel se regroupe au sein d'un service d'aide à la réussite clairement identifié, mis sur pied au sein de la Haute Ecole ou de plusieurs Hautes Ecoles et/ou en collaboration avec un service d'une institution universitaire poursuivant les mêmes objectifs;
   2° l'offre obligatoire d'activités spécifiques pour les étudiants de première année de premier cycle visant à leur faire acquérir les méthodes et techniques propres à accroître leurs chances de réussite;
   3° la mise à disposition d'outils d'autoévaluation et de services de conseil permettant de déceler les compétences des étudiants ou leurs lacunes éventuelles;
   4° l'organisation obligatoire, avant le 1er décembre de chaque année académique, d'enseignements en petits groupes et consacrés à des exercices pratiques dans au moins une discipline spécifique à la catégorie d'études choisie, afin de s'assurer de la bonne orientation de l'étudiant;
   5° le développement de méthodes didactiques innovantes ciblées sur le profil d'étudiants de première année de premier cycle dans une catégorie d'études particulière;
   6° la mise en place obligatoire d'une politique ciblée sur les populations socio économiquement défavorisées arrivant dans l'Enseignement supérieur afin de répondre à leurs demandes spécifiques;
   7° la mise en place d'une formation destinée à améliorer la maîtrise des compétences langagières;
   8° la signature avec le Centre de didactique supérieur de l'Enseignement supérieur du Pôle académique d'une convention de collaboration pour l'accompagnement des enseignants en charge des étudiants concernés. Le Centre de didactique supérieur de l'enseignement supérieur du Pôle académique avec lequel la Haute Ecole a signé une convention de collaboration est à la disposition des enseignants et des directions qui le sollicitent pour les conseiller, si nécessaire, et trouver ensemble des pistes d'amélioration de l'enseignement dispensé.
   Le Gouvernement peut allouer des moyens supplémentaires aux Hautes Ecoles à cet effet et détermine le modèle de justificatif destiné à apporter la preuve que ces moyens sont utilisés exclusivement pour de telles activités.]1

  
Art.3. Met het oog op een goede verdeling van de studie- en evaluatieopdrachten in het eerste studiejaar, verdeelt het bestuur van de hogeschool, op advies van de pedagogische raad, de cursussen van het programma op evenwichtige wijze over de eerste twee quadrimesters van het academiejaar.
  De proeven, werken en examens in verband daarmee worden op gelijkaardige wijze verdeeld.
Art.3. Afin d'assurer une bonne répartition des charges d'étude et d'évaluation au sein de la première année d'études, les autorités de la Haute Ecole, sur avis du Conseil pédagogique, répartissent les enseignements du programme de façon équilibrée entre les deux premiers quadrimestres de l'année académique.
  Les épreuves, travaux et examens associés se répartissent de manière similaire.
Art.5. Vanaf het begin van het academiejaar 2008-2009, organiseert het bestuur van de hogeschool een systeem voor de systematische evaluatie van de cursussen door de studenten.
  De deelneming van de studenten is verplicht.
  Die evaluaties geschieden om de twee jaar in de laatste maand gedurende welke de cursus wordt verstrekt. Ze bieden alle waarborgen inzake vertrouwelijkheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
  In geen geval kunnen de resultaten van die evaluaties worden gebruikt om administratieve handelingen of beslissingen te rechtvaardigen die in het kader van de loopbaan van de personeelsleden worden genomen.
  De pedagogische raad van de hogeschool bepaalt de doelstellingen en het kader van die evaluatie in medewerking met de betrokken categorieraad en stelt het ontwerp van vragenlijst op.
  Die vragenlijst wordt voor kennisgeving aan de overlegorganen meegedeeld.
  De vragenlijst wordt door de pedagogische raad vóór elk academiejaar, uiterlijk op 15 maart, goedgekeurd, alvorens aan de studenten te worden uitgedeeld.
  De resultaten van die evaluatie worden door de pedagogische raad geanalyseerd in medewerking met de categorieraad en in overleg met de betrokken leerkracht(en).
Art.5. Dès la rentrée académique 2008-2009, les autorités de la Haute Ecole mettent en place un système d'évaluation systématique des enseignements par les étudiants.
  La participation des étudiants est obligatoire.
  Ces évaluations se déroulent tous les deux ans dans le dernier mois durant lequel l'enseignement est dispensé. Elles présentent toutes les garanties de confidentialité et de protection de la vie privée.
  En aucun cas, les résultats de ces évaluations ne peuvent être utilisés pour justifier des actes administratifs ou décisions pris(es) dans le cadre de la carrière des agents.
  Le Conseil pédagogique de la Haute Ecole fixe les objectifs et le cadre de cette évaluation en collaboration avec le Conseil de catégorie concerné et rédige le projet de questionnaire.
  Ce questionnaire est transmis pour information aux organes de concertation.
  Le questionnaire est approuvé par le Conseil pédagogique avant chaque année académique, au plus tard le 15 mars, avant d'être diffusé aux étudiants.
  Les résultats de cette évaluation sont analysés par le Conseil pédagogique en collaboration avec le conseil de catégorie et en concertation avec (les) enseignant(s) concerné(s).
Art.6. In artikel 23 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, zoals gewijzigd, wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidend als volgt :
  " Als er schriftelijke dragers zijn, nemen het bestuur van de hogescholen, de academische autoriteiten van de universiteit, het bestuur van de hogere kunstschool en het bestuur van het hoger instituut voor architectuuronderwijs alle passende maatregelen om die ter beschikking te stellen van de studenten van het eerste bachelorjaar uiterlijk 20 werkdagen na het begin van elke onderwijsactiviteit. "
Art.6. A l'article 23 du décret du 31 mars 2004 définissant l'Enseignement supérieur, favorisant son intégration dans l'espace européen de l'Enseignement supérieur et refinançant les Universités tel que modifié, un alinéa, rédigé comme suit, est inséré après l'alinéa 3 :
  " Lorsque des supports écrits sont prévus, les autorités de la Haute Ecole, les autorités académiques de l'Université, les autorités des Ecoles supérieures des Arts et les autorités des Instituts supérieurs d'Architecture prennent toutes les mesures adéquates afin de les rendre disponibles aux étudiants de première année de bachelier au plus tard 20 jours ouvrables après le début de chaque activité d'enseignement. "
Art.7. Het bestuur van de hogeschool organiseert, voor de studenten van het eerste bachelorjaar, vóór het einde van het eerste quadrimester, een cyclus verplichte vorming die tot doel heeft bij alle studenten minimale basisvaardigheden te ontwikkelen en de ontwikkeling van werkinstrumenten en -methoden te bevorderen waardoor de hogere studies met zoveel mogelijke slaagkansen kunnen worden ondernomen.
  De dienst voor de bevordering van de slaagkansen wordt belast met de organisatie van die vormingscyclus.
Art.7. Les autorités de la Haute Ecole organisent, à l'attention de étudiants de 1ère année des bacheliers, avant la fin du premier quadrimestre un cycle de formation obligatoire visant à développer chez tous les étudiants des compétences de base minimales et à favoriser le développement d'outils et de méthodes de travail permettant d'appréhender les études supérieures avec un maximum de chances de réussite.
  Le service d'aide à la réussite est chargé de l'organisation de ce cycle de formation.
Art.8. [1 De student van het eerste jaar van de eerste cyclus]1 die gezakt is op het einde van het eerste quadrimester, krijgt een verbintenishandvest door de hogeschool voorgesteld, waarin zowel deze als de student zich ertoe verbinden alle middelen aan te wenden om de slaagkansen te bevorderen.
  Het personeel van de dienst voor bevordering van de slaagkansen wordt belast met de organisatie van die gesprekken en met de sluiting van die handvesten.
  De student is niet verplicht het verbintenishandvest te ondertekenen.
  
Art.8. [1 L'étudiant de première année de premier cycle]1 qui est en situation d'échec à l'issue du premier quadrimestre se voit proposer une charte d'engagement par la Haute Ecole, où tant celle-ci que l'étudiant s'engagent à mettre tous les moyens en oeuvre pour favoriser la réussite.
  Le personnel du service d'aide à la réussite est chargé des entretiens et de la conclusion de ces chartes.
  L'étudiant n'est pas tenu de signer la charte d'engagement.
  
HOOFDSTUK II. - Financiering van de bevordering van de slaagkansen in de hogescholen.
CHAPITRE II. - Du financement de l'aide à la réussite en Hautes Ecoles.
Art.9. [1 Het bedrag opgenomen in artikel 9, eerste lid, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van hogescholen georganiseerd door of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap omvat een bedrag van 3.900.000 euro toe te kennen door de hogescholen aan acties ter bevordering van het slagen waarin dit besluit voorziet en de artikelen 148 en 149 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies.
   Het in het vorige lid genoemde bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 9bis van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de hogescholen, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.]1

  [2 Het bedrag zoals vermeld in het artikel 9, zesde lid, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen omvat een bedrag van 2.800.000 euro door de Hogescholen te bestemmen voor de acties ter bevordering van de slaagkansen bedoeld in het eerste lid. Vanaf het jaar 2022 wordt dit bedrag van jaarlijkse door de Hogescholen voor de bedoelde acties te bestemmen totale toelagen jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen voorzien in het artikel 9bis van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de Hogescholen.]2
  
Art.9. [1 Le montant tel que repris à l'article 9, alinéa 1er, du décret du 9 septembre 1996 relatif au financement des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française inclut un montant de 3.900.000 euros à affecter par les Hautes Ecoles aux actions de promotion de la réussite prévues par le présent décret et par les articles 148 et 149 du décret du 7 novembre 2013 définissant le paysage de l'enseignement supérieur et l'organisation académique des études.
   Le montant visé à l'alinéa précédent est indexé chaque année conformément aux dispositions prévues à l'article 9bis du décret du 9 septembre 1996 relatif au financement des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française.]1

  [2 Le montant tel que repris à l'article 9, alinéa 6, du décret du 9 septembre 1996 relatif au financement des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française inclut un montant de 2.800.000 euros à affecter par les Hautes Ecoles aux actions de promotion de la réussite visées à l'alinéa 1er. A partir de l'année 2022, ce montant des allocations annuelles globales à affecter par les Hautes Ecoles aux actions visées est indexé chaque année conformément aux dispositions prévues à l'article 9bis du décret du 9 septembre 1996 relatif au financement des Hautes Ecoles.]2
  
HOOFDSTUK III. - Verantwoording van de middelen bestemd voor de bevordering van de slaagkansen.
CHAPITRE III. - De la justification des moyens consacrés à l'aide à la réussite.
Art.11. Elk jaar deelt elke hogeschool aan de Regering, voor 15 maart, een financieel verslag mee ter verantwoording van de aanwending van het bedrag, bekomen bij toepassing van artikel 1, eerste lid, van het vorige burgerlijk jaar.
  Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt, ten belope van minstens vijfenzeventig procent, bestemd voor de uitgaven voor het personeel, met inbegrip van het contractueel personeel en de gastleraars, of voor de vergoeding van de studenten bedoeld in artikel 4, tweede lid.
  Het verslag identificeert de personeelsleden die verbonden zijn aan de dienst voor de bevordering van de slaagkansen.
Art.11. Chaque année, chaque Haute Ecole transmet au Gouvernement, pour le 15 mars, un rapport financier justifiant de l'utilisation du montant issu de l'application de l'article 1er, alinéa 1er de l'année civile précédente.
  Le montant visé à l'alinéa 1er est consacré à concurrence d'un minimum de septante-cinq pour cent à des dépenses de personnel y compris contractuel et professeurs invités ou au défraiement des étudiants visés à l'article 4, alinéa 2.
  Le rapport identifie les membres du personnel attachés au service d'aide à la réussite.
Art.12. Artikel 81 bis, § 1, van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, ingevoegd door het decreet van 30 juni 2006, waarvan de huidige tekst een eerste lid zal uitmaken, wordt aangevuld met de volgende leden, luidend als volgt :
  " Het activiteitenverslag omvat ook een hoofdstuk betreffende de bevordering van de slaagkansen van de studenten, met vermelding van :
  1° de staat van de voortgang van de maatregelen ten gunste van de studenten van de eerste generatie bedoeld in artikel 2 van het decreet van 18 juli 2008 tot democratisering van het hoger onderwijs, ter bevordering van de slaagkansen van de studenten en tot oprichting van het waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs;
  2° de initiatieven die worden genomen voor de bevordering van de slaagkansen van de andere studenten.
  Dat hoofdstuk bepaalt inzonderheid :
  1° het beleid dat wordt gevoerd inzake omkadering van de studenten van de eerste generatie;
  2° de maatregelen ter bestrijding van falen;
  3° de maatregelen voor het beleid inzake onthaal, informatie, evaluatie, oriëntatie, remediëring en heroriëntatie.
  Dat hoofdstuk wordt doorgezonden naar het waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs, bedoeld in artikel 15 van het decreet van 18 juli 2008 tot democratisering van het hoger onderwijs, ter bevordering van de slaagkansen van de studenten en tot oprichting van het waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs.
Art.12. L'article 81bis, § 1er, du décret du 5 août 1995 fixant l'organisation générale de l'enseignement supérieur en Hautes Ecoles, inséré par le décret du 30 juin 2006, dont le texte actuel formera un alinéa 1er est complété par les alinéas rédigés comme suit :
  " Le rapport d'activités comporte également un chapitre relatif à la promotion de la réussite des étudiants précisant :
  1° l'état d'avancement des mesures en faveur des étudiants de première génération visées à l'article 2 du décret du 18 juillet 2008 démocratisant l'Enseignement supérieur, oeuvrant à la promotion de la réussite des étudiants et créant l'Observatoire de l'enseignement supérieur;
  2° les initiatives prises en faveur de l'aide à la réussite des autres étudiants.
  Ce chapitre développe notamment :
  1° la politique menée en matière d'encadrement des étudiants de première génération;
  2° les mesures pratiquées pour lutter contre l'échec;
  3° les mesures de politique d'accueil, d'information, d'évaluation, d'orientation, de remédiation et de réorientation.
  Ce chapitre est transmis à l'Observatoire de l'enseignement supérieur, visé à l'article 15 du décret du 18 juillet 2008 démocratisant l'Enseignement supérieur, oeuvrant à la promotion de la réussite des étudiants et créant l'Observatoire de l'enseignement supérieur. "
Art.13. Als de hogeschool het geheel of een deel van het bedrag bekomen bij toepassing van artikel 1, eerste lid, overeenkomstig artikel 11 niet verantwoordt, dan wordt het niet verantwoorde saldo afgetrokken van de globale jaartoelage van het volgende jaar.
Art.13. Dans le cas où la Haute Ecole reste en défaut de justifier tout ou partie du montant issu de l'application de l'article 1er, alinéa 1er, conformément aux modalités prévues à l'article 11, le solde non justifié est déduit de l'allocation annuelle globale de l'année suivante.
HOOFDSTUK IV. [1 - De financiering van het welslagen in Hogere kunstscholen]1
CHAPITRE IV. [1 .- Du financement de l'aide à la réussite en Ecoles supérieures des Arts]1
Art.13bis. [1 Een toelage voor het welslagen van een bedrag van 300.000 euro wordt, voor het begrotingsjaar 2021, verdeeld tussen de Hogere kunstscholen ter bevordering van de initiatieven en de hulp voor het slagen bedoeld in de artikelen 148 en 149 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies. Vanaf het jaar 2022 wordt dit bedrag geïndexeerd overeenkomstig het artikel 13ter.]1
  
Art.13bis. [1 Une allocation d'aide à la réussite d'un montant de 300.000 euros est répartie, pour l'année budgétaire 2021, entre les Ecoles supérieures des Arts en vue de promouvoir les initiatives et les aides à la réussite visées aux articles 148 et 149 du décret du 7 novembre 2013 définissant le paysage de l'enseignement supérieur et l'organisation académique des études. A partir de l'année 2022, ce montant est indexé conformément à l'article 13 ter.]1
  
Art.13ter. [1 Vanaf het jaar 2022 wordt voor het betrokken begrotingsjaar het bedrag van de financiering van de hulp voor het slagen in Hogere kunstscholen geïndexeerd door het definitief voor het jaar voorafgaand aan het betrokken begrotingsjaar bekomen bedrag aan te passen aan de schommelingen van de prijsindex volgens de formule:
   Prijsindex van januari van het betrokken begrotingsjaar: Prijsindex van januari van het vorig begrotingsjaar.]1

  
Art.13ter. [1 A partir de l'année 2022, pour l'année budgétaire concernée, le montant du financement de l'aide à la réussite en Ecoles supérieures des Arts est indexé en adaptant le montant définitif obtenu pour l'année précédant l'année budgétaire concernée aux variations de l'indice des prix selon la formule :
   Indice des prix de janvier de l'année budgétaire concernée : Indice des prix de janvier de l'année budgétaire précédente.]1

  
Art.13quater. [1 Het bedrag van de financiering van de hulp voor het slagen in Hogere kunstscholen bekomen in toepassing van de artikelen 13bis en 13ter wordt tussen de Hogere kunstscholen op de volgende manier verdeeld:
   1° elke Hogere kunstschool ziet zich respectievelijk 1 punt toekennen per financierbare student van de Hogere kunstschool, in de loop van het academiejaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar, zoals gevalideerd door de Afgevaardigden van de Regering, behalve de studenten bedoeld in artikel 6 van het Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 9 september 2015 betreffende jonge talenten in Hogere kunstscholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en met toepassing van het tweede lid van het artikel 8 van het decreet van 11 april 2014 tot aanpassing van de financiering van de instellingen voor hoger onderwijs aan de nieuwe organisatie van de studies;
   2° elke Hogere kunstschool beschikt over een deel van het bedrag volgens de volgende formule:
   Bedrag bekomen in toepassing van de artikelen 13bis en13ter
   X totaal van de punten toegewezen aan de Hogere kunstschool krachtens 1°
   totaal van de punten toegewezen aan alle Hogere kunstscholen krachtens 1° ).]1

  
Art.13quater. [1 Le montant du financement de l'aide à la réussite en Ecoles supérieures des Arts obtenu en application des articles 13bis et 13ter est réparti entre les Ecoles supérieures des Arts de la manière suivante :
   1° chaque Ecole supérieure des Arts se voit attribuer respectivement 1 point pour les étudiants finançables de l'Ecole supérieure des Arts, au cours de l'année académique précédant l'année budgétaire concernée, tels que validés par les Délégués du Gouvernement, hors étudiants visés à l'article 6 de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 9 septembre 2015 relatif aux jeunes talents dans les Ecoles supérieures des Arts organisées ou subventionnées par la Communauté française et avec application de l'alinéa 2 de l'article 8 du décret du 11 avril 2014 adaptant le financement des établissements d'enseignement supérieur à la nouvelle organisation des études;
   2° chaque Ecole supérieure des Arts dispose d'une part du montant selon la formule suivante :
   Montant obtenu en application des articles 13bis et 13ter
   X total des points attribués à l'Ecole supérieure des Arts en vertu du 1°
   total des points attribués à l'ensemble des Ecoles supérieures des Arts en vertu du 1° ).]1

  
Art.13quinquies. [1 De controle van het gebruik van de financiering van de hulp voor het slagen in Hogere kunstscholen en zijn bestemming, zoals voorzien in het artikel 13bis wordt gedaan door de Afgevaardigden van de Regering.
   Elk jaar maakt de Hogere Kunstschool, tegen 31 maart, via de Afgevaardigde van de Regering, met kopie aan de Algemene Directie belast met het Hoger onderwijs, aan de Regering een samenvattend verslag over van de op het krachtens de artikelen 13bis à 13quater vorig jaar ontvangen bedrag gefinancierde uitgaven en activiteiten. Het deel van het verslag dat de gefinancierde activiteiten uitlegt wordt binnen dezelfde termijn door de Hogere kunstschool overgemaakt aan het Académie de Recherche et d'Enseignement supérieur.
   Het financieringsbedrag of deel van financieringsbedrag dat, overeenkomstig de modaliteiten voorzien door dit artikel, niet door de Hogere kunstschool wordt gerechtvaardigd, wordt afgetrokken van de toelage voor het welslagen van het volgende jaar.]1

  
Art.13quinquies. [1 Le contrôle de l'utilisation du financement de l'aide à la réussite en Ecoles supérieures des Arts et de son affectation telle que prévue à l'article 13bis est opéré par les Délégués du Gouvernement.
   Chaque année, l'Ecole supérieure des Arts transmet au Gouvernement, pour le 31 mars, via le Délégué du Gouvernement, avec copie à la Direction générale en charge de l'Enseignement supérieur, un rapport synthétique des dépenses et des activités financés sur le montant perçu l'année précédente en vertu des articles 13bis à 13 quater. La partie du rapport explicitant les activités financées est transmise dans le même délai par l'Ecole supérieure des Arts à l'Académie de Recherche et d'Enseignement supérieur.
   Le montant ou la partie du montant de financement non justifié par l'Ecole supérieure des Arts, conformément aux modalités prévues par cet article, est déduit de l'allocation d'aide à la réussite de l'année suivante.]1

  
TITEL II. - Democratisering door maatschappelijke hulpverlening.
TITRE II. - De la démocratisation par l'aide sociale.
Art.14. In artikel 16 van het decreet tot regeling, voor de Franse Gemeenschap, van de toekenning van de studietoelagen, gecoördineerd op 7 november 1983, gewijzigd bij de decreten van 27 maart 1985 en 8 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt aangevuld als volgt :
  " 6° twee leden die de representatieve studentenorganisaties vertegenwoordigen. "
  2° het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid :
  " De leden vermeld in de punten 2°, 3°, 4° en 6° hierboven worden bij voorrang uit de leden van de hoge raad voor de studietoelagen gekozen. "
Art.14. A l'article 16 du décret réglant, pour la Communauté française, les allocations d'études, coordonné le 7 novembre 1983, modifié par les décrets du 27 mars 1985 et du 8 mai 2003, sont apportées les modifications suivantes :
  1° L'alinéa 1er est complété comme suit :
  " 6° de deux membres représentant les organisations représentatives des étudiants. "
  2° L'alinéa 2 est remplacé par l'alinéa suivant :
  " Les membres repris aux 2°, 3°, 4° et 6° ci-dessus sont choisis par priorité parmi les membres du Conseil supérieur des allocations d'études. "
TITEL III. - Waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs.
TITRE III. - De l'Observatoire de l'enseignement supérieur.
Art.15. Binnen het ministerie van de Franse Gemeenschap wordt uiterlijk voor 1 januari 2009 een waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs in de Franse Gemeenschap opgericht, hierna " waarnemingscentrum " genoemd.
  Het waarnemingscentrum heeft de volgende opdrachten :
  1° een systeem voor het inzamelen en analyseren van de statistische gegevens voor het hoger onderwijs beheren, in medewerking met het overheidsbedrijf voor de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën(ETNIC), en de bestaande instrumenten verzamelen;
  2° een jaarlijks dashboard voor het hoger onderwijs publiceren;
  3° op aanvraag van het Parlement en de Regering, indicatoren in verband met elke maatregel genomen voor het hoger onderwijs regelmatig leveren; meer bepaald, de maatregelen betreffende de bevordering van slaagkansen alsook de verslagen die door de instellingen voor hoger onderwijs in dat kader worden voorgelegd, op statistisch vlak opvolgen en analyseren;
  4° wetenschappelijke studies en onderzoeken betreffende het hoger onderwijs, inzonderheid betreffende de studenten en de uitgereikte diploma's, op eigen initiatief of op aanvraag van de minister tot wiens bevoegdheid het hoger onderwijs behoort, verwezenlijken of doen verwezenlijken;
  5° bijdragen tot de ontwikkeling van de instrumenten voor de analyse en de evaluatie van het hoger onderwijs, een inventaris bijhouden van de statistische studies en onderzoeken die op dat gebied werden verwezenlijkt en een wachtfunctie uitoefenen betreffende gelijkaardige instrumenten die worden ontwikkeld in de Franse Gemeenschap en op Europees of internationaal vlak;
  6° elk initiatief bevorderen en laten kennen dat tot doel heeft de slaagkansen in het hoger onderwijs in de Franse Gemeenschap te verhogen;
  7° als informatiebron dienen voor het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, de Hoge Raad voor de studentenmobiliteit, de interuniversitaire raad van de Franse Gemeenschap, de algemene raad voor hogescholen, de hoge raad voor het kunsthoger onderwijs, de hoge raad voor het architectuuronderwijs, alsook de commissarissen en afgevaardigden van de Regering bij de hogescholen, de universiteiten en de kunsthogere scholen;
  8° voor de aangelegenheid hoger onderwijs in de Franse Gemeenschap, de bepalingen vervat in de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en verdere ontwikkeling van statistieken over onderwijs en levenslang leren vaststellen en toepassen.
Art.15. Il est créé, au sein du Ministère de la Communauté française et au plus tard pour le 1er janvier 2009, un " Observatoire de l'enseignement supérieur " en Communauté française, ci-après dénommé " Observatoire ".
  L'Observatoire a pour missions :
  1° de gérer un système de collecte et d'analyse de données statistiques pour l'enseignement supérieur, en collaboration avec l'ETNIC et de rassembler les outils existants;
  2° de publier un tableau de bord annuel de l'Enseignement supérieur;
  3° de fournir de façon régulière et à la demande du Parlement et du Gouvernement, des indicateurs relatifs à toute mesure prise en faveur de l'enseignement supérieur; en particulier, de suivre et d'analyser d'un point de vue statistique les mesures de promotion de la réussite ainsi que les rapports rendus par les établissements d'enseignement supérieur dans ce cadre;
  4° de réaliser ou de faire réaliser des études et des recherches scientifiques relatives à l'Enseignement supérieur et particulièrement aux populations étudiantes et aux diplômés délivrés, d'initiative ou à la demande du Ministre ayant l'Enseignement supérieur dans ses attributions;
  5° de contribuer à développer les outils d'analyse et d'évaluation de l'Enseignement supérieur, de tenir un inventaire des études et recherches scientifiques réalisées dans ce domaine et d'assurer une fonction de veille quant aux instruments de cette nature développés en Communauté française ainsi qu'au niveau européen ou international;
  6° de promouvoir et de faire connaître toute initiative dont l'objectif est d'améliorer la réussite dans l'Enseignement supérieur en Communauté française;
  7° de servir de source d'information à l'Agence pour l'évaluation de la qualité de l'Enseignement supérieur, au Conseil supérieur de la Mobilité, au Conseil Interuniversitaire de la Communauté française, au Conseil Général des Hautes Ecoles, au Conseil supérieur de l'Enseignement supérieur artistique, au Conseil supérieur de l'Enseignement de l'Architecture ainsi qu'aux Commissaires et Délégués du Gouvernement auprès des Hautes Ecoles, des Universités et des Ecoles supérieures des Arts;
  8° de mettre en oeuvre, pour la matière de l'Enseignement supérieur en Communauté française, les dispositions contenues dans le Règlement du Parlement européen et du Conseil relatif à la production et au développement de statistiques sur l'éducation et la formation tout au long de la vie.
Art.16. Na de toestemming van de bevoegde minister te hebben gekregen, bepaalt het waarnemingscentrum met elke andere internationale of buitenlandse, gemeenschaps, gewest- of locale publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instelling de medewerkingsverbanden die noodzakelijk zijn voor de vervulling van zijn opdrachten.
Art.16. L'Observatoire, après accord du Ministre compétent, établit avec tout autre organisme international ou étranger, fédéral, communautaire, régional ou local, de droit public ou privé, les collaborations nécessaires à l'accomplissement de ses missions.
Art.17. Ten einde de in de artikelen 15, 5° en 15, 7°, bedoelde opdrachten te vervullen, worden alle verslagen van de studies of onderzoeken betreffende het hoger onderwijs, uitgevoerd op initiatief van de Franse Gemeenschap of door haar gesubsidieerd, aan het waarnemingscentrum overgezonden.
Art.17. Aux fins de remplir les missions visées aux articles 15, 5° et 15, 7° tous rapports des études ou recherches concernant l'Enseignement supérieur réalisés à l'initiative de la Communauté française ou subsidiées par celle-ci, sont transmis à l'Observatoire.
Art.18. Elk jaar, vóór 30 juni, legt het waarnemingscentrum, door toedoen van de bevoegde minister, een activiteitenverslag over het afgelopen jaar aan het Parlement en de Regering voor.
  Om de drie jaar zendt het waarnemingscentrum de Regering, door toedoen van de bevoegde minister, een verslag over het opvolgen van de evolutie van de slaagpercentages in het hoger onderwijs toe, en deelt het, zo nodig, voorstellen voor de verbetering van de toestand mee.
Art.18. Chaque année avant le 30 juin, l'Observatoire remet, par l'intermédiaire du Ministre compétent, au Parlement et au Gouvernement, un rapport d'activités sur l'année écoulée.
  Tous les trois ans, l'Observatoire transmet au Gouvernement, par l'intermédiaire du Ministre compétent, un rapport de suivi de l'évolution des taux de réussite dans l'Enseignement supérieur et fait part au Gouvernement, des pistes d'amélioration préconisées si nécessaire.
Art.19. De verschillende producties, behalve deze die in het tweede lid van dit artikel bedoeld zijn, die uit de opdrachten van het waarnemingscentrum voortvloeien, en zijn actviteitenverslag worden ter beschikking van het publiek gesteld, inzonderheid door toedoen van zijn internetsite.
  De analysen en onderzoeken die door of op aanvraag van het waarnemingscentrum overeenkomstig artikel 15, 4°, worden uitgevoerd, worden door het waarnemingscentrum bekendgemaakt, tenzij de minister bevoegd voor het hoger onderwijs anders daarover beslist binnen de maand die volgt op de ontvangst door deze van een advies of een onderzoeksverslag, inzonderheid door toedoen van zijn internetsite.
Art.19. Les différentes productions résultant de ses missions, hormis celles visées à l'alinéa 2 du présent article, et le rapport d'activités de l'Observatoire sont rendus disponibles au public, notamment par l'intermédiaire de son site Internet.
  Les analyses et les recherches réalisées par ou à la demande de l'Observatoire conformément à l'article 15, 4°, sont rendues publiques par l'Observatoire sauf avis contraire du Ministre en charge de l'Enseignement supérieur dans le mois qui suit la réception par celui(ceux)-ci d'un avis ou d'un rapport de recherche, notamment par l'intermédiaire de son site Internet.
Art.20. § 1. Het opmaken van een statistische databank betreffende het hoger onderwijs moet bijdragen tot de vaststelling van de behoeften inzake hoger onderwijs en tot de bepaling van een gemeenschapsbeleid.
  § 2. De universiteiten zenden het waarnemingscentrum, individueel of collectief, de aangevraagde gegevens over in het kader van de inzameling van statistische gegevens.
  De hogescholen, de hogere kunstscholen en de hogere instituten voor architectuuronderwijs zenden het waarnemingscentrum de aangevraagde gegevens over in het kader van de inzameling van statistische gegevens.
  § 3. [1 Op de voordracht van het Waarnemingscentrum bepaalt de Regering, na advies van de bevoegde adviesorganen, de thema's van de variabelen en gegevens die de Universiteiten, de Hogescholen en de Hogere kunstscholen moeten meedelen. Daartoe geeft het Waarnemingscentrum elk jaar een woordenboek met gedetailleerde variabelen en gegevens uit dat tot hen gericht is.]1
  Die gegevens hebben inzonderheid betrekking op :
  - de inschrijvingen per programma van de studenten die voor financiering al dan niet in aanmerking komen;
  - de persoonlijke gegevens betreffende de studenten (met inbegrip van de sociaal-economisch kansarme studenten) en hun antecedenten, om cohorten te kunnen begeleiden;
  - het slagen of zakken voor de examens;
  - de overbruggingsmogelijkhden;
  - de studentenmobiliteit bij het ingaan en het uitgaan;
  - de georganiseerde onderwijsprogramma's en de samenwerkingsovereenkomsten voor de organisatie van studies;
  - het feit dat de jongeren de wetenschappelijke en technologische studierichtingen niet meer kiezen;
  - de verdeling tussen mannen en vrouwen binnen de verschillende studierichtingen.
  Onder die gegevens komen reeds deze voor die door de commissarissen en afgevaardigden van de Regering bij de instellingen voor hoger onderwijs werden ingezameld en geldig verklaard met het oog op de berekening van de werkingstoelagen van de instellingen.
  § 4. De Regering stelt de termijn, de vorm en de nadere regels voor de overdracht en de behandeling van de gegevens vast, met inachtneming van de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de besluiten tot toepassing ervan.
  Elke handeling voor het omzetten van gecodeerde gegevens in persoonsgegevens is uitdrukkelijk verboden.
  § 5. Binnen de gestelde termijn, worden alle aangevraagde gegevens nauwgezet en volgens de voorgeschreven vorm geleverd. Wanneer de Regering kennis neemt van eventuele inbreuken in verband daarmee, beslist ze over de sanctie ten aanzien van de betrokken instelling na verslag van het bestuur van de instelling.
  Die sanctie kan leiden tot een gedeeltelijke inhouding op de werkingstoelage, voor de universiteiten, op de globale jaartoelage, voor de hogescholen, of op de werkingsdotatie of de werkingssubsidie, voor de hogere kunstscholen en de hogere instituten voor architectuuronderwijs.
  
Art.20. § 1er. L'établissement d'un recueil de données statistiques concernant l'Enseignement supérieur doit contribuer à une définition des besoins en matière d'Enseignement supérieur et à l'élaboration d'une politique communautaire.
  § 2. Les Universités transmettent à l'Observatoire, à titre individuel ou collectif, les données sollicitées dans le cadre du recueil de données statistiques.
  Les Hautes Ecoles, les Ecoles supérieures des Arts, et les Instituts supérieurs d'Architecture transmettent à l'Observatoire les données sollicitées dans le cadre du recueil de données statistiques.
  § 3. [1 Sur la proposition de l'Observatoire, le Gouvernement arrête, après avis des conseils consultatifs compétents, les thèmes des variables et données que les Universités, les Hautes Ecoles et les Ecoles supérieures des Arts sont tenues de fournir. A cette fin, l'Observatoire produit chaque année à leur destination un dictionnaire de variables et données détaillé.]1
  Ces données portent notamment sur :
  - les inscriptions par programme des étudiants finançables et non finançables;
  - la signalétique des étudiants (en ce compris les étudiants socio-économiquement défavorisés) et leurs antécédents avec l'objectif de suivi de cohorte;
  - la réussite et l'échec à l'issue des examens;
  - les passerelles;
  - la mobilité étudiante d'entrée et de sortie;
  - les programmes d'enseignement organisés et les conventions de coopération pour l'organisation d'études;
  - la désaffection des jeunes pour les filières scientifiques et technologiques;
  - la répartition hommes-femmes au sein des différentes filières.
  Parmi ces données figurent celles déjà collectées et validées par les Commissaires et Délégués du Gouvernement auprès des établissements d'enseignement supérieur en vue du calcul des allocations de fonctionnement des établissements.
  § 4. Le Gouvernement fixe les délais, la forme et les modalités de transfert et de traitement des données, dans le respect des dispositions de la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l'égard des traitements de données à caractère personnel et de ses arrêtés d'application.
  Toute action en vue de convertir des données codées en données à caractère personnel est formellement interdite.
  § 5. Dans le délai imparti, toutes les données sollicitées sont fournies avec exactitude et selon les formes prescrites. Lorsque le Gouvernement prend connaissance d'infractions éventuelles en la matière, il décide de la sanction à l'égard de l'établissement concerné après rapport des autorités de l'établissement.
  Cette sanction peut entraîner une retenue partielle sur l'allocation de fonctionnement pour les Universités, l'allocation annuelle globale pour les Hautes Ecoles ou la dotation de fonctionnement ou de la subvention de fonctionnement pour les Ecoles supérieures des Arts et les Instituts supérieurs d'Architecture.
  
Art.21. De analyse van de gegevens wordt aan het waarnemingscentrum toevertrouwd.
  De nadere regels voor de behandeling van de gegevens zijn de volgende :
  a) de ingezamelde gegevens worden volledig anoniem gemaakt wanneer de uitslag van de analyse wordt meegedeeld;
  b) de personeelsleden die ertoe gemachtigd worden tot de gegevens toegang te krijgen, worden bij hun naam geïdentificeerd;
  c) de uitslag van de analyse van de gegevens wordt aan de Regering of aan de verschillende organen bedoeld in artikel 15 - opdracht 7°, meegedeeld, in de vorm van samengevoegde tabellen die alleen anonieme gegevens inhouden.
Art.21. L'analyse des données est confiée à l'Observatoire.
  Les modalités de traitement des données sont les suivantes :
  a) les données récoltées sont rendues complètement anonymes au moment de la transmission des résultats de l'analyse;
  b) les membres du personnel habilités à avoir accès aux données sont identifiés nominativement;
  c) les résultats de l'analyse des données sont communiqués au Gouvernement ou aux différents organes visés à l'article 15-mission 7°, sous forme de tableaux agrégés ne comportant que des données anonymes.
Art.22. Voor de behandeling van de gegevens met inachtneming van de wetgeving op de persoonlijke levenssfeer is de administrateur-generaal van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek verantwoordelijk.
Art.22. La responsabilité du traitement des données dans le respect de la législation sur la vie privée est confiée à l'Administrateur (trice) général(e)de l'Enseignement et de la Recherche scientifique.
Art.23. Bij de vervulling van zijn opdrachten, werkt het waarnemingscentrum mee met de volgende organen :
  a) de interuniversitaire raad van de Franse Gemeenschap en de raad van rectoren van de Franstalige universiteiten van België;
  b) de algemene raad voor de hogescholen;
  c) de hoge raad voor het kunsthoger onderwijs;
  d) [1 ...]1
  e) het agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het hoger onderwijs;
  f) de hoge raad voor de studentenmobiliteit;
  g) de netoverschrijdende overlegraad;
  h) het bedrijf voor de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën.
  
Art.23. Dans l'accomplissement de ses missions, l'Observatoire collabore avec les intervenants suivants :
  a) le Conseil Interuniversitaire de la Communauté française dénommé CIUF et le Conseil des Recteurs des Universités francophones de Belgique dénommé CRef;
  b) le Conseil général des Hautes Ecoles dénommé CGHE;
  c) le Conseil supérieur de l'Enseignement supérieur artistique dénommé CSESA;
  d) [1 ...]1
  e) l'Agence pour l'évaluation de la qualité de l'enseignement supérieur;
  f) le Conseil supérieur de la mobilité étudiante;
  g) le Conseil interréseaux de concertation dénommé CIC;
  h) l'Entreprise des Technologies Nouvelles de l'information et de la Communication dénommée ETNIC.
  
Art.24. Het waarnemingscentrum wordt opgenomen in het ministerie van de Franse Gemeenschap en onder het gezag van de administrateur-generaal van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek geplaatst.
  Het waarnemingscentrum is samengesteld uit ter beschikking gestelde personeelsleden van het ministerie van de Franse Gemeenschap. In voorkomend geval, kan het waarnemingscentrum de medewerking vragen van deskundigen afkomstig uit de organen bedoeld in artikel 23, door de Regering aangewezen.
  De personeelsleden van het ministerie van de Franse Gemeenschap die ter beschikking van het algemeen bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek worden gesteld, worden aangewezen voor het algemeen bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek.
Art.24. L'Observatoire est intégré au sein du Ministère de la Communauté française et placé sous l'autorité de l'Administrateur(trice) général(e) de l'Enseignement et de la Recherche scientifique.
  L'Observatoire est composé de membres du personnel du Ministère de la Communauté française mis à disposition. Le cas échéant, l'Observatoire peut s'adjoindre ponctuellement des experts issus des intervenants visés à l'article 23 et désignés par le Gouvernement.
  Les membres du personnel du Ministère de la Communauté française mis à la disposition de l'Observatoire sont affectés à l'Administration générale de l'Enseignement et de la Recherche scientifique.
Art.25. De Regering stelt de persoon, " coördinator van het waarnemingscentrum " genoemd, aan, die, onder het gezag van de administrateur-generaal van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, de coördinatie van de werkzaamheden van het waarnemingscentrum verricht.
  Hij neemt de monitoring van de werkzaamheden van het waarnemingscentrum waar en coördineert de dagelijkse werkzaamheden van het personeel.
Art.25. Le Gouvernement désigne la personne dénommée " Coordinateur(trice) de l'Observatoire" qui, sous l'autorité de l'Administrateur(trice) général(e) de l'Enseignement et de la Recherche scientifique, assure la coordination des travaux de l'Observatoire.
  Elle assure le monitoring du travail effectué par l'Observatoire et coordonne le travail quotidien du personnel.
Art.26. Een bezinnings-, oriëntatie- en evaluatieorgaan, " begeleidingscomité " genoemd, wordt belast met het uitbrengen van adviezen, raadgevingen en voorstellen op aanvraag van het Parlement, de Regering, het waarnemingscentrum, of op eigen initiatief, over de opdrachten en werkzaamheden van het waarnemingscentrum.
  Het stelt de thematische prioriteiten over twee jaar vast. Het wordt ook belast met het goedkeuren van het activiteitenverslag bedoeld in artikel 18.
  Het behandelt de aanvragen bedoeld in artikel 15, 7°, van dit decreet, en stelt de prioriteiten onder die aanvragen vast.
  Het begeleidingscomité is samengesteld uit :
  1° twee vertegenwoordigers van de Regering, aangewezen door de minister bevoegd voor het hoger onderwijs;
  2° de administrateur-generaal van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek of zijn afgevaardigde;
  3° de directeur-generaal van het hoger onderwijs of diens afgevaardigde;
  4° drie vertegenwoordigers, aangewezen door de interuniversitaire raad van de Franse Gemeenschap;
  5° drie vertegenwoordigers aangewezen door de algemene raad voor de hogescholen;
  6° een vertegenwoordiger aangewezen door de hoge raad voor het kunsthoger onderwijs;
  7° [1 ...]1
  8° de coördinator van het waarnemingscentrum;
  9° een vertegenwoordiger van het bedrijf voor de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën.
  Het begeleidingscomité kan eveneens één of meer deskundigen, als uitgenodigde persoon, laten deelnemen aan zijn werkzaamheden.
  Het begeleidinsgcomité wordt voorgezeten door het lid van het comité dat het daartoe aanwijst.
  De werking van het comité wordt door de Regering op de voordracht van het comité vastgesteld.
  De leden die de hoedanigheid verliezen waarin ze werden aangewezen, houden op hun ambt uit te oefenen; ze worden onder dezelfde voorwaarden vervangen.
  
Art.26. Un organe de réflexion, d'orientation et d'évaluation dénommé " Comité d'accompagnement " est chargé de remettre des avis, des conseils et des propositions à la demande du Parlement, du Gouvernement, de l'Observatoire ou d'initiative, sur les missions et les travaux de l'Observatoire.
  Il fixe les priorités thématiques sur deux ans. Il est également chargé d'approuver le rapport d'activité visé à l'article 18.
  Il gère et fixe les priorités des demandes visées à l'article 15, 7° du présent décret.
  Le comité d'accompagnement est composé :
  1° de deux représentant(e)s du Gouvernement désignés par le Ministre ayant l'Enseignement supérieur dans ses attributions;
  2° de l'Administrateur(trice) général(e)de l'Enseignement et de la Recherche scientifique ou de son (sa) délégué(e);
  3° du Directeur(trice) général(e) de l'Enseignement supérieur ou de son (sa) délégué(e);
  4° de trois représentant(e)s désigné(e)s par le CIUF;
  5° de trois représentant(e)s désigné(e)s par le CGHE;
  6° d'un représentant désigné par le CSESA;
  7° [1 ...]1
  8° du Coordinateur(trice)de l'Observatoire;
  9° d'un(e) représentant(e)de l'ETNIC.
  Le comité d'accompagnement peut également associer à ses travaux un ou plusieurs experts, à titre d'invité.
  Le comité d'accompagnement est présidé par le membre du comité qu'il désigne à cette fin.
  Le fonctionnement du comité est arrêté par le Gouvernement sur la proposition du comité.
  Les membres qui perdent la qualité en laquelle ils ont été désignés cessent d'exercer leurs fonctions; leur remplacement est assuré aux mêmes conditions.
  
Art.27. Er kunnen specifieke middelen worden aangewend om studies van algemeen nut over de door het waarnemingscentrum aangehaalde vraagstukken te steunen.
Art.27. Des moyens spécifiques peuvent être réservés pour soutenir des études d'intérêt général sur les problématiques évoquées par l'Observatoire.
Art.28. De Regering kan bijkomende regels nader bepalen voor de uitvoering van de artikelen 15 tot 27.
Art.28. Le Gouvernement peut arrêter les modalités complémentaires d'exécution des articles 15 à 27.
TITEL IV.
TITRE IV.
TITEL V. - Overgangs- en slotbepalingen.
TITRE V. - Dispositions transitoires et finales.
Art.33. In afwijking van artikel 1, eerste lid, en voor het jaar 2008, besteden de hogescholen voor de bevordering van de slaagkansen van de studenten van de eerste generatie, binnen hun instelling, een bedrag dat overeenstemt met zeven tienden van één procent van de globale jaartoelage die ze gedurende het jaar 2008 genieten.
Art.33. Par dérogation à l'article 1er, alinéa 1er, et pour l'année 2008, les Hautes Ecoles consacrent à l'aide à la réussite des étudiants de première génération, au sein de leur établissement, un montant correspondant à sept dixièmes de pourcent de l'allocation annuelle globale dont elles bénéficient au cours de l'année budgétaire 2008.
Art.34. In voorkomend geval, in afwijking van artikel 13, wordt het niet verantwoorde saldo van het bedrag voortvloeiend uit de toepassing van artikel 1, eerste lid, gedurende het begrotingsjaar 2008, niet afgetrokken van de globale jaartoelage van het volgende jaar.
  Dat saldo zal echter uitsluitend worden aangewend voor de doeleinden bepaald door dit decreet, inzonderheid in artikel 1, totdat het uiterlijk gedurende het begrotingsjaar 2010 volledig zal zijn verantwoord.
  Zo niet, dan wordt het nog niet verantwoorde deel afgetrokken van de globale jaartoelage die in 2011 zal worden toegekend.
Art.34. S'il échet, par dérogation à l'article 13, le solde non justifié du montant issu de l'application de l'article 1er, alinéa 1er, au cours de l'année budgétaire 2008 ne sera pas déduit de l'allocation annuelle globale de l'année suivante.
  Ce solde sera toutefois exclusivement utilisé aux fins prévues par le présent décret et plus spécifiquement à l'article 1er, et ce jusqu'à sa complète justification au cours de l'année budgétaire 2010 au plus tard.
  A défaut, la partie non encore justifiée sera déduite de l'allocation annuelle globale attribuée en 2011.
Art. 35. Dit decreet treedt in werking op 15 september 2008, met uitzondering van titel III en IV, die op 1 januari 2009 in werking treden.
Art. 35. Le présent décret entre en vigueur le 15 septembre 2008 à l'exception du Titre III et IV qui entrent en vigueur le 1er janvier 2009.