Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre

30 AUGUSTUS 2007. - Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de minimale gezondheidsnormen, de overbevolkingsnormen en houdende de in artikel 1, 19° tot 22°bis van [ het Waalse Wetboek van Duurzaam Wonen ] bedoelde begripsomschrijvingen (VERTALING). )<BWG2020-12-03/41, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-10-2007 en tekstbijwerking tot 28-05-2021)

Titre

30 AOUT 2007. - Arrêté du Gouvernement wallon déterminant les critères minimaux de salubrité, les critères de surpeuplement et portant les définitions visées à l'article 1er, 19° à 22°bis, du Code wallon du [de l'habitation durable]. <Intitulé modifié par ARW2020-12-03/41, art. 1, 006; En vigueur : 01-06-2021>(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-10-2007 et mise à jour au 28-05-2021)

Informations sur le document

Numac: 2007203235

Datum: 2007-08-30

Justel: https://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2007/08/30/2007203235/justel

Info du document

Numac: 2007203235

Date: 2007-08-30

Justel: https://www.ejustice.just.fgov.be/eli/arrete/2007/08/30/2007203235/justel

Table des matières

HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen. HOOFDSTUK II. - De minimale gezondheidsnormen v... Afdeling 1. - Veiligheid. Afdeling 2. - Sanitaire inrichting. Afdeling 3. - Waterdichtheid en verluchting. Afdeling 4. - Natuurlijke verlichting. Afdeling 5. - Intrinsieke kenmerken van het geb... Afdeling 6. - Configuratie en overbevolking. Afdeling 7. - Afwijkingen. HOOFDSTUK III. - De minimale gezondheids- en ov... HOOFDSTUK IV. - De minimale gezondheids- en ove... HOOFDTUK IV/1T. [1 De minimale gezondheids- en ... Afdeling 1. [1 - Veiligheid ]1 Afdeling 2. [1 - Sanitaire inrichting ]1 Afdeling 3. [1 - Waterdichtheid en verluchting ]1 Afdeling 4. [1 Natuurlijke verlichting ]1 Afdeling 5. [1 - Intrinsieke kenmerken van de w... Afdeling 6. [1 - Configuratie en overbevolking ]1 Afdeling 7. [1 Afwijkingen ]1 HOOFDTUK IV/2. [1 - De minimale gezondheids- en... HOOFDSTUK V. - Slot- en afwijkingsbepalingen.

Table des matières

CHAPITRE Ier. - Définitions. CHAPITRE II. - Les critères minimaux de salubri... Section 1re. - Sécurité. Section 2. - Equipement sanitaire. Section 3. - Etanchéité et ventilation. Section 4. - Eclairage naturel. Section 5. - Caractéristiques intrinsèques du b... Section 6. - Configuration et surpeuplement. Section 7. - Dérogations. CHAPITRE III. - Les critères minimaux de salubr... CHAPITRE IV. - Les critères minimaux de salubri... CHAPITRE IV/1. [- Les critères minimaux de salu... Section 1re. [1 - Sécurité ]1 Section 2. [1 - Equipement sanitaire ]1 Section 3. [1 - Etanchéité et ventilation]1 Section 4. [1 - Eclairage naturel ]1 Section 5. [1 - Caractéristiques intrinsèques ... Section 6. [1 Configuration et surpeuplement ]1 Section 7. [1 - Dérogations ]1 CHAPITRE IV/2. [1 - Les critères minimaux de sa... CHAPITRE V. - Dispositions dérogatoires et fina...

Tekst (59)

Texte (61)

HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.

CHAPITRE Ier. - Définitions.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° Minister : de Minister van Huisvesting;
  2° Code : [2 het Waalse Wetboek van Duurzaam Wonen ]2;
  3° [1 bestuur : het Operationeel Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Wonen, Erfgoed en Energie;]1
  4° onderzoekers : de aangewezen ambtenaren en personeelsleden van het bestuur en de gemeentelijke personeelsleden erkend overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, van [2 het Waalse Wetboek van Duurzaam Wonen ]2.
  [2 5° dagvertrek: woonvertrek dat niet in de eerste plaats als slaapkamer wordt gebruikt; ]2
  [2 6° ingevoegd, luidend als volgt: "6° nachtvertrek: woonvertrek dat hoofdzakelijk als slaapkamer wordt gebruikt; ]2
  [2 7° woonvertrek: elk vertrek ander dan de hallen, de gangen, de sanitaire lokalen, kelders, niet-ingerichte zolders, onbewoonbare bijgebouwen, garages, lokalen voor beroepsgebruik en lokalen die geen binnendeur naar de woning hebben;]2
  [2 8° individuele woning: een woning waarvan de woonvertrekken en de sanitaire voorzieningen bestemd zijn voor het individuele gebruik van één gezin;]2
  [2 9° collectieve woning: de woning waarvan ten minste één woonvertrek of één sanitaire ruimte gebruikt wordt door meerdere meerderjarige personen die niet eenzelfde gezin vormen.]2

Modifications

[1] <BWG 2009-04-23/17, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2009>

[2] <BWG 2020-12-03/41, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Article 1. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
  1° Ministre : le Ministre du Logement;
  2° Code : le Code wallon [2 de l'habitation durable]2;
  3° [1 administration : la Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie;]1
  4° enquêteurs : les fonctionnaires et agents de l'administration désignés et les agents communaux agréés conformément à l'article 5, alinéas 1er et 2, du Code wallon [2 de l'habitation durable]2.
  [2 5° pièce d'habitation de jour : pièce d'habitation qui n'est pas utilisée principalement comme chambre; ]2
  [2 6° pièce d'habitation de nuit : pièce d'habitation qui est principalement utilisée comme chambre; ]2
  [2 7° pièce d'habitation : toute pièce autre que les halls, couloirs, locaux sanitaires, caves, greniers non aménagés, annexes non habitables, garages, locaux à usage professionnel et locaux qui ne communiquent pas, par l'intérieur, avec l'habitation;]2
  [2 8° habitation individuelle : l'habitation dont les pièces d'habitation et les locaux sanitaires sont réservés à l'usage individuel d'un seul ménage; ]2
  [2 9° habitation collective : l'habitation dont au moins une pièce d'habitation ou un local sanitaire est utilisé par plusieurs personnes majeures ne constituant pas un seul et même ménage.]2

Modifications

[1] <ARW 2009-04-23/17, art. 2, 003; En vigueur : 01-06-2009>

[2] <ARW 2020-12-03/41, art. 2, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Art.2. Voor de toepassing van dit besluit,
  1° twee kamers, zoals bedoeld in artikel 1, 19°, van de Code, gescheiden d.m.v. een wand met een opening waarvan de oppervlakte 4 m2 overschrijdt kunnen met één enkele kamer worden gelijkgesteld :
  - ofwel om de minimale oppervlakte bedoeld in artikel 18, §§ 1 en 2 van dit besluit te bereiken;
  - ofwel om de bewoonbare oppervlakte te verhogen, rekening houdend met een enige verlichtingscoëfficiënt berekend op de twee kamers.
  2° de lokalen die een van de volgende kenmerken vertonen zijn geen bewoonbare kamers zoals bedoeld in artikel 1, 19°bis van de Code :
  - een [1 vloeroppervlakte]1, kleiner dan 4 m2, onder de vereiste plafondhoogte;
  - een breedte die constant kleiner is dan 1,50 m;
  - een vloer waarvan alle zijden op meer dan 1,00 m onder het niveau van de aangrenzende terreinen gelegen zijn;
  - een totaal gebrek aan natuurlijke verlichting.
  Een mezzanine maakt deel uit van het woonvertrek waarin ze zich integreert;
  3° de hoogtecoëfficiënt (Hc), zoals bedoeld in artikel 1, 21 en 21bis, van de Code, wordt als volgt vastgesteld :
  - de hoogtecoëfficiënt is gelijk aan 1 voor de kamers of delen van kamers waarvan de plafondhoogte gelijk aan of groter is dan de vereiste plafondhoogte. De vereiste plafondhoogte is de minimale hoogte tussen de afgewerkte vloer en het plafond, bepaald naargelang van het gebruik van het vertrek en het soort woning.
  - voor de delen van kamers waarvan de plafondhoogte kleiner is dan de vereiste plafondhoogte, is de hoogtecoëfficiënt gelijk aan :
  1. voor de kamers onder de dakhelling :
  - 0 voor de kamers waarvan de plafondhoogte kleiner is dan 1,00 m.
  - 0,5 voor de kamers waarvan de plafondhoogte tussen 1,00 m en de vereiste plafondhoogte ligt;
  2. voor de kamers onder horizontaal plafond in geval van berekening van de bruikbare oppervlakte :
  - 0 voor de delen waarvan de plafondhoogte kleiner is dan de vereiste hoogte;
  3. voor de kamers onder horizontaal plafond in geval van berekening van de bewoonbare oppervlakte :
  - 0 voor de delen waarvan de hoogte kleiner is dan 1,00 m;
  - 0,50 voor de delen waarvan de hoogte tussen 1,00 m en 1,80 m ligt;
  - 0,75 voor de delen waarvan de hoogte tussen 1,80 m en de vereiste plafondhoogte ligt.
  De oppervlakte van de mezzanine wordt enkel in de berekening van de bewoonbare oppervlakte opgenomen en wanneer die tenminste 4,00 m2 bereikt waarvan tenminste 1,00 m2 onder een minimale plafondhoogte van 1,80 m. De hoogtecoëfficiënt (Hc) is gelijk aan 1 voor het deel van de mezzanine waarvan de plafondhoogte gelijk is aan minimum 2,00 m en 0,5 voor het saldo van de oppervlakte.
  4° de verlichtingscoëfficiënt (Vc), zoals bedoeld in artikel 1, 21°bis van de Code, wordt als volgt vastgesteld :
  14 V + 16 T/S
  Waarbij :
  - T : volledige oppervlakte van de dakruiten, in m2
  - V : volledige oppervlakte van de verticale ruiten, in m2;
  - S : [1 bruikbare oppervlakte]1 van het woonvertrek die over een rechtstreekse natuurlijke lichtinval beschikt, in m2.
  Alleen de glazen gedeelten van de buitenramen van het woonvertrek dat over een rechtstreekse natuurlijke lichtinval beschikt, in rekening worden gebracht.
  Wanneer de verhouding hoger is dan 1, wordt de coëfficiënt tot 1 teruggebracht.
  De bewoonbare oppervlakte van een [1 dagvertrek]1 waarvan de verlichtingscoëfficiënt bij gebrek aan rechtstreekse natuurlijke lichtinval niet bepaald kan worden, wordt, op basis van de onrechtstreekse natuurlijke lichtinval van een naburige kamer, als volgt geboekt :
  - als de oppervlakte van de wandopening die de aan elkaar twee grenzende kamers scheidt, kleiner is dan 2,00 m2, dan is de bewoonbare oppervlakte van het [1 dagvertrek]1 gelijk aan de oppervlakte van de opening vermenigvuldigd met 1,5, beperkt tot de bruikbare oppervlakte van die kamer;
  - als de oppervlakte van de opening van de kamer groter is dan 2,00 m2, is de bewoonbare oppervlakte van het woonvertrek gelijk aan het dubbel van de oppervlakte van de opening, beperkt tot de bruikbare oppervlakte van die kamer.
  De bewoonbare oppervlakte van het [1 dagvertrek]1 dat slechts over een onrechtstreekse natuurlijke lichtinval beschikt is gelijk aan 0 wanneer krachtens artikel 15 de naburige kamer die over een rechtstreekse natuurlijke lichtinval beschikt, onvoldoende verlicht is;
  [1 De bewoonbare oppervlakte van het nachtvertrek dat slechts over een onrechtstreekse natuurlijke lichtinval beschikt, is gelijk aan 0. ]1
  5° de bruikbare oppervlakte van de woning is de som van de bruikbare oppervlakten van de woonvertrekken. Daarvan wordt de door de trappen op de grond ingenomen oppervlakte, die horizontaal wordt gemeten;
  6° de bewoonbare oppervlakte van de woning is de som van de bewoonbare oppervlakten van de woonvertrekken. Daarvan wordt de door de trappen op de grond ingenomen oppervlakte, die horizontaal wordt gemeten;
  7° de volledige oppervlakte van het woonvertrek is de oppervlakte afgebakend door de binnenwanden van de woning met uitzondering van de kelders, niet ingerichte zolders, onbewoonbare bijgebouwen, garages, lokalen voor het uitoefenen van een beroep alsook de lokalen die binnenshuis niet met de woning communiceren. De oppervlakte die voor de woonvertrekken in acht wordt genomen is de bruikbare oppervlakte. Daarvan worden de scheidingswanden en binnenmuren van de woning en de door de trappen op de grond ingenomen oppervlakten afgetrokken;
  8° de nuttige oppervlakte van de woning is de oppervlakte afgebakend door de binnenwanden van de woning met uitzondering van de kelders, niet-ingerichte zolders, onbewoonbare bijgebouwen, garages, lokalen voor het uitoefenen van een beroep alsook de lokalen die binnenshuis niet met de woning communiceren. Daarvan worden de scheidingswanden en binnenmuren van de woning en de door de trappen op de grond ingenomen oppervlakten niet afgetrokken.

Modifications

[1] <BWG 2020-12-03/41, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art.2. Pour l'application du présent arrêté,
  1° deux pièces, telles que définies à l'article 1er, 19°, du Code, séparées par une paroi comportant une ouverture d'une superficie supérieure à 4 m2 peuvent être assimilées à une seule pièce :
  - soit pour atteindre la superficie minimale prévue à l'article 18, §§ 1er et 2, du présent arrêté;
  - soit pour augmenter la superficie habitable tenant compte d'un coefficient d'éclairage unique calculé sur les deux pièces;
  2° les locaux qui présentent une des caractéristiques suivantes ne sont pas des pièces d'habitation telles que définies à l'article 1er, 19°bis, du Code :
  - une superficie au sol, inférieure à 4 m2, sous la hauteur sous plafond requise;
  - une largeur constamment inférieure à 1,50 m;
  - un plancher dont tous les côtés sont situés à plus d'1,00 m sous le niveau des terrains adjacents;
  - une absence totale d'éclairage naturel.
  Une mezzanine fait partie de la pièce d'habitation dans laquelle elle s'intègre;
  3° le coefficient de hauteur (Ch), tel que visé à l'article 1er, 21° et 21°bis, du Code, est déterminé de la manière suivante :
  - pour les pièces ou parties de pièces dont la hauteur sous plafond est égale ou supérieure à la hauteur sous plafond requise, le coefficient Ch est égal à 1. La hauteur sous plafond requise est la hauteur minimale entre le plancher fini et le plafond, définie en fonction de l'usage de la pièce et du type de logement;
  - pour les parties de pièces qui présentent une hauteur sous plafond inférieure à la hauteur sous plafond requise, le coefficient Ch est égal à :
  1. pour les parties sous pente :
  - 0 pour les parties dont la hauteur sous plafond est inférieure à 1,00 m.
  - 0,5 pour les parties dont la hauteur sous plafond est comprise entre 1,00 m et la hauteur sous plafond requise;
  2. pour les parties sous un plafond horizontal en cas de calcul de la superficie utilisable :
  - 0 pour les parties dont la hauteur est inférieure à la hauteur sous plafond requise;
  3. pour les parties sous un plafond horizontal en cas de calcul de la superficie habitable :
  - 0 pour les parties dont la hauteur est inférieure à 1,00 m;
  - 0,50 pour les parties dont la hauteur est comprise entre 1,00 m et 1,80 m.
  - 0,75 pour les parties dont la hauteur est comprise entre 1,80 m et la hauteur sous plafond requise.
  La superficie de la mezzanine est comptabilisée uniquement dans le calcul de la superficie habitable et lorsqu'elle atteint au moins 4,00 m2 dont au moins 1,00 m2 sous une hauteur sous plafond minimale de 1,80 m. Le coefficient Ch est de 1 pour la partie de la mezzanine dont la hauteur sous plafond est de 2,00 m au minimum et de 0,5 pour le solde de la superficie.
  4° le coefficient d'éclairage (Ce), tel que visé à l'article 1er, 21°bis, du Code, est déterminé de la manière suivante :
  14 V + 16 T/S
  Où
  - T : surface totale du vitrage de toiture, en m2;
  - V : surface totale du vitrage vertical, en m2;
  - S : [1 superficie utilisable]1 de la [1 pièces d'habitation de jour ]1 qui reçoit un éclairage naturel direct, en m2.
  Ne sont comptabilisées que les parties vitrées des baies vers l'extérieur de la pièce d'habitation qui reçoit un éclairage naturel direct.
  Lorsque le rapport est supérieur à 1, le coefficient est ramené à 1.
  La superficie habitable d'une[1 pièces d'habitation de jour]1 dont le coefficient d'éclairage ne peut être fixé faute d'un éclairage naturel direct est comptabilisée comme suit, sur base de l'éclairage naturel indirect d'une pièce adjacente :
  - si la surface de l'ouverture de la paroi séparant les deux pièces contiguës est inférieure à 2,00 m2, la superficie habitable de la pièce d'habitation est égale à la surface de l'ouverture multipliée par 1,5; limitée à la superficie utilisable de cette pièce;
  - si la surface de l'ouverture de la pièce est supérieure à 2,00 m2, la superficie habitable de la [1 pièces d'habitation de jour]1 est égale au double de la surface de l'ouverture, limitée à la superficie utilisable de cette pièce.
  La superficie habitable de la [1 pièces d'habitation de jour]1on qui ne reçoit qu'un éclairage naturel indirect est égale à 0 lorsque la pièce adjacente qui reçoit un éclairage naturel direct est insuffisamment éclairée en vertu de l'article 15;
  [1 La superficie habitable de la pièce d'habitation de nuit qui ne reçoit qu'un éclairage naturel indirect est égale à 0. ]1
  5° la superficie utilisable du logement est la somme des superficies utilisables des pièces d'habitation. L'emprise des escaliers, mesurée horizontalement, est déduite;
  6° la superficie habitable du logement est la somme des superficies habitables des pièces d'habitation. L'emprise des escaliers, mesurée horizontalement, est déduite;
  7° la superficie totale du logement est la superficie mesurée entre les parois intérieures du logement à l'exclusion des caves, greniers non aménagés, annexes non habitables, garages, locaux à usage professionnel ainsi que les locaux qui ne communiquent pas par l'intérieur avec le logement. La superficie retenue pour les pièces d'habitation est la superficie utilisable. Les murs et cloisons intérieurs au logement et les emprises des escaliers sont déduits;
  8° la superficie utile du logement est la superficie mesurée entre les parois intérieures du logement à l'exclusion des caves, greniers non aménagés, annexes non habitables, garages, locaux à usage professionnel ainsi que les locaux qui ne communiquent pas par l'intérieur avec le logement. Les murs et cloisons intérieurs au logement et les emprises d'escaliers ne sont pas déduits.

Modifications

[1] <ARW 2020-12-03/41, art. 2, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Art.3. Een woning van het type eengezinswoning bewoond door minder dan 5 meerderjarige personen die, in de zin van artikel 1, 28, van de Code, verschillende gezinnen vormen, wordt beschouwd als een eengezinswoning in geval van verhuur waarvoor een huurovereenkomst tussen de partijen wordt opgesteld.

Art.3. Un logement de type unifamilial occupé par moins de 5 personnes majeures constituant plusieurs ménages au sens de l'article 1er, 28°, du Code, est considéré comme un logement individuel en cas de mise en location faisant l'objet d'un contrat de bail entre les parties.

Art.4. De beperkte kosten van de werken bedoeld in artikel 1, 13° en 14°, van de Code worden vastgesteld op [1 1.000 euro]1 per vierkante meter nuttige oppervlakte van de woning, exclusief BTW en algemene kosten.
  [1 Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt op 1 januari van elk jaar N van 2020 geïndexeerd op grond van de volgende formule :
   Maximumbedrag x ABEX-index van 1 januari van het jaar N (vastgesteld in november van het jaar N-1)

Modifications

ABEX-index van 1 januari 2020 (vastgesteld op "809" in november 2019).

----------

[1] <BWG 2020-12-03/41, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art.4. La limite du coût des travaux visés à l'article 1er, 13 ° et 14°, du Code, est fixée à [1 1.000 euros]1 par mètre carré de superficie utile du logement, hors T.V.A. et hors frais généraux.
  [1 Le montant visé à l'alinéa 1er est indexé au 1er janvier de chaque année N à partir de 2020, sur la base de la formule suivante :
   Montant maximum x indice ABEX du 1er janvier de l'année N (fixé en novembre de l'année N-1)

Modifications

indice ABEX du 1er janvier 2020 (fixé à " 809 " en novembre 2019).

----------

[1] <ARW 2020-12-03/41, art. 4, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Art.5. De in artikel 1, 13 en 14 van de Code bedoelde omvang van de werken vloeit voort uit één of meerdere van de volgende tekortkomingen :
  1° de algemene aanwezigheid van huiszwam (Serpula lacrimans) ;
  2° de onmogelijkheid om aan de minimale gezondheidsnormen inzake structuur en afmetingen te beantwoorden zoals bepaald in artikel 17;
  3° verscheidene ongezondheidsredenen tegelijk die onmogelijk te verhelpen zijn.

Art.5. L'ampleur des travaux, visée à l'article 1er, 13° et 14°, du Code, résulte d'un ou plusieurs manquements suivants :
  1° la contamination généralisée par la mérule (Serpula lacrimans );
  2° l'impossibilité de respecter les critères minimaux de salubrité relatifs à la structure et aux dimensions visés à l'article 17;
  3° le cumul de plusieurs causes d'insalubrité dont la réparation est estimée impossible.

Art.6. Van de artikelen 4 en 5, 1° en 2°, kan worden afgeweken voor beschermde gebouwen of gebouwen die op de beschermingslijst staan.

Art.6. Il peut être dérogé aux articles 4 et 5, 1° et 2°, pour des bâtiments classés ou inscrits sur la liste de sauvegarde.

Art.7. Verbeterbare woningen die binnen een groep van woningen gelegen zijn, kunnen met onverbeterbare woningen worden gelijkgesteld als de volgende twee voorwaarden vervuld zijn :
1° de groep van woningen wordt afgebakend door onverbeterbare woningen;
2° het aantal verbeterbare woningen is niet groter dan één derde van het totaalaantal woningen van de betrokken groep.

Art.7. Des logements améliorables situés dans un ensemble de logements peuvent être assimilés à des logements non améliorables si les deux conditions suivantes sont remplies :
1° l'ensemble de logements est délimité par des logements non améliorables;
2° le nombre de logements améliorables n'excède pas le tiers du nombre total de logements de l'ensemble concerné.

HOOFDSTUK II. - De minimale gezondheidsnormen van de bestaande woningen en de overbevolkingsnormen.

CHAPITRE II. - Les critères minimaux de salubrité des logements existants et les critères de surpeuplement.

Afdeling 1. - Veiligheid.

Section 1re. - Sécurité.

Art.8. Aan de minimale gezondheidsnormen inzake stabiliteit van de buitenmantel en van de draagstructuur wordt voldaan als de woning geen van de volgende tekortkomingen vertoont :
  1° gebreken of tekortkomingen van de funderingen;
  2° hellingen of welvingen, constructiefouten, spleten of diepe barsten, uitgesproken bouwvalligheid, parasieten of ieder ander gebrek van dien aard dat het de stabiliteit van de verticale werken, van de vloeren en het geraamte in gevaar brengt of waarbij de gebouwen dreigen in te storten;
  3° een belangrijke ontwikkeling van huiszwam (Serpula lacrimans) of andere zwammen met gelijksoortige effecten.
  Aan de norm inzake stabiliteit van de niet-structurele bestanddelen van de woning zoals het dakwerk, het schrijnwerk, de trappen, de scheidingswanden en de plafonds wordt voldaan als er geen gebrek bestaat waardoor zij uiteen zouden kunnen vallen of zouden kunnen neervallen.

Art.8. Les critères minimaux concernant la stabilité de l'enveloppe extérieure et de la structure portante sont respectés si le logement ne présente aucun des manquements suivants :
  1° défauts ou insuffisances au niveau des fondations;
  2° dévers ou bombements, vices de construction, lézardes ou fissures profondes, vétusté prononcée, parasites ou tout autre défaut de nature à compromettre la stabilité des ouvrages verticaux, des planchers et des charpentes ou susceptibles d'entraîner leur ruine;
  3° contamination importante par la mérule (Serpula lacrimans) ou par tout champignon aux effets analogues.
  Le critère de stabilité des composants non structurels du logement tels que la couverture, les menuiseries, les escaliers, les cloisons et les plafonds est respecté s'il n'existe aucun défaut susceptible d'entraîner leur dislocation, leur chute ou leur effondrement.

Art.9. Aan de minimale gezondheidsnormen inzake elektriciteits- en gasinstallaties wordt voldaan als de woning geen van de volgende tekortkomingen vertoont :
  1° de eigenaar is niet in staat de verklaringen van overeenstemming over te leggen krachtens de geldende reglementeringen;
  2° deze installaties leveren een duidelijk of mogelijk gevaar op;
  3° het veiligheidspaneel van de woning en de inrichting voor het afsluiten van de elektrische installatie zijn niet permanent toegankelijk voor de bewoner;
  4° de installatie met rookgasvorming wordt niet voorzien van een afvoersysteem waarvan de goede werking gewaarborgd is en dat toegang geeft tot buitenlucht;
  5° de inrichting voor het afsluiten van de gasinstallatie is niet permanent toegankelijk voor de bewoner.
  [1 Bovendien wordt, naast de hierboven genoemde elementen, voldaan aan de minimale gezondheidsnormen inzake elektriciteitsinstallaties als elk woonvertrek en elke sanitaire ruimte elektrisch wordt verlicht en, met uitzondering van de toiletten, is uitgerust met ten minste één stopcontact. ]1

Modifications

[1] <BWG 2020-12-03/41, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art.9. Les critères minimaux liés aux installations électriques et de gaz sont respectés si le logement ne présente aucun des manquements suivants :
  1° le propriétaire n'est pas en mesure de présenter les attestations de conformité en vertu des réglementations en vigueur;
  2° ces installations présentent un caractère manifestement ou potentiellement dangereux;
  3° le tableau électrique du logement et le dispositif de coupure de l'installation électrique ne sont pas accessibles en permanence à l'occupant;
  4° l'installation produisant des gaz brûlés n'est pas munie d'un dispositif d'évacuation en bon état de fonctionnement et donnant accès à l'air libre;.
  5° le dispositif de coupure de l'installation de gaz n'est pas accessible en permanence à l'occupant.
  [1 Par ailleurs, cumulativement aux éléments énumérés ci-dessus, les critères minimaux liés aux installations électriques sont respectés si chaque pièce d'habitation et chaque local sanitaire est éclairé électriquement et est équipé, à l'exception des toilettes, d'au moins une prise de courant.]1

Modifications

[1] <ARW 2020-12-03/41, art. 5, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Art.10. Aan de minimale gezondheidsnorm inzake verwarmingsinstallatie wordt voldaan als de woning aan alle volgende voorwaarden voldoet :
1° er bestaat een permanent systeem dat specifiek ontwikkeld is ofwel om de installatie van een vast verwarmingspunt mogelijk te maken, ofwel om een vast verwarmingspunt te voeden, en dit minstens in een dagvertrek;
2° de verwarmingsinstallatie levert geen mogelijk gevaar op.

Art.10. Le critère minimal lié à l'installation de chauffage est respecté si le logement satisfait à toutes les conditions suivantes :
1° il existe un équipement permanent spécifiquement conçu soit pour permettre le placement d'un point de chauffage fixe, soit pour alimenter un point de chauffage fixe, et ce dans au moins une pièce d'habitation de jour;
2° l'installation de chauffage ne présente pas un caractère manifestement dangereux.

Art.11. Aan de minimale gezondheidsnormen inzake doorgangsmogelijkheden op de vloer en de trappen wordt voldaan als de woning aan alle volgende voorwaarden voldoet :
  1° om iedere val te voorkomen moeten de vloeren en houten vloeren effen en standvastig zijn;
  2° de vrije hoogte van de doorgangsopeningen en de doorgangshoogte bedragen minimum 1,80 m en hun minimale breedte bedraagt 0,60 m, ook in de trappen;
  3° de trappen die naar de woonvertrekken leiden zijn vast en stabiel. Zij vertonen de volgende kenmerken :
  - de treden zijn horizontaal en regelmatig; hun hoogte (H) en hun aantrede (G) zijn regelmatig over de hele trap en voldoen aan de volgende voorwaarden : 16 cm <= H; H <= 22 cm en G > 0,7 H;
  - ze zijn voorzien van een trapleuning en van een leuning indien het gevaar bestaat om opzij te vallen;
  4° elke verdiepingsopening die met een opengaand systeem is uitgerust waarvan de dorpel zich op minder dan 80 cm van de vloer bevindt en elke bereikbare vloeroppervlakte die zich op meer dan 1 m boven de grond bevindt, zijn uitgerust met een leuning van minimum 80 cm waarvan de openingen of de tussenruimten niet groter kunnen zijn dan 10 cm.

Art.11. Les critères minimaux liés à la circulation au niveau des sols et des escaliers sont respectés si le logement satisfait à toutes les conditions suivantes :
  1° il n'existe pas de déformations et d'instabilité des sols et planchers, susceptibles de provoquer des chutes;
  2° la hauteur libre des baies de passage et échappée de l'escalier est de 1,80 m minimum et leur largeur minimale de 0,60 m y compris dans les escaliers;
  3° les escaliers donnant accès aux pièces d'habitation sont fixes et stables. Ils présentent les caractéristiques suivantes :
  - les marches sont horizontales et régulières; leur hauteur (H) et leur giron (G) sont réguliers sur l'étendue de l'escalier et satisfont aux conditions suivantes : 16 cm <= H <= 22 cm et G > 0,7H;
  - ils comportent une main courante rigide et un garde-corps en cas de risque de chute latérale;
  4° toute baie d'étage munie d'un système ouvrant dont le seuil se situe à moins de 80 cm du plancher et toute surface de plancher accessible située à plus d'un mètre du niveau du sol sont munies d'un garde-corps d'une hauteur minimale de 80 cm et dont les ouvertures ou les écarts entre éléments ne peuvent excéder 10 cm.

Afdeling 2. - Sanitaire inrichting.

Section 2. - Equipement sanitaire.

Art.12. Aan de minimale gezondheidsnorm inzake sanitaire inrichting wordt voldaan als de woning voldoet aan alle volgende voorwaarden :
  1° de woning voldoet aan de bepaling van het algemene reglement ter sanering van het stedelijke afvalwater besloten op basis van artikel D.218 van Boek II van het Milieuwetboek;
  2° de drinkwaterpunten zijn voorzien van een kraan op spoelbak (gootsteen of lavabo met stankafsluiter die verbonden is aan een afvoersysteem);
  3° de [2 toileten]2 zijn voorzien van een waterspoeling; de scheidingswanden van het lokaal waar [2 het toilet]2 gelegen is, reiken tot het plafond, behalve indien [2 het toilet]2 of de wasgelegenheid in een badkamer gelegen is waarvan de scheidingswanden tot het plafond reiken;
  4° de eengezinswoning is voorzien van minstens :
  - een permanent toegankelijk tappunt voor drinkwater;
  - een [2 toilet]2;
  5° de gemeenschappelijke woning is voorzien van :
  - één tappunt voor drinkwater per gezin, gelegen in een kamer voor eigen gebruik;
  - een tappunt voor drinkwater in elke kamer voor gemeenschappelijk gebruik die als keuken, badkamer of wasgelegenheid dient;
  - een [2 toilet]2 voor 7 bewoners, die uitsluitend door de bewoners van de woning wordt gebruikt;
  - [1 een douche of een bad met warm water, uitsluitend gebruikt door de bewoners van de woning]1
  Het lokaal waar [2 het toilet]2 gelegen is, moet bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen :
  - indien [2 het toilet]2 uitsluitend door de bewoners van de woning gebruikt wordt, mag hij niet naar een andere kamer doorlopen behalve indien [2 dat toilet]2 en deze kamer aan hetzelfde gezin voorbehouden zijn;
  - indien [2 het toilet]2 voor gemeenschappelijk gebruik is bestemd mag hij niet :
  - naar de woonvertrekken doorlopen, met meer dan anderhalve verdieping afgescheiden zijn van de woonvertrekken;
  6° in afwijking van artikel 5 van dit besluit, is de verplichting om over een tappunt te beschikken in de kamers voor individueel gebruik niet van toepassing op de woningen die door studenten worden bewoond op de voorwaarde dat in de lokalen voor gemeenschappelijk gebruik minstens één tappunt voor twee bewoners toegankelijk is.

Modifications

[1] <BWG 2009-04-23/17, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2009>

[2] <BWG 2020-12-03/41, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art.12. Le critère minimal lié à l'équipement sanitaire est respecté si le logement satisfait à toutes les conditions suivantes :
  1° le logement satisfait aux dispositions du règlement général d'assainissement des eaux urbaines résiduaires arrêté sur la base de l'article D.218 du livre II du Code de l'environnement;
  2° les points d'eau potable sont équipés d'un robinet sur réceptacle (évier ou lavabo avec siphon muni d'un système d'évacuation);
  3° les [2 toilettes]2 sont munis d'une chasse d'eau; le local où est situé [2 la toilette]2 est cloisonné jusqu'au plafond, sauf s'il est situé dans une salle de bain ou une salle d'eau cloisonnée jusqu'au plafond;
  4° le logement individuel comprend au moins :
  - un point d'eau potable accessible en permanence;
  - [2 une toilette]2;
  5° le logement collectif comprend :
  - par ménage, un point d'eau potable situé dans une pièce à usage individuel;
  - un point d'eau potable dans chaque local à usage collectif où s'exercent les fonctions de cuisine, de salle de bain ou de salle d'eau;
  - [2 une toilette]2 pour 7 occupants, réservé à l'usage exclusif des occupants du logement;
  - [1 une douche ou une baignoire avec eau chaude, réservée à l'usage exclusif des occupants du logement]1
  De plus, le local où est situé [2 la toilette]2 satisfait aux conditions suivantes :
  - si [2 la toilette]2 est à usage individuel, il ne communique avec aucune pièce d'habitation sauf si [2 la toilette]2 et cette pièce sont réservés au même ménage;
  - si [2 la toilette]2 est à usage collectif, il ne peut :
  - communiquer avec les pièces d'habitation, être séparé de plus d'un niveau et demi des pièces d'habitation;
  6° par dérogation au point 5° du présent article, l'obligation de disposer d'un point d'eau dans les pièces à usage individuel n'est pas applicable aux logements dont la vocation principale est l'hébergement d'étudiant pour autant qu'au moins un point d'eau potable pour deux occupants soit accessible dans les locaux à usage collectif.

Modifications

[1] <ARW 2009-04-23/17, art. 2, 003; En vigueur : 01-06-2009>

[2] <ARW 2020-12-03/41, art. 11, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Art. 12 TOEKOMSTIG RECHT.    Aan de minimale gezondheidsnorm inzake sanitaire inrichting wordt voldaan als de woning voldoet aan alle volgende voorwaarden :
  1° de woning voldoet aan de bepaling van het algemene reglement ter sanering van het stedelijke afvalwater besloten op basis van artikel D.218 van Boek II van het Milieuwetboek;
  2° de drinkwaterpunten zijn voorzien van een kraan op spoelbak (gootsteen of lavabo met stankafsluiter die verbonden is aan een afvoersysteem) [2 , waarbij dezelfde spoelbak niet kan worden gebruikt voor zowel sanitaire als culinaire doeleinden;]2;
  3° [2 De scheidingswanden van het lokaal waar [3 het toilet]3 gelegen is, reiken tot het plafond, behalve indien [3 het toilet]3 in een badkamer of een wasgelegenheid gelegen is, waarvan de scheidingswanden tot het plafond reiken]2;
  4° de eengezinswoning is voorzien van minstens :
  - een permanent toegankelijk tappunt voor drinkwater;
  - een [3 toilet]3;
  5° de gemeenschappelijke woning is voorzien van :
  - één tappunt voor drinkwater per gezin, gelegen in een kamer voor eigen gebruik;
  - een tappunt voor drinkwater in elke kamer voor gemeenschappelijk gebruik die als keuken, badkamer of wasgelegenheid dient;
  - een [3 toilet]3 voor 7 bewoners, die uitsluitend door de bewoners van de woning wordt gebruikt;
  -[2 ...]2
  Het lokaal waar [3 het toilet]3 gelegen is, moet bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen :
  - indien [3 het toilet]3 uitsluitend door de bewoners van de woning gebruikt wordt, mag hij niet naar een andere kamer doorlopen behalve indien [3 dat toilet]3 en deze kamer aan hetzelfde gezin voorbehouden zijn;
  - indien [3 het toilet]3 voor gemeenschappelijk gebruik is bestemd mag hij niet :
  - naar de woonvertrekken doorlopen, met meer dan anderhalve verdieping afgescheiden zijn van de woonvertrekken;
  6° in afwijking van artikel 5 van dit besluit, is de verplichting om over een tappunt te beschikken in de kamers voor individueel gebruik niet van toepassing op de woningen die door studenten worden bewoond op de voorwaarde dat in de lokalen voor gemeenschappelijk gebruik minstens één tappunt voor twee bewoners toegankelijk is.
  [2 7° de woning omvat een douche of een bad met warm water voor het exclusieve gebruik van de bewoners.]2

Modifications

[1] <BWG 2009-04-23/17, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2009>

[2] <BWG 2020-12-03/41, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

[3] <BWG 2020-12-03/41, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art. 12 DROIT FUTUR.    Le critère minimal lié à l'équipement sanitaire est respecté si le logement satisfait à toutes les conditions suivantes :
  1° le logement satisfait aux dispositions du règlement général d'assainissement des eaux urbaines résiduaires arrêté sur la base de l'article D.218 du livre II du Code de l'environnement;
  2° les points d'eau potable sont équipés d'un robinet sur réceptacle (évier ou lavabo avec siphon muni d'un système d'évacuation) [2 , un même réceptacle ne pouvant pas servir à la fois pour des fonctions sanitaires et pour des fonctions culinaires]2;
  3° [2 Le local où est située la toilette est cloisonné jusqu'au plafond, sauf si elle est située dans une salle de bain ou une salle d'eau cloisonnée jusqu'au plafond]2;
  4° le logement individuel comprend au moins :
  - un point d'eau potable accessible en permanence;
  - [3 une toilette]3;
  5° le logement collectif comprend :
  - par ménage, un point d'eau potable situé dans une pièce à usage individuel;
  - un point d'eau potable dans chaque local à usage collectif où s'exercent les fonctions de cuisine, de salle de bain ou de salle d'eau;
  - [3 une toilette]3 pour 7 occupants, réservé à l'usage exclusif des occupants du logement;
  [2 ...]2
  De plus, le local où est situé [3 la toilette]3 satisfait aux conditions suivantes :
  - si [3 la toilette]3 est à usage individuel, il ne communique avec aucune pièce d'habitation sauf si [3 la toilette]3 et cette pièce sont réservés au même ménage;
  - si [3 la toilette]3 est à usage collectif, il ne peut :
  - communiquer avec les pièces d'habitation, être séparé de plus d'un niveau et demi des pièces d'habitation;
  6° par dérogation au point 5° du présent article, l'obligation de disposer d'un point d'eau dans les pièces à usage individuel n'est pas applicable aux logements dont la vocation principale est l'hébergement d'étudiant pour autant qu'au moins un point d'eau potable pour deux occupants soit accessible dans les locaux à usage collectif.
  [2 7° le logement comprend une douche ou une baignoire avec eau chaude, réservée à l'usage exclusif de ses occupants. ]2

Modifications

[1] <ARW 2009-04-23/17, art. 2, 003; En vigueur : 01-06-2009>

[2] <ARW 2020-12-03/41, art. 1, 006; En vigueur : 01-01-2022>

[3] <ARW 2020-12-03/41, art. 11, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Afdeling 3. - Waterdichtheid en verluchting.

Section 3. - Etanchéité et ventilation.

Art.13. Aan de minimumnormen inzake waterdichtheid wordt voldaan als de woning geen van de volgende tekortkomingen vertoont :
  1° doorsijpelingen die uit gebreken voortvloeien die de waterdichtheid van de dakbedekking, de muren of de buitenbetimmering schaden;
  2° opdrijvende vochtigheid in de muren of vloeren;
  3° een sterke condensatie toegeschreven aan de technische kenmerken van de verschillende buitenwanden of aan de afwezigheid of de tekortkoming van de inrichtingen die voor de verluchting van het vertrek zorgen.

Art.13. Les critères minimaux en matière d'étanchéité sont respectés si le logement ne présente aucun des manquements suivants :
  1° infiltrations résultant de défauts qui compromettent l'étanchéité à l'eau de la toiture, des murs ou des menuiseries extérieures;
  2° humidité ascensionnelle dans les murs ou les planchers;
  3° forte condensation due aux caractéristiques techniques des diverses parois extérieures ou à l'absence ou la déficience des dispositifs permettant d'assurer la ventilation de la pièce.

Art.14. Aan de minimumnorm inzake verluchting wordt voldaan als ieder woonvertrek en iedere sanitaire ruimte voorzien zijn van ofwel een geforceerde verluchting, ofwel een opening, een rooster of een naar buiten geopende luchtkoker waarvan de oppervlakte van de vrije ruimte in open stand ten minste 70 cm2 van [1 het toilet]1 bedraagt, 140 cm2 voor de keukens, badkamers, douche en washok en 0,08 % van de vloeroppervlakte voor de woonvertrekken en de slaapkamers.

Modifications

[1] <BWG 2020-12-03/41, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art.14. Le critère minimal relatif à la ventilation est respecté si toute pièce d'habitation et tout local sanitaire disposent soit d'une ventilation forcée, soit d'une ouverture, d'une grille ou d'une gaine ouvrant sur l'extérieur du bâtiment, de surface de section libre en position ouverte d'au moins 70 cm2 pour [1 les toilettes]1, 140 cm2 pour les cuisines, salle de bain, douche et buanderie et 0,08 % de la superficie plancher pour les pièces de séjour et les chambres.

Modifications

[1] <ARW 2020-12-03/41, art. 11, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Afdeling 4. - Natuurlijke verlichting.

Section 4. - Eclairage naturel.

Art.15. Aan de minimumnorm inzake natuurlijke verlichting wordt voldaan als de totale oppervlakte van de glazen gedeelten van de buitenramen van het woonvertrek ten minste 1/14e van de[1 bruikbare oppervlakte]1 bedraagt in geval van verticale ruiten of 1/16e in geval van dakruiten.

Modifications

[1] <BWG 2020-12-03/41, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art.15. Le critère minimal relatif à l'éclairage naturel est respecté si la surface totale des parties vitrées des baies vers l'extérieur de la pièce d'habitation atteint au moins 1/14 de la superficie [1 utilisable]1 en cas de vitrage vertical et/ou 1/16 en cas de vitrage de toiture.

Modifications

[1] <ARW 2020-12-03/41, art. 7, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Afdeling 5. - Intrinsieke kenmerken van het gebouw die de gezondheid van de bewoners schaden.

Section 5. - Caractéristiques intrinsèques du bâtiment qui nuisent à la santé des occupants.

Art.16. § 1. Aan de minimumnormen inzake gezondheid van de bewoners wordt voldaan als de woning geen van de volgende tekortkomingen vertoont :
  1° aanwezigheid van koolstofmonoxide in één of in verschillende kamers;
  2° aanwezigheid van asbest in de materialen;
  3° [1 aanwezigheid van schimmels op meer dan één vierkante meter in een woonvertrek of in een sanitaire ruimte die door tekortkomingen zoals bepaald in artikel 13 worden veroorzaakt;]1
  4° aanwezigheid van lood in de muurschilderingen;
  5° aanwezigheid van radon in één of verschillende kamers.
  § 2. De Minister bepaalt de drempels vanaf dewelke de in paragraaf 1 opgesomde tekortkomingen beschouwd moeten worden als een hinderend voor de gezondheid van de bewoners.
  § 3. In geval van een onderzoek verricht door aangewezen ambtenaren en personeelsleden van het bestuur of door de Regering erkende gemeentelijke personeelsleden, wordt de aanwezigheid van koolstofmonoxide en asbest tijdens het onderzoek geëvalueerd.
  [2 Wanneer de aanwezigheid van koolstofmonoxide wordt vastgesteld, overhandigt de onderzoeker een document aan de aanwezige personen waarin hij de aanwezigheid van koolstofmonoxide vaststelt alsook schriftelijke inlichtingen in verband met de te treffen maatregelen.]2
  De aanwezigheid van schimmels of van schilderingen zoals bedoeld in paragraaf 1 maakt het voorwerp uit van een monster geanalyseerd door de door de Minister gemachtigde instellingen, op verzoek van de onderzoekers.
  De aanwezigheid van radon wordt geëvalueerd aan het einde van een meetperiode vastgesteld door de door de Minister gemachtigde instellingen, op verzoek van de onderzoekers.

Modifications

[1] <BWG 2009-04-23/17, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2009>

[2] <BWG 2009-04-23/17, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2009>

Art.16. § 1er. Les critères minimaux en termes d'impact sur la santé des occupants sont respectés, si le logement ne présente aucun des manquements suivants :
  1° présence de monoxyde de carbone dans une ou plusieurs pièces;
  2° présence d'amiante dans les matériaux;
  3° [1 présence de moisissures sur plus d'un mètre carré dans une pièce d'habitation ou dans un local sanitaire dues à des manquements tels que définis à l'article 13;]1
  4° présence de plomb dans les peintures murales;
  5° présence de radon dans une ou plusieurs pièces.
  § 2. Le Ministre définit les seuils à partir desquels les manquements énumérés au paragraphe 1er sont à considérer comme étant constitutifs de nuisance pour la santé des occupants.
  § 3. En cas d'enquête effectuée par les fonctionnaires et agents de l'administration désignés ou les agents communaux agréés par le Gouvernement, la présence de monoxyde de carbone et d'amiante est évaluée lors de l'enquête.
  [2 Lorsque la présence de monoxyde de carbone est constatée, l'enquêteur remet aux personnes présentes un document dans lequel il constate la présence de ce gaz et une information écrite relative aux mesures à prendre.]2
  La présence de moisissures ou de peintures telles que visées au paragraphe 1er fait l'objet d'un prélèvement analysé par les organismes habilités par le Ministre, à la demande des enquêteurs.
  La présence de radon est évaluée au terme d'une période de mesure fixée par les organismes habilités par le Ministre, à la demande des enquêteurs.

Modifications

[1] <ARW 2009-04-23/17, art. 3, 003; En vigueur : 01-06-2009>

[2] <ARW 2009-04-23/17, art. 4, 003; En vigueur : 01-06-2009>

Afdeling 6. - Configuratie en overbevolking.

Section 6. - Configuration et surpeuplement.

Art.17. (Aan de minimumnormen inzake structuur en afmetingen wordt voldaan als de woning geen van de volgende tekortkomingen vertoont :
  1° een plafondhoogte van de vertrekken kleiner dan 2,00 m;)
  2° een tussen de binnenwanden afgebakende breedte die onder 2,80 m blijft liggen;
  3° een tussen de binnenwanden afgebakende breedte van de enige gevel die minder dan 3,50 m bedraagt;
  4° de grootste tussen de binnenwanden afgebakende gevelbreedte die minder dan 2,80 m bedraagt;
  behalve, wat de onder de punten 2° tot 4° bedoelde tekortkomingen betreft, als de inrichting van de ruimten en van de gangen het effect van voornoemde kenmerken beperken.

Art.17. (Les critères minimaux relatifs à la structure et à la dimension sont respectés si le logement ne présente aucun des manquements suivants :
  1° une hauteur sous plafond des pièces du logement inférieure à 2,00 m;)
  2° une largeur mesurée entre murs intérieurs constamment inférieure à 2,80 m;
  3° la largeur de l'unique façade mesurée entre murs intérieurs inférieure à 3,50 m;
  4° la plus grande largeur de façade mesurée entre murs intérieurs inférieure à 2,80 m;
  sauf, pour ce qui est des manquements visés sous les points 2° à 4°, si l'agencement des volumes et des dégagements réduisent l'effet des caractéristiques précitées.

Art. 18. § 1. De eengezinswoning is niet overbevolkt als ze aan de volgende normen inzake bewoonbare oppervlakte voldoet :

Art. 18. § 1er. Le logement individuel n'est pas surpeuplé s'il respecte les normes de superficie habitable suivantes :

Aantal bewoners	1	2	3
-	-	-	-
Minimale bewoonbare oppervlakte, in m2	15,00	28,00	33,00
	Boven 3 bewo	ners wordt di	e opper-
	vlakte verho	ogd met 5 m2	per
	bijkomende p	ersoon

Minimale bewoonbare oppervlakte van	10,00	15,00	15,00
minstens een woonvertrek in m2

Aantal bewoners123

Modifications

Minimale bewoonbare oppervlakte, in m215,0028,0033,00Boven 3 bewoners wordt die opper-vlakte verhoogd met 5 m2perbijkomende persoonMinimale bewoonbare oppervlakte van10,0015,0015,00minstens een woonvertrek in m2

Nombre d'occupants	1	2	3
-	-	-	-
Superficie minimale habitable, en m2	15,00	28,00	33,00
	Au-dela de 3	occupants, cette	super-
	ficie est augmen	tee de 5 m2 p	ar
	personne	supplementaire

Superficie minimale habitable d'au	10,00	15,00	15,00
moins une piece d'habitation en m2

Nombre d'occupants123

Modifications

Superficie minimale habitable, en m215,0028,0033,00Au-dela de 3occupants, cettesuper-ficie est augmentee de 5 m2 parpersonnesupplementaireSuperficie minimale habitable d'au10,0015,0015,00moins une piece d'habitation en m2

§ 2. De gemeenschappelijke woning is niet overbevolkt als ze aan de volgende normen inzake bewoonbare oppervlakte voldoet :
1°

§ 2. Le logement collectif n'est pas surpeuplé s'il respecte les normes de superficie habitable suivantes :
1°

Aantal bewoners per gezin	1	2	3
-	-	-	-
Minimale bewoonbare oppervlakte per	15,00	28,00	33,00
gezin in m2
	Boven 3 bewoner	s wordt die o	pper-
	vlakte verhoogd	met 5 m2 per
	bijkomende pers	oon

Minimale bewoonbare oppervlakte van de	10,00	15,00	20,00
wooneenheid bestemd voor een enkel
gezin in m2
	Boven 3 bewoner	s wordt die o	pper-
	vlakte verhoogd	met 5 m2 per
	bijkomende pers	oon

Aantal bewoners per gezin123

Modifications

Minimale bewoonbare oppervlakte per15,0028,0033,00gezin in m2Boven 3 bewoners wordt die opper-vlakte verhoogdmet 5 m2 perbijkomende persoonMinimale bewoonbare oppervlakte van de10,0015,0020,00wooneenheid bestemd voor een enkelgezin in m2Boven 3 bewoners wordt die opper-vlakte verhoogdmet 5 m2 perbijkomende persoon

Nombre d'occupants	1	2	3
-	-	-	-
La superficie minimale habitable par	15,00	28,00	33,00
menage en m2
	Au-dela de 3 o	ccupants, cet	te super-
	ficie est augm	entee de 5 m2	par
	personne suppl	ementaire

Superficie minimale habitable de	10,00	15,00	20,00
l'unite de logement a l'usage
individuel du menage en m2
	Au-dela de 3 o	ccupants, cet	te super-
	ficie est augm	entee de 5 m2	par
	personne suppl	ementaire

Nombre d'occupants123

Modifications

La superficie minimale habitable par15,0028,0033,00menage en m2Au-dela de 3 occupants, cette super-ficie est augmentee de 5 m2parpersonne supplementaireSuperficie minimale habitable de10,0015,0020,00l'unite de logement a l'usageindividuel du menage en m2Au-dela de 3 occupants, cette super-ficie est augmentee de 5 m2parpersonne supplementaire

De bewoonbare oppervlakte per gezin in een gemeenschappelijke woning is de som van de bewoonbare oppervlakte van de voor eigen gebruik bestemde woonvertrekken en van de voor gezamenlijk gebruik bestemde woonvertrekken waarover het gezin kan beschikken.
2° Wanneer de voor eigen gebruik van het gezin bestemde bewoonbare oppervlakte van het (de) vertrek(ken) de in de voormelde tabel beschreven minimale bewoonbare oppervlakte-eisen per gezin bereikt, worden het aantal woonvertrekken voor eigen gebruik van dit gezin alsook het aantal bewoners niet in aanmerking genomen om de oppervlakte van de vertrekken voor gemeenschappelijk gebruik vast te stellen. In de andere gevallen wordt de minimale bewoonbare oppervlakte van deze vertrekken vastgesteld op grond van de volgende tabel :

La superficie habitable par ménage dans un logement collectif est la somme de la superficie habitable des pièces d'habitation à son usage individuel et des pièces d'habitation à usage collectif dont il peut disposer.
2° Lorsque la superficie habitable de la ou des pièces à l'usage individuel du ménage atteint les exigences de superficies minimales habitables par ménages décrites dans le tableau ci-dessus, le nombre de pièces d'habitation à usage individuel de ce ménage ainsi que le nombre d'occupants ne sont pas pris en compte pour la détermination de la superficie des pièces à usage collectif. Dans les autres cas, la superficie minimale habitable de ces pièces est fixée selon le tableau suivant :

Aantal	Bewoonbare oppervlakte	(S) van de vertrekken voor
gezinnen	gemeenschappelijk gebruik naar	gelang van het aantal bewoners (n)
	van de gemeenschappelijke	woning
	-	-
2 tot 5	S => 5,00 m2 als n <= 7	S => 10,00 m2 als n => 8
6 tot tot 8 8	S => 10,00 m2 als n <= 14	S => 15,00 m2 als n => 15
tot 11	S => 15,00 m2 als n <= 21	S => 20,00 m2 als n => 22
12 tot 14	S => 20,00 m2 als n <= 28	S => 25,00 m2 als n => 29
15 tot 17 tot 17	S => 25,00 m2 als n <= 35	S => 30,00 m2 als n => 36

AantalBewoonbare oppervlakte(S) van de vertrekken voorgezinnengemeenschappelijk gebruik naargelang van het aantal bewoners (n)van de gemeenschappelijkewoning--2 tot 5S => 5,00 m2 als n <= 7S => 10,00 m2 als n => 86 tot tot 8 8S => 10,00 m2 als n <= 14S => 15,00 m2 als n => 15tot 11S => 15,00 m2 als n <= 21S => 20,00 m2 als n => 2212 tot 14S => 20,00 m2 als n <= 28S => 25,00 m2 als n => 2915 tot 17 tot 17S => 25,00 m2 als n <= 35S => 30,00 m2 als n => 36

Nombre de	Superficie habitable (S) d	es pieces a usage collectif en
menages	fonction du nombre d'occup	ants (n) du logement collectif
	-	-
2 a 5	S => 5,00 m2 si n <= 7	S => 10,00 m2 si n => 8
6 a 8	S => 10,00 m2 si n <= 14	S => 15,00 m2 si n => 15
9 a 11	S => 15,00 m2 si n <= 21	S => 20,00 m2 si n => 22
1 a 14	S => 20,00 m2 si n <= 28	S => 25,00 m2 si n => 29
15 a 17	S => 25,00 m2 si n <= 35	S => 30,00 m2 si n => 36

Nombre deSuperficie habitable (S) des pieces a usage collectif enmenagesfonction du nombre d'occupants (n) du logement collectif--2 a 5S => 5,00 m2 si n <= 7S => 10,00 m2 si n => 86 a 8S => 10,00 m2 si n <= 14S => 15,00 m2 si n => 159 a 11S => 15,00 m2 si n <= 21S => 20,00 m2 si n => 221 a 14S => 20,00 m2 si n <= 28S => 25,00 m2 si n => 2915 a 17S => 25,00 m2 si n <= 35S => 30,00 m2 si n => 36

  Boven 17 gezinnen wordt de bewoonbare oppervlakte van de vertrekken voor gemeenschappelijk gebruik verhoogd met 3 m2 per bijkomende gezin.
  De vertrekken voor gemeenschappelijk gebruik, die in aanmerking voor de vaststelling van die oppervlakte worden genomen, zijn niet afgescheiden van de kamers voor individueel gebruik van het gezin met meer dan anderhalve verdieping.
  § 3. De in de §§ 1 en 2 van dit artikel bedoelde normen zijn niet van toepassing op de woning die door studenten wordt bewoond op de voorwaarde dat de eerste inbezitneming door een student of de desbetreffende niet-vervallen stedenbouwkundige vergunning van 1 januari 2004 dateren.
  § 4. De woning voldoet aan de volgende normen :
  1° [1 elke ruimte die als woonkamer wordt gebruikt moet een [2 bruikbare oppervlakte]2 van minstens 6,00 m 2 hebben wanneer die door twee personen wordt gebruikt en van minstens 9,00 m 2 wanneer die door drie personen wordt gebruikt;]1
  2° de uitsluitend voor het keuken bestemde ruimte kan niet dienen als woonkamer;
  3° de ruimte die hoofdzakelijk als woonkamer wordt gebruikt, kan niet dienen als slaapkamer wanneer het gezin één of meer kinderen ouder dan 6 jaar telt;
  4° wanneer het gezin één of meer kinderen ouder dan 1 jaar telt omvat de woning minstens twee ruimten die als woonkamer worden gebruikt;
  5° de woning omvat genoeg slaapkamers zodat een kind ouder dan 10 jaar zijn slaapkamer met een kind van verschillend geslacht niet moet delen.
  De gelijkstelling van twee ruimten met één wordt niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van de overbevolking door een tekort aan ruimten die als slaapkamer worden gebruikt.

Modifications

[1] <BWG 2009-04-23/17, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2009>

[2] <BWG 2020-12-03/41, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

  Au-delà de 17 ménages, la superficie habitable des pièces à usage collectif est augmentée de 3 m2 par ménage supplémentaire.
  Les pièces à usage collectif, prises en compte dans la détermination de cette superficie, ne sont pas séparées de plus d'un niveau et demi des pièces à usage individuel du ménage.
  § 3. Les critères visés aux §§ 1er et 2 du présent article ne sont pas applicables au logement dont la vocation principale est l'hébergement d'étudiant pour autant que la première occupation par un étudiant ou le permis d'urbanisme non périmé y relatif soient antérieurs au 1er janvier 2004.
  § 4. Le logement respecte les normes suivantes :
  1° [1 toute pièce utilisée comme chambre doit comporter au minimum une [2 superficie utilisable]2 de 6,00 m 2 lorsqu'elle est utilisée par deux personnes et au minimum une [2 superficie utilisable]2 de 9,00 m 2 lorsqu'elle est utilisée par trois personnes;]1
  2° la pièce exclusivement affectée à la cuisine ne peut servir de chambre;
  3° la pièce principalement affectée au séjour ne peut servir de chambre lorsque le ménage comprend un ou plusieurs enfants de plus de 6 ans;
  4° le logement comporte au moins deux pièces à usage de chambre lorsque le ménage comprend un ou plusieurs enfants de plus d'an;
  5° le logement comporte un nombre suffisant de pièces à usage de chambre de telle sorte qu'un enfant de plus de 10 ans ne doive pas partager sa chambre avec un enfant de sexe différent.
  L'assimilation de deux pièces à une seule n'est pas prise en compte dans la détermination du surpeuplement par manque de pièces à usage de chambre.

Modifications

[1] <ARW 2009-04-23/17, art. 5, 003; En vigueur : 01-06-2009>

[2] <ARW 2020-12-03/41, art. 8, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Afdeling 7. - Afwijkingen.

Section 7. - Dérogations.

Art.19. Als gezond wordt beschouwd de woning die één of meer tekortkomingen aan de in de artikelen 8 tot 16 van dit besluit bedoelde minimale gezondheidsnormen vertoont ingeval de door de onderzoeker opgemerkte tekortkoming(en) van gering belang zijn en slechts geschrapt kunnen worden met de uitvoering van werken die niet in verhouding staan tot de te bereiken doelstelling.
De woning die aan de in artikel 18 van dit besluit bedoelde normen niet voldoet maar waarvan de inrichting van de ruimten en van de gangen een bewoning zoals bedoeld in dit artikel mogelijk maakt, wordt niet beschouwd als overbevolkt.
Elke beslissing in die zin die overeenkomstig artikel 5 van de Code door een gemachtigde gemeente wordt genomen, wordt ter informatie aan het bestuur meegedeeld.

Art.19. Est considéré comme salubre, le logement présentant un ou plusieurs manquements aux critères minimaux de salubrité définis aux articles 8 à 16 du présent arrêté dans le cas où le ou les manquements relevés par l'enquêteur sont de minime importance et ne peuvent être supprimés que moyennant la mise en oeuvre de travaux disproportionnés par rapport à l'objectif à atteindre.
N'est pas considéré comme surpeuplé, le logement qui ne respecte pas les normes définies à l'article 18 du présent arrêté mais dont l'agencement des volumes et des dégagements permet une occupation telle que prévue par cet article.
Toute décision en ce sens prise par une commune compétente en application de l'article 5 du Code, est communiquée pour information à l'administration.

HOOFDSTUK III. - De minimale gezondheids- en overbevolkingsnormen van de te bouwen woningen.

CHAPITRE III. - Les critères minimaux de salubrité et de surpeuplement des logements à créer.

Art.20. [1 Onverminderd de bepalingen bedoeld in hoofdstuk II, moeten de gebouwde woningen of de woningen gecreëerd door de herstructurering of de verdeling van een gebouw na de datum van inwerkingtreding van dit besluit de volgende voorschriften naleven, waarbij de indieningsdatum die op de desbetreffende stedenbouwkundige vergunning vermeld staat, bewijskracht heeft :
   1° de bewoonbare oppervlakte van de eensgezinwoning alsook de bewoonbare oppervlakte per gezin in een gemeenschappelijke woning zoals bedoeld in artikel 18, § 2, 1°, zijn gelijk aan of hoger dan 24,00 m 2 ;
   2° de vereiste plafodhoogte is 2,40 m voor de dagvertrekken en 2,20 m voor de nachtvertrekken en de sanitaire ruimten. In afwijking is de vereiste planfondhoogte 2,10 m als de bestaande structuur van het te herstructureren of in verschillende woningen te verdelen gebouw de verhoging van de bestaande plafonds niet mogelijk maakt;
   3° de sanitaire installatie moet bestaan uit een douche of een bad met warm water en een [2 toilet]2 binnenhuis;
   4° aan de natuurlijke verlichting wordt voldaan als de oppervlakte van de glazen gedeelten van de buitenramen van het woonvertrek ten minste 1/12e van de vloeroppervlakte bedraagt in geval van verticale ruiten of 1/14e in geval van dakruiten;
   5° de trappen voldoen aan de volgende voorwaarden : 58 cm < = (2 H + G) < = 67 cm.
   De woningen waarvan de verhuurvergunning vóór 1 januari 2008 werd verleend zijn onderworpen aan de bepalingen van hoofdstuk II.]1

Modifications

[1] <BWG 2009-04-23/17, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2009>

[2] <BWG 2020-12-03/41, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art.20. [1 Sans préjudice des dispositions visées au chapitre II, les logements construits ou créés par la restructuration ou la division d'un bâtiment après la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, la date d'introduction figurant sur le permis d'urbanisme y relatif faisant foi, doivent respecter les prescriptions suivantes :
   1° la superficie habitable du logement individuel ainsi que la superficie habitable par ménage d'un logement collectif telle que définie à l'article 18, § 2, 1°, sont égales ou supérieures à 24,00 m 2 ;
   2° la hauteur requise sous plafond est de 2,40 m pour les pièces de jour et 2,20 m pour les pièces de nuit et les locaux sanitaires. Par dérogation, la hauteur requise sous plafond est de 2,10 m lorsque la structure existante du bâtiment à restructurer ou à diviser en plusieurs logements ne permet pas de rehausser les plafonds existants;
   3° l'installation sanitaire doit comporter une douche ou une baignoire avec eau chaude et [2 une toilette]2 intérieure;
   4° l'éclairage naturel requis est respecté si les parties vitrées des ouvertures vers l'extérieur d'une pièce d'habitation atteint au moins 1/12 e de la superficie au sol en cas de vitrage vertical et/ou 1/14 e en cas de vitrage de toiture;
   5° les escaliers satisfont aux conditions suivantes : 58 cm <= (2 H + G) < = 67 cm.
   Les logements bénéficiant d'un permis de location antérieur au 1er janvier 2008 sont soumis aux dispositions du chapitre II.]1

Modifications

[1] <ARW 2009-04-23/17, art. 6, 003; En vigueur : 01-06-2009>

[2] <ARW 2020-12-03/41, art. 11, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Art. 20 TOEKOMSTIG RECHT.    [1 Onverminderd de bepalingen bedoeld in hoofdstuk II, moeten de gebouwde woningen of de woningen gecreëerd door de herstructurering of de verdeling van een gebouw na de datum van inwerkingtreding van dit besluit de volgende voorschriften naleven, waarbij de indieningsdatum die op de desbetreffende stedenbouwkundige vergunning vermeld staat, bewijskracht heeft :
   1° de bewoonbare oppervlakte van de eensgezinwoning alsook de bewoonbare oppervlakte per gezin in een gemeenschappelijke woning zoals bedoeld in artikel 18, § 2, 1°, zijn gelijk aan of hoger dan 24,00 m 2 ;
   2° de vereiste plafodhoogte is 2,40 m voor de dagvertrekken en 2,20 m voor de nachtvertrekken en de sanitaire ruimten. In afwijking is de vereiste planfondhoogte 2,10 m als de bestaande structuur van het te herstructureren of in verschillende woningen te verdelen gebouw de verhoging van de bestaande plafonds niet mogelijk maakt;
   3° [2 ...]2
   4° aan de natuurlijke verlichting wordt voldaan als de oppervlakte van de glazen gedeelten van de buitenramen van het woonvertrek ten minste 1/12e van de [3 bruikbare oppervlakte]3 bedraagt in geval van verticale ruiten of 1/14e in geval van dakruiten;
   5° de trappen voldoen aan de volgende voorwaarden : 58 cm < = (2 H + G) < = 67 cm.
   De woningen waarvan de verhuurvergunning vóór 1 januari 2008 werd verleend zijn onderworpen aan de bepalingen van hoofdstuk II.]1

Modifications

[1] <BWG 2009-04-23/17, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2009>

[2] <BWG 2020-12-03/41, art. 9,a, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

[3] <BWG 2020-12-03/41, art. 9,b, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art. 20 DROIT FUTUR.    [1 Sans préjudice des dispositions visées au chapitre II, les logements construits ou créés par la restructuration ou la division d'un bâtiment après la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, la date d'introduction figurant sur le permis d'urbanisme y relatif faisant foi, doivent respecter les prescriptions suivantes :
   1° la superficie habitable du logement individuel ainsi que la superficie habitable par ménage d'un logement collectif telle que définie à l'article 18, § 2, 1°, sont égales ou supérieures à 24,00 m 2 ;
   2° la hauteur requise sous plafond est de 2,40 m pour les pièces de jour et 2,20 m pour les pièces de nuit et les locaux sanitaires. Par dérogation, la hauteur requise sous plafond est de 2,10 m lorsque la structure existante du bâtiment à restructurer ou à diviser en plusieurs logements ne permet pas de rehausser les plafonds existants;
   3° [2 ...]2
   4° l'éclairage naturel requis est respecté si les parties vitrées des ouvertures vers l'extérieur d'une pièce d'habitation atteint au moins 1/12 e de la superficie [3 utilisable]3 en cas de vitrage vertical et/ou 1/14 e en cas de vitrage de toiture;
   5° les escaliers satisfont aux conditions suivantes : 58 cm <= (2 H + G) < = 67 cm.
   Les logements bénéficiant d'un permis de location antérieur au 1er janvier 2008 sont soumis aux dispositions du chapitre II.]1

Modifications

[1] <ARW 2009-04-23/17, art. 6, 003; En vigueur : 01-06-2009>

[2] <ARW 2020-12-03/41, art. 9,a, 006; En vigueur : 01-01-2022>

[3] <ARW 2020-12-03/41, art. 9,b, 006; En vigueur : 01-06-2021>

HOOFDSTUK IV. - De minimale gezondheids- en overbevolkingsnormen van de woningen die in aanmerking komen voor steun van het Gewest.

CHAPITRE IV. - Les critères minimaux de salubrité et de surpeuplement des logements bénéficiant d'une aide de la Région.

Art. 21. Onverminderd de bepalingen bedoeld in hoofdstuk II moeten de door de herstructurering of de verdeling van de bestaande gebouwen met de steun van het Gewest gebouwde, gekochte, gerenoveerde of gecreëerde woningen, met uitzondering van :
  - de transitwoningen;
  - de integratiewoningen;
  - de woningen waarvan de bewoners van een verhuis- of huurtegemoetkoming genieten;
  - de woningen die door een in artikel 1, 23°, van de Code bedoelde vastgoedbeheerder in beheer worden genomen;
  [1 - de woningen die toebehoren aan een openbare huisvestingsmaatschappij, aangekocht door de huurders.]1
  de volgende voorschriften naleven :
  1° (De minimale bewoonbare oppervlakte (in m2) van de eengezinswoning en de minimale bewoonbare oppervlakte per gezin in een gemeenschappelijke woning, waarbij deze laatste oppervlakte de som is van de bewoonbare oppervlakte van de voor eigen gebruik bestemde woonvertrekken en van de voor gezamenlijk gebruik bestemde woonvertrekken waarover het gezin kan beschikken, worden bepaald in de volgende tabel :)

Art. 21. Sans préjudice des dispositions visées au chapitre II, les logements construits, achetés, réhabilités ou créés par la restructuration ou la division de bâtiments existants, avec l'aide de la Région, à l'exception :
  - des logements de transit;
  - des logements d'insertion;
  - des logements dont les occupants bénéficient des aides au déménagement et au loyer;
  - des logements pris en gestion par un opérateur immobilier visé à l'article 1er, 23°, du Code;
  [1 - des logements appartenant à une société de logement de service public achetés par les personnes qui les occupent en tant que locataires.]1
  doivent respecter les prescriptions suivantes :
  1° (La superficie minimale utilisable(en m2) du logement individuel et la superficie utilisable par ménage du logement collectif, celle-ci étant définie comme la somme de la superficie utilisable des pièces d'habitation à son usage individuel et des pièces d'habitation à usage collectif dont il peut disposer, sont fixées selon le tableau suivant :)

Bewoners	1	2	3	4	5	6
-	-	-	-	-	-	-
Aantal nodige slaapkamers
0 of 1	32	38
2		44	50	56	62
3			56	62	68	74
4				68	74	80
5					80	86

Bewoners123456

Modifications

Aantal nodige slaapkamers0 of 13238244505662356626874468748058086

Occupants	1	2	3	4	5	6
-	-	-	-	-	-	-
Nombre de chambres necessaires
0 of 1	32	38
2		44	50	56	62
3			56	62	68	74
4				68	74	80
5					80	86

Occupants123456

Modifications

Nombre de chambres necessaires0 of 13238244505662356626874468748058086

Boven 6 bewoners of 5 slaapkamers worden deze waarden verhoogd met 6,00 m2 per bijkomende persoon en met 6,00 m2 per bijkomende slaapkamer;
2° de minimale bruikbare oppervlakte van de dagvertrekken van een eengezinswoning wordt vastgesteld op grond van de volgende tabel :

Au-delà de 6 occupants ou de 5 chambres, ces valeurs sont majorées de 6,00 m2 par personne supplémentaire et de 6,00 m2 par chambre supplémentaire;
2° la superficie minimale utilisable des pièces de jour d'un logement individuel est fixée selon le tableau suivant :

Bewoners	1	2	3	4	5	6
-	-	-	-	-	-	-
Bruikbare oppervlakte van de	16	20	24	28	32	36
dagvertrekken (in m2)

Bewoners123456

Modifications

Bruikbare oppervlakte van de162024283236dagvertrekken (in m2)

Occupants	1	2	3	4	5	6
-	-	-	-	-	-	-
Superficie utilisable des	16	20	24	28	32	36
pieces de jour (en m2)

Occupants123456

Modifications

Superficie utilisable des162024283236pieces de jour (en m2)

  Boven 6 bewoners worden deze waarden verhoogd met 4,00 m2 per bijkomende persoon;
  3° de minimale bruikbare oppervlakte van de nachtruimten van een eengezinswoning en de minimale bruikbare oppervlakte van de wooneenheid van een gemeenschappelijke woning worden vastgesteld op 8,00 m2 voor een persoon en op 10,00 m2 voor twee personen.
  In geval van renovatie, herstructurering of aankoop kunnen deze oppervlakten teruggebracht worden tot 6,50 m2 voor een slaapkamer voor een persoon en tot 9,00 m2 voor een slaapkamer voor twee personen;
  4° de vereiste plafondhoogte is :
  - 2,40 m bij nieuwbouw voor de dagruimten;
  - 2,20 m bij nieuwbouw voor de nachtruimten en de sanitaire ruimten;
  - 2,30 m voor de dagruimten van de gekochte, gerenoveerde of gecreëerde woningen door de herstructurering of de verdeling van bestaande gebouwen;
  - 2,10 m voor de nachtruimten en de sanitaire ruimten van de gekochte, gerenoveerde of gecreëerde woningen door de herstructurering of de verdeling van bestaande gebouwen;
  5° aan de natuurlijke verlichting wordt voldaan als de glazen gedeelten van de buitenramen van het woonvertrek ten minste 1/10e van de vloeroppervlakte van iedere dagruimte bedragen en 1/12e van de vloeroppervlakte van iedere nachtruimte.
  Deze waarden worden respectievelijk tot 1/12e en 1/14e teruggebracht als het gaat om glazen gedeelten van het dak;
  6° de sanitaire installatie moet bestaan uit een badkamer met een douche of een bad met warm water.
  Boven 6 bewoners moet de woning van een wc binnenhuis en een tweede wc voorzien zijn;
  7° de verhouding tussen de totale oppervlakte van de woning en de bruikbare oppervlakte ervan mag niet meer bedragen dan 1,4;
  8° de oppervlakte van de bergruimte in de eengezinswoning moet meer bedragen dan 6 % van de nuttige oppervlakte van de woning

Modifications

[1] <BWG 2011-05-19/05, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 09-06-2011>

  Au-delà de 6 occupants, ces valeurs sont majorées de 4,00 m2 par personne supplémentaire;
  3° la superficie minimale utilisable des pièces de nuit d'un logement individuel et la superficie minimale utilisable de l'unité de logement d'un logement collectif sont fixées à 8,00 m2 pour une personne et à 10,00 m2 deux personnes.
  En cas de réhabilitation, de restructuration ou d'acquisition, ces superficies peuvent être réduites à 6,50 m2 pour une chambre d'une personne et à 9,00 m2 pour une chambre de deux personnes;
  4° la hauteur requise sous plafond est :
  - de 2,40 m en construction pour les pièces de jour;
  - de 2,20 m en construction pour les pièces de nuit et les locaux sanitaires;
  - de 2,30 m pour les pièces de jour des logements achetés, réhabilités ou créés par la restructuration ou la division de bâtiments existants;
  - de 2,10 m pour les pièces de nuit et les locaux sanitaires des logements achetés, réhabilités ou créés par la restructuration ou la division de bâtiments existants;
  5° l'éclairage naturel requis est respecté si les parties vitrées des baies vers l'extérieur de la pièce d'habitation atteignent au moins 1/10e de la superficie au sol de toute pièce d'habitation de jour et 1/12e de la superficie au sol de toute pièce d'habitation de nuit.
  Ces valeurs sont réduites respectivement à 1/12e et à 1/14e s'il s'agit de parties vitrées en toiture;
  6° l'installation sanitaire doit comporter une salle de bains équipée d'une douche ou d'une baignoire avec eau chaude.
  Le logement doit comprendre un wc intérieur et un deuxième wc au-delà de 6 occupants;
  7° le rapport entre la superficie totale du logement et sa superficie utilisable ne peut excéder 1,4;
  8° le logement individuel doit comprendre une superficie de rangement supérieure à 6 % de sa superficie utile

Modifications

[1] <ARW 2011-05-19/05, art. 1, 005; En vigueur : 09-06-2011>

Art. 21 TOEKOMSTIG RECHT.    Onverminderd de bepalingen bedoeld in hoofdstuk II moeten de door de herstructurering of de verdeling van de bestaande gebouwen met de steun van het Gewest gebouwde, gekochte, gerenoveerde of gecreëerde woningen, met uitzondering van :
  - [2 ...]2
  - [2 ...]2
  - de woningen waarvan de bewoners van een verhuis- of huurtegemoetkoming genieten;
  - de woningen die door een in artikel 1, 23°, van de Code bedoelde vastgoedbeheerder in beheer worden genomen;
  [1 - de woningen die toebehoren aan een openbare huisvestingsmaatschappij, aangekocht door de huurders.]1
  de volgende voorschriften naleven :
  1° (De minimale bewoonbare oppervlakte (in m2) van de eengezinswoning en de minimale bewoonbare oppervlakte per gezin in een gemeenschappelijke woning, waarbij deze laatste oppervlakte de som is van de bewoonbare oppervlakte van de voor eigen gebruik bestemde woonvertrekken en van de voor gezamenlijk gebruik bestemde woonvertrekken waarover het gezin kan beschikken, worden bepaald in de volgende tabel :)

Art. 21 DROIT FUTUR.    Sans préjudice des dispositions visées au chapitre II, les logements construits, achetés, réhabilités ou créés par la restructuration ou la division de bâtiments existants, avec l'aide de la Région, à l'exception :
  - [2 ...]2
  - [2 ...]2
  - des logements dont les occupants bénéficient des aides au déménagement et au loyer;
  - des logements pris en gestion par un opérateur immobilier visé à l'article 1er, 23°, du Code;
  [1 - des logements appartenant à une société de logement de service public achetés par les personnes qui les occupent en tant que locataires.]1
  doivent respecter les prescriptions suivantes :
  1° (La superficie minimale utilisable(en m2) du logement individuel et la superficie utilisable par ménage du logement collectif, celle-ci étant définie comme la somme de la superficie utilisable des pièces d'habitation à son usage individuel et des pièces d'habitation à usage collectif dont il peut disposer, sont fixées selon le tableau suivant :)

Bewoners	1	2	3	4	5	6
-	-	-	-	-	-	-
Aantal nodige slaapkamers
0 of 1	32	38
2		44	50	56	62
3			56	62	68	74
4				68	74	80
5					80	86

Bewoners123456

Modifications

Aantal nodige slaapkamers0 of 13238244505662356626874468748058086

Occupants	1	2	3	4	5	6
-	-	-	-	-	-	-
Nombre de chambres necessaires
0 of 1	32	38
2		44	50	56	62
3			56	62	68	74
4				68	74	80
5					80	86

Occupants123456

Modifications

Nombre de chambres necessaires0 of 13238244505662356626874468748058086

Bewoners	1	2	3	4	5	6
-	-	-	-	-	-	-
Bruikbare oppervlakte van de	16	20	24	28	32	36
dagvertrekken (in m2)

Bewoners123456

Modifications

Bruikbare oppervlakte van de162024283236dagvertrekken (in m2)

Occupants	1	2	3	4	5	6
-	-	-	-	-	-	-
Superficie utilisable des	16	20	24	28	32	36
pieces de jour (en m2)

Occupants123456

Modifications

Superficie utilisable des162024283236pieces de jour (en m2)

  Boven 6 bewoners worden deze waarden verhoogd met 4,00 m2 per bijkomende persoon;
  3° de minimale bruikbare oppervlakte van de nachtruimten van een eengezinswoning en de minimale bruikbare oppervlakte van de wooneenheid van een gemeenschappelijke woning worden vastgesteld op 8,00 m2 voor een persoon en op 10,00 m2 voor twee personen.
  In geval van renovatie, herstructurering of aankoop kunnen deze oppervlakten teruggebracht worden tot 6,50 m2 voor een slaapkamer voor een persoon en tot 9,00 m2 voor een slaapkamer voor twee personen;
  4° de vereiste plafondhoogte is :
  - 2,40 m bij nieuwbouw voor de dagruimten;
  - 2,20 m bij nieuwbouw voor de nachtruimten en de sanitaire ruimten;
  - 2,30 m voor de dagruimten van de gekochte, gerenoveerde of gecreëerde woningen door de herstructurering of de verdeling van bestaande gebouwen;
  - 2,10 m voor de nachtruimten en de sanitaire ruimten van de gekochte, gerenoveerde of gecreëerde woningen door de herstructurering of de verdeling van bestaande gebouwen;
  5° aan de natuurlijke verlichting wordt voldaan als de glazen gedeelten van de buitenramen van het woonvertrek ten minste 1/10e van de [2 bruikbare oppervlakte]2 van iedere dagruimte bedragen en 1/12e van de [3 bruikbare oppervlakte]3 van iedere nachtruimte.
  Deze waarden worden respectievelijk tot 1/12e en 1/14e teruggebracht als het gaat om glazen gedeelten van het dak;
  6°[4 ...]4
  Boven 6 bewoners moet de woning van [6 een toilet]6 binnenhuis en een tweede [6 toilet]6 voorzien zijn;
  7° de verhouding tussen de totale oppervlakte van de woning en de bruikbare oppervlakte ervan mag niet meer bedragen dan 1,4;
  8° de oppervlakte van de bergruimte in de eengezinswoning moet meer bedragen dan 6 % van de nuttige oppervlakte van de woning
  [5 § 2. Op met redenen omkleed verzoek kan de administratie de woning die één of meer tekortkomingen aan de in dit hoofdstuk bedoelde minimale gezondheidsnormen vertoont, als gezond beschouwen, ingeval de door de onderzoeker opgemerkte tekortkoming(en) van gering belang zijn en slechts geschrapt kunnen worden met de uitvoering van werken die niet in verhouding staan tot de te bereiken doelstelling. ]5

Modifications

[1] <BWG 2011-05-19/05, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 09-06-2011>

[2] <BWG 2020-12-03/41, art. 10,a, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >

[3] <BWG 2020-12-03/41, art. 10,b, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

[4] <BWG 2020-12-03/41, art. 10,c, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

[5] <BWG 2020-12-03/41, art. 10,d, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

[6] <BWG 2020-12-03/41, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

  Au-delà de 6 occupants, ces valeurs sont majorées de 4,00 m2 par personne supplémentaire;
  3° la superficie minimale utilisable des pièces de nuit d'un logement individuel et la superficie minimale utilisable de l'unité de logement d'un logement collectif sont fixées à 8,00 m2 pour une personne et à 10,00 m2 deux personnes.
  En cas de réhabilitation, de restructuration ou d'acquisition, ces superficies peuvent être réduites à 6,50 m2 pour une chambre d'une personne et à 9,00 m2 pour une chambre de deux personnes;
  4° la hauteur requise sous plafond est :
  - de 2,40 m en construction pour les pièces de jour;
  - de 2,20 m en construction pour les pièces de nuit et les locaux sanitaires;
  - de 2,30 m pour les pièces de jour des logements achetés, réhabilités ou créés par la restructuration ou la division de bâtiments existants;
  - de 2,10 m pour les pièces de nuit et les locaux sanitaires des logements achetés, réhabilités ou créés par la restructuration ou la division de bâtiments existants;
  5° l'éclairage naturel requis est respecté si les parties vitrées des baies vers l'extérieur de la pièce d'habitation atteignent au moins 1/10e de la [2 superficie utilisable]2 de toute pièce d'habitation de jour et 1/12e de la [3 superficie utilisable]3 de toute pièce d'habitation de nuit.
  Ces valeurs sont réduites respectivement à 1/12e et à 1/14e s'il s'agit de parties vitrées en toiture;
  6° [4 ...]4
  Le logement doit comprendre [6 une toilette]6 intérieur et une deuxième [6 toilette]6 au-delà de 6 occupants;
  7° le rapport entre la superficie totale du logement et sa superficie utilisable ne peut excéder 1,4;
  8° le logement individuel doit comprendre une superficie de rangement supérieure à 6 % de sa superficie utile
  [5 § 2. Sur demande motivée, l'administration peut considérer salubre, le logement présentant un ou plusieurs manquements aux critères minimaux de salubrité énumérés dans le présent chapitre dans le cas où le ou les manquements relevés sont de minime importance et ne peuvent être supprimés que moyennant la mise en oeuvre de travaux disproportionnés par rapport à l'objectif à atteindre.]5

Modifications

[1] <ARW 2011-05-19/05, art. 1, 005; En vigueur : 09-06-2011>

[2] <ARW 2020-12-03/41, art. 10,a, 006; En vigueur : indéterminée >

[3] <ARW 2020-12-03/41, art. 10,b, 006; En vigueur : 01-06-2021>

[4] <ARW 2020-12-03/41, art. 10,c, 006; En vigueur : 01-01-2022>

[5] <ARW 2020-12-03/41, art. 10,d, 006; En vigueur : 01-06-2021>

[6] <ARW 2020-12-03/41, art. 11, 006; En vigueur : 01-06-2021>

HOOFDTUK IV/1T. [1 De minimale gezondheids- en bewoonbaarheidsnormen van de microwoningen ]1

CHAPITRE IV/1. [- Les critères minimaux de salubrité et d'habitabilité des habitations légères.]1

Afdeling 1. [1 - Veiligheid ]1

Section 1re. [1 - Sécurité ]1

Art. 21/1. [1 an de minimale normen inzake stabiliteit van de buitenmantel en van de draagstructuur wordt voldaan als de microwoning geen van de volgende tekortkomingen vertoont:
   1° gebrek aan stabiliteit van de steunpunten;
   2° significante gebreken van de draagstructuur of van de buitenmantel die de stabiliteit in gevaar brengen;
   3° belangrijke ontwikkeling van huiszwam (Serpula lacrimans) of andere zwammen met gelijksoortige effecten.
   Aan de norm inzake stabiliteit van de niet-structurele bestanddelen van de microwoning zoals het dakwerk, het schrijnwerk, de trappen, de scheidingswanden en de plafonds wordt voldaan als er geen gebrek bestaat waardoor zij uiteen zouden kunnen vallen of zouden kunnen neervallen. ]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij BWG 2020-12-03/41, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art. 21/1. [1 Les critères minimaux concernant la stabilité de l'enveloppe extérieure et de la structure portante sont respectés si l'habitation légère ne présente aucun des manquements suivants :
   1° défaut de stabilité des points d'appui;
   2° défauts importants de la structure portante ou de l'enveloppe extérieure mettant en péril la stabilité;
   3° contamination importante par la mérule (Serpula lacrimans) ou par tout champignon aux effets analogues.
   Le critère de stabilité des composants non structurels de l'habitation légère tels que la couverture, les menuiseries, les escaliers, les cloisons et les plafonds est respecté s'il n'existe aucun défaut susceptible d'entraîner leur dislocation, leur chute ou leur effondrement. ]1

Modifications

[1] <Inséré par ARW 2020-12-03/41, art. 12, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Art. 21/2. [1 Aan de minimale normen inzake elektriciteits- en gasinstallaties wordt voldaan als de microwoning geen van de volgende tekortkomingen vertoont :
   1° de eigenaar is niet in staat de conformiteitsattesten overeenkomstig de vigerende reglementeringen over te leggen;
   2° deze installaties leveren een duidelijk of mogelijk gevaar op;
   3° het veiligheidspaneel van de woning en de inrichting voor het afsluiten van de elektrische installatie zijn niet permanent toegankelijk voor de bewoner;
   4° de installatie met rookgasvorming wordt niet voorzien van een afvoersysteem waarvan de goede werking gewaarborgd is en dat toegang geeft tot buitenlucht;
   5° de inrichting voor het afsluiten van de gasinstallatie is niet permanent toegankelijk voor de bewoner. ]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij BWG 2020-12-03/41, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art. 21/2. [1 Les critères minimaux liés aux installations électriques et de gaz sont respectés si l'habitation légère ne présente aucun des manquements suivants :
   1° le propriétaire n'est pas en mesure de présenter les attestations de conformité en vertu des réglementations en vigueur;
   2° ces installations présentent un caractère manifestement ou potentiellement dangereux;
   3° le tableau électrique de l'habitation et le dispositif de coupure de l'installation électrique ne sont pas accessibles en permanence à l'occupant;
   4° l'installation produisant des gaz brûlés n'est pas munie d'un dispositif d'évacuation en bon état de fonctionnement et donnant accès à l'air libre;
   5° le dispositif de coupure de l'installation de gaz n'est pas accessible en permanence à l'occupant. ]1

Modifications

[1] <Inséré par ARW 2020-12-03/41, art. 12, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Art. 21/3. [1 Aan de minimale norm inzake verwarmingsinstallatie wordt voldaan als de microwoning aan alle volgende voorwaarden voldoet :
   1° er bestaat een permanent systeem dat specifiek ontwikkeld is ofwel om de installatie van een vast verwarmingspunt mogelijk te maken, ofwel om een vast verwarmingspunt te voeden, en dit minstens in een dagvertrek;
   2° de verwarmingsinstallatie levert geen mogelijk gevaar op;
   3° wanneer er een mobiele gas-, olie- of alcoholverwarmingstoestel is, is de woning uitgerust met een koolmonoxide- (CO)-detector.; ]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij BWG 2020-12-03/41, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art. 21/3. [1 Le critère minimal lié à l'installation de chauffage est respecté si l'habitation légère satisfait à toutes les conditions suivantes :
   1° il existe un équipement permanent spécifiquement conçu pour permettre le placement d'un point de chauffage fixe, ou pour alimenter un point de chauffage fixe, et ce dans au moins une pièce d'habitation de jour;
   2° l'installation de chauffage ne présente pas un caractère manifestement dangereux;
   3° en cas de présence d'un appareil de chauffage mobile au gaz, au pétrole ou à l'alcool, l'habitation est équipée d'un détecteur de monoxyde de carbone (CO). ]1

Modifications

[1] <Inséré par ARW 2020-12-03/41, art. 3, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Art. 21/4. [1 Aan de minimale normen inzake doorgangsmogelijkheden op de vloer en de trappen wordt voldaan als de microwoning aan alle volgende voorwaarden voldoet :
   1° om iedere val te voorkomen moeten de vloeren en houten vloeren effen en standvastig zijn;
   2° de vrije hoogte van de ingang van de microwoning is 1,70 m en de breedte is 0,60 m of vormt een minimale oppervlakte van 1 m2. ]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij BWG 2020-12-03/41, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

[1]Art. 21/4. [1 Aan de minimale norm inzake sanitaire inrichting wordt voldaan als de microwoning aan alle volgende voorwaarden voldoet :

1° over een tappunt voor drinkwater voor het gebruik van het gezin dat de microwoning betrekt of over een tappunt voor drinkwater voor het gebruik van een groep bewoners beschikken;

2° over een toilet voor het gebruik van het gezin dat de microwoning betrekt of over een toilet voor het gebruik van een groep bewoners beschikken. Het lokaal waarin het toilet zich bevindt, heeft scheidingswanden.

----------

[1] <Ingevoegd bij BWG 2020-12-03/41, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art. 21/4. [1 ]1Les critères minimaux liés à la circulation au niveau des sols et des escaliers sont respectés si l'habitation légère satisfait à toutes les conditions suivantes :
   1° il n'existe pas de déformations et d'instabilité des sols et planchers, susceptibles de provoquer des chutes;
   2° la hauteur libre de l'entrée de l'habitation légère est de 1,70 m et la largeur est de 0,60 m ou constitue une superficie minimale de 1 m2.

Modifications

[1] <Inséré par ARW 2020-12-03/41, art. 4, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Afdeling 2. [1 - Sanitaire inrichting ]1

Section 2. [1 - Equipement sanitaire ]1

Afdeling 3. [1 - Waterdichtheid en verluchting ]1

Art.. }[1 Le critère minimal lié à l'équipement sanitaire est respecté si l'habitation légère satisfait à toutes les conditions suivantes :

Art. 21/6. [1 Om de gezondheid van de bewoners te waarborgen, wordt aan de minimale normen inzake waterdichtheid voldaan als de woning geen van de volgende gebreken vertoont :

Section 3. [1 - Etanchéité et ventilation]1

Art. 21/7. [1 Om de gezondheid en fysieke integriteit van de bewoners te waarborgen wordt aan de minimale norm inzake verluchting voldaan als ieder woonvertrek en iedere sanitaire ruimte voorzien zijn van ofwel een geforceerde verluchting, ofwel een opening, een rooster of een naar buiten geopende luchtkoker waarvan de oppervlakte van de vrije ruimte in open stand ten minste 70 cm2 van de wc bedraagt, 140 cm2 voor de keukens, badkamers, douche en washok en 0,08 % van de vloeroppervlakte voor de woonvertrekken en de slaapkamers. ]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij BWG 2020-12-03/41, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2021>

Art. 21/6. [1 Aux fins de garantir la santé des occupants, les critères minimaux en matière d'étanchéité sont respectés si le logement ne présente aucun des manquements suivants :
   1° infiltrations résultant de défauts qui compromettent l'étanchéité à l'eau de la toiture, des murs ou des menuiseries extérieures;
   2° humidité ascensionnelle dans les murs ou les planchers;
   3° forte condensation due aux caractéristiques techniques des diverses parois extérieures ou à l'absence ou la déficience des dispositifs permettant d'assurer la ventilation de la pièce. ]1

Modifications

[1] <Inséré par ARW 2020-12-03/41, art. 12, 006; En vigueur : 01-06-2021>

Afdeling 4. [1 Natuurlijke verlichting ]1

Art. 21/7. [1 Aux fins de garantir la santé et l'intégrité physique des occupants, le critère minimal relatif à la ventilation est respecté si toute pièce d'habitation et tout local sanitaire disposent soit d'une ventilation forcée, soit d'une ouverture, d'une grille ou d'une gaine ouvrant sur l'extérieur de l'habitation, de surface de section libre en position ouverte d'au moins 70 cm2 pour les toilettes, 140 cm2 pour les cuisines, salle de bain, douche et buanderie et 0,08 % de la superficie plancher pour les pièces de séjour et les chambres. ]1

Art. 21/8. [1 Aan de minimale norm inzake natuurlijke verlichting wordt voldaan als de totale oppervlakte van de beglaasde of soortgelijke delen van de buitenramen van het woonvertrek ten minste 1/14e van de vloeroppervlakte bedraagt in geval van verticale ruiten of 1/16e in geval van dakruiten. ]1

Section 4. [1 - Eclairage naturel ]1

Afdeling 5. [1 - Intrinsieke kenmerken van de woning die de gezondheid van de bewoners schaden ]1

Art. 21/8. [1 Le critère minimal relatif à l'éclairage naturel est respecté si la surface totale des parties vitrées ou assimilées des baies vers l'extérieur de la pièce de jour atteint au moins 1/14 de la superficie au sol en cas de vitrage vertical ou 1/16 en cas de vitrage de toiture. ]1

Art. 21/9. [1 Afdeling 5 van hoofdstuk II is van toepassing op de microwoningen. ]1

Section 5. [1 - Caractéristiques intrinsèques de l'habitation qui nuisent à la santé des occupants.]1

Afdeling 6. [1 - Configuratie en overbevolking ]1

Art. 21/9. [1 La section 5 du chapitre II s'applique aux habitations légères. ]1

Art. 21/10. [1 De woning voldoet aan de volgende bewoonbaarheidsvoorwaarden:

Section 6. [1 Configuration et surpeuplement ]1

Afdeling 7. [1 Afwijkingen ]1

Art. 21/10. [1 L'habitation répond aux conditions d'habitabilité suivantes :

Art. 21/11. [1 Onverminderd de bepalingen bedoeld in hoofdstuk IV/1 moeten de microwoningen die tegen betaling ter beschikking worden gesteld, voldoen aan de volgende voorwaarden:

Section 7. [1 - Dérogations ]1

HOOFDTUK IV/2. [1 - De minimale gezondheids- en bewoonbaarheidsnormen van de microwoningen die tegen betaling ter beschikking worden gesteld.]1

Art. 21/11.{ [1 Est considéré comme salubre, l'habitation présentant un ou plusieurs manquements aux critères minimaux de salubrité définis aux articles 21/1 à 21/9 du présent arrêté dans le cas où le ou les manquements relevés par l'enquêteur sont de minime importance et ne peuvent être supprimés que moyennant la mise en oeuvre de travaux disproportionnés par rapport à l'objectif à atteindre. ]1

HOOFDSTUK V. - Slot- en afwijkingsbepalingen.

CHAPITRE IV/2. [1 - Les critères minimaux de salubrité et d'habitabilité des habitations légères mises à disposition à titre onéreux.]1

Art.22. Het besluit van 11 februari 1999 waarbij de gezondheidsnormen, de verbeterbaarheid van de woningen, alsmede de minimumnormen voor de toekenning van subsidies worden bepaald, wordt opgeheven.

Art. 21/12. [1 Sans préjudice des dispositions visées au chapitre IV/1, les habitations légères mises à disposition à titre onéreux doivent respecter les prescriptions suivantes :
1° l'équipement sanitaire doit comporter une douche ou une baignoire avec eau chaude soit à usage du ménage occupant, soit à l'usage d'un groupe d'habitants;
2° la superficie habitable de l'habitation légère individuelle ainsi que la superficie habitable par ménage d'une habitation légère collective sont fixées selon le tableau suivant :

Habitation légère individuelle
Nombre d'occupants (x)	x = 1	x ≥ 2
Superficie minimale habitable en m²	15	La superficie minimale de 15 m² imposée pour une personne est augmentée de 5 m² par personne supplémentaire
Superficie minimale habitable d'au moins une pièce d'habitation en m²	10	15
Habitation légère collective
Nombre d'occupants (x)	x = 1	x ≥ 2
Superficie minimale habitable par ménage en m²	15	La superficie minimale de 15 m² imposée pour une personne est augmentée de 5 m² par personne supplémentaire
Superficie minimale habitable de l'unité d'habitation légère à l'usage individuel du ménage en m²	10	La superficie minimale de 10 m² imposée pour une personne est augmentée de 5 m² par personne supplémentaire

Habitation légère individuelle Nombre d'occupants (x) x = 1 x ≥ 2 Superficie minimale habitable en m215 La superficie minimale de 15 m2 imposée pour une personne est augmentée de 5 m2 par personne supplémentaire Superficie minimale habitable d'au moins une pièce d'habitation en m210 15 Habitation légère collective Nombre d'occupants (x) x = 1 x ≥ 2 Superficie minimale habitable par ménage en m215 La superficie minimale de 15 m2 imposée pour une personne est augmentée de 5 m2 par personne supplémentaire Superficie minimale habitable de l'unité d'habitation légère à l'usage individuel du ménage en m210 La superficie minimale de 10 m2 imposée pour une personne est augmentée de 5 m2 par personne supplémentaire
La superficie habitable par ménage d'une habitation légère collective est la somme de la superficie habitable des pièces d'habitation à usage individuel et des pièces d'habitation à usage collectif dont il peut disposer.]1

Modifications

[1] <ARW 2021-05-20/06, art. 1, 007; En vigueur : 31-05-2021>

Art.23. Artikel 11 van het decreet van 15 mei 2003 tot wijziging van de Waalse Huisvestingscode treedt in werking op 1 januari 2008.

CHAPITRE V. - Dispositions dérogatoires et finales.

Art.24. Artikel 4 van het decreet van 20 juli 2005 tot wijziging van de Waalse Huisvestingscode treedt in werking op 1 januari 2008.

Art.22. L'arrêté du 11 février 1999 déterminant les critères de salubrité, le caractère améliorable ou non des logements ainsi que les critères minimaux d'octroi de subventions est abrogé.

Art. 25. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008.

Art.23. L'article 11 du décret du 15 mai 2003 modifiant le Code wallon du Logement entre en vigueur le 1er janvier 2008.

Art.24. L'article 4 du décret du 20 juillet 2005 modifiant le Code wallon du Logement entre en vigueur le 1er janvier 2008.

Art. 25. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 2008.