Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
12 JULI 2007. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de integrale en sectorale voorwaarden betreffende de vaste installaties voor de productie van koude en warmte waarbij gebruik gemaakt wordt van een koelcyclus (VERTALING)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-09-2007 en tekstbijwerking tot 14-02-2023)
Titre
12 JUILLET 2007. - Arrêté du Gouvernement wallon déterminant les conditions intégrales et sectorielles relatives aux installations fixes de production de froid ou de chaleur mettant en oeuvre un cycle frigorifique(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 28-09-2007 et mise à jour au 14-02-2023)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (37)
Texte (37)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving.
CHAPITRE Ier. - Champ d'application et définitions.
Artikel 1. [1 Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen wordt gedeeltelijk omgezet bij dit besluit]1.
  
Article 1. [1 Le présent arrêté transpose partiellement la Directive 2010/31/UE du Parlement européen et du Conseil du 19 mai 2010 sur la performance énergétique des bâtiments ]1.
  
Art.2. Deze voorwaarden zijn van toepassing op de vaste installaties voor de productie van koude of warmte waarbij gebruik wordt gemaakt van een koelcyclus (met dampcompressie, absorptie of adsorptie) of van elk proces dat resulteert uit een evolutie van de techniek op dat vlak, bedoeld in de rubrieken 40.30.02.01 en 40.30.02.02 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.
Art.2. Les présentes conditions s'appliquent aux installations fixes de production de froid ou de chaleur mettant en oeuvre un cycle frigorifique (à compression de vapeur, à absorption ou à adsorption) ou par tout procédé résultant d'une évolution de la technique en la matière visées aux rubriques 40.30.02.01 et 40.30.02.02 de l'annexe Ire de l'arrêté du Gouvernement wallon du 4 juillet 2002 arrêtant la liste des projets soumis à étude d'incidences et des installations et activités classées.
Art.3. Voor de toepassing van deze voorschriften wordt verstaan onder :
  1° koelvoorziening : uitrusting voor de productie van koude of warmte waarbij gebruik wordt gemaakt van een koelcyclus (met dampcompressie, absorptie of adsorptie) of van elk proces dat resulteert uit een evolutie van de techniek op dat vlak;
  2° vaste koelvoorziening : koelvoorziening die normaal gezien niet in beweging is tijdens de werking ervan;
  3° koelvoorziening met hermetisch circuit : koelvoorziening waarin alle delen die koelmiddelen bevatten hermetisch gemaakt worden door lassen, hardsolderen of door een gelijkaardige techniek die een duurzame assemblage mogelijk maakt, waarbij de assemblage voorzien kan worden van bedekte kleppen en uitgangsopeningen die een herstel of een verwijdering volgens de regels mogelijk maken en waarvan het lekpercentage (na uittesten) onder een druk van minstens één vierde van de toegelaten maximumdruk minder dan 3 gram per jaar bedraagt;
  4° airconditioningsysteem : combinatie van alle bestanddelen die nodig zijn om de lucht te behandelen zodat de temperatuur gecontroleerd wordt of verlaagd kan worden, eventueel in samenvoeging met een controle op de verluchting, de vochtigheid of de zuiverheid van de lucht;
  5° reversibel airconditioningsysteem/warmtepompen : koelvoorziening voor airconditioning/warmtepomp waarmee de warmte op reversibele wijze onttrokken en geloosd kan worden voor zover de verdampers en de condensatoren verwisselbaar zijn in hun functies;
  6° warmtepomp : uitrusting die lage-temperatuurwarmte onttrekt uit de lucht, het water of de grond om een hogere-temperatuurwarmte voort te brengen;
  7° chloorfluorkoolwaterstof (HCFK) : een in bijlage I bedoelde organische verbinding bestaande uit koolstof, waterstof, chloor en fluor in de molecule waarvan niet meer dan drie chlooratomen aanwezig zijn;
  8° chloorfluorkoolstof (CFK) : organische verbinding bestaande uit koolstof, chloor en fluor in de molecule waarvan niet meer dan drie koolstofatomen aanwezig zijn;
  9° koelmiddel : koelvloeistof die dient voor het vervoer van warmte in een koelvoorziening die de warmte bij lage temperatuur en lage druk absorbeert en warmte bij hoge temperatuur en hoge druk loost, waarbij de toestand van die vloeistof verandert;
  10° gefluoreerd koelmiddel : koelmiddel dat voor een gedeelte of voor het geheel ervan uit HCFK of CFK bestaat;
  11° nominale koelmiddelmassa : koelmiddelmassa die een koelvoorziening bevat om te functioneren in de omstandigheden waarvoor ze ontworpen is.
  Deze waarde :
  a) is de hoeveelheid ingebracht bij de eerste inbedrijfstelling. Als de koelvoorziening in de fabriek voorzien wordt van het geheel of van een gedeelte van het koelmiddel, wordt dat deel in aanmerking genomen bij de raming van de nominale koelmiddelmassa;
  b) of wordt bepaald na lediging en vervolgens vulling van de koelvoorziening, waarbij de gasflessen vóór en na de handeling gewogen worden;
  12° relatief koelmiddelverlies : het deel van de nominale koelmiddelmassa dat over een periode van één jaar verloren gaat ingevolge de uitstoten. Het relatieve koelmiddelverlies wordt berekend op basis van de koelmiddelhoeveelheden die toegevoegd worden aan of verwijderd worden uit een koelvoorziening; die hoeveelheden worden in het controleboek geregistreerd. De vulling toegevoegd tijdens een controle die uitgevoerd wordt terwijl het relatieve koelmiddelverlies bepaald wordt, wordt in aanmerking genomen;
  13° extra koelmiddel : koelmiddelmassa toegevoegd aan een koelvoorziening om verliezen te compenseren;
  14° gebruik : gebruik van gefluoreerde koelmiddelen voor de productie, het vullen of navullen van koelvoorzieningen;
  15° lekkagedetectiesysteem : geijkte elektrische of elektronische mechanische voorziening die lekkages van gefluoreerde koelmiddelen opspoort en de uitbater of diens personeel verwittigt in geval van detectie;
  16° laag detectieniveau : concentratie van het gefluoreerde koelmiddel in de lucht waarbij het lekkagedetectiesysteem, gebaseerd op een meting van de concentratie gefluoreerd koelmiddel in de omgeving, reageert door op zijn minst een alarmsysteem in te schakelen;
  17° hoog detectieniveau : concentratie van het gefluoreerde koelmiddel in de lucht waarbij het lekkagedetectiesysteem, gebaseerd op een meting van de concentratie gefluoreerd koelmiddel in de omgeving, reageert door op zijn minst het verluchtingssysteem en een alarmsysteem in te schakelen;
  18° controleboek : document waarin de overeenkomstig artikel 19 vereiste gegevens opgenomen worden en dat te vinden is bij de koelvoorziening die het gefluoreerde koelmiddel bevat. Dat boek is hetzij een schrift, hetzij een geheel van gedrukte bladzijden, gegenereerd door de spreadsheet die ter beschikking gesteld wordt van de gespecialiseerde koeltechniekbedrijven, krachtens artikel 12, § 2, van het besluit van de Waalse Regering tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt;
  19° DGRNE : het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, vertegenwoordigd door zijn directeur-generaal of diens afgevaardigde;
  20° Minister : de Minister van Leefmilieu;
  21° gespecialiseerde koeltechnicus : elke natuurlijke persoon gespecialiseerd in het gebruik van gefluoreerde koelmiddelen die :
  a) houder is van een milieucertificaat inzake koeltechniek bedoeld in artikel 25 van het besluit van de Waalse Regering van 12 juli 2007 tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt;
  b) en namens en voor rekening van een gespecialiseerd koeltechniekbedrijf werkt, behalve als hij die handelingen uitvoert in de inrichting waarvan hij een personeelslid is;
  22° gespecialiseerd koeltechniekbedrijf : elke natuurlijke of rechtspersoon erkend overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt;
  23° deskundige energie-airconditioning : elke natuurlijke persoon die houder is van een attest voor de energie-inspectie van de airconditioningsystemen bedoeld in artikel 54 van het besluit van de Waalse Regering van 12 juli 2007 tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt;
  24° personeel belast met de technische opvolging van de koelvoorziening : het personeel aangewezen door de uitbater voor de technische opvolging van de koelvoorziening, behalve de tussenkomsten voorbehouden aan de gespecialiseerde koeltechnici;
  25° bestaande inrichting : inrichting die behoorlijk vergund en aangegeven is vóór de inwerkingtreding van dit besluit. De inrichting waarvoor de vergunningsaanvraag vóór de inwerkingtreding van dit besluit is ingediend, wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld. De ombouw of uitbreiding van een inrichting die de uitbater vóór de inwerkingtreding van dit besluit vermeld heeft in het register bedoeld in artikel 10, § 2, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld;
  26° afvalregister : het register bedoeld in artikel 59 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende gevaarlijke afvalstoffen.
Art.3. Pour l'application des présentes prescriptions, on entend par :
  1° équipement frigorifique : un équipement de production de froid ou de chaleur mettant en oeuvre un cycle frigorifique (à compression de vapeur, à absorption ou à adsorption) ou par tout procédé résultant d'une évolution de la technique en la matière;
  2° équipement frigorifique fixe : un équipement frigorifique qui n'est normalement pas en mouvement lors de son fonctionnement;
  3° équipement frigorifique à circuit hermétique : un équipement frigorifique dans lequel toutes les parties contenant des agents réfrigérants sont rendues hermétiques par soudure, brasage ou une technique similaire entraînant un assemblage permanent, ce dernier pouvant comporter des valves recouvertes et des orifices de sortie recouverts qui permettent une réparation ou une élimination dans les règles et présentent un taux de fuite testé inférieur à 3 grammes par an sous une pression d'au moins un quart de la pression maximale admise;
  4° système de climatisation : une combinaison de toutes les composantes nécessaires pour assurer une forme de traitement de l'air dans laquelle la température est contrôlée ou peut être abaissée, éventuellement en conjugaison avec un contrôle de l'aération, de l'humidité ou de la pureté de l'air;
  5° système réversible de climatisation/pompes à chaleur : un équipement frigorifique de climatisation/pompe à chaleur qui permet l'extraction et le rejet de chaleur de manière réversible dans la mesure où les évaporateurs et les condenseurs sont conçus pour être interchangeables dans leurs fonctions;
  6° pompe à chaleur : un équipement qui puise de la chaleur à basse température dans l'air, dans l'eau ou dans la terre pour fournir de la chaleur à plus haute température;
  7° hydrochlorofluorocarbone (HCFC) : un composé organique formé de carbone, d'hydrogène, de chlore et de fluor, dans la molécule duquel il n'y a pas plus de trois atomes de carbone et visé à l'annexe Ire;
  8° chloroflurocarbone (CFC) : un composé organique formé de carbone, de chlore et de fluor, dans la molécule duquel il n'y a pas plus de trois atomes de carbone;
  9° agent réfrigérant : le fluide frigorigène utilisé pour le transfert de chaleur dans un équipement frigorifique qui absorbe la chaleur à basse température et basse pression et rejette de la chaleur à haute température et haute pression impliquant un changement d'état de ce fluide;
  10° agent réfrigérant fluoré : l'agent réfrigérant composé en partie ou dans sa totalité de HCFC ou de CFC;
  11° masse nominale en agent réfrigérant : la masse d'agent réfrigérant que contient un équipement frigorifique pour fonctionner dans les conditions pour lesquelles il est conçu.
  Cette valeur est :
  a) soit la quantité introduite lors de la première mise en service. Si la totalité de l'agent réfrigérant ou une partie de celui-ci a été préchargée en usine, cette fraction est prise en compte dans l'estimation de la masse nominale en agent réfrigérant;
  b) soit déterminée en effectuant une vidange suivie d'un remplissage de l'équipement frigorifique, les bonbonnes contenant le gaz étant pesées avant et après l'opération;
  12° perte relative d'agent réfrigérant : la fraction de la masse nominale d'agent réfrigérant perdue sur une période d'un an suite aux émissions. La perte relative d'agent réfrigérant est calculée sur base des quantités d'agent réfrigérant ajoutées ou enlevées d'un équipement frigorifique, lesquelles sont consignées dans le livret de bord. La charge ajoutée lors d'un contrôle effectué simultanément à la détermination de la perte relative d'agent réfrigérant est prise en compte;
  13° appoint d'agent réfrigérant : la masse d'agent réfrigérant ajoutée à un équipement frigorifique afin de compenser les pertes;
  14° utilisation : l'utilisation d'agents réfrigérants fluorés pour la production, le chargement ou en vue de faire un appoint des équipements frigorifiques;
  15° système de détection des fuites : un dispositif mécanique, électrique ou électronique étalonné utilisé pour détecter une fuite d'agent réfrigérant fluoré qui, en cas de détection, alerte l'exploitant ou son personnel;
  16° niveau de détection bas : la concentration de l'agent réfrigérant fluoré dans l'air à laquelle le système de détection des fuites basé sur une mesure de la concentration en agent réfrigérant fluoré dans l'ambiance réagit en enclenchant au minimum un système d'alarme;
  17° niveau de détection haut : la concentration de l'agent réfrigérant fluoré dans l'air à laquelle le système de détection des fuites basé sur une mesure de la concentration en agent réfrigérant fluoré dans l'ambiance réagit en enclenchant au minimum le mécanisme de ventilation et un système d'alarme;
  18° livret de bord : le document destiné à consigner les informations requises en application de l'article 19 placé à proximité de l'équipement frigorifique contenant de l'agent réfrigérant fluoré. Ce livret consiste, soit en un carnet, soit en un ensemble de feuilles imprimées, générées par le tableur informatique mis à disposition des entreprises en technique frigorifique spécialisées, en vertu de l'article 12, § 2, de l'arrêté du Gouvernement wallon tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation;
  19° DGRNE : la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement représentée par son directeur général ou son délégué;
  20° Ministre : le Ministre de l'Environnement;
  21° technicien frigoriste spécialisé : toute personne physique spécialisée en utilisation d'agents réfrigérants fluorés qui :
  a) est titulaire d'un certificat environnemental en technique frigorifique visée à l'article 25 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 12 juillet 2007 tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation;
  b) et travaille au nom et pour le compte d'une entreprise en technique frigorifique spécialisée sauf si le technicien frigoriste spécialisé effectue ces opérations dans l'établissement dont il fait partie du personnel;
  22° entreprise en technique frigorifique spécialisée : toute personne morale ou physique agréée conformément aux dispositions de l'arrêté du Gouvernement wallon tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation;
  23° expert énergie-climatisation : toute personne physique titulaire du certificat pour l'inspection énergétique des systèmes de climatisation visé à l'article 54 de l'arrêté du Gouvernement wallon tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation;
  24° personnel ayant en charge le suivi technique de l'équipement frigorifique : le personnel désigné par l'exploitant pour assurer le suivi technique de l'équipement frigorifique, à l'exception des interventions réservées aux techniciens frigoristes spécialisés;
  25° établissement existant : un établissement dûment autorisé et déclaré avant l'entrée en vigueur du présent arrêté. L'établissement dont la demande d'autorisation a été introduite avant l'entrée en vigueur du présent arrêté est assimilé à un établissement existant. La transformation ou l'extension d'un établissement que l'exploitant a, avant l'entrée en vigueur du présent arrêté, consignée dans le registre prévu par l'article 10, § 2, du décret du 11 mars 1999 relatif au permis d'environnement est assimilé à un établissement existant;
  26° registre des déchets : le registre visé à l'article 59 de l'arrêté de l'Exécutif régional wallon du 9 avril 1992 relatif aux déchets dangereux.
HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw.
CHAPITRE II. - Implantation et construction.
Art.4. § 1. De installatie van de koelvoorziening die het gefluoreerd koelmiddel bevat voldoet aan de norm NBN EN 378 of aan de laatste herziening ervan, of aan elke andere gelijkwaardige buitenlandse norm of code van goede praktijk erkend door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt;
  § 2. De delen van een koelvoorziening die een gefluoreerd koelmiddel bevatten of kunnen bevatten worden geïnstalleerd door een gespecialiseerde koeltechnicus of onder zijn toezicht.
  Elke koelvoorziening die een gefluoreerd koelmiddel bevat wordt door een gespecialiseerde koeltechnicus in bedrijf gesteld.
  § 3. De elementen die het voorwerp kunnen zijn van lekkages van een gefluoreerd koelmiddel kunnen die niet zichtbaar zijn tijdens een dichtheidscontrole, worden gemerkt of vallen onder elke andere soortgelijke maatregel die de zichtbaarheid ervan kan vergemakkelijken.
  § 4. Omheen de leidingen wordt voorzien in een voldoende ruimte met het oog op een regelmatig onderhoud van de delen van de koelvoorziening die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, de controle op de aansluitingen en het herstel van de lekkages.
  § 5. Elke koelvoorziening die meer dan 30 kg gefluoreerd koelmiddel bevat wordt voorzien van een manometer of van een controleapparatuur voor de meting van de werkingsparameters van de koelvoorziening zodat lekkages opgespoord kunnen worden en de in artikel 22, §§ 2 en 3 bedoelde controles uitgevoerd kunnen worden.
  § 6. Wanneer een koelvoorziening met een gefluoreerd koelmiddel gevuld wordt, wordt de nominale massa gefluoreerd koelmiddel bepaald door de flessen die het vulgas bevatten vóór en na de handeling te wegen.
  § 7. Als de nominale massa gefluoreerd koelmiddel niet vermeld wordt in de documenten betreffende de koelvoorziening of als ze niet meer gekend is ingevolge wijzigingen aangebracht aan de koelvoorziening, wordt ze bepaald na lediging en vervolgens vulling van de koelvoorziening bij het eerste periodieke onderhoud waarvoor de koelvoorziening stilgelegd moet worden. De flessen die het vulgas bevatten worden vóór en na de handeling gewogen.
Art.4. § 1er. Le placement de l'équipement frigorifique contenant de l'agent réfrigérant fluoré répond à la norme NBN EN 378 ou à sa dernière révision, ou à toute autre norme étrangère équivalente ou code de bonne pratique reconnu par la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement conformément à l'article 10, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement wallon tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation.
  § 2. Les parties d'un équipement frigorifique contenant ou pouvant contenir de l'agent réfrigérant fluoré sont installées par un technicien frigoriste spécialisé ou sous la surveillance de celui-ci.
  Chaque équipement frigorifique contenant de l'agent réfrigérant fluoré est mis en service par un technicien frigoriste spécialisé.
  § 3. Les éléments susceptibles de présenter des fuites d'agent réfrigérant fluoré non visibles lors d'une vérification d'étanchéité font l'objet d'un marquage ou de toute autre disposition similaire permettant d'en améliorer leur visibilité.
  § 4. Un espace suffisant est prévu autour des tuyaux afin de permettre un entretien régulier des parties de l'équipement frigorifique contenant de l'agent réfrigérant fluoré, la vérification des raccords et la réparation des fuites.
  § 5. Chaque équipement frigorifique contenant plus de 30 kg d'agent réfrigérant fluoré est équipé de manomètres ou d'un dispositif de contrôle basé sur la mesure de paramètres de fonctionnement de l'équipement frigorifique et permettant la mise en évidence de fuites et la réalisation des contrôles prévus à l'article 22, §§ 2 et 3.
  § 6. Lors du remplissage d'un équipement frigorifique en agent réfrigérant fluoré, la masse nominale en agent réfrigérant est déterminée en effectuant une pesée des bonbonnes contenant le gaz de remplissage avant et après l'opération.
  § 7. Si la masse nominale en agent réfrigérant fluoré n'est pas mentionnée dans les documents relatifs à l'équipement frigorifique ou si celle-ci n'est plus connue suite à des modifications ayant été réalisées sur l'équipement frigorifique, cette masse est déterminée en effectuant une vidange suivie d'un remplissage de l'équipement frigorifique lors du premier entretien périodique nécessitant l'arrêt de l'équipement frigorifique. Les bonbonnes contenant le gaz de remplissage sont pesées avant et après l'opération.
Art.5. § 1. Behalve als de koelvoorziening zich in de openlucht bevindt, worden de compressoren en de circulatiepompen voor het koelmiddel van een koelvoorziening met een koelmiddelinhoud van 300 kg of meer in een machinekamer geïnstalleerd.
  De afmetingen van de machinekamer laten voldoende ruimte tussen de toestellen met het oog op het onderhoud ervan.
  § 2. De toegang tot de machinekamer is strikt voorbehouden aan het door de uitbater gemachtigde personeel.
  Elke hantering van koelvoorzieningen door niet gemachtigde personen wordt verhinderd door het afsluiten van de toegangen, het plaatsen van scheidswanden en het aanbrengen van waarschuwingen.
  De toegangsdeuren tot de machinekamer gaan open in de richting van de ontruiming van de kamer en vanaf de binnenkant.
  De verwarmingsketels, ketelhuizen, warmtegenererende verbrandingsmotoren of andere toestellen die naakte vlammen produceren of gloeiende oppervlakten vertonen, mogen niet geplaatst worden in de machinekamer bedoeld in § 1, behalve in geval van herstel en indien de uitbater of diens aangestelde verwittigd is.
  § 3. De machinekamer wordt voorzien van een hoge en lage mechanische verluchting. De verluchting gebeurt rechtstreeks naar buiten of via een leiding die rechtstreeks op de buiten geeft en vuurvast is overeenkomstig bijlage II.
  § 4. De muren, plafonds en wanden van de machinekamer zijn waterdicht en verhinderen doorsijpelingen.
Art.5. § 1er. Sauf le cas où l'équipement frigorifique se trouve à l'air libre, les compresseurs et les pompes de circulation de l'agent réfrigérant d'un équipement frigorifique d'une contenance en agent réfrigérant fluoré égale ou supérieure à 300 kg sont installés dans une salle des machines.
  La salle des machines est d'une dimension permettant un espacement suffisant entre les appareils en vue de leur entretien et de leur maintenance.
  § 2. L'accès à la salle des machines est strictement réservé au personnel autorisé par l'exploitant.
  Toute manipulation des équipements frigorifiques par des personnes non autorisées est empêchée, par la fermeture des accès, le cloisonnage ou la mise en place d'avertissements.
  Les portes d'accès de la salle des machines s'ouvrent dans le sens de l'évacuation de la salle et de l'intérieur.
  Les chaudières, chaufferies, moteurs à explosion ou à combustion interne, générateurs de chaleur ou autres appareils produisant des flammes nues ou présentant des surfaces brûlantes ne peuvent pas se trouver dans la salle des machines visée au § 1er sauf dans le cas d'une réparation et si l'exploitant ou son préposé est averti.
  § 3. La salle des machines est munie d'une ventilation mécanique haute et basse. Celle-ci est effectuée directement vers l'extérieur ou via une conduite débouchant directement à l'extérieur et résistante au feu conformément à l'annexe II.
  § 4. Les murs, plafonds et parois de la salle des machines sont imperméables à l'eau et empêchent tout suintement.
Art.6. De compressoren van de koelvoorziening die een fluorhoudend koelmiddel bevat, worden geplaatst op voldoende afstand van de scheidingsmuren van de ruimte waarin ze zich bevinden en worden voorzien van antitrillingssystemen.
Art.6. Les compresseurs de l'équipement frigorifique contenant de l'agent réfrigérant fluoré sont placés à une distance suffisante des murs mitoyens du local dans lequel ils se trouvent et sont munis de systèmes anti-vibratoires.
Art.7. § 1. De uitbaters van een koelvoorziening die 300 kg gefluoreerd koelmiddel of meer bevat, zijn verplicht één of meer lekkagedectectiesystemen te installeren.
  § 2. Gasdetectoren worden aangebracht daar waar zich een potentiële accumulatie van gefluoreerd koelmiddel kan voordoen.
  § 3. De gasdetectoren zijn voorzien van een laag en hoog detectieniveau dat de detectie van een concentratie van minstens 100 ppm en 1 000 ppm mogelijk maakt.
Art.7. § 1er. Les exploitants d'équipement frigorifique contenant 300 kg ou plus d'agent réfrigérant fluoré sont tenus d'installer un ou plusieurs systèmes de détection des fuites.
  § 2. Lorsque ceux-ci sont des détecteurs de gaz, ils sont installés aux points d'accumulation potentielle d'agent réfrigérant fluoré.
  § 3. Les détecteurs de gaz sont pourvus d'un niveau de détection bas et haut permettant respectivement la détection d'une concentration d'au moins 100 ppm et 1 000 ppm.
HOOFDSTUK III. - Exploitatie.
CHAPITRE III. - Exploitation.
Art.8. § 1. Vóór de inbedrijfstelling van de koelvoorziening die een gefluoreerd koelmiddel bevat voert een gespecialiseerde koeltechnicus een dichtheidscontrole van het koelcircuit in overdruk uit overeenkomstig de voorschriften van de norm NBN EN 378 of elke andere gelijkwaardige buitenlandse norm of code van goede praktijk erkend door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt.
  § 2. De koelvoorziening wordt in bedrijf gesteld als geen lekkage gedetecteerd wordt. De uitbater voegt een exemplaar van het door de gespecialiseerde koeltechnicus overgemaakte dichtheidsattest bij het controleboek bedoeld in artikel 19 en maakt het tweede exemplaar aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu over.
Art.8. § 1er. Avant la mise en service de l'équipement frigorifique contenant de l'agent réfrigérant fluoré, un contrôle d'étanchéité du circuit frigorifique est effectué en surpression par un technicien frigoriste spécialisé conformément aux prescriptions de la norme NBN EN 378 ou à toute autre norme étrangère équivalente ou code de bonne pratique reconnu par la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement conformément à l'article 10, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 12 juillet 2007 tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation.
  § 2. L'équipement frigorifique est mis en service lorsqu'aucune fuite n'est détectée. L'exploitant insère dans le livret de bord visé à l'article 19 un exemplaire de l'attestation d'étanchéité transmis par le technicien frigoriste spécialisé et transmet le second exemplaire à la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement.
Art.9. § 1. De uitbater geeft het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu kennis van de inbedrijfstelling of van de buitenbedrijfstelling, die definitief kan zijn of overeenkomstig artikel 23, § 2, vijfde lid, van de koelvoorziening, alsook van elke wijziging van deze gegevens. Daartoe vult hij het formulier ad hoc in. Dat formulier wordt elektronisch verzonden naar het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of, als dit niet mogelijk is, per gewone post of tegen ontvangbewijs afgegeven bij het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu.
  Het formulier is beschikbaar op de internetsite van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of op gewoon verzoek.
  § 2. Wanneer het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu de gegevens ontvangt, stuurt het naar de uitbater twee etiketten met een eenmalige identificatiecode die aangebracht moet worden op het controleboek van de koelvoorziening en op de koelvoorziening zelf.
Art.9. § 1er. L'exploitant notifie à la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement la mise en service ou hors service, définitive ou en application de l'article 23, § 2, alinéa 5, de l'équipement frigorifique ainsi que toute modification de ces données en remplissant le formulaire ad hoc. Celui-ci est envoyé par voie électronique à la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement, ou si cela n'est pas possible par pli ordinaire ou remise contre récépissé à la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement.
  Le formulaire est disponible sur le site internet de la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement ou sur simple demande.
  § 2. Lorsque la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement reçoit les informations, celle-ci envoie à l'exploitant deux étiquettes comportant un code d'identification unique à apposer sur le livret de bord de l'équipement frigorifique et sur l'équipement frigorifique visé.
Art.10. Bij elke koelvoorziening die 300 kg gefluoreerd koelmiddel of meer bevat worden de volgende gegevens aangebracht :
  1° de naam en het adres van de onderhoudsdienst;
  2° de onderrichtingen voor de buitenbedrijfstelling van de koelvoorziening in noodgeval.
Art.10. A proximité de chaque équipement frigorifique d'une contenance en agent réfrigérant fluoré égale ou supérieure à 300 kg se trouvent les informations suivantes :
  1° le nom et l'adresse du service de maintenance;
  2° les instructions sur la manière dont l'équipement frigorifique peut être mis hors service en cas d'urgence.
Art.11. CFK in een koelvoorziening worden onmiddellijk door een gespecialiseerde koeltechnicus gerecupereerd. De koelvoorziening wordt afgebroken of aangepast om te kunnen werken met een toegelaten koelmiddel.
  § 2. HCFK in koelvoorzieningen worden uiterlijk 30 mei 2015 door toegelaten koelmiddelen vervangen. Als dit niet het geval is, worden de koelvoorzieningen uiterlijk 30 mei 2015 afgebroken, behalve als de uitbater, op basis van de gegevens die in het controleboek zijn opgenomen, bewijst dat sinds minstens twee jaar geen koelmiddel is toegevoegd.
Art.11. § 1er. Si des CFC sont contenus dans un équipement frigorifique, ils sont récupérés sans délai par un technicien frigoriste spécialisé. L'équipement frigorifique est démantelé ou adapté pour pouvoir fonctionner en utilisant un agent réfrigérant autorisé.
  § 2. Les HCFC contenus dans les équipements frigorifiques sont, au plus tard pour le 30 mai 2015, remplacés par des agents réfrigérants autorisés. Si ce n'est pas le cas, ces équipements sont démantelés au plus tard le 30 mai 2015, sauf si l'exploitant démontre, sur la base des données consignées dans le livret de bord, qu'aucun appoint en agent réfrigérant n'a été effectué depuis au moins deux ans.
Art.12. Het is verboden een koelvoorziening met een gefluoreerd koelmiddel te vullen om een lekdetectietest uit te voeren.
  Het is verboden een koelvoorziening met een gefluoreerd koelmiddel te overvullen.
Art.12. Il est interdit de charger un agent réfrigérant fluoré dans un équipement frigorifique dans le but d'effectuer des essais de détection des fuites.
  Il est interdit de surcharger un équipement frigorifique en agent réfrigérant fluoré.
Art.13. § 1. Er worden maatregelen genomen om relatieve gefluoreerd koelmiddelverliezen tot maximum 5 % te beperken.
  § 2. In afwijking van § 1 mogen de koelvoorzieningen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit bestaan hoogstens de volgende relatieve gefluoreerd koelmiddelverliezen vertonen :
  1° bij de inwerkingtreding van dit besluit, 20 %;
  2° 1 jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, 15 %;
  3° 2 jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, 10 %;
  4° 3 jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, 5 %.
Art.13. § 1er. Des mesures sont prises afin de limiter les pertes relatives d'agent réfrigérant fluoré à 5 % maximum.
  § 2. Par dérogation au § 1er, les équipements frigorifiques existant avant l'entrée en vigueur du présent arrêté peuvent présenter des pertes relatives maximales d'agent réfrigérant fluoré suivantes :
  1° à l'entrée en vigueur du présent arrêté, 20 %;
  2° 1 an après l'entrée en vigueur du présent arrêté, 15 %;
  3° 2 ans après l'entrée en vigueur du présent arrêté, 10 %;
  4° 3 ans après l'entrée en vigueur du présent arrêté, 5 %.
Art.14. In geval van definitieve buitenbedrijfstelling van de koelvoorziening wordt het gefluoreerde koelmiddel binnen de maand uit de koelvoorziening verwijderd. Deze handeling kan uitgevoerd worden :
  1° door een gespecialiseerde koeltechnicus, op de plaats waar de koelvoorziening gefunctioneerd heeft. De uitbater voegt bij het controleboek een exemplaar van het verontreinigingsattest van de koelvoorziening, bedoeld in bijlage VI bij het besluit van de Waalse Regering tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt. Een ander exemplaar wordt op zichtbare wijze op de koelvoorziening aangebracht. Een laatste exemplaar wordt onmiddellijk aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu overgemaakt. De koelvoorziening mag ter plaatse afgebroken worden of voor afbraak vervoerd worden voor zover ze van dat attest voorzien is;
  2° in een bedrijf dat behoorlijk vergund is om dat soort handelingen uit te voeren. Als de koelvoorziening niet zonder voorafgaande demontering vervoerd kan worden, wordt het gefluoreerd koelmiddel in een gedeelte van het isoleerbare en dichte systeem bijeengebracht. Als alle maatregelen tot isolering van het koelmiddel zijn genomen, mag dat gedeelte van de koelvoorziening verwijderd worden en naar bovenbedoeld bedrijf vervoerd worden. De uitbater voegt bij het controleboek een attest van overname van de uitrusting of van het gedeelte van de uitrusting waarin de koelvloeistof is geïsoleerd alvorens in een vergund bedrijf te worden behandeld. Een tweede attest wordt aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu overgemaakt.
  De koelvoorziening kan pas afgebroken worden als alle vloeistoffen, zoals o.a. koelmiddelen, oliën, koude- of warmtedragende vloeistoffen volledig zijn verwijderd, overeenkomstig de voorschriften van artikel 20, § 5, van het besluit van de Waalse Regering van 12 juli 2007 tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt.
Art.14. En cas de mise hors service définitive de l'équipement frigorifique, l'agent réfrigérant fluoré est retiré de l'équipement frigorifique dans le mois. Cette opération peut être effectuée :
  1° par un technicien frigoriste spécialisé, à l'endroit où l'équipement frigorifique a fonctionné. L'exploitant joint au livret de bord un exemplaire de l'attestation de dépollution de l'équipement frigorifique, visée à l'annexe VI de l'arrêté du Gouvernement wallon tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation. Un autre exemplaire est apposé de façon visible sur l'équipement frigorifique. Un dernier exemplaire est transmis sans délai à la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement. L'équipement frigorifique ne peut être démantelé sur place ou transporté en vue de son démontage que si cette attestation est apposée sur l'équipement frigorifique;
  2° dans une entreprise dûment autorisée pour effectuer ce type d'opération. Si l'équipement frigorifique ne peut être transporté sans démontage préalable, l'agent réfrigérant est rassemblé dans une partie du système isolable et étanche. Lorsque toutes les garanties relatives au maintien du confinement de l'agent réfrigérant ont été prises, cette partie peut être retirée de l'équipement frigorifique et être transportée vers l'entreprise précitée. L'exploitant joint au livret de bord une attestation de reprise de l'équipement ou de la partie d'équipement dans laquelle a été confiné le fluide réfrigérant en vue d'être traité dans une entreprise autorisée. Une seconde attestation est transmise à la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement.
  Le démontage de l'équipement frigorifique ne pourra être effectué qu'une fois que tous les fluides tels que notamment les agents réfrigérants, les huiles, les fluides frigoporteurs ou caloporteurs ont été complètement retirés de l'équipement frigorifique, conformément aux prescriptions de l'article 20, § 5, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 12 juillet 2007 tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation.
HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie.
CHAPITRE IV. - Prévention des accidents et incendies.
Art.15. Vóór de inbedrijfstelling van een koelvoorziening die een gefluoreerd koelmiddel bevat en vóór elke wijziging van de plaats of de exploitatieomstandigheden die gevaar voor brand en brandverspreiding inhouden, geeft de uitbater de territoriaal bevoegde dienst kennis van de genomen maatregelen en van de uitrustingen waarin is voorzien inzake brand- en ontploffingspreventie en -bestrijding, met inachtneming van de bescherming van het publiek en van het leefmilieu.
Art.15. Avant la mise en service de l'équipement frigorifique contenant de l'agent réfrigérant fluoré et avant chaque modification des lieux ou des circonstances d'exploitation susceptibles de modifier les risques d'incendie ou de sa propagation, l'exploitant informe le service territorialement compétent sur les mesures prises et les équipements mis en oeuvre en matière de prévention et de lutte contre les incendies et explosions, dans le respect de la protection du public et de l'environnement.
HOOFDSTUK V. - Lucht.
CHAPITRE V. - Air.
Art.16. De opzettelijke uitstoot van een gefluoreerd koelmiddel in de lucht is niet toegelaten, behalve als hij nodig is voor de veiligheid van de personen die zich in de inrichting bevinden.
Art.16. Toute émission volontaire d'agent réfrigérant fluoré dans l'atmosphère n'est pas autorisée sauf si elle est nécessaire pour assurer la sécurité des personnes se trouvant dans l'établissement.
HOOFDSTUK VI. - Afvalstoffen.
CHAPITRE VI. - Déchets.
Art.17. Als de afvalstoffen die het gevolg zijn van de tussenkomst van een gespecialiseerd koeltechniekbedrijf niet door dit bedrijf overgenomen worden, moeten de volgende voorwaarden vervuld worden :
  1° de vaste en vloeibare afvalstoffen worden opgeslagen in recipiënten of tanks om elk gevaar voor lekkage of verspreiding te voorkomen;
  2° de uitbater voegt bij het controleboek van de koelvoorziening of bij het afvalregister een exemplaar van de gegevens betreffende de afvalstoffen die het gevolg zijn van de tussenkomsten van de gespecialiseerde koeltechnicus, waarvan het model vastligt in bijlage V bij het besluit van de Waalse Regering tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt. De uitbater zorgt ervoor dat de ophaler(s) en vervoerder(s) van die afvalstoffen kennis nemen van de aanwijzingen vermeld in punt 5.1. en dat ze de tabel invullen die opgenomen is in punt 6 van voornoemde bijlage V. De uitbater laat voornoemde gegevens vergezeld gaan van de attesten die door de ophaler(s) en vervoerder(s) worden overgemaakt;
  3° de identiteit en de termijn van de tussenkomst van de ophalers en vervoerders zijn gekend aan het einde van de tussenkomst van de gespecialiseerde koeltechnicus en worden vermeld in de gegevens bedoeld in punt 2.
Art.17. Lorsque des déchets résultant de l'intervention d'une entreprise en technique frigorifique spécialisée ne sont pas repris par celle-ci, les conditions suivantes sont respectées :
  1° les déchets liquides et solides sont stockés dans des récipients ou réservoirs permettant de prévenir tout risque de fuite ou de dispersion;
  2° l'exploitant joint au livret de bord de l'équipement frigorifique ou au registre des déchets, un exemplaire des informations relatives aux déchets résultant des interventions effectuées par le technicien frigoriste spécialisé dont le modèle est défini à l'annexe V de l'arrêté du Gouvernement wallon tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation. L'exploitant veille à ce que les collecteur(s) et transporteur(s) de ces déchets prennent connaissance des consignes figurant au point 5.1. et à ce qu'ils complètent le tableau figurant au point 6 de l'annexe V précitée. L'exploitant joint aux informations précitées les attestations remises par le(s) collecteurs et transporteur(s);
  3° l'identité et le délai d'intervention des collecteurs et transporteurs sont connues à la fin de l'intervention du technicien frigoriste spécialisé et mentionnées dans les informations visées au point 2.
Art.18. Als de afvalstoffen het gevolg zijn van de tussenkomst van het personeel dat instaat voor de technische opvolging van de koelvoorziening of van een gespecialiseerde koeltechnicus die door de uitbater van de koelvoorziening in dienst genomen wordt, moeten de volgende voorwaarden vervuld worden :
  1° de vaste en vloeibare afvalstoffen worden opgeslagen in recipiënten of tanks om elk gevaar voor lekkage of verspreiding te voorkomen;
  2° de gasvormige afvalstoffen worden opgeslagen in flessen die voldoen aan de voorschriften van artikel 21, § 1, van het besluit van de Waalse Regering tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt;
  3° de uitbater laat het controleboek of het afvalregister vergezeld gaan van de attesten overgemaakt door de ophaler(s) en vervoerder(s) die de afvalstoffen heeft (hebben) overgenomen.
Art.18. Lorsque des déchets résultent de l'intervention du personnel ayant en charge le suivi technique de l'équipement frigorifique ou d'un technicien frigoriste spécialisé employé par l'exploitant de l'équipement frigorifique, les conditions suivantes sont respectées :
  1° les déchets liquides et solides sont stockés dans des récipients ou réservoirs permettant de prévenir tout risque de fuite ou de dispersion;
  2° les déchets gazeux sont stockés dans des bouteilles conformes aux prescriptions de l'article 21, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement wallon tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation;
  3° l'exploitant joint au livret de bord ou au registre des déchets les attestations remises par le(s) collecteurs et transporteur(s) qui ont pris ces déchets en charge.
HOOFDSTUK VII. - Controle en toezicht.
CHAPITRE VII. - Contrôle et surveillance.
Art.19. Een controleboek wordt ingevuld door de gespecialiseerde koeltechnicus en, in voorkomend geval, door het personeel dat instaat voor de technische opvolging van de koelvoorziening. De uitbater is verantwoordelijk voor het bijhouden van het controleboek en gaat na of de vereiste gegevens er in opgenomen worden. Bij elke tussenkomst vermeldt het controleboek de volgende gegevens :
  1° de datum van de tussenkomst, het nummer van het getuigschrift inzake milieukennis van de gespecialiseerde koeltechnicus die de tussenkomst heeft doorgevoerd en het nummer van de tussenkomst bedoeld in artikel 10, vierde lid, van het besluit van de Waalse Regering tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt;
  2° de aard van de uitgevoerde controle-, onderhouds-, herstel- en installatiewerken;
  3° de data en de aard van de werkingsverschillen van de koelvoorziening in vergelijking met de normale werking;
  4° elke storing en elk alarm die aanleiding kunnen geven tot koelmiddelverliezen;
  5° de aard, de hoeveelheid en het type (nieuw, hergebruikt, gerecycleerd of hernieuwd) toegevoegd koelmiddel, de naam en het adres van de leveranciers en de uitvoeringsdata;
  6° de aard, de hoeveelheid geledigd koelmiddel;
  7° de aard en de hoeveelheid olie of toegevoegde secundaire vloeistof, en de uitvoeringsdata;
  8° de aard, de hoeveelheid geledigde olie of secundaire vloeistof;
  9° een omschrijving en de resultaten van de visuele en dichtheidscontroles, met inbegrip, wat de dichtheidscontrole betreft, van de aangewende controletechniek, de werkingsvoorwaarden van de koelvoorziening tijdens bedoelde controle, de nauwkeurigheidsgraad van de lekkagedetector, de identificatie van de gecontroleerde potentiële lekkagebronnen;
  10° de periodes waarin de koelvoorziening tijdelijk buiten bedrijf wordt gesteld;
  11° de jaarlijkse koelmiddelverliezen bij toevoeging van koelmiddel;
  12° de abnormaal hoge koelmiddelverliezen ingevolge een accidenteel voorval;
  13° de resultaten van de controles op de lekkagedetectieystemen;
  14° een schema van de koelvoorziening om alle circuits en mogelijke lekkagebronnen te kunnen opsporen.
  Bij elke tussenkomst wordt het controleboek medeondertekend door de gespecialiseerde koeltechnicus die de handelingen heeft uitgevoerd en door de uitbater of diens aangestelde.
Art.19. Un livret de bord est rempli par le technicien frigoriste spécialisé et, le cas échéant, le personnel ayant en charge le suivi technique de l'équipement frigorifique. L'exploitant est responsable de la bonne tenue du livret de bord et vérifie que les informations nécessaires y ont été consignées. Le livret de bord mentionne les informations suivantes lors de chaque intervention :
  1° la date de l'intervention, le numéro du certificat de compétence environnementale du technicien frigoriste spécialisé ayant effectué l'intervention et le numéro de l'intervention visé à l'article 10, alinéa 4, de l'arrêté du Gouvernement wallon tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation;
  2° la nature des travaux de contrôle, d'entretien, de réparation et d'installation effectués;
  3° les dates et la nature des écarts de fonctionnement de l'équipement frigorifique par rapport au fonctionnement normal;
  4° toutes les pannes et alarmes pouvant donner lieu à des pertes d'agent réfrigérant;
  5° la nature, la quantité et le type (nouveau, réutilisé, recyclé ou régénéré) d'agent réfrigérant ajouté, les nom et adresse des fournisseurs et les dates auxquelles cela a été effectué;
  6° la nature, la quantité d'agent réfrigérant vidangé;
  7° la nature et la quantité d'huile ou de fluide secondaire ajouté, et les dates auxquelles il a été effectué;
  8° la nature, la quantité d'huile ou de fluide secondaire vidangé;
  9° une description et les résultats des contrôles visuels et d'étanchéité en ce compris, pour la vérification d'étanchéité, la méthode de contrôle utilisée, les conditions de fonctionnement de l'équipement frigorifique lors de ce contrôle, la précision du détecteur de fuite, l'identification des sources potentielles de fuite contrôlées;
  10° les périodes de mise hors service temporaire de l'équipement frigorifique;
  11° les pertes annuelles d'agent réfrigérant lorsque l'appoint d'agent réfrigérant est effectué;
  12° les pertes d'agent réfrigérant anormalement élevées, suite à un événement accidentel;
  13° les résultats des contrôles des systèmes de détection de fuites;
  14° un schéma de l'équipement frigorifique permettant d'identifier chacun des circuits et des sources potentielles de fuite.
  Lors de chaque intervention, le livret de bord est cosigné par le technicien frigoriste spécialisé ayant réalisé les opérations et l'exploitant de l'équipement frigorifique ou son préposé.
Art.20. Het controleboek van de koelvoorziening en alle attesten die er bij gevoegd moeten worden, worden tijdens de hele werkingsduur van de koelvoorziening bewaard. Na de buitenbedrijfstelling van de koelvoorziening worden die documenten gedurende drie jaar door de uitbater bewaard. Het controleboek en alle attesten liggen ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar en [1 van het Departement Bodem en Afvalstoffen van het Operationeel directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst]1.
  
Art.20. Le livret de bord de l'équipement frigorifique et l'ensemble des attestations devant y être jointes sont conservés pendant toute la durée de fonctionnement de l'équipement frigorifique. Après la mise hors service de l'équipement frigorifique, ces documents sont conservés par l'exploitant pendant trois ans. Le livret de bord et l'ensemble des attestations sont tenus à la disposition du fonctionnaire technique, du fonctionnaire chargé de la surveillance et [1 le Département du Sol et des Déchets de la Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement du Service public de Wallonie]1.
  
Art.21. § 1. Alle interventies op de delen van een koelvoorziening die een gefluoreerd koelmiddel bevatten of kunnen bevatten, worden door gespecialiseerde koeltechnici uitgevoerd.
  § 2. Het personeel dat instaat voor de technische opvolging van de koelvoorziening die een gefluoreerd koelmiddel bevat, beschikt over de kennis betreffende de werking ervan, de onderhoudshandelingen en het dagelijkse toezicht erop. Het personeel kent de plaats van de voornaamste ventielen en de algemene schakelaars van de koelvoorziening. De interventies op de delen van de koelvoorziening die een gefluoreerd koelmiddel bevat, mogen niet door dat personeel uitgevoerd worden, behalve in noodgeval en wanneer ze nodig zijn voor de veiligheid van de personen.
Art.21. § 1er. Toutes les interventions effectuées sur les parties de l'équipement frigorifique contenant ou pouvant contenir de l'agent réfrigérant fluoré sont réalisées par des techniciens frigoristes spécialisés.
  § 2. Le personnel ayant en charge le suivi technique de l'équipement frigorifique contenant de l'agent réfrigérant fluoré dispose des connaissances relatives à son fonctionnement, aux opérations de maintenance et à sa surveillance quotidienne. Le personnel connaît l'emplacement des vannes principales et des interrupteurs généraux de l'équipement frigorifique. Des interventions effectuées sur les parties de l'équipement frigorifique contenant de l'agent réfrigérant fluoré ne peuvent être réalisées par ce personnel sauf en cas d'urgence et lorsqu'elles sont nécessaires pour assurer la sécurité des personnes.
Art. 22. § 1. Elke koelvoorziening die een gefluoreerd koelmiddel bevat, wordt op de volgende tijdstippen gecontroleerd :
  Frequentie van de periodieke controles.
Art. 22. § 1er. Chaque équipement frigorifique contenant de l'agent réfrigérant fluoré est contrôlé aux périodes suivantes :
  Fréquence des contrôles périodiques.
Nominale massa
  gefluoreerd koelmiddel
Visuele
  controle
Dichtheids
  controle
---
Minder dan 30 kg6 maanden12 maanden
30 kg of meer3 maanden6 maanden
300 kg of meer1,5 maand3 maanden
Nominale massa
  gefluoreerd koelmiddelVisuele
  controleDichtheids
  controle---Minder dan 30 kg6 maanden12 maanden30 kg of meer3 maanden6 maanden300 kg of meer1,5 maand3 maanden
Masse nominale
  en agent réfrigérant fluoré
Contrôle
  visuel
Contrôle
  d'étanchéité
---
Inférieure à 30 kg6 mois12 mois
Supérieure ou égale à 30 kg3 mois6 mois
Supérieure ou égale à 300 kg1,5 mois3 mois
Masse nominale
  en agent réfrigérant fluoréContrôle
  visuelContrôle
  d'étanchéité---Inférieure à 30 kg6 mois12 moisSupérieure ou égale à 30 kg3 mois6 moisSupérieure ou égale à 300 kg1,5 mois3 mois
  als de koelvoorziening van een lekkagedetectiesyteem is voorzien, wordt de frequentie van de dichtheidscontroles voor elke koelvoorziening waarvan de nominale massa gefluoreerd koelmiddel gelijk is aan 30 kg of meer gehalveerd.
  § 2. De visuele controles op de koelvoorziening worden uitgevoerd door het personeel dat instaat voor de technische opvolging van de koelvoorziening of door de gespecialiseerde koeltechnicus en hebben betrekking op de volgende handelingen.
  1° het drukniveau van het gefluoreerde koelmiddel meten als de koelvoorziening van manometers voorzien is, of van elke andere geschikte parameter als de koelvoorziening van een andere controleappartauur voorzien is, zoals bedoeld in artikel 4, § 5;
  2° de koelingstemperatuur meten;
  3° het niveau van het gefluoreerde koelmiddel controleren op de niveau-indicator of de vloeistofaanwijzer;
  4° nagaan of de zichtbare delen van de koelvoorziening niet door corrosie aangetast zijn;
  5° nagaan of er geen abnormale rijmvorming is;
  6° nagaan of de isolatie niet gebrekkig is;
  7° nagaan of er geen oliedruppels op de aansluitingen zijn;
  8° nagaan of de leidingen niet abnormaal trillen.
  Tijdens deze controle worden twee grafieken uitgewerkt, met name :
  1° de eerste met, op de x-as, de datum en, op de y-as, de druk gemeten door de manometer of door elke andere geschikte parameter als de koelvoorziening voorzien is van een andere controleapparatuur;
  2° de tweede met, op de x-as, de datum en, op de y-as, de gemeten temperatuur.
  Indien bij de controle onregelmatigheden of afwijkingen vastgesteld worden, wordt de koeltechnicus onmiddellijk verwittigd.
  § 3. De dichtheidscontroles worden uitgevoerd door een gespecialiseerde koeltechnicus en hebben betrekking op de elementen opgenomen in paragraaf 2, alsook op de dichtheidscontrole zoals bedoeld in artikel 16 van het besluit van de Waalse Regering tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt.
  § 4.[1 De airconditioningssystemen en de met een airconditioningssysteem gecombineerde ventilatiesystemen zijn om de vijf jaar het voorwerp van een energie-inspectie.]1.
  [1 De met een airconditioningssysteem gecombineerde ventilatiesystemen zijn die bedoeld in artikel 2, 14°, van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen.]1
  De energie-inspectie wordt uitgevoerd door een deskundige energie-airconditioning en heeft betrekking op de elementen bedoeld in artikel 2, § 1, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 12 juli 2007 tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt.
  De resultaten overgemaakt door de deskundige energie-airconditioning worden door de uitbater opgenomen in het controleboek bedoeld in artikel 19.
  [1 In afwijking van het eerste lid wordt de energie-inspectie niet uitgevoerd wanneer :
   1° het airconditioningssysteem en het met een airconditioningssysteem gecombineerde ventilatiesysteem expliciet onder een overeengekomen energieprestatiecriterium of een contractuele regeling vallen waarin een overeengekomen niveau van energie-efficiëntieverbetering is vermeld, zoals energieprestatiecontracten, of worden beheerd door een nutsbedrijf- of netwerkexploitant en daarom aan prestatiemonitoringmaatregelen aan de systeemzijde zijn onderworpen, op voorwaarde dat deze aanpak hetzelfde globale resultaat oplevert als het resultaat van de eisen bedoeld in het tweede lid; of
   2° het gebouw is uitgerust met een systeem voor gebouwautomatisering en -controle zoals bedoeld in artikel 19/3 van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen.
   Voor de toepassing van lid 5, 1°, wordt onder "energieprestatiecontract" verstaan een overeenkomst tussen de begunstigde en de leverancier van een maatregel ter verbetering van de energie-efficiëntie, die gedurende de gehele contractperiode wordt gecontroleerd en bewaakt en waarbij investeringen in werken, leveringen of diensten voor die maatregel worden vergoed op basis van een contractueel overeengekomen niveau van energie-efficiëntieverbetering of een ander overeengekomen energieprestatiecriterium, zoals financiële besparingen.]1

  
  Lorsqu'un système de détection des fuites a été installé sur l'équipement frigorifique, la fréquence des contrôles d'étanchéité pour chaque équipement frigorifique dont la masse nominale en agent réfrigérant fluoré est supérieure ou égale à 30 kg est réduite de moitié.
  § 2. Les contrôles visuels de l'équipement frigorifique sont réalisés par le personnel ayant en charge le suivi technique de l'équipement frigorifique ou le technicien frigoriste spécialisé et portent sur :
  1° le relevé du niveau de pression de l'agent réfrigérant fluoré, si l'équipement frigorifique est muni de manomètres, ou de tout autre paramètre adéquat lorsque l'équipement frigorifique est muni d'un autre dispositif de contrôle, tel que visé à l'article 4, § 5;
  2° le relevé de la température de refroidissement;
  3° la vérification du niveau de l'agent réfrigérant fluoré à l'indicateur de niveau ou au voyant de liquide;
  4° la vérification de l'absence de corrosion sur les parties visibles de l'équipement frigorifique;
  5° la vérification de l'absence de formation anormale de givre;
  6° la vérification de l'absence de défaut à l'isolation;
  7° la vérification de l'absence de gouttes d'huile sur les raccords;
  8° la vérification de l'absence de vibration anormale des tuyaux.
  Lors de ce contrôle, deux graphiques sont établis comme suit :
  1° un premier présentant en abscisse la date et en ordonnée la pression mesurée par le manomètre ou tout autre paramètre adéquat lorsque l'équipement frigorifique est muni d'un autre dispositif de contrôle;
  2° un second présentant en abscisse la date et en ordonnée la température mesurée.
  Si des anomalies ou dérives sont observées lors du contrôle, le technicien frigoriste spécialisé est averti sans délai.
  § 3. Les contrôles d'étanchéité sont réalisés par un technicien frigoriste spécialisé et portent sur les éléments repris au paragraphe 2 ainsi que sur la vérification d'étanchéité telle que visée à l'article 16 de l'arrêté du Gouvernement wallon tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation.
  § 4. [1 Les systèmes de climatisation, ainsi que les systèmes de ventilation combinés à un système de climatisation, font l'objet d'une inspection énergétique tous les cinq ans]1.
  [1 Les systèmes de ventilation combinés à un système de climatisation sont ceux visés à l'article 2, 14°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 15 mai 2014 portant exécution du décret de 28 novembre 2013 relatif à la performance énergétique des bâtiments. ]1
  L'inspection énergétique est réalisée par un expert énergie-climatisation et porte sur les éléments visés à l'article 2, § 1er, 2°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 12 juillet 2007 tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation.
  L'exploitant consigne les résultats de l'inspection énergétique transmis par l'expert énergie-climatisation dans le livret de bord visé à l'article 19.
  [1 Par dérogation à l'alinéa 1er, l'inspection énergétique n'est pas réalisée lorsque :
   1° le système de climatisation et le système de ventilation combiné au système de climatisation sont régis explicitement par un critère de performance énergétique convenu ou un accord contractuel fixant un niveau convenu d'amélioration de l'efficacité énergétique, tel qu'un contrat de performance énergétique, ou sont gérés par un gestionnaire de services d'utilité publique ou un gestionnaire de réseau et sont, par conséquent, soumis à des mesures de suivi de la performance visant les systèmes, à condition que l'incidence globale d'une telle approche soit équivalente à celle qui résulte des exigences visées à l'alinéa 2; ou
   2° le bâtiment est équipé d'un système d'automatisation et de contrôle de bâtiment tel que visé à l'article 19/3 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 15 mai 2014 portant exécution du décret du 28 novembre 2013 relatif à la performance énergétique des bâtiments.
   Pour l'application de l'alinéa 5, 1°, l'on entend par " contrat de performance énergétique ", un accord entre le bénéficiaire et le fournisseur d'une mesure visant à améliorer l'efficacité énergétique, vérifiée et surveillée pendant toute la durée du contrat, aux termes duquel les investissements de travaux, fournitures ou services dans cette mesure sont rémunérés en fonction d'un niveau d'amélioration de l'efficacité énergétique qui est contractuellement défini ou d'un autre critère de performance énergétique convenu, tel que des économies financières.]1

  
Art.23. § 1. Indien een lek wordt opgespoord, wordt het koelmiddel gerecupereerd of onmiddellijk en uiterlijk binnen 10 dagen geïsoleerd in één of meer dichte delen van de koelvoorziening. Het lek wordt hersteld.
  Het herstel is voltooid indien de herstelde elementen geen lek meer vertonen na een dichtheidscontrole.
  De dichtheid van de herstelde elementen wordt opnieuw gecontroleerd binnen een maand na het herstel.
  § 2.Als de relatieve verliezen van gefluoreerd koelmiddel berekend op basis van de in het controleboek geregistreerde toegevoegde vullingen van gefluoreerd koelmiddel hoger zijn dan de niveaus bedoeld in artikel 13, wordt het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu onmiddellijk verwittigd langs de elektronische weg of, als dit niet mogelijk is, bij aangetekend schrijven of bij schrijven met ontvangbewijs. Het formulier wordt bepaald door het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en is op zijn internetsite beschikbaar.
  De lekken worden opgespoord en het gefluoreerde koelmiddel gerecupereerd of onmiddellijk en uiterlijk binnen tien dagen geïsoleerd in één of meer dichte delen van de koelvoorziening. De nodige herstellen worden doorgevoerd.
  Het gefluoreerde koelmiddel mag in het gezamenlijke koelcircuit heringevoerd worden of het circuit mag heropend worden nadat de dichtheid van de herstelde elementen is vastgesteld, zoals bedoeld in artikel 16 van het besluit van de Waalse Regering tot voorkoming van verontreiniging bij de installatie en de inbedrijfstelling van vaste koelvoorzieningen die een gefluoreerd koelmiddel bevatten, alsook in geval van interventie op deze voorzieningen, en waarbij de energieprestatie van de airconditioningssystemen gewaarborgd wordt.
  De dichtheid van de herstelde elementen wordt opnieuw gecontroleerd binnen drie maanden na het herstel.
  In voorkomend geval wordt een gefluoreerd koelmiddel toegevoegd en wordt het relatieve koelmiddelverlies geschat. Als het relatieve koelmiddelverlies nog steeds hoger is dan de niveaus bedoeld in artikel 13, wordt het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu verwittigd overeenkomstig het eerste lid en wordt de koelvoorziening zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen twaalf maanden na de vaststelling definitief buiten bedrijf gesteld.
  Indien het om technische redenen onmogelijk is om de koelvoorziening binnen twaalf maanden buiten bedrijf te stellen, moet de termijn zo kort mogelijk zijn en verwittigt de uitbater het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu. Die termijn mag 1 januari 2015 niet overschrijden.
Art.23. § 1er. Si une fuite est détectée, l'agent réfrigérant fluoré est récupéré ou isolé immédiatement et au plus tard dans les 10 jours dans une ou plusieurs parties étanches de l'équipement frigorifique et la fuite est réparée.
  La réparation est achevée lorsqu'une vérification d'étanchéité des éléments réparés ne permet plus de détecter aucune fuite.
  Dans un délai d'un mois suivant la réparation, l'étanchéité des éléments ayant fait l'objet d'une réparation, est à nouveau vérifiée.
  § 2. Lorsque les pertes relatives d'agent réfrigérant fluoré déterminées sur base des charges d'agent réfrigérant ajoutées et notées dans le livret de bord, sont supérieures aux niveaux prévus à l'article 13, la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement en est informée sans délai par voie électronique ou, si cela n'est pas possible, par lettre recommandée ou remise contre récépissé. Le formulaire est déterminé par la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement et se trouve sur son site internet.
  Les fuites sont détectées et l'agent réfrigérant fluoré est récupéré ou isolé immédiatement et au plus tard dans les dix jours dans une ou plusieurs parties étanches de l'équipement frigorifique et les réparations nécessaires sont effectuées.
  L'agent réfrigérant fluoré ne peut être réintroduit dans l'ensemble du circuit frigorifique ou le circuit ne peut être rouvert que si une vérification de l'étanchéité des éléments réparés, telle que visée à l'article 16 de l'arrêté du Gouvernement wallon tendant à prévenir la pollution lors de l'installation et la mise en service des équipements frigorifiques fixes contenant de l'agent réfrigérant fluoré ainsi qu'en cas d'intervention sur ces équipements et à assurer la performance énergétique des systèmes de climatisation, ne permet de détecter aucune fuite.
  Dans un délai de trois mois suivant la réparation, une nouvelle vérification de l'étanchéité des éléments ayant fait l'objet d'une réparation est mise en oeuvre.
  Un appoint en agent réfrigérant fluoré est effectué, s'il échet, et la perte relative d'agent réfrigérant est estimée. Si la perte relative d'agent réfrigérant est toujours supérieure aux niveaux prévus à l'article 13, la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement en est informée conformément à l'alinéa 1er et l'équipement frigorifique est mis hors service définitivement le plus rapidement possible et au plus tard dans les douze mois de ce constat.
  Si, pour des raisons de complexité technique, il est impossible de procéder à cette mise hors service dans les douze mois, le délai est le plus court possible et l'exploitant le signale à la Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement. Ce délai ne peut dépasser le 1er janvier 2015.
Art.24. De uitbater laat de vlotte werking van de in artikel 7 bedoelde lekkagedetectiesystemen jaarlijks controleren.
Art.24. L'exploitant fait contrôler annuellement le bon fonctionnement des systèmes de détection des fuites visés à l'article 7.
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen.
CHAPITRE VIII. - Dispositions transitoires et finales.
Art.25. Dit besluit is van toepassing op de bestaande inrichtingen zodra het in werking treedt.
  In afwijking van het eerste lid
  (1° zijn de artikelen 4, §§ 1 tot 6, 5, § 1, § 2, vierde lid, en § 4, en 6 en 8 niet van toepassing op de bestaande inrichtingen;)
  2° treedt artikel 7 in werking op 1 januari 2008;
  3° treedt artikel 9 in werking op 1 januari 2009 en is het ook van toepassing op de bestaande inrichtingen die in bedrijf zijn gesteld.
Art.25. Le présent arrêté s'applique aux établissements existants dès son entrée en vigueur.
  Par dérogation à l'alinéa 1er :
  (1° les articles 4, §§ 1er à 6, 5, § 1er, § 2, alinéa 4, et § 4, et 6 et 8 ne s'appliquent pas aux établissements existants;)
  2° l'article 7 entre en vigueur le 1er janvier 2008;
  3° l'article 9 entre en vigueur le 1er janvier 2009 et s'applique également aux établissements existants mis en service.
Art.26. De Minister van Leefmilieu en de Minister van Energie zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.26. Le Ministre de l'Environnement et le Ministre qui a l'Energie dans ses attributions sont chargés d'exécuter le présent arrêté.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage 1. - Tabel
Art. N1. Annexe I. Tableau.
CHFCI2HCFC-21
CHF2CIHCFC-22
CH2FCIHCFC-31
C2HFCI4HCFC-121
C2HF2CI3HCFC-122
C2HF3CI2HCFC-123
C2HF4CIHCFC-124
C2H2FCI3HCFC-131
C2H2F2CI2HCFC-132
C2H2F3CIHCFC-133
C2H3FCI2HCFC-141
CH3CFCI2HCFC-141b
C2H3F2CIHCFC-142
CH3CF2CIHCFC-142b
C2H4FCIHCFC-151
C3HFCI6HCFC-221
C3HF2CI5HCFC-222
C3HF3CI4HCFC-223
C3HF4CI3HCFC-224
C3HF5CI2HCFC-225
CF3CF2CHCI2HCFC-225ca
CF2CICF2CHCIFHCFC-225cb
C3HF6CIHCFC-226
C3H2FCI5HCFC-231
C3H2F2CI4HCFC-232
C3H2F3CI3HCFC-233
C3H2F4CI2HCFC-234
C3H2F5CIHCFC-235
C3H3FCI4HCFC-241
C3H3F2CI3HCFC-242
C3H3F3CI2HCFC-243
C3H3F4CIHCFC-244
C3H4FCI3HCFC-251
C3H4F2CI2HCFC-252
C3H4F3CIHCFC-253
C3H5CI2HCFC-261
C3H5F2CIHCFC-262
C3H6FCIHCFC-271
CHFCI2HCFC-21CHF2CIHCFC-22CH2FCIHCFC-31C2HFCI4HCFC-121C2HF2CI3HCFC-122C2HF3CI2HCFC-123C2HF4CIHCFC-124C2H2FCI3HCFC-131C2H2F2CI2HCFC-132C2H2F3CIHCFC-133C2H3FCI2HCFC-141CH3CFCI2HCFC-141bC2H3F2CIHCFC-142CH3CF2CIHCFC-142bC2H4FCIHCFC-151C3HFCI6HCFC-221C3HF2CI5HCFC-222C3HF3CI4HCFC-223C3HF4CI3HCFC-224C3HF5CI2HCFC-225CF3CF2CHCI2HCFC-225caCF2CICF2CHCIFHCFC-225cbC3HF6CIHCFC-226C3H2FCI5HCFC-231C3H2F2CI4HCFC-232C3H2F3CI3HCFC-233C3H2F4CI2HCFC-234C3H2F5CIHCFC-235C3H3FCI4HCFC-241C3H3F2CI3HCFC-242C3H3F3CI2HCFC-243C3H3F4CIHCFC-244C3H4FCI3HCFC-251C3H4F2CI2HCFC-252C3H4F3CIHCFC-253C3H5CI2HCFC-261C3H5F2CIHCFC-262C3H6FCIHCFC-271
CHFCI2HCFC-21
CHF2CIHCFC-22
CH2FCIHCFC-31
C2HFCI4HCFC-121
C2HF2CI3HCFC-122
C2HF3CI2HCFC-123
C2HF4CIHCFC-124
C2H2FCI3HCFC-131
C2H2F2CI2HCFC-132
C2H2F3CIHCFC-133
C2H3FCI2HCFC-141
CH3CFCI2HCFC-141b
C2H3F2CIHCFC-142
CH3CF2CIHCFC-142b
C2H4FCIHCFC-151
C3HFCI6HCFC-221
C3HF2CI5HCFC-222
C3HF3CI4HCFC-223
C3HF4CI3HCFC-224
C3HF5CI2HCFC-225
CF3CF2CHCI2HCFC-225ca
CF2CICF2CHCIFHCFC-225cb
C3HF6CIHCFC-226
C3H2FCI5HCFC-231
C3H2F2CI4HCFC-232
C3H2F3CI3HCFC-233
C3H2F4CI2HCFC-234
C3H2F5CIHCFC-235
C3H3FCI4HCFC-241
C3H3F2CI3HCFC-242
C3H3F3CI2HCFC-243
C3H3F4CIHCFC-244
C3H4FCI3HCFC-251
C3H4F2CI2HCFC-252
C3H4F3CIHCFC-253
C3H5CI2HCFC-261
C3H5F2CIHCFC-262
C3H6FCIHCFC-271
CHFCI2HCFC-21CHF2CIHCFC-22CH2FCIHCFC-31C2HFCI4HCFC-121C2HF2CI3HCFC-122C2HF3CI2HCFC-123C2HF4CIHCFC-124C2H2FCI3HCFC-131C2H2F2CI2HCFC-132C2H2F3CIHCFC-133C2H3FCI2HCFC-141CH3CFCI2HCFC-141bC2H3F2CIHCFC-142CH3CF2CIHCFC-142bC2H4FCIHCFC-151C3HFCI6HCFC-221C3HF2CI5HCFC-222C3HF3CI4HCFC-223C3HF4CI3HCFC-224C3HF5CI2HCFC-225CF3CF2CHCI2HCFC-225caCF2CICF2CHCIFHCFC-225cbC3HF6CIHCFC-226C3H2FCI5HCFC-231C3H2F2CI4HCFC-232C3H2F3CI3HCFC-233C3H2F4CI2HCFC-234C3H2F5CIHCFC-235C3H3FCI4HCFC-241C3H3F2CI3HCFC-242C3H3F3CI2HCFC-243C3H3F4CIHCFC-244C3H4FCI3HCFC-251C3H4F2CI2HCFC-252C3H4F3CIHCFC-253C3H5CI2HCFC-261C3H5F2CIHCFC-262C3H6FCIHCFC-271
Art. N2. Bijlage II.
  Voor de mechanische verluchting wordt gebruik gemaakt van elektrische ventilatoren die een luchtdebiet uit de machinekamer kunnen uitstoten dat minstens gelijk is aan :
  q/v = 50 x G2/3
  waarbij q/v = luchtdebiet in m3/u
  en G = vullingsmassa (in kg) koelmiddel van de koelvoorziening die het meeste gefluoreerde koelmiddel bevat.
Art. N2. Annexe II.
   La ventilation mécanique est assurée par des ventilateurs mus électriquement, capables de refouler et d'évacuer hors de la salle des machines un débit d'air au moins égal à :
  q/v = 50 x G2/3
  où q/v = débit d'air en m3/h
  et G = masse (en kg) de charge en agent réfrigérant de l'équipement frigorifique contenant le plus d'agent réfrigérant fluoré.