Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit worden als akten beschouwd, ieder document dat wordt gebruikt om het slagen in een proef of het beëindigen met vrucht van gevolgde studies of een opleiding gedurende een door de akte vermelde periode te bevestigen.
Voor de toepassing van dit besluit zijn geen akten, de documenten uitgereikt in :
1° het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvormen 1 en 2, in de Vlaamse Gemeenschap;
2° " l'enseignement spécialisé " van de opleidingsvormen 1 en 2, in de Franse Gemeenschap;
3° " die Sonderbildung " van de opleidingsvormen 1 en 2, in de Duitstalige Gemeenschap.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
21 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten op het gebied van lichaamsverzorging, van opticien, dentaaltechnicus en begrafenisondernemer. (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij BVR2017-07-14/07, art. 1,6°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-03-2007 en tekstbijwerking tot 29-03-2024)
Titre
21 DECEMBRE 2006. - Arrêté royal relatif à la compétence professionnelle pour l'exercice des activités indépendantes relatives aux soins corporels, d'opticien, de technicien dentaire et d'entrepreneur de pompes funèbres. (NOTE : abrogé pour la Région flamande par AGF2017-07-14/07, art. 1,6°, 003; En vigueur : 01-01-2018) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 23-03-2007 et mise à jour au 29-03-2024)
Informations sur le document
Numac: 2007022161
Datum: 2006-12-21
Info du document
Numac: 2007022161
Date: 2006-12-21
Table des matières
TITEL I. - Definities en algemene bepalingen.
TITEL II. - De activiteiten en de beroepsbekwaa...
HOOFDSTUK I. - Kapper/kapster.
HOOFDSTUK II. - Diverse verzorging.
Afdeling I. - Schoonheidsspecialist(e).
Afdeling II. - Voetverzorg(st)er.
Afdeling II. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.[1 ...
Afdeling II. WAALS_GEWEST. [1 ...]1
Afdeling III. - Masseur/masseuse.
Afdeling III. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [...
Afdeling III. WAALS_GEWEST.[1 ...]1
HOOFDSTUK III. - Opticien.
HOOFDSTUK IV. - Dentaaltechnicus.
HOOFDSTUK IV. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.[1...
HOOFDSTUK IV. WAALS_GEWEST. [1 ...]1
HOOFDSTUK V. - Begrafenisondernemer.
TITEL III. - Opheffingsbepalingen.
TITEL IV. - Overgangs- en uitvoeringsbepalingen.
Table des matières
TITRE Ier. - Définitions et dispositions généra...
TITRE II. - Les activités et les compétences pr...
CHAPITRE Ier. - Coiffeur/coiffeuse.
CHAPITRE II. - Soins divers.
Section Ire. - Esthéticien(ne).
Section II. - Pédicure.
Section II. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ...]1
Section II. REGION_WALLONNE. [1 ...]1
Section III. - Masseur/masseuse.
Section III. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ....
Section III. REGION_WALLONNE. [1 ...]1
CHAPITRE III. - Opticien.
CHAPITRE IV. - Technicien dentaire.
CHAPITRE IV. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.[1 ...]1
CHAPITRE IV. REGION_WALLONNE. [1 ...]1
CHAPITRE V. - Entrepreneur de pompes funèbres.
TITRE III. - Dispositions abrogatoires.
TITRE IV. - Dispositions transitoires et d'exéc...
Tekst (74)
Texte (74)
TITEL I. - Definities en algemene bepalingen.
TITRE Ier. - Définitions et dispositions générales.
Article 1. Sont considérés comme titres, pour l'application du présent arrêté, tout document confirmant avoir réussi un examen ou avoir terminé avec fruit des études ou une formation suivies pendant une période attestée par le titre.
Ne sont pas des titres pour l'application du présent arrêté, les documents délivrés par :
1° " het buitengewoon onderwijs " des formes 1 et 2, dans la Communauté flamande;
2° l'enseignement spécialisé des formes 1 et 2, dans la Communauté française;
3° " die Sonderbildung " des formes 1 et 2, dans la Communauté germanophone.
Ne sont pas des titres pour l'application du présent arrêté, les documents délivrés par :
1° " het buitengewoon onderwijs " des formes 1 et 2, dans la Communauté flamande;
2° l'enseignement spécialisé des formes 1 et 2, dans la Communauté française;
3° " die Sonderbildung " des formes 1 et 2, dans la Communauté germanophone.
Art.2. Iedere kleine en middelgrote onderneming, natuurlijke persoon of rechtspersoon, die door dit besluit beoogde activiteiten gewoonlijk en zelfstandig als hoofd- of als nevenberoep wil uitoefenen, moet bewijzen te beschikken over de in dit besluit vastgestelde beroepsbekwaamheid.
Art.2. Toute petite et moyenne entreprise, personne physique ou personne morale, désireuse d'exercer des activités professionnelles, visées par le présent arrêté, de manière habituelle et indépendante, à titre principal ou à titre complémentaire, doit prouver disposer de la compétence professionnelle, fixée par le présent arrêté.
Art.3. § 1. De beroepsbekwaamheid wordt bewezen met :
1° de akten vermeld in dit besluit;
2° of met een niet in dit besluit vermelde akte wanneer de Minister bevoegd voor de Middenstand, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met de eisen van dit besluit;
3° of met een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding, uitgereikt door een andere lidstaat van de Europese Unie, in overeenstemming met de richtlijnen van de Raad en het Parlement van de Europese Unie;
4° of met een praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties :
a) geschoolde arbeider in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen;
b) zelfstandig ondernemingshoofd;
c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst.
§ 2. Indien de praktijkervaring als hoofdberoep werd verworven of voltijds en effectief werd gepresteerd, duurt ze :
1° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien en dentaaltechnicus;
2° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° twee jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° één jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van voetverzorg(st)er en masseur/masseuse.
Indien ze als nevenberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze :
1° acht jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien en dentaaltechnicus;
2° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° twee jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van voetverzorg(st)er en masseur/masseuse.
§ 3. Een praktijkervaring kan in de volgende omstandigheden niet in aanmerking worden genomen :
1° wanneer ze werd verworven met overtreding van de bepalingen van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;
2° wanneer ze werd verricht vóór de achttiende verjaardag;
3° wanneer ze buiten de periode van vijftien jaar valt, die de aanvraag om inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat.
§ 4. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° ieder document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd :
a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;
b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;
c) eventueel de aard van de praktijkervaring;
d) het tewerkstellingspercentage;
2° wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit : een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken en de bevoegdheden vermeldt.
§ 5. Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 6. Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 7. Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
1° de akten vermeld in dit besluit;
2° of met een niet in dit besluit vermelde akte wanneer de Minister bevoegd voor de Middenstand, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met de eisen van dit besluit;
3° of met een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding, uitgereikt door een andere lidstaat van de Europese Unie, in overeenstemming met de richtlijnen van de Raad en het Parlement van de Europese Unie;
4° of met een praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties :
a) geschoolde arbeider in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen;
b) zelfstandig ondernemingshoofd;
c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst.
§ 2. Indien de praktijkervaring als hoofdberoep werd verworven of voltijds en effectief werd gepresteerd, duurt ze :
1° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien en dentaaltechnicus;
2° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° twee jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° één jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van voetverzorg(st)er en masseur/masseuse.
Indien ze als nevenberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze :
1° acht jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien en dentaaltechnicus;
2° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° twee jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van voetverzorg(st)er en masseur/masseuse.
§ 3. Een praktijkervaring kan in de volgende omstandigheden niet in aanmerking worden genomen :
1° wanneer ze werd verworven met overtreding van de bepalingen van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;
2° wanneer ze werd verricht vóór de achttiende verjaardag;
3° wanneer ze buiten de periode van vijftien jaar valt, die de aanvraag om inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat.
§ 4. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° ieder document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd :
a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;
b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;
c) eventueel de aard van de praktijkervaring;
d) het tewerkstellingspercentage;
2° wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit : een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken en de bevoegdheden vermeldt.
§ 5. Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 6. Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 7. Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
Art.3. § 1er. La compétence professionnelle est prouvée par :
1° les titres mentionnés dans le présent arrêté;
2° ou un titre non repris dans le présent arrêté, après vérification par le Ministre qui a les Classes moyennes dans ses attributions, de la conformité du programme d'études avec les exigences du présent arrêté;
3° ou une attestation d'exercice d'activités et de formation reçue, délivrée par un autre Etat membre de l'Union européenne, conformément aux directives du Conseil et du Parlement de l'Union européenne;
4° ou une pratique professionnelle dans l'activité concernée, dans les qualités suivantes ou la combinaison de celles-ci :
a) ouvrier qualifié au sens de la convention collective de travail applicable, employé ayant une fonction dirigeante ou à caractère technique, ou aidant indépendant au sens de la réglementation relative au statut social des travailleurs indépendants;
b) chef d'entreprise indépendant;
c) dirigeant d'entreprise sans être lié par un contrat de travail.
§ 2. Si elle a été acquise à titre principal ou à temps plein et été effectivement prestée, la durée de la pratique professionnelle est de :
1° cinq ans pour ce qui concerne les activités professionnelles d'opticien et de technicien dentaire;
2° trois ans pour ce qui concerne l'activité professionnelle d'esthéticien(ne);
3° deux ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de coiffeur/coiffeuse et d'entrepreneur de pompes funèbres;
4° un an pour ce qui concerne les activités professionnelles de pédicure et de masseur/masseuse.
Si elle a été acquise à titre complémentaire ou de façon partielle, la durée est de :
1° huit ans pour ce qui concerne les activités professionnelles d'opticien et de technicien dentaire;
2° cinq ans pour ce qui concerne l'activité professionnelle d'esthéticien(ne);
3° trois ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de coiffeur/coiffeuse et d'entrepreneur de pompes funèbres;
4° deux ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de pédicure et de masseur/masseuse.
§ 3. Une pratique professionnelle ne peut être prise en considération dans les circonstances suivantes :
1° lorsqu'elle a été acquise en infraction avec la loi-programme du 10 février 1998 pour la promotion de l'entreprise indépendante;
2° lorsqu'elle a été exercée avant le dix-huitième anniversaire;
3° lorsqu'elle tombe en dehors des quinze années qui précèdent la demande d'inscription en tant que commerçant ou artisan dans la Banque-Carrefour des Entreprises.
§ 4. Une pratique professionnelle salariée est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° tout document ou enregistrement établi suivant la réglementation relative à la sécurité sociale, et délivré ou communiqué par un service public, ou un établissement chargé d'un service public, confirmant :
a) l'identité de l'employeur et du salarié;
b) les dates de début et de fin de la pratique professionnelle;
c) éventuellement la nature de la pratique professionnelle;
d) le rythme de l'emploi;
2° si le document ou l'enregistrement visé en 1°, ne contient pas suffisamment d'informations relatives à la nature de l'activité : une attestation patronale qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées et les compétences.
§ 5. Une pratique professionnelle de chef d'entreprise indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° l'inscription en tant que commerçant ou artisan dans la Banque-Carrefour des Entreprises;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 6. Une pratique professionnelle de dirigeant d'entreprise sans être lié par un contrat de travail, est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° la nomination, telle qu'elle est publiée dans les annexes au Moniteur belge ;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 7. Une pratique professionnelle d'aidant indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° une attestation du chef d'entreprise indépendant qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées, les compétences et les dates de début et de fin de l'activité;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
1° les titres mentionnés dans le présent arrêté;
2° ou un titre non repris dans le présent arrêté, après vérification par le Ministre qui a les Classes moyennes dans ses attributions, de la conformité du programme d'études avec les exigences du présent arrêté;
3° ou une attestation d'exercice d'activités et de formation reçue, délivrée par un autre Etat membre de l'Union européenne, conformément aux directives du Conseil et du Parlement de l'Union européenne;
4° ou une pratique professionnelle dans l'activité concernée, dans les qualités suivantes ou la combinaison de celles-ci :
a) ouvrier qualifié au sens de la convention collective de travail applicable, employé ayant une fonction dirigeante ou à caractère technique, ou aidant indépendant au sens de la réglementation relative au statut social des travailleurs indépendants;
b) chef d'entreprise indépendant;
c) dirigeant d'entreprise sans être lié par un contrat de travail.
§ 2. Si elle a été acquise à titre principal ou à temps plein et été effectivement prestée, la durée de la pratique professionnelle est de :
1° cinq ans pour ce qui concerne les activités professionnelles d'opticien et de technicien dentaire;
2° trois ans pour ce qui concerne l'activité professionnelle d'esthéticien(ne);
3° deux ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de coiffeur/coiffeuse et d'entrepreneur de pompes funèbres;
4° un an pour ce qui concerne les activités professionnelles de pédicure et de masseur/masseuse.
Si elle a été acquise à titre complémentaire ou de façon partielle, la durée est de :
1° huit ans pour ce qui concerne les activités professionnelles d'opticien et de technicien dentaire;
2° cinq ans pour ce qui concerne l'activité professionnelle d'esthéticien(ne);
3° trois ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de coiffeur/coiffeuse et d'entrepreneur de pompes funèbres;
4° deux ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de pédicure et de masseur/masseuse.
§ 3. Une pratique professionnelle ne peut être prise en considération dans les circonstances suivantes :
1° lorsqu'elle a été acquise en infraction avec la loi-programme du 10 février 1998 pour la promotion de l'entreprise indépendante;
2° lorsqu'elle a été exercée avant le dix-huitième anniversaire;
3° lorsqu'elle tombe en dehors des quinze années qui précèdent la demande d'inscription en tant que commerçant ou artisan dans la Banque-Carrefour des Entreprises.
§ 4. Une pratique professionnelle salariée est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° tout document ou enregistrement établi suivant la réglementation relative à la sécurité sociale, et délivré ou communiqué par un service public, ou un établissement chargé d'un service public, confirmant :
a) l'identité de l'employeur et du salarié;
b) les dates de début et de fin de la pratique professionnelle;
c) éventuellement la nature de la pratique professionnelle;
d) le rythme de l'emploi;
2° si le document ou l'enregistrement visé en 1°, ne contient pas suffisamment d'informations relatives à la nature de l'activité : une attestation patronale qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées et les compétences.
§ 5. Une pratique professionnelle de chef d'entreprise indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° l'inscription en tant que commerçant ou artisan dans la Banque-Carrefour des Entreprises;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 6. Une pratique professionnelle de dirigeant d'entreprise sans être lié par un contrat de travail, est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° la nomination, telle qu'elle est publiée dans les annexes au Moniteur belge ;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 7. Une pratique professionnelle d'aidant indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° une attestation du chef d'entreprise indépendant qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées, les compétences et les dates de début et de fin de l'activité;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
Art.3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. § 1. De beroepsbekwaamheid wordt bewezen met :
1° de akten vermeld in dit besluit;
2° of met een niet in dit besluit vermelde akte wanneer de Minister bevoegd voor de Middenstand, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met de eisen van dit besluit;
3° of met een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding, uitgereikt door een andere lidstaat van de Europese Unie, in overeenstemming met de richtlijnen van de Raad en het Parlement van de Europese Unie;
4° of met een praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties :
a) geschoolde arbeider in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen;
b) zelfstandig ondernemingshoofd;
c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst.
§ 2. Indien de praktijkervaring als hoofdberoep werd verworven of voltijds en effectief werd gepresteerd, duurt ze :
1° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien [1 ...]1;
2° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° twee jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° [1 ...]1
Indien ze als nevenberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze :
1° acht jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien [1 ...]1;
2° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° [1 ...]1
§ 3. Een praktijkervaring kan in de volgende omstandigheden niet in aanmerking worden genomen :
1° wanneer ze werd verworven met overtreding van de bepalingen van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;
2° wanneer ze werd verricht vóór de achttiende verjaardag;
3° wanneer ze buiten de periode van vijftien jaar valt, die de aanvraag om inschrijving [1 ...]1 in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat.
§ 4. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° ieder document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd :
a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;
b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;
c) eventueel de aard van de praktijkervaring;
d) het tewerkstellingspercentage;
2° wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit : een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken en de bevoegdheden vermeldt.
§ 5. Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de inschrijving als [1 onderneming]1 in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 6. Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 7. Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
1° de akten vermeld in dit besluit;
2° of met een niet in dit besluit vermelde akte wanneer de Minister bevoegd voor de Middenstand, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met de eisen van dit besluit;
3° of met een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding, uitgereikt door een andere lidstaat van de Europese Unie, in overeenstemming met de richtlijnen van de Raad en het Parlement van de Europese Unie;
4° of met een praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties :
a) geschoolde arbeider in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen;
b) zelfstandig ondernemingshoofd;
c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst.
§ 2. Indien de praktijkervaring als hoofdberoep werd verworven of voltijds en effectief werd gepresteerd, duurt ze :
1° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien [1 ...]1;
2° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° twee jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° [1 ...]1
Indien ze als nevenberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze :
1° acht jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien [1 ...]1;
2° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° [1 ...]1
§ 3. Een praktijkervaring kan in de volgende omstandigheden niet in aanmerking worden genomen :
1° wanneer ze werd verworven met overtreding van de bepalingen van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;
2° wanneer ze werd verricht vóór de achttiende verjaardag;
3° wanneer ze buiten de periode van vijftien jaar valt, die de aanvraag om inschrijving [1 ...]1 in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat.
§ 4. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° ieder document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd :
a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;
b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;
c) eventueel de aard van de praktijkervaring;
d) het tewerkstellingspercentage;
2° wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit : een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken en de bevoegdheden vermeldt.
§ 5. Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de inschrijving als [1 onderneming]1 in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 6. Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 7. Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
Modifications
Art.3 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
§ 1er. La compétence professionnelle est prouvée par :
1° les titres mentionnés dans le présent arrêté;
2° ou un titre non repris dans le présent arrêté, après vérification par le Ministre qui a les Classes moyennes dans ses attributions, de la conformité du programme d'études avec les exigences du présent arrêté;
3° ou une attestation d'exercice d'activités et de formation reçue, délivrée par un autre Etat membre de l'Union européenne, conformément aux directives du Conseil et du Parlement de l'Union européenne;
4° ou une pratique professionnelle dans l'activité concernée, dans les qualités suivantes ou la combinaison de celles-ci :
a) ouvrier qualifié au sens de la convention collective de travail applicable, employé ayant une fonction dirigeante ou à caractère technique, ou aidant indépendant au sens de la réglementation relative au statut social des travailleurs indépendants;
b) chef d'entreprise indépendant;
c) dirigeant d'entreprise sans être lié par un contrat de travail.
§ 2. Si elle a été acquise à titre principal ou à temps plein et été effectivement prestée, la durée de la pratique professionnelle est de :
1° cinq ans pour ce qui concerne les activités professionnelles d'opticien [1 ...]1;
2° trois ans pour ce qui concerne l'activité professionnelle d'esthéticien(ne);
3° deux ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de coiffeur/coiffeuse et d'entrepreneur de pompes funèbres;
4° [1 ...]1
Si elle a été acquise à titre complémentaire ou de façon partielle, la durée est de :
1° huit ans pour ce qui concerne les activités professionnelles d'opticien [1 ...]1;
2° cinq ans pour ce qui concerne l'activité professionnelle d'esthéticien(ne);
3° trois ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de coiffeur/coiffeuse et d'entrepreneur de pompes funèbres;
4° [1 ...]1
§ 3. Une pratique professionnelle ne peut être prise en considération dans les circonstances suivantes :
1° lorsqu'elle a été acquise en infraction avec la loi-programme du 10 février 1998 pour la promotion de l'entreprise indépendante;
2° lorsqu'elle a été exercée avant le dix-huitième anniversaire;
3° lorsqu'elle tombe en dehors des quinze années qui précèdent la demande d'inscription [1 ...]1 dans la Banque-Carrefour des Entreprises.
§ 4. Une pratique professionnelle salariée est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° tout document ou enregistrement établi suivant la réglementation relative à la sécurité sociale, et délivré ou communiqué par un service public, ou un établissement chargé d'un service public, confirmant :
a) l'identité de l'employeur et du salarié;
b) les dates de début et de fin de la pratique professionnelle;
c) éventuellement la nature de la pratique professionnelle;
d) le rythme de l'emploi;
2° si le document ou l'enregistrement visé en 1°, ne contient pas suffisamment d'informations relatives à la nature de l'activité : une attestation patronale qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées et les compétences.
§ 5. Une pratique professionnelle de chef d'entreprise indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° l'inscription en tant [1 qu'entreprise]1 dans la Banque-Carrefour des Entreprises;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 6. Une pratique professionnelle de dirigeant d'entreprise sans être lié par un contrat de travail, est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° la nomination, telle qu'elle est publiée dans les annexes au Moniteur belge ;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 7. Une pratique professionnelle d'aidant indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° une attestation du chef d'entreprise indépendant qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées, les compétences et les dates de début et de fin de l'activité;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 1er. La compétence professionnelle est prouvée par :
1° les titres mentionnés dans le présent arrêté;
2° ou un titre non repris dans le présent arrêté, après vérification par le Ministre qui a les Classes moyennes dans ses attributions, de la conformité du programme d'études avec les exigences du présent arrêté;
3° ou une attestation d'exercice d'activités et de formation reçue, délivrée par un autre Etat membre de l'Union européenne, conformément aux directives du Conseil et du Parlement de l'Union européenne;
4° ou une pratique professionnelle dans l'activité concernée, dans les qualités suivantes ou la combinaison de celles-ci :
a) ouvrier qualifié au sens de la convention collective de travail applicable, employé ayant une fonction dirigeante ou à caractère technique, ou aidant indépendant au sens de la réglementation relative au statut social des travailleurs indépendants;
b) chef d'entreprise indépendant;
c) dirigeant d'entreprise sans être lié par un contrat de travail.
§ 2. Si elle a été acquise à titre principal ou à temps plein et été effectivement prestée, la durée de la pratique professionnelle est de :
1° cinq ans pour ce qui concerne les activités professionnelles d'opticien [1 ...]1;
2° trois ans pour ce qui concerne l'activité professionnelle d'esthéticien(ne);
3° deux ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de coiffeur/coiffeuse et d'entrepreneur de pompes funèbres;
4° [1 ...]1
Si elle a été acquise à titre complémentaire ou de façon partielle, la durée est de :
1° huit ans pour ce qui concerne les activités professionnelles d'opticien [1 ...]1;
2° cinq ans pour ce qui concerne l'activité professionnelle d'esthéticien(ne);
3° trois ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de coiffeur/coiffeuse et d'entrepreneur de pompes funèbres;
4° [1 ...]1
§ 3. Une pratique professionnelle ne peut être prise en considération dans les circonstances suivantes :
1° lorsqu'elle a été acquise en infraction avec la loi-programme du 10 février 1998 pour la promotion de l'entreprise indépendante;
2° lorsqu'elle a été exercée avant le dix-huitième anniversaire;
3° lorsqu'elle tombe en dehors des quinze années qui précèdent la demande d'inscription [1 ...]1 dans la Banque-Carrefour des Entreprises.
§ 4. Une pratique professionnelle salariée est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° tout document ou enregistrement établi suivant la réglementation relative à la sécurité sociale, et délivré ou communiqué par un service public, ou un établissement chargé d'un service public, confirmant :
a) l'identité de l'employeur et du salarié;
b) les dates de début et de fin de la pratique professionnelle;
c) éventuellement la nature de la pratique professionnelle;
d) le rythme de l'emploi;
2° si le document ou l'enregistrement visé en 1°, ne contient pas suffisamment d'informations relatives à la nature de l'activité : une attestation patronale qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées et les compétences.
§ 5. Une pratique professionnelle de chef d'entreprise indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° l'inscription en tant [1 qu'entreprise]1 dans la Banque-Carrefour des Entreprises;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 6. Une pratique professionnelle de dirigeant d'entreprise sans être lié par un contrat de travail, est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° la nomination, telle qu'elle est publiée dans les annexes au Moniteur belge ;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 7. Une pratique professionnelle d'aidant indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° une attestation du chef d'entreprise indépendant qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées, les compétences et les dates de début et de fin de l'activité;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
Modifications
Art.3_WAALS_GEWEST. § 1. De beroepsbekwaamheid wordt bewezen met :
1° de akten vermeld in dit besluit;
2° of met een niet in dit besluit vermelde akte wanneer de Minister bevoegd voor de Middenstand, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met de eisen van dit besluit;
3° of met een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding, uitgereikt door een andere lidstaat van de Europese Unie, in overeenstemming met de richtlijnen van de Raad en het Parlement van de Europese Unie;
4° of met een praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties :
a) geschoolde arbeider in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen;
b) zelfstandig ondernemingshoofd;
c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst.
§ 2. Indien de praktijkervaring als hoofdberoep werd verworven of voltijds en effectief werd gepresteerd, duurt ze :
1° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien [1 ...]1;
2° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° twee jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° [1 ...]1
Indien ze als nevenberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze :
1° acht jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien [1 ...]1;
2° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° [1 ...]1
§ 3. Een praktijkervaring kan in de volgende omstandigheden niet in aanmerking worden genomen :
1° wanneer ze werd verworven met overtreding van de bepalingen van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;
2° wanneer ze werd verricht vóór de achttiende verjaardag;
3° wanneer ze buiten de periode van vijftien jaar valt, die de aanvraag om inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat.
§ 4. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° ieder document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd :
a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;
b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;
c) eventueel de aard van de praktijkervaring;
d) het tewerkstellingspercentage;
2° wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit : een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken en de bevoegdheden vermeldt.
§ 5. Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 6. Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 7. Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
1° de akten vermeld in dit besluit;
2° of met een niet in dit besluit vermelde akte wanneer de Minister bevoegd voor de Middenstand, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met de eisen van dit besluit;
3° of met een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding, uitgereikt door een andere lidstaat van de Europese Unie, in overeenstemming met de richtlijnen van de Raad en het Parlement van de Europese Unie;
4° of met een praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties :
a) geschoolde arbeider in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen;
b) zelfstandig ondernemingshoofd;
c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst.
§ 2. Indien de praktijkervaring als hoofdberoep werd verworven of voltijds en effectief werd gepresteerd, duurt ze :
1° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien [1 ...]1;
2° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° twee jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° [1 ...]1
Indien ze als nevenberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze :
1° acht jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van opticien [1 ...]1;
2° vijf jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e);
3° drie jaar voor wat betreft de beroepswerkzaamheden van kapper/kapster en begrafenisondernemer;
4° [1 ...]1
§ 3. Een praktijkervaring kan in de volgende omstandigheden niet in aanmerking worden genomen :
1° wanneer ze werd verworven met overtreding van de bepalingen van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;
2° wanneer ze werd verricht vóór de achttiende verjaardag;
3° wanneer ze buiten de periode van vijftien jaar valt, die de aanvraag om inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat.
§ 4. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° ieder document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd :
a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;
b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;
c) eventueel de aard van de praktijkervaring;
d) het tewerkstellingspercentage;
2° wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit : een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken en de bevoegdheden vermeldt.
§ 5. Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 6. Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
§ 7. Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;
2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt.
Modifications
Art.3 _REGION_WALLONNE.
§ 1er. La compétence professionnelle est prouvée par :
1° les titres mentionnés dans le présent arrêté;
2° ou un titre non repris dans le présent arrêté, après vérification par le Ministre qui a les Classes moyennes dans ses attributions, de la conformité du programme d'études avec les exigences du présent arrêté;
3° ou une attestation d'exercice d'activités et de formation reçue, délivrée par un autre Etat membre de l'Union européenne, conformément aux directives du Conseil et du Parlement de l'Union européenne;
4° ou une pratique professionnelle dans l'activité concernée, dans les qualités suivantes ou la combinaison de celles-ci :
a) ouvrier qualifié au sens de la convention collective de travail applicable, employé ayant une fonction dirigeante ou à caractère technique, ou aidant indépendant au sens de la réglementation relative au statut social des travailleurs indépendants;
b) chef d'entreprise indépendant;
c) dirigeant d'entreprise sans être lié par un contrat de travail.
§ 2. Si elle a été acquise à titre principal ou à temps plein et été effectivement prestée, la durée de la pratique professionnelle est de :
1° cinq ans pour ce qui concerne les activités professionnelles d'opticien [1 ...]1;
2° trois ans pour ce qui concerne l'activité professionnelle d'esthéticien(ne);
3° deux ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de coiffeur/coiffeuse et d'entrepreneur de pompes funèbres;
4° [1 ...]1
Si elle a été acquise à titre complémentaire ou de façon partielle, la durée est de :
1° huit ans pour ce qui concerne les activités professionnelles d'opticien [1 ...]1;
2° cinq ans pour ce qui concerne l'activité professionnelle d'esthéticien(ne);
3° trois ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de coiffeur/coiffeuse et d'entrepreneur de pompes funèbres;
4° [1 ...]1
§ 3. Une pratique professionnelle ne peut être prise en considération dans les circonstances suivantes :
1° lorsqu'elle a été acquise en infraction avec la loi-programme du 10 février 1998 pour la promotion de l'entreprise indépendante;
2° lorsqu'elle a été exercée avant le dix-huitième anniversaire;
3° lorsqu'elle tombe en dehors des quinze années qui précèdent la demande d'inscription en tant que commerçant ou artisan dans la Banque-Carrefour des Entreprises.
§ 4. Une pratique professionnelle salariée est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° tout document ou enregistrement établi suivant la réglementation relative à la sécurité sociale, et délivré ou communiqué par un service public, ou un établissement chargé d'un service public, confirmant :
a) l'identité de l'employeur et du salarié;
b) les dates de début et de fin de la pratique professionnelle;
c) éventuellement la nature de la pratique professionnelle;
d) le rythme de l'emploi;
2° si le document ou l'enregistrement visé en 1°, ne contient pas suffisamment d'informations relatives à la nature de l'activité : une attestation patronale qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées et les compétences.
§ 5. Une pratique professionnelle de chef d'entreprise indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° l'inscription en tant que commerçant ou artisan dans la Banque-Carrefour des Entreprises;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 6. Une pratique professionnelle de dirigeant d'entreprise sans être lié par un contrat de travail, est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° la nomination, telle qu'elle est publiée dans les annexes au Moniteur belge ;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 7. Une pratique professionnelle d'aidant indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° une attestation du chef d'entreprise indépendant qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées, les compétences et les dates de début et de fin de l'activité;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 1er. La compétence professionnelle est prouvée par :
1° les titres mentionnés dans le présent arrêté;
2° ou un titre non repris dans le présent arrêté, après vérification par le Ministre qui a les Classes moyennes dans ses attributions, de la conformité du programme d'études avec les exigences du présent arrêté;
3° ou une attestation d'exercice d'activités et de formation reçue, délivrée par un autre Etat membre de l'Union européenne, conformément aux directives du Conseil et du Parlement de l'Union européenne;
4° ou une pratique professionnelle dans l'activité concernée, dans les qualités suivantes ou la combinaison de celles-ci :
a) ouvrier qualifié au sens de la convention collective de travail applicable, employé ayant une fonction dirigeante ou à caractère technique, ou aidant indépendant au sens de la réglementation relative au statut social des travailleurs indépendants;
b) chef d'entreprise indépendant;
c) dirigeant d'entreprise sans être lié par un contrat de travail.
§ 2. Si elle a été acquise à titre principal ou à temps plein et été effectivement prestée, la durée de la pratique professionnelle est de :
1° cinq ans pour ce qui concerne les activités professionnelles d'opticien [1 ...]1;
2° trois ans pour ce qui concerne l'activité professionnelle d'esthéticien(ne);
3° deux ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de coiffeur/coiffeuse et d'entrepreneur de pompes funèbres;
4° [1 ...]1
Si elle a été acquise à titre complémentaire ou de façon partielle, la durée est de :
1° huit ans pour ce qui concerne les activités professionnelles d'opticien [1 ...]1;
2° cinq ans pour ce qui concerne l'activité professionnelle d'esthéticien(ne);
3° trois ans pour ce qui concerne les activités professionnelles de coiffeur/coiffeuse et d'entrepreneur de pompes funèbres;
4° [1 ...]1
§ 3. Une pratique professionnelle ne peut être prise en considération dans les circonstances suivantes :
1° lorsqu'elle a été acquise en infraction avec la loi-programme du 10 février 1998 pour la promotion de l'entreprise indépendante;
2° lorsqu'elle a été exercée avant le dix-huitième anniversaire;
3° lorsqu'elle tombe en dehors des quinze années qui précèdent la demande d'inscription en tant que commerçant ou artisan dans la Banque-Carrefour des Entreprises.
§ 4. Une pratique professionnelle salariée est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° tout document ou enregistrement établi suivant la réglementation relative à la sécurité sociale, et délivré ou communiqué par un service public, ou un établissement chargé d'un service public, confirmant :
a) l'identité de l'employeur et du salarié;
b) les dates de début et de fin de la pratique professionnelle;
c) éventuellement la nature de la pratique professionnelle;
d) le rythme de l'emploi;
2° si le document ou l'enregistrement visé en 1°, ne contient pas suffisamment d'informations relatives à la nature de l'activité : une attestation patronale qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées et les compétences.
§ 5. Une pratique professionnelle de chef d'entreprise indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° l'inscription en tant que commerçant ou artisan dans la Banque-Carrefour des Entreprises;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 6. Une pratique professionnelle de dirigeant d'entreprise sans être lié par un contrat de travail, est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° la nomination, telle qu'elle est publiée dans les annexes au Moniteur belge ;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
§ 7. Une pratique professionnelle d'aidant indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
1° une attestation du chef d'entreprise indépendant qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées, les compétences et les dates de début et de fin de l'activité;
2° accompagnée d'une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre complémentaire.
Modifications
TITEL II. - De activiteiten en de beroepsbekwaamheden.
TITRE II. - Les activités et les compétences professionnelles.
HOOFDSTUK I. - Kapper/kapster.
CHAPITRE Ier. - Coiffeur/coiffeuse.
Art.4. Onder activiteiten van kapper/kapster moet voor de toepassing van dit besluit het verzorgen van het hoofdhaar worden verstaan, alleen om het uiterlijk van de mens in stand te houden of mooier te maken.
Art.4. Par activités de coiffeur/coiffeuse, il y a lieu d'entendre, pour l'application du présent arrêté, les soins de la chevelure, destinés uniquement à maintenir ou à améliorer l'aspect esthétique de l'être humain.
Art.5. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van kapper/kapster bestaat uit het volgende :
1° goede kennis van hygiënemaatregelen, de structuur van de hoofdhuid, de vorm, het pigment en het gedrag van het hoofdhaar, de allergieën en het gebruik van in een kapsalon gebruikelijke chemische producten en de te nemen voorzorgen;
2° het kunnen toepassen van alle gebruikelijke technieken voor het behandelen van heren- en dameskapsels.
1° goede kennis van hygiënemaatregelen, de structuur van de hoofdhuid, de vorm, het pigment en het gedrag van het hoofdhaar, de allergieën en het gebruik van in een kapsalon gebruikelijke chemische producten en de te nemen voorzorgen;
2° het kunnen toepassen van alle gebruikelijke technieken voor het behandelen van heren- en dameskapsels.
Art.5. La compétence professionnelle pour l'exercice des activités de coiffeur/coiffeuse, contient les éléments suivants :
1° bonnes connaissances des mesures d'hygiène, de la structure du cuir chevelu, de la forme, de la pigmentation et du comportement du cheveu, des allergies et de l'utilisation des produits chimiques habituellement appliqués dans un salon de coiffure et des mesures de précaution à prendre;
2° pouvoir appliquer toutes les techniques usuelles pour le traitement des coiffures pour hommes et pour dames.
1° bonnes connaissances des mesures d'hygiène, de la structure du cuir chevelu, de la forme, de la pigmentation et du comportement du cheveu, des allergies et de l'utilisation des produits chimiques habituellement appliqués dans un salon de coiffure et des mesures de précaution à prendre;
2° pouvoir appliquer toutes les techniques usuelles pour le traitement des coiffures pour hommes et pour dames.
Art.6. De volgende akten worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van kapper of kapster :
1° de akten met betrekking op haarverzorging, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 5;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van kapper/kapster, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
1° de akten met betrekking op haarverzorging, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 5;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van kapper/kapster, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
Art.6. Les titres suivants sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle de coiffeur ou de coiffeuse :
1° les titres relatifs aux soins de la chevelure, délivrés par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice après avoir terminé la deuxième année du troisième degré, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci;
b) l'enseignement de promotion sociale et l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) l'enseignement en alternance, dans le cadre d'un engagement à temps plein et à condition que les leçons et l'expérience professionnelle aient été suivies fructueusement;
d) l'enseignement des Classes moyennes, notamment l'apprentissage et la formation de chef d'entreprise;
e) l'enseignement supérieur;
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 5;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle de coiffeur/coiffeuse, délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région.
1° les titres relatifs aux soins de la chevelure, délivrés par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice après avoir terminé la deuxième année du troisième degré, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci;
b) l'enseignement de promotion sociale et l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) l'enseignement en alternance, dans le cadre d'un engagement à temps plein et à condition que les leçons et l'expérience professionnelle aient été suivies fructueusement;
d) l'enseignement des Classes moyennes, notamment l'apprentissage et la formation de chef d'entreprise;
e) l'enseignement supérieur;
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 5;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle de coiffeur/coiffeuse, délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région.
Art.6_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De volgende akten worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van kapper of kapster :
1° de akten met betrekking op haarverzorging, uitgereikt door :
[1 a) het voltijds secundair onderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
d) het deeltijds beroepsonderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar;
e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
f) het hoger onderwijs;]1
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 5;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van kapper/kapster, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
1° de akten met betrekking op haarverzorging, uitgereikt door :
[1 a) het voltijds secundair onderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
d) het deeltijds beroepsonderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar;
e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
f) het hoger onderwijs;]1
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 5;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van kapper/kapster, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
Modifications
Art.6 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
Les titres suivants sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle de coiffeur ou de coiffeuse :
1° les titres relatifs aux soins de la chevelure, délivrés par :
[1 a) l'enseignement secondaire de plein exercice, à l'issue d'une sixième ou septième année, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci ;
b) l'enseignement de promotion sociale, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice ou qui peut y être assimilé ;
c) l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice ou qui peut y être assimilé ;
d) l'enseignement en alternance, à l'issue d'une sixième ou septième année ;
e) la formation des Classes moyennes et des petites et moyennes entreprises, notamment l'apprentissage, la formation de chef d'entreprise et le parcours d'entrepreneuriat ;
f) l'enseignement supérieur ;]1
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 5;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle de coiffeur/coiffeuse, délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région.
Les titres suivants sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle de coiffeur ou de coiffeuse :
1° les titres relatifs aux soins de la chevelure, délivrés par :
[1 a) l'enseignement secondaire de plein exercice, à l'issue d'une sixième ou septième année, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci ;
b) l'enseignement de promotion sociale, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice ou qui peut y être assimilé ;
c) l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice ou qui peut y être assimilé ;
d) l'enseignement en alternance, à l'issue d'une sixième ou septième année ;
e) la formation des Classes moyennes et des petites et moyennes entreprises, notamment l'apprentissage, la formation de chef d'entreprise et le parcours d'entrepreneuriat ;
f) l'enseignement supérieur ;]1
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 5;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle de coiffeur/coiffeuse, délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région.
Modifications
HOOFDSTUK II. - Diverse verzorging.
CHAPITRE II. - Soins divers.
Afdeling I. - Schoonheidsspecialist(e).
Section Ire. - Esthéticien(ne).
Art.7. § 1. Onder activiteiten van schoonheidsspecialist(e) moet voor de toepassing van dit besluit het verzorgen van het menselijk lichaam worden verstaan, alleen om het uiterlijk van de mens in stand te houden of mooier te maken. Deze zorgen omvatten ook het epileren en de semi-permanente make-up.
§ 2. De volgende activiteiten vallen buiten de toepassing van deze afdeling :
1° het aanbrengen van permanente tatoeëring, en het wijzigen of verwijderen daarvan;
2° het piercen;
3° het versieren, verlengen of modelleren van teen- of vingernagels;
4° het plaatsen van kunstnagels;
5° het grimeren;
6° het verzorgen van het hoofdhaar, zoals dit onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk I;
7° de dentaaltechnische verzorging, zoals ze onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk IV;
8° de voetverzorging, zoals ze onder andere wordt bedoeld in afdeling II van dit hoofdstuk;
9° het masseren, zoals dit onder andere wordt bedoeld in afdeling III van dit hoofdstuk.
§ 2. De volgende activiteiten vallen buiten de toepassing van deze afdeling :
1° het aanbrengen van permanente tatoeëring, en het wijzigen of verwijderen daarvan;
2° het piercen;
3° het versieren, verlengen of modelleren van teen- of vingernagels;
4° het plaatsen van kunstnagels;
5° het grimeren;
6° het verzorgen van het hoofdhaar, zoals dit onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk I;
7° de dentaaltechnische verzorging, zoals ze onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk IV;
8° de voetverzorging, zoals ze onder andere wordt bedoeld in afdeling II van dit hoofdstuk;
9° het masseren, zoals dit onder andere wordt bedoeld in afdeling III van dit hoofdstuk.
Art.7. § 1er. Par activités d'esthéticien(ne), il y a lieu d'entendre, pour l'application du présent arrêté, les soins du corps humain, destinés uniquement à maintenir ou à améliorer l'aspect esthétique de l'être humain. Ces soins comportent également l'épilation et le maquillage semi-permanent.
§ 2. Les activités suivantes ne tombent pas dans le champ d'application de la présente section :
1° l'application des tatouages permanents, et la modification ou l'enlèvement de ceux-ci;
2° le piercing;
3° la décoration, l'allongement ou le modelage des ongles;
4° la pose d'ongles artificiels;
5° le grimage;
6° les soins de la chevelure, tels qu'ils sont visés entre autres dans le chapitre Ier;
7° les soins de technique dentaire, tels qu'ils sont visés entre autres dans le chapitre IV;
8° les soins des pieds, tels qu'ils sont visés entre autres dans la section II du présent chapitre;
9° le massage, tel qu'il est visé entre autres dans la section III du présent chapitre.
§ 2. Les activités suivantes ne tombent pas dans le champ d'application de la présente section :
1° l'application des tatouages permanents, et la modification ou l'enlèvement de ceux-ci;
2° le piercing;
3° la décoration, l'allongement ou le modelage des ongles;
4° la pose d'ongles artificiels;
5° le grimage;
6° les soins de la chevelure, tels qu'ils sont visés entre autres dans le chapitre Ier;
7° les soins de technique dentaire, tels qu'ils sont visés entre autres dans le chapitre IV;
8° les soins des pieds, tels qu'ils sont visés entre autres dans la section II du présent chapitre;
9° le massage, tel qu'il est visé entre autres dans la section III du présent chapitre.
Art.7_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. § 1. Onder activiteiten van schoonheidsspecialist(e) moet voor de toepassing van dit besluit het verzorgen van het menselijk lichaam worden verstaan, alleen om het uiterlijk van de mens in stand te houden of mooier te maken. Deze zorgen omvatten ook het epileren en de semi-permanente make-up.
§ 2. De volgende activiteiten vallen buiten de toepassing van deze afdeling :
1° het aanbrengen van permanente tatoeëring, en het wijzigen of verwijderen daarvan;
2° het piercen;
3° het versieren, verlengen of modelleren van teen- of vingernagels;
4° het plaatsen van kunstnagels;
5° het grimeren;
6° het verzorgen van het hoofdhaar, zoals dit onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk I;
7° de dentaaltechnische verzorging [1 ...]1;
8° de voetverzorging [1 ...]1;
9° het masseren [1 ...]1.
§ 2. De volgende activiteiten vallen buiten de toepassing van deze afdeling :
1° het aanbrengen van permanente tatoeëring, en het wijzigen of verwijderen daarvan;
2° het piercen;
3° het versieren, verlengen of modelleren van teen- of vingernagels;
4° het plaatsen van kunstnagels;
5° het grimeren;
6° het verzorgen van het hoofdhaar, zoals dit onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk I;
7° de dentaaltechnische verzorging [1 ...]1;
8° de voetverzorging [1 ...]1;
9° het masseren [1 ...]1.
Modifications
Art.7 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
§ 1er. Par activités d'esthéticien(ne), il y a lieu d'entendre, pour l'application du présent arrêté, les soins du corps humain, destinés uniquement à maintenir ou à améliorer l'aspect esthétique de l'être humain. Ces soins comportent également l'épilation et le maquillage semi-permanent.
§ 2. Les activités suivantes ne tombent pas dans le champ d'application de la présente section :
1° l'application des tatouages permanents, et la modification ou l'enlèvement de ceux-ci;
2° le piercing;
3° la décoration, l'allongement ou le modelage des ongles;
4° la pose d'ongles artificiels;
5° le grimage;
6° les soins de la chevelure, tels qu'ils sont visés entre autres dans le chapitre Ier;
7° les soins de technique dentaire [1 ...]1;
8° les soins des pieds [1 ...]1;
9° le massage [1 ...]1.
§ 1er. Par activités d'esthéticien(ne), il y a lieu d'entendre, pour l'application du présent arrêté, les soins du corps humain, destinés uniquement à maintenir ou à améliorer l'aspect esthétique de l'être humain. Ces soins comportent également l'épilation et le maquillage semi-permanent.
§ 2. Les activités suivantes ne tombent pas dans le champ d'application de la présente section :
1° l'application des tatouages permanents, et la modification ou l'enlèvement de ceux-ci;
2° le piercing;
3° la décoration, l'allongement ou le modelage des ongles;
4° la pose d'ongles artificiels;
5° le grimage;
6° les soins de la chevelure, tels qu'ils sont visés entre autres dans le chapitre Ier;
7° les soins de technique dentaire [1 ...]1;
8° les soins des pieds [1 ...]1;
9° le massage [1 ...]1.
Modifications
Art.7_WAALS_GEWEST. § 1. Onder activiteiten van schoonheidsspecialist(e) moet voor de toepassing van dit besluit het verzorgen van het menselijk lichaam worden verstaan, alleen om het uiterlijk van de mens in stand te houden of mooier te maken. Deze zorgen omvatten ook het epileren en de semi-permanente make-up.
§ 2. De volgende activiteiten vallen buiten de toepassing van deze afdeling :
1° het aanbrengen van permanente tatoeëring, en het wijzigen of verwijderen daarvan;
2° het piercen;
3° het versieren, verlengen of modelleren van teen- of vingernagels;
4° het plaatsen van kunstnagels;
5° het grimeren;
6° het verzorgen van het hoofdhaar, zoals dit onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk I;
7° de dentaaltechnische verzorging [1 ...]1;
8° de voetverzorging [1 ...]1;
9° het masseren [1 ...]1.
§ 2. De volgende activiteiten vallen buiten de toepassing van deze afdeling :
1° het aanbrengen van permanente tatoeëring, en het wijzigen of verwijderen daarvan;
2° het piercen;
3° het versieren, verlengen of modelleren van teen- of vingernagels;
4° het plaatsen van kunstnagels;
5° het grimeren;
6° het verzorgen van het hoofdhaar, zoals dit onder andere wordt bedoeld in hoofdstuk I;
7° de dentaaltechnische verzorging [1 ...]1;
8° de voetverzorging [1 ...]1;
9° het masseren [1 ...]1.
Modifications
Art.7 _REGION_WALLONNE.
§ 1er. Par activités d'esthéticien(ne), il y a lieu d'entendre, pour l'application du présent arrêté, les soins du corps humain, destinés uniquement à maintenir ou à améliorer l'aspect esthétique de l'être humain. Ces soins comportent également l'épilation et le maquillage semi-permanent.
§ 2. Les activités suivantes ne tombent pas dans le champ d'application de la présente section :
1° l'application des tatouages permanents, et la modification ou l'enlèvement de ceux-ci;
2° le piercing;
3° la décoration, l'allongement ou le modelage des ongles;
4° la pose d'ongles artificiels;
5° le grimage;
6° les soins de la chevelure, tels qu'ils sont visés entre autres dans le chapitre Ier;
7° les soins de technique dentaire [1 ...]1;
8° les soins des pieds [1 ...]1;
9° le massage [1 ...]1.
§ 1er. Par activités d'esthéticien(ne), il y a lieu d'entendre, pour l'application du présent arrêté, les soins du corps humain, destinés uniquement à maintenir ou à améliorer l'aspect esthétique de l'être humain. Ces soins comportent également l'épilation et le maquillage semi-permanent.
§ 2. Les activités suivantes ne tombent pas dans le champ d'application de la présente section :
1° l'application des tatouages permanents, et la modification ou l'enlèvement de ceux-ci;
2° le piercing;
3° la décoration, l'allongement ou le modelage des ongles;
4° la pose d'ongles artificiels;
5° le grimage;
6° les soins de la chevelure, tels qu'ils sont visés entre autres dans le chapitre Ier;
7° les soins de technique dentaire [1 ...]1;
8° les soins des pieds [1 ...]1;
9° le massage [1 ...]1.
Modifications
Art.8. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van schoonheidsspecialist(e) bestaat uit het volgende :
1° basiskennis van het lichaamsweefsel, beenderenweefsel, morfologie, skelet, gewrichten, spieren, lichaamscellen, organen en vitale functies;
2° goede kennis van de huid : structuur, functie, ontwikkeling, rol, natuurlijke beschermers, klieren en afscheiding, de haren, de hydro-lipidenfilm, pH, textuur, verschillende types, anomalieën en huidziekten, het principe van het bruinen, rimpels en hun ontstaan;
3° goede kennis van de nagels, de hygiënemaatregelen en het gebruik van in een schoonheidssalon gebruikelijke chemische en andere producten en de te nemen voorzorgen;
4° het kunnen :
a) onderzoeken en analyseren van de opperhuid en het opmaken van een onderzoeks- en schoonheidsverzorgingsfiche;
b) toepassen van alle gebruikelijke schoonheidstechnieken en de nodige niet-medische apparaten, voor dames en heren.
1° basiskennis van het lichaamsweefsel, beenderenweefsel, morfologie, skelet, gewrichten, spieren, lichaamscellen, organen en vitale functies;
2° goede kennis van de huid : structuur, functie, ontwikkeling, rol, natuurlijke beschermers, klieren en afscheiding, de haren, de hydro-lipidenfilm, pH, textuur, verschillende types, anomalieën en huidziekten, het principe van het bruinen, rimpels en hun ontstaan;
3° goede kennis van de nagels, de hygiënemaatregelen en het gebruik van in een schoonheidssalon gebruikelijke chemische en andere producten en de te nemen voorzorgen;
4° het kunnen :
a) onderzoeken en analyseren van de opperhuid en het opmaken van een onderzoeks- en schoonheidsverzorgingsfiche;
b) toepassen van alle gebruikelijke schoonheidstechnieken en de nodige niet-medische apparaten, voor dames en heren.
Art.8. La compétence professionnelle pour l'exercice des activités d'esthéticien(ne), contient les éléments suivants :
1° connaissances de base des tissus du corps, du tissu osseux, de la morphologie, du squelette, des articulations, des muscles, des cellules du corps, des organes et des fonctions vitales;
2° bonnes connaissances de la peau : la structure, la fonction, le développement, le rôle, les phanères, les glandes et sécrétions, les poils et la chevelure, le film hydro-lipidique, le pH, la texture, les différents types, les imperfections et les dermatoses, le principe du bronzage, les rides et leurs causes;
3° bonnes connaissances des ongles, des mesures d'hygiène et de l'utilisation des produits chimiques et autres habituellement appliqués dans un salon de beauté et des mesures de précaution à prendre;
4° pouvoir
a) examiner et analyser l'épiderme et établir une fiche d'examen et de soins de beauté;
b) appliquer toutes les techniques de beauté usuelles et les appareils non médicaux nécessaires, pour hommes et pour dames.
1° connaissances de base des tissus du corps, du tissu osseux, de la morphologie, du squelette, des articulations, des muscles, des cellules du corps, des organes et des fonctions vitales;
2° bonnes connaissances de la peau : la structure, la fonction, le développement, le rôle, les phanères, les glandes et sécrétions, les poils et la chevelure, le film hydro-lipidique, le pH, la texture, les différents types, les imperfections et les dermatoses, le principe du bronzage, les rides et leurs causes;
3° bonnes connaissances des ongles, des mesures d'hygiène et de l'utilisation des produits chimiques et autres habituellement appliqués dans un salon de beauté et des mesures de précaution à prendre;
4° pouvoir
a) examiner et analyser l'épiderme et établir une fiche d'examen et de soins de beauté;
b) appliquer toutes les techniques de beauté usuelles et les appareils non médicaux nécessaires, pour hommes et pour dames.
Art.9. De volgende akten worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid voor schoonheidsspecialist(e) :
1° de akten met betrekking op schoonheidszorgen, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 8;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e), uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
1° de akten met betrekking op schoonheidszorgen, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 8;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e), uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
Art.9. Les titres suivants sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle d'esthéticien(ne) :
1° les titres relatifs aux soins de beauté, délivrés par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice après avoir terminé la deuxième année du troisième degré, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci;
b) l'enseignement de promotion sociale et l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) l'enseignement en alternance, dans le cadre d'un engagement à temps plein et à condition que les leçons et l'expérience professionnelle aient été suivies fructueusement;
d) l'enseignement des Classes moyennes, notamment l'apprentissage et la formation de chef d'entreprise;
e) l'enseignement supérieur;
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 8;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle d'esthéticien(ne), délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région.
1° les titres relatifs aux soins de beauté, délivrés par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice après avoir terminé la deuxième année du troisième degré, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci;
b) l'enseignement de promotion sociale et l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) l'enseignement en alternance, dans le cadre d'un engagement à temps plein et à condition que les leçons et l'expérience professionnelle aient été suivies fructueusement;
d) l'enseignement des Classes moyennes, notamment l'apprentissage et la formation de chef d'entreprise;
e) l'enseignement supérieur;
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 8;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle d'esthéticien(ne), délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région.
Art.9_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De volgende akten worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid voor schoonheidsspecialist(e) :
1° de akten met betrekking op schoonheidszorgen, uitgereikt door :
[1 a) het voltijds secundair onderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
d) het deeltijds beroepsonderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar;
e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
f) het hoger onderwijs;]1
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 8;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e), uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
1° de akten met betrekking op schoonheidszorgen, uitgereikt door :
[1 a) het voltijds secundair onderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
d) het deeltijds beroepsonderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar;
e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
f) het hoger onderwijs;]1
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 8;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e), uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
Modifications
Art.9 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
Les titres suivants sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle d'esthéticien(ne) :
1° les titres relatifs aux soins de beauté, délivrés par :
[1 a) l'enseignement secondaire de plein exercice, à l'issue d'une sixième ou septième année, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci ;
b) l'enseignement de promotion sociale, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice ou qui peut y être assimilé ;
c) l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice ou qui peut y être assimilé ;
d) l'enseignement en alternance, à l'issue d'une sixième ou septième année ;
e) la formation des Classes moyennes et des petites et moyennes entreprises, notamment l'apprentissage, la formation de chef d'entreprise et le parcours d'entrepreneuriat ;
f) l'enseignement supérieur ;]1
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 8;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle d'esthéticien(ne), délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région.
Les titres suivants sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle d'esthéticien(ne) :
1° les titres relatifs aux soins de beauté, délivrés par :
[1 a) l'enseignement secondaire de plein exercice, à l'issue d'une sixième ou septième année, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci ;
b) l'enseignement de promotion sociale, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice ou qui peut y être assimilé ;
c) l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice ou qui peut y être assimilé ;
d) l'enseignement en alternance, à l'issue d'une sixième ou septième année ;
e) la formation des Classes moyennes et des petites et moyennes entreprises, notamment l'apprentissage, la formation de chef d'entreprise et le parcours d'entrepreneuriat ;
f) l'enseignement supérieur ;]1
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 8;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle d'esthéticien(ne), délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région.
Modifications
Afdeling II. - Voetverzorg(st)er.
Section II. - Pédicure.
Afdeling II. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.[1 ...]1
Section II. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ...]1
Afdeling II. WAALS_GEWEST. [1 ...]1
Section II. REGION_WALLONNE. [1 ...]1
Art.10. Onder activiteiten van voetverzorg(st)er moet voor de toepassing van dit besluit, het verzorgen van de voeten worden verstaan, alleen om het uiterlijk van de mens in stand te houden of mooier te maken of wanneer voor de verzorging geen tussenkomst of voorschrift nodig is van een arts of een beoefenaar van een paramedisch beroep bedoeld in het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen.
Art.10. Par activités de pédicure, il y a lieu d'entendre, pour l'application du présent arrêté, les soins des pieds, destinés uniquement à maintenir ou à améliorer l'aspect esthétique de l'être humain ou quand les soins ne nécessitent pas d'intervention ni de prescription d'un médecin ou d'un titulaire d'une profession paramédicale visée dans l'arrêté royal n° 78 relatif à l'exercice des professions des soins de santé.
Art.10_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.10 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ...]1
Modifications
Art.10_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.11. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van voetverzorg(st)er bestaat uit het volgende :
1° basiskennis van het lichaamsweefsel, beenderenweefsel, morfologie, skelet, gewrichten, spieren, anomalieën en huidziekten, en beendermisvormingen en -vervormingen, met betrekking op de voeten, en van de voeten van diabetici;
2° basiskennis van de lichaamscellen, organen en vitale functies;
3° goede kennis van de teennagels, de hygiënemaatregelen en het gebruik van door een voetverzorg(st)er te gebruiken chemische en andere producten en de te nemen voorzorgen;
4° het kunnen toepassen van alle gebruikelijke verzorgingstechnieken en de nodige niet-medische apparaten, met betrekking op de voeten.
1° basiskennis van het lichaamsweefsel, beenderenweefsel, morfologie, skelet, gewrichten, spieren, anomalieën en huidziekten, en beendermisvormingen en -vervormingen, met betrekking op de voeten, en van de voeten van diabetici;
2° basiskennis van de lichaamscellen, organen en vitale functies;
3° goede kennis van de teennagels, de hygiënemaatregelen en het gebruik van door een voetverzorg(st)er te gebruiken chemische en andere producten en de te nemen voorzorgen;
4° het kunnen toepassen van alle gebruikelijke verzorgingstechnieken en de nodige niet-medische apparaten, met betrekking op de voeten.
Art. 11. La compétence professionnelle pour l'exercice des activités de pédicure, contient les éléments suivants :
1° connaissances de base des tissus du corps, du tissu osseux, de la morphologie, du squelette, des articulations, des muscles, des imperfections, des dermatoses, des malformations et des déformations osseuses, en rapport avec les pieds, et du pied diabétique;
2° connaissances de base des cellules du corps, des organes et des fonctions vitales;
3° bonnes connaissances des ongles, des mesures d'hygiène et de l'utilisation des produits chimiques et autres appliqués par une pédicure et des mesures de précaution à prendre;
4° pouvoir appliquer toutes les techniques de soins usuelles et les appareils non médicaux nécessaires, en rapport avec les pieds.
1° connaissances de base des tissus du corps, du tissu osseux, de la morphologie, du squelette, des articulations, des muscles, des imperfections, des dermatoses, des malformations et des déformations osseuses, en rapport avec les pieds, et du pied diabétique;
2° connaissances de base des cellules du corps, des organes et des fonctions vitales;
3° bonnes connaissances des ongles, des mesures d'hygiène et de l'utilisation des produits chimiques et autres appliqués par une pédicure et des mesures de précaution à prendre;
4° pouvoir appliquer toutes les techniques de soins usuelles et les appareils non médicaux nécessaires, en rapport avec les pieds.
Art.11_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.11 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ...]1
Modifications
Art.11_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.11 _REGION_WALLONNE. [1 ...]1
Modifications
Art.12. De volgende akten worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid voor voetverzorg(st)er :
1° de akten met betrekking op voetverzorging, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs.
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid van artikel 11;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van voetverzorg(st)er uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest;
4° iedere akte die in overeenstemming met dit besluit wordt aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e).
1° de akten met betrekking op voetverzorging, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs.
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid van artikel 11;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van voetverzorg(st)er uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest;
4° iedere akte die in overeenstemming met dit besluit wordt aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e).
Art. 12. Les titres suivants sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle de pédicure :
1° les titres relatifs aux soins des pieds, délivrés par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice après avoir terminé la deuxième année du troisième degré, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci;
b) l'enseignement de promotion sociale et l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) l'enseignement en alternance, dans le cadre d'un engagement à temps plein et à condition que les leçons et l'expérience professionnelle aient été suivies fructueusement;
d) l'enseignement des Classes moyennes, notamment l'apprentissage et la formation de chef d'entreprise;
e) l'enseignement supérieur.
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 11;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle de pédicure, délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région;
4° tout titre qui, conformément au présent arrêté, est accepté pour la preuve de la compétence professionnelle d'esthéticien(ne).
1° les titres relatifs aux soins des pieds, délivrés par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice après avoir terminé la deuxième année du troisième degré, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci;
b) l'enseignement de promotion sociale et l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) l'enseignement en alternance, dans le cadre d'un engagement à temps plein et à condition que les leçons et l'expérience professionnelle aient été suivies fructueusement;
d) l'enseignement des Classes moyennes, notamment l'apprentissage et la formation de chef d'entreprise;
e) l'enseignement supérieur.
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 11;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle de pédicure, délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région;
4° tout titre qui, conformément au présent arrêté, est accepté pour la preuve de la compétence professionnelle d'esthéticien(ne).
Art.12_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.12 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ...]1
Modifications
Art.12_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.12 _REGION_WALLONNE. [1 ...]1
Modifications
Afdeling III. - Masseur/masseuse.
Section III. - Masseur/masseuse.
Afdeling III. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
Section III. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ...]1
Afdeling III. WAALS_GEWEST.[1 ...]1
Section III. REGION_WALLONNE. [1 ...]1
Art.13. Onder activiteiten van masseur/masseuse moet voor de toepassing van dit besluit het masseren van het menselijk lichaam worden verstaan, met het oog op het in stand houden of mooier maken van het menselijk lichaam, cosmetische massage en het masseren dat gebruikelijk is in een schoonheidssalon in de normale betekenis van het woord.
Art. 13. Par activités de masseur/masseuse, il y a lieu d'entendre, pour l'application du présent arrêté, le massage du corps humain, destiné à maintenir ou à améliorer l'aspect esthétique de l'être humain, le massage cosmétique et le massage habituellement appliqué dans un salon de beauté au sens normal du terme.
Art.13_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.13 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ...]1
Modifications
Art.13_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.13 _REGION_WALLONNE. [1 ...]1
Modifications
Art.14. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van masseur/masseuse bestaat uit het volgende :
1° elementaire kennis van hygiëne, preventieve behandeling tegen infectieziekten, anatomie en fysiologie, anomalieën van de huid en huidziekten;
2° goede kennis van de gepaste cosmetische producten;
3° het kunnen beschrijven van de verschillende handelingen en hun uitwerkingen;
4° de plaats kunnen bepalen van de te masseren spieren.
1° elementaire kennis van hygiëne, preventieve behandeling tegen infectieziekten, anatomie en fysiologie, anomalieën van de huid en huidziekten;
2° goede kennis van de gepaste cosmetische producten;
3° het kunnen beschrijven van de verschillende handelingen en hun uitwerkingen;
4° de plaats kunnen bepalen van de te masseren spieren.
Art. 14. La compétence professionnelle pour l'exercice des activités de masseur/masseuse, contient les éléments suivants :
1° connaissances élémentaires d'hygiène, d'asepsie, d'anatomie et de physiologie, des imperfections cutanées et des dermatoses;
2° bonnes connaissances des produits cosmétiques appropriés;
3° pouvoir décrire les différentes manoeuvres et leurs actions;
4° pouvoir localiser les muscles à masser.
1° connaissances élémentaires d'hygiène, d'asepsie, d'anatomie et de physiologie, des imperfections cutanées et des dermatoses;
2° bonnes connaissances des produits cosmétiques appropriés;
3° pouvoir décrire les différentes manoeuvres et leurs actions;
4° pouvoir localiser les muscles à masser.
Art.14_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.14 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ...]1
Modifications
Art.14_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.14 _REGION_WALLONNE. [1 ...]1
Modifications
Art.15. De volgende akten worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van masseur/masseuse :
1° de akten met betrekking op masseren, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid van artikel 14;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van masseur/masseuse, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest;
4° iedere akte die in overeenstemming met dit besluit moet worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e).
De in 1° bedoelde akten moeten het slagen bevestigen van een opleiding van minstens 60 uren.
1° de akten met betrekking op masseren, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid van artikel 14;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van masseur/masseuse, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest;
4° iedere akte die in overeenstemming met dit besluit moet worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e).
De in 1° bedoelde akten moeten het slagen bevestigen van een opleiding van minstens 60 uren.
Art. 15. Les titres suivants sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle de masseur/masseuse :
1° les titres relatifs au massage, délivrés par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice après avoir terminé la deuxième année du troisième degré, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci;
b) l'enseignement de promotion sociale et l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) l'enseignement en alternance, dans le cadre d'un engagement à temps plein et à condition que les leçons et l'expérience professionnelle aient été suivies fructueusement;
d) l'enseignement des Classes moyennes, notamment l'apprentissage et la formation de chef d'entreprise;
e) l'enseignement supérieur;
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 14;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle de masseur/masseuse, délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région;
4° tout titre qui, conformément au présent arrêté, est accepté pour la preuve de la compétence professionnelle d'esthéticien(ne).
Les titres visés en 1° doivent attester de la réussite d'une formation d'au moins 60 heures.
1° les titres relatifs au massage, délivrés par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice après avoir terminé la deuxième année du troisième degré, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci;
b) l'enseignement de promotion sociale et l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) l'enseignement en alternance, dans le cadre d'un engagement à temps plein et à condition que les leçons et l'expérience professionnelle aient été suivies fructueusement;
d) l'enseignement des Classes moyennes, notamment l'apprentissage et la formation de chef d'entreprise;
e) l'enseignement supérieur;
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 14;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle de masseur/masseuse, délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région;
4° tout titre qui, conformément au présent arrêté, est accepté pour la preuve de la compétence professionnelle d'esthéticien(ne).
Les titres visés en 1° doivent attester de la réussite d'une formation d'au moins 60 heures.
Art.15_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.15 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ...]1
Modifications
Art.15_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.15 _REGION_WALLONNE. [1 ...]1
Modifications
HOOFDSTUK III. - Opticien.
CHAPITRE III. - Opticien.
Art.16. § 1. Onder activiteiten van opticien moet voor de toepassing van dit besluit één of meer van de volgende activiteiten worden verstaan :
1° het verkopen, het onderhouden en het herstellen van artikelen om het zicht van de mens te verbeteren of te compenseren;
2° het verkopen, het onderhouden en het herstellen van kunstogen.
§ 2. De volgende activiteiten vallen niet onder de toepassing van dit besluit :
1° het verkopen, het onderhouden en het herstellen van monoculaire vergrootglazen, verrekijkers, microscopen en telescopen, die niet bestemd zijn als visueel hulpmiddel voor slechtzienden, en zonnebrillen zonder incorporatie van gezichtsverbetering of compensatie van het gezichtsvermogen;
2° het verkopen van contactlenzen en voorgemonteerde loepbrillen.
1° het verkopen, het onderhouden en het herstellen van artikelen om het zicht van de mens te verbeteren of te compenseren;
2° het verkopen, het onderhouden en het herstellen van kunstogen.
§ 2. De volgende activiteiten vallen niet onder de toepassing van dit besluit :
1° het verkopen, het onderhouden en het herstellen van monoculaire vergrootglazen, verrekijkers, microscopen en telescopen, die niet bestemd zijn als visueel hulpmiddel voor slechtzienden, en zonnebrillen zonder incorporatie van gezichtsverbetering of compensatie van het gezichtsvermogen;
2° het verkopen van contactlenzen en voorgemonteerde loepbrillen.
Art. 16. § 1er. Par activités d'opticien, il y a lieu d'entendre, pour l'application du présent arrêté, une ou plusieurs des activités suivantes :
1° la vente, l'entretien et la réparation d'articles destinés à la correction ou à la compensation de la vision de l'être humain;
2° la vente, l'entretien et la réparation des yeux artificiels.
§ 2. Les activités suivantes ne tombent pas dans le champ d'application du présent arrêté :
1° la vente, l'entretien et la réparation des loupes monoculaires, des jumelles, des microscopes, des télescopes, non destinés à l'aide visuelle pour malvoyants, et des lunettes solaires sans incorporation d'une correction ou d'une compensation de la vision;
2° la vente de lentilles de contact et de lunettes-loupes prémontées.
1° la vente, l'entretien et la réparation d'articles destinés à la correction ou à la compensation de la vision de l'être humain;
2° la vente, l'entretien et la réparation des yeux artificiels.
§ 2. Les activités suivantes ne tombent pas dans le champ d'application du présent arrêté :
1° la vente, l'entretien et la réparation des loupes monoculaires, des jumelles, des microscopes, des télescopes, non destinés à l'aide visuelle pour malvoyants, et des lunettes solaires sans incorporation d'une correction ou d'une compensation de la vision;
2° la vente de lentilles de contact et de lunettes-loupes prémontées.
Art.17. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van opticien bestaat uit het volgende :
1° goede kennis toegepast op het beroep van opticien, van :
a) wiskunde;
b) fysica;
c) scheikunde;
d) biologie : cytologie, histologie, genetica;
e) anatomie : vitale organen en functies;
f) microbiologie;
g) algemene en oculaire farmacologie;
h) algemene en oculaire pathologie;
i) oculaire anatomie en fysiologie;
2° goede kennis van :
a) fysiologische, meetkundige, fysische en instrumentale optica : schematische modellen van het oog, accommodatie, convergentie, dioptrieën, entoptische fenomenen, kwaliteit van het retinaal beeld, stralingen en het oog, binoculair zicht, kleurenzicht, waarnemen van vormen en van licht, gezichtsveld, ontwikkeling van het zicht en zijn veranderingen, refractie doorheen een sferisch of een plano vlak, evenwijdige scheidingsvlakken, dunne lenzen, dikke lenzen en geconcentreerde systemen, gecentreerde afocale systemen en toepassingen, sferocilindrische glazen, dunne prisma's, spiegels, optiek van de golven, interactie tussen licht en stof, polarisatie, scheidingsvermogen en resolutiegrens, fotometrie, aberraties en diafragma;
b) optometrie;
c) " low vision ";
d) visuele ergonomie;
3° goede kennis van de volgende fabricage-, aanpassings- en montagetechnieken :
a) de glazen :
- de fysische en optische kenmerken van oftalmische glazen en van glazen met additie;
- de verschillende types van glazen;
- de oftalmische prisma's en de prismatische effecten van glazen;
- de asferische oppervlakken;
- de multifocale glazen;
- de problemen inherent aan de fabricage van correctieglazen;
- de filterglazen;
- de ontspiegelde glazen en de ontspiegelingsbehandelingen;
- de schokresistentie;
- de montagenormen en -schema's;
b) de contactlenzen :
- de verschillende types en materialen;
- de optische kenmerken;
- onderhoud en onderhoudsproducten;
- complicaties gedurende en na het aanpassen, en de allergische reacties;
c) de monturen :
- de fysische kenmerken en biocompatibiliteit van de materialen;
- de specificaties en de nomenclatuur van montuuronderdelen;
- de biometrie van het hoofd en het aangezicht;
- de oppervlaktebehandelingen;
- de meetsystemen;
- esthetische aspecten die de keuze van het montuur bepalen;
d) de visuele hulpmiddelen voor slechtzienden;
4° goede kennis van de gebruikelijke instrumenten;
5° het kunnen :
a) uitvoeren van alle stadia voor het correct monteren van de glazen, met inbegrip van de voorafgaande metingen, de bestelbon, de montagefiche, het kiezen van de glazen en van het montuur, het controleren en centreren van de glazen met de frontofocometer, met sfero-cylindrometer en door observatie, met naleving van de geldende montagetechnieken en -normen;
b) symmetrisch uitrichten, passen en aanpassen van de visuele uitrusting;
c) adviseren van de klant inzake ametropie, alsmede over het gebruik, het dragen, de draagwijdte, de beperkingen en het onderhoud van de visuele uitrusting;
d) onderhouden en herstellen van monturen;
e) inzake slechtzienden : het meest aangewezen visuele hulpmiddel voor het probleem en het voorschrift selecteren, de metingen uitvoeren, de parameters van de uitrusting berekenen, controleren, monteren, passen, aanpassen en onderhouden van de visuele hulpmiddelen;
f) de gebruikelijke apparatuur en uitrusting gebruiken;
g) inzake kunstogen : alle noodzakelijke werken voor het maken, aanbrengen, onderhouden van kunstogen en het geven van instructies aan de klant;
h) de klant informeren over de prijs en de voorwaarden voor tussenkomst van de organismen van sociale zekerheid en verzekeringen voor de verschillende uitrustingen;
i) de Belgische en Europese richtlijnen inzake fabricage en montage (ISO-normen) toepassen;
6° goede kennis van de deontologie van het beroep, met name de relaties met de klanten, de medici en aanverwante beroepen, de confraters en de verzekeringsorganismen in de gezondheidszorg.
1° goede kennis toegepast op het beroep van opticien, van :
a) wiskunde;
b) fysica;
c) scheikunde;
d) biologie : cytologie, histologie, genetica;
e) anatomie : vitale organen en functies;
f) microbiologie;
g) algemene en oculaire farmacologie;
h) algemene en oculaire pathologie;
i) oculaire anatomie en fysiologie;
2° goede kennis van :
a) fysiologische, meetkundige, fysische en instrumentale optica : schematische modellen van het oog, accommodatie, convergentie, dioptrieën, entoptische fenomenen, kwaliteit van het retinaal beeld, stralingen en het oog, binoculair zicht, kleurenzicht, waarnemen van vormen en van licht, gezichtsveld, ontwikkeling van het zicht en zijn veranderingen, refractie doorheen een sferisch of een plano vlak, evenwijdige scheidingsvlakken, dunne lenzen, dikke lenzen en geconcentreerde systemen, gecentreerde afocale systemen en toepassingen, sferocilindrische glazen, dunne prisma's, spiegels, optiek van de golven, interactie tussen licht en stof, polarisatie, scheidingsvermogen en resolutiegrens, fotometrie, aberraties en diafragma;
b) optometrie;
c) " low vision ";
d) visuele ergonomie;
3° goede kennis van de volgende fabricage-, aanpassings- en montagetechnieken :
a) de glazen :
- de fysische en optische kenmerken van oftalmische glazen en van glazen met additie;
- de verschillende types van glazen;
- de oftalmische prisma's en de prismatische effecten van glazen;
- de asferische oppervlakken;
- de multifocale glazen;
- de problemen inherent aan de fabricage van correctieglazen;
- de filterglazen;
- de ontspiegelde glazen en de ontspiegelingsbehandelingen;
- de schokresistentie;
- de montagenormen en -schema's;
b) de contactlenzen :
- de verschillende types en materialen;
- de optische kenmerken;
- onderhoud en onderhoudsproducten;
- complicaties gedurende en na het aanpassen, en de allergische reacties;
c) de monturen :
- de fysische kenmerken en biocompatibiliteit van de materialen;
- de specificaties en de nomenclatuur van montuuronderdelen;
- de biometrie van het hoofd en het aangezicht;
- de oppervlaktebehandelingen;
- de meetsystemen;
- esthetische aspecten die de keuze van het montuur bepalen;
d) de visuele hulpmiddelen voor slechtzienden;
4° goede kennis van de gebruikelijke instrumenten;
5° het kunnen :
a) uitvoeren van alle stadia voor het correct monteren van de glazen, met inbegrip van de voorafgaande metingen, de bestelbon, de montagefiche, het kiezen van de glazen en van het montuur, het controleren en centreren van de glazen met de frontofocometer, met sfero-cylindrometer en door observatie, met naleving van de geldende montagetechnieken en -normen;
b) symmetrisch uitrichten, passen en aanpassen van de visuele uitrusting;
c) adviseren van de klant inzake ametropie, alsmede over het gebruik, het dragen, de draagwijdte, de beperkingen en het onderhoud van de visuele uitrusting;
d) onderhouden en herstellen van monturen;
e) inzake slechtzienden : het meest aangewezen visuele hulpmiddel voor het probleem en het voorschrift selecteren, de metingen uitvoeren, de parameters van de uitrusting berekenen, controleren, monteren, passen, aanpassen en onderhouden van de visuele hulpmiddelen;
f) de gebruikelijke apparatuur en uitrusting gebruiken;
g) inzake kunstogen : alle noodzakelijke werken voor het maken, aanbrengen, onderhouden van kunstogen en het geven van instructies aan de klant;
h) de klant informeren over de prijs en de voorwaarden voor tussenkomst van de organismen van sociale zekerheid en verzekeringen voor de verschillende uitrustingen;
i) de Belgische en Europese richtlijnen inzake fabricage en montage (ISO-normen) toepassen;
6° goede kennis van de deontologie van het beroep, met name de relaties met de klanten, de medici en aanverwante beroepen, de confraters en de verzekeringsorganismen in de gezondheidszorg.
Art. 17. La compétence professionnelle pour l'exercice des activités d'opticien, contient les éléments suivants :
1° bonnes connaissances, appliquées au métier d'opticien, de :
a) mathématique;
b) physique;
c) chimie;
d) biologie : cytologie, histologie, génétique;
e) anatomie : organes et fonctions vitales;
f) microbiologie;
g) pharmacologie générale et oculaire;
h) pathologie générale et oculaire;
i) anatomie et physiologie oculaires;
2° bonnes connaissances :
a) de l'optique physiologique, géométrique, physique et instrumentale : modèles d'yeux schématiques, accommodation, convergence, dioptrique oculaire, phénomènes entoptiques, qualité de l'image rétinienne, les rayonnements et l'oeil, la vision binoculaire, la perception des couleurs et des formes, le champ visuel, le développement de la vision et ses changements, la réfraction à travers une surface sphérique ou plane, les lames à faces parallèles, les lentilles minces, les lentilles épaisses et les systèmes concentrés, les systèmes centrés afocaux et les applications, les verres sphérocylindriques, les prismes minces, les miroirs, l'optique ondulatoire, l'interaction entre la lumière et la matière, la polarisation, le pouvoir séparateur et limite de résolution, la photométrie, les aberrations et les diaphragmes;
b) d'optométrie;
c) de la basse vision;
d) de l'ergonomie visuelle;
3° bonnes connaissances des techniques suivantes de fabrication, d'ajustage et de montage :
a) les verres :
- les caractéristiques physiques et optiques des verres ophtalmiques et des verres à addition;
- les différents types de verre;
- les prismes ophtalmiques et effets prismatiques des verres;
- les surfaces asphériques;
- les verres multifocaux;
- les problèmes inhérents à la fabrication des verres correcteurs;
- les verres filtrants;
- les verres anti-reflets et les méthodes pour remédier aux réflexions;
- la résistance aux chocs;
- les normes et les schémas de montage;
b) les lentilles de contact :
- les différents types et matériaux;
- les caractéristiques optiques;
- l'entretien et les produits d'entretien;
- les complications pendant et après l'adaptation, et les réponses allergiques;
c) les montures :
- les caractéristiques physiques et biocompatibilité des matériaux;
- les spécifications et la nomenclature des composants des montures;
- la biométrie de la tête et du visage;
- les traitements de surface;
- les systèmes de mesure;
- aspects esthétiques déterminant le choix de la monture;
d) les aides visuelles pour malvoyants;
4° bonnes connaissances des instruments usuels;
5° pouvoir :
a) exécuter toutes les phases d'un montage correct des verres, y compris les mesures préalables, le bon de commande, la fiche de montage, le choix des verres et de la monture, le contrôle et le centrage des verres au frontofocomètre, au sphéro-cylindromètre et par observation, en respectant les techniques et normes de montage en vigueur;
b) exécuter le rhabillage symétrique, l'essayage et l'ajustage de l'équipement visuel;
c) conseiller le client concernant l'amétropie, ainsi que l'utilisation, le port, la portée, les limites et l'entretien de l'équipement visuel;
d) entretenir et réparer les montures;
e) concernant les malvoyants : sélectionner l'aide visuel indiqué selon le problème et l'ordonnance de prescription, effectuer les mesures, calculer les paramètres de l'équipement, contrôler, monter, essayer, ajuster et entretenir les aides visuelles;
f) utiliser l'équipement et l'instrumentation usuels;
g) concernant les yeux artificiels : toutes les opérations nécessaires à la fabrication, la mise en place et l'entretien des yeux artificiels et donner des instructions au client;
h) informer le client du prix et des conditions de l'intervention des organismes de sécurité sociale et d'assurances, concernant les différents équipements;
i) appliquer les directives belges et européennes relatives à la fabrication et le montage (normes ISO);
6° bonnes connaissances de la déontologie professionnelle, notamment les rapports avec les clients, le corps médical et les professions connexes, les confrères et les organismes d'assurances en soins de santé.
1° bonnes connaissances, appliquées au métier d'opticien, de :
a) mathématique;
b) physique;
c) chimie;
d) biologie : cytologie, histologie, génétique;
e) anatomie : organes et fonctions vitales;
f) microbiologie;
g) pharmacologie générale et oculaire;
h) pathologie générale et oculaire;
i) anatomie et physiologie oculaires;
2° bonnes connaissances :
a) de l'optique physiologique, géométrique, physique et instrumentale : modèles d'yeux schématiques, accommodation, convergence, dioptrique oculaire, phénomènes entoptiques, qualité de l'image rétinienne, les rayonnements et l'oeil, la vision binoculaire, la perception des couleurs et des formes, le champ visuel, le développement de la vision et ses changements, la réfraction à travers une surface sphérique ou plane, les lames à faces parallèles, les lentilles minces, les lentilles épaisses et les systèmes concentrés, les systèmes centrés afocaux et les applications, les verres sphérocylindriques, les prismes minces, les miroirs, l'optique ondulatoire, l'interaction entre la lumière et la matière, la polarisation, le pouvoir séparateur et limite de résolution, la photométrie, les aberrations et les diaphragmes;
b) d'optométrie;
c) de la basse vision;
d) de l'ergonomie visuelle;
3° bonnes connaissances des techniques suivantes de fabrication, d'ajustage et de montage :
a) les verres :
- les caractéristiques physiques et optiques des verres ophtalmiques et des verres à addition;
- les différents types de verre;
- les prismes ophtalmiques et effets prismatiques des verres;
- les surfaces asphériques;
- les verres multifocaux;
- les problèmes inhérents à la fabrication des verres correcteurs;
- les verres filtrants;
- les verres anti-reflets et les méthodes pour remédier aux réflexions;
- la résistance aux chocs;
- les normes et les schémas de montage;
b) les lentilles de contact :
- les différents types et matériaux;
- les caractéristiques optiques;
- l'entretien et les produits d'entretien;
- les complications pendant et après l'adaptation, et les réponses allergiques;
c) les montures :
- les caractéristiques physiques et biocompatibilité des matériaux;
- les spécifications et la nomenclature des composants des montures;
- la biométrie de la tête et du visage;
- les traitements de surface;
- les systèmes de mesure;
- aspects esthétiques déterminant le choix de la monture;
d) les aides visuelles pour malvoyants;
4° bonnes connaissances des instruments usuels;
5° pouvoir :
a) exécuter toutes les phases d'un montage correct des verres, y compris les mesures préalables, le bon de commande, la fiche de montage, le choix des verres et de la monture, le contrôle et le centrage des verres au frontofocomètre, au sphéro-cylindromètre et par observation, en respectant les techniques et normes de montage en vigueur;
b) exécuter le rhabillage symétrique, l'essayage et l'ajustage de l'équipement visuel;
c) conseiller le client concernant l'amétropie, ainsi que l'utilisation, le port, la portée, les limites et l'entretien de l'équipement visuel;
d) entretenir et réparer les montures;
e) concernant les malvoyants : sélectionner l'aide visuel indiqué selon le problème et l'ordonnance de prescription, effectuer les mesures, calculer les paramètres de l'équipement, contrôler, monter, essayer, ajuster et entretenir les aides visuelles;
f) utiliser l'équipement et l'instrumentation usuels;
g) concernant les yeux artificiels : toutes les opérations nécessaires à la fabrication, la mise en place et l'entretien des yeux artificiels et donner des instructions au client;
h) informer le client du prix et des conditions de l'intervention des organismes de sécurité sociale et d'assurances, concernant les différents équipements;
i) appliquer les directives belges et européennes relatives à la fabrication et le montage (normes ISO);
6° bonnes connaissances de la déontologie professionnelle, notamment les rapports avec les clients, le corps médical et les professions connexes, les confrères et les organismes d'assurances en soins de santé.
Art.18. De akten die worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid voor opticien zijn :
1° de akten met betrekking op optiek of optometrie, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het derde jaar van de derde graad alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 17;
3° het diploma van master in de geneeskunde.
1° de akten met betrekking op optiek of optometrie, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het derde jaar van de derde graad alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 17;
3° het diploma van master in de geneeskunde.
Art. 18. Les titres qui sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle d'opticien sont :
1° les titres relatifs à l'optique ou à l'optométrie, délivrés par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice après avoir terminé la troisième année du troisième degré, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci;
b) l'enseignement de promotion sociale et l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) l'enseignement en alternance, dans le cadre d'un engagement à temps plein et à condition que les leçons et l'expérience professionnelle aient été suivies fructueusement;
d) l'enseignement des Classes moyennes, notamment la formation de chef d'entreprise;
e) l'enseignement supérieur;
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 17;
3° le diplôme de master en médecine.
1° les titres relatifs à l'optique ou à l'optométrie, délivrés par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice après avoir terminé la troisième année du troisième degré, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci;
b) l'enseignement de promotion sociale et l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) l'enseignement en alternance, dans le cadre d'un engagement à temps plein et à condition que les leçons et l'expérience professionnelle aient été suivies fructueusement;
d) l'enseignement des Classes moyennes, notamment la formation de chef d'entreprise;
e) l'enseignement supérieur;
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 17;
3° le diplôme de master en médecine.
Art.18_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De akten die worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid voor opticien zijn :
1° de akten met betrekking op optiek of optometrie, uitgereikt door :
[1 a) het voltijds secundair onderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
d) het deeltijds beroepsonderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar;
e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
f) het hoger onderwijs;]1
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 17;
3° het diploma van master in de geneeskunde.
1° de akten met betrekking op optiek of optometrie, uitgereikt door :
[1 a) het voltijds secundair onderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld kan worden;
d) het deeltijds beroepsonderwijs, na afloop van een zesde of zevende jaar;
e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
f) het hoger onderwijs;]1
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 17;
3° het diploma van master in de geneeskunde.
Modifications
Art.18 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
Les titres qui sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle d'opticien sont :
1° les titres relatifs à l'optique ou à l'optométrie, délivrés par :
[1 a) l'enseignement secondaire de plein exercice, à l'issue d'une sixième ou septième année, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci ;
b) l'enseignement de promotion sociale, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice ou qui peut y être assimilé ;
c) l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice ou qui peut y être assimilé ;
d) l'enseignement en alternance, à l'issue d'une sixième ou septième année ;
e) la formation des Classes moyennes et des petites et moyennes entreprises, notamment l'apprentissage, la formation de chef d'entreprise et le parcours d'entrepreneuriat ;
f) l'enseignement supérieur ;]1
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 17;
3° le diplôme de master en médecine.
Les titres qui sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle d'opticien sont :
1° les titres relatifs à l'optique ou à l'optométrie, délivrés par :
[1 a) l'enseignement secondaire de plein exercice, à l'issue d'une sixième ou septième année, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci ;
b) l'enseignement de promotion sociale, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice ou qui peut y être assimilé ;
c) l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice ou qui peut y être assimilé ;
d) l'enseignement en alternance, à l'issue d'une sixième ou septième année ;
e) la formation des Classes moyennes et des petites et moyennes entreprises, notamment l'apprentissage, la formation de chef d'entreprise et le parcours d'entrepreneuriat ;
f) l'enseignement supérieur ;]1
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 17;
3° le diplôme de master en médecine.
Modifications
HOOFDSTUK IV. - Dentaaltechnicus.
CHAPITRE IV. - Technicien dentaire.
HOOFDSTUK IV. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.[1 ...]1
CHAPITRE IV. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.[1 ...]1
HOOFDSTUK IV. WAALS_GEWEST. [1 ...]1
CHAPITRE IV. REGION_WALLONNE. [1 ...]1
Art.19. Onder activiteiten van dentaaltechnicus moet, voor de toepassing van dit besluit, het vervaardigen of herstellen worden verstaan van tandprothesen of apparaten voor orthodontische verbeteringen en in het algemeen alle apparaten bestemd om de tanden, delen van tanden of naburige weefsels te verplaatsen, te vervangen of te behandelen.
Art. 19. Par activités de technicien dentaire, il y a lieu d'entendre, pour l'application du présent arrêté, la confection ou la réparation de prothèses dentaires ou d'appareils de corrections orthodontiques et, en général, de tous les appareils destinés à déplacer, à remplacer ou à traiter les dents, les parties de dents ou les tissus voisins.
Art.19_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.19 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ...]1
Modifications
Art.19_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.19 _REGION_WALLONNE. [1 ...]1
Modifications
Art.20. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van dentaaltechnicus bestaat uit het volgende :
1° basiskennis toegepast op het beroep van dentaaltechnicus, van :
a) wiskunde;
b) fysica;
c) scheikunde;
d) biologie : histologie en embryologie;
2° goede theoretische kennis van de benodigde materialen, de tandheelkundige terminologie, het melkgebit en het blijvend gebit, de morfologie en de nomenclatuur van de tanden, beroepshygiëne en -veiligheid, het instrumentarium en de apparatuur en het inrichten van de werkruimte, orthodontie, maxillo-faciale orthopedie en maxillo-faciale chirurgie;
3° het kunnen :
a) tekenen van alle tanden van het blijvend gebit, evenals de kleuren en kleurverdeling;
b) ontwerpen en maken of het herstellen van afneembare, vaste en afneembare-vaste protheses;
c) ontwerpen en maken of herstellen van apparaten voor orthodontie en maxillo-faciale orthopedie en maxillo-faciale chirurgie;
4° goede kennis van de deontologie van het beroep, met name de relaties met de klanten, de medici en aanverwante beroepen, en de confraters.
1° basiskennis toegepast op het beroep van dentaaltechnicus, van :
a) wiskunde;
b) fysica;
c) scheikunde;
d) biologie : histologie en embryologie;
2° goede theoretische kennis van de benodigde materialen, de tandheelkundige terminologie, het melkgebit en het blijvend gebit, de morfologie en de nomenclatuur van de tanden, beroepshygiëne en -veiligheid, het instrumentarium en de apparatuur en het inrichten van de werkruimte, orthodontie, maxillo-faciale orthopedie en maxillo-faciale chirurgie;
3° het kunnen :
a) tekenen van alle tanden van het blijvend gebit, evenals de kleuren en kleurverdeling;
b) ontwerpen en maken of het herstellen van afneembare, vaste en afneembare-vaste protheses;
c) ontwerpen en maken of herstellen van apparaten voor orthodontie en maxillo-faciale orthopedie en maxillo-faciale chirurgie;
4° goede kennis van de deontologie van het beroep, met name de relaties met de klanten, de medici en aanverwante beroepen, en de confraters.
Art. 20. La compétence professionnelle pour l'exercice des activités de technicien dentaire, contient les éléments suivants :
1° connaissances de base, appliquées à la profession de technicien dentaire, de :
a) mathématique;
b) physique;
c) chimie;
d) biologie : histologie et embryologie;
2° bonnes connaissances théoriques des matériaux nécessaires, de la terminologie dentaire, de la dentition temporaire et permanente, de la morphologie et de la nomenclature dentaire, de l'hygiène et de la sécurité professionnelle, de l'outillage et de l'appareillage et de l'aménagement de l'espace de travail, de l'orthodontie, de l'orthopédie maxillo-faciale et de la chirurgie maxillo-faciale;
3° pouvoir :
a) dessiner toutes les dents de la dentition permanente, ainsi que les teintes et leur répartition;
b) élaborer et confectionner ou réparer des prothèses amovibles, fixes et amovo-inamovibles;
c) élaborer et confectionner ou réparer des appareils pour orthodontie et orthopédie et chirurgie maxillo-faciale;
4° bonnes connaissances de la déontologie professionnelle, notamment les rapports avec les clients, le corps médical et les professions connexes, et les confrères.
1° connaissances de base, appliquées à la profession de technicien dentaire, de :
a) mathématique;
b) physique;
c) chimie;
d) biologie : histologie et embryologie;
2° bonnes connaissances théoriques des matériaux nécessaires, de la terminologie dentaire, de la dentition temporaire et permanente, de la morphologie et de la nomenclature dentaire, de l'hygiène et de la sécurité professionnelle, de l'outillage et de l'appareillage et de l'aménagement de l'espace de travail, de l'orthodontie, de l'orthopédie maxillo-faciale et de la chirurgie maxillo-faciale;
3° pouvoir :
a) dessiner toutes les dents de la dentition permanente, ainsi que les teintes et leur répartition;
b) élaborer et confectionner ou réparer des prothèses amovibles, fixes et amovo-inamovibles;
c) élaborer et confectionner ou réparer des appareils pour orthodontie et orthopédie et chirurgie maxillo-faciale;
4° bonnes connaissances de la déontologie professionnelle, notamment les rapports avec les clients, le corps médical et les professions connexes, et les confrères.
Art.20_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.20 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ...]1
Modifications
Art.20_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.20 _REGION_WALLONNE. [1 ...]1
Modifications
Art.21. De akten die worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid voor dentaaltechnicus zijn :
1° de akten met betrekking op dentaaltechniek, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het derde jaar van de derde graad alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 20;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van dentaaltechnicus, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest;
4° het diploma van master in de geneeskunde.
1° de akten met betrekking op dentaaltechniek, uitgereikt door :
a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het derde jaar van de derde graad alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;
b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;
d) het middenstandsonderwijs, met name de opleiding tot ondernemingshoofd;
e) het hoger onderwijs;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 20;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van dentaaltechnicus, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest;
4° het diploma van master in de geneeskunde.
Art. 21. Les titres qui sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle de technicien dentaire sont :
1° les titres relatifs à la technique dentaire, délivrés par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice après avoir terminé la troisième année du troisième degré, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci;
b) l'enseignement de promotion sociale et l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) l'enseignement en alternance, dans le cadre d'un engagement à temps plein et à condition que les leçons et l'expérience professionnelle aient été suivies fructueusement;
d) l'enseignement des Classes moyennes, notamment la formation de chef d'entreprise;
e) l'enseignement supérieur;
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 20;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle de technicien dentaire, délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région;
4° le diplôme de master en médecine.
1° les titres relatifs à la technique dentaire, délivrés par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice après avoir terminé la troisième année du troisième degré, ainsi que l'enseignement spécialisé de la forme 4 qui est équivalent à celui-ci;
b) l'enseignement de promotion sociale et l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) l'enseignement en alternance, dans le cadre d'un engagement à temps plein et à condition que les leçons et l'expérience professionnelle aient été suivies fructueusement;
d) l'enseignement des Classes moyennes, notamment la formation de chef d'entreprise;
e) l'enseignement supérieur;
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 20;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle de technicien dentaire, délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région;
4° le diplôme de master en médecine.
Art.21_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.21 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 ...]1
Modifications
Art.21_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
Modifications
Art.21 _REGION_WALLONNE. [1 ...]1
Modifications
HOOFDSTUK V. - Begrafenisondernemer.
CHAPITRE V. - Entrepreneur de pompes funèbres.
Art.22. Onder activiteiten van begrafenisondernemer moet voor de toepassing van dit besluit, het uitvoeren van één of meer van de volgende activiteiten worden verstaan, die betrekking hebben op het stoffelijk overschot :
1° het opbaren en verzorgen van de lijktooi en het uitvoeren van de bewaringszorgen;
2° het zorgen voor het vervoeren van het stoffelijk overschot;
3° het uitvoeren, verzorgen en organiseren van de begrafenisplechtigheid tot op de begraaf- of de crematieplaats, volgens de plaatselijke, godsdienstige en filosofische gebruiken en de wil van de overledene of de familie.
1° het opbaren en verzorgen van de lijktooi en het uitvoeren van de bewaringszorgen;
2° het zorgen voor het vervoeren van het stoffelijk overschot;
3° het uitvoeren, verzorgen en organiseren van de begrafenisplechtigheid tot op de begraaf- of de crematieplaats, volgens de plaatselijke, godsdienstige en filosofische gebruiken en de wil van de overledene of de familie.
Art. 22. Par activités d'entrepreneur de pompes funèbres, il y a lieu d'entendre, pour l'application du présent arrêté, l'exécution d'une ou de plusieurs des activités suivantes par rapport aux dépouilles mortelles :
1° exposer les dépouilles mortelles et procéder à la toilette funéraire et aux soins de conservation;
2° veiller au transport des dépouilles mortelles;
3° organiser, exécuter et assurer les cérémonies funéraires jusqu'à l'endroit de l'inhumation ou de la crémation, suivant les usages locaux, religieux et philosophiques et la volonté du défunt et de la famille.
1° exposer les dépouilles mortelles et procéder à la toilette funéraire et aux soins de conservation;
2° veiller au transport des dépouilles mortelles;
3° organiser, exécuter et assurer les cérémonies funéraires jusqu'à l'endroit de l'inhumation ou de la crémation, suivant les usages locaux, religieux et philosophiques et la volonté du défunt et de la famille.
Art.23. De beroepsbekwaamheid voor het uitoefenen van de activiteiten van begrafenisondernemer bestaat uit het volgende :
1° goede kennis van de materialen, zoals doodkisten, capitonnering, rouwbekleding en grafartikelen, hun modellen en hun opslag;
2° goede kennis van wetgevingen en reglementen op :
a) de begraafplaatsen, de graven, de identificatie van graven, opschriften en concessies;
b) de begraving, ontgraving, lijkverbranding en crematie : formaliteiten en documenten, eventuele tussenkomst of inlichtingen van de politie, gerechtelijke tussenkomst of toelating, ministeriële vrijgeleide, en fiscale bepalingen;
c) vervoer van het stoffelijk overschot;
d) burgerlijke stand in verband met overlijden;
e) beroepshygiëne;
f) lijktooi;
3° basiskennis van het erfrecht, de diensten van de erkende erediensten, het protocol bij bijzondere begrafenissen, en de eretekens;
4° het kunnen :
a) organiseren van de begrafenis rekening houdende met het akkoord met de familie en de religieuze overheid, het vereiste ceremonieel, liturgie, versiering;
b) overlijdensberichten opstellen;
c) nemen van alle maatregelen voor een goede bewaring van het stoffelijk overschot;
d) versieren van de lijkkamer;
e) uitvoeren van de lijktooi, afsluiten van de lichaamsopeningen, en van het kisten en de nodige veiligheidsmaatregelen.
1° goede kennis van de materialen, zoals doodkisten, capitonnering, rouwbekleding en grafartikelen, hun modellen en hun opslag;
2° goede kennis van wetgevingen en reglementen op :
a) de begraafplaatsen, de graven, de identificatie van graven, opschriften en concessies;
b) de begraving, ontgraving, lijkverbranding en crematie : formaliteiten en documenten, eventuele tussenkomst of inlichtingen van de politie, gerechtelijke tussenkomst of toelating, ministeriële vrijgeleide, en fiscale bepalingen;
c) vervoer van het stoffelijk overschot;
d) burgerlijke stand in verband met overlijden;
e) beroepshygiëne;
f) lijktooi;
3° basiskennis van het erfrecht, de diensten van de erkende erediensten, het protocol bij bijzondere begrafenissen, en de eretekens;
4° het kunnen :
a) organiseren van de begrafenis rekening houdende met het akkoord met de familie en de religieuze overheid, het vereiste ceremonieel, liturgie, versiering;
b) overlijdensberichten opstellen;
c) nemen van alle maatregelen voor een goede bewaring van het stoffelijk overschot;
d) versieren van de lijkkamer;
e) uitvoeren van de lijktooi, afsluiten van de lichaamsopeningen, en van het kisten en de nodige veiligheidsmaatregelen.
Art. 23. La compétence professionnelle pour l'exercice des activités d'entrepreneur de pompes funèbres, contient les éléments suivants :
1° bonnes connaissances des matériaux, comme les cercueils, le capitonnage, la décoration funéraire et les articles de cimetière, leurs modèles et leur entreposage;
2° bonnes connaissances des législations et règlements relatifs :
a) aux cimetières, aux lieux, à l'identification et à l'inscription des sépultures, et aux concessions;
b) à l'inhumation, à l'exhumation, à l'incinération et à la crémation : formalités et documents, à l'intervention éventuelle ou aux renseignements de la police, à l'intervention ou à l'autorisation judiciaire, au laissez-passer ministériel et aux dispositions fiscales;
c) au transport des dépouilles mortelles;
d) à l'état civil en rapport avec le décès;
e) à l'hygiène professionnelle;
f) à la toilette funéraire;
3° connaissances de base du droit successoral, des services des religions reconnues, du protocole lors de services spécifiques, et des distinctions honorifiques;
4° pouvoir :
a) organiser les funérailles en tenant compte de l'accord de la famille et des autorités religieuses, le cérémonial nécessaire, la liturgie et la décoration;
b) rédiger les annonces nécrologiques;
c) prendre les mesures nécessaires pour la bonne conservation des dépouilles mortelles;
d) décorer la chambre mortuaire;
e) exécuter l'ensevelissement, l'obturation des orifices corporels et la mise en bière et les mesures de sécurité.
1° bonnes connaissances des matériaux, comme les cercueils, le capitonnage, la décoration funéraire et les articles de cimetière, leurs modèles et leur entreposage;
2° bonnes connaissances des législations et règlements relatifs :
a) aux cimetières, aux lieux, à l'identification et à l'inscription des sépultures, et aux concessions;
b) à l'inhumation, à l'exhumation, à l'incinération et à la crémation : formalités et documents, à l'intervention éventuelle ou aux renseignements de la police, à l'intervention ou à l'autorisation judiciaire, au laissez-passer ministériel et aux dispositions fiscales;
c) au transport des dépouilles mortelles;
d) à l'état civil en rapport avec le décès;
e) à l'hygiène professionnelle;
f) à la toilette funéraire;
3° connaissances de base du droit successoral, des services des religions reconnues, du protocole lors de services spécifiques, et des distinctions honorifiques;
4° pouvoir :
a) organiser les funérailles en tenant compte de l'accord de la famille et des autorités religieuses, le cérémonial nécessaire, la liturgie et la décoration;
b) rédiger les annonces nécrologiques;
c) prendre les mesures nécessaires pour la bonne conservation des dépouilles mortelles;
d) décorer la chambre mortuaire;
e) exécuter l'ensevelissement, l'obturation des orifices corporels et la mise en bière et les mesures de sécurité.
Art.24. De akten die worden aanvaard voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van begrafenisondernemer zijn :
1° de akten met betrekking op begrafenisonderneming, uitgereikt door het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 23;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van begrafenisondernemer, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
1° de akten met betrekking op begrafenisonderneming, uitgereikt door het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;
2° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid bepaald in artikel 23;
3° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van begrafenisondernemer, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest.
Art. 24. Les titres qui sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres sont :
1° les titres relatifs aux pompes funèbres, délivrés par l'enseignement des classes moyennes, notamment l'apprentissage et la formation de chef d'entreprise;
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 23;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres, délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région.
1° les titres relatifs aux pompes funèbres, délivrés par l'enseignement des classes moyennes, notamment l'apprentissage et la formation de chef d'entreprise;
2° le certificat du jury central du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie relatif à la compétence professionnelle fixée à l'article 23;
3° un ou plusieurs titres de compétence professionnelle relatifs à la compétence professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres, délivrés conformément aux règlements d'une Communauté ou d'une Région.
TITEL III. - Opheffingsbepalingen.
TITRE III. - Dispositions abrogatoires.
Art.25. De volgende besluiten worden opgeheven :
1° het koninklijk besluit van 28 februari 1962 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van kapper in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 19 december 1966, 28 november 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
2° het koninklijk besluit van 30 oktober 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot utoefening van het beroep van opticien-brillenmaker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 16 september 1966, 3 oktober 1978, 14 januari 1975 en 2 maart 1988;
3° het koninklijk besluit van 24 december 1973 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van technicus in tandprothese in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd op 3 oktober 1978;
4° het koninklijk besluit van 22 december 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van begrafenisondernemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
5° het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
1° het koninklijk besluit van 28 februari 1962 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van kapper in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 19 december 1966, 28 november 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
2° het koninklijk besluit van 30 oktober 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot utoefening van het beroep van opticien-brillenmaker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 16 september 1966, 3 oktober 1978, 14 januari 1975 en 2 maart 1988;
3° het koninklijk besluit van 24 december 1973 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van technicus in tandprothese in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd op 3 oktober 1978;
4° het koninklijk besluit van 22 december 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van begrafenisondernemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
5° het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
Art. 25. Les arrêtés suivants sont abrogés :
1° l'arrêté royal du 28 février 1962 instaurant des conditions d'exercice de la profession de coiffeur dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 19 décembre 1966, 28 novembre 1972, 3 octobre 1978 et 9 avril 1980;
2° l'arrêté royal du 30 octobre 1964 instaurant des conditions d'exercice de la profession d'opticien-lunetier dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 16 septembre 1966, 3 octobre 1978, 14 janvier 1975 et 2 mars 1988;
3° l'arrêté royal du 24 décembre 1973 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle de technicien en prothèse dentaire dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat, modifié le 3 octobre 1978;
4° l'arrêté royal du 22 décembre 1982 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
5° l'arrêté royal du 14 janvier 1993 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'esthéticien(ne) dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat.
1° l'arrêté royal du 28 février 1962 instaurant des conditions d'exercice de la profession de coiffeur dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 19 décembre 1966, 28 novembre 1972, 3 octobre 1978 et 9 avril 1980;
2° l'arrêté royal du 30 octobre 1964 instaurant des conditions d'exercice de la profession d'opticien-lunetier dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 16 septembre 1966, 3 octobre 1978, 14 janvier 1975 et 2 mars 1988;
3° l'arrêté royal du 24 décembre 1973 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle de technicien en prothèse dentaire dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat, modifié le 3 octobre 1978;
4° l'arrêté royal du 22 décembre 1982 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
5° l'arrêté royal du 14 janvier 1993 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'esthéticien(ne) dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat.
TITEL IV. - Overgangs- en uitvoeringsbepalingen.
TITRE IV. - Dispositions transitoires et d'exécution.
Art.26. § 1. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen zonder te voldoen aan de bepaling van artikel 2, hun activiteiten, bedoeld in de artikelen 4, 7, 16, 19 en 22 van dit besluit, voortzetten wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die voor die activiteiten respectievelijk werden opgelegd door :
1° het koninklijk besluit van 28 februari 1962 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van kapper in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 19 december 1966, 28 november 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
2° het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
3° het koninklijk besluit van 30 oktober 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot utoefening van het beroep van opticien-brillenmaker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 16 september 1966, 3 oktober 1978, 14 januari 1975 en 2 maart 1988;
4° het koninklijk besluit van 24 december 1973 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van technicus in tandprothese in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd op 3 oktober 1978;
5° het koninklijk besluit van 22 december 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van begrafenisondernemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
§ 2. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen, kunnen zonder te voldoen aan de bepaling van artikel 2, hun activiteiten, bedoeld in artikel 10 van dit besluit, voortzetten :
1° indien ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, die werden opgelegd door het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
2° of wanneer hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen de pedicure als handels- of ambachtsactiviteit omvat.
§ 3. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen kunnen zonder te voldoen aan de bepaling van artikel 2, hun activiteiten, bedoeld in artikel 13 van dit besluit, voortzetten :
1° indien ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, die werden opgelegd door het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
2° of wanneer hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen de volgende handels- of ambachtsactiviteiten omvat : de diensten in verband met het lichamelijk welzijn, zoals verleend in inrichtingen voor thalassotherapie, kuuroorden, Turkse baden, sauna's, stoombaden, solariums, massagesalons, enz.
1° het koninklijk besluit van 28 februari 1962 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van kapper in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 19 december 1966, 28 november 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
2° het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
3° het koninklijk besluit van 30 oktober 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot utoefening van het beroep van opticien-brillenmaker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 16 september 1966, 3 oktober 1978, 14 januari 1975 en 2 maart 1988;
4° het koninklijk besluit van 24 december 1973 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van technicus in tandprothese in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd op 3 oktober 1978;
5° het koninklijk besluit van 22 december 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van begrafenisondernemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
§ 2. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen, kunnen zonder te voldoen aan de bepaling van artikel 2, hun activiteiten, bedoeld in artikel 10 van dit besluit, voortzetten :
1° indien ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, die werden opgelegd door het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
2° of wanneer hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen de pedicure als handels- of ambachtsactiviteit omvat.
§ 3. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen kunnen zonder te voldoen aan de bepaling van artikel 2, hun activiteiten, bedoeld in artikel 13 van dit besluit, voortzetten :
1° indien ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, die werden opgelegd door het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
2° of wanneer hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen de volgende handels- of ambachtsactiviteiten omvat : de diensten in verband met het lichamelijk welzijn, zoals verleend in inrichtingen voor thalassotherapie, kuuroorden, Turkse baden, sauna's, stoombaden, solariums, massagesalons, enz.
Art. 26. § 1er. Les personnes physiques et morales inscrites dans la Banque-Carrefour des Entreprises le jour de l'entrée en vigueur du présent arrêté, en tant que commerçant ou artisan, peuvent, sans satisfaire à la disposition de l'article 2, continuer leurs activités, visées aux articles 4, 7, 16, 19 et 22 du présent arrêté, lorsqu'elles ont prouvé les capacités entrepreneuriales ou en sont définitivement dispensées, telles qu'elles ont été imposées pour ces activités, respectivement par :
1° l'arrêté royal du 28 février 1962 instaurant des conditions d'exercice de la profession de coiffeur dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 19 décembre 1966, 28 novembre 1972, 3 octobre 1978 et 9 avril 1980;
2° l'arrêté royal du 14 janvier 1993 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'esthéticien(ne) dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
3° l'arrêté royal du 30 octobre 1964 instaurant des conditions d'exercice de la profession d'opticien-lunetier dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 16 septembre 1966, 3 octobre 1978, 14 janvier 1975 et 2 mars 1988;
4° l'arrêté royal du 24 décembre 1973 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle de technicien en prothèse dentaire dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat, modifié le 3 octobre 1978;
5° l'arrêté royal du 22 décembre 1982 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat.
§ 2. Les personnes physiques et morales inscrites dans la Banque-Carrefour des Entreprises, le jour de l'entrée en vigueur du présent arrêté, en tant que commerçant ou artisan, peuvent, sans satisfaire à la disposition de l'article 2, continuer leurs activités, visées à l'article 10 du présent arrêté :
1° lorsqu'elles ont prouvé les capacités entrepreneuriales ou en sont définitivement dispensées, telles qu'elles ont été imposées par l'arrêté royal du 14 janvier 1993 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'esthéticien(ne) dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
2° ou lorsque leur inscription dans la Banque-Carrefour des Entreprises comprend les soins de pédicure comme activité commerciale ou artisanale.
§ 3. Les personnes physiques et morales inscrites dans la Banque-Carrefour des Entreprises, le jour de l'entrée en vigueur du présent arrêté, en tant que commerçant ou artisan, peuvent, sans satisfaire à la disposition de l'article 2, continuer leurs activités, visées à l'article 13 du présent arrêté :
1° lorsqu'elles ont prouvé les capacités entrepreneuriales ou en sont définitivement dispensées, telles qu'elles ont été imposées par l'arrêté royal du 14 janvier 1993 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'esthéticien(ne) dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
2° ou lorsque leur inscription dans la Banque-Carrefour des Entreprises comprend les activités commerciales ou artisanales suivantes : les services liés au bien-être et au confort physique tels que ceux fournis dans les établissements de thalassothérapie, les stations thermales, les bains turcs, les saunas, les bains de vapeur, les solariums, les salons de massage, etc.
1° l'arrêté royal du 28 février 1962 instaurant des conditions d'exercice de la profession de coiffeur dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 19 décembre 1966, 28 novembre 1972, 3 octobre 1978 et 9 avril 1980;
2° l'arrêté royal du 14 janvier 1993 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'esthéticien(ne) dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
3° l'arrêté royal du 30 octobre 1964 instaurant des conditions d'exercice de la profession d'opticien-lunetier dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 16 septembre 1966, 3 octobre 1978, 14 janvier 1975 et 2 mars 1988;
4° l'arrêté royal du 24 décembre 1973 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle de technicien en prothèse dentaire dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat, modifié le 3 octobre 1978;
5° l'arrêté royal du 22 décembre 1982 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat.
§ 2. Les personnes physiques et morales inscrites dans la Banque-Carrefour des Entreprises, le jour de l'entrée en vigueur du présent arrêté, en tant que commerçant ou artisan, peuvent, sans satisfaire à la disposition de l'article 2, continuer leurs activités, visées à l'article 10 du présent arrêté :
1° lorsqu'elles ont prouvé les capacités entrepreneuriales ou en sont définitivement dispensées, telles qu'elles ont été imposées par l'arrêté royal du 14 janvier 1993 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'esthéticien(ne) dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
2° ou lorsque leur inscription dans la Banque-Carrefour des Entreprises comprend les soins de pédicure comme activité commerciale ou artisanale.
§ 3. Les personnes physiques et morales inscrites dans la Banque-Carrefour des Entreprises, le jour de l'entrée en vigueur du présent arrêté, en tant que commerçant ou artisan, peuvent, sans satisfaire à la disposition de l'article 2, continuer leurs activités, visées à l'article 13 du présent arrêté :
1° lorsqu'elles ont prouvé les capacités entrepreneuriales ou en sont définitivement dispensées, telles qu'elles ont été imposées par l'arrêté royal du 14 janvier 1993 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'esthéticien(ne) dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
2° ou lorsque leur inscription dans la Banque-Carrefour des Entreprises comprend les activités commerciales ou artisanales suivantes : les services liés au bien-être et au confort physique tels que ceux fournis dans les établissements de thalassothérapie, les stations thermales, les bains turcs, les saunas, les bains de vapeur, les solariums, les salons de massage, etc.
Art.26_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. § 1. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen zonder te voldoen aan de bepaling van artikel 2, hun activiteiten, bedoeld in de artikelen 4, 7, 16 [1 ...]1 en 22 van dit besluit, voortzetten wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die voor die activiteiten respectievelijk werden opgelegd door :
1° het koninklijk besluit van 28 februari 1962 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van kapper in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 19 december 1966, 28 november 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
2° het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
3° het koninklijk besluit van 30 oktober 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot utoefening van het beroep van opticien-brillenmaker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 16 september 1966, 3 oktober 1978, 14 januari 1975 en 2 maart 1988;
4° [1 ...]1
5° het koninklijk besluit van 22 december 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van begrafenisondernemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. [1 ...]1
1° het koninklijk besluit van 28 februari 1962 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van kapper in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 19 december 1966, 28 november 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
2° het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
3° het koninklijk besluit van 30 oktober 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot utoefening van het beroep van opticien-brillenmaker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 16 september 1966, 3 oktober 1978, 14 januari 1975 en 2 maart 1988;
4° [1 ...]1
5° het koninklijk besluit van 22 december 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van begrafenisondernemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. [1 ...]1
Modifications
Art.26 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
§ 1er. Les personnes physiques et morales inscrites dans la Banque-Carrefour des Entreprises le jour de l'entrée en vigueur du présent arrêté, en tant que commerçant ou artisan, peuvent, sans satisfaire à la disposition de l'article 2, continuer leurs activités, visées aux articles 4, 7, 16 [1 ...]1 et 22 du présent arrêté, lorsqu'elles ont prouvé les capacités entrepreneuriales ou en sont définitivement dispensées, telles qu'elles ont été imposées pour ces activités, respectivement par :
1° l'arrêté royal du 28 février 1962 instaurant des conditions d'exercice de la profession de coiffeur dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 19 décembre 1966, 28 novembre 1972, 3 octobre 1978 et 9 avril 1980;
2° l'arrêté royal du 14 janvier 1993 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'esthéticien(ne) dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
3° l'arrêté royal du 30 octobre 1964 instaurant des conditions d'exercice de la profession d'opticien-lunetier dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 16 septembre 1966, 3 octobre 1978, 14 janvier 1975 et 2 mars 1988;
4° [1 ...]1
5° l'arrêté royal du 22 décembre 1982 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. [1 ...]1
§ 1er. Les personnes physiques et morales inscrites dans la Banque-Carrefour des Entreprises le jour de l'entrée en vigueur du présent arrêté, en tant que commerçant ou artisan, peuvent, sans satisfaire à la disposition de l'article 2, continuer leurs activités, visées aux articles 4, 7, 16 [1 ...]1 et 22 du présent arrêté, lorsqu'elles ont prouvé les capacités entrepreneuriales ou en sont définitivement dispensées, telles qu'elles ont été imposées pour ces activités, respectivement par :
1° l'arrêté royal du 28 février 1962 instaurant des conditions d'exercice de la profession de coiffeur dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 19 décembre 1966, 28 novembre 1972, 3 octobre 1978 et 9 avril 1980;
2° l'arrêté royal du 14 janvier 1993 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'esthéticien(ne) dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
3° l'arrêté royal du 30 octobre 1964 instaurant des conditions d'exercice de la profession d'opticien-lunetier dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 16 septembre 1966, 3 octobre 1978, 14 janvier 1975 et 2 mars 1988;
4° [1 ...]1
5° l'arrêté royal du 22 décembre 1982 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. [1 ...]1
Modifications
Art.26_WAALS_GEWEST. § 1. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen zonder te voldoen aan de bepaling van artikel 2, hun activiteiten, [1 bedoeld in de artikelen 4, 7, 16 en 22 van dit besluit]1, voortzetten wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die voor die activiteiten respectievelijk werden opgelegd door :
1° het koninklijk besluit van 28 februari 1962 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van kapper in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 19 december 1966, 28 november 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
2° het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
3° het koninklijk besluit van 30 oktober 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot utoefening van het beroep van opticien-brillenmaker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 16 september 1966, 3 oktober 1978, 14 januari 1975 en 2 maart 1988;
4° [1 ...]1
5° het koninklijk besluit van 22 december 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van begrafenisondernemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. [1 ...]1
1° het koninklijk besluit van 28 februari 1962 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van kapper in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 19 december 1966, 28 november 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
2° het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van schoonheidsspecialist(e) in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
3° het koninklijk besluit van 30 oktober 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot utoefening van het beroep van opticien-brillenmaker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd op 16 september 1966, 3 oktober 1978, 14 januari 1975 en 2 maart 1988;
4° [1 ...]1
5° het koninklijk besluit van 22 december 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van begrafenisondernemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. [1 ...]1
Modifications
Art.26 _REGION_WALLONNE.
§ 1er. Les personnes physiques et morales inscrites dans la Banque-Carrefour des Entreprises le jour de l'entrée en vigueur du présent arrêté, en tant que commerçant ou artisan, peuvent, sans satisfaire à la disposition de l'article 2, continuer leurs activités, [1 visées aux articles 4, 7, 16 et 22 du présent arrêté]1, lorsqu'elles ont prouvé les capacités entrepreneuriales ou en sont définitivement dispensées, telles qu'elles ont été imposées pour ces activités, respectivement par :
1° l'arrêté royal du 28 février 1962 instaurant des conditions d'exercice de la profession de coiffeur dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 19 décembre 1966, 28 novembre 1972, 3 octobre 1978 et 9 avril 1980;
2° l'arrêté royal du 14 janvier 1993 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'esthéticien(ne) dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
3° l'arrêté royal du 30 octobre 1964 instaurant des conditions d'exercice de la profession d'opticien-lunetier dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 16 septembre 1966, 3 octobre 1978, 14 janvier 1975 et 2 mars 1988;
4° [1 ...]1
5° l'arrêté royal du 22 décembre 1982 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. [1 ...]1
§ 1er. Les personnes physiques et morales inscrites dans la Banque-Carrefour des Entreprises le jour de l'entrée en vigueur du présent arrêté, en tant que commerçant ou artisan, peuvent, sans satisfaire à la disposition de l'article 2, continuer leurs activités, [1 visées aux articles 4, 7, 16 et 22 du présent arrêté]1, lorsqu'elles ont prouvé les capacités entrepreneuriales ou en sont définitivement dispensées, telles qu'elles ont été imposées pour ces activités, respectivement par :
1° l'arrêté royal du 28 février 1962 instaurant des conditions d'exercice de la profession de coiffeur dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 19 décembre 1966, 28 novembre 1972, 3 octobre 1978 et 9 avril 1980;
2° l'arrêté royal du 14 janvier 1993 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'esthéticien(ne) dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
3° l'arrêté royal du 30 octobre 1964 instaurant des conditions d'exercice de la profession d'opticien-lunetier dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie, modifié les 16 septembre 1966, 3 octobre 1978, 14 janvier 1975 et 2 mars 1988;
4° [1 ...]1
5° l'arrêté royal du 22 décembre 1982 instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. [1 ...]1
Modifications
Art. 26bis. <INGEVOEGD bij KB 2007-12-18/33, art. 3; Inwerkingtreding : 04-01-2008> § 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 6, worden voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid aanvaard :
1° de akten met betrekking tot de bedoelde activiteiten, uitgereikt vóór 1 oktober 2007 door :
a) het voltijds secundair onderwijs en het deeltijds beroepsonderwijs na het beëindigen van minstens het tweede jaar van de tweede graad;
b) het onderwijs voor sociale promotie of het volwassenenonderwijs waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de tweede graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) de alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;
2° de getuigschriften van de centrale examencommissie van kapper van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, uitgereikt vóór 1 september 2007, voor de beroepsbekwaamheid van kapper/kapster.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 9, 12, 15 en 18 worden voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid volgende akten aanvaard :
1° de akten betreffende de betrokken activiteiten behaald vóór 1 oktober 2007 in :
a) het voltijds secundair onderwijs en het deeltijds beroepsonderwijs na het beëindigen van minstens het tweede jaar van de derde graad;
b) het onderwijs voor sociale promotie of het volwassenenonderwijs waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) de alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;
2° de getuigschriften van de volgende centrale examencommissies van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, behaald vóór 1 september 2007 :
a) van opticien, voor de beroepsbekwaamheid van opticien;
b) van technicus in tandprothese, voor de beroepsbekwaamheid van dentaaltechnicus;
c) van schoonheidsspecialist(e), voor de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e), van masseur/masseuse en van voetverzorg(st)er.
§ 3. In afwijking van de bepalingen van artikel 24, wordt voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van begrafenisondernemer het getuigschrift aanvaard van de centrale examencommissie van begrafenisondernemer van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, behaald vóór 1 september 2007.
§ 4. Voor het bewijs van de betrokken beroepsbekwaamheid worden de akten aanvaard van het voltijds secundair onderwijs, van het onderwijs voor sociale promotie, van het volwassenenonderwijs, van het deeltijds beroepsonderwijs of van de alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, zoals vermeld in de §§ 1 tot en met 3, die worden uitgereikt op het einde van de opleidingen die ten laatste in het schooljaar 2006-2007 werden aangevat en die behaald werden vóór 1 oktober 2009.
1° de akten met betrekking tot de bedoelde activiteiten, uitgereikt vóór 1 oktober 2007 door :
a) het voltijds secundair onderwijs en het deeltijds beroepsonderwijs na het beëindigen van minstens het tweede jaar van de tweede graad;
b) het onderwijs voor sociale promotie of het volwassenenonderwijs waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de tweede graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) de alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;
2° de getuigschriften van de centrale examencommissie van kapper van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, uitgereikt vóór 1 september 2007, voor de beroepsbekwaamheid van kapper/kapster.
§ 2. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 9, 12, 15 en 18 worden voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid volgende akten aanvaard :
1° de akten betreffende de betrokken activiteiten behaald vóór 1 oktober 2007 in :
a) het voltijds secundair onderwijs en het deeltijds beroepsonderwijs na het beëindigen van minstens het tweede jaar van de derde graad;
b) het onderwijs voor sociale promotie of het volwassenenonderwijs waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;
c) de alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;
2° de getuigschriften van de volgende centrale examencommissies van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, behaald vóór 1 september 2007 :
a) van opticien, voor de beroepsbekwaamheid van opticien;
b) van technicus in tandprothese, voor de beroepsbekwaamheid van dentaaltechnicus;
c) van schoonheidsspecialist(e), voor de beroepsbekwaamheid van schoonheidsspecialist(e), van masseur/masseuse en van voetverzorg(st)er.
§ 3. In afwijking van de bepalingen van artikel 24, wordt voor het bewijs van de beroepsbekwaamheid van begrafenisondernemer het getuigschrift aanvaard van de centrale examencommissie van begrafenisondernemer van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, behaald vóór 1 september 2007.
§ 4. Voor het bewijs van de betrokken beroepsbekwaamheid worden de akten aanvaard van het voltijds secundair onderwijs, van het onderwijs voor sociale promotie, van het volwassenenonderwijs, van het deeltijds beroepsonderwijs of van de alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, zoals vermeld in de §§ 1 tot en met 3, die worden uitgereikt op het einde van de opleidingen die ten laatste in het schooljaar 2006-2007 werden aangevat en die behaald werden vóór 1 oktober 2009.
Art. 26bis. § 1er. Par dérogation aux dispositions de l'article 6, sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle :
1° les titres relatifs aux activités concernées, dispensés avant le 1er octobre 2007 par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice et l'enseignement secondaire en alternance après avoir terminé la deuxième année du deuxième degré au moins;
b) l'enseignement de promotion sociale ou l'enseignement pour adultes dont le niveau est au moins équivalent au deuxième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) la formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises;
2° les certificats du jury central de coiffeur, du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie, délivrés avant le 1er septembre 2007, pour la compétence professionnelle de coiffeur/coiffeuse.
§ 2. Par dérogation aux dispositions des articles 9, 12, 15 et 18, sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle :
1° les titres relatifs aux activités concernées, obtenus avant le 1er octobre 2007 par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice et l'enseignement secondaire en alternance après avoir terminé la deuxième année du troisième degré au moins;
b) l'enseignement de promotion sociale ou l'enseignement pour adultes dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) la formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises;
2° les certificats des jurys centraux suivants du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie, obtenus avant le 1er septembre 2007 :
a) d'opticien, pour la compétence professionnelle d'opticien;
b) de technicien en prothèses dentaires, pour la compétence professionnelle de technicien dentaire;
c) d'esthéticien(n)e pour la compétence professionnelle d'esthéticien(n)e, de masseur/masseuse et de pédicure.
§ 3. Par dérogation aux dispositions de l'article 24, est accepté pour la preuve de la compétence professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres, le certificat du jury central d'entrepreneur de pompes funèbres du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie, obtenu avant le 1er septembre 2007.
§ 4. Pour la preuve des compétences professionnelles concernées, sont acceptés les titres de l'enseignement secondaire de plein exercice, de l'enseignement de promotion sociale, de l'enseignement pour adultes, de l'enseignement secondaire en alternance ou de la formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises, tels que mentionnés aux §§ 1er à 3, délivrés à l'issue des formations qui ont débutés au plus tard durant l'année scolaire 2006-2007, et, qui ont été obtenus avant le 1er octobre 2009.
1° les titres relatifs aux activités concernées, dispensés avant le 1er octobre 2007 par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice et l'enseignement secondaire en alternance après avoir terminé la deuxième année du deuxième degré au moins;
b) l'enseignement de promotion sociale ou l'enseignement pour adultes dont le niveau est au moins équivalent au deuxième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) la formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises;
2° les certificats du jury central de coiffeur, du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie, délivrés avant le 1er septembre 2007, pour la compétence professionnelle de coiffeur/coiffeuse.
§ 2. Par dérogation aux dispositions des articles 9, 12, 15 et 18, sont acceptés pour la preuve de la compétence professionnelle :
1° les titres relatifs aux activités concernées, obtenus avant le 1er octobre 2007 par :
a) l'enseignement secondaire de plein exercice et l'enseignement secondaire en alternance après avoir terminé la deuxième année du troisième degré au moins;
b) l'enseignement de promotion sociale ou l'enseignement pour adultes dont le niveau est au moins équivalent au troisième degré de l'enseignement secondaire de plein exercice;
c) la formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises;
2° les certificats des jurys centraux suivants du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie, obtenus avant le 1er septembre 2007 :
a) d'opticien, pour la compétence professionnelle d'opticien;
b) de technicien en prothèses dentaires, pour la compétence professionnelle de technicien dentaire;
c) d'esthéticien(n)e pour la compétence professionnelle d'esthéticien(n)e, de masseur/masseuse et de pédicure.
§ 3. Par dérogation aux dispositions de l'article 24, est accepté pour la preuve de la compétence professionnelle d'entrepreneur de pompes funèbres, le certificat du jury central d'entrepreneur de pompes funèbres du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie, obtenu avant le 1er septembre 2007.
§ 4. Pour la preuve des compétences professionnelles concernées, sont acceptés les titres de l'enseignement secondaire de plein exercice, de l'enseignement de promotion sociale, de l'enseignement pour adultes, de l'enseignement secondaire en alternance ou de la formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises, tels que mentionnés aux §§ 1er à 3, délivrés à l'issue des formations qui ont débutés au plus tard durant l'année scolaire 2006-2007, et, qui ont été obtenus avant le 1er octobre 2009.
Art.27. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2007.
(Artikel 26bis heeft uitwerking met ingang van 1 september 2007, met dien verstande dat artikel 26bis, §§ 1 tot 3, buiten werking treden op 1 april 2008 en artikel 26bis, § 4, op 1 april 2010.) <KB 2007-12-18/33, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 04-01-2008>
(Artikel 26bis heeft uitwerking met ingang van 1 september 2007, met dien verstande dat artikel 26bis, §§ 1 tot 3, buiten werking treden op 1 april 2008 en artikel 26bis, § 4, op 1 april 2010.) <KB 2007-12-18/33, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 04-01-2008>
Art. 27. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er septembre 2007.
(L'article 26bis produit ses effets le 1er septembre 2007, étant entendu que l'article 26bis, §§ 1er à 3, cesseront d'être en vigueur le 1er avril 2008 et l'article 26bis, § 4, le 1er avril 2010.) <AR 2007-12-18/33, art. 4, 002; En vigueur : 04-01-2008>
(L'article 26bis produit ses effets le 1er septembre 2007, étant entendu que l'article 26bis, §§ 1er à 3, cesseront d'être en vigueur le 1er avril 2008 et l'article 26bis, § 4, le 1er avril 2010.) <AR 2007-12-18/33, art. 4, 002; En vigueur : 04-01-2008>
Art. 28. Onze Minister van Middenstand en Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 28. Notre Ministre des Classes moyennes est chargée de l'exécution du présent arrêté.