Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
21 OKTOBER 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 13, § 3, 2°, van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van artikelen 7 en 9 van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-11-2007 en tekstbijwerking tot 29-10-2018)
Titre
21 OCTOBRE 2007. - Arrêté royal portant exécution de l'article 13, § 3, 2°, de la loi du 5 septembre 2001 visant à améliorer le taux d'emploi des travailleurs et fixant la date d'entrée en vigueur des articles 7 et 9 de la loi du 17 mai 2007 portant exécution de l'accord interprofessionnel pour la période 2007-2008. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 21-11-2007 et mise à jour au 29-10-2018)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (4)
Texte (4)
Artikel 1. [1 § 1. - Voor de toepassing van artikel 13, § 3, 2°, van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, wordt beschouwd als werknemer die niet beschikbaar op de arbeidsmarkt moet blijven :
   1° degene die werkloze met bedrijfstoeslag wordt in toepassing van artikel 3, § 6, van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag;
   2° degene die werkloze met bedrijfstoeslag wordt in toepassing van artikel 2 van het voormelde koninklijk besluit van 3 mei 2007 en die ofwel 62 jaar zal zijn, ofwel 42 jaar beroepsverleden zal kunnen aantonen;
   3° degene die werkloze met bedrijfstoeslag wordt in toepassing van artikel 3, § § 1, 3 of 7, van het voormelde koninklijk besluit van 3 mei 2007 en die ofwel 62 jaar zal zijn, ofwel 40 jaar beroepsverleden zal kunnen aantonen;
   4° degene die werkloze met bedrijfstoeslag wordt in toepassing van Hoofdstuk VII van het voormelde koninklijk besluit van 3 mei 2007 en die ofwel 62 jaar zal zijn, ofwel 40 jaar beroepsverleden zal kunnen aantonen;
   5° de werknemer niet bedoeld in 1°, 2°, 3° of 4° en die ofwel 62 jaar zal zijn, ofwel 42 jaar beroepsverleden zal kunnen aantonen.
   De leeftijd of het beroepsverleden bedoeld in het eerste lid, 2° tot 5°, moet naar gelang van het geval bereikt zijn op het einde van de theoretische opzeggingstermijn of op het einde van de periode gedekt door de theoretische opzeggingsvergoeding.
   Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder theoretische opzeggings-termijn of opzeggingsvergoeding verstaan:
   1° voor bedienden: de termijn of vergoeding die naar gelang van het geval is berekend in toepassing van artikel 37/2, § 1, of 37/11 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of in toepassing van artikel 67 van de wet van 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzegtermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen;
   2° voor arbeiders: de termijn of vergoeding die naar gelang van het geval is berekend door de volledige toepassing van artikel 37/2, § 1, of 37/11 van de voormelde wet van 3 juli 1978 op de totale anciënniteit van de arbeider, ongeacht de datum waarop zijn arbeidsovereenkomst een aanvang heeft genomen, en dus zonder toepassing van de artikelen 67 en 70 van de voormelde wet van 26 december 2013.
   Voor de toepassing van het derde lid wordt geen rekening gehouden met de eventuele schorsingen van de opzeggingstermijn en evenmin met gunstiger bepalingen voorzien in een collectieve arbeidsovereenkomst of een individuele overeenkomst.
   Het beroepsverleden bedoeld in het eerste lid wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 89, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheids-reglementering.
   § 2. - Voor de toepassing van artikel 13, § 3, 2°, van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, wordt eveneens als werknemer beschouwd die niet beschikbaar op de arbeidsmarkt moet blijven:
   1° de werknemer die wordt ontslagen door een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het stads- en streekvervoer of onder één van de paritaire subcomités van dit Paritair Comité;
   2° a) de gehandicapte werknemer die wordt ontslagen door een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen, de sociale werkplaatsen en de maatwerkbedrijven, of onder één van de paritaire subcomités van dit paritair comité, met uitzondering van het omkaderingspersoneel;
   b) de doelgroepwerknemer die wordt ontslagen door een sociale werkplaats of maatwerkbedrijf erkend en/of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;
   3° de werknemer tewerkgesteld in een doorstromingsprogramma zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de Besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's.]1

  
Article 1. [1 § 1er. - Pour l'application de l'article 13, § 3, 2°, de la loi du 5 septembre 2001 visant à améliorer le taux d'emploi des travailleurs, est considéré comme travailleur qui ne doit pas rester disponible sur le marché de l'emploi :
   1° celui qui devient chômeur avec complément d'entreprise en application de l'article 3, § 6, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 fixant le régime de chômage avec complément d'entreprise;
   2° celui qui devient chômeur avec complément d'entreprise en application de l'article 2 de l'arrêté royal du 3 mai 2007 précité et qui soit aura atteint l'âge de 62 ans, soit pourra justifier 42 ans de passé professionnel;
   3° celui qui devient chômeur avec complément d'entreprise en application de l'article 3, § § 1er, 3 ou 7, de l'arrêté royal du 3 mai 2007 précité et qui soit aura atteint l'âge de 62 ans, soit pourra justifier 40 ans de passé professionnel;
   4° celui qui devient chômeur avec complément d'entreprise en application du Chapitre VII de l'arrêté royal du 3 mai 2007 précité et qui soit aura atteint l'âge de 62 ans, soit pourra justifier 40 ans de passé professionnel;
   5° le travailleur qui n'est pas visé aux 1°, 2°, 3° ou 4° et qui soit aura atteint l'âge de 62 ans, soit pourra justifier 42 ans de passé professionnel.
   L'âge ou le passé professionnel visé à l'alinéa 1er, 2° à 5°, doit être atteint, selon le cas, à l'issue du délai de préavis théorique ou à la fin de la période couverte par l'indemnité compensatoire de préavis théorique.
   Pour l'application de l'alinéa 2, est entendu par délai de préavis théorique ou période couverte par l'indemnité compensatoire de préavis théorique:
   1° pour les employés: le délai ou l'indemnité qui est calculé, selon le cas, en application de l'article 37/2, § 1er, ou 37/11 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail ou en application de l'article 67 de la loi du 26 décembre 2013 concernant l'introduction d'un statut unique entre ouvriers et employés en ce qui concerne les délais de préavis et le jour de carence ainsi que de mesures d'accompagnement;
   2° pour les ouvriers: le délai ou l'indemnité qui est calculé, selon le cas, par l'application complète de l'article 37/2, § 1er, ou 37/11 de la loi précitée du 3 juillet 1978 à l'ancienneté totale de l'ouvrier, peu importe la date à laquelle le contrat de travail a pris cours, et donc sans faire application des articles 67 et 70 de la loi précitée du 26 décembre 2013.
   Pour l'application de l'alinéa 3, il n'est pas tenu compte des suspensions éventuelles du délai de préavis pas plus que des dispositions éventuellement plus avantageuses prévues dans une convention collective de travail ou dans une convention individuelle.
   Le passé professionnel prévu à l'alinéa 1er est calculé conformément aux dispositions de l'article 89, § 1er, alinéa 4, de l'arrêté royal du 25 >novembre 1991 portant réglementation du chômage.
   § 2. - Pour l'application de l'article 13, § 3, 2°, de la loi du 5 septembre 2001 visant à améliorer le taux d'emploi des travailleurs, est également considéré comme travailleur qui ne doit pas rester disponible sur le marché de l'emploi:
   1° le travailleur qui est licencié par un employeur ressortissant à la Commission paritaire du transport urbain et régional ou à une des sous-commissions paritaires de cette Commission paritaire;
   2° a) le travailleur handicapé qui est licencié par un employeur ressortissant à la Commission paritaire pour les entreprises de travail adapté, les ateliers sociaux et les "maatwerkbedrijven", ou à une des sous-commissions paritaires de cette commission paritaire, à l'exclusion du personnel d'encadrement;
   b) le travailleur de groupe-cible licencié par un atelier social ou une "maatwerkbedrijf" agréé et/ou subsidié par la Communauté flamande;
   3° le travailleur occupé dans un programme de transition professionnelle tel que visé par l'arrêté royal du 9 juin 1997 d'exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif aux programmes de transition professionnelle.]1

  
Art.2. Het koninklijk besluit van 15 december 2006 tot uitvoering van artikel 13, tweede lid, van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers wordt opgeheven.
Art.2. L'arrêté royal du 15 décembre 2006 pris en exécution de l'article 13, alinéa 2, de la loi du 5 septembre 2001 visant à améliorer le taux d'emploi des travailleurs est abrogé.
Art.3. Treden in werking op de eerste dag van de maand na die waarin dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad :
  1° artikel 7 van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008;
  2° artikel 9 van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008;
  3° dit besluit.
  Deze bepalingen zijn van toepassing op alle ontslagen die vanaf die datum aan de werknemers betekend worden.
Art.3. Entrent en vigueur le 1er jour du mois qui suit celui au cours duquel le présent arrêté aura été publié au Moniteur belge :
  1° l'article 7 de la loi du 17 mai 2007 portant exécution de l'accord interprofessionnel pour la période 2007-2008;
  2° l'article 9 de la loi du 17 mai 2007 portant exécution de l'accord interprofessionnel pour la période 2007-2008;
  3° le présent arrêté.
  Les présentes dispositions s'appliquent à toux les licenciements qui sont notifiés aux travailleurs à partir de cette date.
Art. 4. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 21 oktober 2007.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Werk,
  P. VANVELTHOVEN.
Art. 4. Notre Ministre de l'Emploi est chargé de l'exécution du présent arrêté.
  Donné à Bruxelles, le 21 octobre 2007.
  ALBERT
  Par le Roi :
  Le Ministre de l'Emploi,
  P. VANVELTHOVEN.