Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
16 MAART 2007. - Wet tot wijziging van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad alsook van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.
Titre
16 MARS 2007. - Loi relative à la modification de la loi du 30 mars 1995 concernant les réseaux de distribution d'émissions de radiodiffusion et l'exercice d'activités de radiodiffusion dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale ainsi que la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges.
Informations sur le document
Numac: 2007011143
Datum: 2007-03-16
Info du document
Numac: 2007011143
Date: 2007-03-16
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor het betreden v...
HOOFDSTUK III. - Distributie van radio- of tele...
HOOFDSTUK IV. - Vergunning voor het uitoefenen ...
HOOFDSTUK V. - Radio- of televisieomroepprogram...
HOOFDSTUK VI. - Het waarborgen van een eerlijke...
HOOFDSTUK VII. - Zend- en transportvergunningen.
HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen, overgangsbep...
HOOFDSTUK IX. - Regulerende instantie.
Table des matières
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales.
CHAPITRE II. - Conditions de pénétration du mar...
CHAPITRE III. - Distribution de programmes de r...
CHAPITRE IV. - Autorisation pour l'exercice des...
CHAPITRE V. - Programmes de radiodiffusion sono...
CHAPITRE VI. - Garantir une concurrence loyale.
CHAPITRE VII. - Autorisations d'émissions et de...
CHAPITRE VIII. - Dispositions pénales, disposit...
CHAPITRE IX. - Autorité de régulation.
Tekst (70)
Texte (70)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Article 1. La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.
Art.2. De woorden "netten voor distributie voor omroepuitzendingen" in het opschrift van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad zoals gewijzigd door de wet van 8 juli 2001, de wet van 12 mei 2003 en de wet van 22 december 2003 worden vervangen door de woorden "elektronische-communicatienetwerken en -diensten".
Art.2. Les mots "réseaux de distribution d'émissions de radiodiffusion" de l'intitulé de la loi du 30 mars 1995 concernant les réseaux de distribution d'émissions de radiodiffusion et l'exercice d'activités de radiodiffusion dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale telle que modifiée par la loi du 8 juillet 2001, la loi du 12 mai 2003 et la loi du 22 décembre 2003 sont remplacés par les mots "réseaux de communications électroniques et services de communications électroniques".
Art.3. In het opschrift van hoofdstuk I van dezelfde wet wordt het woord "toepassingsgebieden" vervangen door het woord "toepassingsgebied".
Art.3. Dans l'intitulé du chapitre Ier de la même loi, le mot "champs d'application" est remplacé par le mot "champ d'application".
Art.4. In artikel 1 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder 2. wordt vervangen als volgt :
" 2. "elektronische-communicatienetwerk" : de actieve of passieve transmissiesystemen en, in voorkomend geval, de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen, voorzover zij worden gebruikt voor de transmissie van radio-omroep- en televisiesignalen; ";
2° de bepaling onder 3. wordt vervangen als volgt :
" 3. "elektronische-communicatiedienst" : een gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen van signalen van radio- of televisieomroepprogramma's via elektronische-communicatienetwerken; hij omvat niet de diensten van de informatiemaatschappij zoals omschreven in artikel 2 van de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, die niet geheel of hoofdzakelijk bestaan uit het overbrengen van signalen via elektronische-communicatienetwerken; ";
3° in de bepaling 4. wordt het woord "klankprogramma's" vervangen door het woord "radioprogramma's" en worden de volgende woorden ", dat via één kanaal worden doorgegeven" geschrapt. In de Franse tekst worden de woorden "programmes sonores" vervangen door de woorden "programme de radiodiffusion sonore";
4° in de bepaling 5. worden de volgende woorden geschrapt ", dat via één kanaal worden doorgegeven". Vervolgens worden in de Franse tekst de woorden "programmes de télévision" vervangen door de woorden "programmes de radiodiffusion télévisuelle" en worden de woorden "émissions télévisuelles" vervangen door de woorden "programmes de télévision";
5° de bepaling onder 6. wordt vervangen als volgt :
" 6. "operator" : elke persoon die overeenkomstig artikel 4 een kennisgeving heeft ingediend; ";
6° er wordt een onderdeel 6bis ingevoegd luidende als volgt :
" 6bis. "Omroeporganisatie" : elke persoon die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor het verzorgen van radio- of televisieomroepprogramma's met de bedoeling deze uit te zenden of te laten uitzenden. Onder verzorgen van radio- of televisieomroepprogramma's wordt verstaan het produceren, laten produceren of verwerven van radio- of televisieprogramma's alsook het samenstellen van het programma- aanbod; ";
7° in de bepaling onder 7 wordt het woord "televisieomroepdienst" vervangen door het woord "televisieomroepprogramma" en wordt het woord "onverstaanbaar" vervangen door het woord "onbegrijpelijk";
8° in de bepaling onder 8 wordt het woord "omroepdiensten" vervangen door "radio- of televisieomroepprogramma's";
9° in de bepaling onder 9. wordt het woord "televisieomroepdienst" vervangen door "televisieomroepprogramma";
10° in de bepaling onder 11. wordt het woord "omroep" vervangen door het woord "omroeporganisatie";
11° in bepaling 12. worden in de Franse tekst de woorden "programmes télévisés" vervangen door de woorden "programmes de télévision";
12° in de bepaling onder 14. worden de woorden "radio-omroep of televisieomroep" vervangen door het woord "omroeporganisatie";
13° de bepaling 16. wordt geschrapt;
14° in de bepaling onder 17. wordt het woord "uitrusting" vervangen door de woorden "een systeem";
15° in de bepaling onder 18. worden de volgende woorden "toegang te verschaffen tot een beschermde dienst" vervangen door de woorden "beschermde programma's te bekijken en te beluisteren";
16° de volgende definities worden aan de lijst toegevoegd :
" 19. "toegang" : het beschikbaar stellen aan een operator van netwerkonderdelen, bijbehorende faciliteiten of elektronische communicatiediensten opdat de genoemde operator elektronische-communicatienetwerken of -diensten kan aanbieden;
20. "breedbeeldtelevisieprogramma" : televisieprogramma dat is geproduceerd en gemonteerd om te worden weergegeven in een schermvullend breedbeeldformaat (16-9);
21. "bijbehorende faciliteiten" : de bij een elektronische-communicatienetwerk en/of een elektronische-communicatiedienst behorende faciliteiten die het aanbieden van diensten via dat netwerk en/of dienst mogelijk maken en/of ondersteunen, onder andere systemen voor voorwaardelijke toegang en elektronische programmagidsen;
22. "Instituut" : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie zoals bedoeld in artikel 13 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, afgekort BIPT;
23. "gebruiker" : een natuurlijke of rechtspersoon die gebruik maakt van of verzoekt om een elektronische-communicatiedienst;
24. "consument" : een natuurlijke persoon die gebruik maakt van of verzoekt om een elektronische-communicatiedienst voor andere dan beroepsdoeleinden;
25. "abonnee" : een natuurlijke of rechtspersoon die gebruik maakt van een elektronische communicatie-dienst ingevolge een met een operator of een omroeporganisatie gesloten contract;
26. "aanbieden van een elektronische-communicatienetwerk" : het bouwen, exploiteren, toezicht houden op of beschikbaar stellen van een dergelijk netwerk;
27. "eindgebruiker" : een gebruiker die geen elektronische-communicatienetwerk of elektronische-communicatiediensten aanbiedt;
28. "geavanceerde digitale eindapparatuur" : toestellen met converter en decoder of geïntegreerde digitale televisietoestellen voor de ontvangst van digitale interactieve televisieprogramma's;
29. "Application Program Interface - toepassings-programmaverbinding (API)" : de software-interface tussen externe toepassingen, beschikbaar gesteld door omroeporganisaties of dienstenleveranciers, en de hulpmiddelen voor digitale televisie- en radio-omroep in de eindapparatuur;
30. "elektronische programmagids (EPG)" : dienst die bestaat uit het weergeven van het programma-aanbod van omroeporganisaties die al dan niet onderscheiden zijn van de aanbieder van de elektronische programmagids, en uit het verschaffen van gehele of gedeeltelijke toegang tot de opgelijste radio- of televisieomroepprogramma's of diensten;
31. "eindapparatuur" : een product of relevant onderdeel ervan dat communicatie mogelijk maakt en dat bedoeld is voor directe of indirecte aansluiting op interfaces van een elektronisch communicatienetwerk. "
1° de bepaling onder 2. wordt vervangen als volgt :
" 2. "elektronische-communicatienetwerk" : de actieve of passieve transmissiesystemen en, in voorkomend geval, de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen, voorzover zij worden gebruikt voor de transmissie van radio-omroep- en televisiesignalen; ";
2° de bepaling onder 3. wordt vervangen als volgt :
" 3. "elektronische-communicatiedienst" : een gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen van signalen van radio- of televisieomroepprogramma's via elektronische-communicatienetwerken; hij omvat niet de diensten van de informatiemaatschappij zoals omschreven in artikel 2 van de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, die niet geheel of hoofdzakelijk bestaan uit het overbrengen van signalen via elektronische-communicatienetwerken; ";
3° in de bepaling 4. wordt het woord "klankprogramma's" vervangen door het woord "radioprogramma's" en worden de volgende woorden ", dat via één kanaal worden doorgegeven" geschrapt. In de Franse tekst worden de woorden "programmes sonores" vervangen door de woorden "programme de radiodiffusion sonore";
4° in de bepaling 5. worden de volgende woorden geschrapt ", dat via één kanaal worden doorgegeven". Vervolgens worden in de Franse tekst de woorden "programmes de télévision" vervangen door de woorden "programmes de radiodiffusion télévisuelle" en worden de woorden "émissions télévisuelles" vervangen door de woorden "programmes de télévision";
5° de bepaling onder 6. wordt vervangen als volgt :
" 6. "operator" : elke persoon die overeenkomstig artikel 4 een kennisgeving heeft ingediend; ";
6° er wordt een onderdeel 6bis ingevoegd luidende als volgt :
" 6bis. "Omroeporganisatie" : elke persoon die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor het verzorgen van radio- of televisieomroepprogramma's met de bedoeling deze uit te zenden of te laten uitzenden. Onder verzorgen van radio- of televisieomroepprogramma's wordt verstaan het produceren, laten produceren of verwerven van radio- of televisieprogramma's alsook het samenstellen van het programma- aanbod; ";
7° in de bepaling onder 7 wordt het woord "televisieomroepdienst" vervangen door het woord "televisieomroepprogramma" en wordt het woord "onverstaanbaar" vervangen door het woord "onbegrijpelijk";
8° in de bepaling onder 8 wordt het woord "omroepdiensten" vervangen door "radio- of televisieomroepprogramma's";
9° in de bepaling onder 9. wordt het woord "televisieomroepdienst" vervangen door "televisieomroepprogramma";
10° in de bepaling onder 11. wordt het woord "omroep" vervangen door het woord "omroeporganisatie";
11° in bepaling 12. worden in de Franse tekst de woorden "programmes télévisés" vervangen door de woorden "programmes de télévision";
12° in de bepaling onder 14. worden de woorden "radio-omroep of televisieomroep" vervangen door het woord "omroeporganisatie";
13° de bepaling 16. wordt geschrapt;
14° in de bepaling onder 17. wordt het woord "uitrusting" vervangen door de woorden "een systeem";
15° in de bepaling onder 18. worden de volgende woorden "toegang te verschaffen tot een beschermde dienst" vervangen door de woorden "beschermde programma's te bekijken en te beluisteren";
16° de volgende definities worden aan de lijst toegevoegd :
" 19. "toegang" : het beschikbaar stellen aan een operator van netwerkonderdelen, bijbehorende faciliteiten of elektronische communicatiediensten opdat de genoemde operator elektronische-communicatienetwerken of -diensten kan aanbieden;
20. "breedbeeldtelevisieprogramma" : televisieprogramma dat is geproduceerd en gemonteerd om te worden weergegeven in een schermvullend breedbeeldformaat (16-9);
21. "bijbehorende faciliteiten" : de bij een elektronische-communicatienetwerk en/of een elektronische-communicatiedienst behorende faciliteiten die het aanbieden van diensten via dat netwerk en/of dienst mogelijk maken en/of ondersteunen, onder andere systemen voor voorwaardelijke toegang en elektronische programmagidsen;
22. "Instituut" : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie zoals bedoeld in artikel 13 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, afgekort BIPT;
23. "gebruiker" : een natuurlijke of rechtspersoon die gebruik maakt van of verzoekt om een elektronische-communicatiedienst;
24. "consument" : een natuurlijke persoon die gebruik maakt van of verzoekt om een elektronische-communicatiedienst voor andere dan beroepsdoeleinden;
25. "abonnee" : een natuurlijke of rechtspersoon die gebruik maakt van een elektronische communicatie-dienst ingevolge een met een operator of een omroeporganisatie gesloten contract;
26. "aanbieden van een elektronische-communicatienetwerk" : het bouwen, exploiteren, toezicht houden op of beschikbaar stellen van een dergelijk netwerk;
27. "eindgebruiker" : een gebruiker die geen elektronische-communicatienetwerk of elektronische-communicatiediensten aanbiedt;
28. "geavanceerde digitale eindapparatuur" : toestellen met converter en decoder of geïntegreerde digitale televisietoestellen voor de ontvangst van digitale interactieve televisieprogramma's;
29. "Application Program Interface - toepassings-programmaverbinding (API)" : de software-interface tussen externe toepassingen, beschikbaar gesteld door omroeporganisaties of dienstenleveranciers, en de hulpmiddelen voor digitale televisie- en radio-omroep in de eindapparatuur;
30. "elektronische programmagids (EPG)" : dienst die bestaat uit het weergeven van het programma-aanbod van omroeporganisaties die al dan niet onderscheiden zijn van de aanbieder van de elektronische programmagids, en uit het verschaffen van gehele of gedeeltelijke toegang tot de opgelijste radio- of televisieomroepprogramma's of diensten;
31. "eindapparatuur" : een product of relevant onderdeel ervan dat communicatie mogelijk maakt en dat bedoeld is voor directe of indirecte aansluiting op interfaces van een elektronisch communicatienetwerk. "
Art.4. A l'article 1er de la même loi sont apportées les modifications suivantes :
1° la disposition du point 2. est remplacée comme suit :
" 2. "réseau de communications électroniques" : les systèmes de transmission, actifs ou passifs et, le cas échéant, les équipements de commutation ou de routage et les autres ressources qui permettent l'acheminement de signaux par câble, par voie hertzienne, par moyen optique ou par d'autres moyens électromagnétiques, dans la mesure où ils sont utilisés pour la transmission de signaux de radiodiffusion et de télévision; ";
2° la disposition du point 3. est remplacée comme suit :
" 3. "service de communications électroniques" : le service fourni normalement contre rémunération qui consiste entièrement ou principalement en la transmission de signaux de programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle sur des réseaux de communications électroniques; il ne comprend pas les services de la société de l'information tels que définis à l'article 2 de loi du 11 mars 2003 sur certains aspects juridiques des services de la société de l'information qui ne consistent pas entièrement ou principalement en la transmission de signaux sur des réseaux de communications électroniques; ";
3° les mots "programmes sonores" sont remplacés par "programme de radiodiffusion sonore", les mots "émissions radiophoniques" sont remplacés par les mots "programmes radio" et les mots "qui sont diffusées par le biais d'un seul canal" sont supprimés dans la disposition du point 4.;
4° les mots "programmes de télévision" sont remplacés par "programmes de radiodiffusion télévisuelle", les mots "émissions télévisuelles" sont remplacés par les mots "programmes de télévision" et les mots "qui sont diffusées par le biais d'un seul canal" sont supprimés" dans la disposition du point 5.;
5° la disposition du point 6. est remplacée comme suit :
" 6. " opérateur" : toute personne qui, conformément à l'article 4, a introduit une notification; ";
6° il est inséré un point 6bis, rédigé comme suit :
" 6bis. "Organisme de radiodiffusion" : toute personne qui assume la responsabilité éditoriale de la fourniture de programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle en vue de les diffuser ou de les faire diffuser. Par fourniture de programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle l'on entend le fait de produire, faire produire ou acquérir des programmes radio ou de télévision, ainsi que constituer la programmation; ";
7° au point 7°, les mots "service de radiodiffusion télévisuelle" sont remplacés par "programme de radiodiffusion télévisuelle" et dans la version néerlandaise, le mot "onverstaanbaar" est remplacé par le mot "onbegrijpelijk";
8° au point 8 les mots "services de radiodiffusion" sont remplacés par les mots "programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle";
9° au point 9. les mots "service de radiodiffusion" sont remplacés par les mots "programme de radiodiffusion télévisuelle";
10° au point 11. de la version néerlandaise, le mot "omroep" est remplacé par le mot "omroep organisatie";
11° au point 12. les mots "programmes télévisés" sont remplacés par les mots "programmes de télévision";
12° au point 14. les mots "de radiodiffusion sonore ou de radiodiffusion télévisuelle" sont remplacés par les mots "de l'organisme de radiodiffusion";
13° la disposition 16. est supprimée;
14° dans la disposition du point 17., le mot "dispositifs" est remplacé par le mot "systèmes";
15° dans la disposition du point 18., les mots "permettre l'accès à un service protégé" sont remplacés par les mots "regarder et écouter des programmes protégés";
16° les définitions suivantes sont ajoutées à la liste :
" 19. "accès" : la mise à la disposition d'un opérateur d'éléments de réseaux, de ressources associées ou de services de communications électroniques en vue de la fourniture par ledit opérateur de réseaux ou services de communications électroniques;
20. "programme de télévision au format large" : un programme de télévision produit et édité pour être diffusés au format large (16-9);
21. "ressources associées" : les ressources associées à un réseau de communications électroniques et/ou à un service de communications électroniques, qui permettent ou soutiennent la fourniture de services via ce réseau ou ce service, notamment les systèmes d'accès conditionnel et les guides électroniques de programmes;
22. "Institut" : l'Institut belge des services postaux et des télécommunications tel que visé à l'article 13 de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges, en abrégé IBPT;
23. "utilisateur" : une personne physique ou morale qui utilise ou demande un service de communications électroniques;
24. "consommateur" : toute personne physique qui utilise ou demande un service de communications électroniques à des fins autres que professionnelles;
25. "abonné" : toute personne physique ou morale qui utilise un service de communications électroniques en exécution d'un contrat conclu avec un opérateur ou un organisme de radiodiffusion;
26. "fourniture d'un réseau de communications électroniques" : la mise en place, l'exploitation, la surveillance ou la mise à disposition d'un tel réseau;
27. "utilisateur final" : un utilisateur qui ne fournit pas de réseau de communications électroniques ou de services de communications électroniques;
28. "équipement de télévision numérique avancé" : appareils équipés d'un convertisseur et d'un décodeur ou postes de télévision numérique à décodeur intégré destinés à la réception de programmes de télévision numériques interactifs;
29. "Interface de programme d'application (API)" : l'interface logicielle entre des applications externes, fourni par les organismes de radiodiffusion ou prestataires de service, et les ressources de radiodiffusion numérique télévisée et sonore de l'équipement terminal;
30. "guide de programme électronique (GPE)" : service qui consiste à reproduire l'offre de programmes des organismes de radiodiffusion qui se distinguent ou non du fournisseur du guide de programme électronique, et à fournir un accès total ou partiel aux programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle ou aux services établis sous la forme d'une liste;
31. "équipements terminaux" : un produit ou une part importante de celui-ci qui permet la communication et qui est destiné au raccordement direct ou indirect aux interfaces d'un réseau de communications électroniques. "
1° la disposition du point 2. est remplacée comme suit :
" 2. "réseau de communications électroniques" : les systèmes de transmission, actifs ou passifs et, le cas échéant, les équipements de commutation ou de routage et les autres ressources qui permettent l'acheminement de signaux par câble, par voie hertzienne, par moyen optique ou par d'autres moyens électromagnétiques, dans la mesure où ils sont utilisés pour la transmission de signaux de radiodiffusion et de télévision; ";
2° la disposition du point 3. est remplacée comme suit :
" 3. "service de communications électroniques" : le service fourni normalement contre rémunération qui consiste entièrement ou principalement en la transmission de signaux de programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle sur des réseaux de communications électroniques; il ne comprend pas les services de la société de l'information tels que définis à l'article 2 de loi du 11 mars 2003 sur certains aspects juridiques des services de la société de l'information qui ne consistent pas entièrement ou principalement en la transmission de signaux sur des réseaux de communications électroniques; ";
3° les mots "programmes sonores" sont remplacés par "programme de radiodiffusion sonore", les mots "émissions radiophoniques" sont remplacés par les mots "programmes radio" et les mots "qui sont diffusées par le biais d'un seul canal" sont supprimés dans la disposition du point 4.;
4° les mots "programmes de télévision" sont remplacés par "programmes de radiodiffusion télévisuelle", les mots "émissions télévisuelles" sont remplacés par les mots "programmes de télévision" et les mots "qui sont diffusées par le biais d'un seul canal" sont supprimés" dans la disposition du point 5.;
5° la disposition du point 6. est remplacée comme suit :
" 6. " opérateur" : toute personne qui, conformément à l'article 4, a introduit une notification; ";
6° il est inséré un point 6bis, rédigé comme suit :
" 6bis. "Organisme de radiodiffusion" : toute personne qui assume la responsabilité éditoriale de la fourniture de programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle en vue de les diffuser ou de les faire diffuser. Par fourniture de programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle l'on entend le fait de produire, faire produire ou acquérir des programmes radio ou de télévision, ainsi que constituer la programmation; ";
7° au point 7°, les mots "service de radiodiffusion télévisuelle" sont remplacés par "programme de radiodiffusion télévisuelle" et dans la version néerlandaise, le mot "onverstaanbaar" est remplacé par le mot "onbegrijpelijk";
8° au point 8 les mots "services de radiodiffusion" sont remplacés par les mots "programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle";
9° au point 9. les mots "service de radiodiffusion" sont remplacés par les mots "programme de radiodiffusion télévisuelle";
10° au point 11. de la version néerlandaise, le mot "omroep" est remplacé par le mot "omroep organisatie";
11° au point 12. les mots "programmes télévisés" sont remplacés par les mots "programmes de télévision";
12° au point 14. les mots "de radiodiffusion sonore ou de radiodiffusion télévisuelle" sont remplacés par les mots "de l'organisme de radiodiffusion";
13° la disposition 16. est supprimée;
14° dans la disposition du point 17., le mot "dispositifs" est remplacé par le mot "systèmes";
15° dans la disposition du point 18., les mots "permettre l'accès à un service protégé" sont remplacés par les mots "regarder et écouter des programmes protégés";
16° les définitions suivantes sont ajoutées à la liste :
" 19. "accès" : la mise à la disposition d'un opérateur d'éléments de réseaux, de ressources associées ou de services de communications électroniques en vue de la fourniture par ledit opérateur de réseaux ou services de communications électroniques;
20. "programme de télévision au format large" : un programme de télévision produit et édité pour être diffusés au format large (16-9);
21. "ressources associées" : les ressources associées à un réseau de communications électroniques et/ou à un service de communications électroniques, qui permettent ou soutiennent la fourniture de services via ce réseau ou ce service, notamment les systèmes d'accès conditionnel et les guides électroniques de programmes;
22. "Institut" : l'Institut belge des services postaux et des télécommunications tel que visé à l'article 13 de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges, en abrégé IBPT;
23. "utilisateur" : une personne physique ou morale qui utilise ou demande un service de communications électroniques;
24. "consommateur" : toute personne physique qui utilise ou demande un service de communications électroniques à des fins autres que professionnelles;
25. "abonné" : toute personne physique ou morale qui utilise un service de communications électroniques en exécution d'un contrat conclu avec un opérateur ou un organisme de radiodiffusion;
26. "fourniture d'un réseau de communications électroniques" : la mise en place, l'exploitation, la surveillance ou la mise à disposition d'un tel réseau;
27. "utilisateur final" : un utilisateur qui ne fournit pas de réseau de communications électroniques ou de services de communications électroniques;
28. "équipement de télévision numérique avancé" : appareils équipés d'un convertisseur et d'un décodeur ou postes de télévision numérique à décodeur intégré destinés à la réception de programmes de télévision numériques interactifs;
29. "Interface de programme d'application (API)" : l'interface logicielle entre des applications externes, fourni par les organismes de radiodiffusion ou prestataires de service, et les ressources de radiodiffusion numérique télévisée et sonore de l'équipement terminal;
30. "guide de programme électronique (GPE)" : service qui consiste à reproduire l'offre de programmes des organismes de radiodiffusion qui se distinguent ou non du fournisseur du guide de programme électronique, et à fournir un accès total ou partiel aux programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle ou aux services établis sous la forme d'une liste;
31. "équipements terminaux" : un produit ou une part importante de celui-ci qui permet la communication et qui est destiné au raccordement direct ou indirect aux interfaces d'un réseau de communications électroniques. "
Art.5. Artikel 2 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Hoofdstuk I, II, III afdeling 3, IIIbis en IV is van toepassing op de operatoren, zoals gedefinieerd in artikel 1, 6°, die gevestigd zijn in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en waarvan de activiteiten niet kunnen worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap, in de zin van artikel 127, § 2 van de Grondwet.
"HOOFDSTUK I, III, IIIbis en IV is van toepassing op de omroeporganisaties, zoals gedefinieerd in artikel 1, 6bis, die gevestigd zijn in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en voorzover hun radio- en televisieomroepprogramma's niet kunnen worden beschouwd als uitsluitend behorend tot de ene of de andere gemeen- schap, in de zin van artikel 127, § 2 van de Grondwet.
"HOOFDSTUK III, afdeling 4, is van toepassing, al naargelang, op operatoren en omroeporganisaties die gevestigd zijn in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, alsook op fabrikanten, verdelers en verkopers van consumentenapparatuur en eindapparatuur die in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt verdeeld, verkocht, gecommercialiseerd of ter beschikking gesteld.
"HOOFDSTUK IIIter is van toepassing op eenieder die in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad zend- of transportapparatuur houdt, commercialiseert of gebruikt.
Artikel 41 is van toepassing op eenieder die de in dat artikel vermelde misdrijven begaat. "
" Hoofdstuk I, II, III afdeling 3, IIIbis en IV is van toepassing op de operatoren, zoals gedefinieerd in artikel 1, 6°, die gevestigd zijn in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en waarvan de activiteiten niet kunnen worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap, in de zin van artikel 127, § 2 van de Grondwet.
"HOOFDSTUK I, III, IIIbis en IV is van toepassing op de omroeporganisaties, zoals gedefinieerd in artikel 1, 6bis, die gevestigd zijn in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en voorzover hun radio- en televisieomroepprogramma's niet kunnen worden beschouwd als uitsluitend behorend tot de ene of de andere gemeen- schap, in de zin van artikel 127, § 2 van de Grondwet.
"HOOFDSTUK III, afdeling 4, is van toepassing, al naargelang, op operatoren en omroeporganisaties die gevestigd zijn in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, alsook op fabrikanten, verdelers en verkopers van consumentenapparatuur en eindapparatuur die in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt verdeeld, verkocht, gecommercialiseerd of ter beschikking gesteld.
"HOOFDSTUK IIIter is van toepassing op eenieder die in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad zend- of transportapparatuur houdt, commercialiseert of gebruikt.
Artikel 41 is van toepassing op eenieder die de in dat artikel vermelde misdrijven begaat. "
Art.5. L'article 2 de la même loi est remplacé comme suit :
" Les Chapitres Ier, II, III section 3, IIIbis et IV sont d'application aux opérateurs, tel que défini à l'article 1er, 6°, qui sont établis dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale et dont les activités ne peuvent pas être considérées comme appartenant exclusivement à l'une ou à l'autre communauté, au sens de l'article 127, § 2 de la Constitution.
Les Chapitres Ier, III, IIIbis et IV sont d'application aux organismes de radiodiffusion, tel que défini à l'article 1er, 6bis, qui sont établis dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale et pour autant que leurs programmes de radiodiffusion sonore et télévisuelle ne peuvent pas être considérés comme appartenant exclusivement à l'une ou à l'autre communauté, au sens de l'article 127, § 2 de la Constitution.
Le Chapitre III, section 4, est d'application, selon le cas, aux opérateurs et aux organismes de radiodiffusion qui sont établis dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale, ainsi qu'aux fabricants, distributeurs et vendeurs d'appareils destinés au grand public et aux équipements terminaux distribués, vendus, commercialisés ou mis à disposition dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale.
Le Chapitre IIIter s'applique à toute personne qui, dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale, détient, commercialise ou utilise un équipement de transmission ou de transport.
L'article 41 s'applique à toute personne qui commet les délits mentionnés dans cet article. "
" Les Chapitres Ier, II, III section 3, IIIbis et IV sont d'application aux opérateurs, tel que défini à l'article 1er, 6°, qui sont établis dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale et dont les activités ne peuvent pas être considérées comme appartenant exclusivement à l'une ou à l'autre communauté, au sens de l'article 127, § 2 de la Constitution.
Les Chapitres Ier, III, IIIbis et IV sont d'application aux organismes de radiodiffusion, tel que défini à l'article 1er, 6bis, qui sont établis dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale et pour autant que leurs programmes de radiodiffusion sonore et télévisuelle ne peuvent pas être considérés comme appartenant exclusivement à l'une ou à l'autre communauté, au sens de l'article 127, § 2 de la Constitution.
Le Chapitre III, section 4, est d'application, selon le cas, aux opérateurs et aux organismes de radiodiffusion qui sont établis dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale, ainsi qu'aux fabricants, distributeurs et vendeurs d'appareils destinés au grand public et aux équipements terminaux distribués, vendus, commercialisés ou mis à disposition dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale.
Le Chapitre IIIter s'applique à toute personne qui, dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale, détient, commercialise ou utilise un équipement de transmission ou de transport.
L'article 41 s'applique à toute personne qui commet les délits mentionnés dans cet article. "
Art.6. Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Artikel 3. Deze wet zet de volgende Europese richtlijnen om :
1° Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten ("Toegangsrichtlijn");
2° Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten ("Machtigingsrichtlijn");
3° Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten ("Kaderrichtlijn");
4° Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten ("Universeledienstrichtlijn");
5° Richtlijn 2002/77/EG van de Europese Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten. "
" Artikel 3. Deze wet zet de volgende Europese richtlijnen om :
1° Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten ("Toegangsrichtlijn");
2° Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten ("Machtigingsrichtlijn");
3° Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten ("Kaderrichtlijn");
4° Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten ("Universeledienstrichtlijn");
5° Richtlijn 2002/77/EG van de Europese Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten. "
Art.6. L'article 3 de la même loi est remplacé par la disposition suivante :
" Article 3. La présente loi transpose les directives suivantes :
1° Directive 2002/19/CE du Parlement européen et du Conseil du 7 mars 2002 relative à l'accès aux réseaux de communications électroniques et aux ressources associées, ainsi qu'à leur interconnexion (Directive "accès");
2° Directive 2002/20/CE du Parlement européen et du Conseil du 7 mars 2002 relative à l'autorisation de réseaux et de services de communications électroniques (Directive "autorisation");
3° Directive 2002/21/CE du Parlement européen et du Conseil du 7 mars 2002 relative à un cadre réglementaire commun pour les réseaux et services de communications électroniques (Directive "cadre");
4° Directive 2002/22/CE du Parlement européen et du Conseil du 7 mars 2002 concernant le service universel et les droits des utilisateurs au regard des réseaux et services de communications électroniques (Directive "service universel");
5° Directive 2002/77/CE de la Commission du 16 septembre 2002 relative à la concurrence dans les marchés des réseaux et des services de communications électroniques. "
" Article 3. La présente loi transpose les directives suivantes :
1° Directive 2002/19/CE du Parlement européen et du Conseil du 7 mars 2002 relative à l'accès aux réseaux de communications électroniques et aux ressources associées, ainsi qu'à leur interconnexion (Directive "accès");
2° Directive 2002/20/CE du Parlement européen et du Conseil du 7 mars 2002 relative à l'autorisation de réseaux et de services de communications électroniques (Directive "autorisation");
3° Directive 2002/21/CE du Parlement européen et du Conseil du 7 mars 2002 relative à un cadre réglementaire commun pour les réseaux et services de communications électroniques (Directive "cadre");
4° Directive 2002/22/CE du Parlement européen et du Conseil du 7 mars 2002 concernant le service universel et les droits des utilisateurs au regard des réseaux et services de communications électroniques (Directive "service universel");
5° Directive 2002/77/CE de la Commission du 16 septembre 2002 relative à la concurrence dans les marchés des réseaux et des services de communications électroniques. "
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor het betreden van de markt.
CHAPITRE II. - Conditions de pénétration du marché.
Art.7. Het opschrift van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Elektronische-communicatienetwerken en elektronische-communicatiediensten ".
" Elektronische-communicatienetwerken en elektronische-communicatiediensten ".
Art.7. L'intitulé du chapitre II de cette même loi est remplacé comme suit :
" Réseaux de communications électroniques et services de communications électroniques ".
" Réseaux de communications électroniques et services de communications électroniques ".
Art.8. Het opschrift van afdeling I van hoofdstuk II van de wet wordt vervangen als volgt : "Kennisgeving".
Art.8. L'intitulé de la section Ière du chapitre II de la même loi est remplacé comme suit : "Notification".
Art.9. Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 4. Het aanbieden of het doorverkopen in eigen naam en voor eigen rekening van elektronische-communicatiediensten alsook de aanleg en exploitatie van elektronische-communicatienetwerken, met inbegrip van bijhorende faciliteiten, kan pas aangevat worden na een kennisgeving aan het Instituut die de volgende elementen bevat :
1° de naam, het adres, het BTW- en handelsregisternummer van de aanbieder of een vergelijkbaar identificatienummer dat deze gegevens op een rechtsgeldige manier bundelt;
2° de contactpersoon met het Instituut;
3° een beschrijving van zijn dienst of netwerk, evenals in voorkomend geval een lijst met de radio- en televisieomroepprogramma's die worden doorgegeven;
4° de datum waarop de activiteiten van start gaan.
De kennisgeving geschiedt per aangetekende zending.
Rechtspersonen kunnen slechts op een geldige wijze een kennisgeving indienen voorzover hun maatschappelijke zetel en bedrijfszetel in een lidstaat van de Europese Unie zijn gevestigd. "
" Art. 4. Het aanbieden of het doorverkopen in eigen naam en voor eigen rekening van elektronische-communicatiediensten alsook de aanleg en exploitatie van elektronische-communicatienetwerken, met inbegrip van bijhorende faciliteiten, kan pas aangevat worden na een kennisgeving aan het Instituut die de volgende elementen bevat :
1° de naam, het adres, het BTW- en handelsregisternummer van de aanbieder of een vergelijkbaar identificatienummer dat deze gegevens op een rechtsgeldige manier bundelt;
2° de contactpersoon met het Instituut;
3° een beschrijving van zijn dienst of netwerk, evenals in voorkomend geval een lijst met de radio- en televisieomroepprogramma's die worden doorgegeven;
4° de datum waarop de activiteiten van start gaan.
De kennisgeving geschiedt per aangetekende zending.
Rechtspersonen kunnen slechts op een geldige wijze een kennisgeving indienen voorzover hun maatschappelijke zetel en bedrijfszetel in een lidstaat van de Europese Unie zijn gevestigd. "
Art.9. L'article 4 de la même loi est remplacé comme suit :
" Art. 4. La fourniture ou la revente en nom propre et pour son propre compte de services ou de réseaux de communications électroniques, y compris les ressources associées, ne peut débuter qu'après une notification à l'Institut contenant les éléments suivants :
1° le nom, l'adresse, le numéro de T.V.A. et de registre de commerce du prestataire ou un numéro d'identification similaire regroupant valablement ces données;
2° la personne de contact avec l'Institut;
3° une description de son service ou réseau ainsi que, le cas échéant, une liste des programmes de radiodiffusion sonore et télévisuelle transmis;
4° la date à laquelle les activités devraient débuter.
La notification se fait par envoi recommandé.
Les personnes morales peuvent introduire valablement une notification pour autant que leur siège social et siège d'exploitation soient établis dans un Etat membre de l'Union européenne. "
" Art. 4. La fourniture ou la revente en nom propre et pour son propre compte de services ou de réseaux de communications électroniques, y compris les ressources associées, ne peut débuter qu'après une notification à l'Institut contenant les éléments suivants :
1° le nom, l'adresse, le numéro de T.V.A. et de registre de commerce du prestataire ou un numéro d'identification similaire regroupant valablement ces données;
2° la personne de contact avec l'Institut;
3° une description de son service ou réseau ainsi que, le cas échéant, une liste des programmes de radiodiffusion sonore et télévisuelle transmis;
4° la date à laquelle les activités devraient débuter.
La notification se fait par envoi recommandé.
Les personnes morales peuvent introduire valablement une notification pour autant que leur siège social et siège d'exploitation soient établis dans un Etat membre de l'Union européenne. "
Art.10. Artikel 5 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 5. Door de kennisgeving kan de betreffende operator, onder de voorwaarden van deze wet, elektronische-communicatiediensten of -netwerken aanbieden en kan hij zijn aanvragen laten behandelen om, overeenkomstig de bestaande wetgeving, faciliteiten te installeren. "
" Art. 5. Door de kennisgeving kan de betreffende operator, onder de voorwaarden van deze wet, elektronische-communicatiediensten of -netwerken aanbieden en kan hij zijn aanvragen laten behandelen om, overeenkomstig de bestaande wetgeving, faciliteiten te installeren. "
Art.10. L'article 5 de la même loi est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 5. Suite à la notification, l'opérateur en question peut, dans le respect des conditions établies dans cette loi, fournir des services ou des réseaux de communications électroniques et il peut, conformément à la législation existante, introduire des demandes d'installation de ressources. "
" Art. 5. Suite à la notification, l'opérateur en question peut, dans le respect des conditions établies dans cette loi, fournir des services ou des réseaux de communications électroniques et il peut, conformément à la législation existante, introduire des demandes d'installation de ressources. "
Art.11. Artikel 6 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 6. Iedere operator brengt het Instituut voorafgaandelijk op de hoogte van :
1° iedere wijziging aan de elementen vermeld in artikel 4, behoudens in de gevallen waarbij een identificatienummer werd meegedeeld dat de bedoelde gegevens op een rechtsgeldige manier bundelt;
2° de geplande stopzetting van zijn activiteiten. "
" Art. 6. Iedere operator brengt het Instituut voorafgaandelijk op de hoogte van :
1° iedere wijziging aan de elementen vermeld in artikel 4, behoudens in de gevallen waarbij een identificatienummer werd meegedeeld dat de bedoelde gegevens op een rechtsgeldige manier bundelt;
2° de geplande stopzetting van zijn activiteiten. "
Art.11. L'article 6 de la même loi est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 6. Chaque opérateur informe préalablement l'Institut de :
1° toute modification apportée aux éléments visés à l'article 4, sauf dans les cas où un numéro d'identification, regroupant valablement les données visées, a été communiqué;
2° l'arrêt prévu de ses activités. "
" Art. 6. Chaque opérateur informe préalablement l'Institut de :
1° toute modification apportée aux éléments visés à l'article 4, sauf dans les cas où un numéro d'identification, regroupant valablement les données visées, a été communiqué;
2° l'arrêt prévu de ses activités. "
Art.12. Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Artikel 7. § 1. De administratieve bijdragen die worden opgelegd aan de operatoren dienen ter dekking van de kosten inzake :
1° het opstellen, het beheer, de controle en de toepassing van de wetgeving en van de gebruiksrechten;
2° de specifieke opdrachten van het Instituut inzake toegang;
3° internationale samenwerking, harmonisatie en normering, marktanalyse, controle op de naleving en ander markttoezicht;
4° het adviseren en handhaven van secundaire wetgeving en het nemen van administratieve beslissingen.
Het Instituut int de administratieve bijdragen.
§ 2. De Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het Instituut, bepaalt het bedrag en de nadere regels inzake de administratieve bijdrage met het oog op een objectieve, transparante en evenredige verdeling.
§ 3. Het Instituut publiceert en actualiseert alle relevante informatie over rechten, voorwaarden, procedures, bijdragen en beslissingen betreffende de kennisgeving en de gebruiksrechten op de website van het Instituut. "
" Artikel 7. § 1. De administratieve bijdragen die worden opgelegd aan de operatoren dienen ter dekking van de kosten inzake :
1° het opstellen, het beheer, de controle en de toepassing van de wetgeving en van de gebruiksrechten;
2° de specifieke opdrachten van het Instituut inzake toegang;
3° internationale samenwerking, harmonisatie en normering, marktanalyse, controle op de naleving en ander markttoezicht;
4° het adviseren en handhaven van secundaire wetgeving en het nemen van administratieve beslissingen.
Het Instituut int de administratieve bijdragen.
§ 2. De Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het Instituut, bepaalt het bedrag en de nadere regels inzake de administratieve bijdrage met het oog op een objectieve, transparante en evenredige verdeling.
§ 3. Het Instituut publiceert en actualiseert alle relevante informatie over rechten, voorwaarden, procedures, bijdragen en beslissingen betreffende de kennisgeving en de gebruiksrechten op de website van het Instituut. "
Art.12. L'article 7 de la même loi est remplacé par la disposition suivante :
" Article 7. § 1er Les redevances administratives qui sont imposées aux opérateurs servent à couvrir les coûts liés :
1° à l'établissement, la gestion, au contrôle et à l'application de la législation et des droits d'utilisation;
2° aux missions spécifiques de l'Institut en matière d'accès;
3° à la coopération internationale, l'harmonisation et la normalisation, l'analyse du marché, le contrôle de la conformité et autres contrôles du marché;
4° aux avis et à l'application d'une législation secondaire ainsi qu'à la prise de décisions administratives.
L'Institut recouvre les redevances administratives.
§ 2. Le Roi, par un arrêté délibéré en Conseil de Ministres et après avis de l'Institut, fixe le montant et les modalités en matière de redevance administrative en vue d'une répartition objective, transparente et proportionnelle.
§ 3. L'Institut publie et actualise sur son site Internet toutes les informations pertinentes concernant les droits, les conditions, les procédures, les redevances et les décisions relatives aux notifications et aux droits d'utilisation. "
" Article 7. § 1er Les redevances administratives qui sont imposées aux opérateurs servent à couvrir les coûts liés :
1° à l'établissement, la gestion, au contrôle et à l'application de la législation et des droits d'utilisation;
2° aux missions spécifiques de l'Institut en matière d'accès;
3° à la coopération internationale, l'harmonisation et la normalisation, l'analyse du marché, le contrôle de la conformité et autres contrôles du marché;
4° aux avis et à l'application d'une législation secondaire ainsi qu'à la prise de décisions administratives.
L'Institut recouvre les redevances administratives.
§ 2. Le Roi, par un arrêté délibéré en Conseil de Ministres et après avis de l'Institut, fixe le montant et les modalités en matière de redevance administrative en vue d'une répartition objective, transparente et proportionnelle.
§ 3. L'Institut publie et actualise sur son site Internet toutes les informations pertinentes concernant les droits, les conditions, les procédures, les redevances et les décisions relatives aux notifications et aux droits d'utilisation. "
Art.13. Artikel 8 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 8. Na ontvangst van de kennisgeving bezorgt het Instituut de operator een standaardverklaring waarin bevestigd wordt dat hij een kennisgeving heeft gedaan om elektronische-communicatiediensten of -netwerken aan te bieden en dat hij in voorkomend geval de mogelijkheid heeft om :
1° een aanvraag in te dienen met het oog op het installeren van faciliteiten;
2° te onderhandelen over toegang;
3° toegang te krijgen. "
" Art. 8. Na ontvangst van de kennisgeving bezorgt het Instituut de operator een standaardverklaring waarin bevestigd wordt dat hij een kennisgeving heeft gedaan om elektronische-communicatiediensten of -netwerken aan te bieden en dat hij in voorkomend geval de mogelijkheid heeft om :
1° een aanvraag in te dienen met het oog op het installeren van faciliteiten;
2° te onderhandelen over toegang;
3° toegang te krijgen. "
Art.13. L'article 8 de la même loi est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 8. Après réception de la notification, l'Institut remet à l'opérateur une déclaration uniformisée confirmant qu'il a fait une notification relative à la fourniture des services ou réseaux de communications électroniques et que celui-ci peut, le cas échéant :
1° introduire une demande en vue de l'installation de ressources;
2° négocier l'accès;
3° obtenir l'accès. "
" Art. 8. Après réception de la notification, l'Institut remet à l'opérateur une déclaration uniformisée confirmant qu'il a fait une notification relative à la fourniture des services ou réseaux de communications électroniques et que celui-ci peut, le cas échéant :
1° introduire une demande en vue de l'installation de ressources;
2° négocier l'accès;
3° obtenir l'accès. "
Art.14. In artikel 8bis van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het woord "kabelmaatschappij" wordt telkens vervangen door het woord "operator";
2° in § 2 worden het derde, vierde en vijfde lid vervangen als volgt :
" De eigenaar of de rechthebbende op wie de gedoogplicht rust, behoudt het recht om alle werken aan het privé-eigendom uit te voeren, onder voorbehoud geen maatregelen te nemen, die alleen een wijziging of verplaatsing van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen tot doel zouden hebben.
Hij verwittigt ten minste twee maanden voor het aanvangen van de werken, die een wijziging of verplaatsing van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen tot gevolg hebben, elke betrokken operator van een openbaar elektronische-communicatienetwerk hiervan bij ter post aangetekende brief.
De kosten wegens wijziging of verplaatsing van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen zijn ten laste van elke betrokken operator van een openbaar elektronische-communicatienetwerk.
Wanneer, behoudens een geval van overmacht, de voorgenomen werken niet binnen één jaar vanaf de dag van de verwittiging zijn aangevangen, kan elke betrokken operator van een openbaar elektronische-communicatienetwerk de kosten die veroorzaakt zijn door de wijziging van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen, ten laste leggen van de eigenaar of de rechthebbende en de oorspronkelijke toestand eveneens op zijn kosten herstellen, voor zover dit nodig blijkt. "
1° het woord "kabelmaatschappij" wordt telkens vervangen door het woord "operator";
2° in § 2 worden het derde, vierde en vijfde lid vervangen als volgt :
" De eigenaar of de rechthebbende op wie de gedoogplicht rust, behoudt het recht om alle werken aan het privé-eigendom uit te voeren, onder voorbehoud geen maatregelen te nemen, die alleen een wijziging of verplaatsing van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen tot doel zouden hebben.
Hij verwittigt ten minste twee maanden voor het aanvangen van de werken, die een wijziging of verplaatsing van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen tot gevolg hebben, elke betrokken operator van een openbaar elektronische-communicatienetwerk hiervan bij ter post aangetekende brief.
De kosten wegens wijziging of verplaatsing van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen zijn ten laste van elke betrokken operator van een openbaar elektronische-communicatienetwerk.
Wanneer, behoudens een geval van overmacht, de voorgenomen werken niet binnen één jaar vanaf de dag van de verwittiging zijn aangevangen, kan elke betrokken operator van een openbaar elektronische-communicatienetwerk de kosten die veroorzaakt zijn door de wijziging van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen, ten laste leggen van de eigenaar of de rechthebbende en de oorspronkelijke toestand eveneens op zijn kosten herstellen, voor zover dit nodig blijkt. "
Art.14. A l'article 8bis de la même loi sont apportées les modifications suivantes :
1° le mot "distributeur" est remplacé chaque fois par le mot "opérateur";
2° dans le § 2 le troisième, quatrième et cinquième alinéas sont remplacés comme suit :
" Le propriétaire ou l'ayant droit débiteur de la servitude conserve le droit d'exécuter tous autres travaux à la propriété privée, sous réserve de ne prendre aucune mesure qui viserait uniquement à modifier ou déplacer les câbles, lignes aériennes et équipements connexes.
Il en avertit tout opérateur d'un réseau public de communications électroniques concerné par lettre recommandée à la poste, au moins deux mois avant le début des travaux qui impliquent une modification ou un déplacement des câbles, lignes aériennes et équipements connexes.
Les frais de modification ou de déplacement des câbles, lignes aériennes et équipements connexes sont à charge de tout opérateur d'un réseau public de communications électroniques concerné.
Sauf en cas de force majeure, lorsque les travaux envisagés n'ont pas débuté dans un délai d'un an à dater de cet avertissement, tout opérateur d'un réseau public de communications électroniques concerné peut mettre les frais occasionnés par la modification des câbles, lignes aériennes et équipements connexes à charge du propriétaire ou de l'ayant droit et également rétablir la situation primitive aux frais de celui-ci, si cela s'avère nécessaire. "
1° le mot "distributeur" est remplacé chaque fois par le mot "opérateur";
2° dans le § 2 le troisième, quatrième et cinquième alinéas sont remplacés comme suit :
" Le propriétaire ou l'ayant droit débiteur de la servitude conserve le droit d'exécuter tous autres travaux à la propriété privée, sous réserve de ne prendre aucune mesure qui viserait uniquement à modifier ou déplacer les câbles, lignes aériennes et équipements connexes.
Il en avertit tout opérateur d'un réseau public de communications électroniques concerné par lettre recommandée à la poste, au moins deux mois avant le début des travaux qui impliquent une modification ou un déplacement des câbles, lignes aériennes et équipements connexes.
Les frais de modification ou de déplacement des câbles, lignes aériennes et équipements connexes sont à charge de tout opérateur d'un réseau public de communications électroniques concerné.
Sauf en cas de force majeure, lorsque les travaux envisagés n'ont pas débuté dans un délai d'un an à dater de cet avertissement, tout opérateur d'un réseau public de communications électroniques concerné peut mettre les frais occasionnés par la modification des câbles, lignes aériennes et équipements connexes à charge du propriétaire ou de l'ayant droit et également rétablir la situation primitive aux frais de celui-ci, si cela s'avère nécessaire. "
Art.15. Artikel 9 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 9. Elke operator zendt jaarlijks voor 30 juni aan het Instituut een activiteitenverslag, met vermelding van het aantal abonnees, de doorgegeven radio- en televisieomroepprogramma's en de eindgebruikersprijs daarvoor.
De operator geeft aan welke delen van de inhoud van het verslag een vertrouwelijk karakter hebben. "
" Art. 9. Elke operator zendt jaarlijks voor 30 juni aan het Instituut een activiteitenverslag, met vermelding van het aantal abonnees, de doorgegeven radio- en televisieomroepprogramma's en de eindgebruikersprijs daarvoor.
De operator geeft aan welke delen van de inhoud van het verslag een vertrouwelijk karakter hebben. "
Art.15. L'article 9 de la même loi est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 9. Chaque opérateur envoie chaque année à l'Institut avant le 30 juin un rapport d'activités, mentionnant le nombre d'abonnés, les programmes de radiodiffusion sonore et télévisuelle transmis et le prix de ceux-ci pour l'utilisateur final.
L'opérateur indique quelles parties du contenu du rapport revêtent un caractère confidentiel. "
" Art. 9. Chaque opérateur envoie chaque année à l'Institut avant le 30 juin un rapport d'activités, mentionnant le nombre d'abonnés, les programmes de radiodiffusion sonore et télévisuelle transmis et le prix de ceux-ci pour l'utilisateur final.
L'opérateur indique quelles parties du contenu du rapport revêtent un caractère confidentiel. "
Art.16. In artikel 12 van dezelfde wet wordt het woord "vergunning" vervangen door het woord "kennisgeving".
Art.16. Dans l'article 12 de la même loi, le mot "autorisation" est remplacé par le mot "notification".
HOOFDSTUK III. - Distributie van radio- of televisieomroepprogramma's.
CHAPITRE III. - Distribution de programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle.
Art.17. Het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Radio- of televisieomroepprogramma's. "
" Radio- of televisieomroepprogramma's. "
Art.17. L'intitulé de la section 2 du chapitre II de la même loi est remplacé par l'intitulé suivant :
" Programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle. "
" Programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle. "
Art.18. In het opschrift van onderafdeling 1 van de afdeling 1 van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt het woord "televisie-omroepuitzendingen" vervangen door het woord "televisieomroepprogramma's".
Art.18. Dans l'intitulé de la sous-section Ire de la section première du chapitre II de la même loi, les mots "émissions de radiodiffusion télévisuelle "sont remplacés par les mots "programmes de radiodiffusion télévisuelle".
Art.19. In artikel 13 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "kabelmaatschappij die een vergunning heeft gekregen om in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad een net voor distributie van televisieomroepuitzendingen te exploiteren" worden vervangen door het woord "operator";
2° het woord "omroepprogramma's" en het woord "televisieprogramma's" worden vervangen door het woord "televisie-omroepprogramma's";
3° tussen de woorden "moet" en "gelijktijdig" worden de woorden "met het oog op het verzekeren van pluralisme en culturele diversiteit" ingevoegd;
4° in het tweede streepje worden de woorden "bevoegde minister wordt aangewezen" vervangen door de woorden "Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, worden aangewezen".
5° het artikel wordt aangevuld als volgt :
" - de televisie-omroepprogramma's uitgezonden door de openbare omroeporganisatie die ressorteert onder de Duitstalige Gemeenschap en die worden aangewezen door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. De voor deze wet bevoegde minister bepaalt, na advies van het Instituut, de nadere regels van deze doorgifte (in voorkomend geval via een gedeeld kanaal);
- de op Brussel-Hoofdstad gerichte televisieomroepprogramma's van door de Vlaamse Gemeenschap en Franse gemeenschap erkende regionale omroeporganisaties, rekening houdend met hun zendgebied.
De noodzaak van de in vorig lid vermelde verplichtingen wordt periodiek door het Instituut geverifieerd. Indien het Instituut van oordeel is dat het handhaven van deze verplichtingen niet langer noodzakelijk is, stelt het dit duidelijk in het jaarverslag vermeld in artikel 34 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.
De minister kan, op advies van het Instituut, bepalen dat een operator vrijgesteld wordt van dit artikel.
De operator die daarvoor in aanmerking wenst te komen richt een gemotiveerd verzoek tot het Instituut waarbij hij minstens een van de volgende elementen aantoont :
a) het is voor de operator technisch onmogelijk;
b) er is geen significant aantal eindgebruikers op het netwerk die dat netwerk gebruiken als belangrijkste middel om televisieomroepprogramma's te ontvangen zodat de investeringen noodzakelijk om de technische onmogelijkheid op te heffen onredelijk zijn.
Het Instituut bezorgt zijn advies uiterlijk zes weken na de ontvangst ervan aan de minister. Deze termijn wordt geschorst indien het Instituut bijkomende informatie vanwege de aanvrager noodzakelijk acht.
Indien het Instituut na het verstrijken van de termijn geen advies aan de minister heeft bezorgd, wordt het Instituut geacht een gunstig advies verstrekt te hebben. "
1° de woorden "kabelmaatschappij die een vergunning heeft gekregen om in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad een net voor distributie van televisieomroepuitzendingen te exploiteren" worden vervangen door het woord "operator";
2° het woord "omroepprogramma's" en het woord "televisieprogramma's" worden vervangen door het woord "televisie-omroepprogramma's";
3° tussen de woorden "moet" en "gelijktijdig" worden de woorden "met het oog op het verzekeren van pluralisme en culturele diversiteit" ingevoegd;
4° in het tweede streepje worden de woorden "bevoegde minister wordt aangewezen" vervangen door de woorden "Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, worden aangewezen".
5° het artikel wordt aangevuld als volgt :
" - de televisie-omroepprogramma's uitgezonden door de openbare omroeporganisatie die ressorteert onder de Duitstalige Gemeenschap en die worden aangewezen door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. De voor deze wet bevoegde minister bepaalt, na advies van het Instituut, de nadere regels van deze doorgifte (in voorkomend geval via een gedeeld kanaal);
- de op Brussel-Hoofdstad gerichte televisieomroepprogramma's van door de Vlaamse Gemeenschap en Franse gemeenschap erkende regionale omroeporganisaties, rekening houdend met hun zendgebied.
De noodzaak van de in vorig lid vermelde verplichtingen wordt periodiek door het Instituut geverifieerd. Indien het Instituut van oordeel is dat het handhaven van deze verplichtingen niet langer noodzakelijk is, stelt het dit duidelijk in het jaarverslag vermeld in artikel 34 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.
De minister kan, op advies van het Instituut, bepalen dat een operator vrijgesteld wordt van dit artikel.
De operator die daarvoor in aanmerking wenst te komen richt een gemotiveerd verzoek tot het Instituut waarbij hij minstens een van de volgende elementen aantoont :
a) het is voor de operator technisch onmogelijk;
b) er is geen significant aantal eindgebruikers op het netwerk die dat netwerk gebruiken als belangrijkste middel om televisieomroepprogramma's te ontvangen zodat de investeringen noodzakelijk om de technische onmogelijkheid op te heffen onredelijk zijn.
Het Instituut bezorgt zijn advies uiterlijk zes weken na de ontvangst ervan aan de minister. Deze termijn wordt geschorst indien het Instituut bijkomende informatie vanwege de aanvrager noodzakelijk acht.
Indien het Instituut na het verstrijken van de termijn geen advies aan de minister heeft bezorgd, wordt het Instituut geacht een gunstig advies verstrekt te hebben. "
Art.19. A l'article 13 de la même loi sont apportées les modifications suivantes :
1° les mots "le distributeur qui est autorisé à exploiter un réseau de télédistribution dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale" sont remplacés par les mots "l'opérateur";
2° le mot "programmes" et les mots "programmes de télévision" sont remplacés par les mots "programmes de radiodiffusion télévisuelle";
3° sont insérés entre les mots "doit" et "transmettre", les mots "en vue de garantir le pluralisme et la diversité culturelle";
4° au deuxième tiret, les termes "que le ministre compétent désigne" sont remplacés par les termes "que le Roi désigne dans un arrêté délibéré en Conseil des ministres".
5° l'article est complété par les disposition suivantes :
" - les programmes de radiodiffusion télévisuelle diffusés par l'organisme de radiodiffusion de service public relevant de la Communauté germanophone et qui sont désignés par le Roi dans un arrêté délibéré en Conseil des ministres. Le ministre compétent pour cette loi détermine, après avis de l'Institut, les modalités de cette diffusion (le cas échéant via un canal partagé);
- les programmes de radiodiffusion télévisuelle axés sur Bruxelles-Capitale qui sont diffusés par les organismes de radiodiffusion régionaux autorisés par la Communauté française et la Communauté flamande, compte tenu de leur champ de diffusion.
La nécessité des obligations visées à l'alinéa précédent est périodiquement vérifiée par l'Institut. Si l'Institut estime que le maintien de ces obligations n'est plus nécessaire, il le mentionne clairement dans le rapport annuel visé à l'article 34 de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges.
Le ministre peut, sur avis de l'Institut, prévoir qu'un opérateur sera dispensé de cet article.
L'opérateur qui souhaite bénéficier de cette dispense adresse une demande motivée à l'Institut prouvant l'existence d'au moins un des éléments suivants :
a) c'est techniquement impossible pour l'opérateur;
b) il n'y a pas suffisamment d'utilisateurs finals sur le réseau l'utilisant comme principale ressource pour capter les programmes de radiodiffusion télévisuelle de sorte que les investissements nécessaires pour supprimer l'impossibilité technique sont déraisonnables.
L'Institut communique son avis au ministre au plus tard six semaines après la réception de cette demande. Ce délai est suspendu si l'Institut estime qu'un complément d'informations de la part du demandeur est nécessaire.
Si à l'expiration du délai, l'Institut n'a pas donné d'avis au ministre, l'Institut est réputé avoir fourni un avis favorable. "
1° les mots "le distributeur qui est autorisé à exploiter un réseau de télédistribution dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale" sont remplacés par les mots "l'opérateur";
2° le mot "programmes" et les mots "programmes de télévision" sont remplacés par les mots "programmes de radiodiffusion télévisuelle";
3° sont insérés entre les mots "doit" et "transmettre", les mots "en vue de garantir le pluralisme et la diversité culturelle";
4° au deuxième tiret, les termes "que le ministre compétent désigne" sont remplacés par les termes "que le Roi désigne dans un arrêté délibéré en Conseil des ministres".
5° l'article est complété par les disposition suivantes :
" - les programmes de radiodiffusion télévisuelle diffusés par l'organisme de radiodiffusion de service public relevant de la Communauté germanophone et qui sont désignés par le Roi dans un arrêté délibéré en Conseil des ministres. Le ministre compétent pour cette loi détermine, après avis de l'Institut, les modalités de cette diffusion (le cas échéant via un canal partagé);
- les programmes de radiodiffusion télévisuelle axés sur Bruxelles-Capitale qui sont diffusés par les organismes de radiodiffusion régionaux autorisés par la Communauté française et la Communauté flamande, compte tenu de leur champ de diffusion.
La nécessité des obligations visées à l'alinéa précédent est périodiquement vérifiée par l'Institut. Si l'Institut estime que le maintien de ces obligations n'est plus nécessaire, il le mentionne clairement dans le rapport annuel visé à l'article 34 de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges.
Le ministre peut, sur avis de l'Institut, prévoir qu'un opérateur sera dispensé de cet article.
L'opérateur qui souhaite bénéficier de cette dispense adresse une demande motivée à l'Institut prouvant l'existence d'au moins un des éléments suivants :
a) c'est techniquement impossible pour l'opérateur;
b) il n'y a pas suffisamment d'utilisateurs finals sur le réseau l'utilisant comme principale ressource pour capter les programmes de radiodiffusion télévisuelle de sorte que les investissements nécessaires pour supprimer l'impossibilité technique sont déraisonnables.
L'Institut communique son avis au ministre au plus tard six semaines après la réception de cette demande. Ce délai est suspendu si l'Institut estime qu'un complément d'informations de la part du demandeur est nécessaire.
Si à l'expiration du délai, l'Institut n'a pas donné d'avis au ministre, l'Institut est réputé avoir fourni un avis favorable. "
Art.20. In het artikel 14 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het woord "kabelmaatschappij" wordt tweemaal vervangen door het woord "operator";
2° de woorden "gelijktijdig en" worden geschrapt.
3° het woord "televisieprogramma's" wordt driemaal vervangen door het woord "televisie-omroepprogramma's". het woord "programma's" wordt driemaal vervangen door het woord "televisie-omroepprogramma's".
4° het woord "televisieomroep" wordt vervangen door het woord "omroeporganisatie".
1° het woord "kabelmaatschappij" wordt tweemaal vervangen door het woord "operator";
2° de woorden "gelijktijdig en" worden geschrapt.
3° het woord "televisieprogramma's" wordt driemaal vervangen door het woord "televisie-omroepprogramma's". het woord "programma's" wordt driemaal vervangen door het woord "televisie-omroepprogramma's".
4° het woord "televisieomroep" wordt vervangen door het woord "omroeporganisatie".
Art.20. A l'article 14 de la même loi sont apportées les modifications suivantes :
1° le mot "distributeur" est remplacé deux fois par le mot "opérateur";
2° les mots "au moment de leur radiodiffusion et" sont supprimés.
3° le mot "programmes" est remplacé trois fois par les mots "programmes de radiodiffusion télévisuelle", les mots "programmes de télévision" sont remplacés trois fois par les mots "programmes de radiodiffusion télévisuelle";
4° A la version néerlandaise on remplace le mot "televisieomroep" par le mot "omroeporganisatie",.
1° le mot "distributeur" est remplacé deux fois par le mot "opérateur";
2° les mots "au moment de leur radiodiffusion et" sont supprimés.
3° le mot "programmes" est remplacé trois fois par les mots "programmes de radiodiffusion télévisuelle", les mots "programmes de télévision" sont remplacés trois fois par les mots "programmes de radiodiffusion télévisuelle";
4° A la version néerlandaise on remplace le mot "televisieomroep" par le mot "omroeporganisatie",.
Art.21. Artikel 15 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" De Koning kan in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut en na een openbare raadpleging overeenkomstig artikel 40/14, § 1 van deze wet, de datum bepalen vanaf wanneer de transmissie van radio- of televisieomroepprogramma's volledig digitaal dient te zijn. "
" De Koning kan in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut en na een openbare raadpleging overeenkomstig artikel 40/14, § 1 van deze wet, de datum bepalen vanaf wanneer de transmissie van radio- of televisieomroepprogramma's volledig digitaal dient te zijn. "
Art.21. L'article 15 de la même loi est remplacé par la disposition suivante :
" Le Roi peut fixer, par un arrêté délibéré en Conseil des Ministres, après avis de l'Institut et après consultation publique, conformément à l'article 40/14, § 1er de la présente loi, la date à partir de laquelle la transmission des programmes de radiodiffusion sonore et télévisuelle doit être entièrement numérique. "
" Le Roi peut fixer, par un arrêté délibéré en Conseil des Ministres, après avis de l'Institut et après consultation publique, conformément à l'article 40/14, § 1er de la présente loi, la date à partir de laquelle la transmission des programmes de radiodiffusion sonore et télévisuelle doit être entièrement numérique. "
Art.22. In het opschrift van onderafdeling 2 van de afdeling 1 van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt het woord "radio-omroepuitzendingen" vervangen door het woord "radio-omroepprogramma's".
Art.22. Dans l'intitulé de la sous-section 2 de la section première du chapitre II de la même loi, les mots "émissions de radiodiffusion sonores "sont remplacés par les mots "programmes de radiodiffusion sonore".
Art.23. In artikel 16 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "kabelmaatschappij die een vergunning heeft gekregen om in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad een net voor distributie van radio-omroepuitzendingen te exploiteren," worden vervangen door het woord "operator";
2° in de Franse tekst worden de woorden "programmes sonores" vervangen door de woorden "programmes de radiodiffusion sonore";
3° tussen de woorden "moet" en "gelijktijdig" worden de woorden "met het oog op het verzekeren van pluralisme en culturele diversiteit" ingevoegd;
4° het artikel wordt aangevuld als volgt :
" De noodzaak van de in vorig lid vermelde verplichtingen wordt periodiek door het Instituut geverifieerd. Indien het Instituut van oordeel is dat het handhaven van deze verplichtingen niet langer noodzakelijk is, stelt het dit duidelijk in het jaarverslag vermeld in artikel 34 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.
De minister kan, op advies van het Instituut, bepalen dat een operator vrijgesteld wordt van dit artikel.
De operator die daarvoor in aanmerking wenst te komen richt een gemotiveerd verzoek tot het Instituut waarbij hij minstens een van de volgende elementen aantoont :
a) het is voor de operator technisch onmogelijk;
b) er is geen significant aantal eindgebruikers op het netwerk die dat netwerk gebruiken als belangrijkste middel om radio-omroepprogramma's te ontvangen zodat de investeringen noodzakelijk om de technische onmogelijkheid op te heffen onredelijk zijn.
Het Instituut bezorgt zijn advies uiterlijk één maand na de ontvangst ervan aan de minister. Deze termijn wordt geschorst indien het Instituut bijkomende informatie vanwege de aanvrager noodzakelijk acht.
Indien het Instituut na het verstrijken van de termijn geen advies aan de minister heeft bezorgd, wordt het Instituut geacht een gunstig advies verstrekt te hebben. "
1° de woorden "kabelmaatschappij die een vergunning heeft gekregen om in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad een net voor distributie van radio-omroepuitzendingen te exploiteren," worden vervangen door het woord "operator";
2° in de Franse tekst worden de woorden "programmes sonores" vervangen door de woorden "programmes de radiodiffusion sonore";
3° tussen de woorden "moet" en "gelijktijdig" worden de woorden "met het oog op het verzekeren van pluralisme en culturele diversiteit" ingevoegd;
4° het artikel wordt aangevuld als volgt :
" De noodzaak van de in vorig lid vermelde verplichtingen wordt periodiek door het Instituut geverifieerd. Indien het Instituut van oordeel is dat het handhaven van deze verplichtingen niet langer noodzakelijk is, stelt het dit duidelijk in het jaarverslag vermeld in artikel 34 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.
De minister kan, op advies van het Instituut, bepalen dat een operator vrijgesteld wordt van dit artikel.
De operator die daarvoor in aanmerking wenst te komen richt een gemotiveerd verzoek tot het Instituut waarbij hij minstens een van de volgende elementen aantoont :
a) het is voor de operator technisch onmogelijk;
b) er is geen significant aantal eindgebruikers op het netwerk die dat netwerk gebruiken als belangrijkste middel om radio-omroepprogramma's te ontvangen zodat de investeringen noodzakelijk om de technische onmogelijkheid op te heffen onredelijk zijn.
Het Instituut bezorgt zijn advies uiterlijk één maand na de ontvangst ervan aan de minister. Deze termijn wordt geschorst indien het Instituut bijkomende informatie vanwege de aanvrager noodzakelijk acht.
Indien het Instituut na het verstrijken van de termijn geen advies aan de minister heeft bezorgd, wordt het Instituut geacht een gunstig advies verstrekt te hebben. "
Art.23. A l'article 16 de la même loi sont apportées les modifications suivantes :
1° les mots "le distributeur qui est autorisé à exploiter un réseau de radiodistribution dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale" sont remplacés par les mots "l'opérateur";
2° les mots "programmes sonores" sont remplacés par les mots "programmes de radiodiffusion sonore";
3° sont insérés entre les mots "doit" et "transmettre", les mots "en vue de garantir le pluralisme et la diversité culturelle";
4° l'article est complété comme suit :
" La nécessité des obligations visées à l'alinéa précédent est périodiquement vérifiée par l'Institut. Si l'Institut estime que le maintien de ces obligations n'est plus nécessaire, il le mentionne clairement dans le rapport annuel visé à l'article 34 de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges.
Le ministre peut, sur avis de l'Institut, prévoir qu'un opérateur sera dispensé de cet article.
L'opérateur qui souhaite bénéficier de cette dispense adresse une demande motivée à l'Institut prouvant au moins l'existence d'un des éléments suivants :
a) c'est techniquement impossible pour l'opérateur;
b) il n'y a pas suffisamment d'utilisateurs finals sur le réseau l'utilisant comme principale ressource pour capter les programmes de radiodiffusion sonore de sorte que les investissements nécessaires pour supprimer l'impossibilité technique sont déraisonnables.
L'Institut communique son avis au ministre au plus tard un mois après la réception de cette demande. Ce délai est suspendu si l'Institut estime qu'un complément d'informations de la part du demandeur est nécessaire.
Si à l'expiration du délai, l'Institut n'a pas donné d'avis au ministre, l'Institut est réputé avoir fourni un avis favorable. "
1° les mots "le distributeur qui est autorisé à exploiter un réseau de radiodistribution dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale" sont remplacés par les mots "l'opérateur";
2° les mots "programmes sonores" sont remplacés par les mots "programmes de radiodiffusion sonore";
3° sont insérés entre les mots "doit" et "transmettre", les mots "en vue de garantir le pluralisme et la diversité culturelle";
4° l'article est complété comme suit :
" La nécessité des obligations visées à l'alinéa précédent est périodiquement vérifiée par l'Institut. Si l'Institut estime que le maintien de ces obligations n'est plus nécessaire, il le mentionne clairement dans le rapport annuel visé à l'article 34 de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges.
Le ministre peut, sur avis de l'Institut, prévoir qu'un opérateur sera dispensé de cet article.
L'opérateur qui souhaite bénéficier de cette dispense adresse une demande motivée à l'Institut prouvant au moins l'existence d'un des éléments suivants :
a) c'est techniquement impossible pour l'opérateur;
b) il n'y a pas suffisamment d'utilisateurs finals sur le réseau l'utilisant comme principale ressource pour capter les programmes de radiodiffusion sonore de sorte que les investissements nécessaires pour supprimer l'impossibilité technique sont déraisonnables.
L'Institut communique son avis au ministre au plus tard un mois après la réception de cette demande. Ce délai est suspendu si l'Institut estime qu'un complément d'informations de la part du demandeur est nécessaire.
Si à l'expiration du délai, l'Institut n'a pas donné d'avis au ministre, l'Institut est réputé avoir fourni un avis favorable. "
Art.24. In het artikel 17 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het woord "kabelmaatschappij" wordt vervangen door het woord "operator";
2° de woorden "volgende programma's gelijktijdig en" worden geschrapt.
3° in de Franse tekst worden de woorden "programmes sonores" tweemaal vervangen door de woorden "programmes de radiodiffusion sonore".
1° het woord "kabelmaatschappij" wordt vervangen door het woord "operator";
2° de woorden "volgende programma's gelijktijdig en" worden geschrapt.
3° in de Franse tekst worden de woorden "programmes sonores" tweemaal vervangen door de woorden "programmes de radiodiffusion sonore".
Art.24. A l'article 17 de la même loi, sont apportées les modifications suivantes :
1° le mot "distributeur" est remplacé par le mot "opérateur";
2° les mots "au moment de leur diffusion et" sont supprimés.
3° les mots "programmes sonores" sont deux fois remplacés par les mots "programmes de radiodiffusion sonore".
1° le mot "distributeur" est remplacé par le mot "opérateur";
2° les mots "au moment de leur diffusion et" sont supprimés.
3° les mots "programmes sonores" sont deux fois remplacés par les mots "programmes de radiodiffusion sonore".
HOOFDSTUK IV. - Vergunning voor het uitoefenen van televisie- en radio-omroepactiviteiten.
CHAPITRE IV. - Autorisation pour l'exercice des activités de radiodiffusion télévisuelle et sonore.
Art.25. De titel van het hoofdstuk III, dat artikelen 28 tot 40/13 omvat, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "Uitoefening van televisie- en radio-omroepactiviteiten".
Art.25. Le titre du chapitre III, qui comprend les articles 28 à 40/13, de la même loi est remplacé par l'intitulé "Exercice des activités de radiodiffusion télévisuelle et sonore".
Art.26. In hoofdstuk III van dezelfde wet, in een nieuwe afdeling 1 genoemd "Vergunning voor het uitoefenen van televisie- en radio-omroepactiviteiten", wordt een artikel 28/1, ingevoegd, luidende :
" Art. 28/1. Onder de voorwaarden bepaald in dit hoofdstuk, kunnen omroeporganisaties voor een radio- of televisieomroepprogramma een vergunning krijgen van het Instituut. "
" Art. 28/1. Onder de voorwaarden bepaald in dit hoofdstuk, kunnen omroeporganisaties voor een radio- of televisieomroepprogramma een vergunning krijgen van het Instituut. "
Art.26. Est inséré dans le chapitre III de la même loi, dans une nouvelle section première intitulée "Autorisation pour l'exercice des activités de radiodiffusion télévisuelle et sonore" l'article 28/1, rédigé comme suit :
" Art. 28/1. Dans les conditions fixées dans ce chapitre, les organismes de radiodiffusion peuvent obtenir une autorisation de l'Institut pour un programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle. "
" Art. 28/1. Dans les conditions fixées dans ce chapitre, les organismes de radiodiffusion peuvent obtenir une autorisation de l'Institut pour un programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle. "
Art.27. In dezelfde afdeling 1 van dezelfde wet wordt een artikel 28/2 ingevoegd, luidende :
" Art. 28/2. Omroeporganisaties die hun radio- of televisieomroepprogramma uitsluitend via een website aanbieden, behoeven geen vergunning te krijgen. Zij doen een kennisgeving zoals vermeld in artikel 4. "
" Art. 28/2. Omroeporganisaties die hun radio- of televisieomroepprogramma uitsluitend via een website aanbieden, behoeven geen vergunning te krijgen. Zij doen een kennisgeving zoals vermeld in artikel 4. "
Art.27. Dans cette même section première de la même loi est inséré un article 28/2, libellé comme suit :
" Art. 28/2. Les organismes de radiodiffusion qui offrent leur programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle exclusivement via un site web sont dispensés d'une autorisation. Ils font une notification tel que mentionné à l'article 4. "
" Art. 28/2. Les organismes de radiodiffusion qui offrent leur programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle exclusivement via un site web sont dispensés d'une autorisation. Ils font une notification tel que mentionné à l'article 4. "
Art.28. In dezelfde afdeling 1 van dezelfde wet wordt een artikel 28/3 ingevoegd, luidende :
" Art. 28/3. § 1. Met het oog op het krijgen van een vergunning bezorgen de omroeporganisaties per aangetekend schrijven de volgende informatie aan het Instituut :
1° naam en adres van de omroeporganisatie;
2° alle gegevens die kunnen dienen om te bepalen of het Instituut bevoegd is voor het radio- of televisieomroepprogramma in kwestie;
3° de statuten;
4° het programma-aanbod;
5° het uitzendschema;
6° een precieze beschrijving van de manier waarop de uitzendingen worden gedistribueerd;
7° de datum waarop de vergunde uitzendingen van start gaan.
§ 2. Het Instituut beschikt over twee maanden vanaf de ontvangst van het volledige dossier om te beoordelen of de omroeporganisatie de vergunning krijgt. Deze termijn wordt geschorst wanneer het Instituut bijkomende inlichtingen nodig acht of wanneer het de betrokken omroeporganisatie wenst te horen.
§ 3. Het Instituut maakt binnen de tien werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het volledige dossier zoals neergelegd door de omroeporganisatie, het dossier over aan de Gemeenschappen. De Gemeenschappen hebben twintig werkdagen de tijd om aan te tonen dat het radio- of televisieomroepprogramma waarvoor de omroeporganisatie een vergunning aanvraagt, onder hun bevoegdheid valt. In dat geval wordt over het dossier overleg gepleegd tussen alle betrokken partijen. De federale overheid en de gemeenschappen zullen in een samenwerkingsakkoord de voorwaarden voor deze samenwerking uitwerken.
§ 4. Indien een omroeporganisatie de in vorige paragrafen vermelde gegevens wijzigt, dient ze het Instituut daarvan binnen één maand in kennis te stellen. Indien de wijzigingen betrekking hebben op het programma-aanbod, dan stelt het Instituut de Gemeenschappen binnen de maand volgend op ontvangst van de wijzigingen, in kennis van deze informatie. Vanaf deze kennisgeving start een nieuwe termijn van twintig werkdagen voor de Gemeenschappen om aan te tonen dat het gewijzigde radio- of televisieprogramma onder hun bevoegdheid valt. In dat geval wordt, zoals in § 3 van dit artikel, overleg gepleegd tussen alle betrokken partijen.
§ 5. De vergunning geldt voor een hernieuwbare termijn van negen jaar. Zij is persoonlijk en niet overdraagbaar. "
" Art. 28/3. § 1. Met het oog op het krijgen van een vergunning bezorgen de omroeporganisaties per aangetekend schrijven de volgende informatie aan het Instituut :
1° naam en adres van de omroeporganisatie;
2° alle gegevens die kunnen dienen om te bepalen of het Instituut bevoegd is voor het radio- of televisieomroepprogramma in kwestie;
3° de statuten;
4° het programma-aanbod;
5° het uitzendschema;
6° een precieze beschrijving van de manier waarop de uitzendingen worden gedistribueerd;
7° de datum waarop de vergunde uitzendingen van start gaan.
§ 2. Het Instituut beschikt over twee maanden vanaf de ontvangst van het volledige dossier om te beoordelen of de omroeporganisatie de vergunning krijgt. Deze termijn wordt geschorst wanneer het Instituut bijkomende inlichtingen nodig acht of wanneer het de betrokken omroeporganisatie wenst te horen.
§ 3. Het Instituut maakt binnen de tien werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het volledige dossier zoals neergelegd door de omroeporganisatie, het dossier over aan de Gemeenschappen. De Gemeenschappen hebben twintig werkdagen de tijd om aan te tonen dat het radio- of televisieomroepprogramma waarvoor de omroeporganisatie een vergunning aanvraagt, onder hun bevoegdheid valt. In dat geval wordt over het dossier overleg gepleegd tussen alle betrokken partijen. De federale overheid en de gemeenschappen zullen in een samenwerkingsakkoord de voorwaarden voor deze samenwerking uitwerken.
§ 4. Indien een omroeporganisatie de in vorige paragrafen vermelde gegevens wijzigt, dient ze het Instituut daarvan binnen één maand in kennis te stellen. Indien de wijzigingen betrekking hebben op het programma-aanbod, dan stelt het Instituut de Gemeenschappen binnen de maand volgend op ontvangst van de wijzigingen, in kennis van deze informatie. Vanaf deze kennisgeving start een nieuwe termijn van twintig werkdagen voor de Gemeenschappen om aan te tonen dat het gewijzigde radio- of televisieprogramma onder hun bevoegdheid valt. In dat geval wordt, zoals in § 3 van dit artikel, overleg gepleegd tussen alle betrokken partijen.
§ 5. De vergunning geldt voor een hernieuwbare termijn van negen jaar. Zij is persoonlijk en niet overdraagbaar. "
Art.28. Dans cette même section première de la même loi est inséré un article 28/3, libellé comme suit :
" Art. 28/3. § 1er. En vue d'obtenir une autorisation, les organismes de radiodiffusion fournissent par envoi recommandé les informations suivantes à l'Institut :
1° nom et adresse de l'organisme de radiodiffusion;
2° toutes les données pouvant servir à déterminer si l'Institut est compétent pour le programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle en question;
3° les statuts;
4° la programmation;
5° le schéma de diffusion;
6° une description précise du mode de distribution des émissions;
7° la date à laquelle les émissions autorisées commencent.
§ 2. L'Institut dispose d'un délai de deux mois dès réception du dossier complet pour décider si l'organisme de radiodiffusion obtient l'autorisation. Ce délai est suspendu lorsque l'Institut estime que des renseignements supplémentaires sont nécessaires ou lorsqu'il souhaite entendre l'organisme de radiodiffusion concerné.
§ 3. L'Institut transmet, dans les dix jours ouvrables à partir de la réception du dossier complet tel que déposé par l'organisme de radiodiffusion, le dossier aux Communautés. Les Communautés disposent d'un délai de vingt jours ouvrables pour prouver que le programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle pour lequel l'organisme de radiodiffusion demande une autorisation, relève de leur compétence. Dans ce cas, toutes les parties concernées se concertent sur le dossier. L'autorité fédérale et les communautés développe- ront les conditions de coopération dans un accord de coopération.
§ 4. Si un organisme de radiodiffusion modifie les données mentionnées aux paragraphes précédents, il est tenu d'en informer l'Institut dans un délai d'un mois. Si les modifications portent sur la programmation, l'Institut fait part de cette information aux Communautés dans le mois suivant la réception des modifications. A partir de cette notification, commence un nouveau délai de vingt jours ouvrables dans lequel les Communautés doivent démontrer que le programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle modifié relève de leur compétence. Dans ce cas, une concertation telle que visée au § 3 est menée entre toutes les parties concernées.
§ 5. L'autorisation est valable pour une période renouvelable de neuf ans. Elle est personnelle et intransmissible. "
" Art. 28/3. § 1er. En vue d'obtenir une autorisation, les organismes de radiodiffusion fournissent par envoi recommandé les informations suivantes à l'Institut :
1° nom et adresse de l'organisme de radiodiffusion;
2° toutes les données pouvant servir à déterminer si l'Institut est compétent pour le programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle en question;
3° les statuts;
4° la programmation;
5° le schéma de diffusion;
6° une description précise du mode de distribution des émissions;
7° la date à laquelle les émissions autorisées commencent.
§ 2. L'Institut dispose d'un délai de deux mois dès réception du dossier complet pour décider si l'organisme de radiodiffusion obtient l'autorisation. Ce délai est suspendu lorsque l'Institut estime que des renseignements supplémentaires sont nécessaires ou lorsqu'il souhaite entendre l'organisme de radiodiffusion concerné.
§ 3. L'Institut transmet, dans les dix jours ouvrables à partir de la réception du dossier complet tel que déposé par l'organisme de radiodiffusion, le dossier aux Communautés. Les Communautés disposent d'un délai de vingt jours ouvrables pour prouver que le programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle pour lequel l'organisme de radiodiffusion demande une autorisation, relève de leur compétence. Dans ce cas, toutes les parties concernées se concertent sur le dossier. L'autorité fédérale et les communautés développe- ront les conditions de coopération dans un accord de coopération.
§ 4. Si un organisme de radiodiffusion modifie les données mentionnées aux paragraphes précédents, il est tenu d'en informer l'Institut dans un délai d'un mois. Si les modifications portent sur la programmation, l'Institut fait part de cette information aux Communautés dans le mois suivant la réception des modifications. A partir de cette notification, commence un nouveau délai de vingt jours ouvrables dans lequel les Communautés doivent démontrer que le programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle modifié relève de leur compétence. Dans ce cas, une concertation telle que visée au § 3 est menée entre toutes les parties concernées.
§ 5. L'autorisation est valable pour une période renouvelable de neuf ans. Elle est personnelle et intransmissible. "
Art.29. In dezelfde afdeling 1 van dezelfde wet wordt een artikel 28/4 ingevoegd, luidende :
" Art. 28/4. Het is de omroeporganisaties, verboden radio- of televisieprogramma's aan te bieden die :
1° tegenstrijdig zijn met de wetten of het algemeen belang, die de menselijke waardigheid aantasten, of die aansporen tot discriminatie, haat of geweld, in het bijzonder op grond van ras, geslacht, nationaliteit, godsdienst of filosofische overtuiging, of die ertoe aanzetten de genocide gepleegd door het Duitse nationaal-socialistische regime gedurende de tweede wereldoorlog of elke andere vorm van genocide te ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goed te keuren;
2° de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, inzonderheid programma's met pornografische scènes of met nodeloos geweld. Dit verbod geldt ook voor de andere programma's of programmafragmenten, inzonderheid trailers, die schade kunnen toebrengen aan de fysieke, mentale of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen, tenzij door inzonderheid de keuze van het tijdstip van uitzending van het programma gewaarborgd wordt dat minderjarigen in het zendgebied de uitzendingen normaliter niet kunnen zien of beluisteren of voorzover dat programma voorafgegaan wordt door een akoestische waarschuwing of het gedurende de gehele uitzending herkenbaar is aan een visueel symbool. De Koning bepaalt de wijze waarop die radio- of televisieomroepprogramma's, gedeelten van radio- of televisieomroepprogramma's of trailers, worden aangekondigd;
3° een gedachten-, geloofs- of opiniestrekking aanmoedigen die een bedreiging uitmaakt voor de fundamentele vrijheden die door de Grondwet of het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden worden gewaarborgd of die tot doel hebben misbruik te maken van de goedgelovigheid van het publiek. "
" Art. 28/4. Het is de omroeporganisaties, verboden radio- of televisieprogramma's aan te bieden die :
1° tegenstrijdig zijn met de wetten of het algemeen belang, die de menselijke waardigheid aantasten, of die aansporen tot discriminatie, haat of geweld, in het bijzonder op grond van ras, geslacht, nationaliteit, godsdienst of filosofische overtuiging, of die ertoe aanzetten de genocide gepleegd door het Duitse nationaal-socialistische regime gedurende de tweede wereldoorlog of elke andere vorm van genocide te ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goed te keuren;
2° de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, inzonderheid programma's met pornografische scènes of met nodeloos geweld. Dit verbod geldt ook voor de andere programma's of programmafragmenten, inzonderheid trailers, die schade kunnen toebrengen aan de fysieke, mentale of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen, tenzij door inzonderheid de keuze van het tijdstip van uitzending van het programma gewaarborgd wordt dat minderjarigen in het zendgebied de uitzendingen normaliter niet kunnen zien of beluisteren of voorzover dat programma voorafgegaan wordt door een akoestische waarschuwing of het gedurende de gehele uitzending herkenbaar is aan een visueel symbool. De Koning bepaalt de wijze waarop die radio- of televisieomroepprogramma's, gedeelten van radio- of televisieomroepprogramma's of trailers, worden aangekondigd;
3° een gedachten-, geloofs- of opiniestrekking aanmoedigen die een bedreiging uitmaakt voor de fundamentele vrijheden die door de Grondwet of het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden worden gewaarborgd of die tot doel hebben misbruik te maken van de goedgelovigheid van het publiek. "
Art.29. Dans cette même section première de la même loi est inséré un article 28/4, libellé comme suit :
" Art. 28/4. Les organismes de radiodiffusion ne peuvent diffuser :
1° des programmes contraires aux lois ou à l'intérêt général, portant atteinte au respect de la dignité humaine ou contenant des incitations à la discrimination, à la haine ou à la violence, en particulier pour des raisons de race, de sexe, de nationalité, de religion ou de conception philosophique, ou tendant à la négation, la minimisation, la justification, l'approbation du génocide commis par le régime nazi allemand pendant la seconde guerre mondiale ainsi que toute autre forme de génocide;
2° des programmes susceptibles de nuire gravement à l'épanouissement physique, mental ou moral des mineurs, notamment des programmes comprenant des scènes de pornographie ou de violence gratuite. Cette dernière interdiction s'étend aux autres programmes ou séquences de programmes, notamment les bandes annonces, susceptibles de nuire à l'épanouissement physique, mental ou moral des mineurs, sauf s'il est assuré notamment par le choix de l'heure de diffusion du programme que les mineurs se trouvant dans le champ de diffusion ne voient pas ou n'écoutent normalement pas ces programmes et pour autant que ce programme soit précédé d'un avertissement acoustique ou identifié par la présence d'un symbole visuel tout au long de sa diffusion. Le Roi détermine le mode d'avertissement desdits programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle, éléments de programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle ou bandes annonces;
3° des programmes qui favorisent un courant de pensée, de croyance ou d'opinion constituant une menace pour les libertés fondamentales garanties par la Constitution ou la Convention européenne des droits de l'homme ou visant à abuser de la crédulité du public. "
" Art. 28/4. Les organismes de radiodiffusion ne peuvent diffuser :
1° des programmes contraires aux lois ou à l'intérêt général, portant atteinte au respect de la dignité humaine ou contenant des incitations à la discrimination, à la haine ou à la violence, en particulier pour des raisons de race, de sexe, de nationalité, de religion ou de conception philosophique, ou tendant à la négation, la minimisation, la justification, l'approbation du génocide commis par le régime nazi allemand pendant la seconde guerre mondiale ainsi que toute autre forme de génocide;
2° des programmes susceptibles de nuire gravement à l'épanouissement physique, mental ou moral des mineurs, notamment des programmes comprenant des scènes de pornographie ou de violence gratuite. Cette dernière interdiction s'étend aux autres programmes ou séquences de programmes, notamment les bandes annonces, susceptibles de nuire à l'épanouissement physique, mental ou moral des mineurs, sauf s'il est assuré notamment par le choix de l'heure de diffusion du programme que les mineurs se trouvant dans le champ de diffusion ne voient pas ou n'écoutent normalement pas ces programmes et pour autant que ce programme soit précédé d'un avertissement acoustique ou identifié par la présence d'un symbole visuel tout au long de sa diffusion. Le Roi détermine le mode d'avertissement desdits programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle, éléments de programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle ou bandes annonces;
3° des programmes qui favorisent un courant de pensée, de croyance ou d'opinion constituant une menace pour les libertés fondamentales garanties par la Constitution ou la Convention européenne des droits de l'homme ou visant à abuser de la crédulité du public. "
Art.30. In dezelfde afdeling 1 van dezelfde wet wordt een artikel 28/5 ingevoegd, luidende :
" Art. 28/5. De informatieve radio- of televisieprogramma's worden verzorgd in een geest van strikte onpartijdigheid en volgens de regels van de journalistieke deontologie met waarborg van de redactionele onafhankelijkheid. "
" Art. 28/5. De informatieve radio- of televisieprogramma's worden verzorgd in een geest van strikte onpartijdigheid en volgens de regels van de journalistieke deontologie met waarborg van de redactionele onafhankelijkheid. "
Art.30. Dans cette même section première de la même loi est inséré un article 28/5, libellé comme suit :
" Art. 28/5. Les programmes radio ou de télévision d'information sont assurés dans un esprit de stricte impartialité et selon les règles de la déontologie journalistique en garantissant l'indépendance éditoriale. "
" Art. 28/5. Les programmes radio ou de télévision d'information sont assurés dans un esprit de stricte impartialité et selon les règles de la déontologie journalistique en garantissant l'indépendance éditoriale. "
Art.31. In dezelfde afdeling 1 van dezelfde wet wordt een artikel 28/6 ingevoegd, luidende :
" Art. 28/6. Samenwerking tussen de omroeporganisaties leidt niet tot gestructureerde eenvormigheid in het programmabeleid. "
" Art. 28/6. Samenwerking tussen de omroeporganisaties leidt niet tot gestructureerde eenvormigheid in het programmabeleid. "
Art.31. Dans cette même section 1ère de la même loi est inséré un article 28/6, libellé comme suit :
" Art. 28/6. La collaboration entre les organismes de radiodiffusion ne conduit pas à une uniformité structurée de la politique de programmation. "
" Art. 28/6. La collaboration entre les organismes de radiodiffusion ne conduit pas à une uniformité structurée de la politique de programmation. "
Art.32. In dezelfde afdeling 1 van dezelfde wet wordt een artikel 28/7 ingevoegd, luidende :
" Art. 28/7. Voor de journaals is een hoofdredacteur verantwoordelijk. "
" Art. 28/7. Voor de journaals is een hoofdredacteur verantwoordelijk. "
Art.32. Dans cette même section première de la même loi est inséré un article 28/7, libellé comme suit :
" Art. 28/7. Un rédacteur en chef est responsable du journal télévise. "
" Art. 28/7. Un rédacteur en chef est responsable du journal télévise. "
Art.33. In dezelfde afdeling 1 van dezelfde wet wordt een artikel 28/8 ingevoegd, luidende :
" Art. 28/8. § 1. Indien het Instituut een overtreding vaststelt van de bepalingen van de artikelen 28/1 tot 28/3, 28/5 tot 28/7 en 28/9, hoort zij de betrokken omroeporganisatie. In voorkomend geval legt het Instituut een termijn van maximaal drie maanden op om aan de overtreding een einde te maken.
Indien binnen de opgelegde termijn geen einde is gemaakt aan de overtreding, kan het Instituut, na de betrokken omroeporganisatie te hebben gehoord, overgaan tot de schorsing van de vergunning die voor het betrokken radio- of televisieomroepprogramma was toegekend.
De opgelegde schorsing bedraagt maximaal twee maanden.
Indien het Instituut op het einde van deze termijn vaststelt dat de betreffende overtreding niet is verholpen, kan het, na de omroeporganisatie te hebben gehoord, de vergunning voor het betrokken radio- of televisieomroepprogramma intrekken.
§ 2. Indien het Instituut vaststelt dat met toepassing van artikel 40 van deze wet de schorsing van de doorgifte van een radio of televisieprogramma werd bevolen, kan het, na de betrokken omroeporganisatie te hebben gehoord, de vergunning voor het radio- of televisieomroepprogramma waarvan het radio of televisieprogramma deel uitmaakte, intrekken. "
" Art. 28/8. § 1. Indien het Instituut een overtreding vaststelt van de bepalingen van de artikelen 28/1 tot 28/3, 28/5 tot 28/7 en 28/9, hoort zij de betrokken omroeporganisatie. In voorkomend geval legt het Instituut een termijn van maximaal drie maanden op om aan de overtreding een einde te maken.
Indien binnen de opgelegde termijn geen einde is gemaakt aan de overtreding, kan het Instituut, na de betrokken omroeporganisatie te hebben gehoord, overgaan tot de schorsing van de vergunning die voor het betrokken radio- of televisieomroepprogramma was toegekend.
De opgelegde schorsing bedraagt maximaal twee maanden.
Indien het Instituut op het einde van deze termijn vaststelt dat de betreffende overtreding niet is verholpen, kan het, na de omroeporganisatie te hebben gehoord, de vergunning voor het betrokken radio- of televisieomroepprogramma intrekken.
§ 2. Indien het Instituut vaststelt dat met toepassing van artikel 40 van deze wet de schorsing van de doorgifte van een radio of televisieprogramma werd bevolen, kan het, na de betrokken omroeporganisatie te hebben gehoord, de vergunning voor het radio- of televisieomroepprogramma waarvan het radio of televisieprogramma deel uitmaakte, intrekken. "
Art.33. Dans cette même section première de la même loi est inséré un article 28/8, libellé comme suit :
" Art. 28/8. § 1er. Si l'Institut constate une infraction aux dispositions des articles 28/1 jusque 28/3, 28/5 jusque 28/7 et 28/9, il entend l'organisme de radiodiffusion concerné. Le cas échéant, l'Institut fixe un délai de maximum trois mois afin de mettre fin à l'infraction.
S'il n'est pas mis fin à l'infraction dans le délai fixé, l'Institut peut, après avoir entendu l'organisme de radiodiffusion concerné, procéder à la suspension de la licence octroyée pour le programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle en question.
La suspension imposée est de maximum deux mois.
Si à la fin de ce délai, l'Institut constate qu'il n'a pas été remédié à l'infraction en question, il peut, après avoir entendu l'organisme de radiodiffusion, retirer la licence du programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle en question.
§ 2. Si l'Institut constate qu'en application de l'article 40 de la présente loi, la suspension de la diffusion d'un programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle a été ordonnée, il peut, après avoir entendu l'organisme de radiodiffusion concerné, retirer l'autorisation relative au programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle dont le programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle faisait partie. "
" Art. 28/8. § 1er. Si l'Institut constate une infraction aux dispositions des articles 28/1 jusque 28/3, 28/5 jusque 28/7 et 28/9, il entend l'organisme de radiodiffusion concerné. Le cas échéant, l'Institut fixe un délai de maximum trois mois afin de mettre fin à l'infraction.
S'il n'est pas mis fin à l'infraction dans le délai fixé, l'Institut peut, après avoir entendu l'organisme de radiodiffusion concerné, procéder à la suspension de la licence octroyée pour le programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle en question.
La suspension imposée est de maximum deux mois.
Si à la fin de ce délai, l'Institut constate qu'il n'a pas été remédié à l'infraction en question, il peut, après avoir entendu l'organisme de radiodiffusion, retirer la licence du programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle en question.
§ 2. Si l'Institut constate qu'en application de l'article 40 de la présente loi, la suspension de la diffusion d'un programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle a été ordonnée, il peut, après avoir entendu l'organisme de radiodiffusion concerné, retirer l'autorisation relative au programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle dont le programme de radiodiffusion sonore ou télévisuelle faisait partie. "
Art.34. De bestaande afdeling 1 van dezelfde wet wordt afdeling 1bis en artikel 28bis wordt artikel 28/9.
Art.34. La section première existante de la même loi est renumérotée en section 1bis et l'article 28bis est renuméroté en article 28/9.
Art.35. In artikel 28bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 8 juli 2001, dat artikel 28/9 wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, eerste lid, worden de woorden ", waarbij hij mogelijkerwijs het advies van één of meer instanties van zijn keuze inwint" worden geschrapt;
2° in § 1, eerste lid, wordt tussen het woord "mag" en het woord "exclusieve" wordt het woord "hiervoor" ingevoegd;
3° in § 1, eerste lid, wordt het woord "zodat" na de komma wordt vervangen door het woord "waardoor";
4° in § 1, eerste lid, worden de woorden "uitzendingen op een kosteloze televisie" worden vervangen door de woorden "een kosteloze programmadienst";
5° paragraaf 2 wordt als volgt vervangen :
" § 2. De televisieomroeporganisaties zien af van de uitoefening van exclusieve rechten indien deze ertoe zouden leiden dat een belangrijk deel van het publiek in een andere lidstaat evenementen die door een andere lidstaat zijn aangewezen niet op de kostenloze televisie kan volgen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving dan wel, waar nodig of passend om objectieve redenen van algemeen belang, via volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving zoals die door die andere lidstaat is bepaald. ";
6° er wordt een § 3 toegevoegd luidende als volgt :
" § 3. Iedere omroeporganisatie zendt op aanvraag van de bevoegde overheid, elke dringende boodschap van algemeen nut in geval van vliegramp, kernongeval, aardbeving, ernstige virusaanvallen, ernstige vervuiling of ermee gelijkgestelde gebeurtenis uit. Deze boodschappen zijn duidelijk herkenbaar en ze worden voorafgegaan en gevolgd door een passende aankondiging dat het om een dringende boodschap van algemeen nut gaat. "
1° in § 1, eerste lid, worden de woorden ", waarbij hij mogelijkerwijs het advies van één of meer instanties van zijn keuze inwint" worden geschrapt;
2° in § 1, eerste lid, wordt tussen het woord "mag" en het woord "exclusieve" wordt het woord "hiervoor" ingevoegd;
3° in § 1, eerste lid, wordt het woord "zodat" na de komma wordt vervangen door het woord "waardoor";
4° in § 1, eerste lid, worden de woorden "uitzendingen op een kosteloze televisie" worden vervangen door de woorden "een kosteloze programmadienst";
5° paragraaf 2 wordt als volgt vervangen :
" § 2. De televisieomroeporganisaties zien af van de uitoefening van exclusieve rechten indien deze ertoe zouden leiden dat een belangrijk deel van het publiek in een andere lidstaat evenementen die door een andere lidstaat zijn aangewezen niet op de kostenloze televisie kan volgen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving dan wel, waar nodig of passend om objectieve redenen van algemeen belang, via volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving zoals die door die andere lidstaat is bepaald. ";
6° er wordt een § 3 toegevoegd luidende als volgt :
" § 3. Iedere omroeporganisatie zendt op aanvraag van de bevoegde overheid, elke dringende boodschap van algemeen nut in geval van vliegramp, kernongeval, aardbeving, ernstige virusaanvallen, ernstige vervuiling of ermee gelijkgestelde gebeurtenis uit. Deze boodschappen zijn duidelijk herkenbaar en ze worden voorafgegaan en gevolgd door een passende aankondiging dat het om een dringende boodschap van algemeen nut gaat. "
Art.35. A l'article 28bis, de la même loi, inséré par la loi du 8 juillet 2001, qui devient l'article 28/9, sont apportées les modifications suivantes :
1° au § 1er, alinéa 1er, les mots ", en prenant éventuellement avis auprès d'une ou plusieurs instances de son choix" sont supprimés;
2° au § 1er, alinéa 1er, le mot "à cet effet" est inséré avant les mots "Ces événements";
3° au § 1er, alinéa 1er, les mots "de manière telle qu'une partie importante du public soit privée d'accès" après la virgule sont remplacés par les mots "privant ainsi une partie importante du public d'accès";
4° au § 1er, alinéa 1er, les mots "par le biais d'émissions de télévision diffusées sur une télévision à accès libre" sont remplacés par les mots "par le biais d'un service de programme à accès libre".
5° le § 2 est remplacé par la disposition suivante :
" § 2. Les organismes de radiodiffusion télévisuelle s'abstiennent d'exercer des droits d'exclusivité s'ils devaient conduire à ce qu'une partie importante du public dans un autre Etat membre ne puisse pas suivre sur la télévision gratuite des événements désignés par un autre Etat membre par le biais d'un reportage diffusé entièrement ou partiellement en direct ou, là où c'est nécessaire ou approprié pour des raisons objectives d'intérêt général, par le biais d'un reportage diffusé entièrement ou partiellement en différé tel que déterminé par cet autre Etat membre. ";
6° il est inséré un § 3, rédigé comme suit :
" § 3. A la demande de l'autorité compétente, chaque organisme de radiodiffusion diffuse tout message urgent d'intérêt général en cas de catastrophe aérienne, de risque nucléaire, de tremblement de terre, d'attaques au virus importantes, de pollution grave ou d'événement assimilé. Ces messages sont clairement reconnaissables et sont précédé et suivi d'un avis adéquat indiquant qu'il s'agit d'un message urgent d'intérêt général. "
1° au § 1er, alinéa 1er, les mots ", en prenant éventuellement avis auprès d'une ou plusieurs instances de son choix" sont supprimés;
2° au § 1er, alinéa 1er, le mot "à cet effet" est inséré avant les mots "Ces événements";
3° au § 1er, alinéa 1er, les mots "de manière telle qu'une partie importante du public soit privée d'accès" après la virgule sont remplacés par les mots "privant ainsi une partie importante du public d'accès";
4° au § 1er, alinéa 1er, les mots "par le biais d'émissions de télévision diffusées sur une télévision à accès libre" sont remplacés par les mots "par le biais d'un service de programme à accès libre".
5° le § 2 est remplacé par la disposition suivante :
" § 2. Les organismes de radiodiffusion télévisuelle s'abstiennent d'exercer des droits d'exclusivité s'ils devaient conduire à ce qu'une partie importante du public dans un autre Etat membre ne puisse pas suivre sur la télévision gratuite des événements désignés par un autre Etat membre par le biais d'un reportage diffusé entièrement ou partiellement en direct ou, là où c'est nécessaire ou approprié pour des raisons objectives d'intérêt général, par le biais d'un reportage diffusé entièrement ou partiellement en différé tel que déterminé par cet autre Etat membre. ";
6° il est inséré un § 3, rédigé comme suit :
" § 3. A la demande de l'autorité compétente, chaque organisme de radiodiffusion diffuse tout message urgent d'intérêt général en cas de catastrophe aérienne, de risque nucléaire, de tremblement de terre, d'attaques au virus importantes, de pollution grave ou d'événement assimilé. Ces messages sont clairement reconnaissables et sont précédé et suivi d'un avis adéquat indiquant qu'il s'agit d'un message urgent d'intérêt général. "
Art.36. In artikel 31, § 1, tweede lid, van dezelfde wet wordt het woord "lidstaten" vervangen door het woord "Lid-Staten. "
Art.36. Dans l'article 31, § 1er, alinéa 2, de la même loi le mot "Etats membres" est remplacé par le mot "Etats Membres. "
Art.37. De titel van Afdeling III van Hoofdstuk III van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "Afdeling III. Bescherming van de menselijke waardigheid".
Art.37. Le titre de la Section III du Chapitre III de la même loi est remplacée comme suit : "Section III. Protection de la dignité humaine".
Art.38. Artikel 40 van dezelfde wet wordt vervangen door een nieuw artikel 40 dat luidt als volgt :
" § 1. De Koning kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij op voorstel van het Instituut, de doorgifte schorsen van :
1° een radio- of televisieprogramma vermeld in artikel 28/4, 1° of 3°;
De Koning kan de schorsing van het radio- of televisieprogramma laten ingaan op het ogenblik dat hij van het betreffende radio- of televisieprogramma op de hoogte wordt gesteld.
2° a) een radio- of televisieprogramma vermeld in artikel 28/4, 2°, waarbij door de keuze van het tijdstip van de uitzending ervan niet gewaarborgd wordt dat de minderjarigen in het zendgebied de programma's normaliter niet kunnen zien of beluisteren of wanneer dergelijke radio- of televisieomroepprogramma's, gedeelten van radio- of televisieomroepprogramma's of trailers, niet gescrambeld zijn, en evenmin duidelijk herkenbaar gemaakt zijn, hetzij met een visueel symbool gedurende de gehele uitzending ervan, hetzij met een akoestische waarschuwing vóór de uitzending ervan, en
b) de omroeporganisatie in kwestie de voorgaande twaalf maanden al ten minste tweemaal een inbreuk gepleegd heeft op dezelfde bepalingen.
De Koning zal hiertoe vooraf de omroeporganisatie in kwestie, en in geval van een omroeporganisatie uit een lidstaat van de Europese Unie de Europese Commissie, schriftelijk in kennis stellen van de ten laste gelegde inbreuken en van het voornemen om beperkingen aan het doorgeven op te leggen als nogmaals een dergelijke inbreuk gepleegd wordt.
Als in geval van een buitenlandse omroeporganisatie, binnen een termijn van vijftien dagen, te rekenen vanaf deze kennisgeving, overleg met de Commissie en de lidstaat van de Europese Unie van waaruit uitgezonden wordt, niet tot een minnelijke schikking heeft geleid en de ten laste gelegde inbreuk blijft doorgaan, wordt de voorlopige schorsing effectief.
§ 2. Een radio- of televisieprogramma dat aanleiding gaf tot schorsing door de Koning overeenkomstig § 1, 1°, wordt door geen enkele operator uitgezonden.
§ 3. Het Instituut publiceert onverwijld de schorsingsbeslissingen op haar website, met inbegrip van de reden van de schorsing en, in voorkomend geval, de toepasselijkheid van § 2. "
" § 1. De Koning kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij op voorstel van het Instituut, de doorgifte schorsen van :
1° een radio- of televisieprogramma vermeld in artikel 28/4, 1° of 3°;
De Koning kan de schorsing van het radio- of televisieprogramma laten ingaan op het ogenblik dat hij van het betreffende radio- of televisieprogramma op de hoogte wordt gesteld.
2° a) een radio- of televisieprogramma vermeld in artikel 28/4, 2°, waarbij door de keuze van het tijdstip van de uitzending ervan niet gewaarborgd wordt dat de minderjarigen in het zendgebied de programma's normaliter niet kunnen zien of beluisteren of wanneer dergelijke radio- of televisieomroepprogramma's, gedeelten van radio- of televisieomroepprogramma's of trailers, niet gescrambeld zijn, en evenmin duidelijk herkenbaar gemaakt zijn, hetzij met een visueel symbool gedurende de gehele uitzending ervan, hetzij met een akoestische waarschuwing vóór de uitzending ervan, en
b) de omroeporganisatie in kwestie de voorgaande twaalf maanden al ten minste tweemaal een inbreuk gepleegd heeft op dezelfde bepalingen.
De Koning zal hiertoe vooraf de omroeporganisatie in kwestie, en in geval van een omroeporganisatie uit een lidstaat van de Europese Unie de Europese Commissie, schriftelijk in kennis stellen van de ten laste gelegde inbreuken en van het voornemen om beperkingen aan het doorgeven op te leggen als nogmaals een dergelijke inbreuk gepleegd wordt.
Als in geval van een buitenlandse omroeporganisatie, binnen een termijn van vijftien dagen, te rekenen vanaf deze kennisgeving, overleg met de Commissie en de lidstaat van de Europese Unie van waaruit uitgezonden wordt, niet tot een minnelijke schikking heeft geleid en de ten laste gelegde inbreuk blijft doorgaan, wordt de voorlopige schorsing effectief.
§ 2. Een radio- of televisieprogramma dat aanleiding gaf tot schorsing door de Koning overeenkomstig § 1, 1°, wordt door geen enkele operator uitgezonden.
§ 3. Het Instituut publiceert onverwijld de schorsingsbeslissingen op haar website, met inbegrip van de reden van de schorsing en, in voorkomend geval, de toepasselijkheid van § 2. "
Art.38. L'article 40 de la même loi est remplacé par un nouvel article 40 rédigé comme suit :
" § 1er. Le Roi peut, soit de sa propre initiative, soit sur la proposition de l'Institut, suspendre la transmission :
1° d'un programme de radiodiffusion sonore ou telévisuelle visé à l'article 28/4, 1° ou 3°;
Le Roi peut faire débuter la suspension du programme radio ou de télévision au moment où il est informé du programme radio ou de télévision.
2° a) un programme radio ou de télévision visé à l'article 28/4, 2°, où le choix de l'heure de la diffusion de celui-ci n'assure pas que les mineurs se trouvant dans le champ de diffusion ne voient pas ou n'écoutent pas normalement ces programmes ou lorsque ces programmes de radiodiffusion sonore ou télevisuelle, éléments de programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle ou des bandes annonces ne sont pas embrouillés, et ne sont pas davantage clairement identifiés, soit par la présence d'un symbole visuel tout au long de leur durée, soit par un avertissement acoustique avant leur diffusion, et
b) l'organisme de radiodiffusion en question a déjà enfreint au moins deux fois les mêmes dispositions au cours des douze derniers mois.
A cet effet, le Roi avertira au préalable par écrit l'organisme de radiodiffusion en question, et la Commission européenne dans le cas d'un organisme de radiodiffusion provenant d'un Etat membre de l'Union européenne, des infractions incriminées et de l'intention d'imposer des restrictions à la transmission si une telle infraction est à nouveau commise.
Si, dans le cas d'un organisme de radiodiffusion étranger, dans un délai de quinze jours, à compter de la présente notification, la concertation avec la Commission et l'Etat membre de l'Union européenne d'où l'émission est effectuée, n'a pas abouti à un arrangement a l'amiable et que l'infraction incriminee continue, la suspension provisoire deviendra effective.
§ 2. Un programme radio ou de télévision qui a donné lieu à la suspension par le Roi conformément au § 1er, 1°, n'est diffusé par aucun opérateur.
§ 3. L'Institut publie immédiatement les décisions de suspension sur son site Internet, y compris les raisons de la suspension et, le cas échéant, l'applicabilité du § 2. "
" § 1er. Le Roi peut, soit de sa propre initiative, soit sur la proposition de l'Institut, suspendre la transmission :
1° d'un programme de radiodiffusion sonore ou telévisuelle visé à l'article 28/4, 1° ou 3°;
Le Roi peut faire débuter la suspension du programme radio ou de télévision au moment où il est informé du programme radio ou de télévision.
2° a) un programme radio ou de télévision visé à l'article 28/4, 2°, où le choix de l'heure de la diffusion de celui-ci n'assure pas que les mineurs se trouvant dans le champ de diffusion ne voient pas ou n'écoutent pas normalement ces programmes ou lorsque ces programmes de radiodiffusion sonore ou télevisuelle, éléments de programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle ou des bandes annonces ne sont pas embrouillés, et ne sont pas davantage clairement identifiés, soit par la présence d'un symbole visuel tout au long de leur durée, soit par un avertissement acoustique avant leur diffusion, et
b) l'organisme de radiodiffusion en question a déjà enfreint au moins deux fois les mêmes dispositions au cours des douze derniers mois.
A cet effet, le Roi avertira au préalable par écrit l'organisme de radiodiffusion en question, et la Commission européenne dans le cas d'un organisme de radiodiffusion provenant d'un Etat membre de l'Union européenne, des infractions incriminées et de l'intention d'imposer des restrictions à la transmission si une telle infraction est à nouveau commise.
Si, dans le cas d'un organisme de radiodiffusion étranger, dans un délai de quinze jours, à compter de la présente notification, la concertation avec la Commission et l'Etat membre de l'Union européenne d'où l'émission est effectuée, n'a pas abouti à un arrangement a l'amiable et que l'infraction incriminee continue, la suspension provisoire deviendra effective.
§ 2. Un programme radio ou de télévision qui a donné lieu à la suspension par le Roi conformément au § 1er, 1°, n'est diffusé par aucun opérateur.
§ 3. L'Institut publie immédiatement les décisions de suspension sur son site Internet, y compris les raisons de la suspension et, le cas échéant, l'applicabilité du § 2. "
HOOFDSTUK V. - Radio- of televisieomroepprogramma's.
CHAPITRE V. - Programmes de radiodiffusion sonore ou télévisuelle.
Art.39. Artikel 40bis van dezelfde wet wordt hernummerd tot artikel 40/1 en vervangen als volgt :
" Art. 40/1. Elke televisieomroeporganisatie :
1° verzorgt zijn uitzendingen via een 16-9-systeem dat volledig compatibel is met PAL, indien het uitzendingen in breedbeeld en 625 lijnen betreft die niet volledig digitaal zijn;
2° verzorgt zijn uitzendingen via een transmissiesysteem dat door een erkende Europese normalisatie-instantie genormaliseerd is, indien het uitzendingen betreft die volledig digitaal zijn. "
" Art. 40/1. Elke televisieomroeporganisatie :
1° verzorgt zijn uitzendingen via een 16-9-systeem dat volledig compatibel is met PAL, indien het uitzendingen in breedbeeld en 625 lijnen betreft die niet volledig digitaal zijn;
2° verzorgt zijn uitzendingen via een transmissiesysteem dat door een erkende Europese normalisatie-instantie genormaliseerd is, indien het uitzendingen betreft die volledig digitaal zijn. "
Art.39. L'article 40bis de la même loi devient l'article 40/1 et est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 40/1. Chaque organisme de radiodiffusion télévisuelle :
1° assure ses émissions par un système 16-9 entièrement compatible avec PAL; s'il s'agit d'émissions sur écran large et en 625 lignes qui ne sont pas entièrement numériques;
2° assure ses émissions par un système de transmission normalisé par une instance de normalisation européenne agréée, si ses émissions sont entièrement numériques. "
" Art. 40/1. Chaque organisme de radiodiffusion télévisuelle :
1° assure ses émissions par un système 16-9 entièrement compatible avec PAL; s'il s'agit d'émissions sur écran large et en 625 lignes qui ne sont pas entièrement numériques;
2° assure ses émissions par un système de transmission normalisé par une instance de normalisation européenne agréée, si ses émissions sont entièrement numériques. "
Art.40. Artikel 40ter van dezelfde wet wordt hernummerd tot artikel 40/2 en vervangen als volgt :
" Art. 40/2. Elektronische-communicatienetwerken die zijn opgezet voor de distributie van digitale televisieprogramma's, zijn in staat om breedbeeldtelevisieprogramma's door te geven.
De Koning kan na advies van het Instituut en enkel en alleen in het kader van technische beperkingen, elektronische-communicatienetwerken vrijstellen van de in het eerste lid opgenomen verplichting.
Operatoren die breedbeeltelevisiediensten of -programma's ontvangen en doorgeven, handhaven dat beeldformaat. "
" Art. 40/2. Elektronische-communicatienetwerken die zijn opgezet voor de distributie van digitale televisieprogramma's, zijn in staat om breedbeeldtelevisieprogramma's door te geven.
De Koning kan na advies van het Instituut en enkel en alleen in het kader van technische beperkingen, elektronische-communicatienetwerken vrijstellen van de in het eerste lid opgenomen verplichting.
Operatoren die breedbeeltelevisiediensten of -programma's ontvangen en doorgeven, handhaven dat beeldformaat. "
Art.40. L'article 40ter de la même loi devient l'article 40/2 et est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 40/2. Les réseaux de communications électroniques, installés pour la distribution de programmes de télévision numériques sont en mesure de transmettre des programmes de télévision au format large.
Après avis de l'Institut et uniquement dans le cadre de restrictions techniques, le Roi peut exempter certains réseaux de communications électroniques de l'obligation énoncée à l'alinéa 1er.
Les opérateurs qui captent et diffusent des services ou des programmes de télévision au format large maintiennent ce forme d'image. "
" Art. 40/2. Les réseaux de communications électroniques, installés pour la distribution de programmes de télévision numériques sont en mesure de transmettre des programmes de télévision au format large.
Après avis de l'Institut et uniquement dans le cadre de restrictions techniques, le Roi peut exempter certains réseaux de communications électroniques de l'obligation énoncée à l'alinéa 1er.
Les opérateurs qui captent et diffusent des services ou des programmes de télévision au format large maintiennent ce forme d'image. "
Art.41. Artikel 40quater van dezelfde wet wordt hernummerd tot artikel 40/3 en vervangen als volgt :
" Art. 40/3. Alle voor de ontvangst van digitale televisiesignalen bestemde eindapparatuur die op de markt wordt verkocht, verhuurd of anderszins ter beschikking wordt gesteld, en waarmee digitale televisiesignalen kunnen worden gedecodeerd, is geschikt om :
1° het decoderen van dergelijke signalen mogelijk te maken volgens het gemeenschappelijke Europese coderingsalgoritme dat beheerd wordt door een erkende Europese normalisatie-instantie;
2° de signalen weer te geven die ongecodeerd worden uitgezonden mits, in geval van gehuurde apparatuur, de houder de huurovereenkomst naleeft. "
" Art. 40/3. Alle voor de ontvangst van digitale televisiesignalen bestemde eindapparatuur die op de markt wordt verkocht, verhuurd of anderszins ter beschikking wordt gesteld, en waarmee digitale televisiesignalen kunnen worden gedecodeerd, is geschikt om :
1° het decoderen van dergelijke signalen mogelijk te maken volgens het gemeenschappelijke Europese coderingsalgoritme dat beheerd wordt door een erkende Europese normalisatie-instantie;
2° de signalen weer te geven die ongecodeerd worden uitgezonden mits, in geval van gehuurde apparatuur, de houder de huurovereenkomst naleeft. "
Art.41. L'article 40quater de la même loi devient l'article 40/3 et est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 40/3. Tous les équipements terminaux destinés à la réception de signaux numériques de télévision, qui sont vendus, loués ou mis à disposition d'une quelconque autre manière et qui sont capables de désembrouiller des signaux numériques de télévision permet :
1° de désembrouiller ces signaux selon l'algorithme européen commun d'embrouillage administré par un organisme de normalisation européen reconnu;
2° de reproduire des signaux qui ont été transmis en clair, à condition que, dans le cas où l'équipement considéré est loué, le locataire se conforme au contrat de location applicable. "
" Art. 40/3. Tous les équipements terminaux destinés à la réception de signaux numériques de télévision, qui sont vendus, loués ou mis à disposition d'une quelconque autre manière et qui sont capables de désembrouiller des signaux numériques de télévision permet :
1° de désembrouiller ces signaux selon l'algorithme européen commun d'embrouillage administré par un organisme de normalisation européen reconnu;
2° de reproduire des signaux qui ont été transmis en clair, à condition que, dans le cas où l'équipement considéré est loué, le locataire se conforme au contrat de location applicable. "
Art.42. Artikel 40quinquies van dezelfde wet wordt hernummerd tot artikel 40/4 en vervangen als volgt :
" Art. 40/4. Elk analoog televisietoestel met een integraal scherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 42 cm, dat op de markt wordt verkocht of verhuurd, is voorzien van ten minste één open interface contrastekker zoals genormaliseerd door een erkend Europees normalisatie-instituut, waarmee eenvoudige aansluiting van eindapparatuur mogelijk is, vooral extra decoders en digitale ontvangers.
Elk digitaal televisietoestel met een integraal scherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 30 cm, dat op de markt wordt verkocht of verhuurd, is voorzien van ten minste één open interface contrastekker (zoals genormaliseerd, of in overeenstemming met een norm die is vastgesteld door een erkend Europees normalisatie-instituut, of in overeenstemming met een door de industrie algemeen aanvaarde specificatie), waarmee eenvoudige aansluiting van eindapparatuur mogelijk is en die alle elementen van een digitaal televisiesignaal doorlaat, met inbegrip van informatie betreffende interactieve en voorwaardelijk toegankelijke diensten. "
" Art. 40/4. Elk analoog televisietoestel met een integraal scherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 42 cm, dat op de markt wordt verkocht of verhuurd, is voorzien van ten minste één open interface contrastekker zoals genormaliseerd door een erkend Europees normalisatie-instituut, waarmee eenvoudige aansluiting van eindapparatuur mogelijk is, vooral extra decoders en digitale ontvangers.
Elk digitaal televisietoestel met een integraal scherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 30 cm, dat op de markt wordt verkocht of verhuurd, is voorzien van ten minste één open interface contrastekker (zoals genormaliseerd, of in overeenstemming met een norm die is vastgesteld door een erkend Europees normalisatie-instituut, of in overeenstemming met een door de industrie algemeen aanvaarde specificatie), waarmee eenvoudige aansluiting van eindapparatuur mogelijk is en die alle elementen van een digitaal televisiesignaal doorlaat, met inbegrip van informatie betreffende interactieve en voorwaardelijk toegankelijke diensten. "
Art.42. L'article 40quinquies de la même loi devient l'article 40/4 et est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 40/4. Tout récepteur de télévision analogique équipé d'un écran d'affichage integral d'une diagonale visible supérieure à 42 centimètres et qui est mis sur le marché à des fins de vente ou de location est doté d'au moins une prise d'interface ouverte, normalisée par un organisme de normalisation européen reconnu, permettant le raccordement simple d'équipements terminaux, et notamment de décodeurs supplémentaires et de récepteurs numériques.
Tout récepteur de télévision numérique équipé d'un écran d'affichage intégral d'une diagonale visible superieure à 30 centimètres et qui est mis sur le marché à des fins de vente ou de location est doté d'au moins une prise d'interface ouverte (normalisée par un organisme de normalisation européen reconnu ou conforme à une norme adoptée par un tel organisme, ou conforme à une spécification acceptée par l'ensemble du secteur industriel concerné) permettant le raccordement simple d'équipements terminaux et capable de transférer tous les éléments d'un signal de télévision numérique, y compris les informations relatives aux services interactifs et à accès conditionnel. "
" Art. 40/4. Tout récepteur de télévision analogique équipé d'un écran d'affichage integral d'une diagonale visible supérieure à 42 centimètres et qui est mis sur le marché à des fins de vente ou de location est doté d'au moins une prise d'interface ouverte, normalisée par un organisme de normalisation européen reconnu, permettant le raccordement simple d'équipements terminaux, et notamment de décodeurs supplémentaires et de récepteurs numériques.
Tout récepteur de télévision numérique équipé d'un écran d'affichage intégral d'une diagonale visible superieure à 30 centimètres et qui est mis sur le marché à des fins de vente ou de location est doté d'au moins une prise d'interface ouverte (normalisée par un organisme de normalisation européen reconnu ou conforme à une norme adoptée par un tel organisme, ou conforme à une spécification acceptée par l'ensemble du secteur industriel concerné) permettant le raccordement simple d'équipements terminaux et capable de transférer tous les éléments d'un signal de télévision numérique, y compris les informations relatives aux services interactifs et à accès conditionnel. "
Art.43. Artikel 40sexies van dezelfde wet wordt hernummerd tot artikel 40/5 en vervangen als volgt :
" Art. 40/5. § 1. De systemen van voorwaardelijke toegang die worden geëxploiteerd, bieden de nodige technische mogelijkheden voor een goedkope controleoverdracht naar de kopstations.
§ 2. Ongeacht de wijze van doorgifte, zijn alle aanbieders van diensten voor voorwaardelijke toegang waarvan de omroeporganisaties afhangen om kijkers of luisteraars te kunnen bereiken, verplicht :
1° aan alle omroeporganisaties op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende wijze de technische diensten aan te bieden waarmee hun digitale uitzendingen kunnen worden ontvangen door kijkers en luisteraars die daartoe gerechtigd zijn, middels een decoder die door de dienstverlener wordt beheerd;
2° een gescheiden boekhouding te voeren voor hun activiteiten als aanbieders van voorwaardelijke toegang, voorzover zij andere activiteiten uitoefenen.
" Art. 40/5. § 1. De systemen van voorwaardelijke toegang die worden geëxploiteerd, bieden de nodige technische mogelijkheden voor een goedkope controleoverdracht naar de kopstations.
§ 2. Ongeacht de wijze van doorgifte, zijn alle aanbieders van diensten voor voorwaardelijke toegang waarvan de omroeporganisaties afhangen om kijkers of luisteraars te kunnen bereiken, verplicht :
1° aan alle omroeporganisaties op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende wijze de technische diensten aan te bieden waarmee hun digitale uitzendingen kunnen worden ontvangen door kijkers en luisteraars die daartoe gerechtigd zijn, middels een decoder die door de dienstverlener wordt beheerd;
2° een gescheiden boekhouding te voeren voor hun activiteiten als aanbieders van voorwaardelijke toegang, voorzover zij andere activiteiten uitoefenen.
Art.43. L'article 40sexies de la même loi devient l'article 40/5 et est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 40/5. § 1er. Les systèmes d'accès conditionnel exploités proposent les possibilités techniques nécessaires pour assurer un transfert de contrôle abordable vers les stations principales.
§ 2. Tous les fournisseurs de services d'accès conditionnel doivent, quel que soit le mode de transmission dont dépendent les organismes de radiodiffusion pour atteindre des spectateurs ou auditeurs :
1° proposer à tous les organismes de radiodiffusion de manière honnête, raisonnable et non discriminatoire les services techniques permettant aux spectateurs et auditeurs autorisés de recevoir des émissions numériques, au moyen d'un décodeur géré par le fournisseur de service;
2° avoir une comptabilité separée pour leurs activités en tant que fournisseurs d'accès conditionnel, pour autant qu'ils exercent d'autres activités.
" Art. 40/5. § 1er. Les systèmes d'accès conditionnel exploités proposent les possibilités techniques nécessaires pour assurer un transfert de contrôle abordable vers les stations principales.
§ 2. Tous les fournisseurs de services d'accès conditionnel doivent, quel que soit le mode de transmission dont dépendent les organismes de radiodiffusion pour atteindre des spectateurs ou auditeurs :
1° proposer à tous les organismes de radiodiffusion de manière honnête, raisonnable et non discriminatoire les services techniques permettant aux spectateurs et auditeurs autorisés de recevoir des émissions numériques, au moyen d'un décodeur géré par le fournisseur de service;
2° avoir une comptabilité separée pour leurs activités en tant que fournisseurs d'accès conditionnel, pour autant qu'ils exercent d'autres activités.
Art.44. Artikel 40septies van dezelfde wet wordt hernummerd tot artikel 40/6 en vervangen als volgt :
" Artikel 40/6. § 1. Als de houders van industriële eigendomsrechten inzake voorwaardelijke toegangssystemen en -producten licenties verlenen aan fabrikanten van consumentenapparatuur, doen zij dat tegen eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden. De houders van rechten maken het verlenen van licenties, waarbij rekening wordt gehouden met de technische en commerciële factoren, niet afhankelijk van voorwaarden waardoor het verboden, ontraden of onaantrekkelijk gemaakt wordt om in het product in kwestie :
1° hetzij een gemeenschappelijke interface in te bouwen die aansluiting op andere toegangssystemen mogelijk maakt;
2° hetzij tot een ander toegangssysteem behorende kenmerkende functies in te bouwen, mits de licentiehouder zich houdt aan de redelijke en passende voorwaarden inzake de beveiliging van de transacties van de exploitanten en de voorwaardelijke toegangssystemen.
§ 2. De operatoren van elektronische communicatienetwerken publiceren de exacte technische specificaties van de interfaces vooraleer deze voor het publiek beschikbaar zijn. De specificaties zijn nauwkeurig genoeg om eindapparatuur te ontwerpen waarmee alle via de interface verstrekte diensten kunnen worden gebruikt. Ze worden regelmatig bijgewerkt. "
" Artikel 40/6. § 1. Als de houders van industriële eigendomsrechten inzake voorwaardelijke toegangssystemen en -producten licenties verlenen aan fabrikanten van consumentenapparatuur, doen zij dat tegen eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden. De houders van rechten maken het verlenen van licenties, waarbij rekening wordt gehouden met de technische en commerciële factoren, niet afhankelijk van voorwaarden waardoor het verboden, ontraden of onaantrekkelijk gemaakt wordt om in het product in kwestie :
1° hetzij een gemeenschappelijke interface in te bouwen die aansluiting op andere toegangssystemen mogelijk maakt;
2° hetzij tot een ander toegangssysteem behorende kenmerkende functies in te bouwen, mits de licentiehouder zich houdt aan de redelijke en passende voorwaarden inzake de beveiliging van de transacties van de exploitanten en de voorwaardelijke toegangssystemen.
§ 2. De operatoren van elektronische communicatienetwerken publiceren de exacte technische specificaties van de interfaces vooraleer deze voor het publiek beschikbaar zijn. De specificaties zijn nauwkeurig genoeg om eindapparatuur te ontwerpen waarmee alle via de interface verstrekte diensten kunnen worden gebruikt. Ze worden regelmatig bijgewerkt. "
Art.44. L'article 40septies de la même loi devient l'article 40/6 et est remplacé par la disposition suivante :
" Article 40/6. § 1er. Lorsque les détenteurs de droits de propriété industriels en matière de systèmes et de produits d'accès conditionnel accordent des licences à des fabricants pour des appareils destinés au grand public, ils le font de manière honnête, raisonnable et non discriminatoire. Les détenteurs de droits ne font pas dépendre l'octroi de licences, qui tient compte des facteurs techniques et commerciaux, de conditions où il serait interdit, dissuadé ou inintéressant que le produit concerné :
1° ou bien, soit intégré dans une interface commune qui permet de se raccorder à d'autres systèmes d'accès;
2° ou bien, soit intégré dans des fonctions caractéristiques appartenant à un autre système d'accès, à condition que le détenteur de la licence respecte les conditions raisonnables et appropriées en matière de protection des transactions des exploitants et des systèmes d'accès conditionnel.
§ 2. Les opérateurs de réseaux de communications électroniques publient les spécifications techniques exactes des interfaces avant qu'elles ne soient accessibles au public. Les spécifications sont suffisamment précises pour concevoir des équipements terminaux avec lesquels tous les services fournis via l'interface peuvent être utilisés. Elles sont régulièrement actualisées. "
" Article 40/6. § 1er. Lorsque les détenteurs de droits de propriété industriels en matière de systèmes et de produits d'accès conditionnel accordent des licences à des fabricants pour des appareils destinés au grand public, ils le font de manière honnête, raisonnable et non discriminatoire. Les détenteurs de droits ne font pas dépendre l'octroi de licences, qui tient compte des facteurs techniques et commerciaux, de conditions où il serait interdit, dissuadé ou inintéressant que le produit concerné :
1° ou bien, soit intégré dans une interface commune qui permet de se raccorder à d'autres systèmes d'accès;
2° ou bien, soit intégré dans des fonctions caractéristiques appartenant à un autre système d'accès, à condition que le détenteur de la licence respecte les conditions raisonnables et appropriées en matière de protection des transactions des exploitants et des systèmes d'accès conditionnel.
§ 2. Les opérateurs de réseaux de communications électroniques publient les spécifications techniques exactes des interfaces avant qu'elles ne soient accessibles au public. Les spécifications sont suffisamment précises pour concevoir des équipements terminaux avec lesquels tous les services fournis via l'interface peuvent être utilisés. Elles sont régulièrement actualisées. "
Art.45. In dezelfde wet wordt een artikel 40/7 ingevoegd, luidende :
" Art. 40/7. Onverminderd de verplichtingen van artikel 14 en 16, kan een operator, indien hij meent omwille van technische redenen niet te kunnen voldoen aan de voorwaarden van artikel 40/5, § 2, 1°, aan het Instituut vragen daarvan vrijgesteld te worden.
Hij richt daartoe een gemotiveerd verzoek aan het Instituut. Het Instituut beschikt over dertig werkdagen om zich over het verzoek uit te spreken. Indien het Instituut zich binnen deze termijn niet uitspreekt over het verzoek, geldt zijn stilzwijgen als instemming.
Het Instituut kan de verleende instemming evenwel intrekken wanneer omwille van de technologische evolutie de technische redenen op grond waarvan de vrijstelling van artikel 40/5, § 2, 1°, werd verleend, niet langer relevant zijn. "
" Art. 40/7. Onverminderd de verplichtingen van artikel 14 en 16, kan een operator, indien hij meent omwille van technische redenen niet te kunnen voldoen aan de voorwaarden van artikel 40/5, § 2, 1°, aan het Instituut vragen daarvan vrijgesteld te worden.
Hij richt daartoe een gemotiveerd verzoek aan het Instituut. Het Instituut beschikt over dertig werkdagen om zich over het verzoek uit te spreken. Indien het Instituut zich binnen deze termijn niet uitspreekt over het verzoek, geldt zijn stilzwijgen als instemming.
Het Instituut kan de verleende instemming evenwel intrekken wanneer omwille van de technologische evolutie de technische redenen op grond waarvan de vrijstelling van artikel 40/5, § 2, 1°, werd verleend, niet langer relevant zijn. "
Art.45. Un article 40/7 est inséré dans la même loi, rédigé comme suit :
" Art. 40/7. Sans préjudice des obligations de l'article 14 et 16, un opérateur peut demander à l'Institut d'être dispensé des conditions de l'article 40/5, § 2, 1°, s'il estime qu'il ne peut pas les remplir pour des raisons techniques.
Il adresse à cet effet une demande motivée à l'Institut. L'Institut dispose de trente jours ouvrables pour se prononcer sur la demande. Si l'Institut ne se prononce pas sur la demande dans ce délai, son silence équivaut à une approbation.
L'Institut peut cependant retirer l'accord octroyé lorsque les raisons techniques sur base desquelles la dispense de l'article 40/5, § 2, 1°, a été attribuée ne sont plus pertinentes en raison de l'évolution technique. "
" Art. 40/7. Sans préjudice des obligations de l'article 14 et 16, un opérateur peut demander à l'Institut d'être dispensé des conditions de l'article 40/5, § 2, 1°, s'il estime qu'il ne peut pas les remplir pour des raisons techniques.
Il adresse à cet effet une demande motivée à l'Institut. L'Institut dispose de trente jours ouvrables pour se prononcer sur la demande. Si l'Institut ne se prononce pas sur la demande dans ce délai, son silence équivaut à une approbation.
L'Institut peut cependant retirer l'accord octroyé lorsque les raisons techniques sur base desquelles la dispense de l'article 40/5, § 2, 1°, a été attribuée ne sont plus pertinentes en raison de l'évolution technique. "
Art.46. In dezelfde wet wordt een artikel 40/8 ingevoegd, luidende :
" Art. 40/8. Voorzover het noodzakelijk is om de toegang van eindgebruikers tot specifieke digitale radio- en televisieomroepprogramma's te waarborgen, kan het Instituut de aanbieders van API of EPG verplichten om toegang aan te bieden tot deze faciliteiten tegen billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden. "
" Art. 40/8. Voorzover het noodzakelijk is om de toegang van eindgebruikers tot specifieke digitale radio- en televisieomroepprogramma's te waarborgen, kan het Instituut de aanbieders van API of EPG verplichten om toegang aan te bieden tot deze faciliteiten tegen billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden. "
Art.46. Dans la même loi est inséré un article 40/8 libellé comme suit :
" Art. 40/8. Dans la mesure où cela est nécessaire pour garantir l'accès à des programmes de radiodiffusion sonore et télévisuelle numérique spécifiques aux utilisateurs finals, l'Institut peut obliger les fournisseurs API ou GPE à fournir l'accès à ces services à des conditions équitables, raisonnables et non discriminatoires. "
" Art. 40/8. Dans la mesure où cela est nécessaire pour garantir l'accès à des programmes de radiodiffusion sonore et télévisuelle numérique spécifiques aux utilisateurs finals, l'Institut peut obliger les fournisseurs API ou GPE à fournir l'accès à ces services à des conditions équitables, raisonnables et non discriminatoires. "
HOOFDSTUK VI. - Het waarborgen van een eerlijke mededinging.
CHAPITRE VI. - Garantir une concurrence loyale.
Art.47. In dezelfde wet wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, luidende :"Hoofdstuk IIIbis. - Bepalingen met het oog op het waarborgen van een eerlijke mededinging".
Art.47. Dans la même loi il est inséré un nouveau chapitre IIIbis intitulé "Chapitre IIIbis. - Dispositions en vue de garantir une concurrence loyale".
Art.48. In dezelfde wet wordt een artikel 40/9 ingevoegd, luidende :
" Art. 40/9. § 1. Binnen het kader van het uitoefenen van zijn bevoegdheden treft het Instituut alle passende maatregelen om de in de §§ 2 tot 4 genoemde doelstellingen te verwezenlijken. De maatregelen worden op de aard van het vastgestelde probleem gebaseerd, proportioneel toegepast en gerechtvaardigd. Ze dienen in evenredigheid te zijn met die doelstellingen, leven de beginselen van objectiviteit, transparantie, niet-discriminatie en technologische neutraliteit na, en dragen bij tot het bevorderen van culturele en taalkundige verscheidenheid en het pluralisme in de media.
§ 2. Bij de uitvoering van de taken die aan het Instituut krachtens deze wet zijn opgelegd, bevordert het de concurrentie bij de levering van elektronische-communicatienetwerken, van elektronische-communicatiediensten en van bijbehorende faciliteiten, op de volgende wijze :
1° het zorgt ervoor dat de gebruikers maximaal voordeel halen wat betreft keuze, prijs en kwaliteit;
2° het zorgt ervoor dat er in de sector van de elektronische communicatie geen verstoring of beperking van de concurrentie is;
3° het bevordert efficiënte investeringen op het gebied van infrastructuur en steunt innovaties.
§ 3. Bij de uitvoering van de taken die krachtens deze wet aan het Instituut zijn opgelegd, draagt het bij tot de ontwikkeling van een interne markt van elektronische-communicatienetwerken en -diensten, op de volgende wijze :
1° het moedigt het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten op Europees niveau aan;
2° het moedigt het opzetten en ontwikkelen van trans-Europese netwerken en de interoperabiliteit van pan-Europese diensten aan;
3° het zorgt ervoor dat er in vergelijkbare omstandigheden geen verschil in behandeling is van operatoren die elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden;
4° het werkt met andere nationale regelgevende instanties en met de Europese Commissie op transparante wijze samen om te zorgen voor de ontwikkeling van consistente regulerende praktijken op Belgisch en Europees niveau.
§ 4. Bij de uitvoering van de taken die krachtens deze wet aan het Instituut zijn opgelegd, waakt het over de belangen van de gebruikers, op de volgende wijze :
1° het waarborgt de consument een hoog niveau van bescherming bij zijn relaties met de leveranciers;
2° het bevordert de verstrekking van duidelijke informatie, met name door te verplichten tot transparantie ten aanzien van tarieven en de voorwaarden voor het gebruik van elektronische-communicatiediensten;
3° het houdt rekening met de behoeften van specifieke maatschappelijke groepen, met name gehandicapte eindgebruikers;
4° het zorgt voor de integriteit en de veiligheid van de elektronische-communicatienetwerken;
5° het draagt bij tot het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer. "
" Art. 40/9. § 1. Binnen het kader van het uitoefenen van zijn bevoegdheden treft het Instituut alle passende maatregelen om de in de §§ 2 tot 4 genoemde doelstellingen te verwezenlijken. De maatregelen worden op de aard van het vastgestelde probleem gebaseerd, proportioneel toegepast en gerechtvaardigd. Ze dienen in evenredigheid te zijn met die doelstellingen, leven de beginselen van objectiviteit, transparantie, niet-discriminatie en technologische neutraliteit na, en dragen bij tot het bevorderen van culturele en taalkundige verscheidenheid en het pluralisme in de media.
§ 2. Bij de uitvoering van de taken die aan het Instituut krachtens deze wet zijn opgelegd, bevordert het de concurrentie bij de levering van elektronische-communicatienetwerken, van elektronische-communicatiediensten en van bijbehorende faciliteiten, op de volgende wijze :
1° het zorgt ervoor dat de gebruikers maximaal voordeel halen wat betreft keuze, prijs en kwaliteit;
2° het zorgt ervoor dat er in de sector van de elektronische communicatie geen verstoring of beperking van de concurrentie is;
3° het bevordert efficiënte investeringen op het gebied van infrastructuur en steunt innovaties.
§ 3. Bij de uitvoering van de taken die krachtens deze wet aan het Instituut zijn opgelegd, draagt het bij tot de ontwikkeling van een interne markt van elektronische-communicatienetwerken en -diensten, op de volgende wijze :
1° het moedigt het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten op Europees niveau aan;
2° het moedigt het opzetten en ontwikkelen van trans-Europese netwerken en de interoperabiliteit van pan-Europese diensten aan;
3° het zorgt ervoor dat er in vergelijkbare omstandigheden geen verschil in behandeling is van operatoren die elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden;
4° het werkt met andere nationale regelgevende instanties en met de Europese Commissie op transparante wijze samen om te zorgen voor de ontwikkeling van consistente regulerende praktijken op Belgisch en Europees niveau.
§ 4. Bij de uitvoering van de taken die krachtens deze wet aan het Instituut zijn opgelegd, waakt het over de belangen van de gebruikers, op de volgende wijze :
1° het waarborgt de consument een hoog niveau van bescherming bij zijn relaties met de leveranciers;
2° het bevordert de verstrekking van duidelijke informatie, met name door te verplichten tot transparantie ten aanzien van tarieven en de voorwaarden voor het gebruik van elektronische-communicatiediensten;
3° het houdt rekening met de behoeften van specifieke maatschappelijke groepen, met name gehandicapte eindgebruikers;
4° het zorgt voor de integriteit en de veiligheid van de elektronische-communicatienetwerken;
5° het draagt bij tot het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer. "
Art.48. Dans la même loi est inséré un article 40/9 libellé comme suit :
" Art. 40/9. § 1er. Dans le cadre de l'exercice de ses compétences, l'Institut prend toutes les mesures adéquates afin de réaliser les objectifs définis aux §§ 2 à 4. Ces mesures sont basées sur la nature des problèmes constatés, sont appliquées proportionnellement et justifiées. Elles doivent être proportionnelles à ces objectifs, respecter les principes d'objectivité, de transparence, de non-discrimination et de neutralité technologique, et contribuent à promouvoir la diversité culturelle et linguistique et le pluralisme des médias.
§ 2. Dans l'accomplissement des tâches qui lui incombent en vertu de la présente loi, l'Institut promeut la concurrence dans la fourniture des réseaux de communications électroniques, des services de communications électroniques et des ressources associées :
1° en veillant à ce que les utilisateurs retirent un bénefice maximal en termes de choix, de prix et de qualité;
2° en veillant à ce que la concurrence ne soit pas faussée ni entravee dans le secteur des communications électroniques;
3° en promouvant des investissements efficaces en matière d'infrastructures, et en soutenant l'innovation.
§ 3. Dans l'accomplissement des tâches qui lui incombent en vertu de la présente loi, l'Institut contribue au développement d'un marché intérieur des réseaux et services de communications électroniques :
1° en encourageant la fourniture de réseaux et services de communications électroniques au niveau européen;
2° en encourageant la mise en place et le développement de réseaux transeuropéens et l'interopérabilité des services paneuropéens;
3° en veillant à ce qu'il n'y ait pas, dans des circonstances analogues, de discrimination dans le traitement des opérateurs qui fournissent des réseaux et des services de communications électroniques;
4° en coopérant avec d'autres autorités réglementaires nationales ainsi qu'avec la Commission européenne, de manière transparente, afin de veiller à l'élaboration de pratiques régulatoires cohérentes au niveau belge et européen;
§ 4. Dans l'accomplissement des tâches qui lui incombent en vertu de la présente loi, l'Institut veille aux intérêts des utilisateurs :
1° en assurant un niveau élevé de protection des consommateurs dans leurs relations avec les fournisseurs;
2° en promouvant la fourniture d'informations claires, notamment en exigeant la transparence des tarifs et des conditions d'utilisation des services de communications électroniques;
3° en tenant compte des besoins de groupes sociaux particuliers, notamment les utilisateurs finals handicapés;
4° en veillant à l'intégrité et la sécurité des réseaux de communications électroniques;
5° en contribuant à assurer un niveau élevé de protection des données à caractère personnel et de la vie privée. "
" Art. 40/9. § 1er. Dans le cadre de l'exercice de ses compétences, l'Institut prend toutes les mesures adéquates afin de réaliser les objectifs définis aux §§ 2 à 4. Ces mesures sont basées sur la nature des problèmes constatés, sont appliquées proportionnellement et justifiées. Elles doivent être proportionnelles à ces objectifs, respecter les principes d'objectivité, de transparence, de non-discrimination et de neutralité technologique, et contribuent à promouvoir la diversité culturelle et linguistique et le pluralisme des médias.
§ 2. Dans l'accomplissement des tâches qui lui incombent en vertu de la présente loi, l'Institut promeut la concurrence dans la fourniture des réseaux de communications électroniques, des services de communications électroniques et des ressources associées :
1° en veillant à ce que les utilisateurs retirent un bénefice maximal en termes de choix, de prix et de qualité;
2° en veillant à ce que la concurrence ne soit pas faussée ni entravee dans le secteur des communications électroniques;
3° en promouvant des investissements efficaces en matière d'infrastructures, et en soutenant l'innovation.
§ 3. Dans l'accomplissement des tâches qui lui incombent en vertu de la présente loi, l'Institut contribue au développement d'un marché intérieur des réseaux et services de communications électroniques :
1° en encourageant la fourniture de réseaux et services de communications électroniques au niveau européen;
2° en encourageant la mise en place et le développement de réseaux transeuropéens et l'interopérabilité des services paneuropéens;
3° en veillant à ce qu'il n'y ait pas, dans des circonstances analogues, de discrimination dans le traitement des opérateurs qui fournissent des réseaux et des services de communications électroniques;
4° en coopérant avec d'autres autorités réglementaires nationales ainsi qu'avec la Commission européenne, de manière transparente, afin de veiller à l'élaboration de pratiques régulatoires cohérentes au niveau belge et européen;
§ 4. Dans l'accomplissement des tâches qui lui incombent en vertu de la présente loi, l'Institut veille aux intérêts des utilisateurs :
1° en assurant un niveau élevé de protection des consommateurs dans leurs relations avec les fournisseurs;
2° en promouvant la fourniture d'informations claires, notamment en exigeant la transparence des tarifs et des conditions d'utilisation des services de communications électroniques;
3° en tenant compte des besoins de groupes sociaux particuliers, notamment les utilisateurs finals handicapés;
4° en veillant à l'intégrité et la sécurité des réseaux de communications électroniques;
5° en contribuant à assurer un niveau élevé de protection des données à caractère personnel et de la vie privée. "
Art.49. In dezelfde wet wordt een artikel 40/10 ingevoegd, luidende :
" Art. 40/10. § 1. Elke operator onderhandelt met elke operator die daarom verzoekt, te goeder trouw over een toegangsovereenkomst met het doel elektronische-communicatiediensten aan te bieden.
Alle inlichtingen die in het kader van onderhandelingen over een toegangsovereenkomst door de ene operator aan de andere worden meegedeeld, zijn vertrouwelijk, onverminderd het recht van elke belanghebbende om deze vertrouwelijke inlichtingen mee te delen aan het Instituut of aan een andere administratieve of gerechtelijke instantie. De verkregen informatie wordt niet doorgegeven aan een andere partij, meer bepaald een andere divisie van de betrokken operatoren, filialen of partners, die zouden kunnen genieten van een concurrentiëel voordeel dankzij deze informatie.
Deze bepaling kan niet worden ingeroepen om bepaalde gegevens niet over te maken aan het Instituut of aan een andere administratieve of gerechtelijke instantie die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar regulerende taken.
§ 2. Indien er tijdens onderhandelingen met betrekking tot toegang geen overeenstemming kan worden bereikt tussen de partijen, kan het Instituut, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van één van de partijen, na ze gehoord te hebben, ingrijpen ter waarborging van de basisdoelstellingen bepaald in artikel 40/9. "
" Art. 40/10. § 1. Elke operator onderhandelt met elke operator die daarom verzoekt, te goeder trouw over een toegangsovereenkomst met het doel elektronische-communicatiediensten aan te bieden.
Alle inlichtingen die in het kader van onderhandelingen over een toegangsovereenkomst door de ene operator aan de andere worden meegedeeld, zijn vertrouwelijk, onverminderd het recht van elke belanghebbende om deze vertrouwelijke inlichtingen mee te delen aan het Instituut of aan een andere administratieve of gerechtelijke instantie. De verkregen informatie wordt niet doorgegeven aan een andere partij, meer bepaald een andere divisie van de betrokken operatoren, filialen of partners, die zouden kunnen genieten van een concurrentiëel voordeel dankzij deze informatie.
Deze bepaling kan niet worden ingeroepen om bepaalde gegevens niet over te maken aan het Instituut of aan een andere administratieve of gerechtelijke instantie die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar regulerende taken.
§ 2. Indien er tijdens onderhandelingen met betrekking tot toegang geen overeenstemming kan worden bereikt tussen de partijen, kan het Instituut, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van één van de partijen, na ze gehoord te hebben, ingrijpen ter waarborging van de basisdoelstellingen bepaald in artikel 40/9. "
Art.49. Dans la même loi est inséré un article 40/10 libellé comme suit :
" Art. 40/10. § 1er. Tout opérateur négocie de bonne foi, avec tout opérateur qui en fait la demande, un accord d'accès en vue de la fourniture des services de communications électroniques.
Toute information communiquée d'un opérateur vers un autre opérateur dans le cadre du processus de négociation d'un accord d'accès est confidentielle, sans préjudice du droit de toute personne intéressée de communiquer ces informations confidentielles à l'Institut ou à toute autre instance administrative ou judiciaire. Les informations obtenues ne sont pas transmises a une autre partie, en particulier à une autre division des opérateurs concernés, à des filiales ou des partenaires, qui pourraient bénéficier d'un avantage concurrentiel grâce à ces informations.
La présente disposition ne peut pas être invoquée pour ne pas communiquer à l'Institut ou à une autre instance administrative ou judiciaire certaines informations nécessaires pour pouvoir exercer ses tâches de régulateur.
§ 2. Si les parties ne parviennent pas à se mettre d'accord pendant les négociations relatives à l'accès, l'Institut peut, soit de sa propre initiative, soit à la demande d'une des parties, après avoir entendu les parties concernées, intervenir pour garantir les objectifs de base prévus à l'article 40/9. "
" Art. 40/10. § 1er. Tout opérateur négocie de bonne foi, avec tout opérateur qui en fait la demande, un accord d'accès en vue de la fourniture des services de communications électroniques.
Toute information communiquée d'un opérateur vers un autre opérateur dans le cadre du processus de négociation d'un accord d'accès est confidentielle, sans préjudice du droit de toute personne intéressée de communiquer ces informations confidentielles à l'Institut ou à toute autre instance administrative ou judiciaire. Les informations obtenues ne sont pas transmises a une autre partie, en particulier à une autre division des opérateurs concernés, à des filiales ou des partenaires, qui pourraient bénéficier d'un avantage concurrentiel grâce à ces informations.
La présente disposition ne peut pas être invoquée pour ne pas communiquer à l'Institut ou à une autre instance administrative ou judiciaire certaines informations nécessaires pour pouvoir exercer ses tâches de régulateur.
§ 2. Si les parties ne parviennent pas à se mettre d'accord pendant les négociations relatives à l'accès, l'Institut peut, soit de sa propre initiative, soit à la demande d'une des parties, après avoir entendu les parties concernées, intervenir pour garantir les objectifs de base prévus à l'article 40/9. "
Art.50. In dezelfde wet wordt een artikel 40/11 ingevoegd, luidende :
" Art. 40/11. § 1. Na elke publicatie door de Europese Commissie van haar "Aanbeveling betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronische-communicatiesector", hierna ook de "Aanbeveling" genoemd, en op gezette tijden bepaalt het Instituut de relevante markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, alsook hun respectieve geografische uitgestrektheid.
§ 2. Overeenkomstig § 5 voert het Instituut minstens zo spoedig mogelijk na de aanneming van de Aanbeveling of een bijwerking daarvan een analyse van die relevante markten uit om te bepalen of zij daadwerkelijk concurrentieel zijn. De informatie-uitwisseling nodig voor die analyse gebeurt overeenkomstig § 13 van dit artikel.
§ 3. Wanneer het Instituut overeenkomstig § 5 concludeert dat een relevante markt daadwerkelijk concurrentieel is, legt het de in §§ 7 tot 12 bedoelde verplichtingen niet op en handhaaft het die ook niet.
Als het Instituut beslist dat het een verplichting niet handhaaft overeenkomstig het eerste lid, brengt het de betrokken partijen daarvan op de hoogte in de loop van de maand die volgt op zijn beslissing.
§ 4. Wanneer het Instituut vaststelt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrentieel is, identificeert het overeenkomstig § 5 elke operator die op die markt over een sterke machtspositie beschikt, en legt hem van de verplichtingen als beschreven in §§ 7 tot 12, diegene op die het gepast acht. Om deze verplichtingen te doen naleven, kan het Instituut een wijziging van de reeds gesloten toegangsovereenkomst opleggen.
Een operator wordt geacht een sterke machtspositie op een relevante markt te hebben, wanneer hij, alleen of samen met anderen, een aan machtspositie gelijkwaardige positie bezit, dit wil zeggen een economische kracht die hem in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van zijn concurrenten, klanten of consumenten te gedragen.
Als een operator wordt geacht een sterke machtspositie op een relevante markt te hebben, kan hij ook worden geacht een sterke machtspositie op een nauw verwante markt te hebben, als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de operator, via het hefboomeffect, op de ene markt de marktmacht kan gebruiken die hij op de andere heeft.
In dat geval legt het Instituut op de verwante markt, van de verplichtingen als beschreven in §§ 7 tot 12, diegene op die het gepast acht.
Voor elke relevante markt publiceert het Instituut in het Belgisch Staatsblad en op zijn website de lijst van de operatoren met een sterke machtspositie en, in voorkomend geval, van de operatoren met een sterke machtspositie op een nauw verwante markt, alsook de lijst van de verplichtingen die aan elk van die operatoren is opgelegd.
§ 5. Voor de beslissingen van het Instituut waarvoor naar deze paragraaf wordt verwezen pleegt het Instituut vooraf overleg met de Raad voor de Mededinging.
De Raad voor de Mededinging geeft binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de toezending van de ontwerpbeslissing door het Instituut, zijn advies. Zodra die termijn verstreken is, geldt het stilzwijgen van de Raad voor de Mededinging als goedkeuring van de voormelde ontwerpbeslissing.
§ 6. Onverminderd de noodzaak :
1° zich te schikken naar internationale verbintenissen;
2° de bepalingen inzake co-locatie en gedeeld gebruik van faciliteiten te doen naleven;
3° de bepalingen van artikel 40/12 te doen naleven;
4° de toezeggingen te doen naleven die operatoren die het gebruiksrecht voor radiofrequenties hebben verkregen, in de loop van een op mededinging gebaseerde of vergelijkende selectieprocedure hebben gedaan;
5° de bepalingen te doen naleven aangaande de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
legt het Instituut geen enkele van de in §§ 7 tot 11 vermelde verplichtingen op aan operatoren die niet aangewezen zijn als beschikkende over een sterke machtspositie op een relevante markt.
Indien uitzonderlijke omstandigheden het rechtvaardigen, kan de Koning, na advies van het Instituut, operatoren met een sterke machtspositie op een relevante markt andere verplichtingen inzake toegang opleggen dan diegene waarvan sprake in §§ 7 tot 11. In dat geval is de toestemming van de Europese Commissie vereist.
§ 7. Het Instituut kan, overeenkomstig §§ 4 en 5, verplichtingen inzake niet-discriminatie opleggen.
§ 8. Het Instituut kan, overeenkomstig §§ 4 en 5, de verplichtingen inzake transparantie met betrekking tot toegang opleggen, op grond waarvan operatoren door het Instituut bepaalde informatie openbaar moeten maken. Het Instituut preciseert welke informatie beschikbaar moet worden gesteld, hoe gedetailleerd zij moet zijn en op welke wijze zij moet worden gepubliceerd.
Wanneer voor een operator verplichtingen inzake niet-discriminatie gelden, kan het Instituut van die operator eisen dat hij een referentieaanbod publiceert dat voldoende gespecificeerd is om te garanderen dat de operatoren niet hoeven te betalen voor faciliteiten die voor de gewenste dienst niet nodig zijn. Daarin wordt een beschrijving gegeven van de betrokken aanbiedingen, uitgesplitst in diverse elementen naargelang van de marktbehoeften, en van de daaraan verbonden eisen en voorwaarden, met inbegrip van de tarieven.
Het Instituut kan de wijzigingen aan het referentieaanbod opleggen die het nodig acht teneinde de maatregelen op te leggen waarin deze wet voorziet.
Elk referentieaanbod wordt, voordat het gepubliceerd wordt, door het Instituut goedgekeurd en is gratis elektronisch beschikbaar op een vrij consulteerbare website.
De publicatie van een referentieaanbod vormt geen belemmering voor redelijke verzoeken om toegang waarin dat aanbod niet voorziet.
§ 9. Het Instituut kan, volgens de nadere regels bepaald door de Koning, en overeenkomstig §§ 4 en 5, het voeren van gescheiden boekhoudingen voorschrijven met betrekking tot met toegang verband houdende activiteiten.
De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, welk model en boekhoudkundige methode gehanteerd moeten worden.
Het Instituut kan van een verticaal geïntegreerde onderneming eisen om de betreffende boekhoudkundige documenten te ontvangen teneinde na te gaan of de niet-discriminatievoorschriften als bedoeld in § 7 nagekomen worden.
Een erkende bedrijfsrevisor, aangewezen door de operator, ziet op kosten van de operator toe op de naleving van het in het tweede lid vermelde besluit. Op basis van de conclusie van het rapport van die bedrijfsrevisor, publiceert het Instituut ieder jaar een verklaring betreffende de inachtneming van het systeem.
Wanneer het Instituut dit nodig acht, kan het, op gemotiveerde wijze, alle boekhoudkundige documenten, met inbegrip van gegevens over van derden ontvangen inkomsten, doen overleggen. Het Instituut bepaalt de termijn binnen dewelke de documenten moeten worden verstrekt.
Het Instituut kan dergelijke informatie publiceren wanneer zij bijdraagt tot een open en concurrentiële markt, met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens.
§ 10. Het Instituut kan, overeenkomstig §§ 4 en 5, de verplichting opleggen in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van bepaalde netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, onder meer wanneer het Instituut van mening is dat het weigeren van toegang of het opleggen van onredelijke voorwaarden met eenzelfde effect de ontwikkeling van een door duurzame concurrentie gekenmerkte detailhandelsmarkt zou belemmeren of niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn.
Aan operatoren kan worden opgelegd dat zij :
1° derden toegang verlenen tot bepaalde netwerkelementen en/of faciliteiten;
2° te goeder trouw onderhandelen met ondernemingen die verzoeken om toegang;
3° reeds verleende toegang tot faciliteiten niet intrekken;
4° op groothandelsbasis bepaalde diensten aanbieden voor doorverkoop aan derden;
5° open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten;
6° co-locatie of andere vormen van gedeeld gebruik van faciliteiten aanbieden, inclusief gedeeld gebruik van kabelgoten, gebouwen of masten;
7° toegang verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om billijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen.
Het Instituut kan aan die verplichtingen voorwaarden verbinden aangaande billijkheid, redelijkheid en opportuniteit.
Wanneer het Instituut overweegt de in het tweede lid genoemde verplichtingen op te leggen, betrekt het met name de volgende factoren in zijn overwegingen :
1° de technische en economische levensvatbaarheid van het gebruik of de installatie van concurrerende faciliteiten, in het licht van het tempo van de marktontwikkeling, rekening houdende met het type toegang;
2° de graad van haalbaarheid van de voorgestelde toegangverlening, rekening houdende met de beschikbare capaciteit;
3° de door de eigenaar van de faciliteit verrichte initiële investering, daarbij ook rekening houdende met de aan de investering verbonden risico's;
4° de noodzaak om op lange termijn de concurrentie in stand te houden;
5° in voorkomend geval, de terzake geldende intellectuele eigendomsrechten;
6° het verlenen van pan-Europese diensten.
Voorzover dat nodig is om de door het Instituut opgelegde verplichtingen ten uitvoer te brengen, onderhandelen de operatoren onderling over de gepaste overeenkomsten inzake de te verstrekken toegang
Indien tijdens onderhandelingen met betrekking tot de toegang er geen overeenstemming kan worden bereikt tussen de partijen, bepaalt het Instituut, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van één van de partijen, na de betrokken partijen gehoord te hebben, de voorwaarden inzake de te verstrekken toegang.
§ 11. Het Instituut kan, overeenkomstig §§ 4 en 5, en wanneer bovendien uit een marktanalyse blijkt dat de betrokken operator de prijzen door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig peil kan handhaven of de marges kan uithollen ten nadele van de eindgebruikers, op het gebied van toegang verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole opleggen, inclusief onder meer verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen inzake kosten van een efficiënte operator.
Het Instituut houdt hierbij rekening met de door de operator gedane investeringen en laat toe dat hij een redelijke opbrengst verkrijgt uit zijn kapitaalinbreng, rekening houdend met de aangegane risico's.
Het Instituut kan op het gebied van toegang ook, overeenkomstig §§ 4 en 5, verplichtingen opleggen inzake prijscontrole.
Iedere operator onderworpen aan een verplichting inzake kostenoriëntering van zijn tarieven, verstrekt aan het Instituut, wanneer het erom verzoekt, het bewijs van de naleving van die verplichting.
Wanneer voor een operator een verplichting inzake kostenoriëntering geldt, wordt rekening gehouden met de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, met inbegrip van een redelijk investeringsrendement.
Voor de berekening van de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, kan het Instituut boekhoudkundige en kostenberekeningsmethoden gebruiken die los staan van de door de operator gebruikte methoden.
Wanneer de invoering van een kostentoerekeningssysteem verplicht wordt gesteld, publiceert het Instituut een beschijving van dit systeem waarin ten minste de hoofdcategorieën waarin de kosten worden ingedeeld en de voor de toerekening van de kosten toegepaste regels worden vermeld.
Wanneer het door het Instituut toegepaste kostentoerekeningssysteem dit noodzakelijk maakt, ziet een door de operator aangewezen erkende bedrijfsrevisor op kosten van de operator toe op de inachtneming van het kostentoerekeningssysteem.
Op basis van de conclusie van het rapport van die bedrijfsrevisor publiceert het Instituut ieder jaar een verklaring betreffende de inachtneming van het systeem.
§ 12. Indien het Instituut vaststelt dat de verplichtingen die werden opgelegd krachtens de §§ 7 tot 11 niet zouden leiden tot het verwezenlijken van de doelstellingen die zijn bepaald bij artikel 40/9, kan het, overeenkomstig §§ 4 en 5, één of meer van de in het tweede lid genoemde verplichtingen opleggen aan operatoren die zijn aangeduid als operatoren met een sterke machtspositie op een gegeven eindgebruikersmarkt.
De verplichtingen die het Instituut oplegt, hebben betrekking op het verbod om :
1° abnormaal hoge prijzen te hanteren;
2° de toegang tot de markt te belemmeren;
3° afbraakprijzen te hanteren die de mededinging beperken;
4° ongegronde voorkeuren voor bepaalde eindgebruikers toe te passen;
5° diensten op onredelijke wijze te bundelen.
Indien het Instituut krachtens het eerste en tweede lid de eindgebruikerstarieven wenst te controleren, kan het de noodzakelijke en geëigende kostentoerekeningssystemen bepalen, die de geviseerde operator toepast.
In geen geval kunnen de bevoegdheden die door het vorige lid aan het Instituut worden toegekend, de verplichting inhouden voor een operator met een sterke machtspositie op een bepaalde markt, om zijn eindgebruikerstarieven vooraf ter goedkeuring aan het Instituut voor te leggen.
Een erkende bedrijfsrevisor, aangewezen door de operator, ziet, op kosten van die operator, toe op de inachtneming van de kostentoerekeningssystemen.
Het Instituut publiceert ieder jaar een verklaring betreffende de inachtneming van deze systemen.
§ 13. In het kader van zijn bevoegdheden kan het Instituut van elke betrokken operator of omroeporganisatie op gemotiveerde wijze alle informatie opvragen die nodig is om de naleving van deze wet te waarborgen. Teneinde het toezicht op de naleving van verplichtingen inzake transparantie en niet-discriminatie te vergemakkelijken, kan het Instituut opleggen dat boek- houdkundige documenten, met inbegrip van gegevens over van derden ontvangen inkomsten, worden voorgelegd.
Het Instituut bepaalt de termijn waarbinnen de inlichtingen moeten worden meegedeeld.
De voorafgaande informatieverstrekking aan het Instituut kan geen vermelde voorwaarde voor toegang tot de markt zijn.
De door het Instituut gevraagde informatie dient in evenredigheid te zijn met de uitvoering van de betrokken bevoegdheid. Het Instituut geeft de redenen voor zijn verzoek om informatie.
Artikel 137, § 2, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie bepaalt de nadere regels inzake de informatie-uitwisseling. ".
" Art. 40/11. § 1. Na elke publicatie door de Europese Commissie van haar "Aanbeveling betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronische-communicatiesector", hierna ook de "Aanbeveling" genoemd, en op gezette tijden bepaalt het Instituut de relevante markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, alsook hun respectieve geografische uitgestrektheid.
§ 2. Overeenkomstig § 5 voert het Instituut minstens zo spoedig mogelijk na de aanneming van de Aanbeveling of een bijwerking daarvan een analyse van die relevante markten uit om te bepalen of zij daadwerkelijk concurrentieel zijn. De informatie-uitwisseling nodig voor die analyse gebeurt overeenkomstig § 13 van dit artikel.
§ 3. Wanneer het Instituut overeenkomstig § 5 concludeert dat een relevante markt daadwerkelijk concurrentieel is, legt het de in §§ 7 tot 12 bedoelde verplichtingen niet op en handhaaft het die ook niet.
Als het Instituut beslist dat het een verplichting niet handhaaft overeenkomstig het eerste lid, brengt het de betrokken partijen daarvan op de hoogte in de loop van de maand die volgt op zijn beslissing.
§ 4. Wanneer het Instituut vaststelt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrentieel is, identificeert het overeenkomstig § 5 elke operator die op die markt over een sterke machtspositie beschikt, en legt hem van de verplichtingen als beschreven in §§ 7 tot 12, diegene op die het gepast acht. Om deze verplichtingen te doen naleven, kan het Instituut een wijziging van de reeds gesloten toegangsovereenkomst opleggen.
Een operator wordt geacht een sterke machtspositie op een relevante markt te hebben, wanneer hij, alleen of samen met anderen, een aan machtspositie gelijkwaardige positie bezit, dit wil zeggen een economische kracht die hem in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van zijn concurrenten, klanten of consumenten te gedragen.
Als een operator wordt geacht een sterke machtspositie op een relevante markt te hebben, kan hij ook worden geacht een sterke machtspositie op een nauw verwante markt te hebben, als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de operator, via het hefboomeffect, op de ene markt de marktmacht kan gebruiken die hij op de andere heeft.
In dat geval legt het Instituut op de verwante markt, van de verplichtingen als beschreven in §§ 7 tot 12, diegene op die het gepast acht.
Voor elke relevante markt publiceert het Instituut in het Belgisch Staatsblad en op zijn website de lijst van de operatoren met een sterke machtspositie en, in voorkomend geval, van de operatoren met een sterke machtspositie op een nauw verwante markt, alsook de lijst van de verplichtingen die aan elk van die operatoren is opgelegd.
§ 5. Voor de beslissingen van het Instituut waarvoor naar deze paragraaf wordt verwezen pleegt het Instituut vooraf overleg met de Raad voor de Mededinging.
De Raad voor de Mededinging geeft binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de toezending van de ontwerpbeslissing door het Instituut, zijn advies. Zodra die termijn verstreken is, geldt het stilzwijgen van de Raad voor de Mededinging als goedkeuring van de voormelde ontwerpbeslissing.
§ 6. Onverminderd de noodzaak :
1° zich te schikken naar internationale verbintenissen;
2° de bepalingen inzake co-locatie en gedeeld gebruik van faciliteiten te doen naleven;
3° de bepalingen van artikel 40/12 te doen naleven;
4° de toezeggingen te doen naleven die operatoren die het gebruiksrecht voor radiofrequenties hebben verkregen, in de loop van een op mededinging gebaseerde of vergelijkende selectieprocedure hebben gedaan;
5° de bepalingen te doen naleven aangaande de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
legt het Instituut geen enkele van de in §§ 7 tot 11 vermelde verplichtingen op aan operatoren die niet aangewezen zijn als beschikkende over een sterke machtspositie op een relevante markt.
Indien uitzonderlijke omstandigheden het rechtvaardigen, kan de Koning, na advies van het Instituut, operatoren met een sterke machtspositie op een relevante markt andere verplichtingen inzake toegang opleggen dan diegene waarvan sprake in §§ 7 tot 11. In dat geval is de toestemming van de Europese Commissie vereist.
§ 7. Het Instituut kan, overeenkomstig §§ 4 en 5, verplichtingen inzake niet-discriminatie opleggen.
§ 8. Het Instituut kan, overeenkomstig §§ 4 en 5, de verplichtingen inzake transparantie met betrekking tot toegang opleggen, op grond waarvan operatoren door het Instituut bepaalde informatie openbaar moeten maken. Het Instituut preciseert welke informatie beschikbaar moet worden gesteld, hoe gedetailleerd zij moet zijn en op welke wijze zij moet worden gepubliceerd.
Wanneer voor een operator verplichtingen inzake niet-discriminatie gelden, kan het Instituut van die operator eisen dat hij een referentieaanbod publiceert dat voldoende gespecificeerd is om te garanderen dat de operatoren niet hoeven te betalen voor faciliteiten die voor de gewenste dienst niet nodig zijn. Daarin wordt een beschrijving gegeven van de betrokken aanbiedingen, uitgesplitst in diverse elementen naargelang van de marktbehoeften, en van de daaraan verbonden eisen en voorwaarden, met inbegrip van de tarieven.
Het Instituut kan de wijzigingen aan het referentieaanbod opleggen die het nodig acht teneinde de maatregelen op te leggen waarin deze wet voorziet.
Elk referentieaanbod wordt, voordat het gepubliceerd wordt, door het Instituut goedgekeurd en is gratis elektronisch beschikbaar op een vrij consulteerbare website.
De publicatie van een referentieaanbod vormt geen belemmering voor redelijke verzoeken om toegang waarin dat aanbod niet voorziet.
§ 9. Het Instituut kan, volgens de nadere regels bepaald door de Koning, en overeenkomstig §§ 4 en 5, het voeren van gescheiden boekhoudingen voorschrijven met betrekking tot met toegang verband houdende activiteiten.
De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, welk model en boekhoudkundige methode gehanteerd moeten worden.
Het Instituut kan van een verticaal geïntegreerde onderneming eisen om de betreffende boekhoudkundige documenten te ontvangen teneinde na te gaan of de niet-discriminatievoorschriften als bedoeld in § 7 nagekomen worden.
Een erkende bedrijfsrevisor, aangewezen door de operator, ziet op kosten van de operator toe op de naleving van het in het tweede lid vermelde besluit. Op basis van de conclusie van het rapport van die bedrijfsrevisor, publiceert het Instituut ieder jaar een verklaring betreffende de inachtneming van het systeem.
Wanneer het Instituut dit nodig acht, kan het, op gemotiveerde wijze, alle boekhoudkundige documenten, met inbegrip van gegevens over van derden ontvangen inkomsten, doen overleggen. Het Instituut bepaalt de termijn binnen dewelke de documenten moeten worden verstrekt.
Het Instituut kan dergelijke informatie publiceren wanneer zij bijdraagt tot een open en concurrentiële markt, met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens.
§ 10. Het Instituut kan, overeenkomstig §§ 4 en 5, de verplichting opleggen in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van bepaalde netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, onder meer wanneer het Instituut van mening is dat het weigeren van toegang of het opleggen van onredelijke voorwaarden met eenzelfde effect de ontwikkeling van een door duurzame concurrentie gekenmerkte detailhandelsmarkt zou belemmeren of niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn.
Aan operatoren kan worden opgelegd dat zij :
1° derden toegang verlenen tot bepaalde netwerkelementen en/of faciliteiten;
2° te goeder trouw onderhandelen met ondernemingen die verzoeken om toegang;
3° reeds verleende toegang tot faciliteiten niet intrekken;
4° op groothandelsbasis bepaalde diensten aanbieden voor doorverkoop aan derden;
5° open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten;
6° co-locatie of andere vormen van gedeeld gebruik van faciliteiten aanbieden, inclusief gedeeld gebruik van kabelgoten, gebouwen of masten;
7° toegang verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om billijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen.
Het Instituut kan aan die verplichtingen voorwaarden verbinden aangaande billijkheid, redelijkheid en opportuniteit.
Wanneer het Instituut overweegt de in het tweede lid genoemde verplichtingen op te leggen, betrekt het met name de volgende factoren in zijn overwegingen :
1° de technische en economische levensvatbaarheid van het gebruik of de installatie van concurrerende faciliteiten, in het licht van het tempo van de marktontwikkeling, rekening houdende met het type toegang;
2° de graad van haalbaarheid van de voorgestelde toegangverlening, rekening houdende met de beschikbare capaciteit;
3° de door de eigenaar van de faciliteit verrichte initiële investering, daarbij ook rekening houdende met de aan de investering verbonden risico's;
4° de noodzaak om op lange termijn de concurrentie in stand te houden;
5° in voorkomend geval, de terzake geldende intellectuele eigendomsrechten;
6° het verlenen van pan-Europese diensten.
Voorzover dat nodig is om de door het Instituut opgelegde verplichtingen ten uitvoer te brengen, onderhandelen de operatoren onderling over de gepaste overeenkomsten inzake de te verstrekken toegang
Indien tijdens onderhandelingen met betrekking tot de toegang er geen overeenstemming kan worden bereikt tussen de partijen, bepaalt het Instituut, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van één van de partijen, na de betrokken partijen gehoord te hebben, de voorwaarden inzake de te verstrekken toegang.
§ 11. Het Instituut kan, overeenkomstig §§ 4 en 5, en wanneer bovendien uit een marktanalyse blijkt dat de betrokken operator de prijzen door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig peil kan handhaven of de marges kan uithollen ten nadele van de eindgebruikers, op het gebied van toegang verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole opleggen, inclusief onder meer verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen inzake kosten van een efficiënte operator.
Het Instituut houdt hierbij rekening met de door de operator gedane investeringen en laat toe dat hij een redelijke opbrengst verkrijgt uit zijn kapitaalinbreng, rekening houdend met de aangegane risico's.
Het Instituut kan op het gebied van toegang ook, overeenkomstig §§ 4 en 5, verplichtingen opleggen inzake prijscontrole.
Iedere operator onderworpen aan een verplichting inzake kostenoriëntering van zijn tarieven, verstrekt aan het Instituut, wanneer het erom verzoekt, het bewijs van de naleving van die verplichting.
Wanneer voor een operator een verplichting inzake kostenoriëntering geldt, wordt rekening gehouden met de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, met inbegrip van een redelijk investeringsrendement.
Voor de berekening van de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, kan het Instituut boekhoudkundige en kostenberekeningsmethoden gebruiken die los staan van de door de operator gebruikte methoden.
Wanneer de invoering van een kostentoerekeningssysteem verplicht wordt gesteld, publiceert het Instituut een beschijving van dit systeem waarin ten minste de hoofdcategorieën waarin de kosten worden ingedeeld en de voor de toerekening van de kosten toegepaste regels worden vermeld.
Wanneer het door het Instituut toegepaste kostentoerekeningssysteem dit noodzakelijk maakt, ziet een door de operator aangewezen erkende bedrijfsrevisor op kosten van de operator toe op de inachtneming van het kostentoerekeningssysteem.
Op basis van de conclusie van het rapport van die bedrijfsrevisor publiceert het Instituut ieder jaar een verklaring betreffende de inachtneming van het systeem.
§ 12. Indien het Instituut vaststelt dat de verplichtingen die werden opgelegd krachtens de §§ 7 tot 11 niet zouden leiden tot het verwezenlijken van de doelstellingen die zijn bepaald bij artikel 40/9, kan het, overeenkomstig §§ 4 en 5, één of meer van de in het tweede lid genoemde verplichtingen opleggen aan operatoren die zijn aangeduid als operatoren met een sterke machtspositie op een gegeven eindgebruikersmarkt.
De verplichtingen die het Instituut oplegt, hebben betrekking op het verbod om :
1° abnormaal hoge prijzen te hanteren;
2° de toegang tot de markt te belemmeren;
3° afbraakprijzen te hanteren die de mededinging beperken;
4° ongegronde voorkeuren voor bepaalde eindgebruikers toe te passen;
5° diensten op onredelijke wijze te bundelen.
Indien het Instituut krachtens het eerste en tweede lid de eindgebruikerstarieven wenst te controleren, kan het de noodzakelijke en geëigende kostentoerekeningssystemen bepalen, die de geviseerde operator toepast.
In geen geval kunnen de bevoegdheden die door het vorige lid aan het Instituut worden toegekend, de verplichting inhouden voor een operator met een sterke machtspositie op een bepaalde markt, om zijn eindgebruikerstarieven vooraf ter goedkeuring aan het Instituut voor te leggen.
Een erkende bedrijfsrevisor, aangewezen door de operator, ziet, op kosten van die operator, toe op de inachtneming van de kostentoerekeningssystemen.
Het Instituut publiceert ieder jaar een verklaring betreffende de inachtneming van deze systemen.
§ 13. In het kader van zijn bevoegdheden kan het Instituut van elke betrokken operator of omroeporganisatie op gemotiveerde wijze alle informatie opvragen die nodig is om de naleving van deze wet te waarborgen. Teneinde het toezicht op de naleving van verplichtingen inzake transparantie en niet-discriminatie te vergemakkelijken, kan het Instituut opleggen dat boek- houdkundige documenten, met inbegrip van gegevens over van derden ontvangen inkomsten, worden voorgelegd.
Het Instituut bepaalt de termijn waarbinnen de inlichtingen moeten worden meegedeeld.
De voorafgaande informatieverstrekking aan het Instituut kan geen vermelde voorwaarde voor toegang tot de markt zijn.
De door het Instituut gevraagde informatie dient in evenredigheid te zijn met de uitvoering van de betrokken bevoegdheid. Het Instituut geeft de redenen voor zijn verzoek om informatie.
Artikel 137, § 2, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie bepaalt de nadere regels inzake de informatie-uitwisseling. ".
Art.50. Dans la même loi est inséré un article 40/11 libellé comme suit :
" Art. 40/11. § 1er. Après chaque publication par la Commission européenne de sa "Recommandation concernant les marchés pertinents de produits et de services dans le secteur des communications électroniques", également dénommée ci-apres : la "Recommandation", et à intervalles réguliers, l'Institut détermine les marchés pertinents pour les réseaux et les services de communications électroniques, ainsi que leur étendue géographique respective.
§ 2. Conformément au § 5, l'Institut effectue au moins le plus rapidement possible après l'adoption de la Recommandation ou d'une révision de celle-ci, une analyse de ces marchés pertinents afin de déterminer si ceux-ci sont effectivement concurrentiels. L'échange d'informations nécessaires à cette analyse, se fait conformément au § 13 de cet article.
§ 3. Si l'Institut conclut conformément au § 5, qu'un marché pertinent est effectivement concurrentiel, il n'impose ni ne maintient une quelconque des obligations visées aux §§ 7 à 12.
Lorsque l'Institut décide de ne pas maintenir une obligation conformément à l'alinéa 1er, il en informe les parties concernées dans le mois qui suit sa décision.
§ 4. Si l'Institut conclut qu'un marché pertinent n'est pas effectivement concurrentiel, il identifie conformément au § 5, tout opérateur disposant d'une puissance significative sur ce marché, et lui impose celles parmi les obligations visées aux §§ 7 à 12 qu'il estime appropriées. En vue d'assurer le respect de ces obligations, l'Institut peut imposer la modification des accords d'accès déjà conclus.
Un opérateur est considéré comme disposant d'une puissance significative sur un marché pertinent si, individuellement ou conjointement avec d'autres, il se trouve dans une position équivalente à une position dominante, c'est-à-dire qu'il est en mesure de se comporter, dans une mesure appréciable, de manière indépendante de ses concurrents, de ses clients ou des consommateurs.
Lorsqu'un opérateur est considéré comme disposant d'une puissance significative sur un marché pertinent, il peut également être considéré comme disposant d'une puissance significative sur un marché étroitement lié, lorsque les liens entre les deux marchés sont tels qu'ils permettent à l'opérateur d'utiliser sur un des deux marchés, par effet de levier, la puissance détenue sur l'autre marché.
Dans ce cas, l'Institut impose sur le marché lié celle ou celles parmi les obligations visées aux §§ 7 à 12 qu'il estime appropriées.
Pour chaque marché pertinent, l'Institut publie au Moniteur belge et sur son site Internet, la liste des opérateurs disposant d'une puissance significative et, le cas echéant, des opérateurs disposant d'une puissance significative sur un marché étroitement lié, ainsi que la liste des obligations imposées à chacun de ces opérateurs.
§ 5. L'Institut soumet ses décisions renvoyant à ce paragraphe à une concertation préalable avec le Conseil de la Concurrence.
Le Conseil de la Concurrence émet son avis dans les trente jours calendrier à dater de l'envoi du projet de décision par l'Institut. Passé ce délai, le silence du Conseil de la Concurrence équivaut à une approbation du projet de décision susmentionné.
§ 6. Sans préjudice de la nécessité :
1° de se conformer à des engagements internationaux;
2° d'assurer le respect des dispositions en matière de colocalisation et de partage des ressources;
3° d'assurer le respect des dispositions contenues à l'article 40/12;
4° de faire respecter les engagements pris par les opérateurs ayant obtenu le droit d'utilisation de radiofréquences au cours d'une procédure de sélection comparative ou concurrentielle;
5° de faire respecter les dispositions relatives au traitement de données à caractere personnel et à la protection de la vie privée
l'Institut n'impose aucune des obligations énoncees aux §§ 7 à 11 à des operateurs qui n'ont pas été désignés comme disposant d'une puissance significative sur un marché pertinent.
Si des circonstances exceptionnelles le justifient, le Roi peut, sur avis de l'Institut, imposer aux opérateurs qui disposent d'une puissance significative sur un marché pertinent des obligations en matière d'accès autres que celles qui sont énoncées aux §§ 7 à 11. Dans ce cas, l'autorisation de la Commission européenne est requise.
§ 7. En ce qui concerne l'accès, l'Institut peut, conformément aux §§ 4 et 5, imposer des obligations de non-discrimination.
§ 8. L'Institut peut, conformément aux §§ 4 et 5, définir les obligations de transparence concernant l'accès, en vertu desquelles les opérateurs doivent rendre publiques certaines informations, définies par l'Institut. L'Institut précise les informations à fournir, le niveau de détail requis et les modalités de publication.
Lorsqu'un opérateur est soumis à des obligations de non-discrimination, l'Institut peut lui imposer de publier une offre de référence qui soit suffisamment détaillée pour garantir que les operateurs ne sont pas tenus de payer pour des ressources qui ne sont pas nécessaires pour le service demandé. Elle comprend une description des offres pertinentes réparties en divers éléments selon les besoins du marché, accompagnée des modalités et conditions correspondantes, y compris des tarifs.
L'Institut peut imposer que l'offre de réference fasse l'objet des modifications qu'il estime nécessaires en vue d'imposer les mesures prévues par la présente loi.
Toute offre de référence est, préalablement à sa publication, approuvée par l'Institut, et est disponible gratuitement, sous forme électronique, sur un site web librement accessible.
La publication d'une offre de référence ne fait pas obstacle à des demandes raisonnables d'accès non prévues dans cette offre.
§ 9. L'Institut peut conformément aux modalités fixees par le Roi, et conformément aux §§ 4 et 5 imposer des obligations de séparation comptable en ce qui concerne des activités dans le domaine de l'accès.
Le Roi spécifie, après avis de l'Institut, le modèle et la méthodologie comptables à utiliser.
L'Institut peut exiger d'un opérateur intégré verticalement de recevoir ces documents comptables afin de vérifier le respect de l'obligation de non-discrimination prévue au § 7.
Un réviseur d'entreprises agréé désigné par l'opérateur vérifie, aux frais de l'opérateur, le respect de l'arrêté mentionné à l'alinéa 2. L'Institut publie chaque année une déclaration relative au respect du système sur la base des conclusions du rapport du réviseur d'entreprises.
Lorsque l'Institut le juge nécessaire, il peut demander, de manière motivée, de présenter tous les documents comptables, y compris les données concernant les recettes provenant de tiers. L'Institut fixe le délai dans lequel les documents doivent être fournis.
L'Institut peut publier ces informations dans la mesure où elles contribuent à l'instauration d'un marché ouvert et concurrentiel, dans le respect des règles de confidentialité des données d'entreprise.
§ 10. L'Institut peut conformément aux §§ 4 et 5 imposer l'obligation de satisfaire les demandes raisonnables d'accès à des éléments de réseau spécifiques et à des ressources associées et d'en imposer l'utilisation, entre autres lorsque l'Institut estime que le refus d'accès ou l'imposition de conditions déraisonnables avec un même effet pourraient entraver le développement d'un marché commercial de détail caractérisé par une concurrence durable ou ne seraient pas dans l'intérêt de l'utilisateur final.
Les opérateurs peuvent se voir imposer :
1° d'accorder à des tiers l'accès à certains éléments et/ou ressources de réseau;
2° de négocier de bonne foi avec les opérateurs qui demandent un accès;
3° de ne pas retirer l'accès aux ressources lorsqu'il a déjà été accordé;
4° d'offrir des services particuliers en gros en vue de la revente à des tiers;
5° d'accorder un accès ouvert aux interfaces techniques, protocoles ou autres technologies clés qui revêtent une importance essentielle pour l'interopérabilité des services;
6° de fournir une possibilité de colocalisation ou d'autres formes de partage des ressources, y compris le partage des gaines, des bâtiments ou des pylônes;
7° de fournir l'accès à des systèmes d'assistance opérationnelle ou à des systèmes logiciels similaires nécessaires pour garantir l'existence d'une concurrence loyale dans la fourniture des services.
L'Institut peut associer à ces obligations des conditions portant sur l'équité, le caractère raisonnable et l'opportunité.
Lorsque l'Institut examine s'il y a lieu d'imposer les obligations visées à l'alinéa 2, il prend notamment en considération les éléments suivants :
1° la viabilité technique et économique de l'utilisation ou de la mise en place de ressources concurrentes, compte tenu du rythme auquel le marché évolue et du type d'accès concerné;
2° le degré de faisabilité de la fourniture d'accès proposée, compte tenu de la capacité disponible;
3° l'investissement initial realisé par le propriétaire des ressources, sans négliger les risques inhérents à l'investissement;
4° la nécessité de préserver la concurrence à long terme;
5° le cas échéant, les éventuels droits de propriété intellectuels;
6° la fourniture de services paneuropéens.
Pour autant que cela soit nécessaire pour mettre à exécution les obligations imposées par l'Institut, les opérateurs négocient entre eux les accords appropriés en matière d'accès à fournir.
Si les parties ne parviennent pas à se mettre d'accord pendant les négociations relatives à l'accès, l'Institut fixe, soit de sa propre initiative, soit à la demande d'une des parties, après avoir entendu les parties concernées, les obligations concernant l'acces à fournir.
§ 11. En matière d'accès, l'Institut peut, conformément aux §§ 4 et 5 et lorsqu'il ressort en outre d'une analyse du marché que l'opérateur concerné peut, en raison de l'absence de concurrence réelle, maintenir les prix à un niveau exagéré ou réduire les marges au détriment des utilisateurs finals, imposer des obligations liées à la récupération des coûts et le contrôle des prix, y compris les obligations concernant l'orientation des prix en fonction des couts et les obligations concernant les systèmes de comptabilisation des coûts en matière de coûts d'un opérateur efficient.
Dans ce cadre, l'Institut tient compte des investissements réalisés par l'opérateur et autorise qu'il retire un profit raisonnable de son apport en capital, compte tenu des risques encourus.
En matière d'accès, l'Institut peut aussi, conformément aux §§ 4 et 5, imposer des obligations en matière de contrôle des prix.
Tout opérateur soumis à l'obligation d'orientation de ses tarifs en fonction des coûts fournit à l'Institut, à la demande de celui-ci, la preuve du respect de cette obligation.
Lorsqu'une obligation d'orientation sur les coûts est imposée à un opérateur, les coûts pris en compte sont les coûts liés à la fourniture d'une prestation efficace, y compris un retour sur investissement raisonnable.
Afin de déterminer les coûts liés à la fourniture d'une prestation efficace, l'Institut peut utiliser des méthodes de comptabilisation et de calcul des coûts distinctes de celles appliquées par l'opérateur.
Lorsque la mise en place d'un système de comptabilisation des coûts est rendue obligatoire dans le cadre d'un contrôle des prix, l'Institut publie une description du système de comptabilisation des coûts faisant apparaître au moins les principales catégories au sein desquelles les coûts sont regroupés et les règles appliquées en matière de répartition des coûts.
Lorsque le système de comptabilisation des coûts appliqué par l'Institut le rend nécessaire, le respect du système de comptabilisation des coûts est vérifié, aux frais de l'opérateur, par un réviseur d'entreprises agréé désigné par cet opérateur.
L'Institut publie chaque année une déclaration relative au respect du système sur la base des conclusions du rapport du réviseur d'entreprises.
§ 12. Si l'Institut constate que les obligations imposées en vertu des §§ 7 à 11 ne permettraient pas de réaliser les objectifs fixés par l'article 40/9, il peut imposer, conformément aux §§ 4 et 5, une ou plusieurs des obligations visées au deuxième alinéa aux opérateurs désignés comme des opérateurs disposant d'une puissance significative sur un marché de détail donné.
Les obligations imposées par l'Institut portent sur l'interdiction :
1° d'utiliser des prix anormalement hauts;
2° d'entraver l'accès au marché;
3° d'utiliser des prix d'eviction restreignant la concurrence;
4° d'appliquer des préférences injustifiées pour certains utilisateurs finals;
5° de grouper des services de manière injustifiée.
Si l'Institut souhaite contrôler les tarifs des utilisateurs finals conformément aux alinéas 1 et 2, il peut déterminer les systèmes de comptabilisation des coûts nécessaires et appropriés, que l'opérateur visé applique.
En aucun cas, les compétences qui sont attribuées à l'Institut dans l'alinéa précédent, ne peuvent impliquer l'obligation pour un opérateur puissant sur un marché déterminé, de soumettre ses tarifs des utilisateurs finals à l'approbation préalable de l'Institut.
Un réviseur d'entreprises agréé désigné par l'opérateur vérifie, aux frais de cet opérateur, le respect des systèmes de comptabilisation des coûts.
L'Institut publie chaque année une attestation de conformité de ces systèmes.
§ 13. Dans le cadre de ses compétences, l'Institut peut exiger de chaque opérateur ou organisme de radiodiffusion concernés, par demande motivée, toute information utile afin de garantir le respect de la présente loi. Afin de faciliter le contrôle du respect des obligations en matière de transparence et de non discrimination, l'Institut peut imposer la présentation de documents comptables, y compris les données sur les revenus perçus par des tiers.
L'Institut fixe le délai de fourniture des informations demandées.
La communication préalable d'informations à l'Institut ne peut constituer une des conditions d'accès au marché mentionnées.
Les informations demandées par l'Institut doivent être proportionnelles à l'exécution de la compétence en question. L'Institut donne les raisons de sa demande d'informations.
L'article 137, § 2, de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques fixe les modalités en matière d'échange d'information. ".
" Art. 40/11. § 1er. Après chaque publication par la Commission européenne de sa "Recommandation concernant les marchés pertinents de produits et de services dans le secteur des communications électroniques", également dénommée ci-apres : la "Recommandation", et à intervalles réguliers, l'Institut détermine les marchés pertinents pour les réseaux et les services de communications électroniques, ainsi que leur étendue géographique respective.
§ 2. Conformément au § 5, l'Institut effectue au moins le plus rapidement possible après l'adoption de la Recommandation ou d'une révision de celle-ci, une analyse de ces marchés pertinents afin de déterminer si ceux-ci sont effectivement concurrentiels. L'échange d'informations nécessaires à cette analyse, se fait conformément au § 13 de cet article.
§ 3. Si l'Institut conclut conformément au § 5, qu'un marché pertinent est effectivement concurrentiel, il n'impose ni ne maintient une quelconque des obligations visées aux §§ 7 à 12.
Lorsque l'Institut décide de ne pas maintenir une obligation conformément à l'alinéa 1er, il en informe les parties concernées dans le mois qui suit sa décision.
§ 4. Si l'Institut conclut qu'un marché pertinent n'est pas effectivement concurrentiel, il identifie conformément au § 5, tout opérateur disposant d'une puissance significative sur ce marché, et lui impose celles parmi les obligations visées aux §§ 7 à 12 qu'il estime appropriées. En vue d'assurer le respect de ces obligations, l'Institut peut imposer la modification des accords d'accès déjà conclus.
Un opérateur est considéré comme disposant d'une puissance significative sur un marché pertinent si, individuellement ou conjointement avec d'autres, il se trouve dans une position équivalente à une position dominante, c'est-à-dire qu'il est en mesure de se comporter, dans une mesure appréciable, de manière indépendante de ses concurrents, de ses clients ou des consommateurs.
Lorsqu'un opérateur est considéré comme disposant d'une puissance significative sur un marché pertinent, il peut également être considéré comme disposant d'une puissance significative sur un marché étroitement lié, lorsque les liens entre les deux marchés sont tels qu'ils permettent à l'opérateur d'utiliser sur un des deux marchés, par effet de levier, la puissance détenue sur l'autre marché.
Dans ce cas, l'Institut impose sur le marché lié celle ou celles parmi les obligations visées aux §§ 7 à 12 qu'il estime appropriées.
Pour chaque marché pertinent, l'Institut publie au Moniteur belge et sur son site Internet, la liste des opérateurs disposant d'une puissance significative et, le cas echéant, des opérateurs disposant d'une puissance significative sur un marché étroitement lié, ainsi que la liste des obligations imposées à chacun de ces opérateurs.
§ 5. L'Institut soumet ses décisions renvoyant à ce paragraphe à une concertation préalable avec le Conseil de la Concurrence.
Le Conseil de la Concurrence émet son avis dans les trente jours calendrier à dater de l'envoi du projet de décision par l'Institut. Passé ce délai, le silence du Conseil de la Concurrence équivaut à une approbation du projet de décision susmentionné.
§ 6. Sans préjudice de la nécessité :
1° de se conformer à des engagements internationaux;
2° d'assurer le respect des dispositions en matière de colocalisation et de partage des ressources;
3° d'assurer le respect des dispositions contenues à l'article 40/12;
4° de faire respecter les engagements pris par les opérateurs ayant obtenu le droit d'utilisation de radiofréquences au cours d'une procédure de sélection comparative ou concurrentielle;
5° de faire respecter les dispositions relatives au traitement de données à caractere personnel et à la protection de la vie privée
l'Institut n'impose aucune des obligations énoncees aux §§ 7 à 11 à des operateurs qui n'ont pas été désignés comme disposant d'une puissance significative sur un marché pertinent.
Si des circonstances exceptionnelles le justifient, le Roi peut, sur avis de l'Institut, imposer aux opérateurs qui disposent d'une puissance significative sur un marché pertinent des obligations en matière d'accès autres que celles qui sont énoncées aux §§ 7 à 11. Dans ce cas, l'autorisation de la Commission européenne est requise.
§ 7. En ce qui concerne l'accès, l'Institut peut, conformément aux §§ 4 et 5, imposer des obligations de non-discrimination.
§ 8. L'Institut peut, conformément aux §§ 4 et 5, définir les obligations de transparence concernant l'accès, en vertu desquelles les opérateurs doivent rendre publiques certaines informations, définies par l'Institut. L'Institut précise les informations à fournir, le niveau de détail requis et les modalités de publication.
Lorsqu'un opérateur est soumis à des obligations de non-discrimination, l'Institut peut lui imposer de publier une offre de référence qui soit suffisamment détaillée pour garantir que les operateurs ne sont pas tenus de payer pour des ressources qui ne sont pas nécessaires pour le service demandé. Elle comprend une description des offres pertinentes réparties en divers éléments selon les besoins du marché, accompagnée des modalités et conditions correspondantes, y compris des tarifs.
L'Institut peut imposer que l'offre de réference fasse l'objet des modifications qu'il estime nécessaires en vue d'imposer les mesures prévues par la présente loi.
Toute offre de référence est, préalablement à sa publication, approuvée par l'Institut, et est disponible gratuitement, sous forme électronique, sur un site web librement accessible.
La publication d'une offre de référence ne fait pas obstacle à des demandes raisonnables d'accès non prévues dans cette offre.
§ 9. L'Institut peut conformément aux modalités fixees par le Roi, et conformément aux §§ 4 et 5 imposer des obligations de séparation comptable en ce qui concerne des activités dans le domaine de l'accès.
Le Roi spécifie, après avis de l'Institut, le modèle et la méthodologie comptables à utiliser.
L'Institut peut exiger d'un opérateur intégré verticalement de recevoir ces documents comptables afin de vérifier le respect de l'obligation de non-discrimination prévue au § 7.
Un réviseur d'entreprises agréé désigné par l'opérateur vérifie, aux frais de l'opérateur, le respect de l'arrêté mentionné à l'alinéa 2. L'Institut publie chaque année une déclaration relative au respect du système sur la base des conclusions du rapport du réviseur d'entreprises.
Lorsque l'Institut le juge nécessaire, il peut demander, de manière motivée, de présenter tous les documents comptables, y compris les données concernant les recettes provenant de tiers. L'Institut fixe le délai dans lequel les documents doivent être fournis.
L'Institut peut publier ces informations dans la mesure où elles contribuent à l'instauration d'un marché ouvert et concurrentiel, dans le respect des règles de confidentialité des données d'entreprise.
§ 10. L'Institut peut conformément aux §§ 4 et 5 imposer l'obligation de satisfaire les demandes raisonnables d'accès à des éléments de réseau spécifiques et à des ressources associées et d'en imposer l'utilisation, entre autres lorsque l'Institut estime que le refus d'accès ou l'imposition de conditions déraisonnables avec un même effet pourraient entraver le développement d'un marché commercial de détail caractérisé par une concurrence durable ou ne seraient pas dans l'intérêt de l'utilisateur final.
Les opérateurs peuvent se voir imposer :
1° d'accorder à des tiers l'accès à certains éléments et/ou ressources de réseau;
2° de négocier de bonne foi avec les opérateurs qui demandent un accès;
3° de ne pas retirer l'accès aux ressources lorsqu'il a déjà été accordé;
4° d'offrir des services particuliers en gros en vue de la revente à des tiers;
5° d'accorder un accès ouvert aux interfaces techniques, protocoles ou autres technologies clés qui revêtent une importance essentielle pour l'interopérabilité des services;
6° de fournir une possibilité de colocalisation ou d'autres formes de partage des ressources, y compris le partage des gaines, des bâtiments ou des pylônes;
7° de fournir l'accès à des systèmes d'assistance opérationnelle ou à des systèmes logiciels similaires nécessaires pour garantir l'existence d'une concurrence loyale dans la fourniture des services.
L'Institut peut associer à ces obligations des conditions portant sur l'équité, le caractère raisonnable et l'opportunité.
Lorsque l'Institut examine s'il y a lieu d'imposer les obligations visées à l'alinéa 2, il prend notamment en considération les éléments suivants :
1° la viabilité technique et économique de l'utilisation ou de la mise en place de ressources concurrentes, compte tenu du rythme auquel le marché évolue et du type d'accès concerné;
2° le degré de faisabilité de la fourniture d'accès proposée, compte tenu de la capacité disponible;
3° l'investissement initial realisé par le propriétaire des ressources, sans négliger les risques inhérents à l'investissement;
4° la nécessité de préserver la concurrence à long terme;
5° le cas échéant, les éventuels droits de propriété intellectuels;
6° la fourniture de services paneuropéens.
Pour autant que cela soit nécessaire pour mettre à exécution les obligations imposées par l'Institut, les opérateurs négocient entre eux les accords appropriés en matière d'accès à fournir.
Si les parties ne parviennent pas à se mettre d'accord pendant les négociations relatives à l'accès, l'Institut fixe, soit de sa propre initiative, soit à la demande d'une des parties, après avoir entendu les parties concernées, les obligations concernant l'acces à fournir.
§ 11. En matière d'accès, l'Institut peut, conformément aux §§ 4 et 5 et lorsqu'il ressort en outre d'une analyse du marché que l'opérateur concerné peut, en raison de l'absence de concurrence réelle, maintenir les prix à un niveau exagéré ou réduire les marges au détriment des utilisateurs finals, imposer des obligations liées à la récupération des coûts et le contrôle des prix, y compris les obligations concernant l'orientation des prix en fonction des couts et les obligations concernant les systèmes de comptabilisation des coûts en matière de coûts d'un opérateur efficient.
Dans ce cadre, l'Institut tient compte des investissements réalisés par l'opérateur et autorise qu'il retire un profit raisonnable de son apport en capital, compte tenu des risques encourus.
En matière d'accès, l'Institut peut aussi, conformément aux §§ 4 et 5, imposer des obligations en matière de contrôle des prix.
Tout opérateur soumis à l'obligation d'orientation de ses tarifs en fonction des coûts fournit à l'Institut, à la demande de celui-ci, la preuve du respect de cette obligation.
Lorsqu'une obligation d'orientation sur les coûts est imposée à un opérateur, les coûts pris en compte sont les coûts liés à la fourniture d'une prestation efficace, y compris un retour sur investissement raisonnable.
Afin de déterminer les coûts liés à la fourniture d'une prestation efficace, l'Institut peut utiliser des méthodes de comptabilisation et de calcul des coûts distinctes de celles appliquées par l'opérateur.
Lorsque la mise en place d'un système de comptabilisation des coûts est rendue obligatoire dans le cadre d'un contrôle des prix, l'Institut publie une description du système de comptabilisation des coûts faisant apparaître au moins les principales catégories au sein desquelles les coûts sont regroupés et les règles appliquées en matière de répartition des coûts.
Lorsque le système de comptabilisation des coûts appliqué par l'Institut le rend nécessaire, le respect du système de comptabilisation des coûts est vérifié, aux frais de l'opérateur, par un réviseur d'entreprises agréé désigné par cet opérateur.
L'Institut publie chaque année une déclaration relative au respect du système sur la base des conclusions du rapport du réviseur d'entreprises.
§ 12. Si l'Institut constate que les obligations imposées en vertu des §§ 7 à 11 ne permettraient pas de réaliser les objectifs fixés par l'article 40/9, il peut imposer, conformément aux §§ 4 et 5, une ou plusieurs des obligations visées au deuxième alinéa aux opérateurs désignés comme des opérateurs disposant d'une puissance significative sur un marché de détail donné.
Les obligations imposées par l'Institut portent sur l'interdiction :
1° d'utiliser des prix anormalement hauts;
2° d'entraver l'accès au marché;
3° d'utiliser des prix d'eviction restreignant la concurrence;
4° d'appliquer des préférences injustifiées pour certains utilisateurs finals;
5° de grouper des services de manière injustifiée.
Si l'Institut souhaite contrôler les tarifs des utilisateurs finals conformément aux alinéas 1 et 2, il peut déterminer les systèmes de comptabilisation des coûts nécessaires et appropriés, que l'opérateur visé applique.
En aucun cas, les compétences qui sont attribuées à l'Institut dans l'alinéa précédent, ne peuvent impliquer l'obligation pour un opérateur puissant sur un marché déterminé, de soumettre ses tarifs des utilisateurs finals à l'approbation préalable de l'Institut.
Un réviseur d'entreprises agréé désigné par l'opérateur vérifie, aux frais de cet opérateur, le respect des systèmes de comptabilisation des coûts.
L'Institut publie chaque année une attestation de conformité de ces systèmes.
§ 13. Dans le cadre de ses compétences, l'Institut peut exiger de chaque opérateur ou organisme de radiodiffusion concernés, par demande motivée, toute information utile afin de garantir le respect de la présente loi. Afin de faciliter le contrôle du respect des obligations en matière de transparence et de non discrimination, l'Institut peut imposer la présentation de documents comptables, y compris les données sur les revenus perçus par des tiers.
L'Institut fixe le délai de fourniture des informations demandées.
La communication préalable d'informations à l'Institut ne peut constituer une des conditions d'accès au marché mentionnées.
Les informations demandées par l'Institut doivent être proportionnelles à l'exécution de la compétence en question. L'Institut donne les raisons de sa demande d'informations.
L'article 137, § 2, de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques fixe les modalités en matière d'échange d'information. ".
Art.51. In dezelfde wet wordt een artikel 40/12 ingevoegd, luidende :
" Art. 40/12. § 1. Een operator die elektronische-communicatienetwerken of -diensten aanbiedt en die inzake andere activiteiten over uitsluitende of bijzondere rechten beschikt is verplicht :
1° ofwel voor het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten een gescheiden boekhouding te voeren, in dezelfde mate als vereist zou zijn wanneer de betrokken activiteiten door juridisch onafhankelijke ondernemingen zouden worden verricht, teneinde alle kosten en inkomsten, met de daarvoor gebruikte berekeningsgrondslag en gedetailleerde toewijzingsmethoden, aan te geven die betrekking hebben op het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten, met inbegrip van een puntsgewijs overzicht van de vaste activa en de structurele kosten;
2° ofwel een structurele scheiding op te zetten voor de activiteiten in verband met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten.
§ 2. Overdrachten van middelen, met inbegrip van overdrachten van kapitaal en uitrusting vanuit activiteiten die aan uitsluitende of bijzondere rechten onderworpen zijn naar de activiteiten inzake elektronische-communicatienetwerken of -diensten, geschieden op grond van de marktvoorwaarden.
§ 3. De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, welk model en welke boekhoudkundige methodologie moeten worden gehanteerd met het oog op de invulling van de verplichtingen van dit artikel.
De gescheiden boekhouding, bedoeld in § 1, 1°, wordt onderworpen aan een controle door een erkende bedrijfsrevisor aangewezen door en op kosten van de operator.
Het Instituut bepaalt de wijze waarop het financiële verslag in verband met de gescheiden boekhouding wordt gepubliceerd.
§ 4. Teneinde toe te zien op de naleving van dit artikel kan het Instituut of zijn gevolmachtigden elke persoon horen die het wenst.
Het Instituut of zijn gevolmachtigden kunnen zich alle documenten laten overleggen en alle inlichtingen vragen die zij nodig achten voor de verificatie van de naleving van dit artikel. "
" Art. 40/12. § 1. Een operator die elektronische-communicatienetwerken of -diensten aanbiedt en die inzake andere activiteiten over uitsluitende of bijzondere rechten beschikt is verplicht :
1° ofwel voor het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten een gescheiden boekhouding te voeren, in dezelfde mate als vereist zou zijn wanneer de betrokken activiteiten door juridisch onafhankelijke ondernemingen zouden worden verricht, teneinde alle kosten en inkomsten, met de daarvoor gebruikte berekeningsgrondslag en gedetailleerde toewijzingsmethoden, aan te geven die betrekking hebben op het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten, met inbegrip van een puntsgewijs overzicht van de vaste activa en de structurele kosten;
2° ofwel een structurele scheiding op te zetten voor de activiteiten in verband met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten.
§ 2. Overdrachten van middelen, met inbegrip van overdrachten van kapitaal en uitrusting vanuit activiteiten die aan uitsluitende of bijzondere rechten onderworpen zijn naar de activiteiten inzake elektronische-communicatienetwerken of -diensten, geschieden op grond van de marktvoorwaarden.
§ 3. De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, welk model en welke boekhoudkundige methodologie moeten worden gehanteerd met het oog op de invulling van de verplichtingen van dit artikel.
De gescheiden boekhouding, bedoeld in § 1, 1°, wordt onderworpen aan een controle door een erkende bedrijfsrevisor aangewezen door en op kosten van de operator.
Het Instituut bepaalt de wijze waarop het financiële verslag in verband met de gescheiden boekhouding wordt gepubliceerd.
§ 4. Teneinde toe te zien op de naleving van dit artikel kan het Instituut of zijn gevolmachtigden elke persoon horen die het wenst.
Het Instituut of zijn gevolmachtigden kunnen zich alle documenten laten overleggen en alle inlichtingen vragen die zij nodig achten voor de verificatie van de naleving van dit artikel. "
Art.51. Dans la même loi est inséré un article 40/12 libellé comme suit :
" Art. 40/12. § 1er. Tout opérateur qui offre des réseaux ou des services de communications électroniques et qui dispose de droits exclusifs ou spéciaux pour d'autres activités est obligé de :
1° soit tenir une comptabilite séparée pour la fourniture de réseaux ou de services de communications électroniques, de la même façon que si ces activités étaient exercees par des sociétés juridiquement indépendantes, de manière à identifier, sur la base de leurs calculs et du détail des méthodes d'imputation appliquées, tous les éléments de dépenses et de recettes liés à leurs activités dans le cadre de la fourniture de réseaux ou de services de communications électroniques, en y incluant une ventilation par poste des immobilisations et des dépenses structurelles;
2° soit de mettre en place une séparation structurelle pour les activités liées à la fourniture de réseaux ou de services de communications électroniques.
§ 2. Les transferts de ressources, y compris les transferts de capital et d'équipement des activités soumises a des droits exclusifs ou spéciaux vers les activités en matière de réseaux ou de services de communications électroniques, se font sur la base des conditions du marché.
§ 3. Le Roi fixe, après avis de l'Institut, le modèle et les méthodologies comptables à utiliser qui doivent être appliqués afin de remplir les obligations du présent article.
La comptabilité séparée, visée au § 1er, 1°, est soumise à un contrôle effectué par un réviseur d'entreprises agréé désigné par et aux frais de l'opérateur.
L'Institut détermine la manière dont est publié le rapport financier relatif à la comptabilité séparée.
§ 4. Afin de veiller au respect de cet article, l'Institut ou ses delégués peuvent entendre toute personne que l'Institut souhaite.
L'Institut ou ses délégués peuvent consulter tous les documents et demander tous les renseignements qu'ils estiment nécessaires pour vérifier si cet article est respecté. "
" Art. 40/12. § 1er. Tout opérateur qui offre des réseaux ou des services de communications électroniques et qui dispose de droits exclusifs ou spéciaux pour d'autres activités est obligé de :
1° soit tenir une comptabilite séparée pour la fourniture de réseaux ou de services de communications électroniques, de la même façon que si ces activités étaient exercees par des sociétés juridiquement indépendantes, de manière à identifier, sur la base de leurs calculs et du détail des méthodes d'imputation appliquées, tous les éléments de dépenses et de recettes liés à leurs activités dans le cadre de la fourniture de réseaux ou de services de communications électroniques, en y incluant une ventilation par poste des immobilisations et des dépenses structurelles;
2° soit de mettre en place une séparation structurelle pour les activités liées à la fourniture de réseaux ou de services de communications électroniques.
§ 2. Les transferts de ressources, y compris les transferts de capital et d'équipement des activités soumises a des droits exclusifs ou spéciaux vers les activités en matière de réseaux ou de services de communications électroniques, se font sur la base des conditions du marché.
§ 3. Le Roi fixe, après avis de l'Institut, le modèle et les méthodologies comptables à utiliser qui doivent être appliqués afin de remplir les obligations du présent article.
La comptabilité séparée, visée au § 1er, 1°, est soumise à un contrôle effectué par un réviseur d'entreprises agréé désigné par et aux frais de l'opérateur.
L'Institut détermine la manière dont est publié le rapport financier relatif à la comptabilité séparée.
§ 4. Afin de veiller au respect de cet article, l'Institut ou ses delégués peuvent entendre toute personne que l'Institut souhaite.
L'Institut ou ses délégués peuvent consulter tous les documents et demander tous les renseignements qu'ils estiment nécessaires pour vérifier si cet article est respecté. "
Art.52. In dezelfde wet wordt een artikel 40/13 ingevoegd, luidende :
" Art. 40/13. § 1. Het Instituut kan voor de toepassing van deze wet een openbare raadpleging houden overeenkomstig artikel 14 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.
§ 2. Voorzover een ontwerpbeslissing van het Instituut aanzienlijke gevolgen zou kunnen hebben voor een relevante markt, organiseert het Instituut een voorafgaande openbare raadpleging met een maximale tijdsduur van twee maanden, met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens.
Een openbare raadpleging wordt in elk geval georganiseerd voorafgaand aan het bepalen en analyseren van een relevante markt, alsook bij het aanwijzen van een operator met een sterke machtspositie.
Alle inlichtingen in verband met aan de gang zijnde openbare raadplegingen worden bij het Instituut gecentraliseerd.
De resultaten van de openbare raadpleging worden openbaar gemaakt, met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens.
De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de nadere regels van de openbare raadpleging en van de bekendmaking van de resultaten ervan.
§ 3. Voorzover een ontwerpbeslissing van het Instituut invloed kan hebben op de handel tussen de lidstaten en erop gericht is :
1° een relevante markt te bepalen, overeenkomstig artikel 40/11, § 1, of
2° vast te stellen of er op een relevante markt concurrentie aanwezig is, overeenkomstig artikel 40/11, §§ 2, 3 en 4, of
3° verplichtingen ten aanzien van een operator met een sterke machtspositie op een relevante markt op te leggen of te wijzigen, overeenkomstig artikel 40/11, § 4, of
4° verplichtingen op te leggen aan operatoren die niet zijn aangemerkt als beschikkende over een sterke machtspositie op een relevante markt, overeenkomstig artikel 40/11, § 6, of
5° de wijziging van reeds gesloten toegangsovereenkomsten op te leggen, overeenkomstig artikel 40/11, § 4, of
6° de wijziging van het referentieaanbod op te leggen, overeenkomstig artikel 40/11, § 8, of
7° de voorwaarden inzake de te verstrekken toegang te bepalen, overeenkomstig de artikelen 40/11, § 10, zesde lid en 40/10, § 2, raadpleegt het Instituut onverwijld de Europese Commissie en de nationale regelgevende instanties van de lidstaten.
Het Instituut neemt de opmerkingen in aanmerking die de Europese Commissie en de regelgevende instanties van de lidstaten eraan bezorgd hebben binnen de door de Koning bepaalde termijn.
De definitieve beslissingen, genomen op basis van de ontwerpen bedoeld in het eerste lid, worden aan de Europese Commissie en aan de nationale regelgevende instanties van de lidstaten meegedeeld.
De Koning preciseert, na advies van het Instituut, de nadere regels van de raadpleging bedoeld in het eerste lid en van de notificatie van de definitieve beslissing bedoeld in het derde lid.
§ 4. De voorlopige maatregelen in de zin van artikel 20 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector die genomen zijn om deze wet te doen naleven, worden vrijgesteld van de raadplegingen waarvan sprake in de §§ 2 en 3 van dit artikel. Zij worden echter onverwijld ter kennis gebracht van de Europese Commissie en van de nationale regelgevende instanties van de lidstaten.
§ 5. Indien de in § 3, eerste lid, bedoelde ontwerpbeslissing gericht is op :
1° het definiëren van een relevante markt die verschilt van de markten die reeds gedefinieerd zijn door de Europese Commissie, of
2° het al dan niet aanwijzen van een operator die, hetzij individueel of gezamenlijk met anderen, een sterke machtspositie op een relevante markt bezit, verlengt het Instituut, na een beslissing van de Europese Commissie die genomen is binnen de in § 3, tweede lid, beoogde termijn, die termijn met twee bijkomende maanden.
Binnen de termijn zoals verlengd in het eerste lid kan de Europese Commissie, door middel van een gedetailleerde en objectieve beslissing met precieze voorstellen tot wijzigingen, het Instituut doen afzien van zijn in het eerste lid bedoelde ontwerpbesluit.
§ 6. Volgens de nadere regels die door de Koning, na advies van het Instituut zijn vastgesteld, maakt het Instituut de beslissingen van de Europese Commissie die genomen zijn krachtens § 5, openbaar. "
" Art. 40/13. § 1. Het Instituut kan voor de toepassing van deze wet een openbare raadpleging houden overeenkomstig artikel 14 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.
§ 2. Voorzover een ontwerpbeslissing van het Instituut aanzienlijke gevolgen zou kunnen hebben voor een relevante markt, organiseert het Instituut een voorafgaande openbare raadpleging met een maximale tijdsduur van twee maanden, met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens.
Een openbare raadpleging wordt in elk geval georganiseerd voorafgaand aan het bepalen en analyseren van een relevante markt, alsook bij het aanwijzen van een operator met een sterke machtspositie.
Alle inlichtingen in verband met aan de gang zijnde openbare raadplegingen worden bij het Instituut gecentraliseerd.
De resultaten van de openbare raadpleging worden openbaar gemaakt, met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens.
De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de nadere regels van de openbare raadpleging en van de bekendmaking van de resultaten ervan.
§ 3. Voorzover een ontwerpbeslissing van het Instituut invloed kan hebben op de handel tussen de lidstaten en erop gericht is :
1° een relevante markt te bepalen, overeenkomstig artikel 40/11, § 1, of
2° vast te stellen of er op een relevante markt concurrentie aanwezig is, overeenkomstig artikel 40/11, §§ 2, 3 en 4, of
3° verplichtingen ten aanzien van een operator met een sterke machtspositie op een relevante markt op te leggen of te wijzigen, overeenkomstig artikel 40/11, § 4, of
4° verplichtingen op te leggen aan operatoren die niet zijn aangemerkt als beschikkende over een sterke machtspositie op een relevante markt, overeenkomstig artikel 40/11, § 6, of
5° de wijziging van reeds gesloten toegangsovereenkomsten op te leggen, overeenkomstig artikel 40/11, § 4, of
6° de wijziging van het referentieaanbod op te leggen, overeenkomstig artikel 40/11, § 8, of
7° de voorwaarden inzake de te verstrekken toegang te bepalen, overeenkomstig de artikelen 40/11, § 10, zesde lid en 40/10, § 2, raadpleegt het Instituut onverwijld de Europese Commissie en de nationale regelgevende instanties van de lidstaten.
Het Instituut neemt de opmerkingen in aanmerking die de Europese Commissie en de regelgevende instanties van de lidstaten eraan bezorgd hebben binnen de door de Koning bepaalde termijn.
De definitieve beslissingen, genomen op basis van de ontwerpen bedoeld in het eerste lid, worden aan de Europese Commissie en aan de nationale regelgevende instanties van de lidstaten meegedeeld.
De Koning preciseert, na advies van het Instituut, de nadere regels van de raadpleging bedoeld in het eerste lid en van de notificatie van de definitieve beslissing bedoeld in het derde lid.
§ 4. De voorlopige maatregelen in de zin van artikel 20 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector die genomen zijn om deze wet te doen naleven, worden vrijgesteld van de raadplegingen waarvan sprake in de §§ 2 en 3 van dit artikel. Zij worden echter onverwijld ter kennis gebracht van de Europese Commissie en van de nationale regelgevende instanties van de lidstaten.
§ 5. Indien de in § 3, eerste lid, bedoelde ontwerpbeslissing gericht is op :
1° het definiëren van een relevante markt die verschilt van de markten die reeds gedefinieerd zijn door de Europese Commissie, of
2° het al dan niet aanwijzen van een operator die, hetzij individueel of gezamenlijk met anderen, een sterke machtspositie op een relevante markt bezit, verlengt het Instituut, na een beslissing van de Europese Commissie die genomen is binnen de in § 3, tweede lid, beoogde termijn, die termijn met twee bijkomende maanden.
Binnen de termijn zoals verlengd in het eerste lid kan de Europese Commissie, door middel van een gedetailleerde en objectieve beslissing met precieze voorstellen tot wijzigingen, het Instituut doen afzien van zijn in het eerste lid bedoelde ontwerpbesluit.
§ 6. Volgens de nadere regels die door de Koning, na advies van het Instituut zijn vastgesteld, maakt het Instituut de beslissingen van de Europese Commissie die genomen zijn krachtens § 5, openbaar. "
Art.52. Dans la même loi est inséré un article 40/13 libellé comme suit :
" Art. 40/13. § 1er. L'Institut peut pour l'application de la présente loi organiser une consultation publique conformément à l'article 14 de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges.
§ 2. Pour autant qu'un projet de décision de l'Institut soit susceptible d'avoir des incidences importantes sur un marché pertinent, l'Institut organise une consultation publique préalable d'une durée maximale de deux mois, dans le respect des règles en matière de confidentialité des informations d'entreprise.
Une consultation publique est en tout cas organisée avant la détermination et l'analyse d'un marché pertinent ainsi que lors de la désignation d'un opérateur disposant d'une puissance significative sur le marché.
Toutes les informations relatives aux consultations publiques en cours sont centralisées à l'Institut.
Les résultats de la consultation publique sont rendus publics, dans le respect des règles en matière de confidentialité des informations d'entreprise.
Le Roi précise, sur avis de l'Institut, les modalités de la consultation publique et de la publicité de ses résultats.
§ 3. Pour autant qu'un projet de décision de l'Institut puisse avoir des incidences sur les échanges entre les Etats membres et qu'il tende à :
1° définir un marché pertinent, en application de l'article 40/11, § 1er, ou
2° conclure qu'un marché pertinent est ou non concurrentiel, en application de l'article 40/11, §§ 2, 3 et 4, ou
3° imposer ou modifier des obligations à un opérateur disposant d'une puissance significative sur un marché pertinent, en application de l'article 40/11, § 4, ou
4° imposer des obligations à des opérateurs qui n'ont pas été désignés comme disposant d'une puissance significative sur un marché pertinent, en application de l'article 40/11, § 6, ou
5° imposer la modification d'accords d'accès déjà conclus, en application de l'article 40/11, § 4, ou
6° imposer la modification de l'offre de référence, en application de l'article 40/11, § 8, ou
7° déterminer les conditions de l'accès à fournir, en application des articles 40/11, § 10, 6e alinéa, et 40/10, § 2, l'Institut consulte sans délai la Commission européenne et les autorités réglementaires nationales des Etats membres.
L'Institut prend en considération les observations qui lui sont adressées par la Commission européenne et les autorités réglementaires des Etats membres dans le délai fixé par le Roi.
Les décisions définitives, dont les projets sont visés à l'alinéa 1er, sont notifiées à la Commission européenne et aux autorités réglementaires nationales des Etats membres.
Le Roi précise, sur avis de l'Institut, les modalités de la consultation visée à l'alinéa 1er et de la notification de la décision definitive visée à l'alinéa 3.
§ 4. Les mesures provisoires au sens de l'article 20 de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges prises pour assurer le respect de la présente loi sont dispensées des consultations prévues aux §§ 2 et 3 de cet article. Elles sont toutefois notifiées sans délai à la Commission européenne et aux autorités réglementaires nationales des Etats membres.
§ 5. Lorsque son projet de décision visé au § 3, alinéa 1er tend à :
1° définir un marché pertinent qui diffère de ceux recensés par la Commission européenne, ou
2° désigner ou non un opérateur comme disposant, individuellement ou conjointement avec d'autres, d'une puissance significative sur un marché pertinent, l'Institut, sur décision de la Commission européenne prise dans le délai visé au § 3, alinéa 2, prolonge celui-ci de deux mois supplémentaires.
Dans le délai tel que prorogé à l'alinéa 1er, la Commission européenne peut, par décision motivée de façon circonstanciée et objective en formulant des propositions précises de modifications, exiger de l'Institut le retrait du projet de décision visé à l'alinéa 1er.
§ 6. L'Institut rend publiques, selon les modalités fixées par le Roi, sur avis de l'Institut, les décisions rendues par la Commission européenne en vertu du § 5. "
" Art. 40/13. § 1er. L'Institut peut pour l'application de la présente loi organiser une consultation publique conformément à l'article 14 de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges.
§ 2. Pour autant qu'un projet de décision de l'Institut soit susceptible d'avoir des incidences importantes sur un marché pertinent, l'Institut organise une consultation publique préalable d'une durée maximale de deux mois, dans le respect des règles en matière de confidentialité des informations d'entreprise.
Une consultation publique est en tout cas organisée avant la détermination et l'analyse d'un marché pertinent ainsi que lors de la désignation d'un opérateur disposant d'une puissance significative sur le marché.
Toutes les informations relatives aux consultations publiques en cours sont centralisées à l'Institut.
Les résultats de la consultation publique sont rendus publics, dans le respect des règles en matière de confidentialité des informations d'entreprise.
Le Roi précise, sur avis de l'Institut, les modalités de la consultation publique et de la publicité de ses résultats.
§ 3. Pour autant qu'un projet de décision de l'Institut puisse avoir des incidences sur les échanges entre les Etats membres et qu'il tende à :
1° définir un marché pertinent, en application de l'article 40/11, § 1er, ou
2° conclure qu'un marché pertinent est ou non concurrentiel, en application de l'article 40/11, §§ 2, 3 et 4, ou
3° imposer ou modifier des obligations à un opérateur disposant d'une puissance significative sur un marché pertinent, en application de l'article 40/11, § 4, ou
4° imposer des obligations à des opérateurs qui n'ont pas été désignés comme disposant d'une puissance significative sur un marché pertinent, en application de l'article 40/11, § 6, ou
5° imposer la modification d'accords d'accès déjà conclus, en application de l'article 40/11, § 4, ou
6° imposer la modification de l'offre de référence, en application de l'article 40/11, § 8, ou
7° déterminer les conditions de l'accès à fournir, en application des articles 40/11, § 10, 6e alinéa, et 40/10, § 2, l'Institut consulte sans délai la Commission européenne et les autorités réglementaires nationales des Etats membres.
L'Institut prend en considération les observations qui lui sont adressées par la Commission européenne et les autorités réglementaires des Etats membres dans le délai fixé par le Roi.
Les décisions définitives, dont les projets sont visés à l'alinéa 1er, sont notifiées à la Commission européenne et aux autorités réglementaires nationales des Etats membres.
Le Roi précise, sur avis de l'Institut, les modalités de la consultation visée à l'alinéa 1er et de la notification de la décision definitive visée à l'alinéa 3.
§ 4. Les mesures provisoires au sens de l'article 20 de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges prises pour assurer le respect de la présente loi sont dispensées des consultations prévues aux §§ 2 et 3 de cet article. Elles sont toutefois notifiées sans délai à la Commission européenne et aux autorités réglementaires nationales des Etats membres.
§ 5. Lorsque son projet de décision visé au § 3, alinéa 1er tend à :
1° définir un marché pertinent qui diffère de ceux recensés par la Commission européenne, ou
2° désigner ou non un opérateur comme disposant, individuellement ou conjointement avec d'autres, d'une puissance significative sur un marché pertinent, l'Institut, sur décision de la Commission européenne prise dans le délai visé au § 3, alinéa 2, prolonge celui-ci de deux mois supplémentaires.
Dans le délai tel que prorogé à l'alinéa 1er, la Commission européenne peut, par décision motivée de façon circonstanciée et objective en formulant des propositions précises de modifications, exiger de l'Institut le retrait du projet de décision visé à l'alinéa 1er.
§ 6. L'Institut rend publiques, selon les modalités fixées par le Roi, sur avis de l'Institut, les décisions rendues par la Commission européenne en vertu du § 5. "
HOOFDSTUK VII. - Zend- en transportvergunningen.
CHAPITRE VII. - Autorisations d'émissions et de transport.
Art.53. Er wordt een nieuw hoofdstuk ingevoerd in dezelfde wet met als titel "Hoofdstuk IIIter. Zend- en transportvergunningen" en in dit hoofdstuk een artikel 40/14 luidende als volgt :
" Art. 40/14. De artikelen 39 tot 44 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie zijn van toepassing op de zend- en transportapparatuur die gehouden, gecommercialiseerd of gebruikt wordt in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. "
" Art. 40/14. De artikelen 39 tot 44 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie zijn van toepassing op de zend- en transportapparatuur die gehouden, gecommercialiseerd of gebruikt wordt in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. "
Art.53. Il est inséré dans la même loi un nouveau chapitre intitulé "Chapitre IIIter. Autorisations d'émission et de transport" et dans ce chapitre un article 40/14 libellé comme suit :
" Art. 40/14. Les articles 39 à 44 de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques sont d'application aux équipements d'émission et de transport qui sont détenus, commercialisés ou utilisés dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale. "
" Art. 40/14. Les articles 39 à 44 de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques sont d'application aux équipements d'émission et de transport qui sont détenus, commercialisés ou utilisés dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale. "
HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen, overgangsbepalingen en slotbepalingen.
CHAPITRE VIII. - Dispositions pénales, dispositions transitoires et dispositions finales.
Art.54. In artikel 41 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt "Onverminderd de schorsing vermeld in artikel 40, § 2, wordt de overtreding van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan gestraft met een geldboete van 25 tot en met 12.500 euro. ";
2° tussen het eerste en tweede lid wordt het volgende lid ingevoerd :
" Wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 25 tot 2.500 euro of met een van die straffen alleen, degene die :
1° uitrusting of programmatuur, waaronder chipkaarten, fabriceert, te koop of te huur aanbiedt, verkoopt, verhuurt, invoert, verdeelt, promoot, installeert, in stand houdt of vervangt die bestemd is om zonder toestemming van de dienstenleverancier :
a) radio- of televisieprogramma's te ontvangen die via een elektronisch communicatienetwerk doorgegeven worden;
b) in een begrijpelijke vorm toegang te verschaffen tot radio- of televisieprogramma's en/of -diensten die enkel tegen extra betaling en op basis van voorwaardelijke toegang worden aangeboden aan het publiek;
2° met het oog op het gebruik ervan of voor commerciële doeleinden die uitrusting of programmatuur, waaronder chipkaarten, koopt, huurt of in zijn bezit heeft;
3° gecodeerde radio- of televisieprogramma's en/of -diensten geheel of gedeeltelijk decodeert en/of gebruikt, op welke wijze ook, zonder de toestemming van de eigenaar van de coderingstechnologie of van een derde die door voormelde eigenaar werd aangeduid om die toestemming te verlenen;
4° gebruik maakt van commerciële communicatie om die illegale uitrusting of programmatuur aan te prijzen;
5° in het tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "het vorige lid" vervangen door de woorden "dit artikel".
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt "Onverminderd de schorsing vermeld in artikel 40, § 2, wordt de overtreding van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan gestraft met een geldboete van 25 tot en met 12.500 euro. ";
2° tussen het eerste en tweede lid wordt het volgende lid ingevoerd :
" Wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 25 tot 2.500 euro of met een van die straffen alleen, degene die :
1° uitrusting of programmatuur, waaronder chipkaarten, fabriceert, te koop of te huur aanbiedt, verkoopt, verhuurt, invoert, verdeelt, promoot, installeert, in stand houdt of vervangt die bestemd is om zonder toestemming van de dienstenleverancier :
a) radio- of televisieprogramma's te ontvangen die via een elektronisch communicatienetwerk doorgegeven worden;
b) in een begrijpelijke vorm toegang te verschaffen tot radio- of televisieprogramma's en/of -diensten die enkel tegen extra betaling en op basis van voorwaardelijke toegang worden aangeboden aan het publiek;
2° met het oog op het gebruik ervan of voor commerciële doeleinden die uitrusting of programmatuur, waaronder chipkaarten, koopt, huurt of in zijn bezit heeft;
3° gecodeerde radio- of televisieprogramma's en/of -diensten geheel of gedeeltelijk decodeert en/of gebruikt, op welke wijze ook, zonder de toestemming van de eigenaar van de coderingstechnologie of van een derde die door voormelde eigenaar werd aangeduid om die toestemming te verlenen;
4° gebruik maakt van commerciële communicatie om die illegale uitrusting of programmatuur aan te prijzen;
5° in het tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "het vorige lid" vervangen door de woorden "dit artikel".
Art.54. A l'article 41 de la même loi sont apportées les modifications suivantes :
1° l'alinéa premier est remplacé comme suit : "Sans préjudice de la suspension visée a l'article 40, § 2, toute infraction à la présente loi ou à ses arrêtés d'exécution est sanctionnée par une amende de 25 à 12.500 euros. ";
2° entre le premier et le deuxième alinéa est inséré l'alinéa suivant :
" Est puni d'une peine d'emprisonnement de huit jours à cinq ans et d'une amende de 25 à 2.500 euros ou d'une de ces peines uniquement, celui qui :
1° fabrique des équipements ou des logiciels, dont entre autres des cartes à puce, en propose la vente ou la location, les vend, les loue, les importe, les distribue, en fait la promotion, les installe, en assure la maintenance ou les remplace, qui sont, sans l'autorisation du fournisseur de services, destinés à :
a) capter des programmes radio ou de télévision transmis par le biais d'un réseau de communications électroniques;
b) permettre l'accès sous une forme intelligible à des programmes et/ou services de radio ou de télévision qui sont uniquement offerts au public moyennant un paiement supplémentaire et sur la base d'un accès conditionnel;
2° achète, loue ou a en sa possession cet équipement ou ces logiciels, dont entre autres les cartes à puce, en vue de les utiliser ou à des fins commerciales;
3° décode entièrement ou partiellement et/ou utilise, de quelque manière que ce soit, les programmes radio ou de télévision et/ou services codés sans l'autorisation du propriétaire de la technologie de codage ou du tiers désigné par le propriétaire susmentionné pour attribuer cette autorisation;
4° utilise la communication commerciale pour vanter cet équipement ou ces logiciels illégaux.
5° au deuxième alinéa, qui devient le troisième alinéa, les mots "l'alinéa précédent" sont remplacés par les mots "cet article".
1° l'alinéa premier est remplacé comme suit : "Sans préjudice de la suspension visée a l'article 40, § 2, toute infraction à la présente loi ou à ses arrêtés d'exécution est sanctionnée par une amende de 25 à 12.500 euros. ";
2° entre le premier et le deuxième alinéa est inséré l'alinéa suivant :
" Est puni d'une peine d'emprisonnement de huit jours à cinq ans et d'une amende de 25 à 2.500 euros ou d'une de ces peines uniquement, celui qui :
1° fabrique des équipements ou des logiciels, dont entre autres des cartes à puce, en propose la vente ou la location, les vend, les loue, les importe, les distribue, en fait la promotion, les installe, en assure la maintenance ou les remplace, qui sont, sans l'autorisation du fournisseur de services, destinés à :
a) capter des programmes radio ou de télévision transmis par le biais d'un réseau de communications électroniques;
b) permettre l'accès sous une forme intelligible à des programmes et/ou services de radio ou de télévision qui sont uniquement offerts au public moyennant un paiement supplémentaire et sur la base d'un accès conditionnel;
2° achète, loue ou a en sa possession cet équipement ou ces logiciels, dont entre autres les cartes à puce, en vue de les utiliser ou à des fins commerciales;
3° décode entièrement ou partiellement et/ou utilise, de quelque manière que ce soit, les programmes radio ou de télévision et/ou services codés sans l'autorisation du propriétaire de la technologie de codage ou du tiers désigné par le propriétaire susmentionné pour attribuer cette autorisation;
4° utilise la communication commerciale pour vanter cet équipement ou ces logiciels illégaux.
5° au deuxième alinéa, qui devient le troisième alinéa, les mots "l'alinéa précédent" sont remplacés par les mots "cet article".
Art.55. Artikel 42 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
" Art. 42. § 1. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, vóór 31 december 2008 de bepalingen van deze wet opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen om alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Europese Unie.
§ 2. Het koninklijk besluit genomen krachtens § 1 van dit artikel wordt opgeheven wanneer het niet binnen vijftien maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bij wet werd bekrachtigd. "
" Art. 42. § 1. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, vóór 31 december 2008 de bepalingen van deze wet opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen om alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Europese Unie.
§ 2. Het koninklijk besluit genomen krachtens § 1 van dit artikel wordt opgeheven wanneer het niet binnen vijftien maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bij wet werd bekrachtigd. "
Art.55. L'article 42 de la même loi est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 42. § 1er. Le Roi peut, par un arrêté délibére en Conseil des Ministres, avant le 31 décembre 2008, abroger, compléter, modifier ou remplacer les dispositions de la présente loi, afin de prendre toutes les mesures nécessaires pour executer les obligations découlant des directives en vigueur de l'Union européenne.
§ 2. L'arrête royal pris en exécution du § 1er de cet article est abrogé lorsqu'il n'a pas été confirmé par la loi dans les quinze mois qui suivent sa publication au Moniteur belge. "
" Art. 42. § 1er. Le Roi peut, par un arrêté délibére en Conseil des Ministres, avant le 31 décembre 2008, abroger, compléter, modifier ou remplacer les dispositions de la présente loi, afin de prendre toutes les mesures nécessaires pour executer les obligations découlant des directives en vigueur de l'Union européenne.
§ 2. L'arrête royal pris en exécution du § 1er de cet article est abrogé lorsqu'il n'a pas été confirmé par la loi dans les quinze mois qui suivent sa publication au Moniteur belge. "
Art.56. De artikelen 10, 11, 12bis, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27, 28, 35bis, 35ter en 36 van dezelfde wet worden opgeheven. De vierde paragraaf van artikel 38 wordt eveneens opgeheven.
Art.56. Les articles 10, 11, 12bis, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27, 28, 35bis, 35ter et 36 de la même loi sont abrogés. Le quatrième paragraphe de l'article 38 est également abrogé.
Art.57. De houders van een bij de inwerkingtreding van onderhavige wijzigingswet geldige vergunning voor het uitbaten van elektronische communicatienetten maken aan het Instituut binnen een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van onderhavige wijzigingswet, een kopie over van hun vergunning en het daarbij horende dossier.
Art.57. Les titulaires d'une autorisation valable pour l'exploitation de réseaux de communications électroniques lors de l'entrée en vigueur de la présente loi modificative transmettent à l'Institut dans un délai de six mois après l'entrée en vigueur de la présente loi modificative une copie de leur autorisation et du dossier y afférent.
Art.58. Er wordt een nieuw artikel "42ter" in hoofdstuk IV ingevoegd, luidende :
" Het ministerieel besluit van 17 januari 2001 tot aanwijzing van de omroeporganisaties als bedoeld in artikel 13, 2e streepje, van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van televisieomroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, blijft van kracht tot aan de inwerkingtreding van het in uitvoering van artikel 13, 2e streepje, genomen koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad. "
" Het ministerieel besluit van 17 januari 2001 tot aanwijzing van de omroeporganisaties als bedoeld in artikel 13, 2e streepje, van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van televisieomroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, blijft van kracht tot aan de inwerkingtreding van het in uitvoering van artikel 13, 2e streepje, genomen koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad. "
Art.58. Un nouvel article "42ter" est inséré au chapitre IV et libellé comme suit :
" L'arrêté ministériel du 17 janvier 2001 portant désignation des organismes de radiodiffusion visés à l'article 13, 2e tiret de la loi du 30 mars 1995 concernant les réseaux de distribution d'émissions de radiodiffusion et l'exercice d'activités de radiodiffusion dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale demeure applicable jusqu'à l'entrée en vigueur de l'arrêté royal délibéré en Conseil des ministres en application de l'article 13, 2e tiret. "
" L'arrêté ministériel du 17 janvier 2001 portant désignation des organismes de radiodiffusion visés à l'article 13, 2e tiret de la loi du 30 mars 1995 concernant les réseaux de distribution d'émissions de radiodiffusion et l'exercice d'activités de radiodiffusion dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale demeure applicable jusqu'à l'entrée en vigueur de l'arrêté royal délibéré en Conseil des ministres en application de l'article 13, 2e tiret. "
HOOFDSTUK IX. - Regulerende instantie.
CHAPITRE IX. - Autorité de régulation.
Art.59. In artikel 14, § 1, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 3° worden de woorden ", van de wet van 30 maart 1995 betreffende de elektronische communicatienetwerken en -diensten en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad" ingevoegd tussen de woorden "21 maart 1991" en "en hun uitvoeringsbesluiten";
2° in 4°, worden de woorden "of in geval van een geschil tussen de in de wet van 30 maart 1995 betreffende de elektronische communicatienetwerken en -diensten en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bedoelde aanbieders van elektronische communicatiediensten of -netwerken of omroeporganisaties," ingevoegd tussen de woorden "postoperatoren," en "het formuleren".
1° in 3° worden de woorden ", van de wet van 30 maart 1995 betreffende de elektronische communicatienetwerken en -diensten en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad" ingevoegd tussen de woorden "21 maart 1991" en "en hun uitvoeringsbesluiten";
2° in 4°, worden de woorden "of in geval van een geschil tussen de in de wet van 30 maart 1995 betreffende de elektronische communicatienetwerken en -diensten en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bedoelde aanbieders van elektronische communicatiediensten of -netwerken of omroeporganisaties," ingevoegd tussen de woorden "postoperatoren," en "het formuleren".
Art.59. A l'article 14, § 1er de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des secteurs des postes et télécommunications belges, les modifications suivantes sont apportées :
1° au 3°, les mots ", de la loi du 30 mars 1995 concernant les réseaux de distribution d'émissions de radiodiffusion et l'exercice d'activités de radiodiffusion dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale" sont insérés entre les mots "21 mars 1991" et "et de leurs arrêtés d'exécution";
2° au 4°, les mots "ou en cas de litige entre les fournisseurs de services ou de réseaux de communications électroniques ou d'organismes de radiodiffusion visés par la loi du 30 mars 1995 concernant les réseaux de distribution d'émissions de radiodiffusion et l'exercice d'activités de radiodiffusion dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale," sont insérés entre les mots "opérateurs postaux," et "la formulation".
1° au 3°, les mots ", de la loi du 30 mars 1995 concernant les réseaux de distribution d'émissions de radiodiffusion et l'exercice d'activités de radiodiffusion dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale" sont insérés entre les mots "21 mars 1991" et "et de leurs arrêtés d'exécution";
2° au 4°, les mots "ou en cas de litige entre les fournisseurs de services ou de réseaux de communications électroniques ou d'organismes de radiodiffusion visés par la loi du 30 mars 1995 concernant les réseaux de distribution d'émissions de radiodiffusion et l'exercice d'activités de radiodiffusion dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale," sont insérés entre les mots "opérateurs postaux," et "la formulation".
Art.60. In artikel 24 van dezelfde wet worden de woorden "en de wet van 21 maart 1991" vervangen door ", de wet van 21 maart 1991 en de wet van 30 maart 1995 betreffende de elektronische communicatienetwerken en -diensten en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad".
Art.60. A l'article 24 de la même loi, les mots "et à la loi du 21 mars 1991" sont remplacés par ", à la loi du 21 mars 1991 et à la loi du 30 mars 1995 concernant les réseaux de distribution d'emissions de radiodiffusion et l'exercice d'activités de radiodiffusion dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale".
Art. 61. In artikel 30, 4°, van dezelfde wet, worden de woorden toegevoegd "alsook het geheel van rechten geïnd op basis van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en de wet van 30 maart 1995 betreffende de elektronische communicatienetwerken en -diensten en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. "
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 16 maart 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Economie, Energie,
Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid,
M. VERWILGHEN
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Consumentenzaken,
Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 16 maart 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Economie, Energie,
Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid,
M. VERWILGHEN
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Consumentenzaken,
Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX.
Art. 61. A l'article 30, 4°, de la même loi, sont ajoutés les mots "ainsi que l'ensemble des redevances perçues sur la base de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques et la loi du 30 mars 1995 concernant les réseaux de distribution d'émissions de radiodiffusion et l'exercice d'activites de radiodiffusion dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale. "
Promulguons la présente loi, ordonnons qu'elle soi revêtue du sceau de l'Etat et publiée par le Moniteur belge.
Donné à Bruxelles, le 16 mars 2007.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de l'Economie, de l'Energie, du Commerce exterieur et de la Politique scientifique,
M. VERWILGHEN
La Vice-Première Ministre et Ministre du Budget et de la Protection de la Consommation,
Mme F. VAN DEN BOSSCHE
La Ministre de la Justice,
Mme L. ONKELINX
Scellé du sceau de l'Etat :
La Ministre de la Justice,
L. ONKELINX.
Promulguons la présente loi, ordonnons qu'elle soi revêtue du sceau de l'Etat et publiée par le Moniteur belge.
Donné à Bruxelles, le 16 mars 2007.
ALBERT
Par le Roi :
Le Ministre de l'Economie, de l'Energie, du Commerce exterieur et de la Politique scientifique,
M. VERWILGHEN
La Vice-Première Ministre et Ministre du Budget et de la Protection de la Consommation,
Mme F. VAN DEN BOSSCHE
La Ministre de la Justice,
Mme L. ONKELINX
Scellé du sceau de l'Etat :
La Ministre de la Justice,
L. ONKELINX.