Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
18 NOVEMBER 2005. - Scheepvaartreglement voor het kanaal Brussel-Schelde.
Titre
18 NOVEMBRE 2005. - Règlement de la navigation du canal Bruxelles-Escaut.
Informations sur le document
Tekst (71)
Texte (71)
TITEL I. - Algemene bepalingen.
TITRE Ier. - Dispositions générales.
Artikel 1. § 1. Dit reglement is van toepassing op het kanaal Brussel-Schelde, ten zuiden afgebakend door :
  enerzijds de Gewestgrens met Wallonië en
  anderzijds de grens met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en
  ten noorden door :
  enerzijds de grens met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en
  anderzijds :
  1° zijn uitmonding in de Schelde, de afwaartse toevaargeul van de sluis in Wintam inbegrepen;
  2° zijn uitmonding in de Rupel in Wintam, de afwaartse toevaargeul van de sluis in Wintam inbegrepen;
  3° zijn uitmonding in de Rupel in Klein-Willebroek, de afwaartse toevaargeul van de sluis in Klein-Willebroek inbegrepen.
  § 2. Het kanaal Brussel-Schelde, beheerd door het agentschap Waterwegen en Zeekanaal, naamloze vennootschap van publiek recht, omvat :
  1° Het Zeekanaal op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, dat de volgende secties omvat :
  a) de sectie van het kanaal, die zich uitstrekt van de nieuwe zeesluis van Wintam tot het landhoofd van de IJzerenbrug (spoorwegbrug van Willebroek), met inbegrip van de vertakking naar Klein-Willebroek en de vertakking naar de oude sluis van Wintam;
  b) de sectie van het kanaal, die zich uitstrekt van het landhoofd van de IJzerenbrug (spoorwegbrug van Willebroek) tot de meest opwaartse dukdalf opwaarts vanaf de sluis van Zemst;
  c) de sectie van het kanaal, die zich uitstrekt van de meest opwaartse dukdalf, opwaarts vanaf de sluis van Zemst tot de grens van het Vlaamse Gewest, met inbegrip van het insteekdok in Vilvoorde.
  2° Het kanaal naar Charleroi op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, dat de volgende sectie omvat :
  de sectie van het kanaal, die zich uitstrekt 58 m afwaarts vanaf de as van de Ringbrug nr. 30 in Sint-Pieters-Leeuw (grens tussen het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en 573 m opwaarts vanaf de sluis in Lembeek (bovendeuren) op de grens tussen het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest.
Article 1. § 1er. Le présent règlement s'applique au canal Bruxelles-Escaut, délimité au sud par :
  d'une part la frontière régionale avec la Wallonie et,
  d'autre part, la frontière avec la Région Bruxelles-Capitale, et,
  au nord par :
  d'une part, la frontière avec la Région Bruxelles-Capitale, et,
  d'autre part :
  1° son embouchure dans l'Escaut, y compris le chenal d'accès en aval de l'écluse à Wintam;
  2° son embouchure dans le Rupel à Wintam, y compris le chenal d'accès en aval de l'écluse à Wintam.
  3° son embouchure dans le Rupel à Klein-Willebroek, y compris le chenal d'accès en aval de l'écluse à Klein-Willebroek.
  § 2. Le canal Bruxelles-Escaut, géré par l'agence " Waterwegen en Zeekanaal ", société anonyme de droit public, comprend :
  1° Le Canal maritime sur le territoire de la Région flamande, comprenant les sections suivantes :
  a) la section du canal qui s'étend de la nouvelle écluse maritime à Wintam jusqu'à la culée du pont (IJzerenbrug) (pont des chemins de fer à Willebroek), y compris l'embranchement vers Klein-Willebroek et l'embranchement ver l'ancienne écluse de Wintam;
  b) la section du canal qui s'étend de la culée du pont (IJzerenbrug) (pont des chemins de fer à Willebroek) jusqu'au duc d'albe le plus en amont de l'écluse de Zemst;
  c) la section du canal qui s'étend du duc d'albe le plus en amont de l'écluse de Zemst jusqu'à la frontière de la Région flamande, y compris la darse à Vilvorde.
  2° Le Canal maritime sur le territoire de la Région flamande, comprenant la section suivante :
  la section du canal qui s'étend de 58 m en aval de l'axe de la " Ringbrug " n° 30 à Sint-Pieters-Leeuw (frontière entre la Région flamande et la Région Bruxelles-Capitale) à 573 m en amont de l'écluse à Lembeek (portes amont) sur la frontière entre la Région flamande et la Région wallonne.
Art.2. Behoudens andersluidende bepalingen wordt in dit reglement verstaan onder :
  1° " de Vennootschap " : het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Waterwegen en Zeekanaal, naamloze vennootschap van publiek recht;
  2° de uitdrukking " de bevoegde personen " :
  - de havenkapitein en zijn adjuncten;
  - de statutaire en contractuele ambtenaren van de vennootschap;
  3° de leidend ambtenaar : de ambtenaren die volgens het decreet van 4 mei 1994 betreffende het agentschap Waterwegen en Zeekanaal, naamloze vennootschap van publiek recht; belast zijn met de leiding van de vennootschap of hun aangewezen plaatsvervangers.
Art.2. Sauf autres dispositions, il faut entendre au présent règlement par :
  1° " la Société " : l'agence autonomisée externe de droit public "Waterwegen en Zeekanaal", société anonyme de droit public;
  2° l'expression " les personnes compétentes " :
  - le capitaine du port et ses adjoints;
  - les fonctionnaires statutaires et contractuels de la société;
  3° le fonctionnaire dirigeant; les fonctionnaires qui, suivant le décret du 4 mai 1994 relatif à l'agence " Waterwegen en Zeekanaal ", société anonyme de droit public, sont chargés de la direction de la Société ou leur remplaçants désignés.
TITEL II. - Scheepvaartvoorschriften.
TITRE II. - Prescriptions de navigation.
HOOFDSTUK I. - Voorwaarden om te mogen varen.
CHAPITRE Ier. - Conditions requises pour être admis à naviguer.
Art.3. § 1. 1° Een vaartuig mag niet varen als zijn afmetingen en die van zijn lading het schutten en de gemakkelijke doorvaart van de kunstwerken niet in alle veiligheid toelaten, als het dreigt te zinken ten gevolge van een constructiefout, leeftijd, overlading, averij of welke andere oorzaak ook, of als het gevaar oplevert voor de kunstwerken.
  2° Bij het binnenvaren in het kanaal moeten de kapiteins zich op het kantoor van de sluismeester en op het ontvangkantoor melden om er aangifte te doen van de volgende gegevens :
  a) hun voornamen, naam en woonplaats;
  b) de naam of de kenspreuk, de tonnenmaat en de diepgang van hun vaartuig;
  c) de omvang en de aard van hun lading;
  d) de plaats waar ze vandaan komen en waar ze heen varen.
  Ze moeten er tevens alle bewijsstukken voorleggen tot staving van hun verklaringen.
  Dezelfde aangifte moet worden gedaan bij het verlaten van het kanaal.
  De vennootschap kan hierop afwijkingen toestaan met het oog op het bevorderen van de vlotheid van de scheepvaartafwikkeling.
  § 2. De nuttige afmetingen van de kunstwerken, alsook de maximaal toegelaten afmetingen van de schepen voor doorvaart van de kunstwerken worden bepaald door de vennootschap. Elke wijziging van deze karakteristieken zal het voorwerp uitmaken van een bericht aan de schipperij, dat aangeplakt zal worden aan de bruggen, de sluizen, de bureaus van de havenkapiteins en op de ontvangkantoren van de scheepvaartrechten.
  § 3. Behoudens afwijkingen, toegestaan door de havenkapitein of de leidend ambtenaar, moeten de afmetingen van een vaartuig aan de volgende voorwaarden voldoen om in een sluis toegelaten te worden :
  1° voor de sluis in Wintam naar de Schelde moet de lengte van het vaartuig minstens 8 meter en de breedte minstens 1 meter minder bedragen dan de nuttige afmetingen van de sluis, en zijn diepgang mag niet meer dan 8,80 meter bedragen;
  2° voor de sluis in Wintam naar de Rupel moet de lengte van het vaartuig minstens 8 meter en de breedte minstens 1 meter minder bedragen dan de nuttige afmetingen van de sluis en zijn diepgang mag niet meer dan 5,80 meter bedragen;
  3° voor de sluis in Zemst moet de lengte van het vaartuig minstens 1 meter en de breedte minstens 0,80 meter minder bedragen dan de nuttige afmetingen van de sluis en zijn diepgang mag niet meer dan 5,80 meter bedragen;
  4° voor het kanaal naar Charleroi mag de lengte van het vaartuig maximaal 81,30 meter bedragen, de breedte maximaal 10,30 meter en de diepgang maximaal 2,5 meter;
  5° voor de sluis in Klein-Willebroek mag de lengte maximaal 50 meter bedragen, de breedte maximaal 6,60 meter en de diepgang maximaal 2,50 meter.
  § 4. 1° In het vak van de grens met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot aan de afwaartse zijde van de hefbrug in Willebroek is de maximale hoogte van de vaartuigen boven de waterspiegel beperkt tot een hoogte die 2 meter minder bedraagt dan de kleinste waarde van de maximale hefhoogte van de onderzijde van het brugdek van de bruggen, gelegen in dit vak. De hoogte van de lading of van de vaste delen van het vaartuig boven de waterspiegel moet 0,30 meter minder bedragen dan de bruikbare vrije hoogte. In het vak van de afwaartse zijde van de hefbrug in Willebroek tot aan enerzijds de Rupel en anderzijds de Schelde is de hoogte van de vaartuigen boven de waterspiegel niet beperkt. Boven een hoogte van ca. 30 meter kan de vennootschap beperkingen opleggen. In dat geval moet de hoogte van de lading of van de vaste delen van het vaartuig boven de waterspiegel 0,30 meter minder bedragen dan de bruikbare vrije hoogte.
  2° Voor het kanaal naar Charleroi is de vrije hoogte 4,5 meter.
  3° Voor Klein-Willebroek is er geen beperking.
  § 5. De drijvende werktuigen en alle andere speciale vaartuigen worden op het kanaal slechts toegelaten na akkoord van de havenkapitein of de leidend ambtenaar. Geen enkele sleep- of duweenheid en geen enkel vlot mag zonder zijn bijzondere toelating gevormd worden. Deze toelating zal alle na te leven voorwaarden bevatten.
  § 6. Geen enkel deel van een vaartuig mag onder de kiel zover uitsteken dat de grootste toegelaten diepgang overschreden wordt. Die diepgang wordt bepaald door de vennootschap.
  § 7. Bij de vaartuigen die meer dan tien ton wegen mag de lastlijn zich nooit minder dan 30 cm onder welke opening ook bevinden, waardoor water in het vaartuig kan binnendringen, noch waar ook het gangboord overschrijden.
  § 8. 1° In uitzonderlijke gevallen mag de havenkapitein of de leidend ambtenaar de doorvaart toestaan van vaartuigen waarvan de afmetingen die, vastgesteld in het reglement, overtreffen.
  2° De kapiteins moeten er rekening mee houden dat in uitzonderlijke gevallen en tijdens droogteperioden of perioden van hoge waterstand de toegestane diepgang gewijzigd kan worden. Deze wijzigingen maken het voorwerp uit van mededelingen die aan de sluizen, aan de ontvangkantoren en aan de zetel van de vennootschap aangeplakt worden, behalve als dat door overmacht niet tijdig kan worden uitgevoerd.
Art.3. § 1er. 1° Aucun bâtiment n'est admis à naviguer si ses dimensions et celles de son chargement ne permettent pas les manoeuvres d'éclusage et le passage aisé des ouvrages d'art, en toute sécurité, ou s'il menace de couler bas ou de constituer un danger pour la navigation ou les ouvrages d'art, en raison d'un vice de construction, de vétusté, d'excès de chargement, d'avaries ou pour toute autre cause.
  2° A leur entrée dans le canal, les capitaines doivent se présenter aux bureaux du maître d'écluse et de la perception, pour y déclarer :
  a) leur nom, prénoms et domicile;
  b) la dénomination, le tonnage et le tirant d'eau de leur bâtiment;
  c) l'importance et la nature du chargement;
  d) le lieu d'où ils viennent et l'endroit où ils se rendent.
  Ils doivent également y produire tous documents probants à l'appui de leurs déclarations.
  La même déclaration doit être faite en quittant le canal.
  La société peut y accorder des dérogations en vue d'améliorer le déroulement de la navigation.
  § 2. Les dimensions utiles des ouvrages, ainsi que les dimensions maximales autorisées des bâtiments pour le passage des ouvrages d'art, sont arrêtées par la Société. Toute modification à ces caractéristiques fera l'objet d'un communiqué à la batellerie et sera affichée aux ponts et aux écluses, aux bureaux de la capitainerie et aux bureaux de perception des droits de navigation.
  § 3. Pour qu'un bâtiment soit admis dans une écluse, il faut, sauf dérogations admises par le capitaine du port ou par le fonctionnaire dirigeant, que ses dimensions répondent aux conditions suivantes :
  1° pour l'écluse à Wintam vers l'Escaut, la longueur du bâtiment doit être inférieure d'au moins 8 m et sa largeur d'au moins 1 m aux dimensions utiles de l'écluse et son tirant d'eau ne peut dépasser 8,80 m;
  2° pour l'écluse à Wintam vers le Rupel, la longueur du bâtiment doit être inférieure d'au moins 8 m et sa largeur d'au moins 1 m aux dimensions utiles de l'écluse et son tirant d'eau ne peut dépasser 5,80 m;
  3° pour l'écluse à Zemst, la longueur du bâtiment doit être inférieure d'au moins 1 m et sa largeur d'au moins 0,80 m aux dimensions utiles de l'écluse et son tirant d'eau ne peut dépasser 5,80 m;
  4° pour le canal vers Charleroi, la longueur maximale du bâtiment peut être de 81,30 mètres, la largeur maximale de 10,30 mètres et le tirant d'eau maximal de 2,5 mètres.
  5° pour l'écluse à Klein-Willebroek, la longueur maximale est de 50 mètres, la largeur maximale 6,60 mètres et le tirant d'eau maximale de 2,50 mètres.
  § 4. 1° Dans la section comprenant la frontière avec la Région Bruxelles Capitale jusqu'au côté aval du pont-levant à Willebroek, la hauteur maximale des bâtiments au-dessus du plan de flottaison est limitée à une hauteur qui a 2 mètres de moins que la plus petite valeur de la hauteur maximale de levée du dessous du tablier des ponts situés dans cette section. La hauteur du chargement ou des parties fixes au-dessus du plan de flottaison doit rester inférieure de 0,30 m à la hauteur libre disponible. Dans la section du côté aval du pont-levant à Willebroek jusqu'à, d'une part le Rupel, et d'autre part, l'Escaut, la hauteur des bâtiments au-dessus du plan de flottaison n'est pas limitée. La société peut imposer des limitations lorsque la hauteur dépasse les 30 mètres. Dans ce cas, la hauteur du chargement ou des parties fixes au-dessus du plan de flottaison doit rester inférieure de 0,30 m à la hauteur libre disponible.
  2° La hauteur libre pour le canal vers Charleroi est de 4,5 mètres.
  3° Pour Klein-Willebroek, il n'y a pas de limitation.
  § 5. Les engins flottants et tous les autres bâtiments à usage spécial ne sont admis à naviguer qu'après accord du capitaine du port ou du fonctionnaire dirigeant. Aucun convoi remorqué ou poussé ne pourra être formé sans son autorisation spéciale. Cette autorisation mentionnera toutes les conditions à respecter.
  § 6. Aucune partie du bâtiment ne peut faire saillie sous la quille de manière à excéder le maximum du tirant d'eau autorisé. Ce tirant d'eau est fixé par la Société.
  § 7. Pour les bâtiments jaugeant plus de 10 tonnes, le plan de flottaison ne peut jamais se trouver à moins de 30 cm en dessous de toute ouverture permettant une rentrée d'eau à l'intérieur du bâtiment, ni dépasser, en aucun point, le plat-bord.
  § 8. 1° Dans des cas exceptionnels, le capitaine du port ou le fonctionnaire dirigeant peut autoriser le passage de bâtiment dont les dimensions sont supérieures à celles prévues par le présent règlement.
  2° Les capitaines doivent tenir compte de ce que le tirant d'eau autorisé peut être réduit ou augmenté dans des cas exceptionnels et pendant les sécheresses ou les crues. Sauf en cas de force majeure, ces modifications font l'objet de communiqués affichés aux écluses, dans les bureaux de perception et au siège social de la Société, sauf si tel n'est pas possible à cause de cas de force majeure.
Art.4. Zeevaartuigen worden slechts tot de vaart op het kanaal toegelaten indien ze voldoen aan de bepalingen inzake beloodsing, slepen en meren, vastgesteld door de vennootschap. In uitzonderlijke gevallen kan de havenkapitein of de leidend ambtenaar hierop andere afwijkingen toestaan.
Art.4. Les bâtiments de mer ne sont admis à naviguer dans les eaux du canal que lorsqu'ils répondent aux dispositions en matière de pilotage, de remorquage et d'amarrage fixées par la Société. Le capitaine du port ou le fonctionnaire dirigeant peut y accorder des dérogations à titre exceptionnel.
Art.5. § 1. De onderzoeken die nodig zijn om zich te vergewissen van de deugdelijkheid van een vaartuig of van zijn lading, mogen op elk punt van de waterweg uitgevoerd worden door de bevoegde personen.
  § 2. Elk vaartuig dat in slechte staat wordt bevonden, wordt opgehouden en mag zich niet verplaatsen zonder toestemming van de bevoegde personen.
  § 3. De deklading van de schepen moet zich ten minste 20 cm binnen het vlak van de zijgangen van het vaartuig bevinden en moet zo gestuwd worden dat ze tijdens het stilliggen of het varen van de vaartuigen niet in de bedding van de waterweg kan vallen.
Art.5. § 1er. Les vérifications nécessaires pour se rendre compte de l'état de navigabilité d'un bâtiment ou de sa cargaison peuvent être faites en un point quelconque de la voie navigable par les personnes compétentes.
  § 2. Tout bâtiment reconnu en mauvais état est retenu et ne peut se déplacer qu'après autorisation des personnes compétentes.
  § 3. Le chargement en comble des bâtiments doit se trouver à 20 cm au moins en retrait du bordage et être arrimé de façon à ce qu'il ne puisse être projeté dans le lit de la voie navigable, pendant le stationnement des bâtiments ou durant le voyage de ceux-ci.
Art.6. De door de decreten of de besluiten voorgeschreven documenten moeten worden getoond op elke vordering van de bevoegde personen. De kapitein moet zich daartoe aan wal begeven.
Art.6. Les documents prescrits par les décrets ou les arrêtés doivent être produits à chaque demande des personnes compétentes. A cet effet, le capitaine doit se rendre à quai.
Art.7. De bevoegde personen hebben het recht elk vaartuig dat de decretale of reglementaire voorschriften niet nakomt, te doen stoppen en van ambtswege naar een door hen aangewezen plaats te doen varen, waar het zal worden opgehouden tot de schipper de voorschriften heeft opgevolgd.
Art.7. Les personnes compétentes ont le droit de faire arrêter tout bâtiment qui ne respecte pas les prescriptions décrétales ou réglementaires et de les faire naviguer vers un endroit qu'ils désignent où le bâtiment sera retenu jusqu'à ce que le capitaine a respecté les prescriptions.
HOOFDSTUK II. - Gebruik van de Infrastructuur en de kunstwerken door varende voertuigen.
CHAPITRE II. - Utilisation de l'infrastructure et des ouvrages d'art par des bâtiments faisant route.
Afdeling I. - Scheepvaarturen.
Section Ire. - Heures de navigation.
Art.8. § 1. 1° De scheepvaart wordt toegelaten volgens de voorwaarden vastgesteld door de vennootschap.
  2° De belanghebbenden worden op de hoogte gebracht van de normale bedieningsuren van de kunstwerken door berichten en aanplakbrieven aan de sluizen, aan de ontvangkantoren en aan de kantoren van de havenkapitein.
  § 2. Als zich belemmeringen voordoen of om veiligheidsredenen kan de vennootschap de scheepvaarturen beperken. Deze maatregel zal nooit meer dan vijftien dagen van kracht zijn.
Art.8. § 1er. 1° La navigation est autorisée suivant les conditions fixées par la Société.
  2° Les heures normales de manoeuvre des ouvrages d'art et le montant de cette taxe sont portés à la connaissance des intéressés par voie de communiqués et d'affichage aux écluses, aux divers bureaux de perception des droits de navigation et à la capitainerie.
  § 2. En cas d'encombrement ou par mesure de sécurité, la Société peut limiter les heures de navigation. La durée de cette mesure ne dépassera jamais quinze jours.
Afdeling II. - Snelheid, jagen, kruisen, oplopen en voorbijvaren, keren.
Section II. - Vitesse, halage, croisement, trématage, virement.
Art.9. § 1. Alle vaartuigen moeten hun snelheid zo beperken dat golfslag of zuiging die schade aan de oevers, aan de kunstwerken of aan andere vaartuigen kan toebrengen, vermeden wordt.
  § 2. Om alle gevaren of schade te vermijden moet de snelheid van de vaartuigen tijdig worden verminderd bij de doorvaart van de bebouwde kommen, in de bochten en engten, vóór laad- en loskaaien, in de nabijheid van werkzaamheden op de waterweg, van bergingsvaartuigen in bedrijf en van vaartuigen die ontplofbare stoffen vervoeren, alsook alle plaatsen die door de havenkapitein zijn aangeduid. De kapiteins moeten overigens gevolg geven aan de ter plaatse opgestelde seinen en aan de voorschriften die hen door de bevoegde personen worden gegeven.
  § 3. De vennootschap kan om redenen van plaatselijke gesteldheden de maximumsnelheid verminderen.
Art.9. § 1er. Tous les bâtiments doivent réduire leur vitesse de telle façon que les remous et les succions pouvant occasionner des dégâts aux berges, aux ouvrages d'art ou aux autres bâtiments soient évités.
  § 2. Dans les traversées des agglomérations, dans les coudes et passes étroites, devant les quais de chargement et de déchargement, à proximité des travaux en cours d'exécution, près des bâtiments employés à relever des épaves ou chargés de matières explosives et à tout endroit désigné par le capitaine du port, la vitesse doit être réduite à temps, de manière à éviter tout danger ou avarie. Les capitaines se conforment aux signaux placés sur les lieux et aux prescriptions données par les personnes compétentes.
  § 3. La Société peut limiter la vitesse pour des raisons de circonstances locales.
Art.10. De bevoegde personen hebben het recht de varende vaartuigen te doen stoppen en aan boord te gaan om te onderzoeken of de decretale en reglementaire voorschriften werden nageleefd. De kapiteins moeten gevolg geven aan hun vorderingen.
Art.10. Les personnes compétentes ont le droit d'arrêter les bâtiments faisant route et de se rendre à bord afin de vérifier si les prescriptions décrétales et réglementaires ont été respectées. Les capitaines doivent donner suite à leurs demandes.
Afdeling III. - Doorvaart van de kunstwerken.
Section III. - Passage aux ouvrages d'art.
Art.11. § 1. Bij het naderen van beweegbare bruggen moeten de kapiteins de vaart van hun vaartuig minderen en zich gedragen naar de aanduidingen van de seinen. Zij moeten eventueel de doorvaart vragen door het geven van de volgende geluidsseinen :
  - 3 lange stoten voor de doorvaart van draaibruggen en van de hefbruggen waarvan het brugdek slechts tot op 9,10 meter geheven moet worden;
  - 3 lange stoten gevolgd door 2 korte stoten : als het brugdek op meer dan 9,10 meter boven de waterspiegel geheven moet worden.
  Die geluidsseinen mogen in de bebouwde kommen niet herhaald worden.
  § 2. De vaartuigen met beweegbare masten moeten bij de doorvaart van de bruggen hun masten strijken, als daardoor het manoeuvre van de brug kan worden vermeden of tot een minimum kan worden beperkt.
  § 3. Het vaartuig is verplicht op 100 meter van de beweegbare bruggen te stoppen als de brugwachter geen toestemming tot doorvaart heeft gegeven. In dit geval moeten de kapiteins hun vaartuig zo meren dat ze de vaart van andere vaartuigen niet hinderen. Zij moeten zich bovendien gedragen volgens de richtlijnen van de brugwachter en mogen slechts met de toelating van die laatste hun vaart voortzetten.
  § 4. Als de doorvaart toegestaan is, moeten de kapiteins de brug langzaam naderen en die voorzichtig doorvaren. Het is verboden de delen van het kunstwerk die niet bestemd zijn voor het vergemakkelijken van de manoeuvres, met bootshaken, vaarbomen en andere tuigen aan te raken.
Art.11. § 1er. En approchant des ponts mobiles, les capitaines des bâtiments doivent ralentir et se conformer à la signalisation. Ils doivent éventuellement demander le passage par les signaux sonores suivants :
  - 3 sons prolongés pour le passage aux ponts-tournants et aux ponts-levants dont le tablier ne doit être levé qu'à 9,10 m;
  - 3 sons prolongés suivis de 2 sons brefs : si le tablier doit être levé à plus de 9,10 m au-dessus du plan d'eau.
  La répétition de ces signaux est interdite dans les agglomérations.
  § 2. Si en procédant de cette façon, la manoeuvre du pont peut être évitée ou réduite au minimum, les bâtiments à mâture amovible sont tenus d'abaisser leurs mâts.
  § 3. L'arrêt est obligatoire à la distance de 100 m des ponts mobiles, si le pontier n'a pas donné l'autorisation de franchir ces ouvrages. Dans ce cas, les capitaines doivent amarrer leurs bâtiments de façon à ne pas gêner la marche d'autres bâtiments. En outre, ils doivent se conformer aux indications des pontiers et ne reprendre leur marche qu'avec l'autorisation de ceux-ci.
  § 4. Si le passage est permis, les capitaines doivent approcher du pont à vitesse réduite et passer l'ouvrage avec prudence. Il leur est interdit de toucher avec des perches, crocs, gaffes et tout autre engin les parties des ouvrages d'art qui ne sont pas établies en vue de faciliter les manoeuvres.
Art.12. § 1. Bij het naderen van de sluizen moeten de kapiteins de vaart van hun vaartuig vertragen en zich gedragen naar de aanduidingen van de seinen en naar de bevelen van de sluismeester.
  § 2. Als de doorvaart niet vrij is, moeten de kapiteins hun vaartuig zo meren dat ze het voorbijvaren van andere vaartuigen niet hinderen. De kapiteins moeten de doorvaart van de sluis aanvragen door inschrijving op de beurtrol en moeten daarbij hun orde van aankomst aangeven. Zij moeten gevolg geven aan de bevelen van de sluismeester. Elke kapitein die geen gevolg geeft aan de oproep om te schutten, verliest zijn beurt en moet zich opnieuw op de beurtrol laten inschrijven.
  § 3. Als de doorvaart vrij is, laat de kapitein zijn vaartuig langzaam vooruitvaren en moet hij voor het binnenvaren en plaatsnemen in de sluis de bevelen van de sluismeester opvolgen. In de schutkolk moeten de vaartuigen aan beide uiteinden stevig gemeerd worden.
  § 4. Zodra een motorvaartuig zijn plaats in de schutkolk heeft ingenomen, moeten zijn schroeven stilgelegd worden. Het gebruik van fenders en wrijfhouten die kunnen zinken is verboden.
  Het is eveneens verboden met bootshaken, vaarbomen en andere tuigen de onderdelen van de sluis, die niet bestemd zijn voor het vergemakkelijken van de manoeuvres, aan te raken.
  § 5. Een vaartuig mag niet langer in de sluis blijven dan strikt noodzakelijk is voor het schutten.
Art.12. § 1er. En approchant des ponts mobiles, les capitaines des bâtiments doivent ralentir et se conformer à la signalisation et aux directives du maître d'écluse.
  § 2. Lorsque le passage n'est pas libre, les capitaines doivent amarrer leurs bâtiments de façon à ne pas gêner la marche d'autres bâtiments. Les capitaines sont tenus de demander le passage aux écluses par inscription au registre de tour de rôle et d'indiquer leur ordre d'arrivée. Ils doivent se conformer aux ordres donnés par le maître d'écluse. Tout capitaine qui n'obtempère pas à l'appel d'éclusage perd son tour et doit se faire réinscrire au rôle.
  § 3. Si le passage est libre, le capitaine aborde l'ouvrage à allure lente et place son bâtiment dans l'écluse en se conformant aux ordres du maître d'écluse. Dans le sas de l'écluse, les bâtiments doivent être solidement amarrés à leurs deux extrémités.
  § 4. Dès qu'un bâtiment est en place dans le sas de l'écluse, il lui est interdit de laisser tourner ses hélices. Il est interdit d'utiliser des défenses amovibles qui ne sont pas flottantes.
  Il leur est interdit de toucher avec des perches, crocs, gaffes et tout autre engin les parties des ouvrages d'art qui ne sont pas établies en vue de faciliter les manoeuvres.
  § 5. Aucun bâtiment ne peut rester dans les écluses que pendant le temps strictement nécessaire à l'éclusage.
Art.13. Alleen de bevoegde personen hebben het recht de sluizen, overlaten en bruggen te bedienen.
Art.13. Les personnes compétentes ont seules le droit de manoeuvrer les écluses, vannes et ponts.
Art.14. § 1. De doorvaart van sluizen en beweegbare bruggen geschiedt, onder voorbehoud van de onderstaande bepalingen, volgens de orde van de aankomst.
  § 2. Volgende soorten vaartuigen worden onderscheiden :
  1° vaartuigen geladen met ontplofbare en ontvlambare stoffen en mengsels;
  2° vaartuigen die toebehoren aan de krijgsmacht of die de krijgsmacht helpen met haar verrichtingen en haar vervoer;
  3° vaartuigen van de staat, van een gewest of van de vennootschap die de nationale vlag of een gewestvlag voeren;
  4° vaartuigen met averij waarvan het verblijf op het kanaal een gevaar voor de scheepvaart inhoudt;
  5° vaartuigen die een geregelde dienst van openbaar vervoer van personen verzekeren;
  6° zeevaartuigen die een geregelde dienst verzekeren;
  7° andere zeevaartuigen;
  8° vaartuigen die geladen met bergingsmateriaal of herstellingsmateriaal, op weg zijn naar de plaats van een ongeval.
  § 3. De vaartuigen, genoemd in § 2, 1°, worden bij hun aankomst aan de sluis afzonderlijk geschut. De koppeling van die vaartuigen met andere vaartuigen is overal verboden.
  § 4. De bevoegde personen hebben het recht een vaartuig vóór zijn beurt te schutten, als daardoor, gelet op de al met recht op schutting opgenomen of op te nemen vaartuigen, de beschikbare ruimte van de schutkolk optimaal kan worden aangevuld. De pleziermotorvaartuigen van minder dan 15 meter worden het eerst aangewezen om een schutting aan te vullen.
Art.14. § 1er. Sous réserve des dispositions qui suivent, le passage aux écluses et aux ponts mobiles a lieu suivant l'ordre d'arrivée des bateaux.
  § 2. Il est fait distinction entre les bâtiments suivants :
  1° les bâtiments chargés de substances et mélanges explosibles ou susceptibles de déflagrer;
  2° les bâtiments appartenant à l'armée et ceux qui aident celle-ci dans ses opérations ou transports;
  3° bâtiments de l'Etat, d'une Région ou de la Société arborant le pavillon national ou régional;
  4° les bâtiments ayant subi une avarie et dont le séjour présente un danger pour la sécurité de la navigation;
  5° les bâtiments affectés à un service régulier de transport public de personnes;
  6° les bâtiments de mer affectés à un service régulier;
  7° les autres bâtiments de mer;
  8° les bâtiments transportant du matériel de sauvetage ou de réparation, qui se rendent sur les lieux d'un accident;
  § 3. Les bâtiments indiqués au § 2, 1°, sont éclusés isolément. Leur mise à couple avec d'autres bâtiments est interdite.
  § 4. Les personnes compétentes ont le droit d'écluser un bâtiment avant son tour, lorsque, tenant compte des bâtiments déjà admis à l'éclusage et de ceux qui restent en attente, ils peuvent ainsi assurer utilisation optimale du sas d'écluse.
  "Les embarcations de plaisance motorisées longues de moins de 15 mètres sont choisies en premier lieu pour compléter les sassements.
HOOFDSTUK III. - Stilliggen, laden, lossen, verhalen en voorzorgsmaatregelen.
CHAPITRE III. - Stationnement, chargements, déchargements, déhalages et mesures de précaution.
Art.15. § 1. Het stilliggen van vaartuigen, het laden en lossen van goederen, het in- en ontschepen van passagiers is enkel toegestaan op de plaatsen die door de vennootschap zijn aangewezen of erkend.
  § 2. Het stilliggen is eveneens verboden op minder dan 200 m van vaartuigen die met ontplofbare stoffen geladen zijn.
Art.15. § 1er. Le stationnement des bâtiments, le chargement et le déchargement de marchandises, l'embarquement ou le débarquement de passagers ne sont autorisés qu'aux endroits désignés ou agréés par la Société.
  § 2. Le stationnement est également interdit à moins de 200 m des bâtiments chargés de matières explosives.
Art.16. § 1. Stilliggende vaartuigen moeten aan beide uiteinden degelijk gemeerd zijn.
  § 2. Stilliggende vaartuigen mogen enkel gemeerd zijn aan de bolders, meerpalen, dukdalven en aan de ringen die daartoe bestemd zijn.
  § 3. Gemeerde vaartuigen mogen hun schroeven niet in werking stellen.
Art.16. § 1er. Les bâtiments en stationnement doivent être convenablement amarrés à leurs deux extrémités.
  § 2. L'amarrage ne peut se faire qu'aux bollards, bornes, ducs l'Albe ou organeaux prévus à cet usage.
  § 3. Les bâtiments en stationnement ne peuvent faire tourner leurs hélices.
Art.17. § 1. Bij het voorbijvaren van andere vaartuigen moet de bemanning van een stilliggend vaartuig toezicht houden op de meerpalen en loopplanken en alle nuttige maatregelen treffen bij de bewegingen van het vaartuig onder invloed van zuiging of golfslag van het voorbijvarende vaartuig.
  § 2. Als een vaartuig onvoldoende gemeerd is of zo ligt dat het de doorvaart van andere vaartuigen hindert, mogen de bevoegde personen aan de kapitein de nodig geachte maatregelen voorschrijven, zelfs als die maatregelen niet in dit reglement zijn opgenomen.
Art.17. § 1er. Au passage des autres bâtiments, l'équipage des bâtiments en stationnement doit surveiller les amarres et les planches de débarquement et prendre toutes mesures pour pallier le déplacement de leur bâtiment sous l'action de la succion et des remous provoqués par les bâtiments qui passent.
  § 2. Lorsqu'un bâtiment est amarré d'une manière insuffisante ou placé de façon à gêner le passage d'autres bâtiments, les personnes compétentes peuvent prescrire aux capitaines les mesures qu'elles jugent nécessaires, même si celles-ci ne sont pas prévues au présent règlement.
Art.18. Als vaartuigen op verschillende rijen naast elkaar gemeerd liggen, moeten de vaartuigen die naast de oever liggen, doorgang verlenen voor het personenverkeer tussen de oever en de andere vaartuigen. Die doorgang moet de nodige veiligheid bieden.
Art.18. Si les bâtiments sont amarrés sur plusieurs rangs, les plus voisins de la rive doivent servir de passage pour les communications entre le quai et les bâtiments qui en sont plus éloignés. Le passage doit être assuré dans de bonnes conditions de sécurité.
Art.19. Stilliggende vaartuigen moeten dag en nacht bewaakt worden.
Art.19. Les bâtiments en stationnement doivent être gardés de jour comme de nuit.
Art.20. § 1. De havenkapitein mag om dienst-, politie- en veiligheidsredenen en voor de exploitatie van de kaaien en oevers eisen dat vaartuigen verplaatst worden.
  § 2. De kapiteins moeten onmiddellijk de bevelen uitvoeren die hun door de bevoegde personen worden gegeven voor het aanleggen en verhalen van de vaartuigen aan de kaaien, en het ankeren en het meren van de stilliggende vaartuigen. Zij mogen de meertouwen niet in het water werpen of laten slepen.
Art.20. § 1er. Le capitaine du port peut exiger le déhalage des bâtiments pour des raisons de service, de police, de sécurité ou pour l'exploitation des quais et rives.
  § 2. Les capitaines sont tenus d'exécuter immédiatement les ordres qui leur sont donnés par les personnes compétentes pour tout ce qui concerne l'accostage et le déhalage des bâtiments à quai, l'ancrage et l'amarrage des bâtiments en stationnement. Ils ne peuvent laisser traîner les amarres, ni les lancer à l'eau.
Art.21. Bij het laden en lossen van goederen moeten alle nodige voorzorgen worden genomen om te vermijden dat delen van de lading in het kanaal terechtkomen.
  De bevelen die de bevoegde personen hiertoe geven, dienen onmiddellijk te worden opgevolgd.
Art.21. Toutes les mesures nécessaires doivent être prises lors du chargement et du déchargement afin d'éviter que des parties de la cargaison se retrouvent dans le canal.
  Les ordres donnés par les personnes compétentes à cet effet, doivent immédiatement être suivis.
Art.22. § 1. Als brand uitbreekt aan boord, geeft de kapitein onmiddellijk alarm en verwijdert zijn vaartuig van de andere vaartuigen, van de staketsels en van de kunstwerken.
  § 2. De bemanning van de vaartuigen die zich in de nabijheid van het getroffen vaartuig bevinden, moeten hulp en bijstand verlenen, zowel voor het verplaatsen van het vaartuig als voor het bestrijden van de brand.
Art.22. § 1er. Le capitaine donne immédiatement l'alarme si un incendie se déclare à bord et éloigne son bâtiment des autres bâtiments, des estacades et des ouvrages d'art.
  § 2. Les équipages des bâtiments qui se trouvent à proximité du bâtiment sinistré sont tenus de lui prêter aide et assistance, tant pour exécuter la manoeuvre de déplacement que pour combattre l'incendie.
Art.23. § 1. Als het nodig is water (van het kanaal) geheel of gedeeltelijk af te laten, moeten de vaartuigen zo worden geplaatst dat ze de vrije loop van het water niet kunnen hinderen en geen schade kunnen veroorzaken. Ze worden stevig gemeerd door de zorgen en onder verantwoordelijkheid van de kapitein. Desnoods worden ze verhaald op plaatsen die hun door de bevoegde personen worden aangewezen.
  § 2. Deze bepaling is eveneens van toepassing op bootjes en plezierbootjes, die de vennootschap overigens op het droge mag laten trekken.
  § 3. Bij vriesweer zijn de kapiteins verplicht het ijs dat zich rond hun vaartuig vormt te breken en gebroken te houden.
  § 4. Als ijsbrekers of andere bestrijdingsmiddelen worden ingezet om ijsvorming tegen te gaan en bij het kruien van het ijs moeten de kapiteins hun vaartuig beschermen tegen het stoten van de ijsschotsen.
Art.23. § 1er. S'il est nécessaire d'effectuer une baisse partielle ou totale des eaux (du canal), les bâtiments doivent se placer aux endroits où ils ne peuvent entraver le libre cours des eaux ni occasionner aucune dégradation. Ils doivent être solidement amarrés par les soins et sous la responsabilité du capitaine. En cas de besoin, ils se déplaceront aux endroits qui leur sont indiqués par les personnes compétentes.
  § 2. Cette clause s'applique également aux barquettes et embarcations de plaisance que les personnes compétentes sont, du reste, en droit de faire garer sur la terre ferme.
  § 3. En temps de gel, les capitaines ont l'obligation de briser et de maintenir brisée la glace qui se formerait autour de leur bâtiment.
  § 4. Au cas où les glaces nécessitent l'usage de brise-glaces ou d'autres moyens de lutte contre les effets de la gelée et en période de débâcle, les capitaines sont tenus de protéger leurs bâtiments contre le heurt des glaçons.
Art.24. De kapitein moet de nodige voorzorgsmaatregelen nemen om zijn schip voor averij te vrijwaren, om geen schade toe te brengen aan schepen van derden en om algemeen genomen op geen enkele wijze schade voor die derden op te leveren, zelfs als sommige te nemen voorzorgsmaatregelen niet uitdrukkelijk in de wetten en reglementen zijn voorgeschreven.
Art.24. Il appartient au capitaine de prendre toutes les précautions pour que son bâtiment ne subisse aucune avarie, n'occasionne aucun dommage aux bâtiments de tiers ou, en général, pour qu'il ne cause aucun dommage à des tiers, même si certaines de ces précautions ne sont pas expressément prévues aux règlements et lois.
HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen van de kapiteins van wie het vaartuig averij heeft opgelopen of veroorzaakt, of gezonken is.
CHAPITRE IV. - Obligations des capitaines dont le bâtiment a provoqué ou subi des avaries, ou est coulé bas.
Art.25. Onmiddellijk na een ongeval, waarbij averij of beschadiging werd toegebracht aan de waterweg of zijn aanhorigheden, aan de kunstwerken, het exploitatiemateriaal of de vaartuigen van de vennootschap, of waarbij hinder en schade voor de gebruikers van de waterweg kan ontstaan, moet de kapitein van het vaartuig dat de schade heeft veroorzaakt de bevoegde persoon op de sluis in Wintam of in Zemst verwittigen.
Art.25. Immédiatement après un accident, une dégradation de la voie navigable ou de ses dépendances, une avarie aux ouvrages d'art, au matériel d'exploitation ou aux bâtiments de la Société, ou à la suite d'un fait pouvant occasionner dommages ou dégâts aux usagers de la voie d'eau, le capitaine du bâtiment qui a occasionné les dégâts doit avertir les personnes compétentes les plus proches à l'écluse à Wintam ou à l'écluse à Zemst.
Art.26. § 1. Als een vaartuig gezonken is of dreigt te zinken, in geval van averij aan een kunstwerk en, in het algemeen, telkens als het nodig is de veiligheid van de kunstwerken en de vaarweg te vrijwaren, mogen de bevoegde personen aan de kapiteins de nodig geachte maatregelen voorschrijven, zelfs als die in dit reglement niet zijn opgenomen.
  § 2. De kapiteins moeten onmiddellijk gevolg geven aan de gegeven bevelen. Als de bevelen niet of gebrekkig uitgevoerd werden of als de kapiteins afwezig zijn, mogen de voorgeschreven maatregelen van ambtswege op hun kosten worden uitgevoerd, afgezien van het verhaal tot terugvordering van die kosten.
Art.26. § 1er. Lorsqu'un bâtiment est coulé ou menace de couler bas ou en cas d'avarie à un ouvrage d'art, et, en général, chaque fois que cela est nécessaire pour assurer la navigation, la sécurité des ouvrages d'art et de la voie navigable, les personnes compétentes peuvent prescrire aux capitaines les mesures de sauvegarde qu'il juge nécessaires, alors même qu'elles ne sont pas prévues par le présent règlement.
  § 2. Les capitaines sont tenus de se conformer immédiatement aux ordres. Si les ordres ne sont pas exécutés ou le sont imparfaitement ou si les capitaines sont absents, les mesures prescrites peuvent être exécutées d'office à leurs frais, sans préjudice du recours pour la répétition de ces frais.
Art.27. § 1. Elk gezonken vaartuig moet als wrak worden aangeduid.
  § 2. De kapitein is ertoe gehouden het vaartuig zo spoedig mogelijk vlot te brengen, zo nodig binnen de termijn, vastgesteld door de vennootschap. Bij het verstrijken van die termijn kunnen de nodige matregelen van ambtswege genomen worden overeenkomstig artikel 28, § 2.
Art.27. § 1er. Tout bâtiment coulé bas doit être signalé comme étant une épave.
  § 2. Le capitaine est tenu de remettre le bâtiment à flot aussi rapidement que possible, le cas échéant, dans le délai fixé par la Société. A l'expiration de ce délai, les mesures nécessaires peuvent être prises d'office conformément à l'article 28, § 2.
Art.28. Als de kapitein en de eigenaar van het gezonken vaartuig onbekend zijn, neemt de vennootschap van ambtswege de nodige maatregelen. Hetzelfde geldt voor elk voorwerp dat in het bed van de waterweg achtergelaten is en de scheepvaart zou kunnen hinderen.
Art.28. Si le capitaine et le propriétaire du bâtiment coulé bas sont inconnus, la Société prend d'office les mesures qui s'imposent. Il en est de même pour tout objet abandonné dans le lit du canal qui serait de nature à gêner la navigation.
Art.29. De vennootschap neemt alle nodige maatregelen tot herstel van de averij als de veiligheid dat vereist.
Art.29. La Société prend toutes les mesures nécessaires en vue de la réparation d'avarie si la sécurité le nécessite.
HOOFDSTUK V. - Vaartuigen die een geregelde dienst onderhouden en vaartuigen die reizigers vervoeren.
CHAPITRE V. - Bâtiments assurant un service régulier ou le transport de voyageurs.
Art.30. § 1. De vennootschap bepaalt de voorwaarden waaronder een dienst van zeevaartuigen als geregelde dienst erkend wordt.
  § 2. De vennootschap kan met derden overeenkomsten sluiten met betrekking tot totaal te realiseren tonnages.
  § 3. De vennootschap kan ter stimulering van nieuwe trafieken met derden overeenkomsten sluiten voor een beperkte periode.
Art.30. § 1er. La Société fixe les conditions auxquelles un service de bâtiments de mer peut être agréé comme service régulier.
  § 2. La Société peut conclure des contrats avec des tiers en matière du total des tonnages à réaliser.
  § 3. En vue de la promotion de nouveaux trafics, la Société peut conclure des contrats avec des tiers pour une période limitée.
Art.31. Geen enkele geregelde dienst van openbaar vervoer van personen mag georganiseerd worden zonder voorafgaande machtiging van de vennootschap.
Art.31. Aucun service de transport régulier de voyageurs ne peut être organisé sans autorisation préalable de la Société.
Art.32. § 1. Behalve in de schutkolken en op plaatsen waar trappen bestaan, moeten reizigers in- en ontschepen over beweegbare loopbruggen die aan weerszijden van leuningen voorzien zijn.
  § 2. Het in- en ontschepen van reizigers, is alleen toegelaten als het schip rechtstreeks aan de wal, aan een steiger of aan een daarvoor speciaal uitgerust ponton is aangelegd.
Art.32. § 1er. Sauf dans les sas et aux endroits munis d'escaliers, l'embarquement et le débarquement des voyageurs doivent être assurés au moyen de passerelles mobiles bordées de garde-corps de chaque côté.
  § 2. L'embarquement et le débarquement de voyageurs n'est autorisé que lorsque le bâtiment est directement amarré à quai, à un embarcadère ou à un ponton spécialement équipé à cet effet.
Art.33. De kapitein van elk vaartuig dat een of meer reizigers vervoert, moet dat vaartuig aanmelden bij de bevoegde personen.
Art.33. Le capitaine de tout bâtiment transportant un ou plusieurs voyageurs est tenu de s'annoncer aux personnes compétentes.
HOOFDSTUK VI. - Dienstverlening aan de scheepvaart.
CHAPITRE VI. - Services à la navigation.
Art.34. § 1. Dit artikel is alleen van toepassing op de zeevaart.
  § 2. Het aanwenden van de hulp van loodsen en meerders op het kanaal is verplicht, behoudens anders vastgesteld door de vennootschap.
  § 3. De vennootschap kan beslissen de genoemde diensten in concessie te verlenen aan een derde die voldoet aan nader te bepalen voorwaarden voor het verzekeren van de veiligheid van het scheepvaartverkeer, inzake de algemene kwaliteit en organisatie van de dienstverlening en inzake de minimaal vereiste materiële uitrusting en de omvang en de vakbekwaamheid van het personeel.
  In dit geval is de concessiehouder er volgens nader in de concessievoorwaarden te bepalen voorwaarden toe verplicht de hem toevertrouwde diensten te verlenen op bestendige wijze en tegen dezelfde voorwaarden aan alle gebruikers.
  Met het oog op de vrijwaring van de mededingingspositie van de vennootschap moeten de door de concessiehouder toegepaste tarieven vooraf door de vennootschap worden goedgekeurd.
  § 4. Het is uitdrukkelijk verboden op het kanaal gebruik te maken van of een beroep te doen op loodsdiensten of daarbijhorende nevendiensten, geleverd, georganiseerd of aangeboden door een andere natuurlijke rechtspersoon dan de vennootschap of door personen die de vennootschap voor die diensten heeft aangewezen.
  § 5. Het is uitdrukkelijk verboden aan alle natuurlijke personen en rechtspersonen die niet tot de vennootschap behoren of niet door de vennootschap zijn aangesteld op het kanaal diensten van beloodsing, meren of slepen aan te bieden, beschikbaar te houden of te verlenen.
Art.34. § 1er. Le présent article ne s'applique qu'à la navigation maritime.
  § 2. Il est obligatoire de faire appel à l'aide de pilotes et d'amarreurs sur le canal, sauf autrement arrêté par la Société.
  § 3. La Société peut décider de céder les services mentionnés en concession à un tiers qui répond à des conditions à fixer en vue d'assurer la sécurité du trafic maritime et de la navigation en matière de qualité et d'organisation générale des services et en matière de l'équipement matériel minimal requis et de la compétence professionnelle du personnel.
  Dans ce cas, le concessionnaire est obligé, conformément à des conditions de concession à fixer, d'assurer les services qui lui ont été confiés de matière continue et aux mêmes conditions au profit de tous les utilisateurs.
  En vue de la préservation de la position concurrentielle de la société, les tarifs appliqués par le concessionnaire doivent être préalablement approuvés par la Société.
  § 4. Il est explicitement interdit de faire usage de ou de faire appel à des services de pilotage ou des services annexes sur le canal, qui sont fournis, organisés ou offerts par une autre individualité juridique que la Société ou par des personnes que la Société a désignées à assurer ces services.
  § 5. Il est expressément interdit à toute personne physique et personnes morales qui n'appartiennent pas à la Société ou qui n'ont pas été désignées par la Société d'offrir, de rendre disponibles ou de procurer des services de pilotage, d'amarrage ou de remorquage sur le canal.
Art.35. § 1. De voorwaarden voor het slepen van vaartuigen op het kanaal worden vastgesteld door de vennootschap.
  § 2. Uitgezonderd in geval van hulpverlening mogen motorvaartuigen zonder bijzondere machtiging van de bevoegde personen geen ander vaartuig op sleeptouw nemen. Die machtiging wordt alleen verleend op voorwaarde van betaling van de vastgestelde rechten.
  § 3. Behalve in geval van hulpverlening aan andere motorvaartuigen is het aan andere motorvaartuigen andere dan sleepboten verboden meer dan een vaartuig op sleeptouw te nemen.
Art.35. § 1er. Les conditions de remorquage des bâtiments sur le canal sont arrêtées par la Société.
  § 2. Sauf en cas d'assistance, il est interdit aux bâtiments motorisés de prendre en remorque un autre bâtiment sauf autorisation spéciale des personnes compétentes. Cette autorisation n'est accordée qu'après paiement des droits de remorquage fixés.
  § 3. Sauf en cas d'assistance à d'autres bâtiments motorisés, il est interdit aux bâtiments motorisés autres que les remorqueurs de prendre en remorque plus d'un bâtiment.
HOOFDSTUK VII. - Ballastwater.
CHAPITRE VII. - Eau de ballast.
Art.36. Het is aan de schepen niet toegestaan om ballastwater te vervoeren in hun laadruimte. Schepen die ballastwater opnemen, moeten dat doen in afgesloten ruimten die alleen voor de opname van ballastwater gebruikt worden.
Art.36. Il est interdit aux bâtiments de transporter de l'eau de ballaste dans leur cale. Les bâtiments prenant de l'eau de ballast doivent le faire dans des compartiments séparés qui ne sont utilisés que pour de l'eau de ballast.
Art.37. Schepen met ballastwater in hun laadruimte moeten dat ballastwater afgeven in een erkend opnamecentrum. Ze moeten een attest van de afgifte in het erkende centrum voorleggen bij hun volgende reis of uiterlijk binnen twee weken na hun doorvaart voorleggen aan de havenkapitein of zijn gemachtigde. Om de naleving van die verplichting te waarborgen, kan de vennootschap eisen dat de schipper een waarborg stort voor hij zijn reis mag voortzetten.
Art.37. Les bâtiments portant de l'eau de ballast dans leur cale doivent décharger cette eau dans un centre agréé de déversement. Ils doivent produire un attestation de délivrance dans un centre agréé au moment de leur prochain voyage ou au plus tard dans les deux semaines après leur passage au capitaine du port ou son délégué. Afin de garantir le respect de cette obligation, la société peut exiger que le patron verse une caution avant qu'il ne puisse continuer son voyage.
TITEL III. - Rechten.
TITRE III. - Droits.
Art.38. De bevoegde personen kunnen elk vaartuig dat niet voldoet aan de betaling van de vastgestelde rechten, doen stilhouden tot aan deze betaling voldaan is.
Art.38. Les personnes compétentes peuvent obliger tout bâtiment n'ayant pas procédé au paiement des droits fixé de s'arrêter jusqu'à temps il a été satisfait à l'obligation de paiement.
TITEL IV. - Instandhouding en exploitatie van de waterweg, van de haven en van hun aanhorigheden.
TITRE IV. - Conservation et exploitation de la voie navigable, du port et de leurs dépendances.
HOOFDSTUK I. - Instandhouding.
CHAPITRE Ier. - Conservation.
Art.39. Het is verboden :
  1° rechtstreeks of onrechtstreeks het water af te leiden van de waterweg en van de dokken die ermee in vrije gemeenschap zijn, of er een watervang te plaatsen zonder voorafgaande vergunning van de vennootschap;
  2° de bedding en de aanhorigheden van de waterweg of de kunstwerken te beschadigen;
  3° in de bedding van de waterweg, in de grachten of greppels die ervan afhangen, om het even wat te werpen, te laten vlotten of aflopen dat de bodem zou kunnen verhogen, de scheepvaart belemmeren, de vrije afvoer van het water verhinderen of het water bezoedelen of bederven;
  4° trossen vast te maken aan bomen, borstweringen, telefoonpalen, palen van elektrische leidingen, seinpalen, rails, en in het algemeen aan alles wat daartoe niet bestemd is;
  5° het is verboden te vissen op minder dan 100 meter van de sluizen, op aanlegsteigers en op alle plaatsen waar dat de scheepvaart hindert.
Art.39. Il est interdit :
  1° de détourner directement ou indirectement l'eau du canal ou des bassins en libre communication avec celui-ci ou d'y installer une prise d'eau sans autorisation préalable de la Société;
  2° de dégrader ou d'endommager d'une manière quelconque le lit de la voie navigable et ses dépendances;
  3° de jeter, laisser flotter ou couler dans le lit du canal, dans les fossés et rigoles qui en dépendent, tout objet susceptible de relever le fond, gêner la navigation ou empêcher le libre écoulement des eaux, ou toute matière susceptible d'altérer ou de polluer celles-ci;
  4° d'attacher des cordages aux arbres, aux garde-corps, aux poteaux des lignes téléphoniques ou électriques, aux poteaux de signalisation, aux rails, et, en général, à tout ce qui n'est pas établi pour cet usage;
  5° de pêcher à moins de 100 m des écluses, sur des embarcations, et à tout endroit où la pêche gêne la navigation.
Art.40. § 1. Het is verboden een watervang te blijven gebruiken als het water in het kanaal onder de voor de scheepvaart vastgestelde hoogte gedaald is.
  § 2. De watervanginrichtingen en de meters moeten goed onderhouden worden; de schuiven moeten goed dicht sluiten en moeten in geval van waterschaarste, hoge waterstand of ijsgang overeenkomstig de richtlijnen van de bevoegde personen bediend worden.
  § 3. Geen enkele vergoeding kan van de vennootschap geëist worden ingevolge de maatregelen die door dit artikel voorgeschreven worden.
Art.40. § 1er. Il est interdit de continuer à faire usage d'une prise d'eau lorsque le niveau de l'eau est descendu en dessous de la hauteur réglementaire fixée pour la navigation.
  § 2. Les prises d'eau autorisées et les compteurs doivent être maintenus en bon état d'entretien; les vannes doivent être bien étanches et leur manoeuvre doit être assurée conformément aux directives des personnes compétentes en temps de pénurie d'eau, de crues ou de débâcle.
  § 3. Aucune indemnisation ne peut être exigée de la Société à la suite des mesures prévues dans le présent article.
Art.41. § 1. Behoudens vergunning is de toegang tot en het verkeer op het domein van de vennootschap verboden, daar waar dat is aangegeven door de verbodstekens, opgenomen in het Algemeen Reglement voor de politie van het wegverkeer, of door borden waarop dit verbod is vermeld.
  De vergunning wordt door de vennootschap verleend tegen betaling van een recht dat door de vennootschap wordt vastgesteld. Ze moet op elk verzoek van de bevoegde personen worden getoond.
  § 2. Het is verboden om zonder schriftelijke vergunning van de vennootschap op de oevers rond te lopen of te vertoeven. De vergunning die alleen geldig is gedurende het jaar van afgifte, kan worden verkregen tegen betaling van een door de vennootschap vastgesteld recht.
  Deze vergunning moet op elk verzoek van de bevoegde personen getoond worden.
Art.41. § 1er. Sauf autorisation, il est interdit de pénétrer ou de circuler sur le domaine de la Société, aux endroits où cette interdiction est indiquée par les signaux prévus au Règlement général de la police de la circulation ou encore par des panneaux indiquant cette interdiction.
  L'autorisation est accordée par la Société contre paiement d'un droit à fixer par elle. Cette autorisation doit être exhibée à toute réquisition des personnes compétentes.
  § 2. Il est interdit de séjourner ou de circuler sur les berges sans autorisation écrite de la Société. Cette autorisation qui n'est valable que pendant l'année de sa délivrance, peut être obtenue contre paiement d'un droit fixé par la Société.
  Cette autorisation doit être exhibée à toute réquisition des personnes compétentes.
Art.42. Het is verboden, behoudens toelating van de vennootschap :
  1° vuur te maken op het domein van de vennootschap;
  2° in de dokken en in het kanaal te duiken, met of zonder duikuitrusting;
  3° in het kanaal en in de dokken te baden;
  4° over het ijs te lopen als het kanaal is dichtgevroren.
Art.42. Il est interdit, sauf autorisation de la Société :
  1° de faire du feu sur le domaine de la société;
  2° d'effectuer des plongées dans les bassins ou dans le canal avec ou sans équipement de plongée;
  3° de se baigner dans le canal et dans les bassins;
  4° de circuler sur la glace du canal en cas de gel.
Art.43. § 1. Het is verboden over de beweegbare bruggen te gaan of erop te blijven staan tenzij de signalisatie aangeeft dat dit veilig kan gebeuren.
  § 2. Zonder toelating van de bevoegde personen is het verboden zich te begeven op de kunstwerken die niet bestemd zijn voor de doorgang van het publiek.
Art.43. § 1er. Il est interdit de franchir ou de rester sur les ponts mobiles sauf si la signalisation indique que cela peut se faire en toute sécurité.
  § 2. Il est interdit de se rendre sur les ouvrages d'art qui ne sont pas destinés au passage public, sauf autorisation des personnes compétentes.
Art.44. Zonder vergunning van de vennootschap is het verboden enig werk uit te voeren, beplantingen aan te brengen, iets te graven of iets te storten in het bed van de waterweg, op zijn oevers en andere aanhorigheden.
Art.44. Il est interdit d'exécuter n'importe quel ouvrage, de faire des plantations, de creuser ou de déverser dans le lit du canal, sur les berges ou ses accessoires, sauf autorisation délivrée par la Société.
Art.45. § 1. Voor het bezetten van dijken, kaaien en gronden, die behoren tot het domein van de vennootschap, anders dan voor het laden en lossen van goederen of in- en ontschepen van passagiers, is een voorafgaande vergunning van de vennootschap vereist.
  § 2. Het gebruik van toestellen voor goederenbehandeling, die niet aan de vennootschap toebehoren, op kaaien, dijken en aanhorigheden, is alleen toegestaan na voorafgaande vergunning van de vennootschap.
Art.45. § 1er. Toute occupation des berges, quais et terrains appartenant au domaine de la Société autre que celle affectée au chargement et déchargement de marchandises ou à l'embarquement ou le débarquement de personnes, doit faire l'objet d'une autorisation préalable de la Société.
  § 2. L'utilisation sur les quais, les berges et en général sur le domaine de la Société d'engins de manutention qui n'appartiennent pas à la Société, n'est autorisée qu'après obtention préalable d'une autorisation.
HOOFDSTUK II. - Exploitatie.
CHAPITRE II. - Exploitation.
Art.46. § 1. De bevoegde personen duiden het gedeelte van de kaaien aan waar het laden en lossen moet gebeuren en waar de goederen gestapeld mogen worden.
  § 2. Het stapelen van goederen is verboden op de spoorbanen, op de rolbanen van de kranen en op minder dan 1,50 meter van de buitenzijde van de rails.
  § 3. Poedervormige stoffen mogen alleen gelost worden op plaatsen, aangeduid door de vennootschap.
  § 4. Vaartuigen, geladen met brandbare vloeistoffen moeten binnen 24 uur na aankomst gelost worden, behoudens toelating.
  § 5. Benzine, terpentijn, etherische of vluchtige oliën en koolwaterstoffen in het algemeen, die per vaartuig en in kleine hoeveelheid aankomen, mogen niet op de kaaien gestapeld worden. Ze moeten buiten het domein van de vennootschap weggebracht worden naarmate ze worden gelost.
  § 6. De goederen die op de kaaien gestapeld zijn, mogen niet over de dekstenen uitsteken. De bevoegde personen mogen eventueel de maximale stapelhoogte voorschrijven.
  § 7. De voertuigen die goederen moeten laden of lossen, mogen het verkeer niet onderbreken of hinderen. In geen geval mogen ze stationeren op een spoorbaan en op minder dan 1,50 meter van de buitenzijde van de rails.
  § 8. De goederenbehandelaars moeten de ladingsresten van de kaaien verwijderen en op de daartoe aangeduide plaatsen storten.
Art.46. § 1er. Les personnes compétentes désignent la partie des quais où le chargement et le déchargement doivent s'effectuer et où les marchandises peuvent être entreposées.
  § 2. Le dépôt des marchandises est interdit sur les voies ferrées, les chemins de roulement des grues et à moins de 1,50 m de l'extérieur des rails.
  § 3. Le déchargement de matières pulvérulentes ne peut s'effectuer qu'aux endroits désignés par la Société.
  § 4. Les bâtiments chargés de combustibles liquides doivent être déchargés dans les 24 heures de leur arrivée, sauf autorisation.
  § 5. Les benzine, térébenthine, huiles essentielles ou volatiles, les hydrocarbures en général, arrivant par bâtiment et en petite quantité, ne peuvent être déposés sur les quais. Leur enlèvement en dehors du domaine doit s'effectuer au fur et à mesure du déchargement.
  § 6. Les marchandises déposées sur les quais ne peuvent empiéter sur les tablettes. Les personnes compétentes peuvent éventuellement prescrire la hauteur maximale d'entreposage.
  § 7. Les véhicules destinés au chargement ou au déchargement des marchandises ne peuvent ni interrompre, ni gêner la circulation. Ils ne peuvent jamais stationner sur les voies ferrées et à moins de 1,50 m à l'extérieur des rails.
  § 8. Les arrimeurs doivent enlever les déchets des cargaisons et les déposer aux endroits désignés à cet effet.
Art.47. De vennootschap stelt de voorwaarden en de tarieven vast voor het gebruik van de kranen die behoren tot de openbare dienstverlening van het kanaal.
Art.47. La Société arrête les conditions et les tarifs d'utilisation des grues qui font partie des services publics assurés par le canal.
Art.48. § 1. De kaaien zijn bestemd voor het laden en lossen van vaartuigen of voor douaneverrichtingen.
  § 2. Het stouwermateriaal wordt op de kaaien slechts gedoogd en moet op de eerste vordering van de bevoegde personen weggenomen worden.
Art.48. § 1er. Les quais sont affectés au chargement et au déchargement des bâtiments ou aux opérations de douane.
  § 2. Le placement sur les quais de matériel d'arrimage est simplement toléré. Ce dernier doit être enlevé à la première réquisition des personnes compétentes.
Art.49. § 1. Behoudens bijzondere toelating van de vennootschap is het verboden 's nachts voertuigen op de kaaien en de oevers te stationeren.
  § 2. Elk voertuig dat op het domein van de vennootschap stationeert, zelfs op plaatsen waar het stationeren is toegelaten, is onderworpen aan de betaling van een vergoeding, waarvan het bedrag door de vennootschap wordt vastgesteld.
Art.49. § 1er. Il est interdit aux véhicules de stationner pendant la nuit sur les quais et les berges, sauf autorisation spéciale de la Société.
  § 2. Tout véhicule, stationnant sur le domaine de la Société, même aux endroits où le stationnement est autorisé, est assujetti au paiement d'une indemnité dont le montant est fixé par la Société.
TITEL V. - Strafbepalingen, klachten en beroep.
TITRE V. - Dispositions pénales, plaintes et recours.
Art.50. De bijzondere administratieve haven- en kanaalpolitie wordt uitgeoefend door de bevoegde personen.
  Op de naleving van dit reglement en de door de Vennootschap vastgestelde voorwaarden wordt toegezien door de bevoegde personen en door alle andere door of krachtens wetten, decreten of besluiten daartoe aangeduide ambtenaren.
  Elke overtreding van dit reglement, elke weigering een reglementair bevel na te komen, gegeven door een van de bevoegde personen, bedoeld in dit artikel en elke ontduiking worden gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 mei 1936 tot vaststelling van het Statuut der Havenkapiteins.
Art.50. La police administrative spéciale du port et du canal est exercée par les personnes compétentes.
  Le respect du présent règlement et des conditions fixées par la Société est contrôlé par les personnes compétentes et par tous les autres fonctionnaires désignés à cet effet en vertu de lois, décrets ou arrêtés.
  Toute infraction au présent règlement, tout refus d'obtempérer à un ordre réglementaire donné par une des personnes compétentes mentionnées au présent article et toute fraude, sont conformément à la loi du 5 mai 1936 fixant le Statut des Capitaines de Port.
Art.51. Bij de leidend ambtenaar van de vennootschap kan beroep aangetekend worden tegen de beslissingen van de ambtenaren en agenten belast met het toezicht op en de exploitatie van het kanaal, en bij de raad van bestuur van de vennootschap tegen de beslissingen van de leidend ambtenaar, onder voorbehoud van de verplichting om, in spoedeisende gevallen, onmiddellijk gevolg te geven aan de beslissingen.
Art.51. Recours peut être formé auprès du fonctionnaire dirigeant contre les décisions des fonctionnaires et agents chargés de la surveillance et de l'exploitation du canal et, auprès du Conseil d'Administration de la Société, contre les décisions du fonctionnaire dirigeant, et ce sans préjudice de l'exécution immédiate des décisions s'il y a urgence.
Art.52. De sluismeesters houden een register ter beschikking, waarin de kapiteins hun klachten kunnen vermelden.
Art.52. Les éclusiers tiennent à la disposition des capitaines un registre sur lequel ceux-ci ont le droit d'inscrire leurs réclamations.
TITEL VI. - Bijzondere bepalingen.
TITRE VI. - Dispositions spéciales.
Art. M. (Nota : geen bepalingen gepubliceerd onder Titel VI).
  Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 2005 tot vaststelling van het scheepvaartreglement voor het kanaal Brussel-Schelde.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  Y. LETERME
  De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur,
  K. PEETERS.
Art. M. (Note : pas de dispositions publiées sous le Titre VI).
  Vu pour être joint à l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 novembre 2005 ratifiant le règlement des tarifs du canal Bruxelles-Escaut.
  Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
  Y. LETERME
  Le Ministre flamand des Travaux publics, de l'Energie, de l'Environnement et de la Nature,
  K. PEETERS.