(De Gewesten komen overeen dat startende vanaf 1 april 2008, de referentiehoeveelheden van de nationale reserve voor leveringen en van de nationale reserve voor rechtstreekse verkopen worden beheerd door de gerechtigde autoriteit van elke zone, naar evenredigheid van de relatieve belangrijkheid van de quota, toebedeeld aan de producenten van de betreffende zones op 1 april 2002, zoals vastgesteld in de bijlage van het protocol.)
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
6 DECEMBER 2005. - Samenwerkingsprotocol tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de heffing in de sector van de melk en de zuivelproducten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-01-2006 en tekstbijwerking tot 29-07-2014)
Titre
6 DECEMBRE 2005. - Protocole de coopération entre la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif au prélèvement dans le secteur du lait et des produits laitiers (TRADUCTION). (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 19-01-2006 et mise à jour au 29-07-2014)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (15)
Texte (15)
Artikel 1. De nationale reserve voor leveringen en de nationale reserve voor rechtstreekse verkopen zijn het verschil tussen de respectievelijke nationale referentiehoeveelheden en de respectievelijke sommen van de individuele referentiehoeveelheden, toegekend aan de producenten door de bevoegde overheden. Deze reserves worden jaarlijks herberekend, op nationaal niveau, zowel voor de leveringen als voor de rechtstreekse verkopen. (...).
(De Gewesten komen overeen dat startende vanaf 1 april 2008, de referentiehoeveelheden van de nationale reserve voor leveringen en van de nationale reserve voor rechtstreekse verkopen worden beheerd door de gerechtigde autoriteit van elke zone, naar evenredigheid van de relatieve belangrijkheid van de quota, toebedeeld aan de producenten van de betreffende zones op 1 april 2002, zoals vastgesteld in de bijlage van het protocol.)
(De Gewesten komen overeen dat startende vanaf 1 april 2008, de referentiehoeveelheden van de nationale reserve voor leveringen en van de nationale reserve voor rechtstreekse verkopen worden beheerd door de gerechtigde autoriteit van elke zone, naar evenredigheid van de relatieve belangrijkheid van de quota, toebedeeld aan de producenten van de betreffende zones op 1 april 2002, zoals vastgesteld in de bijlage van het protocol.)
Article 1. La réserve nationale pour livraisons et la réserve nationale pour ventes directes sont la différence entre les quantités de référence nationales respectives et les sommes respectives des quantités de référence individuelles allouées aux producteurs par les autorités compétentes. Ces réserves sont calculées annuellement, au niveau national, tant pour les livraisons que pour les ventes directes. (...).
(Les Régions conviennent qu'à dater du 1er avril 2008, les quantités de référence de la réserve nationale pour livraisons et de la réserve nationale pour ventes directes sont gérées par l'autorité compétente de chaque zone, au prorata de l'importance relative des quotas attribués aux producteurs des zones concernées au 1er avril 2002, tels que précisés à l'annexe du protocole.)
(Les Régions conviennent qu'à dater du 1er avril 2008, les quantités de référence de la réserve nationale pour livraisons et de la réserve nationale pour ventes directes sont gérées par l'autorité compétente de chaque zone, au prorata de l'importance relative des quotas attribués aux producteurs des zones concernées au 1er avril 2002, tels que précisés à l'annexe du protocole.)
Art.2. Het adres van de melkproductie-eenheid, uitgebaat door de producent, voor de productie van melk en van waaruit gedurende de maand maart 2002 de leveringen en/of de rechtstreekse verkopen gebeurden, of bij gebrek daaraan, de laatste leveringen en/of rechtstreekse verkopen van het tijdvak 2001-2002, bepaalt de zone waartoe de referentiehoeveelheid van de producent behoort.
De volgende zones worden onderscheiden :
a) zone A : het grondgebied van het Waalse Gewest, waar het betaalorgaan van het Waalse Gewest de bevoegde overheid is;
b) zone B : het grondgebied van het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar het betaalorgaan van het Vlaamse Gewest de bevoegde overheid is.
(De situatie op 1 april 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 is opgenomen in de bijlage van dit protocol. Deze situatie wordt in voorkomend geval, jaarlijks aangepast door de bevoegde betaalorganen van de Gewesten.)
De volgende zones worden onderscheiden :
a) zone A : het grondgebied van het Waalse Gewest, waar het betaalorgaan van het Waalse Gewest de bevoegde overheid is;
b) zone B : het grondgebied van het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar het betaalorgaan van het Vlaamse Gewest de bevoegde overheid is.
(De situatie op 1 april 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 is opgenomen in de bijlage van dit protocol. Deze situatie wordt in voorkomend geval, jaarlijks aangepast door de bevoegde betaalorganen van de Gewesten.)
Art.2. L'adresse de l'unité de production laitière exploitée par le producteur pour la production de lait et à partir de laquelle les livraisons et/ou les ventes directes étaient effectuées durant le mois de mars 2002 ou, à défaut, les dernières livraisons et/ou ventes directes de la période 2001-2002, a déterminé la zone de gestion de toutes les quantités de référence des producteurs.
Les deux zones suivantes sont différenciées :
a) zone A : le territoire de la Région wallonne, où l'autorité compétente est l'organisme payeur de la Région wallonne;
b) zone B : le territoire de la Région flamande et de la Région de Bruxelles-Capitale, où l'autorité compétente est l'organisme payeur de la Vlaamse Gemeenschap.
(La situation au 1er avril 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 et 2007 est reprise en annexe du présent protocole. Cette situation est adaptée chaque année, le cas échéant, par les organismes payeurs compétents des Régions.)
Les deux zones suivantes sont différenciées :
a) zone A : le territoire de la Région wallonne, où l'autorité compétente est l'organisme payeur de la Région wallonne;
b) zone B : le territoire de la Région flamande et de la Région de Bruxelles-Capitale, où l'autorité compétente est l'organisme payeur de la Vlaamse Gemeenschap.
(La situation au 1er avril 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 et 2007 est reprise en annexe du présent protocole. Cette situation est adaptée chaque année, le cas échéant, par les organismes payeurs compétents des Régions.)
Art.3. De betaalorganen delen jaarlijks aan elkaar de gegevens mee met betrekking tot de producenten van wie de zone van productie veranderd is. De referentiehoeveelheid van de betrokken producenten zal beheerd worden door het Gewest, naar hetwelk de producent zijn productie verhuisd heeft. Voor deze producenten, zullen de overdrachten zoals bedoeld in artikel 4 en de vrijmakingen of tijdelijke overdrachten zoals beoogd in artikel 7 worden onderworpen aan de voorschriften in werking in de zone naar dewelke de productie is verplaatst.
Art.3. Les organismes payeurs se communiquent annuellement les données relatives aux producteurs qui ont changé de zone de production. La quantité de référence des producteurs concernés est gérée par la Région vers laquelle le producteur a transféré sa production. Pour ces producteurs, les transferts visés à l'article 4 et les libérations ou cessions temporaires visées à l'article 7 relèvent des dispositions en vigueur dans la zone où la production a été déplacée.
Art.4. De vaststelling en toepassing van de modaliteiten voor de overdrachten van referentiehoeveelheden, in toepassing van de bepalingen van artikel 17 en 18 van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot instelling van een heffing in de sector van de melk en zuivelproducten, evenals de modaliteiten voor het beheer van de referentiehoeveelheden en het beheer van de gegevens van de leveringen en de rechtstreekse verkopen, worden vastgelegd door de bevoegde overheden van elke zone. Deze zijn onderworpen aan de procedure van overleg zoals voorzien in het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2003.
De bevoegde overheden van elke zone plegen, in voorkomend geval, overleg met het oog op het toestaan van een overdracht van referentiehoeveelheden tussen producenten die onderling bloed- of aanverwant zijn in de eerste graad en die tot een verschillende zone behoren. Bij dergelijke overdrachten, zijn de modaliteiten van de zone van de producent-overnemer van toepassing.
De hoeveelheden waarmee individuele referentiehoeveelheden worden verminderd ten gevolge van bepalingen in de wetgeving, worden toegevoegd aan de nationale reserve, tenzij anders gespecificeerd in die wetgeving.
De bevoegde overheden van elke zone plegen, in voorkomend geval, overleg met het oog op het toestaan van een overdracht van referentiehoeveelheden tussen producenten die onderling bloed- of aanverwant zijn in de eerste graad en die tot een verschillende zone behoren. Bij dergelijke overdrachten, zijn de modaliteiten van de zone van de producent-overnemer van toepassing.
De hoeveelheden waarmee individuele referentiehoeveelheden worden verminderd ten gevolge van bepalingen in de wetgeving, worden toegevoegd aan de nationale reserve, tenzij anders gespecificeerd in die wetgeving.
Art.4. La détermination et l'application des modalités de transferts de quantités de référence, en application des dispositions des articles 17 et 18 du règlement (CE) n° 1788/2003 du Conseil du 29 septembre 2003 établissant un prélèvement dans le secteur du lait et des produits laitiers, ainsi que les modalités de la gestion des quantités de référence et de la gestion des données relatives aux livraisons et aux ventes directes, sont fixées par les autorités compétentes de chaque zone. Elles sont soumises à la procédure de consultation prévue par l'accord de coopération du 18 juin 2003.
Les autorités compétentes de chaque zone se concertent, le cas échéant, en vue de permettre le transfert de quantités de référence entre producteurs qui sont, entre eux, parents ou alliés au premier degré et appartiennent à une zone différente. Lors de tels transferts, les dispositions réglementaires de la zone du producteur-cessionnaire sont d'application.
Les quantités de référence qui viennent en déduction des quantités de référence individuelles en application des dispositions réglementaires sont ajoutées à la réserve nationale, sauf spécification réglementaire contraire.
Les autorités compétentes de chaque zone se concertent, le cas échéant, en vue de permettre le transfert de quantités de référence entre producteurs qui sont, entre eux, parents ou alliés au premier degré et appartiennent à une zone différente. Lors de tels transferts, les dispositions réglementaires de la zone du producteur-cessionnaire sont d'application.
Les quantités de référence qui viennent en déduction des quantités de référence individuelles en application des dispositions réglementaires sont ajoutées à la réserve nationale, sauf spécification réglementaire contraire.
Art.5. § 1. (Zonder afbreuk te doen aan de voorschriften van artikel 1) bij een eventuele herverdeling van de nationale reserve moeten de principes van het akkoord van 15 juli 2002 in de Interministeriële Conferentie Landbouw worden gerespecteerd.
De Gewesten plegen hiervoor jaarlijks overleg, rekening houdend met hun respectievelijke bijdragen aan deze reserve, om de criteria en de modaliteiten van een herverdeling te bepalen.
De Gewesten komen overeen dat ieder Gewest elk tijdvak over 500.000 liter van de nationale reserve leveringen kan beschikken voor eventuele tijdelijke overdrachten aan instellingen, erkend door de bevoegde Minister, die een deel van hun activiteiten besteden aan wetenschappelijk onderzoek en/of onderwijs in de sector van de melkproductie en aan de erkende landbouwbeurzen.
§ 2. In de zone A zullen producenten die tijdens de duur van een tijdvak niet minstens 70 % van hun gecumuleerde referentiehoeveelheid leveringen en rechtstreekse verkopen in de handel hebben gebracht, 50 % van hun niet geproduceerde referentiehoeveelheid aan de nationale reserve zien toegevoegd worden.
De termijn binnen dewelke de betrokken producenten minstens 70 % van hun gecumuleerde referentiehoeveelheid leveringen en rechtstreekse verkopen in de handel moeten brengen teneinde de referentiehoeveelheden, zoals bedoeld in § 2, eerste alinea, terug toegekend te krijgen, is vastgelegd op 31 maart van het tijdvak dat volgt op het tijdvak waarin de producenten niet voldoende melk of zuivelproducten in de handel hebben gebracht.
De Gewesten plegen hiervoor jaarlijks overleg, rekening houdend met hun respectievelijke bijdragen aan deze reserve, om de criteria en de modaliteiten van een herverdeling te bepalen.
De Gewesten komen overeen dat ieder Gewest elk tijdvak over 500.000 liter van de nationale reserve leveringen kan beschikken voor eventuele tijdelijke overdrachten aan instellingen, erkend door de bevoegde Minister, die een deel van hun activiteiten besteden aan wetenschappelijk onderzoek en/of onderwijs in de sector van de melkproductie en aan de erkende landbouwbeurzen.
§ 2. In de zone A zullen producenten die tijdens de duur van een tijdvak niet minstens 70 % van hun gecumuleerde referentiehoeveelheid leveringen en rechtstreekse verkopen in de handel hebben gebracht, 50 % van hun niet geproduceerde referentiehoeveelheid aan de nationale reserve zien toegevoegd worden.
De termijn binnen dewelke de betrokken producenten minstens 70 % van hun gecumuleerde referentiehoeveelheid leveringen en rechtstreekse verkopen in de handel moeten brengen teneinde de referentiehoeveelheden, zoals bedoeld in § 2, eerste alinea, terug toegekend te krijgen, is vastgelegd op 31 maart van het tijdvak dat volgt op het tijdvak waarin de producenten niet voldoende melk of zuivelproducten in de handel hebben gebracht.
Art.5. § 1er. (Sans préjudice des dispositions de l'article 1er,) lors d'une redistribution éventuelle des quantités de référence provenant de la réserve nationale, les principes de l'accord de la Conférence interministérielle de l'Agriculture du 15 juillet 2002 doivent être respectés.
A cet effet, les Régions se concertent annuellement, en prenant en compte leur contribution respective à ladite réserve, pour en déterminer les critères et modalités de redistribution.
Les Régions conviennent que chacune d'elle peut disposer, par période, de 500.000 litres de la réserve nationale livraisons, pour des éventuelles cessions temporaires aux établissements reconnus par les Ministres compétents et ayant leur activité dans le domaine de la recherche et/ou de l'enseignement dans le secteur de la production laitière et pour les foires agricoles reconnues par les Ministres compétents.
§ 2. Dans la Zone A, les producteurs qui n'ont pas commercialisé au moins 70 % de leurs quantités de référence cumulée pour livraisons et pour ventes directes au cours d'une période, voient 50 % de leurs quantités de référence non produite être affectés à la réserve nationale.
Le délai dans lequel les producteurs concernés doivent commercialiser au moins 70 % de leurs quantités de référence cumulées pour livraisons et pour ventes directes afin de se voir réallouer leurs quantités de référence visée au § 2 alinéa 1 est fixé au 31 mars de la période qui suit la période au cours de laquelle les producteurs n'ont pas commercialisé assez du lait ou des produits laitiers.
A cet effet, les Régions se concertent annuellement, en prenant en compte leur contribution respective à ladite réserve, pour en déterminer les critères et modalités de redistribution.
Les Régions conviennent que chacune d'elle peut disposer, par période, de 500.000 litres de la réserve nationale livraisons, pour des éventuelles cessions temporaires aux établissements reconnus par les Ministres compétents et ayant leur activité dans le domaine de la recherche et/ou de l'enseignement dans le secteur de la production laitière et pour les foires agricoles reconnues par les Ministres compétents.
§ 2. Dans la Zone A, les producteurs qui n'ont pas commercialisé au moins 70 % de leurs quantités de référence cumulée pour livraisons et pour ventes directes au cours d'une période, voient 50 % de leurs quantités de référence non produite être affectés à la réserve nationale.
Le délai dans lequel les producteurs concernés doivent commercialiser au moins 70 % de leurs quantités de référence cumulées pour livraisons et pour ventes directes afin de se voir réallouer leurs quantités de référence visée au § 2 alinéa 1 est fixé au 31 mars de la période qui suit la période au cours de laquelle les producteurs n'ont pas commercialisé assez du lait ou des produits laitiers.
Art.6. De maatschappelijke zetel van de koper bepaalt de zone, zoals gedefinieerd in het tweede lid van artikel 2, waartoe hij behoort. De Administraties kunnen evenwel, in gezamenlijk akkoord en om beheersredenen, bepalen dat de koper tot een andere zone behoort. Deze wijziging kan evenwel pas in voege gaan bij het begin van een nieuw tijdvak.
(Als er onregelmatigheden worden vastgesteld bij kopers die innen in een zone waartoe zij niet behoren, licht de bevoegde overheid van de zone waarin de onregelmatigheden zijn vastgesteld de bevoegde overheid van de andere zone in. In dat geval zijn de reglementaire bepalingen van de zone waartoe de betrokken kopers behoren van toepassing.)
(Als er onregelmatigheden worden vastgesteld bij kopers die innen in een zone waartoe zij niet behoren, licht de bevoegde overheid van de zone waarin de onregelmatigheden zijn vastgesteld de bevoegde overheid van de andere zone in. In dat geval zijn de reglementaire bepalingen van de zone waartoe de betrokken kopers behoren van toepassing.)
Art.6. Le siège social de l'acheteur détermine la zone d'appartenance et de gestion de cet acheteur, telle que définie à l'article 2, deuxième alinéa. Toutefois, les administrations peuvent, de commun accord, pour des raisons de gestion, déterminer l'appartenance de l'acheteur à une autre zone. Ce changement ne prend effet qu'à partir d'une nouvelle période.
(En cas d'irrégularités constatées auprès d'acheteurs collectant dans la zone à laquelle ils n'appartiennent pas, les autorités compétentes de la zone où les irrégularités sont constatées en informent les autorités compétentes de l'autre zone. Lors de tels constats, les dispositions réglementaires de la zone à laquelle les acheteurs concernés appartiennent sont d'application.)
(En cas d'irrégularités constatées auprès d'acheteurs collectant dans la zone à laquelle ils n'appartiennent pas, les autorités compétentes de la zone où les irrégularités sont constatées en informent les autorités compétentes de l'autre zone. Lors de tels constats, les dispositions réglementaires de la zone à laquelle les acheteurs concernés appartiennent sont d'application.)
Art.7. Een producent kan enkel binnen de zone waartoe zijn referentiehoeveelheden behoren op 31 maart 2002, zijn referentiehoeveelheden vrijmaken of tijdelijk overdragen. Wanneer de referentiehoeveelheden na 31 maart 2002 worden overgedragen van de ene zone naar de andere in toepassing van artikel 4, lid 2, is het de nieuwe zone waarbinnen de referentiehoeveelheden kunnen vrijgemaakt of tijdelijk overgedragen kunnen worden. De criteria voor de vrijmaking en de tijdelijke overdrachten worden vastgelegd door de bevoegde overheden van elke zone. Ze zijn onderworpen aan de overlegprocedure zoals voorzien in het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2003.
Art.7. Un producteur peut, uniquement au sein de la zone dans laquelle sa quantité de référence était située au 31 mars 2002, libérer ou céder temporairement sa quantité de référence. Toutefois, pour les quantités de référence qui ont été transférées d'une zone à l'autre après le 31 mars 2002, en application de l'article 4, § 2, la zone de libération ou de cession temporaire est celle où les quantités concernées ont été transférées. Les critères de libération ou de cession temporaire sont établis par l'autorité compétente de chaque zone. Ils relèvent des procédures de concertation telles prévues dans le Protocole de coopération du 18 juin 2003.
Art.8. De berekening van de heffing, die eventueel verschuldigd is voor de leveringen en/of voor de rechtstreekse verkopen, is een nationale berekening die samen door de betaalorganen van het Waals Gewest en van het Vlaamse Gewest dient te worden uitgevoerd op basis van de som van het geheel van respectievelijk de leveringen en de rechtstreekse verkopen die in beide zones geregistreerd zijn, rekening houdend, ingeval er een heffing verschuldigd zou zijn, met een reserve op de berekening, vastgelegd in gemeenschappelijk akkoord tussen de Gewesten.
Art.8. Le calcul du prélèvement éventuellement dû pour livraisons et/ou pour ventes directes est un calcul national qui doit être fait conjointement par les organismes payeurs de la Région wallonne et de la Région flamande sur base de la somme de l'ensemble respectivement des livraisons et des ventes directes enregistrées dans chacune des deux zones, tout en tenant compte, au cas où un prélèvement serait dû, d'une réserve de calcul fixée de commun accord entre Régions.
Art.9. § 1. De ongebruikte referentiehoeveelheid voor leveringen (of voor rechtstreekse verkopen) van een producent is het verschil tussen de referentiehoeveelheid voor leveringen (of rechtstreekse verkopen) toegekend aan die producent en zijn leveringen (of rechtstreekse verkopen), voor zover dat verschil positief is.
De bijdrage van de producenten aan de betaling van de verschuldigde extra heffing wordt bepaald nadat de ongebruikte referentiehoeveelheden, enerzijds voor leveringen en anderzijds voor rechtstreekse verkopen, zijn verdeeld over alle producenten van beide zones die voor het tijdvak in kwestie hun referentiehoeveelheid respectievelijk voor leveringen of voor rechtstreekse verkopen hebben overschreden. Deze verdelingen worden zo uitgevoerd, dat iedere producent een gelijke hoeveelheid krijgt, respectievelijk voor leveringen of voor rechtstreekse verkopen, onder voorbehoud dat die hoeveelheid niet hoger mag zijn dan zijn respectievelijke overschrijdingen [1 ...]1.
De volgende producenten hebben geen recht op verdelingen wat betreft leveringen :
1° de producenten van wie leveringen op een onjuiste manier werden medegedeeld of die niet werden medegedeeld;
2° de producenten die aan een niet-erkende koper hebben geleverd;
De volgende producenten hebben geen recht op verdelingen wat betreft rechtstreekse verkopen :
1° de producenten van wie rechtstreekse verkopen op een onjuiste manier werden medegedeeld of die niet werden medegedeeld;
2° de producenten waarvan de inlichtingen en de verklaringen van de rechtstreekse verkopen van melk en zuivelproducten niet werden medegedeeld voor 15 mei, volgend op het betreffende tijdvak;
3° de producenten die in het register dat hen ter beschikking gesteld wordt door de Administratie, hun productboekhouding niet hebben bijgehouden.
Als een productie-eenheid of een gedeelte ervan in de loop van een tijdvak achtereenvolgens wordt beheerd en uitgebaat door meerdere producenten, komt alleen die laatste producent voor herverdeling van ongebruikte referentiehoeveelheden in aanmerking.
§ 2. In het geval van een bedrijfsovername in de loop van het tijdvak, wordt de berekening van de extra heffing en de berekening van de in de eerste paragraaf voor verdeling bedoelde beschikbare hoeveelheid vastgesteld na samenvoeging van de respectievelijke verkopen en leveringen van de betrokken producenten. In het voorkomend geval is de extra heffing verschuldigd door de producent of de producenten die de voor dit tijdvak verklaarde behouden of overgenomen referentiehoeveelheid hebben overschreden.
§ 3. De technische diensten van de betaalorganen bezorgen elkaar, in voorkomend geval, alle gegevens en een kopie van de betrokken dossiers, die noodzakelijk zijn voor de opvolging van de inning van de verschuldigde heffing.
§ 4. Voor wat de inning van de heffingen betreft, dienen de principes van artikel 11 van het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij te worden nageleefd.
De bijdrage van de producenten aan de betaling van de verschuldigde extra heffing wordt bepaald nadat de ongebruikte referentiehoeveelheden, enerzijds voor leveringen en anderzijds voor rechtstreekse verkopen, zijn verdeeld over alle producenten van beide zones die voor het tijdvak in kwestie hun referentiehoeveelheid respectievelijk voor leveringen of voor rechtstreekse verkopen hebben overschreden. Deze verdelingen worden zo uitgevoerd, dat iedere producent een gelijke hoeveelheid krijgt, respectievelijk voor leveringen of voor rechtstreekse verkopen, onder voorbehoud dat die hoeveelheid niet hoger mag zijn dan zijn respectievelijke overschrijdingen [1 ...]1.
De volgende producenten hebben geen recht op verdelingen wat betreft leveringen :
1° de producenten van wie leveringen op een onjuiste manier werden medegedeeld of die niet werden medegedeeld;
2° de producenten die aan een niet-erkende koper hebben geleverd;
De volgende producenten hebben geen recht op verdelingen wat betreft rechtstreekse verkopen :
1° de producenten van wie rechtstreekse verkopen op een onjuiste manier werden medegedeeld of die niet werden medegedeeld;
2° de producenten waarvan de inlichtingen en de verklaringen van de rechtstreekse verkopen van melk en zuivelproducten niet werden medegedeeld voor 15 mei, volgend op het betreffende tijdvak;
3° de producenten die in het register dat hen ter beschikking gesteld wordt door de Administratie, hun productboekhouding niet hebben bijgehouden.
Als een productie-eenheid of een gedeelte ervan in de loop van een tijdvak achtereenvolgens wordt beheerd en uitgebaat door meerdere producenten, komt alleen die laatste producent voor herverdeling van ongebruikte referentiehoeveelheden in aanmerking.
§ 2. In het geval van een bedrijfsovername in de loop van het tijdvak, wordt de berekening van de extra heffing en de berekening van de in de eerste paragraaf voor verdeling bedoelde beschikbare hoeveelheid vastgesteld na samenvoeging van de respectievelijke verkopen en leveringen van de betrokken producenten. In het voorkomend geval is de extra heffing verschuldigd door de producent of de producenten die de voor dit tijdvak verklaarde behouden of overgenomen referentiehoeveelheid hebben overschreden.
§ 3. De technische diensten van de betaalorganen bezorgen elkaar, in voorkomend geval, alle gegevens en een kopie van de betrokken dossiers, die noodzakelijk zijn voor de opvolging van de inning van de verschuldigde heffing.
§ 4. Voor wat de inning van de heffingen betreft, dienen de principes van artikel 11 van het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij te worden nageleefd.
Modifications
Art.9. § 1er. La quantité de référence pour livraisons (ou pour ventes directes) non utilisée par un producteur est la différence entre la quantité de référence pour livraisons (ou pour ventes directes) allouée à ce producteur et ses livraisons (ou ses ventes directes), pour autant que cette différence reste positive.
La contribution des producteurs au paiement du prélèvement dû est établie après allocation des quantités de référence non utilisées, d'une part pour livraisons et d'autre part pour ventes directes, à tous les producteurs des deux zones qui pour la période concernée ont dépassé leur quantité de référence respectivement pour livraisons ou pour ventes directes. Ces allocations s'effectuent de manière à ce que chaque producteur reçoive une quantité égale, respectivement pour livraisons ou pour ventes directes, mais plafonnée à ses dépassements respectifs [1 ...]1.
- Les producteurs suivants ne peuvent pas bénéficier de ces allocations pour livraisons :
1° les producteurs dont des livraisons ont été communiquées de façon inexacte ou qui n'ont pas été communiquées;
2° les producteurs qui ont livré à un acheteur non agréé;
- Les producteurs suivants ne peuvent pas bénéficier de ces allocations pour ventes directes :
1° les producteurs dont des ventes directes ont été communiquées de façon inexacte ou n'ont pas été communiquées;
2° les producteurs dont les renseignements et les déclarations relatives aux ventes directes n'ont pas été communiqués au 15 mai suivant la période concernée;
3° les producteurs qui n'ont pas tenu à jour leur comptabilité " matière " sur le registre mis à leur disposition par l'administration.
Au cas où, durant une période, une unité de production ou une partie de celle-ci est gérée et exploitée successivement par plusieurs producteurs, seul le dernier producteur est pris en considération pour une allocation de quantités de référence non utilisées.
§ 2. En cas de reprise d'exploitation en cours de période, le calcul du prélèvement ainsi que celui de la quantité disponible pour l'allocation visée au paragraphe 1er, sont établis après cumul des ventes et livraisons respectives des producteurs concernés. Le prélèvement est, le cas échéant, dû par le ou les producteurs ayant dépassé la quantité de référence déclarée conservée ou reprise pour cette période.
§ 3. Les services techniques des organismes payeurs se communiquent, le cas échéant, les informations et une copie des dossiers concernés, nécessaires au suivi de la perception des prélèvements dus.
§ 4. En ce qui concerne la perception des prélèvements, les principes de l'article 11 de l'accord de coopération du 30 mars 2004 entre la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant l'exercice des compétences régionalisées dans le domaine de l'Agriculture et de la Pêche doivent être respectés.
La contribution des producteurs au paiement du prélèvement dû est établie après allocation des quantités de référence non utilisées, d'une part pour livraisons et d'autre part pour ventes directes, à tous les producteurs des deux zones qui pour la période concernée ont dépassé leur quantité de référence respectivement pour livraisons ou pour ventes directes. Ces allocations s'effectuent de manière à ce que chaque producteur reçoive une quantité égale, respectivement pour livraisons ou pour ventes directes, mais plafonnée à ses dépassements respectifs [1 ...]1.
- Les producteurs suivants ne peuvent pas bénéficier de ces allocations pour livraisons :
1° les producteurs dont des livraisons ont été communiquées de façon inexacte ou qui n'ont pas été communiquées;
2° les producteurs qui ont livré à un acheteur non agréé;
- Les producteurs suivants ne peuvent pas bénéficier de ces allocations pour ventes directes :
1° les producteurs dont des ventes directes ont été communiquées de façon inexacte ou n'ont pas été communiquées;
2° les producteurs dont les renseignements et les déclarations relatives aux ventes directes n'ont pas été communiqués au 15 mai suivant la période concernée;
3° les producteurs qui n'ont pas tenu à jour leur comptabilité " matière " sur le registre mis à leur disposition par l'administration.
Au cas où, durant une période, une unité de production ou une partie de celle-ci est gérée et exploitée successivement par plusieurs producteurs, seul le dernier producteur est pris en considération pour une allocation de quantités de référence non utilisées.
§ 2. En cas de reprise d'exploitation en cours de période, le calcul du prélèvement ainsi que celui de la quantité disponible pour l'allocation visée au paragraphe 1er, sont établis après cumul des ventes et livraisons respectives des producteurs concernés. Le prélèvement est, le cas échéant, dû par le ou les producteurs ayant dépassé la quantité de référence déclarée conservée ou reprise pour cette période.
§ 3. Les services techniques des organismes payeurs se communiquent, le cas échéant, les informations et une copie des dossiers concernés, nécessaires au suivi de la perception des prélèvements dus.
§ 4. En ce qui concerne la perception des prélèvements, les principes de l'article 11 de l'accord de coopération du 30 mars 2004 entre la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant l'exercice des compétences régionalisées dans le domaine de l'Agriculture et de la Pêche doivent être respectés.
Modifications
Art.10. § 1. Voor de tijdvakken voorafgaand aan het tijdvak dat begint op 1 april 2004, komen de betaalorganen samen de periode overeen binnen dewelke de te veel geïnde extra heffing in de loop van de tijdvakken na 31 maart 1999 zal worden terugbetaald pro rata van de liters van de referentiehoeveelheid leveringen op 1/04/2005. Het terugbetaalde bedrag per liter referentiehoeveelheid zal bepaald worden rekening houdend met het totaal van de te veel geïnde extra heffing op die datum.
De producenten die gedurende een van de tijdvakken na 31 maart 2001 hun aldus aangepaste referentiehoeveelheid met meer dan 15.000 liter zullen hebben overschreden, zullen het recht verliezen op eventuele terugbetalingen.
§ 2. Voor de tijdvakken vanaf 2004-2005 komen de betaalorganen, samen de periode overeen binnen dewelke, met toepassing van de bepalingen van artikel 13, punt 1, b van Verordening (EG) nr. 1788/2003 en van artikel 16, punt 2 van Verordening (EG) nr. 595/2004, de te veel geïnde extra heffing per tijdvak zal worden terugbetaald aan de producenten zodanig dat de terugbetaling plaatsvindt binnen de 15 maanden na afloop van het betrokken tijdvak van twaalf maanden.
Deze terugbetaling gebeurt pro rata van de liters van de referentiehoeveelheid leveringen van het betrokken tijdvak en bedrag per liter referentiehoeveelheid zal bepaald worden rekening houdend met het totaal van de te veel geïnde extra heffing van dat tijdvak.
(De producenten van wie de volgens artikel 9 gecorrigeerde leveringen hun referentiehoeveelheid leveringen overschrijden met ten minste 14.565 liter of met ten minste 5 % als de overschrijding kleiner is dan 14 565 liter, verliezen het recht op eventuele terugbetaling.)
(§ 3. Wanneer het forfaitaire bedrag van 1 % van de heffing, vermeld in artikel 3, lid 1, van de Verordening (EG) nr. 1788/2003, niet is opgebruikt, overleggen de Gewesten om de uitvoeringsbepalingen vast te stellen van artikel 16bis van de Verordening (EG) nr. 595/2004.)
De producenten die gedurende een van de tijdvakken na 31 maart 2001 hun aldus aangepaste referentiehoeveelheid met meer dan 15.000 liter zullen hebben overschreden, zullen het recht verliezen op eventuele terugbetalingen.
§ 2. Voor de tijdvakken vanaf 2004-2005 komen de betaalorganen, samen de periode overeen binnen dewelke, met toepassing van de bepalingen van artikel 13, punt 1, b van Verordening (EG) nr. 1788/2003 en van artikel 16, punt 2 van Verordening (EG) nr. 595/2004, de te veel geïnde extra heffing per tijdvak zal worden terugbetaald aan de producenten zodanig dat de terugbetaling plaatsvindt binnen de 15 maanden na afloop van het betrokken tijdvak van twaalf maanden.
Deze terugbetaling gebeurt pro rata van de liters van de referentiehoeveelheid leveringen van het betrokken tijdvak en bedrag per liter referentiehoeveelheid zal bepaald worden rekening houdend met het totaal van de te veel geïnde extra heffing van dat tijdvak.
(De producenten van wie de volgens artikel 9 gecorrigeerde leveringen hun referentiehoeveelheid leveringen overschrijden met ten minste 14.565 liter of met ten minste 5 % als de overschrijding kleiner is dan 14 565 liter, verliezen het recht op eventuele terugbetaling.)
(§ 3. Wanneer het forfaitaire bedrag van 1 % van de heffing, vermeld in artikel 3, lid 1, van de Verordening (EG) nr. 1788/2003, niet is opgebruikt, overleggen de Gewesten om de uitvoeringsbepalingen vast te stellen van artikel 16bis van de Verordening (EG) nr. 595/2004.)
Art.10. § 1er. Pour les périodes antérieures à celle commençant au 1er avril 2004, les organismes payeurs, conviennent de la période au cours de laquelle les prélèvements trop perçus au cours des périodes postérieures au 31 mars 1999 seront remboursés aux producteurs au prorata des litres de quantités de référence pour livraisons au 1er avril 2005. Le montant de ce remboursement par litre de quantité de référence pour livraisons sera déterminé compte tenu du total des prélèvements trop perçus à cette date.
Les producteurs qui au cours d'une des périodes postérieures au 31 mars 2001 auront dépassé de plus de 15 000 litres leur quantité de référence ainsi adaptée, perdront le droit aux éventuels remboursements.
§ 2. Pour la période 2004-2005 et les suivantes, les organismes payeurs, conviennent de la période au cours de laquelle, en application des dispositions de l'article 13, point 1, b du règlement (CE) n° 1788/2003 et de l'article 16, point 2 du règlement (CE) n° 595/2004, le prélèvement trop perçu par période sera remboursé aux producteurs de manière à ce que ce remboursement se fasse au plus tard dans les quinze mois après la fin de la période de douze mois concerné.
Le remboursement aux producteurs se fait au prorata des litres de quantités de référence pour livraisons de la période concernée. Le montant du remboursement par litre de quantité de référence pour livraisons sera déterminé compte tenu du prélèvement trop perçu de la période concernée.
(Les producteurs dont les livraisons corrigées selon l'article 9 auront dépassé leur quantité de référence d'au moins 14 565 litres ou d'au moins 5 % lorsque le dépassement est inférieur à 14 565 litres perdront le droit à l'éventuel remboursement.)
(§ 3. Lorsque le montant forfaitaire de 1 % du prélèvement, tel que prévu à l'article 3 (1) du Règlement (CE) n° 1788/2003, n'a pas été utilisé, les Régions se concertent pour définir les modalités de mise en oeuvre de l'article 16bis du Règlement (CE) 595/2004.)
Les producteurs qui au cours d'une des périodes postérieures au 31 mars 2001 auront dépassé de plus de 15 000 litres leur quantité de référence ainsi adaptée, perdront le droit aux éventuels remboursements.
§ 2. Pour la période 2004-2005 et les suivantes, les organismes payeurs, conviennent de la période au cours de laquelle, en application des dispositions de l'article 13, point 1, b du règlement (CE) n° 1788/2003 et de l'article 16, point 2 du règlement (CE) n° 595/2004, le prélèvement trop perçu par période sera remboursé aux producteurs de manière à ce que ce remboursement se fasse au plus tard dans les quinze mois après la fin de la période de douze mois concerné.
Le remboursement aux producteurs se fait au prorata des litres de quantités de référence pour livraisons de la période concernée. Le montant du remboursement par litre de quantité de référence pour livraisons sera déterminé compte tenu du prélèvement trop perçu de la période concernée.
(Les producteurs dont les livraisons corrigées selon l'article 9 auront dépassé leur quantité de référence d'au moins 14 565 litres ou d'au moins 5 % lorsque le dépassement est inférieur à 14 565 litres perdront le droit à l'éventuel remboursement.)
(§ 3. Lorsque le montant forfaitaire de 1 % du prélèvement, tel que prévu à l'article 3 (1) du Règlement (CE) n° 1788/2003, n'a pas été utilisé, les Régions se concertent pour définir les modalités de mise en oeuvre de l'article 16bis du Règlement (CE) 595/2004.)
Art.11. § 1. De individuele referentiehoeveelheden die per 1 april 2003 worden toegekend aan de instellingen die een deel van hun activiteiten besteden aan wetenschappelijk onderzoek en/of onderwijs in de sector van de melkproductie en aan de erkende landbouwbeurzen, komen van de nationale reserve van de rechtstreekse verkopen.
De aldus toegekende referentiehoeveelheden vloeien terug naar de nationale reserve op de eerste dag van het volgende tijdvak in geval van een aanvraag tot overdracht van het geheel of een gedeelte van een bedrijf of in geval van een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke vrijmaking. Het betrokken Gewest kan over deze hoeveelheden beschikken voor een tijdelijke overdracht zoals bedoeld in artikel 5, derde lid, naast de 500.000 liter.
§ 2. De Gewesten komen overeen om de supplementen van de nationale referentiehoeveelheden voor de tijdvakken 2006-2007, 2007-2008 en 2008-2009 zoals vermeld in bijlage I van de Verordening (EG) nr. 1788/2003 op een lineaire manier te herverdelen aan alle producenten.
(§ 3. De Gewesten komen overeen om de verdeling van de bijkomende referentiehoeveelheden die niet vermeld zijn onder § 2 van dit artikel over te laten aan de bevoegdheid van de Gewesten. De bijkomende referentiehoeveelheden zullen, in voorkomend geval, op 1 april van het betreffende jaar verdeeld worden tussen de Gewesten naar evenredigheid van de relatieve belangrijkheid van de quota toebedeeld aan de producenten van de zones, zoals overeengekomen op 1 april 2002 en zoals verduidelijkt in de bijlage van het protocol. De bevoegde overheden van elke zone plegen, in voorkomend geval, overleg om de verdelingscriteria aan elkaar toe te lichten.)
De aldus toegekende referentiehoeveelheden vloeien terug naar de nationale reserve op de eerste dag van het volgende tijdvak in geval van een aanvraag tot overdracht van het geheel of een gedeelte van een bedrijf of in geval van een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke vrijmaking. Het betrokken Gewest kan over deze hoeveelheden beschikken voor een tijdelijke overdracht zoals bedoeld in artikel 5, derde lid, naast de 500.000 liter.
§ 2. De Gewesten komen overeen om de supplementen van de nationale referentiehoeveelheden voor de tijdvakken 2006-2007, 2007-2008 en 2008-2009 zoals vermeld in bijlage I van de Verordening (EG) nr. 1788/2003 op een lineaire manier te herverdelen aan alle producenten.
(§ 3. De Gewesten komen overeen om de verdeling van de bijkomende referentiehoeveelheden die niet vermeld zijn onder § 2 van dit artikel over te laten aan de bevoegdheid van de Gewesten. De bijkomende referentiehoeveelheden zullen, in voorkomend geval, op 1 april van het betreffende jaar verdeeld worden tussen de Gewesten naar evenredigheid van de relatieve belangrijkheid van de quota toebedeeld aan de producenten van de zones, zoals overeengekomen op 1 april 2002 en zoals verduidelijkt in de bijlage van het protocol. De bevoegde overheden van elke zone plegen, in voorkomend geval, overleg om de verdelingscriteria aan elkaar toe te lichten.)
Art.11. § 1er. Les quantités de référence individuelles qui sont attribuées au 1er avril 2003 aux institutions qui consacrent une partie de leur activité à la recherche scientifique et/ou à l'enseignement dans le secteur de la production laitière et aux foires agricoles reconnues sont prélevées sur la réserve nationale du quota ventes directes.
Les quantités de références ainsi attribuées sont ajoutées à 100 % à la réserve nationale au 1er jour de la période suivante en cas de demande de transfert de tout ou partie d'exploitation ou en cas de demandes de libération totale ou partielle. Ces quantités sont mises à la disposition de la Région d'appartenance des institutions concernées pour les cessions temporaires aux établissements reconnus par le ministre compétent de ladite Région.
§ 2. Les Régions conviennent de redistribuer de manière linéaire, à tous les producteurs, les suppléments de quantités de référence nationales prévus à l'annexe I du règlement (CE) 1788/2003, pour les périodes 2006-2007; 2007-2008 et 2008-2009.
(§ 3. Les Régions conviennent que les critères de redistribution aux producteurs des suppléments de quantités de référence non prévus au § 2 du présent article relèvent de l'autorité des Régions. Les suppléments sont, le cas échéant, ventilés entre Région au 1er avril de l'année concernée au prorata de l'importance relative des quotas attribués aux producteurs des zones concernées au 1er avril 2002, tels que précisés à l'annexe du protocole. Les autorités compétentes de chaque zone se concertent, le cas échéant, pour se préciser les critères de ventilation.)
Les quantités de références ainsi attribuées sont ajoutées à 100 % à la réserve nationale au 1er jour de la période suivante en cas de demande de transfert de tout ou partie d'exploitation ou en cas de demandes de libération totale ou partielle. Ces quantités sont mises à la disposition de la Région d'appartenance des institutions concernées pour les cessions temporaires aux établissements reconnus par le ministre compétent de ladite Région.
§ 2. Les Régions conviennent de redistribuer de manière linéaire, à tous les producteurs, les suppléments de quantités de référence nationales prévus à l'annexe I du règlement (CE) 1788/2003, pour les périodes 2006-2007; 2007-2008 et 2008-2009.
(§ 3. Les Régions conviennent que les critères de redistribution aux producteurs des suppléments de quantités de référence non prévus au § 2 du présent article relèvent de l'autorité des Régions. Les suppléments sont, le cas échéant, ventilés entre Région au 1er avril de l'année concernée au prorata de l'importance relative des quotas attribués aux producteurs des zones concernées au 1er avril 2002, tels que précisés à l'annexe du protocole. Les autorités compétentes de chaque zone se concertent, le cas échéant, pour se préciser les critères de ventilation.)
Art.12. Het samenwerkingsprotocol tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de heffing in de sector van de melk en de zuivelproducten van 16 juli 2004 wordt opgeheven.
Art.12. Le protocole du 16 juillet 2004 de coopération entre la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale relatif au prélèvement dans le secteur du lait et des produits laitiers est abrogé.
Art.13. Dit samenwerkingsakkoord heeft uitwerking met ingang van 1 april 2005.
Art.13. Le présent protocole de coopération produit ses effets le 1er avril 2005.
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. Melkquota in kg : Situatie op 1 april 2002 (Foto 2002), 1 april 2003 en 1 april 2004, 1 april 2005, 1 april 2006 en 1 april 2007 excl. osmose en leasing.
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 29-09-2008, p. 50344).
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 29-09-2008, p. 50344).
Art. N. Quotas laitiers, en kilos : situation au 1er avril 2002 (photo 2002), 1er avril 2003, 1er avril 2004, 1er avril 2005, 1er avril 2006 et au 1er avril 2007 hors leasing ou osmose temporaire
(Tableau non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 29-09-2008, p. 50347).
(Tableau non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 19-01-2006, p. 2893).
(Tableau non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 29-09-2008, p. 50347).
(Tableau non repris pour motifs techniques. Voir M.B. 19-01-2006, p. 2893).