Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
13 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit houdende het statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat. <Tekst vervangen door Erratum. Zie B.St. 31-01-2007, p. 4915> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-12-2006 en tekstbijwerking tot 22-08-2025)
Titre
13 DECEMBRE 2006. - Arrêté royal portant le statut des agents des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat. <Texte remplacé par Erratum, MB 31-01-2007, p. 4915> (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 19-12-2006 et mise à jour au 22-08-2025)
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
EERSTE DEEL. - ADMINISTRATIEF STATUUT. TITEL I. - Algemene bepalingen. TITEL II. - Rechten en plichten. TITEL III. - Wijze van toekenning van de betrek... HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. HOOFDSTUK II. - Selectie, aanwerving en stage. Afdeling 1. - Algemene bepalingen. Afdeling 2. - De vergelijkende wervingsselecties. Afdeling 3. - Stage. Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen. Onderafdeling 2. - De organisatie van de stage. Onderafdeling 3. - Indiensttreding als ambtenaar. HOOFDSTUK III. - Bevordering. Afdeling 1. - Algemene bepalingen. Afdeling 2. - Bevordering door verhoging in gra... Afdeling 3. - Bevordering door overgang naar he... Afdeling 4. - De loopbaan van de beschermingsas... Afdeling 5. - De loopbaan van de inspecteurs. Onderafdeling 1. - Waardemetingen. Onderafdeling 2. - Bevordering door verhoging i... Onderafdeling 3. - Bevordering door verhoging i... Onderafdeling 4. - Overgang naar het hogere niv... Afdeling 6. - De loopbaan van de commissarissen. Onderafdeling 1. - Waardemetingen. Onderafdeling 2. - Bevordering door verhoging i... Onderafdeling 3. - Bevordering door verhoging i... Afdeling 7. - De aanstelling tot een hoger ambt. HOOFDSTUK IV. - De mandaten. Afdeling 1. - Algemene bepalingen. Afdeling 2. - Toewijzing van het mandaat van af... Afdeling 3. TITEL IV. - De vorming. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. HOOFDSTUK II. - Soorten vormingen. HOOFDSTUK III. - Organisatie van de vorming. Afdeling 1. - Erkende voortgezette vorming. Afdeling 2. - Vrijstelling voor vorming. Afdeling 3. - Vormingskosten. HOOFDSTUK IV. - Dienst vorming en ontwikkeling. TITEL V. - Psychologische en sociale begeleiding. TITEL VI. - Evaluatie. HOOFDSTUK I. - Evaluatie van de ambtenaren zond... Afdeling 1. - Toepassingsgebied en definities. Afdeling 2. - Evaluatiecyclus. Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen. Onderafdeling 2. - De rollen van de evaluator e... Afdeling 3. - Het verloop van de evaluatiecyclus. Onderafdeling 1. - Functiebeschrijving en doels... Onderafdeling 2. - Begeleiding en communicatie. Onderafdeling 3. - Evaluatie. Afdeling 4. - Het evaluatiedossier. Afdeling 5. - Evaluatieverslag met de vermeldin... Onderafdeling 1. - Toekenning van de vermelding... Onderafdeling 2. - Gevolgen voor de loopbaan. HOOFDSTUK II. - Evaluatie van de ambtenaren ond... Afdeling 1. - Toepassingsgebied. Afdeling 2. - Evaluatiecyclus. Onderafdeling 1. - Duur van de evaluatiecyclus. Onderafdeling 2. - Voorwerp van de evaluatie. Onderafdeling 3. - De personen die een rol spel... Onderafdeling 4. - Verloop van de evaluatiecyclus. Onderafdeling 5. - Evaluatiedossier. TITEL VII. - De administratieve standen. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. HOOFDSTUK II. - Dienstactiviteit. HOOFDSTUK III. - Non-activiteit. HOOFDSTUK IV. - De disponibiliteit. HOOFDSTUK V. - De verloven en afwezigheden. HOOFDSTUK VI. - De schorsing in het belang van ... TITEL VIII. - De tuchtregeling. HOOFDSTUK I. - Tuchtrechterlijke inbreuken. HOOFDSTUK II. - Tuchtstraffen. HOOFDSTUK III. - Raad van beroep. TITEL IX. - De definitieve ambtsneerlegging. TITEL X. - Legitimatiebewijs. TWEEDE DEEL. - GELDELIJK STATUUT. TITEL I. - De bezoldigingsregeling. HOOFDSTUK I. - De weddenschalen. Afdeling 1. - Beschermingsassistenten. Afdeling 2. - Inspecteurs. Afdeling 3. - Commissarissen. HOOFDSTUK II. - De waarderingstoelagen. HOOFDSTUK III. - De functietoelage. HOOFDSTUK IV. - De wachttoelage. HOOFDSTUK V. - Toelage voor het uitoefenen van ... HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling. TITEL II. - De toelagen, de vergoedingen en pre... HOOFDSTUK I. - De toelagen en premies. Afdeling 1. - Toelagen gemeenschappelijk aan he... Afdeling 2. - Toelagen voor dienstprestaties ui... Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen aan... HOOFDSTUK II. - Vergoedingen. HOOFDSTUK III. [1 - De inlichtingentoelage en d... TITEL III. - Gemeenschappelijke bepaling. DEEL DRIE. - OVERGANGSMAATREGELEN. TITEL I. - De administratieve loopbaan. HOOFDSTUK I. - Invoeging in de graden van de ni... HOOFDSTUK II. - Verloop van de loopbaan van de ... HOOFDSTUK III. - De loopbaan van de inspecteurs... HOOFDSTUK IV. - Loopbaan van de commissarissen ... HOOFDSTUK V. - Loopbaan van de commissaris-gene... HOOFDSTUK VI. - Het mandaat van directeur van d... TITEL II. - Administratieve bepalingen. TITEL III. - Geldelijke loopbaan. DEEL VIER. - OPHEFFINGS- EN SLOTBEPALINGEN. BIJLAGEN.
Table des matières
PREMIERE PARTIE. - STATUT ADMINISTRATIF. TITRE Ier. - Dispositions générales. TITRE II. - Droits et devoirs. TITRE III. - Modes d'attribution des emplois. CHAPITRE Ier. - Dispositions générales. CHAPITRE II. - Sélection, recrutement et stage. Section 1re. - Dispositions générales. Section 2. - Des sélections comparatives. Section 3. - Stage. Sous-section 1re. - Dispositions générales. Sous-section 2. - L'organisation du stage. Sous-section 3. - Entrée en fonction en qualité... CHAPITRE III. - Promotion. Section 1re. - Dispositions générales. Section 2. - De la promotion par avancement de ... Section 3. - De la promotion par accession au n... Section 4. - De la carrière des assistants de p... Section 5. - De la carrière des inspecteurs. Sous-section 1re. - Mesures de valorisation. Sous-section 2. - Promotion par avancement baré... Sous-section 3. - Promotion par avancement de g... Sous-section 4. - Accession au niveau supérieur. Section 6. - De la carrière des commissaires. Sous-section 1re. - Mesures de valorisation. Sous-section 2. - Promotion par avancement baré... Sous-section 3. - Promotion par avancement de g... Section 7. - De la désignation à une fonction s... CHAPITRE IV. - Des mandats. Section 1re. - Dispositions générales. Section 2. - Attribution du mandat de commissai... Section 3. TITRE IV. - La formation. CHAPITRE Ier. - Dispositions générales. CHAPITRE II. - Types de formation. CHAPITRE III. - Organisation de la formation. Section 1re. - Formation continuée agréée. Section 2. - Dispense pour formation. Section 3. - Frais de formation. CHAPITRE IV. - Service de formation et de dével... TITRE V. - Encadrement psychologique et social. TITRE VI. - Evaluation. CHAPITRE Ier. - Evaluation des agents non manda... Section 1re. - Champ d'application et définitions. Section 2. - Le cycle d'évaluation. Sous-section 1re. - Dispositions générales. Sous-section 2. - Les roles de l'évaluateur et ... Section 3. - Le déroulement du cycle d'évaluation. Sous-section 1re. - Description de fonction et ... Sous-section 2. - Accompagnement et communication. Sous-section 3. - Evaluation. Section 4. - Le dossier d'évaluation. Section 5. - Rapport d'évaluation avec mention ... Sous-section 1re. - Attribution de la mention "... Sous-section 2. - Conséquences pour la carrière. CHAPITRE II. - Evaluation des agents sous mandat. Section 1re. - Champ d'application. Section 2. - Cycle d'évaluation. Sous-section 1re. - Durée du cycle d'évaluation. Sous-section 2. - Objet de l'évaluation. Sous-section 3. - Des acteurs de l'évaluation. Sous-section 4. - Déroulement du cycle d'évalua... Sous-section 5. - Dossier d'évaluation. TITRE VII. - Les positions administratives. CHAPITRE Ier. - Dispositions générales. CHAPITRE II. - L'activité de service. CHAPITRE III. - La non-activité de service. CHAPITRE IV. - La disponibilité. CHAPITRE V. - Les congés et absences. CHAPITRE VI. - La suspension dans l'intérêt de ... TITRE VIII. - Régime disciplinaire. CHAPITRE Ier. - Des fautes disciplinaires. CHAPITRE II. - Des peines disciplinaires. CHAPITRE III. - De la chambre de recours. TITRE IX. - La cessation définitive des fonction. TITRE X. - Titre de légitimation. DEUXIEME PARTIE. - STATUT PECUNIAIRE. TITRE Ier. - Le régime pécuniaire. CHAPITRE Ier. - Les échelles de traitement. Section 1re. - Assistants de protection. Section 2. - Inspecteurs. Section 3. - Commissaires. CHAPITRE II. - Les allocations de valorisation. CHAPITRE III. - Les allocations de fonction. CHAPITRE IV. - Allocation d'attente. CHAPITRE V. - Allocation pour exercice d'une fo... CHAPITRE VI. - Disposition finale. TITRE II. - Les allocations, indemnités et primes. CHAPITRE Ier. - Les allocations et primes. Section 1re. - Allocations communes au personne... Section 2. - Allocations pour prestation de ser... Section 3. - Dispositions communes aux sections... CHAPITRE II. - Indemnités. CHAPITRE III. [1 - L'allocation de renseignemen... TITRE III. - Disposition commune. TROISIEME PARTIE. - MESURES TRANSITOIRES. TITRE Ier. - La carrière administrative. CHAPITRE Ier. - Insertion dans les grades de la... CHAPITRE II. - Développement de la carrière des... CHAPITRE III. - Carrière des inspecteurs des se... CHAPITRE IV. - Carrière des commissaires des se... CHAPITRE V. - Carrière du commissaire général d... CHAPITRE VI. - Le mandat de directeur des opéra... TITRE II. - Dispositions administratives. TITRE III. - Carrière pécuniaire. QUATRIEME PARTIE. - DISPOSITIONS ABROGATOIRES E... ANNEXES.
Tekst (398)
Texte (398)
EERSTE DEEL. - ADMINISTRATIEF STATUUT.
PREMIERE PARTIE. - STATUT ADMINISTRATIF.
TITEL I. - Algemene bepalingen.
TITRE Ier. - Dispositions générales.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat; [1 de artikelen 2/1, 12, 13, 17, 138 tot 144, 186, 226 en 252 tot 254 zijn van toepassing op de personeelsleden van de Veiligheid van de Staat]1.
  In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° " ambtenaar " : ieder vast benoemd lid van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat;
  2° " [1 personeelslid van de Veiligheid van de Staat]1 " : ieder vast benoemd of contractueel personeelslid dat zijn functie uitoefent binnen de Veiligheid van de Staat;
  3° " directie-generaal " : de administrateur-generaal en de adjunct administrateur-generaal of, in geval van belet, de administrateur-generaal of de adjunct administrateur-generaal;
  4° [2 ...]2e;
  5° [2 directiecomité ": college opgericht binnen de Veiligheid van de Staat, door het koninklijk besluit betreffende het algemeen bestuur en van de Veiligheid van de Staat van 5 december 2006 bestaande uit de administrateur-generaal, de adjunct -administrateur-generaal en één of meerdere directeurs.]2
  
Article 1. Le présent arrêté est applicable aux agents des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat, à l'exception [1 des articles 2/1, 12, 13, 17, 138 à 144, 186, 226 et 252 à 254 qui sont applicables aux membres du personnel de la Sûreté de l'Etat]1.
  Le présent arrêté entend par :
  1° " agent " : tout membre du personnel des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat nommé à titre définitif;
  2° " membre du personnel de la Sûreté de l'Etat " : tout membre du personnel statutaire ou contractuel exerçant ses fonctions au sein de la Sûreté de l'Etat;
  3° " direction générale " : l'administrateur général et l'administrateur général adjoint ou, en cas d'empêchement, l'administrateur général ou l'administrateur général adjoint;
  4° [2 ...]2
  5°[2 " comité de direction " : collège institué au sein de la Sûreté de l'Etat, par l'arrêté royal relatif à l'administration générale de la Sûreté de l'Etat du 5 décembre 2006, composé de l'administrateur général, de l'administrateur général adjoint et d'un ou plusieurs directeurs]2.
  
Art.2. Aan iedere ambtenaar van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat wordt de hoedanigheid van Rijksambtenaar toegekend. De ambtenaar van de buitendiensten bevindt zich in een rechtspositie die enkel in de gevallen voorzien in dit besluit kan beëindigd worden.
  De reglementaire bepalingen die betrekking hebben op de ambtenaren van de federale overheidsdiensten zijn niet van toepassing op de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat, behoudens uitdrukkelijk anders vermeld in dit besluit.
Art.2. La qualité d'agent de l'Etat est reconnue à tout agent des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat. L'agent des services extérieurs est dans une situation statutaire à laquelle il ne peut être mis fin que dans les cas prévus par le présent arrêté.
  Les dispositions réglementaires relatives aux agents des services publics fédéraux ne s'appliquent pas aux agents des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat, sauf disposition contraire expresse du présent arrêté.
Art. 2/1. [1 Het personeelslid van de Veiligheid van de Staat is houder van een veiligheidsmachtiging van het niveau "zeer geheim" overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.]1
  
Art. 2/1. [1 Le membre du personnel de la Sûreté de l'Etat est titulaire d'une habilitation de sécurité de niveau "très secret" en vertu de la loi du 11 décembre 1998 relative à la classification et aux habilitations, attestations et avis de sécurité.]1
  
Art.3. De hiërarchische structuur van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat bestaat uit drie niveaus : niveau A, dat het hogere niveau is, en de niveaus B en C.
  Het niveau wordt bepaald door de vorming en de bekwaamheden waarvan een bewijs moet worden geleverd om een betrekking te kunnen bekleden.
  Elk niveau wordt onderverdeeld in graden; de graad is de titel die de ambtenaar machtigt tot het bekleden van een van de betrekkingen welke met die graad overeenstemt.
Art.3. La structure hiérarchique des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat comprend trois niveaux, : le niveau A qui est le niveau supérieur, et les niveaux B et C.
  Le niveau est déterminé selon la qualification de la formation et des aptitudes qui doivent être attestées pour occuper un emploi.
  Chaque niveau est réparti en grades; le grade est le titre qui habilite l'agent à occuper un des emplois correspondant à ce grade.
Art.4. Niveau A bevat drie graden die als volgt hiërarchisch gerangschikt zijn :
  1° commissaris-generaal aan dewelke de weddenschaal [2 A5 of]2 A6 verbonden is;
  2° afdelingscommissaris aan dewelke de weddenschaal A5 verbonden is;
  3° commissaris aan dewelke de weddenschalen A1, A2, A3, A4a en A4b verbonden zijn.
  [1 De graad van commissaris-generaal wordt bij mandaat toegekend.]1
  De weddenschalen bedoeld in het eerste lid worden hernomen in de bijlage Ia van dit besluit.
  
Art.4. Le niveau A comprend trois grades qui se succèdent dans l'ordre hiérarchique suivant :
  1° commissaire général auquel est attachée l'échelle de traitement [2 A5 ]2 A6;
  2° commissaire divisionnaire auquel est attachée l'échelle de traitement A5;
  3° commissaire auquel sont attachées les échelles de traitement A1, A2, A3, A4a et A4b.
  [1 Le grade de commissaire général est un grade conféré par mandat.]1
  Les échelles de traitement visées à l'alinéa 1er sont reprises dans l'annexe Ia du présent arrêté.
  
Art.5. Niveau B bevat twee graden die als volgt hiërarchisch gerangschikt zijn :
  1° afdelingsinspecteur aan dewelke de weddenschalen B5 en B6 verbonden zijn;
  2° inspecteur aan dewelke de weddenschalen B1, B2, B3, B4a en B4b verbonden zijn.
  De weddenschalen bedoeld in het eerste lid worden hernomen in de bijlage Ib van dit besluit.
Art.5. Le niveau B comprend deux grades qui se succèdent dans l'ordre hiérarchique suivant :
  1° inspecteur divisionnaire auquel sont attachées les échelles de traitement B5 et B6;
  2° inspecteur auquel sont attachées les échelles de traitement B1, B2, B3, B4a et B4b.
  Les échelles de traitement visées à l'alinéa 1er sont reprises dans l'annexe Ib du présent arrêté.
Art.6. Niveau C bevat de graad van beschermingsassistent aan dewelke de weddenschalen C1 en C2, zoals hernomen in de bijlage Ic van dit besluit, verbonden zijn.
Art.6. Le niveau C comprend le grade d'assistant de protection auquel sont attachées les échelles de traitement C1 et C2 qui sont reprises dans l'annexe Ic du présent arrêté.
Art.7. De Koning benoemt de graden van niveau A.
  De Minister van Justitie benoemt de graden van de niveaus B en C.
Art.7. Le Roi nomme aux grades du niveau A.
  Le Ministre de la Justice nomme aux grades des niveaux B et C.
Art.8. Voor de affectaties, mutaties, bevorderingen, worden de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat afgegrendeld van de Federale Overheidsdienst Justitie.
  De afgrendeling voorzien in het eerste lid is niet van toepassing binnen de Veiligheid van de Staat inzake affectatie.
  De afgrendeling voorzien in het eerste lid wordt opgeheven wanneer aan de ambtenaar een intrekking van de veiligheidsmachtiging of een weigering tot vernieuwing van een veiligheidsmachtiging wordt genotificeerd.
Art.8. Il est établi pour les affectations, les mutations, les promotions, une barrière entre les services extérieurs de la Sûreté de l'Etat et le Service Public Fédéral Justice.
  La barrière prévue à l'alinéa 1er ne s'applique pas au sein de la Sûreté de l'Etat en matière d'affectation.
  La barrière prévue à l'alinéa 1er est levée lorsqu'un agent se voit notifier un retrait d'habilitation de sécurité ou un refus de renouvellement d'habilitation de sécurité.
TITEL II. - Rechten en plichten.
TITRE II. - Droits et devoirs.
Art.9. § 1. De ambtenaar oefent zijn ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van zijn hiërarchische meerderen.
  Daartoe dient hij :
  1° de van kracht zijnde wetten en reglementen alsmede de richtlijnen, waaronder de nadere gedragsregels inzake deontologie van de Veiligheid van de Staat na te leven;
  2° nauwgezet en correct zijn adviezen te formuleren en zijn verslagen op te stellen;
  3° de beslissingen, zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren.
  § 2. Een manifest onwettig bevel mag echter niet worden uitgevoerd. De ambtenaar brengt de opdrachtgever onmiddellijk op de hoogte dat hij die opdracht niet kan uitvoeren.
  Op vraag van de ambtenaar moet de opdrachtgever dergelijk bevel schriftelijk bevestigen.
  § 3. De ambtenaar heeft het recht om met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld, zowel door zijn hiërarchische meerderen en zijn collega's als door zijn ondergeschikten. Hij dient elk verbaal of niet-verbaal gedrag dat deze waardigheid in het gedrang zou kunnen brengen te vermijden.
Art.9. § 1er. L'agent remplit sa fonction avec loyauté, conscience et intégrité sous l'autorité de ses supérieurs hiérarchiques.
  A cet effet, il doit :
  1° respecter les lois et règlements en vigueur ainsi que les directives parmi lesquelles les règles de conduite plus précises concernant la déontologie de la Sûreté de l'Etat;
  2° formuler ses avis et rédiger ses rapports avec rigueur et exactitude;
  3° exécuter les décisions avec diligence et conscience professionnelle.
  § 2. Un ordre manifestement illégal ne peut être exécuté. L'agent informe immédiatement l'auteur de l'ordre qu'il ne peut l'exécuter.
  L'auteur de l'ordre doit, à la demande de l'agent, le confirmer par écrit.
  § 3. L'agent a le droit d'être traité avec dignité et courtoisie tant par ses supérieurs hiérarchiques, ses collègues que ses subordonnés. Il veille à s'abstenir de tout comportement verbal ou non verbal qui pourrait compromettre cette dignité.
Art.10. § 1. De ambtenaar behandelt de gebruikers van zijn dienst welwillend, onpartijdig en zonder enige discriminatie.
  § 2. Buiten de uitoefening van zijn ambt vermijdt de ambtenaar elke handelswijze die het vertrouwen van het publiek in zijn dienst kan aantasten.
  Zelfs buiten zijn ambt doch ter oorzaken ervan, mag de ambtenaar rechtstreeks of bij tussenpersoon, geen giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen.
Art.10. § 1er. L'agent traite les usagers de ses services avec compréhension et sans aucune discrimination.
  § 2. L'agent évite, en dehors de l'exercice de ses fonctions, tout comportement qui pourrait ébranler la confiance du public dans son service.
  L'agent ne peut solliciter, exiger ou recevoir, directement ou par personne interposée, même en dehors de ses fonctions mais à raison de celles-ci, des dons, gratifications ou avantages quelconques.
Art.11. Elke ambtenaar heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen en er een kopie van te nemen.
  [1 Geen enkel stuk kan aan het persoonlijk dossier van de ambtenaar worden toegevoegd zonder dat de ambtenaar daarvan voorafgaandelijk op de hoogte werd gesteld.]1
  
Art.11. Tout agent a le droit de consulter son dossier personnel et d'en prendre copie.
  [1 Aucune pièce ne peut être ajoutée au dossier personnel de l'agent sans qu'il en ait eu connaissance préalablement.]1
  
Art.12. De ambtenaar heeft het recht op vrijheid van meningsuiting onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake het beroepsgeheim en de classificatie.
  De ambtenaar onthoudt zich in alle omstandigheden in het openbaar uiting te geven aan zijn politieke overtuiging en zich in het openbaar in te laten met politieke activiteiten.
  Het is hem bovendien verboden die feiten bekend te maken die betrekking hebben op 's lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en in het bijzonder op het recht op eerbied voor het privé-leven; dit verbod geldt bovendien voor de elementen die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen.
  De bepalingen van het eerste en derde lid gelden eveneens voor de ambtenaren die hun ambt hebben neergelegd.
Art.12. L'agent jouit de la liberté d'expression, sans préjudice des dispositions légales et réglementaires relatives au secret professionnel et à la classification.
  L'agent s'abstient en toutes circonstances de manifester publiquement ses opinions politiques et de se livrer publiquement à des activités politiques.
  Il lui est en outre interdit de révéler des faits qui ont trait à la sécurité nationale, à la protection de l'ordre public, aux intérêts financiers de l'autorité, à la prévention et à la répression des faits délictueux, au secret médical, aux droits et libertés du citoyen et notamment le droit au respect de la vie privée; ceci vaut également pour les éléments qui ont trait à la préparation de toutes les décisions aussi longtemps qu'une décision finale n'a pas encore été prise.
  Les dispositions des alinéas 1er et 3 s'appliquent également aux agents qui ont cessé leurs fonctions.
Art.13. De ambtenaar is discreet over alles wat met de beroepsactiviteit te maken heeft, ook in zijn privé-leven.
Art.13. L'agent observe la discrétion sur tout ce qui a trait à son activité professionnelle, même dans sa vie privée.
Art.14. § 1. De ambtenaar heeft recht op informatie wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor zijn taakvervulling. Elke hiërarchische meerdere verzekert de informatiedoorstroming naar zijn ondergeschikten toe.
  § 2. De ambtenaar stelt zich permanent op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, reglementeringen en onderzoekingen in de materies waarmee hij beroepshalve belast is.
  De ambtenaar heeft recht op vorming die nuttig is voor zijn functioneren in zijn dienst.
Art.14. § 1er. L'agent a droit à l'information pour tous les aspects utiles à l'exercice de ses tâches. Chaque supérieur hiérarchique assure la transmission de l'information à ses subordonnés.
  § 2. L'agent s'informe de façon permanente de l'évolution des techniques, des réglementations et des recherches dans les matières dont il est professionnellement chargé.
  L'agent a droit à la formation utile à son travail dans son service.
Art.15. De vorming is een recht en een plicht. Elke ambtenaar is verantwoordelijk voor zijn eigen vorming en dient bij te dragen tot de ontwikkeling van de vaardigheden en kennis van zijn collega's.
  Het behoort tot de taken van elke hiërarchische meerdere om bij te dragen tot de ontwikkeling van de vaardigheden van zijn medewerkers.
  [1 De ambtenaar neemt op actieve wijze deel aan de kennisdeling binnen de buitendiensten.]1
  
Art.15. La formation est un droit et une obligation. Chaque agent est responsable de sa formation et doit contribuer au développement des compétences et connaissances de ses collègues.
  Il entre dans les attributions de chaque supérieur hiérarchique de contribuer au développement des compétences de ses collaborateurs.
  [1 L'agent participe activement au partage des connaissances au sein des services extérieurs.]1
  
Art.16. De ambtenaar kan binnen de buitendiensten aangewezen worden voor een andere betrekking die overeenstemt met zijn graad, volgens deze modaliteiten :
  1° door een vrijwillige kandidaatstelling voor een aangekondigde vacante betrekking;
  2° bij beslissing van de directie-generaal, genomen in het belang van de dienst en gemotiveerd door organisatorische en operationele redenen;
  3° bij beslissing van de directie-generaal indien de aanvraag tot wijziging van affectatie gerechtvaardigd is door afdoende gemotiveerde sociale redenen of door medische redenen.
  In het geval bedoeld in het eerste lid, 1°, wordt de betrekking toegekend aan de ambtenaar [1 het best]1 die voldoet aan de voorwaarden voorgeschreven in de functiebeschrijving en die zich bevindt in de vereiste voorwaarden inzake evaluatie en administratieve stand. [1 De directie-generaal of zijn gemachtigde vergelijkt daartoe de titels en verdiensten van de kandidaten in het licht van de generieke en technische competenties van de functie.]1
  In het geval bedoeld in eerste lid, 1° worden de kandidaten, die [1 op gelijkwaardige wijze]1 voldoen aan de voorgeschreven voorwaarden in de functiebeschrijving en die zich bevinden in de vereiste evaluatievoorwaarden en de administratieve stand, als volgt gerangschikt :
  1° de kandidaat met de meeste graadanciënniteit;
  2° bij gelijke graadanciënniteit, de kandidaat met de meeste dienstanciënniteit in de schoot van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat;
  3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste kandidaat.
  
Art.16. L'agent peut être affecté à un autre emploi de son grade au sein des services extérieurs, selon les modalités suivantes :
  1° par candidature volontaire à une vacance d'emploi annoncée;
  2° par décision de la direction générale prise dans l'intérêt du service et motivée par des conditions organisationnelles et opérationnelles;
  3° par décision de la direction générale lorsque la demande de changement d'affectation est justifiée par des raisons sociales dûment motivées ou par des raisons médicales.
  Dans le cas visé à l'alinéa 1er, 1°, l'emploi est attribué à l'agent qui satisfait [1 le mieux]1 aux conditions prescrites dans la description de fonction et qui se trouve dans les conditions d'évaluation et de situation administrative requises. [1 La direction générales ou son délégué compare à cette fin les titres et mérites des candidats au regard des compétences génériques et techniques de la fonction.]1
  Dans le cas visé à l'alinéa 1er, 1° les candidats qui satisfont [1 de manière égale]1 aux conditions prescrites dans la description de fonction et qui se trouvent dans les conditions d'évaluation et de situation administrative requises, sont classés dans l'ordre suivant :
  1° le candidat le plus ancien dans le grade;
  2° à égalité d'ancienneté de grade, le candidat dont l'ancienneté de service au sein des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat est la plus grande;
  3° à égalité d'ancienneté de service, le candidat le plus âgé.
  
Art.17. De Minister van Justitie bepaalt, op voorstel van de directie-generaal, de deontologische code van het personeel van de Veiligheid van de Staat.
  [1 Ieder personeelslid van de Veiligheid van de Staat]1 ontvangt een kopie van de deontologische code en tekent voor ontvangst.
  
Art.17. Le Ministre de la Justice, sur la proposition de la direction générale, fixe le code de déontologie des membres du personnel de la Sûreté de l'Etat.
  [1 Chaque membre du personnel de la Sûreté de l'Etat]1 reçoit une copie du code de déontologie et signe pour réception.
  
Art.18. [1 § 1.]1 Is onverenigbaar met de hoedanigheid van ambtenaar, welke ook zijn administratieve stand is :
  1° iedere activiteit, bezigheid of mandaat, zelfs ten kostenloze titel, uitgeoefend door de ambtenaar zelf of via een tussenpersoon, in eender welke instelling, onderneming, vennootschap of vereniging, die kan aanleiding geven tot een belangenconflict met de activiteiten van de Veiligheid van de Staat;
  2° iedere activiteit die in strijd zou kunnen zijn met de waardigheid van de functie of die afbreuk zou kunnen doen aan de uitoefening van de plichten inherent aan de functie;
  3° een openbaar ambt, een openbare opdracht of een openbaar mandaat, evenals elke publieke politieke activiteit, betaald of niet.
  [1 § 2. Voor de toepassing van § 1, 1°, brengt de ambtenaar, wanneer hij van oordeel is dat hij een belangenconflict heeft of vreest te hebben, zijn hiërarchische meerdere hiervan onmiddellijk op de hoogte. Deze bezorgt hem hiervan schriftelijk akte.
   In geval van een erkend belangenconflict neemt de hiërarchische meerdere de gepaste maatregelen om hieraan een einde te stellen.
   De ambtenaar kan op elk ogenblik schriftelijk om het advies van de administrateur-generaal of van diens afgevaardigde vragen over een toestand waarin hij zich in de toekomst zou kunnen bevinden, dit om te weten of deze oorzaak zou kunnen zijn van een belangenconflict. Het advies wordt hem schriftelijk verstrekt binnen de maand.]1

  [2 § 3. De ambtenaar mag slechts een bezoldigde of onbezoldigde activiteit uitoefenen buiten zijn ambt, nadat hij een machtiging tot cumulatie bekomen heeft. De machtiging tot cumulatie wordt verleend voor een periode van hoogstens vier jaar. De verlenging van de machtiging is onderworpen aan een nieuwe machtiging. De machtiging tot cumulatie mag geen terugwerkende kracht hebben.
   Een machtiging tot cumulatie kan enkel verleend worden als de activiteit wordt uitgeoefend buiten de uren tijdens dewelke de ambtenaar zijn dienst vervult; zij dient in elk geval volledig bijkomstig te blijven in verhouding tot het uitgeoefend ambt. Een activiteit kan slechts worden uitgeoefend mits inachtname van de wetten en reglementen die de uitoefening van die activiteit regelen. In voorkomend geval wordt het bewijs daarvan geleverd.
   De vraag tot cumulatie wordt door de ambtenaar ingediend bij zijn hiërarchische meerdere : zij dient verplicht de zo nauwkeurig mogelijke aanwijzing van de beoogde activiteit, de duur van deze activiteit en de gemotiveerde bevestiging te omvatten dat deze activiteit zelfs in de toekomst geen aanleiding kan geven tot een toestand van belangenconflict.
   Nadat de hiërarchische meerdere, wanneer hij het nodig acht, aan de ambtenaar bijkomende informatie of verantwoordingsstukken heeft gevraagd, zendt hij de vraag met zijn beoordeling via hiërarchische weg naar de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde.
   Nadat de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde, wanneer hij het nodig acht, aan de ambtenaar bijkomende informatie heeft gevraagd, beslist hij de machtiging tot cumulatie te verlenen of te weigeren. Bij gebrek aan een beslissing binnen de twee maanden wordt de machtiging tot cumulatie als aanvaard beschouwd; de termijn wordt op drie maanden gebracht, wanneer bijkomende informatie of verantwoordingsstukken werden gevraagd.
   De uitoefening van een activiteit die voortvloeit uit een aanwijzing door de bevoegde overheid, wordt niet bedoeld in deze paragraaf; evenwel is de informatie van de hiërarchische meerdere vereist.]2

  
Art.18. [1 § 1er.]1 Est incompatible avec la qualité d'agent, quelle que soit sa position administrative :
  1° toute activité, occupation ou mandat, même gratuit, exercés par l'agent, ou par personne interposée dans tout établissement, entreprise, société ou association quelconque et susceptible de donner lieu à un conflit d'intérêt avec les activités de la Sûreté de l'Etat;
  2° toute activité qui serait contraire à la dignité de la fonction ou qui pourrait nuire à l'accomplissement des devoirs de la fonction;
  3° une fonction, une charge ou un mandat publics, ainsi que toute activité politique publique, rémunérés ou non.
  [1 § 2. Pour l'application du § 1er, 1°, lorsqu'un agent estime qu'il a un conflit d'intérêts ou qu'il craint d'en avoir un, il en informe immédiatement son supérieur hiérarchique qui lui en donne acte par écrit.
   En cas de conflit d'intérêts avéré, le supérieur hiérarchique prend les mesures adéquates pour y mettre fin.
   L'agent peut à tout moment solliciter par écrit l'avis de l'administrateur général ou de son délégué sur une situation dans laquelle il pourrait se trouver dans le futur afin de savoir si elle serait constitutive d'un conflit d'intérêts. L'avis lui est transmis par écrit dans le mois.]1

  [2 § 3. L'agent ne peut exercer une activité rémunérée ou non rémunérée hors de ses fonctions, qu'après avoir obtenu une autorisation de cumul. L'autorisation de cumul est accordée pour une période maximale de quatre ans. Le renouvellement de l'autorisation est soumis à une nouvelle autorisation. L'autorisation de cumul ne peut pas avoir d'effet rétroactif.
   Une autorisation de cumul ne peut être accordée que si l'activité s'exerce en dehors des heures pendant lesquelles l'agent accomplit son service; l'activité doit en tout cas rester totalement accessoire par rapport aux fonctions exercées. Une activité ne peut être exercée en cumul que dans le respect des lois et règlements organisant l'exercice de cette activité. Preuve en est fournie le cas échéant.
   La demande du cumul est introduite par l'agent auprès de son supérieur hiérarchique : elle comprend obligatoirement la désignation aussi précise que possible de l'activité envisagée, la durée de cette activité et l'affirmation motivée que cette activité ne peut pas faire naître, même dans le futur, une situation de conflit d'intérêts.
   Le supérieur hiérarchique, après avoir, s'il l'estime nécessaire, sollicité de l'agent des compléments d'information ou des pièces justificatives, transmet la demande, par la voie hiérarchique, avec son appréciation, à l'administrateur général ou à son délégué.
   Après avoir, s'il l'estime nécessaire, demandé à l'agent toute autre information complémentaire, l'administrateur général ou son délégué décide d'autoriser ou de refuser le cumul. A défaut de décision dans les deux mois, l'autorisation de cumul est censée acceptée; le délai est porté à trois mois lorsque des compléments d'information ou des pièces justificatives ont été demandés.
   L'exercice d'une activité qui résulte d'une désignation par l'autorité compétente n'est pas visé par le présent paragraphe; toutefois, il requiert l'information du supérieur hiérarchique]2

  
TITEL III. - Wijze van toekenning van de betrekkingen.
TITRE III. - Modes d'attribution des emplois.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales.
Art.19. De graad van beschermingsassistent wordt toegekend via aanwerving.
  De graden van inspecteur en van commissaris worden toegekend via aanwerving of via bevordering.
  Wanneer op verschillende wijzen in een graad kan worden benoemd en geen enkel bepaling een welbepaalde wijze verplicht, kiest de Minister van Justitie, na advies van het directiecomité, de wijze van benoeming volgens welke iedere vacant geworden betrekking moet worden verleend.
Art.19. Le grade d'assistant de protection est conféré par recrutement.
  Les grades d'inspecteur et de commissaire peuvent être conférés par recrutement ou par promotion.
  Lorsque la nomination à un grade peut être faite selon plusieurs modes et qu'aucune disposition n'impose un mode déterminé, le Ministre de la Justice choisit le mode de nomination à suivre pour l'attribution de chaque emploi devenu vacant, après avis du comité de direction.
Art.20. Men kan slechts aangeworven worden indien men geslaagd is voor een vergelijkende wervingselectie.
Art.20. Le recrutement est subordonné à la réussite d'une sélection comparative de recrutement.
HOOFDSTUK II. - Selectie, aanwerving en stage.
CHAPITRE II. - Sélection, recrutement et stage.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Section 1re. - Dispositions générales.
Art.21. [1 § 1. Om aan een vergelijkende wervingsselectie deel te nemen, moet de kandidaat :
   1° op de dag dat de inschrijvingstermijn voor de vergelijkende wervingsselectie verstrijkt, ten minste 25 jaar zijn voor de betrekkingen van commissaris en ten minste 21 jaar voor de betrekkingen van inspecteur en beschermingsassistent;
   2° houder zijn van een diploma, een getuigschrift of van een titel die voorkomt in de bijlage van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel en die in de Rijksbesturen toegang geeft tot de betrekkingen van niveau A voor wat betreft de betrekkingen van commissaris, tot de betrekkingen van niveau B voor wat betreft de betrekkingen van inspecteur en tot de betrekkingen van niveau C voor wat betreft de betrekkingen van beschermingsassistent.
   § 2. Om aangeworven te worden, moet de kandidaat voor een betrekking als commissaris, inspecteur of beschermingsassistent aan volgende voorwaarden voldoen :
   1° Belg zijn en, in geval van meerdere nationaliteiten, vrijgesteld zijn van militaire of gelijkgestelde verplichtingen ten opzichte van derde landen;
   2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
   3° een gedrag hebben dat overeenstemt met de eisen van de functie;
   4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben.]1

  
Art.21. [1 § 1er. Pour participer à une sélection comparative de recrutement, le candidat doit :
   1° au jour où expire le délai d'inscription à la sélection comparative de recrutement, être âgé de 25 ans au moins pour les emplois de commissaire et de 21 ans au moins pour les emplois d'inspecteur et d'assistant de protection;
   2° être porteur d'un diplôme, d'un certificat ou d'un titre figurant à l'annexe de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat et donnant accès dans les administrations de l'Etat aux emplois de niveau A pour ce qui concerne les emplois de commissaire, aux emplois du niveau B pour ce qui concerne les emplois d'inspecteur et aux emplois du niveau C pour ce qui concerne les emplois d'assistant de protection.
   § 2. Pour être recruté, le candidat à un emploi de commissaire, d'inspecteur ou d'assistant de protection doit satisfaire aux conditions suivantes :
   1° être belge et, en cas de nationalité multiple, être libre d'obligations militaires ou assimilées à l'égard des pays tiers;
   2° jouir des droits civils et politiques;
   3° être d'une conduite répondant aux exigences de la fonction;
   4° avoir satisfait aux lois sur la milice.]1

  
Afdeling 2. - De vergelijkende wervingsselecties.
Section 2. - Des sélections comparatives.
Art.22. Een vergelijkende wervingsselectie is de selectie die door SELOR -het Selectiebureau van de Federale Overheid georganiseerd wordt op vraag van de administrateur-generaal en op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel. Deze selectie leidt tot een rangschikking van geslaagden. [1 Onverminderd de bepalingen van dit besluit zijn de bepalingen van het reglement van orde betreffende de vergelijkende selecties en de selecties bepaald door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid - van toepassing op de vergelijkende wervingsselecties in de graden van beschermingsassistent, inspecteur en commissaris.]1
  Evenwel kan de Veiligheid van de Staat onder toezicht van SELOR, het geheel of een deel van de vergelijkende selecties organiseren. In dit geval worden de modaliteiten van de delegatie vastgelegd in een protocol.
  Voor de aanwerving moet de Minister of zijn gemachtigde de rangschikking respecteren.
  
Art.22. Une sélection comparative de recrutement est la sélection qui, sur la base d'une description de fonction et d'un profil de compétences, est organisée par SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale, à la demande de l'administrateur général et qui conduit à un classement des lauréats. [1 Sous réserve des dispositions du présent arrêté, les dispositions du règlement d'ordre relatif aux sélections comparatives et aux sélections arrêté par l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale sont applicables aux sélections comparatives de recrutement aux grades d'assistant de protection, d'inspecteur et de commissaire.]1
  Toutefois, la Sûreté de l'Etat peut organiser, sous la surveillance de SELOR, tout ou partie des sélections comparatives. En ce cas, les modalités de la délegation sont arrêtées dans un protocole.
  Pour le recrutement, le Ministre ou son délégué est lié par le classement.
  
Art.23. De afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid, maakt de organisatie van vergelijkende wervingsselecties bekend door ten minste een bericht in het Belgisch Staatsblad.
  Het bericht vermeldt ten minste de uiterste datum waarop men zich kandidaat kan stellen, en of er al dan niet een reserve van de geslaagden wordt aangelegd.
  De kandidaten beschikken over ten minste vijftien kalenderdagen om zich kandidaat te stellen.
Art.23. L'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale annonce l'organisation des sélections comparatives de recrutement au moins par un avis au Moniteur belge.
  L'avis mentionne au moins la date limite de candidature et la constitution éventuelle d'une réserve des lauréats.
  Les candidats disposent d'au moins quinze jours calendrier pour se porter candidat.
Art.24. [1 De directie-generaal stelt in samenspraak met de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid - een selectiereglement op voor iedere vergelijkende wervingsselectie en bepaalt hierin in het bijzonder het programma op basis van de functiebeschrijving en van het competentieprofiel; het programma voorziet noodzakelijkerwijs in psychotechnische testen.
   De afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid - publiceert het reglement van de vergelijkende wervingsselectie en verzekert de regelmatigheid van de selectie.]1

  
Art.24. [1 La direction générale établit, en concertation avec l'administrateur délégué du SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale, un règlement de sélection pour chaque sélection comparative de recrutement et y fixe notamment le programme sur la base de la description de fonction et du profil de compétences; le programme prévoit nécessairement des tests psychotechniques.
   L'administrateur délégué du SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale publie le règlement de la sélection comparative de recrutement et assure la régularité de celle-ci.]1

  
Art.25. De directie-generaal beslist of er een reserve van geslaagden wordt aangelegd en bepaalt de geldigheidsduur ervan.
Art.25. La direction générale décide de la constitution de réserves de lauréats et en fixe la durée.
Art.26. De afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid, stelt de datum vast waarop de kandidaten moeten voldoen aan de vereisten inzake diploma's of studiegetuigschriften.
Art.26. L'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale fixe la date à laquelle les candidats doivent satisfaire aux conditions relatives aux diplômes et aux certificats d'études.
Art.27. De afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid, verifieert de toelatingsvoorwaarden bedoeld in artikel 21.
Art.27. L'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale vérifie les conditions d'admissibilité visées à l'article 21.
Art.28. Zodra de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid, in de loop van een vergelijkende wervingsselectie, vaststelt dat een gegadigde niet voldoet of niet zal kunnen voldoen aan een van de vereisten zoals bedoeld in artikel 21, sluit hij deze van de vergelijkende selectie uit en geeft hij hem kennis van zijn beslissing en van de redenen ervan.
Art.28. Dès que l'administrateur délégue de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale constate, pendant une sélection comparative de recrutement, qu'un candidat ne remplit pas ou ne pourra pas remplir une des conditions visées à l'article 21, il exclut celui-ci de la sélection comparative et lui notifie sa décision ainsi que les motifs de celle-ci.
Art.29. Indien de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid een groot aantal deelnemers aan een vergelijkende selectie verwacht, kan hij een voorafgaande schiftingsproef inlassen. De directie-generaal beslist in samenspraak met de afgevaardigd bestuurder van SELOR over de inhoud en de modaliteiten van deze proef.
Art.29. Lorsque l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale présume que les participants à une sélection comparative seront nombreux, il peut prévoir une épreuve préalable à caractère éliminatoire. Le contenu de cette épreuve ainsi que ses modalités sont décidés par la direction générale en concertation avec l'administrateur délégué de SELOR.
Art.30. Na het afsluiten van het proces-verbaal van de vergelijkende selectie ontvangt iedere deelnemer bericht van zijn uitslag.
Art.30. Après la clôture du procès-verbal de la sélection comparative, chaque participant reçoit communication de son résultat.
Art.31. De afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid, stelt de lijst op van de geslaagden van de vergelijkende wervingsselectie en verzendt deze lijst samen met de persoonsgegevens van de geslaagden aan de directie-generaal. Tezelfdertijd maakt hij de gedetailleerde resultaten van iedere geslaagde over.
Art.31. L'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale établit la liste des lauréats de la sélection comparative de recrutement et la communique à la direction générale, accompagnée de leurs données personnelles. Il transmet en même temps les résultats détaillés obtenus par chaque lauréat.
Art.32. De administrateur-generaal roept de geslaagden in dienst volgens hun plaats in de rangschikking.
  De geslaagden die wegens persoonlijke aangelegenheden uitstel van indiensttreding vragen, verliezen het voordeel van hun plaats in de rangschikking in geval aan hun verzoek wordt voldaan.
  De geslaagden die, nadat zij een betrekking hebben aanvaard, weigeren om in dienst te treden, worden geschrapt van de lijst der geslaagden.
Art.32. L'administrateur général appelle les lauréats en service en tenant compte de l'ordre du classement.
  Les lauréats qui demandent pour des raisons de convenance personnelle à ajourner leur entrée en fonction, perdent, en cas d'acceptation, le bénéfice de leur rang de classement.
  Les lauréats qui, après avoir accepté un emploi, refusent d'entrer en service sont rayés de la réserve des lauréats.
Art.33. Van de geslaagden van twee of meerdere vergelijkende selecties, hebben de geslaagden van de selectie waarvan het proces-verbaal op de vroegste datum werd gesloten, voorrang.
Art.33. Entre lauréats de deux ou plusieurs sélections comparatives, les lauréats de la sélection dont le procès-verbal a été clos à la date la plus ancienne ont priorité.
Art.34. Voor iedere vergelijkende wervingsselectie wordt een jury gevormd. De afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid, bepaalt in overleg met de directie-generaal de samenstelling van de jury.
  De jury wordt voorgezeten door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid, of door zijn gemachtigde. Indien de aard van bepaalde essentiële proeven van de vergelijkende selectie dit vereist, moet in elk geval twee derden van de juryleden ambtenaren van de buitendiensten zijn. [1 De jury kan slechts zetelen als minstens de helft van de leden aanwezig zijn. De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.]1
  Het secretariaat van de jury wordt verzekerd door SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid.
  
Art.34. Pour chaque sélection comparative de recrutement, il est constitué un jury dont la composition est fixée par l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale en concertation avec la direction générale.
  Le jury est présidé par l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale ou son délégué et comprend en tout cas, à concurrence des deux tiers de ses membres, des agents des services extérieurs lorsque la nature de certaines épreuves constitutives de la sélection comparative le requiert. [1 Le jury ne peut siéger que si la moitié au moins de ses membres est présente. Les décisions sont prises à la majorité des voix; en cas de partage des voix, la voix du président est prépondérante.]1
  Le secrétariat du jury est assuré par SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale.
  
Afdeling 3. - Stage.
Section 3. - Stage.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Sous-section 1re. - Dispositions générales.
Art.35. [2 De geslaagden van de vergelijkende selecties worden door de administrateur-generaal toegelaten tot de stage voor zover zij voldoen aan volgende voorwaarden :]2
  1° geslaagd zijn voor de voorziene vergelijkende wervingsselectie;
  2° houder zijn van een veiligheidsmachtiging [2 van het niveau "zeer geheim"]2 overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen;
  3° [1 in het bezit zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs van categorie B;]1
  4° [3 beantwoorden aan de vereisten van medische en lichamelijke geschiktheid vastgelegd in bijlage V van dit besluit.]3
Art.35. [2 Les lauréats des sélections comparatives sont admis au stage par l'administrateur général pour autant qu'ils satisfont aux conditions suivantes :]2
  1° avoir réussi la sélection comparative de recrutement prévue;
  2° être titulaire d'une habilitation de sécurité [2 de niveau " très secret "]2 conformément à la loi du 11 décembre 1998 sur la classification et les habilitations, attestations et avis de sécurité;
  3° [1 être titulaire d'un permis de conduire belge ou européen de la catégorie B;]1
  4° [3 répondre aux conditions d'aptitudes médicales et physiques fixées à l'annexe V du présent arrêté.]3
(NOTA : De wijziging (de woorden "de Sociaal-Medische Rijksdienst" vervangen door de woorden "het Bestuur van de medische expertise") aangebracht bij KB 2013-12-01/08, art. 55, 005; Inwerkingtreding : 23-12-2013 is niet kunnen uitgevoerd worden; de woorden "de Sociaal-Medische Rijksdienst" bevinden zich in het archief versie 001)
  
(NOTE : La modification (les mots "Office médico-social de l'Etat" sont remplacés par les mots "Administration de l'expertise médicale") apportées par AR 2013-12-01/08, art. 55, 005; En vigueur : 23-12-2013 n'est pas pû être modifiée; les mots "Office médico-social de l'Etat" se trouvent dans l'archive version 001)
  
Art.36. De geslaagden die zijn toegelaten tot de stage worden benoemd in hun hoedanigheid van stagiair door de Minister van Justitie [1 ...]1 , en worden in die hoedanigheid in dienst geroepen door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat; zij worden aangewezen voor een betrekking, uiterlijk op de eerste dag van de derde maand na die waarin ze tot stagiair zijn benoemd.
  Het besluit tot benoeming in de hoedanigheid van stagiair vermeldt de identiteitsgegevens van de stagiair, de datum van de vergelijkende wervingsselectie en de door de geslaagde behaalde rangschikking.
  Wanneer een geslaagde een opzeggingstermijn dient in acht te nemen met toepassing van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt.
  Wanneer een geslaagde een opzeggingstermijn dient in acht te nemen met toepassing van de bepalingen die van kracht zijn in een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondstaat of bij een instelling van de Europese Gemeenschappen of een instelling die opgericht werd door of krachtens een van de verdragen welke ze regelen, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt.
  
Art.36. Les lauréats admis au stage sont nommés en qualité de stagiaire par le Ministre de la Justice [1 ...]1 et appelés en service en cette qualité par l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat; ils sont affectés à un emploi vacant au plus tard le premier jour du troisième mois suivant celui au cours duquel ils ont été nommés stagiaires.
  L'arrêté de nomination en qualité de stagiaire mentionne les données d'identité du stagiaire, la date de la sélection comparative de recrutement et le classement du candidat.
  Lorsqu'un lauréat doit accomplir une période de préavis en application de la loi du 3 juillet 1978 relative au contrat de travail, le délai fixé à l'alinéa 1er est prolongé jusqu'au premier jour du mois qui suit la date d'expiration du préavis.
  Lorsqu'un lauréat doit accomplir une période de préavis en application de dispositions en vigueur dans un Etat faisant partie de l'Espace économique européen ou dans la Confédération suisse ou auprès d'une institution des Communautés européennes ou d'un organisme créé par ou en vertu d'un des traites régissant celles-ci, le délai fixé à l'alinéa 1er est prolongé jusqu'au premier jour du mois qui suit la date d'expiration du préavis.
  
Art.37. [1 § 1.]1 Indien een zwaarwichtig feit noopt tot een actualisatie van het veiligheidsonderzoek, wordt het dossier voor beslissing voorgelegd aan de directie-generaal. Die kan beslissen om de stagiair in het belang van de dienst te schorsen gedurende de tijd die nodig is voor het veiligheidsonderzoek; de aldus geschorste stagiair wordt op de hoogte gebracht van deze beslissing.
  [1 § 2. Verliest, ambtshalve en zonder vooropzeg zijn hoedanigheid van stagiair, de stagiair die niet meer aan de in artikel 35, 2° vastgestelde voorwaarde voldoet.]1
  
Art.37. [1 § 1er.] Lorsqu'un fait grave nécessite une actualisation de l'enquête de sécurité, le dossier est soumis pour décision à la direction générale. Celle-ci peut décider de suspendre dans l'intérêt du service le stagiaire pendant le temps nécessaire à l'enquête; le stagiaire ainsi suspendu est informe de cette décision.
  [1 § 2. Perd d'office et sans préavis sa qualité de stagiaire, le stagiaire qui ne satisfait plus à la condition fixée à l'article 35, 2°.]1

  
Art.38. De stagiair heeft niet de hoedanigheid van ambtenaar van de buitendiensten in de zin van dit besluit.
  Niettemin zijn in dit deel op hem van toepassing :
  1° titel I, met uitzondering van artikel 8;
  2° titel II, met uitzondering van artikel 16;
  3° titel III, met uitzondering van de hoofdstukken III en IV;
  4° titel IV, met uitzondering van hoofdstuk III;
  5° titel V;
  6° [1 titel VII, met uitzondering van artikel 181, artikel 182, eerste lid, 2° en de artikelen 183, 187 tot 189;]1
  7° titel VIII, hoofdstuk III;
  8° titel IX;
  9° titel X.
  
Art.38. Le stagiaire n'a pas la qualité d'agent des services extérieurs au sens du présent arrêté.
  Néanmoins, lui sont applicables dans la presente partie :
  1° le titre Ier, à l'exception de l'article 8;
  2° le titre II, à l'exception de l'article 16;
  3° le titre III, à l'exception des chapitres III et IV;
  4° le titre IV, à l'exception du chapitre III;
  5° le titre V;
  6° [1 le titre VII, à l'exception de l'article 181, de l'article 182, alinéa 1er, 2°, et des articles 183, 187 à 189;]1
  7° le titre VIII, chapitre III;
  8° le titre IX;
  9° le titre X.
  
Art.39. De stage moet de stagiair in de mogelijkheid stellen om de kennis, technieken en bekwaamheden te verwerven, die vereist zijn voor de uitoefening van de functies verbonden aan de betrekking waaraan hij is toegewezen. De stage moet het ook mogelijk maken om te bepalen of de stagiair voldoet aan de vereisten voor de goede uitoefening van zijn functies.
Art.39. Le stage vise à permettre au stagiaire d'acquérir les connaissances, les techniques et les aptitudes nécessaires à l'exercice des fonctions afférentes à l'emploi auquel il est affecté et à mesurer si le stagiaire satisfait aux exigences requises au bon exercice de ces fonctions.
Art.40. De directie-generaal organiseert de stage en stelt er het programma en de vormingsmethodes van vast.
Art.40. La direction générale organise le stage, en fixe le programme et les méthodes de formation.
Art.41. § 1. Om de duur van de verrichte stage te berekenen worden alle perioden waarin de stagiair in actieve dienst is, in aanmerking genomen.
  Worden evenwel niet in aanmerking genomen de afwezigheden die zich voordoen nadat de stagiair reeds dertig werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, zelfs indien hij gedurende deze afwezigheden in actieve dienst is.
  Komen voor de berekening van deze dagen afwezigheid niet in aanmerking :
  1° het jaarlijks vakantieverlof;
  2° de verloven toegestaan met toepassing van het artikel 50 van het koninklijk besluit van 2 oktober 2006 tot uitvoering van de wet van 17 maart 2004 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het personeel van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat;
  3° de verloven bedoeld in de artikelen 14, 15, 15bis en 20 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen.
  § 2. Behoudens de in § 1, derde lid, opgesomde gevallen, hebben de afwezigheden die zich voordoen nadat de stagiair gedurende dertig werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, [1 verlenging]1 van de stage tot gevolg.
  § 3. [1 Tijdens zijn afwezigheden]1 behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair en zijn administratieve stand wordt vastgesteld overeenkomstig de reglementaire bepalingen die op hem van toepassing zijn.
  § 4. Na het einde van een afwezigheidperiode die een [1 verlenging]1 van de stage tot gevolg heeft gehad, beslist de directie-generaal of er voor de betrokkene reden bestaat om zijn vorming voort te zetten. Gedurende de periode van verlenging van de stage behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair.
  
Art.41. § 1er. Pour le calcul de la durée du stage accompli, toutes les périodes pendant lesquelles le stagiaire est dans la position d'activité de service sont prises en considération.
  Ne sont toutefois pas prises en considération, même si le stagiaire est dans la position d'activité de service, les absences qui se produisent après que le stagiaire a déjà été absent trente jours ouvrables en une ou plusieurs fois.
  N'interviennent pas dans le calcul de ces jours d'absence :
  1° les congés annuels de vacances;
  2° les congés accordés en application de l'article 50 de l'arrêté royal du 2 octobre 2006 portant exécution de la loi du 17 mars 2004 organisant les relations entre les autorités publiques et les organisations syndicales du personnel des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat;
  3° les congés visés aux articles 14, 15, 15bis et 20 de l'arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et aux absences accordes aux membres du personnel des administrations de l'Etat.
  § 2. Sauf dans les cas énumérés au § 1er, alinéa 3, les absences qui se produisent après que le stagiaire a été absent trente jours ouvrables en une ou plusieurs fois entraînent [1 une prolongation]1 du stage.
  § 3. [1 Pendant ses absences]1 , l'intéressé conserve sa qualité de stagiaire et sa position administrative est fixée conformément aux dispositions réglementaires qui lui sont applicables.
  § 4. A l'issue d'une absence qui a entraîné une [1 prolongation]1 du stage, la direction générale décide s'il y a lieu pour l'intéressé de compléter sa formation. Pendant la période de prolongation du stage, l'intéressé conserve sa qualité de stagiaire.
  
Art.42. De directie-generaal stelt de administratieve standplaats van de stagiair vast. Nadien, na advies van de [1 directeur Operationele Inlichtingen ]1, beslist zij over de affectaties in het belang van de dienst.
  
Art.42. La direction générale fixe la résidence administrative du stagiaire et décide ultérieurement, après avis du [1 directeur Renseignements Opérationnels ]1 de ses affectations dans l'intérêt du service.
  
Art.43. De stagiair die [1 ...]1 geschikt wordt bevonden, wordt in de hoedanigheid van ambtenaar van de buitendiensten benoemd in de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.
  Voor de berekening van zijn geldelijke anciënniteit en voor zijn rangschikking, neemt hij rang in op de dag waarop zijn stage is begonnen.
  
Art.43. Le stagiaire jugé apte [1 ...]1 est nommé en qualité d'agent des services extérieurs au grade auquel il s'est porté candidat.
  Pour le calcul de son ancienneté pécuniaire et pour son classement, il prend rang à la date a laquelle a commencé son stage.
  
Art.44. De stagiair kan door de Minister van Justitie op voorstel van de directie-generaal tijdens of op het einde van de stage afgedankt worden met een opzeggingstermijn van drie maanden, wegens beroepsongeschiktheid vastgesteld overeenkomstig artikel 47, § 2.
  Voor elke zware fout die de stagiair heeft begaan gedurende of ter gelegenheid van de stage, kan hij zonder opzegging worden afgedankt door de Minister van Justitie, op voorstel van de directie-generaal. De betrokkene dient op voorhand gehoord te worden door de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde.
  Het voorstel tot afdanking tijdens of op het einde van de stage wordt ter kennis gebracht van de betrokken stagiair. Deze kan, binnen de acht dagen na de kennisgeving, tegen dat voorstel beroep indienen bij de raad van beroep zoals bedoeld in Hoofdstuk III van Titel VIII van het eerste deel van dit besluit.
Art.44. Moyennant un délai de préavis de trois mois, le stagiaire peut être licencié, pendant ou à la fin du stage, par le Ministre de la Justice, sur la proposition de la direction générale, pour inaptitude professionnelle constatée conformément à l'article 47, § 2.
  Toute faute grave commise par le stagiaire dans l'accomplissement du stage ou à l'occasion de celui-ci peut donner lieu à son licenciement sans préavis par le Ministre de la Justice, sur la proposition de la direction générale. L'intéressé doit, au préalable, être entendu par l'administrateur général ou son délégué.
  La proposition de licenciement pendant ou à la fin du stage est notifiée au stagiaire qui en fait l'objet. Celui-ci peut, dans les huit jours de la notification, introduire un recours auprès de la chambre de recours, visée au Chapitre III du Titre VIII de la première partie du présent arrêté.
Onderafdeling 2. - De organisatie van de stage.
Sous-section 2. - L'organisation du stage.
Art.45. Tijdens de duur van de stage, wordt de stagiair geplaatst onder het gezag van de directeur van de dienst vorming en ontwikkeling zoals bedoeld in het artikel 138.
  De directeur van de dienst vorming en ontwikkeling wordt bijgestaan door de stageverantwoordelijken voor wat betreft het onthaal, de vorming, de opvolging van de stagiair en het uitvoeren van de opgestelde programma's in overeenstemming met de vormingspolitiek die wordt gedefinieerd door de directie-generaal.
  De stage omvat een theoretisch en een praktisch gedeelte. Het praktische gedeelte bevat een of meerdere periodes van activiteit binnen de buitendiensten, evenals bij andere instanties die hiertoe zijn aangeduid door de directie-generaal.
  De stage, de stageverslagen, de tijdens de basisvorming te onderwijzen vakken, de modaliteiten van de evaluatie alsmede de activiteiten van de basisvorming waaraan de stagiairs moeten deelnemen, worden vastgesteld door onze Minister van Justitie op voorstel van de directie-generaal.
  De directie-generaal duidt de stageverantwoordelijken en de ambtenaren aan die belast worden met het opmaken van de stageverslagen.
Art.45. Pendant la durée du stage, le stagiaire est placé sous l'autorité du directeur du service de formation et de développement visé à l'article 138.
  Le directeur du service de formation et de développement se fait assister par les responsables de stage en ce qui concerne l'accueil, la formation, le suivi du stagiaire, la mise en oeuvre des programmes établis en conformité avec la politique de formation définie par la direction générale.
  Le stage comprend une partie théorique et une partie pratique. La partie pratique comporte une ou plusieurs périodes d'activités au sein des services extérieurs ainsi qu'auprès d'autres instances désignées à cette fin par la direction générale.
  Le stage, les rapports de stage, les matières à enseigner au cours de la formation de base, les modalités d'évaluation ainsi que les activités de la formation de base auxquelles les stagiaires sont tenus de participer sont déterminés par notre Ministre de la Justice sur la proposition de la direction générale.
  La direction générale désigne les responsables du stage et les agents chargés d'établir les rapports de stage.
Art.46. De stage wordt afgesloten met een gecertificeerde test, genoemd de " meting van verworvenheden " die tot doel heeft de door de stagiair verworven competenties en geschiktheid na te gaan evenals de bekwaamheid van de stagiair om deze toe te passen in de uitoefening van de functies die verbonden zijn aan de betrekking waaraan hij is toegewezen.
  Het programma en de modaliteiten van deze gecertificeerde test worden vastgelegd door de Minister van Justitie op voorstel van de directie-generaal.
Art.46. La fin du stage se conclut par une épreuve de certification dénommée " mesure des acquis " qui a pour but de contrôler les compétences et les aptitudes acquises par le stagiaire ainsi que les capacités du stagiaire de les mettre en oeuvre dans l'exercice des fonctions afférentes à l'emploi auquel il est affecté.
  Le programme et les modalités de cette épreuve de certification sont fixés par le Ministre de la Justice sur la proposition de la direction générale.
Art.47. § 1. [1 Er wordt een stagecommissie opgericht die voorgezeten wordt door de [3 directeur Operationele Inlichtingen]3 [2 of zijn afgevaardigde]2 en die samengesteld is uit de directeur van de dienst opleiding en ontwikkeling en uit twee leden bekleed met ten minste de graad van commissaris, aangesteld door de directie-generaal, waarvan één chef van een territoriale eenheid en één chef van de centrale diensten en die tot een verschillende taalrol behoren. De directeur van de dienst opleiding en ontwikkeling is niet stemgerechtigd.
   De stagecommissie heeft als taak :
   1° het superviseren, in samenwerking met de dienst opleiding en ontwikkeling, van de opvolging van de stagiairs en het beslissen over iedere vraag van algemene aard die hier eventueel uit voortkomt;
   2° het verschaffen van een advies over de geschiktheid van de stagiair om al dan niet definitief benoemd te worden, op basis van de stagerapporten en van de meting van verworven kennis; hiertoe neemt de commissie kennis van de evaluatie van het functioneren, de competenties en de houding van iedere stagiair;
   3° het interpelleren van de stagiair over iedere tekortkoming vermeld in een stagerapport.
   De stagecommissie wordt bijgestaan door een secretariaat dat toeziet op de bewaring en het beheer van de stagedossiers, alsook op hun opvolging.
   De stagecommissie komt minstens om de drie maanden samen en ook telkens de noodzaak dit rechtvaardigt.]1

  § 2. Indien de stagecommissie, op basis van de stagerapporten en [1 /of van de vermelding van de meting van de verworven kennis]1 na de nodige informatie te hebben ingewonnen, vaststelt dat de stagiair niet geschikt is om zijn stage verder te zetten of om benoemd te worden in de graad waarvoor hij zich kandidaat gesteld heeft, wordt een met redenen omkleed afdankingvoorstel wegens beroepsongeschiktheid voorgelegd aan de directie-generaal.
  De stagecommissie hoort de stagiair voorafgaandelijk. De stagiair verschijnt in eigen persoon en kan zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze, titularis van een veiligheidsmachtiging indien nodig.
  Indien de persoon die de ambtenaar bijstaat de kwaliteit van advocaat heeft, wordt hij in kennis gesteld van de artikelen 36 en 37 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, met betrekking tot het respect voor het beroepsgeheim.
  De persoon die de verdediging van de stagiair waarneemt mag in geen geval deel uitmaken van de commissie.
  Indien de stagiair of de persoon die zijn verdediging waarneemt zonder geldige reden niet verschijnt, ofschoon hij regelmatig werd opgeroepen, dan spreekt de commissie zich uit op basis van de stukken van het stagedossier.
  Hetzelfde geldt van zodra het dossier van de stagiair het voorwerp uitmaakt van een tweede zitting, zelfs indien de stagiair of de persoon die zijn verdediging waarneemt een geldige reden kan aanvoeren.
  Het afdankingvoorstel wordt ter kennis gebracht aan de stagiair. Deze kan, [1 ...]1 , een beroep indienen bij de raad van beroep van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat zoals bedoeld in Hoofdstuk III van Titel VIII van het eerste deel van dit besluit. [1 Het beroep is opschortend.]1
  [1 § 3. De stagecommissie beraadslaagt geldig over een stagiair, wanneer twee van de leden die stemgerechtigd zijn, tot dezelfde taalrol als de stagiair behoren. Een lid van de commissie kan slechts over een stagiair beraadslagen, indien hij op geen enkel moment en in welke hoedanigheid ook deelgenomen heeft aan het verloop van de stage van betrokkene. Geen enkel lid mag zich onthouden.
   De stagecommissie beslist bij gewone meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.]1

  [1 § 4.]1 Indien de stagecommissie op basis van de stageverslagen [1 en de vermelding van de meting van de verworven kennis]1 en na alle nuttige informatie te hebben ingewonnen, besluit dat de stagiair geschikt is voor de benoeming tot de graad waarvoor hij zich kandidaat gesteld heeft, formuleert ze een gemotiveerd voorstel van benoeming aan de directie-generaal.
  
Art.47. § 1er. [1 Il est créé une commission des stages présidée par le [3 directeur Renseignements Opérationnels]3 [2 ou son délégué]2 et composée du directeur du service de formation et de développement et de deux membres revêtus au moins du grade de commissaire, désignés par la direction générale, l'un, parmi les chefs d'unité territoriale, l'autre, parmi les services centraux et qui appartiennent à des rôles linguistiques différents. Le directeur du service de formation et de développement n'a pas voix délibérative.
   La commission des stages a pour mission de :
   1° superviser, en collaboration avec le service de formation et de développement, le suivi des stagiaires et de statuer sur toute question d'ordre général qui en résulte le cas échéant;
   2° donner un avis sur l'aptitude du stagiaire à être nommé ou pas à titre définitif sur la base des rapports de stage et de la mesure des acquis; à cet effet, elle prend connaissance de l'évaluation du fonctionnement, des compétences et des attitudes de chaque stagiaire;
   3° interpeller le stagiaire au sujet de tout manquement consigné dans un rapport de stage.
   La commission des stages est assistée d'un secrétariat qui veille à la conservation et à la gestion des dossiers de stage ainsi qu'à leur suivi.
   La commission des stages se réunit au moins tous les trois mois et chaque fois que la nécessité le justifie.]1

  § 2. Si la commission des stages constate, sur la base des rapports de stage [1 /ou de la mention de la mesure des acquis]1 et après avoir recueilli toutes les informations utiles, que le stagiaire n'est pas apte à poursuivre son stage ou à être nommé au grade auquel il s'est porté candidat, elle soumet une proposition motivée de licenciement pour inaptitude professionnelle à la direction générale.
  La commission des stages entend au préalable le stagiaire. Celui-ci comparait en personne et peut se faire assister par la personne de son choix, titulaire d'une habilitation de sécurité si nécessaire.
  Lorsque la personne qui assiste l'agent a la qualité d'avocat, il lui est donné connaissance des articles 36 et 37 de la loi du 30 novembre 1998 organique des services de renseignement et de sécurité relatifs au respect du secret professionnel.
  La personne qui assure la défense du stagiaire ne peut faire partie, à aucun titre, de la commission.
  Si le stagiaire ou la personne assurant sa défense s'abstient, sans excuse valable, de comparaître, alors qu'il a été régulièrement convoqué, la commission se prononce sur la base des pièces du dossier de stage.
  Il en va de même dès que le dossier du stagiaire fait l'objet de la deuxième audience même si le stagiaire ou la personne assurant sa défense peut se prévaloir d'une excuse valable.
  La proposition de licenciement est notifiée au stagiaire. Celui-ci peut, [1 ...]1 , introduire un recours contre la proposition auprès de la chambre de recours des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat visée au Chapitre III du Titre VIII de la première partie du présent arrêté. [1 Le recours est suspensif.]1
  [1 § 3. La commission des stages délibère valablement au sujet d'un stagiaire lorsque deux de ses membres qui ont voix délibérative sont du même rôle linguistique que le stagiaire. Un membre de la commission ne peut délibérer au sujet d'un stagiaire que s'il n'a pas pris part, à aucun moment et à quelque titre que ce soit, au déroulement du stage de l'intéressé. Aucun membre ne peut s'abstenir.
   La commission des stages statue à la majorité simple des voix. En cas de partage des voix, la voix du président est prépondérante.]1

  [1 § 4.]1 Si sur la base des rapports de stage [1 et de la mention de la mesure des acquis]1 et après avoir recueilli toutes les informations utiles, la commission des stages conclut à l'aptitude du stagiaire à être nommé au grade auquel il s'est porté candidat, elle formule une proposition motivée de nomination à la direction générale.
  
Art.48. Het stagedossier bevat :
  1° de stageverslagen;
  2° de resultaten van de meting van verworvenheden;
  3° ieder feit of iedere vaststelling nuttig voor de beoordeling van de geschiktheden van de stagiair;
  4° het advies van de stagecommissie;
  5° het beroepsdossier.
Art.48. Le dossier de stage comporte :
  1° les rapports de stage;
  2° les résultats de la mesure des acquis;
  3° tout fait ou toute constatation utile à l'appréciation des aptitudes du stagiaire;
  4° les avis de la commission des stages;
  5° le dossier de recours.
Art.49. De duur van de stage van de beschermingsassistenten bedraagt een jaar. Om de twee maanden en op het einde van de stage wordt een stageverslag opgemaakt.
  De duur van de stage van de inspecteurs en de commissarissen bedraagt twee jaar. Om de drie maanden en op het einde van de stage wordt een stageverslag opgemaakt.
Art.49. La durée du stage des assistants de protection est d'un an. Un rapport de stage est établi tous les deux mois et à la fin du stage.
  La durée du stage des inspecteurs et des commissaires est de deux ans. Un rapport de stage est établi tous les trois mois et à la fin du stage.
Art.50. Elk verslag wordt ter kennis gebracht van de stagiair, die er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt, en wordt in zijn persoonlijk dossier opgenomen.
  De modellen van het stageverslag worden bepaald door de Minister van Justitie.
Art.50. Chaque rapport est communiqué au stagiaire qui y joint éventuellement ses observations et est versé à son dossier de stage.
  Les modèles de rapport de stage sont fixés par le Ministre de la Justice.
Art.51. De stage wordt afgesloten met een gunstig of een ongunstig advies van de stagecommissie. In geval van een gunstig advies wordt de stagiair toegelaten tot de benoeming als vastbenoemd ambtenaar van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat. In geval van een ongunstig advies, kan de stage [1 door de stagecommissie]1 verlengd worden met maximum vier maanden voor de beschermingsassistenten, en met maximum acht maanden voor de inspecteurs en de commissarissen.
  
Art.51. Le stage se conclut par un avis favorable ou défavorable de la commission des stages. En cas d'avis favorable, le stagiaire est admis a la nomination en qualité d'agent définitif des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat. En cas d'avis défavorable, le stage peut être prolongé [1 par la commission des stages]1 d'un maximum de quatre mois pour les assistants de protection et d'un maximum de huit mois pour les inspecteurs et les commissaires.
  
Onderafdeling 3. - Indiensttreding als ambtenaar.
Sous-section 3. - Entrée en fonction en qualité d'agent.
Art.52. Kan slechts als ambtenaar van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat benoemd worden, hij die zijn stage met succes heeft afgerond en houder is van een veiligheidsmachtiging van het niveau " zeer geheim ".
Art.52. Nul ne peut être nommé agent des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat s'il n'a accompli avec succès le stage et s'il n'est titulaire d'une habilitation de sécurité du niveau " très secret ".
Art.53. De stagiairs leggen de eed af wanneer zij benoemd worden als ambtenaar van de buitendiensten.
  Zij worden geacht in deze hoedanigheid in dienst te zijn getreden zodra zij de eed hebben afgelegd.
Art.53. Les stagiaires prêtent serment lors de leur nomination en qualité d'agent des services extérieurs.
  Ils sont censés entrer en fonction en cette qualité dès le moment de la prestation du serment.
Art.54. De in artikel 53 bedoelde eed wordt afgelegd in de termen die zijn bepaald bij artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831.
Art.54. Le serment prévu à l'article 53 s'énonce dans les termes fixés par l'article 2 du décret du 20 juillet 1831.
Art.55. De beschermingsassistenten en de inspecteurs leggen de eed af in handen van de administrateur-generaal. De commissarissen leggen de eed af in handen van de Minister van Justitie.
Art.55. Les assistants de protection et les inspecteurs prêtent serment entre les mains de l'administrateur général. Les commissaires prêtent serment entre les mains du Ministre de la Justice.
Art.56. Indien zij weigeren de eed af te leggen, wordt hun benoeming als vastbenoemde ambtenaar met terugwerkende kracht vernietigd.
Art.56. S'ils refusent de prêter serment, leur nomination en qualité d'agent définitif est annulée avec effet rétroactif.
HOOFDSTUK III. - Bevordering.
CHAPITRE III. - Promotion.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Section 1re. - Dispositions générales.
Art.57. § 1. De bevordering is ofwel de benoeming van een ambtenaar tot een graad van een hoger niveau of tot een hogere graad binnen hetzelfde niveau, ofwel de toekenning aan de ambtenaar in zijn graad, van de weddenschaal die hoger is dan die welke hij genoot.
  § 2. De benoeming tot een graad van een hoger niveau wordt een " bevordering door overgang naar het hogere niveau " genoemd; deze bevordering wordt verleend via een vergelijkende selectie georganiseerd in samenwerking met SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid.
  § 3. [2 Met uitzondering van de benoeming tot de graad van commissaris-generaal, wordt de benoeming tot een hogere graad binnen hetzelfde niveau " bevordering door verhoging in graad " genoemd.]2
  § 4. De toekenning van de weddenschaal die hoger is dan die welke de ambtenaar genoot in zijn graad wordt " bevordering door verhoging in weddenschaal " genoemd; deze is, voor de niveaus A en B, afhankelijk van een potentieeltest of van waardemetingen.
  [1 De personeelsleden die syndicaal verlof genieten in de hoedanigheid van vast afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie in de zin van artikel 13 van de wet van 17 maart 2004 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het personeel van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat, krijgen ambtshalve de verhoging in weddeschaal in hun graad en de waarderingstoelage vastgesteld voor hun graad, zonder hiervoor een waardemeting te moeten afleggen.]1
  
Art.57. § 1er. La promotion est soit la nomination d'un agent à un grade d'un niveau supérieur ou à un grade supérieur au sein du même niveau soit l'attribution à l'agent dans son grade de l'échelle de traitement supérieure à celle dont il bénéficiait.
  § 2. La nomination à un grade d'un niveau supérieur est dénommée " promotion par accession au niveau supérieur "; elle est attribuée par voie d'une sélection comparative qui est organisée en collaboration avec SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale.
  § 3. [2 Excepté le cas de la nomination au grade de commissaire général, la nomination à un grade supérieur au sein du même niveau est dénommée " promotion par avancement de grade "]2.
  § 4. L'attribution de l'échelle de traitement supérieure à celle dont l'agent bénéficie dans son grade est dénommée " promotion par avancement baremique "; elle est subordonnée, dans les niveaux A et B, à un test de potentiel ou à des mesures de valorisation.
  [1 Les membres du personnel qui bénéficient d'un congé syndical en qualité de délégué permanent d'une organisation syndicale représentative au sens de l'article 13 de la loi du 17 mars 2004 organisant les relations entre les autorités publiques et les organisations syndicales du personnel des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat, obtiennent d'office l'avancement barémique dans leur grade et l'allocation de valorisation fixée pour leur grade sans devoir présenter une mesure de valorisation.]1
  
Art.58. [1 Titel II van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel is van toepassing op de leden van de in de artikelen 34, 69, 112 en 118 bedoelde jury's en commissies.]1
  
Art.58. [1 Le titre II de l'arrêté royal du 22 décembre 2000 concernant la sélection et la carrière des agents de l'Etat est applicable aux membres des jurys et des commissions visés aux articles 34, 69, 112 et 118.]1
  
Art.59. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
  1° potentieeltest : de meting van de competenties, kennis en technische vaardigheden;
  2° bekwaamheidsproef : de meting, voor het betreffende niveau, van de bekwaamheid om operationele expertise en beheer te integreren;
  3° waardemeting : de meting die toelaat een evaluatie te maken van de competenties die belangrijk zijn voor de uitoefening van de functie en die verworven zijn tijdens een specifieke vorming die verband houdt met de doelstellingen van de dienst.
Art.59. Pour l'application du présent chapitre, il y a lieu d'entendre par :
  1° test de potentiel : la mesure des compétences, des connaissances et aptitudes techniques;
  2° épreuve de capacité : la mesure, au niveau concerné, de la capacité d'intégrer l'expertise opérationnelle et la gestion;
  3° mesure de valorisation : la mesure qui permet d'évaluer les compétences importantes à l'exercice de la fonction et qui ont été acquises lors d'une formation spécifique en lien avec les objectifs du service.
Art.60. § 1. De bevordering tot een graad van een hoger niveau en tot een hogere graad binnen hetzelfde niveau is alleen mogelijk wanneer een betrekking vacant is.
  De vacature wordt medegedeeld aan de benoembare ambtenaren door een bekendmaking van vacante betrekking.
  De bekendmaking van de vacante betrekking wordt ofwel ter kennis gebracht aan elk van de betrokken ambtenaren in ruil voor een door hen ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst der bekendmaking vermeldt, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven gezonden aan het door de betrokkene laatst opgegeven adres.
  Wanneer de ambtenaar, om welke reden ook, tijdelijk uit de dienst verwijderd is, wordt hem de bekendmaking van vacante betrekking bij een ter post aangetekend schrijven gezonden aan het door hem laatst opgegeven adres.
  § 2. [1 In geval van bevordering door overgang naar het hoger niveau of door verhoging in graad, wordt enkel rekening gehouden met]1 de titels van de ambtenaren die gesolliciteerd hebben binnen een termijn van vijftien kalenderdagen die ingaat op de eerste werkdag volgend op die waarop de bekendmaking van de vacante betrekking aan de betrokkene werd overhandigd of door de post is aangeboden. Wanneer de laatste dag van de termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de volgende werkdag.
  Het is aan de ambtenaren toegelaten bij voorbaat naar elke betrekking te dingen die tijdens hun afwezigheid zou worden open verklaard. De geldigheid van die sollicitatie is vastgesteld op één maand.
  
Art.60. § 1er. La promotion à un grade d'un niveau supérieur et à un grade supérieur au sein du même niveau ne peut avoir lieu qu'en cas de vacance d'emploi.
  La vacance d'emploi est communiquée aux agents susceptibles d'être nommés au moyen d'un avis de vacance d'emploi.
  L'avis de vacance d'emploi est soit porté à la connaissance de chacun des agents intéresses contre récépissé portant leur signature et la date à laquelle il est délivré, soit envoyé par lettre recommandée à la poste à la dernière adresse indiquée par l'intéressé.
  Si l'agent est temporairement éloigné du service pour quelque motif que ce soit, l'avis de vacance d'emploi lui est envoyé par lettre recommandée à la poste à la dernière adresse qu'il a indiquée.
  § 2. [1 En cas de promotion par accession au niveau supérieur ou par avancement de grade, sont seuls pris en considération]1 les titres des agents qui ont présenté leur candidature dans un délai de quinze jours calendrier qui commence à courir le premier jour ouvrable qui suit celui de la remise à l'intéressé ou celui de la présentation par la poste de l'avis de vacance d'emploi. Lorsque le dernier jour du délai est un samedi, un dimanche ou un jour férié légal, le délai est prolongé jusqu'au prochain jour ouvrable.
  Les agents sont autorisés à solliciter, par anticipation, tout emploi qui deviendrait vacant pendant leur absence. La validité d'une telle candidature est limitée à un mois.
  
Art.61. § 1. Om deel te nemen aan een bekwaamheidsproef, een potentieeltest, een waardemeting of een vergelijkende selectie voor de overgang naar het hogere niveau, moet de ambtenaar zich bevinden in een administratieve stand waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan laten gelden.
  De ambtenaar die tijdens de selectiegedeelten niet langer de in het eerste lid bepaalde voorwaarden vervult, verliest het voordeel van zijn eventueel slagen voor de bekwaamheidsproef, potentieeltest, waardemeting of een vergelijkende selectie voor de overgang naar het hogere niveau.
  § 2. Om een bevordering te verkrijgen, moet de ambtenaar zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden. Bovendien mag hij geen vermelding " onvoldoende " hebben verkregen op het einde van zijn evaluatie.
Art.61. § 1er. Pour participer à une épreuve de capacite, à un test de potentiel, à une mesure de valorisation ou à une sélection comparative d'accession au niveau supérieur, l'agent doit se trouver dans une position administrative où il peut faire valoir ses titres à la promotion.
  L'agent qui, pendant les épreuves, cesse de remplir la condition fixée à l'alinéa 1er, perd le bénéfice de la réussite éventuelle de l'épreuve de capacité, du test de potentiel ou de la mesure de valorisation ainsi que de la sélection comparative d'accession au niveau supérieur.
  § 2. Pour obtenir une promotion, l'agent doit être dans une position administrative où il peut faire valoir ses titres à la promotion. En outre, il ne peut avoir obtenu la mention " insuffisant " au terme de son évaluation.
Afdeling 2. - Bevordering door verhoging in graad en door verhoging in weddenschaal.
Section 2. - De la promotion par avancement de grade ou par avancement barémique.
Art.62. Over elke bevordering door verhoging in graad of door verhoging in weddenschaal, wordt door de directie-generaal een gemotiveerd advies uitgebracht.
  Het door de directie-generaal uitgebrachte advies is gebaseerd op het evaluatiedossier en het tuchtdossier van de ambtenaar, evenals op het voorafgaand gemotiveerd advies van de [1 directeur Operationele Inlichtingen]1s.
  
Art.62. Toute promotion par avancement de grade ou par avancement barémique fait l'objet de l'avis motivé de la direction générale.
  L'avis motivé rendu par la direction générale s'appuie sur le dossier d'évaluation et le dossier disciplinaire de l'agent ainsi que sur l'avis motivé préalablement donnés par le [1 directeur Renseignements Opérationnels]1.
  
Art.63. Het gemotiveerd advies van directie-generaal wordt afgesloten met de vermelding " gunstig " of " ongunstig ".
Art.63. L'avis motivé de la direction générale se clôture par la mention " favorable " ou " défavorable ".
Art.64. Het gemotiveerd advies van de directie-generaal wordt ter kennis gebracht aan de ambtenaar die er binnen de tien werkdagen zijn opmerkingen aan kan toevoegen. Deze termijn gaat in op de eerste werkdag na de dag van de kennisgeving.
  De directie-generaal deelt aan de ambtenaar mee of hij het nodig acht om in te gaan op de geformuleerde opmerkingen.
  Het gemotiveerd advies en de eventuele opmerkingen worden door de administrateur-generaal overgemaakt aan de Minister van Justitie.
Art.64. L'avis motivé de la direction générale est notifié à l'agent qui peut y joindre ses observations dans un délai de dix jours ouvrables. Ce délai prend cours le premier jour ouvrable qui suit celui de la notification.
  La direction générale fait part à l'agent s'il estime devoir faire droit aux observations formulées.
  L'avis motivé et la note d'observations éventuelle sont transmis par l'administrateur général au Ministre de la Justice.
Art.65. De kandidaten die aan de voorwaarden voor bevordering in graad voldoen worden geklasseerd in de onderstaande volgorde :
  1° de geslaagden van de bekwaamheidsproef waarvan het proces-verbaal op de vroegste datum is afgesloten;
  2° tussen geslaagden van dezelfde bekwaamheidsproef :
  a) de best gerangschikte kandidaat;
  b) bij gelijkheid in rangschikking, de kandidaat met de meeste graadanciënniteit;
  c) bij gelijke graadanciënniteit, de kandidaat met de meeste dienstanciënniteit in de schoot van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat;
  d) bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar.
Art.65. Les candidats qui satisfont aux conditions de promotion par avancement de grade sont classés dans l'ordre suivant :
  1° les lauréats de l'épreuve de capacité dont le procès-verbal a été clos à la date la plus ancienne;
  2° entre lauréats de la même épreuve de capacité :
  a) le lauréat le mieux classé;
  b) à égalité de classement, le candidat le plus ancien en grade;
  c) à égalité d'anciennete de grade, le candidat dont l'ancienneté de service au sein des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat est la plus grande;
  d) à égalité d'ancienneté de service, l'agent le plus âgé.
Art.66. Voor het berekenen van de graad- en niveauanciënniteit komen alleen in aanmerking de werkelijke diensten die de ambtenaar als stagiair en als vastbenoemde ambtenaar verricht heeft binnen de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat en zonder vrijwillige onderbreking.
  De ambtenaar wordt geacht werkelijke diensten te verrichten, zolang hij zich bevindt in een administratieve stand op grond waarvan hij, krachtens zijn statuut, zijn activiteitswedde of bij gemis daarvan, zijn aanspraak op bevordering in zijn weddenschaal behoudt.
Art.66. Pour le calcul de l'ancienneté de grade et de niveau, sont seuls admissibles les services effectifs que l'agent a prestés en qualité de stagiaire et en qualité d'agent définitif au sein des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat et sans interruption volontaire.
  L'agent est réputé prester des services effectifs tant qu'il se trouve dans une position administrative qui lui vaut, de par son statut, son traitement d'activité ou, à défaut, la conservation de ses titres à l'avancement dans son échelle de traitement.
Art.67. § 1. Voor het berekenen van de graadanciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de ambtenaar is benoemd in de graden die door de toe te passen bepalingen in aanmerking worden genomen, of vanaf de datum waarop de ambtenaar voor bevordering is gerangschikt ten gevolge van de uitdrukkelijke terugwerking van zijn benoeming in die graden.
  § 2. Voor het berekenen van de niveauanciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de ambtenaar is benoemd in een graad van het betreffende niveau of vanaf de datum waarop hij voor latere bevordering is gerangschikt tengevolge van de uitdrukkelijke terugwerking van zijn benoeming in zulke graad.
  § 3. Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen in aanmerking, in de zin van artikel 66, tweede lid, de diensten die effectief door de ambtenaar werden gepresteerd, in welke hoedanigheid ook, zonder vrijwillige onderbreking, als lid van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.
  § 4. De graad-, niveau- en de dienstanciënniteit zijn gelijk aan de som van de volle kalendermaanden tijdens de welke diensten zijn verricht die in aanmerking komen voor de berekening.
Art.67. § 1er. Pour le calcul de l'ancienneté de grade, les services admissibles sont comptés à partir de la date à laquelle l'agent a été nommé aux grades pris en considération par les dispositions qui doivent lui être appliquées ou à laquelle il a été classé pour la promotion par un effet rétroactif formel de sa nomination à ces grades.
  § 2. Pour le calcul de l'ancienneté de niveau, les services admissibles sont comptés à partir de la date à laquelle l'agent a été nommé au grade du niveau considéré ou à laquelle il a été classé pour la promotion par un effet rétroactif formel de sa nomination à un tel grade.
  § 3. Pour le calcul de l'ancienneté de service, sont admissibles au sens de l'article 66, alinéa 2, les services effectifs que l'agent a prestés, à quelque titre que ce soit, sans interruption volontaire en qualité de membre des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat.
  § 4. L'ancienneté de grade, de niveau et de service correspond à la somme des mois entiers du calendrier compris dans les services admissibles pour leur calcul.
Afdeling 3. - Bevordering door overgang naar het hogere niveau.
Section 3. - De la promotion par accession au niveau supérieur.
Art.68. [1 De vergelijkende selectie voor de overgang naar het hoger niveau wordt georganiseerd op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel die in een selectiereglement vastgelegd worden door de directie-generaal die hierin ook de materies en de methodologie van de proeven vastlegt. Onverminderd de bepalingen van dit besluit zijn de bepalingen van het reglement van orde betreffende de vergelijkende wervingsselecties en de selecties bepaald door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid - van toepassing op de vergelijkende selecties voor overgang naar de graad van inspecteur en commissaris.]1
  De selectie meet de competenties en het potentieel dat noodzakelijk is voor de uitoefening van de functies die in verband staan met het hogere niveau dan dat waartoe de ambtenaar behoort.
  
Art.68. [1 La sélection comparative d'accession au niveau supérieur est organisée sur la base d'une description de la fonction et d'un profil de compétences établis dans un règlement de sélection par la direction générale qui y fixe également les matières et la méthodologie des épreuves. Sous réserve des dispositions du présent arrêté, les dispositions du règlement d'ordre relatif aux sélections comparatives et aux sélections arrêté par l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale sont applicables aux sélections comparatives d'accession aux grades d'inspecteur et de commissaire.]1
  [1 La sélection]1 mesure les compétences et le potentiel nécessaires à l'exercice des fonctions afférentes au niveau supérieur à celui auquel appartient l'agent.
  
Art.69. § 1. Bij iedere vergelijkende selectie voor de overgang naar het hogere niveau, wordt een jury gevormd waarvan de samenstelling wordt bepaald door de directie-generaal in overleg met de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid.
  De jury bestaat uit drie vaste leden en deskundigen.
  Het voorzitterschap van de jury wordt verzekerd door de afgevaardigd bestuurder van SELOR.
  § 2. De vaste leden van de jury zijn :
  1° de administrateur-generaal of zijn gemachtigde;
  2° de [2 directeur Operationele Inlichtingen]2 of een andere ambtenaar die houder is van ten minste de graad van afdelingscommissaris en die aangeduid is door de administrateur-generaal;
  3° een vertegenwoordiger van de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid.
  § 3. De deskundigen worden aangeduid door de vaste juryleden voor de proeven die het beroep noodzakelijk maken op personen die bijzonder gekwalificeerd zijn omwille van hun deskundigheid of specialisatie. De deskundigen worden aangeduid bij meerderheid van stemmen van de vaste leden. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
  § 4. De directie-generaal duidt een ambtenaar aan die belast wordt met het secretariaat.
  § 5. Een lid van de commissie die in zijn persoon een objectieve reden tot wraking ziet, onthoudt er zich van om deel te nemen aan de stemming.
  [1 § 6. De jury kan slechts zetelen, indien minstens de helft van de leden aanwezig zijn.
   De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.]1

  
Art.69. § 1er. Lors de chaque sélection comparative d'accession au niveau supérieur, il est constitué un jury dont la composition est fixée par la direction générale en concertation avec l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale.
  Le jury comprend trois membres permanents et des experts.
  La présidence du jury est assurée par l'administrateur délégué de SELOR.
  § 2. Les membres permanents du jury sont :
  1° l'administrateur général ou son delégué;
  2° le [2 directeur Renseignements Opérationnels]2 ou un autre agent titulaire au moins du grade de commissaire divisionnaire et désigné par l'administrateur général;
  3° un représentant de l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale.
  § 3. Les experts du jury sont désignés par les membres permanents du jury pour les épreuves qui nécessitent le recours à des personnes particulièrement qualifiées en raison de leurs compétences ou de leur spécialisation. Les experts sont désignés à la majorité des voix des membres permanents. En cas de parité, la voix du président est prépondérante.
  § 4. La directions générale désigne un agent pour assurer le secrétariat.
  § 5. Le membre du jury qui se connaîtrait une cause objective de récusation s'abstient de prendre part au vote.
  [1 § 6. Le jury ne peut siéger que si la moitié au moins de ses membres est présente.
   Les décisions sont prises à la majorité des voix; en cas de partage des voix, la voix du président est prépondérante.]1

  
Art.70. De vergelijkende selecties voor de overgang naar het hogere niveau worden meegedeeld volgens de procedure vastgesteld in artikel 60, via een bekendmaking van vacante betrekking die met name bepaalt :
  1° de functieomschrijving en het competentieprofiel;
  2° de taal van de selectie;
  3° de voorwaarde voor deelname en de datum waarop deze vervuld moeten zijn;
  4° de selectieprocedure met hierin de aard van de selectieproeven;
  5° de uiterste inschrijvingsdatum.
Art.70. Les sélections comparatives d'accession au niveau supérieur sont annoncées conformément a la procédure fixée à l'article 60 par un avis de vacance d'emploi qui indique notamment :
  1° la description de fonctions et le profil de compétences;
  2° la langue de la sélection;
  3° les conditions de participation et la date à laquelle elles doivent être remplies;
  4° la procédure de sélection en ce compris la nature des épreuves de sélection;
  5° la date limite d'inscription.
Art.71. De aanvraag voor deelname aan een vergelijkende selectie wordt gericht aan de [1 directeur Operationele Inlichtingen]1. Hij gaat na of de kandidaat voldoet aan de voorwaarden voor deelname.
  
Art.71. La demande de participation à une sélection comparative est adressée au [1 directeur Renseignements Opérationnels]1 qui vérifie si le candidat remplit les conditions de participation.
  
Art.72. De kandidaten worden opgeroepen ten minste acht kalenderdagen voor de datum van elke proef van de vergelijkende selectie.
Art.72. Les candidats sont convoqués au moins huit jours calendrier avant la date de chaque épreuve de la sélection comparative.
Art.73. Indien de vergelijkende selectie voor de overgang naar het hogere niveau uit verschillende proeven bestaat, worden de ambtenaren die voor één of meerdere proeven geslaagd zijn, op hun verzoek, vrijgesteld van deze proef of deze proeven als zij nadien opnieuw deelnemen aan één of meerdere vergelijkende selecties van hetzelfde niveau.
  Zij kunnen het voordeel van de vrijstelling voor één of meerdere betrokken proeven slechts tweemaal inroepen.
Art.73. Si la sélection comparative d'accession au niveau supérieur consiste en plusieurs épreuves, les agents qui ont réussi une ou plusieurs épreuves sont, à leur demande, dispensés de cette ou ces épreuve(s) si par la suite, ils participent à nouveau à une ou plusieurs sélections comparatives au même niveau.
  Ils ne peuvent invoquer le bénéfice de la dispense pour la ou les épreuves concernées que deux fois.
Art.74. De kandidaten die ten minste 60 % van de punten behaald hebben voor de volledige vergelijkende selectie, worden verklaard geslaagd te zijn. Zij behouden onbeperkt het voordeel van hun uitslag.
Art.74. Les candidats qui ont obtenu au moins 60 % des points pour l'ensemble de la sélection comparative sont déclarés lauréats. Ils conservent le bénéfice de leur réussite sans limite de temps.
Art.75. De geslaagden voor een vergelijkende selectie worden gerangschikt volgens de behaalde punten. Ingeval de vergelijkende selectie is opgesplitst in verschillende proeven, worden zij gerangschikt volgens de voor de bijzondere proef of proeven behaalde punten, overeenkomstig het selectiereglement dat opgesteld wordt bij toepassing van artikel 68.
Art.75. Les lauréats d'une sélection comparative sont classés selon les points obtenus. Lorsque la sélection comporte plusieurs épreuves, les lauréats sont classés selon les points obtenus à l'épreuve ou aux épreuves particulières, conformément au règlement de la sélection établi en application de l'article 68.
Art.76. [1 § 1.]1 De geslaagden worden in de volgorde van hun rangschikking bevorderd tot de graad waarnaar ze hebben medegedongen en worden voor een vacante betrekking van die graad aangewezen.
  Wanneer de geslaagden van verschillende vergelijkende selecties naar dezelfde bevordering dingen, worden zij gerangschikt volgens de datum van de processen-verbaal van afsluiting, te beginnen met de verst afgelegen datum, en, voor elke vergelijkende selectie, in de volgorde van hun rangschikking.
  [1 § 2. Ongeacht § 1 vormt de bevordering door overgang naar het hoger niveau het onderwerp van een gemotiveerd advies van de directie-generaal op basis van het evaluatie-en het tuchtdossier van de ambtenaar, alsook op basis van het gemotiveerd advies dat voordien door de [3 directeur Operationele Inlichtingen]3[2 ...]2 gegeven is.
   Het gemotiveerd advies van de directie-generaal, dat afgesloten wordt met de vermelding " gunstig " of " ongunstig ", wordt betekend aan de ambtenaar die zijn opmerkingen hier binnen een termijn van tien werkdagen nog aan kan toevoegen. Deze termijn gaat in op de eerste werkdag die volgt op de dag van de betekening.
   De directie-generaal stelt de ambtenaar ervan in kennis, als zij van mening is dat gevolg moet worden gegeven aan de geformuleerde opmerkingen.
   Het gemotiveerd advies en de eventuele nota met opmerkingen worden door de administrateur-generaal aan de Minister van Justitie overgemaakt.]1
Art.76. [1 § 1.]1 Les lauréats sont promus, dans l'ordre de leur classement, au grade pour lequel ils ont concouru et sont affectés à un emploi vacant dans ce grade.
  Si les lauréats de sélections comparatives différentes sont en compétition pour la même promotion, ils sont classés suivant l'ordre chronologique des procès-verbaux de clôture, à commencer par la date la plus ancienne et, pour chaque sélection comparative, dans l'ordre de leur classement.
  [1 § 2. Sans préjudice du § 1er, la promotion par accession au niveau supérieur fait l'objet d'un avis motivé rendu par la direction générale sur la base du dossier d'évaluation et du dossier disciplinaire de l'agent ainsi que sur la base de l'avis motivé préalablement donné par le [3 directeur Renseignements Opérationnels]3 [2 ...]2.
   L'avis motivé de la direction générale, qui se clôture par la mention " favorable " ou " défavorable ", est notifié à l'agent qui peut y joindre ses observations dans un délai de dix jours ouvrables. Ce délai prend cours le premier jour ouvrable qui suit celui de la notification.
   La direction générale fait part à l'agent si elle estime devoir faire droit aux observations formulées.
   L'avis motivé et la note d'observations éventuelle sont transmis par l'administrateur général au Ministre de la Justice.]1
Afdeling 4. - De loopbaan van de beschermingsassistenten.
Section 4. - De la carrière des assistants de protection.
Art.77. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de ambtenaar die gedurende ten minste vijf jaar bezoldigd is in de weddenschaal C1, de weddenschaal C2.
Art.77. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, l'agent rémunéré pendant au moins cinq ans dans l'échelle de traitement C1 obtient l'échelle de traitement C2.
Art.78. De ambtenaar met de graad van beschermingsassistent die een graadanciënniteit van ten minste twaalf jaar heeft, kan voor de bevordering tot de graad van inspecteur deelnemen aan een vergelijkende selectie voor de overgang tot het hogere niveau.
Art.78. L'agent titulaire du grade d'assistant de protection qui compte une ancienneté de grade de douze ans au moins peut participer à une sélection comparative d'accession au niveau supérieur pour la promotion au grade d'inspecteur.
Art.79. De bevordering door overgang naar het hogere niveau tot de graad van inspecteur, gebeurt in de weddenschaal B2 van deze graad.
Art.79. La promotion par accession au niveau supérieur au grade d'inspecteur a lieu dans l'échelle de traitement B2 de ce grade.
Afdeling 5. - De loopbaan van de inspecteurs.
Section 5. - De la carrière des inspecteurs.
Onderafdeling 1. - Waardemetingen.
Sous-section 1re. - Mesures de valorisation.
Art.80. § 1. De loopbaan van de inspecteur bestaat uit zeven waardemetingen die genummerd zijn van 1 tot 7 die de baremieke vormingen valideren die ermee overeenstemmen. De waardemeting is vier jaar geldig.
  § 2. De geldigheidsduur van een waardemeting vangt aan op de eerste dag van de maand die volgt op de inschrijving van de ambtenaar voor deze meting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande waardemeting.
  § 3. De inspecteur die mislukt, kan zich pas opnieuw inschrijven voor een nieuwe waardemeting, ten vroegste na het verstrijken van de twaalfde maand die volgt op de inschrijving voor de initiële waardemeting waarvoor hij mislukte.
Art.80. § 1er. La carrière d'inspecteur comprend sept mesures de valorisation numérotees de 1 à 7 qui sanctionnent les formations barémiques qui s'y rapportent. La mesure de valorisation a une durée de validité de quatre ans.
  § 2. La durée de validité d'une mesure de valorisation prend cours le premier jour du mois qui suit l'inscription de l'agent a cette mesure et, au plus tôt, à l'expiration de la durée de validité de la mesure de valorisation précédente.
  § 3. L'inspecteur qui échoue ne peut se réinscrire à une nouvelle mesure de valorisation au plus tôt qu'à l'expiration du douzième mois qui suit le jour de l'inscription à la mesure de valorisation initiale ayant donné lieu à l'échec.
Art.81. De inspecteur die slaagt voor een waardemeting, ontvangt gedurende vier jaar de toelage bedoeld in artikel 231.
Art.81. L'inspecteur qui réussit une mesure de valorisation reçoit, pendant quatre ans, l'allocation visée à l'article 231.
Art.82. De inspecteur die een waarderingstoelage ontvangt en die dezelfde graad behoudt, kan zich ten vroegste twaalf maanden vóór het einde van de geldigheidsduur van de vorige waardemeting inschrijven om deel te nemen aan een nieuwe waardemeting.
Art.82. L'inspecteur qui béneficie d'une allocation de valorisation et qui reste titulaire de son grade peut s'inscrire à une nouvelle mesure de valorisation au plus tôt douze mois avant la fin de la durée de validité de la mesure précédente.
Art.83. De inspecteur die een waarderingstoelage ontvangt en die bevorderd wordt tot de graad van afdelingsinspecteur, kan zich onmiddellijk inschrijven voor de waardemeting nr. 6.
  Hij ontvangt niet langer de toelage, waarvan hij genoot voor zijn bevordering tot afdelingsinspecteur, vanaf de eerste dag van de maand die volgt op zijn benoeming tot die graad.
Art.83. L'inspecteur qui bénéficie d'une allocation de valorisation et qui est promu au grade d'inspecteur divisionnaire peut immédiatement s'inscrire à la mesure de valorisation n° 6.
  Il cesse de percevoir l'allocation dont il bénéficiait avant sa promotion au grade d'inspecteur divisionnaire, à partir du premier jour du mois suivant la promotion à ce grade.
Onderafdeling 2. - Bevordering door verhoging in weddenschaal.
Sous-section 2. - Promotion par avancement barémique.
Art.84. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de inspecteur, die gedurende ten minste drie jaar bezoldigd is in de weddenschaal B2 en die met vrucht de vereiste vorming heeft gevolgd en geslaagd is voor de potentieeltest, de weddenschaal B3.
  De inspecteur die niet slaagt in de potentieeltest kan zich opnieuw aanmelden ten vroegste zes maanden nadat is vastgesteld dat hij niet geslaagd is. Hij moet slagen voor de potentieeltest binnen de vijf jaren te rekenen vanaf de eerste test.
Art.84. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, l'inspecteur rémunéré pendant au moins trois ans dans l'échelle de traitement B2 et qui a suivi avec fruit la formation requise et réussi le test de potentiel, obtient l'échelle de traitement B3.
  L'inspecteur qui ne réussit pas le test de potentiel peut le représenter au plus tôt six mois après la date à laquelle son échec a été constaté. Le test de potentiel doit être reussi dans un délai de cinq ans à dater du premier test.
Art.85. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62 bekomt de inspecteur die bezoldigd is in de weddenschaal B3 en die gedurende vier jaar de toelage voor de waardemeting nr. 3 heeft ontvangen, de weddenschaal B4a.
Art.85. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, l'inspecteur rémunéré dans l'échelle de traitement B3 et qui a bénéficié de l'allocation pour la mesure de valorisation n° 3 pendant quatre ans obtient l'échelle de traitement B4a.
Art.86. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62 bekomt de inspecteur die bezoldigd is in de weddenschaal B4a en die gedurende vier jaar de toelage voor de waardemeting nr. 5 heeft ontvangen, de weddenschaal B4b.
Art.86. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, l'inspecteur rémuneré dans l'échelle de traitement B4a et qui a bénéficié de l'allocation pour la mesure de valorisation n° 5 pendant quatre ans obtient l'échelle de traitement B4b.
Art.87. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de [1 afdelingsinspecteur]1 die bezoldigd is in de weddenschaal B5 en die gedurende vier jaar de toelage voor de waardemeting nr. 7 heeft ontvangen, de weddenschaal B6.
  
Art.87. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, l'[1 inspecteur divisionnaire]1 rémunéré dans l'échelle de traitement B5 et qui a bénéficié de l'allocation pour la mesure de valorisation n° 7 pendant quatre ans obtient l'échelle de traitement B6.
  
Onderafdeling 3. - Bevordering door verhoging in graad.
Sous-section 3. - Promotion par avancement de grade.
Art.88. [1 § 1.]1 Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, worden de inspecteurs, die bezoldigd worden in de weddenschaal B4a of B4b en die geslaagd zijn voor de bekwaamheidsproef, evenals de inspecteurs die ten minste acht jaar bezoldigd zijn in de weddenschaal B3 en voor zover ze geslaagd zijn voor de waardemetingen nr. 1 en nr. 2 en voor de bekwaamheidsproef, binnen de perken van de vacante betrekkingen, bevorderd tot de graad van afdelingsinspecteur. De bevordering gebeurt in de weddenschaal B5. [1 Het aantal betrekkingen in de graad van afdelingsinspecteur B5 wordt beperkt tot maximaal 20 % van het totaal aantal betrekkingen van niveau B.]1
  De inspecteurs ontvangen een wachttoelage indien ze aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid voldoen en er geen enkele betrekking vacant is.
  De inspecteur die geslaagd is voor de bekwaamheidsproef kan zich, in afwachting van zijn benoeming, inschrijven voor de waardemeting nr. 6.
  [1 § 2. De bekwaamheidsproef wordt georganiseerd door en verloopt onder het toezicht van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid.
   De bekwaamheidsproef en het selectiereglement worden ter kennis gebracht aan de ambtenaren via een dienstorder die in het bijzonder de deelnemingsvoorwaarden vermeldt, de datum waarop deze voorwaarden moeten vervuld zijn, de datum waarop de inschrijvingen afgesloten worden en de functiebeschrijving.
   De kandidaten richten hun aanvraag tot deelname aan de bekwaamheidsproef bij een ter post aangetekende brief aan de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat binnen de termijn die vastgesteld is in de dienstorder waarin de organisatie van de proef bekendgemaakt wordt. De aanvraag tot deelname wordt opgemaakt op een door de Veiligheid van de Staat afgeleverd inschrijvingsformulier. De lijst van de kandidaten die voldoen aan de vereiste voorwaarden wordt opgestuurd naar de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het selectiebureau van de Federale Overheid, onder handtekening van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat.
   § 3. De jury van de bekwaamheidsproef wordt voorgezeten door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of zijn afgevaardigde en bestaat uit een Franstalige en een Nederlandstalige afdeling.
   Iedere afdeling bestaat - buiten de voorzitter - uit:
   1° de [2 directeur Operationele Inlichtingen]2 of een afdelingscommissaris of een commissaris die minstens bezoldigd is in de weddeschaal A4, aangewezen door de administrateur generaal van de Veiligheid van de Staat;
   2° een vertegenwoordiger van de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid;
   3° een lid van de binnen de dienst vorming en ontwikkeling opgerichte wetenschappelijke raad, bedoeld in artikel 139, § 3, 5°, 6° en 7° of bij ontstentenis van dat lid, een professor van het universitair onderwijs of van het hoger onderwijs van twee cycli gekozen omwille van zijn kennis die eigen is aan de te begeven functie;
   4° een secretaris aangewezen door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat.
   De minister van Justitie bepaalt, op de voordracht van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, de samenstelling van de jury van de bekwaamheidsproef.
   § 4. De jury van de bekwaamheidsproef beraadslaagt bij meerderheid van de stemmen; in geval van staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
   De secretaris heeft geen stemrecht; hij houdt alle geschriften betreffende de verrichtingen van de jury bij en staat voor de uitoefening van deze functie onder het rechtstreeks gezag van de voorzitter van de jury.]1

  
Art.88. [1 § 1er.]1 Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, sont promus, dans la limite des emplois vacants, au grade d'inspecteur divisionnaire, les inspecteurs rémunérés dans l'échelle de traitement B4a ou B4b qui ont réussi l'épreuve de capacité ainsi que les inspecteurs rémunérés pendant huit ans au moins dans l'échelle de traitement B3 qui ont réussi les mesures de valorisation n° 1 et n° 2 et l'épreuve de capacité. La promotion a lieu dans l'échelle de traitement B5. [1 Le nombre d'emplois du grade d'inspecteur divisionnaire B5 est limité à un maximum de 20 % du nombre total des emplois du niveau B.]1
  Les inspecteurs reçoivent une allocation d'attente lorsqu'ils satisfont aux conditions de la promotion visées à l'alinéa 1er et qu'aucun emploi n'est vacant.
  L'inspecteur qui a réussi l'épreuve de capacité peut, en attendant sa nomination, s'inscrire à la mesure de valorisation n° 6.
  [1 § 2. L'épreuve de capacité est organisée par et son déroulement a lieu sous la surveillance de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale.
   L'épreuve de capacité et le règlement de sélection sont notifiés aux agents par la voie d'un ordre de service qui mentionne notamment les conditions de participation, la date à laquelle ces conditions doivent être remplies et la date de clôture des inscriptions ainsi que la description de la fonction.
   Les candidats adressent leur demande de participation à l'épreuve de capacité par lettre recommandée à la poste à l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat dans le délai fixé dans l'ordre de service annonçant l'organisation de l'épreuve. La demande de participation est établie sur le formulaire d'inscription délivré par la Sûreté de l'Etat. La liste des candidats qui remplissent les conditions requises est envoyée à l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale sous la signature de l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat.
   § 3. Le jury de l'épreuve de capacité est présidé par l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat ou son délégué et comprend une section francophone et une section néerlandophone.
   Outre le président, chaque section est composée:
   1° du [2 directeur Renseignements Opérationnels ]2 ou d'un commissaire divisionnaire ou d'un commissaire rémunéré au moins dans l'échelle de traitement A4, désigné par l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat;
   2° d'un représentant de l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale;
   3° d'un des membres du conseil scientifique institué au sein du service de formation et de développement, visés à l'article 139, § 3, 5°, 6° et 7° ou, à défaut, d'un professeur de l'enseignement universitaire ou de l'enseignement non universitaire de type long choisi en fonction de ses connaissances spécifiques à la fonction à pourvoir;
   4° d'un secrétaire désigné par l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat.
   Le Ministre de la Justice fixe, sur proposition de l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat, la composition du jury de l'épreuve de capacité.
   § 4. Le jury de l'épreuve de capacité délibère à la majorité des voix ; en cas de parité, la voix du président est prépondérante.
   Le secrétaire n'a pas voix délibérative; il tient toutes les écritures relatives aux opérations du jury et est, pour l'exercice de cette fonction, placé sous l'autorité directe du président du jury.]1

  
Art. 88/1. [1 De in artikel 88 bedoelde bekwaamheidsproef heeft als doel de motivatie, visie op de functie, generieke en specifieke competenties van de kandidaat te evalueren. De bekwaamheidsproef kan meerdere opeenvolgende modules van proeven omvatten waarbij de kandidaat enkel tot de volgende module wordt toegelaten op voorwaarde dat hij geslaagd is voor de vorige. De kandidaat moet per module minstens zestig procent van de punten behalen.
   De geslaagden worden gerangschikt volgens de behaalde punten: zij worden in de volgorde van hun rangschikking bevorderd en aangewezen voor een vacante vaste betrekking in de graad van afdelingsinspecteur B5. Zij behouden het voordeel van uitslag gedurende zes jaar.
   De modaliteiten betreffende de inhoud en de organisatie van de proef worden bepaald in het selectiereglement.Art. 8/2.- § 1.- De werken en de resultaten van de kandidaten worden door de secretaris van de jury in een verzegelde omslag bewaard op een daartoe door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat aangeduide veilige plaats.]1

  
Art. 88/1. [1 L'épreuve de capacité visée à l'article 88 a pour objectif d'évaluer la motivation, la vision de la fonction, les compétences génériques et spécifiques du candidat. L'épreuve de capacité peut comprendre plusieurs modules d'épreuves successives auxquelles le candidat n'est admis que sous réserve de la réussite du module précédent. Le candidat doit obtenir par module au moins soixante pour cent des points.
   Les lauréats sont classés selon les points obtenus; ils sont promus dans l'ordre de leur classement et affectés à un emploi permanent vacant au grade d'inspecteur divisionnaire B5. Ils gardent le bénéfice de leur réussite pendant six ans.
   Les modalités concernant le contenu et l'organisation de l'épreuve sont fixés dans le règlement de sélection. Art. 8/2. § 1er. Les travaux et les résultats des candidats sont conservés, sous pli scellé, en lieu sûr par le secrétaire du jury dans un local désigné à cette fin par l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat.]1

  
Art. 88/2. [1 § 1. Onverminderd de bepalingen van dit besluit is het besluit van de afgevaardigd bestuurder van SELOR tot vaststelling van het reglement van orde betreffende de vergelijkende selecties en de selecties van toepassing op de bekwaamheidsproef tot de graad van afdelingsinspecteur B5.
   De bijzonderheden die de toepassing van de bepalingen waarvan sprake is in het eerste lid moeilijk, onduidelijk of ongeschikt maken, worden geregeld door de voorzitter van de jury of de secretaris indien hij hiertoe de bevoegdheid heeft gekregen in gemeenschappelijk overleg met de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid of zijn vertegenwoordiger.]1

  
Art. 88/2. [1 § 1er. Sous réserve des dispositions du présent arrêté, l'arrêté de l'administrateur délégué de SELOR fixant le règlement d'ordre relatif aux sélections comparatives et aux sélections est applicable à l'épreuve de capacité au grade d'inspecteur divisionnaire B5.
   Les particularités qui rendent difficile, équivoque ou inadéquate l'application des dispositions dont question à l'alinéa 1er sont réglées par le président du jury ou le secrétaire s'il en a reçu le pouvoir, en concertation avec l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale ou son représentant.]1

  
Onderafdeling 4. - Overgang naar het hogere niveau.
Sous-section 4. - Accession au niveau supérieur.
Art.89. De ambtenaren die ten minste bezoldigd worden in de weddenschaal B3 kunnen, voor de bevordering tot de graad van commissaris, deelnemen aan een vergelijkende selectie voor de overgang naar het hogere niveau.
  De bevordering tot commissaris door overgang naar het hogere niveau gebeurt in de weddenschaal A2 van deze graad.
Art.89. Les agents qui sont rémunérés au moins dans l'échelle de traitement B3 peuvent participer à une selection comparative d'accession au niveau supérieur pour la promotion au grade de commissaire.
  La promotion par accession au niveau supérieur au grade de commissaire a lieu dans l'échelle de traitement A2 de ce grade.
Afdeling 6. - De loopbaan van de commissarissen.
Section 6. - De la carrière des commissaires.
Onderafdeling 1. - Waardemetingen.
Sous-section 1re. - Mesures de valorisation.
Art.90. § 1. De loopbaan van commissaris bestaat uit vijf waardemetingen die genummerd zijn van 1 tot 5 die de baremieke vormingen valideren die ermee overeenstemmen. De waardemeting is vier jaar geldig.
  § 2. De geldigheidsduur van een waardemeting vangt aan op de eerste dag van de maand die volgt op de inschrijving van de ambtenaar voor deze meting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande waardemeting.
  § 3. De commissaris die mislukt, kan zich pas opnieuw inschrijven voor een nieuwe waardemeting, ten vroegste na het verstrijken van de twaalfde maand die volgt op de inschrijving voor de initiële waardemeting waarvoor hij mislukte.
Art.90. § 1er. La carriere de commissaire comprend cinq mesures de valorisation numérotées de 1 à 5 qui sanctionnent les formations barémique qui s'y rapportent. La mesure de valorisation a une durée de validité de quatre ans.
  § 2. La durée de validité d'une mesure de valorisation prend cours le premier jour du mois qui suit l'inscription de l'agent à cette mesure et, au plus tôt, à l'expiration de la durée de validité de la mesure de valorisation précédente.
  § 3. Le commissaire qui échoue ne peut se réinscrire à une nouvelle mesure de valorisation au plus tôt qu'à l'expiration du douzième mois qui suit le jour de l'inscription à la mesure de valorisation initiale ayant donné lieu à l'échec.
Art.91. De commissaris die slaagt voor de waardemeting, ontvangt gedurende vier jaar de toelage bedoeld in artikel 232.
Art.91. Le commissaire qui réussit la mesure de valorisation reçoit l'allocation visée à l'article 232 pendant quatre ans.
Art.92. De commissaris die een waarderingstoelage ontvangt en die dezelfde graad behoudt, kan zich ten vroegste twaalf maanden vóór het einde van de geldigheidsduur van de vorige waardemeting inschrijven om deel te nemen aan een nieuwe waardemeting.
  De commissaris die geniet van een waardemeting en die bevorderd werd tot de graad van afdelingscommissaris, bekomt niet langer de toelage waarvan hij genoot, vanaf de eerste dag van de maand die volgt op zijn bevordering.
Art.92. Le commissaire qui bénéficie d'une allocation de valorisation et qui reste titulaire de son grade peut s'inscrire à une nouvelle mesure de valorisation au plus tôt douze mois avant la fin de la durée de validité de la mesure précédente.
  Le commissaire qui bénéficie d'une allocation de valorisation et qui est promu au grade de commissaire divisionnaire cesse de percevoir l'allocation dont il béneficiait, à partir du premier jour du mois suivant sa promotion.
Onderafdeling 2. - Bevordering door verhoging in weddenschaal.
Sous-section 2. - Promotion par avancement barémique.
Art.93. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de ambtenaar die gerekruteerd is in de graad van commissaris, die gedurende ten minste drie jaar bezoldigd is in de weddenschaal A2 en die met vrucht de vereiste vorming heeft gevolgd en geslaagd is voor de potentieeltest, de weddenschaal A3.
Art.93. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, l'agent recruté au grade de commissaire, rémunéré pendant au moins trois ans dans l'échelle de traitement A2 et qui a suivi avec fruit la formation requise et réussi le test de potentiel, obtient l'échelle de traitement A3.
Art.94. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de ambtenaar die bevorderd is tot de graad van commissaris, die gedurende ten minste één jaar bezoldigd is in de weddenschaal A2 en die met vrucht de vereiste vorming heeft gevolgd en geslaagd is voor de potentieeltest, de weddenschaal A3.
Art.94. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, l'agent promu au grade de commissaire, rémunéré pendant au moins un an dans l'échelle de traitement A2 et qui a suivi avec fruit la formation requise et réussi le test de potentiel, obtient l'échelle de traitement A3.
Art.95. Indien de commissaris niet slaagt voor de potentieeltest, behoudt hij zijn weddenschaal A2. Hij kan opnieuw deelnemen aan de potentieeltest ten vroegste zes maanden nadat is vastgesteld dat hij niet geslaagd is. Hij moet slagen voor de potentieeltest binnen de vijf jaar te rekenen vanaf de eerste test.
Art.95. Si le commissaire ne réussit pas le test de potentiel, il conserve son échelle de traitement A2. Il peut représenter le test de potentiel au plus tôt six mois après la date à laquelle son échec a été constaté. Le test de potentiel doit être réussi dans un délai de cinq ans à dater du premier test.
Art.96. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de commissaris die bezoldigd is in de weddenschaal A3 en die gedurende vier jaar de toelage voor de waardemeting nr. 3 heeft ontvangen, binnen de perken van de vacante betrekkingen, de weddenschaal A4a.
  De commissarissen ontvangen een wachttoelage indien zij voldoen aan de voorwaarden tot het bekomen van de weddenschaal A4a bedoeld in het eerste lid, lid 1, en er geen enkele betrekking vacant is.
  De commissarissen bedoeld in het eerste lid kunnen zich, in afwachting dat ze titularis van de weddenschaal A4a worden, inschrijven voor de waardemeting n° 4.
Art.96. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, le commissaire rémunéré dans l'échelle de traitement A3 et qui a bénéficié de l'allocation pour la mesure de valorisation n° 3 pendant quatre ans, obtient, dans la limite des emplois vacants, l'échelle de traitement A4a.
  Les commissaires reçoivent une allocation d'attente s'ils satisfont aux conditions d'attribution de l'échelle barémique A4a visées à l'alinéa 1er et qu'aucun emploi n'est vacant.
  Les commissaires visés à l'alinéa 1er peuvent, en attendant d'être titulaires de l'échelle barémique A4a, s'inscrire à la mesure de valorisation n° 4.
Art.97. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de commissaris die bezoldigd is in de weddenschaal A4a en die gedurende vier jaar de toelage voor de waardemeting nr. 5 heeft ontvangen, de weddenschaal A4b.
Art.97. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, le commissaire rémunéré dans l'échelle de traitement A4a et qui a bénéficié de l'allocation pour la mesure de valorisation n° 5 pendant quatre ans, obtient l'échelle de traitement A4b.
Onderafdeling 3. - Bevordering door verhoging in graad.
Sous-section 3. - Promotion par avancement de grade.
Art.98. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, worden de commissarissen die bezoldigd zijn in de weddenschaal A4a of A4b en geslaagd zijn voor de bekwaamheidsproef, evenals de commissarissen die ten minste acht jaar bezoldigd zijn in de weddenschaal A3 en voorzover ze geslaagd zijn voor de waardemetingen nr. 1 en nr. 2 en voor de bekwaamheidsproef, binnen de perken van de vacante betrekkingen, bevorderd tot de graad van afdelingscommissaris. De bevordering gebeurt in de weddenschaal A5.
  De commissarissen ontvangen een wachttoelage, indien zij aan de voorwaarden tot bevordering in de graad van afdelingscommissaris bedoeld in het eerste lid voldoen en er geen enkele betrekking vacant is.
Art.98. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, sont promus, dans la limite des emplois vacants, au grade de commissaire divisionnaire, les commissaires rémunéres dans l'échelle de traitement A4a ou A4b qui ont réussi l'épreuve de capacité ainsi que les commissaires rémunérés pendant huit ans au moins dans l'échelle de traitement A3 qui ont réussi les mesures de valorisation n° 1 et n° 2 et l'épreuve de capacité. La promotion a lieu dans l'échelle de traitement A5.
  Les commissaires reçoivent une allocation d'attente s'ils satisfont aux conditions de promotion au grade de commissaire divisionnaire visées a l'alinéa 1er et qu'aucun emploi n'est vacant.
Art.99. [1 § 1. De in artikel 98 bedoelde bekwaamheidsproef wordt georganiseerd door en verloopt onder het toezicht van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid.
   De bekwaamheidsproef en het selectiereglement worden ter kennis gebracht aan de ambtenaren via een dienstorder die in het bijzonder de deelnemingsvoorwaarden vermeldt, de datum waarop deze voorwaarden moeten vervuld zijn, de datum waarop de inschrijvingen afgesloten worden en de functiebeschrijving.
   De kandidaten richten hun aanvraag tot deelname aan de bekwaamheidsproef bij een ter post aangetekende brief aan de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat binnen de termijn die vastgesteld is in de dienstorder waarin de organisatie van de proef bekendgemaakt wordt. De aanvraag tot deelname wordt opgemaakt op een door de Veiligheid van de Staat afgeleverd inschrijvingsformulier. De lijst van de kandidaten die voldoen aan de vereiste voorwaarden wordt opgestuurd naar de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het selectiebureau van de Federale Overheid, onder handtekening van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat.
   § 2. De jury van de bekwaamheidsproef wordt voorgezeten door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of zijn afgevaardigde en bestaat uit een Franstalige en een Nederlandstalige afdeling.
   Iedere afdeling bestaat - buiten de voorzitter - uit:
   1° de [2 directeur Operationele Inlichtingen]2 of de adjunct-administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of een vertegenwoordiger van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid die minstens de graad van kolonel heeft;
   2° een vertegenwoordiger van de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid;
   3° een lid van de binnen de dienst vorming en ontwikkeling opgerichte wetenschappelijke raad, bedoeld in artikel 139, § 3, 5°, 6° en 7° of bij ontstentenis van dat lid, een professor van het universitair onderwijs of van het hoger onderwijs van twee cycli gekozen omwille van zijn kennis die eigen is aan de te begeven functie;
   4° een secretaris aangewezen door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat.
   De minister van Justitie bepaalt, op de voordracht van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, de samenstelling van de jury van de bekwaamheidsproef.
   § 3. De jury van de bekwaamheidsproef beraadslaagt bij meerderheid van de stemmen; in geval van staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
   De secretaris heeft geen stemrecht; hij houdt alle geschriften betreffende de verrichtingen van de jury bij en staat voor de uitoefening van deze functie onder het rechtstreeks gezag van de voorzitter van de jury.]1

  
Art.99. [1 § 1er. L'épreuve de capacité visée à l'article 98 est organisée par et son déroulement a lieu sous la surveillance de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale.
   L'épreuve de capacité et le règlement de sélection sont notifiés aux agents par la voie d'un ordre de service qui mentionne notamment les conditions de participation, la date à laquelle ces conditions doivent être remplies et la date de clôture des inscriptions ainsi que la description de la fonction.
   Les candidats adressent leur demande de participation à l'épreuve de capacité par lettre recommandée à la poste à l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat dans le délai fixé dans l'ordre de service annonçant l'organisation de l'épreuve. La demande de participation est établie sur le formulaire d'inscription délivré par la Sûreté de l'Etat. La liste des candidats qui remplissent les conditions requises est envoyée à l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale sous la signature de l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat.
   § 2. Le jury de l'épreuve de capacité est présidé par l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat ou son délégué et comprend une section francophone et une section néerlandophone.
   Outre le président, chaque section est composée:
   1° du [2 directeur Renseignements Opérationnels ]2 ou de l'administrateur général adjoint de la Sûreté de l'Etat ou un représentant du Service général de renseignement et de sécurité revêtu au moins du grade de colonel;
   2° d'un représentant de l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale;
   3° d'un des membres du conseil scientifique institué au sein du service de formation et de développement, visés à l'article 139, § 3, 5°, 6° et 7° ou à défaut, d'un professeur de l'enseignement universitaire ou de l'enseignement non universitaire de type long choisi en fonction de ses connaissances spécifiques à la fonction à pourvoir;
   4° d'un secrétaire désigné par l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat.
   Le Ministre de la Justice fixe, sur proposition de l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat, la composition du jury de l'épreuve de capacité.
   § 3. Le jury de l'épreuve de capacité délibère à la majorité des voix ; en cas de parité, la voix du président est prépondérante.
   Le secrétaire n'a pas voix délibérative ; il tient toutes les écritures relatives aux opérations du jury et est, pour l'exercice de cette fonction, placé sous l'autorité directe du président du jury.]1

  
Art. 99/1. [1 De in artikel 98 bedoelde bekwaamheidsproef heeft als doel de motivatie, visie op de functie, generieke en specifieke competenties van de kandidaat te evalueren. De bekwaamheidsproef kan meerdere opeenvolgende modules van proeven omvatten onder meer het opstellen, presenteren en bespreken van een visienota, waarbij de kandidaat enkel tot de volgende module wordt toegelaten op voorwaarde dat hij geslaagd is voor de vorige. De kandidaat moet per module minstens zestig procent van de punten behalen.
   De geslaagden voor de bekwaamheidsproef behouden het voordeel van uitslag gedurende zes jaar.
   De modaliteiten betreffende de inhoud en de organisatie van de proef worden bepaald in het selectiereglement.
   De geslaagden voor de bekwaamheidsproef worden gerangschikt volgens de behaalde punten; ze worden in de volgorde van hun rangschikking bevorderd en aangewezen voor een vacante betrekking van afdelingscommissaris A5.]1

  
Art. 99/1. [1 L'épreuve de capacité visée à l'article 98 a pour objectif d'évaluer la motivation, la vision de la fonction, les compétences génériques et spécifiques du candidat. L'épreuve de capacité peut comprendre plusieurs modules d'épreuves successives, entre autres la rédaction, la présentation et une discussion d'une note de vision, auxquelles le candidat n'est admis que sous réserve de la réussite du module précédent. Le candidat doit obtenir par module au moins soixante pour cent des points.
   Les lauréats de l'épreuve de capacité gardent le bénéfice de leur réussite pendant six ans.
   Les modalités concernant le contenu et l'organisation de l'épreuve sont fixés dans le règlement de sélection.
   Les lauréats de l'épreuve de capacité sont classés selon les points obtenus ; ils sont promus dans l'ordre de leur classement et affectés à un emploi vacant du grade de commissaire divisionnaire A5.]1

  
Art. 99/2. [1 § 1. De werken en de resultaten van de kandidaten worden door de secretaris van de jury in een verzegelde omslag geborgen en bewaard op een daartoe door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat aangeduide veilige plaats.
   § 2. Onverminderd de bepalingen van deze onderafdeling is het besluit van de afgevaardigd bestuurder van SELOR tot vaststelling van het reglement van orde betreffende de vergelijkende selecties en de selecties van toepassing op de bekwaamheidsproef tot de graad van afdelingscommissaris A5.
   De bijzonderheden die de toepassing van de bepalingen waarvan sprake is in het eerste lid moeilijk, onduidelijk of ongeschikt maken, worden geregeld door de voorzitter van de jury of de secretaris indien hij hiertoe de bevoegdheid heeft gekregen, in gemeenschappelijk overleg met de afgevaardigd bestuurder van SELOR - het Selectiebureau van de Federale Overheid of zijn vertegenwoordiger.]1

  
Art. 99/2. [1 § 1er. Les travaux et les résultats des candidats sont déposés, sous pli scellé, en lieu sûr par le secrétaire du jury dans un local désigné à cette fin par l'administrateur général de la Sûreté de l'Etat.
   § 2. Sous réserve des dispositions de la présente sous-section, l'arrêté de l'administrateur délégué de SELOR fixant le règlement d'ordre relatif aux sélections comparatives et aux sélections est applicable à l'épreuve de capacité au grade de commissaire divisionnaire A5.
   Les particularités qui rendent difficile, équivoque ou inadéquate l'application des dispositions dont question à l'alinéa 1er sont réglées par le président du jury ou le secrétaire s'il en a reçu le pouvoir en concertation avec l'administrateur délégué de SELOR - Bureau de sélection de l'Administration fédérale ou son représentant.]1

  
Afdeling 7. - De aanstelling tot een hoger ambt.
Section 7. - De la désignation à une fonction supérieure.
Art.100. § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder hoger ambt verstaan elk ambt van niveau A voorzien in het personeelsplan en aangewezen door de Minister van Justitie.
  § 2. Het feit alleen dat een betrekking open staat of tijdelijk niet door haar titularis waargenomen wordt, is geen voldoende reden om die betrekking voorlopig te verlenen. De hoogdringendheid om erin te voorzien moet worden vastgesteld.
  § 3. Alleen een ambtenaar die voldoet aan de statutaire vereisten om tot de hogere graad of tot het hoger ambt te worden benoemd of om per mandaat te worden aangesteld in het hoger ambt, kan aangesteld worden voor de uitoefening van deze functie.
  Bij gebrek aan een ambtenaar die de statutaire voorwaarden vervult, kan een ander ambtenaar bij een met redenen omklede aanstellingsakte worden aangewezen.
  De ambtenaar die geschorst of in graad teruggezet is, mag niet aangesteld worden voor het uitoefenen van een hoger ambt vooraleer zijn straf uitgewist is.
  § 4. Een aanwijzing voor het uitoefenen van een hoger ambt om te voorzien in een definitieve openstaande betrekking kan slechts geschieden op voorwaarde dat de procedure tot definitieve toekenning van die betrekking wordt ingezet.
  § 5. De aanstelling geschiedt door de Minister van Justitie op voorstel van het directiecomité van de Veiligheid van de Staat.
  § 6. Er kan in een openstaande of in een tijdelijke niet waargenomen betrekking niet voor langer dan zes maanden worden voorzien door aanstelling voor het uitoefenen van een hoger ambt.
  Indien de betrekking niet definitief open staat, kan pas tot een verlenging of een nieuwe aanstelling worden beslist overeenkomstig § 5. De duur van de verlenging wordt bepaald volgens de behoeften van de dienst.
  Indien de betrekking definitief open staat, kan pas tot een verlenging of een nieuwe aanstelling worden beslist overeenkomstig § 5, nadat de Minister van Justitie vastgesteld heeft dat de procedure tot definitieve toekenning van de betrekking normaal verloopt. De duur van de verlenging of van de aanstelling mag zes maanden niet overschrijden.
Art.100. § 1. Pour l'application du présent article, on entend par fonction supérieure toute fonction au niveau A prévue au plan du personnel et désignée par le Ministre de la Justice.
  § 2. Le seul fait qu'un emploi est définitivement vacant ou momentanément non occupé par son titulaire ne suffit pas à justifier que cet emploi soit conféré à titre provisoire. L'urgence à le pourvoir doit être établie.
  § 3. Seul un agent qui remplit les conditions statutaires requises pour être nommé au grade ou à la fonction supérieure ou être désigné par mandat à la fonction supérieure, peut être désigné pour l'exercice de cette fonction.
  A défaut d'agent remplissant les conditions statutaires requises, un autre agent peut être désigné par acte spécialement motivé.
  L'agent suspendu ou rétrogradé ne peut être désigné pour l'exercice d'une fonction supérieure avant que sa peine ait été effacée.
  § 4. Une désignation pour l'exercice d'une fonction supérieure en vue de pourvoir à un emploi définitivement vacant ne peut être faite qu'à la condition que la procédure d'attribution définitive de l'emploi soit engagée.
  § 5. La désignation est faite par le Ministre de la Justice sur la proposition du comité de direction de la Sûreté de l'Etat.
  § 6. Il ne peut être pourvu pour plus de six mois à un emploi vacant ou momentanément inoccupé par désignation pour l'exercice d'une fonction supérieure.
  Si l'emploi n'est pas définitivement vacant, une prorogation ou une nouvelle désignation ne peut être décidée que conformément au § 5. Sa durée est déterminée suivant les nécessités du service.
  Si l'emploi est définitivement vacant, une prorogation ou une nouvelle désignation ne peut être décidée que conformément au § 5 après que le Ministre de la Justice a constaté que la procédure d'attribution définitive de l'emploi se déroule normalement. La durée de la prorogation ou de la désignation ne peut excéder six mois.
HOOFDSTUK IV. - De mandaten.
CHAPITRE IV. - Des mandats.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Section 1re. - Dispositions générales.
Art.101. Het mandaat is een tijdelijke aanwijzing voor vijf jaar in één van de in artikel 102 bedoelde ambten. Het mandaat kan éénmaal worden hernieuwd, voor zover de evaluatie van de ambtenaar niet geleid heeft tot een vermelding " onvoldoende " en voor zover er een gunstig gemotiveerd advies van de directie-generaal is.
Art.101. Le mandat est une désignation temporaire de cinq ans à l'une des fonctions visées à l'article 102, renouvelable une fois, pour autant que l'évaluation de l'agent n'ait pas donné lieu à une mention " insuffisant " et qu'il y ait un avis motive favorable de la direction genérale.
Art.102. Binnen de buitendiensten worden volgende ambten bij mandaat toegewezen :
  1° [1 ...]1
  2° afdelingscommissaris verantwoordelijk voor een bijzondere eenheid.
  
Art.102. Dans les services extérieurs, les fonctions suivantes sont pourvues par mandat :
  1° [1 ...]1
  2° commissaire divisionnaire responsable d'une unité particulière.
  
Art.103. Tijdens het mandaat oefenen de ambtenaren hun taken voltijds uit. Zij kunnen geen aanspraak maken op :
  1° verlof voor loopbaanonderbreking, behalve indien dit een ouderschapsverlof betreft, de palliatieve verzorging en de zorgen in geval van ernstige ziekte;
  2° verlof voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een overheidsdienst;
  3° vrijstelling voor vorming;
  4° verlof om mindervaliden en zieken te vergezellen en bij te staan;
  5° verlof voor opdracht van algemeen belang;
  6° de toelating om zijn functies uit te oefenen met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid;
  7° afwezigheid van lange duur voor persoonlijke aangelegenheden;
  8° het voordeel van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector.
Art.103. Pendant la durée du mandat, les agents exercent leurs tâches à temps plein. Ils ne peuvent obtenir :
  1° un congé pour interruption de la carrière professionnelle sauf si celle-ci vise le congé parental, les soins palliatifs et les soins en cas de maladie grave;
  2° un congé pour accomplir un stage ou une période d'essai dans un autre emploi d'un service public;
  3° une dispense pour formation;
  4° un congé pour accompagner et assister des handicapés et des malades;
  5° un congé pour mission d'intérêt général;
  6° l'autorisation d'exercer ses fonctions par prestations réduites pour convenance personnelle;
  7° une absence de longue durée pour raisons personnelles;
  8° le bénéfice de la loi du 10 avril 1995 relative à la redistribution du travail dans le secteur public.
Art.104. § 1. Voor iedere aanwijzing voor een mandaat wordt een opdrachtbrief opgesteld.
  § 2. Binnen de maand volgend op hun aanwijzing, maken de gemandateerde ambtenaren een ontwerp van opdrachtbrief over aan de directie-generaal.
  De opdrachtbrief bepaalt de te bereiken doelstellingen, rekening houdend met de ter beschikking gestelde middelen, en de te ondernemen acties.
  Binnen de maand volgend op de behoorlijk vastgestelde ontvangst van het ontwerp van opdrachtbrief, keurt de directie-generaal deze brief goed na overleg met de gemandateerde ambtenaar.
  § 3. Indien nodig wordt de opdrachtbrief in onderlinge overeenstemming aangepast. Dit gebeurt op basis van een ontwerp tot aanpassing dat de gemandateerde ambtenaar opstelt binnen de maand die volgt op een functioneringsgesprek zoals bepaald bij artikel 170. Het ontwerp tot aanpassing wordt voorgelegd aan de directie-generaal die het goedkeurt binnen de maand die volgt op de behoorlijk vastgestelde ontvangst van het ontwerp tot aanpassing.
  § 4. De gemandateerde ambtenaar die geen opdrachtbrief heeft opgesteld binnen de voorgeschreven termijn of die geen ontwerp tot aanpassing heeft opgesteld binnen de voorgeschreven termijn, wordt verondersteld te verzaken aan zijn mandaat.
Art.104. § 1er. Pour chaque désignation à un mandat, il est établi une lettre de mission.
  § 2. Dans le mois qui suit leur désignation, un projet de lettre de mission est transmis par les agents sous mandat à la direction génerale.
  Le projet de lettre de mission définit les objectifs à atteindre compte tenu des moyens mis à disposition et des actions à mettre en oeuvre.
  Dans le mois qui suit la reception dûment établie du projet de lettre de mission, la direction générale approuve la lettre de mission après concertation avec l'agent sous mandat.
  § 3. La lettre de mission est, si nécessaire, adaptée d'un commun accord, sur la base d'un projet d'adaptation établi par l'agent sous mandat dans le mois qui suit un entretien de fonctionnement tel que fixé par l'article 170. Le projet d'adaptation est soumis a la direction générale qui l'approuve dans le mois qui suit la réception dûment établie du projet d'adaptation.
  § 4. L'agent sous mandat qui n'a établi aucun projet de lettre de mission dans le délai prescrit ou qui n'a pas établi un projet d'adaptation dans le délai prescrit, est réputé renoncer au mandat.
Art.105. Het mandaat wordt van rechtswege beëindigd na afloop van de termijnen zoals bedoeld in artikel 101 of wanneer de ambtenaar de leeftijd van 65 jaar bereikt heeft.
  Het mandaat kan verlengd worden met maximaal zes maanden tot de aanvang van het mandaat van zijn opvolger.
Art.105. Le mandat prend fin de plein droit au terme des périodes visées à l'article 101 ou lorsque l'agent atteint l'âge de 65 ans.
  Le mandat peut être prolongé de six mois au maximum jusqu'à ce que le mandat du successeur débute.
Art.106. Indien de gemandateerde ambtenaar vraagt om zijn mandaat te beëindigen, is een opzegging van zes maanden vereist. Deze opzegtermijn kan verkort worden in onderling akkoord met de Minister van Justitie en na advies van de directie-generaal.
Art.106. Si l'agent mandaté demande qu'il y soit mis fin, un préavis de six mois est requis. Ce délai peut être réduit de commun accord avec le Ministre de la Justice après avis de la direction générale.
Art.107. Indien de evaluatie van de gemandateerde ambtenaar leidt tot de vermelding " onvoldoende ", wordt het mandaat beëindigd op de eerste dag van de maand volgend op deze waarin de vermelding werd toegekend.
Art.107. Si l'évaluation de l'agent mandaté conduit à une mention " insuffisant ", le mandat prend fin le premier jour du mois qui suit celui de l'attribution de la mention.
Art.108. Het mandaat wordt beëindigd indien niet voldaan wordt aan de rechten en plichten bedoeld in titel II van het eerste deel van dit besluit, en bij feiten of handelingen die afbreuk doen aan de waardigheid van de functie, zelfs indien ze buiten de uitoefening van de functie gesteld worden.
Art.108. Le mandat prend fin en cas de manquement aux droits et devoirs visés au titre II de la partie I du présent arrêté et en cas de fait ou d'acte, même commis en dehors de l'exercice de la fonction, qui est de nature à porter atteinte à la dignité de celle-ci.
Afdeling 2. - Toewijzing van het mandaat van afdelingscommissaris verantwoordelijk voor een bijzondere eenheid.
Section 2. - Attribution du mandat de commissaire divisionnaire responsable d'une unité particulière.
Art.109. De directie-generaal maakt de vacante betrekking van afdelingscommissaris verantwoordelijk voor een bijzondere eenheid bekend via een bericht aan de ambtenaren.
  De directie-generaal bepaalt de functiebeschrijving, het competentieprofiel en de doelstellingen die tijdens het mandaat moeten worden verwezenlijkt conform het strategisch plan van de Veiligheid van de Staat.
  Het bericht bepaalt de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen bij de administrateur-generaal. Hij maakt de kandidaturen over aan de selectiecommissie.
Art.109. La vacance d'un emploi de commissaire divisionnaire responsable d'une unité particulière est annoncée par la direction générale au moyen d'un avis qui est communiqué aux agents.
  La description de la fonction, le profil de compétences et les objectifs à atteindre pendant le mandat, en conformité avec le plan stratégique de la Sûreté de l'Etat, sont déterminés par la direction générale.
  L'avis fixe le délai de dépôt des candidatures qui sont introduites auprès de l'administrateur général, qui les transmet à la commission de sélection.
Art.110. Om zich kandidaat te kunnen stellen, moeten de ambtenaren titularis zijn van de graad van afdelingscommissaris.
Art.110. Pour pouvoir être candidat, les agents doivent être titulaires du grade de commissaire divisionnaire.
Art.111. In hun kandidaatstelling moeten de kandidaten hun titels en verdiensten voorleggen. Ook moeten zij een beschrijving geven van hun zienswijze op de doelstellingen van het mandaat die ze overeenkomstig het strategisch plan van de Veiligheid van de Staat moeten verwezenlijken.
Art.111. Dans leur acte de candidature, les candidats doivent faire valoir leurs titres et mérites, ainsi que décrire la manière dont ils envisagent d'atteindre les objectifs du mandat, en conformité avec le plan stratégique de la Sûreté de l'Etat.
Art.112. § 1. Het dossier van de kandidaten wordt voorgelegd aan een selectie- en evaluatiecommissie.
  De leden van de commissie worden aangeduid door de Minister van Justitie op voorstel van de directie-generaal, zijnde :
  1° de administrateur-generaal of de adjunct-administrateur-generaal of hun gemachtigde, voorzitter;
  2° de gemandateerde directeur van de operaties of, bij afwezigheid, een commissaris-generaal die het mandaat van [1 directeur Operationele Inlichtingen]1 heeft uitgeoefend;
  3° twee leden die niet behoren tot de Veiligheid van de Staat en die omwille van hun deskundigheid op het vlak van de inlichtingen gekozen zijn uit de leden van de wetenschappelijke raad van de dienst vorming en ontwikkeling, bedoeld in artikel 139, § 3;
  4° een plaatsvervanger voor elk van de effectieve leden; ze worden tezelfdertijd als de effectieve leden aangeduid.
  Binnen de categorie van de effectieve en de plaatsvervangende leden bedoeld in het eerste lid, 3°, wordt het taalevenwicht verzekerd. Tot welke taalgroep de leden behoren wordt bepaald door de taal van het certificaat of het diploma op het einde van de studies die in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de competenties die nodig zijn voor de taak van deskundige. De effectieve en plaatsvervangende leden bedoeld in het eerste lid, 2° behoren tot de andere taalgroep dan de effectieve en de plaatsvervangende leden bedoeld in het eerste lid, 1°; hun taalrol bepaalt tot welke taalgroep zij behoren.
  § 2. Wanneer een betrekking van afdelingscommissaris verantwoordelijk voor een bijzondere eenheid vacant verklaard wordt voor kandidaten van beide taalrollen, dient de voorzitter van de commissie hetzij de kennis van de tweede taal bewezen te hebben overeenkomstig artikel 43, § 3, derde lid van de wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, hetzij te worden bijgestaan door een personeelslid die deze kennis heeft bewezen.
  § 3. De commissie bestudeert de dossiers van de kandidaten die zijn toegelaten. Na een beoordeling van de titels en de verdiensten die betrekking hebben op de doelstellingen van het mandaat en na een onderhoud, worden de kandidaten ingedeeld ofwel in groep A, voor zij die geschikt zijn, ofwel in groep B, voor zij die niet geschikt zijn.
  In de groep A worden de kandidaten gerangschikt.
  De indeling in de groep A en B evenals de rangschikking in de groep A worden gemotiveerd.
  De indeling in groep A blijft zes jaar geldig.
  § 4. De commissie kan slechts tot de deliberatie overgaan voor zover de meerderheid van de leden aanwezig is en elke taalgroep vertegenwoordigd is.
  Enkel de leden van de commissie die hebben deelgenomen aan het onderhoud met de kandidaten mogen deelnemen aan de deliberatie met het oog op het indelen van de kandidaten in de groepen A of B, of met het oog op hun rangschikking in de groep A. Geen enkel lid mag zich onthouden.
  Een lid van de commissie die in zijn persoon een objectieve reden tot wraking ziet, onthoudt er zich evenwel van om deel te nemen aan de stemming.
  Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
  
Art.112. § 1er. Le dossier des candidats est soumis à une commission de sélection et d'évaluation.
  Les membres de la commission sont désignés par le Ministre de la Justice, sur la proposition de la direction générale, à raison de :
  1° de l'administrateur général ou l'administrateur général adjoint, ou leur délegué, président;
  2° du [1 directeur Renseignements Opérationnels]1 mandaté ou, à défaut, d'un commissaire général ayant exercé le mandat de directeur des opérations;
  3° deux membres externes à la Sûreté de l'Etat choisis parmi les membres du conseil scientifique du service de formation et de développement, visé à l'article 139, § 3, en raison de leur expertise en matière de renseignement;
  4° d'un suppléant pour chacun des membres effectifs; ils sont désignés en même temps que les membres effectifs.
  La parité linguistique est assurée au sein de la catégorie des membres effectifs et suppléants visés a l'alinéa 1er, 3°. Leur appartenance linguistique est déterminée par la langue du certificat ou du diplôme sanctionnant la réussite des études prises en compte pour l'appreciation de la compétence nécessaire à la mission d'expertise. Les membres effectifs et suppléants visés à l'alinéa 1er, 2°, sont de l'autre appartenance linguistique que celle des membres effectifs et suppléants visés à l'alinéa 1er, 1°; leur appartenance linguistique est déterminée par leur rôle linguistique.
  § 2. Lorsqu'un emploi de commissaire divisionnaire responsable d'une unité particulière est ouvert à des candidats des deux rôles linguistiques, le président de la commission doit soit avoir prouvé la connaissance de la seconde langue conformément à l'article 43, § 3, alinéa 3, des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966 soit être assisté d'un membre du personnel qui a prouve cette connaissance.
  § 3. La commission examine les dossiers des candidats admis, et, sur la base d'une appréciation des titres et mérites par rapport aux objectifs du mandat et au terme d'un entretien, inscrit les candidats dans le groupe A reprenant les candidats ayant satisfait, et dans le groupe B reprenant les candidats n'ayant pas satisfait.
  Dans le groupe A, les candidats sont classés.
  L'inscription dans le groupe A et B ainsi que le classement dans le groupe A sont motivés.
  Le classement dans le groupe A reste valable pendant six ans.
  § 4. La commission ne peut procéder à la délibération que pour autant que la majorité des membres soit présente et que chaque groupe linguistique soit représenté.
  Seuls les membres de la commission qui ont assisté à l'entretien des candidats peuvent prendre part à la déliberation en vue de l'inscription desdits candidats dans le groupe A ou B ou en vue de leur classement dans le groupe A. Aucun membre ne peut s'abstenir.
  Toutefois, le membre de la commission qui se connaîtrait une cause objective de récusation s'abstient de prendre part au vote.
  S'il y a partage des voix, celle du président est prépondérante.
  
Art.113. De kandidaten worden ingelicht over hun indeling in groep A of B en hun rangschikking in groep A.
Art.113. Les candidats sont informés de leur inscription dans le groupe A ou B et de leur classement dans le groupe A.
Art.114. De Minister van Justitie gaat over tot de aanwijzing voor het mandaat van afdelingscommissaris verantwoordelijk voor een bijzondere eenheid, volgens de rangschikking in groep A.
Art.114. Le Ministre de la Justice procède à la designation au mandat de commissaire divisionnaire responsable d'une unité particulière dans l'ordre du classement du groupe A.
Afdeling 3.
Section 3.
TITEL IV. - De vorming.
TITRE IV. - La formation.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales.
Art.125. De vorming is erop gericht de Veiligheid van de Staat in de mogelijkheid te stellen om op permanente, efficiënte, en aangepaste wijze de haar toevertrouwde opdrachten te vervullen.
  De vorming beoogt eveneens dat de Veiligheid van de Staat, door nauwe samenwerking met andere partners tot stand te brengen, een niveau van specifieke deskundigheid met betrekking tot het inlichtingenwerk bereikt, een nationaal referentiepunt wordt en een partner in de nationale en internationale inlichtingen - en veiligheidsgemeenschap is.
Art.125. La formation a pour finalité de permettre à la Sûreté de l'Etat de remplir de manière permanente, efficace, et appropriée les missions qui lui sont confiées.
  La formation vise également à ce que la Sûreté de l'Etat, en développant des synergies avec des partenaires, atteigne un niveau d'expertise spécifique au renseignement, soit un pôle de référence national et constitue un partenaire dans la communauté nationale et internationale du renseignement et de la sécurité.
Art.126. De vorming moet op geïntegreerde wijze tegemoetkomen aan de behoeften van de organisatie en aan deze van een professionele ontwikkeling en loopbaan van de ambtenaren.
  De vorming moet de ambtenaren in staat stellen om voortdurend de vereiste kennis, vaardigheden, technieken en competenties te verwerven, te onderhouden, te verdiepen en aan anderen over te dragen zodat zij hun functies en verantwoordelijkheden binnen de Veiligheid van de Staat ten volle kunnen uitoefenen.
  De vorming moet toelaten zich tijdig en in functie van de noodwendigheden van het inlichtingenwerk, aan te passen aan de wijzigende behoeften van de organisatie, door te anticiperen en tegemoet te komen aan nieuwe noden.
  Door vorming moet elke ambtenaar zijn professionele loopbaantraject kunnen ontwikkelen en moet de mobiliteit binnen de Veiligheid van de Staat vergemakkelijkt worden.
Art.126. La formation doit répondre de manière intégrée aux besoins de l'organisation ainsi qu'aux besoins de développement professionnel et de carrière des agents.
  La formation doit permettre d'acquérir, d'entretenir, d'approfondir et de transférer de manière continue les connaissances, les aptitudes, les techniques et les compétences requises de manière à ce que les agents puissent exercer pleinement leurs rôles et leurs responsabilités au sein de la Sûreté de l'Etat.
  La formation doit permettre de s'adapter a temps aux besoins changeants de l'organisation dictés par les impératifs de la recherche du renseignement en anticipant et en répondant aux nouveaux besoins.
  La formation doit permettre à chaque agent de développer son trajet de carrière professionnel et faciliter la mobilité au sein de la Sûreté de l'Etat.
Art.127. De vorming is gebaseerd op :
  1° een globale visie over de ontwikkeling van de competenties;
  2° een reflectie over de evolutie van het inlichtingenwerk;
  3° een zoektocht naar nieuwe kennis, vaardigheden en technieken;
  4° een constante evaluatie van de relevantie van de vormingen en hun meerwaarde;
  5° een valorisatie van de door de ambtenaren gevolgde vormingen.
Art.127. La formation repose sur :
  1° une vision globale de développement des compétences;
  2° une réflexion sur l'évolution du travail de renseignement;
  3° une prospection des nouvelles connaissances, aptitudes et techniques;
  4° une évaluation constante de la pertinence des formations et de leur plus-value;
  5° une valorisation des formations suivies par les agents.
HOOFDSTUK II. - Soorten vormingen.
CHAPITRE II. - Types de formation.
Art.128. De vorming moet minstens volgende onderwerpen behandelen :
  1° de wettelijke en reglementaire bepalingen;
  2° de theoretische kennis;
  3° het gebruik van technieken en tactische scholing;
  4° gedragsmatige en relationele elementen.
Art.128. La formation porte au moins sur :
  1° des éléments légaux et réglementaires;
  2° des connaissances théoriques;
  3° l'utilisation de techniques et d'apprentissages tactiques;
  4° des éléments comportementaux et relationnels.
Art.129. § 1. De vorming bestaat uit volgende delen :
  1° de verplichte basisvorming in het kader van de stage, de affectatie of de reaffectatie; deze vorming is erop gericht theoretische competenties, praktische know-how en specifieke waarden bij te brengen en nieuwe ambtenaren te integreren in de cultuur van een inlichtingendienst;
  2° de voortgezette vorming bestaat uit :
  a) de verplichte voortgezette vorming die, in functie van de collectieve en individuele behoeften, de basisvorming verder verdiept;
  b) de baremieke vorming die verbonden is aan het verloop van de loopbaan en die iedere ambtenaar in de mogelijkheid moet stellen om zijn loopbaantraject te ontwikkelen en om, in de door dit besluit bepaalde voorwaarden, een hogere weddenschaal te bereiken; in dat verband worden de erkende vormingen waarvoor men geslaagd is, gevaloriseerd met een waarderingstoelage;
  c) [1 de functionele opleiding is een opleiding die :
   - gericht is op de ontwikkeling van de competenties van de ambtenaren en die het hen mogelijk moet maken om een specifiek vereiste deskundigheid te behalen voor de uitoefening van hun functie, hun managementvaardigheden te ontwikkelen, de uitvoering van hun functie te ondersteunen, meer bepaald bij een verandering van affectatie;
   - betrekking heeft op de ontwikkeling van de organisatie en op de technische of structurele wijzigingen van de dienst en die het de ambtenaren mogelijk moet maken om zich aan veranderingen aan te passen;
   - erop gericht is de ambtenaren voor te bereiden op de loopbaanproeven.]1

  d) de vorming op initiatief van de ambtenaar waarvan het belang voor de dienst erkend is;
  e) de overdracht van de in de dagdagelijkse praktijk verworven kennis.
  § 2. Het belang van de dienst zoals gedefinieerd in artikel 16, eerste lid, 2°, kan worden ingeroepen om de vormingen bedoeld in § 1, 2° c) en d) uit te stellen.
  
Art.129. § 1er. Les types de formation se répartissent comme suit :
  1° la formation de base obligatoire dans le cadre du stage, de l'affectation ou de la réaffectation; elle a pour objet de faire acquérir les compétences théoriques, les savoir-faire pratiques et les valeurs spécifiques et d'intégrer les nouveaux agents dans la culture d'un service de renseignement;
  2° la formation continuée qui comprend :
  a) la formation continuée obligatoire qui vise à approfondir la formation de base en réponse aux nécessités collectives et individuelles;
  b) la formation barémique liée à la progression dans la carrière et qui vise à permettre à chaque agent de développer son trajet de carrière et d'atteindre dans les conditions fixées par le présent arrêté une échelle de traitement supérieure; dans ce cadre, les formations agréées et réussies sont valorisées par les allocations de valorisation;
  c) [1 la formation fonctionnelle qui est :
   - destinée à développer les compétences des agents et à leur permettre d'atteindre l'expertise spécifique requise pour l'exercice de la fonction, de développer leurs compétences de gestion, de porter appui à l'exercice de leur fonction, notamment lors d'un changement d'affectation;
   - liée au développement de l'organisation et aux modifications techniques ou structurelles du service et qui est destinée à permettre aux agents de s'adapter au changement;
   - destinée à préparer les agents aux épreuves de carrière.]1

  d) la formation a l'initiative de l'agent et presentant un intérêt reconnu pour le service;
  e) le transfert des connaissances qui vise à communiquer les savoirs acquis dans la pratique quotidienne.
  § 2. L'intérêt du service tel que défini à l'article 16, alinéa 1er, 2° peut être invoqué pour différer les formations visées au § 1er, 2° c) et d).
  
HOOFDSTUK III. - Organisatie van de vorming.
CHAPITRE III. - Organisation de la formation.
Afdeling 1. - Erkende voortgezette vorming.
Section 1re. - Formation continuée agréée.
Art.130. Een vorming zoals bedoeld in artikel 129 § 1, 2° b), c), en d), die niet georganiseerd is door de dienst vorming en ontwikkeling, kan slechts goedgekeurd worden, indien ze verband houdt met het werkgebied en de werkwijzen van de Veiligheid van de Staat.
  Of er daadwerkelijk een dergelijk verband bestaat, wordt bepaald op basis van een dossier dat ter goedkeuring wordt ingediend en op basis van de motivering van de vraag.
  De periodes waarin deelgenomen wordt aan de activiteiten van de toegestane vorming, worden gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit.
Art.130. Pour être autorisée, toute formation visée à l'article 129, § 1er, 2°, b), c), et d), non organisée par le service de formation doit présenter un lien avec les domaines d'activité et les méthodes de travail de la Sûreté de l'Etat.
  La réalité du lien est établie par l'introduction d'un dossier soumis à l'agrément et la motivation de la demande.
  Les périodes de participation aux activités de formation autorisées sont assimilées à des périodes d'activité de service.
Art.131. Iedere ambtenaar die een toegestane vorming heeft gevolgd, maakt hiervan een verslag op met het oog op een overdracht van de kennis.
  Indien de ambtenaar geen verslag voorlegt of zijn vorming vrijwillig en zonder rechtvaardiging stopzet, moet hij de kosten voor vorming terugbetalen. Indien er geen vormingskosten gemaakt zijn, wordt zijn latere aanvraag voor een vorming gedurende twee jaar geweigerd.
  Indien de vormingskosten niet worden terugbetaald, wordt iedere latere aanvraag voor een vorming geweigerd gedurende vijf jaar.
Art.131. Tout agent ayant suivi une formation autorisée en fait un rapport a l'organisation en vue d'un transfert des connaissances.
  L'absence de rapport ou l'abandon volontaire non justifié de la formation entraîne le remboursement des frais de formation ou, s'il n'y a pas de frais de formation, le refus d'une demande ultérieure de formation pendant un délai de deux ans.
  Le non-remboursement des frais de formation entraîne le refus de toute demande de formation ultérieure pendant un délai de cinq ans.
Afdeling 2. - Vrijstelling voor vorming.
Section 2. - Dispense pour formation.
Art.132. De ambtenaar die een goedgekeurde voortgezette baremieke of functionele vorming volgt, krijgt ambtshalve een vrijstelling voor vorming.
  De ambtenaar die op eigen initiatief een voortgezette vorming volgt, kan vrijstelling voor vorming krijgen. De toekenning van de vrijstelling voor vorming wordt beslist door de directie-generaal op basis van het bij de dienst vorming en ontwikkeling ingediende dossier.
  Het aantal uren vrijstelling voor vorming wordt bepaald door de Minister van Justitie.
Art.132. L'agent engagé dans une formation continuée barémique ou fonctionnelle autorisée obtient d'office une dispense pour formation.
  L'agent engagé à son initiative dans une formation continuée peut obtenir une dispense pour formation. L'octroi de la dispense pour formation est décidé par la direction générale sur la base du dossier introduit au service de formation et de développement.
  Le volume horaire de la dispense pour formation est fixé par le Ministre de la Justice.
Art.133. De vrijstelling voor vorming dekt de uren vorming die tijdens en buiten de diensturen worden gevolgd, evenals de tijd nodig voor verplaatsingen, practica, de dagen voor het afleggen van examens en voor het verdedigen van de verhandeling.
Art.133. La dispense pour formation couvre les heures de formation suivies pendant et en dehors des heures de service, le temps de déplacement, les travaux pratiques, les jours d'examen et de défense de mémoire.
Art.134. Het aantal uren vrijstelling voor vorming op initiatief van de ambtenaar wordt berekend aan de hand van een coëfficiënt dat wordt vastgesteld in functie van de arbeidstijdregeling van de ambtenaar die de aanvraag voor vorming indient.
Art.134. Le volume horaire de la dispense pour formation à l'initiative de l'agent est modulé selon un coefficient déterminé en fonction du régime de temps de travail de l'agent qui introduit la demande de formation.
Art.135. Voor elke vorming wordt de inschrijving gecontroleerd aan de hand van een inschrijvingsattest en wordt de aanwezigheid gecontroleerd aan de hand van een aanwezigheidsattest zoals vastgelegd door de Minister van Justitie.
  Indien uit het aanwezigheidsattest blijkt dat de ambtenaar de vorming waarvoor hij een vrijstelling voor vorming heeft gekregen, niet regelmatig volgt en dit zonder wettige reden, kan het recht op deze vrijstelling opgeschort worden. Ook kan de terugbetaling van de vormingskosten worden geëist.
Art.135. Toute formation fait l'objet d'un contrôle d'inscription sur la base d'une attestation d'inscription et d'un contrôle d'assiduité sur la base d'une attestation d'assiduité déterminée par le Ministre de la Justice.
  Si l'attestation d'assiduité fait apparaître que l'agent ne suit pas, régulièrement, sans raison légitime, la formation pour laquelle il a obtenu une dispense pour formation, le droit à cette dispense peut être suspendu et le remboursement des frais liés à la formation exigé.
Art.136. De uren vorming die effectief - in België of in het buitenland - hebben plaatsgevonden buiten de diensturen en buiten de werkdagen worden beschouwd als werktijd.
  Zij worden niet vergoed met een toelage voor uitzonderlijke prestaties of met een toelage voor onregelmatige prestaties zoals bepaald door het geldelijk statuut van dit besluit.
Art.136. Les heures effectives consacrées à la formation en dehors des heures de service, pendant les jours non ouvrables en Belgique comme à l'étranger, sont considérées comme temps de travail.
  Elles ne sont pas rétribuées en prestations exceptionnelles ou allocations pour prestations irrégulières selon le régime pécuniaire défini par le présent arrêté.
Afdeling 3. - Vormingskosten.
Section 3. - Frais de formation.
Art.137. De inschrijvingskosten en de kosten voor didactisch materiaal vallen ten laste van de Veiligheid van de Staat op basis van een dossier en binnen de grenzen van een bedrag dat door de Minister van Justitie wordt bepaald.
  De verblijfs- en vervoerskosten worden terugbetaald volgens de voorwaarden van de reglementering die van toepassing is op het personeel van de federale overheidsdiensten.
  Voor de vormingen die de ambtenaar op eigen initiatief gevolgd heeft en waarvan het belang voor de dienst erkend werd, is de tussenkomst van de dienst in de inschrijvingskosten en de kosten voor didactisch materiaal beperkt tot twee derden.
Art.137. Les frais d'inscription et les frais didactiques sont pris en charge par la Sûreté de l'Etat sur la base d'un dossier et dans les limites d'un montant fixé par le Ministre de la Justice.
  Les frais de séjour et de parcours sont remboursés aux conditions établies par la réglementation en vigueur pour le personnel des services publics fédéraux.
  Pour les formations suivies à l'initiative de l'agent et présentant un intérêt reconnu pour le service, l'intervention du service dans les frais d'inscription et didactiques se limite à deux tiers.
HOOFDSTUK IV. - Dienst vorming en ontwikkeling.
CHAPITRE IV. - Service de formation et de développement.
Art.138. § 1. De vorming wordt beheerd door de dienst vorming en ontwikkeling van de Veiligheid van de Staat.
  De dienst vorming en ontwikkeling valt onder de bevoegdheid van de directie-generaal.
  [1 ...]1
  § 2. De dienst vorming en ontwikkeling heeft volgende taken :
  1° de nieuwe personeelsleden ontvangen en toezien op hun integratie;
  2° het beleid inzake vorming bepalen en in overeenstemming brengen met de strategische en operationele doelstellingen van de Veiligheid van de Staat;
  3° een inventaris opstellen van de actuele en de voorziene noden inzake vorming, zowel op organisatorisch als op individueel vlak.
  4° vormingstrajecten bepalen voor alle ambtenaren, vormingen organiseren en evaluaties opmaken van zowel de interne vormingen als de vormingen georganiseerd met partners;
  5° instaan voor de opvolging, de evaluatie en de kritische reflectie over het globale en geïntegreerde verloop van de vorming;
  6° een beleid van partnerships met andere instanties uitbouwen om de bestaande externe mogelijkheden te benutten;
  7° via een opvolgsysteem anticiperen op de behoeften en de technologieën inzake vorming;
  8° de gevolgde vormingen valideren en de getuigschriften uitreiken;
  9° de individuele vormingsdossiers van het personeel beheren.
  
Art.138. § 1er. La formation est gérée par le Service de formation et de développement de la Sûreté de l'Etat.
  Le Service de formation et de développement est placé sous l'autorité de la direction générale.
  [1 ...]1
  § 2. Le Service de formation et de développement a pour tâche de :
  1° accueillir les nouveaux membres du personnel et veiller à leur intégration;
  2° définir et aligner la politique de formation sur les objectifs stratégiques et opérationnels de la Sûreté de l'Etat;
  3° développer un cadastre des besoins de formation tant actuels et prévisionnels qu'organisationnels et individuels;
  4° définir des trajets de formation pour tous les agents, organiser des actions de formation et evaluer les formations, tant en interne qu'avec des partenaires;
  5° assurer le suivi, l'évaluation et la réflexion critique sur le processus global et intégré de la formation;
  6° developper une politique de partenariat avec d'autres instances pour mobiliser les ressources extérieures existantes;
  7° anticiper par un systeme de veille les besoins et les technologies en matière de formation;
  8° valider les formations suivies et délivrer les certifications;
  9° gérer les dossiers individuels de formation du personnel.
  
Art.139. § 1. Binnen de dienst vorming en ontwikkeling wordt een permanente wetenschappelijke raad en een permanente operationele raad opgericht. Deze raden hebben een adviserende bevoegdheid ten aanzien van de programma's en ten aanzien van de erkenning van de vormingen.
  § 2. De directie-generaal duidt de leden van de operationele raad aan. In overleg met de aan de vorming deelnemende partijen, bepaalt deze raad de beleidslijnen inzake de operationele vorming die intrinsiek verbonden is met de inlichtingenmethodes.
  De raad brengt rechtstreeks verslag uit aan de directie-generaal die vervolgens de strategische opties neemt.
  Deze raad is samengesteld uit :
  1° de directeur van de operaties, voorzitter;
  2° [1 van de verantwoordelijke van de dienst opleiding en ontwikkeling of zijn afgevaardigde;]1
  3° een deskundige van de ondersteuningscel;
  4° een lid (leden) van de inlichtingensecties (garing en analyse), veiligheid, protectie, veiligheidsonderzoeken en de ondersteunende secties.
  § 3. De Minister van Justitie duidt, op voorstel van de directie-generaal, de leden van de wetenschappelijke raad aan. In overleg met de aan de vorming deelnemende partijen, bepaalt deze raad de overige beleidslijnen inzake de vorming.
  Deze raad is samengesteld uit :
  1° de adjunct administrateur-generaal, voorzitter;
  2° een vertegenwoordiger van de Minister van Justitie;
  3° een verantwoordelijke voor de vorming van de Federale Overheidsdienst Justitie;
  4° de directeur van de operaties;
  5° een verantwoordelijke ambtenaar van het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid (OFO) of zijn gemachtigde;
  6° vier universiteitsprofessoren;
  7° een deskundige van de ondersteuningscel;
  8° [1 van de verantwoordelijke van de dienst opleiding en ontwikkeling of zijn afgevaardigde.]1
  § 4. De directie-generaal beslist, na advies van de ondersteuningscel, de beleidslijnen inzake de vorming. Hij brengt verslag uit aan de bevoegde instanties rekening houdende met de reglementaire bepalingen en de strategische keuzes die genomen zijn door het Ministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid.
  
Art.139. § 1er. Il est institué au sein du service de formation et de développement un conseil scientifique permanent et un conseil opérationnel permanent qui ont une compétence d'avis sur les programmes ainsi que de certification des formations.
  § 2. Le conseil opérationnel, dont les membres sont désignés par la direction générale, détermine, en concertation avec les parties prenantes à la formation, les orientations de la formation opérationnelle liées intrinsèquement aux méthodes du renseignement.
  Il rend compte directement à la direction générale qui prend les options stratégiques.
  Il est composé :
  1° du directeur des opérations, qui préside;
  2° [1 du responsable du service de formation et de développement ou son délégué;]1
  3° d'un expert de la cellule d'appui;
  4° de membre(s) des sections renseignement (collecte et analyse), sécurité, protection, enquêtes de sécurité et des sections d'appui.
  § 3. Le conseil scientifique dont les membres sont désignés par le Ministre de la Justice, sur la proposition de la direction générale, détermine, en concertation avec les parties prenantes à la formation, les autres orientations de la formation.
  Il est composé :
  1° de l'administrateur général adjoint, qui préside;
  2° d'un représentant du Ministre de la Justice;
  3° d'un des responsables de la formation du Service Public Fédéral Justice;
  4° du directeur des opérations;
  5° du fonctionnaire dirigeant de l'Institut de Formation de l'Administration fédérale (IFA) ou son délégué;
  6° de quatre professeurs d'université;
  7° d'un expert de la cellule d'appui;
  8° [1 du responsable du service de formation et de développement ou son délégué.]1
  § 4. La direction générale décide, après avis de la cellule d'appui, des orientations de la politique de formation et en réfère aux autorités compétentes compte tenu notamment des dispositions réglementaires et des options stratégiques prises par le Comité ministériel du Renseignement et de la Sécurité.
  
Art.140. Onverminderd de bepalingen van deze titel, worden de organisatie van de vorming, de omkadering, de uitvoering van en de controle op de vorming bepaald door de Minister van Justitie.
Art.140. Sans préjudice des dispositions du présent titre, l'organisation de la formation, les mesures d'encadrement, de mise en oeuvre et de contrôle des actions de formation sont fixées par le Ministre de la Justice.
TITEL V. - Psychologische en sociale begeleiding.
TITRE V. - Encadrement psychologique et social.
Art.141. Binnen de Veiligheid van de Staat wordt een team voor de psychologische en sociale begeleiding opgericht dat deel uitmaakt van het administratief kader en rechtstreeks onder de bevoegdheid van de directie-generaal geplaatst wordt.
  Dit team bestaat uit ten minste één Franstalige en één Nederlandstalige psycholoog.
  [1 Dit team draagt bij tot]1 het welzijn van de personeelsleden en moet hen toelaten om op optimale wijze te functioneren binnen de Veiligheid van de Staat.
  
Art.141. Il est institué à la Sûreté de l'Etat une equipe d'encadrement psychologique et social, relevant du cadre administratif, placée sous l'autorité directe de la direction générale.
  Elle est composée d'au moins un psychologue francophone et un psychologue néerlandophone.
  [1 Elle a pour but de contribuer au]1 bien-être des membres du personnel et de leur permettre de fonctionner d'une manière optimale au sein de la Sûreté de l'Etat.
  
Art.142. Het team voor de psychologische begeleiding heeft onder andere als taak :
  1° tussen te komen bij kritieke incidenten tijdens of naar aanleiding van de uitvoering van een opdracht en in crisissituaties;
  2° tussen te komen bij personeelsleden met ernstige privé-problemen die een weerslag hebben op het professionele leven;
  3° hulp te verlenen aan personeelsleden die een emotioneel zware opdracht of bijzonder stresserende verantwoordelijkheden hebben.
Art.142. L'équipe d'encadrement psychologique a entre autres pour tâches :
  1° d'intervenir lors d'incidents critiques pendant ou à la suite de l'exercice d'une mission ainsi que lors de situations de crise;
  2° d'intervenir auprès des membres du personnel ayant des problèmes graves dans la vie privée qui ont une répercussion sur la vie professionnelle;
  3° d'intervenir en soutien aux membres du personnel ayant une mission à caractère émotionnellement lourde ou des responsabilités particulièrement stressantes.
Art.143. Het begeleidingsteam komt tussen [1 ofwel uit eigen beweging]1 ofwel op vraag van het personeelslid zelf, ofwel op vraag van de hiërarchische chef of een collega en in dat geval, met akkoord van het betrokken personeelslid.
  De leden van het begeleidingsteam zijn gebonden door het beroepsgeheim.
  Zij werken buiten elk personeelsdossier om en garanderen de anonimiteit.
  Behalve mits schriftelijke toestemming van het betrokken personeelslid, delen zij in geen geval de inhoud van hun gesprekken mee aan de hiërarchie.
  
Art.143. L'équipe d'encadrement intervient [1 soit d'initiative]1 soit à la demande du membre du personnel lui-même, soit à la demande du chef hierarchique ou d'un collègue et, dans ce cas, en accord avec le membre du personnel concerné.
  Les membres de l'équipe d'encadrement psychologique sont tenus au secret professionnel.
  Ils travaillent en dehors de tout dossier du personnel et en garantissant l'anonymat.
  Ils ne communiquent en aucun cas à la hiérarchie le contenu des entretiens sauf autorisation écrite du membre du personnel concerné.
  
Art.144. Voor de concrete uitwerking en de opvolging van de psychologische en sociale begeleiding, kan de minister overeenkomsten sluiten met gespecialiseerde instellingen.
Art.144. Le ministre peut etablir des conventions avec des organismes specialisés pour la mise en oeuvre concrète et le suivi de l'encadrement psychologique et social.
TITEL VI. - Evaluatie.
TITRE VI. - Evaluation.
HOOFDSTUK I. - Evaluatie van de ambtenaren zonder mandaat.
CHAPITRE Ier. - Evaluation des agents non mandatés.
Afdeling 1. - Toepassingsgebied en definities.
Section 1re. - Champ d'application et définitions.
Art.145. De ambtenaren die niet aangewezen zijn voor de uitoefening van een mandaat en die effectief in dienst zijn, vallen onder het evaluatiesysteem beschreven in dit hoofdstuk.
Art.145. Les agents qui ne sont pas désignés pour exercer un mandat et qui sont effectivement en service sont soumis au système d'évaluation selon les modalités décrites dans le présent chapitre.
Art.146. Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk verstaat men onder :
  1° evaluatiecyclus : een proces dat de evaluator ondersteunt bij de leidinggevende verantwoordelijkheden en dat gericht is op het stimuleren van de communicatie tussen evaluator en geëvalueerde, op het bevorderen van de beroepsbekwaamheden noodzakelijk voor het uitoefenen van de diverse functies van verschillende niveaus binnen de buitendiensten en op het bereiken van de strategische en operationele doelstellingen van de Veiligheid van de Staat;
  2° functiebeschrijving : de beschrijving van, onder meer, het doel van de functie, de resultaatgebieden, de functievereisten en de rollen waarin de ambtenaar van de buitendiensten functioneert;
  3° generieke functiebeschrijving : de functiebeschrijving die van toepassing is op het geheel van de ambtenaren van de buitendiensten die de functie uitoefenen van beschermingsassistent, inspecteur en commissaris;
  4° specifieke functiebeschrijving : de functiebeschrijving die van toepassing is op een ambtenaar van de buitendiensten;
  5° evaluator : de titularis van een leidinggevende functie, te weten de administrateur-generaal, de adjunct-administrateur-generaal, [1 directeur Operationele Inlichtingen]1, de afdelingscommissaris of de commissaris die de dagelijkse leiding en/of controle heeft over het functioneren van de geëvalueerde;
  6° evaluatie : het beschrijvend beoordelen van het functioneren, van de competenties en de beroepsbekwaamheden van de ambtenaar van de buitendiensten;
  7° organisatiedoelstellingen : de doelstellingen en plannen die op de verschillende niveaus van de directie van de Veiligheid van de Staat geformuleerd worden.
  
Art.146. Pour l'application des dispositions du présent chapitre, l'on entend par :
  1° cycle d'évaluation : un processus qui aide l'évaluateur dans ses responsabilités de dirigeant et qui vise à stimuler la communication entre l'évalué et l'évaluateur, à promouvoir les aptitudes professionnelles indispensables à exercer les diverses fonctions des services extérieurs à différents niveaux, à garantir le bon fonctionnement du service et à atteindre les objectifs stratégiques et operationnels de la Sûreté de l'Etat;
  2° description de fonction : la description, entre autres, de l'objectif de la fonction, les résultats qui y sont liés, les exigences de la fonction et les rôles dans lesquels fonctionne l'agent des services extérieurs;
  3° description de fonction générique : la description de fonction applicable à un ensemble d'agents des services extérieurs exerçant la fonction d'assistant de protection, d'inspecteur et de commissaire;
  4° description de fonction spécifique : la description de fonction applicable à un agent des services extérieurs;
  5° évaluateur : le titulaire d'une fonction dirigeante, a savoir l'administrateur général, l'administrateur général adjoint, le [1 directeur Renseignements Opérationnels ]1, le commissaire divisionnaire ou le commissaire, qui a la direction et/ou le controle journalier du fonctionnement de l'évalue;
  6° évaluation : l'appréciation descriptive du fonctionnement, des compétences et des aptitudes professionnelles de l'agent des services extérieurs;
  7° objectifs de l'organisation : les objectifs et plans formulés aux différents niveaux de direction de la Sûreté de l'Etat.
  
Afdeling 2. - Evaluatiecyclus.
Section 2. - Le cycle d'évaluation.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Sous-section 1re. - Dispositions générales.
Art.147. De evaluatieperiode bedraagt twee jaar, behalve voor de inspecteurs B2 en de commissarissen A2 voor wie de evaluatieperiode een jaar bedraagt.
  De beschermingsassistenten worden jaarlijks geëvalueerd gedurende de drie jaren die volgen op hun benoeming.
Art.147. La période d'évaluation est de deux ans, sauf pour les inspecteurs B2 et les commissaires A2 pour lesquels la période d'évaluation est d'un an.
  Les assistants de protection font l'objet d'une évaluation annuelle pendant les trois années qui suivent leur nomination.
Art.148. De directie-generaal bepaalt de praktische regels betreffende de organisatie van de evaluatiecyclus voor de ambtenaren van de buitendiensten.
Art.148. La direction générale fixe les modalités pratiques de l'organisation du cycle d'évaluation pour les agents des services extérieurs.
Onderafdeling 2. - De rollen van de evaluator en van de geëvalueerde.
Sous-section 2. - Les roles de l'évaluateur et de l'évalué.
Art.149. De evaluatiecyclus wordt beheerd door een evaluator.
  De titularis van een leidinggevende functie wordt geëvalueerd door de titularis van de leidinggevende functie die onmiddellijk hoger staat.
  De ambtenaren die geen titularis zijn van een leidinggevende functie, worden geëvalueerd ofwel door de afdelingscommissaris, ofwel door de commissaris die titularis is van de leidinggevende functie en die in de hiërarchische structuur het dichtst aanleunt bij de geëvalueerde.
  Iedere evaluator moet de nodige vorming inzake het verloop van de evaluatie volgen.
Art.149. Le cycle d'évaluation est géré par un évaluateur.
  L'évaluateur du titulaire d'une fonction dirigeante est le titulaire de la fonction dirigeante directement supérieure.
  L'évaluateur des agents qui ne sont pas titulaires d'une fonction dirigeante, est soit le commissaire divisionnaire, soit le commissaire titulaire de la fonction dirigeante la plus proche dans la structure hiérarchique des évalués.
  Chaque évaluateur doit suivre une formation liée au processus d'évaluation.
Afdeling 3. - Het verloop van de evaluatiecyclus.
Section 3. - Le déroulement du cycle d'évaluation.
Onderafdeling 1. - Functiebeschrijving en doelstellingen.
Sous-section 1re. - Description de fonction et objectifs.
Art.150. Bij de benoeming in vast verband of bij het opnemen van een nieuwe functie nodigt de evaluator de geëvalueerde uit voor een functiegesprek waarbij de functiebeschrijving, horende bij de uit te oefenen functie, wordt vastgesteld.
Art.150. Lors de la nomination à titre définitif et lors de la prise d'une nouvelle fonction, l'évaluateur invite l'évalué à un entretien de fonction au cours duquel est fixée la description de fonction afférente à la fonction à exercer.
Art.151. Ter gelegenheid van het planningsgesprek bepaalt de evaluator op basis van de functie-inhoud van de geëvalueerde of het opportuun is om prestatiedoelstellingen te formuleren.
  Deze doelstellingen kaderen in de organisatiedoelstellingen van de buitendiensten.
  Desgevallend bespreken de geëvalueerde en de evaluator bij het begin van elke evaluatieperiode de prestatiedoelstellingen en/of persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen voor de komende evaluatieperiode en worden deze doelstellingen vastgesteld.
Art.151. L'évaluateur détermine au moment de l'entretien de planning, sur la base du contenu de la fonction de l'évalué, s'il est opportun de formuler des objectifs de prestation.
  Ces objectifs cadrent avec les objectifs d'organisation des services extérieurs.
  Le cas échéant, l'évalué et l'évaluateur discutent, au début de chaque période d'évaluation, des objectifs de prestation et/ou des objectifs de développement personnel pour la période d'évaluation à venir et déterminent ces objectifs.
Onderafdeling 2. - Begeleiding en communicatie.
Sous-section 2. - Accompagnement et communication.
Art.152. In de loop van de evaluatieperiode vindt een functioneringsgesprek plaats tussen de geëvalueerde en de evaluator op vraag van de ambtenaar of van zijn hiërarchische meerdere.
  In een functioneringsgesprek kunnen aan bod komen :
  1° knelpunten in verband met het functioneren van de geëvalueerde en de oplossingen hiervoor;
  2° knelpunten die het bereiken van de afgesproken doelstellingen bemoeilijken en die betrekking hebben zowel op de organisatie en het functioneren van de dienst, de begeleiding van de hiërarchische chef, als op externe factoren;
  3° de ontwikkeling van de ambtenaar binnen de huidige functie;
  4° de loopbaanperspectieven en de carrièreverwachtingen van de ambtenaar en de ontwikkeling van de competenties die hiervoor wenselijk zijn.
  Ter gelegenheid van dit gesprek kunnen ontwikkelingsgerichte doelstellingen worden geformuleerd en bijsturingen worden aangebracht aan de afgesproken prestatiedoelstellingen.
Art.152. Pendant la période d'évaluation, l'entretien de fonctionnement a lieu entre l'évalué et l'évaluateur, à la demande de l'agent ou de son supérieur hiérarchique.
  Durant l'entretien de fonctionnement peuvent être exposés :
  1° les problemes relatifs au fonctionnement de l'évalué et les solutions à y apporter;
  2° les problèmes qui entravent la réalisation des objectifs convenus et qui concernent aussi bien l'organisation et le fonctionnement du service, l'accompagnement par le chef hiérarchique ainsi que tout facteur externe;
  3° le développement de l'agent au sein de sa fonction actuelle;
  4° les perspectives et aspirations de carrière de l'agent et le développement de compétences qui sont souhaitables à cette fin.
  A l'occasion de cet entretien, des objectifs axés sur le développement peuvent être formules et des adaptations peuvent être apportees aux objectifs de prestation convenus.
Onderafdeling 3. - Evaluatie.
Sous-section 3. - Evaluation.
Art.153. De evaluatie vindt plaats op grond van volgende criteria :
  1° de functiebeschrijving;
  2° de bijkomende elementen uit het planningsgesprek;
  3° desgevallend, de prestatiedoelstellingen en de persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen.
Art.153. L'évaluation se réalise sur base des critères suivants :
  1° la description de fonction;
  2° les éléments complémentaires issus de l'entretien de planning;
  3° le cas échéant, les objectifs de prestation et de développement personnel.
Art.154. Als voorbereiding op het evaluatiegesprek maakt de geëvalueerde een activiteitenrapport.
Art.154. En préparation à l'entretien d'évaluation, l'évalué fait un rapport d'activités.
Art.155. Na afloop van de evaluatieperiode nodigt de evaluator de geëvalueerde uit voor een evaluatiegesprek, waarbij een balans wordt opgemaakt van het functioneren van de geëvalueerde en van de mate waarin de doelstellingen werden bereikt.
  Deze balans maakt het voorwerp uit van een beschrijvend evaluatieverslag.
  Dit beschrijvende evaluatieverslag wordt door de evaluator binnen vijftien kalenderdagen na het evaluatiegesprek aan de geëvalueerde bezorgd.
  Indien de evaluatie een vermelding " onvoldoende " vereist, wordt een nieuw onderhoud georganiseerd tussen de evaluator, de geëvalueerde en de hiërarchische chef van de evaluator.
  Binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van het evaluatieverslag voegt de geëvalueerde zijn eventuele opmerkingen toe en bezorgt hij het terug aan de evaluator.
  Elke evaluator beoordeelt in zijn activiteitenrapport, zijn leidinggevende vaardigheden waarvan zijn wijze van evalueren en de kwaliteit van de door hem opgemaakte evaluaties een onderdeel zijn.
Art.155. A la fin de la période d'évaluation, l'évaluateur invite l'évalué à un entretien d'évaluation au cours duquel est établi un bilan du fonctionnement de l'évalué et de la mesure dans laquelle les objectifs fixes ont été atteints.
  Ce bilan fait l'objet d'un rapport d'évaluation descriptive.
  Le rapport d'évaluation descriptive est transmis par l'évaluateur à l'évalué dans les quinze jours de l'entretien d'évaluation.
  Si l'évaluation arrive à la conclusion qu'une mention " insuffisant " s'impose, un nouvel entretien est organisé entre l'évaluateur, l'évalué et le chef hiérarchique de l'évaluateur.
  Dans les quinze jours à dater de la réception du rapport d'évaluation, l'évalué y ajoute ses remarques éventuelles et remet le rapport à l'évaluateur.
  Chaque évaluateur apprécie, lors de son rapport d'activités, ses capacités de gestion parmi lesquelles figurent sa manière d'évaluer et la qualité des évaluations qu'il a réalisées.
Afdeling 4. - Het evaluatiedossier.
Section 4. - Le dossier d'évaluation.
Art.156. Het individuele evaluatiedossier bevat :
  1° de identificatiefiche met identiteitsgegevens, graad en aanwijzing;
  2° de generieke, desgevallend de specifieke functiebeschrijving en de elementen uit het planningsgesprek;
  3° desgevallend de afgesproken prestatiedoelstellingen;
  4° de verslagen van de functioneringsgesprekken en de activiteitenverslagen;
  5° de door de geëvalueerde op zijn verzoek toegevoegde documenten;
  6° de beschrijvende evaluatieverslagen;
  7° desgevallend, de adviezen die overgemaakt werden door de overheid waarbij de ambtenaar werd gedetacheerd of in opdracht is.
Art.156. Le dossier d'évaluation individuel comporte :
  1° une fiche d'identification avec données d'identité, grade et désignation;
  2° la description de fonction générique ou, le cas échéant, specifique, et les éléments de l'entretien de planning;
  3° le cas échéant, les objectifs de prestation convenus;
  4° les rapports des entretiens de fonctionnement et les rapports d'activités;
  5° les documents dont l'évalué a demandé l'insertion;
  6° les rapports d'évaluation descriptive;
  7° le cas échéant, les avis remis par les autorités auprès desquelles l'agent est détaché ou en mission.
Art.157. Het evaluatiedossier van de geëvalueerde is ten allen tijde ter beschikking van de ambtenaar, van de evaluator en van de ambtenaar die de dagelijkse leiding of toezicht heeft over het functioneren van de evaluator.
Art.157. Le dossier d'évaluation de l'évalué est, à tout moment, à la disposition de l'agent, de l'évaluateur et de l'agent qui a la direction ou le contrôle journalier sur le fonctionnement de l'évaluateur.
Afdeling 5. - Evaluatieverslag met de vermelding " onvoldoende ".
Section 5. - Rapport d'évaluation avec mention " insuffisant ".
Onderafdeling 1. - Toekenning van de vermelding " onvoldoende ".
Sous-section 1re. - Attribution de la mention " insuffisant ".
Art.158. Het evaluatieverslag bevat geen vermelding, behalve indien de evaluator oordeelt dat de geëvalueerde de vermelding " onvoldoende " verdient.
Art.158. Le rapport d'évaluation ne comporte pas de mention, sauf dans le cas où l'évaluateur estime que l'évalué mérite la mention " insuffisant ".
Art.159. Een evaluatieverslag kan slechts een vermelding " onvoldoende " vermelden wegens manifest ondermaats functioneren van de geëvalueerde.
  De vermelding " onvoldoende " wordt gemotiveerd in het evaluatieverslag over de voorbije evaluatieperiode.
  Een evaluatieverslag dat afgesloten wordt met een vermelding " onvoldoende " wordt ondertekend door de evaluator en diens hiërarchische chef.
Art.159. Un rapport d'évaluation ne peut contenir une mention " insuffisant " qu'en raison d'un fonctionnement de l'évalué manifestement inférieur au niveau attendu.
  La mention " insuffisant " est motivée dans le rapport d'évaluation relatif à la période d'évaluation écoulée.
  Un rapport d'évaluation qui se conclut par une mention " insuffisant " est signé par l'évaluateur et le chef hiérarchique de ce dernier.
Onderafdeling 2. - Gevolgen voor de loopbaan.
Sous-section 2. - Conséquences pour la carrière.
Art.160. De eerste vermelding " onvoldoende " is voor de ambtenaar van de buitendiensten een waarschuwing en een uitnodiging tot beter functioneren.
  De evaluator en zijn hiërarchische chef kunnen aan de directie-generaal voorstellen om de geëvalueerde over te plaatsen binnen de buitendiensten; de geëvalueerde wordt hiervan verwittigd.
  De directie-generaal bepaalt de duur van de evaluatieperiode die volgt op de toekenning van de vermelding " onvoldoende "; deze periode duurt ten minste zes maanden.
Art.160. La première mention " insuffisant " consiste pour l'agent des services extérieurs en un avertissement et une invitation à mieux fonctionner.
  L'évaluateur et son chef hiérarchique peuvent proposer à la direction générale de réaffecter l'évalué au sein des services extérieurs; l'évalué en est avisé.
  La direction générale détermine la durée de la période d'évaluation qui suit l'attribution de la mention " insuffisant "; cette durée est de six mois au moins.
Art.161. Een vermelding " onvoldoende " vertraagt het toekennen van een bevordering.
  Bovendien wordt de waarderingstoelage verminderd wanneer in het evaluatieverslag betreffende het jaar dat voorafgaat aan de uitbetaling van de toelage, " onvoldoende " wordt vermeld.
  Twee definitieve opeenvolgende vermeldingen " onvoldoende " hebben tot gevolg dat een voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid wordt voorgelegd aan de benoemende overheid.
Art.161. Une mention " insuffisant " retarde l'octroi d'une promotion.
  En outre, l'allocation de valorisation est réduite dans le cas où le rapport d'évaluation dans l'année précédant le paiement de l'allocation se conclut par la mention " insuffisant ".
  Deux mentions " insuffisant " définitives successives donnent lieu à une proposition de licenciement pour inaptitude professionnelle soumise à l'autorité qui détient le pouvoir de nomination.
Art.162. Binnen de vijftien kalenderdagen na de kennisgeving van een vermelding " onvoldoende " kan de ambtenaar per aangetekende brief, beroep instellen bij de raad van beroep opgericht in hoofdstuk III van titel VIII van het eerste deel van dit besluit. Het beroep is opschortend.
Art.162. L'agent a la faculté de saisir, dans les quinze jours calendrier qui suivent la notification d'une mention " insuffisant ", par un envoi recommandé, la chambre de recours instituée au chapitre III du titre VIII de la première partie du présent arrêté. Le recours est suspensif.
Art.163. Tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid wordt besloten door de benoemende overheid.
Art.163. Le licenciement pour inaptitude professionnelle est prononcé par l'autorité qui a le pouvoir de nomination.
Art.164. Aan de ambtenaar die wegens beroepsongeschiktheid ontslagen is, wordt een vergoeding wegens ontslag toegekend. Deze vergoeding is gelijk aan twaalf maal de laatste maandbezoldiging van de ambtenaar indien hij ten minste twintig jaar dienst heeft, en aan acht maal of zes maal deze bezoldiging naargelang de ambtenaar tien jaar of minder dan tien jaar dienst heeft.
  Voor de toepassing van dit artikel moet onder " bezoldiging " worden verstaan elke wedde of loon, of elke vergoeding ter vervanging van een wedde of loon, met inbegrip van verhogingen of verminderingen als gevolg van schommelingen van de index van de consumptieprijzen.
  De bezoldiging die in aanmerking genomen moet worden is deze die verschuldigd is voor volledige prestaties, eventueel met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage en die rekening houdt met de verhogingen of verminderingen als gevolg van schommelingen van de index van de consumptieprijzen.
Art.164. Une indemnité de départ est accordée à l'agent licencié pour inaptitude professionnelle. Cette indemnité est égale à douze fois la dernière rémunération mensuelle de l'agent si celui-ci compte au moins vingt années de service, à huit fois ou à six fois cette rémunération selon que l'agent compte dix ans de service ou moins de dix ans de service.
  Pour l'application du présent article, il faut entendre par " rémunération ", tout traitement, salaire ou indemnité tenant lieu de traitement ou de salaire, compte tenu des augmentations ou des diminutions dues aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation.
  La rémunération à prendre en considération est celle qui est due pour des prestations complètes, en ce compris éventuellement l'allocation de foyer ou de résidence, compte tenu des augmentations ou des diminutions dues aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation.
HOOFDSTUK II. - Evaluatie van de ambtenaren onder mandaat.
CHAPITRE II. - Evaluation des agents sous mandat.
Afdeling 1. - Toepassingsgebied.
Section 1re. - Champ d'application.
Art.165. Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaren die zijn aangewezen voor de uitoefening van het mandaat [1 ...]1 en afdelingscommissaris verantwoordelijk voor een bijzondere eenheid. Zij worden hierna " ambtenaren onder mandaat " genoemd.
  
Art.165. Le présent chapitre est applicable aux agents désignés pour exercer le mandat [1 ...]1 et de commissaire divisionnaire responsable d'une unité particulière. Ils sont dénommés ci-après " agents sous mandat ".
  
Afdeling 2. - Evaluatiecyclus.
Section 2. - Cycle d'évaluation.
Onderafdeling 1. - Duur van de evaluatiecyclus.
Sous-section 1re. - Durée du cycle d'évaluation.
Art.166. De ambtenaren onder mandaat worden twee maal geëvalueerd. De eerste cyclus duurt dertig maanden en wordt afgesloten met een zogenaamde tussentijdse evaluatie. De tweede cyclus wordt afgesloten zes maanden voor het einde van het mandaat met een eindevaluatie.
  In afwijking van het eerste lid van dit artikel, kan een evaluatiegesprek plaatsvinden buiten de vastgestelde termijnen op vraag van de directie-generaal.
Art.166. Les agents sous mandat sont évalués a deux reprises. Le premier cycle a une durée de trente mois et est sanctionné par une évaluation dénommée évaluation intermédiaire. Le second cycle se clôture six mois avant la fin du mandat et se conclut par une évaluation finale.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, un entretien d'évaluation peut avoir lieu en dehors des termes prévus à la demande de la direction générale.
Onderafdeling 2. - Voorwerp van de evaluatie.
Sous-section 2. - Objet de l'évaluation.
Art.167. De evaluaties gebeuren op basis van een rapport dat wordt opgesteld door de ambtenaar onder mandaat en handelt over :
  1° de verwezenlijking van de doelstellingen zoals omschreven in de opdrachtbrief bedoeld in artikel 104;
  2° de wijze waarop de doelstellingen al dan niet bereikt zijn;
  3° de persoonlijke bijdrage van de ambtenaar onder mandaat aan de verwezenlijking van deze doelstellingen;
  4° de geleverde inspanningen op het vlak van de ontwikkeling van de competenties.
Art.167. Les évaluations se font sur la base d'un rapport établi par l'agent sous mandat portant sur :
  1° la réalisation des objectifs definis dans la lettre de mission visée à l'article 104;
  2° la manière dont ces objectifs ont ou n'ont pas été atteints;
  3° la contribution personnelle de l'agent sous mandat à la réalisation de ces objectifs;
  4° les efforts consentis en termes de développement des compétences.
Onderafdeling 3. - De personen die een rol spelen bij de evaluatie.
Sous-section 3. - Des acteurs de l'évaluation.
Art.168. [1 ...]1
  De afdelingscommissaris verantwoordelijk voor een bijzondere eenheid wordt geëvalueerd door de [1 directeur Operationele Inlichtingen ]1 en de directie-generaal.
  
Art.168. [1 ...]1
  L'évaluation du commissaire divisionnaire responsable d'une unité particulière est réalisée par le [1 directeur Renseignements Opérationnels ]1 et la direction générale.
  
Onderafdeling 4. - Verloop van de evaluatiecyclus.
Sous-section 4. - Déroulement du cycle d'évaluation.
Art.169. De ambtenaren onder mandaat worden in de helft en op het einde van hun mandaat uitgenodigd voor een evaluatiegesprek op basis van het rapport dat ze hebben opgesteld.
Art.169. Les agents sous mandat sont invités à mi-mandat et à la fin du mandat à un entretien d'évaluation sur la base du rapport qu'ils ont rédigé.
Art.170. Op initiatief van de ambtenaar onder mandaat of één van zijn evaluatoren, worden tijdens iedere evaluatiecyclus functioneringsgesprekken gehouden telkens dit nodig blijkt.
Art.170. Au cours de chaque cycle d'évaluation, des entretiens de fonctionnement ont lieu, à l'initiative de l'agent sous mandat ou de l'un des évaluateurs, chaque fois que la nécessité s'en fait sentir.
Art.171. § 1. Na het evaluatiegesprek stelt de evaluator een beschrijvend evaluatierapport op dat binnen twintig kalenderdagen na het gesprek tegen ontvangstbewijs wordt overgemaakt aan de ambtenaar.
  § 2. Het evaluatieverslag van de tussentijdse evaluatie bevat geen vermelding, behalve indien de evaluator van mening is dat de ambtenaar onder mandaat de vermelding " onvoldoende " verdient.
  § 3. De eindevaluatie wordt afgesloten met de vermelding " onvoldoende " of " goed ".
  § 4. De vermelding " onvoldoende " bij de tussentijdse en de eindevaluatie wordt slechts gegeven indien uit de evaluatie blijkt dat de ambtenaar ondermaats functioneert of de doelstellingen vastgelegd in de opdrachtbrief bedoeld in artikel 104, niet bereikt zijn of de doelstellingen niet op optimale wijze bereikt zijn of de ambtenaar onder mandaat slechts een zwakke persoonlijke bijdrage voor het bereiken van de doelstellingen geleverd heeft.
  § 5. De eindevaluatie " goed " wordt vermeld wanneer uit de evaluatie blijkt dat de doelstellingen op correcte wijze verwezenlijkt zijn en dat de persoonlijke bijdrage van de ambtenaar onder mandaat positief is.
  § 6. De eindevaluatie van de ambtenaar onder mandaat wordt onderbouwd in de beschrijvende evaluatieverslagen over de voorbije periode voor de tussentijdse evaluatie en de hele duur van het mandaat voor de eindevaluatie.
Art.171. § 1er. A l'issue de l'entretien d'évaluation, l'évaluateur rédige un rapport d'évaluation descriptif qui est transmis à l'agent, contre récépissé, dans les vingt jours calendrier qui suivent l'entretien d'évaluation.
  § 2. Lors de l'évaluation en cours de mandat, le rapport d'évaluation ne comporte pas de mention, sauf dans le cas où les évaluateurs estiment que l'agent sous mandat mérite la mention " insuffisant ".
  § 3. L'évaluation finale se clôture par la mention " insuffisant " ou " bon ".
  § 4. L'évaluation en cours et en fin de mandat donnent lieu à la mention " insuffisant " lorsqu'il ressort de l'évaluation que le fonctionnement de l'agent sous mandat est inférieur au niveau attendu ou que les objectifs définis dans la lettre de mission visée à l'article 104 n'ont pas été atteints ou que la manière d'atteindre ces objectifs n'a pas été optimale ou que la contribution personnelle de l'agent sous mandat à l'atteinte de ces objectifs est faible.
  § 5. L'évaluation en fin de mandat donne lieu à la mention " bon " lorsqu'il ressort de l'évaluation que les objectifs fixés ont été réalisés de manière correcte et que la contribution personnelle de l'agent sous mandat est positive.
  § 6. L'évaluation finale de l'agent sous mandat est étayée par les rapports d'évaluation descriptive relatifs à la période écoulée pour l'évaluation à mi-mandat et à la période totale du mandat pour l'évaluation en fin de mandat.
Onderafdeling 5. - Evaluatiedossier.
Sous-section 5. - Dossier d'évaluation.
Art.172. Het evaluatiedossier van de ambtenaar onder mandaat bevat volgende gegevens :
  1° een identificatiefiche met persoonsgegevens en het aanwijzingsbesluit;
  2° de functiebeschrijving;
  3° de opdrachtbrief bedoeld in artikel 104 en de opeenvolgende wijzigingen die hieraan werden aangebracht;
  4° de verslagen die de betrokken personen tussentijds en op het einde van het mandaat hebben opgesteld;
  5° de evaluatieverslagen opgesteld door de evaluatoren.
  De ambtenaar onder mandaat kan documenten aan zijn evaluatiedossier laten toevoegen.
Art.172. Le dossier d'évaluation de l'agent sous mandat se compose des éléments suivants :
  1° une fiche d'identification avec les données personnelles et l'arrêté de désignation;
  2° la description de la fonction;
  3° la lettre de mission visée à l'article 104 ainsi que les adaptations successives qui y ont été apportées;
  4° les rapports établis par les intéressés à mi- mandat et à la fin du mandat;
  5° les rapports d'évaluation établis par les évaluateurs.
  L'agent sous mandat peut faire ajouter des documents dans son dossier d'évaluation.
Art.173. De ambtenaar onder mandaat en de evaluatoren hebben ten allen tijde toegang tot het evaluatiedossier. De ambtenaar onder mandaat kan er een kopie van nemen.
Art.173. L'accès au dossier d'évaluation est autorisé, à tout moment, à l'agent sous mandat et aux évaluateurs. L'agent sous mandat peut en prendre copie.
TITEL VII. - De administratieve standen.
TITRE VII. - Les positions administratives.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales.
Art.174. De ambtenaar bevindt zich in een van de volgende standen :
  1° dienstactiviteit;
  2° non-activiteit;
  3° disponibiliteit.
Art.174. L'agent se trouve dans une des positions suivantes :
  1° en activité de service;
  2° en non-activité;
  3° en disponibilité.
Art.175. De ambtenaar wordt voor de vaststelling van zijn administratieve stand altijd geacht in dienstactiviteit te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid in een andere administratieve stand plaatst.
Art.175. Pour la détermination de sa position administrative, l'agent est toujours censé être en activité de service sauf disposition formelle le plaçant soit de plein droit, soit sur décision de l'autorité compétente, dans une autre position administrative.
HOOFDSTUK II. - Dienstactiviteit.
CHAPITRE II. - L'activité de service.
Art.176. Behoudens uitdrukkelijk strijdige bepaling heeft de ambtenaar in dienstactiviteit recht op wedde en op bevordering in zijn weddenschaal.
  Hij kan zijn aanspraken op bevordering doen gelden.
Art.176. Sauf disposition formelle contraire, l'agent en activité de service a droit au traitement et à l'avancement dans son échelle de traitement.
  Il peut faire valoir ses titres à la promotion.
Art.177. De afschaffing van de betrekking die de ambtenaar bekleedt, kan geen aanleiding geven tot het verlies van de hoedanigheid van Rijksambtenaar of tot ontslag.
  Deze ambtenaar die wordt herplaatst bevindt zich in de administratieve stand dienstactiviteit.
Art.177. La suppression de l'emploi occupé par l'agent ne peut donner lieu à la perte de la qualité d'agent de l'Etat ou au licenciement.
  L'agent réaffecté se trouve dans la position administrative d'activité de service.
HOOFDSTUK III. - Non-activiteit.
CHAPITRE III. - La non-activité de service.
Art.178. Behoudens uitdrukkelijk strijdige bepaling heeft de ambtenaar in de stand non-activiteit geen recht op wedde.
  Hij kan alleen zijn aanspraken op bevordering en op bevordering in zijn weddenschaal doen gelden onder de voorwaarden en in de gevallen die uitdrukkelijk voorzien zijn.
Art.178. Sauf disposition formelle contraire, l'agent qui est dans la position de non-activité n'a pas droit au traitement.
  Il ne peut faire valoir ses titres à la promotion et à l'avancement dans son échelle de traitement qu'aux conditions et dans les cas expressément prévus.
Art.179. Niemand kan in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de vereisten voldoet om op pensioen te worden gesteld.
Art.179. Nul ne peut être mis ou maintenu en non-activité s'il se trouve dans les conditions requises pour obtenir une pension de retraite.
Art.180. De ambtenaar is in non-activiteit :
  1° wanneer hij in vredestijd sommige militaire prestaties verricht of voor de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut aangewezen wordt bij toepassing van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, inzonderheid gewijzigd door de wet van 3 juli 1975;
  2° wanneer hij de toelating bekomt om voltijds afwezig te zijn voor een periode van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;
  3° wanneer hij afwezig is ingevolge een missie die aanleiding heeft gegeven tot vrijstelling van militaire dienst overeenkomstig artikel 16 van de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962;
  4° wanneer hij afwezig is op grond van een machtiging om zijn ambt met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid uit te oefenen;
  5° wanneer een periode van zijn verlof voor loopbaanonderbreking wordt omgezet in non-activiteit.
Art.180. L'agent est en non-activité :
  1° lorsqu'il accomplit en temps de paix, certaines prestations militaires ou est affecté à la protection civile ou à des tâches d'utilite publique en application de la loi du 3 juin 1964 portant le statut des objecteurs de conscience, modifiée notamment par la loi du 3 juillet 1975;
  2° lorsque, pour des raisons personnelles, il obtient l'autorisation de s'absenter à temps plein pour une période de longue durée;
  3° lorsqu'il s'absente en raison d'une mission ayant donné lieu à l'exemption du service militaire en application de l'article 16 des lois sur la milice, coordonnées le 30 avril 1962;
  4° durant les absences justifiées par une autorisation d'exercer ses fonctions par prestations réduites pour convenance personnelle;
  5° lorsqu'une période de son congé pour interruption de la carrière professionnelle est convertie en non-activité.
Art.181. Tuchtschorsing plaatst de ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand non-activiteit.
  Gedurende de periodes van tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering en op bevordering in zijn weddenschaal niet doen gelden. Er kan hem geen hogere inhouding van wedde worden opgelegd dan die waarin wordt voorzien in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.
Art.181. La suspension disciplinaire place de plein droit l'agent dans la position administrative de non-activité.
  Durant les périodes de suspension disciplinaire, l'agent ne peut faire valoir ses titres à la promotion ou à l'avancement dans son échelle de traitement. Il ne peut subir une retenue dans son échelle de traitement supérieure à celle prévue à l'article 23 alinéa 2, de la loi du 12 avril 1965 sur la protection de la rémunération des travailleurs.
HOOFDSTUK IV. - De disponibiliteit.
CHAPITRE IV. - La disponibilité.
Art.182. De ambtenaar kan zonder opzegging in disponibiliteit gesteld worden :
  1° wegens ziekte of gebrekkigheid waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheid dan het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, overeenkomstig het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen;
  2° wegens de intrekking of de weigering tot hernieuwing van de veiligheidsmachtiging overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.
  De ambtenaar kan in disponibiliteit gesteld worden :
  1° door Ons, voor de ambtenaren van een graad die valt onder niveau A;
  2° door de Minister van Justitie, voor de ambtenaren van een graad die valt onder niveau B of C.
Art.182. L'agent peut être placé sans préavis en position de disponibilité :
  1° pour maladie ou infirmité n'entraînant pas l'inaptitude définitive au service mais provoquant des absences dont la durée excède celle des congés pour maladie, conformément à l'arrête royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et aux absences accordés aux membres du personnel des administrations de l'Etat;
  2° pour retrait ou refus de renouvellement de l'habilitation de sécurité conformément à la loi du 11 décembre 1998 sur la classification et les habilitations, attestations et avis de sécurité.
  La mise en disponibilité est prononcée :
  1° par Nous pour les agents d'un grade classé dans le niveau A;
  2° par le Ministre de la Justice pour les agents d'un grade classé dans le niveau B ou C.
Art.183. Niemand kan in disponibiliteit gesteld of gehouden worden indien hij voldoet aan de voorwaarden om op pensioen te worden gesteld.
Art.183. Nul ne peut être mis ou maintenu en disponibilité s'il se trouve dans les conditions requises pour obtenir une pension de retraite.
HOOFDSTUK V. - De verloven en afwezigheden.
CHAPITRE V. - Les congés et absences.
Art.184. [1 Het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen en het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve stand van sommige ambtenaren van de Rijksbesturen die in vredestijd, militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, zijn van toepassing op de ambtenaren, onder voorbehoud van de bepalingen van dit hoofdstuk.]1
  
Art.184. [1 L'arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et aux absences accordés aux membres du personnel des administrations de l'Etat et l'arrêté royal du 1er juin 1964 fixant la position administrative de certains agents des administrations de l'Etat qui accomplissent, en temps de paix, des prestations militaires ou des services en exécution de la loi du 3 juin 1964 portant le statut des objecteurs de conscience sont applicables aux agents, sous réserve des dispositions du présent chapitre.]1
  
Art.185. [1 De verloven voorzien in de artikelen 16, 19, 69 tot 94]1 van voornoemd koninklijk besluit van 19 november 1998 en in de wet van 18 september 1986 tot instelling van het politiek verlof, zijn niet van toepassing op de ambtenaren in dienstactiviteit evenals de verloven bedoeld in het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen en de Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten en in het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen.
  
Art.185. Ne sont pas applicables aux agents en activité de service, [1 les congés visés aux articles 16, 19, 69 à 94]1 de l'arrêté royal du 19 novembre 1998 précité et par la loi du 18 septembre 1986 instituant le congé politique ainsi que les congés visés par l'arrête royal du 12 août 1993 relatif au congé accordé à certains agents des services de l'Etat mis à la disposition du Roi ou des Princes et Princesses de Belgique et par l'arrêté royal du 2 avril 1975 relatif au congé accordé à certains membres du personnel des services publics pour accomplir certaines prestations au bénéfice des groupes politiques reconnus des assemblées législatives nationales, communautaires ou régionales ou au bénéfice des présidents de ces groupes.
  
Art.186. [1 Het personeelslid van de Veiligheid van de Staat]1 heeft recht op jaarlijks vakantieverlof waarvan de duur is vastgesteld op tweeëndertig werkdagen. [1 Op de leeftijd vanaf 64 jaar heeft het personeelslid van de Veiligheid van de Staat recht op een jaarlijks vakantieverlof van 33 werkdagen.]1
  Daarenboven geniet [1 het personeelslid van de Veiligheid van de Staat]1 van vijf verlofdagen als compensatie voor de diensten gepresteerd in de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar. Deze verlofdagen kunnen onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof genomen worden.
  Het jaarlijks vakantieverlof moet gedurende het kalenderjaar genomen worden. [1 Het wordt genomen naar keuze van het personeelslid van de Veiligheid van de Staat en met inachtneming van de behoeften van de dienst.]1
  Behoudens afwijkingen toegelaten door de [2 directeur waaronder de ambtenaar ressorteert"]2 wegens uitzonderlijke omstandigheden, is het toegestaan om jaarlijks tien dagen verlof over te dragen tot 31 mei van het daaropvolgende jaar.
  
Art.186. [1 Le membre du personnel de la Sûreté de l'Etat]1 a droit à un congé annuel de vacances dont la durée est fixée à trente-deux jours ouvrables. [1 A l'âge de 64 ans, le membre du personnel de la Sûreté de l'Etat a droit à un congé annuel de 33 jours ouvrables.]1
  [1 Le membre du personnel de la Sûreté de l'Etat]1 bénéficie en outre de cinq jours de congé en compensation des services prestés durant la période entre Noël et Nouvel an et qui peuvent être pris aux mêmes conditions que le congé annuel de vacances.
  Le congé annuel de vacances doit être pris pendant l'année calendrier. [1 Il est pris au choix du membre du personnel de la Sûreté de l'Etat dans le respect toutefois des nécessités du service.]1
  Sauf dérogations accordées par le [2 directeur dont dépend l'agent]2 pour circonstances exceptionnelles, un report de dix jours de congé annuel est autorisé jusqu'au 31 mai de l'année suivante.
  
Art.187. De ambtenaar kan slechts in volgende gevallen een verlof voor opdracht van algemeen belang krijgen :
  1° de uitoefening van ambten ter vervulling van een nationale of internationale opdracht die wordt toegekend door :
  - de federale regering of een federaal openbaar bestuur;
  - een buitenlandse regering of buitenlandse overheidsbestuur;
  - een internationale instelling.
  2° Iedere internationale opdracht die is toevertrouwd door een beslissing van de Ministerraad in het raam van de ontwikkelingssamenwerking en de internationale betrekkingen van België, vredesopdrachten, de wetenschappelijke vorsing of de humanitaire hulp.
  In al deze gevallen geeft de directie-generaal een uitvoerig advies betreffende de gevolgen van deze opdracht van algemeen belang voor de organisatie van de diensten van de Veiligheid van de Staat.
Art.187. L'agent ne peut obtenir un congé pour mission d'intérêt général que dans les cas suivants :
  1° l'exercice de fonctions en exécution d'une mission nationale ou internationale confiée par :
  - le gouvernement fédéral ou une administration publique fédérale;
  - un gouvernement étranger ou une administration publique étrangère;
  - un organisme international.
  2° toute mission internationale confiée par décision du Conseil des ministres dans le cadre de la coopération au développement et des relations internationales de la Belgique, des missions de paix, de la recherche scientifique ou de l'aide humanitaire.
  Dans tous les cas, la direction générale donne un avis circonstancié sur les conséquences de cette mission d'intérêt général pour l'organisation des services de la Sûreté de l'Etat.
Art.188. § 1. De ambtenaar die in kennis is gesteld van de intrekking van of de weigering tot hernieuwing van zijn veiligheidsmachtiging overeenkomstig artikel 182, 2°, wordt in disponibiliteit gesteld met behoud van zijn recht op wedde en op de waarderingstoelage waarop hij recht heeft tot het verstrijken van de periode bedoeld in artikelen 80 en 90.
  § 2. Wanneer de intrekking of de weigering tot hernieuwing van zijn veiligheidsmachtiging definitief is, wordt de ambtenaar in disponibiliteit ter beschikking van de Minister van Justitie gesteld om tewerkgesteld te worden in een andere betrekking met een evenwaardige graad of functie, indien hij over de vereiste professionele en fysieke bekwaamheden beschikt. Hij moet, binnen de door de Minister van Justitie gestelde tijd, de hem toegewezen betrekking opnemen.
  Indien de ambtenaar, na gehoord te zijn en zonder geldige reden, weigert om deze betrekking op te nemen, wordt hij na tien dagen afwezigheid als ontslagnemend beschouwd.
  De betrekking binnen de Veiligheid van de Staat waarvan de ambtenaar in disponibiliteit titularis was, wordt als vacant beschouwd.
  § 3. De §§ 1 en 2 doen geen afbreuk aan de toepassing van een eventuele tuchtprocedure.
Art.188. § 1er. L'agent qui s'est vu notifier le retrait ou le refus de renouvellement de l'habilitation de sécurité conformément à l'article 182, 2° est mis en disponibilité avec maintien du droit au traitement et de l'allocation de valorisation à laquelle il a droit jusqu'à l'issue de la période de validité visée aux articles 80 et 90.
  § 2. Lorsque le retrait ou le refus de renouvellement de l'habilitation de sécurité a acquis un caractère définitif, l'agent en disponibilité est mis à la disposition du Ministre de la Justice pour être affecté à un autre emploi d'un grade ou d'une fonction équivalents s'il possède les aptitudes professionnelles et physiques requises. Il est tenu d'occuper, dans des délais fixés par le Ministre de la Justice, l'emploi qui lui est assigné.
  Si, après avoir été entendu et sans motif valable, il refuse d'occuper cet emploi, il est, après dix jours d'absence, considéré comme demissionnaire.
  L'emploi dont était titulaire au sein de la Sûreté de l'Etat l'agent en disponibilité, est considéré comme vacant.
  § 3. Les §§ 1er et 2 ne portent pas préjudice à l'application d'une éventuelle procédure disciplinaire.
Art.189. De afdelingscommissarissen en de commissarissen die leiding geven aan een territoriale of functionele eenheid, zijn uitgesloten van het voordeel van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector.
Art.189. Les commissaires divisionnaires et les commissaires assurant la direction d'une unité territoriale ou fonctionnelle sont exclus du bénéfice de la loi du 10 avril 1995 relative à la redistribution du travail dans le secteur public.
HOOFDSTUK VI. - De schorsing in het belang van de dienst.
CHAPITRE VI. - La suspension dans l'intérêt de service.
Art.190. Wanneer het belang van de dienst het eist, kan de ambtenaar in zijn ambt worden geschorst door de Minister van Justitie op voorstel van de directie-generaal.
  Hij wordt vooraf gehoord over de feiten die hem worden ten laste gelegd en mag zich laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze titularis van een veiligheidsmachtiging, indien nodig.
  Indien de persoon die de ambtenaar bijstaat, de hoedanigheid van advocaat heeft, wordt hij in kennis gesteld van de bepalingen van de artikelen 36 en 37 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, met betrekking tot het respect voor het beroepsgeheim.
Art.190. Lorsque l'intérêt du service le requiert, l'agent peut être suspendu de ses fonctions par le Ministre de la Justice sur la proposition de la direction générale.
  Il est entendu au préalable au sujet des faits qui lui sont reprochés, et peut être assisté de la personne de son choix titulaire d'une habilitation de sécurité, si nécessaire.
  Lorsque la personne qui assiste l'agent a la qualité d'avocat, il lui est donné connaissance des dispositions des articles 36 et 37 de la loi du 30 novembre 1998 organique des services de renseignement et de sécurité relatif au respect du secret professionnel.
Art.191. Indien aan de schorsing geen einde is gemaakt één maand na de dag dat die maatregel uitwerking heeft gekregen, kan de ambtenaar hiertegen beroep instellen bij de raad van beroep.
  Is het advies van de raad van beroep ongunstig, dan wordt de schorsing gehandhaafd.
  Is het advies van de raad van beroep gunstig, dan nog wordt de beslissing door de Minister van Justitie genomen.
  Indien de ambtenaar nieuwe feiten inroept, kan hij beroep indienen telkens een periode van drie maanden is verlopen sedert de dag waarop een beslissing tot handhaving van de schorsing is genomen.
Art.191. S'il n'a pas été mis fin à la suspension, l'agent peut, à l'expiration d'un délai d'un mois prenant cours à la date à partir de laquelle cette mesure a produit ses effets, introduire contre elle un recours auprès de la chambre de recours.
  L'avis de la chambre de recours qui est défavorable à l'agent implique une décision de maintien de la suspension.
  En cas d'avis favorable de la chambre de recours, la décision appartient au Ministre de la Justice.
  L'agent peut également, à la condition d'invoquer des faits nouveaux, introduire un recours chaque fois qu'un délai de trois mois s'est écoulé depuis le jour où a été prise une décision de maintien de la suspension.
Art.192. In afwijking van artikel 176, kan de Minister van Justitie de ambtenaar het recht ontzeggen om zijn aanspraken op bevordering en op verhoging in wedde te doen gelden en zijn wedde verminderen, in de volgende gevallen :
  1° wanneer de ambtenaar strafrechterlijk vervolgd wordt voor feiten die rechtstreeks nadeel berokkenen aan de dienst;
  2° wanneer de ambtenaar tuchtrechterlijk vervolgd wordt wegens een ernstige fout waarbij hij op heterdaad is betrapt of waarvoor er afdoende aanwijzingen zijn.
  De wedde mag niet meer worden verminderd dan is toegelaten bij artikel 23, tweede lid van de wet van 12 april 1965 ter bescherming van het loon van de werknemers. Zij mag evenmin worden verminderd tot een bedrag dat lager is dan de werkelijke uitkering waarop de ambtenaar recht zou hebben indien hij onder de sociale zekerheid voor werknemers zou vallen.
  De maatregelen voorzien in het eerste lid worden genomen op voorstel van de directie-generaal.
Art.192. Par dérogation à l'article 176, le Ministre de la Justice peut priver l'agent de la faculté de faire valoir ses titres à la promotion et a l'avancement dans son échelle de traitement et réduire son traitement dans les cas suivants :
  1° lorsque l'agent fait l'objet de poursuites pénales pour des faits qui portent directement préjudice au service;
  2° lorsque l'agent fait l'objet de poursuites disciplinaires en raison d'une faute grave pour laquelle il y a soit flagrant délit, soit des indices probants.
  La réduction de traitement ne peut excéder celle visée à l'article 23, alinéa 2, de la loi du 12 avril 1965 sur la protection de la rémunération des travailleurs; elle ne peut non plus avoir pour effet de ramener le traitement à un montant inférieur au montant des allocations de chômage auxquelles l'agent aurait droit s'il bénéficiait du régime de sécurité sociale des travailleurs salariés.
  Les mesures prévues par l'alinéa 1er sont prises sur la proposition de la direction générale.
Art.193. Binnen de tien dagen na de kennisgeving van het voorstel zoals voorgeschreven door artikel 192, derde lid, kan de ambtenaar daartegen beroep instellen bij de raad van beroep. In ieder geval wordt de beslissing dan genomen door de minister.
Art.193. Dans les dix jours de la notification de la proposition prescrite par l'article 192, alinéa 3, l'agent peut introduire contre cette proposition un recours auprès de la chambre de recours. Dans tous les cas, la décision est prise par le ministre.
Art.194. Indien de ambtenaar, na afloop van het onderzoek van zijn geval, een tuchtschorsing wordt opgelegd, kan de bevoegde overheid die schorsing doen terugwerken tot een datum die evenwel de dag niet mag voorafgaan waarop de maatregelen, genomen in uitvoering van artikel 192 van dit besluit, uitwerking hebben gehad.
Art.194. Si une fois terminé l'examen de son cas, l'agent fait l'objet d'une suspension disciplinaire, l'autorité compétente peut faire rétroagir cette suspension à une date qui ne peut cependant être antérieure à celle à laquelle les mesures prises en application de l'article 192 du présent arrêté ont produit leurs effets.
Art.195. Na afloop van het onderzoek van het geval van de ambtenaar, kunnen de maatregelen die in uitvoering van artikel 192 van dit besluit genomen zijn, ingetrokken worden door beslissingen die terugwerken tot de dag met ingang waarvan die maatregelen uitwerking hebben gehad, behalve :
  1° indien tot besluit van dat onderzoek, de ambtenaar van ambtswege wordt ontslagen of wordt afgezet;
  2° voor de periode van schorsing in het belang van de dienst aangerekend op de duur van de genomen tuchtschorsing in uitvoering van artikel 196 van dit besluit.
Art.195. Une fois termine l'examen du cas de l'agent, les mesures prises en application de l'article 192 du présent arrêté sont retirées par des décisions rétroagissant à la date à partir de laquelle ces mesures ont produit effet, sauf :
  1° si, en conclusion de cet examen, l'agent fait l'objet d'une démission d'office ou d'une révocation;
  2° pour la période de suspension dans l'intérêt du service imputée sur la durée de la suspension disciplinaire en application de l'article 196 du présent arrêté.
Art.196. Wanneer na de intrekking van de in toepassing van artikel 192 van dit besluit genomen maatregelen aangetoond is dat de ambtenaar een benoeming door bevordering zou hebben gekregen ware hem niet het recht ontzegd om zijn aanspraken op bevordering te doen gelden, dan kan hij die bevordering alleen verkrijgen indien hij voldoet aan de vereisten.
  Wordt de ambtenaar benoemd, dan neemt hij evenwel voor iedere latere bevordering de rang in vanaf de datum waarop hij die benoeming zou hebben verkregen, onverminderd de gevolgen verbonden aan de eventueel door hem opgelopen tuchtstraf of administratieve maatregel.
Art.196. Lorsqu'après le retrait des mesures prises en application de l'article 192 du présent arrêté, il est établi que l'agent aurait bénéficié d'une nomination par promotion s'il n'avait pas été privé de la faculté de faire valoir ses titres à la promotion, il ne peut obtenir cette promotion que s'il satisfait aux conditions requises.
  Toutefois, lorsque la nomination lui est conférée, l'agent prend rang pour toute promotion ultérieure à la date à laquelle il aurait obtenu cette nomination, sans préjudice néanmoins des effets attachés à la peine disciplinaire ou à la mesure administrative qu'il a pu encourir.
Art.197. De ambtenaar wordt verzocht de voorstellen en de beslissingen tot schorsing in het belang van de dienst en tot maatregelen ter aanvulling van die schorsing voor gezien te tekenen. Weigert de ambtenaar, dan wordt daarvan een verslag opgesteld door de directie-generaal of zijn gemachtigde.
  Is de ambtenaar niet meer in dienst, dan worden de voorstellen en beslissingen hem bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht.
Art.197. L'agent est invité à viser les propositions et décisions tant pour les mesures de suspension dans l'intérêt du service que pour les mesures complétant cette suspension. Si l'agent refuse de le faire, il en est dressé procès-verbal par la direction générale ou la personne déléguée par elle.
  Si l'agent n'est déjà plus présent dans le service, les propositions et décisions lui sont notifiées par pli recommandé à la poste.
Art.198. Beslissingen waarbij ambtenaren in het belang van de dienst worden geschorst of waarbij een van de in artikel 192 voorziene aanvullende maatregelen worden genomen, kunnen geen uitwerking hebben over een periode vóór de datum waarop de schorsing of de aanvullende maatregel is voorgesteld.
Art.198. Les décisions suspendant les agents dans l'intérêt du service ou prenant une des mesures complémentaires prévues par l'article 192, ne peuvent produire leurs effets pour une période anterieure à la date à laquelle la suspension ou la mesure complémentaire a été proposée.
TITEL VIII. - De tuchtregeling.
TITRE VIII. - Régime disciplinaire.
HOOFDSTUK I. - Tuchtrechterlijke inbreuken.
CHAPITRE Ier. - Des fautes disciplinaires.
Art.199. Elke handeling of gedraging, zelfs buiten de uitoefening van het ambt, die een tekortkoming aan de beroepsplichten uitmaakt zoals gedefinieerd in titel II en in de deontologische code bedoeld in artikel 17 of die van aard is de waardigheid van het ambt in het gedrang te brengen kan aanleiding geven tot het opleggen van een tuchtstraf.
Art.199. Tout acte ou tout comportement, même en dehors de l'exercice de la fonction, qui constitue un manquement aux obligations professionnelles telles que définies au titre II et dans le code de déontologie visé à l'article 17 ou qui est de nature à mettre en péril la dignité de la fonction peut donner lieu à une sanction disciplinaire.
HOOFDSTUK II. - Tuchtstraffen.
CHAPITRE II. - Des peines disciplinaires.
Art.200. § 1. De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken :
  1° terechtwijzing;
  2° blaam;
  3° inhouding van wedde;
  4° tuchtschorsing;
  5° lagere inschaling;
  6° terugzetting in graad;
  7° ontslag van ambtswege;
  8° afzetting.
  § 2. Inhouding van wedde wordt toegepast gedurende ten hoogste één maand en mag niet hoger liggen dan die welke bepaald is in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
  § 3. Onverminderd artikel 194 wordt tuchtschorsing uitgesproken voor een periode van ten minste één maand en ten hoogste drie maanden.
  § 4. Lagere inschaling wordt, naargelang het geval, opgelegd door toekenning van :
  1° een lagere weddenschaal in dezelfde graad;
  2° een graad binnen hetzelfde niveau met een lagere weddenschaal.
  § 5. Terugzetting wordt opgelegd door toekenning van een graad in een lager niveau.
  De ambtenaar neemt in deze nieuwe graad rang in op de datum waarop de toekenning uitwerking heeft.
Art.200. § 1er. Les peines disciplinaires suivantes peuvent être prononcées :
  1° le rappel à l'ordre;
  2° le blâme;
  3° la retenue de traitement;
  4° la suspension disciplinaire;
  5° la régression barémique;
  6° la rétrogradation;
  7° la démission d'office;
  8° la révocation.
  § 2. La retenue de traitement s'applique pendant un mois au plus et ne peut être supérieure à celle prévue à l'article 23, alinéa 2, de la loi du 12 avril 1965 concernant la protection de la rémunération des travailleurs.
  § 3. Sans préjudice de l'article 194, la suspension disciplinaire est prononcée pour une période d'un mois au moins et de trois mois au plus.
  § 4. La régression barémique est infligée par l'attribution :
  1° d'une échelle de traitement inferieure dans le même grade;
  2° d'un grade du même niveau doté d'une échelle de traitement inférieure.
  § 5. La rétrogradation est infligée par l'attribution d'un grade dans un niveau inférieur.
  L'agent prend rang dans ce nouveau grade à la date à laquelle l'attribution produit ses effets.
Art.201. Elke tuchtstraf wordt in het individueel evaluatiedossier van de ambtenaar opgenomen.
Art.201. Toute peine disciplinaire fait l'objet d'une inscription dans le dossier d'évaluation de l'agent.
Art.202. Voor de ambtenaren van niveau B en C wordt de tuchtstraf uitgesproken door de Minister van Justitie.
  Voor de ambtenaren van niveau A wordt de tuchtstraf uitgesproken door de Minister van Justitie, behalve de terugzetting in graad, het ontslag van ambtswege en de afzetting die door Ons worden opgelegd.
Art.202. La peine disciplinaire est prononcée par le Ministre de la Justice en ce qui concerne les agents des niveaux B et C.
  Pour les agents du niveau A, la peine est prononcée par le Ministre de la Justice, a l'exception de la rétrogradation, de la démission d'office et de la révocation qui sont prononcées par Nous.
Art.203. § 1. De tuchtstraffen worden uitgesproken na een voorlopig voorstel door de bevoegde hiërarchische meerdere. Deze hoort vooraf de ambtenaar over de feiten die hem ten laste worden gelegd en gaat, in voorkomend geval, over tot het horen van getuigen. De ambtenaar kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze op de wijze bepaald in artikel 205, § 1, derde lid en vierde lid.
  Er worden notulen opgesteld van deze verhoren.
  § 2. De ambtenaar viseert de notulen en geeft ze binnen zeven dagen terug. Indien hij bezwaren heeft, geeft hij de notulen terug vergezeld van een schriftelijke nota.
  § 3. Binnen vijf dagen volgend op de beëindiging van de termijn vastgesteld in paragraaf 2 betekent de hiërarchische meerdere aan de ambtenaar de tuchtstraf die hij van plan is jegens hem voor te stellen en stuurt het voorstel naar de tuchtraad.
Art.203. § 1er. Les peines disciplinaires sont prononcées après une proposition provisoire faite par le supérieur hiérarchique compétent. Celui-ci entend l'agent au préalable sur les faits qui lui sont reprochés et procède, le cas échéant, à l'audition de témoins. L'agent peut se faire assister par la personne de son choix, conformément à l'article 205, § 1er, alinéas 3 et 4.
  Il est établi un procès-verbal de ces auditions.
  § 2. L'agent vise le procès-verbal et le restitue dans les sept jours. S'il a des objections à présenter, il restitue le procès-verbal accompagné d'une note écrite.
  § 3. Dans les cinq jours qui suivent l'expiration du délai fixé par le paragraphe 2, le supérieur hiérarchique notifie à l'agent la peine disciplinaire qu'il entend proposer à son égard et transmet la proposition au conseil de discipline.
Art.204. § 1.[2 De tuchtraad is samengesteld uit de leden van het directiecomité van de Veiligheid van de Staat of hun plaatsvervangers.
   De administrateur-generaal of, in geval van diens afwezigheid, de adjunct-administrateur-generaal, treedt op als voorzitter]2
;
  § 2. De beraadslaging van de tuchtraad is geldig op voorwaarde dat :
  1° -[2 ten minste drie leden aanwezig zijn, waaronder minstens de administrateur-generaal of de adjunct-administrateur-generaal]2.
  2° en waarbij er minstens een van de aanwezige leden van dezelfde taalrol is als de betrokkene.
  § 3. De secretaris, of zijn plaatsvervanger, is een lid van de Veiligheid van de Staat en is niet stemgerechtigd. Hij is van dezelfde taalrol als de betrokkene.
  
Art.204. § 1er.[2 § 1er. Le conseil de discipline est composé des membres du comité de direction de la Sûreté de l'Etat ou de leur suppléant.
   L'administrateur général ou, en cas d'absence, l'administrateur général adjoint, assure la présidence]2
.
  § 2. Le conseil de discipline ne délibère valablement que si :
  1° [2 au moins trois membres sont présents, dont au moins l'administrateur général ou l'administrateur général adjoint]2;
  2° au moins un des membres présents est du même rôle linguistique que l'intéressé.
  § 3. Le secrétaire ou son suppléant est un membre du personnel de la Sûreté de l'Etat et n'a pas voix délibérative; il est du même rôle linguistique que l'intéressé.
  
Art.205. § 1. Binnen de vijf dagen vanaf de dag waarop het voorstel van tuchtstaf bij de tuchtraad aanhangig is gemaakt, wordt de ambtenaar via overhandiging met handtekening voor ontvangst of via een bij een ter post aangetekende brief opgeroepen om te verschijnen; de ambtenaar moet gehoord worden tussen de twintigste en de dertigste dag volgend op het aanhangig maken bij de tuchtraad.
  De oproeping vermeldt de plaats, de dag en het uur van de zitting, alsook de plaats waar en de termijn waarbinnen het tuchtdossier kan worden geraadpleegd.
  De ambtenaar verschijnt persoonlijk; hij mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze, titularis van een veiligheidsmachtiging indien nodig. De verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van de tuchtraad.
  Evenwel, indien de persoon die de ambtenaar bijstaat de kwaliteit van advocaat heeft, wordt hij in kennis gesteld van de artikelen 36 en 37 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, met betrekking tot het respect voor het beroepsgeheim.
  Indien de ambtenaar of de persoon die zijn verdediging waarneemt, zonder geldige reden niet verschijnt, ofschoon hij regelmatig werd opgeroepen, doet de tuchtraad uitspraak op grond van de stukken van het dossier.
  Hetzelfde geldt van zodra het dossier van de ambtenaar voor de tweede maal ter zitting komt, zelfs wanneer de ambtenaar of de persoon die zijn verdediging waarneemt een geldige reden kan aanvoeren.
  Indien echter de tuchtraad een definitief voorstel van tuchtstraf doet dat strenger is dan het voorlopige voorstel, roept ze opnieuw de ambtenaar op voor een verhoor.
  § 2. Kan geen zitting houden noch deelnemen aan de beraadslaging van de tuchtraad, de ambtenaar tegen wie de tuchtvordering is ingezet of elke ambtenaar die heeft deelgenomen aan het instellen van de tuchtvordering of die in enige hoedanigheid aan de tuchtprocedure heeft deelgenomen.
  § 3. Binnen een termijn van ten hoogste twee maanden vanaf de dag dat het voorlopig voorstel bij de tuchtraad werd ingediend, doet deze het definitieve voorstel en betekent het aan de ambtenaar binnen de dertig dagen.
  Bij ontstentenis van deze betekening binnen de termijn van dertig dagen, wordt de tuchtraad geacht af te zien van de procedure voor de feiten die ten laste van de ambtenaar worden gelegd.
Art.205. § 1er. Le conseil de discipline, dans un délai de cinq jours prenant cours le jour où il a été saisi de la proposition de peine disciplinaire, convoque l'agent par note avec accusé de réception ou par lettre recommandée à la poste à se présenter devant lui; l'audition de l'agent doit avoir lieu entre le vingtième et le trentième jour qui suivent la saisine du conseil.
  La convocation indique le lieu, le jour et l'heure de l'audience ainsi que le lieu et le délai dans lequel le dossier disciplinaire peut être consulté.
  L'agent comparait en personne; il peut se faire assister par la personne de son choix, titulaire d'une habilitation de securité si nécessaire. Le défenseur ne peut faire partie, à aucun titre, du conseil de discipline.
  Toutefois, lorsque la personne qui assiste l'agent a la qualité d'avocat, il lui est donné connaissance des articles 36 et 37 de la loi organique du 30 novembre 1998 des services de renseignement et de sécurité relatif au respect du secret professionnel.
  Si l'agent ou la personne assurant sa defense s'abstient, sans excuse valable, de comparaître alors qu'il a été régulièrement convoqué, le conseil de discipline se prononce sur la base des pièces du dossier.
  Il en va de même dès que le dossier de l'agent fait l'objet de la deuxième audience même si l'agent ou la personne assurant sa défense peut se prévaloir d'une excuse valable.
  Toutefois, si le conseil de discipline formule une proposition définitive de peine plus sévère que la proposition de peine provisoire, il convoque à nouveau l'agent aux fins d'audition.
  § 2. Ne peut ni siéger ni participer à la délibération du conseil de discipline l'agent faisant l'objet de l'action disciplinaire ou tout agent qui a participé a l'intentement de l'action disciplinaire ou qui a pris part, à quelque titre que ce soit, à la procédure disciplinaire.
  § 3. Dans un délai de deux mois au plus tard prenant cours le jour de la saisine du conseil de discipline, celui-ci formule la proposition définitive et la notifie à l'agent dans les trente jours.
  A défaut de cette notification dans le délai de trente jours, le conseil de discipline est reputé renoncer à la procédure pour les faits mis à charge de l'agent.
Art.206. Binnen tien dagen die volgen op de betekening van het definitieve voorstel, kan de ambtenaar tegen dit voorstel beroep aantekenen bij de raad van beroep.
Art.206. Dans les dix jours qui suivent la notification de la proposition définitive, l'agent peut introduire un recours contre cette proposition devant la chambre de recours.
Art.207. § 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege wordt in het persoonlijk dossier van de ambtenaar uitgewist onder de in § 2 bepaalde voorwaarden.
  Onverminderd de uitvoering van de straf, heeft de uitwissing tot gevolg dat met de uitgewiste tuchtstraf geen rekening meer mag worden gehouden inzonderheid bij de appreciatie van de aanspraken op bevordering van de ambtenaar, noch bij de toekenning van de evaluatie.
  § 2. De uitwissing van de tuchtstraffen geschiedt van ambtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op :
  1° zes maanden voor de terechtwijzing;
  2° negen maanden voor de blaam;
  3° één jaar voor de inhouding van wedde;
  4° twee jaar voor de tuchtschorsing;
  5° drie jaar voor lagere inschaling en terugzetting in graad.
  De termijn loopt vanaf de datum waarop de straf is uitgesproken.
Art.207. § 1er. A l'exception de la révocation et de la demission d'office, toute peine disciplinaire est effacée du dossier individuel de l'agent dans les conditions fixées au § 2.
  Sans préjudice de l'exécution de la peine, l'effacement a pour effet qu'il ne peut plus être tenu compte de la peine disciplinaire effacée, notamment pour l'appréciation des titres à la promotion de l'agent ni lors de l'attribution de l'évaluation.
  § 2. L'effacement des peines disciplinaires se fait d'office après une période dont la durée est fixée à :
  1° six mois pour le rappel à l'ordre;
  2° neuf mois pour le blâme;
  3° un an pour la retenue de traitement;
  4° deux ans pour la suspension disciplinaire;
  5° trois ans pour la régression barémique et la rétrogradation.
  Le délai prend cours à la date à laquelle la peine a été prononcée.
Art.208. § 1. De bevoegde overheid kan geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan die welke definitief is voorgesteld.
  Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode voor de uitspraak, tenzij een reglementaire bepaling uitdrukkelijk anders luidt.
  § 2. Wanneer meer dan één feit ten laste van de ambtenaar gelegd wordt, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één procedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.
  Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt.
  § 3. Strafvordering schorst de tuchtprocedure en tuchtuitspraak.
  Ongeacht het resultaat van de strafvordering, oordeelt alleen de administratieve overheid over de gepastheid een tuchtstraf uit te spreken.
  § 4. Behoudens nieuwe elementen die de heropening van het dossier rechtvaardigen en zich voordoen binnen de verjaringstermijn vermeld in § 5, kan niemand het voorwerp van een tuchtvordering zijn voor reeds op tuchtrechtelijk vlak bestrafte feiten.
  § 5. De tuchtvordering mag alleen betrekking hebben op feiten die zich hebben voorgedaan of die zijn vastgesteld binnen een termijn van zes maanden voorafgaand aan de datum waarop de vordering wordt ingesteld.
  In geval van strafvordering en indien het openbaar ministerie de einduitspraak van het gerecht ter kennis heeft gebracht van de Minister van Justitie, moet de eventuele tuchtvordering ingesteld worden binnen zes maanden na de datum van de kennisgeving.
Art.208. § 1er. L'autorité compétente ne peut prononcer une peine disciplinaire plus lourde que celle proposée définitivement.
  Aucune peine disciplinaire ne peut produire d'effet pour une période qui précède son prononcé, sauf disposition réglementaire contraire expresse.
  § 2. Lorsque plusieurs faits sont reprochés à l'agent, il n'est toutefois entamé qu'une seule procédure qui peut donner lieu au prononcé d'une seule peine disciplinaire.
  Si un nouveau fait est reproché à l'agent pendant le déroulement d'une procédure disciplinaire, une nouvelle procédure peut être entamée sans que la procédure en cours soit interrompue pour autant.
  § 3. Les actions pénales sont suspensives de la procédure et du prononcé disciplinaire.
  Quel que soit le résultat de ces actions, l'autorité administrative reste juge de l'opportunité de prononcer une peine disciplinaire.
  § 4. Sous réserve de nouveaux éléments qui justifient la réouverture du dossier et se produisent pendant le délai de prescription mentionné dans le § 5, nul ne peut faire l'objet d'une action disciplinaire pour des faits déjà sanctionnés sur le plan disciplinaire.
  § 5. L'action disciplinaire ne peut se rapporter qu'à des faits qui se sont produits ou qui ont été constatés dans les six mois précédant la date à laquelle l'action est entamée.
  En cas d'action pénale et si le ministère public a communiqué la décision judiciaire définitive au Ministre de la Justice, l'action disciplinaire éventuelle doit être entamée dans les six mois qui suivent la date de la communication.
HOOFDSTUK III. - Raad van beroep.
CHAPITRE III. - De la chambre de recours.
Art.209. De raad van beroep omvat een Nederlandse en een Franse afdeling.
  De taalrol of het taalstelsel van de ambtenaar bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
Art.209. La chambre de recours comprend une section d'expression française et une section d'expression néerlandaise.
  Le rôle ou le régime linguistique de l'agent détermine la section devant laquelle il comparaît.
Art.210. De raad van beroep heeft als opdracht kennis te nemen van de beroepen in tuchtzaken en van de beroepen bedoeld in artikelen 44, derde lid, 47, § 2 zevende lid, 162, 191 eerste lid en 193. Ze behandelt bij voorrang de in artikel 162, bedoelde beroepen in de eerste zitting nadat de zaak bij de raad van beroep werd ingediend.
Art.210. La chambre de recours a pour mission de connaître des recours en matière disciplinaire et des recours visés aux articles 44, alinéa 3, 47, § 2, alinéa 7, 162, 191, alinéa 1er et 193. Elle traite par priorité des recours visés à l'article 162 lors de la première audience qui suit la saisine de la chambre de recours.
Art.211. § 1. De raad van beroep is samengesteld uit :
  1° een voorzitter, magistraat, eremagistraat of in dienst, door Ons benoemd op de voordracht van de Minister van Justitie; hij treedt op als voorzitter van de twee afdelingen; hij moet de kennis van het Nederlands en het Frans bewijzen;
  2° per afdeling, assessoren gekozen door de Minister van Justitie uit de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Justitie die, op datum van de oproep, titularis van een veiligheidsmachtiging zijn;
  3° per afdeling, een griffierrapporteur, aangewezen door de Minister van Justitie;
  4° plaatsvervangers, namelijk een voorzitter, assessoren en griffiers.
  § 2. De voorzitter is niet stemgerechtigd.
  § 3. De helft van de assessoren wordt aangewezen door de minister [1 van Justitie]1 .
  De andere helft wordt per organisatie aangewezen door de representatieve vakbonden naar rato van één assessor in elke afdeling. Zij moeten erkend worden door de minister en voldoen aan de vereisten gesteld in het artikel 12, 3° van de wet van 17 maart 2004 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het personeel van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.
  De vakbonden zijn representatief voor zover zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 13 van de wet van 17 maart 2004 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het personeel van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.
  § 4. De griffierrapporteur is een lid van de Veiligheid van de Staat en is niet stemgerechtigd.
  § 5. De plaatsvervangende voorzitter, assessoren en griffiers worden op dezelfde manier aangewezen als de gewone leden.
  § 6. In elke zaak wijst de directie-generaal een ambtenaar van niveau A aan en een plaatsvervanger om het betwiste voorstel te verdedigen.
  [1 § 7. De effectieve of plaatsvervangende assessoren die zitting hebben voor het onderzoek van een zaak, moeten tot hetzelfde of een hoger niveau behoren dan dat van de verzoeker.]1
  
Art.211. § 1er. La chambre de recours se compose :
  1° d'un président, magistrat, honoraire ou en activité, nommé par Nous, sur la proposition du Ministre de la Justice; il assume la présidence des deux sections et doit justifier de la connaissance du néerlandais et du français;
  2° par section, d'assesseurs choisis par le Ministre de la Justice parmi les membres du personnel du Service Public Fédéral Justice, qui sont, à la date de l'appel aux candidats, titulaires d'une habilitation de sécurité;
  3° par section, d'un greffier-rapporteur designé par le Ministre de la Justice;
  4° de suppléants, à savoir un président, des assesseurs et des greffiers.
  § 2. Le président n'a pas voix délibérative.
  § 3. La moitié des assesseurs sont désignés par le ministre [1 de la Justice]1 .
  Pour l'autre moitié, ils sont désignés par les organisations syndicales représentatives à raison d'un assesseur par organisation dans chaque section. Ils doivent être agréés par le ministre et satisfaire à l'article 12, 3° de la loi du 17 mars 2004 organisant les relations entre l'autorité et les syndicats du personnel des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat.
  Les organisations syndicales sont représentatives lorsqu'elles remplissent les conditions visées à l'article 13 de la loi du 17 mars 2004 organisant les relations entre l'autorité et les syndicats du personnel des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat.
  § 4. Le greffier-rapporteur est un membre du personnel de la Sûreté de l'Etat; il n'a pas voix délibérative.
  § 5. Le président, les assesseurs et les greffiers suppléants sont désignés de la même maniere que les effectifs.
  § 6. Dans chaque affaire, la direction générale désigne un agent de niveau A et un suppléant à celui-ci pour défendre la proposition contestée.
  [1 § 7. Les assesseurs effectifs ou suppléants qui siègent pour l'examen d'une affaire doivent appartenir à un niveau égal ou supérieur à celui du requérant.]1
  
Art.212. De verzoeker heeft het recht de assessoren te wraken. Dit recht kan slechts eenmaal tijdens een zelfde zaak worden uitgeoefend.
  De griffierrapporteur geeft bij een ter post aangetekende brief kennis aan de verzoeker van de lijst van de gewone of plaatsvervangende assessoren die zijn opgeroepen voor het onderzoek van de hem betreffende zaak.
  Binnen een termijn van acht dagen vanaf de bekendmaking van de lijst verzendt de verzoeker bij een ter post aangetekende brief deze lijst naar de griffie met vermelding van de naam der assessoren die hij wraakt. De wraking moet gemotiveerd worden.
  Wanneer de in het derde lid vastgelegde termijn verstreken is, wordt de ambtenaar geacht af te zien van zijn recht om assessoren te wraken.
Art.212. Le requérant a le droit de récuser les assesseurs. Ce droit ne peut être exercé qu'une seule fois pour une même affaire.
  Le greffier-rapporteur notifie au requérant, par lettre recommandée à la poste, la liste des assesseurs effectifs et suppléants convoqués pour l'examen de l'affaire le concernant.
  Dans un délai de huit jours à partir de la notification de la liste, le requérant renvoie celle-ci, par lettre recommandée à la poste, au greffe en y indiquant le nom des assesseurs qu'il récuse. La récusation doit être motivée.
  Passé le délai fixé à l'alinéa 3, l'agent est cense renoncer à son droit de récuser les assesseurs.
Art.213. Gewraakt wordt bovendien de assessor die naar het oordeel van de voorzitter als rechter in eigen zaak beschouwd zou kunnen worden.
Art.213. Est en outre récusé, l'assesseur qui, de l'avis du président, pourrait être considéré comme juge et partie.
Art.214. Om zijn voornemen te kennen te geven beroep in te stellen bij de raad van beroep beschikt de ambtenaar hoe dan ook over een termijn van tien dagen ingaande op de dag waarop hij het voorstel van maatregel of straf heeft geviseerd.
Art.214. En toute circonstance, l'agent dispose, pour manifester son intention de saisir de son recours la chambre de recours, d'un délai de dix jours prenant cours à la date à laquelle il a visé la proposition de mesure ou de peine.
Art.215. De zaak wordt bij de raad van beroep aanhangig gemaakt door toedoen van de minister of zijn gemachtigde. Deze zendt het volledig dossier van de zaak door.
  Dit dossier bevat alle stukken betreffende de ten laste gelegde feiten.
Art.215. La chambre de recours est saisie de l'affaire par les soins du ministre ou de son délégue. Celui-ci transmet le dossier complet de l'affaire.
  Ce dossier contient toutes les pièces relatives aux faits mis à charge.
Art.216. In geval van vertraging bij het vastleggen van de datum van de zitting die moet plaatsvinden uiterlijk een maand nadat de zaak bij de raad van beroep aanhangig werd gemaakt, deelt de voorzitter aan de minister de reden van deze vertraging mee.
Art.216. En cas de retard dans la date de la fixation de l'audience qui doit avoir lieu au plus tard un mois après la saisine de la chambre de recours, le président avise le ministre des motifs qui ont entraîné ce retard.
Art.217. De raad van beroep kan niet beraadslagen of beslissen indien de meerderheid van de ter zitting opgeroepen assessoren niet aanwezig is.
  Evenveel door de minister als door de vakbonden aangewezen assessoren moeten aan de stemming deelnemen. In voorkomend geval wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van een of meer bij loting aangewezen assessoren.
  Indien de assessoren een wettige reden van verhindering hebben, moeten zij de voorzitter schriftelijk de reden van hun afwezigheid meedelen binnen de drie dagen volgend op de datum van de oproeping.
Art.217. La chambre de recours ne peut délibérer que si la majorité des assesseurs convoqués à l'audience est présente.
  Les assesseurs désignés par le ministre et ceux désignés par les organisations syndicales, qui prennent part au vote, doivent être en nombre égal. Le cas échéant, la parité est rétablie par l'élimination d'un ou de plusieurs assesseurs, après tirage au sort.
  Si les assesseurs ont une cause légitime d'empêchement, ils sont tenus d'aviser, par écrit, le président des motifs de leur absence dans les trois jours qui suivent la date de la convocation.
Art.218. De raad van beroep kan een aanvullend onderzoek aanbevelen en vragen dat daartoe twee assessoren, die de beraadslagingen hebben bijgewoond, worden afgevaardigd; behalve in gevallen waarin geen assessor is aangewezen door de vakbonden, worden deze twee assessoren gekozen, de ene uit de door de minister, de andere uit de door een vakbond aangewezen assessoren.
  Na onderzoek stuurt de raad van beroep het dossier aan de Minister van Justitie en geeft hij hem kennis van zijn gemotiveerd advies uiterlijk één maand na datum van de zitting. Hij vermeldt met hoeveel stemmen, voor of tegen, de stemming werd bereikt. In het geval dat de in dit lid bepaalde termijn niet wordt geëerbiedigd, deelt de voorzitter aan de Minister van Justitie de reden van de vertraging mee.
  De stemming is geheim. Bij staking van stemmen wordt het advies als gunstig voor de verzoeker beschouwd.
  De verzoeker en zijn verdediger kunnen ter griffie van de raad van beroep kennis nemen van het uitgebrachte advies.
Art.218. La chambre peut recommander des enquêtes complémentaires et demander d'y déléguer deux assesseurs qui ont assisté aux délibérations; ceux-ci, hors les cas où aucun assesseur n'est désigné par les organisations syndicales, sont choisis l'un parmi les assesseurs désignés par le ministre, l'autre parmi les assesseurs désignés par une organisation syndicale.
  Après examen, la chambre de recours envoie le dossier au Ministre de la Justice et lui fait connaître son avis motivé au plus tard dans le mois qui suit la date de l'audience. Elle mentionne par quel nombre de voix, pour ou contre, le vote a été acquis. En cas de non-respect du délai fixé par le présent alinéa, le président avise le Ministre de la Justice des motifs qui ont entraîné ce retard.
  Le vote a lieu au scrutin secret. En cas de partage, l'avis est considéré comme favorable au requérant.
  Le requérant et son défenseur sont admis à prendre connaissance, au greffe de la chambre de recours, de l'avis émis.
Art.219. De ambtenaar verschijnt persoonlijk voor de raad van beroep; hij mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze titularis van een veiligheidsmachtiging indien nodig. De verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van de raad van beroep.
  Evenwel, indien de persoon die de ambtenaar bijstaat de kwaliteit van advocaat heeft, wordt hij in kennis gesteld van de artikelen 36 en 37 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, met betrekking tot het respect voor het beroepsgeheim.
  De ambtenaar deelt aan de griffie van de raad de naam van zijn verdediger mee binnen drie dagen volgend op de datum van de oproeping.
  In dit laatste geval wordt de verdediger eveneens ter zitting geroepen.
Art.219. L'agent comparaît en personne devant la chambre de recours; il peut se faire assister par la personne de son choix, titulaire d'une habilitation de sécurité si necessaire. Le défenseur ne peut faire partie, à aucun titre, de la chambre de recours.
  Toutefois, lorsque la personne qui assiste l'agent a la qualité d'avocat, il lui est donné connaissance des articles 36 et 37 de la loi du 30 novembre 1998 organique des services de renseignement et de sécurité relatifs au respect du secret professionnel.
  L'agent communique au greffe de la chambre le nom de son défenseur dans les trois jours qui suivent la date de la convocation à l'audience.
  Dans ce dernier cas, le defenseur est également convoqué à l'audience.
Art.220. Indien de ambtenaar of zijn verdediger, ofschoon behoorlijk opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, ofschoon hij regelmatig werd opgeroepen, beschouwt de voorzitter de zaak als niet meer bij de raad aanhangig en doet hij het dossier toekomen aan de minister [1 van Justitie]1 .
  De raad doet uitspraak op grond van de stukken van het dossier, zelfs indien de ambtenaar of zijn verdediger een geldige reden kan aanvoeren, zodra de zaak voor de tweede maal ter zitting komt.
  
Art.220. Si l'agent ou son défenseur s'abstient, sans excuse valable, de comparaître alors qu'il a été régulièrement convoqué, le président considère la chambre comme dessaisie et transmet le dossier au ministre [1 de la Justice]1 .
  La chambre se prononce sur la base des pièces du dossier, même si l'agent ou son défenseur peut se prévaloir d'une excuse valable, dès que l'affaire fait l'objet de la deuxième audience.
  
Art.221. De minister [1 van Justitie]1 motiveert elke met het advies van de raad van beroep niet overeenstemmende beslissing. Hij kan geen andere feiten ter sprake brengen dan die welke het advies van de raad van beroep gemotiveerd hebben.
  De minister [1 van Justitie]1 beslist binnen de vijftien dagen, te rekenen vanaf de betekening van het advies van de raad van beroep. De Minister van Justitie of zijn gemachtigde deelt zijn beslissing zonder verwijl mee aan de ambtenaar en de raad van beroep.
  
Art.221. Le ministre [1 de la Justice]1 motive toute décision non conforme à l'avis de la chambre de recours. Il ne peut évoquer d'autres faits que ceux ayant motivé l'avis de la chambre de recours.
  Le ministre [1 de la Justice]1 décide dans un délai de quinze jours a partir de la notification de l'avis de la chambre de recours. Le Ministre de la Justice ou son délégué communique sa décision sans délai à l'agent et à la chambre de recours.
  
Art.222. De assessoren, de verdediger, indien hij Rijksambtenaar is, en de verzoeker indien het advies van de raad hem gunstig is, ontvangen de volgens reglementaire bepalingen berekende vergoedingen voor reis- en verblijfskosten.
Art.222. Les indemnités pour frais de séjour et de parcours calculées suivant les dispositions réglementaires, sont accordée aux assesseurs, au défenseur s'il est agent de l'Etat, ainsi qu'au requérant si l'avis de la chambre lui est favorable.
Art.223. De raad van beroep maakt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister van Justitie.
Art.223. La chambre de recours établit son règlement d'ordre intérieur et le soumet à l'approbation du Ministre de la Justice.
TITEL IX. - De definitieve ambtsneerlegging.
TITRE IX. - La cessation définitive des fonction.
Art.224. § 1. Verliest ambtshalve en zonder vooropzeg de hoedanigheid van ambtenaar, de ambtenaar van de buitendiensten die niet meer aan de Belgische nationaliteitsvoorwaarde voldoet.
  § 2. Verliest ambtshalve en zonder vooropzeg de hoedanigheid van ambtenaar, de ambtenaar van de buitendiensten :
  1° van wie de benoeming als onregelmatig werd vastgesteld binnen de termijn van het beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State; deze termijn is niet geldig in geval van arglist of bedrog vanwege de ambtenaar;
  2° die niet meer van zijn burgerlijke of politieke rechten geniet;
  3° die niet langer aan de wetten over de dienstplicht voldoet of die zich niet langer in een regelmatige toestand bevindt tegenover de verplichtingen inzake de nationale dienst in de Staat waarvan hij onderdaan is;
  4° van wie de medische ongeschiktheid behoorlijk werd vastgesteld;
  5° die zonder geldige reden zijn post verlaat en meer dan tien werkdagen afwezig blijft en die behoorlijk en op voorhand verwittigd werd en om opheldering verzocht is;
  6° die zich in een geval bevindt waar de toepassing van de burgerlijke wetten en de strafwetten de ambstneerlegging tot gevolg heeft;
  7° die om tuchtredenen van ambtswege wordt ontslagen of afgezet.
Art.224. § 1er. Perd d'office et sans préavis la qualité d'agent, l'agent des services extérieurs qui ne satisfait plus à la condition de nationalité belge.
  § 2. Perd d'office et sans préavis la qualité d'agent, l'agent des services extérieurs :
  1° dont la nomination est constatée irrégulière dans le délai de recours en annulation devant le Conseil d'Etat; ce délai ne vaut pas en cas de fraude ou de dol de l'agent;
  2° qui ne jouit plus de ses droits civils et politiques;
  3° qui ne satisfait plus aux lois sur la milice ou qui ne se trouve plus dans une position régulière au regard des obligations de service national dans l'Etat dont il est ressortissant;
  4° dont l'inaptitude médicale a été dûment constatée;
  5° qui, sans motif valable, abandonne son poste et reste absent pendant plus de dix jours ouvrables et qui a été dûment et préalablement averti et interpellé;
  6° qui se trouve dans un cas où l'application des lois civiles et pénales entraîne la cessation des fonctions;
  7° qui pour des raisons disciplinaires est démis d'office ou révoqué.
Art.225. Tot ambtsneerlegging geven aanleiding :
  1° het vrijwillig ontslag : in dit geval mag de ambtenaar zijn dienst slechts verlaten na zijn ontslag te hebben betekend, bij een ter post aangetekende brief, aan de overheid waarvan hij afhangt;
  De in het eerste lid, 1°, bedoelde betekening gebeurt ten minste dertig dagen voorafgaand aan het ontslag, dat ingaat op de datum van verzending van de aangetekende brief. Deze termijn kan in onderlinge overeenstemming ingekort worden;
  2° de opruststelling;
  3° een tweede voltijdse benoeming in vast dienstverband in een andere nationale of internationale overheidsdienst.
  Tot ambtsneerlegging geeft eveneens aanleiding, de definitieve beroepsongeschiktheid, vastgesteld volgens de procedure bepaald in de artikelen 160 tot 164 van dit besluit.
Art.225. Entraînent la cessation des fonctions :
  1° la démission volontaire : dans ce cas, l'agent ne peut abandonner son service qu'après avoir notifié sa démission, par lettre recommandée à la poste à l'autorité dont il relève;
  La notification visée à l'alinéa 1er, 1° précède la démission de trente jours au moins, prenant cours à la date d'envoi de la lettre recommandée. Ce délai peut être réduit de commun accord;
  2° la mise à la retraite;
  3° une deuxième nomination définitive à temps plein dans un autre service public national et international.
  Entraîne également la cessation des fonctions l'inaptitude professionnelle définitivement constatée selon la procédure fixée par les articles 160 à 164 du présent arrêté.
TITEL X. - Legitimatiebewijs.
TITRE X. - Titre de légitimation.
Art.226. De leden van het personeel van de Veiligheid van de Staat van het niveau A, B, en C zijn dragers van een legitimatiebewijs waarvan het model wordt bepaald door de Minister van Justitie.
Art.226. Les membres du personnel de la Sûreté de l'Etat des niveaux A, B et C sont porteurs d'un titre de légitimation dont le modèle est déterminé par le Ministre de la Justice.
TWEEDE DEEL. - GELDELIJK STATUUT.
DEUXIEME PARTIE. - STATUT PECUNIAIRE.
TITEL I. - De bezoldigingsregeling.
TITRE Ier. - Le régime pécuniaire.
HOOFDSTUK I. - De weddenschalen.
CHAPITRE Ier. - Les échelles de traitement.
Art.227. De weddenschalen die verbonden zijn aan de graden van de ambtenaren worden vastgesteld in overeenstemming met de tabellen in bijlage I.
Art.227. Les échelles de traitement liées aux grades des agents sont fixées conformément aux tableaux figurant à l'annexe I.
Afdeling 1. - Beschermingsassistenten.
Section 1re. - Assistants de protection.
Art.228. § 1. De weddenschaal C1 wordt verbonden aan de graad van beschermingsassistent.
  § 2. Onverminderd de bepalingen vervat in artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de beschermingsassistent die minstens vijf jaar graadanciënniteit heeft, de weddenschaal C2.
Art.228. § 1er. L'échelle de traitement C1 est liée au grade d'assistant de protection.
  § 2. Sans prejudice des dispositions visées aux articles 61, § 2 et 62, l'assistant de protection qui compte au moins cinq ans d'ancienneté de grade obtient l'échelle de traitement C2.
Afdeling 2. - Inspecteurs.
Section 2. - Inspecteurs.
Art.229. § 1. De weddenschaal B1 wordt verbonden aan de graad van inspecteur stagiair.
  § 2. De weddenschaal B2 wordt toegekend aan de inspecteur stagiair, benoemd in de graad van inspecteur.
  § 3. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de inspecteur die gedurende ten minste drie jaar bezoldigd wordt in de weddenschaal B2 en die geslaagd is in de potentieeltest, de weddenschaal B3.
  § 4. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de inspecteur die geniet van de weddenschaal B3 en die geslaagd is voor de waardemeting n° 3 verbonden aan deze graad, de weddenschaal B4a, na het verstrijken van een periode van vier jaar, die aanvangt op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van inschrijving van de ambtenaar voor deze meting en ten vroegste na het verstrijken van de geldigheidsduur van de vorige waardemeting.
  § 5. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de inspecteur die geniet van de weddenschaal B4a, die geslaagd is voor de waardemeting n° 5 verbonden aan deze graad, de weddenschaal B4b, na het verstrijken van een periode van vier jaar, die aanvangt op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van inschrijving van de ambtenaar voor deze meting en ten vroegste na het verstrijken van de geldigheidsduur van de vorige waardemeting.
  § 6. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomen de inspecteur die gedurende acht jaar bezoldigd wordt in de weddenschaal B3 en geslaagd is voor de waardemeting n° 2 en de inspecteur die geniet van de weddenschaal B4a of B4b voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddenschaal van afdelingsinspecteur B5, op voorwaarde dat zij geslaagd zijn voor de bekwaamheidsproef.
  § 7. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de afdelingsinspecteur die geniet van de weddenschaal B5 en die geslaagd is voor de waardemeting n° 7 verbonden aan deze graad, de weddenschaal B6, na het verstrijken van een periode van vier jaar, die aanvangt op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van inschrijving van de ambtenaar voor deze meting en ten vroegste na het verstrijken van de geldigheidsduur van de vorige waardemeting.
Art.229. § 1er. L'échelle de traitement B1 est liée au grade d'inspecteur stagiaire.
  § 2. L'échelle de traitement B2 est octroyée à l'inspecteur stagiaire nommé dans le grade d'inspecteur.
  § 3. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, l'inspecteur qui est rémunéré pendant au moins trois ans dans l'échelle de traitement B2 et qui a réussi le test de potentiel, obtient l'échelle de traitement B3.
  § 4. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, l'inspecteur qui est rémunéré pendant au moins trois ans dans l'échelle de traitement B3 et qui a réussi la mesure de valorisation n° 3 liée à ce grade, obtient au terme d'une période de quatre ans qui prend cours le premier jour du mois qui suit la date de l'inscription de l'agent à cette mesure et, au plus tôt, à l'expiration de la durée de validité de la mesure de valorisation précédente, l'échelle de traitement B4a.
  § 5. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, l'inspecteur qui bénéficie de l'échelle de traitement B4a qui a réussi la mesure de valorisation n° 5 liée à ce grade, obtient, au terme d'une période de quatre ans qui prend cours le premier jour du mois qui suit la date de l'inscription de l'agent à cette mesure et, au plus tôt, à l'expiration de la durée de validite de la mesure de valorisation précédente, l'échelle de traitement B4b.
  § 6. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, l'inspecteur qui est rémunéré pendant au moins huit ans dans l'échelle de traitement B3 et qui a réussi la mesure de valorisation n° 2, et l'inspecteur bénéficiant de l'échelle de traitement B4a ou B4b obtiennent, dans la limite des emplois vacants, l'échelle de traitement de l'inspecteur divisionnaire B5, pour autant qu'ils aient réussi l'épreuve de capacité.
  § 7. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, l'inspecteur divisionnaire qui bénéficie de l'échelle de traitement B5 et qui a réussi la mesure de valorisation n° 7 liée à ce grade obtient, au terme d'une période de quatre ans qui prend cours le premier jour du mois qui suit la date d'inscription de l'agent a cette mesure et, au plus tôt, à l'expiration de la durée de validité de la mesure de valorisation précédente, l'échelle de traitement B6.
Afdeling 3. - Commissarissen.
Section 3. - Commissaires.
Art.230. § 1. De weddenschaal A1 wordt verbonden aan de graad van commissaris stagiair.
  § 2. De weddenschaal A2 wordt toegekend aan de commissaris stagiair, benoemd in de graad van commissaris.
  De weddenschaal A2 wordt toegekend aan de inspecteur die bevorderd wordt tot de graad van commissaris nadat hij geslaagd is voor de vergelijkende selectie van toegang tot het hoger niveau.
  § 3. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de aangeworven commissaris die gedurende ten minste drie jaar bezoldigd wordt in de weddenschaal A2 en die geslaagd is voor de potentieeltest, de weddenschaal A3.
  Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de inspecteur die geslaagd is voor de vergelijkende selectie van toegang tot de graad van commissaris, die gedurende ten minste een jaar bezoldigd wordt in de weddenschaal A2 en die geslaagd is voor de potentieeltest, de weddenschaal A3.
  § 4. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de commissaris die geniet van de weddenschaal A3 en die geslaagd is voor de waardemeting n° 3 verbonden aan deze graad, de weddenschaal A4a, na het verstrijken van een periode van vier jaar, die aanvangt op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van inschrijving van de ambtenaar voor deze meting en ten vroegste na het verstrijken van de geldigheidsduur van de vorige waardemeting.
  § 5. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomt de commissaris die geniet van de weddenschaal A4a en die geslaagd is voor de waardemeting n° 5 verbonden aan deze graad, de weddenschaal A4b, na het verstrijken van een periode van vier jaar, die aanvangt op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van inschrijving van de ambtenaar voor deze meting en ten vroegste na het verstrijken van de geldigheidsduur van de vorige waardemeting.
  § 6. Onverminderd de artikelen 61, § 2 en 62, bekomen de commissaris die gedurende ten minste acht jaar bezoldigd wordt in de weddenschaal A3 en geslaagd is voor de waardemeting n° 2 en de commissaris die geniet van de weddenschaal A4a of A4b, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddenschaal van afdelingscommissaris A5 op voorwaarde dat zij geslaagd zijn voor de bekwaamheidsproef.
  § 7. [1 ...]1
  
Art.230. § 1er. L'échelle de traitement A1 est liée au grade de commissaire stagiaire.
  § 2. L'échelle de traitement A2 est octroyee au commissaire stagiaire nommé dans le grade de commissaire.
  L'échelle de traitement A2 est octroyée à l'inspecteur qui est promu au grade de commissaire à la suite de la réussite de la sélection comparative d'accession au niveau supérieur.
  § 3. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, le commissaire recruté qui est rémunéré pendant au moins trois ans dans l'échelle de traitement A2 et qui a réussi le test de potentiel, obtient l'échelle de traitement A3.
  Sans prejudice des articles 61, § 2 et 62, l'inspecteur qui a réussi la sélection comparative d'accession au grade de commissaire, qui est rémunéré pendant au moins un an dans l'échelle de traitement A2 et qui a réussi le test de potentiel, obtient l'échelle de traitement A3.
  § 4. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, le commissaire qui bénéficie de l'échelle de traitement A3 et qui a réussi la mesure de valorisation n° 3 liée à ce grade obtient, au terme d'une période de quatre ans qui prend cours le premier jour du mois qui suit la date de l'inscription de l'agent à cette mesure et, au plus tôt, à l'expiration de la durée de validité de la mesure de valorisation précédente et dans la limite des emplois vacants, l'échelle de traitement A4a.
  § 5. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, le commissaire qui bénéficie de l'échelle de traitement A4a et qui a réussi la mesure de valorisation n° 5 liée à ce grade, obtient au terme d'une période de quatre ans qui prend cours le premier jour du mois qui suit la date de l'inscription de l'agent à cette mesure et, au plus tot, à l'expiration de la durée de validité de la mesure de valorisation précédente, l'échelle de traitement A4b.
  § 6. Sans préjudice des articles 61, § 2 et 62, le commissaire qui est rémunéré pendant au moins huit ans dans l'échelle de traitement A3 et qui a réussi la mesure de valorisation n° 2 liee à ce grade et le commissaire bénéficiant de l'échelle de traitement A4a ou A4b, obtiennent dans la limite des emplois vacants, l'échelle de traitement de commissaire divisionnaire A5, pour autant qu'ils aient réussi l'épreuve de capacité.
  § 7. [1 ...]1
  
HOOFDSTUK II. - De waarderingstoelagen.
CHAPITRE II. - Les allocations de valorisation.
Art.231. De inspecteur en de afdelingsinspecteur die bezoldigd worden met de weddenschaal B3, B4a of B5, die geslaagd zijn voor de waardemeting verbonden aan hun graad, ontvangen een jaarlijkse toelage van 2 500 Euro gedurende vier jaar.
Art.231. L'inspecteur et l'inspecteur divisionnaire rémunérés par l'échelle de traitement B3, B4a ou B5 qui ont réussi la mesure de valorisation liée à leur grade perçoivent une allocation annuelle de 2 500 euros pendant quatre ans.
Art.232. De commissaris die bezoldigd wordt met de weddenschaal A3 of A4a, die geslaagd is voor de waardemeting verbonden aan zijn graad, ontvangt een jaarlijkse toelage van 3 000 Euro gedurende vier jaar.
Art.232. Le commissaire rémunéré par l'échelle de traitement A3 ou A4a qui a réussi la mesure de valorisation liée à son grade reçoit une allocation annuelle de 3 000 euros pendant quatre ans.
Art.233. § 1. Het bedrag van de waarderingstoelage wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
  § 2. De waarderingstoelage wordt jaarlijks en in één maal uitbetaald in de maand september, op grond van de maanden die in aanmerking dienen te worden genomen voor de berekening van de geldigheidsduur van de meting en naar verhouding van de geleverde prestaties tijdens deze periode.
  In afwijking van het eerste lid, bekomen de inspecteurs en de commissarissen die respectievelijk in de waardemeting n° 6 en de waardemeting n° 4 zijn geslaagd, bij toepassing van de artikelen 88, derde lid, en 96, derde lid, de waarderingstoelage op de eerste dag van de maand die volgt op de benoeming tot de graad van afdelingsinspecteur of de toekenning van de weddenschaal A4a.
  De waarderingstoelage wordt gevoegd bij de jaarlijkse brutobezoldiging voor de berekening van het vakantiegeld en van de eindejaarstoelage die erop volgen evenals de copernicuspremie.
  [1 ...]1
  § 3. De ambtenaar heeft het recht om afstand te doen van de betaling van de waarderingstoelage.
  § 4. De ambtenaar die verhinderd is om zich aan te melden voor een waardemeting door een arbeidsongeval of een ongeval op weg van en naar het werk, of door beroepsziekte of omdat hij geniet van periodes van verlof of van werkonderbreking zoals bedoeld in artikels 39, 42 en 43 van de wet van 16 maart 1971 betreffende de arbeid, in artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector en het artikel 36 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen, behoudt, tot de eerstvolgende waardemeting die georganiseerd wordt na de verhindering, het voordeel van de waarderingstoelage waarvan hij genoot.
  § 5. De vermindering van de waarderingstoelage bedoeld in artikel 161 tweede lid is gelijk aan de helft van het bedrag.
  
Art.233. § 1er. Le montant de l'allocation de valorisation est lié à l'indice pivot 138,01.
  § 2. L'allocation de valorisation est payée annuellement en une fois, au mois de septembre, sur la base des mois à prendre en compte pour la période de validité de la mesure et au prorata des prestations effectuées au cours de cette période.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, les inspecteurs et les commissaires qui ont réussi respectivement la mesure de valorisation n° 6 et la mesure de valorisation n° 4, perçoivent, en application des articles 88, alinéa 3 et 96, alinéa 3, l'allocation de valorisation le premier jour du mois qui suit la nomination au grade d'inspecteur divisionnaire ou l'attribution de l'échelle barémique A4a.
  L'allocation de valorisation est ajoutée à la rétribution annuelle brute pour le calcul du pécule de vacances et de l'allocation de fin d'année qui suivent ainsi que de la prime copernic.
  [1 ...]1
  § 3. L'agent a le droit de renoncer au paiement de l'allocation de valorisation.
  § 4. L'agent empêché de présenter une mesure de valorisation pour cause d'accident survenu au travail ou sur le chemin du travail ou pour cause de maladie professionnelle ou parce qu'il bénéficie de périodes de congé ou d'interruption de travail visées aux articles 39, 42 et 43 de la loi du 16 mars 1971 sur le travail, à l'article 18 de la loi du 14 décembre 2000 fixant certains aspects de l'aménagement du temps de travail dans le secteur public et à l'article 36 de l'arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et aux absences accordés aux membres du personnel des administrations de l'Etat conserve, jusqu'à la première mesure de valorisation organisée après la fin de l'empêchement, le bénéfice de l'allocation de valorisation dont il bénéficiait.
  § 5. La diminution de l'allocation de valorisation visée à l'article 161 alinéa 2 s'éleve à la moitié.
  
HOOFDSTUK III. - De functietoelage.
CHAPITRE III. - Les allocations de fonction.
Art.234. De afdelingscommissaris, bekleed met het mandaat van verantwoordelijke voor een bijzondere eenheid, geniet voor de duur van het mandaat van een jaarlijkse functietoelage waarvan het bedrag wordt vastgesteld op 6 000 Euro.
Art.234. Le commissaire divisionnaire revêtu du mandat de responsable d'une unité particulière bénéficie pour la durée du mandat d'une allocation de fonction annuelle dont le montant est fixé à 6 000 euros.
Art.236. De functietoelagen voor het uitoefenen van een mandaat zijn verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de aanstelling en stoppen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van het beëindigen van het mandaat.
  Deze functietoelagen worden gekoppeld aan de spilindex 138,01.
  Ze worden gevoegd bij de jaarlijkse brutobezoldiging voor de berekening van het vakantiegeld en van de eindejaarstoelage die erop volgen evenals de copernicuspremie.
  Zij worden betaald tezelfdertijd als de wedde en onder dezelfde voorwaarden.
Art.236. Les allocations de fonction pour l'exercice d'un mandat sont dues à partir du premier jour du mois qui suit la désignation et cessent de l'être à partir du premier jour du mois qui suit la date de la cessation du mandat.
  Ces allocations de fonction sont rattachées à l'indice pivot 138,01.
  Elles sont ajoutées à la rétribution annuelle brute pour le calcul du pécule de vacances et de l'allocation de fin d'année qui suivent ainsi que de la prime copernic.
  Elles sont payées en même temps que le traitement et dans les mêmes conditions que celui-ci.
HOOFDSTUK IV. - De wachttoelage.
CHAPITRE IV. - Allocation d'attente.
Art.237. De wachttoelage bedoeld in de artikelen 88, tweede lid, 96, tweede lid, en 98, tweede lid, is gelijk aan de helft van het verschil tussen de wedde die de betrokken ambtenaren ontvangen en diegene waarop zij, naargelang het geval, recht zouden hebben volgens de weddenschaal verbonden aan de graad van afdelingsinspecteur, commissaris A4a en afdelingscommissaris indien zij voldoen aan de voorwaarden bepaald in deze artikelen.
  Het recht op de toelage bedoeld in eerste lid is pas geldig voor zover, naargelang het geval, de benoeming bedoeld in artikelen 88, tweede lid of 98, tweede lid niet heeft plaatsgevonden binnen de drie maanden die volgen op het slagen in de bekwaamheidsproef of de toekenning van weddenschaal A4a bedoeld in artikel 96, tweede lid niet heeft plaatsgevonden binnen de drie maanden die volgen op de maand gedurende dewelke de commissaris zou hebben kunnen genieten van de weddenschaal in geval van vacature.
  Deze toelage wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
  Ze wordt gevoegd bij de jaarlijkse brutobezoldiging voor de berekening van het vakantiegeld en van de eindejaarstoelage die erop volgen evenals de copernicuspremie.
Art.237. L'allocation d'attente visée aux articles 88, alinéa 2, 96, alinéa 2 et 98, alinéa 2 est égale à la moitié de la différence entre le traitement perçu par les agents concernés et celui auquel leur donnerait droit, selon le cas, l'échelle barémique liée au grade d'inspecteur divisionnaire, de commissaire A4a et de commissaire divisionnaire s'ils satisfont aux conditions fixées par ces articles.
  Le droit à l'allocation visé à l'alinéa 1er ne prend cours que pour autant que, selon le cas, la nomination visée aux articles 88, alinéa 2 ou 98, alinéa 2 ne soit pas intervenue dans les trois mois qui suivent la réussite de l'épreuve de capacité ou que l'attribution de l'échelle A4a visée à l'article 96, alinéa 2 ne soit pas intervenue dans les trois mois qui suivent celui au cours duquel le commissaire aurait pu bénéficier de l'échelle barémique en cas de vacance.
  Cette allocation est rattachée à l'indice pivot 138,01.
  Elle est ajoutée à la rétribution annuelle brute pour le calcul du pécule de vacances et de l'allocation de fin d'année qui suivent ainsi que de la prime copernic.
HOOFDSTUK V. - Toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt.
CHAPITRE V. - Allocation pour exercice d'une fonction supérieure.
Art.238. De toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt bedoeld in artikel 100 wordt toegekend ongeacht of de betrekking die met dat ambt overeenstemt tijdelijk niet waargenomen wordt, en op voorwaarde dat dit ambt ononderbroken uitgeoefend wordt gedurende een periode van minstens dertig dagen.
  De toelage is gelijk aan het verschil tussen de wedde waarvan de ambtenaar zou genieten indien hij het ambt definitief zou uitoefenen en de wedde waarvan hij geniet in zijn werkelijke graad.
  Deze toelage wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
  Ze wordt gevoegd bij de jaarlijkse brutobezoldiging voor de berekening van het vakantiegeld en van de eindejaarstoelage die erop volgen evenals de copernicuspremie.
  Zij wordt betaald vanaf de tweede maand die volgt op de toewijzing.
  De ambtenaar die in zijn effectieve graad van een waarderingstoelage geniet, behoudt het voordeel ervan tijdens de uitoefening van het hoger ambt.
  De wachttoelage kan niet worden gecumuleerd met de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt. Enkel de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt wordt ontvangen.
Art.238. L'allocation pour l'exercice d'une fonction supérieure visée à l'article 100 est accordée que l'emploi correspondant à cette fonction soit momentanément inoccupé ou qu'il soit définitivement vacant, et à la condition que cette fonction soit exercée de façon ininterrompue pendant une période de trente jours au moins.
  L'allocation est égale au montant de la différence entre le traitement dont l'agent bénéficierait s'il exerçait la fonction à titre définitif et le traitement dont il bénéficie dans son grade effectif.
  Cette allocation est rattachee à l'indice pivot 138,01.
  Elle est ajoutée à la rétribution annuelle brute pour le calcul du pécule de vacances et de l'allocation de fin d'année qui suivent ainsi que de la prime copernic.
  Elle est liquidee à partir du deuxième mois de la désignation.
  Si l'agent est attributaire d'une allocation de valorisation dans son grade effectif, il en conserve le bénéfice dans l'exercice de la fonction supérieure.
  L'allocation d'attente ne peut être cumulée avec l'allocation pour l'exercice d'une fonction supérieure. Seule sera perçue l'allocation pour l'exercice d'une fonction supérieure.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling.
CHAPITRE VI. - Disposition finale.
Art.239. Onverminderd de bepalingen vastgesteld door dit besluit, wordt de ambtenaar onderworpen aan het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten.
Art.239. Sans préjudice des dispositions fixées par le présent arrêté, l'agent est soumis à l'arrêté royal du 29 juin 1973 portant statut pécuniaire du personnel des services publics fédéraux.
TITEL II. - De toelagen, de vergoedingen en premies.
TITRE II. - Les allocations, indemnités et primes.
HOOFDSTUK I. - De toelagen en premies.
CHAPITRE Ier. - Les allocations et primes.
Afdeling 1. - Toelagen gemeenschappelijk aan het personeel van de buitendiensten en de ambtenaren van de federale overheidsdiensten.
Section 1re. - Allocations communes au personnel des services extérieurs et aux agents des services publics fédéraux.
Art.240. Onverminderd de bijzondere bepalingen vastgesteld in dit besluit, ontvangt de ambtenaar onder dezelfde voorwaarden, de toelagen en premies toegekend aan de Rijksambtenaren.
Art.240. Sans préjudice de dispositions particulières fixées par le présent arrêté, l'agent perçoit, aux mêmes conditions, les allocations et primes accordées aux agents de l'Etat.
Afdeling 2. - Toelagen voor dienstprestaties uitgevoerd tijdens het weekend, een feestdag of tijdens de nacht.
Section 2. - Allocations pour prestation de service effectuées le week-end, un jour férié ou durant la nuit.
Art.241. De ambtenaar geniet van een toelage voor dienstprestaties uitgevoerd tijdens het weekend, de wettelijke en reglementaire feestdagen.
Art.241. L'agent bénéficie d'une allocation pour les prestations de service effectuées le week-end, les jours fériés légaux et réglementaires.
Art.242. De weekenddienst is diegene die werd uitgevoerd op zaterdag, zondag, de wettelijke en reglementaire feestdagen tussen 0 en 24 uur.
  Voor de toelage komen echter alleen in aanmerking de ambtswerkzaamheden verricht in de lokalen van de Veiligheid van de Staat en die welke vereist worden voor de uitvoering van een bepaalde opdracht welke vooraf bevolen is door de [1 directeur waaronder de ambtenaar ressorteer]1, de adjunct-administrateur-generaal of de administrateur-generaal.
  
Art.242. Le service du week-end est celui accompli les samedis, les dimanches, les jours fériés légaux et réglementaires entre 0 et 24 heures.
  Toutefois ne peuvent donner lieu à l'allocation que les services effectifs accomplis dans les locaux de la Sûreté de l'Etat et ceux requis pour l'exécution d'une mission précise ordonnée par le [1 directeur dont dépend l'agent ]1, l'administrateur général adjoint ou l'administrateur général.
  
Art.243. [1 § 1.]1 Het bedrag van de toelage voorzien in artikel 241 van dit besluit wordt vastgesteld op 145 % van 1/1850ste van de [1 ...]1 bruto jaarwedde van kracht op 1 november 1993.
  [1 § 2. Voor de beschermingsassistenten is het bedrag van de toelage voorzien in artikel 241 vastgesteld op 145 % van 1/1 850ste van de bruto jaarwedde, vastgelegd in de tweede kolom van de tabel die als bijlage IV bij dit besluit is gevoegd en gebaseerd is op de anciënniteit uit de eerste kolom van deze tabel.]1
  
Art.243. [1 § 1er.] Le taux de l'allocation prévue à l'article 241 du présent arrêté est fixé à 145 % du 1/1850e du traitement annuel brut en vigueur au 1er novembre 1993.
  [1 § 2. Pour les assistants de protection, le taux de l'allocation prévue à l'article 241 est fixé à 145 % du 1/1 850e du traitement annuel brut fixé dans la colonne 2 du tableau repris en annexe IV du présent arrêté sur base de l'ancienneté reprise en colonne 1 du même tableau.]1

  
Art.244. De ambtenaar geniet van een toelage voor de prestaties gedurende de nacht uitgevoerd.
Art.244. L'agent bénéficie d'une allocation pour les prestations de service effectuées durant la nuit.
Art.245. [1 De nacht in de zin van artikel 244 is de periode bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector.
   De prestaties verricht tussen 18 uur en 20 uur worden gelijkgesteld met prestaties verricht tijdens de nacht, voor zover deze eindigen om of na 22 uur.]1

  
Art.245. [1 La nuit au sens de l'article 244 est la période visée à l'article 10, alinéa 2, de la loi du 14 décembre 2000 fixant certains aspects de l'aménagement du temps de travail dans le secteur public.
   Sont assimilées à des prestations effectuées la nuit celles effectuées entre dix-huit heures et vingt heures pour autant qu'elles se terminent à ou après vingt-deux heures.]1

  
Art.246. [1 § 1.]1 Het bedrag van de toelage voorzien in artikel 244 van dit besluit wordt vastgesteld op 32,5 % van 1/1850ste van de [1 ...]1 bruto jaarwedde van kracht op 1 november 1993.
  [1 § 2. Voor de beschermingsassistenten is het bedrag van de toelage voorzien in artikel 244 vastgesteld op 32,5 % van 1/1 850ste van de bruto jaarwedde, vastgelegd in de tweede kolom van de tabel die als bijlage IV bij dit besluit is gevoegd en gebaseerd is op de anciënniteit uit de eerste kolom van deze tabel.]1
  
Art.246. [1 § 1er.]1 Le taux de l'allocation prévue a l'article 244 du présent arrêté est fixé à 32,5 % du 1/1850e du traitement annuel brut en vigueur au 1er novembre 1993.
  [1 § 2. Pour les assistants de protection, le taux de l'allocation prévue à l'article 244 est fixé à 32,5 % de 1/1 850e du traitement annuel brut fixé dans la colonne 2 du tableau repris en annexe IV du présent arrêté sur base de l'ancienneté reprise en colonne 1 du même tableau.]1
  
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen aan afdelingen 1 en 2.
Section 3. - Dispositions communes aux sections 1re et 2.
Art.247. De toelagen verschuldigd voor dienstprestaties uitgevoerd op zaterdag, zondag, wettelijke en reglementaire feestdagen of gedurende de nacht zijn cumuleerbaar.
Art.247. Les allocations dues pour des prestations de service effectuées le samedi, le dimanche, les jours fériés légaux et réglementaires ou durant la nuit sont cumulables entre elles.
Art.248. De toelage wordt maandelijks na vervallen termijn betaald.
Art.248. L'allocation est payée mensuellement à terme échu.
Art.249. De gedeelten van een uur onregelmatige dienst van dertig minuten of meer worden op een uur afgerond; gedeelten van minder worden verwaarloosd.
Art.249. La fraction d'heure que comprend le service irrégulier est arrondie à l'heure supplémentaire si elle est égale ou supérieure à trente minutes; elle est négligée si elle n'atteint pas cette durée.
Art.250. Het toekennen van de voorziene toelagen voor dienstprestaties uitgevoerd tijdens het weekend, een wettelijke of reglementaire feestdag of gedurende de nacht geschiedt onder de controle van de [1 directeur waaronder de ambtenaar ressorteert]1, de adjunct-administrateur-generaal of de administrateur-generaal.
  
Art.250. L'octroi des allocations prévues pour prestation de service effectuées le week-end, un jour férié légaux ou réglementaire ou durant la nuit a lieu sous le contrôle du [1 directeur dont dépend l'agent ]1, de l'administrateur général adjoint ou de l'administrateur général.
  
HOOFDSTUK II. - Vergoedingen.
CHAPITRE II. - Indemnités.
Art.251. Onverminderd de bijzondere bepalingen door dit besluit vastgesteld, ontvangt de ambtenaar onder dezelfde voorwaarden, de vergoedingen toegekend aan de Rijksambtenaren [1 , met inbegrip van de maaltijdcheques toegekend krachtens het koninklijk besluit van 6 oktober 2023 met betrekking tot de toekenning van maaltijdcheques aan personeelsleden van de federale administratieve overheidsdienst.]1
  
Art.251. Sans préjudice de dispositions particulières fixées par le présent arrêté, l'agent perçoit, aux mêmes conditions, les indemnités accordées aux agents de l'Etat [1 , en ce compris les chèques-repas accordés en vertu de l'arrêté royal du 6 octobre 2023 relatif à l'octroi de chèques-repas aux membres du personnel de la fonction publique fédérale administrative]1.
  
HOOFDSTUK III. [1 - De inlichtingentoelage en de basisbeschermingstoelage]1
CHAPITRE III. [1 - L'allocation de renseignement et l'allocation de protection de base]1
Art.252. [1 Het directiecomité [2 ...]2 en de personeelsleden van de Veiligheid van de Staat genieten van een maandelijkse forfaitaire functietoelage, genaamd basisbeschermingstoelage, voor hun tewerkstelling binnen de Veiligheid van de Staat.
   Deze basisbeschermingstoelage zal enkel verschuldigd zijn voor zover het personeelslid van de Veiligheid van de Staat voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
   1° geen uitoefening van politieke mandaten en openbare uitingen van politieke overtuigingen;
   2° discretieplicht in alle omstandigheden;
   3° verhullen van de werkplek en werkomstandigheden;
   4° het ondergaan van veiligheidsonderzoeken en het in bezit zijn van een verplichte veiligheidsmachtiging, zoals bepaald in artikel 2/1;
   5° zich bevinden in een situatie waarin sprake is van een zekere blootstelling aan gevaar;
   6° leveren van onregelmatige prestaties.
   De directie-generaal of zijn gemachtigde ziet erop toe dat deze toelage niet wordt toegekend als het personeelslid van de Veiligheid van de Staat niet voldoet aan deze voorwaarden.
   Het genot van de toelage opgenomen in het 1e lid is niet cumuleerbaar met het genot van enig ander voordeel of vergoeding toegekend om dezelfde reden.
   Het bedrag van deze maandelijkse functietoelage wordt vastgesteld op 220,00 euro en wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
   De administrateur-generaal of zijn afgevaardigde attesteert op maandelijkse basis het aantal dagen dienst uitgevoerd door het personeelslid van de Veiligheid van de Staat.]1

  
Art.252. [1 Le comité de direction, [2 ...]2 et les membres du personnel de la Sûreté de l'Etat bénéficient d'une allocation de fonction forfaitaire mensuelle, appelée allocation de protection de base, pour leurs emplois à la Sûreté de l'Etat.
   La présente allocation de protection de base n'est octroyée que lorsque le membre du personnel de la Sûreté de l'Etat remplit les conditions cumulatives suivantes :
   1° l'interdiction d'exercer des mandats politiques et d'exprimer publiquement des opinions politiques;
   2° obligation de discrétion en toutes circonstances;
   3° la dissimulation du lieu et des conditions de travail;
   4° se soumettre à une enquête de sécurité et être en possession d'une habilitation de sécurité obligatoire, comme prévu à l'article 2/1;
   5° être dans une situation où il y a une certaine exposition au danger;
   6° fournir des prestations irrégulières.
   La direction générale ou son délégué veille à ce que cette allocation ne soit pas octroyée si le membre du personnel de la Sûreté de l'Etat ne remplit pas ces conditions.
   Le bénéfice de l'allocation visée à l'alinéa 1er n'est pas cumulable avec le bénéfice de tout autre avantage ou indemnité octroyé pour la même raison.
   Le montant de l'allocation de fonction mensuelle est fixé à 220,00 euros et est rattaché à l'indice pivot 138,01.
   L'administrateur général ou son délégué atteste, sur une base mensuelle, le nombre de jours de service prestés par le membre du personnel de la Sûreté de l'Etat.]1

  
Art.253. [1 Het directiecomité, de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat en de andere personeelsleden die actief inlichtingen behandelen, genieten van een maandelijkse forfaitaire functietoelage, genaamd inlichtingentoelage.
   Het bedrag van deze maandelijkse functietoelage wordt vastgesteld op 290,00 euro en wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
   De administrateur-generaal of zijn afgevaardigde attesteert op maandelijkse basis het aantal dagen dienst uitgevoerd door het personeelslid van de Veiligheid van de Staat.]1

  
Art.253. [1 Le comité de direction, les agents des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat et les autres membres du personnel qui traitent activement des renseignements, bénéficient d'une allocation de fonction forfaitaire mensuelle appelée allocation de renseignement.
   Le montant de l'allocation de fonction mensuelle est fixé à 290,00 euros et est rattaché à l'indice pivot 138,01.
   L'administrateur général ou son délégué atteste, sur une base mensuelle, le nombre de jours de service prestés par le membre du personnel de la Sûreté de l'Etat.]1

  
Art.254. [1 De forfaitaire functietoelages bedoeld in artikel 252 en 253 zijn niet verschuldigd als:
   1° het personeelslid van de Veiligheid van de Staat om eender welke reden meer dan dertig opeenvolgende werkdagen afwezig is; de schorsing van de toelage gebeurt met terugwerkende kracht op de eerste dag van de afwezigheid;
   2° ofwel als het personeelslid van de Veiligheid van de Staat het voordeel van zijn bezoldiging verliest of een wachtgeld geniet; de schorsing van de toelage gebeurt vanaf de eerste dag.
   Behoudens bijzondere bepalingen is de toelage naar rato verschuldigd als de bezoldiging zelf naar rato wordt betaald.
   Hij houdt op verschuldigd te zijn als niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan.
   Komen niet in aanmerking voor de registratie van de dertig werkdagen, bepaald in het eerste lid, 1° :
   1° een ouderschapsverlof en een verlof verbonden aan de bescherming van het moederschap;
   2° de recuperaties die worden toegekend in het kader van de overschrijdingen van de grens die is bepaald in de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector;
   3° een jaarlijks vakantieverlof;
   4° een afwezigheid door een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar of van het werk of een beroepsziekte.]1

  
Art.254. [1 Les allocations de fonction forfaitaire visées aux articles 252 et 253 ne sont pas dues lorsque :
   1° le membre du personnel de la Sûreté de l'Etat est absent, pour quelque raison que ce soit, pendant plus de trente jours ouvrables successifs; la suspension de l'allocation s'opère avec effet rétroactif au premier jour de l'absence;
   2° ou le membre du personnel de la Sûreté de l'Etat perd le bénéfice de sa rémunération ou bénéficie d'une rémunération d'attente; la suspension de l'allocation s'opère dès le premier jour.
   Sauf dispositions particulières, l'allocation est due au prorata lorsque la rémunération est elle-même payée au prorata.
   Elle cesse d'être due lorsque les conditions ne sont plus remplies.
   Ne sont pas pris en compte pour la comptabilisation des trente jours ouvrables visés à l'alinéa 1er, 1° :
   1° un congé parental et un congé lié à la protection de la maternité;
   2° les récupérations accordées dans le cadre des dépassements à la limite fixée dans la loi du 14 décembre 2000 fixant certains aspects de l'aménagement du temps de travail dans le secteur public;
   3° un congé annuel de vacances;
   4° une absence due à un accident du travail, à un accident sur le chemin du travail ou à une maladie professionnelle.]1

  
TITEL III. - Gemeenschappelijke bepaling.
TITRE III. - Disposition commune.
Art.255. De bepalingen van de titels I en II van dit deel zijn van toepassing op de stagiaires.
Art.255. Les dispositions des titres Ier et II de la présente partie sont applicables aux stagiaires.
DEEL DRIE. - OVERGANGSMAATREGELEN.
TROISIEME PARTIE. - MESURES TRANSITOIRES.
TITEL I. - De administratieve loopbaan.
TITRE Ier. - La carrière administrative.
HOOFDSTUK I. - Invoeging in de graden van de nieuwe loopbaan van de buitendiensten.
CHAPITRE Ier. - Insertion dans les grades de la nouvelle carrière des services extérieurs.
Art.256. De commissarissen en de inspecteurs van de buitendiensten die, op 1 januari 2005 titularis zijn van één van de graden vervat in bijlage II linkse kolom, worden ambtshalve benoemd in de graad die voorkomt in de rechtse kolom.
  In afwijking van het eerste lid behouden de titularissen van de graad van afdelingsinspecteur 2C en de afdelingscommissaris 1C hun benaming van de graad van afdelingsinspecteur en afdelingscommissaris.
Art.256. Les commissaires et inspecteurs des services extérieurs qui, au 1er janvier 2005, sont titulaires de l'un des grades rayés repris en annexe II dans la colonne de gauche, sont nommés d'office dans le grade figurant dans la colonne de droite.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, les agents titulaires du grade d'inspecteur divisionnaire 2C et commissaire divisionnaire 1C conservent la dénomination du grade d'inspecteur divisionnaire et commissaire divisionnaire.
HOOFDSTUK II. - Verloop van de loopbaan van de leden van de buitendiensten in dienst op datum van 1 januari 2005.
CHAPITRE II. - Développement de la carrière des membres des services extérieurs en service à la date du 1er janvier 2005.
Art.257. § 1. De commissarissen en de inspecteurs van de buitendiensten die op 1 januari 2005 titularis zijn van één van de geschrapte graden weergegeven in de tabel van de bijlage III kolom 1, bekleed met een weddenschaal weergegeven in kolom 2, worden ambtshalve benoemd in de graad ertegenover weergegeven in kolom 3 en bezoldigd met de weddenschaal weergegeven in kolom 4.
  § 2. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren benoemd krachtens § 1, worden de diensten gepresteerd in de geschrapte graden, waarvan zij titularis waren, in aanmerking genomen.
  De geldelijke anciënniteit door de ambtenaren verworven in hun oude weddenschaal wordt als verworven geacht in de nieuwe weddenschaal die overeenkomt met hun graad.
  § 3. In afwijking van § 1, in voorkomend geval, behouden de ambtenaren het genot van de weddenschaal van de graad waarmee ze waren bekleed, voor zover deze gunstiger was.
  § 4. De ambtenaar die zich bij wijze van overgangsmaatregel en met terugwerkende kracht op datum van 1 januari 2005 op een welbepaalde weddenschaal in zijn loopbaantraject bevindt, geniet van alle bepalingen die op hem van toepassing zijn en wordt geacht aan de voorwaarden te voldoen die nodig zijn voor de toegang tot deze weddenschaal.
  § 5. De ambtenaar die bevorderd werd tussen 1 januari 2005 en de inwerkingtreding van dit besluit, hetzij direct hetzij door het effect van de terugwerkende kracht, geniet op dezelfde wijze van de overgangsmaatregelen als de ambtenaar bedoeld in § 4.
Art.257. § 1er. Les commissaires et inspecteurs des services extérieurs qui, au 1er janvier 2005, sont titulaires de l'un des grades rayés repris dans le tableau figurant à l'annexe III dans la colonne 1, revêtus d'une échelle de traitement reprise dans la colonne 2, sont nommés d'office dans le grade repris en regard dans la colonne 3 et rémunérés par l'échelle de traitement reprise dans la colonne 4.
  § 2. Pour le calcul de l'ancienneté de grade des agents nommés en vertu du § 1er, sont admissibles les services prestés dans les grades rayés dont ils étaient titulaires.
  L'ancienneté pécuniaire acquise par les agents dans leur ancienne échelle de traitement est censée être acquise dans la nouvelle échelle de traitement correspondant à leur grade.
  § 3. Par dérogation au § 1er, le cas échéant, les agents conservent le benéfice de l'echelle de traitement du grade dont ils étaient revêtus, pour autant qu'elle soit plus favorable.
  § 4. L'agent qui par mesure transitoire et avec effet rétroactif à la date du 1er janvier 2005 se situe à une échelle déterminée dans son trajet de carrière, bénéfice de toutes les dispositions qui lui sont applicables et est censé remplir les conditions requises pour l'accès à cette échelle.
  § 5. L'agent qui est promu entre le 1er janvier 2005 et la date d'entrée en vigueur du présent arrêté soit directement, soit par effet de la rétroactivité, bénéficie de la même manière des mesures transitoires que l'agent visé au § 4.
HOOFDSTUK III. - De loopbaan van de inspecteurs van de buitendiensten.
CHAPITRE III. - Carrière des inspecteurs des services extérieurs.
Art.258. § 1. Bij wijze van overgangsmaatregel genieten de inspecteurstagiairs die op datum van 1 januari 2005 bezoldigd werden met de weddenschaal 2A, op deze datum van de weddenschaal B1 en worden op datum van hun definitieve benoeming tot de graad van inspecteur, van rechtswege bezoldigd met de weddenschaal B2.
  § 2. Bij wijze van overgangsmaatregel bevinden de inspecteurs, die op datum van 1 januari 2005 titularis zijn van de graden en de weddenschalen die worden afgebeeld in de bijlage III van dit besluit, op dezelfde datum zich in de situaties hieronder beschreven :
  1° de ambtenaar, titularis van de graad van inspecteur, bezoldigd met de weddenschaal 2A, die een graadanciënniteit heeft van meer dan 2 jaar en minder dan 8 jaar en houder is van het eerste gedeelte van de middelbare graad van de school voor criminologie en criminalistiek, die ingeschaald wordt in de weddenschaal B3, wordt geacht de waardemeting n° 1 te hebben verworven en kan onmiddellijk de erkende vorming volgen voor de waardemeting n° 2 die recht geeft op de waarderingstoelage die erbij hoort;
  In afwijking van artikel 84 worden de inspecteurs die in dienst zijn getreden in de periode tussen (1 maart 2004) tot 2 oktober 2006, niet onderworpen aan de potentieeltest;
  2° De ambtenaar, titularis van de graad van inspecteur, bezoldigd met de weddenschaal 2B, die een graadanciënniteit heeft van meer dan 8 jaar en minder dan 11 jaar en houder is van het eerste gedeelte van de middelbare graad van de school voor criminologie en criminalistiek of de middelbare graad van de school voor criminologie en criminalistiek, die ingeschaald wordt in de weddenschaal B3, wordt geacht de waardemeting n° 1 te hebben verworven en kan onmiddellijk de erkende vorming volgen voor de waardemeting n° 2, die recht geeft op de waarderingstoelage die erbij hoort;
  3° De ambtenaar, titularis van de graad van inspecteur, bezoldigd met de weddenschaal 2B, die een graadanciënniteit heeft van 11 jaar en meer en geen houder is van het eerste gedeelte van de middelbare graad van de school voor criminologie en criminalistiek of de middelbare graad van de school voor criminologie en criminalistiek, die ingeschaald wordt in de weddenschaal B3 kan onmiddellijk de erkende vorming volgen om de waardemeting n° 1 te verwerven die recht geeft op de waarderingstoelage die erbij hoort;
  4° De ambtenaar, titularis van de graad van afdelingsinspecteur, bezoldigd met de weddenschaal 2C, die een totale graadanciënniteit in de graden van inspecteur en afdelingsinspecteur heeft van meer dan 15 jaar en minder dan 20 jaar, die ingeschaald wordt in de weddenschaal B3 wordt geacht de waardemeting n° 2 te hebben verworven;
  De ambtenaar bedoeld in het eerste lid bekomt, vanaf de datum waarop hij een totale graadanciënniteit in de graden van inspecteur en afdelingsinspecteur heeft van twintig jaar en ten laatste op 1 januari 2007, de weddenschaal B4a en kan de erkende vorming voor de waardemeting n° 4 volgen, die recht geeft op de waarderingstoelage die erbij hoort;
  5° De ambtenaar, titularis van de graad van afdelingsinspecteur, bezoldigd met de weddenschaal 2C, die een totale graadanciënniteit in de graden van inspecteur en afdelingsinspecteur van meer dan 20 jaar en minder dan 25 jaar heeft, die ingeschaald wordt in de weddenschaal B4a, wordt geacht de waardemeting n° 4 te hebben verworven en kan onmiddellijk de erkende vorming voor de waardemeting n° 5 volgen, die recht geeft op de waarderingstoelage die erbij hoort;
  6° De ambtenaar, titularis van de graad van afdelingsinspecteur, bezoldigd met de weddenschaal 2C, die een totale graadanciënniteit in de graden van inspecteur en afdelingsinspecteur van meer dan 25 jaar en minder dan 30 jaar heeft, die ingeschaald wordt in de weddenschaal B4a, wordt geacht de waardemeting n° 4 te hebben verworven en kan onmiddellijk de erkende vorming voor de waardemeting n° 5 volgen, die recht geeft op de waarderingstoelage die erbij hoort;
  [1 In afwijking van artikel 86 kan de in het eerste lid beoogde ambtenaar die de toelage m.b.t. de waardemeting nr. 5 genoten heeft gedurende twee jaar, na afloop van deze termijn bevorderd worden door overgang in weddeschaal B4b.
   De ambtenaar behoudt het voordeel van het tweede lid, zelfs indien de vereiste opleiding voor de waardemeting nr. 5 en voor het verkrijgen van de bijbehorende toelage pas gegeven werd na afloop van de termijn van twee jaar.]1

  7° De ambtenaar, titularis van de graad van afdelingsinspecteur, bezoldigd met de weddenschaal 2C, die een totale graadanciënniteit in de graden van inspecteur en afdelingsinspecteur van 30 jaar en meer heeft, wordt ingeschaald in de weddenschaal B4b;
  In afwijking van artikel 88, kunnen de ambtenaren bedoeld in 4°, 5°, 6° en 7° deelnemen aan de eerste bekwaamheidsproef die zal georganiseerd worden na de publicatie van dit besluit;
  8° De ambtenaar, titularis van de graad van afdelingsinspecteur, bezoldigd met de weddenschaal 2D, die geslaagd is voor de bekwaamheidsproef georganiseerd in 2001, die ingeschaald wordt in de weddenschaal B5, wordt geacht de waardemeting n° 6 te hebben verworven en kan onmiddellijk de erkende vorming voor de waardemeting n° 7 volgen, die recht geeft op de waarderingstoelage die erbij hoort;
  9° De ambtenaar, titularis van de graad van afdelingsinspecteur, bezoldigd met de weddenschaal 2D, die geslaagd is voor de bekwaamheidsproef georganiseerd in 2004, die ingeschaald wordt in de weddenschaal B5, kan onmiddellijk de erkende vorming voor de waardemeting n° 6 volgen, die recht geeft op de waarderingstoelage die erbij hoort;
  [1 In afwijking van artikel 80, § 1, kan de in het eerste lid beoogde ambtenaar die de toelage m.b.t. de waardemeting nr.6 gedurende twee jaar genoten heeft, de officieel erkende opleiding volgen voor de toegang tot waardemeting nr. 7 en voor het verkrijgen van de bijbehorende waarderingstoelage.
   De ambtenaar behoudt het voordeel van het tweede lid, zelfs indien de vereiste opleiding voor de waardemeting nr. 6 en voor het verkrijgen van de bijbehorende waarderingstoelage pas gegeven werd na afloop van de termijn van twee jaar.]1

  10° De ambtenaar, titularis van de graad van afdelingsinspecteur, bezoldigd met de weddenschaal 2D, die geslaagd is voor de bekwaamheidsproef in 2005, die ingeschaald wordt in weddenschaal B5, kan onmiddellijk de erkende vorming voor de waardemeting n° 6 volgen, die recht geeft op de waarderingstoelage die erbij hoort;
  In afwijking van artikel 80, § 1, kan de ambtenaar, bedoeld in 10°, eerste lid, die gedurende drie jaar genoten heeft van de waarderingstoelage n° 6, de erkende vorming voor de waardemeting n° 7 volgen, die recht geeft op de waarderingstoelage die erbij hoort.
  
Art.258. § 1er. Par mesure transitoire, les inspecteurs stagiaires rémunérés, à la date du 1er janvier 2005, dans l'échelle de traitement 2A bénéficient à cette date de l'échelle B1, et sont rétribues de plein droit à dater de leur nomination définitive au grade d'inspecteur à l'échelle B2.
  § 2. Par mesure transitoire, les inspecteurs qui, à la date du 1er janvier 2005, sont titulaires des grades et des échelles barémiques dans le tableau figurant à l'annexe III du présent arrêté, se trouvent, à la même date dans les situations décrites ci-après :
  1° l'agent titulaire du grade d'inspecteur, revêtu de l'échelle barémique 2A, ayant une ancienneté de grade supérieure à 2 ans et inférieure à 8 ans et détenteur de la première partie du cours moyen de l'école de criminologie et de criminalistique, inséré dans l'échelle B3 est censé avoir acquis la mesure de valorisation n° 1 et peut suivre immédiatement la formation agréée pour acquérir la mesure de valorisation n° 2 donnant droit à l'allocation de valorisation y afférent;
  Par dérogation à l'article 84, les inspecteurs qui sont entrés en service entre le 1er mars 2004 et le 2 octobre 2006 ne sont pas soumis au test de potentiel;
  2° l'agent titulaire du grade d'inspecteur, revêtu de l'échelle barémique 2B, ayant une ancienneté de grade supérieure à 8 ans et inférieure à 11 ans et détenteur de la première partie du cours moyen de l'école de criminologie et de criminalistique ou le cours du degré moyen de l'école de criminologie et de criminalistique, inséré dans l'échelle B3 est censé avoir acquis la mesure de valorisation n° 1 et peut suivre immédiatement la formation agréée pour acquérir la mesure de valorisation n° 2 donnant droit à l'allocation de valorisation y afférente;
  3° l'agent titulaire du grade d'inspecteur, revêtu de l'échelle barémique 2B, ayant une ancienneté de grade de 11 ans et plus et ne détenant pas la première partie du cours moyen de l'école de criminologie et de criminalistique ou le cours du degré moyen de l'école de criminologie et de criminalistique, inséré dans l'échelle B3 peut suivre immédiatement la formation agréée pour acquérir la mesure de valorisation n° 1 donnant droit à l'allocation de valorisation y afférente;
  4° l'agent titulaire du grade d'inspecteur divisionnaire, revêtu de l'echelle barémique 2C, ayant une ancienneté totale de grade dans les grades d'inspecteur et inspecteur divisionnaire supérieure à 15 ans et inférieure à 20 ans, inséré dans l'échelle B3 est censé avoir acquis la mesure de valorisation n° 2;
  L'agent visé à l'alinéa 1er obtient, à la date à laquelle il atteint une ancienneté totale de grade dans les grades d'inspecteur et inspecteur divisionnaire égale à vingt ans et au plus tard le 1er janvier 2007, l'échelle B4a, et peut suivre la formation agréée pour acquérir la mesure de valorisation n° 4 donnant droit à l'allocation de valorisation y afférente;
  5° l'agent titulaire du grade d'inspecteur divisionnaire, revêtu de l'échelle barémique 2C, ayant une ancienneté totale de grade de supérieure à 20 ans dans les grades d'inspecteur et inspecteur divisionnaire et inférieure à 25 ans est inséré dans l'échelle B4a et est censé avoir acquis la mesure de valorisation n° 4 et peut suivre immédiatement la formation agréée pour acquérir la mesure de valorisation n° 5 donnant droit à l'allocation de valorisation y afférente;
  6° l'agent titulaire du grade d'inspecteur divisionnaire, revêtu de l'échelle barémique 2C, ayant une ancienneté totale de grade dans les grades d'inspecteur et inspecteur divisionnaire supérieure à 25 ans et inférieure à 30 ans, inséré dans l'échelle B4 a est censé avoir acquis la mesure de valorisation n° 4 et peut suivre immédiatement la formation agréée pour acquérir la mesure de valorisation n° 5 donnant droit à l'allocation de valorisation y afférente;
  [1 Par dérogation à l'article 86, l'agent visé à l'alinéa 1er, ayant bénéficié de l'allocation liée à la mesure de valorisation n° 5 pendant deux ans peut, dès la fin de ce terme, être promu par avancement barémique à l'échelle B4b.
   L'agent garde le bénéfice de l'alinéa 2, même si la formation requise pour la mesure de valorisation n° 5 et pour l'obtention de l'allocation y afférente a été dispensée après l'expiration du terme de deux ans.]1

  7° l'agent titulaire du grade d'inspecteur divisionnaire, revêtu de l'échelle barémique 2C, ayant une ancienneté totale de grade dans les grades d'inspecteur et inspecteur divisionnaire de 30 ans et plus, est inséré dans l'échelle B4b;
  Par dérogation à l'article 88, les agents visés au 4° 5°, 6° et 7° peuvent participer à la première épreuve de capacité qui sera organisée après la publication du présent arrêté;
  8° l'agent titulaire du grade d'inspecteur divisionnaire, revêtu de l'échelle barémique 2D, et ayant réussi l'épreuve de capacité organisée en 2001, inséré dans l'échelle B5 est censé avoir acquis la mesure de valorisation n° 6 et peut suivre immédiatement la formation agréée pour obtenir la mesure de valorisation n° 7 donnant droit à l'allocation de valorisation y afférente;
  9° l'agent titulaire du grade d'inspecteur divisionnaire, revêtu de l'échelle barémique 2D, et ayant réussi l'épreuve de capacité organisée en 2004, est inséré dans l'echelle B5 et peut suivre immédiatement la formation agréée pour acquérir la mesure de valorisation n° 6 donnant droit à l'allocation de valorisation y afférente;
  [1 Par dérogation à l'article 80, § 1er, l'agent visé à l'alinéa 1er ayant bénéficié de l'allocation de valorisation liée à la mesure de valorisation n°6 pendant deux ans, peut suivre la formation agréée pour l'accès à la mesure de valorisation n° 7 et l'obtention de l'allocation de valorisation y afférente.
   L'agent garde le bénéfice de l'alinéa 2, même si la formation requise pour la mesure de valorisation n° 6 et pour l'obtention de l'allocation de valorisation y afférente a été dispensée après l'expiration du terme de deux ans.]1

  10° l'agent titulaire du grade d'inspecteur divisionnaire, revêtu de l'échelle barémique 2D, et ayant réussi l'épreuve de capacité organisée en 2005, inséré dans l'échelle B5, peut suivre immédiatement la formation agréée pour acquérir la mesure de valorisation n° 6 donnant droit à l'allocation de valorisation y afférente;
  Par dérogation à l'article 80 § 1, l'agent visé au 10°, alinéa 1er, ayant bénéficié de l'allocation liée la mesure de valorisation n° 6 pendant trois ans, peut suivre la formation agréée pour acquérir la mesure de valorisation n° 7 donnant droit à l'allocation de valorisation y afférente.
  
HOOFDSTUK IV. - Loopbaan van de commissarissen van de buitendiensten.
CHAPITRE IV. - Carrière des commissaires des services extérieurs.
Art.259. § 1. Bij wijze van overgangsmaatregel bevinden de commissarissen, die op datum van 1 januari 2005 titularis zijn van de graden en de weddenschalen vermeld in de tabel afgebeeld in bijlage III van dit besluit, op dezelfde datum, zich in de situaties hieronder beschreven :
  1° De ambtenaar, titularis van de graad van commissaris, bezoldigd met de weddenschaal 1A, die een graadanciënniteit heeft van meer dan 2 jaar en minder dan 8 jaar, die wordt ingeschaald in de weddenschaal A3, wordt geacht de waardemeting n° 2 te hebben verworven en kan onmiddellijk de erkende vorming voor de waardemeting n° 3 volgen, die recht heeft op de waarderingstoelage die erbij hoort;
  In afwijking van artikel 98, kunnen de ambtenaren bedoeld in 1° deelnemen aan de eerste bekwaamheidsproef na de publicatie van dit besluit;
  2° De ambtenaar, titularis van de graad van commissaris, bezoldigd met de weddenschaal 1B, die een graadanciënniteit heeft van 8 jaar of meer en die de functie van postoverste heeft vervuld gedurende ten minste 10 jaar, wordt ingeschaald in weddenschaal A4b;
  3° De ambtenaar, titularis van de graad van afdelingscommissaris, bezoldigd met de weddenschaal 1C, die een totale graadanciënniteit in de graden van commissaris en afdelingscommissaris van 11 jaar anciënniteit heeft, wordt ingeschaald in weddenschaal A4b;
  4° De ambtenaar, titularis van de graad van afdelingscommissaris, bezoldigd met de weddenschaal 1D, wordt ingeschaald in de weddenschaal A5bis.
  § 2. In afwijking van artikel 94, zijn de commissarissen, laureaten van de vergelijkende selectie voor de overgang naar het hogere niveau die lopende is op datum van inwerkingtreding van het huidig besluit, niet onderworpen aan de potentieeltest.
  § 3. Voor de eerste toekenning van het mandaat van afdelingscommissaris verantwoordelijk voor een bijzondere eenheid, zoals bedoeld in artikel 102, 2°, zijn de afdelingscommissarissen waarvan sprake in § 1, 4° die belast zijn met het beheer van een bijzondere eenheid op de datum van inwerkingtreding van huidig besluit, niet onderworpen aan de artikelen 104 tot 114 en bekomen ambtshalve het mandaat, mits het opstellen van een opdrachtbrief waarin zij een beschrijving geven van hun zienswijze op de doelstellingen van het mandaat die ze overeenkomstig het strategisch plan van de Veiligheid van de Staat moeten verwezenlijken.
Art.259. § 1er. Par mesure transitoire les commissaires qui, à la date du 1er janvier 2005, sont titulaires des grades et des échelles barémiques énoncés dans le tableau dans le tableau figurant à l'annexe III du présent arrêté, se trouvent, à la même date dans les situations décrites ci-après :
  1° l'agent titulaire du grade de commissaire, revêtu de l'échelle barémique 1A, ayant une ancienneté de grade supérieure à 2 ans et inférieure à 8 ans, est inséré dans l'échelle A3, est censé avoir acquis la mesure de valorisation n° 2 et peut suivre immédiatement la formation agréée pour acquérir la mesure de valorisation n° 3 donnant droit à l'allocation de valorisation y afférent;
  Par dérogation à l'article 98, les agents visés au 1° peuvent participer à la première épreuve de capacité après la publication du présent arrêté;
  2° l'agent titulaire du grade de commissaire, revêtu de l'échelle barémique 1B, ayant 8 ans d'ancienneté de grade et plus et ayant exercé la fonction de chef de poste pendant au moins 10 ans, est insérée dans l'échelle A4b;
  3° l'agent titulaire du grade de commissaire divisionnaire, revêtu de l'échelle barémique 1C, ayant une ancienneté de grade dans les grades de commissaire et de commissaire divisionnaire de 11 ans est inséré dans l'échelle A4b;
  4° l'agent titulaire du grade de commissaire divisionnaire, revêtu de l'échelle barémique 1D est inséré dans l'échelle A5bis.
  § 2. Par dérogation à l'article 94, les commissaires lauréats de la sélection comparative d'accession au niveau supérieur en cours à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté ne sont pas soumis au test de potentiel.
  § 3. Pour la première attribution du mandat de commissaire divisionnaire responsable d'une unité particulière, visé à l'article 102, 2°, les commissaires divisionnaires repris au § 1, 4° qui sont chargés de la gestion d'une unité particulière à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté ne sont pas soumis aux articles 104 a 114 et obtiennent d'office le mandat, moyennant la rédaction d'une lettre de mission décrivant la manière dont ils envisagent d'atteindre les objectifs du mandat, en conformité avec le plan stratégique de la Sûreté de l'Etat.
HOOFDSTUK V. - Loopbaan van de commissaris-generaal van de buitendiensten.
CHAPITRE V. - Carrière du commissaire général des services extérieurs.
Art.260. In afwijking van artikel 99, worden de afdelingscommissaris 1D in dienstactiviteit, directeur van de operaties ad interim en diegene die de functie van directeur van de operaties heeft uitgeoefend, benoemd tot commissaris-generaal op datum van de publicatie van dit besluit.
  De ambtenaren, titularis van de graad van commissaris-generaal worden ingeschaald in de weddenschaal A6bis.
  In afwijking van artikel 99, worden de ambtenaren die genieten van de weddenschalen A4a, A4b, A5 en A5bis, eveneens toegelaten tot de eerste selectie die zal worden georganiseerd in het tweede semester van 2008.
Art.260. Par dérogation à l'article 99, le commissaire divisionnaire 1D en activité de service, directeur des opérations ad interim et celui qui a exercé la fonction de directeur des opérations sont nommés commissaire genéral à la date de publication du présent arrêté.
  Les agents titulaires du grade de commissaire général sont insérés dans l'échelle A6bis.
  Par dérogation à l'article 99, sont également admis à participer a la première sélection qui sera organisé au cours du second semestre 2008, les agents bénéficiant des échelles de traitement A4a, A4b, A5 et A5bis.
HOOFDSTUK VI. - Het mandaat van directeur van de operaties.
CHAPITRE VI. - Le mandat de directeur des opérations.
Art.261. De afdelingscommissaris 1D in dienstactiviteit, directeur van de operaties ad interim op datum van de publicatie van dit besluit, krijgt het mandaat van directeur van de operaties toegekend en behoudt het [1 ot op datum van de aanwijzing]1 van de directeur van de operaties die aangeduid zal worden onder de afdelingscommissarissen, laureaten van de eerste selectie.
  
Art.261. Le commissaire divisionnaire 1D en activité de service, directeur des opérations ad interim à la date de publication du présent arrêté, obtient le mandat de directeur des opérations et le conserve [1 jusqu'à la date de désignation]1 du directeur des opérations qui sera designé parmi les commissaires divisionnaires lauréats de la première sélection.
  
TITEL II. - Administratieve bepalingen.
TITRE II. - Dispositions administratives.
Art.262. De vergelijkende selecties en de vergelijkende selecties voor de overgang naar het hogere niveau, georganiseerd of waarvan de organisatie lopende is op datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden verder gezet op basis van de bepalingen die van kracht zijn voor deze datum.
Art.262. Les sélections comparatives et les sélections comparatives d'accession au niveau supérieur organisées ou en cours d'organisation à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté sont poursuivies sur la base des dispositions en vigueur avant cette date.
Art.263. De stagiairs die niet benoemd zijn op datum van de inwerkingtreding van dit besluit, blijven onderworpen aan de bepalingen die de stage regelen en die van kracht zijn voor deze datum en zijn niet onderworpen aan artikel 46, eerste lid.
Art.263. Les inspecteurs stagiaires qui ne sont pas nommés à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté restent soumis aux dispositions régissant le stage en vigueur avant cette date et ne sont pas soumis à l'article 46, alinéa 1er.
Art.264. De reserves, die werden gemaakt op basis van de vergelijkende selecties die werden afgesloten voor, of, die lopende waren op datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig tot het verstrijken van de vastgestelde geldigheidsperiode.
Art.264. Les réserves constituées sur la base des sélections comparatives qui ont été clôturées avant ou étaient en cours à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, restent valables jusqu'à l'expiration du terme fixé pour leur validité.
Art.265. De bevorderingsprocedures en de tuchtprocedures [1 ...]1 , die op datum van inwerkingtreding van dit besluit lopende zijn, blijven onderworpen aan de bepalingen die van kracht waren voor deze datum.
  
Art.265. Les procédures de promotion et les procédures disciplinaires en cours [1 ...]1 à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté restent régies par les dispositions en vigueur avant cette date.
  
Art.266. De procedures voor oppensioenstelling die lopende zijn op datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden vervolgd op grond van de bepalingen van dit besluit.
Art.266. Les procédures de mise à la retraite en cours à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté sont poursuivies sur la base des dispositions du présent arrêté.
Art.267. De inspecteur die geslaagd is voor bepaalde proeven doch niet voor het geheel van de vergelijkende selectie van toegang tot de graad van commissaris van de buitendiensten, georganiseerd op basis van de artikelen 17 en 37bis van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 februari 2003 en van 23 november 2006, wordt, op zijn vraag, vrijgesteld van gelijkaardige proeven indien hij in de toekomst opnieuw deelneemt aan een vergelijkende selectie van toegang tot de graad van commissaris. Deze vrijstelling kan slechts één keer worden ingeroepen na datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art.267. L'inspecteur qui a réussi certaines épreuves mais qui n'a pas satisfait à l'ensemble de la sélection comparative d'accession au grade de commissaire organisé sur la base des articles 17 et 37 bis de l'arrêté royal du 22 août 1998 portant le statut du personnel des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat modifié par les arrêtes royaux du 19 février 2003 et du 23 novembre 2006, est, à sa demande, dispensé des épreuves similaires si, par la suite, il participe à nouveau à une sélection comparative d'accession au grade de commissaire. Cette dispense ne peut être invoquée qu'une seule fois après la date d'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art.268. De eerstaanwezend inspecteurs eerste klasse, benoemd tot afdelingsinspecteurs die volgens artikel 50 van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998, tot vaststelling van de nadere regels inzake bevordering door verhoging in weddenschaal en van de weddenschalen verbonden aan de graden van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat, het voordeel van de vrijstelling van het schriftelijk gedeelte van de bekwaamheidsproef voor de bevordering tot de weddenschaal 2D behielden, behouden, op hun vraag, dit recht voor gelijkaardige proeven bij de eerste bekwaamheidsproef die zal worden georganiseerd na datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art.268. Les inspecteurs principaux de première classe nommés inspecteurs divisionnaires qui, en vertu de l'article 50 de l'arrêté royal du 22 août 1998 fixant les modalités de promotion par avancement barémique et les échelles de traitement liées aux grades des Services Extérieurs de l'Administration de la Sûreté de l'Etat, gardaient le bénéfice de la dispense de la partie écrite de l'épreuve de capacité pour la promotion à l'échelle de traitement 2D, maintiennent, à leur demande, ce droit pour des épreuves similaires lors de la première épreuve de capacité qui sera organisée après la date d'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art.269. De afdelingscommissarissen 1C en de afdelingsinspecteurs 2C die volgens artikel 7, § 1 van het ministerieel besluit van 23 december 1999, betreffende de bekwaamheidsexamens voor de verhoging in weddenschaal in de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat, het voordeel van het slagen voor het schriftelijk gedeelte van de bekwaamheidsproef tot bevorderen in weddenschaal hadden bekomen, behouden, op hun vraag, dit recht voor gelijkaardige proeven bij de eerste bekwaamheidsproef die zal worden georganiseerd na datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art.269. Les commissaires divisionnaires 1C et les inspecteurs divisionnaires 2C qui avaient obtenu, en vertu de l'article 7, § 1er, de l'arrêté ministériel du 23 décembre 1999, relatif aux épreuves de capacité d'avancement baremique dans les services extérieurs de la Sûreté de l'Etat, le bénéfice de la réussite de la partie écrite de l'épreuve de capacité d'avancement barémique, maintiennent, à leur demande, ce droit pour des épreuves similaires lors de la première épreuve de capacité qui sera organisée après la date d'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art.270. § 1. De kandidaten voor de promotie tot de graad van afdelingscommissaris 1C en tot de graad van afdelingsinspecteur 2C die voldoen aan de voorwaarden tot het volgen van de 120 uren voortgezette vorming voorgeschreven in artikel 1 van het ministerieel besluit van 11 december 1998 betreffende de vereisten inzake voortgezette opleiding voor de bevorderingen door verhoging in graad in de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat en die op datum van inwerkingtreding van dit besluit niet aan de voorwaarden inzake graadanciënniteit voldeden om in deze graden bevorderd te worden, behouden het voordeel van deze 120 uren.
  Deze 120 uren zijn gelijkwaardig aan de helft van de uren die vereist worden door de Minister van Justitie in het kader van de baremieke vorming bedoeld in de artikelen 80, § 1 en 90, § 1.
  § 2. De ambtenaren die in dienst zijn getreden sedert 1 september 1998 en die geslaagd zijn voor het tweede gedeelte van de middelbare graad van criminologie en criminalistiek genieten van een kapitaal van 120 uren vorming die onderworpen wordt aan dezelfde voorwaarden als voorzien (in § 1 tweede lid).
  (§ 3.) De modaliteiten voor het in aanmerking nemen van de vormingsuren worden bepaald door de Minister van Justitie.
Art.270. § 1er. Les candidats à la promotion au grade de commissaire divisionnaire 1C et au grade d'inspecteur divisionnaire 2C qui satisfont à la condition du suivi des 120 heures de formation continuée prescrite à l'article 1er de l'arrêté ministériel du 11 décembre 1998 relatif aux exigences de formation continuée pour les promotions par avancement de grade dans les services extérieurs de l'administration de la Sûreté de l'Etat et qui n'étaient pas, à la date d'entrée en vigueur du présent arreté, dans les conditions d'ancienneté pour être promus à ces grades, conservent le bénéfice de ces 120 heures.
  Ces 120 heures équivalent à la moitié des heures requises par le Ministre de la Justice dans le cadre d'une formation barémique visée aux articles 80, § 1er et 90, § 1er.
  § 2. Les agents entrés en service à partir du 1er septembre 1998 et qui ont réussi la deuxième partie du cours moyen de criminologie et de criminalistique bénéficient d'un capital de 120 heures de formation qui est soumis aux conditions (§ 1ER, alinéa 2).
  (§ 3.) Les modalités de prise en compte des heures de formation sont fixées par le Ministre de la Justice.
Art.271. De kandidaten voor de promotie tot de graad van afdelingscommissaris 1C en tot de graad van afdelingsinspecteur 2C, die een vorming hebben aangevat die niet het totaal bereikt van 120 uren voorgeschreven in artikel 1 van het ministerieel besluit van 11 december 1998 betreffende de vereisten inzake voortgezette opleiding voor de bevorderingen door verhoging in graad in de buitendiensten van het bestuur van de Veiligheid van de Staat, op datum van inwerkingtreding van dit besluit, behouden, op hun vraag, het voordeel van de gevolgde uren voor zover het een volledig afgewerkte vorming betreft en werken ze af tot het aantal van 120 uren.
  De kandidaten bedoeld in het eerste lid kunnen desgevallend afzien van het behoud van de reeds gevolgde uren en zich meteen inschrijven in het systeem van baremieke vormingen.
  De modaliteiten voor het in aanmerking nemen van de vormingsuren worden bepaald door de Minister van Justitie.
  Welke keuze de ambtenaar ook maakt, hij moet zich inschrijven voor de waardemeting ten einde het recht te behouden op de waarderingtoelage die erbij hoort.
Art.271. Les candidats à la promotion au grade de commissaire divisionnaire 1C et au grade d'inspecteur divisionnaire 2C, qui sont engagés dans une formation qui ne totalise pas les 120 heures prescrites à l'article 1er de l'arrêté ministériel du 11 décembre 1998 relatif aux exigences de formation continuée pour les promotions par avancement de grade dans les services extérieurs de l'administration de la Sûreté de l'Etat, à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, conservent, à leur demande, le bénéfice des heures suivies pour autant qu'il s'agisse d'une formation complètement terminée et les complètent jusqu'à concurrence de 120 heures.
  Les candidats visés à l'alinéa 1er peuvent, le cas échéant, renoncer à la conservation des heures déjà suivies et s'inscrire directement dans le système des formations barémiques.
  Les modalités de prise en compte des heures de formation sont fixées par le Ministre de la Justice.
  Quel que soit le choix effectué, l'agent doit s'inscrire à la mesure de valorisation afin de pouvoir conserver le droit à l'allocation de valorisation y afférent.
Art.272. De laureaten van de bekwaamheidsproef voor de bevordering in weddenschaal 1D behouden definitief hun voordeel van slagen in deze proef en worden gelijkgesteld aan de laureaten van de A5-proef.
  De laureaten van de bekwaamheidsproef voor de bevordering in weddenschaal 2D behouden definitief hun voordeel van slagen in deze proef en worden gelijkgesteld aan de laureaten van de B5-proef.
  De laureaten bedoeld in het eerste en tweede lid worden gerangschikt volgens de bepalingen vervat in artikel 65.
Art.272. Les lauréats de l'épreuve de capacité d'avancement barémique 1D conservent définitivement le bénéfice de la réussite de cette épreuve et sont assimilés aux lauréats de l'épreuve A5.
  Les lauréats de l'épreuve de capacité d'avancement barémique 2D conservent définitivement le bénéfice de la réussite de cette épreuve et sont assimilés aux lauréats de l'épreuve B5.
  Les lauréats visés aux alinéas 1er et 2 sont classés entre eux selon les dispositions de l'article 65.
Art.273. [1 Bij wijze van overgangsmaatregel zijn de artikelen 61, § 2 en 62 niet van toepassing op de bevorderingen door overgang naar het hoger niveau, door verhoging in weddeschaal en door verhoging in graad, toegekend vanaf de datum van inwerkingtreding van huidig besluit tot en met 31 december 2011 ten laatste.
   Behoudens nieuwe feiten die de laatste beoordeling die in 2006 opgesteld werd, kunnen wijzigen, wordt iedere ambtenaar, wanneer hij kandidaat is voor één van de bevorderingen bedoeld in het eerste lid tussen de datum van inwerkingtreding van huidig besluit en 31 december 2011, geacht de beoordeling " goed " te hebben en een gunstig gemotiveerd advies overeenkomstig artikel 18 van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 tot vaststelling van de nadere regels inzake bevordering door verhoging in weddeschaal en van de weddeschalen verbonden aan de graden van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat, de artikelen 41 tot 44 van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat en de artikelen 16 tot 18 van het koninklijk besluit van 29 april 1966 betreffende de personeelsleden van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat te hebben. De ambtenaar die niet minstens over een beoordeling " goed " beschikt, kan ten vroegste een nieuwe beoordeling vragen in de dertiende maand na zijn laatste beoordeling overeenkomstig de artikelen 16 tot 18 van het koninklijk besluit van 29 april 1966. Deze artikelen 16 tot 18 zijn ook van toepassing op de ambtenaar die van een beoordeling verstoken is.
   De kamer van beroep bedoeld in artikel 209 is bevoegd voor klachten inzake de toegekende beoordeling op basis van de artikelen 16 tot 18 van bovenvermeld koninklijk besluit van 29 april 1996 en klachten ingediend tegen een ongunstig gemotiveerd advies op basis van bovenvermelde artikelen 41 tot 44 van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998.]1

  
Art.273. [1 Par mesure transitoire, les articles 61, § 2 et 62 ne sont pas applicables aux promotions par accession au niveau supérieur, par avancement barémique et par avancement de grade octroyées à partir de la date d'entrée en vigueur du présent arrêté jusqu'au 31 décembre 2011 au plus tard.
   Sauf fait nouveau susceptible de modifier le dernier signalement établi en 2006, chaque agent est, lorsqu'il est candidat à une des promotions visées à l'alinéa 1er entre la date d'entrée en vigueur du présent arrêté et le 31 décembre 2011, censé avoir le signalement " bon " et un avis motivé favorable en application de l'article 18 de l'arrêté royal du 22 août 1998 fixant les modalités de promotion par avancement barémique et les échelles de traitement liées aux grades des services extérieurs de l'Administration de la Sûreté de l'Etat, des articles 41 à 44 de l'arrêté royal du 22 août 1998 portant le statut du personnel des services extérieurs de l'Administration de la Sûreté de l'Etat et des articles 16 à 18 de l'arrêté royal du 29 avril 1966 concernant les membres du personnel de l'Administration de la Sûreté de l'Etat. L'agent qui ne bénéficie pas d'un signalement au moins " bon " peut demander un nouveau signalement au plus tôt le treizième mois après son dernier signalement conformément aux articles 16 à 18 de l'arrêté royal du 29 avril 1966; ces articles 16 à 18 sont également applicables à l'agent qui est dépourvu de tout signalement.
   La chambre de recours visée à l'article 209 connait des recours en matière de signalement attribué sur la base des articles 16 à 18 de l'arrêté royal du 29 avril 1966 précité et des recours introduits contre un avis motivé défavorable rendu sur la base des articles 41 à 44 de l'arrêté royal du 22 août 1998 précité.]1

  
TITEL III. - Geldelijke loopbaan.
TITRE III. - Carrière pécuniaire.
Art.274. Voor de ambtenaren die, bekleed met de graad van commissaris, in dienst zijn op datum van inwerkingtreding van dit besluit worden, voor de tussentijdse verhogingen, enkel de werkelijk gepresteerde diensten vanaf de leeftijd van 25 jaar in aanmerking genomen.
  Voor de ambtenaren die, bekleed met de graad van inspecteur, in dienst zijn op datum van inwerkingtreding van dit besluit worden, voor de tussentijdse verhogingen, enkel de werkelijk gepresteerde diensten vanaf de leeftijd van 21 jaar in aanmerking genomen.
  Onverminderd de artikelen 2, 14 tot 17 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende het geldelijk statuut van het personeel van de federale overheidsdiensten, worden voor de ambtenaren die toegelaten zijn tot de stage in de graad van beschermingsassistent, inspecteur en commissaris evenals de ambtenaren bevorderd tot de graad van inspecteur en commissaris, alle werkelijke diensten in aanmerking genomen.
Art.274. Pour les agents titulaires du grade de commissaire en service à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté sont seuls admissibles pour l'octroi des augmentations intercalaires, les services effectifs prestés à partir de l'âge de 25 ans.
  Pour les agents titulaires du grade d'inspecteur en service à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté sont seuls admissibles pour l'octroi des augmentations intercalaires, les services effectifs prestés à partir de l'âge de 21 ans.
  Sans préjudice des articles 2, 14 à 17 de l'arrêté royal du 29 juin 1973 portant statut pécuniaire du personnel des services publics fédéraux, pour les agents admis au stage dans le grade d'assistant de protection, d'inspecteur et de commissaire ainsi que pour les agents promus dans le grade d'inspecteur et de commissaire, tous les services antérieurs sont pris en considération.
Art.275. Voor de toepassing van artikel 25 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende het geldelijk statuut van het personeel van de federale overheidsdiensten op de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat worden voor de begunstigden van een weddenschaal behorende tot niveau A en in dienst op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, de lagere diensten in aanmerking genomen om elk jaar op 1 januari [1 de geldelijke anciënniteit van niveau A te vormen ten belope van hoogstens een bijkomend jaar anciënniteit per jaar]1 .
  
Art.275. Pour l'application de l'article 25 de l'arrêté royal du 29 juin 1973 portant statut pécuniaire du personnel des services publics fédéraux aux agents des services extérieures de la Sûreté de l'Etat titulaires d'une échelle de traitement relevant du niveau A et en service à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, les services inférieurs sont pris en compte [1 pour former l'ancienneté pécuniaire au niveau A, à raison d'une année supplémentaire d'ancienneté maximum par an]1 , tous les ans à la date du 1er janvier.
  
DEEL VIER. - OPHEFFINGS- EN SLOTBEPALINGEN.
QUATRIEME PARTIE. - DISPOSITIONS ABROGATOIRES ET FINALES.
Art.276. De wet van 26 maart 1968 waarbij de aanwerving in openbare dienst wordt vergemakkelijkt van personen die bij de technische coöperatie met de ontwikkelingslanden diensten hebben gepresteerd is niet van toepassing op de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.
Art.276. La loi du 26 mars 1968 facilitant le recrutement dans les services publics des personnes ayant accompli des services à la coopération avec les pays en voie de développement ne s'applique pas aux agents des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat.
Art.277. Worden opgeheven :
  1° het koninklijk besluit van 29 april 1966 houdende het statuut van het personeel van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 november 1968, 26 april 1971, 22 december 1993, 18 juli 1997 en 22 augustus 1998 met uitzondering van de artikelen 28 en 31 die hun uitwerking blijven hebben voor de beroepen waarvoor de raad van advies werd gevat voor de datum van publicatie van dit besluit (en de artikelen 16 tot 18) die hun uitwerking blijven hebben [1 tot en met 31 december 2011 ten laatste]1 ;
  2° het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 19 februari 2003 en van 23 november 2006 met uitzondering van de artikelen 17 en 37bis die hun uitwerking blijven hebben tot 30 juni 2007, van de artikelen 24 tot 32 [1 en 41 tot 44 waarvan de uitwerking tot 31 december 2011 ten laatste duurt]1 ;
  3° het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 tot vaststelling van de nadere regels inzake bevordering door verhoging in weddenschaal en van de weddenschalen verbonden aan de graden van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat met uitzondering van de artikelen 5 tot 9, 11 tot 14 en 24 die ophouden met hun uitwerking te hebben op 1 januari 2005 en het artikel 18 die haar uitwerking blijft hebben [1 tot en met 31 december 2011]1 ;
  4° het ministerieel besluit van 23 juni 1997 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige dienst aan de personeelsleden van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat;
  5° het hoofdstuk III van het ministerieel besluit van 10 december 1998 tot vaststelling van de algemene beginselen inzake de stage van de ambtenaren aangeworven in de hoedanigheid van commissaris of inspecteur van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat;
  6° het ministerieel besluit van 11 december 1998 betreffende de vereisten inzake voortgezette opleiding voor de bevordering door verhoging in graad in de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat;
  7° het ministerieel besluit van 23 december 1999 betreffende de bekwaamheidsexamens voor de verhoging in weddenschaal in de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.
  
Art.277. Sont abrogés :
  1° l'arrêté royal du 29 avril 1966 concernant les membres du personnel de l'Administration de la Sûreté de l'Etat modifié par les arrêtés royaux des 27 novembre 1968, 26 avril 1971, 22 décembre 1993, 18 juillet 1997 et 22 août 1998 à l'exception des articles 28 et 31 qui continuent à produire leurs effets pour les recours dont est saisi le conseil consultatif avant la date de publication du présent arrêté et des articles 16 à 18 qui produisent leurs effets [1 jusqu'au 31 décembre 2011 au plus tard]1 ;
  2° l'arrêté royal du 22 août 1998 portant le statut du personnel des services extérieurs de l'Administration de la Sûreté de l'Etat modifié par les arrêtés royaux des 19 février 2003 et 23 novembre 2006 à l'exception des articles 17 et 37 bis qui continuent à produire leurs effets jusqu'au 30 juin 2007, des articles 24 à 32 [1 et 41 à 44 qui produisent leurs effets jusqu'au 31 décembre 2011 au plus tard]1 ;
  3° l'arrête royal du 22 août 1998 fixant les modalités de promotion par avancement barémique et les échelles de traitement liées aux grades des services extérieurs de l'Administration de la Sûreté de l'Etat à l'exception des articles 5 à 9, 11 à 14 et 24 qui cessent de produire leurs effets au 1er janvier 2005 et de l'article 18 qui produit ses effets [1 jusqu'au 31 décembre 2011]1 ;
  4° l'arrêté ministériel du 23 juin 1997 octroyant aux membres du personnel des services extérieurs de l'Administration de la Sûreté de l'Etat une allocation pour service irrégulier;
  5° le chapitre III de l'arrêté ministériel du 10 décembre 1998 fixant les principes généraux régissant le stage des agents recrutes en qualité de commissaire ou d'inspecteur des services extérieurs de l'Administration de la Sûreté de l'Etat;
  6° l'arrêté ministériel du 11 décembre 1998 relatif aux exigences de formation continuée pour des promotions par avancement de grade dans les services extérieurs de l'Administration de la Sûreté de l'Etat;
  7° l'arrêté ministériel du 23 décembre 1999 relatif aux épreuves de capacité d'avancement barémique dans les services extérieurs de la Sûreté de l'Etat.
  
Art.278. Dit besluit treedt in werking op 31 december 2006, met uitzondering van :
  1° [1 de artikelen 80 tot 83, 85 tot 87 en 90 tot 97die in werking treden op 31 maart 2007;]1
  2° de artikelen 62, 145 tot 173 die inwerking treden op [2 1 januari 2009]2 ;
  3° de artikelen 227 tot 230, 235, 236 en 239 die in werking treden op 1 januari 2005;
  4° de artikelen 231 tot 233 die in werking treden op de eerste dag van de elfde maand die volgt op datum van publicatie van dit besluit.
  
Art.278. Le présent arrêté entre en vigueur le 31 décembre 2006, à l'exception :
  1° [1 des articles 80 à 83, 85 à 87 et 90 à 97 qui entrent en vigueur le 31 mars 2007;]1
  2° des articles 62, 145 à 173 qui entrent en vigueur [2 le 1er janvier 2009]2 ;
  3° des articles 227 à 230, 235, 236 et 239 qui produisent leurs effets au 1er janvier 2005;
  4° des articles 231 à 233 qui entrent en vigueur le premier jour du onzième mois qui suit la date de publication du présent arrêté;
  
Art.279. Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Begroting en van Consumentenzaken, Onze Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, Onze Minister van Leefmilieu en Pensioenen zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.279. Notre Ministre de la Justice, Notre Ministre de l'Intérieur, Notre Ministre du Budget et de la protection de la Consommation, Notre Ministre de la Fonction publique, de l'Integration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Egalité des chances et Notre Ministre de l'Environnement et des Pensions sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. 1N1. Bijlage Ia van het koninklijk besluit van 13 december 2006 houdende het Statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat. - Weddenschalen van commissaris, afdelingscommissaris en commissaris-generaal.
  WEDDENSCHALEN COMMISSARIS.
Art. 1N1. - Echelles de traitement de commissaire, commissaire divisionnaire et commissaire général.
  ECHELLES DE TRAITEMENT COMMISSAIRE.
  Commissaris
Anc.A1A2A3A4aA4b
025 880,0028 880,0030 380,0033 380,0035 380,00
126 360,0029 360,0030 900,0033 900,0035 900,00
226 840,0029 840,0031 420,0034 420,0036 420,00
327 320,0030 320,0031 940,0034 940,0036 940,00
427 800,0030 800,0032 460,0035 460,0037 460,00
528 280,0031 280,0032 980,0035 980,0037 980,00
628 760,0031 760,0033 500,0036 500,0038 500,00
729 240,0032 240,0034 020,0037 020,0039 020,00
829 720,0032 720,0034 540,0037 540,0039 540,00
930 200,0033 200,0035 060,0038 060,0040 060,00
1030 680,0033 680,0035 580,0038 580,0040 580,00
1131 160,0034 160,0036 100,0039 100,0041 100,00
1231 640,0034 640,0036 620,0039 620,0041 620,00
1332 120,0035 120,0037 140,0040 140,0042 140,00
1432 600,0035 600,0037 660,0040 660,0042 660,00
1533 080,0036 080,0038 180,0041 180,0043 180,00
1633 560,0036 560,0038 700,0041 700,0043 700,00
1734 040,0037 040,0039 220,0042 220,0044 220,00
1834 520,0037 520,0039 740,0042 740,0044 740,00
1935 000,0038 000,0040 260,0043 260,0045 260,00
2035 480,0038 480,0040 780,0043 780,0045 780,00
2135 960,0038 960,0041 300,0044 300,0046 300,00
2236 440,0039 440,0041 820,0044 820,0046 820,00
2336 920,0039 920,0042 340,0045 340,0047 340,00
2437 400,0040 400,0042 860,0045 860,0047 860,00
2537 880,0040 880,00   
2638 360,0041 360,00  
CommissarisAnc.A1A2A3A4aA4b025 880,0028 880,0030 380,0033 380,0035 380,00126 360,0029 360,0030 900,0033 900,0035 900,00226 840,0029 840,0031 420,0034 420,0036 420,00327 320,0030 320,0031 940,0034 940,0036 940,00427 800,0030 800,0032 460,0035 460,0037 460,00528 280,0031 280,0032 980,0035 980,0037 980,00628 760,0031 760,0033 500,0036 500,0038 500,00729 240,0032 240,0034 020,0037 020,0039 020,00829 720,0032 720,0034 540,0037 540,0039 540,00930 200,0033 200,0035 060,0038 060,0040 060,001030 680,0033 680,0035 580,0038 580,0040 580,001131 160,0034 160,0036 100,0039 100,0041 100,001231 640,0034 640,0036 620,0039 620,0041 620,001332 120,0035 120,0037 140,0040 140,0042 140,001432 600,0035 600,0037 660,0040 660,0042 660,001533 080,0036 080,0038 180,0041 180,0043 180,001633 560,0036 560,0038 700,0041 700,0043 700,001734 040,0037 040,0039 220,0042 220,0044 220,001834 520,0037 520,0039 740,0042 740,0044 740,001935 000,0038 000,0040 260,0043 260,0045 260,002035 480,0038 480,0040 780,0043 780,0045 780,002135 960,0038 960,0041 300,0044 300,0046 300,002236 440,0039 440,0041 820,0044 820,0046 820,002336 920,0039 920,0042 340,0045 340,0047 340,002437 400,0040 400,0042 860,0045 860,0047 860,002537 880,0040 880,002638 360,0041 360,00
 Commissaire
Anc.A1A2A3A4aA4b
025 880,0028 880,0030 380,0033 380,0035 380,00
126 360,0029 360,0030 900,0033 900,0035 900,00
226 840,0029 840,0031 420,0034 420,0036 420,00
327 320,0030 320,0031 940,0034 940,0036 940,00
427 800,0030 800,0032 460,0035 460,0037 460,00
528 280,0031 280,0032 980,0035 980,0037 980,00
628 760,0031 760,0033 500,0036 500,0038 500,00
729 240,0032 240,0034 020,0037 020,0039 020,00
829 720,0032 720,0034 540,0037 540,0039 540,00
930 200,0033 200,0035 060,0038 060,0040 060,00
1030 680,0033 680,0035 580,0038 580,0040 580,00
1131 160,0034 160,0036 100,0039 100,0041 100,00
1231 640,0034 640,0036 620,0039 620,0041 620,00
1332 120,0035 120,0037 140,0040 140,0042 140,00
1432 600,0035 600,0037 660,0040 660,0042 660,00
1533 080,0036 080,0038 180,0041 180,0043 180,00
1633 560,0036 560,0038 700,0041 700,0043 700,00
1734 040,0037 040,0039 220,0042 220,0044 220,00
1834 520,0037 520,0039 740,0042 740,0044 740,00
1935 000,0038 000,0040 260,0043 260,0045 260,00
2035 480,0038 480,0040 780,0043 780,0045 780,00
2135 960,0038 960,0041 300,0044 300,0046 300,00
2236 440,0039 440,0041 820,0044 820,0046 820,00
2336 920,0039 920,0042 340,0045 340,0047 340,00
2437 400,0040 400,0042 860,0045 860,0047 860,00
2537 880,0040 880,00   
2638 360,0041 360,00  
CommissaireAnc.A1A2A3A4aA4b025 880,0028 880,0030 380,0033 380,0035 380,00126 360,0029 360,0030 900,0033 900,0035 900,00226 840,0029 840,0031 420,0034 420,0036 420,00327 320,0030 320,0031 940,0034 940,0036 940,00427 800,0030 800,0032 460,0035 460,0037 460,00528 280,0031 280,0032 980,0035 980,0037 980,00628 760,0031 760,0033 500,0036 500,0038 500,00729 240,0032 240,0034 020,0037 020,0039 020,00829 720,0032 720,0034 540,0037 540,0039 540,00930 200,0033 200,0035 060,0038 060,0040 060,001030 680,0033 680,0035 580,0038 580,0040 580,001131 160,0034 160,0036 100,0039 100,0041 100,001231 640,0034 640,0036 620,0039 620,0041 620,001332 120,0035 120,0037 140,0040 140,0042 140,001432 600,0035 600,0037 660,0040 660,0042 660,001533 080,0036 080,0038 180,0041 180,0043 180,001633 560,0036 560,0038 700,0041 700,0043 700,001734 040,0037 040,0039 220,0042 220,0044 220,001834 520,0037 520,0039 740,0042 740,0044 740,001935 000,0038 000,0040 260,0043 260,0045 260,002035 480,0038 480,0040 780,0043 780,0045 780,002135 960,0038 960,0041 300,0044 300,0046 300,002236 440,0039 440,0041 820,0044 820,0046 820,002336 920,0039 920,0042 340,0045 340,0047 340,002437 400,0040 400,0042 860,0045 860,0047 860,002537 880,0040 880,002638 360,0041 360,00
AfdelingscommissarisCommissaris-Generaal
Anc.A5A5bisA6A6bis
038 570,0041 570,0040 570,0042 570,00
139 180,0042 180,0041 180,0043 180,00
239 790,0042 790,0041 790,0043 790,00
340 400,0043 400,0042 400,0044 400,00
441 010,0044 010,0043 010,0045 010,00
541 620,0044 620,0043 620,0045 620,00
642 230,0045 230,0044 230,0046 230,00
742 840,0045 840,0044 840,0046 840,00
843 450,0046 450,0045 450,0047 450,00
944 060,0047 060,0046 060,0048 060,00
1044 670,0047 670,0046 670,0048 670,00
1145 280,0048 280,0047 280,0049 280,00
1245 890,0048 890,0047 890,0049 890,00
1346 500,0049 500,0048 500,0050 500,00
1447 110,0050 110,0049 110,0051 110,00
1547 720,0050 720,0049 720,0051 720,00
1648 330,0051 330,0050 330,0052 330,00
1748 940,0051 940,0050 940,0052 940,00
1849 550,0052 550,0051 550,0053 550,00
1950 160,0053 160,0052 160,0054 160,00
2050 770,0053 770,0052 770,0054 770,00
2151 380,0054 380,0053 380,0055 380,00
2251 990,0054 990,0053 990,0055 990,00
23    
24    
25    
26   
AfdelingscommissarisCommissaris-GeneraalAnc.A5A5bisA6A6bis038 570,0041 570,0040 570,0042 570,00139 180,0042 180,0041 180,0043 180,00239 790,0042 790,0041 790,0043 790,00340 400,0043 400,0042 400,0044 400,00441 010,0044 010,0043 010,0045 010,00541 620,0044 620,0043 620,0045 620,00642 230,0045 230,0044 230,0046 230,00742 840,0045 840,0044 840,0046 840,00843 450,0046 450,0045 450,0047 450,00944 060,0047 060,0046 060,0048 060,001044 670,0047 670,0046 670,0048 670,001145 280,0048 280,0047 280,0049 280,001245 890,0048 890,0047 890,0049 890,001346 500,0049 500,0048 500,0050 500,001447 110,0050 110,0049 110,0051 110,001547 720,0050 720,0049 720,0051 720,001648 330,0051 330,0050 330,0052 330,001748 940,0051 940,0050 940,0052 940,001849 550,0052 550,0051 550,0053 550,001950 160,0053 160,0052 160,0054 160,002050 770,0053 770,0052 770,0054 770,002151 380,0054 380,0053 380,0055 380,002251 990,0054 990,0053 990,0055 990,0023242526
Commissaire divisionnaireCommissaire général
Anc.A5A5bisA6A6bis
038 570,0041 570,0040 570,0042 570,00
139 180,0042 180,0041 180,0043 180,00
239 790,0042 790,0041 790,0043 790,00
340 400,0043 400,0042 400,0044 400,00
441 010,0044 010,0043 010,0045 010,00
541 620,0044 620,0043 620,0045 620,00
642 230,0045 230,0044 230,0046 230,00
742 840,0045 840,0044 840,0046 840,00
843 450,0046 450,0045 450,0047 450,00
944 060,0047 060,0046 060,0048 060,00
1044 670,0047 670,0046 670,0048 670,00
1145 280,0048 280,0047 280,0049 280,00
1245 890,0048 890,0047 890,0049 890,00
1346 500,0049 500,0048 500,0050 500,00
1447 110,0050 110,0049 110,0051 110,00
1547 720,0050 720,0049 720,0051 720,00
1648 330,0051 330,0050 330,0052 330,00
1748 940,0051 940,0050 940,0052 940,00
1849 550,0052 550,0051 550,0053 550,00
1950 160,0053 160,0052 160,0054 160,00
2050 770,0053 770,0052 770,0054 770,00
2151 380,0054 380,0053 380,0055 380,00
2251 990,0054 990,0053 990,0055 990,00
23    
24    
25    
26   
Commissaire divisionnaireCommissaire généralAnc.A5A5bisA6A6bis038 570,0041 570,0040 570,0042 570,00139 180,0042 180,0041 180,0043 180,00239 790,0042 790,0041 790,0043 790,00340 400,0043 400,0042 400,0044 400,00441 010,0044 010,0043 010,0045 010,00541 620,0044 620,0043 620,0045 620,00642 230,0045 230,0044 230,0046 230,00742 840,0045 840,0044 840,0046 840,00843 450,0046 450,0045 450,0047 450,00944 060,0047 060,0046 060,0048 060,001044 670,0047 670,0046 670,0048 670,001145 280,0048 280,0047 280,0049 280,001245 890,0048 890,0047 890,0049 890,001346 500,0049 500,0048 500,0050 500,001447 110,0050 110,0049 110,0051 110,001547 720,0050 720,0049 720,0051 720,001648 330,0051 330,0050 330,0052 330,001748 940,0051 940,0050 940,0052 940,001849 550,0052 550,0051 550,0053 550,001950 160,0053 160,0052 160,0054 160,002050 770,0053 770,0052 770,0054 770,002151 380,0054 380,0053 380,0055 380,002251 990,0054 990,0053 990,0055 990,0023242526
Art. 2N1. Bijlage Ib van het koninklijk besluit van 13 december 2006 houdende het Statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat. - Weddenschalen van inspecteur en afdelingsinspecteur.
  WEDDENSCHALEN INSPECTEUR.
Art. 2N1. Annexe Ib. - Echelles de traitement d'inspecteur et inspecteur divisionnaire.
  ECHELLES DE TRAITEMENT INSPECTEUR.{
Inspecteur
Anc.B1B2B3B4aB4b
019 260,8420 946,2222 380,0023 880,0025 130,00
119 572,9321 258,3122 825,0024 360,0025 610,00
219 885,0221 570,4023 270,0024 840,0026 090,00
320 197,1121 882,4923 715,0025 320,0026 570,00
420 197,1121 882,4924 160,0025 800,0027 050,00
520 509,2022 194,5824 605,0026 280,0027 530,00
620 509,2022 194,5825 050,0026 760,0028 010,00
721 015,1122 700,4925 495,0027 240,0028 490,00
821 015,1122 700,4925 940,0027 720,0028 970,00
921 772,5723 457,9526 385,0028 200,0029 450,00
1021 772,5723 457,9526 830,0028 680,0029 930,00
1122 530,0324 215,4127 275,0029 160,0030 410,00
1222 530,0324 215,4127 720,0029 640,0030 890,00
1323 488,7425 134,0628 165,0030 120,0031 370,00
1423 488,7425 134,0628 610,0030 600,0031 850,00
1524 447,4526 052,7129 055,0031 080,0032 330,00
1624 447,4526 052,7129 500,0031 560,0032 810,00
1725 406,1626 971,3629 945,0032 040,0033 290,00
1825 406,1626 971,3630 390,0032 520,0033 770,00
1926 364,8727 890,0130 835,0033 000,0034 250,00
2026 364,8727 890,0131 280,0033 480,0034 730,00
2127 323,5828 808,6631 725,0033 960,0035 210,00
2227 323,5828 808,6632 170,0034 440,0035 690,00
2328 282,2929 727,3132 615,0034 920,0036 170,00
2428 282,2929 727,3133 060,0035 400,0036 650,00
2529 241,0030 645,9633 505,0035 880,0037 130,00
2629 241,0030 645,9633 950,0036 360,0037 610,00
2730 199,7131 564,6134 395,00  
2830 199,7131 564,61   
2931 158,4232 483,26   
3031 158,4232 483,26   
3132 117,1333 401,91  
InspecteurAnc.B1B2B3B4aB4b019 260,8420 946,2222 380,0023 880,0025 130,00119 572,9321 258,3122 825,0024 360,0025 610,00219 885,0221 570,4023 270,0024 840,0026 090,00320 197,1121 882,4923 715,0025 320,0026 570,00420 197,1121 882,4924 160,0025 800,0027 050,00520 509,2022 194,5824 605,0026 280,0027 530,00620 509,2022 194,5825 050,0026 760,0028 010,00721 015,1122 700,4925 495,0027 240,0028 490,00821 015,1122 700,4925 940,0027 720,0028 970,00921 772,5723 457,9526 385,0028 200,0029 450,001021 772,5723 457,9526 830,0028 680,0029 930,001122 530,0324 215,4127 275,0029 160,0030 410,001222 530,0324 215,4127 720,0029 640,0030 890,001323 488,7425 134,0628 165,0030 120,0031 370,001423 488,7425 134,0628 610,0030 600,0031 850,001524 447,4526 052,7129 055,0031 080,0032 330,001624 447,4526 052,7129 500,0031 560,0032 810,001725 406,1626 971,3629 945,0032 040,0033 290,001825 406,1626 971,3630 390,0032 520,0033 770,001926 364,8727 890,0130 835,0033 000,0034 250,002026 364,8727 890,0131 280,0033 480,0034 730,002127 323,5828 808,6631 725,0033 960,0035 210,002227 323,5828 808,6632 170,0034 440,0035 690,002328 282,2929 727,3132 615,0034 920,0036 170,002428 282,2929 727,3133 060,0035 400,0036 650,002529 241,0030 645,9633 505,0035 880,0037 130,002629 241,0030 645,9633 950,0036 360,0037 610,002730 199,7131 564,6134 395,002830 199,7131 564,612931 158,4232 483,263031 158,4232 483,263132 117,1333 401,91
Inspecteur
Anc.B1B2B3B4aB4b
019 260,8420 946,2222 380,0023 880,0025 130,00
119 572,9321 258,3122 825,0024 360,0025 610,00
219 885,0221 570,4023 270,0024 840,0026 090,00
320 197,1121 882,4923 715,0025 320,0026 570,00
420 197,1121 882,4924 160,0025 800,0027 050,00
520 509,2022 194,5824 605,0026 280,0027 530,00
620 509,2022 194,5825 050,0026 760,0028 010,00
721 015,1122 700,4925 495,0027 240,0028 490,00
821 015,1122 700,4925 940,0027 720,0028 970,00
921 772,5723 457,9526 385,0028 200,0029 450,00
1021 772,5723 457,9526 830,0028 680,0029 930,00
1122 530,0324 215,4127 275,0029 160,0030 410,00
1222 530,0324 215,4127 720,0029 640,0030 890,00
1323 488,7425 134,0628 165,0030 120,0031 370,00
1423 488,7425 134,0628 610,0030 600,0031 850,00
1524 447,4526 052,7129 055,0031 080,0032 330,00
1624 447,4526 052,7129 500,0031 560,0032 810,00
1725 406,1626 971,3629 945,0032 040,0033 290,00
1825 406,1626 971,3630 390,0032 520,0033 770,00
1926 364,8727 890,0130 835,0033 000,0034 250,00
2026 364,8727 890,0131 280,0033 480,0034 730,00
2127 323,5828 808,6631 725,0033 960,0035 210,00
2227 323,5828 808,6632 170,0034 440,0035 690,00
2328 282,2929 727,3132 615,0034 920,0036 170,00
2428 282,2929 727,3133 060,0035 400,0036 650,00
2529 241,0030 645,9633 505,0035 880,0037 130,00
2629 241,0030 645,9633 950,0036 360,0037 610,00
2730 199,7131 564,6134 395,00  
2830 199,7131 564,61   
2931 158,4232 483,26   
3031 158,4232 483,26   
3132 117,1333 401,91  
InspecteurAnc.B1B2B3B4aB4b019 260,8420 946,2222 380,0023 880,0025 130,00119 572,9321 258,3122 825,0024 360,0025 610,00219 885,0221 570,4023 270,0024 840,0026 090,00320 197,1121 882,4923 715,0025 320,0026 570,00420 197,1121 882,4924 160,0025 800,0027 050,00520 509,2022 194,5824 605,0026 280,0027 530,00620 509,2022 194,5825 050,0026 760,0028 010,00721 015,1122 700,4925 495,0027 240,0028 490,00821 015,1122 700,4925 940,0027 720,0028 970,00921 772,5723 457,9526 385,0028 200,0029 450,001021 772,5723 457,9526 830,0028 680,0029 930,001122 530,0324 215,4127 275,0029 160,0030 410,001222 530,0324 215,4127 720,0029 640,0030 890,001323 488,7425 134,0628 165,0030 120,0031 370,001423 488,7425 134,0628 610,0030 600,0031 850,001524 447,4526 052,7129 055,0031 080,0032 330,001624 447,4526 052,7129 500,0031 560,0032 810,001725 406,1626 971,3629 945,0032 040,0033 290,001825 406,1626 971,3630 390,0032 520,0033 770,001926 364,8727 890,0130 835,0033 000,0034 250,002026 364,8727 890,0131 280,0033 480,0034 730,002127 323,5828 808,6631 725,0033 960,0035 210,002227 323,5828 808,6632 170,0034 440,0035 690,002328 282,2929 727,3132 615,0034 920,0036 170,002428 282,2929 727,3133 060,0035 400,0036 650,002529 241,0030 645,9633 505,0035 880,0037 130,002629 241,0030 645,9633 950,0036 360,0037 610,002730 199,7131 564,6134 395,002830 199,7131 564,612931 158,4232 483,263031 158,4232 483,263132 117,1333 401,91
Afdelingsinspecteur
Anc.B5B6
026 880,0029 380,00
127 360,0029 900,00
227 840,0030 420,00
328 320,0030 940,00
428 800,0031 460,00
529 280,0031 980,00
629 760,0032 500,00
730 240,0033 020,00
830 720,0033 540,00
931 200,0034 060,00
1031 680,0034 580,00
1132 160,0035 100,00
1232 640,0035 620,00
1333 120,0036 140,00
1433 600,0036 660,00
1534 080,0037 180,00
1634 560,0037 700,00
1735 040,0038 220,00
1835 520,0038 740,00
1936 000,0039 260,00
2036 480,0039 780,00
2136 960,0040 300,00
2237 440,0040 820,00
2337 920,0041 340,00
2438 400,0041 860,00
2538 880,00 
2639 360,00 
27  
28  
29  
30  
31 
AfdelingsinspecteurAnc.B5B6026 880,0029 380,00127 360,0029 900,00227 840,0030 420,00328 320,0030 940,00428 800,0031 460,00529 280,0031 980,00629 760,0032 500,00730 240,0033 020,00830 720,0033 540,00931 200,0034 060,001031 680,0034 580,001132 160,0035 100,001232 640,0035 620,001333 120,0036 140,001433 600,0036 660,001534 080,0037 180,001634 560,0037 700,001735 040,0038 220,001835 520,0038 740,001936 000,0039 260,002036 480,0039 780,002136 960,0040 300,002237 440,0040 820,002337 920,0041 340,002438 400,0041 860,002538 880,002639 360,002728293031
Inspecteur divisionnaire
Anc.B5B6
026 880,0029 380,00
127 360,0029 900,00
227 840,0030 420,00
328 320,0030 940,00
428 800,0031 460,00
529 280,0031 980,00
629 760,0032 500,00
730 240,0033 020,00
830 720,0033 540,00
931 200,0034 060,00
1031 680,0034 580,00
1132 160,0035 100,00
1232 640,0035 620,00
1333 120,0036 140,00
1433 600,0036 660,00
1534 080,0037 180,00
1634 560,0037 700,00
1735 040,0038 220,00
1835 520,0038 740,00
1936 000,0039 260,00
2036 480,0039 780,00
2136 960,0040 300,00
2237 440,0040 820,00
2337 920,0041 340,00
2438 400,0041 860,00
2538 880,00 
2639 360,00 
27  
28  
29  
30  
31 
Inspecteur divisionnaireAnc.B5B6026 880,0029 380,00127 360,0029 900,00227 840,0030 420,00328 320,0030 940,00428 800,0031 460,00529 280,0031 980,00629 760,0032 500,00730 240,0033 020,00830 720,0033 540,00931 200,0034 060,001031 680,0034 580,001132 160,0035 100,001232 640,0035 620,001333 120,0036 140,001433 600,0036 660,001534 080,0037 180,001634 560,0037 700,001735 040,0038 220,001835 520,0038 740,001936 000,0039 260,002036 480,0039 780,002136 960,0040 300,002237 440,0040 820,002337 920,0041 340,002438 400,0041 860,002538 880,002639 360,002728293031
Art. 3N1. Bijlage Ic van het koninklijk besluit van 13 december 2006 houdende het Statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat. - Weddenschalen van beschermingsassistent.
Art. 3N1. Annexe Ic. - Annexe Ic à l'arrêté royal du 13 décembre 2006 portant le Statut des agents des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat. Echelles de traitement d'assistant de protection.
BESCHERMINGSASSISTENT
Anc.C1C2
015 905,0017 905,40
116 172,3118 157,58
216 439,6218 409,76
316 706,9319 082,07
416 706,9319 082,07
517 063,2719 374,66
617 063,2719 374,66
717 419,6119 764,70
817 419,6119 764,70
918 132,2520 437,01
1018 132,2520 437,01
1118 844,8921 109,32
1218 844,8921 109,32
1319 468,5021 735,09
1419 468,5021 735,09
1520 092,1122 360,86
1620 092,1122 360,86
1720 715,7222 986,63
1820 715,7222 986,63
1921 339,3323 612,40
2021 339,3323 612,40
2121 962,9424 238,17
2221 962,9424 238,17
2322 586,5524 863,94
2422 586,5524 863,94
2523 210,1625 489,71
2623 210,1625 489,71
2723 833,7726 115,48
2823 833,7726 115,48
2924 457,3826 741,25
BESCHERMINGSASSISTENTAnc.C1C2015 905,0017 905,40116 172,3118 157,58216 439,6218 409,76316 706,9319 082,07416 706,9319 082,07517 063,2719 374,66617 063,2719 374,66717 419,6119 764,70817 419,6119 764,70918 132,2520 437,011018 132,2520 437,011118 844,8921 109,321218 844,8921 109,321319 468,5021 735,091419 468,5021 735,091520 092,1122 360,861620 092,1122 360,861720 715,7222 986,631820 715,7222 986,631921 339,3323 612,402021 339,3323 612,402121 962,9424 238,172221 962,9424 238,172322 586,5524 863,942422 586,5524 863,942523 210,1625 489,712623 210,1625 489,712723 833,7726 115,482823 833,7726 115,482924 457,3826 741,25
ASSISTENT DE PROTECTION
Anc.C1C2
015 905,0017 905,40
116 172,3118 157,58
216 439,6218 409,76
316 706,9319 082,07
416 706,9319 082,07
517 063,2719 374,66
617 063,2719 374,66
717 419,6119 764,70
817 419,6119 764,70
918 132,2520 437,01
1018 132,2520 437,01
1118 844,8921 109,32
1218 844,8921 109,32
1319 468,5021 735,09
1419 468,5021 735,09
1520 092,1122 360,86
1620 092,1122 360,86
1720 715,7222 986,63
1820 715,7222 986,63
1921 339,3323 612,40
2021 339,3323 612,40
2121 962,9424 238,17
2221 962,9424 238,17
2322 586,5524 863,94
2422 586,5524 863,94
2523 210,1625 489,71
2623 210,1625 489,71
2723 833,7726 115,48
2823 833,7726 115,48
2924 457,3826 741,25
ASSISTENT DE PROTECTIONAnc.C1C2015 905,0017 905,40116 172,3118 157,58216 439,6218 409,76316 706,9319 082,07416 706,9319 082,07517 063,2719 374,66617 063,2719 374,66717 419,6119 764,70817 419,6119 764,70918 132,2520 437,011018 132,2520 437,011118 844,8921 109,321218 844,8921 109,321319 468,5021 735,091419 468,5021 735,091520 092,1122 360,861620 092,1122 360,861720 715,7222 986,631820 715,7222 986,631921 339,3323 612,402021 339,3323 612,402121 962,9424 238,172221 962,9424 238,172322 586,5524 863,942422 586,5524 863,942523 210,1625 489,712623 210,1625 489,712723 833,7726 115,482823 833,7726 115,482924 457,3826 741,25
  Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 13 december 2006 houdende het statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  P. DEWAEL
  De Minister van Begroting en van Consumentenzaken,
  Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
  De Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen,
  C. DUPONT
  De Minister van Leefmilieu en Pensioenen,
  B. TOBBACK
  Vu pour être annexé à Notre arrêté du 13 décembre 2006 portant le statut des agents des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat.
  ALBERT
  Par le Roi :
  La Ministre de la Justice,
  Mme L. ONKELINX
  Le Ministre de l'Intérieur,
  P. DEWAEL
  La Ministre du Budget et de la protection de la Consommation,
  Mme F. VAN DEN BOSSCHE
  Le Ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Egalité des chances,
  C. DUPONT
  Le Ministre de l'Environnement et des Pensions,
  B. TOBBACK
Art. N2. Bijlage II van het koninklijk besluit van 13 december 2006 houdende het Statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.
Art. N2. Annexe II à l'arrêté royal du 13 décembre 2006 portant le Statut des agents des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat.
GESCHRAPTE GRAADNIEUWE GRAAD
Inspecteur 2AInspecteur
Inspecteur 2B 
Afdelingsinspecteur 2C 
Afdelingsinspecteur 2DAfdelingsinspecteur
Commissaris 1ACommissaris
Commissaris 1B 
Afdelingscommissaris 1C 
Afdelingscommissaris 1DAfdelingscommissaris
Afdelingscommissaris 1DCommissaris-generaal
Directeur van de Operaties ad interim
  of ex- Directeur van de Operaties
GESCHRAPTE GRAADNIEUWE GRAADInspecteur 2AInspecteurInspecteur 2BAfdelingsinspecteur 2CAfdelingsinspecteur 2DAfdelingsinspecteurCommissaris 1ACommissarisCommissaris 1BAfdelingscommissaris 1CAfdelingscommissaris 1DAfdelingscommissarisAfdelingscommissaris 1DCommissaris-generaalDirecteur van de Operaties ad interim
  of ex- Directeur van de Operaties
GRADE RAYENOUVEAU GRADE
Inspecteur 2AInspecteur
Inspecteur 2B 
Inspecteur Divisionnaire 2C 
Inspecteur Divisionnaire 2DInspecteur Divisionnaire
Commissaire 1ACommissaire
Commissaire 1B 
Commissaire Divisionnaire 1C 
Commissaire Divisionnaire 1DCommissaire Divisionnaire
Commissaire Divisionnaire 1DCommissaire General
Directeur des Opérations ad interim
  ou ex - Directeur des Opérations
GRADE RAYENOUVEAU GRADEInspecteur 2AInspecteurInspecteur 2BInspecteur Divisionnaire 2CInspecteur Divisionnaire 2DInspecteur DivisionnaireCommissaire 1ACommissaireCommissaire 1BCommissaire Divisionnaire 1CCommissaire Divisionnaire 1DCommissaire DivisionnaireCommissaire Divisionnaire 1DCommissaire GeneralDirecteur des Opérations ad interim
  ou ex - Directeur des Opérations
  Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 13 december 2006 houdende het statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  P. DEWAEL
  De Minister van Begroting en van Consumentenzaken,
  Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
  De Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen,
  C. DUPONT
  De Minister van Leefmilieu en Pensioenen,
  B. TOBBACK
  Vu pour être annexé à Notre arrêté du 13 décembre 2006 portant le statut des agents des services extérieurs de la Sureté de l'Etat.
  ALBERT
  Par le Roi :
  La Ministre de la Justice,
  Mme L. ONKELINX
  Le Ministre de l'Intérieur,
  P. DEWAEL
  La Ministre du Budget et de la protection de la Consommation,
  Mme F. VAN DEN BOSSCHE
  Le Ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Egalité des chances,
  C. DUPONT
  Le Ministre de l'Environnement et des Pensions,
  B. TOBBACK
Art. N3. Bijlage III van het koninklijk besluit van 13 december 2006 houdende het Statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.
Art. N3. Annexe III à l'arrêté royal du 13 décembre 2006 portant le Statut des agents des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat.
Geschrapte graadSchaal
   KB 22.08.1998
Nieuwe graadSchaal
Inspecteurs17 905,40-26 993,43Inspecteur B119 260,84-32 117,13
stagiair 2A   
(art. 258 # 1)   
Inspecteurs17 905,40-26 993,43Inspecteur B220 946,22-33 401,91
stagiair 2A   
benoemd tussen   
1 maart 2006 en   
de datum van   
inwerkingtreding   
van dit besluit   
(art. 258 # 1)   
Inspecteur 2A Inspecteur B322 380 - 34 395
met   
graadancienniteit   
van meer dan 2 en   
minder dan 8 jaar   
(art 258 # 2 1°)   
Inspecteur 2B19 260,84-32 117,13Inspecteur B322 380 - 34 395
met   
graadancienniteit   
van meer dan 8 en   
minder dan   
11 jaar en houder   
is van het   
eerste gedeelte   
van de middelbare   
graad van de   
school voor   
criminologie en   
criminalistiek of   
de middelbare   
graad van de   
school voor   
criminologie en   
criminalistiek.   
(art 258 # 2, 2°)   
Inspecteur 2B19 260,84-32 117,13Inspecteur B322 380 - 34 395
met   
graadancienniteit   
van 11 jaar en   
meer en geen   
houder is van het   
eerste gedeelte   
van de   
middelbare graad   
van de school   
voor criminologie   
en criminalistiek   
of de middelbare   
graad van de   
school voor   
criminologie en   
criminalistiek.   
(art 258 # 2, 3°)   
Afdelingsinspecteur20 946,22-33 401,91Inspecteur B322 380 - 34 395
2C met   
graadancienniteit   
tussen   
15 en 20 jaar   
(art 258 # 2, 4°,   
lid 1)   
Afdelingsinspecteur20 946,22-33 401,91Inspecteur B4a23 880 - 36 360
2C met   
graadancienniteit   
tussen   
15 en 20 jaar   
inschaling ten   
laatste op   
01.01.07   
(art 258 # 2, 4°,   
lid 2)   
Afdelingsinspecteur20 946,22-33 401,91Inspecteur B4a23 880 - 36 360
2C met   
graadancienniteit   
tussen   
20 en 25 jaar   
(art 258 # 2, 5°)   
Afdelingsinspecteur20 946,22-33 401,91Inspecteur B4a23 880 - 36 360
2C met   
graadancienniteit   
tussen   
25 en 30 jaar   
(art 258 # 2, 6°)   
Afdelingsinspecteur20 946,22-33 401,91Inspecteur B4b25 130 - 37 610
2C met   
graadancienniteit   
van   
30 jaar en meer   
(art 258 # 2, 7°)   
Afdelingsinspecteur22 362,15-34 817,84Afdelings-26 880 - 39 360
met inspecteur B5 
weddenschaal 2D   
(art 258 # 2, 8°,   
9° en 10°)   
Commissaris 1A -24 901,05-36 333,61Commissaris A228 880 - 41 360
bevorderd   
Commissaris 1A24 901,05-36 333,61Commissaris A330 380 - 42 860
met   
graadancienniteit   
van meer dan   
2 en minder dan   
8 jaar   
(art. 259 # 1,1°)   
Commissaris 1B27 451,88-40 350,44Commissaris35 380 - 47 860
met A4b 
graadancienniteit   
van 8 jaar en   
meer die de   
functie van   
postoverste   
gedurende   
10 jaar heeft   
uitgeoefend.   
(art. 259 # 1, 2°)   
Afdelings-30 701,85-43 905,68Commissaris35 380 - 47 860
commissaris 1C A4b 
met 11 jaar   
graadancienniteit   
(art 259 # 1, 3°)   
Afdelings-31 563,89-50 225,80Afdelings-41 570 - 54 990
commissaris commissaris 
met A5bis 
weddenschaal 1D   
(art. 259 # 1, 4°)   
Afdelings-31 563,89-50 225,80Commissaris-42 570 - 55 990
commissaris generaal 
met A6bis 
weddenschaal 1D,   
in   
dienstactiviteit,   
die de functie   
van directeur der   
operaties heeft   
uitgeoefend.   
(art. 260)   
Afdelings-31 563,89-50 225,80Commissaris-42 570 - 55 990
commissaris generaal 
met A6bis 
weddenschaal 1D, Directeur der 
in operaties 
dienstactiviteit   
en die de functie   
van directeur der   
operaties   
uitoefent.   
(art. 260)  
Geschrapte graadSchaal
   KB 22.08.1998Nieuwe graadSchaalInspecteurs17 905,40-26 993,43Inspecteur B119 260,84-32 117,13stagiair 2A(art. 258 # 1)Inspecteurs17 905,40-26 993,43Inspecteur B220 946,22-33 401,91stagiair 2Abenoemd tussen1 maart 2006 ende datum vaninwerkingtredingvan dit besluit(art. 258 # 1)Inspecteur 2AInspecteur B322 380 - 34 395metgraadancienniteitvan meer dan 2 enminder dan 8 jaar(art 258 # 2 1°)Inspecteur 2B19 260,84-32 117,13Inspecteur B322 380 - 34 395metgraadancienniteitvan meer dan 8 enminder dan11 jaar en houderis van heteerste gedeeltevan de middelbaregraad van deschool voorcriminologie encriminalistiek ofde middelbaregraad van deschool voorcriminologie encriminalistiek.(art 258 # 2, 2°)Inspecteur 2B19 260,84-32 117,13Inspecteur B322 380 - 34 395metgraadancienniteitvan 11 jaar enmeer en geenhouder is van heteerste gedeeltevan demiddelbare graadvan de schoolvoor criminologieen criminalistiekof de middelbaregraad van deschool voorcriminologie encriminalistiek.(art 258 # 2, 3°)Afdelingsinspecteur20 946,22-33 401,91Inspecteur B322 380 - 34 3952C metgraadancienniteittussen15 en 20 jaar(art 258 # 2, 4°,lid 1)Afdelingsinspecteur20 946,22-33 401,91Inspecteur B4a23 880 - 36 3602C metgraadancienniteittussen15 en 20 jaarinschaling tenlaatste op01.01.07(art 258 # 2, 4°,lid 2)Afdelingsinspecteur20 946,22-33 401,91Inspecteur B4a23 880 - 36 3602C metgraadancienniteittussen20 en 25 jaar(art 258 # 2, 5°)Afdelingsinspecteur20 946,22-33 401,91Inspecteur B4a23 880 - 36 3602C metgraadancienniteittussen25 en 30 jaar(art 258 # 2, 6°)Afdelingsinspecteur20 946,22-33 401,91Inspecteur B4b25 130 - 37 6102C metgraadancienniteitvan30 jaar en meer(art 258 # 2, 7°)Afdelingsinspecteur22 362,15-34 817,84Afdelings-26 880 - 39 360metinspecteur B5weddenschaal 2D(art 258 # 2, 8°,9° en 10°)Commissaris 1A -24 901,05-36 333,61Commissaris A228 880 - 41 360bevorderdCommissaris 1A24 901,05-36 333,61Commissaris A330 380 - 42 860metgraadancienniteitvan meer dan2 en minder dan8 jaar(art. 259 # 1,1°)Commissaris 1B27 451,88-40 350,44Commissaris35 380 - 47 860metA4bgraadancienniteitvan 8 jaar enmeer die defunctie vanpostoverstegedurende10 jaar heeftuitgeoefend.(art. 259 # 1, 2°)Afdelings-30 701,85-43 905,68Commissaris35 380 - 47 860commissaris 1CA4bmet 11 jaargraadancienniteit(art 259 # 1, 3°)Afdelings-31 563,89-50 225,80Afdelings-41 570 - 54 990commissariscommissarismetA5bisweddenschaal 1D(art. 259 # 1, 4°)Afdelings-31 563,89-50 225,80Commissaris-42 570 - 55 990commissarisgeneraalmetA6bisweddenschaal 1D,indienstactiviteit,die de functievan directeur deroperaties heeftuitgeoefend.(art. 260)Afdelings-31 563,89-50 225,80Commissaris-42 570 - 55 990commissarisgeneraalmetA6bisweddenschaal 1D,Directeur derinoperatiesdienstactiviteiten die de functievan directeur deroperatiesuitoefent.(art. 260)
Grade rayéEchelle
  AR 22.08.1998
Nouveau gradeEchelle
Inspecteurs stagiaires 2A (art. 258 # 1)17 905,40-26 993,43Inspecteur B119 260,84-32 117,13
Inspecteurs stagiaires 2A nommés entre le 1er mars 2006 et la date d'entrée en vigueur du présent arrêté (art. 258 # 1)17 905,40-26 993,43Inspecteur B220 946,22-33 401,91
Inspecteur 2A ayant une ancienneté de grade supérieure à 2 ans et inférieure à 8 ans (art 258 # 2 al. 2, 1°) Inspecteur B322 380 - 34 395
Inspecteur 2B ayant une ancienneté de grade supérieure à 8 ans et inférieure à 11 ans et détenteur de la première partie du cours moyen de l'école de criminologie et
  de criminalistique ou le cours du degré moyen de l'école de criminologie et de criminalistique (art 258 #2 al. 2, 2°)
19 260,84-32 117,13Inspecteur B322 380 - 34 395
Inspecteur 2B ayant une ancienneté de grade de 11 ans et plus et ne détenant pas la première partie du cours moyen de l'école de
  criminologie et de criminalistique ou le cours du degré moyen de l'école de criminologie et de criminalistique (art 258 # 2 al 2, 3°)
19 260,84-32 117,13Inspecteur B322 380 - 34 395
Inspecteur deivisionnaire 2C ayant une ancienneté de grade comprise entre 15 et 20 ans (art 258 # 2 al. 2, 4°, al. 1)20.946,22-33.401,91Inspecteur B4a22.380-34.395(B3)
Inspecteur divisionnaire 2C ayant une ancienneté de grade comprise entre 15 et 20 ans (art 258 # 2, 4°, al.2)20 946,22-33 401,91Inspecteur B4a23 880 - 36 360(B4a)
Inspecteur divisionnaire 2C ayant une ancienneté de grade comprise entre 20 et 25 ans (art 258 # 2, 5°)20 946,22-33 401,91Inspecteur B4a23 880 - 36 360(B4a)
Inspecteur divisionnaire 2C ayant une ancienneté de grade comprise entre 25 et 30 ans (art 258 # 2, 6°)20 946,22-33 401,91Inspecteur B4a23 880 - 36 360(B4a)
Inspecteur divisionnaire 2C ayant une ancienneté de grade de plus de 30 ans (art. 258, §2, al.2, 7°)20.946,22-33 401,91Inspecteur B4b25.130 - 37.610 (B4b)
Inspecteur divisionnaire titulaire de l'échelle barémique 2D (art 258 # 2, 8°, 9° et 10°)22 362,15-34 817,84Inspecteur divisionnaire B526 880 - 39 360
Commissaire 1A - promu24 901,05-36 333,61Commissaire A228 880 - 41 360
Commissaire 1A ayant une ancienneté de grade supérieure à 2 ans et inférieure à 8 ans (art 259 # 1, 1°)24 901,05-36 333,61Commissaire A330 380 - 42 860
Commissaire 1B ayant 8 ans d'ancienneté et plus et ayant exercé la fonction de chef de poste pendant au moins 10 ans (art 259 # 1, 2°)27 451,88-40 350,44Commissaire A4b35 380 - 47 860
Commissaire divisionnaire 1C ayant 11 ans d'ancienneté (art 259 # 1, 3°)30 701,85-43 905,68Commissaire A4b35 380 - 47 860
Commissaire divisionnaire titulaire de l'échelle barémique 1D (art 259 # 1, 4°)31 563,89-50 225,80Commissaire divisionnaire A5bis41 570 - 54 990
Commissaire divisionnaire titulaire de l'échelle barémique 1D, en activité de service, ayant exercé la fonction de directeur des opérations (art 260)31 563,89-50 225,80Commissaire général A6bis42 570 - 55 990
Commissaire divisionnaire titulaire de l'échelle barémique 1D, en activité de service, et exerçant la fonction de Directeur des opérations (art 260)31 563,89-50 225,80Commissaire général
  Directeur des opérations (A6bis)
42 570 - 55 990
Grade rayéEchelle
  AR 22.08.1998Nouveau gradeEchelleInspecteurs stagiaires 2A (art. 258 # 1)17 905,40-26 993,43Inspecteur B119 260,84-32 117,13Inspecteurs stagiaires 2A nommés entre le 1er mars 2006 et la date d'entrée en vigueur du présent arrêté (art. 258 # 1)17 905,40-26 993,43Inspecteur B220 946,22-33 401,91Inspecteur 2A ayant une ancienneté de grade supérieure à 2 ans et inférieure à 8 ans (art 258 # 2 al. 2, 1°)Inspecteur B322 380 - 34 395Inspecteur 2B ayant une ancienneté de grade supérieure à 8 ans et inférieure à 11 ans et détenteur de la première partie du cours moyen de l'école de criminologie et
  de criminalistique ou le cours du degré moyen de l'école de criminologie et de criminalistique (art 258 #2 al. 2, 2°)19 260,84-32 117,13Inspecteur B322 380 - 34 395Inspecteur 2B ayant une ancienneté de grade de 11 ans et plus et ne détenant pas la première partie du cours moyen de l'école de
  criminologie et de criminalistique ou le cours du degré moyen de l'école de criminologie et de criminalistique (art 258 # 2 al 2, 3°)19 260,84-32 117,13Inspecteur B322 380 - 34 395Inspecteur deivisionnaire 2C ayant une ancienneté de grade comprise entre 15 et 20 ans (art 258 # 2 al. 2, 4°, al. 1)20.946,22-33.401,91Inspecteur B4a22.380-34.395(B3)Inspecteur divisionnaire 2C ayant une ancienneté de grade comprise entre 15 et 20 ans (art 258 # 2, 4°, al.2)20 946,22-33 401,91Inspecteur B4a23 880 - 36 360(B4a)Inspecteur divisionnaire 2C ayant une ancienneté de grade comprise entre 20 et 25 ans (art 258 # 2, 5°)20 946,22-33 401,91Inspecteur B4a23 880 - 36 360(B4a)Inspecteur divisionnaire 2C ayant une ancienneté de grade comprise entre 25 et 30 ans (art 258 # 2, 6°)20 946,22-33 401,91Inspecteur B4a23 880 - 36 360(B4a)Inspecteur divisionnaire 2C ayant une ancienneté de grade de plus de 30 ans (art. 258, §2, al.2, 7°)20.946,22-33 401,91Inspecteur B4b25.130 - 37.610 (B4b)Inspecteur divisionnaire titulaire de l'échelle barémique 2D (art 258 # 2, 8°, 9° et 10°)22 362,15-34 817,84Inspecteur divisionnaire B526 880 - 39 360Commissaire 1A - promu24 901,05-36 333,61Commissaire A228 880 - 41 360Commissaire 1A ayant une ancienneté de grade supérieure à 2 ans et inférieure à 8 ans (art 259 # 1, 1°)24 901,05-36 333,61Commissaire A330 380 - 42 860Commissaire 1B ayant 8 ans d'ancienneté et plus et ayant exercé la fonction de chef de poste pendant au moins 10 ans (art 259 # 1, 2°)27 451,88-40 350,44Commissaire A4b35 380 - 47 860Commissaire divisionnaire 1C ayant 11 ans d'ancienneté (art 259 # 1, 3°)30 701,85-43 905,68Commissaire A4b35 380 - 47 860Commissaire divisionnaire titulaire de l'échelle barémique 1D (art 259 # 1, 4°)31 563,89-50 225,80Commissaire divisionnaire A5bis41 570 - 54 990Commissaire divisionnaire titulaire de l'échelle barémique 1D, en activité de service, ayant exercé la fonction de directeur des opérations (art 260)31 563,89-50 225,80Commissaire général A6bis42 570 - 55 990Commissaire divisionnaire titulaire de l'échelle barémique 1D, en activité de service, et exerçant la fonction de Directeur des opérations (art 260)31 563,89-50 225,80Commissaire général
  Directeur des opérations (A6bis)42 570 - 55 990
  Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 13 december 2006 houdende het statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  P. DEWAEL
  De Minister van Begroting en van Consumentenzaken,
  Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
  De Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen,
  C. DUPONT
  De Minister van Leefmilieu en Pensioenen,
  B. TOBBACK.
  Vu pour être annexé à Notre arrêté du 13 décembre 2006 portant le statut des agents des services extérieurs de la Sûreté de l'Etat.
  ALBERT
  Par le Roi :
  La Ministre de la Justice,
  Mme L. ONKELINX
  Le Ministre de l'Intérieur,
  P. DEWAEL
  La Ministre du Budget et de la protection de la Consommation,
  Mme F. VAN DEN BOSSCHE
  Le Ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Egalité des chances,
  C. DUPONT
  Le Ministre de l'Environnement et des Pensions,
  B. TOBBACK.
Art. N4. [1 Bijlage IV. - Berekeningsbasis van de toelagen voor de prestaties 's nachts, tijdens het weekend en op feestdagen voor de beschermingsassistenten
Art. N4. [1 Annexe IV. - Base de calcul des allocations pour prestations de nuit, week-end et jours fériés pour les assistants de protection
12
AnciënniteitBruto jaarwedde
016.747,89
117.440,48
217.700,30
317.960,12
417.960,12
518.219,94
618.219,94
718.566,25
818.566,25
919.258,84
1019.258,84
1119.951,43
1219.951,43
1320.557,53
1420.557,53
1520.860,63
1620.860,63
1721.769,73
1821.769,73
1922.375,83
2022.375,83
2122.981,93
2222.981,93
2323.588,03
2423.588,03
2524.194,13
2624.194,13
2724.756,93
12AnciënniteitBruto jaarwedde016.747,89117.440,48217.700,30317.960,12417.960,12518.219,94618.219,94718.566,25818.566,25919.258,841019.258,841119.951,431219.951,431320.557,531420.557,531520.860,631620.860,631721.769,731821.769,731922.375,832022.375,832122.981,932222.981,932323.588,032423.588,032524.194,132624.194,132724.756,93
]1
  
12
AnciennetéTraitement annuel brut
016.747,89
117.440,48
217.700,30
317.960,12
417.960,12
518.219,94
618.219,94
718.566,25
818.566,25
919.258,84
1019.258,84
1119.951,43
1219.951,43
1320.557,53
1420.557,53
1520.860,63
1620.860,63
1721.769,73
1821.769,73
1922.375,83
2022.375,83
2122.981,93
2222.981,93
2323.588,03
2423.588,03
2524.194,13
2624.194,13
2724.756,93
12AnciennetéTraitement annuel brut016.747,89117.440,48217.700,30317.960,12417.960,12518.219,94618.219,94718.566,25818.566,25919.258,841019.258,841119.951,431219.951,431320.557,531420.557,531520.860,631620.860,631721.769,731821.769,731922.375,832022.375,832122.981,932222.981,932323.588,032423.588,032524.194,132624.194,132724.756,93
]1
  
Art. N5. [1 Bijlage V. - Vereisten van medische en lichamelijke geschiktheid bedoeld in artikel 35, 4°
   a) Neurologische, geestelijke en psychologische aandoeningen
   Kunnen leiden tot ongeschiktheid :
   1) iedere aandoening van het centraal of het perifeer systeem waardoor een acute stoornis in de hersenfuncties veroorzaakt kan worden (bewustzijnsverlies, evenwichtsverlies,...);
   2) de toestand na een cerebrovasculaire aandoening en de toestand na een heelkundige ingreep wegens een intracraniële aandoening;
   3) iedere evolutieve aandoening van het zenuwstelsel die de functionele vaardigheid om de functie normaal uit te oefenen zou kunnen beïnvloeden;
   4) iedere geestelijke aandoening die een plotseling bewustzijnsverlies, een dissociatieve of een acute stoornis van de hersenfuncties kan veroorzaken, zich uitend in een belangrijke afwijking in het gedrag, een plotseling functieverlies, stoornissen in het oordeels-, aanpassings- of pereceptievermogen;
   5) schizofrenie en iedere andere persoonlijkheidsstoornis;
   6) een tijdelijke of regelmatig terugkerende stemmingsstoornis van het manische of depressieve type;
   7) alle vormen van epilepsie : een eenmalige epilepsieaanval is niet noodzakelijk een uitsluitingscriterium;
   8) iedere stoornis van pathologische somnolentie of iedere bewustzijnsstoornis ten gevolge van het narcolepsie/cataplexiesyndroom of het slaapapneusyndroom;
   9) verslavingen aan alcohol of aan psychotrope stoffen die de waarneming, de stemming, de aandacht, de psychomotoriek en het beoordelingsvermogen beïnvloeden;
   b) Aandoeningen van hart en bloedvaten
   Kunnen leiden tot ongeschiktheid :
   1) chronisch hartfalen bij gewone fysieke inspanning, cardiomyopathie, aangeboren gebrek van het hart en de grote vaten, aangeboren of verworven klepafwijking (al dan niet met een klepprothese), een ischemische hartziekte ten gevolge van een kransvatlijden;
   2) iedere ernstige stoornis van het hartritme of van de atrioventriculaire leiding;
   3) de systolische en diastolische bloeddruk in functie van de invloed ervan;
   4) angina pectoris die optreedt bij rust, bij de minste emotie of andere relevante uitlokkende factor;
   5) iedere belangrijke beschadiging van het myocard, ieder duidelijk aangetoond letsel van een vroeger myocardinfarct, ieder duidelijk bewezen teken van coronair lijden en hartfalen;
   c) Stofwisselingsaandoening
   Kan tot ongeschiktheid leiden diabetes mellitus die behandeld wordt met insuline of bloedsuikerverlagende tabletten die in een therapeutische dosis hypoglycemieaanvallen kunnen veroorzaken;
   d) Aandoeningen van het gehoor en van het vestibulair systeem
   Kunnen tot ongeschiktheid leiden :
   1) iedere stoornis van het vestibulair systeem die een plotselinge aanval van duizeligheid of een plotselinge evenwichtsstoornis kan veroorzaken;
   2) iedere vorm van tympanoplastie;
   De minimale gehoorsscherpte moet zonder correctie aan volgend criterium voldoen : gemiddeld maximaal verlies van 30 dB voor ieder oor, gemeten op de frequenties 500, 1000 en 2 000 Hz.
   Een perforatie van het trommelvlies is niet noodzakelijk een voorwaarde voor uitsluiting.
   e) Visueel systeem
   1) Centrale gezichtsscherpte van ver.
   De kandidaat moet, zo nodig met een optische correctie, beschikken over een gezichtsscherpte van minstens 8/10 voor het beste oog en 5/10 voor het minder goede oog.
   Als de waarden 8/10 en 5/10 bereikt worden met een optische correctie, mag de ongecorrigeerde gezichtsscherpte voor elk van beide ogen niet minder zijn dan 1/20 of dient de correctie van de minimale gezichtsscherpte (8/10 en 5/10) te zijn verkregen door brilglazen die niet sterker mogen zijn dan plus of min 8 dioptrieën. Contactlenzen zijn tot elke sterkte toegestaan, mits zij goed worden verdragen.
   2) Gezichtsveld.
   Het gezichtsveld mag geen defect of vernauwing vertonen.
   In de horizontale as (0°-180°) dient het binoculaire gezichtsveld een amplitude te hebben van minstens 140°, in de verticale as (90°-270°) van minstens 60° en in de twee intermediaire assen (45°-225° en 135°-315°) van minstens 100°.
   Indien het minder goede oog een gecorrigeerde gezichtsscherpte van minder dan 8/10 heeft, dient dit oog een gezichtsveld te hebben van minstens 80° temporaal en 60° nasaal in de horizontale aslijn.
   3) Schemerzicht.
   De kandidaat moet na vijf minuten aanpassing aan de duisternis een gezichtsscherpte vertonen van 2/10, eventueel met een optische correctie. De gezichtsscherpte wordt gemeten voor beide ogen samen aan de hand van een schaal van optotypen, zwarte letters op witte achtergrond, belicht met één Lux, geplaatst op een afstand van vijf meter van de kandidaat. Bij twijfel zal nader onderzoek met een adaptometer plaatsvinden. De maximaal toegestane afwijking bedraagt één logeenheid.
   f) Aandoeningen van de nieren en van de lever.
   Tot ongeschiktheid kunnen leiden een ernstige chronische aandoening van de nieren of van de lever.]1

  
Art. N5. [1 Annexe V. - Conditions d'aptitudes médicales et physiques visées à l'article 35, 4°
   a) Affections nerveuses, psychiques et psychologiques
   Peuvent conduire à l'inaptitude :
   1) toute déficience du système nerveux central ou périphérique susceptible de provoquer des troubles aigus des fonctions cérébrales (perte de conscience, perte d'équilibre,...);
   2) l'état post accident vasculaire cérébral et l'état post intervention chirurgicale en raison d'une affection intracrânienne;
   3) toute affection évolutive du système nerveux susceptible d'influencer les capacités fonctionnelles à l'exercice normal de la fonction;
   4) toute affection psychique susceptible de provoquer une perte de conscience subite, un trouble dissociatif ou aigu des fonctions cérébrales se manifestant par des anomalies importantes du comportement, une perte brutale des fonctions, des troubles de jugement, d'adaptation ou de perception;
   5) la schizophrénie et autre trouble de l'identité;
   6) d'importants troubles de l'humeur, temporaires ou répétitifs, de type maniaque, dépressif;
   7) toutes les formes d'épilepsie; un accès unique d'épilepsie n'est toutefois pas nécessairement un critère d'exclusion;
   8) tout trouble de somnolence pathologique ou tout trouble de la conscience suite au syndrome de narcolepsie, de cataplexie ou d'apnée du sommeil;
   9) un état de dépendance à l'égard de l'alcool ou de substances psychotropes ayant une influence sur la perception, l'humeur, l'attention, la psychomotricité et la capacité de jugement;
   b) Affections du système cardio-vasculaire
   Peuvent conduire à l'inaptitude :
   1) une insuffisance cardiaque chronique provoquant des troubles lors d'un effort physique normal, une cardiomyopathie, une déficience congénitale de coeur et des vaisseaux coronariens, une déficience congénitale ou acquise des valvules (avec ou sans prothèse), une maladie ischémique du coeur due à une déficience des artères coronaires;
   2) tout trouble grave du rythme cardiaque ou de la conduction atrioventriculaire;
   3) les tensions artérielles systolique et diastolique en fonction de leur influence;
   4) l'angine de poitrine qui survient au repos, à la moindre émotion ou en présence d'un autre facteur déclencheur important;
   5) toute altération importante du myocarde, toute séquelle dûment constatée d'un infarctus du myocarde survenu antérieurement, tout signe manifeste d'une affection coronarienne et d'une insuffisance cardiaque;
   c) Affection métabolique
   Peut conduire à l'inaptitude le diabète sucré et traité à l'insuline ou aux médications orales hypoglycémiantes qui, à dose thérapeutique, risquent de provoquer de l'hypoglycémie;
   d) Affections de l'audition et du système vestibulaire
   Peuvent conduire à l'inaptitude :
   1) tout trouble du système vestibulaire qui peut occasionner des vertiges ou des troubles de l'équilibre soudains;
   2) toutes les formes de tympanoplastie.
   L'acuité auditive minimale, sans correction, doit satisfaire au critère suivant : perte maximale moyenne de 30 dB à chaque oreille mesurée aux fréquences de 500, 1000 et 2000 Hz.
   Une perforation du tympan n'est pas nécessairement une clause d'exclusion.
   e) Système visuel
   1) acuité visuelle centrale de loin
   Le candidat doit atteindre une acuité visuelle d'au moins 8/10 à l'oeil le meilleur et d'au moins 5/10 au moins bon, obtenue éventuellement avec une correction optique.
   Si les valeurs de 8/10 et de 5/10 sont obtenues avec une correction optique, l'acuité visuelle non corrigée ne peut être inférieure à 1/20 à chaque oeil ou la correction de l'acuité visuelle minimale (8/10 et 5/10) doit être obtenue par des lunettes qui ne peuvent être plus fortes avec plus ou moins 8 dioptries. Les lentilles de contact, quelque soit leur dioptrie, sont autorisées à condition qu'elles soient bien supportées.
   2) champ visuel
   Le champ visuel ne peut présenter ni défaut ni rétrécissement.
   Dans l'axe horizontal (0° - 180°), le champ visuel binoculaire doit atteindre une amplitude d'au moins 140°, dans l'axe vertical (90° - 270°), d'au moins 60° et dans les deux axes intermédiaires (45° - 225° et 135° - 315°), d'au moins 100°.
   Si le moins bon oeil a une acuité visuelle corrigée inférieure à 8/10, cet oeil doit avoir un champ visuel d'au moins 80° temporal et 60° nasal dans l'axe horizontal.
   3) vision crépusculaire
   Le candidat doit présenter, après cinq minutes d'adaptation à l'obscurité, une acuité visuelle de 2/10, éventuellement avec une correction optique. L'acuité visuelle est mesurée avec les deux yeux simultanément, à l'aide d'une échelle d'optotypes, lettres noires sur fond blanc, éclairée à un lux et placée à cinq mètres du candidat. En cas de doute, il sera procédé à un examen plus approfondi à l'aide d'un adoptomètre. L'écart maximal toléré est d'une unité log.
   f) Affections des reins et du foie
   Peuvent conduire à l'inaptitude, une insuffisance chronique grave au niveau des reins ou du foie.]1